Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
BE GEEST<br />
D I I<br />
J L G E M E Z N B
DE G E E S T<br />
DER<br />
A L G E M E E N E<br />
G E S C H I E D E N I S<br />
V A N D l<br />
AGTSTE TOT DE AGTTIENDE<br />
EEUW;<br />
MET E E N E BE SCHOUWING<br />
V A N DE<br />
VORDERINGEN DER^M A AT S CH AP I' IJ<br />
IN Z E D E N EN WE T^G E VING,<br />
GEDURENDE DAT TIJDVAK;<br />
^ i A ,.<br />
V O O U C E S T E L D<br />
IN EEN REEKS VAN LESSEN<br />
DOOR DEN EERWAARDEN<br />
G E O R G E T H O M S O N .<br />
U I T H E T E N G E L S C H.<br />
Te D E V E N T E R ,<br />
E i] L U C A S L E E M H O R S T .<br />
M D C C X C V.
]L E S S E N<br />
O V E R . H E T<br />
HEDENDAACSCHE GÈDEÈLTË<br />
D E R<br />
GESCHIEDENIS IN 'T ALGEMEEN;<br />
I N L E I D E N D E LES,<br />
Het gebruik en nut van de Gefchiedenis. — Hot<br />
dezelve behoorde befcfend- te worden. De Gefchiedenk<br />
der Hcdendaagfche Volkeren VüH meer aan*<br />
belang dan die der oude wereld: — De kennis<br />
van de laatste noodzakelijk tot het beoefenen van<br />
de eerjlc. — Schets van de Gefchiedétïis der oude<br />
Volherm, enz. —<br />
J) E gefchiedenis van 't menschdom levert eenè<br />
onuitput'lijke bron van redelijk vermaak en van<br />
nuttig onderwijs. De opkomst, aanwas en ver»<br />
val van Volkeren, met de oorzaak daar van; de<br />
vorderingen der maatfehappij van barbaarsheid<br />
tot befchaaftheidj van ruwheid en woestheid tot<br />
A zach*
2 11 E D E N D A A G S C H E LES I.<br />
zachte en verfijnde zeden; het vastftéllen van metten,<br />
het vestigen van vrijheid of van willekeurig<br />
gezaeh en flavernij, de verderflijkc uitwerkzelen<br />
van ondeugd en de gelukkige gevolgen van deugd,<br />
dit alles, van zoo veel aanbelang voor een iegelijk,<br />
die met hart en ziel verlangt door een behoorlijk<br />
levensgedrag nuttig te zijn, word dooiden<br />
Gefchichtfchrijver ons ter befchouwinge duidelijk<br />
voorgedragen.<br />
LUST tot onderzoek en eene geneigtheid om<br />
den kring zijner kundigheden uittcbrciden, is den<br />
mensch natuurlijk eigen. De Gefchiedenis voldoet<br />
aan dat verlangen en verfchaft altoos nut of vermaak,<br />
het zij enkele nieuwsgierigheid of eene begeerte<br />
naar kennis ons aanzette het gelchichtboek<br />
over gebeurde zaken te doorbladeren. Daar is<br />
echter dit onderfcheid tusfehen hem, die de gefchiedenis<br />
leest enkel om zijn= nieuwsgierigheid<br />
te voldoen en tusfehen een ander, die dezelve beocffend<br />
om n<br />
er nut uittetrekken, dat de cerltc indedaad<br />
zich vermaakt zonder nut voor zich zclven,<br />
daar de andere door êr leering uittetrekken<br />
zich een beftendig genoegen verfchaft en in zijn<br />
geheugen een fchat oplegt van lesfen, die hem<br />
van 't groótfte nut in zijn' levenswandel zijn konnen.<br />
Wij konnen, in éénen dag, eene menigte '<br />
bladzijden aflezen, en de gebeurtenisfen van verbeide<br />
ecu wen doorlóopen in minder tijd dan wij<br />
een weg van twee of drie mijlen zouden afrei*<br />
zen,
LES i . G E S C H I E D E N I S . - ( 3<br />
zen,- pochen dat wij vericheide boekdoelen verflonden<br />
hebben en nagthans onkundig blijven van<br />
meufchen en zaken. De mensch, die bekwaam is<br />
om de natiën optenoemen, die zich op het tconeel<br />
der wereld met roem vertoont hebben, die<br />
het tijdffip weet van hare opkomst, de tijdvakken<br />
van haren bloei en verval; de veroveraars, die<br />
de geeslëls geweest zijn van 't menschdom en de<br />
aarde vervult hebben met de rampen des oorlogs,<br />
kan bewondering verwekken om zijne historiiche<br />
kundigheden; maar kennis te hebben van de opkomst<br />
en den ondergang der volkeren, de bedrijven<br />
en krijgsdaden te weten van oorlogzuchtige<br />
heerfcheren en den dag in 't geheugen te hebben<br />
van dezen of genen veldflag, wie denzelven won,<br />
en hoe veele -geiheuvelde en gekwetste 'er aan<br />
beide zijden waren; wanneer de vermaarde Heden<br />
der oudheid gevestigt en door wie dezelven ingenomen<br />
en vernielt werden; in ftaat te zijn om<br />
van deze dingen een verhaal te doen, en onkundig<br />
te wezen van de oorzaaken, door welke dezelve<br />
gewrocht werden, of dezelve niet waardig<br />
te keuren om 'er acht op te flaan, wie op deze<br />
wijze het Gefchiedboek doorbladert, leest geenszins<br />
naar behooren.<br />
DE Wijsgeer en de Staatsman lezen de gedenkfehriften<br />
der natiën en van bijzondere lieden,<br />
met een gansch ander oogmerk: zij'leggen<br />
zich toe om de gefchiedenis van 't menschdorn<br />
A 2 tc
4 H E D E N D A A G S C H E LES I.<br />
te kennen, niet om eene • ijdele nieuwsgierigheid<br />
te voldoen, maar om hun brein te vullen met<br />
nuttige wetenfchap. Alle tooneelen van geweld<br />
en dwang mishagen hen in ftede van hen te bekooren;<br />
maar te befpeuren dat deze de uitwerkzels<br />
waren van ftaatzucht, trotsheid en wraak,<br />
die de ziel beroerden, verkregen zij door deze<br />
nafpooring kennis Van 't menlchelijke hart. 't Is<br />
genoeg voor hen een vlugtig oog te flaan op de<br />
befchrijving van een' veldflag of van eene belegering,<br />
terwijl zij zorgvuldig den gefchiedfchrijver<br />
volgen in deszelfs befchrijving van de karakters<br />
van natiën en van voorname mannen, in zijne<br />
nafpooringen van de oorz^en en gebeurtenisfen,<br />
in zijn verflag van de inftelling der wetten<br />
en der regeering, van het tijdvak der beichaving,<br />
zeden, konsten en wetenfehappen.<br />
N A H E M A A L de kennis van menfehen en zaken<br />
een leerzaam onderhoud levert aan het redelijk<br />
verftand, en niemand kan wenfehen in de<br />
onkunde van zijnen kindfehen ftaat te blijven,<br />
zijn 'er in verfcheide tijden en door verfchillende<br />
perfoonen onderfcheide middelen gebezjgt om het<br />
menschdom nuttige kennis te verlchaffen, en onder<br />
deze is de Gefchiedenis een der gewigtigfte.<br />
„ De gefchiedenis, (om de woorden van een cierlijk<br />
Ichrijver te gebruiken) die trouwe en ech-<br />
„ te getuige, is voor ons ontrold geworden, zij<br />
brengt vervlogen en voorbijzijnde eeuwen en<br />
» ge*
LES r. G E S C H I E D E N I S . 5<br />
„ geflachten onder ons oog. De oprechte en on-<br />
„ bevooroordeelde wijze, waar mede zij voor ons<br />
„ entvouwt de gevolgen, ^velke een ftandvastige<br />
„ aankleeving aan vroomheid en deugd of de ver-<br />
„ waarloozing daar van op de menfchelijke za-<br />
„ ken heeft, ftrekt ons tot een nadruklijk on-<br />
„ derwijs. De pen der Gefchiedenis maalt ons<br />
„ niet alleen een bijzonder aantal menleken af,<br />
„ maar fomtijds uitmuntende enkele perfoonen<br />
„ uitkiezende, ftelt zij dezelven aan ons voor in<br />
„ hunne juiste geftalte en hen verlevendigende<br />
„ met natuurlijke verwen, geeft zij, ter onzer<br />
„ onderrigtinge en. leeringe , eene verzameling<br />
„ van welgelijkende en treffende afbeeldzels. In<br />
„ 't befchouwen van de karakters der natiën of<br />
„ van die der voortreffelijke mannen, fchijnen wij<br />
„ in eene ruime gaanderij van familje {tukken te<br />
„ wandelen, daar wij ons vermaken de verfchil-<br />
„ lende gelaatstrekken eener menigte blocdverwan-<br />
„ ten te belchouwen, dezelven met eikanderen te<br />
„ vergelijken en het onderlcheid tuslchen dezel-<br />
„ ven optemerken (a). Wij vinden in hen, ichoon<br />
„ zij door de eb des tijds lang voorheen algevoert<br />
„ werden, aangename en leerzame medegezel-<br />
„ len (by.<br />
INDIEN ik eene bepaling moeste geven van<br />
de Gefchiedenis, zoude ik -zulks doen in de bewoor-<br />
00 OVID. Met. Lib. I.<br />
(b) HUNTER'S Bicg. Lcc,<br />
A 3
6 H E D E N D A A G S C I I E LES I.<br />
woordingen van een oud gefchichtfchrijver door<br />
een adelijk feteijver»aangehaak; „ De gefchiede-<br />
„ nis is wijsbegeerte, die door voorbeelden leert<br />
„ hoe ons zeiven in iederen ftahd van het bij-<br />
„ zondere"of openbare leven te gedragen;" (c)<br />
of, „ de gefchiedenis is eene getrouwe ver-<br />
„ tooning van 't gene op het groot toonecj,<br />
„ der wereld verrigt is, en eene ware befchrij-<br />
„ ving van de. karakters der bedrijveren" over<br />
eenkomstig met die bepalirg behoorde de ge<br />
fchiedenis beöeffend te woiden niet eene wijsgee-<br />
rige gecstgefteltenis ; wij behoorden ons zeiven<br />
te gewennen aan een zorgvuldig onderzoek van<br />
de karakters der natiën of der bijzondere lieden<br />
door de gefchichtfchrijver befchreven en van de<br />
keten der gebeurtenisiën , welke hij verhaalt.<br />
Door behoorlijk daar op acht te geven, vorderen<br />
wij in het nuttigfïe gedeelte van kennis en wor<br />
den door den tijd bekwaam om de verfcheidenc<br />
posten, van 't leven behoorlijk en nuttig te ver<br />
vullen. In één woerd, door zorgvuldig gadete-<br />
flaan en in 't geheugen te prenten de groote om<br />
wentelingen, welken in den weg der voorzienig<br />
heid bij volken hebben plaats gehad, en de vor<br />
dering der maatfehappij gedurende die omwente<br />
lingen; door eene juiste nafporing van de menig<br />
te en zelfs tegenflrijdige oorzaken, welken dik<br />
wijls te lamenloopen tot het voortbrengen van<br />
. een<br />
(O DION. HALL. door EOLINGBROKE aang.haalt fe<br />
ïljnc brieven ever de H'storen.
LES i. G E S C H I E D E N I S .<br />
een gewrocht; of van eene oorzaak uit dewelke<br />
fumtijds verfcheide uitwerkzelen ontftaan ; door<br />
eene nadere befchouwing van de karakters dier<br />
genen, die eenige vertoonirig in de maatfehappij<br />
gemaakt hebben, wat zij met deze of gene hun<br />
ner verrigtingen bedoelden, en uit welke harts<br />
tóchtelijke beginzcls zij werkten: met zulk eene<br />
of dergelijke wijze te volgen kan 'er een wezen<br />
lijk voordeel getrokken worden uit den arbeid<br />
des gefchichtlchrijvers.<br />
ALHOEWEL de gefchiedenis moge befchouwt<br />
worden als de fehool voor Vorsten en voor "die<br />
hooge perfonaadiën, welke de voorzienigheid gefchikt<br />
heeft om aan 'f hoofd te zijn der volken;<br />
moeten evenwel zij, die in lager kring omwandelen<br />
, vooral zoo zij verlangen in hunnen ftancj<br />
nuttig te zijn, niet verzuimen hunnen geest te<br />
verrijken,met die kundigheden, welke uit die<br />
bronnen kunnen geput worden^ want, al biagt<br />
de kennis van de gefchiedenis van vorige eeuwen<br />
en van de levens der genen, die lang vour<br />
ons geweest zijn, geen ander nut aan, dan dat<br />
zij ons in ftaat ftelt wijsheid optedoen uit het<br />
voorbeeld en de ondervinding van -anderen, zoude<br />
zulks nogthans van groot aanbelang zijn. Dikwijls<br />
kunnen wij ons, vooral wanneer wij eenig<br />
deel in 's werelds bedrijf beginnen, te hebben,<br />
bevinden in omftandigheden , die geheel nieuw<br />
voor ons zijn, een zeer verfchillende van alles<br />
A 4 fo»
8 H E D E N D A A G S C H E EES. Ï.<br />
wat wij te voren ondervonden: zij derbalven,<br />
die niet onderrigt zijn hoe andere bij dergelijke<br />
gelegenheden handelden, moéten ongemeen veel<br />
oordeel en omzichtigheid bezitten om niet verkeerd<br />
te werk te gaan en geene dier misftappen<br />
te doen, welke eenen rampzaligen invloed zouden<br />
kunnen hebben op hun toekomend gedrag.<br />
MEN vind voorbeelden aangetekend, welke<br />
bewijzen, dat de beoelfening der gefchiedenis,<br />
het gebrek der ondervinding kan vervullen. Cicero<br />
onderrigt ons, ,, Dat Lucullus , een ver-<br />
„ maard Romein, tot veldheer aangefteld om<br />
„ krijg te voeren tegen Mkhridates, koning van<br />
Pontus, van Rome vertrok zonder krijgskunde<br />
„ te bezitten, doch dat hij dagelijks op zijne<br />
„ reize den tijd hefteed hebbende, gedeeltelijk<br />
„ met kundige lieden te ondervragen, en ge-<br />
„ deeltelijk met het lezen der gefchiedenisfe van<br />
,, vorige tijden,-in Afia aankwam met zoo veel<br />
„ bekwaamheden en aldaar zulke wakkere daden<br />
„ verrigtte, dat de groote Mithridates verplicht<br />
„ was te bekennen, dat hij hem een bekwamer<br />
„ veldheer had gevonden , dan een eenigen van<br />
die genen van wien hij gelezen had."<br />
„ Een mensch," zegt Frederik de groote, „ die<br />
„ niet meent uit de lucht gevallen te zijn , of<br />
„ cie oorfprong des werelds rekent van den dag<br />
„, zijner geboorte, moet natuurlijk verlangen ken-<br />
55 nis
LES i. GESCHIEDENIS. 9<br />
„ nis te verkrijgen van 't gene in onderfcheidene<br />
„ eeuwen en landen is voorgevallen. Indien hij<br />
„ al onverfchillig zijn kan wegens het lot van<br />
„ zoo veele andere natiën, die de fpeelbal zijn<br />
„ geweest van de fortuin, zal hij, ten minsten,<br />
„ behagen fcheppen in de gefchiedenis van het<br />
„ land zijner geboorte en in het verhaal van de<br />
„ gebeurtenisfen, in welke zijne voorouders be-<br />
,, trokken waren." (d) Ik zal hier bijvoegen,<br />
dat indien de gefchiedenis van lang verleden tij<br />
den en van afgelegene volken voor hem van<br />
niet veel aanbelang fchijnen, zijne aandagt even<br />
wel zal' gelokt worden door die der tijden, wel<br />
ke nader bij den zijnen zijn , en door die dei-<br />
volken, welke met hem het zelfde vaste land<br />
bewonen en met welken zijne eige natie verbon<br />
den is. Maar de groote verbeteringen en uitbrei<br />
ding van den koophandel, door 't vereenigen<br />
van de wijdst van eikanderen afgelegene natiën,<br />
maken het voor de ingezetenen van elk handel<br />
drijvend land ten hoogften noodzakelijk en nuttig<br />
kennis te hebben van de gewoontens en zeden<br />
van elk volk en van de voortbrengzelen van<br />
fchier alle de deelen der wereld. „ Indien een<br />
„ Engelschman (dus vervolgt de koninglijken<br />
„ fchrijver) geene kundigheid 'heeft van de ko-<br />
„ ningen, die den throon bezaten van Perfie, in-<br />
„ dien hij zijn geheugen niet belast heeft met<br />
„ de<br />
(d) Htm. de JSraniitiomj.<br />
A 5
IO H - E D E N D A A G S C H E LES f.<br />
„ de namen van. dat oneindig aantal Pauzen, die<br />
„ de kerk beftuurdcn , vergeven wij hem zulks<br />
„ gerecdelijk; maar naauwlijks zullen wij dezelf-<br />
„ de toegcvenheid voor hem hebben, indien hij<br />
„ niets weet van den oorfprong der Parlementen,<br />
„ van de gcwopntens zijns lunds, en van de on-<br />
„ derfcheiden ftammen der koningen-, die Enge-<br />
„ geland geregeert hebben."<br />
DAAR de gefchiedenis van ons geboorteland<br />
van meer aanbelang voor ons is dan die van andere<br />
volken, zoo is insgelijks de kennis van de hedendaagfche<br />
wereld-gefchiedenis (vooral die van<br />
Europa) van veel groote* aanbelang, dan die deioude<br />
tijden. In weinig minder dan de twee laatlte<br />
eeuwen gebeurden die verbazend - groote omwentelingen,<br />
welke eene bijna ajgemcene verandering<br />
in de natiën van 't hedendaagfche Europa hebben<br />
te weeg-gebragt. Eene heilzame verandering in<br />
de godsdienstige, gevoelens der Christenen gaf<br />
eenen gansch anderen toon aan de nationale zeden,<br />
bragt juiste denkbeelden voort van de rechten en<br />
vrijheid van den mensen en bevorderde groote<br />
verbeteringen in den koophandel en in de handwerken.<br />
Dan, de hedendaagfche gefchiedenis<br />
word met veel meer voordeel beoeffent wanneer<br />
wij cenige kundigheid hebben van den ftaat des<br />
menschdoms in vroegere tijden. Onze kennis van<br />
de omwentelingen in de oude koningrijken der<br />
wereld, van de regcering en wetten, gewoontens<br />
cn
LES i. GESCHIEDENIS. II<br />
en zeden die plaats hadden in vorige tijdvakken<br />
der maatfehappij, vooral bij de Grieken en Ro<br />
meinen, maken (gelijk de kennis 'in eene tak van<br />
wetenfehap opleid tot die van eene andere) de<br />
beöefTening- der gefchiedenis van de hedendaag-<br />
lche maatfehappij, gemakkelijker, vermakelijker<br />
en nuttiger. Zodanig eene kennis maakt den<br />
geest bekwaam om onderwezen te worden door<br />
het lezen, het "zij van'de hedendaagfche alge-<br />
nveene gefchiedenis van. alle volken, het zij van<br />
die van eene enkele natie in h bijzonder; want<br />
de oude en hedendaagfche gefchiedenis toont ons<br />
dat de menfehen in alle tijden en landen fchier<br />
dezelfde geweest hebben en zijn ; dat dezelfde<br />
oorzaken, meestal, eenparig dezelfde uitwerkze<br />
len hebben voortgebragt, zoo ten voordeele als<br />
ten nadeele van enkele perfoften en volkeren.<br />
Een algemeen denkbeeld van de gefchiedenis opend<br />
en verlicht het verftand, ruimt de vooroordeelen<br />
op, en overtuigt ons hoe kwalijk gegrond en uit-<br />
fporig die gevoelens zijn , welke de meeste vol<br />
ken koesteren van de meerdere grootheid, wijs-<br />
' heid en befchaaftheid hunner eigene tijden en van<br />
het land waarin zij leven.<br />
Zoo veel gezegt hebbende van de gefchiede<br />
nis en welke voordeelen uit de behoorelijkc be<br />
oeffening derzclve kan getrokktm worden, moet<br />
ik evenwel mijne lezers waarfchuwen niet al te<br />
blindeling geloof te flaan aan al het gene een<br />
ge-
13 ^ t D È N D A A S S C H E LES ï.<br />
gefchiedfchrijver verhaalt, vooral niet wanneerhij<br />
eene poging aanwendt om dat gene , wat<br />
waarfchijnelijk verdicht is, in het gewaad deiwaarheid<br />
te kleeden, en het gene verzonnen is<br />
voor eene wezenlijke gebeurtenis te doen doorgaan.<br />
Waar de gefchichtfchrijver geene echte<br />
gedenkftukken en belcheiden heeft van de vroege<br />
tijdvakken der maatfehappij om hem in zijne nafporingen<br />
te leiden, kan hij zich enkel verlaten<br />
op onzekere overleveringen, of geven zijne eige<br />
gisfingen in ftede van 't gene waarlijk gebeurt is.<br />
Er beftaat een zeker Nationaal trotsch , men is<br />
altoos vooringenomen met zijn eigen geboorte^<br />
land, zulks is een vooroordeel alle menl'chen gemeen<br />
; van daar dat wij zoó gaarne onze voorouders<br />
in fchitterende verwen afmalen, eene groote<br />
oudheid aan ons land geven, en deszelfs oude<br />
bewoners voorftellen als wijs, wakker, geleerd<br />
en befchaaft. Dan, het is eene onloochenbare<br />
waarheid, dat 'er een tijd was, toen de voorouders<br />
der hedendaagfche Europafche natiën, die<br />
tegenwoordig op hunne groote wijsheid, op de<br />
volmaaktheid hunner wetten en op hunne be-'<br />
fchaafde zeden pochen, niet meer dan eene bende<br />
ftruikrovers waren, barbaarsch in al hun doen<br />
en onbelchaafd in hunne zeden,<br />
N A D E M AAL • wij omzichtig zijn moeten in<br />
voor waarheid aantenemen die gedeeltens der'ge<br />
fchiedenis, welke verzameld werden uit den puin<br />
der
Ï, e§ i. G E S C H I Ë D E N I S. i3<br />
der verdichtzelen, zonder door eenige echte befcheiden<br />
geftaaft te zijn, even zoo moeten wij<br />
ieder gevoelen en bedenking van den gelchichtfchrijver<br />
niet voor juist en onbevooroordeelt houden.<br />
Wij die Hechts de buitenzijde der dingen<br />
zien, het voorrecht niet hebbende van tot in 't<br />
binnenfte van 't harte doortedringen, moeten<br />
noodwendig de roerzeis van eene daad opmaken<br />
uit de daden zelve ; lchoon 'er geen regel om<br />
naar te oordeelen feilbarer is dan deze, om dat<br />
de ondervinding ons verzekert, dat veele en misfchien<br />
het grootfte gedeelte onzer daden geen gevolg<br />
zijn van ontwerp, niet fteunen op beginzels,<br />
maar voortgekomen zijn uit een' i'amenlpop<br />
van toevalligheden, die wij niet konden voorzien,<br />
en uit driften of hartstochten , die eenklaps in<br />
ons ontvlamden.<br />
DAARENBOVEN wanneer wij ons nederzetten<br />
tot fchrijven, het zij van voorledene eeuwen<br />
, of van den tegenwoordigen tijd, gefchied<br />
zulks met een oogmerk, het welk wij natuurlijk<br />
aan onzen lezer trachten te doen zien. Alle menfchen<br />
hebben hunne begunstigde tijdvakken, oorzaken<br />
en karakters, welken zij, gevolglijk, pogen<br />
te verfraijen, te onderfteunen en aantebeyelen<br />
; maar zij hebben tevens hunne afkeerigheden,<br />
welker invloed hen evenzeer aanzet om, het<br />
gene hen niet bevalt, te verachten, zwart te maken<br />
en te berispen. De aanhangers van eene fa*<br />
men-
14 H E D E N D A A G S C H E LES Ï.<br />
menfpanning meenen dat billijkheid, deugd, ken<br />
nis en gezond verftand alleen in hunnen kring<br />
heerfchen; en zullen naulijks toeftaan dat flechts<br />
eene eeltige dier goede hoedanigheden plaats heb-<br />
bc bij hunne tegenpartij. Gelijk de menfchen<br />
fchrijven en fpreken, even zoo lezen en hooren<br />
zij, ingenomen door drift en vooroordeel. Wan<br />
neer 't gevoelen eens geichichtfchrijvers over<br />
eenstemt met het onze, keuren wij hem goed;<br />
vvanneer hij met onze meening verlchilt als dan<br />
verklaren wij onbefchroomt dat hij mistast en<br />
faalt, 't Is maar zeker waar dat wij aitoos onze<br />
vooringenomenheden zullen hebben, en dat het<br />
niet mogelijk is de ziel te ontdoen van vooroor<br />
deel en , maar wanneer deze aan dc zijde van<br />
deugd en waarheid zijn, zullen wij de gevoelens<br />
en bedenkingen eens gefchredfehrijvers niet ver<br />
der aannemen dan naar mate. dezelve het voorko<br />
men hebben van waarheid en deugd.<br />
GEERNE zoude ik in deze lesfen mijne aanhoorers<br />
en lezers onderhouden over en onderwijzen<br />
in 't gene ik heb verkozen te noemen de<br />
Geest der hedendaagfche Gefchiedenis van den<br />
tijd van Karei den grooten , keizer van 't westen,<br />
op het einde van 't jaar onzes Heeren agthonderd<br />
(wiens tijdgenoot ten naasten bij was<br />
"Egbert koning der westerfche Saxen, die de<br />
kleene koningrijken der zevenhoofdige regeering<br />
•verëenigde) tot den aanvang van de tegenwoor-<br />
di-
LES I. G E S C H I E D E N I S . 15<br />
dlg'e eeuw. Het valt in mijn bcftek niet een<br />
verflag te geven van gewonnen en verloren veldflagen,<br />
van belegerde en ingenomene fteden, van<br />
de namen en bet getal der genen, die in deze of<br />
gene ftrijden fneuvelden, zulke kleene bijzonderheden<br />
mogen aangenaam zijn aan de woeste geneigtheden<br />
en gevocllooze geSartheid van gemeene<br />
zielen, maar konnen, gelijk ik mij verzekerd<br />
houde, geen vermaak geven aan een aandoenelijk<br />
hart noch van nut zijn aan die genen, die enkel<br />
lezen om onderwezen te worden. Veel liever<br />
wil ik aantoonen welke vorderingen de befchaaftheid,<br />
het bewind en de wetten, de koophandel,<br />
de konsten en wetenfehappen gemaakt hebben,<br />
vooral de menigvuldige veranderingen, welke het<br />
menschdom ondergaan heeft in de zeden, van<br />
deszelfs wocsten en barbaarfchen ftaat af tot de<br />
verfijnde befchaaftheid, welke het thans bekomen<br />
heeft.<br />
ER kan geen uitwerkzel zijn zonder oorzaak.<br />
Zoo het Leenroerig ftelzel heeft plaats gemaakt<br />
voor een vrijer en onbepaalder eigendomlijk bezit<br />
, zoo de rechten van 't menschdom thans beter<br />
gekent zijn en meer in aanmerking komen,<br />
zoo en regeering en \vetten gunstiger zijn voor<br />
burgerlijke en godsdienstige vrijheid, dan dezelve<br />
waren in de barbaarfche eeuwen ; zoo de zeden<br />
der maatfehappij toegenomen hebben in verbetering,<br />
dan hebben wij indedaad deze veranderin-
i6 H E D E N D A A G S C H E EES r.<br />
ringen te danken aan de natuurlijke voortgangen<br />
der maatfehappij van onkunde tot kennis, en van<br />
barbaarsheid tot befchaafdheid. Dan, deze veranderingen<br />
konden geen plaats hebben gehad,<br />
waren 'er geene oorzaken geweest om dezelve<br />
voorttebrengen. Deze oorzaken zullen wij gadeflaan,<br />
en wij zullen de volgende waarheid overtuigelijk<br />
bewijzen, dat wanneer de maatfehappij<br />
rijp is voor eene verandering 'er tevens eene oorzaak<br />
bij de hand is om die verandering te bewerken.<br />
DE gefchiedenis van 't menschdom van 't begin<br />
der wereld tot den tegenwoordigen tijd is<br />
een keten, welke uit verfcheide fchakels beftaat,<br />
zoo men 'er een enkelen fchakel uit wegneemt<br />
, breekt men den ganfehen keten. Daar<br />
is een naauw verband tusfehen de oude en hedendaagfche<br />
gefchiedenis. Zij maken met haar<br />
beiden een geheel uit; en alhoewel eenig gedeelte<br />
der gefchiedenis het voorwerp onzer beöefFening<br />
zijn konne, moeten wij het evenwel in verband<br />
befchouwen met de andere deelen, zonder<br />
dat konnen wij het zelve niet beöeffenen met dat<br />
nut als anderszins zoude gefchieden. Ik zal in<br />
het volgende van deze les het verband aantoonen<br />
en zoodanig eene fchets van de gefchiedenis der<br />
oude volkeren geven als genoegzaam zal wezen<br />
om aan dat oogmerk te voldoen.
LES ï. G E S C H I E D E N I S . 17<br />
DE Bijbel levert ons het eenige ware verhaal<br />
van den oorfprong des menfchelijken geflachtsi<br />
Mozes onderrigt ons in, het boek der Schepping,<br />
dat 'er een tijd was toen alle de bewoners der<br />
wereld Hechts beitonden in een man en eene<br />
vrouw. Dat na den Zondvloed de geflachten van<br />
onze zoort afftamden van de drie zonen van N><br />
ach, en dat onmiddelijk, bij de verwarring der<br />
fpraken, de menfehen uit de vlaktens van Sinear<br />
zich verfpreidden, blijvende die, welke eene zelfde<br />
taal fpraken te famen, kiezende iedere bende<br />
zoodanig gedeelte der aarde als best fcheen overeentekomen<br />
met hare wijze Van leven.<br />
D E gefchiedenis en de overlevering vertonen<br />
eenftemmig de menfehen in eenen ftaat van woestheid<br />
geleeft te hebben, en dat 'er een tijd was,<br />
toen zij over. den aardbol verfpreid, geen band<br />
van verëeniging hadden, maar dat ieder op zich<br />
zelve omringt was Van behoeftens en gevaren,<br />
waarin hij moest voorzien. Wetten i regeering en<br />
konsten waren toentertijd onbekent. De fterkfte<br />
ontnam den zwakken het voedzcl, 't welk deeze<br />
met jagen en visfehen bekomen had, zonder dat<br />
de beroofden zich recht kon verfchaffen wegens<br />
het leed hem aangedaan. De Amerikaanfche Stammen,<br />
de Hottentotten en de inboorlingen van<br />
Nieuw-Holland leven in een ftaat, die niet veel<br />
beter is dan de zoo even genoemde, de vernederenfte<br />
ftaat waarlijk van 't menschdom.<br />
B D A N ,
iS H E D E N D A A G S C H E LES 1.<br />
DAN, daar de mensch natuurlijk een gezellig<br />
wezen is en in zich zeiven iets heeft 't geen hem<br />
tot zijne zoort neigt, zoo kan die vernederende<br />
ftaat niet zeer duurzaam geweest zijn; want, gelijk<br />
zeker fchrandcr Schrijver aanmerkt, wij vinden<br />
volgens devrocgftc en laatftc berichten, welken<br />
wij van alle oorden der wereld hebben, het<br />
menschdom overal verzameld in benden en genoodfehappen,<br />
geen enkel mensch op zich zeiven<br />
zijn eige zoort fchuwende, maar altoos uit neiging<br />
zich bij de eene of andere bende voegende,<br />
fchoon zomtijds zich vijandelijk tegen eene andere<br />
bende gedragende; zich het voorleedene herinnerende<br />
en zorgende voor het toekomende; geneigt<br />
om zijne eigene gewaarwordingen medetedeelen<br />
en die van anderen te leeren kennen (e).<br />
Een trek om zich bij wezens van zijne zoort te<br />
voegen, een bezef van gevaar en een verlangen<br />
om bijgeftaan of verdedigt te worden, eene wederkeerigc<br />
liefde van beide de kunne, die zich<br />
met eikanderen paren, en kinderen, die de vrucht<br />
zijn dier paring, nopen den mensch een nauwer<br />
en uitgeftrekter verbindtenis met die van zijne<br />
zoort te maken. Eenerlei behoeftens en een bezef<br />
van onderlingen bijftand brengen afzonderlijke<br />
lieden tot een maatfchappijlijk leven; en hoe meer<br />
bewustheid zij hebben van de voordeden eener<br />
zodanige verëeniging, te meerder verlaBgen toonen<br />
zij om die verëeniging klemmender en uitgeftrekter<br />
(c) FEROÜSON'S Es/ty 0:1 Ciy. Sos.
LES ï. G E S C H I E D E N I S * 19<br />
ter te maken. De cerfte beginzels tot zulke maatfchappijlijkc<br />
verëenigingen, door welke de menfehen<br />
zich zeiven aan eikanderen verbonden, vroren<br />
overeenkomstig met de kennis en het gevoel<br />
van hunnen toenmaligen ftand. Wetten om geweld<br />
te beteugelen, een opperbeftuur en eene<br />
geregelde burger regeering waren op de cerfte<br />
tooneelen des maarichappijlijken levens onbekent.<br />
Het was in zekeren zin, om mij van eene uitdrukking<br />
der H. Schrift te bedienen, als toen:<br />
dat een iegelijk deedt wat recht was in zijne<br />
oogen. Maar zonder verdrag en gewoontens, die<br />
't gebrek van wetten vervulden, zonder eenige<br />
zoort van regeeringsvorm was het niet mogelijk<br />
dat zelfs een woesten hoop zou hebben konnen<br />
beftaan.<br />
K L E E N E veripreiddc en onafhanglijke ftammen<br />
te verëenigen en famen te brengen tot groote<br />
maatfehappijen, koningrijken opterichten, Heden<br />
te bouwen en befchaafdheid in te voeren, is het<br />
werk van den tijd. Alvorens dit kon volbragt<br />
worden, was 'er eene huwelijks verëeniging nodig<br />
van de beide kunnen, de uitvinding van de noodwendigfte<br />
en nuttige konsten des levens als mede<br />
eenige verkregene kundigheid van den akkerbouw.<br />
Menfehen, die van de jacht en van de visfeherij<br />
leven, of zij, die hun beftaan hebben van de veefokkerij<br />
moeten van plaats tot plaats zweiven.<br />
Vrij en onbegrenst zijnde blijven zij Hechts zoo<br />
B fl lang
ao H E D E ' N D A A G S C H E EES E<br />
lang in eenen oord als zij 'er wild vinden om van<br />
te leven of gras om daar mede hun vee te voeden.<br />
In zulk eenen maatfehappij!ijken ftaat is<br />
iedere Stam een bende roovers, die het vee, 't<br />
welk zij van hare naburen ontmoet, opligt en met<br />
zich wegvoert. De helden van Homerus waren<br />
zulk een genacht van lieden, die om zich te wreken<br />
over de fchaking van Helena, het vee, de<br />
flaven en de vrouwen roofden van de rondom<br />
hen gelegene volkeren. Een Tartaar te paard is<br />
een roofdier, dat naar vee omziet en ten naasten<br />
bij weet op wat afftand het zelve te bekomen.<br />
De Monnik in ongenade vervallen van Mango-<br />
Chan maakte vrede met hem door te beloven:<br />
dat de Paus en alle de Christen mogendheden al<br />
derzelver vee aan hem zouden afftaan (f). De<br />
roofzucht bragt onze voorouders uit de wouden<br />
van Duitschland in de vruchtbare landfehappen<br />
van Italië, en die zelfde zucht, meer misfehien<br />
dan hunne eerbied voor het kruis voerde hen naar<br />
Afia om te deelen in den plunder van de Oosterfche<br />
en Saraceenfche rijken.<br />
N A D E M A A L de Egijptenarcn, zeer waarfchijnlijk,<br />
de cerfte befchaafde natie waren, bij wie de<br />
wetten en de regeering haren oorfprong namen,<br />
zal ik met hen beginnen om het verband aantetoonen,<br />
het welk 'er is tusfehen de oude en hedendaagfche<br />
gefchiedenis.<br />
te) Rubruquis door FERGUSON bijgebragt.<br />
E Gijp
iES i. GESCHIEDENIS, 21<br />
EGIJPTENAREN.<br />
DE Egijptenaren waren reeds een volk ten tij<br />
de van Abraham, die in de zesde eeuw leefde<br />
na den zondvloed. De koophandel en akkerbouw<br />
hadden ten dage van Jacob en Jozeph eene zeer<br />
groote vordering in dat land gemaakt. Jozeph,<br />
gelijk uit de Heilige fchrift blijkt, had zelfs<br />
eene verbazende verandering in den landeigen<br />
dom in Egijpten voortgebragt, daar hij tevens<br />
de koninglijke magt merkelijk vermeerderde. E-<br />
gijpte ligt onder eene gelukkige luchtftreek, waar<br />
de jaarlijkfche overftrooming van den nijl 't ge<br />
brek aan regen vergoed en den grond vruchtbaar<br />
maakt (g). De oorzaak van de overftrocmingen<br />
des nijls, aan de ouden ombekent, heeft men<br />
thans ontdekt te beftaan in den veelvuldigen re<br />
gen , welke gedurende onze Zomermaanden en<br />
gedurende een gedeelte van den herfst in liet<br />
oppcrgedeelte van Ethiopië valt. Egijpte levert<br />
jaarlijks twee fchoone vertooningen : in onzen<br />
Zomertijd fchijnt het eene uitgeftrekte waterplas<br />
met fteden, vlekken en Dorpen als uit het water<br />
opkomende ; in onzen wintertijd is het eene<br />
fchoone en wijduitgebreide vlakte, bedekt mes<br />
vee, koorn en akkerlieden, met boomen, hees<br />
ters en bloemen, die de lucht met de aangenaam<br />
fte geuren vervullen.<br />
DE<br />
(g) O vip. Met. Li!/. I. fob. 7. Zie de Reizen van BRUCK.<br />
E 3
£2 H E D E N D A A G S C H E LES I.<br />
DE oude tijdrekening van Egijpte is baarblij-<br />
Jkelijk een verdichtzel. De Egijptifche priesters,<br />
hét zij uit onkunde of uit waan, gaven een verkeerd<br />
bericht aan die genen, die hun deswegens<br />
ondervroegen. De during der regeeringen hunner<br />
koningen kan zoo lang niet geweest zijn als<br />
zij voorgaven. Zoodanige hcerfchappijen als<br />
Hechts zij-takken waren, hebben zij voorgedragen<br />
als opvolgende genachten. Uit het gene in<br />
den Bijbel wegens de Egijptenaren vernield ftaat,<br />
weten wij evenwel, dat hunne koningen veele<br />
eeuwen aan den anderen Pharao genaamt werden.<br />
Men vind vericheide verdichtzels verhaalt wegens<br />
Ifis, Ofiris en Trismegistus of Mercurius,<br />
die van de Egijptenaren geé'erdt wierden als Goden.<br />
Mencs, door Mozes Mizraim geheten, de<br />
kleenzoon van Noach, wordt gezegt de eerfte<br />
koning van Egiiptcn te zijn geweest, dat land<br />
waarichijnlijk het eerst bevolkt zijnde geworden<br />
door eene der afftammclingen van Cham, en dat<br />
in het tijdvak tusfehen hem en Sefostris, die een<br />
groot veroveraar was, de verovering van Egijpte<br />
gefchiedde door de herder-koningen , die men<br />
veronderftelt de Cananiten geweest te zijn, welke<br />
voor Jofua vloden. Geichiedfchrijvers verhalen<br />
ons, dat in het paleis van Ofijmandias, een<br />
Egijptiesch koning, eene boekerij was, welke<br />
voor de oudfte in de wereld werd gehouden, en<br />
welker deuren tot opfchrift hadden: Dc artzenij<br />
Winkel da- ziele, Dan door wien die boekerij<br />
ver-
LES i. G E S C H I E D E N I S . 23<br />
verzameld wierd, en uit welke handfchriften zij -<br />
beftond, word ons nergens gezegt. 't Is ombekent<br />
door wien het meir Moeris, het welk de<br />
wateren des nijls moest verzamelen, gegraven<br />
werd, even weinig weten wij welke koning of<br />
koningen in Egijpte heersfchten toen de Tijdnaalden<br />
aldaar opgerecht wierden. Doch deze verbazende<br />
geftichten, het zij dezelven moesten dienen<br />
tot grafzuilen, of tot eenig ander godsdienstig<br />
of burgerlijk oogmerk, zijn een duurzaam bewijs<br />
van de bijgeloovigheid en ijdele glorie der oude<br />
Egijptenaren. Reizigers, die Egijpte bezogt en<br />
een bericht van de oudheden van dat Land en<br />
vooral eene omftandige befchrijving van die Tijdnaalden<br />
gegeven hebben, zijn het met den anderen<br />
niet eens wegens de bouwftoifen, int welke<br />
deze gedenkzuilen wierden famengeftelt. Een<br />
onlangs vermaard reiziger meent, dat die naalden<br />
in derzelver tegenwoordige gedaante door menfehen<br />
handen en konst ooriprongelijk uit rots gehouwen<br />
werden (h). Deze gisfing is niisfehien<br />
meer gewaagt dan gegrond. Het is waarfchijnlijkcr<br />
dat die tijdnaalden opgetrokken wierden<br />
uit in 't vuur verharde ftofien: welke misfehien<br />
te voren aarde was uit het meir Moeris opgcbaggert.<br />
OP dat gedeelte der gefchiedenis van Egijpte,<br />
door<br />
(fe) E p, ü c E's Reizen.<br />
B 4
34 H E D E N D A A G S CHE LES E<br />
door Herodotus aan ons medegedeelt, fchoon ee-<br />
nigzlns waarheid bevattende, kan echter niet veel<br />
ftaat gemaakt worden; dewijl het zelve niet ge<br />
trokken is uit echte befcheiden, maar uit berich<br />
ten aan hem medegedeelt door de priesters van<br />
dat land. Bij voorbeeld, die ernstige doch bij-<br />
geloovige fchrijver verhaalt ons een ongerijmd<br />
Jtprookje wegens Pfammetichus, één der koningen<br />
van Egijpte, die verlangende te weten, welk<br />
volk het oudfte ware, bevel gaf twee kinderen<br />
zoodanig optevoeden, dat zij met geen mogelijk<br />
heid een eenig woord bij navolging konden lee-<br />
ren uitten. Toen zij nu twee jaren oud waren,<br />
riepen zij beiden eensklaps uit Bcccos, het welk<br />
in de Phrijgifche taal brood betekende. Sints<br />
dien tijd Honden de Egijptenaren de aanfpraak op<br />
de oudheid af aan de Phrijgiërs (i). Indien het<br />
geval waar zij, dan is het waarfchijnlijk dat zij<br />
de bee van het fchaap nabootsten in het eerfte<br />
woord dat zij uitlpraken. Kinderen leeren de<br />
woorden bij nabootzing, zij hebben het vermogen<br />
van natebootzen, en door dikwijls herhalen ver<br />
krijgen zij de hebbelijkheid van fpreken. Goro-<br />
pius Becanus, zegt een hedendaagsch gefchied-<br />
lchrijver, tracht uit het zelfde fbrookje te bewij<br />
zen, dat het Hoogduitsch de eerfte lpraak wa.s,<br />
pm dat Becker in die taal een bakker betekent (k).<br />
0') HERO DOOT.<br />
(k) De Abt MILLOT.
IES ï- G E S C H I E D E N I S . as<br />
ONDER de regeering van Pfammetichus, om-><br />
trent 670 jaren voor Christus, werd de gefchiedenis<br />
van Egijpte ontdaan van het duistere en fabelachtige.<br />
Die koning moedigde den koophandel<br />
aan door het openen der Egijptifche havens<br />
voor de vreemdelingen. De Egijptenaars hadden<br />
jben reeds verbazende vorderingen gemaakt in<br />
den landbouw. Doch de koophandel is meer gefchikt<br />
dan de landbouw om den rijkdom der volkeren<br />
te vermeerderen; dewijl zonder denzelven<br />
het overbodige der voortbrengzelen van een land<br />
van geringe waarde blijft voor deszelfs bewoners.<br />
Zijn Zoon Necho, waarfchijnlijk dezelfde door<br />
•wien, volgens de heilige fchrift, Jofia gedoodt<br />
werdt CO en die insgelijks den naam had van<br />
Pharaö, poogde eene vaart te graven van den<br />
Nijl tot in de roode Zee, enkel tot gemak van<br />
' den koophandel, doch hij moest van die onderneming<br />
afzien uit hoofde van de meenigte lieden,<br />
• welke in dien arbeid omkwam. De konst van<br />
vaarten te graven is eene der veelvuldige verbeteringen<br />
welke voor de hedendaagfche tijden beivaard<br />
wierd. Amafis ontthroonde Apries, de<br />
zoon van Necho. Deze vorst is vermaard om<br />
zijne begunstiging van den koophandel en om de<br />
geleerde lieden, welken hij naar zijn rijk lokte.<br />
Pijthagoras en Solon waren onder de genen, die<br />
zijn hof bezogten. De Athenienzer verlangde onder-<br />
(1) a Kon. XXIII.<br />
i> 5
0.6 H E D E N D A A G S E IIE Ï, E S T<br />
derwezen te worden in de wetten van Egijpte,<br />
en de wijze van Samos reisde om meerder kundigheden<br />
optedoen. Amafis werd opgevolgt door<br />
deszelfs zoon Pfammetichus onder wiens, regeering<br />
Egijpte veroverd wierd door Cambijzes, de zoon<br />
van C ij rus, die hetzelve tot een wingewest maakr<br />
te van het Perfifche rijk. Egijpte bleef onder het<br />
gebied der Pcrfianen tot dat Alexander die monarchij<br />
overweldigde; na den dood van Alexander,<br />
toen de erflijke en veroverde ftaten van dezen<br />
verdeelt werden onder deszelfs Veldoverften,<br />
viel Egijpte ten deel. aan Ptolomeus Lagus, wiens<br />
nakomelingfchap in Egijpte heerschte tot den tijd<br />
van Augustus, die na dat hij Marcus Antonius en<br />
Cleopatra in den veldflag bij Actium verflagen<br />
had, 31 jaren voor de geboorte van Christus, het<br />
zelve tot een Romeinsch wingewest maakte.<br />
M E D E N E N P E R S I A N E N .<br />
DE Meders en Perfen, want de gefchiedenis<br />
van andere Afiatifche volken ga ik met ftilzwijgen<br />
voorbij, waren onderfcheiden in twee koningrijken,<br />
doch die onder Cijrus vereenigt wierden.<br />
'Het Perfiesch rijk was zeer oud; reeds ten tijde<br />
van Abraham vind men gewag gemaakt van Elam<br />
of Perfië, maar het was om deszelfs magt en<br />
luister niet beroemt dan ten tijde van Cijrus. Die<br />
groote man wierd opgebragt naar de flipte en<br />
uitmuntende wijze der Peruanen, die ten uitterftcn<br />
zorgvuldig waren in de opvoeding hunner<br />
kin»
L E S T. G E S C H I E D E N I S . a?<br />
kinderen. Hij bezat die natuurlijke en verkregen<br />
bekwaamheden, welke iemand gefchikt maken om<br />
te regeeren, en indien hij zich zelve niet te veel<br />
had toegegeven in zijn zucht tot veroveringen,<br />
zou hij zijne onderdanen waarlijk voorfpoedig en<br />
gelukkig hebben kunnen maken. Een koning, die<br />
enkel uitziet naar uitgeftrekte bezittingen, is geenzins<br />
een zegen voor zijn volk; maar wel hij, die<br />
de konsten des vredes aankweekt, goede wetten<br />
inftelt en van zijne onderdanen eerlijke, werkzame<br />
en vlijtige menfehen maakt.<br />
DE berichten, welke de-ongewijde fchrijvers<br />
ons van Cijrus geven, laten ons in 't onzekere.<br />
Ctefias, Herodoot en Xenóphon, ten naastenbij<br />
gelijktijdige gefchiedfehrijvers, geven ons verhalen<br />
van hem, welke tegen eikanderen aanloopen.<br />
Al het gene wij van hem met eenige zekerheid<br />
weten, is, dat hij de Zoon was van Cambijfes,<br />
koning van Perfie, en van Mandana, de dochter<br />
van Astijages, koning van Medië; dat hij bij' opvolging<br />
de kroon bekwam van beide die koningrijken,<br />
dat hij de Babijlonicrs floeg, Babijlon innam<br />
en een einde maakte van die monarebij. Dat<br />
hij, door een befluit, de Joden toeftond naar hun<br />
geboorteland wedertekeeren, en dat hij door zijne<br />
'overwinningen de grondflagen lag van een<br />
groot rijk. Wegens het ware karakter van Cijrus<br />
konnéfi wij zeggen, dat hij de konst des oorlogs<br />
Tciftond en dat hij in de wapenen en tucht zijnet<br />
krijgs-
s8 U E D E N D A A G S C H E EES E<br />
krijgsknechten groote verbeteringen maakte Zij<br />
ne heerschzugt en begeerte naar meerder nJt<br />
zetten hem aan zijne naburen te beoorlogen en<br />
door geweld van wapenen zich meester te maken<br />
van dat gene, waar op hij geen de minfte aan-<br />
fpraak had; hij was de geeslèl en vernieler van<br />
t menfchelijk genacht, gelijk alle veroveraars<br />
waren die door dwang van wapenen hunne heer-<br />
Ichappij zogten uittebreiden.<br />
C AM BIJ ZES, zijn zoon en opvolger, was een<br />
famenftel van dwaasheid en razernij, een monster<br />
in menfchelijke gedaante, die niet alleen on*e-<br />
fchikt was om te regeeren, maar die zelfs niet<br />
verdiende te leven; ook lieten geene der konin<br />
gen, die den Perfifchen troon bezaten na den<br />
tijd van Cijrus, zich gelegen zijn aan het bevor<br />
deren en verzekeren van het geluk hunner on<br />
derdanen. Te . zeer ingenomen met het verkeer<br />
de denkbeeld van magt, eenen meer dan koning<br />
lijken luister ten toon ipreidende, en levende ia<br />
al de pracht van Afiatifche weelde, gaven zij<br />
eenen onbeperkten loop aan de verfoeilijkfte harts<br />
tochten. Daar de veelwijverij bij de Peruanen<br />
gcoorloft was, maakte hunne koningen daar van<br />
het lchandelijkfte misbruik; zij hadden niet alleen<br />
veele vrouwen, maar. huwde zelfs aan hunne ei<br />
gene zusters. Zij maakten zich ichuldig aan<br />
bloedfchande, vorderden dat men hen goddelijke<br />
eere bcwezc, en fpeejde op de wreedfte wijze<br />
met
tisr. G E S C H I E D E N I S . 2<br />
9<br />
met het leven hunner onderdanen. Terwijl zij<br />
zich zeiven de verwijffle en misdadigfte vermaken<br />
veroorloofden, pionderden de Satrapen of<br />
onderkoningen, die het beftuur der landichappen<br />
hadden, even als fommige hedendaagfche beftuurders<br />
van wingewesten, de ingezetenen om zich<br />
te verrijken, terwijl zij op hun beurt bij hunne<br />
te- rug komst aan 't hof van alles berooft werden.<br />
De Perfianen waren menigmalen in oorlog<br />
met de Grieken, op wie zij echter niets vermogten,<br />
zoo lang deze deugdzaam en vereenigt bleven.<br />
Menfehen bezielt met deugdzame beginzels<br />
en aangemoedigt door liefde tot vrijheid, zijn<br />
altoos te fterk voor die genen, die hen tot Haven<br />
pogen te maken. Darius Codomannus, dien<br />
Alexander de groote overwón, fchijnt één der<br />
beste Perfifche koningen geweest en beter lot<br />
verdient te hebben, dan het verlies van kroon<br />
en leven. Dan, aan de duurzaamheid van dat<br />
rijk was, in den weg der voorzienigheid, een<br />
einde gekomen; derhalven kon de ram, door<br />
Daniël in een gezigte befpeurt, ftcotende tegen<br />
het westen, tegen het noorden en tegen het zuiden,<br />
den geitenhok niet wederftaan (m). Alexander,<br />
de zoon van Philippus van Macedonië,<br />
met zucht tot roem bezielt en verlangende te<br />
voldoen aan 's vaders oogmerk, om Perfië te<br />
beoorlogen, (daar toe, buiten zijn weten, door<br />
de voorzienigheid beftemt), trok Afia in met een<br />
(m) DANIËL VIII.<br />
klein
So H E D E N D A A G S C H E LES E<br />
klein doch dapper heir, en wierp, 33 r j a r e n<br />
voor Christus, na twee gcwonnc veldflagen, die<br />
overgroote monarchij onderfte boven, i n minder<br />
tijd dan een buitcnlandsch vijand zich in onze<br />
dagen zou konnen meester maken van een enkel<br />
graaffchap in dit Eiland. Het Perfiesch rijk had<br />
ongeveer twee honderd negen jaren beftaan.<br />
VAN alle de gefchiedenisfen der oude volkeren<br />
is die van Griekenland en die van de Romeinen<br />
de belangrijkfte voor ons. Zelfs behoorden<br />
wij die grondig te kennen. Wij vinden 'er<br />
het licht in tot onze nafporingen, het welk wij<br />
te vergcefsch in de gefchiedenis van het overige<br />
der oude wereld (diè der Joden uitgezonden)<br />
zouden zoeken. De gefchiedenis der Grieken en<br />
Romeinen brengt ons de ware helden en Vaderlandminnaars<br />
onder het oog; zij maakt ons bekent<br />
met devermaardftewijsgeeren, met de wijste<br />
wetgevers en ftaatslieden en met mannen van<br />
het uitftekendfte vernuft in konsten en wetenfchappcn.<br />
In 't lezen hunner gefchiedenis zien<br />
en bewonderen wij de edele pogingen der vrijheid<br />
en de treffelijke daden dier mannen, die<br />
bezielt waren met eene vurige vaderlandsliefde.<br />
En, terwijl wij hunne bedrijven lezen en bewonderen,<br />
voelen wij in onze harten een drift ontvlammen<br />
ter navolging.<br />
GRIE-
LES t GESCHIEDENIS. 51<br />
GRIEKEN.<br />
DE oude Grieken waren, gelijk andere barba<br />
ren, woest in hunne levenswijze, hartvochtig en<br />
onbefchaafd in hunne zeden, zonder wetten, zon<br />
der regeering. Eene volkplanting van Egijpte<br />
bragt de eerfte zaden van befchaving onder hen:<br />
de hoofden dier volkplanting wierden door de<br />
woeste bewoners van Griekenland befchouwt als<br />
meer dan menschlijke wezens: na derzelver dood<br />
wierden zij vereeuwigt en geëerbiedigt als goden.<br />
Cecrops, een Egijptenaar, ftichtte Athene en<br />
door het invoeren van wetten en van huwelijks-<br />
vereenigingen befchaafde hij den woesten hoop.<br />
De raad van den Areöpagus werd door hem op<br />
gericht, omtrent 1532 jaren voor Christus, dit<br />
was een gerechtshof door het welk alle richter-<br />
iijke zaken beoordeelt werden en van 't welk<br />
gezegt word dat het nooit eene onbillijke uit-<br />
fpraak deedt.<br />
DANAUS een ander Egijptenaar, en Cadmus,<br />
een Phoenitiër, bragten de konsten in Grieken<br />
land over. Zij onderwezen de Grieken hoe den<br />
wijnftok aantekweeken, metalen te fmelten en te<br />
verwerken, en 't geen van veel meer waarde<br />
was, het fchrijven van letters. Triptolemus on<br />
derwees hen in den akkerbouw.<br />
DE kleene ftaten van Griekenland, het voordeel
32 H E D E N D A A G S C H E |fcJBs 1,<br />
deel bezeffende eener verëeniging, maakten een<br />
verbond, het welk veel overeenkomst had met dat<br />
van de zeven verëenigde Nederlandfehe ftaten.<br />
Twaalf ftaten zonden, twee malen 's jaars, twaalf<br />
afgevaardigden naar Thcrmopijlen. Dit volkscongres<br />
werd genaamt de raad der Amphictionen<br />
en werd grootelijks vermaard in Griekenland.<br />
DE Thebaanfche en Troijaanfche oorlogen; dc<br />
tocht der Argonauten, aldus genaamt naar het<br />
fchip Argo, ;'t welk hen voerde, de uitdrijving<br />
en te rug komst der Heracliden en de wetten<br />
opgefteld door Minos, koning van Creta, dit alles<br />
had plaats gedurende de duistere tijdvakken<br />
van Griekenland. Die tijden waren barbaarsch<br />
en de gefchiedenis derzelven is zoo vol verdichtzelen,<br />
dat men met geen mogelijkheid de waarheid<br />
onder dezelven kan opïpeuren. De ware<br />
kundigheid van de zeden en gewoonten der menfehen<br />
in de eerfte maatfchappijlijke tijden, is niet<br />
te halen uit onberichte gefchiedfehrijvers, maar<br />
uit hedendaagfche Land- en Zee-reizigers, die<br />
naauwkeurig acht geven op die volken, welke<br />
zij in een ftaat van barbaarsheid vinden, uit het<br />
verhaal van zulke reizigers mogen wij gereedelijk<br />
opmaken, dat de vroegfte oude natiën eenmaal<br />
dat gene waren, wat de Tartaren en Indianen<br />
thans zijn, natuurlijk woest en door geene oeffening<br />
en opvoeding onderwezen.<br />
D A N ,
EES i. G E S C H t Ë D E N I Si 33'<br />
D A N , de Grieken werden allengskens befchaaft,<br />
verkregen juiste denkbeelden van vrijheid,<br />
en waren, zoo lang zij deugdzaam bleven<br />
en naar gene veroveringen haakten, de ijverigfte<br />
verdedigers dier vrijheid. Sparte en Athene waren<br />
aan 't hoofd der Griekfche gemeenebesten,<br />
de eerfte was vermaard om de geftrengheid harér<br />
zeden, de andere bezat meerder befchaafdheid en<br />
welfprekenheid en was verder gevordert in de<br />
konsten en wetenfchappen. Lijcurgus van Sparte<br />
en Solon van Athene ftelde ieder voor deszelfs<br />
landgenoten een wetboek op. Lijcurgus bedoelde<br />
door zijne wetten de liefde tot vrijheid en<br />
deugd, de zucht tot krijgsroem en de verachting<br />
van den dood levendig te houden en te vermeerderen.<br />
De wetten van Solon hadden die volmaaktheid<br />
niet, maar waren zodanig als hij die<br />
voegzaamst oordeelde voor de neigingen en ongedwonge<br />
zeden der Atheniënferen.<br />
DE Grieken waren gelukkig zoo lang zij deugdzaam<br />
bleven. De liefde, welke zij hun land toedroegen<br />
en de afichrik, welke zij voor de ilavernij<br />
hadden, deden hen de grootftè heldendaden<br />
verrichten. De velddagen van Marathon en Salamis<br />
bewijzen hoe veel verhevener vrije menfehen<br />
boven flaven zijn. Een hand-vol menfehen<br />
onder het geleide van eenen Miltiades, van eenen<br />
Themistocles en Aristides veriloeg de talrijke<br />
legers en vloten van de magtige i Perfiichc<br />
C «10-
34 H E D E N D A A G S C H E LES U<br />
monarchen. Toen de Grieken hunne deugd verloren<br />
en naar meerder magt Honden, hielden zij<br />
op gelukkig te zijn en werden een gemakkelijken<br />
prooi voor hunne vijanden. Sparte en Athene<br />
hadden eenerlei bedoelingen: Ieder wilde de meerderheid<br />
in Griekenland hebben. Zij twisteden en<br />
keerden hunne wapens tegen elkanderen, het geen<br />
eindelijk de ondergang van beiden te weeg bragt.<br />
Toen de koningen van Pérfië zagen dat zij hen<br />
niet door geweld van wapenen konden overwinnen,<br />
flpegen zij eenen anderen weg in; zij kog»<br />
ten hunne redenaars om, en door de zwakfte partij<br />
te onderfteunen, hielden zij de ouderlingen<br />
verdeeldheden levendig. Philippus van Macedonië';<br />
een heerschzugtig, ftaatkundig en krijghaftig<br />
vorst, twistte met de Grieken, floeg hen in<br />
den veldflag van Cheronea en beroofde Griekenland<br />
van deszelfs vrijheden. Van dien tijd af<br />
was het vuur der vrijheid in hunne harten als<br />
verdooft eii zij fmaakten niet meer van de zoetigheden<br />
derzelve. Zij bleven onderworpen aan<br />
Alexander en deszelfs opvolgers: want fchoon<br />
zomtijds de vlam der vrijheid uitbarstte, het<br />
was Hechts voor een oogenblik, wordende zeer<br />
fchielijk weder gefmooit; ook konden zij zich<br />
naderhand niet weer ontdoen van het juk, het<br />
welk hen was opgelegt. Toen de Romeinfche<br />
wapenen overal de verovering met zich voerden,<br />
ondervonden de Grieken den dwang derzelver,<br />
en onderwierpen zich. Dan, Griekenland, alhoe-
LES ï. G E S C H I E D E N I S * 53<br />
hoewel verwonnen, genoot vrede en vrijheid onder<br />
het Romeinsch bewind, de konsten en wetenfchappen<br />
werden 'er aangekweekt: Athene was<br />
de fchool, waar de' Romeinen hunne letteroeffeningen<br />
volbragten en hunne zeden belchaafdcn;<br />
De overwonnen Grieken onderwezen en befchaafden<br />
dus de veroveraars der wereld. Het lot der<br />
Grieken, die ten prooi vielen eerst van de Macedoniërs<br />
en vervolgens van de Romeinen, doet<br />
ons zien, hoe veel gevaar kleene onafhanglijke<br />
ftaten loopen van overmeesterd en tot Haven gemaakt<br />
te worden door magtige en heerschzuchtige<br />
naburen, en dat, wanneer deugd en een juist<br />
bezef van vrijheid in den boezem gloeijen,- een<br />
hand vol volks eenen gelukkigen tegenftand kan<br />
bieden aan den indrang cener groote menigte;<br />
doch het omgekeerde heeft plaats, wanneer een.<br />
volk niet ftrijd om deugdzaam en vrij te zijn.<br />
R O M E I N E N .<br />
D E oude Romeinen, zoo vermaard in de ge<br />
fchiedenis, waren in het cerfte tijdvak hunner<br />
maatfehappij, woest en barbaarsch. Romulus,<br />
de ftichter van den Romeinfchen naam en van 't<br />
„Romeinfche volk, was de qpperfte van eene ben<br />
de landloopers, die van den roof leefden, Zijn<br />
doel, in 't bouwen van een ftad, was waarfchijn-<br />
lijk om zich te beveiligen tegen zijne woeste na<br />
buren, en om te gemaklijker cezelven aanteval-<br />
Jen en te pionderen. Numa, door het invoeren<br />
C 1 van
36" H E D E N D A A G S C H E LES E<br />
van wetten, welke hij voorgaf hem door eene<br />
godheid te zijn ingegeven, en door eene poging<br />
bra hen eenigen lirtaak van godsdienst inteboezemen,<br />
deedt de Romeinen eenigzins derzelver<br />
vorige woeste onbefchaaftheid ter zijde leggen.<br />
Doch onder hunne koningen, ("die wel den naam<br />
maar geenzins het gezach van die waardigheid<br />
hadden), in een tijdkring van 144 jaren en nog<br />
lang na dat 'er burgermeesters waren aangeftelt,<br />
toonden de Romeinen die barbaarfche woestheid,<br />
welke zoo ftrijdig is met de zeden eener<br />
welbeftuurde natie. Het was door hunne verkeering<br />
met de Afiatifche en bijzonderlijk met<br />
de Griekfche volken, dat zij eenigen fmaak kregen<br />
voor befchaaftheid en verfijning. Doch de<br />
Romeinen, even als alle andere natiën, namen<br />
gemakkelijker de ondeugden dan de deugden aan<br />
van hunne befchaafde naburen. De mensch is<br />
een navolgend fchepzel, doch het zij uit blindheid<br />
omtrent zijn waar geluk, of uit eene andere<br />
oorzaak, hij word ligter ovcrgehaalt een Hecht<br />
dan een deugdzaam voorbeeld te volgen.<br />
VAN alle de oude volken waren de Romeinen<br />
de oorlogzuchtigfte en best ervaren in de krijgskunde<br />
van die tijden; zij waren alle foldaten:<br />
reeds vroeg in hunne jeugd wierden zij zoo in<br />
de fchool als in 't veld onderwezen in 't behandelen<br />
der wapenen en in die krijgskundige verrigtingen,<br />
welke de overwinning als zeker maken.<br />
De
LES i. G E S C H I E D E N I S . 37<br />
De Romeinen waren meest altoos in oorlog. Van<br />
Romulus tot Augustus Cefar, zoo ik mij niet<br />
vergisfe, was de tempel van janus, het zinnebeeld<br />
van vrede, maar tweemalen gefloten, en<br />
gedurende de regeeringen der keizeren hielden<br />
de vijandlijkheden geftadig aan; ook kan men<br />
zeggen dat de Romeinen, het zij uit hoofde<br />
hunner buitenlandfche oorlogen, 't zij uit hooide<br />
hunner binnelandfche twisten, nooit het zoet genot<br />
des vredes gefmaakt hebben. De meeste oorlogen,<br />
door de Romeinen gevoert, waren onrechtvaardig,<br />
dewijl dezelven ondernomen wa><br />
den ter verzadiginge hunner heerschzucht en ter<br />
voldoeninge hunner zucht tot veroveringen. De<br />
volken van Italië moesten allen de een na den<br />
anderen onderdoen voor de overmagt der Romeinen,<br />
die niet te vreden met het overwinnen van<br />
naburige volkeren hunne wapenen ook buiten 's<br />
lands voerden: de verovering van het eene volk<br />
zette hen aan ook anderen te veroveren,<br />
ONDER de oude volken, wier gefchiedenis<br />
tot ons gekomen is, vinden wij geene natie, die<br />
tot zulk een top van grootheid fteeg, als de Ror<br />
meinen. De voorzienigheid fcheen hen het gebied<br />
over de geheele wereld gegeven te hebben»<br />
't Was de liefde voor hun land en voor de vrijheid<br />
; de verkiezing van eene deugdzame armoede<br />
boven onrechtveerdig verkregene rijkdommen;<br />
een flipte verknogtheid aan matigheid rechtvaar-<br />
C 3 dig~
38 H E D E N D A A G S C H E LES E<br />
digheid en godsdienst, en de uitmuntendfte krijgstucht,<br />
welke hen eene meerderheid boven alle<br />
andere volken verwierf. Zoo lang de Romeinen<br />
die deugden beöeffenden, waren zij onverwinnelijk,<br />
alles zwichtte voor hen; maar toen tegengeftelde<br />
ondeugden den weg baanden tot hunne<br />
harten, begon hunne volks-grootheid te dalen;<br />
zoo dat, niettegenftaande de overwinning nog<br />
een tijd lang aah hunne zijde bleef, de verflapping<br />
van de nationale krijgsmoed allengskens toenam,<br />
tot dat zij ten lesten gemakkelijk overwonnen<br />
werden door een ftout en moedig genacht<br />
van noordfehe' barbaren.<br />
HET lot van het eene vólk kan dat van een<br />
ander volk worden; eenerlei oorzaken brengen<br />
gelijke uitwerkzels voort; en de verfchillende<br />
gedaantens, welke verfchillende maatfehappijen<br />
na den anderen aannemen, zijn Hechts een kring<br />
van dezelfde gebeurtenisfen. Zoo de Romeinen<br />
zich een uitgebreid gebied verwierven door dapperheid<br />
en matigheid, door eene vurige vaderlandsliefde,<br />
door eene voorbeeldige zucht tot<br />
vrijheid en waarheid; zoo zij, toen verwijfdheid<br />
cn weelde hunne harten veroverden en eigen belang<br />
en vermaak de overlrand kregen boven dat<br />
van hun land en vrijdom, ten prooi vielen van<br />
de heerschzucht en van den ondernemenden geest<br />
van eenen Scilla, van eenen Julius Cefar of van<br />
eenen Octavius, en eindelijk verzwolgen wierden<br />
door
LES r. GESCHIEDENIS. 39:<br />
door onbedorven barbaren van'de. oevers van den<br />
Donau en der Elbe, als dan kan bun lot tot een<br />
baken ftrekken voor anderen, om niet op dezelf<br />
de klippen te verbrijzelen, als dan behoorde zulks<br />
een iegelijk, vooral lieden van rang en gezach<br />
in alle landen, aantezetten de aanmerkelijke ver<br />
anderingen van zeden, van wetgeving.en van re<br />
geering, welke in de gefchiedenis voorkomen ga-<br />
deteflaan, om door eene behoorlijke befchouwing<br />
en overweging van derzelver oorzaken en gevol<br />
gen, zich bekwaam te maken, ten einde door<br />
die bekwaamheid te verhoeden dat hun eigen<br />
land kome tot zulk eenen ftaat, welke nog nooit<br />
gemist heeft de ondergang van andere volken te<br />
zijn.<br />
C 4 VER-
H ï D E N D A A p s C H E h K S u<br />
VERVOLG VAN DE INLEIDENDE LES.<br />
Godsdienst, Wetgeving, Re geer mg, Zeden, Konsten<br />
, Wetenfehappen etc. yan de Ouden.<br />
Bij het lezen van de gefchiedenis der oudheid<br />
behoorden wij overal onzen aandagt te vestigen<br />
op den godsdienst, de wetten, de regeering, gewoontens,<br />
zeden, konsten en wetenfehappen deioude<br />
natiën die door dezelven in vroege tijden<br />
hunne namen hebben onfterflijk gemaakt bij de<br />
nakomelingfchap, de kennis, welke wij deswegens<br />
verkrijgen konnen, is het grootfte nut, het<br />
welk wij uit de beóeffening van de gefchiedenis<br />
der ouden halen konnen. Geen uitgeftrekt gebied<br />
noch krijgs-roem kan eene natie waarlijk,<br />
groot maken; maar een volk word verhoogt en<br />
beroemt door wijze wetten, door eene zachte en<br />
billijke regeering, door goede zeden en door zoodanig<br />
een bezef van godsdienst als gefchikt is<br />
om de menfehen de plichten te doen betrachten<br />
van het huislijk en maatfchappijlijke leven. Konsten<br />
en wetenfehappen, voortbrengzels zijnde van<br />
't vernuft, konnen tot geen trap van volkomenheid<br />
gebragt worden in de ruwe en onbefchaafde<br />
tijdvakken der maatlchappijë; doch konsten en<br />
wetenfehappen werden tot geen goed oogmerk '<br />
aangekweekt, wanneer men dezelven niet beöef-<br />
fent
LES i. GESCHIEDENIS, A*"<br />
feut ter bevordering van het wezenlijk nut van 't<br />
menschdom.<br />
GEENE maatfchappijen konnen beftaan zonder<br />
wetten en regeering. De menfehen werden al<br />
vroeg gewaar dat regeeringloosheid en verwarring<br />
het gevolg waren van eigenbatige grondbeginzels,<br />
die geen dwang kenden: om die reden<br />
verbonden zij zich door onderlinge Verdragen,<br />
zij maakten wetten en onderwierpen zich aan zekeren<br />
regeeringsvorm, zoo rasch 'er eene verëeniging<br />
plaats had. In de kindsheid der maatfehappij<br />
waren de wetten ruw en onvolkomen.<br />
Daar word lengte van tijd, uitgebreide kundigheid<br />
en ondervinding vereischt om dezelven tot volkomenheid<br />
te brengen, en zij vermogen veel of<br />
weinig naar mate de befchaaftheid meer of minder<br />
vorderingen heeft gemaakt. Zoo lang een<br />
volk in den ftaat van barbaarsheid blijft, worden<br />
de wetten flecht gehoorzaamt; want alhoewel de<br />
zwakken zich aan dezelven onderwerpen, de man<br />
van vermogen laat 'er zich niet door wederhouden.<br />
Door zijne driften aangezet en het vermogen<br />
bezittende om wederftand te bieden, laat hij<br />
zich, wanneer hij zijn voordeel 'er in ziet, door<br />
geene wetten beteugelen. Om die reden fteunt<br />
het volks geluk op de vastftelling van juiste en<br />
billijke wetten, die voor alle menfehen even eens<br />
zijn, zonder eenig aanzien van perfoon, van<br />
waardigheid of van rang te onderfcheiden.<br />
C 5<br />
P<br />
'
4f H E D E N B A A O S C H E LES I.<br />
DE oudfte regeeringsvorm was waarfchijnlijk<br />
de aartsvaderlijke, dat is, de vader als hoofd<br />
van 't huisgezin regeerde, en zij, die onder zijn<br />
opzicht leefden, bewezen hem gehoorzaamheid;<br />
dan, dewijl in dat bcftuur veele moeilijkheden<br />
plaats hadden, werd men dezelven fchielijk gewaar.<br />
Daar ontftonden twisten en verfchillen<br />
tusfehen huisgezinnen of Hammen, dezen wierden<br />
door geweld beflist, en de gevolgen daar van<br />
waren verwarring en rampen. De ondervinding<br />
van zoo veele kwalen deed de menfehen uitzien<br />
naar een hulpmiddel tegen dezelven, en het beste<br />
naar hunne mening was, hunne verfchillen<br />
overtelaten aan de uitfpraak van den genen onder<br />
hen, dien men den meesten eerbied om zijne jaren<br />
en wijsheid toekende. Naar mate de maatfehappij<br />
toenam, verè'enigden de menfehen zich<br />
ter onderlinge verdediging ten einde door famenparing<br />
van krachten te gemakkelijker eenen vijandelijken<br />
aanval te konnen afweeren, en hij,<br />
die de treffelijkfte bewijzen gaf van beleid en<br />
dapperheid, verwierf het grootfte gezach in de<br />
maatfehappij. Wanneer een huisgezin of nam.<br />
te talrijk werd voor de plaats, die het befloeg,<br />
werd de jeugd uitgezonden om zich elders te<br />
vestigen, en men verkoos een hoofd om dezelve<br />
ten geleider te verftrekken. De opperfte van<br />
zulk eene bende, werd, indien de tocht gelukkig<br />
uitviel, gekozen tot eerften bewindsman; door<br />
hem werden de landen verdeelt, wetten gemaakt<br />
erj
LES Ï. GESCHIEDENIS. $<br />
en den regeeringsvorm gevestigt: de medegezellen<br />
van zijne zorgen en overwinningen ftonden<br />
evenwel hunne vrijheid niet af aan eenen eenigen,<br />
maar behielden voor zich zeiven eenig deel<br />
in het bewind, en vooral het recht om te oordeelen<br />
in die zaken aan welke de ganfche maatfehappij<br />
hare toeftemming moest geven (n). De<br />
dwingelandij eens willekeurigen, wiens wil eenwet<br />
is, was in de wereld langen tijd onbekent.<br />
REGEERING EN WETTEN DER EGIJP<br />
TENAREN.<br />
DE Regeering en Wetten namen haar begin in<br />
't oosten. De oosterfche volken hadden reeds<br />
verbazende vorderingen gemaakt in befchaaftheid<br />
en zeden, toen de bewoners van Europa nog in<br />
barbaarsheid gedompelt lagen. Egijpte en andere<br />
oosterfche volken werden reeds ten tijde van<br />
Abraham door koningen geregeert. Jofeph breidde<br />
het- gezach der Egijptilche monarchen uit en<br />
verminderde der vrijheid van liet volk; nogthans<br />
waren de koningen van Egijpte geene willekeurige<br />
vorsten; de wetten, aan welken zij ondergefchikt<br />
waren, regelden de wijze naar welke<br />
zij moesten regeeren. De deugden, welken een<br />
koning moest betrachten, de ondeugden, welken<br />
hij had te fchuwen, werden hem iederen lichtend<br />
door den opperpriester voorgehouden in eene redc-<br />
00 C E S AR. de Bell. Gal. TACIT. de Mor. C^rm.
44 H E D E N D A A G S C H E LESE<br />
devoering, welke hij verplicht was aantehooren.<br />
Wanneer de regeerende koning ftierf, zat, volgens<br />
eene in Egijpte vastgeftelde gewoonte, het<br />
volk als rechter over zijn lijk. Een iegelijk<br />
mogt hem befchuldigen, en indien de befchuldigingen<br />
tegen hem ingebragt bewezen waren, werd<br />
zijn dood lichaam verfteken van de plechtigheden<br />
der begrafnisfe. Bevond men zijn gedrag<br />
zodanig geweest te zijn als dat eens konings betaamde,<br />
als dan werd 's vorsten lijk met alle<br />
eer en luister ten grave beitelt. De vrees van<br />
verachtelijk behandelt te zullen worden na het<br />
affterven, maakte dat hunne koningen zich ïtiptelijk<br />
van de plichten hunner waardigheid kweten.<br />
De Egijptenaren waren zoo fterk overtuigt<br />
dat het geluk eens volks afhangt van de billijke<br />
uitöeffening des rechts, dat de richters van hun<br />
hoogde gerichtshof, het welk uit dertig leden<br />
beftont, bij hunne aanftelling een eed deden den<br />
koning niet te zullen gehoorzamen indien deze<br />
hen gebood eene onbillijke uitfpraak te doen.<br />
W E T T E N zijn de bron van menigvuldige zegeningen<br />
voor de maatfehappij; zonder dezelven<br />
zouden de menfehen ongeftraft malkanderen pionderen<br />
en vermoor den; Eigendom en leven zouden<br />
dagelijks blootgefteld zijn aan 't geweld van<br />
roovers en moordenaren. Indien de menfehen<br />
gedreven wierden door deugdzame beginzels, 'er<br />
zouden geene wetten nodig zijn, maar dewijl<br />
het
LES i. GESCHIEDENIS. 45<br />
het tegendeel plaats heeft, leveren de menfche-<br />
lijke wetten een bewijs van de menfchelijke be<br />
dorvenheid. Egijpte was bevoordeelt met wetten<br />
toen nog geene fporen van burgerlijke regeering<br />
bij eenig ander volk te vinden waren. Men<br />
meent dat Menes, ftichter der Egijptifche natie,<br />
het huwelijk heeft ingevoert, en volgens de wet<br />
ten van Egijpte was het een broeder en zuster<br />
geöorloft aan eikanderen te huwen (0). Zulks<br />
ftrijd nogthans met de goede zeden en was een<br />
groot gebrek in hunne wet met betrekking tot<br />
de verëeniging der hunnen. Buiten de priesters<br />
mogt ieder man twee of meer vrouwen hebben.<br />
De veelwijverij is noch overeenkomstig met de<br />
natuur, noch ftrekt ten nutte van de maatfehap<br />
pij (p> De natiën, die zich gedragen naar het<br />
be-<br />
(o) Uit s Sam. XIII vs. 13. fchijnr te U'jken dat dergeJijke<br />
huwelijken bij de Joden plaats konden hebben; fchoon ze er<br />
anders verboden waren. VERT.<br />
(JO Dit is wat te ftellig gezegt. — In Landen als Egijpte<br />
en het oosten is een roansperfoon van 30 en 40 jureii nog in<br />
den bioei zijns levens, terwijl een vrouwsperlöon van vijfentwintig<br />
jaren 'er reeds aan 't afnemen en bedaagd is. Indien<br />
nu in die landen de mannen niet meer dan eene vrouw mogten<br />
hebben, hoe dan zou het mogelijk zijn 'er de bevolking in<br />
ftznd te houden, en hoe zou men 'er eene algemeene en verfchrikkehjke<br />
ongebondenheid konnen weren, waar toe alle mannen,<br />
die in de krachc hunnes levens en in hei vuurigst hunner<br />
driften zijn,'en die volgens de wetten hunne lusten nier zouden<br />
kunnen voldoen, de verleidingen en het geweld zouden te wcik<br />
(lel.
40 H E D E N D A A 8 S C H E LES E<br />
bevel van den Christelijken godsdienst dat ieder<br />
man flechts eene vrouw en iedere vrouw flechts<br />
eenen man zal hebben, zijn volkrijker dan die<br />
naliën, bij welken de veelwijverij word toegcïïaan<br />
(q). Daarenboven is het blijkbaar uit de<br />
evenredigheid, welke plaats heeft in het getal<br />
der mannelijke en vrouwelijke geboortens, dat<br />
een man flechts eene vrouw te gelijk kan hebben<br />
(O. — Hef overfpel, ten uitteiften nadeelig<br />
aan de maatfehappij, wierd bij de Egijptenaren<br />
ten flrengftcn geftraft. Een overfpeeler kreeg<br />
Rellen om die te voldoen tegen de wetten? — Wanneer de man<br />
in een leertijd is het best geuliikt om de oogmerken der natuur<br />
te vervullen en kinderen te tcelen, als dan is de vrouw reeds<br />
ongefchikt om kinderen voorttebrengen. Wat moet de man als<br />
dan doen? De wet moet hem vergunnen eene andere te nemen<br />
of de natuui- aal hem aanfpooren die gene te verleiden, welke hij<br />
niet wettig voor zicli kan verkrijgen. Zie het VI, lioofdjluk van<br />
het tweede gedeelte der Gefchiedenis van de omwentelingen voorge-<br />
valten in de Regeering en in het menfcheüjk yerjlattd. Bij<br />
h:t optell en van de gebreken der Aartsvaderen rept de II. Schrift<br />
nooit iets van hunne veelwijverij. — David, 't is bekent, had<br />
eene menigte vrouwen, nogthans in ftede van daar over berispt<br />
te worden door den propheet Nathan, telt deze iiet onder de<br />
Zegeningen, waar mede God dien vorst had befchonken. Zie<br />
3 Samuël 12 vers 8. (VERTALER.)<br />
(q) China is het volknjkfte land der wo-eld en nogthtns heeft<br />
'er ieder zoo veel bijwijven als hem goeddunkt. (VERT.)<br />
D i e<br />
(r)<br />
evenredigheid weet men dat in Europa plaats heeft,<br />
maar 't is onbekent hoe het 'er in Afi» en Africa mede gelegen<br />
ï'j. (VBRT.)<br />
'er
L r, s i. GESCHIEDENIS. 47<br />
'er duizend Hagen; eene overfpeelfter werd 'er<br />
de neus afgefneden ten einde men haar , als fchul-<br />
dig aan die misdaad, zoude kennen. Lafhartig<br />
heid wierd 'er met een fchandvlek geftraft. Een<br />
valfche befchuldiger moest 'er dezelfde ftraf on<br />
dergaan, welke de befchuldigde zou hebben moe<br />
ten lijden, indien de misdaden, hem te last ge-<br />
legt, overtuigend waren bewezen geworden. Niet<br />
alken een moordenaar maar zelfs hij, die een<br />
moord had konnen verhoeden, en 't niet gedaan<br />
had, werd 'er met den dood geftraft. Een ou<br />
der, die zijn eigen kind vermoord had, was in<br />
't bijzijn van een wacht verplicht het doode<br />
lichaam des kinds drie dagen en drie nachten in<br />
de armen te houden; de uitwerking welke zulks<br />
moest hebben op zijn natuurlijk gevoel, en de<br />
fchande, waar aan hem zulks blootftelde, hiel<br />
den zij voor de ftrengfte ftraf. De Egijptenaren<br />
begreepen dat de eigendom, niet de perfoon des<br />
fchuldenaars de fchuld moest betalen die hij ge<br />
maakt had. De ftraf van fchuldenaars was bij<br />
hen onbekent en werd eerst in later tijden dooi<br />
de menfehen ingevoert. Men verhaalt ons, dat<br />
zeker koning van Egijpte een middel had uitge-<br />
dagt om eerlijkheid en goede trouw in den koop<br />
handel te verzekeren: het beftond daarin: hij be<br />
val den fchuldenaar het lijk van' deszelfs vader<br />
ten borg te ftellen bij den Ichuldeisfcher, en bij<br />
tridien hij het niet loste, werd hij bij zijn over<br />
lijden verfteken van eene begrafnisfe. Ledig<br />
gang
48 H E D E N D A A G S chE EES E<br />
gang en een flecht gedrag werden volgens de<br />
wetten van Egijpte ftreng geftraft. Hij, dien<br />
men befpeurde een niets bedrijvend of werkloos<br />
leven te leiden of van oneerlijke middelen te<br />
beftaan ten nadeele der gemeente, wierd ter dood<br />
gebragt. Luiheid is indedaad de pest der maat<br />
fehappij en de moeder van veele ondeugden,<br />
maar dezelve met de dood te ftraffen, was een<br />
ftraf niet geëvenredigt aan de misdaad. Het<br />
recht was 'er uitmuntende, en Solon, die onge-<br />
twijvelt de wetten van de Egijptenaren overnam,<br />
bragt dezelven tot een famenftel, het welk hij<br />
voor het Gemeenebest van Athene gclchikt<br />
maakte.<br />
ONDER de Egijptenaren had een onderfcheid<br />
van rang plaats, en de kinderen waren 'er verplicht<br />
het beroep hunner ouderen te leeren en te<br />
volgen. Hier mede meenden zij het vernietigen<br />
der onderfcheidene rangen te voorkomen; doch<br />
dit was eene flechte wet. Het vernuft wierd 'er<br />
door geboeit, en alle poging om tot volkomenheid<br />
te komen, werd 'er door verhindert. De<br />
wetten van de Egijptenaren waren onvolmaakt.<br />
Men zou zulks door verfcheide bewijzen konnen<br />
ftaven; een enkel bewijs zal genoeg zijn. Diodorus<br />
Siculus zegt ons: „ Dat onder dit volk de<br />
,, dieven een opperhoofd hadden, bij wien de<br />
„ geftolen goederen ter berging gebragt werden,<br />
„ dat men met zich bij hem te vervoegen en<br />
„ hem
Lts r. G E S C H I E D E N I S . 4$<br />
s, hem eénë befchrijving van 't geftolené te ge 1<br />
»<br />
„ ven, het zelve koude weder bekomen', mits<br />
„ betalende een vierde van de waarde."' Waarfchijnlijk<br />
zal zulks in den beginne eene gewoonte<br />
zijn geweest, welke eindelijk in eene wet vér*<br />
anderde.<br />
G O D S D I E N S T .<br />
DE godsdienst is dé iterkfte band der maait is de natuurlijke<br />
óorfprong van' alle afgoderij. Doch de<br />
godsdienstige dweeperij gaat bij de menfehen tot<br />
in het oneindige. Wanneer zij geene rcfóhtë<br />
D ièm-
•go H E D E N D A A G S C H E LES f.<br />
denkbeelden van God hebben, flaan zij van de<br />
eene ongerijmdheid tot de andere over. De E-<br />
gijptenaren bewegen eer aan dierlijke godheden.<br />
Hun voornaamste God was Apis of Sefostris, wel<br />
ke verbeeld wierd door een zwarten ftier met<br />
bijzondere vlekken. De kat, Inclmumen; de<br />
hond, Ibis; de valk en de wolf behoorden ins<br />
gelijks olider het getal hunner Godheden; dezen<br />
wierden prachtig onderhouden; lieden van den<br />
hoogften rang dienden dezelven en vereerden ze<br />
na derzelver dood met eene heerlijke begrafnis.<br />
Eenigerlei leed aan die fchepzels te doen, wierd<br />
gehouden voor eene allerverfoeilijkfte misdaad<br />
cn met den dood geftraft. De Egijptenaren ver<br />
schilden in hunne godsdienstige begrippen en<br />
plechtigheden. In het eene Landfchap werd de<br />
krokodil eer bewezen, in het andere bewees men<br />
eer- aan deszelfs vijand den Inchnumen. Hier<br />
was het fchaap het voorwerp hunner bijgeloovi-<br />
geh eerdienst, eri elders de geit. Daar uit ont-<br />
ftonden haat, verbittering en onëenigheden. De'<br />
ongerijmdheid van den Egijptifchen eerdienst<br />
word fraai gehekelt door Juvenalis, den romein-<br />
fchen Ichimpdichter (s).<br />
(s) Volufius, wie is onkundig voor wat (lag<br />
Van monters 't dwaas Egipt' zich neerbuigt met ontzag?<br />
Dees dient een krokodil, en die, met vrees bevangen,<br />
.Eert Ibis, opgepropt met adders en met (langen;<br />
De goude meerkat blinkt in 't midden van de Goón,<br />
Daar.- waar 't geknotte, beeld vao Memnon nog den toon<br />
DE<br />
Weer-
t£5 ii G E S C H I E D E N I S gt<br />
DE Egijptifche priesters bezaten groot vermogen;<br />
naar hun goeddunken wierden de drijfveeren<br />
der regcering beftuurt, en door middel vari<br />
't bijgeloof hielden zij het volk aan zich onderworpen.<br />
Hunne godsgeleerdheid beffend in eene<br />
geheime- en in eene volks-leer. De laatfte was<br />
een famenftel Van de godlooste ongerijmdheden,<br />
welke aan 't volk geleefdt werden; de eerfte<br />
was redelijker en zuiveret, doch evenwel nog<br />
met fabelen vermengt. Zij gaven verborgenheden<br />
voor, en bevorderden het bijgeloof om dat<br />
zij die beiden voordeelig vonden voor hun zeiven.<br />
Priesterlijk bedrog heeft meer of min in,<br />
alle eeuwen de overhand gehad; en zoo wel de<br />
natuurlijke als de geopenbaarde godsdienst is be-.<br />
fmet geworden door ongerijmdheden en menfehen<br />
lijke overleveringen.<br />
Weergalmt van zijne lier, en Thebé met haar wallen<br />
En honderd poorten ligt ten puinhoop in gevallen.<br />
Riviervisch bidt men hier, daar bidt men zeevisch aan;<br />
Ginds viert inen eenen hond; maar niemand eert Diiian:<br />
Ja knoflook en Ajuin te knaauwen is verboden.<br />
t> Wonder heilig volk, dat zulke groote Goden<br />
In uwe hóven.kweekt! Geen fchapenvlcesch wordt daar-<br />
Ter tafel opgedischt, geen teder; geitje, maar<br />
een mensch wordt fchroomeloos ,gekeelt en opgevreten, ,<br />
De een, die vol nijdigheid, des anders Goden haat,<br />
ZE*<br />
Meent dat men maar alleen zijn Goón bphoort te vreezeif.<br />
XV SCHIMPDICHT vat., doei- L. S CHE nuf ES»<br />
D 2
5^ H E D E N B A A G S C H E LES I.<br />
Z E D E N .<br />
' GODSDIENST heeft eenen grooten invloed<br />
öp de zeden. Zoo lang de godsdienstige beginzels<br />
van een volk onzuiver en woest zijn, konnen<br />
deszelfs zeden geen ander voorkomen hebben;<br />
maar deze worden eenvouwdig en zuiver,<br />
zoo haast een volk juiste en redelijke begrippen<br />
begint te vormen van het opperwezen en van<br />
den eerdienst overeenkomstig den zuiveren en<br />
geestelijken aart van dat wezen. De zeden der<br />
Egijptenaren geleken naar derzelver Godsdienst,<br />
en het eene werkte op het andere. Eerbied voor<br />
de ouders en hooge jaren, erkentenis voor ontvangene<br />
weldaden, geneigtheid tot vrede en eene<br />
verkleeftheid aan < ude gewoontens waren hunne<br />
voornaamste deugden, en die, welke zij zorgvuldigst<br />
de jeugd poogden inteicherpen. Hunne<br />
ondeugden waren menigvuldig, en 't kon niet<br />
wel anders zijn, dewijl de Egijptenaars een verwijft<br />
eu lui volk waren. In Egijpte hielden de<br />
mannen zich bezig met fpinnen, de vrouwen namen<br />
de zaken binnen en buitens huis waar. De<br />
meisjes en niet de knechtkens waren verplicht<br />
zorg. te dragen voor hunne ouderen. Alle vreemdelingen<br />
waren bij hen in verachting; en eene<br />
verwaande onkunde boezemde hen in dat buiten<br />
de voortbrengzeis van hun eigen land, niets hunne<br />
aandacht verdiende: een duidelijk bewijs dat<br />
de oude Egijptenaars onkundig waren van de<br />
mid-
LES ï. G E S C H I E D E N I S . 53<br />
middelen om eene natie te verbeteren en te be-<br />
fchaven. Ongelegenheden uit den weg te ruimen<br />
door verandering in de wetten te maken, oude<br />
en flechte gewoontens te vernietigen om nieuwe<br />
en betere aantenemen, door zulks te doen heb<br />
ben de volken zich der barbaarsheid onttrokken<br />
en is het geluk der maatlchappij bevordert ge<br />
worden.<br />
K O N S T E N.<br />
D E konsten ftrekken om den handarbeid te ge*<br />
moet te komen; om zoo wel de noodwendighe<br />
den als de gerieflijkheden des levens te bezorgen<br />
en daar door onzen tegenwoordigen ftand aange<br />
namer en gelukkiger te maken. In de eerfte tijd<br />
vakken der maatfehappij moeten de konstén ge<br />
ring en onvolkomen geweest zijn; dit konde niet<br />
wel anders. De ware behoeften van den mensch<br />
zijn niet menigvuldig, en zoo lang zij geene an<br />
dere behoeften kenden, werden die' konsten<br />
flechts aangekweekt door welken dezelven ge<br />
makkelijkst konden bezorgt worden, Toen de<br />
Volken hunne gemeenfehap door den koophandel<br />
uitgebreid en fmaak verkregen hadden voor da<br />
lieflijkheden des levens, toen eerst werden veele<br />
konsten, welke zoo zeer ftrekken tot de geneug-i<br />
tens en de vermaken eens volks, uitgevonden.<br />
De konsten, derhalven, welke een gemakkelijk,<br />
lui leven en de ondeugd bevorderen, zijn van<br />
later tijd dan die, welken wij vplftrekt tot ons<br />
P 3 te*
§4 H E D E N D A A G S C H E IES U<br />
leven benodigt hebben en deze laatfte moeten<br />
ten naasten bij zoo oud zijn als de fchepping.<br />
EGIJPTE was de bakermat der konsten. De<br />
uitvinding van den ploeg, een ftuk het welk in<br />
den akkerbouw onontbeerlijk is, zijn wij aan dat<br />
land verfchuldigt. De eerfte ploegen , tot het bebouwen<br />
van den grond gebruikt, waren alle van<br />
hout. „ Een bewijs, zegt de heer Goguet, dat<br />
„ het beploegen van den grond eerst plaats had<br />
„ in ligte gronden, zoodanig als die van Egijpte."<br />
Toen de ploeg nog niet was uitgevonden, maakte<br />
men in den landbouw gebruik van houte fpaden.<br />
In fommige deelen van Schotland, vooral' op de<br />
-hooge landen, word de ïpade gebruikt in ftede<br />
van de ploeg. Doch zulks moet toegewezen<br />
worden aan de armoede van den bruiker, of aan<br />
de oneffenheid of ongefchiktheid van den grond.<br />
Ijzer, van zulk een algemeen gebruik in de<br />
konsten, werd van alle de metalen het laatst<br />
ontdekt, en het laatfte gebruikt in het tuigwerkelijke.<br />
Behoefte, benevens een bezef daar van,<br />
was met de kloekzinnigheid de moeder der konsten.<br />
Dan, te vergeefsch zouden wij onze behoefte<br />
kennen, zoo de God der natuur geene<br />
ftoffen en vernuft gefchonken had, om' dezelve<br />
daar door te vervullen. Nu wij een tijd beleven,<br />
in welken de konstcn tot groote volkomenheid<br />
gebragt zijn, en wij de voordeden genieten,<br />
welke zij ons verfchaflen, laten wij ons<br />
'•• " £ 0 wei-
LES ï. G E S C H I E D E N I S . 55<br />
weinig gelegen zijn aan de groote pogingen, die<br />
'er Jiodig geweest zijn om dezelven voorttebrenbrengen.'<br />
met dit alles word ons verhaalt, dat'er<br />
oorden in de wereld beftaan, welker bewoners<br />
nog onkundig zijn van de noodwendigfte en nuttigfte<br />
konsten. Er zijn natiën of liever ftammen<br />
van woeste menfehen, die het gemeenzaam voedzel,<br />
het brood namenlijk, niet kennen. Het vuur,<br />
ten minsten hoe het zelve te bewaren en op nieuw<br />
te maken, was in de wereld langen tijd onbekent;<br />
uit de welbekende fabel van Prometheus<br />
zien wij, dat de heidenen het vuur hielden als<br />
van den hemel te komen. Magellan zegt, dat<br />
de volken van de Marie-anne Eilanden het vuur<br />
hielden voor een dier, het welk zich met hout<br />
voedde, ook was dat volk bevreest het zelve te<br />
naderen. Schoon Mexico en Peru overvloed hadden<br />
aan ijzer, was echter het gebruik van dat<br />
metaal aan de bewoners dier landen niet bekent,<br />
toen de Spanjaards daar eerst aankwamen. De<br />
oorfprong van de eenvoudigfte en ligtfte konst,<br />
zoo haast dezelve toebrengt tot de vervulling onzêr<br />
behoeftens, of tot de vermeerdering der gerieflijkheden,<br />
het zij dezelve een gefchenk van<br />
de natuur of het uitwerkzel van kloekzinnigheid<br />
zij, verdient onze bewondering. Het toevallige<br />
heeft aanleiding gegeven tot veele konsten; want<br />
alhoewel de noodzakelijkheid de menfehen noopte<br />
pogingen'te doen ter vervullinge hunner behoeften,<br />
en die pogingen meestal gelukten, zou*<br />
D E N<br />
D 4
$6 H p p E p D A A S S C H » « s i ,<br />
den evenwel verfcheide noodwendigheden des Ieyens<br />
niet hebben kunnen ontdekt worden zonder<br />
gelukkige toevalligheden» ' •<br />
DE Egijptenaars waren reeds in de vroege<br />
tijdvakten der wereld bekent met de konsten.<br />
Hun linne-garen, (het welk men wil dat zeer<br />
fijn gefponnen was), en hunne fijne ftoffen, welks<br />
in de H. Schrift vermeit worden, bewijzen<br />
dat zij-de konst van fpinnen en weven zeer wel<br />
verftonden. De tijdnaalden of Piramiden, die<br />
verbazende groote ftukken, welke zoo veele eeuwen<br />
verduurt hebben, ftrekken tot duidelijke gedenkftukken<br />
van hunne ervarenheid in de.bouwkunde;<br />
zij hadden nogthans een Hechten fmaak.<br />
Men vind geen tekeniiig, geen evenredigheid in<br />
.die openbare werken. Alles wat de gefchicdfchrijvers<br />
en reizigers gezegt hebben wegens den<br />
tijd wanneer, en de lieden door wie deze piramiden<br />
gebouwt wierden, is flechts gisfing. Zommige<br />
menen dat dezelven reeds voor den zondvloed<br />
beftaan hebben, andere dat ze het werk<br />
waren der Israëliten gedurende derzelver dienstbaarheid<br />
in Egijpte.' De waarfchijnlijkfte gisfing<br />
komt ons voor deze te zijn, dat het grafnaalden<br />
waren, waarin de gebalzemde lijken hunner kaningen<br />
en groote mannen geplaatst wierden; want<br />
de Egijptenaars geloofden dat de onfterflijkheid<br />
der ziele flechts zoo lang duurde als hunne lichamen<br />
onverganglijk bleven.<br />
WE-
£ES Ï. G E S C H I E D E N I S . 5?<br />
W E T E N S C H A P P E N .<br />
DE konsten en wetenfehappen ftaan in een<br />
naauw verband met eikanderen; zij beftaan te<br />
zamen, en de verbeteringen van de eene hebben<br />
eene ftrekking om de andere volkomener te maken.<br />
Waar de konsten bloeijen, worden vindingrijke<br />
vernuften aangeprikkelt tot het doen<br />
van nafporingen en tot het bevorderen van kundigheden.<br />
De verdeeling des lands, de gegraven<br />
grachten, om in dezelven het water van den nijl<br />
te ontvangen, en hunne naaukeurige afmetingen<br />
der waterrijzingen, toonen aan dat de Egijptenaars<br />
ervaren zijn geweest in de tuigwerk- en<br />
meet-kunde; ook waren zij geene vreemdelingen<br />
in de ftarrenkunde. Zij verdeelden den zonneweg<br />
in twaalf tekenen, kenden de bewegingen<br />
der hemelfche lichamen, berekenden de verduisteringen<br />
en wisten de oorzaken van dezelven.<br />
Zij hadden eenig begrip van het ftelzel der mcerwerelden,<br />
en van de beweging en wenteling des<br />
aardbols. De Egijptenaars maakten gebruik van<br />
' een beeldfprakig en zinnebeeldig fchrift, dat is,<br />
de gedaante van een voorwerp werd geplaatst<br />
om het voorwerp te verbeelden, en deze gedaante<br />
plaatzing was, alvorens het letter-fchrift<br />
wierd uitgedagt, waarfchijnlijk de fchrijfwijze<br />
bij alle volken in gebruik. Onze letters kwamen<br />
van de Romeinen, het Romcinfche letterfchrift<br />
van de Grieken, en de griekfche letters, eenige<br />
D 5 van
58 H E D E N T J A A G S C H E LES r.<br />
van welken oorlpronglijk hebreeuwfche waren,<br />
kwamen van de Phenicièïs. Men kan des met<br />
waarfchijnlijkheid hier uit opmaken, dat de letters<br />
niet voor den tijd van Mozes bekent waren,<br />
en dat God zelf die op den berg Horeb aan dien<br />
wetgever fchonk. — Uit de Gefchiedenis der<br />
oude Egijptenaren, welke tot ons is gekomen,<br />
bemerken wij dat zij een vindingrijk vernuft bezaten,<br />
doch zij bragten niets tot volkomenheid.<br />
Hunne bijgeloovigheid was van de grooffte zoort,<br />
ook waren zij zeer verkleeft aan ongerijmde gewoontens.<br />
De konsten en wetenfehappen worden<br />
tot volkomenheid gebragt door trapswijze<br />
verbeteringen; de een heeft de eer van uitgevonden<br />
en de andere die van verbetert te hebben.<br />
G R I E K E N .<br />
ALLES wat tot de oude Grieken betrekking<br />
heeft, is onze oplettenheid wel waardig. Zij<br />
hadden juiste denkbeelden van de onvervreemdbare<br />
rechten van den mensch, en hunne edelaartige<br />
en gelukkige worftelingen voor de vrijheid<br />
waren veelvuldig. Vrijheid bewerkte de wetten<br />
van de onderfcheidene Griekfche Gemeenebesten,<br />
had invloed op hunne zeden en fmaak, en<br />
begunstigde de bevorderingen der konsten en wetenfehappen.<br />
SPARTA en Athenen waren de twee Gemee-<br />
nebesten van Griekenland., welke de grootfte<br />
Ver-
EES x G E S C H I E D E N I S . 59<br />
vertooning maakten; beide waren dapper en ondernemende;<br />
bezield met vrijheids - ijver verrigtten<br />
zij de heldhaftigfte daden, en evenwel verfchilden<br />
de Spartanen en Atheniënzers zeer veel<br />
van den anderen in zeden. Deze ongelijkheid<br />
kon niet veroorzaakt worden door de luchtftreek,<br />
maar moet uit eene andere oorzaak zijn voortgekomen.<br />
Hoedanig ook de zeden der Spartanen<br />
mogen geweest zijn, alvorens Lacedemonië beftuurt<br />
werd naar de wetten van Lijcurgus, ben<br />
ik gerieigt te denken, dat zijne wetten, door dit<br />
volk ten naasten bij vijfhonderd jaren in acht<br />
genomen, grooten invloed hadden op deszelfs<br />
daden.<br />
W E T T E N V A N L I J C U R G U S .<br />
ZIJNE 'wetten zeer naauw vermaagdfchapt<br />
zijnde met de goede zeden, deedt hij wat flechts<br />
weinig wetgevers gedaan hebben. Rijkdom en<br />
armoede leiden veeltijds tot ondeugd; om rijk te<br />
worden en geen armoede te lijden gefchied 'er<br />
vrij veel kwaad in de maatfehappij, om die reden<br />
banden hij ze beiden uit Sparta. De landen<br />
werden 'er gelijkelijk verdeelt onder de burgers.<br />
Ijzer-geld was de eenige gangbare munt. Zilver<br />
en goud waren in Sparta verboden. De<br />
konsten, welke tot de weelde des levens toebragten,<br />
werden tegengegaan. De Spartanen walen<br />
verplicht om in 't openbaar te eten, hunne<br />
fpijs beftond in een greof voedzel. Eenvoudige<br />
'Ipijs
6o H E D E N D A A G S C H E EESI.<br />
fpijs voldoet den honger; wel toebereide en fijne<br />
fpijzen wekken en verleiden ,den eet-lust. Ter<br />
wijl zij aan 't maal zaten werden zij onderhou<br />
den met Jesfen van matigheid en bedaardheid.<br />
Op deze wijze wierden de Lacedemoniërs geleert<br />
nederig en vergenoegt te zijn; zich zeiven gelijk<br />
in rang te befchouwen, alle zelfsheid, verwijfd<br />
heid en trotsheid te verachten, en, gemeenfchap-<br />
pelijk met den anderen opgevoed zijnde, zich<br />
zeiven aantezien als kinderen van den ftaat, niet<br />
als kinderen van bijzondere perfonen. Langs<br />
dien weg was het dat zij, van hunne vroegfte<br />
jeugd af, zich gewenden een edelmoedige gene<br />
genheid voor eikanderen optevatten, en door ee<br />
ne edele zucht gedreven werden om uittemun-<br />
ten. De oude heden droegen zorg dezulken<br />
aanteprijzen die lof verdienden en die genen te<br />
laken en te berispen, die flecht handelden. Ten,<br />
einde de Spartanen van derzelver kindsheid af te<br />
gewennen op hunne hoede te zijn en geen ge<br />
vaar te vrcezen, waren de kinderen verplicht<br />
hun voedzel te ftelen, en wanneer het diefftal<br />
ontdekt wierd, werd den dief geftraft om dat<br />
hij zich niet behendig genoeg gedragen hadde.<br />
't Gedrag van eenen fpartaani'chen jongen is een<br />
iegelijk bekent. Hij had een jongen vos geftolen<br />
en hield hem onder zijn gewaad verborgen, doch<br />
het dier geen zin in dien ftand hebbende, zogt<br />
te ontkomen; de jongen, liever dan te doen blij<br />
ken dat hij den .vos geftolen had, liet geduldig
LES i. G E S C H I E D E N I S . 6I<br />
zich de zijde doorknagen tot dat de ingewanden<br />
naar buiten kwamen. Aldus maakt de kragt der<br />
gewoonte moeilijke en onnatuurlijke zaken natuurlijk<br />
en ligt, en een bezef van Ichande overtreft<br />
dikwijls de finertelijkfte gewaarwordingen.<br />
S P A R T A A N S C H E Z E D E N .<br />
MEN heeft de Spartanen wegens hunne zeden<br />
gelaakt om dat men meende dat eene diefachtige<br />
geneigtheid moest aanmoedigen tot roof. Wij<br />
Vinden echter niet, fchoon het een gedeelte van<br />
de opvoeding der kinderen van dat land was,<br />
dat de Spartanen, ouder geworden, meer tot ftelen<br />
geneigt waren dan andere natiën. Het was<br />
geenzins om in hen een zucht optewekken tot<br />
het begeeren van eens anders goed, dat men hen<br />
die lesfen gaf, maar om hen ftout eti behendig<br />
te maken. Hun verftand werd aangekweekt door<br />
eene beftendige gewoonte van redenkavelen in<br />
korte en toepaslijke fpreuken, om welke korte<br />
gezegdens zij vermaard waren. Dus zegt men<br />
hederidaagsch van iemand, die kort en zakelijk<br />
fpreekt, hij fpreekt Laconiesch. De vrouwsperfonen<br />
om hare lichamen te harden en gezond te<br />
maken, hadden hare oeffenfpelen zoo wel als de<br />
mannen. Deze oefFeningen weken niet van 't<br />
zedige af. Door den invloed der wetten van<br />
Lijcurgus bleef de zedigheid langen tijd ftand<br />
houden in Sparta. De ongebondenheid nogthans<br />
brak ten langen lesten uit door het ganfche Gemee-
62 H E D E N D A A G S C H E LESE<br />
meencbest, en de Spartaanfche vrouwen werden<br />
de fchandvlek' harer kunne. De Lacedemonifche<br />
vrouwen hadden een groot vermogen over hare<br />
mannen. Een vreemdeling zeide eens tegen de<br />
vrouw van Leönidas: „ gij lieden zijt de eenig-<br />
„ fte vrouwen die de mannen beheerscht; 't is<br />
„ zoo, zeide zij, en wij zijn de eenige vrqu-<br />
„ wen, die moeders zijn van mannen." Het huwelijk<br />
wierd in Sparta hoog geëert, de ongehuwden<br />
ftaat wierd 'er veracht: naauwlijks kende<br />
men 'er de namen van oude vrijfter en puden<br />
vrijer. Een jongeling weigerde opteftaan bij de<br />
aannadering van een doorluchtigen veldheer, om<br />
dat dezen nooit was gehuwt geweest: „ Gij hebt<br />
3, geene kinderen zeide hij hem, die mij denat<br />
zelfden eerbied zouden konnen bewijzen en bij<br />
„ mijne' aankomst opftaan." De Spartanen bezaten<br />
groote dapperheid en verwierven veel krijgs,roem.<br />
Zij leefden altoos in 't veld en trokken<br />
tegen hunne vijanden op met eenen moed, welke<br />
door niets te bekoelen was. Nogthans moeten<br />
zij, volgens hunne wetten, flechts eenen verdedigenden<br />
oorlog voeren. De Spartaanfche zeden<br />
ftrekten ten teugel aan hunne hartstochten, en<br />
200 lang zij zich beijverden aan de wetten van<br />
Lijcurgus te gehoorzamen, ook zoo lang maakten<br />
zij het eerfte Gemeenebest uit van Griekenland<br />
en verwierven het vertrouwen en de'achting van<br />
de omliggende ftaten.<br />
IK
EES t G E S C H I E D E N I S . 63<br />
IK onderwinde mij niet te zeggen dat de Spartaanfche<br />
zeden volmaakt waren, ook zou ik dezelven<br />
niet als een voorbeeld ter navolginge van<br />
andere volken willen geven. De volmaaktheid<br />
word op deze wereld niet bereikt, en geene der<br />
oude koningrijken of Gemeenebestén konnen ten<br />
voorbedde dienen voor befchaafde en handeldrijvende<br />
natiën.<br />
DE geftrenge deugd der Lacedemoniërs ontaartte<br />
zomtijds in barbaarsheid. Geftrengelijk<br />
ftraf," wierden hunne harten niet vermurwt door<br />
zachter deugden. Volgens de wetten van Sparta<br />
was het de ouders geöorloft hunne zwakke kinderen<br />
te verlaten of ter dood te brengen, en deze<br />
onnatuurlijke wreedheid oeffenden zij dikwijls.<br />
Met oogmerk om hunne, kinderen aan pijn en<br />
fmerten te gewennen, geesfelden zij dezelven<br />
zoo onbarmhartig, dat zomtijds veelen daar aan<br />
ftierven. De heloten of Haven, die de landen<br />
der Spartanen bebouwden, werden door hunne<br />
onbarmhartige meesters met de barbaarfte ge*<br />
ftrengheid behandelt. In één woord, de Spartanen<br />
ichijnen door de wijze hunner opvoeding zich<br />
aan eene te groote ongevoeligheid gewent te<br />
hebben; in dit opzichte waren zij te laken. Dan,<br />
fchoon zij als mensch niet zoo aandoenlijk waren<br />
als zij hadden behooren te zijn, verdienen zij,<br />
niettemin, geprezen te worden. De Spartanen<br />
bezaten eene grootmoedigheid van ziel, zoo als<br />
paar
64 H E D E N D A A G S ' C Ö E LES £<br />
maar zelden aangetroffen word bij de hedendaag<br />
fche volken. Een burger van dat Gemeenebest<br />
afgekeurt tot raad der driehonderd, zeide, „ zich<br />
„ gelukkig te achten dat Sparta driehonderd bur-<br />
„ gers kon vinden,-die beter waren dan hij zelf."<br />
Een der Spartaanfche koningen gevraagt zijnde:<br />
onder welke regeering de mensch het. veiligst<br />
konde leven? antwoordde: „ onder die, waar<br />
„ het volk noch rijk noch arm is, waar de op-<br />
5, rechtheid vrienden vind en het bedrog geene."<br />
WETTEN DER ATHENIENZEREN.<br />
DE grondbeginzels en zeden van de ingezete<br />
nen van Athenen verfchilden veel met die van<br />
Sparta. Zij waren meer dan een der Griekfche<br />
Haten bezielt met eenen gloeijenden ijver voor<br />
de vrijheid. Hunne zucht om vrij te zijn duldde<br />
niet zich aan de koninglijke magt te onderwer<br />
pen. Het koningfchap wierd in Athene vernie<br />
tigt, en de opperfte magt geftelt in de handen<br />
van 't volk. Geene maatfehappij kan beftaan<br />
zonder wetten. De Athéners waren zonder wet<br />
boek. Draco ftelde een wetboek op, omtrent<br />
624 jaren voor de geboorte van Christus. Doch<br />
zijne wetten, welke de doodftraf ftelden op alle<br />
misdaden, waren zoo ftreng, dat men dezelven<br />
onbeftaanbaar vond met de regeering en het ge<br />
luk van een vrij volk.<br />
SOLON, een raau van uitmuntende gehoor»<br />
ca
EES ö G E S C H I E D E N I S . ég<br />
en kundigheid, ftelde omftreeks 66 jaren na Draco,<br />
een nieuw wétbpêk op voor . zijne landgenoten,<br />
meer onvèrëcnkomstig met derzelver z#<br />
den en toeftand; om die wetten alle optenoemen<br />
zou den lezer maar weinig bevallen. Genoeg zij<br />
het te zeggen: dat zijne wetten onvolmaakt waren.<br />
Hij poogde alle de bijzondere rangen inden<br />
ftaat te behagen, en derha'lvert raakte hij<br />
niet aan alle de wortels van het kwaad. Solori<br />
was evenwél niet te laken, zoo 't waarheid zij,"<br />
't geen hij zeide: dat zijne wetten ingericht waren<br />
naar de omftandighedcn der Athéneren en def<br />
besten die zij in ftaat waren aahtenemeiï.<br />
OORLOG was de eenige bezigheid der Spartanen.<br />
. Elk burger was 'er verplicht een held te<br />
zijn of zijn laud te verlaten. De Atheniënzers'<br />
kweekten de geleerdheid en de konsten aan. Zij<br />
waren verplicht de wapens optevatten wanneer de<br />
nood van den ftaat zulks verëischte, maar in tijd<br />
van vrede konden zij zich toeleggen op zodanige;<br />
zaken waar toe hun vernuft of begeerte hen neig-'<br />
de. In fparta vernielde de armoede, die men 'er'<br />
beminde, de drijfveeren der gierigheid; In Athene<br />
was de hoop op rijkdom de prikkel van vernuft<br />
en vlijt. De Spartanen, van' hunne kindsheid<br />
af gewoon te gehoorzamen, onderwierpen<br />
zich gereedelijk aan de wetten: de Atheniënzers<br />
konden zich aan geène onderwerping gewennen:<br />
eene uittermate zucht voor de vrijheid br'agt bij<br />
E hen
66 H E D E N D A A G S C H E LES E<br />
hen "eene losbandigheid voort; zij verachtten de<br />
wetten en de magiftraten, wier magt te zwak<br />
was om hen binnen behoorlijke palert te houden.<br />
INDIEN de Regeering een invloed heeft op<br />
de zeden, zoo hebben de zeden insgelijks een invloed<br />
op de Regeering. De geftrenge wetten<br />
van Lijcurgus, geftemt zijnde naar de geftrengheid<br />
der Spartaanfche zeden, maakten dat het<br />
volk overeenkomstig daar mede handelde. De<br />
zeden der Atheners waren van een leniger aart;<br />
men had 'er fmaak in vermaken, en dewijl men<br />
'er bij gebrek aan beginzels onbefïendig was,<br />
kon een Hecht ftelzel van wetten 'er de zeden<br />
niet verbeteren. Zodanig %vas het ondericheid<br />
tusfehen deze beide oude vermaarde Gemeenebesten.<br />
De' Spartaanfche geilrengheid ontaartte<br />
dikwijls in wreedheid, terwijl de Atheners menfchelijk,<br />
heusch, wellevend en vernuftig, zich<br />
zeiven onderfcheidden door roemrijke' daden en<br />
edele werkdrukken. Het volk van Sparta handelde<br />
de Heloten met groote barbaarsheid, de<br />
burgers van Athene gedroegen zich met zoo veel<br />
menselijkheid jegens hunne flaven, dat huisbedienden<br />
van de hedendaagfche tijden niet beter<br />
behandelt zouden konnen worden.<br />
F R A I J E K O N S T E N .<br />
DE fraije konsten wierden in Griekenland aan-<br />
ge-
LES I.' G E S C H I E D E N I S . ör<br />
gekweekt en tot groote volmaaktheid gebragfc<br />
De vrijheid heeft invloed op den fmaak, en<br />
wanneer een volk door nijverheid rijkdom verkregen<br />
heeft, haakt het naar de vermaken des<br />
levens en jaagt dezelven na j' als dan worden de<br />
fraije konsten aangemoedigt als middelen, door<br />
welke men zijne-rijkdommen kan ten toon Ipreiden<br />
en genieten. Pericics, een edel en vermaard<br />
Athener, was de eerfte onder de Grieken die de<br />
fraije konsten aanmoedigde en beichermdc, eh<br />
deszelfs landgenoten bleven nog lang na hem in<br />
dezelven uitmunten. Wij zijn aan de Grieken<br />
de drie bouw-ordens verfchuldigt; dè Corinthifche,<br />
de Dorifche en de Iönifche: deze zijn nog<br />
heden de regelmaat des goeden fmaaks in 't bouwen.<br />
De Grieken hebben uitmuntende fchilders<br />
en beeldhouwers voortgebragt. Phidias bragt de<br />
beeldhoukunde tot volmaaktheid: Praxiteles maakte<br />
de twee keurlijke en zoo veel bewonderde<br />
ftandbeelden van Venus. Hij gaf aan het volk<br />
van Coös de keuze van die beide Hukken, welke<br />
hij op eenen gelijken prijs Helde, zij kozen<br />
het minst fchoone, om dat het gekleed en het<br />
andere naakt was; een waardig voorbeeld van<br />
zedigheid. De Griekfche fchilders gebruikte<br />
Hechts vier kleuren in 't fchilderen, zwart, wit,<br />
rood en geel. Zij hadden kennis van 't gene<br />
men dag en fchaduw in de fchilderkonst noemt,<br />
waar door het gefchildert beeld meer rondheid<br />
verkrijgt. Het is evenwel waarfchijnlijk dat j$j<br />
Es &
68 H E E - E N D A A G S C I I E LES E<br />
in die konst beneden eenen Raphaè'1 en zoramige<br />
andere later fchilders waren. De konsten van<br />
vernuft wierden in Griekenland deftig beloont.<br />
Dit was de beste prikkel, door welke de konste-<br />
naar tot naijver aangemoedigt wierden om in hun<br />
ne onderfcheidene takken van konst-oeffening uit-<br />
tcmunten.<br />
M Ü Z I E E.<br />
D E Grieken waren liefhebbers van de Muziek:<br />
Zelfs had die konst invloed op hunne wetten en<br />
ftrekte om aan hunne zeden eene zekere zacht<br />
heid te geven. Alle volken, 't zij barbaaren of<br />
befchaafde, hebben het vermogen of de kracht<br />
van de welluidenheid gevoelt, en een bewijs op-<br />
gelevert dat de fmaak voor de Muziek den mensch<br />
natuurlijk is. De Muziek lenigt de woeste ze<br />
den, wekt den moed op en de liefde tot de<br />
deugd, zij zet ons aan tot het verrigten van ede<br />
le daden. De Muziek- en de Dichtkonst zijn<br />
tweeling zusters. Voormaals Waren de Barden<br />
dichters en muziekanten beide, zij zongen de<br />
daden van hunnen held in dichterlijke vaarzen<br />
van hun eigen maakzel. De Muziek der ouden<br />
ivas mannelijk, krachtig, eenvoudig en majes<br />
tueus; gefchikt om de driften te temmen en het<br />
gemoed intenemen. De verwijfde Muziek der<br />
hedendaagfche tijden was toen onbekent. De<br />
Muziekkonst, welke zoo hoog geacht was bij de<br />
Grieken, was in geene achting bij de Romeinen,<br />
die
LES ï. G E S C H I E D E N I S . 6*9<br />
die dezelve aan hunne flaven overlieten. De lier<br />
was het muziekaal fpeeltuig, van 't welk de ouden<br />
zich bedienden; in den beginne had dezelve<br />
flechts drie fnaren; Timotheus vermeerderde die<br />
tot elf, in 't vervolg werden 'er nog roeerder<br />
toe gevoegt. De Grieken hadden kennis van de<br />
Muziek die in onderfcheide partijen. te famen uitgevoerd<br />
word. Zij hadden agttien muziektoonen,<br />
die ieder door zoo veele bijzondere tekens<br />
onderfcheiden werden. Doch' de Gamma of tafel<br />
der muziek-noten, in de elfde eeuw uitgevonden<br />
door Guij d'Rezzo, heeft deze konst veel gemakkelijker<br />
gemaakt.<br />
D I C H T K O N S T .<br />
IN evenredigheid van de gaven welke wij van<br />
de natuur tot het beöeffenen van eenige konst<br />
ontvangen hebben, munten wij flechts in dezelve<br />
uit. Een mensch moet een dichter geboren zijn,<br />
zonder dit kan hij in die konst nooit een meester<br />
worden. Eene levendige verbeelding, een vin-,<br />
dingrijkc geest, een zuivere fmaak zijn vereisch-.,<br />
tens, zonder welke men in de dichtkonst niet<br />
kan uitmunten. Homerus en andere Griekfche<br />
dichters hebben door hunne fchriften getoont,<br />
dat zij deze begaafdheden bezaten. Hunne buigzaame,<br />
welluidende, majestueuze, bevallige en<br />
krachtige taal was gepast voor de Dichtkunde.<br />
Geen fpraak is zoo wel gefchikt als de Griekfche<br />
om aan den zin de klank van een echo te geven.<br />
E 3 DB
fo H E D E N D A A G S C H E LES E<br />
D E poëzij is misfchien de eerfte van alle<br />
konsten; de allerwoeste volken hebben dezelve<br />
beöeffent. De menfehen hebben altoos, door<br />
een foort van ingeichape neiging, behagen gefchept<br />
hunne vermaken en geluk te bezingen, de<br />
Godheid, die zij eerden, met dichterlijken zang<br />
te loven, de daden van den Held dien zij bewonderden<br />
te vermelden, en alles uittebazuinen<br />
.. wat zij wilden dat een indruk zou maken op het<br />
hart. De hartstochten, bijzonderlijk die van de<br />
tederer foort, bevorderen grootelijks die behagelijke<br />
konst. Ieder minnaar is een Dichter. Doch<br />
de menfchelijke aandoeningen vuuren veeltijds<br />
's dichters geest aan. Men verhaalt, dat het<br />
doel van Homerus, in 't opftellen van zijn Illiade<br />
was, een einde te maken aan de tweedracht<br />
en verbitteringen, welke ten zijnen tijde zoo<br />
fterk woedde in de Griekfche ftaten.<br />
HET Tooneelfpel kwam ten tijde van SOIOH<br />
te voorfchijn, want voor dat tijdvak verdiende<br />
de Griekfche vertoon.'ngen den naam niet van<br />
Tooncelfpclcn (t); Efchijlus tijdgenoot van Xerxes,<br />
toen deeze een inval deedt in Griekenland,<br />
was de vader van het Trcurfpel; hij poogde door<br />
fchrik en medelijden het hart te roeren. Sophodes<br />
maakte het Treurfpel belangrijker, zijne<br />
ont-<br />
(t) Het cerfte Trcurfpel wicrtl te Athene vertoont op een be<br />
weegbaar toouecl of wagen door Thespis, 535 jaren voor de geioonc<br />
van Christus.
LES i. G E S C H I E D E N I S . f|<br />
ontwerpen waren regelmatiger, zijn verheven en<br />
krachtige ftijl was beter gefchikt voor dat foort<br />
van ftukken dan de ftijl van Efchijlus. Euripides,<br />
die met Sophocles naar den palm der overwinning<br />
dong, voerde in zijne Treurfpelen die<br />
wijsbegeerte ten tooneele, welke gefchikt is om<br />
de ziel liefde tot de deugd inteboezemen.<br />
D E bedoeling van 't Blijfpel is de ondeugd<br />
ten toon te ftellen door dezelve belachlijk te maken<br />
en zodanige menfchelijke gebreken op het<br />
tooneel te gispen, welke door geene menfchelijke<br />
wetten te verbeteren zijn (u). Het oude Blijfpel<br />
was daar in zeer gebrekig; het ftelde bekende<br />
karakters ten toon door regelrecht de perfonen<br />
aantewijzen en hen belachlijk te maken. De oude<br />
Blijfpel-dichter bekladde, gelijk een boosaartig<br />
hekelaar, den deugdzamen zoo wel als den boozen.<br />
Een bewijs van de losfe zeden der Atheniénzeren<br />
is, dat zij behagen konden fcheppen in<br />
de grappen van Aristophancs, zelfs daar deze<br />
eene poging deed Socrates belachlijk te maken<br />
en denzelven als een der flechtfte mannen.van<br />
Athenen op het Tooneel in een haatlijk licht te<br />
ftellen. Het middel-Blijfpel, zoo als het ge.<br />
noemt word, hoonde den perfoon door dien te<br />
noemen. Het nieuwe Blijfpel fchilderd de zeden<br />
zon-<br />
Cu) Het eerfte Büjfpel wierd te Aihcne vertoont op een Too<br />
neel-wa jen 56a jaren voor Christus.<br />
E 4
72 H E D E N D A A G S C H E EES E<br />
zonder op iemand te wijzen. Het Blijfpel van<br />
onze tijden is gelijk Boileau zegt: „ een fpiegel,<br />
„ in welken een ieder zijn eigen beeltenis kan<br />
„ zien, om zijne cige dwaasheden lachgen en op<br />
„ eene aangename wijze Ieeren dezelven te ver-<br />
„ beteren." 1<br />
Men zou nogthans twijvelen mogen<br />
of ooit iemand zijne gebreken, die hij op het<br />
Tooneel zag ten toon ftellen, verbetert hebbe?<br />
Het fchouwburg word bezogt om 'er zich te<br />
verlustigen, niet om 'er eenig nut uittetrekken,<br />
en het tafereel van ondeugd en dwaasheid, het<br />
welk men daar vertoont, word van de toekijkers<br />
befchouwt als iet dat op anderen en niet op hun<br />
zeiven past.<br />
W IJ S B E G E E R T E.<br />
•DE tijd zou ons ontbreken indien wij alle de<br />
wijsgeeren en gefchiedfehrijvers zouden opnoemen<br />
door Griekenland voortgebragt. De fchriften<br />
van Thucijdides en Xenophon, van Plato en<br />
Aristoteles, zullen aan mijnen graag onderwezen<br />
lezer konnen leeren tot welken graad van volkomenheid<br />
de Grieken de gefchiedenis en wijsbegeerte<br />
gebragt hebben. Wij mogen hier aanmerken<br />
dat de kennis van de gefchiedenis één der<br />
grootftc voordeden is, welke wij de Grieken te<br />
danken hebben; doch uit het beöeffenen der ou-<br />
& griekfche wijsbegeerte is voor hedendaagfche<br />
volken niet veel nut te halen. De verfchillende<br />
ftelzeis der griekfche wijsgeeren, niet gegrond<br />
op
LES E G E S C H I E D E N I S . 73<br />
op rede en proeven, waren flechts inbeeldingen<br />
van hun eigen brein: hunne Zedekundige wijsbegeerte<br />
ftemt niet overeen met de waarheid en<br />
met de natuur van den mensch, noch is het gevolg<br />
van eene behoorlijke kennis van den aart<br />
van goed en kwaad.<br />
INDEDAAD Socrates fchijnt de beste zedelijke<br />
wijsgeer van alle de Grieken geweest te zijn.<br />
De Godfpraak noemde hem den wijsten man van<br />
zijnen tijd. Hij leeraarde, (want wij hebben geene<br />
fchriften van hem, ook ftelde hij niets op 't<br />
papier), dat de eigenlijke betrachting van den<br />
mensch is zich zelf te kennen; dat het doel der<br />
ware wijsbegeerte is de deugd zoo in 't openbaar<br />
als in 't bijzonder te bevorderen, dat de<br />
wijsbegeerte, die zulks niet doet, den naam van<br />
ware wijsbegeerte niet verdient. Doch Socrates<br />
verfcheen te vroeg in de wereld en de menfehen<br />
waren nog niet gefchikt om zijne wijze lesfèn<br />
aantenemen; zoo hij in onze verlichte tijden geleeft<br />
had, zou hij met luister als Christen wijsgeer<br />
hebben uitgeblonken. De Atheniënzers behandelden<br />
Socrates als een verachter van de Goden<br />
zijns lands, als een vijand van het gemeenebest,<br />
en om zijne diensten aan zijnen evenmensen<br />
bewezen te beloonen, deden zij hem den vergiftigden<br />
beker drinken. De Grieken waren wel<br />
ervaren in de krijgs - kunde zoo als dezelve dooide<br />
ouden geöeffent werd; hunne oorlogen met<br />
E 5 dc
74 H E E E N D A A G S C H E XES E<br />
de Pcrfen en de menigvuldige verfchillen onder<br />
hun zelve, maakten hen zeer bedreven in het<br />
legeren hunner heircn, in de fchikking hunner<br />
llag-orde, en in het verbeteren der wapenen en<br />
van den toettel hunner krijgsknegten: zij verftonden<br />
de meet- de itarren- de aardrijks- de genees-kunde<br />
en 't bellier der geldmiddelen, dat<br />
is, de wijze om een inkomen te ligten en -het<br />
zelve behoorlijk, te befturen; eene wetenfchap<br />
van veel aanbelang voor iedere Regeering.<br />
W E L S P R E K E N II E I D.<br />
D E welfprekenheid bloeit het meest in volksregeeringen:<br />
aldaar heeft de fpreker, die zich<br />
openlijk doet hoorcn, de beste aanfporing en de<br />
meeste gelegenheid om zijne redenkundige gaven<br />
ten toon te fpreiden en tot volmaaktheid in de<br />
konst van welfpreken te komen. Het Atheenfche<br />
beftuur was der welfprekenheid gunstig.<br />
Deze moest bloeijen in- eene ftad, waar de toejuiching<br />
van 't volk de weg was tot beruchtheid<br />
en de fortuin. De ware welfprekenheid is de<br />
konst om door rede te overtuigen: zij wekt de<br />
hartstochten op en overreed door te wei-ken op<br />
het gevoel en het oordeel der menfehen. In<br />
Griekenland wierd de redeneerkoust onderwezen<br />
even als andere wetenfehappen; de redenaar fprak<br />
niet alleen openlijk in de Ichoo'len, maar gewende<br />
zich zeiven zomtijds in 't openbaar te fpreken.<br />
De Sophisten of drogredenaars, die zich<br />
op-
LES ï. G E S C H I E D E N I S . 75<br />
opwierpen tot openbare onderwijzers, bedierven<br />
de Griekfche welfprekenheid: zij .weken af van<br />
het pad der waarheid en der natuur, leeraarden<br />
hunne fcholieren den fchijn der zaken te veranderen,<br />
aan !t valfche het vernis van waarheid te<br />
geven, te verbijsteren liever dan te overtuigen,<br />
ook waren zij altoos gereed om het voor of tegen<br />
van eene zaak te verdédigen.<br />
PERICLES herftelde de ware welfprekenheid<br />
te Athene en Demosthenes bragt dezelve tot volkomenheid.<br />
' De natuur had Demosthenes niet tot<br />
een redenaar gevormt, zijn ftem was zwak, zijn<br />
'uitfpraak gebrekkig, hij kon de letter R niet uitbrengen<br />
: dit gebrekkige veroorzaakte dat hij<br />
Werd uitgejouwt toen' hij voor de ecrftemaal in<br />
't openbaar wilde fpreken. Een tooneelfpeler<br />
wien hij zijn ongeval klaagde, zeide hem: dat<br />
hij zich moest troosten en voor al niet wanhopen,<br />
dat 'er een geneesmiddel voor zijn gebrek<br />
was, en dat hij zeer wel een goed redenaar konde<br />
worden. De tooneelfpeler deedt hem eenige<br />
vaarzen opzeggen, welke hij daar na met zoo<br />
veel bevalligheid en nadruk herhaalde, dat Demosthenes<br />
dezelve bevondt eene geheele verfchillende<br />
uitwerking te hebben. Dit overtuigde den<br />
redenaar dat hij, om wel te Hagen, zich dagelijks<br />
moest oeffenen; om daar aan te voldoen bouwde<br />
hij een kleene hut, daar hij zich maanden aan<br />
den anderen bezig hield met overluid te redenceren.
76 H E P E N D A A G S C H E EES t.<br />
ren. Om zich zeiven aan het gedruis van eene<br />
oproerige vergadering te gewennen, begaf hij zich<br />
zomtijds aan den Zee-oever, om aldaar openlijk<br />
als tegen de baren te redenkavelen. Ter bevordering<br />
eener goede uitfpraak nam hij op andere<br />
tijden fteentjes in den mond onder het beklimmen<br />
of opwandelen van eenen heuvel. Volharding<br />
en eerzucht om uittemunten konnen de grootfte<br />
zwarigheden te boven komen. Demosthenes<br />
vermeesterde de natuur en beftuurde door de<br />
kragt zijner welfprekenheid de Atheniè'nzeren naar<br />
welbehagen. De beruchtfte redenaars moesten<br />
voor hem zwigten. Philippus van Macedoniën<br />
pleeg te zeggen: dat hij den donder der welfprekenheid<br />
van Demosthenes meer duchtte dan de<br />
vloot en legers van Griekenland. Zodanig een<br />
heeft grooten kans om als redenaar uit te munten,<br />
die zich zelvcn zorgvuldiglijk vormt naaide<br />
ouden; daar hij, die verzuimt Demosthenes<br />
en Cicero, die beide groote meesters in de redeneerkunde,<br />
natevolgen, nimmer als openbaar<br />
fpreker eenig vertoon in de wereld zal maken.<br />
ROME werd van kleine beginzels de meestres<br />
der wereld. Eenige weinige oorzaken bezorgden<br />
de Romeinen de algemecne heerfchappij. Door<br />
hunne ftaatzucht flrreefden zij naar het oppermagtig<br />
bewind over de wereld; deze ftaatzucht was<br />
door niets te beteugelen; zij grepen alle gelegenheden<br />
aan om die te voldoen: in de wijze<br />
hun-
LES 1. G E S C H I E D E N I S . 77<br />
hunner krijgstucht muntten zij uit; de oeffeningcn<br />
hunner krijgsknegten maakten dezelven gewoon<br />
aan den hardften arbeid en overwinnelijk<br />
in een veldflag, Hunne krijgsmiddelen waren onuitputlijk.<br />
De gemakkelijkheid waar mede zij<br />
hunne groote verliezen in den oorlog met Hannibal<br />
herftelden, is 'er een bewijs van. Hunne<br />
wetten wierden naauwkeurig en gereedelijk gehoorzaamt.<br />
„Niets is zoo magtig, zegt Montes-<br />
„ quieu, als een Gemeenebest, waar de wetten<br />
„ gehoorzaamt worden niet uit vrees of bij re-<br />
„ deneering maar uit zucht en ijver, gelijk zulks<br />
„ plaats had in Rome en te Sparta." Want in<br />
dien tijd wierd al den ijver, welken door partijfchap<br />
kon ingeboezemt worden, gevocgt bij het<br />
wijs beleid van een uitmuntend bewind. Een<br />
foort van geestdrift, die van vader tot zoon overging,<br />
zette leven bij aan alle hunne ondernemingen.<br />
D E Zeden der Romeinen bleven een geruimen<br />
tijd onbedorven. Hunne oprechtheid en armoede<br />
benevens hunne zucht om te overwinnen hielden<br />
hen op eenert afftand van die ondeugden, welke<br />
de ziel verflappen. In 't gene men de gelukkige<br />
tijden van 't Gemeenebest noemt, waren de Romeinen,<br />
't is waar, onbefchaaft en ruw van Zeden,<br />
maar zij waren niet verwijft; ook is de<br />
deugd zonder den glans van befchaaftheid hooger<br />
te fchatten dan ondeugd met befchaaftheid. Van<br />
de
?o H E D E N D A A G S E H E LES E<br />
de ftigting van Rome af in een tijdvak van vijfhonderd<br />
jaren, had 'er flechts eene enkele echtfchciding<br />
plaats en dat nog uit hoofde van Onvruchtbaarheid;<br />
een fterk bewijs hoe hoog de<br />
getrouwheid in den echt bij dat volk gefchat<br />
werd. Doch tijd en omftandigheden veranderen<br />
de zeden eens volks. De Romeinen, na Italië<br />
onderworpen te hebben, voerden hunne wapens<br />
in 't oosten, alwaar zij de ondeugden deiverwijfde<br />
Afiatifche volken aannamen. Deze ondeugden,<br />
in Rome overgebragt, bedierven de<br />
oude zeden en boeiden de veroveraars der wereld.<br />
De groote mannen werden het eerfte befmet<br />
en verleidden het volk door hun voorbeeld<br />
en door 't bekuipen van deszelfs gunst. De befmetting<br />
verfprèidde zich als een lopend vuur en<br />
tastte alle de rangen in den ftaat aan. De noodlottige<br />
gevolgen daar van waren de losbandigfte<br />
zeden, burger-oorlogen en verlies van vrijheid.<br />
De verbastering der Romeinfche zeden van deugd<br />
tot ondeugd veroorzaakte den val van dat vermaarde<br />
Gemeenebest en maakte hen, die ééns<br />
vrij waren, tot geboeide flaven.<br />
D E oude Romeinen waren langen tijd een'<br />
boersch en onwetend volk, onkundig van die<br />
verbeteringen, welke de gerieflijkheden en aan<br />
genaamheden van 't leven bezorgen. De ftad<br />
Rome wierd eerst 575 jaren na hare ftigting be-<br />
ftraat.
LES & G E S C H I E D E N I S . 79<br />
ftraat. Gedurende vijfhonderd jaren ontbeerden<br />
de Romeinen de wijze vart' den tijd aftemeten.<br />
Scipio Nafica was de uitvinder van een wateruurwijzer.<br />
Een Griek, die ten tijde van Hannibal<br />
te Rome kwam, was de eerfte die de geneeskunde<br />
en heelkunde in die ftad oeffende.<br />
Ennius en Nevius waren de eerfte Romeinfche<br />
Gefchiedfchrijvers, zij fchreven in verzen; men<br />
ma"- met rede veronderftellen hunne dichtkunde<br />
barbaars te zijn geweest, en hunne Gefchiedenis<br />
van weinig aanbelang.<br />
D E Romeinen werden verlicht door hunne<br />
verkeering en handel met de Grieken. Plautus<br />
en Terentius trokken het Romeins Tooneel uit<br />
deszelfs barbaarsheid en voerden op het zelve<br />
de griekfche wijze van vertooning in. Hunne<br />
fpelen, bijzonderlijk die van Terentius, in den<br />
waren zin en ftijl van 't Blijfpel gefchreven,<br />
waren beter gefchikt voor het tooneel dan die,<br />
met welke de Romeinen zich tot aan dien tijd<br />
vermaakt hadden.- Polijbius toonde hen de wijze<br />
hoe de Gefchiedenis te fchrijven. Zij raakten<br />
bekent met de Griekfche wijsgeeren; en de<br />
fchriften der Grieken verbeterden den flechten<br />
fmaak der Romeinen, wier boerfche zeden daardoor<br />
tevens befchaaft en verfijnt werden. Cat'o,<br />
de oude, de tuchtmeester bijgenaamt, dié, bekommert<br />
voor de gevolgen, dergelijke verbete-<br />
rin-
80 H E D E N D A A G S C H E EES E<br />
ringen afkeurde, maakte een wet, bij welke de<br />
wijsgeeren en leeraars in de redeneerkunde uit<br />
Rome verbannen wierden. In dit opzichte handelde<br />
hij verkeert: de geleerdheid ftrekt eene natie<br />
tot nut: zoo lange de menfehen onkundig<br />
zijn, konnen zij niet wijs en gelukkig genaamt<br />
worden. De fchriften van Cicero, Virgilius;<br />
Horatius, Livius, SaJlustius en Tacitus doen den<br />
Romeinfelien naam meer eer aan dan alle de oorlogen<br />
en veroveringen van 't oude Rome. De<br />
geleerdheid kan, even als de Godsdienst en andere<br />
nuttige dingen, misbruikt worden, maar de<br />
geleerdheid, welke zich bezig houdt met haar<br />
ware doel, te weten met het nafporen der waarheid<br />
en het verfpreiden van nuttige kennis, is<br />
een van de grootfte zegeningen des menfchelijken<br />
levens. Het onderfeheid tusfehen een geletterd<br />
man en een onkundig mensch kan men zeggen<br />
zoo groot te zijn als dat tusfehen een redelijk en<br />
een zot mensch.<br />
„ IETS, dat ons ten uitterften verbaast, zegt<br />
„ een ichrander fchrijver, en 't gene te Rome<br />
„ nogthans eene zeer gemeene zaak was, is dat<br />
s, wij in éénen zelfden man, een magiftraat, een<br />
„ krijgsman, een richter, een veldoverften, een<br />
„ bekwaam pleiter, een fchrander ftaatkundigen,<br />
„ een ftaatsman en een geletterden zien, bekwaam<br />
„ om zich beroemd te maken en nuttig te zijn<br />
,, in
LES I. G E S C H I E D E N I S ) 8t<br />
„ in alle die verfchillende posten. Welke ver-<br />
„ bazende menfehen! Hunne opvoeding moet ge-<br />
„ wis zeer ondcifchéideh zijn geweest' van de<br />
„ onze! Hoe bekrompen is de kring binnen wel-<br />
,,' ken onze begaaftheden beperkt zijn." (v) In<br />
de hedendaagfche tijden word iemand zeer hoog<br />
geroemd, die in eenen enkelen post van 't leven<br />
zich wel kwijt; maar verfeheide posten ten nutte<br />
van 't algemeen wel te bekleeden, zou een foort<br />
van wonder van hem maken.<br />
(v) De Abt MILIOT.<br />
F TWEE-
8a H E D E N D A A G S C H E LES IE<br />
- T W E E D E L E S .<br />
Gefchiedenis, Wetten , Zeden , Gewoontens, Gods<br />
dienst der Hedendaagfche Volken van Europa.<br />
belangrijkst tijdvak van de Hedendaagfche<br />
Gefchiedenis begint aan 't uit-einde van de<br />
agtfte eeuw, toen Karei de groote keizer wierd<br />
van 't westen; want die oorlogzuchtige en voorlfx>edige<br />
vorst, de volken t' ondergebragt hebbende,<br />
die bij 't verval van 't Romeinfc-he rijk<br />
bezit van Italië genomen en zich daar gevestigt<br />
hadden; meester zijnde van Frankrijk, Düitschland,<br />
de Nederlanden en een gedeelte van Spanje,<br />
wierd op kersdag van 't jaar agthonderd rot<br />
Roomsen-keizer gekroont door Paus Leo III.<br />
Om de verfchéide tijdvakken der hedendaagfche<br />
gefchiedenis met elkandcren te verbinden, zal<br />
ik, zoo verre het noodig is, in weinige woorden<br />
de oorzaken aanwijzen van het verval des Romeinfehen<br />
rijks en tevens doen zien, wie de ftigters<br />
waren van de hedendaagfche volken van<br />
Europa.<br />
DE omkeering van 't Romeinfche rijk door<br />
woeste barbaren, de roem en het vermogen van<br />
't oude Rome in ftof verkeert, de gedenkstukken<br />
van deszelfs grootheid en geleerdheid vernielt,<br />
dit
EES ix. G E S C H I . E D E N I S , 83<br />
dit alles vordert onze aandacht, als eene gebeur<br />
tenis, welke geene wedergade heeft in de om<br />
wentelingen der volken: de oorzaken, om zulk<br />
eene verbazende uitwerking voorttebrengcn, be-<br />
ftonden nogthans.<br />
ROME bezat eene zeer uitgeftrekte heerfchappij<br />
in Europa, Afia en Afrika. De fchatten van<br />
alle hare wingewesten verè'enigden zich in dik<br />
ftad, wier groote rijkdommen de weelde en de<br />
losbandigfte zeden voortbragten, waar door die<br />
liefde voor de vrijheid wierd uitgedooft, welke<br />
in de zuiverer tijden der Republiek hare burgers<br />
bezielde. Hare krijgsknegten, die ten tijde van<br />
't Gemeenebest zoo Hipt aan hunne bevelhebbers<br />
gehoorzaamden, bewust van welk gewicht zij<br />
waren in de worftelingen hunner groote mannen<br />
naar vermogen, wierden losbandig en de werktuigen<br />
van willekeurig gezach, verheffende tot<br />
den throon of doende in het ftof ter nedertuimelen<br />
die genen, die of hunne gunst verwierven of<br />
dezelve verbeurden.<br />
't Is niet mogelijk eene deugdzame natie te<br />
verflaven; ook verloor Rome hare vrijheid niet<br />
dan toen zij geen deugd meer bezat; dceh hare<br />
zeden eens bedorven zijnde, deedt zij zelfs geene<br />
poging om haare vrijheid weder te bekomen;<br />
zij bukte vrediglijk, in 't midden van zoo veele<br />
wisfelingen, onder den keizer van den dagv Ro-<br />
F 2 ÏBS
84 H E D E N D A A G S C H E LES IE<br />
me had evenwel nu en dan keizers, die groote<br />
mannen waren; deze deden wat zij konden om<br />
den droom van bedorvenheid en ondeugd te fluiten,<br />
ook fchecn Rome onder derzelver regeering<br />
eenigzins van hare befmetting te bekomen, doch<br />
't was flechts voor een oogenblik; haar kwaal<br />
was van de verouderdfte foort. Het bederf verfcheen<br />
op nieuw in zijn volfte kracht. Door<br />
hare gedurige inftortingen werd zij zwakker,<br />
tot dat eindelijk hare kwaal bleek doodelijk te<br />
zijn.<br />
CONSTANT IJ N, de eeifte Christen keizer,<br />
die een tegenzin in Rome had gekregen, alwaar<br />
hij, gelijk zommige Gefchiedfchrijvers melden,<br />
verfoeit wierd om zijne veelvuldige wreedheden,<br />
befloot eene nieuwe hoofdftad te bouwen, en<br />
daar toe het oude Bijzantium verkozen hebbende,<br />
het welk- aan den Thracifchen Bosphorus<br />
was gelegen, maakte hij van het zelve een tweede<br />
Rome en gaf aan die plaats den naam van<br />
Conftantinopolen, dat is, ftad van Conftantijn,<br />
en aan dezelve offerde hij de bclangens van 't<br />
rijk op. Deze gebeurtenis bragt veel toe tot het<br />
verval van de Romeinfche magt in 't westen:<br />
want door den zetel des bewinds overtebrengen<br />
naar Conftantinopolen, fchoon hij een fchutsmuur<br />
in 't oosten opwierp tegen de invallen der barbaren<br />
aan dien kant, liet hij Italië zonder behoorlijke<br />
verdediging. Rome viel toen Conftan-<br />
ti-
LES IE GESCHIEDENIS. 85<br />
tinopolen aan 't rijzen was, en bet rijk, onder<br />
de opvolgers van Conftantijn in twee gefplitst,<br />
zijnde het oosterfche en westerfche, wierd zwak<br />
door 't verlies van dien nadruk, welke het in<br />
de verëeniging van deszelfs deelen zou behouden<br />
hebben.<br />
HOE 't ook zij, het was ten tijde van Honorius,<br />
zoon van Theodofius, die zijne regeering<br />
in 't westen begon, in 't jaar onzes Heeren 395,<br />
dat de Barbaren, gelijk eenen overweldigenden<br />
ftroom, in Italië doorbraken. Uit de wouden<br />
van 't noorden voortkomende, verfpreidden zij.<br />
zich met eene verbazende fnelheid over de vruchtbare<br />
zuider landfehappen van Europa., Alles<br />
zwichte voor hunnen aandrang en geweldige magt..<br />
De fchoonfte landftreken en volkrijke fteden<br />
wierden van hen geplondert, verbrand en ver,<br />
woest. De dwingelanden en geesfels van 't menfchelijk<br />
gedacht vielen door 't zwaard dier barbaren,<br />
de fterkte en heerlijkheid van 't Romeinfche<br />
rijk, het werk eh wonder van eeuwen, wier-,<br />
den vernietigt en uit de verbazende puinen daar-,<br />
van rezen de hedendaagfche volken van Europa.<br />
Wederwraak en dorst naar verovering bezielde<br />
deze woeste ftrijders, niets kon hen wederftaan;<br />
alles wierd geplondert, verwoest en met bloed<br />
geverwt. Deze invallen, welke onder Radagaifuss<br />
met deszelfs Gothen, onder Alaric met deszelfs<br />
F 3 VÉ
86 H E D E N D A A G S C H E LES II,<br />
Vifigothen, onder Attila met deszelfs Hunnen,<br />
onder Genferic met deszelfs Wandalen, onder<br />
Gdoacer met deszelfs Herulen, en onder Theodoric<br />
met deszelfs Ostrogothen een ganfche eeuw door<br />
duurden, volgden eikanderen op met eene verbazende<br />
fhelheid. Eindelijk hield het noorden<br />
op deszelfs tienduizenden uitteftooten, doch' de<br />
bezittingen der Romeinen waren niet meer. Naaulijks<br />
zijn 'er eenige tekens van hunne wetten,<br />
zeden, geleerdheid en konsten overgebleven. De<br />
Vifigothen namen bezit van Spanje, de Franken<br />
van Gaine, de Saxers van Brittanië, de Hunnen<br />
van Pannoniën, de Ostrogothen van Italië. Van<br />
toen af werden in Europa, nieuwe regeeringsvormen,<br />
nieuwe wetten, talen, zeden, gewoontens<br />
en kleedingen ingevoert. Landftreken en<br />
dcrzelver bewoneren ontvingen nieuwe namen en<br />
ganfche Europa veranderde van gedaante.<br />
WIJ hebben bereids gefproken van de oorzaken,<br />
welke den val van 't Romeinfche rijk bewerkten,<br />
na dat het zelve twaalfhonderd .jaren<br />
met minder of meerder luister beftaan had. Indien<br />
mijne lezers verlangen volkomcner onderligt<br />
te zijn wegens de velerlei oorzaken, welke<br />
den val van dat rijk voorbereidden, aanbragten<br />
en verhaastte», wijzen wij" hén tot de hier ondergenoemde<br />
lchrijvers, die dezelve met zeer veel<br />
weliprekenheid en op eene wijsgcerige wijze<br />
heb-
i/ES ii» ' * G E S C H I E D E N I S . 8;<br />
hebben aangewezen en befchrcven (w). Verlangen<br />
zij wijders te weten wie de genen waren,<br />
die het Romeinfche rijk verzwolgen? dan moet<br />
ik hen zeggen, dat het onze voorouders geweest<br />
zijn, wier afftammelingen wij zijn. Europa is<br />
ééne groote uitgebreide familje, in vedcheidene<br />
takken verdeelt, alle uit denzelfden wortel voortgekomen.<br />
De voorouders van de Engelfchen,<br />
JFrarifchen^ Spanjaarden, Italianen en Duitfchers<br />
waren Gothen, Vifigothen, Saxers, Franken,<br />
Wandalen, Hunnen; alle die volken kwamen uit<br />
een en het zelfde , volks - heir. De noordelijke<br />
ftreken bragten hen voort, en hunne voorvaders<br />
kwamen naar alle waarfchijnlijkheid uit het oude<br />
Scijthië of uit het nieuwe Afiatiesch-Tartarijë.<br />
Na dat zij de verwijfde Romeinen grootendeds<br />
vernietigt en de gedenkftukken van derzelver vorige<br />
grootheid vernielt hadden, geraakte hunne<br />
woede aan 't bedaren en zij vestigden zich in de<br />
landftreken, die zij veroverd hadden.<br />
R E G E E R I N G .<br />
H E T eerfte voorwerp onzer opmerking is de<br />
Regeeringsvorm , onder welken deze volken<br />
leefden, toen zij een inval deden in het Romein<br />
fche rijk. Het was- dezelfde dien Cacfar en Ta-<br />
citus ons befchrijven, en die zeer veel verfchii-<br />
(w) PUFTEN DO p.r, BOSSUET, MONTESO.UIEU, FER-<br />
CUSON, M U L O T , GIBBON, STUART.<br />
F 4
88 H ï D E S D A A C J C B ï LES U.<br />
fchilde van de geregelde en welgepaste Staatsregeeringen<br />
der hedendaagfche volken. Zoo lang<br />
zij zich ophielden in hunne Wouden en onbebouwde<br />
bosfchen was de maatfehappij, welke<br />
zij uitmaakten in haren kindfehen ftaat, zonder<br />
eenig verdrag of verëeniging kenden de huisgezinnen,<br />
die van eikanderen afgefcheiden en onaf<br />
hanglijk van den anderen leefden, geenen vorm<br />
van regeering. - Wanneer zij een krijgstocht of<br />
hever een ftroop beraamden, begreepen zij de<br />
noodzakelijkheid van eene vcrëenigde magt. De<br />
verfpreidde en zwervende ftammen verzamelden<br />
zich in één lichaam, en iedere bende had hare<br />
onafhanglijke hoofden; doch daar hunne zaken<br />
noodwendig vereischtén het aanftellen van een<br />
opperbevelhebber, bekleed met het opperfte gezag<br />
om den tocht te befturen, wierd zulk eenen<br />
m eene onftuimige vergadering gekozen: Zoodanig<br />
opperhoofd, aan wien zij den tijtel van koning<br />
gaven, bezat evenwel een zeer bepaald gezach:<br />
als opperbevelhebber had hij het recht om<br />
het eerst zijne mening te zeggen, zonder nogthans<br />
te konnen vorderen dat men daar aan voldeet.<br />
De hoofden van ieder huisgezin of ftam<br />
pleegden raad en beflisten die zaken, welke bijzonderlijk<br />
tot hunne ftammen behoorden; doch<br />
de volksbelangens wierden overwogen in eene<br />
vergadering der ganfche gemeente. De eerfte<br />
ftaatsmrigting van deze volkeren fchijnt eene<br />
krijgsmatige yolksxegeering geweest te zijn, in<br />
wel-<br />
I
tEs'n,. G E S C H I E D E N I S . 80<br />
welke ieder lid vrijwillig den ftaat befchermde<br />
en elk vrijman deel had aan 't bewind. De<br />
voordeelen der overwinning behoorden aan allen,<br />
allen hadden zij een recht op het veroverde.<br />
Hunne koning of overfte was flechts de eerfte<br />
burger van de gemeente. Zijn gezach hing af<br />
van zijne eigene perfonelijke hoedanigheden en<br />
de kroon-opvolging was noch erflijk noch verkieslijk<br />
in dezelfde 'famielje. Indien de zoon de<br />
deugden en groote hoedanigheden zijns vaders<br />
bezat, als dan volgde hij hem op zonder tegenftand;<br />
maar indien de natuur hem die geweigerd<br />
hadt, indien hij los, ongebonden, Hecht of te<br />
jong was, als dan wierd de naaste bloedverwant<br />
of de uitnemendfte perfoon onder hen ten throon<br />
verheven. Zoodanig is ten naasten bij het denkbeeld<br />
het welk Tacitus ons geeft van het bewind<br />
der oude Germanen.. Uit het gene wij wegens<br />
hen lezen, zien wij dat het oorlog hun eenigfte<br />
vermaak was. 'De krijghaftige geest heerschte<br />
onder hen in volle kracht. Daar zij eene landftreek<br />
bewoonden, die woest en onbebouwt, met<br />
eene menigte bosfchen bezet, met mocrasfen bedekt,<br />
aan eene geftrenge luchtftreek blootgeftelt<br />
was, waar zij eene verachting toonden om hun<br />
beftaan te halen uit den akkerbouw, onderhielden<br />
zij zich zeiven door geftadig bij hunne naburen<br />
te ftroopen. Naar hun begrip was het<br />
zwaard het beste recht op den eigendom der<br />
volkeren, die om hen heen gelegen waren, en<br />
F 5 , zij
«jo H E D E N E - A A G S C H E EES IE<br />
zij maakten 'er gebruik van, zonder de minste<br />
wroeging, als van een recht, het welk de natuur<br />
hen gaf. Van kindsbeen af opgebragt in de moeilijkheden,<br />
ongemakken en gevaren van het oorlog,<br />
wisten zij van geene pijnen, ziektens of vermoeidheid.<br />
Zij fpeelden met de gevaren en liepen<br />
den dood onbevreesd te gemoet: Sterk gezet<br />
op hunne vrijheid, yerzetteden zij zich tegen<br />
de genen, die geneigt waren hen tot Haven<br />
te maken. Hoewel fterk gehegt aan de opperhoofden<br />
hunner eigene keuze, bleven zij nogthans<br />
in dien ftand van krijgs - onderwerping 't<br />
genot fmaken van vrijheid; zoo lang zij onderling<br />
in hunne oorlogen niets bedoelden dan roof<br />
en plondering, bleef deze krijgmatige volksregcering,<br />
zonder eenige merkelijke verandering,<br />
aanhouden; maar toen zij bezit namen van de<br />
Landfchappen - van 't Romeinfche rijk, wierd<br />
hunne regeering eene Aristocratie: zich aldaar<br />
gevestigt hebbende en even zeer bevreest voor<br />
de oude bewoners als voor nieuwe invallen, vercenigden<br />
zij zich naamver aan malkanderen en<br />
offerden ten algemeeneiv welzijn een gedeelte<br />
hunner rechten op om het overige te behouden.<br />
Van dien tijd af wierd hunnen aanvoerder befchouwt<br />
als hoofd der volkplanting: Hij verkreeg<br />
het grootfte aandeel in de veroverde landen, en<br />
ieder krijsgman, bij 't ontvangen van zijn gedeelte<br />
van het veroverde, naar mate den rang<br />
dien hij in 't .leger had, verbond zich zeiven op-<br />
ts-
EES li. GESCHIEDENIS. 91<br />
tetrekken tegen de vijanden der Gemeente. De<br />
voornaamfte bevelhebbers kregen de aanzienlijkfte<br />
kavelingen in de landverdeelingen, bij welke<br />
verdeeling een kleen aantal lieden een zeer ge<br />
vaarlijk vermogen verwierf, terwijl de algemee-<br />
ne vrijheid tevens eene doodelijke wond ontvjng.<br />
De koning, of het-opperhoofd, wiens aandeel het<br />
aanzienlijkfte was, verdeelde ter belooninge van<br />
bewezene diensten en om zich nieuwe aanhan<br />
gers te maken, zijne landen en verplichtte die<br />
genen, aan wie hij dezelven fchonk, zich onder<br />
zijnen ftandert te begeven en hem in zijne oor<br />
logen bij te fpringen, onder uitdrukkelijke bepa<br />
ling van anders de gefchonkene landen te zullen<br />
te rug nemen. ,De Edelen of voornaamfte be<br />
velhebbers volgden deszelfs voorbeeld en ver-<br />
fchenen aan 't hoofd hunner aanzienlijke Leen<br />
mannen. Kort daar aan matigden zij zich het<br />
recht van oppervorsten aan in hunne verfcMHen-<br />
'de landfehappen; zij betwistten het gezach hun<br />
nes opperhoofds, weigerden hem te vergezellen,<br />
ja, namen zelfs de wapenen tegens hem op. Al<br />
le ftaatkundige onderwerping nam een einde, de<br />
band van verëeniging tusfehen het opperhoofd<br />
en de voornaamfte leden wierd verbroken,, cn<br />
het belang en geluk van het geheel ten eenemaal<br />
verwaarloost. Eene fchroomelijke regeeringloos-<br />
heid was het gevolg dier Aristocratie; het volk<br />
wierd tot flaven gemaakt en niet voeten getre<br />
den 5 het recht wierd nergens bedient. De ijver<br />
zucht
f % H E D E N D A A G S C H E EES IE<br />
zucht der edelen verwekte duizend oorlogen,<br />
overal zag men inwendige beroertens; de men<br />
fehen bragten malkanderen om hals, en Europa<br />
was gedurende dien tijdkring een tooneel van de<br />
gruwel ijkfte flagting, dat werelddeel fcheen en<br />
kel bewoont te worden van wilde dieren, 'die<br />
eikanderen verfcheurden. Zoodanig was het Leen-<br />
itclzel onzer voorvaderen, en 't is fchande dat<br />
'er nog overblijfzels van gevonden worden in<br />
een land, het welk zich beroemd op zijne vrij<br />
heid.<br />
F R A N K R IJ K.<br />
CLOVIS veroverde met zijne Franken Gallië,<br />
thans Frankrijk geheten, en ïtichtte in dat land<br />
eene ten naasten bij willekeurige monarchij. In<br />
den beginne was zijn gezach niet uitgeftrekter<br />
dan dat van de andere opperhoofden der barbaren,<br />
maar de overwinningen, welke hij behaalde over<br />
de Burgundiërs, die hij cijnsbaar maakte, en over<br />
de Vifigothen, die hij onderbragt, maakte hem<br />
geducht. Ten uitterfte ftaatkundig, wist hij alles<br />
ten zijnen voordeele te befturen. Hij omhelsde<br />
het Christendom en befchikte de zaken ten aanzien<br />
van den Godsdienst zoodanig, dat hij daar<br />
door' de gunst der Bisfchoppen en des volks won.<br />
Na zijne bekeering, die meer uit ftaatkunde dan<br />
uit overtuiging van de waarheid gefchiedde, gedroeg<br />
hij zich uittcrlijk godsdienstig. Men verhaalt<br />
ons, dat hij, ter eere van Sant Martinus,<br />
aan
LES n. GESCHIEDENIS. 93<br />
aan zijne foldaten verbood in Tourraine iets an<br />
ders aanteraken dan gras en water. Hij bouwde<br />
verfcheide kerken en kloosters, maar zijne ftaat<br />
zucht, die bij voorfpoed toenam, ontaartte in<br />
wreedheid. De wreedheden nogthans, welke hij<br />
uitöefFende aan die edelen die kleene landen be<br />
zaten en' die hij deedt vermoorden, dienden ee-<br />
niglijk om zijn gezach te verfterken; hij ftierf<br />
een willekeurig vorst, die zijne veroveringen aan<br />
zijne kinderen naliet als een onbetwistbaar erf<br />
deel: Zijne aframmelingen, die noch zijne ftaat-<br />
kunde, noch zijne krijgsdeugden bezaten, konden<br />
de Franfche monarchij niet zoo willekeurig ftaan-<br />
de houden als hij gedaan had. Na zijn overlij<br />
den liep alles in de war; zijne kinderen, die<br />
zwak en wreed waren, twistten met eikanderen<br />
en bezoedelden hunne handen met vaderlijk bloed;<br />
van daar die verraderijen, doodflagen en zoo<br />
veele andere ongeregeldheden en misdaden, wel<br />
ke Frankrijk deeden ftroomen van' bloed. Onder<br />
. zulke zwakke vorsten verwierven de groote man<br />
nen meerder gezach. De magt der opperde hof<br />
meesters nam toe, en zij baanden zich zeer fpoe-<br />
dig den weg tot den throon- Pepijn Heristel,<br />
. opperhofmeester van Auftrafia, thans Normandije,<br />
door 't vermoorden van Ebroin, die als een<br />
dwingeland Neustria beheerschte, zag zich zei<br />
ven volftrekt meester van twee koningrijken. Hij<br />
won de genegenheid van 't volk door zijn wijs<br />
en billijk gedrag, ftilde verfcheide opftanden, en<br />
be-
S?4 H E D E N D A A G S C H E LES IE<br />
behaalde twee overwinningen in Duitschland. De<br />
Franfche monarchen bezaten toen flechts de fchaduw<br />
eener konihglijke magt; opgefloten in hunne<br />
paleizen als in eene gevangenis, deden zij<br />
niets en alles wierd in derzelver naam verricht.<br />
De heldhaftige hoedanigheden van Karei Martel,<br />
in zijn' vooripoed tegen de Saracenen, vermeerderde<br />
de grootheid en den invloed zijner familje,<br />
en Pipijn voltooide de omwenteling door 't gcflacht<br />
van Clovis te berooven van alles 't geen<br />
van de koninglijke waardigheid nog was overgebleven.<br />
Dus zien wij dat koningrijken, even als<br />
bijzonderen eigendom, van de eene familje tot<br />
eene andere zijn overgegaan; een treffend bewijs<br />
van het onbeftendigc en wisfclvallige der'menfchelijke<br />
zaken; en dat de menfchelijke wijsheid<br />
zich geene onafgebroken erflijke opvolging kan<br />
verzekeren.<br />
S P A N J E .<br />
Zoo lang Spanje onder 't bewind was der<br />
Wandalen, Sucven en Alarmen, leverde het niet<br />
dan tooneelen van flagting en verwoesting. De<br />
Vifigothen verdreven die barbaren uit dat rijk,<br />
vestigden zich zeiven aldaar en namen denzelf<br />
den vorm van regeering aan als de > andere woeste<br />
volkeren. De koningen der Vifigothen waren,<br />
over 't algemeen, zwak of ondeugend, of beide<br />
te gelijk en gevolglijk niet gelukkig. De throon<br />
was verkiezelijk, en 't gezach des konings flechts<br />
ge-
LES n. - GESCHIEDENIS. 95<br />
geleend. In die verwarde en twistzieke tijden,<br />
floeg liet volk dikwijls aan 't muiten, en vermoordden<br />
hunne koningen. De Vifigothen waren<br />
zeer ijverzuchtig op het voorrecht van hunne<br />
eige koningen te verkiezen. Suinthila, monarch<br />
van geheel Spanje, wilde om de opvolging in<br />
zijne eige familje te verzekeren, zijnen zoon Richomeres<br />
tot mederegent bij zich nemen, zonder<br />
deswegens de geneigtheid van 't volk te raadplegen;<br />
doch die poging kosttè hem kroon en leven.<br />
Na zijn overlijden befchikten de bisfchoppen<br />
en edelen over de kroon; eén raad kende<br />
hen het recht toe van de 'verkiezing en daar door<br />
verloor het gros der natie het gewigtigfte van<br />
deszelfs voorrechten. Wamba, dien de edelen<br />
dwongen de kroon aantenemen, wierd door eenen<br />
geestelijken raad afgezet, en Erwiga, die hem<br />
door vergif van 't leven beroofde, werd in deszelfs<br />
plaats verkoren. Toen ter tijd viel 'er eene<br />
verbazende omwenteling voor in Spanje. De baldadigheden,<br />
wreedheden en boosheden van Witiza<br />
verwekten eenen burgerkrijg; hij wierd OHthroont<br />
en deszelfs kinderen uitgefloten van de<br />
opvolging. Roderic nam bezit van den throon,<br />
maar de beide zonen van Witiza vormden eene<br />
partij tegen hem. Oppas, aartsbisfchop van Sevilië,<br />
derzelver oom, en Graaf Juliaan omhelsde<br />
hunne zaak (x). Zij verzogten bijftand van Muza,<br />
O) De oorzaak van den haat des Graven Juliaan tegen Roderic,
96 H I D E N D A A G S C H E LES XU<br />
za, de Saraceenfche bewindvoerder van Afrika.<br />
De Saracenen kwamen in Spanje aan, bevochten<br />
Rodcric in de vlaktens van Xeres in Andalufia,<br />
floegen de Christenen, doodden den koning en<br />
bragtcn het koningrijk over van de Vifigothen<br />
aan de Mooren. Peiagius, van het koninglijke<br />
bloed der Gothen, nam met behulp van eenige<br />
weinige Christenen, die het zwaard hunner verwinnaren<br />
ontkomen waren, de wijk in 't gebergte<br />
van Asturië en wierd tot koning van Asturië gekroont.<br />
Van den tijd van Peiagius tot aan dien<br />
van Alphonfo- II, die ten tijde van Karei den<br />
grooten heerschte, waren de Christen vorsten<br />
aan een' naauwen hoek gronds beperkt. De Mooren<br />
, met welken de Christenen gedurig in oorlog<br />
waren, en die zij zomtijds vernoegen, bezaten<br />
de grootfte en vruchtbaarfte landfehappen van<br />
Spanje.<br />
I T A L I Ë .<br />
O DO AC ER, koning der Herulen verfcheen<br />
zoo<br />
ric, word door de gefchiedfehrijvers opgegeven gefproten te zijn<br />
uit den hoon aan zijne doihter florinda of Cava toegebragt, die<br />
door den koning gefchonden wierd; oin zich deswegens te wrelen<br />
nodigde hij de Saracenen naar Spanje. Doch Voltaire zet: 't Is<br />
niet zeker dat Roderic Cava ontëétde, misfehien dat het "evat<br />
van Juliaan's dochter gedeeltelijk gevolge is naar dat van Lucre-<br />
tia, en noch het een noch het ander is behoorlijk bewezen.'<br />
Om de Afrikanen naar Spanje te roepen, daar toe tvas geenzins<br />
het voorwendzel eener verkrachting nodig, welke meestal even<br />
moeilijk tc bewijzen als uictevgeren i s. VOLTAIRE Esf. far<br />
ÏHist. Gffl,
LES IE G E S C H I E E E N I s. 97<br />
zoo ras niet in Italië, of hij maakte een einde'<br />
van het westerfche rijk. Die landftreek eens de<br />
meestres der natiën, werdt door de plunderingen<br />
en wreedheden der roofzuchtige barbaren verwoest.<br />
De Ostrogothen, die van de oevers des<br />
Donau's kwamen, verdreven de Herulen, maakten<br />
zich meester van Italië, na het zelve van<br />
bloed te hebben doen lïroomen, en vestigden<br />
den zetel hunnes rijks fe Ravenna. Theodoric,<br />
hunnen koning, poogde, door eene wijze en zachte<br />
regeerihg, zijne nieuwe onderdanen hunne vorige<br />
rampen te doen vergeten. Hij liét hen hunne<br />
wetten, godsdienst, regeering en magiftratcn<br />
behouden, en bchicldt enkel aan zich de voorname<br />
krijgsbedieningen. Alhoewel hij een barbaar<br />
was, gedroeg hij zich als een mènl'chelijk én'<br />
billijk vorst. Hij verwierf, naar verdienste, den<br />
naam van Theodoric dén grooten; want alhoewel<br />
hij, volgens 't getuigenis van zommigen, noch'<br />
lézen noch fchrijven' konde, regeerde hij met zoö<br />
veel voorzichtigheid en beleid, als de best opgebragte<br />
vorst zou hebben konnen doen. Hij wilde<br />
de kinderen der Gothen niet toeftaan zich in'<br />
de letteren te oeffenen, om dat, zeide hij: na<br />
voor de roede gebeeft te hebben zij niet fidderen<br />
mogten voor het zwaard. Italië Was gelukkig<br />
onder zijn beltuur, het welk flechts zes jaren'<br />
duurde. „ Geen dwang maar billijkheid behoor-<br />
„ de den fcepter te voeren, (zeide Theodoric<br />
,, aan zijne onderdanen). Gijlieden woont te fa-<br />
G »•» uien'
o8 H E D E N D A A G S C H E EES IE<br />
,, men in het zelfde rijksgebied, weest derhalven<br />
„ vrienden, dat de Gothen de Romeinen bemin-<br />
„ nen als vrienden en naburen, en dat de Ro-<br />
„ meincn de Gothen eerbiedigen als hunne be-<br />
„ fchermers." Amalafuntha, zijne dochter, die<br />
benevens zijne magt ook de deugden en begaafdheden<br />
overerfde van haren vader, wilde den<br />
throon deelen met Thtodatus, haren gunsteling;<br />
doch zulks kon niet gefchieden zonder toeftemming<br />
der voorname mannen. Bjj deze gelegenheid<br />
toonden* de Ostrogothen gelijk de andere<br />
barbaren dat zij naijverig waren wegens het recht<br />
van voor zich hunne koningen te kiezen, 't geen<br />
aan de geboorte ontbrak te verbeteren en de<br />
misbruiken bij de verkiezingen te herftellen. De<br />
trouwlooze en wrede Theodatus vermoordde eigenhandig<br />
Amalafuntha, zijn weldoenfter, het<br />
geen ten gevolge had, dat de Ostrogothen tot<br />
tweedragt en verwarring vervielen. Justiniaan,<br />
keizer van Conftantinopolen, zich bedienende van<br />
hunne zwakke en verdeelde gefteltenis, zond den<br />
vermaarden Belifarius in Italië, daar hij een einde<br />
maakte van het koningrijk der Ostrogothen<br />
en derzelver koning Vitiges in zegepraal mede<br />
voerde. Totila deed hunne hoop herleven en<br />
plunderde het ongelukkig Rome; doch verwonnen<br />
zijnde van Narfes, een gemeden, verdwenen<br />
de Ostrogothen in Italië en maakten plaats voor<br />
een ander geflacht van barbaren, bekent bij den<br />
naam van Lombarden of Longobarden. Bij derzei-
EES IE GESCHIEDENIS. 99<br />
zeiver aankomst in Italië verwoestten zij alles te<br />
vuur en te zwaard en ftigtten een koningrijk,<br />
van 't welk Pavia en Milaan de hoofdlieden wa<br />
ren. Alboinus hun koning, die door de verrade<br />
rij van zijne vrouw Rofamunda vermoord wierd,<br />
plaatste in de voornaamfte veroverde fteden de<br />
opper-legerhoofden, onder den tijtel van Heir-<br />
togen en voerde daar door een Aristocratiesch'<br />
bewind in. De wreedheden van Clephis, des<br />
zelfs opvolger, boezemden den Lornbarden zoo-<br />
danigen afkeer in tegen het koningfchap dat zij,<br />
na deszelfs dood, beuoten geen' koning te ver<br />
kiezen : ingevolg van welk befluit iedere Hertog<br />
gedurende de tienjarige tusfchenregeering, opper<br />
vorst wierd van zijne ftad in 't grondgebied :<br />
dan, de vrees voor een aanval van buitenlandiché<br />
vijanden bewoog de opperhoofden der natie tot<br />
eene famenkomst, en Antaric, de zoon van Cle<br />
phis, tot den throon te roepen. Zoo 't fchijnt<br />
was de opvolging tot den throon van dat volk<br />
erflijk, doch de vorst was verplicht zijn recht<br />
te laten bevestigen door de natie, alvorens Hij<br />
de teugel der regeering kon aanvaarden. Zom-<br />
migc der Lombardfche koningen waren groote<br />
vorsten. Rotharis maakte befchreven wetten en<br />
zorgde dat dezelven in zijne ftaten werden in<br />
acht genomen. (Er is een tijd geweest dat de<br />
wetten der Lombarden beroemt waren in Europa).<br />
Grimoald verbeterde die wetten en verliet het<br />
Arianismus. Luitprand, een groot koning en een<br />
G 3 •«vak-
ICO H E D E N D. A A G S C H E LES II.<br />
wakker krijgsman, veroordeelde in één zijner<br />
wetten de befpottelijke gewoonte van de proeve<br />
door het tweegevecht (alhoewel de gewoonte<br />
der tweegevechten ontdaan was onder de Lombarden).<br />
Onder Astulphus nam het cxarchiat<br />
van Ravenna een einde, hij fchoot in zijne beramingen<br />
tegen de wapenen van Pepijn te kort en<br />
na dat de ongelukkige Defiderius door karei den<br />
grooten verwonnen was, kwam 'er een einde<br />
aan het koningrijk der Lombarden, het welk<br />
meer dan tweehonderd jaren beftaan had.<br />
G R O O T-B R I T T A N N I E.<br />
DE Britten waren van Celtifchen oorfprong en<br />
kwamen ongetwijvelt uit Gallië. De Caledoniërs<br />
waren de Aborigines, of eerde bewoners van<br />
Schotland; en de Pieten waren, waarfchijnlijk,<br />
de oude bewoners van Engeland, die door de<br />
Celtil'che Galliërs genoopt wierden noordwaarts<br />
te verhuizen. De Schotten, het zij Scijtifche<br />
gelukzoekers, of Melefianen uit Ierland of van<br />
Gothifchen afkomst, overwonnen de Caledonië s<br />
en gaven den naam aan dat land. De Pheniciërs,<br />
de vermaardfte zeebouwers der oude tijden, worden<br />
gezegt handeldrijvende tochten gedaan te<br />
hebben naar de zuidcrdeelen van dit Eiland, lang<br />
voor de geboorte des Zaligmakers. Dan, dewijl<br />
men geen gedenkftuk of hiftoriesch bewijs daar<br />
voor heeft, is het zeer waarfchijnlijk dat Brittanm<br />
den Pheniciërs en oude Grieken onbekent<br />
was.
EES IE G E S C H I E D E N I S . lor<br />
was. De Romeinen hadden 'er geen kennis van<br />
voor den tijd van Julius Cefar; die vermaarde<br />
veldheer, na 't ovenvinnen van de Celtifche volken<br />
van Gallië' en Duitschland, ftak over naar<br />
Brittannië,- hopende door 't veroveren van dat<br />
Eiland, zich zeiven en 'zijn leger te verrijken.<br />
Hij had verfcheide fchermutzelingcn met de bewoneren,<br />
doch was verplicht naar Frankrijk te<br />
rug te keeren, zonder zijn doel bereikt te hebben.<br />
Keizer Claudius kwam in Brittannië en<br />
bragt een gedeelte daar van onder; toen was<br />
het dat Caractacus en Boadicia den Romeinen<br />
het hoofd boden en den voortgang van derzelver<br />
wapenen ftuitten. De eerfte wierd krijgsgevangen<br />
gemaakt en naar Rome gevoerd doch uit<br />
overweging van den moedigen tegenftand, dien<br />
hij geboden had, vriendelijk behandelt; de laatfte,<br />
niet verkiezende de vrijheid van haar land<br />
te overleven, maakte zich zelve van kant. Julius<br />
Agricola, door Domitiaan naar Brittannië<br />
gezonden, veroverde niet alleen dat land, maar<br />
bragt de Romeinfche wapenen in Schotland,<br />
floeg Galgacus, koning der Calcdoniërs, op de<br />
Grampiaanfche hoogtens en bouwde twee fterktens<br />
tusfehen de rivieren Forth en Clijde, ten<br />
einde de ftroperijen dér Schotten te beteugelen.<br />
Om dezelven verder te beletten invallen te doen<br />
in Engeland liet Adrianus een wal of hoogte<br />
van aarde opwerpen van de zeeëngte van Solwaij<br />
af tot aan den mond van de Tijne, en naderhand<br />
G 3 gaf
IOÜ H E D E N D A A G S C H E LES IE<br />
gaf Severus bevel om 'er een fleene muur van<br />
te maken. Van den tijd af dat Brittannië een<br />
wingewest wierd van 't Romeinfche rijk, was<br />
het zelve een kweekhof voor het leger der Romeinen.<br />
De Romeinfche legioenen wierden in<br />
verfcheide deelen van het Eiland geplaatst en<br />
men zegt dat Conftantijn de groote binnen York<br />
geboren wierd.<br />
TOEN de Barbaren Italië overftroomden, werden<br />
de Romeinfche legioenen uit Brittannië, het<br />
welk de Romeinen 400 jaren in bezit hadden<br />
gehad, te rug ontboden, waar door de bewoners<br />
hunne vrijheid wederkregen. Brittannië, van de<br />
Romeinen verlaten, viel ten prooi der Schotten<br />
en Pieten, door welken de Britten tot het uittergen<br />
gebragt wierden. Te vergeefsch fmeekten<br />
zij den bijftand der Romeinen, dit eenmaal zoo<br />
vermogend volk kon hen denzelven niet verfchaffen.<br />
Vortigern riep de Angel-Saxen tot<br />
hulp; deze kwamen en verdreven onder de aanvoering<br />
van Horfa en Hengist de Pieten en ;<br />
Schotten uit het land, doch zelf behagen vindende<br />
in de Landftreck en ongencigt om. weder T<br />
tekeeren, befloten zij zich in Brittannië te vestiV<br />
gen. Met dat oogmerk vielen zij openlijk op de<br />
Britten aan, die na Vortigern afgezet en VortimeE,<br />
deszelfs zoon, verkoren te hebben, zich.<br />
| de Saxen verzette.den, dan alle hunne pogjngefl<br />
waren vruchteloos. Te vergeefsch bragt<br />
Prins
LES n. GESCHIEDENIS. 103<br />
Prins Arthur, de held van zijnen tijd, in ver<br />
fcheide veldflagen den Saxen gevoelige nepen<br />
toe, de overwinning verklaarde zich eindelijk<br />
voor deze buitenlanders en de Britten zagen zich<br />
genoopt de wijk te nemen in Cornwal en Wallis.<br />
Het overige van 't Eiland was verdeelt in zeven<br />
kleene koningrijken (y). Het Christendom wierd<br />
van daar verbannen en de afgodendienst keerde<br />
'er weder. Daar zijn geen echte befcheiden voor<br />
handen, die bewijzen dat toen de Saxen zich in<br />
Brittannië vestigden, het zelfde leenftelzel daarin<br />
gebruik was als onder de andere barbaren. Zij<br />
hadden weinig te vreezen van uitheemlche vijan<br />
den en niets van de natuurlijke bewoners. Zij<br />
behielden hunnen eerften regeeringsvorm, fchoon<br />
die misfchien in alle de ftaten van het zeven<br />
hoofdig rijk niet juist dezelfde was. Uit de Sa-<br />
xifche jaarboeken konnen wij deswegens niets<br />
leeren. Alles wat wij weten is, dat hunne wet<br />
ten en andere zaken, die het algemeen betrof<br />
fen, doorgingen of verworpen wierden in ecnet<br />
volksvergadering (z). Doch het Saxifche zeven-<br />
hoof-<br />
(y) Het zevenhoofdig Rijk ontftond in 't midden van de vijf<br />
de eeuw en was faamgefteld uit zeven koningrijken, te weten:<br />
uit dat van Kent, Susfex, Esfex, Wesfex of West-Saxen, Mer-<br />
cia, Oost-Anglia (zoo genaamt naar de Anglen, een Duitfthe.<br />
ftam, die den naam gaf aan Eiigland) en uit Northumoerland.<br />
(z) De vulskvergadering der Saxen wierd genaamt Witten» ge-<br />
mte, dat is» eene vergadering vaa wijze lieden en uit dat wet-<br />
G 4 &
£04 H E D E N D A A G S C H E LES IE<br />
hoofdig Rijk van een gereten en zwak, maakte<br />
geen vertooning onder de volken van Europa.<br />
'De vorsten dier kleene koningrijken wierden<br />
ijverzuchtig op malkandcren, twistten over hunne<br />
grenzen, voerden oorlog tegen den anderen<br />
en verwoestten bij aanhoudcnheid elkanders landen.<br />
Daar zoo veel verwarring en regeeringloosheid<br />
heerschten kon geen vastgcftelde regeerings :<br />
vorm plaats hebben. Een volksregeering verwisfeld<br />
natuurlijk in eene adel - regeering, en zoo<br />
ging het met hen. De Edelen matigden bij overheerfching<br />
zich een onwettig rechtsgebied aan in<br />
hunne daten en bragten, zonder dat men zich<br />
van hun vonnis kon beroepen, die genen ter<br />
dood, die hen beledigden. Het gros der natie<br />
was flaaf, geheel afhangjijk van den adel en van<br />
de hooge ge'estlijkbcid. "Brittannië beproefde dus<br />
dezelfde omwenteling, welke in andere landen<br />
van Europa had plaats gehad: de regeering wierd<br />
onvolkomener en ging van de menigte tot een<br />
klein getal over.<br />
INDIEN wij het cog flaan np de onderfcheiden<br />
koningrijken, bezeten door barbaren, die<br />
het Roornlthe rijk ender zich verdeelden, zien<br />
wij met vcrbaasdtei'd hoe overal dc regeering dezelfde<br />
omwentelingen en veraudcrir.gen onderging.<br />
Wat toch raag de rede zijn dat een volk, het<br />
welk<br />
gevend lid..*, «wlW» R ; t W 1 1 naderhand her<br />
ÏJn'tfc!:c Parlement.
LES IE G E S C H I E D E N I S . 105<br />
welk toen het zijne wouden en bosfchen bewoonde,<br />
zoo veel op had met zijne vrijheid en zoo<br />
jaloers was op de onwaardeerbare gelijkheid, die<br />
onder hen heerschte, toeliet dat deze hen ontnomen<br />
wierd? waarom duldden zij dat. hunne<br />
legerhoofden, wier ftanderd zij uit eige beweging<br />
gevolgt hadden, hunne meesters en dwingelanden<br />
wierden? Dat de Romeinen, Galliërs en<br />
Britten zich onderwierpen aan hunne woeste veroveraars<br />
is geenzins te verwonderen, zij zwichtten<br />
voor de fterkften; maar dat de Franken, Saxen<br />
en Gothen hunne vrijheid liéten varen en<br />
toelieten dat hunne medegezellen hen tot flaven<br />
maakten, dit moet alleen gezocht worden in den<br />
aart der dingen. Zoo lang de barbaren zich in<br />
Duitschland ophielden, waren hunne zeden eenvoudig<br />
en ftrcng. Zij waren onder eikanderen<br />
gelijk, in rang en middelen; de weelde was hen<br />
onbekent; zij leefden fober, hadden weinige behoeftens<br />
en dezen waren gemakkelijk te voldoen.<br />
Hun verlange ftrekte zich niet uit tot weelde,<br />
de moeder van verwijftheid en luiheid; want de<br />
weelde bederft rijken en armen, den eerden door<br />
't bezit, den anderen door begeerte, en maakt<br />
ten langen lesten die genen, die e-cns op een<br />
gelijken voet waren, aan malkanderen onderworpen.<br />
Daarenboven, alhoeivel hunne clans of ftammen<br />
talrijk waren, maakten zij echter geene groote<br />
en verëenigde maatfehappij uit. Hunne ftammen<br />
waren verdeelt in verfcheide huisgezinnen,<br />
G 5 al-
joö H E D E N E A A G S C H E LEJI IE<br />
alle van eikanderen onderfcheiden en onafhang-<br />
lijk; deze konden gemakkelijk te famenkomen<br />
om over dat gene, het welk hen aanging, te<br />
raadplegen. Men ziet duidelijk dat het, in zulk<br />
eenen toeftand, hen niet moeilijk viel hunne<br />
vrijheid 'te beliouden; maar toen zij in een aan<br />
genaam en vruchtbaar land waren overgebragt,<br />
gaven zij zich over aan weelde en overdaad, en<br />
aan alle de ondeugden, die daar uit fpruiten;<br />
als toen veranderde de vrijheid in flavernij. Zij<br />
raakten bedorven; hunne geestdrift voor de on-<br />
afhanglijkheid nam af, en hunne opperhoofden<br />
kregen eene neiging om te heerfchen. Zoodanig<br />
is de natuurlijke gang der menfchelijke dingen.<br />
Zoo lang een volk arm, deugdzaam en beperkt<br />
is binnen eenen kleenen omtrek gronds, kan het<br />
vrij blijven; wie toch zou het lusten hen van<br />
zulk een kostlijk pand te berooven? wie zou het<br />
doen kunnen? maar wanneer verwijfdheid, de<br />
zenuwen van een volk verilapt heeft, wanneer<br />
het haakt naar een uitgeflrekt gebied en het hart<br />
dorst naar rijkdom, als dan is elke aanwinning<br />
een flap tot flavernij, en hunne vrijheid hangt<br />
af van de genade des eerstkomenden, die hem<br />
dezelve zal wülen ontnemen. Aldus wierden de<br />
ze trotfche barbaren döor 't verliezen hunner<br />
manlijke en geftrenge deugden, fommige bij trap<br />
pen, en fommige eenklaps, berooft van hunne<br />
Vrijheid, één der grootfte gefchenken waarmede<br />
den mensch ooit begiftigt wierd.<br />
WET-
LES n. G E S C H I E D E N I S . 107<br />
W E T G E V E N D GEZACH DER. BARBAREN.<br />
H E T groot oogmerk der wetgeving behoorde<br />
te zijn, het leven, de vrijheid en den eigendom<br />
van een iegelijk in 't bijzonder te verzekeren<br />
door befcherming te verleenen aan allen; den<br />
mensch vrij te maken door eene gehoorzaamheid<br />
aan billijke wetten; om, zonder dwang, den<br />
rijkdom, de kracht en zelfs het leven van alle<br />
de leden te doen dienen ten beste van de' gemeente.<br />
Om met derzelver eige toeftemming<br />
den wil der menfehen te bepalen; om ieder in<br />
zijn kring te doen mede werken ten nutte van 't<br />
geheel; om hen te nopen zich zeiven te ftraffen;<br />
om te gehoorzamen niet aan iemands bevel in 't<br />
bijzonder, maar aan 't gezach der wet. Om onder<br />
fchijn van ondergefchiktheid meer vrijdom'<br />
te genieten; dewijl niemand iets van zijne vrijheid<br />
word benomen dan 't vermogen van anderen<br />
te fchaden. Zoodanig zijn de wonderen, welke<br />
de wetgeving voortbragt. Aan haar zijn de menfehen<br />
de billijkheid en vrijheid verfchuldigt.<br />
Dan, onze voorouders hadden geen denkbeeld<br />
van zoodanig eene wetgeving. De voorfpocd en<br />
de goede orde der maatfehappij waren bij hen<br />
enkele hersfenfehimmen. — Wrok was hunne<br />
eenigfle beweegreden in 't ftraffen van misdaden.<br />
De beledigde perfoon alleen had het recht den<br />
belediger'te ftraffen. Hoe affchuwlijk de misdaad<br />
ook zijn mogt, kon hij, indien hij het goedvond<br />
f
ÏO8 H E B E N D A A G S C H E EES IE<br />
vond de draf veranderen in eene vergoeding met<br />
geld. In de meeste gevallen waren de burgerlij<br />
ke of lijfftraflijke richters gedwongen aan partij<br />
en toe te liaan derzelver verfchillen door het<br />
zwaard te beflechten. Aan iemand, als bedienaar<br />
der wet, het recht afteftaan van te oordeelen<br />
welke foort van ftraf de aanvaller verdiende,<br />
was in de mening van deze trotfche baronnen<br />
beneden hunne eer. Zij kenden geen ander ge<br />
richtshof dan hun zwaard. Verkeerde begrippen<br />
van vrijheid bragten deze bijstere denkbeelden en<br />
dwalende handelwijze voort. Zij waren bevreest<br />
dat zij, door zich aan wetten te onderwerpen,<br />
van den een of anderen hun's gelijken mogten<br />
aan banden gelegt worden. Zij waren onkundig<br />
van deze waarheid: dat hij, die zich gewillig<br />
onderwerpt aan billijke wetten, en afhanglijk<br />
word van die maatfehappij, van welke hij hulp<br />
en heil ontvangt, vrij is, in de ware betekenis<br />
van 't woord. Een vooroordeel, het welk in<br />
den beginne ontftont uit onkunde, en 't geen na<br />
derhand verfterkt wierd door drift, was de bron<br />
van die wanordens, welke, gedurende zoo veele<br />
eeuwen, Europa drukten. Maar, zal men zeg<br />
gen: onze onder 't leen-beftuur levende voorou<br />
ders waren niet zonder wetten. De gefchied-<br />
fchrijvers maken gewag van de Salifche wet,<br />
van de Saxilchc wetten en van de wetten der<br />
Lombarden, 't Is waar, zij ipreken van dezel<br />
ven; maar die wetten verdienden den naam niet<br />
van
LES ii. G E S C H I E D E N I S . 169<br />
van wetten. Zullen wij ons door woorden laten<br />
misleiden? om den heiligen naam van wetten te<br />
geven aan ftelregels en gewoontens aan ongerijmde<br />
vooröordcelen, valfche overleveringen, dwaze<br />
en bijgeloovige gevoelens, welke de fchandvïek<br />
zijn voor de menfchelijke rede, zou een bewijs<br />
uitleveren van onze onkunde in de ware belangens<br />
van de maatfehappij. De SahTchl wet was<br />
niet anders dan een kettr, welke de önderfchciden<br />
fommen gelds bepaalden, die men geven<br />
moest als eene vereffening voor onderfcheiden<br />
misdaden. Diefftal • roof, manflag en moord zelfs<br />
waren door de wet op eenen zekeren prijs gefchat.<br />
Zoo dat iemand, die geld bezat, zoo<br />
veele misdaden kon plegen als hem behaagde.<br />
Welk een teugel voor de boosheid! De rechtsgeleerdheid<br />
der tijden van de Leenregeering verre<br />
van zachtmoedig en menfchelijk te zijn', was<br />
naar mijne gedagte de wreedfte en zoo geheel<br />
ftrijdig met eene goede regeering, als 'er met<br />
mogelijkheid een zijn konde, om dat ze aanleiding<br />
gaf tot het vermenigvuldigen van misdaden.<br />
Deze wetten waren vol ongerijmdheden. Een<br />
wond aan 't hoofd toegebragt, wierd minder<br />
ftreng geftraft dan den hoon een dood lichaam<br />
aangedaan. Op het hoofd van een aartsbisfehop<br />
was hooger prijs gefteld dan op dat van een koning.<br />
In twijvelachtige misdaden veroorloofde<br />
de wet den befchuldigden perfoon zich bij eede<br />
te zuiveren, waar bij hij tevens verplicht was<br />
een
IIO H E D E N D A A G S C H E LES a.<br />
een zeker getal getuigen medetebrengen om met<br />
hem te zweeren. — Men verhaalt dat Gontran,<br />
koning van Burgundië, eenigen argwaan had we<br />
gens de wettige geboorte van Clotarius; om wel<br />
ken uit den weg te ruimen deszelfs moeder Fre-<br />
degonda met driehonderd getuigen' den eed de<br />
den, waar bij zich drie bisfchoppen voegden,<br />
wier eed -van zeer veel klem gehouden werd,<br />
dat Clotarius de zoon was van Chilperic. Welk<br />
een ongerijmd bewijs in een zaak van dien aart;<br />
en nogthans nam zodanig bewijs allen argwaan<br />
weg! Wat konnen wij denken wegens de proe<br />
ven met koud of kokend water of met gloeijend<br />
ijzer, welke proeven het oordeel Gods genaamt<br />
wierden? Dezelve zijn gewis een treffend bewijs<br />
van de dwaasheid en onkunde der. barbaarfche<br />
tijden (a). Wij zuilen in 't vervolg gelegenheid<br />
heb-<br />
(a) De proeven niet koud water beognnen met liet lezen van<br />
de Mis. De befcUuIdfgdi perlöon ontving het avondmaal; het<br />
koud water wierd gewijd en bezworen cn de befehuldigde wier.d,<br />
gebonden, daar ia geworpen; indien hij tot op den bodem zonk<br />
wierd hij voor onfchuJ3ig verklaart, indien hij bleef bovendrij<br />
ven wierd hij voor fcnufdig gehouden. Het oordeel Gods met<br />
heet water gefchiedde met den befchuidigden den naakten arm te<br />
doen dompelen in een vat met kokend water, van welks bodem<br />
hij een gewijden ring moest ophalen. De richter deedt in 't bij-<br />
wezen van de geestelijkheid en het volk een zak om den artii<br />
des befchuidigden, welke zak hij met zijn eigen zcgi] verze<br />
gelde , en indien drie dagen daar na geen brand - teken op den<br />
arm te zien was, wierd de beproefden voor onfchuldig ver<br />
klaart. De derde- proef gefchiedde met een gloeijendc ftaafjjzer,<br />
wel-
LES IE GESCHIEDENIS. IIÏ<br />
hebben om optenoemen hoe veel kwaads deze<br />
bijgeloovigheid, die met de domfte onkunde ge-<br />
paart ging, voortbragt. De wetten der Saxen<br />
waren niet beter, door dezelven werd eene geld<br />
boete toegedaan als eeiie vereffening van misda<br />
den. Eens mans leven was op zekeren prijs ge-<br />
ftelt, welke bepaalt was naar den rang dien hij<br />
in de maatfehappij had. Volgens een wet van<br />
Ethelbert was een overfpeler verplicht aan den<br />
beledigden man vergoeding te doen, door den<br />
zei ven eene andere vrouw te bezorgen. In één<br />
woord, de wetten en gewoontens, die toen heersh-<br />
ten, in bijna alle deelen van Europa, waren de<br />
zelfde. De wetten der Lombarden droegen even<br />
dezelfde tekens van dwaasheid, bijgeloovigheid<br />
en onkunde. Luitprand was overtuigt van der-<br />
zelver ongerijmdheid; doch daar de Lombarden<br />
zeer gehegt aan dezelven waren, was hij ver<br />
plicht een misbruik te dulden, het welk hij niet<br />
kon verhelpen. Het bijgeloof voerde in Spanje<br />
de wreedfte wetgeving in; daar uit ontftonden<br />
die bloeddorstige wetten, volgens welken de Jo<br />
den op doodftraffe verplicht waren zich te laten<br />
doopen; van daar die Godlooze eed, welken de<br />
Spaanfche koningen bij derzelver komst tot den<br />
throon gedwongen waren te doen, te weten: dat<br />
welke de befchuldigde verplicht was negen treden ver te dragen<br />
in zijne bloote hand.' In deze proeve was het niet zoo gemak<br />
kelijk bedrog te plegen als in de beide anderen, en 't was om<br />
die rede dat maar weinige zich daar aan onderwierpen.<br />
zij
na H E D E N D A A G S C H E LES IE<br />
zij alle wetten, tegen die rampzalige natie gemaakt,<br />
ten itrengften zouden doen gelden. Eindelijk,<br />
om in geen meer bijzonderheden te treden,<br />
konnen wij'nog aanmerken, dat eene verklaring<br />
over de onderfcheide wetten der voorouderen<br />
van de hedendaagfche Europeanen het fcherpfte<br />
hekelfchrift zoude wezen op hunne zeden,<br />
godsdienst en verftand.<br />
Z E D E N D E R B A R B A R E N .<br />
DAAR het dusdanig geftelt was met hetftaats-<br />
befiuur en de wetten onzer voorouderen, valt<br />
het ons niet moeilijk te oordeelen over de zui-<br />
verlteid en zachta'artigheid hunner zeden. In het<br />
tijdvak, van 't welk ik fpreek, waren zij woest.<br />
— De koningen waren toen ter tijd losbandige,<br />
wreede en bijgeloovige monfters; oprechtheid en<br />
waarheid waren . uit de maatfehappij verbannen.<br />
— Men hadt noch kennis noch gevoel Van menfchelijkheid.<br />
De oorlogen der koningen, departijfchappen<br />
der edelen bezoedelden het land overal<br />
met trouwloosheden, verraderijen, moorderijen en<br />
doodflag. Eene onbefchofte ftaatzucht, eene woeste<br />
en wreede bijgeloovigheid vormden het karakter<br />
dier ijzere eeuw. De jaarboeken van Frankrijk<br />
vertoonen ons de wreedheden van Clovis, dichter<br />
der Franfche natie, benevens het bloeddorstige<br />
gedrag zijner vier zoonen, die alle zich de gruwelijkfte<br />
misdaden veroorloofden: dat koningrijk<br />
was onder verfcheide opvolgers van dien vorst<br />
niet
LES II. G E S C H I E D E N I S . 113<br />
niet anders dan een bloed - tooneel. Een koning,<br />
die toen ter tijd zuivere en zachte zeden had,<br />
was een zoort van wonder. Brittannië en Spanje<br />
zuchtten geftadig onder burger oorlogen, de bronnen<br />
van de grootfte nationale rampen. Indedaad,<br />
de regeering der Gothen en der Lombarden in<br />
Italië doedt de ziel eenigzins / ademfcheppen, na<br />
hare verontwaardiging over zoo veele wreedheden;<br />
De wijsheid en menschlievendheid van<br />
Theodoric in het regeeren zijner onderdanen behaagt<br />
ons en zou ons nog meer behaagt hebben,<br />
hadt hij zijne handen niet bezoedelt met het onfchuldige<br />
bloed van Sijmmachus en Boëtius, twee<br />
mannen wier geleerdheid en deugd eer deden<br />
aan de eeuw, in welke zij leefden. De jaarboek-en<br />
der Lombarden vertoonen ons wijze en menfchelijke<br />
vorsten, die eenige kennis fchijnen gehad<br />
te hebben van de uitmuntende leer, der verdraagzaamheid.<br />
Alhoewel zij tot de Ariaanfche<br />
gemeenfchap behoorden, lieten zij echter vrijheid<br />
van geivisie aan de katholijken. Over 't<br />
algemeen waren hunne wetten minder ongerijmd<br />
en hunne zeden zachter van aart, dan die der<br />
andere barbaren. Van waar toch dat ondericheid ?<br />
denkelijk van daar, dat zij in Italië' overvloediger<br />
middelen van onderwijs aantroffen.<br />
G O D S D I E N S T .<br />
DE Christelijke godsdienst is zuiver, zacht<br />
moedig en goedertieren. De barbaren, die zich<br />
H ia
114 H E B E N D A A G S C H E LES IE<br />
in Rome vestigden, omhelsden dien godsdienst:<br />
wij mofesten derhalven verwagten dat dezelve<br />
hunne woeste zeden zou verzacht hebben, dan,<br />
het tegendeel had plaats. Deze volken waren<br />
bereids ten ujtterften befmet met bijgeloof, het<br />
welk zich verëenigende met de leerftukken en<br />
plegtigheden van 't Christendom, een wonderlijk<br />
mengzel van godsdienstigheid en dwaasheid,<br />
wreedheid en ijver voortbragt. Bij de bekeering<br />
der barbaren won de geestlijkheid, maar de gods<br />
dienst verloor. Alhoewel zij het voorwerp van<br />
hunnen eerdienst veranderden, bleven zij nog<br />
denzelfden geest behouden. De Druiden onder<br />
de Galliërs en Britten, de priesters van Thor en<br />
Woden, onder de Duitfchers en Scandinaviers,<br />
oeffenden een voldrekt gezach over het verftand<br />
der menfehen. Toen de Barbaren Christenen<br />
wierden, bleven zij hunnen gewonen eerbied<br />
voor het priesterdom behouden; en de geestlijk<br />
heid, die van alle godsvrucht en deugd ontbloot<br />
was, en misbruik maakte van dien eerbied, be<br />
gunstigde en vermeerderde daar door het bijge<br />
loof. De zulken der Barbaren, die tot den dienst<br />
van 't altaar gewijd wierden, ontdeden zich niet<br />
van hunne onwetenheid en vooröordeelen. Daar<br />
en boven was de geest van het eerfte Christendom<br />
verbazend verandert. De christen Keizers had<br />
den de kerk verrijkt en aan dezelve veele voor<br />
rechten en vrijdommen geichonken; deze tijdelij<br />
ke voordeelen vei flapten de kerktucht, en de val<br />
van
LES IE G E S C H I E D E N I S . big<br />
van 't rijk verminderde die nog fterker. Het<br />
volk, beladen met rampen, nam toevhtgt tot den<br />
godsdienst, en gaf zich over aan deszelfs bedie<br />
naars; de geestlijkheid maakte gebruik van dat<br />
zwak, en vermeerderde daar door haar magt en<br />
rijkdom. Als toen verdween het licht der waar<br />
heid, men zag verfcheide vooröordeelen opkomen,<br />
en de hartstochten, veré'enigt met de onkunde,-<br />
verkeerden den geest van 't Euangelium. De gif<br />
ten der barbaren aan de kerk vermeerderden het<br />
kwaad, veele dier gelukzoekers, bezoedelt met<br />
misdaden en verrijkt door roof, rekenden zich<br />
gelukkig, wanneer zij voor-een gedeelte van't<br />
gene zij gephindert hadden, vergifnis konden be<br />
komen bij den priester dien zij 't vermogen toe<br />
kenden van die te verkenen: En daar in die tij<br />
den het geld vergifnis kon verwerven voor de<br />
ergfte misdaden tegen de maatfehappij begaan,<br />
verbeeldden zij zich, dat zij met giften aan de<br />
kerk te doen het koningrijk der hemelen konden<br />
bekomen. Van daar dat zij, die het meest over<br />
gegeven waren aan roof, geweld en ontucht,<br />
zich het edelmoedigst toonden. De hebzucht,<br />
zoo zij meenden, was een voorname eigenfehap'<br />
der Godheid. De geestelijkheid , die zich met<br />
zoo veele rijkdommen belchonken zag, wierd<br />
zeer vermogende, zoo dat een der koningen van<br />
Frankrijk klaagde, „ dat de Bislchoppen konin<br />
gen waren." Indedaad, de Bislchoppen, door 'z<br />
veré'enigen, hunner rijkdommen aan den jgMs<br />
H i dienst ,
ÏI6 H E E E N D A A G S C H E LES n.<br />
dienst, wierden de fcheidsmannen der koningrijken,<br />
befchikten over kroonen en beftuurden de<br />
zaken van den ftaat. — Men was genoodzaakt<br />
ben in alles raadteplegen, om dat de geringe<br />
kennis, welke toen nog in Europa heerschte, bij<br />
hen te vinden was; en dewijl 'er tusfehen de<br />
belangens van de geestlijkheid en leken eene tegenkanting<br />
ontftond, veroorzaakte zulks eene<br />
ijverzucht, welke de bron wierd van veele wanorders.<br />
Als toen namen de bedienaars van den<br />
godsdienst toevlugt tot loosheid en arglistigheid,<br />
van welke zij zich tegen hunne magtiger vijanden<br />
bedienden. Zij verzonnen gebeurtenisfen om<br />
hen te verichrikken, gebruikten geestelijke wapens<br />
om hunne eige wereldlijke bezittingen te<br />
verdedigen, en veranderden de zachtmoedige taal<br />
der Christelijke liefde in booze vervloekingen.<br />
De goedertierne godsdienst van Jefus ademde in<br />
den mond van deszelfs bedienaars niet dan fchrik.<br />
Geharnaste priesters verdedigden met geweld van<br />
wapenen hunne eige landen of vielen op die van<br />
anderen aan. Bij den blixem van de kerk, welke<br />
gelegenheid tot zoo veele oorlogen en omwentelingen<br />
gaf, voegden zij de hulp van het zwaard.<br />
Zij moedigden de onkunde aan en onderdrukten<br />
alle kennis, ten einde met te willekeuriger gezach<br />
over de menfehen te kunnen heerfchen.<br />
Zij maakten verborgenheden van alles; de waarheid<br />
mogt zich niet vertoonen, en de rede<br />
wierdt door 't bijgeloof aan banden gelegt.<br />
HAD»
LES n. G E S C H I E D E N I S . 117<br />
HADDEN de misbruiken, die in den godsdienst<br />
flopen, geene onheilen voortgebragt, hadden<br />
de bijgeloovige dwalingen, welke zoo lang<br />
de hedendaagfche volkeren van Europa bcfmetteden,<br />
geeneh fchadelijken invloed gehad op de<br />
maatfehappij, wij zouden ons niet opgehouden<br />
hebben met omftandigheden, welke niet flechts<br />
ten fchande ftrekken van den godsdienst, maar<br />
ook van deszelfs bedienaren. Het Christendom,<br />
in deszelfs ware licht befchouwt, is een zuivere<br />
en heilige godsdienst, aller menfehen eerbied<br />
waardig; deszelfs leerftellingen zijn godlijk; deszelfs<br />
zedekunde rein, volmaakt en verheven, de<br />
les van algemeene liefdadigheid of liefde, zoo<br />
gefchikt om 's menfehen geluk te bevorderen en<br />
te verzekeren, is zelfs van oneindig meer waarde<br />
dan alle de wijsheid der wijsgeeren. Deszelfs<br />
eerdienst, niet die, welke door 's menfehen verbeelding<br />
is verzonnen, maar die welke door deszelfs<br />
goddelijken nuchter wierd voorgelchreven,<br />
is eenvoudig, zuiver, komt uit het hart voort<br />
en is overeenltemmende met de rede. Deszelfs<br />
lesfen, welke door de onkunde verdraait en verwrongen<br />
zijn, verheffen de ziel en veredelen<br />
den mensch. In één woord, voor hem, die zich<br />
beijvert den geest van den Christelijken godsdienst<br />
te kennen, is hij groots en goddelijk, 'tls<br />
geenzins die geest, welke aan de aarde zoo veele<br />
onheilen brouwde; neen, het was de geest<br />
van bijgeloof, welke misdaden koesterde, door<br />
U 3 de
IlS H E D E N D A A G S C H E LES IE<br />
de wroeging te verdooyen;. welke de betrachting<br />
der • wezenlijke' plichten van de zedekunde, ver<br />
waarloosde en .een' hoop ijdele plechtigheden in<br />
derzelver plaats ftelde; welke de waarheid ver<br />
zwakte en alle goede grondbeginzels krachteloos<br />
maakte. Uit deze onzuivere bron vloeiden alle<br />
die kwalen, onder welken de hedendaagfche .vol<br />
ken zoo lang gedrukt wierden, en van welke<br />
zommigen zich nog niet hebben ontdaan. On<br />
kunde bragt valfche godsdienstigheid voort: gie<br />
righeid, muggezifterij en roof namen toe en ver<br />
oorzaakten zedenbederf. Onverdraagzaamheid en,<br />
dwecperij paarden zich te famen en overftelpten<br />
Europa met verwarring en ramp. Millioenen<br />
menfchelijke flachtöfTers wierden in den naam<br />
van den God des vredes van 't leven beroofd;<br />
en-eene magt, die zich zelve geestelijk noemde,<br />
zag men throonen omwerpen, de onderdanen wa<br />
penen tegen hunne vorsten en veelvuldige beroe<br />
ringen verwekken in de maatfehappij. Laten wij<br />
den draad dier rampfpoeden volgen. Zulks valt<br />
wel 1'mertelijk voor een hart dat eenige menfche-<br />
lijkheid bezit ; maar de eerbied voor de waar<br />
heid legt ons dien taak op. De menfehen be-<br />
hooren de misbruiken te kennen, van welken een<br />
verkeerd begrepen godsdienst oorzaak is geweest<br />
en nog zijn kan. De vorige akelige tooneelen<br />
zullen, zoo ik hoop, nimmer hernieuwt worden;<br />
zij zouden evenwel nogmaals konnen plaats heb<br />
ben. De geest van onverdraagzaamheid en dwee-
LES rr. G E S C H I E D E N I S . 119<br />
perij is nog niet geheel uitgebluscht; laten wij<br />
derhalven nog altoos vreezen een ïpratik te zien<br />
ontvonken door welke de ganfche wereld weder<br />
in vuur en vlam zou konnen- gezet worden.<br />
•<br />
HET was gedurende de negende eeuw dat het<br />
geestelijk gezach eene noodlottige omwenteling<br />
in de burgerlijke maatichappij voortbragt. De<br />
gefchiedenis- der hedendaaglche volkeren van Europa<br />
vertoont ons een ongerijmd Samenmengzel<br />
van gewijde en ongewijde dingen. De magt der<br />
Bisfchoppen vermeerderde met hunne rijkdommen,<br />
en langzamerhand overheerschten zij een<br />
gezach het welk voor de Vorsten noodlottig<br />
wierd. Zij Helden zich zeiven boven de wet,<br />
en wanneer zij misdadig waren durfden zelfs de<br />
koningen hen niet draden. Engeland en Frankrijk<br />
leveren daar van bewijzen. Men vond bisfchoppen<br />
in de hoven der Vorsten en aan 't<br />
hoofd van derzelver raadsvergaderingen. Zij gingen<br />
famenfpanningen aan, maakten heimelijke<br />
kuiperijen, hielden de teugel der regeering, en<br />
evenaarden het koninglijk gezach. In Spanje, de<br />
bakermat van kerkelijke dwingelandij, beflisten<br />
de raadsvergaderingen der geestelijken de gewichtigfte<br />
zaken van de natie; zetteden koningen af,<br />
en noopten dezelven zich te onderwerpen aan de<br />
vernederendfte boetdoening. De Monnikken fpeelden<br />
geen minder rol. Verkeerde begrippen wegens<br />
den godsdienst en het voorbeeld van fom-<br />
H 4 ö4r
lap H E D E N D A A G S C H E EES n.<br />
mige groote mannen, die het kloosterleven omhelsden,<br />
waren de oorzaken dat het getal dier<br />
geestelijken zoo fterk vermeerderde in de Christen<br />
wereld, en het bijgeloof in de kloosters zoo<br />
oppermagtig heerschte. In die duistere tijden<br />
werden toverij en bezweeringen voor waarheden<br />
door 't volk aangenomen en de monnikken verfterkten<br />
het in die ongerijmde vooröordeelen.<br />
Hongersnood, pest, ftormen, onweders en ziektens<br />
wierden toegefchreven aan booze geesten.<br />
Een akelige vrees greep de gemoederen der ftervelingen<br />
aan, en de menfehen lieten zich gewillig<br />
voor zot houden van bedriegers en guiten,<br />
die hen met eene ijzere roede regeerden. Uit<br />
deze misbruiken ontftont een ander kwaad, het<br />
welk langen tijd de maatfehappij drukte, ik<br />
meen de wereldlijke magt van den Roomfchen<br />
ftoel.<br />
WERELDLIJKE M A G T DER PAUZEN.<br />
DE Bisfchoppen van Rome hadden, voor het<br />
tijdvak van 't welk ik fpreek, zich een geestelijk<br />
gezach aangematigt over de geestelijkheid.<br />
Zij wierden geraadpleegt in zaken van den godsdienst<br />
en hunne antwoorden wierden gehouden<br />
voor godfpraken. Andere Bisfchoppen, die te<br />
yoren op een gelijken voet met hen ftonden,<br />
waren eindelijk verplicht hen voor hunne ópper-<br />
Hen te erkennen. De Pauzen, om de pauzelijke<br />
magt te vermeerderen, zonden overal apostelen<br />
uit
LES n. GESCHIEDENIS. IÜÏ<br />
uit om nieuwe kerken te fïichten. De gefchie<br />
denis verhaalt ons dat Augustijn, een monnik,<br />
door den heiligen Gregorius naar Engeland wierd<br />
afgezonden om de Angle-Saxen tot het roomfche<br />
geloof te bekeeren. Sant Patrick vestigde de<br />
kerk in Ierland, en S c<br />
. Bonifacius was de apostel<br />
van Duitschland. Daar zij hunne zending van<br />
Rome ontvingen, bleven zij niet in gebreken de<br />
voorrechten van den heiligen ftoel zeer te ver<br />
heffen en hunne bekeerelingen te overreden van<br />
de opperhoofdigheid van deszelfs bislchoppen.<br />
Daar en boven waren de pauzen altoos gereed<br />
die vorsten te vleijen en liefkozen, dien zij dag<br />
ten nodig te hebben ter vervullinge hunner<br />
heerschzuchtige ontwerpen. De eerfte bisfchop<br />
pen van Rome hadden groten invloed op de in<br />
gezetenen dier ftad; hunne kerk was rijk, zij<br />
waren een vader voor den armen en een trooster<br />
voor de bedrukten; des fproot die invloed uit<br />
hunne godsvrucht en weldadigheid. Zij hadden<br />
als toen nog geen wereldlijke magt. Zij erken<br />
den zich onderworpen te zijn aan de keizers, en<br />
hunne verkiezing moest noodwendig bevestigt<br />
worden van den Exarch van Ravenna, (b) Hei<br />
melijk evenwel ademden zij naar het oppergebied<br />
van Rome; doch de tijd was nog niet gekomen.<br />
Gregorius III. begon de omwenteling. Keizer<br />
Leo<br />
) Een grieksch Landvoogd door den keizer van Conftantino<br />
polen naar de wingewesten van Italië gezonden.<br />
H 5
122 H E D E N D A A G S C H E LES IE<br />
Leo van Itaurië gaf bevel alle beelden te vernie<br />
len en dezen aanval op iets, waar mede het volk<br />
zoo zeer was ingenomen, maakte hem tot vijand<br />
van het zelve. De pauzen, die geftadig op alles<br />
een wakend oog hielden, namen deze gelegen<br />
heid waar, en maakten zich die te nutte, de<br />
keizer werd in den ban gedaan en deszelfs naam<br />
gefchrabt uit de registers, in welke alle de na<br />
men van keizers, bisfchoppen, en andere heilige<br />
mannen gefchrevcn waren. Het volk, het voor<br />
beeld zijns herders volgende, verbrijzelde de<br />
ftandbeelden des keizers en wierp alle afhang-<br />
lijkheid van Conftantinopolen af. Nog één vij<br />
and bleef 'er over, de Lombarden namenlijk, die<br />
in 't bezit zijnde van 't grootfte deel van Italië,<br />
dreigden zich meester van Rome te maken.<br />
Gregorius nam toevlucht tot Karei Martel, dien<br />
hij beloofde tot Burgemeester van Rome te zul<br />
len maken, en de magt eens ketterfch vorst te<br />
zullen vernietigen. Karei ftemde in 's pauzen<br />
verzoek, doch de dood die en Paus en Keizer in<br />
't graf fleepte verwijlde de uitvoering van het<br />
ontwerp. Zacherius, die Gregorius III. in de<br />
pauzelijke waardigheid opvolgde, achtervolgde<br />
het ontwerp zijnes voorzaats. Door Pepijn aan<br />
zijne zijde overtehalen wierp hij een fchutsmuur<br />
op tegen de Lombarden. Door eene uitfpraak<br />
ten voordeele van Pepijn beroofde hij den wetti<br />
gen oppervorst van de kroon van Frankrijk om<br />
dezelve te plaatzen op het hoofd eens overheer-<br />
fchers.
LES IE G E S C II I E D E N I S. 2.23<br />
fchers'. In erkentenis daar van trekt Pepijn, op<br />
het ernstig verlangen van Stephanus III, in-Ita<br />
lië, veruaat de Lombarden, verleent hen Voor-<br />
waardelijken vrede en geeft het Exarckaat aan<br />
den heiligen ftoel. Aftolphus hield niet lang<br />
zich aan 't verdrag. De paus fchrijft eenen be-<br />
ruchten brief in den naam van S'. Pieter aan Pe<br />
pijn. Die vorst trekt weder in Italië en noopt<br />
de Lombarden het Exarchaat aan den paus we-<br />
dertegeven, behoudende voor zich zeiven de<br />
rechten der opperheerichappij. Van dien tijd<br />
kan men de tijdelijke magt der pauzen dagte<br />
kenen.<br />
P A T R I A R C H E N VAN C o N S T A N T I-<br />
N O P O L E N.<br />
HAD Rome een Paus, Conftantinopolen had<br />
een Patriarch-: zij waren mededingers van eikanderen.<br />
Het hoofd der oosterfche kerk -oeffende<br />
ten naasten bij het zelfde gezach in geestelijke<br />
zaken. Schoon de tweede in rang, ftreefde hij<br />
om de eerfte te zijn. De Grieklche kerk befchouwde<br />
de opperhoofdigheid van den Roomfchen<br />
bisfchop als een voorrecht aan de hoofdftad<br />
van het rijk gefchonken, niet als een recht,<br />
het welk aan den ftoel van S R<br />
. Peter behoorde.<br />
Dan, Rome, van den keizer verlaten, icheen niet<br />
langer dien voorrang te verdienen. Van dien tijd<br />
af ftelden veele bislchoppen alle loosheid te werk<br />
om hoofd der kerke te worden. Johannes, bijge-
124 H E D E N D A A G S C H E LES H.<br />
genaamt de Vaster, verborg zijne aanfpraak niet<br />
op dien tijtel. Zijne uitwendige vroomheid verwierf<br />
hem de achting en befcherming der keizeren,<br />
zijn gedurig vasten en andere geftrenge levensregelen<br />
prezen hem bij de monnikken aan,<br />
en zijne groote liefdadigheid maakte hem een afgod<br />
bij 'tvolk. Hoog geëert van een ieder, riep<br />
hij eene kerkvergadering bij een en nam den tijtel<br />
van algemeenen bisfchop. Te vergeefsch deedt<br />
Rome bedreigingen: de Patriarch bleef onverzettelijk;<br />
hij behieldt den tijtel en bragt dien over<br />
aan zijne opvolgers. Als toen werd den grond<br />
gelegt van die groote fcheuring, welke met den<br />
tijd eene fcheiding bewerkte tusfehen de Latijnfche<br />
en Griekfche kerke. Deze patriarchen hadden<br />
teyens een' zoo aanmerkelijken invloed op<br />
de ftaatszaken, dat zij dikwijls de keizers deden<br />
beven. De plechtigheid der krooning wierd door<br />
hen verricht, en van dat voorrecht wisten zij<br />
zich zoo wel te bedienen, dat zij hunne meesters<br />
de wetten fielden. Macedonius weigerde Anastafius<br />
te kroonen, tot dat deze fchriftelijk beloofde<br />
de befluiten van 't concilie van Chalcedonië<br />
te zullen handhaven. Het oosterfche rijk wierd<br />
omtrent dit tijdvak hevig gefchokt. Godsgeleerde<br />
twisten beroerden den ftaat; en niet zoo haast<br />
was de eene fecte vernietigt of daar vertoonde<br />
zich eene andere. Van daar de haat en burgerlijke<br />
beroeringen, waar door de regeering niet<br />
weinig verzwakte. De keizers, gelijk derzelver<br />
dweep-
LES iï. G E S C H I E D E N I S . I*5<br />
dweepachfcige onderdanen, bemoeiden zich met<br />
godgeleerde hairkloverijen, terwijl zij de Saracenen<br />
toelieten hen te berooven. van de fchoonfte<br />
landfchappen van Afia en Africa. Groote kwalen<br />
ontftonden uit eenen onverdraagzamen geest,<br />
een geest, welke, helaas! te zeer de overhand<br />
gehad heeft in alle de tijdvakken van de Christelijke<br />
kerk en onder alle de gezinthedcn der<br />
Christenen.<br />
A N G E L - S A X E N .<br />
E GEERT verè'enigde de koningrijken van het<br />
zevenhoofdig rijk, en Engeland kwam in meer<br />
aanzien onder de natiën van Europa. De Angel-<br />
Saxen, onder eenen enkelen koning verëenigt,<br />
een zelfde taal, eender gewoontens, wetten en<br />
godsdienst hebbende, hadden zich zeiven den<br />
vrede mogen beloven, en hopen konnen zich geducht<br />
te maken bij hunne naburen, doch dit<br />
fchoon vooruitzicht verdween wel haast; want<br />
de Denen en Normannen, derzelver verwoestingen<br />
over Frankrijk verfpreid hebbende, deden<br />
eene landing in Engeland, en alhoewel dikwijls<br />
afgeflagen en zomtijds zelfs geheel uit het land<br />
gedreven, hielden zij, door in grooter getal wedertekomen,<br />
de inwoners geftadig in roere. Deze<br />
barbaren, eenmaal een vasten voet gekregen hebbende,<br />
matteden de Angel - Saxifche koningen<br />
zoodanig af, dat deze verplicht waren het koningrijk
126 H E B E N D A A G S C H E LES IE<br />
rijk met hen te deeien, tot dat zij eindelijk meesters<br />
werden van 't geheele rijk.<br />
A L F R E D.<br />
VAN alle de koningen van den Angel-Saxifchen<br />
dam was Alfred de grootfte cn beste. Hij<br />
was de vierde zoon van Ethelwolf en de opvolger<br />
van zijn broeder Ethered, die aan de wonde<br />
ftierf, welke hij in een veldflag tegen de Denen<br />
ontving. Zijn vader, een zwak en bijgeloovig<br />
vorst, deedt een bedevaart naar Rome en nam<br />
Alfred mede, die toen flechts zes jaren oud was.<br />
Het was in de regeering van Ethelwolf dat de<br />
Engelfche geestelijkheid weder aanfpraak maakte<br />
op de tiendens (welke men aan dezelve ontnomen<br />
had) als op een eigendom haar volgens godlijk<br />
recht toebehoorende. Tot hier toe had men hare<br />
eisfehen van de hand gewezen; maar toen zij een<br />
zwak vorst op den throon zag, het volk door<br />
menigvuldige verliezen vernedert en beducht voor<br />
eenen nieuwen inval der Denen, bediende zij zich<br />
van het gunstig oogenblik, om het gene zij vorderde<br />
te verkrijgen. Ethelwolf vergaderde de<br />
ftaten van 't koningrijk en befchonk de kerk met<br />
die gewichtige gift. Kort daar aan ftierf hij en<br />
zijn koningrijk werd verdeelt tusfehen Ethelbald<br />
en Ethelbert, zijne twee oudfte zonen, die zonde<br />
afftammelingen ftervende, door den derden<br />
broeder werden opgevolgt, die, gelijk reeds hier<br />
boven gezegt is aan zijne wonde overleedt, zoo<br />
dat
LES i i . G E S C H I E D E N I S . 12?<br />
dat Alfred de groote zich, in den ouderdom van<br />
twintig jaren, oppervorst bevond van een koning<br />
rijk, dat van één gereten en verwoest was en<br />
daaglijks met eenen volkomen ondergang bedreigt<br />
werdt.<br />
A L F R E D de groote, de ware dichter van.de<br />
Engelfche natie, verëenigde in zich alle die<br />
deugden, welke een groot en goed vorst vormen.<br />
Zijne hoedanigheden waren niet van dien aart<br />
dat ze flechts eene dorre bewondering verwekten;<br />
maar zodanig, dat hij door nuttig en eerbiedwaardig<br />
te zijn, zich zelveu zelfs bij de nakomelingfchap<br />
groote achting verwierf. Hij was niet zoo<br />
haast op den throon geftegen, tot welken de<br />
wensch van ieder hem riep, of hij betoonde, in<br />
de verdediging zijns lands, de dapperheid en onvertzaagtheid<br />
eens helds. De Denen waren bezigde<br />
zuidelijke landfchappen van Engeland te verwoesten.<br />
Alfred, die met haast eenige weinige<br />
troepen bijeenbragt, ftelde zich aan derzelver<br />
hoofd, trekt tegen de barbaren op, verflaat'hen<br />
en noopt hen tot de belofte dat zij het koningrijk<br />
zullen verlaten. Deze overwinning werd<br />
flechts opgevolgt van een oogenblik rust. Nieuwe<br />
zwermen van noordfche roovers voegden zich<br />
bij hunne makkers, verdeelen zich in verfcheide<br />
benden en vermeerderen hunne verwoestingen.<br />
Een dezer benden trok in Dorlétl'hire, maar wierd<br />
zoo wakker vervolgt door Alfred, dat zij verplicht<br />
was,
128 H E D Ï N D A A C S C H E LES IE<br />
was, bij verdrag, het eiland te verlaten. De<br />
Denen nogthans niet geneigt hunne prooi te Haken,<br />
wilden zich niet houden aan de gedane beloften.<br />
Zonder het minste voorwendzel vallen<br />
zij op Alfred aan, verftrooijen deszelfs leger en<br />
maken zich meester van Exeter. Deze verraderlijke<br />
aanval benevens den gevaarlijken toedand<br />
van 's konings onderdanen gaf nieuwe kracht aan<br />
Alfreds dapperheid. Hij ligt een nieuw leger,<br />
levert agt veldflagen, en brengt zijnen woesten<br />
vijand tot het uitterften. De Denen doen voorflagen<br />
van vrede en Alfred vergunt hen zich in<br />
Engeland te vestigen, mits het aanlanden van andere<br />
barbaren te helpen beletten; intusfchen was<br />
hij niet weinig verbaast te vernemen dat gedurende<br />
het hangen van dit verdrag eene andere bende<br />
vijanden geland was, die zeer groote verwoestingen<br />
aanrichtte. Deze tijding maakte de Angel-<br />
Saxen wanhopig, dewijl zij meenden dat de hemel<br />
hen ter verdelging had overgegeven. Sommige<br />
namen de wijk naar Wallis, fommige vloden<br />
naar 't vaste land, andere onderwierpen zich<br />
aan hunne verwinnaaren. Te vergeefsch vermaande<br />
Alfred zijne onderdanen nogmaal eene poging<br />
te doen ter verdediging van hunnen vorst, hun<br />
land en hunne vrijheid. De fchrik had hen allen<br />
moed benomen; de nood, waar in hun vorst zich<br />
bevond, maakte geen indruk op hen, en hij, om<br />
zijne vijanden te vermijden zag zich genoopt alle<br />
koninglijke tekens afteleggen en een boeren gewaad
LES ÏE GESCHIEDENIS. 12$<br />
\vaad aante trekken. Hoe aangenaam voor eene-<br />
aandoenlijke en deugdzame ziel dezen goeden<br />
doch rampfpoedigen vorst te verzeilen naar des<br />
zelfs eenzame wijkplaats, hem aldaar eenige wei<br />
nige koeijeiL te zien hoeden en eene berisping<br />
ondergaan van des herders wijf, wegens het la--<br />
ten aanbranden van hare koeken. Deze trek is<br />
niet beneden de deftigheid der gefchiedenis, want<br />
iemands gedrag in zekere gevallen en omïtandig--<br />
heden van 't leven is de echtiïe kenfchets van-<br />
zijn wezenlijk karakter: ook is alles van waarde<br />
in het leven van êen vorst, die deugd en waar<br />
digheid bezittende, tot eenen twijvelachtigen ftand<br />
zoo verre benedén zijnen rang gebragt is. Er<br />
zijn maar wéinige koningen die zich bekwaam<br />
getoont hebben voor de regeering, om dat maar<br />
weinige koningen, gelijk Alfred, opgebragt wier-'<br />
den in de fchool van tegenfpoed. Alfred, alhoe-'<br />
wel verfteken van zijn koningrijk, bleef fteeds<br />
hopen het zelve te zullen herwinnen; ten langeri<br />
lesten bemerkende dat zijne vijanden hét zoeken<br />
naar hem moede werden, verzamelde hij eenige<br />
zijner aanhangêren en nam zijn verblijf in 't mid<br />
den van eene moerasfige ftreek, welke hij met<br />
omwallingen verfterkte én van waar hij veele on-'<br />
verwagtte uitvallen dééd op de Denen. De goe<br />
den uitflag, welke deze kleene ftfooperijen had<br />
den, wakkerde den moed zijner vrienden aan,<br />
en deedt hen hopen op de overwinning, wanneer<br />
het eens tot een beflisfend gevecht mogt komen.<br />
I Ei*
130 H E B E N B A A C S C H E LES IE<br />
Eindelijk bood zich eene gunstige gelegenheid<br />
aan die hem te velde riep. Oddun, graaf van<br />
Devonfhire, had een groote bende Denen geflagen<br />
en zich meester gemaakt van derzelver betooverenden<br />
ftandert, in welken de Denen het<br />
grootfte vertrouwen ftelden. Alfred verheugt dit<br />
vonkje van moed in zijne onderdanen te zien ontbranden,<br />
maakte zich dit geval ten nutte; dan,<br />
alvorens een veldflag te willen wagen, befloot<br />
hij onder de vermomming van een harpfpeler,<br />
des vijands legerveld te gaan befpieden; alles<br />
opgemerkt hebbende wat hij verlangde te weten,<br />
zond hij heimelijk zijne vertrouwelingen af naar<br />
de vermogendfte zijner onderdanen, die hij nodigde<br />
zich onmiddelijk bij hem te voegen. De<br />
Engelfchen lpoedden zich van alle kanten naaide<br />
beftemde plaats, verheugd nog ééns hunnen<br />
koning, die hen zoo dierbaar was, en dien zij<br />
meenden overleden te zijn, te befchouwen. Zij<br />
fmeekten hem hen ter overwinning te leiden en<br />
vrij te maken. Alfred dek zich aan hun hoofd,<br />
trekt tegen den vijand op, en valt op deszelfs<br />
legerplaats aan. De Denen, alhoewel fterker in<br />
getal, maakten flechts eenen zwakken tegenftand.<br />
De grootfte hoop van hun viel door 't zwaard,<br />
en het overfchot gaf zich krijgsgevangen aan Alfred,<br />
die niet minder edelmoedig dan dapper,<br />
hen het leven fpaarde, en onder zijne befcherming<br />
nam, hen vergunnende zich in de verwoestte<br />
landlchappen te vestigen, mits dat zij den<br />
Chris-
LES n. G E S C H I E D E N I S . 13*<br />
Christelijker! Godsdienst zouden omhelzen. Deze'<br />
voorwaarden wierden aangenomen en Alfred, ontflagen<br />
van zijne vijanden, liet voorts zijne gedagten<br />
gaan om de orde en een goed bewind in zijn*<br />
koningrijk te herftellen.<br />
IN deze verrigting waar door het geluk van<br />
een volk bevordert en verzekert word, gaf Alfred<br />
blijken van de grootfte bekwaamheid. Hij<br />
herbouwd de deden en vlekken, welke door dé<br />
Denen verwoest waren, rigt eene landmilitie op<br />
ter verdediging van het koningrijk, wapend zijnet<br />
onderdanen, bezet met een gedeelte derzelveri<br />
de fterkten, die hij had aangelegt, en beveelt dé<br />
overigen zich gereed te houden om, bij de minste<br />
roere, optetrekken, en terwijl hij deze voorzorg<br />
neemt » verzuimt hij niet den akkerbouw<br />
aantemoedigen. Hij fchiep, indien deze uitdrukking<br />
imij veroorlooft zij, de Engelfche feheepsmagt.<br />
Door zijne wijze werkzaamheid rustte hij<br />
honderd twintig fchepen uit, waar.mede hij de<br />
Denen op hunne eige «hoofdHof aanviel. Door<br />
deze welberade maatregelen werden van hem dé<br />
Barbaren ondergebragt of verdelgt. Dan, zijn<br />
rijk wierd ook door andere kwalen gedrukt, welke<br />
reeds geheel veroudert waren, deze beftonden<br />
in een gebrek aan burgertucht en eene regelmatige<br />
ondergefchiktheid. Het land was bedekt met<br />
ganfche benden Denen, die, gewoon van roof te<br />
leven, zonder de minste nijverheid te bezitten w<br />
I 2 da-
132 H E B E N D A A G S C H E LES IE<br />
dagelijks geweldadigheden pleegden. Ja, de En-<br />
gelfchen zelf, geheel verarmt, leidden een der<br />
gelijk leven. Burgers plunderden en vernielden<br />
hunne medeburgers. Zoo veele kwa :<br />
en, die den<br />
welvaart der maatfehappij nadeelig waren, ver-<br />
eischten een krachtdadig hulpmiddel, het welk<br />
Alfred vond in zijne waakzaamheid en vlijt. Hij<br />
maakte wetten, welke alhoewel geftreng, neg-<br />
thans noodzakelijk waren om de voor de natie<br />
zoo nadelige ongeregeldheden te beteugelen.<br />
Hij ftelde gerichtshoven in. Engeland is aan hem<br />
het invoeren van gezworenen verfchuldigt, eene<br />
uitmuntende inftélling ter behoudenis van de na<br />
tuurlijke rechten van den mensch, en ter billijke<br />
bedieninge van 't recht. Alfreds wetten en he<br />
rtellingen deden eene fchielijke en krachtige uit<br />
werking: geweld, verwoesting en roof namen<br />
dadelijk een einde. Deez' groote vorst had nog-<br />
thans een heiligen eerbied voor de vrijheden van<br />
Zijn volk: 't Is billijk (dus drukt hij zich uit in<br />
Zijne laatfle uittelde wille) dat de Etigelfche im<br />
mer zoo vrij zijn als hunne gedagte.<br />
GEZORGD hebbende voor de veiligheid vart<br />
Zijn koningrijk en voor de gehoorzaamheid, welke<br />
Zijne onderdanen aan wijze en billijke wetten fchul-<br />
dig waren, was hij tevens bedagt om aan de natie<br />
luister en voorfpoed te bezorgen. De geiiartheid<br />
der Engellchen was nog barbaarsch en hunne ze<br />
den waren ruw en onbefchaafd, om dat Engeland<br />
als
EES n. G E S C H I E D E N I S . 133<br />
als bedolven lag in de duisterheid der onkunde.<br />
De Denen hadden of de kloosters vernield of de<br />
monn kken verdreven en derzelver boekerijen<br />
verbrand. Er was geen de minste fchaduw van<br />
kennis overgebleven; niemand kon eene verklaring<br />
geven van den kerk-dienst welke in dien<br />
tijd in 't Latijn verrigt wierd. Om deze onkunde<br />
te verbannen, noodigde Alfred geleerde mannen<br />
uit alle deelen van Europa, rigtte fenolen op<br />
voor 't onderwijs der jeugd, dichtte of herftelde<br />
de hoogelchool van Oxford, begiftigde dezelve<br />
met inkomsten en voorrechten en begunstigden die<br />
geenen met bedieningen in kerk en ftaat, die<br />
flechts eenigzins ervaren waren in de letteren en<br />
wetenfehappen. Behalven deze middelen, zoo<br />
gefchikt om een geest van naijver te verwekken,<br />
ftrekte zijn eige voorbeeld tot eenen fcherpen<br />
prikkel. Schoon door eene menigte bezigheden<br />
overkropt, wist hij zich zeiven nog tijd te fparen<br />
voor letterkundige oeffeningen. Het is bijna<br />
niet mogelijk te begrijpen hoe dezen held en<br />
wetgever, die zestig gevechten, zoo te zee als<br />
te land, bijwoonde, in den loop van een zoo<br />
werkzaam leven in ftaat ware meer kennis aantewinnen<br />
en meer boeken te fchrijven dan menig<br />
geletterd man, hoe onafgetrokken en naarftig,<br />
in gelukkiger tijden heeft voor 't licht gebragt.<br />
DEZE Vorst moedigde de tuigwerkelijke- en<br />
handwerks-konsten aan; de koophandel breidde<br />
I 3 zich
J34 H E D E N D A A G S C H E LES ÏI.<br />
zich uit, en de Engelfchen, die de voortbrengzels<br />
van de Oost-Indien in hun land zagen overvoeren,<br />
begonnen Imaak te krijgen in het oeffenen<br />
van deugd en gerechtigheid, welke benevens<br />
de nijverheid de ziel zijn van den koophandel en<br />
de bron van maatiéhappijlijk geluk.<br />
TE zeggen dat Alfred naast Karei den grooten<br />
de grootfte vorst was dien Europa voor veele<br />
eeuwen gezien had, zou geen recht gedaan zijn<br />
aan zijn karakter. Buiten de gebreken diens keizers,<br />
overtrof hij hem in begaaftheden en deugd.<br />
De ftaatzucht maakte van Karei eenen onverdraagzamen<br />
en wreeden overheerfcher. In Alfred<br />
was dezelve eene edele hartstocht, van welke hij<br />
zich bediende in de billijkfte zaak, namenlijk de<br />
verdediging zijns lands. In de fchool van tegenfpoed<br />
opgebragt was hij een gedugt krijgsman,<br />
een gelieft koning, de handhaver van billijkheid<br />
en recht, de aanmoediger en befchermer der konstcn<br />
en de vriend der deugd.<br />
ZIJN zoon Eduard ï. evenaarde zijn vader in<br />
alle deszelfs krijgskundige begaafdheden, en oeffcnde<br />
dezelve dikwijls met voordeel, zoo tegen<br />
de Denen, die zich in Engeland vestigden,' als<br />
tegen die, welke bij aanhoudenheid uit het noorden<br />
overkwamen. Na zijn dood verkoos de natie<br />
zijnen natuurlijken zoon Adeiftan om hem optevolgen.<br />
De wettige erfgenaam was te jong om<br />
eene
tïs n. G E S C H I E D E N I S . 135<br />
eene natie te regeeren, die geftadig was blootgeftelt<br />
aan buitenlandfche invallen en binnenlandfche<br />
beroertens, en Adelftan, door den voorfpoed<br />
zijner wapenen en de wijsheid zijner regeeringe,<br />
billijkte de juistheid hunner keuze. Hij verzette<br />
zich met dapperheid en eenen goeden uitflag tegen<br />
de Denen, begunstigde den koophandel, en<br />
om den buitenlandfchen handel aantemoedigen<br />
fchonk hij den tijtel van Heer aan eiken koop,<br />
man die twee tochten na afgelegene landen deedt,<br />
Zijn zoon Egmund had geen tijd om zich een<br />
goed of flecht koning te betoonen, wordende,<br />
even na zijn' komst tot den throon, op een gastmaal<br />
vermoord. Edred, die hem opvolgde,<br />
hieldt de Denen in ontzach. Hij was een wakke?<br />
' vorst, maar lakens waardig om dat hij zich bij<br />
de neus liet leiden door den beruchten Dundan,<br />
een monnik, die, onder fchijn van heiligheid,<br />
zich een groot aanzien had weten te verwerven;<br />
de zonderlinge levenswijze van dezen monnik en<br />
de belacblijke kluchten, welke men van hem verhaalt<br />
en in die duistere eeuwen voor Euangehe<br />
waarheden wierden aangenomen, maakten hem<br />
den afgod van 't gemeene volk. Wij, die verlichter<br />
tijden beleven, lachen om het vertelzel<br />
van den duivel, die in de gedaante van eene<br />
fchoone vrouwe aan dien monnik verfcheen om<br />
deszelfs kuischheid te beproeven, ook gelooven<br />
wij niet dat Dunftan zoo onbeleefd ware om hem<br />
met gloeijehde nijpers bij de neus te houden tot<br />
I 4
*3Ó H E n E N D A A G S C H E LES ÏJ,<br />
dat hij van pijn uitbrulde en groote verbaastheid<br />
en fchrik in de nabuurfchap verwekte. Wij zouden<br />
natuurlijk dit befluit mogen maken, dat de<br />
duivel, na zulk eene onheufche bejegening den<br />
monnik voortaan met rust moest gelaten hebben.<br />
Htte 't ook zij, zulk een treffelijke overwinning<br />
over zijnen vijand, verwierf aan Dunftan den eerbied<br />
van 't volk en 't vertrouwen van zijnen<br />
vorst. Door Edred tot eene hooge bediening in<br />
de kerk verheven, bragt hij Engeland in rep en<br />
roer, met de monnikken en geestlijkheid het huwelijk<br />
te verbieden. Edred, de fpeelpop van 's<br />
monniks heerschzucht, bekrachtigde deze ongerijmde<br />
hervorming, en de monnikken wierden<br />
gevaarlijk voor 's vorsten opvolgers. Wij lezen<br />
met verontwaardiging op welk eene finadelijke<br />
wijze Edwij gehandelt werd van Dunftan en Odo,<br />
aartsbisfc-hop van Canterburij, die hem uit de armen<br />
fcheurde van deszelfs vrouwe de fchoone<br />
Elgiva. Te vergeefsch verbande Edwij, om dezen<br />
hoon te wreken, Dunftan, wiens aanhangelingen<br />
hevig uitvoeren tegen den koning. De koning<br />
werd veracht en gehoont. Odo maakte zich<br />
meester.van de koningin, verfchroeide haar aangezicht<br />
met een gioeijend ijzer, en zond haar in<br />
ballingichap naar Ierland. Edwij wierd genoodzaakt<br />
zijne toeftemming tot de fchciding te geven,<br />
doch werd niettemin het flagtoifer van des<br />
monniks woede. Elgiva, naar Engeland te rug<br />
komende om zich weder bij den koning te voegen,
LES n, GESCHIEDENIS. 137<br />
gen, verviel op weg in de handen van een bende<br />
fchelmen, door den kerkvoogd uitgezonden om<br />
haar te onderfcheppen, zij wierd verlamt en op-<br />
de allerwreedfte wijze vermoord, terwijl de ko<br />
ning zelf in den kerkban gedaan en ontthroont<br />
wierd. Daar de onkunde het menfchelijke ver-<br />
ftand nog geftadig in kluisters hield en de rech<br />
ten van den mensch niet behoorlijk gekent noch<br />
gehandhaaft wierden, toonden zij, die zich zei<br />
ven de bedienaars van Jezus Christus noemden,<br />
door een gedrag juist het tegengeftelde van zij<br />
nen godsdienst, de dienaars te zijn van den dui<br />
vel.<br />
DE Denen bleven nog geftadig invallen doen<br />
in Engeland; want fchoon Edgar hen zulk een<br />
vrees aanjoeg, dat zij, gedurende zijne regeering,<br />
zich maar zelden vertoonden, nogthans ftond<br />
Ethelred, zoon van de wrede Elfrida, tweede<br />
vrouw van Edgar, door zijn lafhartig gedrag,<br />
hen toe, zich in 't bezit te ftellen van dat land.<br />
Een wakker vorst zou deze barbaren naar hunne<br />
fchepen te rug gedreven hebben of in de onder<br />
neming liever zijn omgekomen; maar, in ftede<br />
van zulke edele pogingen, haalde hij hen door<br />
geld over om te vertrekken, en toen zulks de<br />
bedoelde uitwerking niet had, befloot hij wrede-<br />
lijk alle de Denen, die in Engeland gevestigt<br />
waren, omtebrengen, het welk dienvolgens ge<br />
fchiedde, wordende zij allen op éénen dag ver-<br />
I 5 moord.
I3& IIÉDENDAAGSCHE LES IE<br />
moord. Deze affchuwelijke barbaarsheid dom<br />
pelde het koningrijk in nieuwe rampen. Sueno,<br />
koning van Denemarken, fpoedde zich met een<br />
talrijk heir om den dood zijner landgenoten te<br />
wreken. De Angel-Saxen wierden gellagen en<br />
Ethelred met deszelfs beide zonen, Alfred en<br />
Edward genoopt een fchuilplaats te zoeken in<br />
Normandijë. Canute, de wakkere zoon van Sua-<br />
no, zegepraalde over de fterke pogingen van<br />
Edmund IJzerzijde, en bevredigde, door zijne<br />
menigvuldige deugden, de Angel-Saxen mét zijn<br />
beduur. Na den dood van hem en zijne kinde<br />
ren, werden dë koningen van den Saxifchen ftam<br />
nogmaals de oppervorsten van dit Land. Alfred,<br />
de zoon van Ethelred, beklimt den throon, doch<br />
kort daar aan vermoord wordende door den ver<br />
rader Goodwin, volgde zijn broeder Edward hem<br />
op. Aan 't hof van Normandijë opgevoed zijn<br />
de, vervulde hij Engeland met Normannen, die<br />
hij aan zijne natuurlijke onderdanen voortrok en<br />
met de aanzienlijkfte en voordeeligfte bedieningen<br />
begiftigde. Zijn gedrag mishaagde de Engelfchen,<br />
Goodwin ftond tegen hem op en noopte hem de<br />
Normannen naar huis te zenden. De regeering<br />
van Edward den belijder is flechts opmerkens<br />
waardig uit hoofde van den tocht tegen Macbeth,<br />
die Duncan koning van Schotland vermoordde en<br />
deszelfs throon overweldigde (c). De onbedagt-<br />
za-<br />
(c) Zie h« Tremfpel. van Macbeth. een der beste Historiefehe<br />
Te-
LES ii. G E S C H I E D E N I S . 13$<br />
zamc gelofte van Edward, om zich van de omhelzinge<br />
zijner vrouwe te onthouden, was oorzaak<br />
van nieuwe beroertens in Engeland, en zijn<br />
dood ontvonkte de heerschzugt van twee mededingers.<br />
EDWARD ftierf zonder kinderen, en Harold,<br />
zoon van graaf Goodwin, die gehuwt was aan de<br />
erfgename van de Deenfche koningen, nam bezit<br />
van den throon, als ware hij de wettige erfgenaam<br />
geweest. De Engelfche natie nam hem gewillig<br />
tot haren koning aan en doeg geen acht<br />
noch op de billijke aanfpraak van Edgar Athe-<br />
Jing, de ontwijvelbare erfgenaam van de Angel-<br />
Saxifche koningen', noch op de eisfchén van<br />
Willem den bastaar't, Hertog van Normandijë'.<br />
Willem wendde voor dat hij in Engeland zijnde<br />
om Edward te bezoeken, deze een wil gemaakt<br />
had ten zijnen voordeele, en dat Harold, dien<br />
hij uit de gevangenis verloste, hem het recht tot<br />
de kroon van Engeland had afgedaan. Dit zij<br />
zoo 't wil, Willem liet Harold door zijne afgezanten<br />
bevelen deszelfs koninglijken tijtel en gezach<br />
afteleggen, en het antwoord daar op zoodanig<br />
zijnde als hij verwagtre, maakten deze beide<br />
mededingers zich gereed om hunne rechten door<br />
het zwaard te beflislen. Ten aanzien van Willem<br />
was<br />
Toneelftukken van Sl.akcspeare, te vinden in de Ncderduitfchc<br />
vertaling bij A. Eoi'chers te Amfterdatn uitgekomen, het tweede
149 H E D E N D A A G S C H E LES IE<br />
was dit beftaan ftout en gevaarlijk. De Engelfchen<br />
waren eene geduchte natie, die een dapper<br />
en ftaatzuchtig vorst aan haar hoofd had. De<br />
kans des oorlogs is onzeker. Deze tegenbedenkingen,<br />
verre van Willem aftefchrikken, wakkerden<br />
zijnen moed aan. Drommen van gelukzoekers<br />
begaven zich van alle oorden onder zijnen<br />
ftandert en al fpoedig had hij een leger bijeen<br />
van uitgelezene krijgsmannen, bereid te overwinnen<br />
of te fterven. Alles was Willem gunstig;<br />
de Ridderlijke geest, die alle gevaren tartte, was<br />
toen ten hoogden top geftegen in Europa. De<br />
Normannen hadden overal vooripoedig geweest.<br />
De minderjarigheid des konings van Frankrijk,<br />
de befcherming en goedkeuring des keizers en<br />
des pauzen. Alexander II, die toen den pauzelijken<br />
ftoel bekleedde, verklaart Harold voor een<br />
overheerfcher, doet hem en deszelfs aanhangers<br />
in den kerkban, en om Willem aan te moedigen<br />
zend hij hem een gewijd vaandel met een ring<br />
bezet met eenige hairen van S c<br />
. Petrus. „ Zoo<br />
„ dat, gelijk Hume oordeelkundig aanmerkt, de-<br />
„ ze onderneming met ftaatzuchtige oogmerken<br />
„ beraamt, en welke niet dan door onbillijkheid<br />
„ en geweld kon volvoert vvorden, met den<br />
„ breeden mantel van Godsdienst bedekt werd".<br />
W I L L E M ging met eene talrijke vloot en met<br />
een leger van zestig duizend uitgelezene krijgslieden<br />
onder zeil van Valorij, landde aan de kust<br />
van
LES li. G E S C H I E D E N I S . 141<br />
van Esfex, alwaar het kort daar na tot een betlisfend<br />
treffen kwam te Hastings, een plek in<br />
dat graaffchap Cd). Het gevecht duurde van 's<br />
morgens tot zonnen ondergang, en Harold, na<br />
wonderen van dapperheid verrigt te hebben, werd<br />
met twee zijner broederen verflagen, latende aan<br />
den voorfpoedigen Willem de zegepraal en de<br />
kroon. De overwinnaar toog naar Londen met<br />
des pauzen ontrolde vaandel; de voornaamfte ingezetenen<br />
ontvingen hem aan de poorten dier<br />
ftad en boden hem de kroon aan, welke' zij hem<br />
niet kenden onthouden. Willem, naar zich te<br />
hebben doen kroonen te Westminfter, in het bijzijn<br />
van veele Engelfche en Normandfche Edelen,<br />
bragt het overige van 't koningrijk onder<br />
zijne gehoorzaamheid. Alleen de landen van Harold<br />
en deszelfs ijverigfte aanhangeren werden<br />
verbeurt verklaart en hij fcheen niets zoo zeer<br />
ter harte te nemen dan de Engelfchen en Normannen<br />
tot één volk te maken; hij betoonde zich<br />
zeer minzaam jegens zijne nieuwe • onderdanen,<br />
bekrachtigde de voorrechten van Londen en andere<br />
fteden, in één woord, hij gedroeg zich niet<br />
als een veroveraar, maar als een wettig koning.<br />
Doch dit gedrag hield niet lang ftand; want de<br />
Engelfchen ondervonden vrij fpoedig dat zij in<br />
Willem eenen meester en dwingeland gekregen<br />
hadden. Een opftand, terwijl hij afwezend en in<br />
1 Nor-<br />
(
Hz H E B E N B A A G S C H E LES II.<br />
Normandijë was, verfchafte hem een voorwendzei<br />
om zijne geneigtheid rot dwingelandij te oeffenen;<br />
de Engelfchen wierden van hunnen eigendom<br />
berooft, van hunne voorrechten verfteken<br />
.en tot flaven gemaakt van den willekeurigen vorst.<br />
Wetten, die ten. uitterften geftreng waren, en<br />
met geweld opgedrongen werden, kenfchetften<br />
zijne regeering. Britten, Angel-Saxen en Denen<br />
werden alle, zonder onderfcheid, even eens behandelt<br />
als flaven ; de geestelijkheid zelve bleef<br />
niet uitgezondert. De Saxifche wetten werden<br />
vernietigt en die der Normannen daar voor in de<br />
plaats geftelt. Alle pleidoijen moesten op zijn<br />
bevel in de Normanfche taal gefchieden; want<br />
Willem, wilde in Engeland geene andere taal gefproken<br />
hebben dan die des veroveraars. In de<br />
deden en vlekken werden fcholen aangelegt om<br />
de jeugd in die taal te onderwijzen, ten einde<br />
daar door algemeen de heerfchende en de moedertaal<br />
vergeten mogte worden. Zijne gcftrengheid<br />
en grilzieke dwinglandij jegens de Engelfchen<br />
maakten hem bij zijn leven gehaat en heeft<br />
zijne gedagtenis bij de nakomelingfchap in afgrijzen<br />
gebragt. Alhoewel de regeering van Willem<br />
dikwijls ontrust werd door beroertens van zijne<br />
Engelfche en Normanfche onderdanen, 't geen<br />
niet gebeurt zou hebben onder een zachter bewind,<br />
bleef echter zijn goed geluk zegepralen.<br />
ï)e flechte gevolgen, welke deze opftanden hadden,<br />
en de verfchrikkelijke ftrafFen, die hij liet<br />
oef
LES n. G E S C H I E D E N I S . 143<br />
oeffenen, maakten dat zij zich aan den koning<br />
onderwierpen, dien zij vreesden, doch niet konden<br />
beminnen. Na eene regeering van een en<br />
twintig jaren ftierf Willem, terwijl hij bezig was<br />
Mentz in Frankrijk te belegeren, hij wierd te<br />
Caen in Normandijë begraven. Philippus 1, ijverzuchtig<br />
van zulk. een vermogend vijand, kon zich<br />
niet weerhouden fpotachtig • iets van Willem te<br />
zeggen, het welk dezen zoo vergramde dat- hij<br />
zich door de verfchrikkelijkheden des oorlogs deswegens<br />
zogt te wreken. Weinig gedagten had<br />
Philippus dat Willems oorlogzuchtigen loop zoo<br />
na aan 't einde was, de voorwetenfehap daar van<br />
zou hem weerhouden hebben te boerten en te<br />
huis hebben doen blijven.<br />
D E Angel-Saxen fchijnen door wijsheid beftuurd<br />
geweest te zijn in 't vormen van hunne<br />
ftaatsgefteldheid en regeering. De verfcheide koningrijken<br />
van het zevenhoofdig rijk waren gefplitst<br />
in grooter en minder verdeelingen, tot<br />
ieder van welke een hof behoorde met genoegzaame<br />
magiftr-aatsperfonen voorzien om het recht<br />
te bedienen. Alfred de groote verdeelde Engeland<br />
in een zeker getal van Shires? niet volkomen<br />
zoo als thans de verdeeling van 't koningrijk<br />
is. Ieder Shire was verdeelt in trithingu deze<br />
in zoo veele honderden; ieder honderd in<br />
tien kleene buurten van tien huisgezinnen ieder.<br />
De leden van deze laatfte buurten waren onderling
144 H E D E N D A A G S C H E LES IE<br />
Hng voor malkanders gedrag verantwoordelijk.<br />
Iemand, die geen lid van een buurt was, werd<br />
befchouwtals een fchoijer of landloper, die geen<br />
aanfpraak had op de befcherming der wetten van<br />
zijrt land. Eene dergelijke infteïling was verwbhÖeiii|k<br />
gefchikt om den vrede en de goede<br />
• orde te onderhouden.'<br />
ONDER de Angel-Saxen had een ondèrfcheid<br />
van rang plaats. De laagfte en waarfchijnlijk<br />
de talrijkfte rang beftond in Haven. De flavern$<br />
bleef in Engeland ftand houden zoo lang de Saxen<br />
heidenen waren en nog eenige jaren na hunne<br />
"bekeering tot het Christendom. Daar aan volgden<br />
zij, die eens flaafs geweest waren, maar federt<br />
hunne vrijheid verkregen hadden. De oorfpronglijke<br />
vrijen maakten den derden rang uit<br />
en mogten zoodanig beroep volgen als met hunne<br />
neiging of vernuft best ftrooktc. Vervolgens<br />
kwamen de Thcuwn of Edelen, gelijk aan de hoofdlieden<br />
der Germannen. De prinfen van den bloede<br />
maakten den hoogden rang uit. —• De fchoone<br />
Sexe zoo lang zij ongehuwt was, had denzelfden<br />
rang als hare vaders, en als haare mannen na<br />
het huwelijk. Slavinnen, die voor het huwelijk<br />
'niet vrij waren gemaakt, konden hare vrijheid<br />
niet verwerven door te huwen aan een vrij-man.<br />
ELK. gedeelte van het koningrijk had een ge<br />
richtshof en het opperde gerichtshof wérd de<br />
Wit-
LES ii. G E S C H I E D E N I S . 145<br />
Wittenagemot, dat is, eene vergadering van ver-<br />
Handige lieden, genoemt. ' In dezelve had de koning<br />
de voorzitting, en die vergadering had het<br />
recht om zoo wel burgerlijke als kerkelijke wetten<br />
te maken. Zaken van vrede en oorlog werden<br />
in dezelve overwogen, en alle gewichtige!<br />
volks-zaken daar in volkomen geregeld. De Saxifche<br />
Wittenagemot was eene navolging van de<br />
Duitfche vergadering, van welke alle krijgsmannen<br />
en priesters leden warén. De leden van het<br />
Saxifche parlement waren alle landeigenaars; en<br />
toen dat land Christens geworden was, de hooge<br />
en lage geestlijkheid en allen, die uit kracht<br />
hunner bediening, en uit hoofde van hunne kennis<br />
van de wetten gefchikte lieden geacht werden<br />
om in die vergadering een plaats te bekleeden.<br />
De koning, als voorzitter, ftelde alle de<br />
zaken voor, welke door de leden moesten .overwogen<br />
worden, zulks bezorgde hem een groot:<br />
vermogen. Na de bekeering der Saxen waren<br />
de tijden "der bijeenkomste van de vergadering<br />
op Paafchen, Pingfteren en kers-mis. De, leden,<br />
die naar Wittenagemot gingen of van daar kwamen,<br />
werden verzekert van hunne vrijheid en<br />
veiligheid; doch de wetten verleenden geene<br />
veiligheid aan dievén of roovers, een klaar bewijs,<br />
dat, in die woeste tijden, lieden van rang<br />
zich fomtijds met delen en rooven ophielden.<br />
ALHOEWEL de erflijke opvolging plaats had<br />
K en
146 H E D E N B A A C S C H E LES IE<br />
onder de Angel-Saxen, werd nogthans de naaste<br />
erfgenaam tot de kroon fomtijds voorbij gegaan,<br />
en die waardigheid opgedragen aan eenen verderen<br />
bloedverwant van den koninglijken dam,<br />
dien men meerder bekwaamheid om te regeeren,<br />
toekende. De Angel-Saxifche koningen hadden<br />
geene onbepaalde magt, de wetten en gebruiken<br />
van hun land bepaalden hun gezach en hunne<br />
voorrechten. De bedieningen van 't recht, het<br />
bevel over 't leger in tijd van oorlog, waren de<br />
twee voornaamfte plichten van het koningfchap,<br />
en hij, die niet bekwaam daar toe was, werd<br />
van onze voorvaders aangezien als ongefchikt om<br />
te regeeren.<br />
WOESTE volken hebben geene befchrcvea<br />
wetten. Gebruiken van vader tot zoon overgelevert<br />
dienden in plaats van wetten. De volken,<br />
door welke het Romeinfche rijk was van een<br />
gereten, werden geregeert door gebruiken, en<br />
wanneer deze eene beftendigheid verkregen hadden<br />
weiden zij befchreven en nieuwe wetten vast<br />
geftelt. Wat aanbelangt de Angel - Saxifche wetten,<br />
het zij genoeg deswegens aantemerken, dat<br />
de rechtsgeleerdheid onzer voorvaderen en van<br />
alle andere Europafche volken, zeer onvolkomen<br />
was in, het tijdvak van 't welk ik hier fpreek.<br />
In alle hunne ftrafdreigende wetten bedoelden zij<br />
eene vergoeding in geld: van daar de verfchillende<br />
waarde, welke men ftelde op het leven van<br />
on-
LES ii. G E S C H I E D E N I S . 147<br />
onderfcheidene menfehen. De boete voor het<br />
dooden van een vrij man was grootcr dan die,<br />
welke men eischte voor 't leven van een Haaf<br />
en zoo in evenredigheid naar ieders rang en vermogen.<br />
De prijs voor eene der ligchaamlijke ledematen<br />
was over geheel Engeland niet dezelfde.<br />
In het eene landfehap wierd het gefchat op drié<br />
ponden, in een ander op veertig fchellingen.<br />
Veele van der Angel-Saxifche wetten deunden<br />
op valfche gronden en veele hunner wijze van<br />
proeven om eenen onfchuldigen te ontdaan en den<br />
fchuldigen te recht te ftellen gaven, aanleiding<br />
tot verkeerde uitfpraken.<br />
GELEERDHEID bloeide onder de óüde Britten,<br />
het welk zij te danken hadden aan hunnen<br />
omgang met de Romeinen. Merlijn, van wien<br />
men veele verwonderlijke fprookjes. vertelt, was<br />
een Brit; fchoon alles niet waar is wat men vari<br />
hem zegt, blijkt het nogthans zeker, dat hij hi<br />
die ongeleerde tijden boven anderen in geleerdheid<br />
heeft uitgemunt, en gehouden is geworden!<br />
voor iemand, die iets meer dan menfchelijks bezat;<br />
De Saxen, voor en na den tijd dat zij Christenen<br />
werden, fielden weinig waarde op geleerdheid en<br />
wetenfehappen, evenwel lieten zich in die duistere<br />
eeuwen eenige geleerde mannen zien, als Columbinusv<br />
die van fommigen gehouden word voor<br />
een Ier en van anderen voor een Schot. Aldhelm<br />
was een geleerd man voor den tijd in welken hij<br />
K a leef-
t$- H E D E N D A A G S C H E EES IE<br />
leefde: zoo veel geleerde kundigheid verkregen<br />
hebbende als dit Eiland hem kon verfchaffen, reisde<br />
hij naar vreemde landen om meer kennis optcdoen.<br />
Hij was de eerde Engelsman, die Latijn<br />
fchrecf in ondicht en in verzen. Zijn ftijl is fierlijk<br />
en zijne opftellen tooncn dat hij zeer ervaren<br />
was in wijsgecrige en godsdienstige ondeiwerpen.<br />
B E D A.<br />
BEOA was de uitmuntendfte geleerde van zijn'<br />
tijd, in Engeland. Hij was geboren te, Weremouth,<br />
in Northumberland, in 672, en opgebragt<br />
in een klooster ter dier plaatze. Eene gelchiktheid<br />
hebbende voor de geleerdheid en zich eene<br />
goede boekerij kunnende ten nutte maken, maakte<br />
hij groote vorderingen. In den ouderdom van<br />
dertig jaren werd hij tot priester geordend, doch<br />
hij fteeg in de kerk nooit tot hooger rang dan<br />
dien van eenvoudig monnik. Hij bragt zijn leven<br />
door in het klooster van Jarrow, niet verre van<br />
den mond van de Tijne. Dan, fchoon hij nederig<br />
en onbekent leefde, verfpreidde zijn roem<br />
zich door Europa, en de Paus verlangde zijn<br />
gezelfchap en zijnen raad te mogen hebben in 't<br />
beftuur der kerke. De fchriften, welke hij heeft<br />
nagelaten, doen zien dat hij een geleerd en vroom<br />
doch bijgeloovig man was, die in de belpotlijke<br />
fprookjes der Legende van dien tijd geloofde.<br />
AL-
LES IE G E S C H I E D E N I S ,<br />
A L C U I N U S .<br />
O P Alcuin, een Engelsman geboren in 't noorden<br />
van Engeland en te York opgebragt, was<br />
berucht om zijn vernuft en geleerdheid. Door<br />
Offa, koning van Mercia, in gezantfchap gezonden<br />
aan Karei den grooten, kreeg de keizer zoo<br />
veel behagen in hem, dat hij hem overhaalde<br />
zich aan zijn hof te vestigen en zijn leermeester<br />
te worden. Alcuinus deed zoo en onderwees den<br />
keizer in de wetenfehappen. Uit hoefde van zijne<br />
uitmuntenheid werd bij het ooglijn des keizers<br />
geheten, wordende geftadig door dien vorst geraadpleegt<br />
in 't ftuk van godsdienst en geleerdheid.<br />
Een Fransen ichrijver zegt, dat Frankrijk<br />
aan Alcuinus alle de belchaafde letterkunde ver,<br />
fchuldigt is, op welke het zich in dien tijd<br />
en in de volgende tijden beroemde. Deze ge-s<br />
leerde Engelsman fchreef vericheide verhandeling<br />
gen over verfchillende onderwerpen in eenen Eerlijken<br />
en zuiveren ftijl. Van 't hof van Karei den<br />
grooten begaf hij zich naar zijne Abtdij van Sfe<br />
Martijn te Thours in Flaanderen, alwaar hij in<br />
804. overleed.<br />
WIJ hebben bereids van Alfred den grooten<br />
gezegt dat hij een man was van letteren en een<br />
aanmoediger van geleerde lieden. Hij was erva<br />
ren in alle ftudiën en het ftrekt zeer tot zijnen<br />
roem dat bij zijnes fmaak voor de wetenfehappen<br />
& 3 deedt
150 H E D E N D A A G S C H E LES IE<br />
ieedt gelden ter bevordering van het geluk zijner<br />
onderdanen. De kloosters waren de plaatzcn<br />
daar men onderwijs gaf in de letteren, doch hij<br />
ftichtte fcholen naar een uitgebreider ontwerp;<br />
de geleerdheid herleefde onder zijn gunstig beduur.<br />
Zoo waar is het, dat een vorst, bezielt<br />
met een verlangen om kennis en geluk onder<br />
zijne onderdanen te verbreiden, eene verandering<br />
kan voortbrengen ter meerdere verlichting van<br />
een volk.<br />
K O N S T E N.<br />
DE konsten leiden zoo zeer tot gemak en gerieflijkheid<br />
des levens, dat zonder bedrevenheid<br />
in'dezelven, de weldadige natuur den menlchen<br />
van weinig dienst zou zijn. De voortgang der<br />
konsten is traag bij een onbelchaafd volk. Onkundig<br />
van en zonder lmaak voor de ware genietingen<br />
des levens, doet het geene pogingen<br />
om bekwaam te worden in die konsten, welke<br />
tot . gemak en netheid leiden. Overeenkomstig<br />
met deze aanmerking, waren de konsten flechts<br />
in derzelver kindsheid bij de Angel-Saxen. Zij<br />
hadden eenige kundigheid van den akkerbouw;<br />
doch de wijze waar op zij hunne landen bebouwden<br />
was zoodanig als de natuur hen ingaf. De<br />
. tuinierkonst en de bouwkunde maakten flechts<br />
weinig vordering. De konst om glas te maken,<br />
werd eerst in de zevende Eeuw in Engeland ingevoerd,<br />
doch kwam nog in langen niet tot vol-<br />
ko-
LES n. G E S C H I E D E N I I . 151<br />
komenheid. Schoon onze voorvaders niet uitftaken<br />
in eenige konst, waren zij evenwel niet geheel<br />
ontbloot daar van. Zij verftonden het bewerken<br />
van lood, goud, zilver en juweelen. De<br />
konst van fcharlaken te verwen werd in dit Eiland<br />
ontdekt, omtrent het begin van de elfde<br />
eeuw, ook wist men 'er veilen te bereiden zonder<br />
het hair of de wol daar van te benadeelen:<br />
zelfs muntten de Engelfchen toen ter tijd uit in<br />
't maken van wolle lakens; doch zijde ftoifen<br />
werden in Engeland nog niet bewerkt. De krijgskunde<br />
bepaalde zien enkel tot de wijze van aanval<br />
en verdediging van dien tijd, en was waarfchijnelijk<br />
nog tot geene wetenfehap gebragt als<br />
in onze dagen. De Dicht- en Schilderkonst, zusters<br />
die hand aan hand gaan en een gefchenk.<br />
van de natuur zijn, fchoon door de opvoeding<br />
befchaaft, werden oudstijds in dit land geöefiént,<br />
De Saxen waren wel ervaren in 't fchilderen op<br />
glas, waar van nog eenige gedenkdukken aanwezig<br />
zijn. De vermaarde St. Dunftan ging bij zijne<br />
tijdgenoten door voor een uitmuntend fchilder<br />
en gebruikte zijn penceel tot het malen van godsdienstige<br />
onderwerpen.<br />
ALLE volken, zelfs in hunnen woestften ftaat,<br />
hebben een geestgeneigtheid- laten blijken voor<br />
de dichtkonst. Van. alle de konsten wierd deze<br />
het meeste bewondert en geöefiént door de be,<br />
woners van dit Eiland, en van daar de fchoone<br />
K 4 ever»
152 H E D E N » A A G S C H E LES tl.<br />
overblijfzels der oude liederen. In dien ruwen<br />
tijd hadden- de voorname of groote mannen ieder<br />
een Bard of dichter, die de verrichtingen van<br />
derzeiver gedacht in verzen bragt en voor hen<br />
opdeunde, om .ze te dieper in het geheugen te<br />
drukken van die genen, die dezelven behoorden<br />
te kennen èn zc daar door gemakkelijker tot de<br />
nakocmlinglchap overtebrengen. In het tijdvak<br />
van k welk wij thans Inreken, wierden de dichters<br />
en de dichtkonst bewondert, geëert en deftig<br />
beloont. Alfred, die zelfs een dichter was,<br />
maakte verzen, welke ingericht waren ter befchavinge<br />
zijner onderdanen, ook bemoedigde en beloonde<br />
hij die genen, die eenen dichterlijken<br />
geest bezaten. De vorsten van die Eeuw waren<br />
opgetogen op 't aanhooren der verzen van hunne<br />
dichters en op 't lezen van derzeiver werken,<br />
ook printten zij die in hun geheugen. De gedichten<br />
van de noordfehe dichters bragten de verbazendfte<br />
uitwerkingen voort op die genen, die<br />
dezelven aanhoorden. De onftuimige hartstochten<br />
werden opgewakkert of geftilt naar mate den<br />
aart der verzen, 't Vermogen van de Muziek,<br />
die op de hartstochten werkt, laat zich beter<br />
gevoelen dan befebrijven.<br />
D E oude Britten, Angel-Saxen, Schotten,<br />
Ieren en noorderlijke natiën- beminden de Muziek<br />
en beöeffendenj de Muziek-konst. In die dagen<br />
deedt een iegelijk, die naar achting dong,<br />
zijn
JUES n. G E S C H I E D E N I S . 153<br />
zijn best om kundigheid te verwerven in ftem- en<br />
ibeel - muziek, 't Was een fchande in die konst<br />
onbedreven te zijn. 't Begunstigde fpeeltuig van<br />
onze voorouders en van alle de volken van Europa<br />
was de harp. Volgens de wetten van Wallis<br />
was de haip eene der drie verè'ischtens van een<br />
Heer, en niemand dan een heer mogt op de harp<br />
fpelen. De koning had zijnen harpenaar. — Zij<br />
hadden ook nog andere fpeel-tuigen, bijzonderlijk<br />
de kleené fluit, de doedelzak, de fchalmei<br />
en het trommeltje. Het vermogen der Muziek<br />
is groot. Een koning van Noorwegen en deszelfs<br />
hovelingen wierden op het hooren der krijgstoonen<br />
van een harpenaar tot zulk eene zinnelooze<br />
woede vervoert, dat zij, waren zij niet tegen gehouden<br />
geworden, eikanderen met het zwaard<br />
zouden hebben aangevallen.<br />
D E Angel-Saxen worden befchreven als aanmerkelijk<br />
fchoon, kloek en ftcrk. Uit de kloekheid<br />
hunner geftalte en uit hunne wijze van leven<br />
mogen wij opmaken dat zij van eene gezonde<br />
gefteltenis waren en dat veele hunner een hoogen<br />
ouderdom bereikten. Hoe 't met hunne verftandelijke<br />
vermogens geftelt ware is niet zoo gemakkelijk<br />
te bepalen: Hunne godsdienst, na dat zij<br />
Christenen waren geworden, was befmet met bijgeloof.<br />
Zij lieten zich door de dwalingen deitijden<br />
medeflepen. De krijghaftige geest, dien<br />
de eerfte Saxen, welke zich in Engeland vestig-<br />
K 5 den.
154 H E D E N D A A G S C H B LES H.<br />
den, bezaten, ontaartte bij derzeiver nakomelingen.<br />
De Deenen waren insgelijks beroemd om<br />
hunne dapperheid in 't oorlogsveld. De Saxen<br />
waren van eenen gezelligen aart, die nog eigen<br />
is aan hunne nakomelinglchap. Zij waren ligtgeloovig<br />
en zeer nieuwsgierig, twee zwakheden van<br />
welken dit volk zich nog niet ontdaan heeft. Zij<br />
waren gastvrij, en wie heeft niet hooren fpreken<br />
van de gastvrijheid der Engelfchen; fchoon<br />
fommige klagen dat dezelve thans weinig word<br />
geöeffendt. Zij hadden verfcheiden ondeugden,<br />
dewelken ik liever met ftilzwijgen wil voorbijgaan.<br />
Zij waren onbehouwen in hun voorkomen,<br />
doch zeer eerbiedig jegens de fchoone fexe.<br />
IK zal met eenige aanmerkingen van een fchrander<br />
Ichrijver deze les beduiten. „ De Angel-<br />
„ Saxifche matroonen, zegt hij, wilde liever ha-<br />
„ re deugden geprezen dan hare fchoonheid be-<br />
„ wonderd hebben. Ter handhavinge der eere<br />
„ harer fexe, wierd zij, die van overfpel oyer-<br />
„ tuigt was, het hair afgefneden, vervolgens de<br />
„ kleederen tot aan haar gordel afgefcheurt en<br />
„ alzoo uit het huis hares mans verdreven, in<br />
„ tegenwoordigheid van hare naastbeftaandcn, en<br />
„ daar op van ftad tot ftad ter dood toe gegee-<br />
„ zeld, zonder aanzien van hare fexe, rijkdom<br />
„ of fchoonheid. Haar verleider werd gemeenlijk<br />
„ aan een boom opgehangen. Zij, die onnatuur-<br />
•» lij-
LES n. G E S C H I E D E N I S . 155<br />
„ lijke ontucht pleegden, wierden in den modder<br />
„ gefmoort of met hordens overdekt.<br />
„ D E verlustigingen van de Angel - Saxifche<br />
„ vrouwen waren eenvouwdig en heldhaftig. Zij<br />
„ moedigden de eene Sexe aan en deden eer aan<br />
„ de andere Sexe. In ftcde van vesten te ftik-<br />
„ ken, borduurden zij ftandaarten voor de helden.<br />
„ Het fpinnewiel werd geacht boven hét naai-<br />
„ kusfim en de klos, en het keukenbedrijf in de<br />
„ huishouding prijswaardiger gehouden dan op-<br />
„ gefloten te zitten in een kamer om franje te<br />
„ knoopen of boezelaars uittetakken. Vier doch-<br />
„ ters van koning Edward den ouden wierden<br />
„ zeer geacht en geprezen om hare vlijt en kunde<br />
„ in 't ip innen, weeven en naaldewerk.<br />
„ 't Is niet vleijende voor onze hoog opgevij-<br />
„ zeide hedendaagfche wellevenheid, wanneer wij<br />
„ lezen dat de ouden bijzonder waakzaam waren<br />
„ over de kuischheid der jonge dochteren, zij<br />
„ konden niet dulden dat de bevallige zedigheid<br />
„ eener dochter door lage taal of vuile boert ge-<br />
„ kwetst wierde. De bruid, met een fiuijer om-<br />
„ hangen, ontving aldus de inzegening van het hu-<br />
„ welijk ten einde hare maagdelijke bios te ver-<br />
„ bergen. Doch de fluijer werd agtergelaten bij<br />
„ de inzegening van 't huwelijk eener weduwe.<br />
„ D E moeders volgden de tedere ingeving der<br />
5» na-
15^ H E D E N B A A G S C H E EES II.<br />
,, natuur in 't voedfteren harer kinderen. De Sax-<br />
„ ifche matroonen , vreemd van eene valfche<br />
„ fchaamte van later tijden, gaven de borst aan<br />
„ haare eige kinderen, wanneer zij niet door on-<br />
„ gefteldheid daar in belet werden. Zij hielden<br />
„ het voor eenen algemeenen regel dat een kind,<br />
„ aan eene vreemde voedfter te zogen gegeven,<br />
„ meer moest aannemen van de geaartheid dier<br />
„ voedfter dan van den aart zijns vaders of zij-<br />
„ ner moeder.<br />
„ GEZONEHEBEN te drinken word oor-<br />
„ fpronglijk toegeëigend aan den tijd der Angel-<br />
„ Saxen. De oude gezondheid, welke door ge-<br />
„ fchiedl'chrijvers verhaalt word toegedronken te<br />
„ zijn door Rowna, dochter of nicht van Hen-<br />
„ gist, aan Vortigern, koning der Britten, ge-<br />
„ fchiedde op deze wijze. Zij kwam in het ver-<br />
„ trek daar de koning en de gasten waren aan-<br />
„ gezeten, en eene lage neiging voor hem ge-<br />
„ maakt hebbende, zeide zij: Leef gezond, heer<br />
„ koning! daar op drinkende, bood zij, al knie-<br />
,, lende den beker aan den koning, die gevraagt<br />
„ hebbende naar de meening van 't gene zij zei-<br />
„ de, en naar 't gebruik, den beker aannam,<br />
„ zeggende: Ik drink uwe gezondheid en ver-<br />
„ volgens mede dronk.<br />
„ D E dronkenfehap werd in Brittannië over-<br />
„ gebragt door de Denen, die zulke onmatige<br />
„ poij-
EE* tl, • G E S C H I E D E N I S . 157<br />
„ poijers waren in de regeering van Edgar en<br />
„ wier flecht voorbeeld zoo zeer bij de Engel-<br />
9 fchen ingang vond, dat hij, op aanrading van<br />
„ Dunftan, aartsbisfchop van Canterburij, ver,<br />
„ fcheide bierkroegen liet flcchten, duldende<br />
„ Hechts eene enkelde in ieder dorp of kleen<br />
„ vlek. Ook gelastte hij verder dat men pennen<br />
„ of fpijkers in de drinkbekers of hoorns zou<br />
„ maken op bepaalde dieptens, ten einde die ge-<br />
„ nen te ftraffen, die in eene teug beneden deze<br />
„ merken zouden drinken.<br />
„ M E N verhaalt ons dat de Denen de aller-<br />
„ barbaarfte begrippen van hunnen God hadden,<br />
„ aan wien zij menfchelijke flachtöffers offerden.<br />
„ En fchoon de inftelling van gezwoorenen ge-<br />
„ meenlijk aan Alfred den grooten word toege-<br />
„ fchreven, zeggen anderen nogthans, en met<br />
„ zeer veel waarfchijnlijkheid, dat de rechtsple-<br />
„ ging door gezworenen haar oorfprong. nam uit<br />
„ de godsdienstige begrippen dier volken.<br />
„ D E Denen waren wellustig en verwijfd.<br />
„ Hunne bedden waren gemaakt voor 't gemak<br />
„ en om op te luijeren: En voor hunne fchoone<br />
„ hairlokken, welke om de harten der vrouwe-<br />
„ lijke Britten gevlegt waren, fcheenen zij veel<br />
„ zorg te dragen. Een jong krijgsman op 't punt<br />
„ ftaande om onthoofd te worden, verzogt den<br />
„ fcherprechter dat zijn hair toch niet mogt aan-<br />
,« ge j
158 H E B E N D A A G S C H E LES n.<br />
„ geraakt worden van een flaaf, noch bemorst<br />
„ met bloed. En Harald Harfragae, dat is,<br />
„ Schoon-lok, deed eene gelofte aan zijne meestresfe,<br />
van, om hare liefde te winnen, zijne<br />
„ fchoone haircn te zullen verwaarloozen tot dat<br />
„ hij de verovering van Noorwegen zou volvoert<br />
„ hebben.<br />
„ H U N N E heldhaftigheid wierd bevlekt door<br />
„ waan en opgeblazenheid; als zij niets te doen<br />
„ hadden, waren zij vadzig. De Deenfche ko-<br />
„ ningen en helden voerden altoos een dichter<br />
„ met zich ten ftrijde, om hunne dappere daden<br />
„ te vereeuwigen; en hunne ledige uuren brag-<br />
„ ten zij door met dobbeideenen met fchaken<br />
„ of met backgammon, verkeeren: dit laatde<br />
„ fpel werd omtrent dien tijd uitgedagt in Wal-<br />
„ lis, en ontleend deszelfs naam van Back kleen<br />
„ en gammon, ftrijd of gevecht.<br />
<<br />
„ DAAR de Engelfchen uit verfcheide na-<br />
„ tien zijn faamgeftelt, kan men de mannelij-<br />
„ ke kloekmoedigheid en dapperheid toeë'igenen<br />
aan de Britten; op dien oorfpronglijken dam<br />
„ entten de Saxen de zachtere deugden, en de<br />
„ Denen griffelden wreedheid, onmatigheid en<br />
alle de andere onduimige hartstochten, wel-<br />
„ ke de driftige gemoederen beroeren. Zoo<br />
„ dat de inboorlingen van Engeland hunne on-<br />
„ ver-
EES H. G E S C H I E D E N I S . 159<br />
„ vertzaagdheid houden van de Britten, hunne<br />
„ befchaaftheid van de Saxen en hunne barbaars-<br />
„ heid van de Deenen (e)".<br />
* (e) Zie STAOLT over dc zedon en gewoontens van de oude<br />
Engelfchen.<br />
DER-
160 HEDENDAAGSCHS EES ÏM.<br />
D E R D E L E S .<br />
Karei de groote; Omwentelingen; Regeeringen; Zeden;<br />
Godsdienst; Gebruiken; Wetenfehappeni De<br />
Normannen.<br />
WIET s is beftendig op dezen aardbol; verandering<br />
volgt op verandering; de eene omwenteling<br />
maakt ruimte voor eene andere. Wij konnen<br />
met recht zeggen dat 'er eene gedurige worfteling<br />
plaats heeft tusfehen het fcheppend en het<br />
vernielend vermogen. De hartstochten der menfehen<br />
hebben die verfcheidenheid van tooneelen<br />
voortgebragt, welken wij afgemaalt vinden in de<br />
bladen der Gefchichtfchrijveren. Deeze tooneelen<br />
onder welke gedaante zij zich voordoen, dienen<br />
wij zorgvuldig gadeteflaan, zoo wij de oorzaken<br />
willen ontwikkelen van die gebeurtenisfen, welken<br />
ons in de jaarboeken der volken voorkomen.<br />
—<br />
IN 't begin van het tijdvak, welk het onderwerp<br />
van deze les zijn zal, komen ons drie heerfchappijen<br />
voor. Het vernieuwde westerfche<br />
rijk onder karei den grooten, die, in 't bezit van<br />
eene groote uitgeftrektheid gronds, al het gezach<br />
oefFende van de oude keizers. Het Griekfche<br />
rijk, het welk fchoon door gedurige opftanden<br />
eti
EES in. G E S C H I E D E N I S . ïöi<br />
en door de woede van godsdienstige dweeperij<br />
verzwakt, zich nog bleef daan de houden ten<br />
noorden tegen de Bulgaren, ten zuiden tegen de<br />
Saracenen. Irene, een vrouw, vermaard om haar<br />
begaafdheden en misdaden beklom den waggelenden<br />
throon van Conflantinopolen en dwong de<br />
volken van de Adriatifche zee tot aan den Bosphorus<br />
haar te gehoorzamen. Haroun - al - Rafchid<br />
was keizer van de Saracenen, een man, die aan<br />
het rijk, het welk hij beheerschte een luister<br />
gaf, dien het nooit te voren had. Bagdad, zijn<br />
hoofdftad, wierd het middenpunt van geleerdheid<br />
en van de fraije konsten, en het volk van Afiaen<br />
Africa, gelukkig onder zijn beduur, noemde<br />
hem den billijken, de roemrijkfle tijtel, dien een<br />
vorst kan hebben. De andere ftaten van Eur pa<br />
waren nog in de geboorte, en gelijk aan vlekken<br />
op de fchijf van de zon.<br />
DE lange en roemruchtige regeering van karei<br />
den grooten, in een tijd, toen barbaarsheid de<br />
overhand had in Europa, levert ons eene vertoning,<br />
waardig eene verlichter eeuw dan die in<br />
welke hij leefde. Zijne ftaatzucht en bekwaamheden<br />
ftelden hem in ftaat daden te verrichten,<br />
welke zijnen naam hebben onfterdijk gemaakt;<br />
Door 't overlijden zijn's broeders Carloman meester<br />
geworden zijnde van een magtig koningrijk,<br />
maakte hij, op aanporring van den paus, een<br />
einde van het koningrijk der Lombarden, noopte<br />
L ver-
ifa H E D E N D A A G S C H E LES al.<br />
verfcheide Italianen hem hulde te doen, befcherm-<br />
de den doel van Rome, en voerde zijne wapenen<br />
tegen de Saxen. Die oorlog duurde dertig jaren.<br />
Wij bewonderen de verbazende pogingen van een<br />
wakker en onafhanglijk volk ter behoudinge van<br />
deszelfs vrijheden, wanneer wij karei de groote<br />
bevél zien geven om vijfenveertig honderd Saxen<br />
in zijne tegenwoordigheid ter nedertehouwen,<br />
om dat zij derzeiver aanvoerder en verdediger,<br />
Witikind, niet wilden overleveren; wanneer wij<br />
hem, uit eenen verkeerden godsdienst-ijver, hen<br />
zien dwingen Christenen te worden, en zich aan<br />
wreede wetten onderwerpen, als dan ftaat de<br />
menschlijkheid tegen hem op en met afgrijzen<br />
vervult, vergeten wij zijne beminlijker hoedanig<br />
heden en verfoeijen zijne gcdagtenis. Witikind,<br />
zich hebbende laten doopen, bleef aan karei den<br />
grooten getrouw, dcch zijne landslieden volgden<br />
dat voorbeeld niet, maar ftondcn van tijd tot tijd<br />
tegen hem op. Verfcheide Saxen verlieten hun<br />
geboorteland om een fchuilplaats te zoeken in<br />
gunstiger ftreeken, waar heen zij hunnen afkeer<br />
van den Christelijken godsdienst en hunnen haat<br />
tegen hunnen wreeden verwinnaar met zich voer<br />
den. Sommige gefchiedfchrijvers laken de hard<br />
nekkigheid dier barbaren, zonder te bedenken<br />
dat het der menfchelijke natuure eigen is de fla<br />
vernij en de woede der onverdraagzaamheid te<br />
ontvlieden. Laten wij.de dingen bij haren regten<br />
naam noemen. De gefchiedenis is een onpartijdig<br />
ge-
LES ui. G E SC IIIE D E N I S. 163<br />
gerichtshof, daar de vleijerij zwijgt en de item<br />
der waarheid alleen gehoord word. Indien de<br />
faam van karei den grooten niet anders gevcstigt<br />
waar dan op zijne overwinningen over de Lombarden,<br />
Saracenen en Saxen, zou hij enkel verdienen<br />
geranglchikt te worden onder de vernielers<br />
van 't menfcjielijke gedacht; maar hij bezat<br />
andere hoedanigheden, welke hem de liefde verwierven<br />
van zijne onderdanen en de bewondering<br />
verdienden van de nakomelingfchap.<br />
*t Is niet in 't midden der overwinning dat karei<br />
de groote zich groot vertoont, neen, maar'<br />
dan, wanneer wij hem bezig zien met het geluk<br />
te bevorderen van zijne onderdanen en zijne oplettenheid<br />
zich uitftrekken tot de regeering, de'<br />
zeden, den godsdienst, de geleerdheid en de'<br />
konstën. Hij vertoont zich de vader zijns volks<br />
in die volksvergaderingen, welke dikwijls op zijri<br />
bevél plaats hadden, in welken hij wetten voorftelde<br />
ten algemeene' nutte, en aan anderen dezelfde<br />
vrijheid vergunde. Hij gaf even zeer acht<br />
op den welvaart van ieder gedeelte zijner uitgebreide<br />
maatfehappij als op dien van eiken rang<br />
van menfehen. Hij trachtte, zoo veel hij konde,het<br />
gemeene volk, het welk als toen bijna algemeen<br />
gedrukt werd, een beter lot te bezorgen erf<br />
te troosten; met dat inzicht herflelde hij de groote<br />
wegen, lag nieuwe aan, bouwde bruggen<br />
maakte de rivieren bevaarbaar ter meerder uit-<br />
L a feriK
164 H E D E N D A A G S C H E LES IIÏ.<br />
breiding van den koophandel en bepeinsde het<br />
deftig ontwerp cm den oceaan met de zwarte zee<br />
te verëenigen door 't graven van een vaart van<br />
den Rhijn tot aan den Donauw. 't Ontweip mislukte,<br />
om dat de konst van vaarten te graven<br />
nog in hare kindsheid was, 'maar een zaak uittedenken<br />
is zomtijds zoo roemwaardig als de uitvoering<br />
van dezelve te ondernemen. Karei de<br />
groote, het tegengedelde dier veroveraars, die<br />
niet anders doen dan de wereld te verwoesten,<br />
wenschte de rampen van den oorlog, van de barbaarsheid<br />
en van de onwetenheid te herdeden.<br />
KAR EL de groote was niet minder achtingswaardig<br />
in zijn bijzondere leven. Een liefhebbend<br />
man, een teêrhartig vader, een oprecht en<br />
edelmoedig vriend. Hij zelf' had liet opzicht<br />
over de opvoeding zijner kinderen, ook droeg<br />
hij zorg dat in zijn huis de zuinigheid en goede<br />
orde wierde in acht genomen als in de verfchillende<br />
kantooren van den ftaat. In zijne kleeding<br />
was hij een voorbeeld van ecnvoudighejd en van<br />
ware grootheid. „ Schaamt u, (zeide hij tegen<br />
„ fommigen zijner edelen, wier kleeding hij zwie-<br />
„ riger vond dan de gelegenheid medebragO<br />
„ kleedt u als mannen, onderfcheidt u door uwe<br />
„ verdienste en niet door uwe kleederen, laat aan<br />
„ de vrouwen de keurigheid uwer kleederen over.<br />
•,, Of bewaart uwe fraije Ideederen voor plechtige<br />
:- dagen om 'er mede te pralen, dewijl ze alleen<br />
M ge-
EES HE G E S C H I E D E N I S . 165<br />
„ gefchikt zijn om te prijken en niet tot nut."<br />
Bij plechtige gelegenheden vertoonde hij zich in<br />
al de pracht van koninglijken luister, maar algemeen<br />
was zijn gewaad eenvoudig en zedig, en zijn<br />
tafel verre van overdadig. Slechts eene buitenfporigheid<br />
word in hem gelaakt, namenlijk, eene<br />
al te groote drift voor de onwettige vermaken<br />
i met vrouwen. „ Eene uitfporigheid, (zegt zeker<br />
„ GelchiedlchrijverO welke' wij verlokt worden<br />
„ over 't hoofd te zien in een vorst (fchoon de-<br />
, „ zelve voorzeker in niemand te verfchoonen zij,) ><br />
„ die alles zelf beduurde en zijn leven door-<br />
„ bragt in de ongemakken van den oorlog en in<br />
„ de zorgen van 't bewind." „ Ik zal 'er flechts<br />
„ één woord bijvoegen," (zegt de fchrandere<br />
Montesquieu,) doch dat eene woord vertoont<br />
een groot man. „ Hij beval, dat men de eijeren<br />
, „ zijnes huisgevogelte en de overbodige groen-<br />
„ tens zijner moeshoven zou verkoopen, en hij<br />
„ verdeelde onder zijne onderdanen de rijkdom-<br />
j „ men der Lombarden en de verbazende fchat-<br />
„ ten der Hunnen die de wereld geplondert had-,<br />
„ den."<br />
DE pogingen van Karei den grooten, om de<br />
onkunde te doen-wijken voor kennis, maakt een<br />
zeer fchitterend gedeelte zijner regeering uit.<br />
Letteröeffening, niet tot verlustiging, maar om<br />
onderwezen te worden, was zijne dagelijkfche<br />
bezigheid. Zoo wel in 't veld als in 't hof had<br />
L 3 " hij
%66 H E B E N D A A G S C H E LES IH,<br />
hij gezette uren tot het opdoen van eenige nuttige<br />
kennis; en naar mate hij letterkundiger werd<br />
verligtte hem zulks in de ongemakken des krijgs<br />
en in de moeilijkheden der regeering. Hij was<br />
een liefhebber van 't gezellchap en de gefprekken<br />
van geleerde lieden: hij noodigde ze van alle<br />
de deeien van Europa, en hij hield eeneAkadcmie<br />
in zijn paleis, daar hij zelf lid van was.<br />
Hij vestigde fcholen in de hoofdkerken en Abtdijen,<br />
van welke de fcholieren onderwezen werden<br />
in de kennis der Schriftuur, in de reken?<br />
konst, fpraakkonst, en kerkmuziek. Dit was al<br />
veel gedaan in een tijd, toen zelfs de hooge<br />
geestelijkheid haar eigen naam niet kon fchrijven<br />
en toen de vereischtens in een Priester bedonden<br />
in de bekwaamheid van het Euangelie en het<br />
Vader-ons te lezen.<br />
ALCUIN, (van wien wij bereids gefproken<br />
hebben), was de begunstigde medgezel van Karel<br />
den grooten. Deez' geleerden Engelsman<br />
wierd deszelfs leermeester en door hem rijkelijk<br />
met gunsten bedeelt. Indedaad, 's keizers edelmoedigheid<br />
jegens geletterde lieden kende geene<br />
palen. Bewust dat vernuft best bloeit wanneer<br />
het word aangemoedigt, deedthij al wat hij konde<br />
om het zelve aantekweeken. Daar de onkunde<br />
overal de overhand had, zag deeze groote<br />
man de noodzakelijkheid om een klasfe van menfehen<br />
te befchemen en aantemoedigen, die hunne<br />
be-
LES IIE G E S C H I E D E N I S . 167<br />
begaaftheden konden belleden ten algcmeene nutte.<br />
Hij wist dat het gemakkelijker valt verlichte menfehen<br />
te regeeren, dan onkundigen; dat de tijden<br />
van onwetenheid tijden zijn van barbaarsheid, en<br />
dat, over 't algemeen in de ftaten, waar de onkunde<br />
heerscht, het even gevaarlijk is te leven<br />
als in de woestenijè'n van Africa. Zijne vurige<br />
zucht tot geleerdheid en zijne edelmoedige pogingen<br />
om kennis te verfpreiden en te vermeerderen,<br />
vorderen onze hartelijke erkentenis. Doch onze<br />
menichelijkheid veroordeelt zijnen blinden ijver,<br />
welke door 't verftompen zijner natuurlijke aandoenlijkheid,<br />
hem aanzette, duizende Saxen te<br />
vernielen, om geene andere misdaad dan om dat<br />
zij verlangden vrij te wezen. De wijsgeer en<br />
Christen verwijten hem te recht zijne bijgeloovige<br />
verkleefdheid aan den ftoel van Rome en aan<br />
de geestelijkheid; eene verkleeving, welke noodlottig<br />
wierd voor zijne opvolgers en misleiden<br />
geboorte gaf aan die geestelijke dwingelandij,<br />
onder welke Europa zoo lang heeft gezucht;<br />
eene verkleeving, welke hem deed deelnemen in<br />
de godgeleerde twisten, zijn karakter onwaardig.<br />
Karei komt groot voor in de nationale vergade*<br />
ringen zijner heerfchappijën, en in 't nafporen<br />
der middelen om zijn volk gelukkig te maken;<br />
doch het ftoot ons wanneer wij hem, in de kerkvergadering<br />
van Frankfort, en in 't midden van<br />
drieduizend Bisfchoppen en twee van 's pauzen<br />
legaten, zien twisten over geloofs - zaken. Do<br />
L 4 twist
i68 H E D E N D A A C S C H E LES UE<br />
twist over den Beelden-dienst en de Carolijnfche<br />
boeken, door hem bij die gelegenheid gefchreeven,<br />
toonen dat hij zich fchuldig maakte aan<br />
laagheden, en dat de veröordeelen der tijden niet<br />
weinig invloed op hem hadden. Het Ergothmut<br />
of redentwisten was noch kan immer behooren<br />
tot het karakter van ware grootheid.<br />
TERWIJL Karei zich bezig hield met geringe<br />
voorwerpen verzuimde hij nogthans dat gene niet,<br />
het welk zijnen roem kon bevorderen. Willekeurig<br />
meester van een wijd uitgeftrekt land,<br />
haakte hij naar een hcogcr tijtel dan dien van<br />
koning of Roomsch-Edeling, welke fcheen aanteduiden<br />
als of hij eenigzins af hanglijk ware van<br />
de keizers van Conftantinopolen. Eene gelegenheid<br />
deed zich op om zijne eerzucht te voldoen.<br />
De paus verzogt 's vorsten hulp tegen de<br />
Lombardiers. Karei voldoet aan 't verzoek des<br />
opperpriesters, verlost hem van zijne vijanden,<br />
en Leo III, om zulks te belocnen, benoemt hem<br />
tot keizer en Augustus. De paus had wel geen<br />
recht om een keizer te maken; maar Karei, de<br />
ftichter van het nieuwe westerlchc rijk, verdiende<br />
dien tijtel, welke algemeen erkent werd. De<br />
keizerinne Irena zond daar op onmiddelijk gezanten<br />
aan hem af met huwelijks voorflagen; doch<br />
eene omwenteling, welke kort daar na te Conftantinopolen<br />
voorviel, maakte dat dit huwelijk<br />
niet tot ftand kwam. Dan, Nicephorus, die Irena
LES UI. G E S C H I E D E N I S . 169<br />
na ontthroonde, maakte een verdrag met Karei<br />
en gaf hem den tijtel van Augustus.<br />
DE faam van Karei den grooten bereikte Afia.<br />
De vermaarde Haroun-al-Rachid, de verlichte<br />
Caliph der Saracenen, zogt zijne vriendfchap en<br />
begroette hem met kostbare gefchenken door de<br />
handen zijner gezanten. Gedreeld door den eerbied<br />
van buitenlandfche monarchen, bewonderd<br />
van vreemden, verlost van de Normannen, bemind<br />
van zijne onderdanen en gcvreest van zijne<br />
vijanden, had Karei het toppunt van menfchelijke<br />
grootheid- en, naar het denkbeeld van fommige,<br />
het hoogst mogelijke geluk bereikt; doch het<br />
volmaakte geluk word niet op aarde gefmaakt.<br />
Het verlies van zijne geliefde doehter Rotruda,<br />
en de dood van zijne beide zoons, Pepin en Karel<br />
, verbitterde de laatfte dagen zijn levens. Een<br />
jaar voor zijn dood nam hij zijn zoon aan tot<br />
medegenoot in 't bewind van 't rijk. De plechtigheid<br />
bij die gelegenheid was prachtig en Karel,<br />
als door eenen voorzeggenden geest de overheerfching<br />
van de kerk vooruitziende, lag de<br />
keizerlijke kroon op het altaar neder, gebiedende<br />
aan zijnen vorstclijken zoon dezelve van daar te<br />
nemen en op deszelfs hoofd te zetten ten einde<br />
zich daar door te herinneren, dat hij dezelve van<br />
God hield: eene gewichtige les, doch welke<br />
fchielijk vergeten werd. „ Bemin uw volk als<br />
„ uwe kinderen, zeide 'hij tot den jongen vorst,<br />
L 5 „ kies
ijo H E D E N D A A G S C H E EES IIE<br />
„ kies bewindslieden en rechters, die de vreeze<br />
„ Gods in hunne harten hebben, van alle bedrog<br />
„ en omkooping gruwen, en gedraag uzelven on-<br />
„ berispelijk voor de menfehen."<br />
KA REL ftierf te Aken en men kan zeggen<br />
dat met hem de roem ftierf van 't westerfche<br />
rijk. Het voortreflijk verftand van Karei den<br />
grooten bezielde dat uitgebreide lichaam, waarin<br />
overal eenftemmigheid en geregeldheid heerschte.<br />
Onder Lodcwijk den zachtmoedigen verminderde<br />
die eenftemmigheid, het rijk ontving hevige<br />
fchokken, het geraakte aan 't waggelen en werd<br />
onder zijne opvolgers van een gereten. De lezer,<br />
die begeerig mogt zijn de oorzaken dier omwenteling<br />
te kennen, behoeft flechts de gefchiedenis<br />
van kareis nagedacht te raadplegen.<br />
LODEWIJK erfde de magt maar geenzins de<br />
bekwaamheden zijns vaders. Hij was een zwak<br />
en fchroomachtig vorst, die de plichten van den<br />
throon verwaarloosde om de nodelooze naauwgezetheid<br />
van een kloosterbroeder in acht te nemen.<br />
Zijne regeering was van 't begin tot aan 't einde<br />
een zamenwecfzel van misflagen en verkeerd, gedrag.<br />
Hij ontgunstigde de ftaatsdienaars zijns<br />
vaders, handelde wreedaartig met zijne zusters<br />
ep ontleedde het rijk. Dit had ten gevolge dat<br />
de Paus zijn magt vermeerderde, dat de geestelijkheid<br />
onderftond zich het burgerlijk gezach te<br />
ont-
LES in. GESCHIEDENIS. 171<br />
onttrekken en deel wilde hebben aan de regee<br />
ring. Zijne zonen Honden tegen hem op, en<br />
daagden daar in, begunstigt wordende dooï paus<br />
Gregorius IV. De rampzalige vader, van zijne<br />
troepen verraden, was verplicht zich aan zijne<br />
kinderen overtegeven. Dit was 't nog alles niet,<br />
men noodzaakte hem, na hem een lijst voorgele<br />
zen te hebben van zijne misdaden, zich in het<br />
gewaad eens boctelings te kleeden en in een cel<br />
te laten opfluiten, zonder een eenige bediende bij<br />
zich te mogen hebben. Zijne drie zoons raakten<br />
met eikanderen aan 't harrewarren; en derzeiver<br />
twisten herftelden hem op den throon. De zwak<br />
ke en bijgeloovige Lodewijk wilde de teugel der<br />
regeering niet weder aanvaarden dan na 't ont<br />
vangen van zonden-vergifnis uit handen van de<br />
Bislchoppen. Hij ontving die, en derzeiver mis<br />
daad bleef ongedraft. De ongemakken aan wel<br />
ken hij zich blootftclde, bij 't dillen van een<br />
burger-krijg, haalde hem eene kwijnende ziekte<br />
op 't lijf, aan welke hij ftierf. De geringe be<br />
kwaamheden en de onberedeneerde < godsdienstig<br />
heid van dezen vorst, waren oorzaak van veele<br />
onlusten in deszelfs familje en van berocrtens in<br />
zijn koningrijk. De Normannen, Saracenen en<br />
Bretannen trotfeerden zijn gezach. Hij was de<br />
fpeelbal van zijne vrouw, van de gcesthjkheid<br />
en van den paus, en het fiachtoffer zijner kinde<br />
ren. De regeering van een beuzelachtig vorst is<br />
de bron van veelvuldige rampen voor zijne on<br />
der-
IJl H E D E N D A A G S C H E LES KM.<br />
derdanen. De regeering van een dwingeland i$<br />
misfchien verkieslijker, ten minsten zijn de onheilen<br />
van diens regeering niet zoo lang van<br />
duur.<br />
DE andere opvolgers .van Karei den grooten<br />
waren even zeer zwakke vorsten. Hun gedrag<br />
was even verkeert en onvoorzichtig als dat van<br />
Lodewijk, en uit dien hoofde even rampfpoedig.<br />
Karei, de eenvoudige, (de laatde van 't gedacht<br />
van Karei den grooten,) die over Frankrijk heerschte,<br />
door zijn koningrijk ten voordeel e van Rollo<br />
te fplitzen, vergramde grootelijks zijne onderdanen.<br />
Kareis onbekwaamheid om te regeeren,<br />
bleek dagelijks meer en meer en maakte hem des<br />
te verachtelijker. Van verachting floegen de<br />
Franfchen over tot muiterij, welke ten laatften<br />
eindigde ten nadeele van Karei, en aan Hugo<br />
Capct den weg baande tot den throon.<br />
N A Lodewijks afflerven verliet het Duitfche<br />
rijk het huis van Karei den grooten en koos zijne<br />
eige keizers. De Duitfche Hoeren vergaderden<br />
te Worms, verkozen Conraad, hertog van Frankenland<br />
tot de keizerlijke kroon. Zijne regeering<br />
was rampfpoedig, 't welk eerder was toetefchrijven<br />
aan den aart van het Leenflelzel; dan aan<br />
Cönraads onbekwaamheid in het bewind. Na<br />
zijn overlijden verkozen de voornaamfte adel, de<br />
geestelijkheid en de afgevaardigden der fteden<br />
Hen-
LES in. G E S C H I E D E N I S . 173<br />
Hendrik den Vogelaar. Het keizerrijk werd gedrukt<br />
door veele onheilen, waar in Hendrik, als<br />
een wijs vorst, verlangde te voorzien door wijze<br />
wetten. Benden gelukzoekers, die geene bezigheid<br />
hadden, liepen Europa rond, droopten overal<br />
waar zij kwamen, en kwelden Duitschland geweldig.<br />
Hendrik, om deze ftoute gasten tot<br />
goede foldaten te maken, liet een algemeen pardon<br />
afkondigen aan alle de genen, die zich in<br />
zijnen dienst wilden begeven. Zij kwamen met<br />
ganfche hoepen tot zijnen ftandert en Hendrik<br />
maakte hen, door goede krijgstucht, tot uitmuntende<br />
krijgsknegten. Hij ondernam vervolgens<br />
een einde te maken van de Leenroerige regeeringloosheid,<br />
door de hooge en mindere vafallen<br />
te verplichten hem troepen te leveren, benevens<br />
het onderhoud voor dezelven. Hij bouwde déden,<br />
herdelde die, welke vervallen waren, en<br />
naar het voorbeeld van Karei den grooten, ftelde<br />
hij Markgraven aan om de grenzen te befchermen<br />
tegen de invallen der barbaren. Deze wijze en<br />
goede vorst deedt alles wat hij kon ter vernietiging<br />
van alle verwarringe en tot het invoeren<br />
van geregeldheid en voorfpoed. Hij ftierf in<br />
Thuringen, terwijl hij met een leger op weg was<br />
naar Italië, alwaar hij de burger - oorlogen meende<br />
te bedwingen, welke in dat land plaats hadden,<br />
en alwaar hij de keizerlijke kroon ftond te<br />
ontvangen uit handen van den paus. Alvorens<br />
-hij ftierf, deedt hij de Duitfche vorsten bijeen-<br />
ke-.
1/4 H E D E N D A A G S C H E LES IIE<br />
komen, om zijnen zoon Otto te verkiezen, bijgenaamd<br />
den grooten.<br />
TOEN bet huis' van Karei den grooten deszelfs<br />
vermogen verloor, viel het vruchtbaar land<br />
van Italië ten prooi van kleene dwingelanden.<br />
Lombardijën en andere landfehappen ondervonden<br />
de verfchrikkelijkheden van den burger-krijg;<br />
andere wierden verwoest en afgeloopen door de<br />
Hunnen en Saracenen. De Duitfche vorsten beftonden<br />
menigmalen zich meester te maken van<br />
de Italiaanfche kroon, 't geen hen telkens mislukte.<br />
Zij konden noch de geregeldheid herdellen<br />
noch de kroon verdedigen, welke zij veroverd<br />
hadden. De pauzen van dien tijd waren<br />
fchandvlekken, niet alleen van den Christelijken<br />
godsdienst, maar ook van de menfchelijke natuur.<br />
Zij verkregen den pauzelijken ftoel door onbehoorlijke<br />
middelen en, wanneer zij denzelven bezaten,<br />
regeerden zij willekeurig door hunne meestresfen.<br />
De kerken wierden geplundert en vernielt;<br />
de geleerdheid week voor de onkunde; en<br />
de maatfehappij ontaartte tot hare vorige woestheid.<br />
De gefchiedenis van Italië levert ons dit<br />
afzichtige tafereel, een tafereel, het welk behagen<br />
moge aan een gevoelloos hart, maar waar<br />
van de menfchelijkheid en eene aandoenlijke ziel<br />
een affchuwen hebben.<br />
VE-
LES in. G E S C H I E D E N I S . 175<br />
V E N E T I E N .<br />
DE befchouwing van de vreedzame vorderingen<br />
van het Venetiaans-gemeenebest, in 't. midden<br />
dezer ftuiptrekkirgen, welken Europa ichokten,<br />
kan niet dan vermaak verfchaffen aan een<br />
gevoelig hart. Deze gelukkige eilanders kwamen<br />
uit de duisterheid op, en vormden eene regelmatige<br />
en wel famengeftelde regeering, niet in ééns,<br />
door hevige beroeringen en kramptrekkende bewegingen,<br />
maar door een eenparig beleid en eene<br />
onvermoeide vlijt. Terwijl zij het huis van Pepijn<br />
vreesden, geheten zij zich afhanglijk te zijn<br />
van Conftantinopolen, maar toen die familje niet<br />
langer gedugt was, wierpen zij hunne afhanglijkheid<br />
af en fchrabten in hunne befluiten de namen<br />
uit der oosterfche keizers. Het geringfte fpoor<br />
van ondergefchiktheid aan eene vreemde magt<br />
uitgevaagt zijnde, gaven zij meerder kracht en<br />
vastigheid aan hunne regeering. Zij kenden het<br />
gebrekkige eener volksregeering en wisten dat<br />
dezelve overflaat tot geweld en regeeringloosheid,<br />
dat in haren volmaakften ftaat hare alge- f<br />
meene beraadflagingen langzaam zijn en die vaardigheid<br />
van uitöefFening ontberen, welke fomtijds<br />
't behoud is van een ftaat. Dat de geheimen der<br />
regeering 'er niet behoorlijk in acht genomen<br />
worden, dat 'er lieden van verdienste blootgeftelt<br />
zijn aan eene lage ondankbaarheid en afgunst,<br />
en dat de menfchelijke hartstochten zelf*<br />
• j' de
176 H E D E N D A A G S C H E EES IH.<br />
de flechte, meer de overhand hebben in eene<br />
volksregeering dan in eene willekeurige heer-<br />
fchappij. Van deze waarheden overtuigt, fielden<br />
de Venetianen in 't eerst hunne regeeringsvorm<br />
te zamen, gedeeltelijk uit eene volks-, gedeelte<br />
lijk uit eene adel - regeering. Door deze menge<br />
ling wierden de edelen aan eikanderen verknocht,<br />
en de geringer rangen in den ftaat werden be<br />
hoed gedrukt te worden van de hooger rangen.<br />
Het gemeene volk, befchouwt wordende te be-<br />
hooren tot het Gemeenebest en niet tot de ede<br />
len, werd behandelt als vrije menfehen en niet<br />
als flaven. Na 't beftellen van de inwendige<br />
ftaatsregeering, uit welke de roem en 't geluk<br />
eener natie ontfpringen; na 't vastftellen der wet<br />
ten en voorfchriften van burgerbeftuur en gere<br />
geldheid, welke nog heden de bewondering zijn<br />
van alle ftaatkundigen, verdubbelden deze ver-<br />
ftandige Gemeenebestgezinden hunne vlijt ter<br />
vermeerdering hunner zeemagt en ter uitbreidinge<br />
hunnes koophandels. Zij wierden de vrachtvoer<br />
ders van Europa, bragten in hunne" fchepen de<br />
waaren van Europa naar het oosten over en kwa<br />
men van daar in Italië te rug, beladen met de<br />
voortbrcngzels van Afia. Een zoo verftandig be<br />
wind, een zoo uitgebreiden handel verwierf hen<br />
den eerbied hunner nabuuren, gaf aan den ftaat<br />
nieuwe kracht en vermeerderde den rijkdom en<br />
den voorfpoed des volks.<br />
SPAN-
EES na. G E S C H I E D E N I S . - 177<br />
SPANJE. — Leverde, gedurende dit tijdvak,<br />
eeniglijk • een tafercel van bloedige oorlogen tusfehen<br />
de Christenen en Mooren, de eerfte van<br />
welken door de dapperheid hunner koningen,<br />
veld wonnen op de laatften, in fterkte toenamen<br />
en voortgingen te heroveren het gene zij verloren<br />
hadden. De eentoonigheid der geichiedenis<br />
van Spanje, gedurende deze rampfpoedige tijden,<br />
is verveelend voor den lezer. Bevogte veldflagen,<br />
belegerde en ingenomen fteden, 't verfpillen<br />
van menfchenbloed, verfchaffen geen aangenaam<br />
onderhoudt. Eene flikkering van deugd,<br />
gelijk een zonneftraal door een bewolkte lucht,<br />
breekt fomtijds door 't midden van deze verfchriklijkheden<br />
heen, en wakkert den geest op.<br />
Eene onvertzaagdheid, gevaar en nood trotferende,<br />
eene ftandvastigheid, de grootfte hindernisfen<br />
te boven komende, waren hoedanigheden den<br />
Mooren en Christenen eigen. De Riddermatige<br />
geest, welke in Spanje boven alles heerschte,<br />
verrigtede de verbazendfte krijgsdaden. De Christenen<br />
gevoelden eene onverwinlijke verachtingvoor<br />
het juk van Mahomet, dit gaf nadruk aan<br />
hunne dapperheid, maakte hen bekwaam tot de<br />
heldhaftigfte bedrijven en deedt hen de grenaen<br />
hunner bezittingen uitzetten.<br />
DE Normannen kwamen van Scandinavië erf<br />
vermeerderden de rampfpoeden, onder welken<br />
Europa, gedurende dat tijdvak zuchtte. Hunne<br />
M Gods*
iyS H E D E N D A A G S C H E LES IM.<br />
Godsdienst, de flechtfte van 't heidendom, maakte<br />
hen barbaarsch en bloeddorstig. Odin ofWodin,<br />
het opperde voorwerp van hunnen eerdienst,<br />
was, volgens hun gevoelen, de God der<br />
verfchrikkinge, de werker van verwoesting, de<br />
vader van flachting, en zij bewezen hem eenen<br />
eerdienst overeenkomstig deze affchuwelijke eigcnfchappen.<br />
Zij offerden hem menfchelijke<br />
flagtoffers en meenden dat het ftorten van krijgsmans-bloed<br />
hem het meest behaagde. De belooning,<br />
welke zij na den dood verwagtten te genieten,<br />
was, toegelaten te worden tot zijn paleis<br />
en aldaar voor altoos te drinken uit de hersfenpannen<br />
hunner vijanden. Dit geloof bezielde hen<br />
met eene razende geestdrift, die alle vermoeijing,<br />
ongemakken, gevaren en zelfs den dood tartte.<br />
„ Onze krijgshelden, zegt één hunner dichteren,<br />
„ zoeken den dood op en loopen dien met vreug-<br />
„ de te gemoet. Doodelijk in den ftrijd gewond,<br />
„ vallen zij neder, lachgen en derven." Tot<br />
het duiten van den woedenden droom uier barbaren,<br />
waren dapperheid, tucht, eensgezindheid<br />
en deugd nodig; doch wanorde, tweefpalt, en<br />
ondeugd hadden de overhand in het Christen<br />
Europa. *<br />
D E Normanuen togen overal heen ter plondering<br />
en bleven langen tijd voortvaren in hunne<br />
roofzuchtige verwoestingen. De algemeene verwarring<br />
, welke in Europa de overhand had, was<br />
hen
LES m. G É I C H I E D E N I S . ifg<br />
hen gunstig en verfchafte hen eene gelegenheid<br />
om zich in Frankrijk te vestigen. Rollo, een<br />
hunner opperhoofden, een vorst, waardig de<br />
grondlegger van eenen ftaat te zijn, na de Eu-<br />
•ropafche landfch.uwen, die aan de zee grensden<br />
afbreuk gedaan te hebben, landde in Frankrijk*<br />
nam Rouaan in, verichanste zich aldaar, zette<br />
zijne veroveringen voort, en werd zoo geducht,<br />
dat Karei, de eenvoudige, zijne dochter hem ten<br />
huwelijk aanbood, met Neustria, het welk van<br />
dien tijd af Normandijë werd geheten, naar den<br />
naam van deszelfs nieuwe bewoners. Rollo verkreeg<br />
insgelijk Bretagne, deed voor deze beide<br />
Landfchappen hulde aan Karei den eenvoudigen,<br />
omhelsde den Christelijken godsdienst, wierd<br />
wetgever en befchermer van zijne onderdanen<br />
.en betoonde zich waardig een throon te bekiee-den.<br />
:<br />
OORZAKEN DER OMWENTELINGEN.<br />
"HET rijk van Karei den grooten viel, en verv<br />
anderde bij deszelfs val de gedaante va Europa*<br />
Uit deszelfs puinen ontftonden twee magtige ko<br />
ningrijken en vericheiden onafhanghjke ftaten,<br />
Welke waren de oorzaken van deze omwenteling ?<br />
De zeer groote uitgeftrekfheid van 't rijk van<br />
Karei den -grooten bragt veel toe tot deszelfs val,<br />
Een werktuig, uit veele ftukken famengefteld,<br />
kan niet lang ftand houden, ten zij iemand, die<br />
eene volkomen kundigheid van alle deszelfs dee-<br />
M 2 lea
ÏÖÖ H E D E N D A A G S CUE LES I«.<br />
len heeft en weet waartoe die dienen en waar<br />
derzeiver plaats is, de beweging daarvan befture.<br />
In onkundige handen zou zulk een famengettelt<br />
werktuig verkeerd v, erken, uit eenvallen en<br />
geen werking doen. Even zoo is het gefteld<br />
met een wijd uitgeftrekt rijk. Toen het rijk van<br />
Karei den grooten beduurt wierd door 't beleid,<br />
de voorzichtigheid, vlijt en werkzaamheid diens<br />
grooten mans, ging alles wel; maar in de han<br />
den zijner onbekwame en zwakke opvolgers ging<br />
alles verkeerd. De ftedehouders van afgelegene<br />
Landfchappen vergeten zoo ligt dat zij flechts<br />
een geleend gezach hebben. Het valt niet moei<br />
lijk de krijgsbenden, die onder hun bevel ftaan<br />
in hunne belangens te krijgen, en zich door toe-<br />
gevenheid en zachtheid de genegenheid te verze<br />
keren van die genen, die onder hun bewind ftaan.<br />
Met zulke aanfporingen tot het afichudden van 't<br />
juk, beramen zij 'er al fpoedig de middelen toe.<br />
De ftem van plicht word niet gehoort te midden<br />
van den aandrang der ftaatzucht en van 't veel<br />
vermogende aanlokzel van over anderen te heer-<br />
fchen. Indien die bekooring flechts een eenigen<br />
weerfpannigen maakt, word diens voorbeeld fchie-<br />
lijk door veelen gevolgt. Het werktuig, door<br />
deze hevige fchuddingen ontftelt, waggeld en<br />
raakt uit een, en een iegelijk is even gereed om<br />
zich van een brok van 't gebrokenc meester te<br />
maken. Zoo ook, wanneer een ftaat tot een ze<br />
keren trap van grootheid is geftegen, word iedere<br />
i ver-
LES IIE G E S C H I E D E N I S . I3I<br />
verdere ftap om die grootheid te vermeerderen<br />
eene trede tot deszelfs verval.<br />
D E onbekwaamheid tot de regeering, welke<br />
de opvolgers van Karei den grooten lieten blijken,<br />
kan men opgeven eene tweede oorzaak ge.<br />
weest te zijn van den val van dat huis. Hoe<br />
uitgedrekter een daat zij, zoo veel te meer neigt<br />
de regeering van dien ftaat tot het willekeurige;<br />
een onbepaait gezach, het welk zich aan geene<br />
wet verbonden rekent, ontaart vaak in dwingelandij.<br />
Van daar die onrechtveerdigheden, welke<br />
de oppeivorst begaat en aan de onderdanen zoo<br />
veel misnoegen geven. Van daar derzeiver afkeer<br />
van het juk en hunne pogingen om het zich<br />
van den hals te fchudden. De buitenfporige magt<br />
van het despotismus fpoort den monarch aan tot<br />
ondernemingen, welken gemeenlijk morring verwekken<br />
en hem gehaat maken. Eene willekeurige<br />
magt maakt den vorst verwijft en werkeloos,<br />
verwijftheid en werkeloosheid ftellen hem bloot<br />
aan de verachting zijner onderdanen, aan muiterijen<br />
en oproeren. De afftammelingen van Karei<br />
den grooten waren alle zwakke vorsten, zulks<br />
moest noodwendig eene omwenteling ten gevolge<br />
hebben.<br />
D E Normannen gaven eenen doodelijken dag<br />
aan 't rijk van Karei den grooten. — Die groote<br />
man wist op wat wijze hunne verwoestingen te<br />
M 3 ftui-
i8a H E B E N D A A G S C H E EES III,<br />
ftuiten; maar onder Lodevvijk den zwakken, plunderden<br />
zij óveral waar zij kwamen, en voerden<br />
eenen verbazenden buit weg. Onder Karei den<br />
kalen vermeerderde hunne doutheid. Zij roofden<br />
en brandden in ieder deel van. 't rijk, en men<br />
flclde geene gefchikte middelen in 't werk om<br />
deze onvertzaagde invallers te dralfen. In ftede<br />
van hen door kracht van wapenen te verdrijven,<br />
werd hunnen aftocht gekogt met geld; zij trokken<br />
daar op voor een ccgenblik weg; doch dit<br />
gevaarlijk m:ddel noodigden anderen om in grooter<br />
gctalen wedertekomen, en deze waren nog<br />
roofzuchtiger. Deze voortdurende rampfpoeden<br />
verwekten in de gemoederen een haat tegen de<br />
regeering, en eene verachting tegen hen, die 't<br />
bewind voerden; ook fpoedde zich het volk den<br />
fcepter uit de handen .te rukken van monsters,<br />
die onbekwaam waren om den ftaat te verdedigen.<br />
R E G E E R I N G .<br />
D E regeering ondervond groote veranderingen<br />
in het rijk van Karei den grooten. Gedurende<br />
het bewind diens grooten mans, beftond er ten<br />
naasten bij eene volmaakte monarchale heerfchappij.<br />
Nationale zaken wierden geregeld in vergaderingen,<br />
van de welken hij voorzitter was.<br />
Schoon met volftrekte magt bekleed verkreegen<br />
zijne bevelen geen kracht van wet dan bij toeftemming<br />
van de meerderheid. De wetgevende<br />
magt
LES IIE G E S C H I E D E KIS. 183<br />
magt berustte bij 't volk, onder een opperhoofd<br />
vereenigt. Doch toen deze vergaderingen ter<br />
zijde gelegt waren en aan den vorst de ganfche<br />
uitvoerende magt in handen geftelt wierd, werd<br />
het gezach enkelvoudig en de oppervorst was de<br />
bron, uit welke alle mindere magten voortvloeiden.<br />
De regeering veranderde onder Lodewijk<br />
den zachtmocdigen en 'er wierd een oligarchie;<br />
• (dat is, eene regeering, waar weinigen het bewind<br />
voeren, naar eigen goeddunken of belangens)<br />
ingevoerd. Onder de opvolgers van Karei den<br />
grooten was het koninglijk gezach vernietigt en<br />
de rechten des volks waren niet gekent. Als<br />
toen kwam het Leendelzel, een onnatuurlijke en<br />
overweldigende voim van regeering te voorfchijn,<br />
• waar uit eene regeeringloosheid in de koningrijken<br />
van Europa ontftond. Regeeringloosheid<br />
bragt geweld voort, de bijzondere oorlogen werden<br />
menigvuldig; de Leen - Baronnen, elk hunner<br />
verzelt van zijne Vafalïen, beflistten hunne k;akeelen<br />
in 't veld, het tweegevecht werd toege-<br />
I ftaan onder zekere fchikkingcn. In dit ongerijmd<br />
regeering -ftelzel was het oppergezach in handen<br />
van eenige weinige overhecrfchers, die mindere<br />
overheerfchers onder zich hadden; de flavernij<br />
wierd algemeen en ieder vaderlandlievend en<br />
deugdfaam grondbeginzel ging verloren in de<br />
woeste beroerte. Europa vertoonde een tafrecl<br />
van bloedige oorlogen; de menfehen kenden niets<br />
dan de kunst van aanvallen en verdedigen; de<br />
M 4<br />
T E<br />
"
ï84 H E D E N D A A G S C H E LES IIE<br />
bediening van 't recht wierd verönachtfaamd, en<br />
de misdaden bleven ongedraft. In 't rijk van<br />
Conftantinopolen was de regeering even zwak,<br />
onbeftcndig en overweldigend. Het recht, om<br />
over de kroon te belchikken, wierd bij beurten<br />
overheerscht door de foidaten, door 't volk en<br />
door den raad; de gruwelijkfte misdaden waren<br />
meestal de beste tijtels tot de opvolging. Zoo<br />
wij de regeering, onder welke wij leven, ftellen<br />
tegen over die van het Leenftelzel, toen het in<br />
Europa in volle kracht was, kunnen wij bestons<br />
geluk bezeffen. In die ijzere eeuw was een<br />
hoofd, onder den tijtel van Keizer, Koning,<br />
Hertog, de overfte van verfcheide mindere oppervorsten,<br />
Va lallen genoemt, en de Hertogen,<br />
Graven en Baronnen deden hem eene bespottelijke<br />
hulde. Zij, als volftrekte heerfchers in hunne<br />
eige heerfehappijen, oeffenden een willekeurig<br />
gezach over die genen, die onmidlijk van hen<br />
afhanglijk waren. Ieder heer was oppervorst in<br />
zijn eigen grondgebied; het volk was flaaf. De<br />
kleene dwingelanden, die in verlchanste kasteelen<br />
woonden, beoorloogden geftadig malkanderen.<br />
Het land wierd verwoest, flaven en vee wierden<br />
weggevoert, alles was roof wat onder hunne<br />
handen kwam. Deze Leenheeren matigden als<br />
een recht zich de vrijheid aan om op de hooge<br />
wegen van hun eigen grondgebied te rooven, en<br />
vorderden rechtshalve een rantfoen van alle reizi-
EES IÏÏ. G I J C H I I B I N U. 185<br />
zigers. Zij voerden de beïachgelijkfte, barbaarde<br />
en onbetaamlijkfte gewoontens in.<br />
W E T G E V I N G .<br />
KA REL de groote en Alfred fpanden groote<br />
krachten in om den geest der wetgeving te doen<br />
herleven, waar in zij evenwel maar gedeeltelijk<br />
Haagden. Onkunde en barbaarsheid waren te diep<br />
geworteld. Het gene zij aan den eenen kant deden<br />
, werd na hunnen dood weder te niet gedaan.<br />
Duisterheid bedekte weder op nieuw de gedaante<br />
van Europa, en de verdragftukken van den eenen<br />
benevens de wijze fchikkingen van den anderen,<br />
deden maar eene kortftondige uitwerking. Niets<br />
kon ongerijmder zijn dan de wetgeving, welke<br />
in dien tijd, van welken ik hier fpreek in Europa<br />
heerschte. De geestelijkheid had zich het recht<br />
aangematigt om over zaken aiitfbraak te doen,<br />
onder voorwendzel dat alle burgerlijke rechten<br />
der menfehen een verband hadden met den godsdienst.<br />
Bij alle verbintenisfen had een eed plaats,<br />
en dewijl men door een eed zich pp God beroept,<br />
gaven zij voor dat alle verdragen en overeenkomsten<br />
onder de menfehen, door de geestelijkheid<br />
moesten gerechtigd worden. Van daar<br />
hare opperde üirfpraak in 't duk van echticheiding,<br />
en de vergaderingen der bislchoppen hielden<br />
zich bijna met niets anders bezig dan met<br />
fcheiden van man en 'vrouw onder de beuzelach-<br />
'tigfte voorwendzels. In die tijden was het huw-<br />
M 5 lijk
j§6 H E D E N D A A G S C H E LES m.<br />
lijk een onzekeren ftaat, en ..eene vrouw was in<br />
gedurige vrees van haren man te verliezen. De<br />
geestelijkheid, niet onderworpen aan het burgerlijk<br />
rechtsgebied, leidde een ergerlijk leven, ja,<br />
de hoop van ftradoosheid, of om vrij te komen<br />
met eene geringe boete, lokte haar dikwijls uit<br />
de gruwelijkfte misdaden te plegen.<br />
ZEDEN VAN DE TIENDE EN ELFDE<br />
EEUWEN.<br />
WIJ kunnen ligt begrijpen dat de zeden onzer<br />
voorouderen, onder het Leenbeftuur, noch befchaaft<br />
noch zuiver waren; fchandelijke ondeugden,<br />
famenfpanningen en verraderijen onder de<br />
geestelijkheid; onrechtvaardigheid, overheerfching,<br />
dwingelandij, ontucht onder den adel;<br />
woestheid en vrees, de ondeugden van eene flaaffche<br />
ziel, onder het volk, zoodanig waren de<br />
zeden van Europa. De zeden van het Griekfche<br />
rijk waren niet beter, zoo niet erger; want bij<br />
bovengemelde ondeugden voegden de Grieken<br />
nog alle de gruwelen der dweeperij. Menfchelijkheid<br />
en billijkheid fchenen haar verblijf genomen<br />
te hebben onder de Mahomedanen in Bagdad,<br />
waar deze deugden een langen tijd aanhoudend<br />
heerschten. — Losbandige zeden waren het.<br />
noodwendig gevolg van de Leen-regeering, waar<br />
toe de krijghaftige geest dier tijden den gronddag<br />
lag. De Leenheeren, gedurig in oorlog met elkanderen,<br />
leefden enkel van plunder en roof.<br />
Wij
CES m. G E S C H I E D E N I S . 187<br />
Wij zien'in de gefchiedenis dat echtfeheidingen,<br />
rooverijen, Vrouwenlchending en allerlei zoort<br />
van ongebondenheden zeer gemeen waren in die<br />
rampzalige tijden. De voornaamfte adel en de<br />
geestelijkheid waren de voorgangers in deze affchuwelijke<br />
ongeregeldheden. Hij, die de Handelingen<br />
van de kerkvergaderingen van dat tijdvak<br />
inziet, zal in dezelven de ongebondenheid<br />
der zeden, welken toen de overhand had, aangetekend<br />
vinden. Eenige dier euveldaden, de gevolgen<br />
van woeste zeden, optenccmen, zal genoeg<br />
zijn om de hairen te doen rijzen. Frankrijk<br />
werd in de regeering van Robert bezogt met eenen<br />
verfchrikkehjken hongersnood, niet alleen wierden<br />
de lijken uit de graven opgedolven om tot<br />
voedzel te dienen, maar de menfehen gingen te<br />
jacht op menfehen als op wilde dieren om hen<br />
te verflinden. Een flagter van Tournus verkogt<br />
openlijk menfehen- vleesch. Bij eenen zoetelaar,<br />
nabij Macon, wierden agt en veertig-menfehen<br />
hoofden gevonden, van welken de rompen tot<br />
fpijze verkogt waren geworden, ö Gruwel! In<br />
die tijden van geweld en zedenloosheid maakten<br />
men in Europa eene verwonderlijke vertooning<br />
van godsdienstigheid. De geestelijkheid leeraarde<br />
dat de misdaden geboet wierden niet door berouw<br />
cn bekeering, maar door gefchenken aan de kerk,<br />
en dat hij, die het meeste gaf, de oprechtfte<br />
boeteling was. Ingevolge van deze valfche<br />
leer wierden 'er kloosters gefticht, kerken gebouwt,
i83 H E B E N B A A G S C H E LES in.<br />
bouwt, bedevaarten ondernomen, met ijver naar<br />
heilige overblijfzelfs gezogt, en de enkele bedreiging<br />
met den kerkdijken ban was even verfchrikkelijk<br />
voor den verlichtften als voor den<br />
onkundigften.<br />
GODSDIENST VAN DE TIENDE EN ELFDE<br />
EEUWEN.<br />
D E Christelijke Godsdienst verdreef bij pozen<br />
de afgoderij uit alle deelen van Europa;, doch<br />
de Goddelijke leer en de zuivere voorfchriften<br />
der openbaring, wierden al fchielijk bedorven<br />
door de hartstochten en vooröordeelen der menfehen.<br />
Slechts, zeer weinige lieden verdienden<br />
den naam van Christen in de negende, tiende en<br />
elfde eeuwen, de meesten, fchoon bij dien naam<br />
genoemt, waren in hunne godsdienstigheid even<br />
zoo onrijmd en bijgeloovig, zoo woest en flecht<br />
in hunnen wandel als hunne heidenfche voorvaders.<br />
De Christenheid erkende twee opperhoofden<br />
; de Patriarch van Conftantinopolen heerschte<br />
over de Christenen van 't oosten en de Paus van<br />
Rome regeerde nog willekeuriger over die van<br />
't Westen.<br />
D E twist over de beelden, tusfehen hun die<br />
beeldftormers geheten wierden en de monnikken,<br />
vervulde de oosterfche kerk met verbittering,<br />
beroerten en bloed. De beide partijen, naar<br />
mate zij de overhand hadden, banblixemden,<br />
ker-
EES in. G E S C H I E D E N I S . 189<br />
kerkerden, verbanden en deden de zulken omkomen,<br />
die van hen in gevoelens verfchilden. Een<br />
godsgeleerden oorlog wierd in 't westen ontfteken.<br />
Godefchalcus, een monnik van Orbai, beftreed<br />
de leer der voorbefchikking. Hij wierd<br />
gedagvaart voor eene kerkvergadering, daar hij<br />
verfcheen, en Hinomar, bisfchop van Rheims,<br />
beval dat men hem wreedelijk zou afrosfen, alhoewel<br />
Godefchalk de gevolgtrekkingen ontkende,<br />
waar mede de vervolgers hem betigteden.<br />
Een andere monnik, Pafcafius Rathbertus, liet<br />
zich in te fterke bewoordingen uit over de daadelijke<br />
tegenwoordigheid. Twee andere monnikken<br />
Rabanus en Ratramnus weerflreefden zijne<br />
ftellingen. De laatften hadden zekerlijk gelijk,<br />
maar het twistgeding gaf aanleiding tot veele onbetaamelijke<br />
en beuzelachtige bedenklijkheden,<br />
en (zoo zwak is het menfchelijk vcrftand) bragt<br />
haat en vervolging voort. Het rijk der onkunde<br />
begunftigt de dwaling, en uit die bron dopen<br />
eene meenigte verkeerdheden in den godsdienst,<br />
die de fchoonheid deszelven mismaakten. De<br />
menfehen konden lezen noch fchrijven. De geestelijkheid,<br />
die de weinige geleerdheid bezat, welke<br />
toen nog beftond, greep alles aan, ftelde zich<br />
boven het wereldlijk rechtsgebied en vestigde<br />
eene rechtsgeleerdheid, welke verderflijk was<br />
voor het burgerlijk recht. De fchandelijkfte ondeugden<br />
bezwalkten den ftoel van Rome. Twee<br />
eerlooze vrouwsperfonen regeerden de. Pauzen,<br />
be-
100 I I E D E N D A A G S C H Ï LES |H.<br />
befchikten goeddunkelijk over kerkelijke bedieningen,<br />
vernietigden door hare buitenfporigheid<br />
het heilige van den eed en verbraken alle niaatfchappijlijke<br />
banden. De Pauzen en bislchoppen<br />
vestigden een ftelzel van kerkelijke heerlchappij,<br />
zwakke, bijgeloovige en onkundige koningen begunstigden<br />
die kerkelijke magt en onderwierpen»<br />
zich aan dezelve.<br />
GEDURENDE dit tijdvak van duisternis des<br />
verftands kwamen fommige verlichte geesten te<br />
voorfchijn; zij wierden van ketterij befchuldigt,<br />
om dat hunne meerdere en verlichter kennis aandruischte<br />
tegens de dwalingen en de ongerijmde<br />
bijgelovigheden der Roomlche kerke.. Om hen<br />
hatelijk te maken, gaven hunne vijanden hen den<br />
naam van Manichcen en betichtten hen met de<br />
onnatuurlijkfte gevoelens en misdaden; doch derzeiver<br />
eenige misdaad fchijnt te zijn geweest eene<br />
poging om-voor zich zeiven te denken, en<br />
om zich te verzetten tegen het gene zij meenden<br />
ftrijdig te zijn met den Christelijken godsdienst.<br />
Van deze menfehen werden 'er dertien veroordeelt<br />
door de kerkvergadering van Orleans, en<br />
de Bisfchoppen gaven bevel dat men ze in tegenwoordigheid<br />
van Robert, koning van Frankrijk<br />
en van deszelfs vrouwe Conftantia zoude<br />
verbranden.<br />
BERENGARIUS aartsdeken van Angers, ver<br />
zet-
Aes ni. GESCHIEDENIS. 191<br />
zette zich tegen de leer der dadelijke tegenwoor<br />
digheid van Jeiüs Christus in het heilige Sacre-<br />
ment van 't Avondmaal. Hij redeneerde aldus:<br />
indien men van het brood, het welk in dat Sacre-<br />
ment gebruikt word, na de zegening, teveel eet,<br />
zal het de maag ontdeden; het blijkt derhalven dat<br />
het wezenlijk brood blijft. Het gezegend vocht,<br />
van 't welk men te veel drinkt, zal dronkenfehap<br />
verwekken, een bewijs dat het wijn blijft. Blank<br />
heid en rondheid zijn hoedanigheden, welken<br />
niet beftaan kunnen zonder eene zelfftandigheid<br />
tot welke zij behooren, deze hoedanigheden nu<br />
behooren tot brood en niet tot vleesch en bloed,<br />
derhalven blijft het brood, na de zegening, on-<br />
verandert brood. Deze redenkaveling, die op<br />
waarheid gegrond was, haalde veelen over tot<br />
het gevoelen van Berengarius. Lanfranc, aarts-<br />
bisfehop van Cantèrburij, viel hem aan met arm<br />
hartige, redeneeringen, maar vermogender tegen-<br />
ftrevers dan Lanfranc lieten zich fpoedig tegen<br />
hem hooren. Geroepen voor het gerichtshof van<br />
Rome, het welk' koningen deed lidderen, werd<br />
hij met den dood bedreigt, indien hij zijn gezeg<br />
de niet herriep. Met vrees bevangen, zwoer hrj<br />
zijne gevoelens af, doch even gereed om te be<br />
lijden als om te loochenen, herriep hij tien malen<br />
zijne gezegdens en ftierf in het geloove, dat de<br />
verzelfftandiging eene onredelijke en onfehriftu-<br />
relijke leer is. De gevoelens van Berengarius<br />
konden evenwel zelfs die genen, die dezelven<br />
voor
19a H E D E N D A A G S C M E LES m.<br />
voor waar hielden, niet overhalen zich van de<br />
Westerfche kerk aftefcheiden.<br />
DE onkunde, welke in de tiende en elfde eeuwen<br />
de overhand behieldt, fterkte de volks bijgeloovigheden.<br />
Veele bewijzen zou men daar<br />
van kunnen bijbrengen. Een Italiaansch edelman<br />
wierd ter dood gebragt om dat hij Maria van<br />
Aragon, vrouw van Keizer Ottho III, had zoeken<br />
te verleiden. De weduw van denzelven zegt<br />
men bood aan• zijn onfchuld te bewijzen, het<br />
welk zij deedt door een ftaaf gloeijend ijzer in<br />
hare handen te houden zoo lang men begeerde *<br />
zonder zich te branden, en daar men zulks voor<br />
een genoegzaam bewijs van onfchuld hieldt, werd<br />
de keizerin levend verbrand. Dit ongerijmde<br />
fprookje werd toen ter tijd en nog lang daar na<br />
gelooft als een Euangelie; zoo als mede gedaan<br />
wierd dat van Cunegonda, de vrouw van keizer<br />
Hendrik, die men voorgeeft, blootvoets over negen<br />
gloeijende ploegijzers gewandelt te hebben,<br />
zonder zich in 't minste te befchadigen. Het<br />
welbekende fprookje van Petrus Aldobrandinus,<br />
een monnik van Pavia, is een treffend voorbeeld<br />
van de onkunde en bijgeloovigheid dier tijden.<br />
De monnikken van Vallombreufe befchuldigden<br />
hunnen bisfehop van veele misdaden en om de<br />
waarheid hunner befchuldiging te ftaven, verzogten<br />
zij het oordeel Gods door vuur te mogen<br />
ondergaan. Hun verzoek ingewilligt zijnde, vertoon-
EES ni. G E S C H I E D E N I S . - 193<br />
toonde Petrus Aldobrandinus, die een dier monnikken<br />
was, zich in zijn priesterlijk gewaad,<br />
; met een kruisbeeld in de hand voor eenen grooten<br />
brandenden houtftapel. Hij begaf zich blootvoets<br />
in de vlammen, trcedde langzaam door het<br />
vuur heen tot aan de andere zijde, zonder zich<br />
of zijne kleeding ietwes te befchadigen. Ja, men<br />
wil zelfs dat deze Salamanderfche Aldobrandinus<br />
zoude gevraagt hebben, hoe lang men wilde dat<br />
hij in de vlammen zoude blijven? en dat hij<br />
zelfs te rug keerde om zijnen mantel optenemem<br />
Credat Judeus Appella. Het gaan van Petrus<br />
door 't vuur was flechts een dier treken van Arlekijn,<br />
even zeer dienende om de onbelchaamdheid<br />
van den acteur als om de domheid van de<br />
aanfchouwers aantctoonen.<br />
D E belachlijke gewoontens, welke, gedurende<br />
dat tijdvak, de-overhand hadden in 't Westen beledigden<br />
alles Wat eerenswaardig en groot is in<br />
den Christelijken godsdiensr. Het feest der zotten<br />
en dat der ezels wierd in dien tijd in verfcheide<br />
kerken gevierdt. Op dien feestdag wierd<br />
een perfoon, de bisfehop der zotten genoemt, in<br />
choorgewaad en op een ezel gezeten tot in 't<br />
midden van de kerk begeleid. Of zulks gefchiedde<br />
ter eere of ter befpotting van 's Heilands<br />
komste te Jerufalem op eenen ezel, kan met<br />
geene zekerheid bepaalt worden. Deze uitfporige<br />
feesten gingen verzeld van dansfen in de kerk,<br />
N van
194 H I B E N C A A G S É H E LES ta.<br />
van eten en drinken van 't altaar en van de ontuchtigfte<br />
kluchtvertooningen. Wonderdadige gebeurtenisfen<br />
waren in dien tijd menigvuldig.<br />
Een Duitsch Heilig toog aan 't hoofd van Otho<br />
en deszelfs leger vooruit, toen deze het Franfche<br />
rijk ging aanvallen. Otho evenwel, in weerwil<br />
der voorzegging en des bijftands van zijn heilig,<br />
wierd geflagen en genoodzaakt de vlucht te nemen.<br />
Toen was het dat de ^heilige Franciscus<br />
voor zijne landgenoten ftreed en hunne vijanden<br />
op de vlugt dreef. Zegepraalden de Alfonzo's<br />
in Spanje over de Mooren, 't was niet door hunne<br />
voorzichtigheid en moed, maar om dat de<br />
heilige Jacob, gezeten op een wit paard, zich<br />
aan 't hoofd delde van het Christelijke leger. —<br />
Een breeder verhaal van die uitlporigheden zou<br />
den lezer verveclen en walgen.<br />
WETENSCHAPPEN IN DE TIENDE EN<br />
ELFDE EEUWEN.<br />
ONKUNDE is de vijandin van wetenfchap.<br />
Zoo lang de menfehen niet verlangen zich te<br />
ontdoen van 't juk der flavernij, verachten en<br />
verzetten zij zich tegen alles wat ftrekken kan<br />
tot verlichting van 't menfchelijk verftand. De<br />
vermaarde^ Gerbert ftichtte een fchool van wiskunde<br />
te Rheims, waarin hij zelf de gronden<br />
dier wetenfchap onderwees. Zijne kennis in de<br />
wiskunde had hij verkregen bij de Arabieren en<br />
Spanjaarden. Na zijn dood werd hij behandelt<br />
als
LES in. G E S C H I E D E N I S . IJ$<br />
als een toveraar; men zeide, dat hij een verdrag<br />
had aangegaan met den duivel, wiens klaauwen<br />
hij met veel moeite ontlhapte. Eene aantijging<br />
van die zoort is een fterk bewijs hoe ver hij boven<br />
de eeuw was, in welke hij leefde. De hooge<br />
levenftand, tot welken hij zich verhief, zijne<br />
uitgebreide kennis in de darren en wiskunde, de<br />
werktuigen, Weiken hij uitdagt ter bevordering<br />
der wetenfehappen, waren in die duistere eeuw<br />
overgenoegzaam om hem te doen houden voor<br />
een duivelskonstenaar. De fchoolfche wijze van<br />
redeneeren, welke Goddelijke en menfchelijke<br />
kennis te niet maakt en verward, had toen plaats;<br />
Welfprekenheid was enkel een ijdelen woordenklank<br />
bevattende zoutelooze zinfpelingen en verkeerde<br />
afbeeldingen op de verwardfte wijze te<br />
famengeraapt. De bouw-, beitel- en fchildër?<br />
konst waren allen in een' ruwen ftaat.; De Gothifehe<br />
fmaak had de overhand en de werken van<br />
die foort, welke nog zijn overgebleven, fchoon<br />
ftout en ftaatelijk, zijn gebrekkig, zonder orde<br />
en waren fmaak. Het Turklche zwaard verhielde<br />
de wetenfchap in 't oosten. Conftantinopolen,<br />
Spanje en groot Cairo, waren de eenige<br />
plaatzen, waar eenige fporen van geleerdmakende<br />
kennis overbleven, en Avicenna, de Arabier,was,<br />
in die tijden, de vermaardfte man om zijne<br />
geleerdheid en bedrevenheid in de geneeskunde.<br />
N 2 GE-
196 ' H E D E I J D A A C S C H E LES ia.<br />
GESCHIEDENIS DER NOG NIET GEMEL<br />
DE NATIËN.<br />
DE gefchiedenis van de Noordfclie daten van<br />
Europa voor de tiende eeuw, levert weinige onderrigting<br />
wegens derzeiver regeeringsvormen en<br />
zeden. Dit weten wij evenwel, dat de maatfehappij<br />
in Rusland, Deenmarken, Zweden, Polen,<br />
Hóngarijen en Bohemen dezelfde vorderingen<br />
niet gemaakt had, als die in de zuidelijke koningrijken<br />
van Europa. Op de jaarboeken dezer<br />
volken is meer ftaat te maken, in het bovengemelde<br />
tijdvak. Zij begonnen als toen een beftendiger<br />
regeeringsvorm te verkrijgen en een verband<br />
te hebben met andere Etiropafche mogendheden.<br />
In de elfde eeuw daagden zij een weinig<br />
op uit hunnen vorigen duisteren ftaat. Polen nam<br />
den Ghristelijken godsdienst aan. Otho de groote<br />
maakte het tot een koningrijk, ter gunste van<br />
Boleslaus I, die door een wijs gedrag den voorfpoed<br />
vermeerderde z :<br />
jner onderdanen en hen géducht<br />
maakte voor hunne naburen. Hij veroverde<br />
Moravië en Silezië, welken door het verkeerd<br />
gedrag zijn's zoons, Micislaus II, weder<br />
verloren werden. Na den dood van Micislaus,<br />
verbanden de Polakken deszelfs weduwe, en de<br />
jonge Cafimir, in 's moeders rampfpoed deelende,<br />
nam de wijk in de abtdij van Clugnij, in<br />
Frankrijk, alwaar hij het monnikken kleed aannam.<br />
Cafimir werd eenige jaren daar na te rugge-
EES m. G E S C H I E D E N I S . 197<br />
geroepen door zijne onderdanen cn betoorde zich<br />
als koning niet minder groot te zijn dan hij als<br />
monnik deugdzaam geweest had. Boleslaus II,<br />
zoon van Cafimir noodzaakte de Rusfèn fchatting<br />
aan hem te betalen, herwon Moraviè* en Silezië<br />
en verleende edclmocdiglijk belcherming<br />
aan den koning van Bohemen. Als toen was<br />
Polen ten hoogden top • van nationalen roem.<br />
Doch de luister van dat koningrijk verdoofde in<br />
een oogenblik, en Boleslaus zelf ondervond de<br />
treurige omwenteling der fortuin. Een verfchil,<br />
tusfehen hem en den bisfehop van Cracow ont-<br />
;<br />
ftaan, veroorzaakte dat de koning door den bisfehop<br />
in den kerkban gedaan werd; Boleslaus,<br />
• woedend over deze daad, begaf zich naar de<br />
• kerk en doodde den Prelaat aan den voet van 't<br />
' altaar. De beruchte Gregorius VII, die de koningen<br />
en derzeiver onderdanen ' deëd beevcn,<br />
1 was toen Paus. De moord, gepleegt aan een<br />
kerkbedienaar, wekte zijne wraak op, en hij<br />
i blixemde den ban van Rome uit tegen den koi<br />
ning en het volk. Hildebrand zette Boleslaus af<br />
en ontnam Polen den tijtel van koningrijk. De<br />
. ongelukkige koning, door zijne onderdanen verbannen,<br />
was genoodzaakt zich te vermommen en<br />
i zijne veiligheid in de vlucht te zoeken. De<br />
' woede der priesteren vervolgde hem overal, en<br />
i de hertog van Bohemen, dien hij edelmocdiglijk<br />
il had bijgeftaan in deszelfs tegenfpoeden, weigerde<br />
i hem eenige befcherming te verkenen. Als vluch-<br />
N 3 te-
Ï98 H E D E N D A A G S C H E LES in,<br />
teling, van plaats tot plaats herom zwervende,<br />
was hij verplicht zich tot den laagden ftand te<br />
vernederen, tot dat hij ten laatden door eene<br />
bende moordenaars een einde zag maken van zijn<br />
leven en van zijne rampen. Polen wierd tot een<br />
hertogdom gemaakt, verloor deszelfs luister en<br />
hield op eene vertooning te maken onder de na<br />
tiën van Europa. In die dagen der kerkelijke<br />
magt was een •yerfchil met de geestlijkhcid de<br />
onaangenaamfte zaak, in - welke een gekroond<br />
hoofd kon gewikkelt worden.<br />
D E tijtel van koningrijk, aan Polen ontnomen,<br />
wierd door den keizer gefchonken aan Bohemen.<br />
Wratislaus deszelfs eerfte koning, veroverde Mo-<br />
ravië, Silezië en een gedeelte van Polen. Hon-<br />
garijen kwam eerst uit de duisternis van 't hei<br />
dendom opdagen. Geijfa, het opperhoofd der<br />
Hongaren, omhelsde het Christendom, verzachtte<br />
de woeste zeden zijner onderdanen door wijze<br />
wetten, en Stephanus, deszelfs zoon, die 's va<br />
ders voetftappen drukte, verwierf van den Paus<br />
den tijtel van Apostel van Hongarijen. Rusland<br />
werd omtrent denzelfden tijd Christens en om<br />
helsde den eerdienst der Griekfche kerke. Ula-<br />
dimir huwde aan eene Griekinne, omhelsde ha<br />
ren Godsdienst, en de hertogen van Rusland be<br />
ginnen zich te vermaagdichappen met andere<br />
vorsten van Europa. Hendrik I. koning van-<br />
Frank-
LES m. G E S C H I E D E N I S .<br />
199<br />
Frankrijk, nam eene Rusfifche princes ten vrou<br />
we.<br />
DE zeevaart en koophandel bleef den rijkdom<br />
vermeerderen van het Venetiaansch gemeenebest,<br />
gedurende de elfde eeuw. Die ftaat breidde deszelfs<br />
handel aan alle kanten uit. Zijne vloten<br />
bragten van Egijpte de voortbrengzels van Afia,<br />
welke door gansch Europa verfpreid werden.<br />
De kooplieden van Venetië waren toen ter tijd<br />
rijker dan koningen. De overwinningen door de<br />
Venetianen behaalt over de Hongaren, toonen<br />
den fehielijken aanwas der ma^t dier Republikeinen<br />
aan. Gedurende dit tijdvak befloten de<br />
Dalmatiërs, na eene vrije en algemecne beraaddaging,<br />
zich aan de Venetianen te onderwerpen,<br />
die toen eene luisterrijke vertooning maakten onder<br />
de eerfte ftaten van Europa. De Genuè'zen,<br />
na langen tijd de flavcn van dwingelanden te zijn<br />
geweest, verbraken hunne ketens, verbanden<br />
hunne onderdrukkers, verkozen eenen Doge, rigtten<br />
een Senaat op, vormden eene zeemagt, en<br />
zagen zich in weinige jaren in eenen tocftand om<br />
met de Venetianen de heerfchappij der zee te<br />
betwisten, en met hen de winsten van den koophandel<br />
te deelen.<br />
O M W E N T E L I N G E N .<br />
DUITSCHLAND werd gedurende de elfde<br />
eeuw zeer verzwakt, nadien de keizers verlang?<br />
N 4 den
000 H ! B E ND A A SS C H E LES IH.<br />
den in 't bezit te blijven van Italië. De twisten,<br />
tusfehen het priesterdom en het rijk, waren de<br />
bron van veele beroeringen, welke den throon<br />
fchokten en een einde maakten aan alle gezach.<br />
DE omwenteling in de familje van Pepijn,<br />
welke in Frankrijk gefchiedde ten voordeele van<br />
Hugo Capet, nam haar oorfprong uit de verminking<br />
der Landfchappen bij de afzetting van<br />
Karei den dikken. Deszelfs opvolgers hadden<br />
het grootfte gedeelte hunner Domeinen verloren,<br />
eeniglijk bleven zij Rheims en fommige andere<br />
fteden in bezit houden. Een zoo zwakke magt<br />
was buiten ftaat om lang achter een de teugels<br />
te ftuuren van eene Leenregeering, welker opperhoofd<br />
magtiger zoude geweest zijn dan deszelfs<br />
leenmannen. Het was ook niet in hunne<br />
magt vreemde invallen te fluiten > de wanorders<br />
eens burgerkrijgs te beletten en hunne onderdanen<br />
eerbied in te boezemen voor hun gezach. Dit gebrek<br />
aan vermogen, de bron van veele onheilen,<br />
ftelde hen bloot aan den haat en de verachting<br />
der natiën. Er ontftond een algemeen misnoegen.<br />
Alles bereidde zich eenigen tijd tot eene<br />
omwenteling, en toen dezelve voorviel was het<br />
redelijk te denken dat dezelve moest voorvallen<br />
ten voordeele van Hugo Capet, een der magtigfte<br />
Baronnen van Frankrijk en die zich door zijne<br />
uitmuntende diensten had bemind gemaakt bij 1<br />
volk.
IES ui. G E S C H I E D E N I S . 2.0Ï<br />
volk. De geestelijkheid, een geducht ligchaam<br />
uitmakende, verhaastte de omwenteling. Karei<br />
van Lotharingen, de wettige erfgenaam van Lodewijk<br />
V, liet een losbandig priester gevangen<br />
zetten, dit wierd van de geestelijkheid aangezien<br />
als een hoon hare orde aangedaan, en haare<br />
wraakzuchtige geest vervreemde van hem de genegenheid<br />
des volks. De kerkelijken vestigden<br />
het oog op Hugo Capet als de eenige deun van<br />
den ftaat, en verleenden hunne hulp om hem op<br />
den throon te plaatzen; van daar de erkentenis<br />
welke Hendrik en deszelfs zoon aan de bedienaars<br />
der kerke betoonden.<br />
DE oorzaken welken eene omwenteling in Engeland<br />
moesten bewerken, ten voordeele van<br />
Willem van 'Normandijë, beftonden insgelijks.<br />
De Engelfchen, die dikwijls vreemden tot koningen<br />
gehad hadden, te weten Saxen en Deenea,<br />
moesten des minder afkeerig wezen'van de oogmerken<br />
van Willem dan zij anders zouden geweest<br />
zijn. Harold behoorde niet tot de Saxifche<br />
linie der koningen; hij had zich van den throon<br />
meester gemaakt ten nadeele van den wettigen<br />
erfgenaam, en alhoewel het recht van opvolging<br />
als toen eigenlijk niet bekent noch bepaalt was,<br />
waren veelen evenwel in hunne harten overtuigt<br />
dat Edgar Athelings meer en beter recht had<br />
dan Harold. Dit moest hen afkeerig maken van<br />
Harolds regeering; en dewijl zij te zwak waren<br />
-N 5 om
Ü02 H E B E N D A A C S C H Ï LES HE<br />
om den eigenlijken erfgenaam op den throon te<br />
plaatzcn, begunstigden zij den eisch des Normands<br />
meer dan dien van Harold. Sommige<br />
groote Baronnen, wier recht op de kroon van<br />
Engeland zoo goed was als dat van Harold,<br />
konden zich beledigt rekenen over de voorkeur,<br />
en daar zij eigens niet konden regeeren, moesten<br />
zij eene omwenteling begunstigen ten voordeele<br />
eens vreemden. De tocht van Willem wierd van<br />
't volk goedgekeurt en in die dagen van onkunde<br />
en bijgeloovigheid had de goedkeuring of<br />
afkeuring van zijne heiligheid eenen wonderbaaren<br />
invloed op de gemoederen der menfehen.<br />
Harold, met 's Pauzen ban beladen, moest noodwendig<br />
verlaten worden van verfcheidene zijner<br />
onderdanen als iemand ter verdelginge gewijd;<br />
terwijl Willem befchonken met den zegen van<br />
Rome, befchouwt ftond te worden als eenen<br />
gunsteling des hemels. De geest der tijden, de<br />
krijghaftige bekwaamheid van Willem en de<br />
dapperheid zijner troepen, bragten veel toe tot<br />
de Normandifche omwenteling. Doch de voornaamfte<br />
oorzaak, welke ook in de gefchiedenis<br />
behoort vermeld te worden, was de tusfehenkomst<br />
der voorzienigheid, die alle menfchelijke<br />
zaken beduurt. Nationale wisfelingen en omwentelingen<br />
geleideden niet bij geval. Zij worden<br />
verordent door den Almagtigen beheerfcher der<br />
wereld, zoo dat wanneer de menfehen eenig beduur
LES ÏÏK G E S C H I I B I K I S . 403<br />
ftuur fchijnen te hebben over die gebeurtenisfen,<br />
dezelve indedaad geleid worden door eene onzichtbare<br />
hand. De tijd derhalven tot eene omwenteling<br />
was in den weg- der voorzienigheid,<br />
daar. Harold kreeg de nederlaag en wierd geflagenj<br />
Willem beklom den throon van Engeland. <br />
VIER-
20 4 H E D Ï N Ï A A G J C H Ï LES IV.<br />
V I E R D E L E S .<br />
Schets van de Gefchiedenis der Oosterfche Natiën;<br />
Mahomed, deszelfs Godsdienst, zijn voorfpoed en<br />
die zijner opvolger en. Wetten, Zeden, Koristen,<br />
Kidderfchap.<br />
CHINA.<br />
M EN kan met waarfchijnlijkheid ftellen dat<br />
de Chinefen uit Egijpten oorfprongelijk zijn.<br />
Ten minsten, indien wij aan 't verhaal van reizi<br />
gers mogen geloof daan, is 'er eene treffende<br />
gelijkenis tusfehen de-inwooners van China en<br />
de oude Egijptenaren. Hoe dit ook zij, de Chi-<br />
neefche natie fchijnt van eene hooge oudheid te<br />
wezen, dewijl men zegt dat de konsten onder<br />
haar gebloed hebben, lang voor de tijden van<br />
welken wij eenige zekere kennis bezitten. Wij<br />
mogen evenwel twijvelen of de Chineefche natie<br />
zoo oud zij als men ons zou willen doen geloo-<br />
ven. De oorfprong van alle volken, zoo als de<br />
zelve door de Gefchiedfchrijvers word opgegeven<br />
(de fchrijvers der gewijde bladeren alleen uitge<br />
zonden) is gedeeltelijk op verdichtzel gegrond.<br />
De Chinefen, naar het karakter door Anfon's<br />
reisbefchnjver van hen gegeven, fchijnen den<br />
lof nief te verdienen, met welken eenige heden<br />
daagfche fchrijvers van hen gefproken hebben.<br />
Ab
LEST iv. G E S C H I E D E N I S . 205<br />
Alhoewel een fchip van die grootte als de Centurion<br />
nooit in hunne zeen gezien was, floegen<br />
de Chinefen 'er nogthans weinig acht op. Zij,<br />
die met hen gehandelt hebben, fchilderen hen af<br />
als een lafhartig en diefachtig volk, altoos geneigt<br />
om door allerlei treken te bedriegen en<br />
afteknevelen. Het Chineefche rijk heeft nooit<br />
die omwentelingen ondervonden, welke bij andere<br />
volken zoo dikwijls plaats gehad hebben: zulks<br />
kan gedeeltelijk worden toegefchreven aan de<br />
groote inkomsten des keizers, die door eene geringe<br />
meerderheid van fchatting nooit aangelokt<br />
word de ftaatsgefteldheid van 't rijk te veranderen<br />
, en gedeeltelijk om dat het volk geene<br />
meerdere ftaatkundige vrijheid verlangt. Hunne<br />
kundigheid is, uit hoofde van de moeilijkheid<br />
in 't leeren van de woorden hunner taal,<br />
zeer bepaald; zij houden zich geftadig bezig<br />
met den akkerbouw en den kóóphandel; zij zijn<br />
zeer gehegt aan oude gewoontens en verplicht<br />
veelvuldige godsdienstplechtigheden bij te woonen,<br />
het een en ander laat hen geen tijd over<br />
om aan eene verandering van hunnen regeeringsvorm<br />
te denken. Zij gehoorzamen zonder morren,<br />
mits men hen hunne tegenwoordige ftaatsgefteltheid<br />
late behouden. De Chineefen zijn een<br />
rijk volk, nadien de voortbrengzels van hun<br />
land, welke naar alle gewesten der wereld worden<br />
uitgevoert, hen goud en zilver in overvloed<br />
aanbrengen; doch verkleeft aan hunne oude gewoon-
206 H E O E N D A A G S C H E EES IV.<br />
woontens, heeft de rijkdom dien invloed gehad<br />
op hunne zeden, gelijk dezelve gehad heeft en<br />
nog behoud op de zeden der Europanen.<br />
CONFUCIUS, een Chineesch wijsgeer, bloeide,<br />
zoo men zegt, lang voor de jaartelling dei-<br />
Christenen, ook zouden zijne aframmelingen nog<br />
in China beftaan. Hij was een groot man. De<br />
zedenkundige wijsbegeerte was zijne geliefde ftudie<br />
en de ftelregels, welke men aan hem toefchrijft,<br />
(zoo die wezenlijk van hem zijn) zijn<br />
geheel werkdadig. Zie hier fommigen derzelven.<br />
M Hij alleen is een wijsgeer, die eene doorgron-<br />
„ dige kennis heeft van menfehen en zaken; die<br />
„ onderzoekt en zich door de rede laat leiden,<br />
„ altoos de paden van waarheid en gerechtigheid<br />
„ bewandelende. Daar is eene hemeliche rede<br />
„ en eene wereldlche aanvulling tot dezelve.<br />
„ Hemelfche rede is het deel des heiligen, de<br />
„ aanvulling is die des wijzen. De wijze man<br />
„ is de ftrengfte bcrisper van zich zeiven; hij is<br />
„ zijn eigen rechter^ zijn eigen getuigen en be-<br />
„ fchuldiger. Liefdadigheid is eene redelijke en<br />
„ beftendige aandoening, welke ons verbind het<br />
„ welzijn van 't menschdom te raadplegen en te<br />
„ bevorderen, zijnde een gedeelte van het ge-<br />
„ heel verecnigt met onze evenmenfehen en ge-<br />
lijkelijk deelende in derzeiver voorfpoed en<br />
„ tegenipoed."<br />
' I N -
LKS iv. GESCHIEDENIS. ao7<br />
I N D I E.<br />
D E Indianen zijn van eene overgroote oudheid;<br />
een keten bergen fcheid Indostan van Tartarijën<br />
ten noorden, van China ten oosten, en van Periië<br />
ten westen: het overige van 't land word omvan<br />
gen van de zee. Indië, aan deze zijde van de<br />
Ganges, was langen tijd onder de heerfchappij<br />
der Perfianen. Alexander de grooten zette zijne<br />
veroveringen voort tot aan dat land. De Grie<br />
ken, voor den tijd van Alexander, reisden naar<br />
Indië om kundigheden optedoen. Pijtbagoras liet<br />
zich onderwijzen door de Indifche Gijmnofophis-<br />
ten. Hij ontving van hen de leer der zielsver<br />
huizing, een leerftuk, het welk in Indië altoos<br />
de overhand . had. Men zegt insgelijks dat- hij<br />
van de Gijmnofophisten het vermaard Befchouw-<br />
lijk voorftel ontving, te weten, dat de drie hoe<br />
ken van een driehoek gelijk zijn aan twee regt<br />
hoeken. Pilpaij was hunnen vermaardften fchrij-<br />
ver. Hij muntte uit in zedekundige fabels. De<br />
Godsgeleerdheid der Brachmannen leverd .een<br />
goed bewijs dat de Indifche Godsdienst oorfprong-<br />
lijk gegrond was op eerfte waarheden, aan alle<br />
menfehen bekent, en welken het hoofdzakelijke<br />
uitmaken van den natuurlijken Godsdienst. De<br />
Bijgeloovigheid voerde onder de Indianen eene<br />
affchuwlijke gewoonte in, welke nog heden bij<br />
hen ftand houd, en hier in beftaat, dat wanneer<br />
een gehuwd man fterft, ééne zijner vrouwen,<br />
want
208 H E D E N D A A G S C H E EES IV.<br />
want de veelwijverij is in dat land gewettigt,<br />
het voorrecht heeft-zich niet deszelfs lijk te laten<br />
verbranden. De vrouwen des overledenen, dooide<br />
Braininen aangemoedigt, betwisten eikanderen<br />
die eer, en zij, die op deze wijze derft, word<br />
gehouden hem de meeste genegenheid te hebben<br />
toegedragen: een vreemd bewijs van huwelijksliefde!<br />
Geene ongerijmdheden of wreedheden<br />
worden onmooglijk voor eene verhitte verbeelding.<br />
De Europafche vrouwen mogen zich gelukkig<br />
achten dat men haar geen dergelijk bewijs<br />
van hare genegenheid voor eenen overledenen<br />
echtgenoot afvordert.<br />
VOOR het begin van de vijftiende eeuxv was<br />
Jndië' enkel bij naam bekent van de Europanen.<br />
De Arabieren, die op dat land met de inwoners<br />
handel dreven, verkogten deszelfs voortbrengzels<br />
te Conftantinopolen en te Alexandrijën, en de<br />
Franken bragten die van daar naar de andere<br />
deelen van Europa. De Venetianen werden naderhand<br />
de handeldrijvers van ons werelddeel,<br />
en haalden van Alexandrijën de koopwaren van<br />
't oosten: Doch toen de Portugeezen de vaart<br />
om de kaap de goede hoop naar de Oost-Indien<br />
gevonden hadden, en de zeevaart gemakkelijker<br />
gemaakt was door 't ontdekken van de zeilfteen<br />
en de uitvinding van de kompasnaald, bragten de<br />
Europanen in derzeiver onderfcheide landftreken<br />
de Indifche waren in grooter overvloed en tot<br />
ma-
LES IV. G E S C H I E D E N I S , ; 2og<br />
matiger prijs over. Dan, hier van in 't vervolg<br />
nader.<br />
P E R S I É.<br />
DE Peruanen waren altoos een fchrauder volk.<br />
De beruchte Lockman; die de zedenkunde leeraarde<br />
onder verdichtzels en bloemipreuken, was<br />
een Peruaan. De leeringen van den zoo wel<br />
bekenden Zoroaster houden nog ftand in Perfiè'.<br />
NOUSHIRVAN, of Cosroës de groote, had<br />
omftreeks het einde van de zesde eeuw het Perfifche<br />
rijk tot in Arabië uitgebreid, de fchrift<br />
door 't oosten verlpreid, de dad van Antiochiën<br />
ingenomen, en Justinaan den Griekfchen keizer<br />
genoodzaakt vrede te maken, om welken te bekomen<br />
die keizer eene groote fomme gelds moest<br />
betalen, met belofte van eene jaarlijklche fchatting<br />
daar boven. De kinderen van Cosroës den groo- 1<br />
ten, zulk eenen vader onwaardig, verwoestten<br />
Perfië door burger-oorlogen en moordenarijem<br />
M A H O M E D &a<br />
TERWIJL eene overftrooming van Barbaren<br />
in Europa fchrik en dood verfpreidde, was Mahomed<br />
bezig in de woestijnen van Arabië, de<br />
grondflagen te leggen van eenen nieuwen godsdienst,<br />
die nog ftand houdt, en van de toekomftige<br />
magt der Saracenen. De omwenteling in<br />
den godsdienst door Mahomed in Arabië bewerkt<br />
O m
oio H E D E N D A A G S C I I E LES IV.<br />
cn de uitwerking daar van op andere koningrijken<br />
verdienen eene aandachtige overweging. Een<br />
man, die door de enkele kracht van natuurlijke<br />
vermogens, zonder opvoeding, zonder middelen<br />
of vrienden, woeste horden, die over eene verbazende<br />
uitgeftrektheid lands veripreid waren,<br />
vereenigt, dezelven bezielt met eenen zelfden<br />
geest, en hen alle een zelfde einde doet bedoelen,<br />
hen zoo verre brengt dat zij zich aan zijnen<br />
godsdienst, aan zijn gezach en aan zijne wetten<br />
onderwierpen, zoo veel vermogen op hen heeft<br />
om hen een zoo voornamen rol op het tooneel<br />
des werelds te doen loeien; den ouden throon<br />
en godsdienst van Pcrfië omwerpt, een ftuk, het<br />
welk de Romeinfche wapens nooit konden volvoeren<br />
; aan de keizers van Conllantinopolen de<br />
rijkfte wingewesten van Afia en van bijna geheel<br />
Afrika ontneemt; meester wordt van Spanje; het<br />
overige van Europa bedreigt met flavernij, en in<br />
minder dan een eeuw een uitgebreider rijk vormt<br />
dan ooit op aarde beftaan had, een man, zeg ik,<br />
die zonder opvoeding, zonder vrienden en middelen<br />
zulks verricht, moet gewis de ziel met<br />
verbaastheid treffen, en onze nieuwsgierigheid<br />
opwekken om de oorzaken van deze groote gebeurtenis<br />
naartefporen.<br />
DE Arabieren waren aan andere volkeren onbekent.<br />
In familjen verdeelt of in afgezonderde<br />
cn onafhanglijke horden, vercenigden zij fomtijds<br />
zich
LES iv. GESCIIIEDENI S, 2ÏÏ<br />
zich om op eenen tocht ter plundering uittcgaan,<br />
het eenige middel van bedaan der Arabieren, die<br />
op de grenzen woonden. Zij, die zich land-<br />
waards - in onthielden, maakten hunne voornaamfle<br />
bezigheid van de veehoederij. Zonder een vast<br />
verblijf te hebben, vervoerden zij hunne losfe<br />
woningen van plaats tot plaats op karren. De<br />
kleene en groote deden waren gebouwt in die<br />
oorden van Arabië, welken aan de zee of in de<br />
nabuurfchap van de Romeinfche landfchappen<br />
gelegen waren; aldaar wierden de vrugten van<br />
den grond, de kudden en den gemaakten buit<br />
zorgvuldig bewaakt. De Arabieren, die deze<br />
groote deden bewoonden, ftonden enkel onder<br />
het gezach van de rijkden onder hen. Zonder<br />
vastgelïelde wetten, zekere overftcn of wettige<br />
ondergefchiktheid, gaven zij zich toe aan allerlei<br />
uitlporigheden. Hunne zeden waren ijslijk los<br />
bandig, alle gevoel, oprechtheid, menschlieven-<br />
heid en zedigheid was uit hunne harten gebannen.<br />
Hun godsdienst beftond uit de lompfle afgoderij*<br />
en was zaamgeftelt uit de flechtfte leerdellingen<br />
van de verfchillende fecten, welke zoo menig<br />
vuldig in Alië waren. De Arabieren gelooven<br />
afdammelingen te zijn van Abraham; de befnij-<br />
denis, wasfchjngen en reiningcn zijn bij hen in<br />
gebruik, het vleesch van zekere dieren houden<br />
zij voor onrein. Zij verbeelden zich dat het op<br />
perde wezen drie dochters heeft, even eeuwig<br />
O 2 met
2i2 H E D E N D A A G S C H E LES IV.<br />
met het zelve, ook eeren zij eene menigte mindere<br />
afgoden.<br />
DE tempel van hunnen voornaamften afgod<br />
was in Mecca, waar de beruchte fteen Bdathra<br />
bewaard wierd, welke, (indien men fommige<br />
Gefchiedfchrijvers gelooven wil), zwart wierd<br />
wanneer iemand zijn onfchuld verloor. Zij begaven<br />
zich van alle oorden van Arabië in bedevaart<br />
naar Mecca. Deze ftad was, bij uitmuntenheid,<br />
de heilige ftad. De toevloed der bedevaartgangers<br />
vermeerderde den rijkdom en 't aanzien<br />
dier ingezetenen, die geëerbiedigt wierden<br />
als den voornaamften ftam in Arabië.<br />
G E B O O R T E V A N M A H O M E D .<br />
D E ftam der Korafchiten hield den eerften<br />
rang in Mecca. Mahomed, die van een jonger<br />
tak van die familje afdamde, wierd geboren in<br />
het jaar vijfhondert een en zeventig, van de<br />
Christen tijdrekening. Hij verloor zijne ouders<br />
kort na zijne geboorte, en Aboutaleb, zijn oom<br />
van 's vaders zijde, bragt hem op. Van zijn<br />
oom begaf hij zich ter woon bij een winkelier in<br />
Mecca, en won zeer ipoedig het vertrouwen<br />
zijn's meesters. Deeze een bankbreuk gemaakt<br />
hebbende, wierd Mahomed als flaaf verkogt aan<br />
eenen Ismaëlitifchen koopman, die hem in zijnen<br />
dienst naar Sijrië zondt. Terwijl Mahomed daar<br />
bezig was de zaken zijns meesters waartenemen,<br />
had
LES iv. GESCHIEDENIS. 213<br />
had hij gelegenheid zich te oeffenen in de befchouwing<br />
en het vergelijken der wijze op welke<br />
de Roomfchen leefden, derzeiver wetgeving, regeering,<br />
zeden en voornamenlijk hunnen godsdienst.<br />
In het Land, waar hij zich toen bevond,<br />
was de wet en het Euangelie of het Jodendom<br />
en het Christendom te famen vermengt. Hij<br />
vergeleek de beide godsdiensten, en getroffen<br />
door den grooten naam van Mozes en Jefus<br />
Christus, vormde hij het ontwerp om de dichter<br />
te worden van eenen nieuwen godsdienst, gefchikt<br />
ter verlichtinge en befchavinge zijner landgenoten.<br />
Al fpoedig ontfloeg hij zich der flavernije,<br />
kwam in dienst bij Cadigah, eene rijke<br />
weduwe, aan welke hij vervolgens huwde. Van<br />
arm werd hij eensklaps bemiddelt, thans zette<br />
hij zijn ontwerp ernstig door, en hij wierd het<br />
hoofd eener nieuwe fecte. Om zijne beramingen<br />
te doen gelukken, fcheen hij tot een afgezondert<br />
leven overtehellen en verrigtte veele liefdadige<br />
werken, fomtijds week hij naar de woestijr.e en<br />
kwam van daar te rug met eene houding van<br />
opgetogenheid, en met een gelaat, op 't welk<br />
,de verbaastheid was uitgedrukt. Door zulk een<br />
gedrag verwierf hij zich bewonderaars, iprak van<br />
openbaringen, met welken hij begunstigt was,<br />
en haalde zijne vrouw Cadigah over zijne gezegdens<br />
voor waarheid aantenemen. Het geruchtvan<br />
Mahomed en van deszelfs openbaringen verfpreidde<br />
zich fpoedig door Mecca, ganfche ben-<br />
0 3 den
ai4 H E D E N D A A G S C I I E CES IV.<br />
den begaven zich om den propheet aantehooren<br />
en 't getal zijner volgers nam dagelijks toe.<br />
DE grondleeringen van Mahomeds nieuwen<br />
godsdienst zijn deze. Te gelooven in een eenig,<br />
eeuwig, oneindig, wijs en goed God, fchepper<br />
des werelds, onderhouder en vriend der menfehen;<br />
hem te beminnen en zeven malen daags<br />
tot hem te .bidden; gedurig aan hem te denken<br />
en hem te eeren door godsdienstige plechtigheden.<br />
De wetten der maatfehappij in acht te nemen,<br />
waar door ons eigen geluk en dat onzer<br />
evenmenfehen bevordert cn verzekert word; alle<br />
menfehen lief te hebben; den armen te onderdennen;<br />
barmhertig te zijn jegens allen, zonder<br />
zelfs dat gedeelte der dierlijke fchepping, het<br />
welk ten nutte en dienst van den mensch ftrekt,<br />
voorbijtegaan. Zoodanig zijn de leerftukken van<br />
Mahomed. Het zedelijk gedeelte zijns godsdiensts<br />
richtte hij naar de zinnelijke lusten dei-<br />
Arabieren. In eene warme landftreek wonende,<br />
was de trek tot onwettige vermaken, met de<br />
vrouwelijke kunne hunne overheerfchende drift,<br />
Mahomed ftond zijn aanhangers het gebruik toe<br />
van vier vrouwen en van zoo veele flavinnen als<br />
zij verkozen. In hoedanigheid van propheet<br />
veroorloofde hij zich zelve vijftien wijven.<br />
Schoon barbaars in zijne onverdraagzaamheid,<br />
wagtte hij zich nogthans dezen geest te doen bemerken<br />
in den aanvang zijner zending, wel weten*
EES iv. GESCHIEDENIS. 315<br />
tende dat deze onmenfchelijkheid hem haatlijk<br />
zou maken en grootelijks hinderlijk zijn aan zijne<br />
oogmerken.<br />
OVERTUIGT dat de menfehen uitterlijke te<br />
kenen nodig hebben om zich hunnen plicht te<br />
herinneren, gebood Mahomet de befnijdenis, de<br />
bedevaart naar Mecca en herhaalde wasfehingen;<br />
ook verklaarde hij dat God de geloovigen tot<br />
de waarneming van die plechtigheden verbond.<br />
Hij erkende Abraham, Mozes en Jezus Christus<br />
groote propheeten te zijn geweest, van welken de<br />
twee eerden wetten hadden gegeven aan de Jo<br />
den; dat de gezegende Jefus oneindig grooter en<br />
wijzer en daarenboven het meer bijzondere voor<br />
werp van Gods liefde, de ganfche wereld in<br />
zijne zending had begrepen; doch dat de Chris<br />
tenen, verbastert zijnde, God Mahomet had ver<br />
koren tot zijnen laatflen propheet, ten einde de<br />
waarheid en de deugd op aarde te herdellen.<br />
Aan de geloovigen beloofde hij krijgsgevangenen<br />
en een paradijs, waar zijne zinnelijke verbeelding<br />
allerlei vermaken plaatste, bijzonderlijk 't genot<br />
van overlchoone vrouwen: een leerduk, het<br />
welk, met dat van 't noodlot, berekend was om<br />
zijne aanhangers een geestdrift inteboezemen tar<br />
tende alle gevaren en den dood. In één woord,<br />
Mahomed verklaarde dat de Engel Gabriël, die<br />
hem den wil van God bekent maakte, hem deze<br />
wetten benevens het boek, in 't welk dezelve<br />
O 4<br />
BE<br />
"
2i6 H E D E N D A A G S C H E EES SV.<br />
befchreven waren, uit den hemel had aangebragt.<br />
ZIE daar den geest van Mahomeds godsdienst<br />
en het hoofdzakelijke van den inhoud des Corans.<br />
Om de toegenegenheid der deugdzamen te winnen,<br />
lijfde de bedriegeljjke Arabier wijzelijk de Christelijke<br />
zedekunde in zijn ftelzel in; en om het gemeen<br />
te behagen, 't geen altoos tot bijgeloof overhelt,<br />
liet hij het zelve verfcheide dwalingen van<br />
hunnen ouden godsdienst behouden. Indedaad, de<br />
Coran is vol van verwarringen, ongerijmdheden<br />
en tegendrijdigheden en bevat daarenboven eene<br />
menigte dwalingen, welke aanloopen tegen den<br />
godsdienst, de ftaatkunde, gefchiedenis en tijdrekening;<br />
doch het dichterlijke van dat boek is verheven;<br />
en de Coran word gehouden voor een<br />
mcesterftuk en voorbeeld van de Arabifche taal.<br />
DE nieuwe propheet vond nogthans tegenftanders;<br />
een geduchte cabaal verzette zich tegen<br />
hem; 't gezach trachtte hem rekenfchap te doen<br />
geven en hem te ftraffen als een bedrieger en oproermaker.<br />
In Mecca vervolgt, vluchtte hij naar<br />
Medina (e), waar zijne dweeperij zich met verba-<br />
zen-<br />
Ce) Vin den tijd van Mahomed's vlucht, welke in 't jaar onzes<br />
Heeren foa, het 44de jaar van des pro[ heets ouderdom voor<br />
viel, en het tiende van zijne bediening, rekenen de Mahoine-<br />
d.'iicn hunne jaartelling, welk tijtlftip in 'c Arabicsch genoemt<br />
vrui'tl Hierna, dat js, vlucht. » '
lts iv. GESCHIEDENIS. 417<br />
zende ihelheid verfpreidde. De inwoners van Medina<br />
namen zeer fpoedig zijnen leer aan, riepen<br />
hem uit tot opperhoofd, en erkenden aan niemand<br />
anders te willen onderworpen zijn. Hij ftelde zich<br />
aan 't hoofd zijner aanhangeren, die 't befluit namen<br />
om hunnen laatften druppel bloeds voor zijne<br />
zaak te ftorten. Hij toog naar Mecca, welke<br />
ftad hare poorten voor hem opende en zich aan<br />
hem als aan haar oppervorst onderwierp. Van<br />
daar trok hij door Arabië, bragt alle de Arabifche<br />
Horden, die tot dien tijd onderling verdeeld<br />
en onafhanglijk van eikanderen geweest hadden,<br />
onder zijne gehoorzaamheid en hij wierd hun<br />
koning en priester.<br />
GANSCH Arabië te ondergebragt hebbende,<br />
keerde Mahomed zijne wapenen tegen de Romeinen,<br />
floeg hen en ontnam hen de Landfchappen,<br />
welken zij verfcheide eeuwen bezeten hadden.<br />
Na verfcheiden verbazende verrichtingen ftierf<br />
hij te Medina, latende zijn land • vereenigt door<br />
zijnen godsdienst, befchaafd door zijne wetten,<br />
en geducht voor deszelfs naburen. Befpeurende<br />
dat de dood hem naderde, riep hij zijne vrienden<br />
bij een, dien hij drie dingen aanbeveelde, om<br />
altoos in acht genomen te worden door zijne aanhangers;<br />
te weten: dikwijls te bidden; de afgoderij<br />
in Arabië uitteroeijen, en aan elk, die tot<br />
zijn geloof over kwam, alle de voorrechten der<br />
O 5 Mu-
aig H E D E N D A A G S E H E EES IV.<br />
Mufulmannen toeteftaan. Deze aanbeveeling wierd<br />
geëerbiedigt als een gebod des hemels.<br />
ABUBEKER, Omar, Ali en Caled waren de<br />
vier hoofdlieden, die van Mahomed het zwaard<br />
Gods genoemt wierden. Ali was gehuwt aan<br />
Fatima, dochter van Mahomed bij Cadigah, en<br />
dezen meende hij tot zijnen opvolger te ftellen;<br />
doch Abubeker verkreeg den voorrang en voerde<br />
den tijtel van Caliph of ftedehouder des propheets.<br />
Abubeker toog naar 't midden van Arabië,<br />
ftilde een oproer, trok in Palestina, verfloeg<br />
het leger van den Griekfchen keizer Heraclius,<br />
nam Jerufalem in, kwam tot Damascus,<br />
en bragt, in twee jaren tijds, het grootfte gedeelte<br />
van 5ijrië onder. Zich eenen grooten<br />
naam verworven hebbende door zijne wijsheid en<br />
gematigtheid, ftierf hij arm.<br />
OMAR, die hem opvolgde volvoerde de verovering<br />
van Sijrië, voleindigde in eenen veldtocht<br />
de overwinning van Chaldea en Mefopotamië,<br />
vernielde in twee jaren tijds het Perfifche<br />
rijk; terwijl Amrou, één zijner veldoverften,<br />
zich van Egijpte, Libië en Numidië meester<br />
maakte (f).<br />
OTH-<br />
(f) De verovering van Egijpte door de Safaceenen was verzeld<br />
van cm ongeiuk, het welk door ieder beminnaar van geleerdheid<br />
tnoe: betreurt worden: namenlijk de vernieling der boekerij van<br />
.A'lex-
LES iv. GESCHIEDENIS. 219<br />
OTHMAN of Oslman deszelfs opvolger, voltooide<br />
de verovering van Perfië, en Mohavia,<br />
zijn<br />
Alexandrijën. Deze vermaarde boekerij wierd aangelegt door de<br />
eerfte Ptolomeën, en was zoodanig vermeerdert en verbeterd door<br />
derzeiver opvolgers, dar mert een getal van 700,000 boeken daar<br />
in telde. De boekerij beftond in twee vakken, het eene in de<br />
wijk, Bruchjon genaamt, was 400,000 boekdeelen groot; het an<br />
dere binnen het Serapeurn, bevatte 300,000 boekdeelen. Terwijl<br />
Julius Csfar oorlog voerde tegen de inwoners van Alexandrijën,<br />
gebeurde het dat de boekerij in de Bruchion met nog andere ge<br />
bouwen in den asch gclegt werd, waarbij de 400,000 boekdeelen,<br />
welke daar geplaatst waren, tot pulver verbrandden. Doch dit<br />
verlies werd eemgerrflate verzacht door de boekerij van Pcrgamen ,<br />
dewelke uit 200,000 boekdeelen beftond, door Antonius aan Cle-<br />
opatra gefchonken, cn uit andere boeken, welke naderhand daar<br />
bij gevoegt waren, zoo dat deze laatfte boekerij gcrekent wierd<br />
zoo talri.k en zoo vermaard te zi.in ah ooit de pndere geweest<br />
had; doch ook, deze boekerij werd een prooi der vlammen. Jo-<br />
annes de Lettcrkonstenasr, een vermaard wijsgeer te Alexandrije,<br />
in blakende gunst bij Amrou, veldoverfte der Saracecnen, verzogt<br />
hein om de koninglijke boekerij. Amrou antwoordde: dat het<br />
niet- in zijne magt was hem die te geven, zonder daar toe ver<br />
lof te hebben bekomen van den keizer der geloovigen. Am<br />
rou fcureef derhalven aan Omar en gaf dien vorst het ver<br />
zoek van Joannes te kennen, waarop de Caliph dit antwoord<br />
«af: dat indien de inhoudt dier boeken overeenftemde met het<br />
boek Gods of de koran, de koran zonder die boeken genoegzaam<br />
was; doch indien die inhoud tegen den koran aanliep, die boe<br />
ken'van geen nut konden zijn, in welken gevalle hij gebood dat<br />
men dezelven zou verbranden. Amrou, gehoorzaam aan de beve<br />
len des Caliph's, gebood dat men die boeken zou uitdeden i*<br />
de badftooven der ftad om als brandftoflen te dienen ter ver-<br />
warminge der baden, van weiken in dien tijd niet minder dan<br />
Vierduizend in Alexandrijën beftonden, en evenwel verliepen 'er<br />
acs
eao H l B E N B A A S S C H I EES IV.<br />
zijn nabeftaande en vriend, ftelde zich in 't bezit<br />
van de westelijke deelen van Afrika, verwoestte<br />
de Eilanden in den Archipel, nam Rhodes in,<br />
trok in Sicilië en voerde het alarm tot in 't harte<br />
van Italië. Niettegenftaande den voorfpoed<br />
zijner wapenen, wierd de Caliph vermoord in<br />
eenen geweldigen opftand, aangeftookts door de<br />
aanhangers van Abbas en Ali. Ali nam bezit<br />
van den throon, doch werd kort daar op vermoord,<br />
en Mohavia tot het Caliphfchap verheven<br />
zijnde, vereenigde Armenië en Natolië aan<br />
zijne ftaten, voerde zijne wapenen tot voor de<br />
muren van Conftantinopolen, en eindelijk de prooi<br />
van ijverzucht geworden zijnde, bezwalkte hij<br />
zijnen roem door 't vergieten van ftroonaen menfehen<br />
bloecis. Onder de regeering van Valid I.<br />
veroverden de Arabieren, onder aanvoering van<br />
Mufa, Spanje, trokken over de Pijreneën en<br />
drongen tot in het hart van Frankrijk. Soliman<br />
zette zijns vaders ontweipen voort; hij gaf aan<br />
een zijner bevelhebberen last Conftantinopolen te<br />
belegeren, aan eenen anderen naar Parijs optetrekken<br />
cn aan beide de legers om te Rome zich<br />
bij elkandercn te voegen; doch de dood belette<br />
hem de voltoijing van deze uitgeftrekte ontwerpen<br />
te zien.<br />
DE<br />
zes maanden eer al de boeken verbrand waren; liet geen tot een<br />
genoegzaam bewijs ftrekt dat het getal dcrzclven verbazend groot<br />
meet g.weest 'ijn, en welk een onfehatbaar verlies Egijpte niet<br />
alleen maar de gcheele geleerde wereld daar door geleden heeft.<br />
NEWTON'S Disfert. Proph, vol i octavo p. 389.
LES IV. G E S C H I E D E N I S ; 221<br />
D E onmiddelijker opvolgers van Mahomed waren<br />
alle krijgshelden, zij fchiepcn behagen in het<br />
oorlog en wisten hoe dien te voeren. De Arabieren<br />
gewoon aan armoede en dommer, hakende<br />
naar den krijg en verhit op roof, kwamen in de<br />
eerfte vervoering van geestdrift alle hinderpalen<br />
te boven. Brandende van een vuurig geloof,<br />
overtuigt dat de Allerhoogfte hen de aarde ter<br />
bezittinge had gegeven, mits zij dezelve ver- „<br />
dienden door hunne dapperheid, vielen zij hunne<br />
vijanden aan met eene woede door niets te wederftaan.<br />
Schrik en verwoesting togen voor hen<br />
uit. In een gevecht met de Romeinen ziende<br />
dat hun legerhoofd gevangen was, namen zij de<br />
vlucht: een hoofdman ftuit hen en roept. Hebt<br />
gij vergeten dat gij, met uwen rug den vijand<br />
toetekeeren, God cn deszelfs propheet beledigt? wat<br />
raakt het dat Der ar gevangen zij? God leeft en<br />
heeft het oog op u. Door deze woorden aangemoedigt,<br />
keerden zij weder tot den aanval en<br />
hieuwen de Romeinen in ftukken. Een hunner<br />
legerhoofden fprak hen voor het aangaan van<br />
een ftrijd aldus aan: Bedenkt, Mufulmannenl dat<br />
gij het Paradijs voor u hebt, dat duivel cn hel<br />
achter u zijn.' Een Mufulman, door Mahomed<br />
veroordeelt, beroept zich aan Omar. Omar van<br />
zijne bezwaren onderrigt en dat hij zich aan hem<br />
beroepen had tot herftel, trok den fabel, floeg<br />
hem het hoofd af, uitroepende: dit verdienen da<br />
zulken, die onbedagtzaam genoeg zijn om zich van<br />
bet
222 H l B E N D A A G S C H ï LES IV.<br />
het vonnis van den Propheet te beroepen. Wanneer<br />
bij natuurlijke dapperheid, dagelijks door armoede,<br />
gevaren en vcrmoeijingen geócffend, zich<br />
eene hartstocht voegt zoo fterk als die der dweepzucht,<br />
moet het volk, daar mede bezielt, wonderen<br />
verrichten en zegepralen. De Arabieren,<br />
dapper van aart, waren alie krijgsmannen. Geene<br />
vreemde legers konden den minsten indruk op<br />
hen maken. Alvorens de godsdienst van Mahomed<br />
hen vereenigt had, veroorzaakten zij de Ro-<br />
, meiniche keizers en den fenaat niet weinig ongerustheid:<br />
maar hoe geduchter waren zij toen zij<br />
tucht bij geestdrift voegende, aangevoert wierden<br />
door hoofden, die geboren helden en in 't midden<br />
van den wapen-kreet opgevoed waren? Wij<br />
brengen u, zeiden zij, het paradijs aan of de hel.<br />
„ Gij moet den godsdienst der Mufulmannen om-<br />
„ heizen of fchatting opbrengen of door onze fa-<br />
„ bels vallen" en de Saracecnen bielden woord.<br />
Onder de eerfte Caliphs waren hunne zeden woest,<br />
zij ademden niet dan oorlog en wierden door eenen<br />
godsdienstijver aangezet, anders konden zij<br />
niet. Onder de laatfte vorsten der Ommiaden<br />
namen zij zachter zeden aan, hunne dapperheid<br />
was minder woest, fchoon niet minder ftout.<br />
Onder de Abbasiiden waren hunne zeden ten<br />
uitterften befchaaft, de konsten en wetenfehappen<br />
kwamen bij hen te voerfchijn, terwijl het over*<br />
ge van de wereld bedolven lag j n de duisternis<br />
van onwetenheid en bijgeloof.<br />
EE-
LES iv. G E S C H I E D E N I S . 223<br />
E E N E andere oorzaak, welke' veel toebragt<br />
tot den verbazenden voorfpoed der Arabieren,<br />
was de zwakheid van de genen tegen wie zij<br />
| hunne wapenen rigtten. Bij hunnen intocht in Afië,<br />
vonden zij de Romeinen en Perfen, twee<br />
i vermaarde natiën, doch die door derzeiver lange<br />
i onderlinge oorlogen uitgeput waren. De vrede,<br />
I tusfehen Heraclius en den wreeden Siroës gefloten,<br />
gaf rust aan de beide rijken ten opzicht»<br />
van buiten, maar die door inwendige beroeringen<br />
1 werden van een gereten. Het huis van Cosroës<br />
fcheurde het koningrijk van Periië in ftukken,<br />
I door hunne wreede twisten. Deze omftandighe-<br />
: den begunstigden de Saraceenen; zij vielen Pelfië<br />
aan en in drie veldtochten veroverden zij dat<br />
I rijk.<br />
H E T Roomfche rijk was in nog zwakker ftaat.<br />
De verminking van 't westen had eenen ver-<br />
; fchrikkelijken flag toegebragt aan 't oosten. De<br />
: pogingen der Grieken, om het wrak van Italië<br />
. te behouden, putten den ftaat uit. De onbe-<br />
; kwaamheid der keizers van Conftantinopolen tot<br />
J de regeering, de menigte bloedige omwentelin-<br />
; gen, die den throon fchudden, de ongebondenheid<br />
van 't hof, de oproerige factiën van den<br />
; Virous; godsgeleerde twisten, de bron van haat<br />
1 en tweedracht, eene algemeene bedorvenheid<br />
| van zeden; in één woord, de noodlottige razernij<br />
| van het monnikken - kleed aantencmen, waardoor<br />
vee*
224 H E D E N D A A G S * H E EES IV,<br />
veele onderdanen nutteloos wierden voor de verdediging<br />
hunnes lands, alle deze oorzaken, zeg<br />
ik, maakten de zegepralen der Mufulmannen gemakkelijk.<br />
G E V O E L E N VAN MAHOMED ÉN DES<br />
ZELFS GODSDIENST. •<br />
O M met de Griekfche monnikken en derzeiver<br />
nafchrijvers te zeggen, dat Mahomed enkel een<br />
bedrieger, een onkundigen en barbaarfchen fchobbejak<br />
was, die met de fabel in de vuist een<br />
godsdienst voortplantte, ongerijmd in deszelfs<br />
leerftukken, en losbandig in deszelfs zedekunde,<br />
zou zijn de waarheid te befchouwen door een<br />
middenftof van onkunde en met een partijdig oog.<br />
Aan de andere zijde, te beweeren dat Mahomeds<br />
verbazende voorfpoed het gevolg was van overtuiging<br />
en van 't vermogen zijn's vernufts; dat<br />
de kaliphs deszelfs opvolgers het Mahomedaandom<br />
door geweld van wapenen uitbreidden, zou zijn<br />
de waarheid te loochenen cn zich tegen de klaarblijklijkheid<br />
van gefchiedkundige daadzaken te<br />
verzetten. Laten wij de waarheid raadplegen en<br />
ons niet laten medeflepen of overbluffen door valfche<br />
voorgevens.<br />
D E Heerschzucht deed Mahomed het ontwerp<br />
maken om de Arabifche ftammen te vereenigen<br />
onder zijne heerfchappij, en daar de godsdienst<br />
allerkrachtigst werkt op de menfehen, bediende<br />
zij«
EES iv. GESCHIEDENIS. tz$<br />
zijne fchranderheid zich van denzelven als het ze<br />
kerde en kraclitdadigde raiddel. Hij voorzag al<br />
le de hinderpalen, welke hem zouden tegenwer<br />
ken, doch hij wist hoe dezelven uit den weg te<br />
ruimen. De gevaaren, welke onaffcheidelijk vast<br />
zijn aan zulk eene onderneming, fchrikten hem<br />
niet af. Hij bleef volhouden met eene ftand-<br />
vastigheid en buigzaamheid, welke een zaak doen<br />
welgelukken. In 't eerst fpeelde hij de rol eens<br />
bedriegers. Dikwijls zonderde hij zich van 't<br />
gezelfchap en van den omgang met menfehen af,<br />
wanende de grootfte geftrengheid aan zich zeiven<br />
te oeffenen, deelende menigvuldige liefdegiften<br />
uit en voorgevende van den hemel ingeblazen te<br />
worden, had hij verrukkingen &c. Sommige<br />
hebben gemeent dat hij ten laatften voor waar<br />
heid aannam de valschheden door zijn verbeelding<br />
gefmeed. Een warme verbeelding maakt zich<br />
fpoedig meester van het verftand, dat zich door<br />
dezelve laat leiden. Dit kan even zeer, plaats<br />
hebben gehad bij Mahomed, gelijk het plaats<br />
had bij veele andere geestdrijvers, die, door<br />
ïichaamlijke geftrengheden uitgeput, vastlijk voor<br />
waarheid aannamen, 't geen geen beftaan had<br />
dan in hunne verwilderde hersfènen. Het ant*<br />
woord door hem aan zijne vrienden gegeeven*<br />
die hem aanmaanden van zijne onderneming afte<br />
zien uit hoofde van 't gevaar, 't welk hem be<br />
dreigde van de zijde der overheid van Mecca,<br />
doet ons denken dat zulks wezenlijk zijn geval<br />
P was.
«2.6 H E B E N D A A G S C H E LES IV.<br />
was. Indien gij, zeide hij, met de zon aan uwe<br />
eene zijde en met de maan aan uwe andere zijde<br />
kwaamt, zou ik het vertrouwen niet verraden, 't<br />
welk God in mij geflelt heeft. Z ;<br />
jne ftandvastigheid,<br />
bij alle gelegenheden, die toon eens ingeblazenen,<br />
welke zoo krachtig werkt op geloovige<br />
gemoederen, de vervolging, welke hij onderging,<br />
dit alles verhitte zijne verbeelding en vermeerderde<br />
het getal zijner nieuwe geloofsgenoten,<br />
dat zelfs met eene verbazende fnelheid toenam.<br />
Zijn gerucht verfpreidde zich fchielijk door Arabië,<br />
ganfche benden kwamen van alle oorden<br />
om den nieuwen propheet aantehooren, en in<br />
Medina aangekomen zijnde, in welke ftad zijne<br />
vjianden hem noopten de wijk te nemen, ftond<br />
hij verbaast aldaar eene menigte te vinden, die<br />
zijne leer was toegedaan. Tot zoo verre, indedaad,<br />
kunnen wij niet zeggen dat zijnen voortgang<br />
te wijten was aan 't geweld der wapenen.<br />
Looze overreding werkte ongetwijvelt op hunne<br />
ligtgeloovige zielen. Doch toen Mahomed bevond<br />
genoegzame magt te hebben, verklaarde hij<br />
aan zijne aanhangers: dat hij bijzonderlijk door<br />
den hemel gezonden was ter bekeeringe der Arabieren<br />
, en dat het eenige middel, om hen<br />
van de afgoderij te doen afzien, was tegen hen<br />
optetrekken met het zwaard in de vuist. Toen<br />
hij in deneerften ftrijd, bij welken hij zegepraalde,<br />
zijne gevangens dwong den nieuwen godsdienst<br />
te omhelzen en dezulken ter dood bragt,<br />
die
LES IV. G ï S C II I E D E N I 1 hlf<br />
die weigerden zich te onderwei pen; toen was<br />
het dat dweepzucht, met het daal gewapend,<br />
den Mahomedaanfchen godsdienst voortplantte,'<br />
en de menfehen drong denzclven te omhelzem<br />
Van dien tijd af wierd Mahomed, die met heerschzucht,<br />
bedrog en geestdrijverij begonnen had,<br />
I eindelijk een dwingeland voor alle de genen*<br />
die weigerden eenig geloof te daan aan zijne goddelooze<br />
mijmeringen. Zoodanig is maar al te<br />
dikwijls het gedrag van den mensch;<br />
D E godsdienst van Mahomed, fchoon oneindig<br />
beneden den godsdienst van Jefus, is grootelijks<br />
verheven, wanneer men denzelven vergelijkt met<br />
de lompe dwalingen en de domme afgoderij, dia<br />
voor zijn tijd de overhand hadden in Arabië;<br />
Dezelve leeraart de eenheid van' God, het geven<br />
van aalmoeslèn, en de vergiffenis van beledigin-<br />
! gen. Men zegt dat Mahomed zoo veele bekeerlingen<br />
niet kon gemaakt hebben, zoo hij hen<br />
niet had toegedaan de vrije involging hunner'<br />
driften. Dit voorgeven is mislchien onbillijk.-<br />
De Mahomedaanfche godsdienst is geflreng, vergeleken<br />
met de losbandige zeden aan welke de<br />
Arabieren gewoon waren. Mahomed gebood zijne<br />
discipelen veel malen te bidden, aalmoeslèn<br />
uittedeelen, te vasten, zich te onthouden vanden<br />
wijn, zich dikwijls te wasfcheii, en vooral<br />
zich niet fchuldig te maken aan de tegennatuurlijke<br />
misdaad, welke bij de Arabieren zoo ge-<br />
•P - meen-
ia8 H E D E Ü D A A G S C H E LÉS IV.<br />
meenzaani was. Dit alles was een juk te zwaar<br />
voor een volk gewoon den vrijen teugel te vieren<br />
aan hunne dierlijke driften. Ik houde het<br />
voor vrij redelijker te gelooven dat Mahomed<br />
de genegenheid zijner landgenooten niet kon gewonnen<br />
en hen overgehaalt hebben tot het aannemen<br />
van eenen nieuwen godsdienst, dan met<br />
hen een wet' voortefchrijven zuiverer en edeler<br />
dan die, welke zij te voren hadden, en uitwendig<br />
eene heiligheid te vertooncn, welke nooit<br />
mist kleene verdanden te winnen. Wij mogen<br />
derhalven beduiten, dat wanneer iemand een<br />
groot, ontwerp vormt en ter volvoeringe daar van<br />
den moed heeft om flappen te doen, die deszelfs<br />
goeden uitflag verzekeren; wanneer .zoodanig iemand<br />
gedult met voorzichtigheid weet te paren<br />
en gebruik weet te maken van elke gunstige omftnndigheid;<br />
wanneer hij na uitgevonden te hebben<br />
welk het gefchikfte middel is om indruk te<br />
maken op de gemoederen der menfehen in 't algemeen,<br />
kan bewerken dat het bijzondere karakter,<br />
de zeden en de verfchillende vormen van eerdienst<br />
zich voegen naar zijn ftelzel, en hij zich<br />
eindelijk kan verheffen tot een willekeurig monarch,<br />
zonder nogthans daar toe het minste recht<br />
te hebben, dan mogen wij befluiten, zeg ik, dat<br />
die mensch noch zoo onwetend, noch zoo barbnarsch<br />
is als wij geneigt zijn te gelooven. Dan,<br />
alhoewel er in den Mahomedaanfchen Godsdienst<br />
eenige goede zaken zijn, zijn 'er tevens veele in<br />
die
EES iv. G E S C H I E D E N I S . 239<br />
die flecht genaamt mogen worden; en fchoon<br />
men moet erkennen dat de dichter diens godsdienst<br />
een groot man geweest zij, was hij met<br />
dat alles een bedrieger en deszelfs godsdienst<br />
bedrog.<br />
H E T rijk der Mufuhnannen was in de negende<br />
eeuw ten hoogden trap van roem. Haroun-al-<br />
Rafchid voegde bij de pracht zijner doorluchtige<br />
voorgangeren de maatfchappijlijke deugden en<br />
een allerbeminnelijkst gedrag. Hij lag zich toe<br />
op de befchaving der zeden zijner onderdanen,<br />
en om door zijn eigen voorbeeld en gezach hen<br />
fmaak inteboezemen voor konsten en wetenfehappen.<br />
Hij noodigde geleerde lieden van alle oorden<br />
van 't oosten naar zijn hof uit; begunstigde<br />
hunne gaven met belooningen en deed de waardigfte<br />
fchriften der oudheid overzetten in de Arabifche<br />
taal. Hij was uittermaten ingenomen<br />
met de dichtkunde. Dikwijls zag men hem tranen<br />
ftorten bij 't lezen van de werken der vermaarde<br />
dichteren. De Arabieren gewagen met<br />
den grootften lof van zijne regeering, welke zij<br />
de regeering van wondemi en heerlijkheid noemen.<br />
Zij verhalen ons, dat zijne ftaatsdienaars,<br />
veldheeren, hovelingen en richters allen naar zijn<br />
voorbeeld gevormt waren. Bagdad, de hoofdplaats<br />
van het Saraceeniche rijk, was het middenpunt<br />
van kennis, welke zich van daar verfpreidde<br />
door zijne uitgeftrekte daten. Deze<br />
P 3 door-
B30 H E D E N B A A G S C H E LES IV.<br />
doorluchtige Calif was niet minder braaf dan geleerd:<br />
Zijne tochten tegen de Turken, de voorfpoed<br />
zijner wapenen tegen den keizer Nicephorus,<br />
zijne werkzaamheid in 't dempen van oproeren,<br />
tconcn dat hij de begaafdheden van een held<br />
wist te paren aan de wijsheid eens wijsgeers. Ik<br />
zal flechts een enkelen trek aanhalen van zijn gedrag<br />
als koning. Een vrouwsperfoon beklaagde<br />
Zich aan hem over de fchade, door zijne foldaten<br />
bij hunnen optocht aan hare landen toegebragt.<br />
Harcun verzogt haar zich te herinneren dat in den<br />
koran gefchreven ftond. Wanneer de legers van<br />
groote vorsten te velde trekken, moetende eigenaars<br />
der landen, door welke zij heen trekken, lijden.<br />
Het is zoo, vorst, antwoordde de vrouw: maar<br />
in 't zelfde boek ftaat gefchreven: dat de landen<br />
der vorsten, die 't onrecht dulden, verwoest zullen<br />
worden. Haroun, wiens karakter een famenftel<br />
was van menfchelijkheid en rechtveerdigheid, gaf<br />
bevel dat men de Ichade zou opmaken, en overlaadde<br />
haar met goedheid.<br />
DE regeering van Al-Amin, de zoon des opvolgers<br />
van Haroun, was een tooneel van burgerlijke<br />
beroertens tuslchen hem en zijnen broeder<br />
Al-Mamon. Uittcrmate traag vertrouwde hij<br />
de teugels van 't bewind aan Al-Fadel, die, uit<br />
haat tegen Al-Mamon, zijnen meester aanraadde<br />
de opvolging te veranderen: rampzalige raad,<br />
welke hem van den throon bonste.<br />
AL-
LES iv. G E S C H I E D E N I S . 231-<br />
AL-MAMON wierd Calif en verlevendigde<br />
den luister van de regeering zijns vaders. Hij<br />
voerde eenen voorfpoedigen oorlog, in eenen<br />
zelfden tijd, tegen den Griekfchen keizer in Africa<br />
en Italië. Zijn vloot voerde den fchrik tot<br />
aan de poorten van Rome, veroverde Sicilië en<br />
het eiland Creta, het welk, van dien tijd af,<br />
den naam aannam van Candia, naar eene ftad aldaar<br />
door de Mufulmannen gcbouwt. De wetenfehappen<br />
waren onder de regeering van deaen<br />
vorst in grooten bloei. Een beter geleerde en<br />
menfchelijker dan zijn vader Haroun, een vijand<br />
van geestdrijverij en bijgeloof, de vriend van<br />
waarheid, welke hij door alle zijne naarfporingen<br />
zogt te ontdekken, befteedde hij zijn gezach en<br />
rijkdom ter befcherming, yerëering en belooning<br />
van kundige en begaafde lieden ontëvcn tot welk<br />
land of tot welken godsdienst zij behoorden. Hij<br />
befteedde een groot gedeelte zijner inkomsten<br />
aan 't koopen van de beste verhandelingen, welke<br />
in Europa en bijzonder in Griekenland over<br />
allerlei foort van onderwerpen te vinden waren.<br />
De ftarrekunde, de wijsbegeerte en de geneeskunde,<br />
volgens de ware beginzels geöeflendt,<br />
werden door hem befchermt en maakten tot daar<br />
toe onbekende vorderingen. De letteroeffening<br />
was zijn hoogfte vermaak, en geen mensch, die<br />
beroepshalven de wetenfehappen oeffende, kon<br />
zich fterker en met meerder ijver daar op toeleggén<br />
dan hij. Zijne zachte handelwijze jegens<br />
P 4 de
2.3a H E D E N S A A S S C H E EES IV.<br />
de Christenen, die ook gedurende zijne rêgeering<br />
eene dille rust genooten, zijne mildadigheid je<br />
gens hen voor de kundigheden, die zij hem ver-<br />
lchaften, verwierven hem den haat der Muful-<br />
mannen. Zij befchuldigden hem van Motalizm<br />
of ketterij, om dat hij geloofde dat de koran ge-<br />
fchapen was en de droomerijen verwierp van<br />
Mahomed ten aanzien van toekomende beloonin<br />
gen en ftraffen en om dat hij verlangde uit den<br />
godsdienst, van welken hij belijdenis deedt, te<br />
verbannen, dwaasheid, bijgeloovigheid, dweepe-<br />
rij en onverdraagzaamheid. Hij wierd gehaat van<br />
de Mahomedaanlche rijmelaars, om dat hij ver<br />
langde de oeffening der wijsbegeerte en andere<br />
kundigheden onder zijne onderdanen intevoeren,<br />
op gronden overeenkomstig met de gezonde rede.<br />
Het fmert ons een enkelen vlek in den roem<br />
diens grooten vortst te vinden. Zijne geestdrift<br />
voor de wijsbegeerte maakte van hem een ver<br />
volger. Hij wilde zijne onderdanen dwingen zijn<br />
gevoelen te omhelzen, en ftrafte met pijnigin<br />
gen en den dood die genen, die dezelven niet<br />
wilden aannemen. Hier in handelde hij ontegen<br />
zeggelijk, verkeert. De ware wijsbegeerte is<br />
eene vijandin van alle vervolging. Nooit bedient<br />
zij zich van barbaarfche middeleH om te overre<br />
den, 't Is onrechtveerdig en wreed iemand leed<br />
aantedoen, zelft wanneer wij wenfchen hem van<br />
zijne gevaarlijkCydwalingen te regt te brengen.<br />
Hij
tES rt. GESCHIEDENIS. 233<br />
HIJ werd opgevolgt van zijnen broeder Mo-<br />
tasfem, die gelijk Al-mamon een oorlogzuchtig<br />
vorst was, de geleerdheid beminde en een afkeer<br />
had van 't bijgeloof. Watheck drukte deszelfs<br />
voetftappen. Na den dood van Watheck onder<br />
ging het Saraceenfche rijk eene altoosdurende<br />
verduistering. Deszelfs broeder die hem als Ca<br />
lif opvolgde was aanmerkelijk om zijne onge<br />
bondenheid, wreedheid, en bijgeloovigheid. Van<br />
zijne onderdanen gehaat, werd hij door zijn<br />
zoon, een monfter van boosheid, van 't leven<br />
beroofd. Deze affchuwelijke misdaad plaatste<br />
hem op den throon, van welken hij om zijn<br />
wangedrag fpoedig afgebonst werd. Van dat<br />
tijdttip af reten de tweedracht, burger-oorlogen,<br />
en herhaalde opftanden de Landfchappen van 't<br />
Arabifche rijk van een. De weelde en verwijfd<br />
heid baanden zich den weg naar 't hof van Bag<br />
dad, de fchattingen vermeerderden, en het volk<br />
werd mishandelt; 'er ontftond een algemeen ge<br />
mor, en de Landfchap-beduurders namen die<br />
gelegenheid waar om het rijk te verminken. In<br />
't midden dezer algemeene verwarring, zagen de<br />
Fatamiten, die altoos van de Abasfiden onder<br />
drukt waren geworden, eene gefchikte gelegen<br />
heid om zich vrij te maken. Alle de genen, die<br />
de gedagtenis van Ali eerden, werden uitgenoo-<br />
digt zich te begeven onder hunne ftanderts. Gan<br />
fche benden voegden zich bij hen, de godsdienst<br />
diende ten voorwendzel van hunnen opftand, zij<br />
P 5 ves-
5.34 H E D E N D A A G J C I I E EIS IV.<br />
vestigden een magtig rijk in Africa en na Egijpte<br />
verovert te hebben, werd Groot Cairo de hoofdftad<br />
dezer nieuwe Califfen.<br />
VERKEERDE denkbeelden van den godsdienst<br />
bragten een nog aanmerkelijker omwenteling voort.<br />
Een geestdrijver maakte het ontwerp om de afgodendienaars<br />
in de woestijnen van Africa te bekeeren.<br />
Andere geestdrijvers voegden zich bij<br />
hem, zoo dat hij al fpoedig het hoofd werd van<br />
eene talrijke bende van onkundig en misleidde<br />
menfehen. Dronken van voorfpoed, geloofde hij<br />
van den hemel aangeftelt te zijn om de Mahomedanen<br />
te hervormen, die veel van de zuiverheid<br />
des godsdiensts van hunnen propheet waren<br />
afgeweken. De befmetting des bijgeloofs verfpreiddc<br />
zich wijd en zijd. Nieuwe bekeerden<br />
drongen bij hoopen onder zijnen ftandert. Er<br />
werden middelen gebruikt om de oogmerken dier<br />
Sectarisfen te verhinderen, waarop het Vuur deivervolging<br />
ontfteken werd. De Calif deed hen<br />
in den ban, en zij werden dol van woede. Een<br />
Abubeker delde zich aan hun hoofd, door geestdrijverij<br />
verhit, gaven zij hunne vijanden de nederlaag<br />
en ontfloegen zich van alle verbindtenis<br />
met den opperpriesters van Bagdad en Cairo.<br />
Hun opperhoofd verklaarde zich zei ven tot Calif,<br />
onder den naam van Miramolin, en heerschte<br />
als priester en koning over de westelijke deelen<br />
van Africa. Dus regeerden drie Califfen, die ieder
LES iv. G E S C H I E D E N I S . 235<br />
der zich zeiven den opvolger noemde van Mahomed,<br />
gelijktijdig, en bevochten eikanderen met<br />
de blixemfchigten van hunnen godsdienst.<br />
T U R K E N .<br />
D E oude Califfen raakten alles kwijt, uitgezonderd<br />
de oosterfche Landfchappen van het Saraceenfche<br />
rijk, en deze werden ontrust door<br />
dweeperij en opftaud.'sDe Turken (een woord<br />
het welk zwervers betekent) kwamen uit de binnenfte<br />
deéien van Tartarijen. Langen tijd eene<br />
gelegenheid gezogt hebbende om zich in de westerlijke<br />
deelen van Afië te vestigen, troffen zij 'er<br />
eene aan in deze algemeene verwarring. Woest<br />
en dapper meenden de Califs van Bagdad in hen<br />
een deun te vinden om hun waggelend rijk te<br />
dutten. Met dat inzicht namen zij hen in foldij.<br />
De Turken omhelsden den Mahomedaanf'chen<br />
godsdienst, bragten de weerfpannelingen onder,<br />
verfterkten den ftaat, verkregen de voornaamfte<br />
bedieningen, maakten zich meester van het bewind,<br />
en lieten aan de Califs niets over dan de<br />
fchaduw der koninglijke waardigheid cn den tijtel<br />
van hoogepriester van den Mahomedaanfchen<br />
goesdienst. De Arabieren deden wat zij konden<br />
om deze vreemdelingen weerftand te bieden. De<br />
twist bleef lang aanhouden, doch de Turken<br />
bleven zegepralen en bragten alles onder hunne<br />
heerfchappij.<br />
1<br />
OOR-
2.36 H E D E N D A A S J C H E LES rv.<br />
OORZAKEN EER OMWENTELINGEN IN<br />
HET SARACEENSCHE RlJK.<br />
DEZELFDE oorzaken, welke de omwentelingin<br />
't rijk van Karei den grooten te weeg bragten,<br />
bewerkten den val en ondergang van het<br />
rijk der Califfen van Bagdad. Zonder die alle te<br />
herhalen, zal ik enkel aanmerken, dat de dweepzucht<br />
bijzonderlijk den v.al van 't Saraceenfche<br />
rijk veroorzaakte. De aanhang van Ali, die de<br />
opperpriesters van Bagdad aanzagen voor overheerfcliers,<br />
fchoon door dwang ondergehouden,<br />
kon nooit uitgeroeit worden. Deszelfs factie ondermijnde<br />
in dilte den throon. Deze Sectarisfen<br />
wagtten fiechts op eene gunstige gelegenheid om<br />
zich te vertoonen en de tweedracht, welke in het<br />
huis van Al-mamon heerschte, verfchafte hen<br />
'er eene. Van dien tijd af werd Egijpte afgefchciden<br />
van het rijk van Bagdad en de nieuwe<br />
Calif deed den ouden in den ban, terwijl zijn<br />
leger hem beroofde van deszelfs rijkde land*<br />
fchappen. Africa volgde het voorbeeld; alle de<br />
westerfche Provintié'n wierpen het juk af van de<br />
oosterfche Califfen en vormden onafhanglijke koningrijken,<br />
fommige van welken nog in wezen<br />
zijn. De Turken ontnamen insgelijks de Califfen<br />
de oosterfche landfchappen. Geroepen om den<br />
ftaat te verdedigen, die onder 't bewind gelaten<br />
was van veldöverften, dien zij gewoon waren te<br />
gehoorzamen, leerden zij al vroeg een oppervorst<br />
ver-
LES iv. G E S C H I E D E N I S . 23?<br />
verachten, die nooit op den dag van 't gevecht<br />
aan hun hoofd verfcheen, noch in de gevaren<br />
deelde aan welke hij hen blootftelde. Welhaast<br />
beroofden zij hem van zijne magt, floten hem in<br />
zijn paleis op en befchouden hem eeniglijk als<br />
opperpriester, (g)<br />
O O S T E R S C H E Z E D E N , G E W O O N T E N S<br />
E N K O N S T E N .<br />
D E gewoontens en zeden der oosterfche volken<br />
waren gelijk aan die, welke eenige eeuwen<br />
te voren in Europa heerschten. De oosterfche<br />
fabelen met betrekking tot overnatuurkundige wezens,<br />
en de Romances en Eunjervertelzels in Europa,<br />
toonen dat zij ten naasten bij dezelfde<br />
denkbeelden gehad hebben. Zoo ik mij niet bedrieg,<br />
is 'er bereids opgemerkt, dat terwijl Europa<br />
bedolven lag in onkunde, de konsten en<br />
wetenfehappen geöeffend werden in 't oosten.<br />
Toen de Saraceenen zad waren van overwinnen<br />
en den zetel des rijks te Bagdad vestigden, namen<br />
zij befchaafder zeden aan en kreegen fmaak<br />
in de konsten. Haroun-Al-Rafchid en Almamon,<br />
beide verlichte vorsten, deden al wat zij<br />
konden om hunne onderdanen trek tot letteröeffening<br />
en fmaak voor die wetenfehappen in te boezemen,<br />
welke de ziel veredelen en de zeden befchaven.<br />
Het was onder de regeering van Haroun<br />
(g) De Regeering der Califfen van Eagiad duurde 655 jare».
83a H E D E N D A A S S G H E LES ivi<br />
roun dat dc Arabieren, die 't gebruik van de tel<br />
of cijferletters kenden, die konst in Europa overbragten.<br />
Het zelfde volk onderwees de Europanen<br />
in de kennis der hemelfche lichamen. Het<br />
woord Almanac is een Arabisch woord. Ben<br />
Honain een Arabisch ftarrenkundige vertaalde de<br />
Almagast van Ptolomeus uit het Grieksch in 't<br />
Arabisch. Er word gezegt dat Al-mamon om<br />
de ware .grootte en gedaante der aarde met zekerheid<br />
te kennen bevel gaf, om naar de naaukeurigde<br />
regelen der meetkunde een graad van<br />
den middag-lijn te meten. Het zelfde gefchiedde<br />
op bevel van Lodewijk XIV. omtrent negen honderd<br />
jaren daar na.<br />
DE Scheikunde en de Geneeskonst werden<br />
door de Arabieren geöefTent. De Scheikunde,<br />
zoo nuttig voor den natuurkundigen- wijsgeer,<br />
geneeskundigen en' ftoffen-bereider is, niet langgeleden,<br />
door geleerde en fchrandere nafporingen,<br />
tot greote volkomenheid gebragt; maar<br />
zonder de Arabieren zouden de Europanen onkundig<br />
geweest zijn van de geregelde proeven in<br />
de Scheidkunde. Wij zijn hen de geneesmiddelen<br />
fchuldig, die zachter werken en heilzamer<br />
uitwerking doen dan de geneesmiddelen van wel-<br />
-ke de Griekfche en Romeinfche geneesheeren<br />
gebruik maakten. De Algebra is van Arabifchen<br />
oorfprong, ook werden verfcheide andere konsten<br />
door de Arabieren in Europa overgebragt. Klokken
LES iv. G E S C H I E D E N I S . 27,9<br />
ken en zak-uurwerken werden te Bagdad vervaardigt<br />
en naar Europa gebragt. De zijde doffen<br />
van Damascus en andere fijn gewerkte doffen<br />
van Afia werden van de Europanen aldaar<br />
tot eenen verbazenden hoogen prijs gekogt. Gemaakt<br />
ijzer en vooral ftaalwerk kwam insgelijks<br />
van dat gedeelte der wereld. Dan, alhoewel de<br />
Europanen verfcheide eeuwen onkundig waren<br />
van de wetenfehappen, en fchoon de konsten in<br />
't oosten wierden uitgevonden is het evenwel in<br />
't westen dat zij tot een trap van volkomenheid<br />
gebragt zijn, welke zij bij de ouden niet hadden.<br />
— De Europanen van deze verlichte eeuw munten<br />
uit in allerlei konsten en wetenfehappen. En<br />
het is eene welgegronde aanmerking, dat 'er meer<br />
vernuft, meer oeffening en arbeid vereischt word<br />
om een konst tot volkomenheid te brengen dan<br />
om die uittevinden.<br />
D E luchtftreek heeft invloed op de zeden der<br />
maatfehappij, 't zij deze in eenen ruwen of befchaafden<br />
toeftand zij. De onderfcheide volken<br />
van Gallië verfchilden van eikanderen, ten tijde<br />
van Cefar, in zeden, taal en wetten. En de<br />
Galliërs verfchilden in dat opzicht van de Germanen.<br />
Toen de barbaarfche voorouders van de<br />
hedendaagfche volken van Europa ophielden van<br />
ftreek tot flxeek te zwerven, cn zich duurzaam<br />
begonnen te vestigen, fchikten, in vervolg van<br />
tijd, hunne zeden zich naar den aart der lucht-<br />
fti-eek
240 H E B E N D A A G S C H E EES IV.<br />
ftreek onder welke zij woonden. Deze verfterkt<br />
of verzwakt de driften; zoo dat naar de gematigtheid<br />
eener landflreek de deugden of ondeugden<br />
van derzeiver bewooners zich fteramen. Het<br />
volkskarakter en de zeden der Engelfchen, Schotten<br />
en Ieren is wezenlijk verfchillende. De inwoners<br />
van Cumberland zijn in dien opzichte ongelijk<br />
met de inwoners van Kent, 't geen toegefchreven<br />
moet worden aan het onderfcheid tusfehen<br />
die landdreeken. Het zelfde onderfcheid<br />
is zichtbaar tusfehen die genen, die verfchillende<br />
oorden van Europa bewonen. Een Spanjaard laat<br />
zich door zijne zeden gemakkelijk onderkennen<br />
van een Rus of Zweed. De eerfte, trots van<br />
aart, is nogthans menfchelijk, edelmoedig en<br />
matig, zijne ondeugden ontftaan uit de ontzenuwende<br />
hitte zijner luchtftreek, terwijl de deugden<br />
en ondeugden van de laatften ruw, ongeftuimig<br />
en vinnig zijn als de nijpende koude der gure<br />
lucht van 't noorden.<br />
GELIJK de zeden der natiën van Europa altoos<br />
van een' ongelijken aart zijn geweest tot<br />
eikanderen, even zoo verfchillen de zeden der<br />
bewoners van 't oosten van die van 't westen,<br />
«n het onderfcheid is nog aanmerkelijker in de<br />
Chinefen en Indianen dan in de noordelijke bewoners<br />
van Afië. Deze volken zijn altoos zacht<br />
en verwijfd van zeden geweest, het gevolg van<br />
de luchtftreek , welke noch tijd noch uitwen-<br />
di-
EES XV. C E i C H I E D' E N I 5. 241<br />
dige omwentelingen konden veranderen. In 't algemeen<br />
hebben volken, die heete landftreekeh<br />
bewonen, zachter en minzamer zeden dan zij dié<br />
in kouder en ongematigder luchtftreeken van Eu-'<br />
ropa geboren zijn. De gefteldheid hunner luchtftreek<br />
neigt hen zich te onthouden van ftevké<br />
dranken en vleesehfpijzen, welke het bloed verhitten<br />
en dikwijls tot wreede daden aanzetten.<br />
DE Arabifche zeden, ten tijde van Mahomed!<br />
ftrookten met de gefleltheid hunner luchtftreek:èn<br />
met de levenswijze der Arabieren. Die bedrieger<br />
maakte de zaligheden van zijn paradiji<br />
louter zinnelijk. Vermaaklijke lusthoven, rüisfchende<br />
ftroomen, fchaduwrijke boschjés en" 'e<br />
genot van fchoone vrouwen, waren de belooningen,<br />
welke hij zijne volgers beloofde; Een be- !<br />
'<br />
wij» dat de hitte der verzengde luchtftreek dé<br />
Arabieren verdapt, hunne zedelijke geaartheid<br />
vormt en meer bijzonder hen een drift geeft voor'<br />
de vrouwen; Voltaire vergelijkt hunne zeden bij<br />
die der oude Hebreeuwen, doch geeft evenwel<br />
den voorrang aan de Arabieren; 't géén zeer na-'<br />
tuurlijk van dien vijand der openbaring moest te<br />
verwagten zijn. Het Arabisch volk , alhoewel<br />
belijdenis doende van Mahomedaanfchen godsdienst,<br />
is altoos verdeelt geweest in bijzondere'<br />
horden of Clans, dikwijls in oorlog tegen eikanderen<br />
en altoos vijandig tegen het overige van<br />
de wereld. Dit moest hen ftout en ondernemend,<br />
Q bit*
243 H E D E N D A A G S C H E LES IV.<br />
onverfchrokken in gevaar, maar tevens onbillijk,<br />
diefachtig en wreed maken. Roovers zijn onkundig,<br />
woest en barbaars en zoodanig waren de<br />
Arabieren, toen Mahomed bedond het karakter<br />
van propheet onder hen aantenemen.'<br />
WIJ ontdekken in Mahomed en deszelfs opvolgers,<br />
toen hij zijhen Godsdienst met het<br />
zwaard in de vuist voortplantte, zeden, gelijk<br />
aan die der Helden tijden. Mahomed, Abubeker<br />
en Omar gelijken de helden in de Iliade van<br />
Homerus. In 't lezen van de gefchiedenis der<br />
Saraceenen, zien wij derzeiver veldöverden die<br />
hunne vijanden tot een tweegevecht uitdagen.<br />
Wij zien hen voor 't leger uittrekken hunnen<br />
tegenftrever te gemoet, terwijl de beide legers<br />
gerustelijk het tweegevecht blijven aanzien; zij<br />
tarten elkander, en roepen God aan alvorens het<br />
gevecht te beginnen.<br />
H E T is waarfchijnlijk (zegt een fehrijver),<br />
dat het berigt wegens de krijghaftige Amazonen<br />
bij Homerus en Herodotus geenzins een verdiehtzel<br />
zij. De vrouwen van eenen Arabifchen ftam<br />
trokken mede te veld en vogten in de legers van<br />
Abubeker en van Omar. Dat er een rijk van<br />
Amazonen, dat is een rijk van vrouwen zonder<br />
mannen, beftaan zoude hebben, komt ongelooflijk<br />
voor; Maar in landftreeken, waar de inwoners<br />
een herderlijk leven leiden, is het geenzins verwon-
LES iv. GESCHIEDENIS. 243'<br />
wonderlijk dat de vrouwen van hare kindsheid af<br />
even als mannen opgebragt, als de gelegenheid<br />
zich voordoet vechten zullen als dezen. Penthe-<br />
fdea, in de belegering van Troije, en Camilla,<br />
de bondgenoote van Turnus waren heldinnen ,<br />
al vroeg in den wapenhandel onderwezen en<br />
fchiepen behagen in krijgsverrigtingen. Bij de<br />
beleegering van Damascus wreekte eene Arabi-<br />
fche vrouw den dood van haren man, die aart<br />
hare zijde fneuvelde, en doorfchoot met een pijl<br />
den bevelhebber der ftad (h). Tasfo, in zijn<br />
verlost Jerufalem, en Ariosto, in zijnen razenden<br />
Roeland voeren ftrijdende vrouwen in. De tijden<br />
der Ridderfchap leveren ons meer dan een voor<br />
beeld van vrouwen, die zich berucht maakten in<br />
den ftrijd. Zulke voorbeelden ichijnen ons, die<br />
van heden zijn, ongelooflijk;, vooral federt het<br />
gebruik van 't grof gefchut en 't klecn geweer'<br />
den ftrijders belet blijken te geven van hunne<br />
behendigheid en perfoonlijke dapperheid. In he<br />
dendaagfche tijden zijn 'er evenwel voorbeelden<br />
geweest van vrouwelijke wakkerheid. De doch- 1<br />
ter, met eene hevige drift bezielt, heeft hare<br />
fexe vermomd cn als een foldaat uitgedoscht de<br />
gevaren des oorlogs getart, ter liefde van den<br />
man dien zij beminde.<br />
DE<br />
(b) RiCHARBSON's Esfay on the montert ef Eustarn<br />
tiations.<br />
Q a
244 H E D E N D A A G S C H E LES IV.<br />
DE Saraceenfche helden gelijken die van Homerus,<br />
in de aanfpraken, welke zij deden aan 't<br />
hoofd hunner heiren, wanneer zij op 't punt donden<br />
van een tweegevecht aantegaan of vredes<br />
voorwaarden te maken; doch muntten grootlijks<br />
boven hen uit in godsdienstige geestdrift. Overtuigt<br />
van de waarheid des korans, dat het Wettig<br />
Was hunnen godsdienst door 't zwaard voortteplanten,<br />
en dat zij, die in den ftrijd omkwamen,<br />
onmidlijk -< deel kregen aan de geneugtens van<br />
Mahomeds paradijs, overwonnen allen wederftand<br />
en zegepraalden overal. Indedaad, de krijgsknegt,<br />
bezielt met eenen levendigen indruk van<br />
godsdienst, overtuigt van Gods goedkeuring en<br />
medehulp, en verzekert dat, zoo hij komt te<br />
fneuvelen, God hein de gelukzaligheid zal fchenken,<br />
handelt kloekmoedig op den dag des ftrijds.<br />
Geen gevaar vreezende, gaat hij koel en onverlchrokken<br />
te werk. Ik heb bereids voorbeelden<br />
opgegeven van de uitwerking welke zoodanige<br />
overtuiging op de gemoederen der Arabieren<br />
had. De dochter van Heraclius Werd gevangen<br />
gemaakt in Damascus door Kaled den overfTeii<br />
der vSaraceenen en door hem aan haren vader te<br />
fug gezonden zonder losgeld. Gevraagt zijnde:<br />
waarom hij dus handelde? gaf hij ten antwoord:<br />
om dat ik hoop eerlang binnen Conftantinopolen<br />
mij van vader en dochter meester te maken.<br />
Toen Omar Jerufalcm kwam belegeren voerde<br />
hij zijn voorraad van .fpijs benevens een kruik<br />
wa-
fcEs iv. G E S C H I E D E N I S . 245<br />
waters en een hout tafelbord met zich op zijn<br />
kemel. Befpeurende dat fommigen van zijn leger<br />
gekleed waren in zijde doffen, welken zij op den<br />
vijand verovert hadden, gaf hij bevel hen met<br />
het' aangezigt naar den grond door de dijk te<br />
deuren en hunne kleederen in ftukken te fcheuren.<br />
NOG een enkel voorbeeld zal ik melden.<br />
Toen de Calif Mohavia, die in het zestigfte jaar<br />
van hunne Hegira ftierf, op 't punt was van den<br />
geest te geven, na den throon der Califfen verzekert<br />
te hebben aan zijnen zoon Yczud, zeide<br />
hij:- „ Groote God, daar ik mijn zoon op den<br />
„ throon gevestigt hebbe, om dat ik hem dea-<br />
„ zeiven waardig achtte, zoo f'meek ik -u hem<br />
„ te onderfteuneu; doch indien hij zich de re»<br />
„ geering onwaardig make, bid ik u, hem vim<br />
„ denzelven aftewerpen."<br />
Is het dan te verwonderen dat alle tegenftand<br />
moest wijken voor een volk dat dus fprak, en<br />
handelde? Neen, het ftrookt met de natuur der<br />
dingen. Deze voorbeelden kenfehetzen het karakter<br />
van helden. — Zij waren dweepers, 't is<br />
waar; maar dweepers die kloekmoedigheid en<br />
grootheid van zijn ziel bezaten. Laten wij de<br />
grootheid van ziel bewonderen in wie hij ook<br />
zij, die 'er blijken van geeft, en uit welke oorzaak<br />
zij ook fpruite; en daar de zeden en' ge-.<br />
Q_ 3 woon-.
246 H E D E N D A A G S C . H R EES rv 4<br />
woontens van andere natiën en van vroeger tijden<br />
zoo onderfcheiden waren van onze eigenen,<br />
ftrekke zulks ter onzer overtuiginge dat de tooneelen<br />
dezer wereld gedurig veranderen, dat wij<br />
pp onze hóede behooren te zijn tegen 't verkrijgen<br />
van eene hebbelijkheid van menfehen en zaken<br />
te beöordeelen naar de gewoontens en zeden<br />
van onzen tijd en van ons land. De gewoontens<br />
en zeden der oude tijden verfchilden met die der<br />
middeleeuwen, en die van de middeleeuwen verfchilden<br />
wederom met die van onzen tegen woordigen<br />
tijd; maar de gewoontens en zeden, zoo<br />
van den ouden als nieuwen tijd, zijn eerenswaardig<br />
voor zoo ver zij gegrond zijn op deugd en<br />
eene flrekking hebben ter verteedering van het<br />
menfchelijke hart. De ruwe zeden van den barbaar<br />
met een zweemzcl van deugd vorderen onze<br />
achting; daar beichaafde zeden bezwalkt met ondeugd<br />
ónze verfoei jing verdienen.<br />
DAT 'er verfcheide ordens van bovennatuurlijke<br />
wezens zijn, heeft altoos een volksleer van 't<br />
oosten geweest en is het nog. Hunne Peris gelijken<br />
de Eunjers der Europanen , het geloof in<br />
wier bedaan nog niet is uitgewischt. Befchermgeesten<br />
verichillen weinig van de reuzen der<br />
middeleeuwen. Zij geloofden dat 'er wezens beftonden,<br />
die oorzaak waren van 's menfehen geluk<br />
of ramp. Dit deedt hen verlangen zich de<br />
gunst derzelvcn te bezorgen; en fommige waanden
LES iv. G E S C H I E D E N I S . 247<br />
den dat vermogen te hebben. Dit maakte dat<br />
men geloof doeg aan tooverij, talismannen, en<br />
de ganfche toerusting van aanvallende cn ver*<br />
weerende fpookgedrochten. De Arabieren cn andere<br />
oosterfche natiën geloofden aan de tusfehenkomst<br />
van Engelen. Naar hunne meening was<br />
iedere maand onder 't opzicht eens bijzonderen<br />
Engels; ja iederen dag had zijn Engel om de<br />
gebeurtenis van denzelven te beduren. Is de<br />
leer nu, van onder deze of gene planeet geboren<br />
te zijn niet zeer gelijk aan die leer?<br />
RIDDERSCHAP of Ridder-dolingen, zoo<br />
nauw verbonden aan betovering, waren in 't<br />
oosten niet onbekent. Dat ridders of voorvechters<br />
van vijandelijke legers eikanderen uitdaagden<br />
tot een tweeg'evecht, was gemeen onder de Tar.<br />
taren, Perfianen en Arabieren. Zij hadden een<br />
feest niet ongelijk de oude helden - ftrijden op<br />
St. Valentijns dag in Europa. Starrenwichelarij,<br />
waarzeggerij, uitleggingen van-droomen, waren<br />
onder hen gewonelijke oeffeningen. De huwelijks-verbintenis,<br />
-vooral onder lieden van aanzien,<br />
ging verzelt van bijzonderen luister en<br />
plechtigheden.<br />
H U N N E oplettenheid jegens de fchoone kunne<br />
fcheen op zulke beginzels van genegenheid te<br />
deunen als men nauwlijks moest vervvagten bij<br />
lieden van die woeste geaarthcid voor welke zij<br />
Q 4<br />
b e
348 H £ D £ N • A A G S C H E LES IV»<br />
bekent ftaan; nogthans kunnen de groote trekken<br />
in de zeden dier volken daar aan eene opheldering<br />
geven. Zij leidden een herderlijk leven, en zulk<br />
gen leven is altoos de min toegedaan. Verfcheide<br />
omftandigheden bijzonderlijk eigen aan hunpe<br />
omzwervende gewoontens, moesten dikwijls<br />
zulke tafreelen voortbrengen, welke eene verhevenheid<br />
gaven aan den eerbied voor de fexe, en<br />
weike eene hartelijke genegenheid duidelijk onderfcheidden<br />
van eene dierlijke drilt. Veele ftammen<br />
legerden dikwijls te finnen 0p eene zelfde vlakte,,<br />
de jonge mannen van den eenen ftam verliefden<br />
pp de dochters van den anderen. In 't midden<br />
dezer vrijadien gaven de Hoofden der ftammen<br />
bevel de temen optebreken; de een begeeft zidj<br />
ter rechter, de andere ter flinker zijde. De gelieve<br />
fcheiden, misfehien om malkanderen nimmer<br />
weder te zien, en deze fcheidingen hebben<br />
fomtijds noodlottige gevolgen gehad. Van liefde<br />
te fterven is onder ons enkel eene dichterlijke<br />
uitdrukking, maar in oosterfche landen betekent<br />
het iets meer. Voeg hier bij, dat de krijgmatige<br />
denkbeelden, welke in Arabië heerschten insgelijks<br />
fchijnen te zijn berekend geweest ter voortbrenging<br />
van Romaneske oplettenheid jegens de<br />
feboone kunne. De volken van 't oosten en in<br />
't bijzonder de Perfianen fchijnen liefhebbers te<br />
zijn geweest van de muziek. In 't midden van<br />
alle de ondeugden en Hechte hoedanigheden der<br />
Arabieren, Perfianen en Tartaren hebben zij altoos
EES iv. G E S C H I E D E N I S . 249<br />
toos uitgemunt in edelmoedigheid en herbergfaamheid.<br />
Zij hebben geen woord dat, op zich zelve,<br />
gierigheid uitdrukt, en zulk een verheven<br />
denkbeeld hebben zij van de rechten van herbergzaamheid,<br />
dat indien de moordenaar van hunnen<br />
waardigden vriend, zelfs bij toeval, onder<br />
hun dak geëten en gedronken had, zulks alleen<br />
alle vorige misdaad uitwischte en hen verplichtte<br />
niet flechts vergifnis te fchcnken maar zelfs hem<br />
te befchermen (i).<br />
L E E N S T E L Z E L .<br />
HET leenftelzel of krijgsbewind, 't geen in<br />
Europa heerschte, had waarfchijnlijk deszelfs<br />
oorfprong in 't oosten, ten minsten, de regeering,<br />
welke in Tartarijë, Indië, Perfië en Arabië plaats<br />
had, kan, zoo wel volgens de vroegfte als laatfte<br />
berichten, geen' anderen naam toegevoegt<br />
worden. Bij 't lezen van de oude en hedendaagfche<br />
gefchiedenis dier landen, zien wij een aantal<br />
vorsten hulde bewijzen aan eenen grooten .koning,<br />
elke afwijking van dat ftelzel was flechts<br />
kortftondig en toevallig. De Califfen waren oppervorsten<br />
die verfcheiden leenhoudende vorsten<br />
onder zich hadden. In Hindostan word de groote<br />
Mogel befchouwt van de Subahs, Nabots en<br />
andere mindere hoofden als oppervorst van 't rijk.<br />
Onder de Turkfche regeering vind men aanmer-<br />
(0 Zie RICHARDSON'S bisfertatie &c.<br />
Q5<br />
ke-
igo I I E D E N D A A G S C H E LES IV.<br />
kelijke voetdappen van het Leenftelzel. Krijgsleenen<br />
worden onder verfchillende tijtels gefchonken<br />
onder uitdrukkelijke voorwaarden van zoo<br />
veele benden manfchap te zullen onderhouden.<br />
En indien het waar zij dat de kweekhof der natiën,<br />
waar uit millioenen barbaren zich naar de<br />
beter bebouwde oorden der aarde begaven, Tartarijën<br />
fchijnt geweest te zijn; indien de Gothen,<br />
Vifigothen &c, oorfpronglijk. de bewoners geweest<br />
zijn van dien ruimen landbodem, welke<br />
zich uitdrekt van den 53 graad tot de 130 graad<br />
lengte oostwaards en van den 39 tot den 80<br />
noordwaards, zoo hebben zij flechts in de ftaten<br />
van- Europa, tot welken zij uitweken, de gewoontens,<br />
zeden en wijze van regeering ingevoert,<br />
aan welke zij gewoon waren in de Landen<br />
van waar zij kwamen.<br />
DE Bijvoegzels tot het Leenftelzel de aart des<br />
eigendoms, benevens de ondeiicheiden foorten<br />
van Leen-houdingen en dienstbaarheid onder een<br />
krijgsbewind behooren tot het werk van een<br />
rechtsgeleerden. Wij houden het voor onzen<br />
taak den invloed aantetoonen, welke het leenftelzel<br />
op de maatfehappij gehad heeft.<br />
HET oorfpronglijk doel van 't Leenftelzel en<br />
deszelfs waren geest waren eene nationale verdediging<br />
en huislijke onafhanglijkheid, en zoo lang<br />
dat ftelzcl in deszelfs zuiverheid ftand hield, was<br />
het
tES rv. G E S C H I E D E N I S . 9jr<br />
het een fterk bolwerk tegen het willekeurig gezach<br />
en ftrekte om de vrijheid van den onderdaan<br />
te bevorderen. De magt van den oppervorst<br />
werd betoomt door de magt der Baronnen,<br />
wier magt bedwongen werd door die hunner<br />
leenhouders en Vasïallen.<br />
IN den woesten en onbefchaafden ftaat der<br />
maatfehappij werden de vrouwen niet van dat<br />
aanbelang gerekent als zij hadden behooren gedaan<br />
te worden. Toen de hoofden der ftammen<br />
hunne leenhouders bij een verzamelden en eenige<br />
invallen deden in de landen hunner naburen,<br />
konden de vrouwen géenen eigendom hebben,<br />
want daar zij niet deelden in de ongemakken en<br />
gevaren van den tocht, kreegen zij ook geen<br />
deel van den buit; maar, toen de barbaren ophielden<br />
van plaats tot plaats te zwerven, en zich<br />
begonnen te vestigen in de Romeinfche latidfchappen,<br />
kregen van dat oogenblik af de vrouwen<br />
een aandeel in de voordeden. Zij kwamen<br />
in 't bezit van' landerijen of erfgoederen cn deze<br />
begiftigingen verhieven hare waardij in de oogen<br />
der mannen. De vrouwen door de natuur<br />
gevormt tot gefchikte gezellinnen der mannen.,<br />
en die van de hoogfte waarde zijn uit hoofde<br />
harer natuurlijke aanlokzelen, zijn in alle de<br />
ftanden der maatfehappij in achting geweest, niet<br />
naar mate harer verdienfte, maar naar gelang deirijkdommen<br />
die zij bezaten.<br />
TOEN
25a H E D E N D A A C S C H Ï EES IV.<br />
TOEN het leenftelzel zich in Europa wortelde,<br />
werden de vrouwen uit hoofde harer rijkdommen<br />
en goederen meerder geacht in de maatfehappij<br />
dan zij te voren gedaan waren. Zij werden<br />
van de mannen meer ontzien en eerbiediger<br />
bejegent. Het hart werd nieuwe aandoeningen<br />
van aanzien en laagheid gewaar. De mannen zich<br />
duurzaam gevestigt hebbende, bleven meer bij<br />
hui?. Minder bezigheden buiten af te verrichten<br />
hebbende, vestigden zij hunne aandagt en hart<br />
meer op de Ichoone kunne. Zij naderden haar<br />
met grooter ontzag en vleiden haar met teerhartiger<br />
en zorgvuldiger gedienstigheden. De vrouwen<br />
allengskens bezeffende weiken invloed zij<br />
hadden, lieten zich meer voorftaan, werden vrolijker<br />
en aanlokkender, trachten hare fchoonheid<br />
door opfchik en tooizel te vermeerderen en lagen<br />
zich toe om te behagen en intenemen. Zij verloren<br />
een groot gedeelte harer vorige onverfchrokkenheid<br />
en begonnen een foort van kieschheid<br />
en zelfs van zwakheid te laten blijken. Men<br />
begon meer acht te geven op hare opvoeding;<br />
de fchoonheid begon meer in aanmerking te komen,<br />
zij begonnen zich onledig te houden met<br />
bezigheden, welke meer met het vrouwlijke karakter<br />
overeenkwamen; zij werden meer het<br />
oog onttrokken, men luisterde meer naar 't hart<br />
cn het zedelijk gevoel; 'er werd grooter omzichtigheid<br />
in de verkeering der beide kunnen in<br />
acht genomen; 'er had meer zedigheid plaats, cn<br />
't geea
LES iv. G E S C H I E D E N I S . 253<br />
't geen daar tegendreed baarde fpoedigcr bekommernis.<br />
Hoflijkheid begon zich op allerlei wijze<br />
en in allerlei bekooringen re ontwikkelen. In<br />
een woord, het Leenftelzel, 't welk' zich keiifchetste<br />
door de wapenen, dapperheid en vroomheid,<br />
bragt de Ridderlijke inftellingen voort.<br />
De Christelijke godsdienst vernietigde die niet.<br />
God te beminnen en de jongvrouwen was de cerfte<br />
les der Ridderfchap, en de Ridder, als hij<br />
ftreed, werd aangemoedigt door de gevoelens van<br />
godsdienst en liefde (k).<br />
R I D D E R S C H A P .<br />
DE inftellingen der Ridderfchap beftonden te<br />
gelijk met de Leenroerige verbintenis. De Leen-<br />
Baronnen hadden een aantal leen-houders, dezen<br />
maakten derzeiver roem en fterkte uit. Zij ftreeden<br />
derzeiver ftrijden en hadden gevolgehjk<br />
eisch op de Ridderlijke eertijtels. Een iegelijk,<br />
die vrij geboren was, kon dingen naar den Ridderftand,<br />
en, door 't verzeilen van zijnen heer,<br />
leerde hij de ridderlijke deugden. Naarijver, de<br />
verkeering met jongvrouwen, uit welken hij 'er<br />
eene koos tot het voorwerp zijner liefde, vuurde<br />
zijnen krijgsmoed aan, wekte zijnen ijver voor<br />
den godsdienst en onderwees hem in de kunst<br />
der eerbiedwaardigfte heldhaftigheid.<br />
Hij, die naar de ridderlijke waardigheid ftond,<br />
bood<br />
00 STUART en Secietij. MILLAR, Distïnctien of Rank.
*54 H E B I N D A A G S C H È LES rv.<br />
bood zich in de kerk aan, deedt belijdenis zijner<br />
zonden, voor welke hij de kwijtschelding verwierf;<br />
hij woonde de mis bij, hield den ganfchcn<br />
nacht de wagt bij zijne wapenen, plaatste<br />
zijn zwaard op het altaar, welk zwaard" hem dooiden<br />
priester werd wedergegeven, die den zegen<br />
oyer hem uitfprak. Het Sacrament des heiligen<br />
Avondmaals werd hem toegedient en na zich zelve<br />
gebaad te hebben, wierd hij in een rijk gewaard<br />
gekleed en hem de fporen en het zwaard<br />
aangegespt. Dus uitgedoscht, verfcheen hij voor<br />
zijn opperhoofd, en werd met een dag aan den<br />
hals tot ridder gelagen. Ailes eindigde met een<br />
feest en vreugdebedrijf.<br />
DE krijgsman tot de ridderlijke waardigheid<br />
verheven , werd aan de tafel en tot de verkeering<br />
van zijnen oppervorst toegelaten. Hij had<br />
het recht cm goud , bont, en zijde doffen te<br />
dragen. Hij was in zijnen rang onderfchciden<br />
door de zinfpreuk» welke hij op zijne wapenen<br />
voerde, en door het bijzondere maakzel of roeffel<br />
van zijn wapenichild. £ijne voorrechten waren<br />
dat hij in Gerichts- zaken of als krijgsgevangen<br />
niet onwaardig of flecht mogt behandelt worden;<br />
dat is, hij werd behandelt als een ridder.<br />
Men mogt op zijn woord vertrouwen, men achtte<br />
het groote fchande voor een ridder zijn woord<br />
te verdraijen. Hij verfcheen in 't veld te paard,<br />
verzeld van een fckildknaap, en wanneer hij ver-<br />
fchei-
LES iv. G E S C H I E D E N I S . 255<br />
fclieide ridders onder zijn doet had, werd hem<br />
een banier of dandert toegedaan. Aan zijne overblijfzels<br />
werd groote eer bewezen. Als hij ftierf<br />
werd hij met groote ftaatfie en plechtigheid begraven;<br />
zijn zwaard, ichild en andere wapenftukken,<br />
benevens zijne kleeding waren voorwerpen<br />
van den grootften eerbied.<br />
Een Ridder moest voor de veiligheid van den<br />
Staat zorgen en den roem daar van verdedigen,<br />
doch de goedkeuring zijner fchoone zette zijne<br />
wakkerheid aan. 't Was voor haar dat hij ftreed<br />
en overwon; aan haar wijdde hij zijne zegetekenen;<br />
zij ontftak het vuur van eerzucht in zijnen<br />
boezem, en zijne dapperheid en luisterrijke wapenverrigtingen<br />
bazuinden haare fchoonheid en<br />
volmaaktheid uit.<br />
DE vrouwen gevoelden hare heerfchappij. Zij<br />
roemden op de manhaftigheid harer ridders, en<br />
terwijl ieder even zeer was ingenomen met zijne<br />
fchoone, was ieder ridder gereed om de eer, de<br />
meerdere fchoonheid en roem der jongvrouwe zijner<br />
keuze te handhaven tegen alle medeftreevers.<br />
De Ridder leerde in 't gezelfchap der Juffers<br />
zich uitterlijk öp eene bcvalliger wijze voortedoen,<br />
't welk invloed had op zijne gevoeligheid<br />
en tederheid. Hij lag zich toe op eene zwierige<br />
houding. Befchaafdheid werd eene hebbelijke<br />
deugd, welke hem tot in het veld en den ftrijd-<br />
bij-
256 H E D E N D A A G S S H E EES IV.<br />
bijbleef, en zijne driften teugelde in de hitte des<br />
zegepraals. Dusdanig gedroegen zich de ridders<br />
in de zuivere tijden der Ridderfchap, toen de<br />
eer onaffcheidelijk aan de deugd verknogt was.<br />
Het uitten van de minde valschhcid was in die<br />
dagen eene belediging, eene fchande, welke niet<br />
kon uitgewischt worden. De fchuldigen werden<br />
ontridderd, eene ftraf welke voor hen wreeder<br />
was dan de dood. Doch in het verbasterd tijdvak<br />
der Ridderfchap, foen ridders tot laagheden<br />
vervielen, maakten zij nog eisch op de deugdzaamheid<br />
hunner karakters en beriepen zich op<br />
hunne zwaarden om dien eisch ftaande te houden.<br />
D E Ridderfchap liep haren loop af in Europa<br />
en raakte vervojgens in onbruik. In den verbasterden<br />
ftaat van 't Leenftelzel en omftreeks deszelfs<br />
verval werd de Ridderorde een werktuig<br />
van belang in de handen van eenen opperftem<br />
Men nam groote giften van die genen, dien men<br />
tot ridder maakte en zoo wanneer Vasfallen verzuimden<br />
die waardigheid aantenemen, werden<br />
hunne landen hen ontnomen. De edele ridders<br />
verloren hun aanzien; hun getal vermeerderde<br />
magtig. Zij werden baatzuchtig en verkogten<br />
hunne diensten aan den meestbiedenden. °Zij<br />
ftreeden om loon en niet om de eer. De Ridderfchap<br />
was afgefleten. De geregelde krijgs- *<br />
inrichtingen, welken het gebrekkige van 'tLeen-<br />
fteh
EES IV. G E S C H I E D E N I S ; £*f<br />
ftelzel aantoonden, fchortten het gebruik en dd<br />
voordeden daar van op. Dus (gelijk een Ichrander<br />
fchrijver wel aanmerkt) bragt het beipottelijk<br />
daglicht waar in de fchrijver van Don Quichot<br />
de Ridders plaatste niets toe aan derzeiver vernietiging,<br />
zoo als fommige gemeent hebben*<br />
neen, maar die orde ftierf van ouderdom, moedeloosheid<br />
en zwakheid (1).<br />
È E N vernielend gevolg van de Leen-règeerifTgi<br />
was het ftelzel van oorlog voeren tusfehen bijzondere<br />
lieden, het welk in de middel - eeuwen<br />
zoo algemeen de overhand had; De twisten tusfehen<br />
edelen (om te herhalen 't geen hier büvert<br />
gezegt is) werden beflist door 't zwaard, niet'<br />
door de wet; zij ontmoetten maikanderen in 'f<br />
veld, door wraak bezielt, vochten zij en ftorttert<br />
bloed; doch zulks maakte geen einde aan deri<br />
twist. Deze vijandfehappen gingen over van va-*<br />
der tot zoon en waren gedurende veele gedachten"<br />
de oorzaak van wederzijdfche. verwoesting 1<br />
eri<br />
flachting. Uit de onderdrukkingen en wreedheden<br />
van het leenftelzel fproot de vrijheid. Welke 1<br />
wij thans genieten. De onrechtmatige indrangert<br />
van koningen en edelen gaven aanleiding tot'<br />
worstelingen, welken in dit Eiland den weg baanden<br />
tot den vrijdom van den onderdaan, en ons<br />
ten<br />
(1) STUARTS Pf.ogï Soc. Mem. fur Vcnc. Ctev'alcrït pu<br />
Mr. St. PALM JE.<br />
\ *
258 H ï J J l N D A A f i S C H E LES IV.<br />
ten Jangen lesten onze natuurlijke rechten verzekerden.<br />
Er blijven nog eenige fporen van dat<br />
ftelzel over en deze behouden nog eenigen invloed<br />
op de zeden van de tegenwoordige eeuw.<br />
De Leenverbintenis is verbroken doch de Edelen<br />
bewust van het gewicht van hunnen rang en eigendom<br />
zouden nog graag de lager rangen daar<br />
door in afhanglijkheid houden; 't gemeen is<br />
thans de flaaf niet van trotfche Baronnen, doch<br />
omringt van den luister, den rang en den rijkdom<br />
der grooten befchouwt het hen met onderwerping,<br />
eerbied en ontzach. Deze uitwendige aanhangzels<br />
verbijsteren en zij die daar van leven<br />
worden door dezelven meer getroffen dan door<br />
iets van wezenlijker waarde.<br />
VIJF-
EES v. G E S C H I E D E N I S . ' 2£#<br />
V IJ F D E L E S .<br />
Dc Kruistochten, Gevolgen van dezelven, Gcbeurtenisfen,<br />
Omwentelingen, Regeering, Wetgeving;<br />
Zeden, Godsdienst, Geestelijke ordens.<br />
K R U I S T O C H T E N . '<br />
D E Kruistochten of heilige oorlogen maken<br />
eene gebeurtenis uit, welke op eene treffende'<br />
wijze het karakter kenfehetst der Europanen iri<br />
de twaalfde en dertiende eeuwen. Blinde godsvrucht<br />
en een verkeerde ijver waren de oorzaken<br />
van deze wreede oorlogen, en Christenen,<br />
door eene godsdienstige razernij aangedreven,fchonden<br />
alle goddelijke en menfchelijke wetten.-<br />
De gefchiedenis van 't menschdom voor dier!<br />
tijdkring levert ons niets dergelijks op. Canaan<br />
of 't heilige land was in die dagen hoog geacht<br />
als een land, in 't welk onzen gezegenden Heiland<br />
was geboren, alwaar hij gepredikt had,<br />
wonderwerken verrichtte, en ftierf voor de zonde<br />
der wereld. In de middel - eeuwen gingen de'<br />
Christenen van alle de oorden van Europa in<br />
bedevaart naar Judea, om het graf van Jezus<br />
Christus, de plaats zijner geboorte en alle andere<br />
plaatzen te bezoeken, welke vermaard waren om<br />
zijne omwandeling en de wonderwerken, die hij<br />
en zijne apostelen aldaar verrichtten. Ten muis-<br />
R a - ten
l6o H È D E N D A A G S C H E ESS V.<br />
ten eenmaal in hun leven eene bedevaart te doen<br />
naar 't Heilige land, was, naar hunne meening,<br />
het gefchiktfle middel ter verwervinge van Gods<br />
gunst. De Turken waren in dien tijd in 't bezit<br />
van Canaati, en de Christenen hadden tot daar<br />
toe met onverfchilligheid den godsdienst van<br />
Mahomed geplant gezien in het geboorteland van<br />
Christus, de bakermat van 't Christendom. Deze<br />
onverfchilligheid vcrwisfelde eensklaps in eenen<br />
allcrvurigften ijver. Eene dweepzuchtige<br />
woede greep de bewoners van Europa aan, zijademden<br />
wraak, en haakten naar niets zoo zeer<br />
dan de ongeloovige uit het bezit te verjagen van<br />
een land, voor 't welk zij zelf zoo veel eerbied<br />
hadden. Petrus de hermiet een ongeacht en ongeletterd<br />
mensch, werd de ziel van deze verbazende<br />
omwenteling. Deze pelgrim van Amiëns,<br />
wiens ijver hem had aangezet om Jerufalem te<br />
bezoeken, was door de Turken verachtelijk behandelt<br />
geworden. Bij deszelfs te rug komst te<br />
Rome befchreef Petrus op eene aandoenlijke wijze<br />
de ontheiliging van 't Heilige ïand, de kléenachting<br />
met welke men de bedevaartgangers aldaar<br />
bejegende, en de knevelarijen aan welken<br />
zij verplicht waren zich te onderwerpen. Urbanus<br />
H. was toen ter tijd Paus, wiens wensch<br />
was, gelijk het die van fommige zijner voorzaten<br />
geweest had, middelen te beramen om de Christen-wereld<br />
te wapenen tegen de Mahomedanen.<br />
Bevindende dat Petrus een gefchikt perlöon was<br />
om
EES v. G E S C H I E D E N I S . 261<br />
om hem in zijne ontweipen te helpen, zond hij<br />
hem van landfchap tot landichap om een kruistocht<br />
te prediken, deszelfs ijver medetedeelen en<br />
de Christenen overtehalen tot het opnemen van<br />
't kruis tegen de 'ongeloovigen. Petrus, onaangenaam<br />
van voorkomen, bijzonder in zijne kleeding,<br />
reisde door Italië, Duitschland en Frankrijk,<br />
met een touw tot gordel om zijne lendenen,<br />
en met het kruisbeeld in zijne handen.<br />
Overal, waar hij kwam, vermaande hij het volk<br />
de wapens optevatten tegen de Mahomedanen en<br />
ter verlosfinge van Jerufalem optetrekken. Zijne<br />
geweldige gebaren , luide dem, en't weemoedig<br />
verhaal deeden eene wonderbaarlijke uitwerking.<br />
De befmetting vergiftigde allen; en zij eischten<br />
luidkeels geleid te worden naar 't oosten. Alle<br />
rangen wierden door de zelfde zinnelooze ziekte<br />
aangedaan. Vorsten, Baronnen, Bisfchoppen,<br />
Monnikken, grijsaarts, vrouwen en kinderen.<br />
Urbanus II, ten uitterften verheugt over den<br />
goeden uitflag zijn's zcndelings, haastte zich dien<br />
voorttezetten en in een Concilie, te Clermont in<br />
Auvergne bij een geroepen, ftelde hij onder dc<br />
benaming van kruistocht, een bondgenootfchap<br />
voor, het welk ftrekken moest om de heilige ftad<br />
te verlosfen. Het algemeen geroep was, 't is<br />
Godes wille! 't is Godes wille! men ftemde eenparig<br />
tot den tocht en betijtelde dien met al het<br />
grootfehen van den Godsdienst. De Paus werd<br />
gekozen tot hoofd van de onderneming, en een<br />
R 3 rood-
aöa H E D E N D A A G S C H E EES V.<br />
rood-laken kruis was liet teken van allen die<br />
bereidwillig waren om duizend mijlen verre te<br />
gaan vechten tegen een volk, het welk zij nau-<br />
lijks bij naam kenden. ,De kruisvaarders werden<br />
een vullen aflaat gefchonken en men beloofde<br />
den hemel aan hen, die in zulk eene edele zaak<br />
mogten komen te fneuvelen. De edelen fchaar-<br />
den zich gewillig onder het banier van 't kruis.<br />
Onafhanglijk, onrustig, verzot op verftroijing en<br />
oorlog, verzonken in losbandigheid, onkundig en<br />
bijgeloovig was eene boetdoening, welke in pion<br />
der en bloedvergieten beftond, zeer overeen<br />
komstig met hunnen fmaak, en zij waren blijde<br />
op zulke gemakkelijke voorwaarde den hemel te<br />
kunnen verkrijgen. Zij, die ongeneigt waren<br />
hunne fchulden te betalen, namen het kruis op,<br />
om hunne fchuldeisfchers te ontfnappen, want<br />
niemand der kruisvaarders mogt, onder wat voor-<br />
wendzel ook, in rechten betrokken worden.<br />
Sommigen lieten zich infehrijven om den tocht<br />
mede te doen. alleen op hoop van hun fortuin<br />
te maken of eenigen roem door hunne daden te<br />
verwerven: doch eene verkeerde of niet wel be-<br />
greepen godsdienstigheid, eene neiging tot nieu<br />
wigheid, en eene begeerte om deel te hebben<br />
aan eene zoo zonderlinge onderneming, fpoorden<br />
de meesten aan om kruisvaarders te worden. De<br />
pauzen befchouden de kruisvaarders als lieden,<br />
fiie hen geheel toegedaan waren, door wien zij<br />
in ftaat zouden zijn koningen te verfchrikken en<br />
die
EES v. G E S C H I E D E N I S . 263<br />
die voor hen te doen buigen. Deze uittochten<br />
waren der vorsten van Europa niet onaangenaam,<br />
dewijl zij door dezelven ontdaan werden van<br />
veele magtige en rustelooze Vasfallen, die aanhoudend<br />
derzeiver gezach trotleerden. De geestelijkheid,<br />
die zich geene gelegenheid liet ontglippen,<br />
om haar eigen invloed te vermeerderen,<br />
begunstigde grootelijks deze kruistochten. Dan<br />
de ijver alleen was het voorname roerzei niet<br />
van deze zinneloosheid; verfcheide bijzondere<br />
beweegredenen tc famen met den romanesken<br />
geest der eeuw bragten veel toe om de Europanen<br />
overtehalen hun land te verlaten om graven<br />
te zoeken in Afia. Europa, gelijk Anna Comuena<br />
zich vdtdrukt, fcheen bij de wortels van een<br />
gereten te worden om Afia te overftelpen.<br />
W E L K E ook de beweegredenen der kmisvaarderen<br />
mogen geweest zijn, lt is zeker dat bun<br />
getal fchielijk tot viermaal honderd duizend aangroeide.<br />
Deze menigte werd verdeeld in drie<br />
hoopen, de eerfte omtrent tagtig duizend fterk,<br />
doch meestal uit het gemeende volk- beftaande,<br />
wierd geleid door Petrus den hermiet. Deze<br />
bende viel in haren optocht op de Joden in<br />
Duitschland aan, die zij allen over den kling<br />
deed fpringen; voorts hare reis vervolgende door<br />
Hongarijën en Griekenland, plunderde zij, overal<br />
waar zij kwam, de Christenen. Losbandigheid<br />
en de aanval der bewoners van de Landen, door<br />
R 4 wel-
9,64 H E D E N D A A G S C H E LES V.<br />
welke deze woeste menfehen trokken, vermin,<br />
derde hun getal merkelijk, zoo dat hun leger,<br />
toen zij aan de flraat van Conftantinopolen kwa<br />
men, bijna tot niets verfinolten was,<br />
DE tweede hoop, met minder verwarring<br />
voorttrekkende dan de eerfte, drong in Afië, al<br />
waar zij in eenige fchermutzelingen eenig voor<br />
deel hadden, doch deze bende eindigde haren<br />
tocht met te zwichten voor de wapenen van So-<br />
Lman in de vkktens van Nicea.<br />
DE derde hoop werd geleid door vermogende<br />
vorsten wel ervaren in de krijgskunde. Robert,<br />
hertog van Normandijë, Hugo, graaf van Ver-<br />
mqndois, broeder van Philippus, koning van<br />
Frankrijk; Boudewijn, graaf van Vlaanderen,<br />
Euftachius van Boulogne, Godefroi van Bouillon,<br />
hertog van Neder-Lotharingen; Herpinus, burg<br />
graafvan Bourges, de oude Raimont, graaf van<br />
Touloufë gevolgt van veele Edelen van Europa<br />
en van krijgslieden kwamen in Griekenland aan,<br />
waar zij verfte.kt werden door Bohemond, her><br />
tog van Calabrië, die met zich bragt een bende<br />
dier Normannen, zoo berucht om derzeiver wak<br />
kere bedrijven. Alexus Comnenus, keizer van<br />
Conftantinopolen, ontrust over oeze uittochten,<br />
maakte allen fpoed pm zich zoo rasch mogelijk<br />
te ontdoen van deze gevaarlijke en ftoute gasten.<br />
Hij vleidde, hei koosde en bezorgde hen de<br />
iche-
EES v. G E S C H I E D E N I S . 16*5<br />
fchepen om hen naar de overzijde te vervoeren.<br />
In Afië aangekomen gaven zij blijken van hunnen<br />
moed en vlugheid waar in zij Soliman overtroffen,<br />
en ftelden zich in 't bezit van Bethinië',<br />
Cilicië en Sijrië, uit welke landen zij de Sultans,<br />
die daar heerschten, verdreven. Doch tegenfpoed<br />
en afmattingen hadden te dier tijd de<br />
helft van hun leger doen fmelten. Eindelijk<br />
kwamen zij voor de muren van Jerufalem en<br />
begonnen het beleg dier ftad, het welk zoo berucht<br />
is om de menigvuldige dappere daden der<br />
belegeraaren en der belegerden, om het groot<br />
aantal vorsten daar bij tegenwoordig, en om<br />
Tasfo's onfterflijk. dichtftuk. Na een beleg van<br />
zes weken wierd de ftad ftormenderhand ingenomen,<br />
en de veroveraars, aangezet door eene<br />
beestachtige woede, vermoordden onbarmhertig<br />
alle die geen Christenen waren. De verholenfte<br />
fchuilhoeken bleven niet verborgen voor hunne<br />
woeste wreedheid. Sidderende moeders met derzeiver<br />
onnoozele kinderen werden aan 't zwaard<br />
opgeöffert, en het bloed ftroomde door de ftraaten.<br />
Na deze verfchrikkelijke flachting kwamen<br />
de Christenen aan het graf van Jefus Christus,<br />
waar zij op hunne kniën nedervielen en de lucht<br />
deeden weergalmen van hunne verzuchtingen en<br />
weeklagten.<br />
Go DE FR01 van Bouillon werd tot koning<br />
R 5 ver-
i66 H E D E N D A A G S C H E LES V.<br />
verkoren van Jerufalem; Raimond werd graaf<br />
van Edesfa gemaakt, en Antiochië, de aanzien<br />
lijkfte verovering der kruisvaarderen, werd door<br />
Bohemond tot een vorstendom verheven. De an<br />
dere hoofden des kruistochts keerden naar Euro<br />
pa te rug. Kort na hun vertrek tastten de Tur<br />
ken de muren van Jerufalem met geweld aan.<br />
Godefroi evenwel doeg hunne aanvallen kloek<br />
moedig af; doch zijne regeering, welke flechts<br />
één jaar duurde, liet hem geen tijd om beften-<br />
digheid aan dat pas geboren koningrijk te verze<br />
keren. Te vergeefsch flneekte Boudewijn, die<br />
hem opvolgde, Europa om bijftand; de moed<br />
der St. Jan's ridderen onderfteunde hem op eenen<br />
waggelenden throon. Deze orde van monnikken<br />
gedeeltelijk geestelijk, gedeeltelijk krijgsmatig<br />
gaf geboorte aan andere ordens. De Tempeliers<br />
en Duitfche ridders werden naar dat model ge-<br />
vormt en namen dezelfde regels aan. De drie<br />
ordens brandende van dat vuur, het welk alle<br />
nieuwe inftellingen bezielt, bedreven veele hel<br />
dendaden. De Saracenen vluchtten voor hen.<br />
Zij beichermden de Pelgrims; zetten de grenzen<br />
van de bezittingen der Christenen in Afia uit en<br />
gaven vastigheid aan den throon van Jerufalem.<br />
Doch afgunst en tweedracht verdeelden hen wel<br />
haast, de haat wapende hen tegen eikanderen eu<br />
verwarring bragt de heilige ftad op den rand des<br />
afgronds. In dezen rampfpoedigen toeftand,<br />
dron-
LES v. G E S C H I E D E N I S . 26?<br />
drongen de Christenen van Afiè', in Europa op<br />
eenen nieuwen kruistocht aan (m).<br />
T W E E D E K R U I S T O C H T .<br />
PAUS Eugenius III. achtte zijnen ouden meester<br />
den Heiligen Bernardus een gefchikt perfoon,<br />
om de westerfche wereld overtehalen zich nog<br />
eens ter kruisvaart te begeven. Hij kon voorzeker<br />
geen bekwamer werktuig verkiezen. Het<br />
volk eerbiedigde hem als een heiligen van de<br />
eerde orde. De antwoorden, welke hij uit zijn<br />
cel gaf, werden in die dagen als zoo veele Godfpraken<br />
aangemerkt, blij was de beflisfer der koningen,<br />
de zièl der kerkvergaderingen, en hij<br />
kon de gemoederen neigen, naar welken kant hij<br />
wilde. Paus Eugenius, zeg ik, bepaalde zich<br />
tot hem om de vorsten en derzeiver onderdanen<br />
onder 't banier des kruices te verfamelen. Bernard<br />
zette door zijne fermoenen de geestdrijverij<br />
aan. Lodewijk VII. ontving het kruis uit zijne<br />
handen. Veele zijner edelen, drie Bisfchoppen,,<br />
en Eleonora zijne koningin ontvingen het teken<br />
des kruices van hem met dezelfde drift. Bernard<br />
begaf zich van Frankrijk naar Duitschland, en<br />
haal-<br />
(m) De eerfc kruistocht gefjiieddc in 1095. toen Hendrik IV.<br />
keizer was van Duitschland, Willem de Rosle, koning van Enge-<br />
land, Philippus I. 'koning van Frankrijk, A'p! cmio VI. ki:ü;i
*68 H E B E N D A A f i S C H E LES V.<br />
haalde keizer Coenraad III. over het knus optevatten.<br />
Hij verklaarde zelf door God gelast te<br />
zijn om hen de overwinning te beloven. De<br />
faam zijner wonderwerken en voorzeggingen geen<br />
twijvel overlatende, wegens den zegepraal, welken<br />
zij donden te behalen, wilde ieder een deel<br />
hebben in dezen tocht, zoo dat in verfcheide<br />
deden niet dan vrouwen en kinderen overbleven.<br />
Bernard werd aangezocht tot opperhoofd des<br />
kruistochts, dan, hij bedankte wijzelijk voor die<br />
eer, welke hij wist dat hem zoude bloot dellen<br />
aan befpotting. Dezelfde oorzaken, welke het<br />
volkomen mislukken van den eerden kruistocht<br />
wrochten, bewerkten ook de vernieling van dezen.<br />
Coenraad, na een leger van tagtig duizend<br />
mannen verloren te hebben, keerde ten naasten<br />
bij alleen naar Duitschland te rug. Lodewijk<br />
VII. was met een niet min talrijk leger nog rarapfpoediger<br />
dan Coenraad. Ontëert door zijn<br />
vrouw , geflagen door de Saracenen , bragt hij<br />
in Frankrijk flechts fommige zijner hovelingen<br />
te rug. Duizend bedorven familjen bewezen de<br />
valschheid der Prophetiën van den Heiligen Bernardus',<br />
en lieten openlijk hare klagten tegen<br />
hem hooren. Hij antwoordde 'er niet op; maar<br />
zich zeiven vergelijkende bij Mozes, zeide hij<br />
dien wetgever te gelijkenen, die alhoewel hij beloofde<br />
de Israëliten te brengen in 't land Canaans,<br />
nogthans het eerfte gedacht in de woestijnen<br />
zag omkomen.<br />
DER-;
LES V. G E S C H I E D E N I S . 269<br />
D E R D E K R U I S T O C H T .<br />
DEZE rampfpoedige uittochten bragten de<br />
Christenen van Afia geen bijftand aan; die Christenen,<br />
meer dan ooit verdeelt, liepen het uitterfte<br />
gevaar van uit Jerufalem verdreeven te worden.<br />
De Turken hadden befloten de Christenen<br />
het bezit der heilige ftad te ontnemen. Met Noradin<br />
aan hun hoofd begonnen zij hunne beramingen<br />
werkftellig te maken, en Saladin, de opvolger<br />
van Noradin volvoerde die. — Saladin<br />
veroverde in weinig tijd Egijpte, Sijrië, Arabië<br />
en Mefopotamië. In 't bezit dier landen zijnde,<br />
befloot hij de verovering van Jerufalem, welke<br />
ftad door hevige partijfchappen verfcheurt werd.<br />
Guij vanLufignan, die 'er toen koning van was,<br />
Veriamelde de Christenen cn toog tegen Saladin<br />
op, die, het Christen leger in eene engte gelokt<br />
hebbende, Guij en deszelfs troepen noodzaakte<br />
zich krijgsgevangen te geven. Saladin trok van<br />
het flagtveld naar Jerufalem, welke ftad hare<br />
poorten voor hem opende, 't geen een einde maakte<br />
van dat kleene koningrijk, na dat het zelve<br />
ten naasten bij een eeuw beftaan had.<br />
D E overwinningen van den wakkeren en edel-<br />
moedigen Saladin vervulde Europa met fchrik en ;<br />
beroering, en de tijding, dat Jerufalem was ingenomen,<br />
was noodlottig voor Urbanus III, dip<br />
van droefheid ftierf. De Christen vorsten, gretig
270 H E D E N D A A G S C I I E LES V.<br />
tig om het heilige land te herwinnen, fchorttedcn<br />
hunne bijzondere twisten op en befloten tot<br />
een' derden kruistocht. Frederik Barbarosfa, een<br />
der grootdc keizers, die ooit in Duitschland<br />
heerschten, wel bedreven in de krijgskunde, die<br />
daar in dikwijls wel gellaagt had, en daarenboven<br />
een verftandig ftaatkundige was, toog te<br />
land aan 't hoofd van honderd, vijftig duizend<br />
krijgslieden; Philippus Augustus, een der grootfte<br />
koningen, die Frankrijk dnts de dagen van<br />
Karei den grooten gezien had, toog ter zee, gevolgt<br />
van een wel famengeftelt leger; Richard<br />
Leeuwenhart, koning van Engeland, de held<br />
van den kruistocht, toog aan 't hoofd der Engelfche<br />
edelen en van eene keurbende.<br />
FREDERIK was genoodzaakt de Grieken te<br />
bevechten, die bevrcest voor de kruisvaarders<br />
een verbond hadden aangegaan met Saladin. Hij<br />
opende zich eenen doortocht in Thracic, fchoon<br />
keizer Ifaac Angelus zich daar tegen verzettede,<br />
cn doeg tot twee keeren den Sultan van Iconium,<br />
doch zich, terwijl hij verhit was, gebaad<br />
hebbende in de rivier Cijdnus, ftierf hij, en zijne<br />
veroveringen liepen op niet uit. De aankomst<br />
van Philippus deedt de hoop der kruisvaarders<br />
herleven. Hij gaf de Saracenen de nederlaag,<br />
nam verfcheide fteden in, en belegerde Acra.<br />
Richard fpoedde zich om de pogingen van Philippus<br />
te onderfteunen; uit noodzakelijkheid was<br />
Hij
LES v. G E S C H I E D E N I S . Ü7I<br />
hij in Sicilië opgehouden en bad, gedurende zijn<br />
verblijf aldaar, de zaken van dat Eiland geregeld.<br />
In zijnen overtocht naar den Archipél, wierd hij<br />
door ftorm en door gebrek aan leeftocht Verplicht<br />
Cijprus aantedoen. Hij verzogt verversfehingen<br />
voor zijne troepen van Ifaac den koning van dat<br />
Eiland, die onmededoogend hem dezelven weigerde.<br />
Richard, beledigt over deze weigering,<br />
zette zijne troepen aan land, bevecht Ifaac, dien<br />
hij de nederlaag geeft, zet hem en deszelfs familje<br />
in de boeijen en doet zich zeiven tot koning<br />
van 't ganfche Eiland kroonen. Dit gedaan<br />
zijnde, vervolgde hij zijnen weg naar 't heilige<br />
land, alwaar hij, met roem beladen, aankwam.<br />
Philippus naarijverig wegens de meerdere krijgskundigheden<br />
van Richard, veinsde ziekelijk te<br />
zijn en keerde naar Frankrijk te rug, onder eede<br />
belooft hebbende geene der ftaten zijns mededingers<br />
gedurende deszelfs afwezenheid te zullen<br />
aanranden. Richard, meester van 't veld van<br />
eer, gaf 'er blijken van de heldhaftigfte dapperheid,<br />
nam de ftad Acra in, floeg Saladins veldöverftens<br />
in verfcheide gevechten, viel op Saladin<br />
zeiven aan en had de eer hem tc ontwapenen.<br />
In 't midden van al dezen voorfpoed, wierd<br />
hem bericht, dat Philippus Augustus, in weerwil<br />
van deszelfs eed, zich bediend had van zijne<br />
afwezendheid en zich meester te maken van een<br />
gedeelte van Normandijë, en zelfs zijn broeder<br />
aangeport om tegen hem opteftaan. Deze tijding<br />
be-
a?3 H ï B E N B A A t S C H E EES V.<br />
bewoog hem een beftand te fluiten met Saladin,<br />
waar bij de Christenen van Palestina rust en<br />
vreede verzekert wierden; doch hij was verplicht<br />
den Sultan toeteftaan in 't bezit van Jerufalem<br />
te blijven en een einde vaa den kruistocht te<br />
maken.<br />
V I E R D E K R U I S T O C H T .<br />
SCHOON de kruistochten tot hier toe veel<br />
menfehen - bloed gekost hadden, en de uitkomst<br />
derzelven zeer rampfpoedig geweest had, verkoelde<br />
zulks echter de vurige drift der Christenen<br />
niet, noch overreedde hen van hun roekeloos<br />
beftaan aftezien. De pauzen hadden 'er te<br />
veel belang bij, dan dat zij deze befmettende razernij<br />
zouden hebben willen tegengaan. Innocentius<br />
III. verfamelde een ander leger van kruisvaarders,<br />
famengeftelt uit Franfchen en Italianen,<br />
aan wier hoofd was Balduin, graaf van<br />
Vlaanderen. De Venetianen zich daar bij gevoegt<br />
hebbende, kwamen zij in de nabuurfchap van<br />
Conftantinopolen aan, en legerden zich buiten de<br />
muren. Verdeeltheid en oproer heerschten in de<br />
ftad. Ifaac Angelus had maar onlangs zijn vrijheid<br />
en leven verloren door het verraderlijk gedrag<br />
zijns broeders Alexis. De zoon van Ifaac<br />
had een aanhang en de kruisvaarders boden hem<br />
hunnen gevaarlijken bijftand aan. De jonge Alexis,<br />
gehaat van de Grieken, om dat hij de<br />
Latijnen had in 't land gebragt, wierd vermoord<br />
door
LES v. G E S C H I E D E N I S ^ 273<br />
door eene factie. Alexis Ducas, bijgenaarnt<br />
Murthulfus, een zijner bloedverwanten, vormde<br />
.eene famenzweermg tegen hem, bragt vader en<br />
zoon om 't leven en bekleedde zich zeiven met<br />
het purper, waar op de kruisvaarders, onder<br />
voorwendzel van dien moord te wreken, de flad<br />
introkken, zonder tegendand te ontmoeten; de<br />
inwoners door het zwaard deden omkomen, cn<br />
zich overgaven aan de ijslijkfte buitensporigheden<br />
van woede en roof. x\ldus werd Condantinopo-<br />
len geplundert, en de inwoners dier flad afge<br />
maakt door Christenen, die Europa enkel verla<br />
ten hadden met oogmerk om eeniglijk de vijan<br />
den van 't Christendom te beftrijden (n).<br />
BALDUIN werd keizer van Conftantinopolen<br />
gemaakt; men verkoos eenen Venctiaan tot het<br />
vervullen van den Patriarchalen ftoel, en de an<br />
dere kruisvaarders verdeelden het koningrijk on<br />
der zich. De Peloponncfus, het eiland Candia,<br />
en verfcheide fteden in Phrigië vielen den Vene<br />
tianen ten deel. Sommige van de keizerlijke fa<br />
milje van Comnena, niet afgefchrikt door den<br />
tegenfpoed van 't Griekfche keizerrijk, ftigtten<br />
twee<br />
(ti) Als ecu trek van der Franlchen karakter heeft inen opge<br />
merkt dat de kruisvaarders dier natie met de vrouwlieden in de<br />
kerk vati Santa Sophia ronddansten, terwijl een dier fcjnamtfri<br />
loozen die Balduin's leger volgden, een lied zong overeenÉoniskis<br />
naar beroep. (VQLTAIRK)<br />
s
a74 H E D E N D A A G S C H E LES V.<br />
twee kleene koningrijken, een te Nicea in Bithijniè',<br />
en het andere te Trebilbnde tusfehen de<br />
zee en 't gebergte Caucafus. De Paus, die omftreeks<br />
dien tijd hoofd werd van de oosterfche<br />
kerk, vergaf ligtelijk aan de kruisvaarders dat<br />
zij verwaarloosd hadden Jerufalem uit de handen<br />
der Mahomedanen te verlosfen.<br />
V I J F D E K R U I S T O C H T .<br />
D E Christenen namen niet altoos het teken<br />
van 't kruis aan om tegen de ongeloovigen ftrijd<br />
te voeren. De dolzinnigheid der dweeperij en<br />
een vervolgzieken geest, bragten den vijfden<br />
kruistocht voort ter vernieling der Christenen.<br />
Aankanting tegen de dwalingen in de leer, en<br />
tegen de trotschheid en ftaatzucht der geestelijkheid,<br />
had veele in de zuidelijke Iandftreeken van<br />
Frankrijk fchuldig of >ftrafwaardig gemaakt bij<br />
de kerk van Rome. Zij weigerden tot bedienaars<br />
des godsdiensts van den nederigen Jezus te erkennen<br />
menfehen, die ontbloot waren van nederigheid,<br />
zachtmoedigheid en zelfsverloochening.<br />
Deze getuigen voor de waarheid werden bij den<br />
algemeenen naam van Albigenzen genoemt. Innocent<br />
III. ontrust wegens derzeiver grondbegin-,<br />
zeis en aankanting tegen de geestelijkheid, nam<br />
het bed uit hen uitteroeijen. Men predikte een<br />
kruistocht tegen hen en bragt een geducht leger<br />
bij een over het welke Simon van Montfort tot<br />
i •pperbevelhebbcr werd aangefteld. De Paus rigt-<br />
te
EES v. G E S C H I E D E N I S . 275<br />
te ten zei ven tijde het hof van Inquifitie op, het<br />
welk in den naam van den God des vrcdes, verfcheide<br />
eeuwen de gruwelijkfte wreedheden heeft<br />
geöefiént. Van alle de onrechtveerdige gerichtshoven,<br />
welke ooit op aarde beftaan hebben, is<br />
dat der Inquifitie het aller ongerechtiglijkfte. Dit<br />
gerichtshof neemt alle vermoedens voor goede<br />
bewijzen aan, houd een fchijn - misdaad voor eene<br />
wezenlijke euveldaad, en de getuigenis van<br />
den eerloosten aanklager voor een duidelijk bewijs<br />
en zend, zonder mededoogen, duizende ongelukkige<br />
flachtöffers tot den brandftapel. Het<br />
vermogen van dit helfche gerichtshof is thans<br />
minder dan het voormaals was, en wij mogen de<br />
hoop voeden dat de tijd niet ver meer af is van<br />
het geheel vernietigt te zien.- De onfchuldige<br />
Albigenzen, door hunne vijanden vervolgt, fneuvelden<br />
door 't zwaard of kwamen om in 't midden<br />
der vlammen, door de Inquifitie aangeftoken.<br />
De onbefchofte Montford plunderde en verwoestte<br />
ganfche fteden, flachtte derzeiver bewoneren,<br />
terwijl de priesters, die hem verzelden, de eerfte<br />
waren om de fteden en dorpen in brand te<br />
zetten. Raimond, graaf van Touloufe, wierd in<br />
den kerkdijken ban gedaan, om dat hij had beftaan<br />
zijne onderdanen bijtefpringen, om zijn leven<br />
te behouden was hij genoodzaakt zich te<br />
vernederen voor eenen trotlchen legaat en zich<br />
te onderwerpen aan de fchandelijkfte boetdoening.<br />
Dan alle de wreedheden van Rome fcbii-<br />
S 3 de»
276 H E D E N D A A G S C I I E LES V.<br />
den de Albigenzen niet volkomen verdelgen, zij<br />
bleeven voortduren tot aan de hervorming en<br />
werden toen voor een gedeelte Protestanten.<br />
Z E S D E K R U I S T O C H T .<br />
NIET zoo baast was de kruistocht tegen de<br />
Albigenzen geëindigt of Innocenrius III. imeedde<br />
op nieuw een ontwerp om het heilige land te<br />
verloslcn. Andreas, koning van Hongarije en<br />
Johannes van Briënne, die flechts den tijtel van<br />
koning van Jcrulaiem voerde, verzeld van den<br />
kardinaal Julianus, 's Pauzen legaat, Helden zich<br />
aan 't hoofd eens legers van kruisvaarders. Dan,<br />
in ftede van hunnen tocht te rigten naar Palestina,<br />
wendden zij het naar Egijpte. In 't begin<br />
waren hunne wapens voorfpoedig. De Saraceenen,<br />
na dikwijls geflagen te zijn, waren verplicht<br />
zich naar 't gebergte te begeven, en de Christenen<br />
meester te laten van 't vlakke veld. De<br />
beide veldöverften van het kruisleger alvorens<br />
hunne voordcelen voorttezetten, wilden alle behoorlijke<br />
omzichtigheid gebruiken, doch de legaat<br />
nam, met het gezach eens meesters, 't bevel<br />
van 't leger op zich, noopte de veldöverften<br />
zijne bevelen optevolgen, en onderfteund dooide<br />
Tempel-ridders, geleidde hij het leger tusfehen<br />
twee armen van den Nijl. De Saracenen<br />
openden toen de fluizen en zetten der Christenen<br />
legerplaats onder water. In een zoo gevaarlijken<br />
toefland achtten zij zich zeiven gelukkig tot een<br />
ver-
LES v. G E S C H I E D E N I S . 277<br />
verdrag te kunnen komen met den Sultan, die<br />
hen to&ftond met ichande naar Europa te rug te<br />
keeren.<br />
c<br />
ZEVENDE EN LAATSTE KRUISVAART.<br />
EUROPA was het dragen van het teken des<br />
kruices hartelijk moede. Het volk was ten naasten<br />
bij herfteld van de belmettelijke kwaal van<br />
ter kruisvaart te trekken. In de algemeene gisting,<br />
welke Europa beroerde, durfden de vorsten<br />
naulijks hunne daten verlaten. De Pauzen, hevig*<br />
vergramt op de keizers, dagten niet meer<br />
aan het heilige land. De kruistochten fchcenen<br />
een einde te hebben, toen Lodewijk IX, gemeenlijk<br />
den heiligen bijgenaamt, koning van<br />
Frankrijk, den zevenden en laatften kruistocht<br />
ondernam. Deze vorst, een toonbeeld voor menfehen<br />
en koningen, door eene hevige ziekte aangetast,<br />
verbeeldde zich een ftcm te hooren, welke<br />
hem zeide, dat hij zoude herdellen, maar<br />
dat hij een kruistocht moest ondernemen tegen<br />
de ongeloovigen. Hij deedt daar toe eene gelofte<br />
en onmiddelijk naar zijne herftclling maakte<br />
hij zich gereed om ter kruisvaart te trekken.<br />
Zijne moeder, zijne vrouw cn zijn raad deden<br />
alles wat zij konden om hem daar van te doen<br />
afzien; dan, de omdandigheden zijns koningrijks,<br />
het'belang zijner familje en het gevaar, 't welk<br />
eene zoo onbedagtzame onderneming moest verzeilen,<br />
waren niet in ftaat om hem van zijn<br />
S 3 ont-
278 H E D E N D A A G S C H E LES V,<br />
ontwerp aftebrengen. Men zeide hem dat eene<br />
onbedagtzame gelofte van geene verbindende<br />
kracht is, en dat de eerfte plicht eens konings<br />
beftaat in het geluk en den voorfpoed zijns volks<br />
te behartigen. Doch deze heilzame raad maakte<br />
geen indruk op Lodewijk. Na eene toebereiding<br />
van drie jaren, toog hij heen, verzeld van Margareta<br />
van Provence, zijne vrouw, zijne drie<br />
broeders en van bijna alle de ridders van Frankrijk.<br />
Eduard, zoon van Hendrik III, koning van<br />
Engeland, voegde zich bij het kruisleger met<br />
eene talrijke bende Edelen. Het leger ging fcheep<br />
te Aiguemortes, zette koers naar Egijpte en landde<br />
niet verre van Damiette, eene fterke ftad aan<br />
den mond des nijls. De Mahomedanen, die het<br />
ftrand bezet hielden, poogden te vergeefsch de<br />
Christenen het landden te beletten. Lodewijk<br />
fprong in zee, naderde onder een vlaag van pijlen,<br />
en bereikte het ftrand, gevolgd van zijne<br />
troepen welke hij in dagorde fchaarde en waar mede<br />
hij de Saracenen op de vlucht dreef. De ftad<br />
van Damiette werd door de kruisvaarders ingenomen<br />
: de verlchrikte ongeloovigen vloden naar alle<br />
kanten, en de verovering van Egijpte Icheen<br />
ten naasten bij zeker. In een oogenblik veranderde<br />
dat gelukkig begin in tegenlpoed en fchandc.<br />
Zicktens, door't losbandig leven der kruisdragers<br />
veroorzaakt, gebrek aan levensmiddelen, en de<br />
hitte der luchtftreek verminderden het leger van<br />
Lodewijk niet weinig; wiens broeder, de graaf<br />
van
LES v. GESCHIEDENIS. 279<br />
van Artois, benevens den bloem des Franfchen<br />
adels door den dood werden weggerukt; hij zelf,<br />
door de Saracenen aangevallen, werd geflagen en<br />
met het grootde gedeelte zijns heirs krijgsgevan<br />
gen gemaakt. Na een maand in kluisters te heb<br />
ben doorgebragt, gaven zijne overwinnaars, uit<br />
eerbied voor zijne deugden, hem de vrijheid we<br />
der en floten met hem een wapenftilftand voor<br />
tien jaren.<br />
DUSDANIG was het einde der kruisvaarten,<br />
die ondernomen waren ter herwinninge van het<br />
Heilige Land. Deze tochten waren het gevolg<br />
van de godsdienstige gevoelens en zeden der<br />
midden-eeuwen en een duurzaam bewijs van de<br />
flechte gevolgen van verkeerde grondbeginsels.<br />
De Christenen van Europa namen verder geen be<br />
lang in de zaken hunner broederen in 't oosten,<br />
en de plaatzen, in welke zij zich aldaar gevestigt,<br />
hadden, bijftand ontberende, vervielen wel haast<br />
tot niets (o).<br />
HET Latijnfche rijk, door de kruisvaarders<br />
gevormt, was van eene kieene uitgeflrektheid,<br />
bevattende eeniglijk- Conftantinopole en eenige<br />
weinige mijlen gronds in de nabuurlchap dier<br />
ftad. Balduin, de eerfte koning, regeerde nau-<br />
lijks<br />
(o) De kruistochten bevatten een tijdkring van honderd agt en<br />
zeventig jaren, dat is van 1095 tot 127,5.<br />
S 4
a8o H E D E N D A A G S C H E LES V.<br />
lijks een jaar. Door de Bulgaren aangevallen,<br />
werd hij geflagen, gevangen genomen en levendig<br />
gevild. Hendrik, Zijn broeder en opvolger,<br />
1'choon niet zoo ongelukkig, regeerde kort en<br />
onrustig. Petrus van Courtenaij viel in de handen<br />
van Theodorus Angelus Comnenus, die hem<br />
docd pijnigde. Robert, zijn zoon, kon nauüjks<br />
de dad verdedigen en Michiel Paleologus dreef<br />
Balduin II. uit Condantinopole en maakte een<br />
einde van de regeering der Latijnen.<br />
DE Christenen in Palestina werden door de<br />
Turken Ipoedig berooft van hunne bezittingen.<br />
Veelerlei oorzaken verhaastten hunnen ondergang,<br />
deze waren de gedurige twisten der krijgszuchtige<br />
monnikken, dikwijls verzelt van bloeddortingen;<br />
het ongebonde. leven der Christenen, de<br />
haat der Grieken, die liever aan de Turken wilden<br />
onderworpen wezen, dan gebukt gaan onder<br />
't juk van Rome. — Eindelijk werd de dad Acra,<br />
de eenige veifcerkte plaats in 't bezit dei-<br />
Christenen herent, en na eene hardnekkige belegering<br />
ingenomen en door de Mahomedanen in<br />
de asiche gelegt, zoo dat toen van de kruisvaarten<br />
niets meer overbleef.<br />
OORZAKEN DER KRUISTOCHTEN.<br />
DE kruisvaarten waren ongetwijvelt eene on<br />
voorzichtige en dolle onderneming, ten minsten<br />
moeten zij ons, die in de agttiende eeuw leven,<br />
al*
EES v. G E S C H I E D E N I S . a8i<br />
als zodanig voorkomen; maar die genen, die<br />
in de twaalfde' en dertiende eeuw beftonden,<br />
befchouden dezelven in een gansch verfchillend<br />
licht. In de hitte van drift nemen de menfehen<br />
deel of wikkelen zich in ondernemingen,<br />
van welke zij bij bedaarder bepeinzing de dwaasheid<br />
en onbillijkheid veröordeelen. De fmaak,<br />
zeden en vooröordeelen van de middel - eeuwen<br />
zetteden de Europanen aan deel te nemen in<br />
heilige oorlogen, zonder ooit in bedenken te<br />
nemen, of dezelven voordeelig, nuttig of het<br />
tcgengeftelde konden zijn. Verfcheide oorzaken<br />
werkten derhalven om de Christenen het kruis<br />
te doen opvatten.<br />
BEDEVAARTEN naar het heilige land had<br />
den lang in gebruik geweest, en waren befchouwt<br />
geworden,als de krachtdadigde middelen ter eeu<br />
wige behoudenis. Een verkeerde godsdienst-ij ver,<br />
gebrek aan liefdadigheid verwekten in de gemoe<br />
deren der Christenen een' haat tegen de Maho-<br />
medanen, welke haat veifterkt werd door de on<br />
dernemingen der Turken in Europa en door de<br />
wreedheid waar mede zij de Afiatifche Christe<br />
nen behandelden. Het heilige land was in 't be<br />
zit der Mahomedanen en dé Christenen meenden<br />
Gode een' aangenamen dienst te bewijzen met<br />
aan de ongeloovigen dat land te ontnemen. Vol<br />
gens 't gevoelen der Christenen kon Jefus Chris-<br />
S 5 '<br />
t u s
28a H E B E N D A A G S C H E LES V.<br />
tus hen niet erkennen voor zijne discipelen, ten<br />
ware zij hem godsdienstiglijk eerden in het land,<br />
daar hij geboren was, en zich voor hem vernederden<br />
op den grond daar hij gekruizigt en begraven<br />
was geworden.<br />
M E T dezen godsdienst-ijver paarde zich de<br />
zucht tot oorlogen. De koophandel., de handwerken<br />
en konsten waren nog in derzeiver kindsheid<br />
in Europa. Het volk had geene bezigheid.<br />
In dezen toeftand hadden zij geen behagen in den<br />
vrede; en 't was hen een vermaak hunne vorsten<br />
in derzeiver krijgstochten te verzeilen. De tijd<br />
der kruisvaarten was het tijdperk der Ridderfchap.<br />
De ridders waren liefhebbers van roekelooze<br />
ondernemingen en verbeeldden zich dat<br />
een oorlog met de Mahomedanen van Afia hen<br />
verfcheide ontmoetingen zou verfchaffen, welke<br />
zij in Europa niet konden t aantreffen. Zucht naar<br />
roem en rijkdom fpoorde de dapperen aan om 't<br />
kruis optenemen en die zucht hoopten zij in Afia<br />
te voldoen. Op eenen grooten afftand van huis<br />
te itrijden, had iets romanesk in zich, 't welk<br />
flrookte met den fmaak der Europanen van de<br />
middel-eeuwen. Afia vertoonde de kruisvaarderen<br />
de fchitterendfte veroveringen. Zij geloofden<br />
dat de overwinning overal hunne .voetftappen zou<br />
verzeilen, en dat zij naar Europa zouden te rug<br />
keeren beladen met de fchatten van 't oosten.<br />
Zoo de gouddorst de Britten en andere hedendaag-
iES v. G E S C H I E D E N I S . 283<br />
daagfchc volken van Europa naar de ongezonde<br />
, oevers van Africa, naar Hindostan en China<br />
voert; zoo de Hollanders om vrijen handel met<br />
I de Japoneezen te drijven, het kruis met voeten<br />
i treden; is het dan wel te verwonderen dat de<br />
: voorvaders van die zelfde volkeren met gelijke<br />
inzichten en verwagtingen zich naar Afia bege<br />
ven hebben onder de baniere of het teken des<br />
kruices?<br />
DE kerk van Rome was toen alvermogend in<br />
i Europa. Zij magtigde de Christenen het kruis<br />
optenemen, en ontll. eg alle de genen, die zoo<br />
deeden, van alles wat hen in Europa drukte;<br />
zij, nu, die diep in fchulden daken, zij die be-<br />
| vreest waren van geligt of geplakt te zullen worden,<br />
zij die bang waren voor de fchande of den<br />
hoon met welke hunne vijanden hen bedreigden,<br />
moesten als een groot voordeel belchouwen der-<br />
; zeiver perfonen en eigendommen in zekerheid te<br />
ftellen onder de befcherming der kerke.<br />
BIJ deze beweegredenen, welke, ongetwijvelt,<br />
de kruisvaarders aanzetten de wapens aan te gor<br />
den, enter verwinninge van't Heilige land opte-<br />
trekken, kan men nog deze ééne voegen. In die<br />
duistere eeuwen, mogen wij met rede veronder-<br />
ftellen, waren veele fchuldig aan flechte daden,<br />
welke ftraf verdienden; veele overgegeven boos-<br />
wigten, aan wie de beftuurers der kerk geftrenge
284 H E D E N D A A G S C H E LES V.<br />
ge boete hadden ppgelegt. De paus had een<br />
volkome aflaat afgekondigt of eene vergiffenis<br />
van alle misdaden, hoe veele of hoe affchuwe-<br />
lijkdie zouden mogen zijn, aan alle die het kruis<br />
zouden opnemen. Deze flechte menfehen vonden<br />
in zulke aflaten de uitwisfehing van alle hunne<br />
zonden. Dit ftrookte volkomen met hunne nei<br />
ging, nademaal men eene plicht maakte van 't<br />
• gene zij het meest beminden, te weten, oorlog,<br />
plunder, verovering. Zoo zij voorfpoedig waren<br />
in hunne overwinningen, moest overvloed van<br />
rijkdommen hen in ftaat ftellen om volkomen ge<br />
lukkig in de wereld te leven, en zoo zij oinkwa-<br />
men, achtten zij zich zeker van de martelaars<br />
kroon in een toekomend leven te beërven. Rid<br />
derfchap, bijgeloovige godsdienst-ijver,' onbe-<br />
fchaafde zeden, oproerige driften, diepgewortel<br />
de vooröordeelen, flechte gewoontens; deze lie<br />
pen alle tot een zelfde uitwerking famen.<br />
GEVOLGEN EER KRUISTOCHTEN.<br />
DE kruisvaarten beroofden de koningen van<br />
Europa van veele hunner ingezetenen. Dit benadeelde<br />
de bevolking, en het kwaad moest nog<br />
lange naderhand gevoelt worden. Europa leed<br />
insgelijks door gemis van 't geld, het welk de<br />
kruisvaarders mede namen. De Leenheeren verkogtcn<br />
of verpandden hunne landen om de kosten<br />
goed te maken van hunnen tocht, menende dat<br />
de rijkdom van Afia hen ten volle alle gemaakte<br />
kos-
LES v. G E S C H I E D E N I S . 235<br />
kosten zou vergoeden, en dat zij, bij hunne té<br />
rug komst, in ftaat zouden zijn om hunne landen<br />
te losfen, of door 't zwaard een. grooter uitgeftrektheid<br />
gronds in Afië te koopen dan zij in<br />
Europa bezaten. Zij, die deel namen in de kruistochten,<br />
waren meestal de oproerige en onhandelbare<br />
, wier grootfte vermaak was roof en oorlog<br />
; de ondeugende en losbandige wier zielen<br />
bezoedelt waren door eene menigte wanbedrijven;<br />
zij die fchulden hadden gemaakt en met geene<br />
mogelijkheid kans zagen om die te voldoen; dekale<br />
Edelen, die geene middelen bezaten om<br />
hunnen rang ftaande te houden; Lieden die heeren.genaamt<br />
werden en die van de liefdadigheden<br />
der kloosters leefden., of voor een onzeker<br />
onderhoud afhanglijk waren van de Leen-Baronnen.<br />
Die genen van den geringften ftand in de<br />
maatfehappij, die bij. gebrek van landbouw, handwerken<br />
, handel en nering, ledig liepen en<br />
armoedig leefden. De zulken te misfen deedt<br />
goed aan Europa, dewijl zij aan de maatfehappij<br />
meer nadeel dan voordeel toebragten.<br />
D E kerk won almede bij die uittochten, zij<br />
kogt de landen der kruisvaarderen ver beneden<br />
de wezenlijke waarde derzelven, en door haar<br />
eigendom te vermeerderen, vermeerderde zij haare<br />
magt. De kruisvaarders waren insgelijks de<br />
bewerkers van de magt-vermeerdering der vorsten<br />
van Europa; dewijl zij naar Afia medevoer.<br />
den
286 H I B 1 N D A A 6 S C B Ï LES V.<br />
den die groote Leen-Baronnen, die hen zoo veel<br />
onrust verfchaft en belet hadden hunne magt<br />
uittebreiden. J a de maatfehappij in 't algemeen<br />
won 'er bij; dewijl de kruisvaarders, door 't uit<br />
den weg ruimen van die lieden, die aanhoudend<br />
onrust verwekten en niet dan wreedheden pleegden,<br />
de welgezinden, die t'huis Weven, in ftaat<br />
ftelde de kunsten des vrecdes aantekweeken, 'de<br />
befchaaftheid te bevorderen en de zeden beminhjker<br />
te maken. Sommigen der genen, die naar<br />
Europa te rug keerden , bragten van 't oosten<br />
een fmaak mede voor konsten en wetenfehappen.<br />
De fraije gebouwen, Welken zij te Conftantinopole<br />
gezien hadden, naar den grieklchen trant<br />
ingerigt, bragten hen op de gedagte om de navolging<br />
daar van in Europa intevoeren, daar de<br />
Gothilche bouworde nog de overhand had. Eene<br />
orde zonder evenredigheid, geregeldheid of<br />
fchoonheid, in welke de bouwmeester het maar<br />
alleen toeleide op fterkte en duurzaamheid. De<br />
kruisvaarders bragten insgelijks eenige fchriften<br />
der ouden mede, dit deedt in die duistere tijden<br />
goed aan de geleerdheid, dewijl de Europanen<br />
daar door fmaak kregen voor de puikichriften<br />
der Grieken en zulks in hen een verlange opwekte<br />
om kennis te krijgen aan die meesters in de<br />
Dichtkunde, in de Gefchiedenis en in de Welfprekenheid.<br />
De kruisvaarders bevorderden tevens<br />
den koophandel, alzoo toen ter tijd eene<br />
verftandhouding geopend werd tusfehen het oosten
.ES v. G E S C H I E D E N I S . 287<br />
ten en westen, welke fints dien tijd is blijven<br />
voortduren. Europafche kooplieden verzelden de<br />
legers der kruisvaarderen en verkogten aan hen<br />
de waren zoo wel van Europa als van Afia, en<br />
bragten tevens de Afiatifche goederen in Europa<br />
over. Dezen handel was zoo voordeelig dat zij<br />
geraden vonden denzelven met de volken van<br />
Afia aantehouden (p).<br />
GEDURENDE het tijdvak der kruistochten,<br />
werden, 'er eenige inrichtingen gemaakt, welke<br />
aan vorst en 't volk voordeel deden. Deze waren<br />
de Gemeentens en 't Stads - bewind. Zij waren<br />
den vorsten voordeelig om dat zij de magt<br />
verzwakten van de te groot geworden vasfallen,<br />
die het koninglijk gezach met kleinachting bejegenden;<br />
zij waren voordeelig aan 't volk dooide<br />
vrijheid, welken zij aan 't zelve verfchaften,<br />
en door 't lenigen der onderdrukking. Deze gemeentens<br />
en ftedelijke regeeringen beftonden uit<br />
burgerlijke genoodfchappen welke ter onderlinge<br />
verdediging waren aangegaan, zij hadden het<br />
recht om hunne eigen magiftraten te kiezen, zich<br />
zelf<br />
(p) Uit de kruistochten omftond de uitvinding van wapenfchil-<br />
den, of het dragen van wapenrustingen. De hoofden des kruis<br />
tocht onderfcheidden zich door een zwaar ijzer harnas, 't welk<br />
hun ganfche lichaam bedekte; van daar kwam de Wapen• fchild-<br />
kunde voort, welke vervolgens beöefl'end werd als eene weten<br />
fchap, toen andere ocffeningen van oneindig meer waarde verwaar<br />
loost wierden.
s88 H E D E N O A A G S C H E EES V.<br />
zelf te regeeren en om zich te wapenen ; op<br />
voorwaarde , dat zij , in tijd van oorlog, den<br />
vorst een zeker getal manfchap zouden leveren,<br />
en hem een' zoort van erfpacht betalen als eene<br />
erkentenis van zijne meerderheid over hen. De<br />
ze voorrechten wierden met geld gekogt, en de<br />
kruistochten bevorderden de inrichting daar van.<br />
Want de Leenheeren, die deel namen in den hei<br />
ligen oorlog, geld benoodigt hebbende, verkog-<br />
ten aan de bewoners van zekere fteden, welke<br />
binnen hun rechtsgebied gelegen waren, om geld<br />
de gemelde voorrechten. — Het ftond de geest-<br />
lijkheid maar gansch niet aan dat deze vrijdom<br />
men gefchonken werden aan lieden van den ge<br />
ringen ftand in de maatfehappij, die zij geerne in<br />
eenen ftaat van flavernij zouden hebben willen<br />
houden, 't Is vreemd, de bedienaars van den<br />
Christelijken Godsdienst afkeerig te zien van de<br />
burgerlijke en godsdienstige rechten van 't mensch<br />
dom. Vrijheid is de moeder van geluk.' In de<br />
barbaarfche tijden werden lediggang en flavernij<br />
door trotsheid en bijgeloof gevoed. Konsten en<br />
handwerken, ja de koophandel zelf, werden voor<br />
fchandelijk gehouden in de eeuw der ftrenge leen-<br />
regeering; doch toen de vrijheid voor den dag<br />
kwam, en de menfehen kennis kregen van en<br />
eisch maakten op hunne natuurlijke rechten, boe<br />
zemden nieuwe gevoelens nieuwe gevoelens nieu<br />
we denkbeelden in, de ziel verhief zich en kreeg<br />
vrijheid om alle hare vermogens te oeffenen.<br />
DE
iss V; G ï i c H i i B i K ü i<br />
DE kruistochten liepen 'ongelukkig af en zulk»<br />
was de fchuld van hen die 'er deel in namen,,<br />
Zij waren vervult met eenen bijgeloovigen ijver<br />
en ingenomen met veroveringen: dan, daar hun-ne<br />
inzichten tegen malkandereh inliepen, en zij<br />
trots waren op geweldadigheden, konden zij niet<br />
zoo wel dagen, als men anders had mogen verwagten.<br />
Roof en bloedvergieten merkten hunne<br />
voetftappen in de landen door welken zij trokken.<br />
Hunne barbaarfche driften verlieten hen<br />
nooit. Zij baadden zich in 't bloed zoo dikwijls<br />
aij in de hitte van godsdienstijver uitgingen om<br />
bij 't heilige graf hunnen eerdienst te verrichten.<br />
Hadden de kruisvaarders zich gedragen als<br />
krijgslieden, die den oorlog verdaan, hadden zij<br />
hunne zaken aangelegt ihet verftand en voorzichtigheid<br />
't is zeer waarfchijnlijk dat zij Afia zouden<br />
hebben kunnen veroveren; doch te werk<br />
gaande gelijk zij deeden, ftrekten hunne ondernemingen<br />
eeniglijk ter ontvolking'van Europa,ter<br />
verfterking der Roomfche opperpriesteren,<br />
en tot hun eigen ondergang; om dat bijgeloof'<br />
en barbaarsheid de drijfveren waren die hen in<br />
beweging bragten, en om dat zij de ware godsvrucht,<br />
deugd en voorzichtigheid ontbeerden.<br />
GEBEURTENISSEN IN DE TWAALFDE EN<br />
DERTIENDE EEUWEN.<br />
DE eerfte en gewichtige gebeurtenis in dit<br />
tijdperk na die der kruistochten, is de onchriste-<br />
T lij-
5>t)o H E D E N D A A G S C H E LES V.<br />
lijke en bloedige twisten tusfehen de Pauzen en<br />
de Duitfche keizers. De keizers verlangden in<br />
't bezit te blijven van Italië en het recht te behouden<br />
om kerkelijke bedieningen te begeven;<br />
dit was den Pauzen niet aangenaam, die alles<br />
wat in hun vermogen was aanwendden om zulks<br />
te beletten. Gregorius VII, de trotste Paus, die<br />
ooit de Pausfelijke doel bezat, bcfloot zijne magt<br />
te verheden boven die van alle vorsten, en nademaal<br />
de keizers van Duitschland zich het meeste<br />
daar tegen moesten verzetten, fpande hij alle<br />
krachten in cm hen aan den Pausfelijken ftoel<br />
te onderwerpen. Van daar dz worstelingen tusfehen<br />
Hendrik IV. keizer van Duitschland en<br />
dien Paus, waarin de cerfte door 't vermogen<br />
van 't bijgeloof en van priesterlijke ftreeken te<br />
kort fchoot bij den laatften. Gregorius ftierf,<br />
doch deszelfs opvolger volgde zijn ontwerp en<br />
matte Hendrik zoodanig af door onophoudelijke<br />
geftrenghcid, dat die hclcl, die zich zoo dapperlijk<br />
tegen den i:?drarg van Rome /erzette, overftelpt<br />
met ramplpocdcn, verplicht was de wijk<br />
te nemen binnen Luik, alwaar deszelfs ontaarte<br />
zoon hem naauwlijks het noodige levensonderhoud<br />
wilde geven en hem bij deszelfs dood eene<br />
Christelijke begrafnis weigerde, eeniglijk om<br />
dat hij ftierf onder den vloek van 's Pauzen<br />
ban.<br />
DE twist bleef fteeds voortduren gedurendede
LES v. G E S C H I E D E N I S . 20J<br />
de regeeringen van verféheiden keizers cn pauzen,<br />
wier namen geboekt ftaan in de Gefchied-i<br />
verhalen dier tijden. Het was in die dagen dat<br />
de Guelphen en Gibellinen of de aanhangers der<br />
keizers en pauzen tegens eikanderen in eenen gedurigen<br />
ftaat van vijandfehap waren, en de verfchrikkclijkfieden<br />
van burgerkrijg verfpreidden<br />
van de kusten van Africa af tot aan de oevers<br />
van de Baltifche zee. — Hendrik V, Conraad<br />
III. hertog van Swaben, Frederik I, zijn neef,<br />
Hendrik VI. en Frederik II. verdedigden ftandvastig<br />
hunne rechten, van welken de Paus hen<br />
wilde berooven. Innocentius IV. de zoogenaamde<br />
vriend van Frederik II. befteeg den pausfelijken<br />
ftoel, en werd van dat tijdftip af deszelfs<br />
onverzoenlijken vijand. Hij 'deed hem in den<br />
kerk-ban en ftelde alles wat hij konde in 't werk<br />
om Duitschland en Italië tegen den keizer in opftand<br />
te brengen; doch Frederik noopte hem de<br />
wijk te nemen in Frankrijk. Aldaar bragt Innen<br />
centius IV. dc beruchte kerkvergadering van Lijons<br />
bij een, welke, na eene befpottelijke rechtspleging,<br />
Frederik vervallen verklaarde van de<br />
keizerlijke waardigheid en een kruistocht tegen<br />
hem afkondigde. Toen Frederik, die op dien<br />
tijd te Turijn was, dit vonnis ter ooren kwam,'<br />
nam hij de keizerlijke kroon in de hand en zeide:<br />
„ De Paus cn de kerkvergadering hebben<br />
„ mij deze nog niet ontnomen, en 't zal nog veel<br />
Ta- „ men
£02 H Ê D E N B A A G S C H E LES V.<br />
„ menfchenbloed kosten alvorens men mij die<br />
„ ontrukkc." Onmidlijk fchreef hij aan de vorsten<br />
van Duitschland en van 't overige van Europa<br />
om hen de gevolgen onder 't oog te brengen<br />
van 's Pauzen gedrag, het welk ten nadeele van<br />
hen allen zou werken. Hij zond zijn zoon Conraad<br />
in Duitschland en trok zelf naar 't zuiden<br />
van Italië. Frederik was niet alleen verplicht<br />
zich zei ven te verdedigen tegen de openbare aanvallen<br />
zijner vijanden, maar hij moest tevens op<br />
zijne hoede zijn tegen de verraders en moordenaars<br />
die in ftilte gebuurt waren om hem van<br />
kant te helpen. Ffoe 't ook zij, hij ftierf van<br />
hartszeer of vergif en hij liet bij zijn affterven<br />
het rijk in zulk eene groote verwarring als het<br />
geweest had bij zijne geboorte. Hij was (zelfs<br />
naar 't getuigenis zijner vijanden) de verlichtfte<br />
vorst van zijne eeuw, bezat veel moed cn edelmoedigheid,<br />
hij was voorzichtig, grootdadig en<br />
en geleerd, de vriend en befehenner der konsten.<br />
INNOCENTIUS IV, die alles deed wat hij<br />
konde om het huis van Swaben te bederven,<br />
keerde met fpoed naar Italië weder, nodigde<br />
Willem van Holland de keizerlijke kroon te overheerfchen,<br />
en zond zijne troepen in Sicilië. Willem<br />
verloor zijn leven in een veldflag tegen de<br />
Friezen. Conraad, de waardige zoon van Frederik?
IES v. G E S C H I E D E N I S . 293<br />
rik 3 belette voor eenigen tijd door zijne dapperheid<br />
den val zijner familje, doch het vergif<br />
maakte wel haast een einde van zijn leven en<br />
zegepralingen, een zoon nalatende, die nog naulijks<br />
de wieg onttrokken was. Innocentius verlangde<br />
niets zoo zeer dan dat gedacht te vernielen,<br />
doch de dood maakte een einde van zijne<br />
dagen en misdaden. Alexander IV. en na hem<br />
Urbanus IV. boden de daten van den jongen<br />
Conradijn aan verfcheidene Vorsten ten gefchenr<br />
ke. Ten langen leste nam Karei van Anjou,<br />
broeder van Lodewijk IX. die aan, en vermees»<br />
terde in korten tijd de koningrijken van Napels<br />
en Sicilië. Conraad wierd krijgsgevangen gemaakt<br />
en verloor, benevens zijn vriend den hertog<br />
van Oostenrijk, het leven door de hand des<br />
gewonen Scherprechters. Zoodanig was het uiteinde<br />
van het vermaarde Swabifche huis.<br />
D E verwarring van regeeringloosheid had de<br />
overhand in Duitschland, 'er waren verfcheide<br />
keizers te gelijk. Richard, broeder des konings<br />
van Engeland, en Alphonfo, van Castilië werden<br />
door onderfcheid e partijen tot keizers verkozen,<br />
doch bezaten flechts den enkelen tijtel. De<br />
roof en 't geweld des oorlogs bleven aanhouden;<br />
het land wierd verwoest en de fteden in brand<br />
gezet. Wars van deze verfchriklijkheden, vercenigden<br />
de keurvorsten zich om een' keizer te<br />
T 3 ' ver-
A94 H E D E N D A A G S C H E LES V ?<br />
verkiezen, en met algemeene ftcmmen viel hunne<br />
keus op Rodolph, graaf van Hapsburg. (q).<br />
E N G E L A N D .<br />
ENGELAND fpeelde een beroemde rol gedu<br />
rende de twaalfde en dertiende eeuw. Hendrik<br />
C'0 't Is waarfchijnlijk dat zij hem tot keizer verkoren om<br />
dat hij geene Staten van aanbelang had. II j was een Zwitfers<br />
Heer, die zich geducht had gemaakt-ais een der hoofden, door de<br />
Italianen Coudottieri genocmt. Hij had de kampvechter geweest<br />
van den Abt van St. Gall tegen den Bisfchcp van Bazel in eenen<br />
Heenen oorlog, die om eenige oxhoofden wijn gevoert wierd. De<br />
ftad Straasburg had hij bijgefprongeni Zijne middelen waren zoo<br />
vveui'g g evenredige aan zijnen moed, dat hij gedurende eenigen<br />
tijd Opperhofmeester was bij dlcnzelvcn Ottocarus, koning van<br />
Bohème, die, zedert, gedrongen hem hulde te doen, antwoordde:<br />
i M bl<br />
J<br />
h e m n i u s<br />
fitoUig was cn dat hij hem altoos zijn hou<br />
hetaatt had. (*) De duitfche vorsten konden toen niet voorzien<br />
dat die zelfde Rodoiphus de grondlegger zou zijn van een huis<br />
langen tijd het biocijendfte van Europa en 't geen fomtijds op<br />
het- punt heeft geftaan om in 't Rijk even zoo tnagtig te worden<br />
als Karei de Groote geveest had. Thans fchijnt dat huis aan 't<br />
verzwakken. Bijgelooviger dan alle de groote mogenheden van<br />
Europa, fchiet ook deszelfs flaatkunde dadelijk verre te kort bij ,<br />
die der verlichter hoven, en de coalitie, in welke het thans be<br />
trokken is, zou deszelfs gebeden val wel kunnen bewerken.<br />
(*) Deze historifche aanhaling, welke 1<br />
men ook vind in de<br />
Proeve over de algemeene Gefchiedenis door Voltaire, belgde de<br />
overledene keizerin Maria Therefia zodanig, dat zij haren Zoon<br />
Joleph, deed beloven, op zijne reis naar Frankrijk geen bezoek<br />
te zullen afleggen bIj ' Voltaire. Z.e MERCIER Fragment de<br />
Politie e t tHUuire Eaii: de Paris 1703 Tome 3 (. 374.<br />
Vertaler.<br />
I,
LES v. G E S C H I E D E N I S . 295<br />
I, die deszelfs oudfte broeder Robert van de<br />
Engelfche kroon beroofde, en voorts van het<br />
hertogdom Normandijë', liet begaafdheden blijken,<br />
welke toonden dat hij een der grootfte koningen<br />
van zijne eeuw was. Vasfal van den koning<br />
van Frankrijk trachtte hij hem zoo veel mogelijk<br />
te verzwakken, en Lodewijk, uit wederwraak,<br />
'befcherrude den zoon des rampfpoedigen<br />
Robert, en zette de Normannen aan tot wederfpannigheid.<br />
Daar en boven wierd Hendrik in 't<br />
recht van Leen-huldiging tegengewerkt door de<br />
geestelijkheid, aan welker hoofd zich bevond<br />
Anfelmus, Aartsbisfchop van Canterburrij, ook<br />
bedreigde de Paus hem met den ban. Omringt<br />
van zoo veele moeilijkheden bood Hendrik door<br />
zijne voorzigtigheid en dapperheid aan alle zijne<br />
vijanden ftoutmeedig het hoofd. Hij kwtm tot<br />
een verdrag met den paus, zonder zijne rechten<br />
te laten varen of iets van zijne waardigheid te<br />
verminderen; beteugelde de wederfpanmgen, doeg<br />
Lodewijk den dikken en haalde den keizer over<br />
om met een leger in Frankrijk terukken. Voorfpoedig<br />
in alle zijne ondernemingen, mogt Hendrik<br />
zich ftreelen met zijn geluk, toen een fchipbreuk,<br />
waar bij twee zijner veel belovende zonen,<br />
eene zijner dochteren, en verfcheide zijner<br />
edelen omkwamen, hem eensklaps overftelpte<br />
met droefheid en rouw. Zijn vlugge en werkzame<br />
geest verliet hem evenwel niet, hij maakte<br />
alle pogingen van Lodewijk cn' Roberts zoon<br />
T 4 ijdelj
$.g6 H E D E N D A A O - S C H E EES V.<br />
ijdel; en door het uithuwen zijner dóchter Matilda,<br />
des keizers weduwe, aan Geoflerij Plantagenet<br />
den erfgenaam van Maine en Anjou, verzekerde<br />
hij die beide landlchappen aan zijne opvolgers.<br />
NA zijn dood betoonde Stcphanus, die na<br />
hem, tegen bet recht van Matilda aan, koning<br />
van Engeland werd, zich zeiven een kroon waardig.<br />
Na hem bedeeg bet huis van Plantagenet<br />
den thrcon. Hendrik II, zoon van Matilda en<br />
GeciTroi, bereids hertog van Normandijë, Anjou<br />
en Maine, bezitter van Guienne en Poitou, van<br />
wegens deszelfs vrouwe Eleonora, die door Lodewijk<br />
den jongen verftooten was, werd,, door<br />
Engeland aan zijne andere ftaten te hegten een<br />
der vermogendfte vorsten van Europa. Zijne<br />
oorlogen met Frankrijk werden aan weerskanten<br />
met weinig verlies gevoert. De vermeestering<br />
Van Ierland door Strongbow en anderen; zijn<br />
twist met Thomas Bcckct, de trotfche aartsbisfchop<br />
van Canterburrij, door Hendrik uit het ftof<br />
tot eenen uitmuntenden rang verheven, en die<br />
het zijn plicht rekende de regeering zijnes weldoeners<br />
te ontrusten; de gevolgen van den dood<br />
diens hoogen kerkdijken; de opftand van beide<br />
zijne zoons, de trouwloosheid zijner vrouwe Eleonora;<br />
deze, zeg ik, maakten de gebeurtenisfèn<br />
uit van de onftuimige regeering van den ramp-<br />
fpoe-
EES V. G E S C H I E D E N I S . 29/<br />
fpoedigen Hendrik van Plantagenet, braken zijn<br />
hart en verhaastten zijnen dood.<br />
RICHARD I. volgde zijnen vader Hendrik II.<br />
op. Richard had de hoedanigheden eens helds,<br />
ftond naar krijgsroem, dien hij zeer beminde, doch<br />
't is niet zeker dat hij de hoedanigheden bezeten<br />
hebbe, welke tot eenen goeden koning behooren.<br />
Zijne roemzucht deedt hem ter kruisvaart trek<br />
ken naar 't Heilige Land, waar hij de grootfte<br />
heldendaden verrigtte. Philippus van Frankrijk,<br />
wiens luister verdoofd wierd door Richard, keer<br />
de misnoegt naar Europa, en viel tegens geda-<br />
nen eed op Richards ftaten aan. Vergramt over<br />
Philips gedrag, was Richard genoodzaakt het<br />
veld zijner lauweren te verlaten en te rug te<br />
keeren om hem te draden. In Duitschland uit<br />
de gevangenis verlost, vond hij in Frankrijk ee<br />
nen ontaarten broeder, die de zijde koos zijner<br />
vijanden. Hij noopte zijn broeder Joannes tot<br />
deszelfs plicht wedertekeeren. Schonk hem ver<br />
giffenis en voerde oorlog met Philippus, zonder<br />
dat de ftaten van beiden 'er aanmerkelijk bij le<br />
den. De dood van Richard, die, bij de belege<br />
ring van Chalons, door een ridder doodelijk in<br />
den fchouder gewond werd, verlostte Philippus<br />
van eenen geduchten mededinger (Y).<br />
AR-<br />
(0 Onder de regcering van Richard werden in Engeland ee<br />
nige groove lakens geweven, 'r Is aangenaam de vorderingen,<br />
T 5 wel-
tigS H E D E N D A A G S C H E LES V.<br />
ARTHUR, hertog van Bretagne, betwistte de<br />
kroon van Engeland aan zijnen oom Joannes,<br />
doch 't geluk des oorlogs aan de zijde des laatften<br />
zijnde, maakte hij zich meester van Bretagne,<br />
floot Arthur in ketens en bragt hem met<br />
eige handen om 't leven. Arthur's moeder leverde<br />
een verzoek fchrift in aan 't huis der Pairs in<br />
Frankrijk, ondertekent door de Baronnen van dat<br />
hertogdom. De koning van Engeland wierd gedagvaart<br />
om als Vasfal van Frankrijk te verfchijnen<br />
voor deszelfs Pairs, en op zijne weigering<br />
werd hij veroordeelt alles afteftaan wat hij op 't<br />
vaste land bezat. Philippus lpóedde zich om de<br />
vruchten te rapen van' den flechtberaden en boozen<br />
Joannes, die door zijne onrechtvaardige knevelarijen,<br />
Hecht beltuur en verachting van den<br />
godsdienst tegen zich opruiden den adel, de<br />
geestelijkheid, en het gemeene volk. Daarenboven<br />
welke de vrijheid in dat 'and maakte, natffporen. Wij zien 'er<br />
een voorbeeld van in 't gedrag der Ingezetenen van Londen, aan<br />
't hoold hebbende zekeren Willeam Fitz Osborn, die zich te ia.<br />
men verzetteden tegen, eene drukkende belasting door Richard<br />
ingevoert en welke het zwaarst op de armen viel. Fitz Osborn<br />
was ecu braai' man, doch de nederlaag gekregen hebbende nam<br />
hij toevlucht ton eene kerk, waaruit hij geüeurt werd, wordende<br />
vervolgens mee verfcheiden, die zich bij hem hadden gevoegt,<br />
afgemaakt. Deze lieden mogen wij béfehouwen als de eerfte<br />
Qagtoffers voor de vrijheid en als de eerften, die met hun bloed<br />
de zucht betaalden, welke hen bezielde voor de onvervreemd<br />
bare rechten van den mensch, voor welker handhaving het<br />
lichaam iLt Engclfche natie z.Ji altoos heeft in de bres gc-<br />
ftclt. — \ \
EES v. GESCHIEDENIS. 299<br />
ven raakte hij over hoop met Paus Innocentius<br />
III, die den throon open verklaarde de onderdanen<br />
van Joannes verbood dien Vorst te gehoorzamen<br />
en diens koningrijk fchonk afin Philippus<br />
Augustus, die gereedelijk het gefchenk aannam.<br />
De opftand der Waalfchen, 't gemor van 'tvolk,<br />
de' famenzweering der Baronnen en 't oproerig<br />
gefchreeuw der geestelijkheid, vereenigde zich<br />
tegens Joannes, en maakte hem wanhopig. In<br />
dien toeftand ftelde Innocentius III, die altoos<br />
acht gaf op zijne eige belangens, aan Joannes<br />
voor, Vasfal te worden van den heiligen ftoel en<br />
deszelfs koningrijk leenroerig te verklaren van<br />
Rome. Joannes onderwierp zich, gaf zijn kroon<br />
over aan den Legaat, en ontving dezelve drie<br />
dagen daar na van hem, belovende toen dezelve<br />
te willen houden van den Paus. Door deze<br />
lage daad behield Joannes zijne ftaten cn maakte,<br />
om zich aan Philippus te wreken, een magtig<br />
verbond tegen hem. Engeland, Duitschland en<br />
de Nederlanden namen onmiddelijk de wapens op<br />
tegen Frankrijk. Ferrand, graaf van Vlaanderen,<br />
Euftachius van Boulogne en veele andere<br />
heeren, alle Vasfalien van Philippus, voegden<br />
zich bij keizer Otto IV, zoo dat het koningrijk<br />
van Frankrijk in het uitterfte gevaar icheen door<br />
een zoo magtig bondgenootfehap. Doch Philippus,<br />
die alle zijne bekwaamheden te werk ftelde,<br />
wederftond dappcrlijk alle zijne vijanden.<br />
Hij zond zijn zoon Joannes naar Anjou om koning
soo H E D E N D A A & S e M E EES V.<br />
ning Joannes te keeren, en hij zelf toog naar<br />
Vlaanderen tegen Otto, dien hij te Bouvine ontmoette.<br />
Aldaar wierd dien vermaarden veldflag<br />
gelcvert in welke Philips een leger verfloeg tienmalen<br />
talrijker dan 't zijne, en blijken gaf van<br />
alle de begaafdheden eens grooten veldöverften.<br />
Deze overwinning maakte een einde van het<br />
bondgenoodfehap. Otto keerde met fchande naar<br />
zijne eige ftaten te rug; Vlaanderen wierd verovert,<br />
zijne Vasfallen wierden vernedert. Joannes<br />
achtte zich gelukkig een wapenftilftand te verkrijgen<br />
en Philippus werd overladen met roem.<br />
INMIDDELS vond Joannes, dienaar Engeland<br />
over kwam, aldaar niets dan haat cn verachting.<br />
De Baronnen ftonden tegens hem op, greepen<br />
de wapens aan en eischten overluid de te rug<br />
gave dier voorrechten, van welke de natie het<br />
genot had gehad onder de Saxifche koningen en<br />
verplichtten hem, hen het groot handvest van<br />
Engelands vrijdommen intewilligen. Joannes<br />
achtte het beneden zijne waardigheid aan zijne<br />
onderdanen derzeiver natuurlijke rechten te vergunnen<br />
door dit handvest, zonder te bedenken<br />
dat hij eene wezenlijke laagheid begaan had met<br />
zich aan den Paus te onderwerpen. Hij klaagde<br />
geweldig over den hoon hem aangedaan in 't afpersten<br />
der vergunning van de M A G N A CHAR<br />
TA, en vorderde dat de Paus, dien hij voor zijnen<br />
oppervorst erkent had, het hem aangedaan<br />
on-
LES V. G E S C H I E D E N I S . 301<br />
ongelijk zou herftellen. Innocentius III. deed de<br />
Baronnen in den kerkban, en Joannes, bijgedaan<br />
door eene bende Brabanders, verwoestte het ganfche<br />
land te vuur en te zwaard, latende, overal<br />
waar hij kwam, fporen na van zijne woede en<br />
wreedheden. In dit uitterde namen de Baronnen,<br />
bevrecst voor het ganfche verlies van hunne vrijheid,<br />
van hun leven en van hunnen eigendom,<br />
toevlugt tot een wanhopig hulpmiddel; zij nodigden<br />
naar Engeland over Lodewijk den zoon<br />
en erfgenaam van Philippus. De Franfche vorst<br />
fpoedde zich bezit te nemen van dat rijk; doch<br />
de dood van Joannes maakte eene verandering in<br />
den ftaat der zaken. De natie, alhoewel zij den<br />
vader haatte om zijne misdaden, wilde nogthans<br />
diens onfchuldigen zoon niet ftraffen. Allen begunstigden<br />
zij in korten tijd den wettigen erfgenaam<br />
en Lodewijk verzogt verlof om naar huis<br />
te keeren.<br />
ENGELAND heeft menigmalen vreemde omwentelingen<br />
ondergaan. Zoo lang de groote<br />
Pembroke het beftuur had in den naam van Hendrik<br />
III, die een minderjarige was, genoot ftaaten<br />
kerkrust; doch na zijn overlijden veranderde<br />
alles en de verdeeldheden namen meer toe dan<br />
ooit. De ftaatsdienaars van Hendrik begingen<br />
de openlijkfte en eerlooste onrechtvaardigheden;<br />
deze beledigden de natie, en de koning bij wijze<br />
Van vergoeding ftrafte hen; doch geen bekwaamheid
302 I l E D E N ö A A GSCIiE LES V.<br />
Beid altoos hebbende om te regeeren, vertrouwde<br />
hij zijn gezach aan eene ftaatzuchtige vrouw,<br />
die de natie uitputte door hare rooverijen en die<br />
door haar heerschzuchtig gedrag de Edelen tot<br />
opftand aanporde. Zijne onderdanen vatten de<br />
wapens op, klagende over de ïchending van het<br />
groote handvest; de beruchte Simon Montfcrt,<br />
graaf van Leicester, ftelde zich aan 't hoofd van<br />
't volk, en een burgerkrijg ontvlamde het ganfche<br />
koningrijk. Hendrik raakte met zijn ganfche<br />
familje gevangen. Leicester heerschte in 's<br />
konings naam, hij maakte eene ganfche hervorming<br />
in 't rijk en bevorderde daar door het algemeene<br />
en bijzonder geluk. Hendrik's zoon<br />
nogthans, die, door eene looze list, uit de gevangenis<br />
ontfhapt was, viel op Leicester aan en<br />
maakte een einde van diens gezach en leven.<br />
Eduard ftelde zijn vader op vrije voeten, herftelde<br />
hem in zijn gezach, hielp hem in 't ftuk van<br />
regeering en ftelde hem in ftaat om bet overige<br />
zijner dagen in eene ongeftoorde rust door te<br />
brengen.<br />
F R A N K R IJ K.<br />
LODEWIJK VI. bezat de wijsheid van beramen<br />
en de dapperheid en vlugheid om zijne ontwerpen<br />
ter uitvoer te brengen. Llij bragt zijn<br />
leven door met zich te verzetten tegen zijne<br />
Vasfallcn, gaf den eerden dag aan de leenroerige<br />
regeeringloosheid, vermeerderde de vrijheid van<br />
't ge-
LES V. G E S C H I E D E N I S. 303<br />
't gemeene volk, vormde ftedelijke regceringen<br />
en lag den grondflag van het vermogen zijner<br />
cpvolgcren. De abt Sugerius, een groot ftaatsman,<br />
onderftreunde hem in zijne ontwerpen, onderfchraagde<br />
dezelven na 's könings dood en<br />
kwam de onbekwaamheid van Lodewijk VII. te<br />
gemoet. Deze. maakte zich hatelijk door zijne<br />
wreedheden in Champagne en door den moord<br />
te Vitrij van welken de menfchelijkheid gruwt.<br />
Door eene hevige wroeging geknaagt, geloofde<br />
hij dat de eenige weg om zijne misdaden uittewisfchcn,<br />
was, zich bij de kruisvaart te voegen<br />
ter herwinninge van het Heilige Land. In Palestina<br />
handelde hij onroemwaardig en keerde<br />
van daar met fehande te rug, door de echtfcheiding<br />
van eene trouwlooze vrouwe, die een zesde<br />
gedeelte zijr.er daten aan Hendrik Plantagenet<br />
overbragt, gaf hij een vcrfchrikkelijken fchok<br />
aan Frankrijk. De daden van zijn' zoon Philip^<br />
pus Augustus zijn den lezer-reeds bekent.<br />
LODEWIJK VIII, de zoon en opvolger van<br />
Philippus behield aan Frankrijk de meerderheid,<br />
welke zijn vader had verworven. Gelukkig zoude<br />
het Voor hem en voor zijn volk geweest zijn,<br />
indien een blinden ijver hem niet had aangefpoort<br />
de wapens optevatten tegen de onfchuldige Albigenzen.<br />
Na zijn dood " bcduurde Blanche van<br />
Castilië, gedurende de minderjarigheid van Lo.<br />
dewijk IX, met veel wijsheid het rijk. Deze<br />
vorst
304 H E D E N D A A G S C H E XES v.<br />
vorst gaf, bij den aanvang zijner regeering, de<br />
nederlaag aan de Engelfchen te Taillebourg, en<br />
blijken van groote deugden. Hij hield zijne Vasfalien<br />
binnen de behoorlijke palen; beteugelde<br />
de overhcerfching der geestlijkheid; maakte een<br />
einde aan de beroeringen der grooten, gaf kracht<br />
aan de wetten, vormde het ftedeiijk bewind,<br />
vestigde gerichtshoven ter befcherming der onfchuld<br />
en ter draffe der boozen; zulk een wijs<br />
ftaatsbeftuur, het welk'door alle zijne uitgcftrekte<br />
daten heerschte, verwierf hem de liefde zijner<br />
onderdanen en maakte hem de godfpraak der koningen;<br />
zodanig zijn de kenfchetzen der iregeeriflg<br />
van dezen grooten koning, die alleen daar in berisping<br />
verdient, dat zijne deugden van eenen<br />
bijgeloovigen aart waren, 't geen hem aanzette<br />
het kruis optenemen, tot zijn eige groote fchade<br />
en tot merkelijk nadeel der natie.<br />
S C H O T L A N D .<br />
IN dat tijdvak was Schotland van weinig aan<br />
belang in de fchaal der Europafche natiën. Gren<br />
zende aan de Noordelijke deelen van Brittannië,<br />
zonder bezittingen op 't vaste land, bemoeide de'<br />
Schotten zich weinig met buitenlandfche zaken,<br />
ook namen zij geen ander deel in de onlusten<br />
van Europa, dan voor zoo verre die betrekking<br />
hadden tot Frankrijk, ten voordeele van welk<br />
rijk, zij nu en dan invallen deden in Engeland,<br />
wanneer de volken dier beide landen malkande-<br />
zea
EES v. G E S C H I E D E N I S » 305'<br />
ïen beoorloogden. De onrustige en weerfpannigé<br />
gcaartheid der Schotfche Leen-hceren, de onvriendelijke<br />
wijze op welke zij de Engelfchen<br />
behandelden, verfchafte de koningen van Schotland<br />
werk genoeg te huis. De geest dier tijden<br />
zal ongetwijvelt de Schotten wel aangezet heb-*<br />
ben deel te nemen in de kruistochten, doch daar'<br />
wij in dezelven geen gewag vinden gemaakt van<br />
eenig aanzienlijk Schotsman (Tchoon daarom<br />
evenwel onbekende of gemeene fortuinzoekers<br />
zich bij dezelven hebben kunnen voegen) ic het<br />
gewis dat zij de kosten tot zulk een tocht niet<br />
hebben kunnen goedmaken; of 't geen waarfchijnlijker<br />
is, dat het bijgeloof geen vermogen genoeg'<br />
op hen had om hen in zulk eene dolle onderneming<br />
deel te doen nemen.<br />
M A L C Ö L M lil. (bijgenaamt Canmore, dat is<br />
Kan - meer), de Zoon van Duncan, die door Mae- _<br />
bcth vermoord wierd, was tijdgenoot van Willem<br />
den Veroveraar. Zijne vrouw was Margareta,<br />
zuster van Edgar Atheling. Hij wierd, bij<br />
uitnemenheid genaamt, de wetgever van Schotland,<br />
ook ichijnt hij indedaad een grootmoedig<br />
cn wijs vorst te zijn geweest, een man, dié<br />
moeds genoeg had. om in 't veld zijne vijanderi<br />
onder de oogen te zien, en kundigheid bezat om<br />
de zaken van zijn koningrijk wel nategaan en tö<br />
beduren. Men wil dat hij het Leenftelzel. in<br />
Schotland invoerde. Het is baarblijkelijk dat dit<br />
V ftel-
306 H E B E N E - A A G S C H E LES V.<br />
ftelzel reeds voor zijn tijd in Schotland beftont;<br />
doch Malcolm maakte 'er eenige veranderingen<br />
en verbeteringen in. Hij, benevens een zijner<br />
Zonen wierd verraderlijk van 't leven beroofd,<br />
doch wanneer of waar is met geene zekerheid te<br />
bepalen.<br />
DAVIE, de Zoon, alhoewel niet de onmiddelijke<br />
opvolger van Malcolm is de volgende koning<br />
van Schotland, die verdient bekent te zijn.<br />
In welk een gezichtpunt wij zijn karakter en gedrag<br />
befchouwen, ontdekken wij daar in hoedanigheden,<br />
welke hem gelijk zoo niet boven eenig<br />
Vorst ftellen van zijne eeuw. Hij ftond qp ter<br />
handhavinge der rechten zijner nichte Matilda en<br />
in de twist tusfehen haar en Stephanus van Blois<br />
om de kroon van Engeland, gedroeg hij zich<br />
ftandvastig en gematigt jegens beide. Hendrik<br />
II. had hem veel verplichting, als zijnde het<br />
door zijn toedoen dat hij den Engelfchen throon<br />
beklom. Hij was te milddadig jegens de kerkelijken,<br />
en door 't bouwen van Abtdijen en Monnikken<br />
kloosters, vermeerderde hij het bijgeloof<br />
en het getal der lediglooperen; dan, zulks was<br />
de fmaak dier tijden. Men zegt, dat hij, geholpen<br />
van geletterde lieden, die hij van alle oorden<br />
uitnodigde, een wetboek opftelde ter beter<br />
beftuuringe zijn's rijks. Na zijn dood en na de<br />
opvolging van verfcheide koningen, kwam de<br />
kroon van Schotland aan Alexander Hf, deze<br />
ftierf
LES V. G E S C H I É B E N i Si<br />
ftierf zonder afftammelingen, het recht van opvolging<br />
werd lang betwist tusfehen Baliol eri<br />
Bruce, beide kleenzoonen van hunner moeders<br />
zijde van David, grave van Huntingdön, broeder<br />
van Malcolm IV. Deze twist was oorzaak<br />
van lange en geweldige, onlusten voorde ingezetenen<br />
van Schotland.<br />
S P A N J E E N P O R T U G A L .<br />
GEDURENDE dit tijdvak waren de Christen<br />
koningen van Spanje meest alle helden. Panches<br />
Ramirus ftierf roemrijk op het flagveld, na het<br />
koningrijk van Arragon grootelijks uitgelegt te<br />
hebben, en deszelfs zoon Petrus L voegde het<br />
kleene landfehap van Huesca aan zijne ftatem<br />
Alphonfus diens opvolger, maakte zich berucht*<br />
door zijne ftoute ondernemingen, heldhaftige bedrijven<br />
en aanhoudenden voorfpoed.<br />
D E dood van den vermaarden Roderik, toegenaamt<br />
de Cid, fchortte voor een korten tijd den<br />
voorfpoed der Castilliaanfche Christenen. Onder<br />
de regcering van Alphonfus VII, deedt de koning<br />
van Marocco, met een magtig leger, een<br />
inval in Spanje en overwon hem in den flag van<br />
Velez, in welken hij zijn' eenigen Zoon verloor;<br />
De vlugge geest nogthans van Alphonfus ftelde<br />
hem in ftaat zijne verliezen te herftellen, en tegen<br />
het einde zijner regcering behaalde hij nieuwe<br />
overwinningen op de Mooren. Na zijn dood<br />
V 2 ver-
3©3 H E D E N D A A G S C H E LES v.<br />
verè'enigde Castilië en Arragon zich voor eeni<br />
gen tijd.<br />
HENDRIK van Burgondië, die aan Alphonfus<br />
III. opvolgde, overleden zijnde, wierd het regentfehap<br />
toevertrouwt aan de Gravinne Thcrefia,<br />
die, zich zelve overgevende aan 't vermaak,<br />
het bewind in handen liet van verachtelijke gunftelingen.<br />
De natie morde; en de jonge Alphonfus<br />
ondernam het beduur aan zijne moeder te<br />
ontnemen. Gebelgt over haren Zoon, nodigde<br />
zij, ftrijdig met de moederlijke liefde, haaren<br />
neef, den koning van Castilië, zich meester te<br />
maken van Portugal. Hij nam de uitnodiging<br />
aan; doch de jonge vorst trok hem te gemoet,<br />
floeg hem, en naderhand had 'er eene verzoeningplaats<br />
door tusfehenkomst van de Arragonezen.<br />
D E drie Alphonfusfen yerëenigden toen hunne<br />
magt tegen de Mooren en vielen dezelven van<br />
alle kanten aan. Doch de dood van Alphonfus<br />
den Strijder, die in een gevecht fneuvelde, was<br />
het behoud der Mooren en verwekte de Christenen<br />
onrust. Volgens eenen uitterften wil, in een<br />
grMIigên luim gemaakt, befprak hij zijne ftaten<br />
aan de Tempel - ridders, die ook opkwamen om<br />
zich in het bezit daar van te ftellen, doch Alphonfus<br />
van Castilië verzette zich tegens hen,<br />
zijnen eisch grondende op het betere recht zijner<br />
moeder. Als toen fchonk Navarre zijn kroon aan<br />
Don
LES v. G E S C H I E D E N I S . 309<br />
Don Garcia, van 't geflacht zijner oude koningen<br />
en Arragon riep Ramirus uit het klooster<br />
weder. Deze monnik haalde zich al fpoedig den<br />
haat en de verachting zijner onderdanen op den<br />
hals. Zij verplichtten hem den throon aftedaan<br />
en verkozen in deszelfs plaats Racmondus, zijn<br />
fchoonzoon, graaf van Barcelona en Montpellier,<br />
en opperheer van een gedeelte van Provence.<br />
ZEGEPRAAL en verovering verzelden Alphonfus<br />
van Portugal. In vijf dagen verwinnaar<br />
van vijf moorfche koningen, werd hij van zijne<br />
foldaten tot. koning uitgeroepen, en de paus bevestigde<br />
dien tijtel in weerwil der tegenkanting<br />
van Castilië. Hij nam naderhand de dad Lisfabon<br />
in en maakte van dezelve de hoofdftad zijn's<br />
rijks. ,<br />
IN Castilië won Alphonfus IX, opvolger van<br />
Sanches, wiens regeering niets aanmerkelijks<br />
heeft, den vermaarden flag van Murandal, in<br />
welken, volgens 't verhaal der Spaanfche gefchiedfchrijveren,<br />
tweemaal honderd duizend Mooren<br />
dood op 't flagtveld bleven liggen, en in welken<br />
flag de Heilige Jacobus ftreed aan 't hoofd<br />
van 't leger der Christenen. Alphonfus de tiende<br />
(fchoon niet de onmiddelijke opvolger van Alphonfus<br />
IX) de wijze bijgenaamt, was een ervaren<br />
ftarrekundigej van wien men verhaalt dat hif<br />
do Godheid gebrekkig vond in 't beduur der we-<br />
V 3 reld 3.
3io H E B E N J Ï A A G S C H S LES V.<br />
rcld, cn meende dat hij zijnen Schepper kon geleerd<br />
hebben de wereld beter te regeeren, daar<br />
hem tenzelven tijde wijsheid ontbrak om zijn eigen<br />
koningrijk naar behooren te beduren. Men<br />
bood hem de keizerlijke kroon aan op het oogenblik<br />
dat zijne onderdanen voornemens waren hem<br />
aftezcttcn.<br />
IN Arragon verwierf Berengarius zich de achting<br />
cn liefde zijner onderdanen; Petrus II. was<br />
gedoodt te Muret in de verdediging zijns vriends,<br />
den graaf van Touloufe, die door de kruisvaarders<br />
vervolgt werdt, en Jacobus, toegenaamt de<br />
oorlogsheld, maakte zich vermaard door 't veroveren<br />
van Minorca, Majorca, Ivica en het vruchtbare<br />
koningrijk van Valencia.<br />
SANCHEÏI, opvolger zijns vaders Alphonfus,<br />
den eerden koning van Portugal zegepraalde over<br />
de Mooren, bouwde fteden, rustte vlooten uit<br />
en bevorderde de bevolking. Alphonfus II. zette<br />
de grenzen zijns koningrijks uit. De onbekwaamheid<br />
van Sanches II. deed hem den throon verliezen,<br />
welken deszelfs broeder Alphonfus III.<br />
bij opvolging beklom. Deze won de genegenheid<br />
der natie, door zijn voorfpoedig oorlogen<br />
en wijs beftuur. De Mooren, in weerwil van alle<br />
hunne pogingen, verloren eiken dag een gedeelte<br />
hunner ftaten; en de naijver der beide na-<br />
ti-
LES v. GESCHIEDENIS. 311<br />
tiè'n hield Spanje in eenen gedurigen ftaat van<br />
oorlog.<br />
NOORDSCHE KONINGRIJKEN INDE<br />
TWAALFDE EN DERTIENDE EEUWEN.<br />
POLEN gevoelde de rampen welke het toege-<br />
bragt wierden door de ongelukkige regeering van<br />
Boleslaus II. Dat rijk, verdeelt onder veele<br />
kleene vorsten, ftond bloot aan de verfchriklijk-<br />
heden der regeeringloosheid en zonk in 't duiste<br />
re weg; terwijl deszelfs bewoners alle de rampen<br />
en onheilen ondergingen onaffcheidelijk verknogt<br />
aan onderdruking en 't ontbeeren van een goed<br />
bewind. De gefchiedenis van Rusland leverd in<br />
dat tijdvak aan ons niets anders op dan eenige<br />
ftrooperijë'n in Polen en in Bulgarije en een inval<br />
der Tartaren die den Ruslén noopten zich te on<br />
derwerpen aan het flaaffte juk. Bohème vertoont<br />
ons wijze koningen en edele daden, doch deze<br />
zijn flechts gebeurtenisfen van eenen huislijken<br />
aart cn hebben niets gemeens met de zaken van<br />
Europa. De Zweden werden bij trappen al meer<br />
en meer befchaaft. Het Christendom begon wor<br />
tel bij hen te fchieten. S c<br />
. Eric verzamelde de<br />
oude wetten bij één, en voegde daar nieuwe bij.<br />
De Gothen en Zweden verëenigden zich, ZOQ<br />
dat zij tot een volk werden, en Zweden breidde<br />
zich uit door 't veroveren van Finland,<br />
DE Gefchiedenis van 't hedendaagfche Deen-<br />
V 4 mar-
gI2 H E D E N B A A G S C H E EES v.<br />
marken begon met Waldemar I. een groot koning.<br />
Hij bragt alle de onderfcheiden deelen<br />
van 't koningrijk tot een, verbreedde het door<br />
nieuwe aanwinningen, noopte de Rugeanen zich<br />
te onderwerpen, verwon de Vandalen, die aanhoudend<br />
invallen deden aan de grenzen en legde<br />
de grondflagen van Coppenhagen en Dantzick.<br />
Canut II. zijn Zoon, voegde Lijfland en *Esthoniën<br />
aan zijn rijk. Waldemar II. door 't vermeesteren<br />
van Pomeren, Mecklenburg, Courland<br />
en de ganfche Zuidkust van de Baltifche zee,<br />
breidde de grenzen van Deenmarken wijder uit.<br />
Graaf Schwerin, een Decnsch Edelman, bij zijne<br />
afreize naar 't heilige land, beval hem de<br />
zorg voor zijne vrouw tot zijne wederkomst, de<br />
koning verleidde haar terwijl de graaf afwezig<br />
was, 't welk de oorzaak was van 's vorsten bederf.<br />
De graaf te rug gekomen zijnde fpoorde<br />
het ganfche koningrijk aan tot eenen opftand.<br />
Pomeren, Mecklenburg en 't hertogdom Holftein<br />
wierpen het juk af; Dantzick werd een gemeenebest,<br />
en de Duitfche Ridders ftelden zich in<br />
5<br />
t bezit van Pruisfen en Lijfland.<br />
IN Hungarijën zien wij Stephanus II. verwinnaar<br />
der Bulgaren en Grieken, den Venetianen<br />
noodzaken Crcatië overtegeven. Bela, fchoon<br />
een ondeugend oom hem van 't gezich beroofde,<br />
regeerde met wijsheid en voorzichtigheid. Andreas<br />
H. vermaard wegens zijnen tocht naar 't<br />
hei-
LES v. G E S C H I E D E N I S . 313<br />
heilige land en nog meer om de gedenkwaardige<br />
wet, welke aan de Hongaren de vrijheid gaf om<br />
zich tegen hem en zijne opvolgers te verzetten<br />
wanneer zij derzeiver voorrechten mogten pogen<br />
te verkorten; Bela IV. de liefling van zijn volk,<br />
die ongelukkig gcnog was zijn land te zien ver.<br />
woesten, de Steden en Dorpen in de asch te zien<br />
leggen en meer dan een millioen zijner onderdanen<br />
te zien vermoorden door vijfmaal honderd<br />
duizend Tartaren, die uit het harte van Afia gekomen<br />
waren.<br />
V E N E T I Ë .<br />
VENETIË was ten toppunt van haren luister<br />
in de dertiende Eeuw. Hare oorlogen met de<br />
Hungaren, die zij verfloeg; haar bezit van Dal-<br />
'matië, 't welk de Griekfche keizers haar niet<br />
konden ontnemen; de befcherming, welke zij den<br />
pauzen verleende; haar voorfpoed tegen de keizers<br />
van Duitschland, de eer van Conftantinopole<br />
intenemen, waarin zij deelde met de Franfche<br />
kruisvaarders; de aanwinning van Candia en andere<br />
eilanden in den Archipel; dit alles maakte<br />
van deze Republiek een der vermogendfle daten<br />
van Europa. De Genuëzen maakten in dat zelfde<br />
tijdvak insgelijks eene vertooning; zij vestigden<br />
zich aan de zwarte zee, veroverden het eiland<br />
Corfica en na lang worftelen deelden zij<br />
Sardinië met de Pifanen,<br />
V 5 HAN-
314 H E D E N D A A G S C H E LES v.<br />
H A N Z E E - S T E D E N .<br />
TERWIJL de Regeeringloosheid de overhand<br />
had in Duitschland, traden Hamburg, Lubeck<br />
en verfcheide andere ftaten in een verftandig<br />
bondgenoodfchap tot afweringe der verwarringen<br />
die rondom dezelven plaats hadden, tot onderlingen<br />
bijftand en tot voortzetting van den koophandel.<br />
Na deze verëeniging, welke die fteden<br />
geducht maakte voor hare naburen, regelden zij<br />
hare inwendige regeering, breidden haren koophandel<br />
uit, verwierven 't gebied over de Noorder<br />
zeeën en waren de mededingfters van de vermogendfte<br />
koningrijken. Omftreeks den zelfden<br />
tijd gingen Lucor, Pifa en Florence in Italië<br />
een dergelijk bondgenoodfchap aan, lagen zich<br />
toe op den handel en koopmanfchap en verkregen<br />
daar door magt en rijkdom.<br />
'T RIJK VAN CONSTANTINOPOLE.<br />
H E T Griekfche rijk onderging, in dien tijdkring,<br />
groote omwentelingen. Alexis Comnenus<br />
verfchafte door 't uitoeffenen zijner groote begaafdheden<br />
het genot der rust aan zijne Staten.<br />
Johannes Calo, zijn opvolger, gaf verfcheide malen<br />
de nederlaag aan de Turken en Hongaren.<br />
Manuël Comnenus haalde door zijne loosheid<br />
zich den haat der kruisvaarderen op den hals en<br />
verwierf door zijne milddadigheid de liefde dei-<br />
Grieken. Alexis II. wierd vermoord door zijn<br />
oom
LES v. G E S C H I E D E N I S . 315<br />
oom Andronicus, die den thoon overheerschte en<br />
op zijn beurt ter dood gebragt werd door Ifaac<br />
1\ngelus. Ifaac's nederlaag door Frederic, dien<br />
hij poogde te keeren in deszelfs tocht naar 't<br />
heilige land, veranderde de genegenheid van 't<br />
volk en zijn broeder Alexis zich van die gelegenheid<br />
bedienende, ontthroonde hem, zette hem<br />
gevangen en ftak hem de oogen uit. Toen was<br />
het dat de Franfche kruisvaarders te famen met<br />
de Venetianen bezit namen van Conftantinopolen.<br />
De Grieken behielden flechts eenige overblijfzels<br />
van hun rijk. Theodorus Lascaris te Nicea gekroond<br />
won door zijne achtingswaardige hoedanigheden<br />
de genegenheid der Latijnen en Turken.<br />
Johannes Ducas, zijn fchoonzoon en opvolger,<br />
beveiligde de Afiatifche landfchappen,<br />
dreef de Franfchen uit Romania en maakte zich<br />
meester van Adrianopole. Michaël Paleologus, de<br />
moordenaar van den jongen Johannes Lascaris,<br />
verjoeg de Tartaren, dreef de Turken te rug en<br />
deed zijn voordeel met de rampfpoeden van het<br />
huis van Swaben, door een einde te maken, van<br />
het magteloos rijk der Latijnen in 't oosten.<br />
T U R K E N .<br />
D E Kruisvaarders verwonnen in den beginne<br />
de Turken en noopten hen de wijk te nemen<br />
naar 't gebergte Taurus en naar Armenië; doch<br />
deze fpoedig van daar te rug komende, bedreigde<br />
Sultan Sanguin het koningrijk Jerufalem. Nora-<br />
din-j
%l6 H E Ï I K D A A S S C H E LES V.<br />
din, zijn Zoon, ftelde zich in't bezit der Steden<br />
Edesfa, Antiochië en Damascus en bragt Sijrië,<br />
Mefopotamic' en Cilicië onder de heerfchappif<br />
der Turken. Terwijl hij op Palestina aanviel,<br />
vermeesterden zijne veldheeren Egijpte. Saladijn,<br />
die hem door 't huwen zijner weduwe in deszelfs<br />
heerfchappij opvolgde, verfloeg de Christenen,<br />
wierd meester van Jerufalem, en gaf in 't<br />
midden zijner overwinningen blijken van eene allergoedaartigfte<br />
en edelmoedigfte geaartheid. Aangetast<br />
door het geduchtfte kruis -heir dat zich<br />
ooit in Judea had laten zien, vernielde en ver»<br />
ftrooidc hij het zelve zonder bijna te ftrijden. In<br />
één woord, de groote Saladijn, meester van een<br />
uitgeftrekt rijk, bemind van zijne onderdanen,<br />
en geducht van zijne vijanden, eindigde zijne dagen<br />
in vrede, bekroont met eer en zegepraal.<br />
Terwijl zijne kinderen onder malkanderen, twisteden,<br />
viel een talrijk heir Tartaren, geleid dooiden<br />
vermaarden Gengiskan, op de Turkfche<br />
landfchappen; de Mammelukken namen bezit van<br />
Egijpte en het rijk der Sultans fcheen geen beftaan<br />
meer te hebben.<br />
OMWENTELING IN 'T STAATSBESTIER<br />
IN DE TWAALFDE EN DERTIENDE<br />
EEUWEN.<br />
DE koningrijken van Europa ondergingen in<br />
dat tijdvak verfcheide groote veranderingen. In<br />
Duitschland kreeg de Staatsgefteltenis eene gansch<br />
an-
LES v. G E S C H I E D E N I S . 31?<br />
andere gedaante. Onder Otto was dezelve eene<br />
wezenlijke monarchij. De uitvoerende magt was<br />
geheel in handen van de keizers. De Duitfche<br />
• Baronnen waren de wezenlijke onderdanen, vrij,<br />
' zonder echter geheel onafhanglijk te zijn. De<br />
lange twisten tusfehen Rome en het rijk maakte<br />
een einde van die eensgezindheid., De groote<br />
leenmannen, zich de algemeene verwarring ten<br />
nutte makende, ontdeden zich van alle afhanglijkheid.<br />
De Bisfchoppen en Abten wierden oppermagtige<br />
vorsten, zoo dat de keizers van<br />
Duitschland, na die omwenteling, eeniglijk het<br />
opperhoofd waren en nog zijn van veele Souvereinen,<br />
vereerd met. weidfche tijtels, doch niet<br />
meer dan een fchaduwachtig vermogen hebbende.<br />
E E N E tegengeftelde omwenteling had plaats in<br />
Frankrijk. Lodewijk VI. verzwakte, door zijne<br />
vlijt en ftandvastigheid, de magt der aanzienlijken,<br />
en Philippus Augustus voltooide die ommekeer<br />
van zaken. Veele heeren vervreemden hunne<br />
landen, waar bij de kroon aanmerkelijk won.<br />
•De vermeestering van de beste landichappen,<br />
door de Engelfchen in Frankrijk bezeten, vcrfchafte<br />
aan Philippus de middelen om andere<br />
Vasfallen te vernederen. Door de kruisvaart tegen<br />
de Albigenzen verloren de graven van Toulouze<br />
hun vermogen, en de overwinning te Bouvines<br />
vermeerderde dat der graven van Vlaanderen.
318 H E D E N D A A G S E H E EES V.<br />
ren. Philippus bediende zich van alle die voordeelen<br />
ter verfterking van zijn gezach, en, door<br />
zijne troepen foldij te betalen, maakte hij dat<br />
gezach minder haatlijk. Lodewijk IX. voltooide<br />
dat werk door het invoeren van orde cn regelmatigheid<br />
in alle de departementen van den ftaat.<br />
Frankrijk, van dien tijd af bevrijd van de regeeringloosheid,<br />
uit het Leenftelzel voortfpruitende,<br />
maakte eene luisterrijke vertooning onder de eerfte<br />
mogendheden van Europa.<br />
H E T Staatsbeftier onderging-in Engeland eene<br />
zeer verfchillende verandering. Onder de twee<br />
Willems had het willekeurig gebied de overhand.<br />
Onder de twee eerfte Hendrik en Richard<br />
was het beftier zachter, doch niet minder krachtig.<br />
De onbekwaamheid, dwinglandij en rampfpoeden<br />
van Jan zonder Land, verfchaften de Engelfche<br />
natie gelegenheid om het haatlijk juk<br />
van willekeur aftewerpen. De Baronnen vorderden<br />
hunne oude voorrechten. Vrijheid, die<br />
edele zucht, ontvlamde alle harten. De Engelfchen<br />
verkreegen het groot handvest, dat gewijde<br />
pand hunner vrijdommen; en onder de regeering<br />
van Hendrik III. lagen zij de grohdflagen<br />
van dien verftandigen regeeringsvorm, even zeer<br />
verwijderd van de verwarring en dwang eener<br />
Adelregeering als van het willekeurige eener monarchijë.<br />
IN
LES v. G E S C H I E D E N I S . 319<br />
IN Spanje was de Leen-regeering nog in volle<br />
kracht, doch men kon merken, dat het Monarchaal<br />
bewind 'er zachtvoerig veld won, en<br />
dat 'er fpoedig eene omwenteling zou plaats hebben.<br />
DE magt der Pauzen had, gedurende dit tijdvak<br />
aanmerkelijk toegenomen. De kruistochten,<br />
de regeeringloosheid, welke in Duitschland de<br />
overhand hadden, en de inftelling der bedel-ordens<br />
waren de drie oorzaken, welke famenwerkten ter<br />
vermeerdering van 't gezach van Rome. Door deze<br />
drie middelen heerschte Innocentius III. (die 'er<br />
gebruik van wist te maken), met een volftrekt<br />
gezach over het Westen; en door zijnen kerkdijken<br />
ban-blixem doeg hij de gekroonde hoofden<br />
in 't ftof ter neder wanneer dezen iets beftonden<br />
't welk tegen zijn wil of welbehagen aanliep.<br />
WETTEN IN DE TWAALFDE EN DER<br />
TIENDE EEUWEN.<br />
NTETS vordert zoo zeer onzen aandacht dan<br />
de wedergeboorte der wetten, welke in dat tijd<br />
vak plaats had. De woeste en barbaarfche ge<br />
woontens der Leenroerige tijden begonnen plaats<br />
te maken voor eene redelijker en volkomener<br />
rechtsgeleerdheid. S c<br />
. Eric ftelde een Wetboek<br />
op voor Zweden. De Staten van Arragon maak<br />
ten inzettingen, welke het voorrecht hunner ko<br />
ningen en de rechten van 't volk bepaalden. Al-<br />
phon-
320 H E D E N D A A G S C H E EES V.<br />
phonfus X. koning van Castilië, kondigde fchrandere<br />
richtfiioeren af, bekent bij den naam van<br />
Las Partidas. In Engeland begonnen de beruchtte<br />
Vergaderingen bij den naam van 't Parlement<br />
plaats te hebben. Verfcheide fteden in Duitschland<br />
en Italië' maakten wetten tot derzeiver beter<br />
regeering. In Frankrijk maakte Lodewijk IX. inrichtingen,<br />
welke den zwakken beveiligden tegen<br />
onderdrukking, hij ftelde magiftraatsperfonen aan<br />
ter beoeffening en uitlegging der wetten; en Gerichtshoven,<br />
om dezelven te doen gelden. Het<br />
wetboek van Justiniaan, door Warner gevonden,<br />
voerde deze hervorming door alle de koningrijken<br />
van Europa in. Deze man de wijsheid dier<br />
uitmuntende verfameling bewonderende, maakte<br />
het ontwerp om openbaarc lesfen te geven over<br />
het burgerlijk recht. Geholpen door keizer Lotharïus<br />
rigtte hij een fchool op te Bologne, het<br />
welk zeer fpoedig door gansch Europa vermaard<br />
wierd. Vele andere Scholen werden kort daarop<br />
aangclegt, gefchoeit op den leest van dat van<br />
Bologne, zoo dat de rechtsgeleerdheid eene begunstigde<br />
letteroeffening werd.<br />
ZEDEN IN DE TWAALFDE EN DERTIEN<br />
DE EEUWEN.<br />
D E Zeden van Europa veranderden zichtbaar-<br />
lijk ten beste, gedurende den loop van dat tijd<br />
vak. Woestheid ruimde de plaats voor befohaaft-<br />
heid en onmenschlijkheid voor tederhartigheid.<br />
De
'LES v. G E S C H I E D E N I S . t>£r<br />
De onderdrukking werd verfoeit en de onfchuld<br />
befchermt. Het oorlog zelf werd met minder<br />
wreedheid gevoert, en de rampen, die het zelve<br />
onaffcheidelijk verzeilen, werden grootelijks verzacht.<br />
In ieder koningrijk was een aantal dolende<br />
ridders, die bezielt met moed, menschlijkheid,<br />
hoflijkheid, zucht tot gerechtigheid, eer<br />
en vroomheid wonderen van (dapperheid verrigtten<br />
ter verdediging der fchoone fexe, dat zwakfte<br />
gedeelte van 't menlchelijk gedacht.' Dit al*<br />
les had eene drekking ter befchaving en verzachting<br />
der Zeden. Hoflijkheid wierd gehouden<br />
voor de beminlijkfte deugd, welke een ridder<br />
kon bezielen. Elk ridder koos zich eene jonkvrouwe,<br />
aan welke hij alle zijne diensten toewijdde.<br />
Door de onfchuld te bcfchermen en<br />
recht te verfehaften aan de genen die verongelijkt<br />
waren, nam geweld en onderdrukking zicht J<br />
baar af. De naaugezetfte verkleeftheid aan de<br />
waarheid maakte het onderfcheide kenmerk uit<br />
van een eerlijk man.<br />
GODSDIENST IN DE TWAALFDE EN<br />
DERTIENDE EEUWEN.<br />
DE koningrijken van Europa waren alle nog<br />
Roomsen - Catoliek, en de pauzen handelden willekeuriglijk<br />
in geestelijke zaken. De duisternis<br />
van bijgeloof en onkunde bedekte de Christenwereld<br />
nog, fchoon niet in zulk eene mate als<br />
voormaals. Eenige lichtftralen drongen door den
312 H E D E N D A A G S C II E LES V.<br />
nevel heen, en het recht van voor zich zelvcn<br />
te oordeelen in 't ftuk van godsdienst, wierd<br />
van eenige weinigen beweert tegen die genen,<br />
die op een blind geloof aandrongen, het welk de<br />
eerden voor onredelijk, onfchriftuurlijk en ongerijmd<br />
hielden. De Gefeiiiedboekers van dien tijd<br />
noemden alle de genen die lcerfleiüngen (taande<br />
hielden, welke tegen het geloof der kerke ftreden,<br />
Manicheèn, en betichtten hen met allerlei<br />
zoort van misdaden; doch men kan hier bij aanmerken<br />
dat de meeste dier Gcfchicdichrijvers<br />
monnikken waren, die de dingen door eene verkeerde<br />
middeldof ziende altoos met eenen blinden<br />
ijver bezielt waren, wanneer zij fehreven.<br />
Volksoverleveringen cn enkele fchijnbaarheden<br />
zijn alle de bewijzen, welke door deze bijgeloovige<br />
en dweepachtigc fchrijvers bijgebragt worden.<br />
De voornaamfte tegendanders der Roomfche<br />
dwinglandij waren de Albigehfen, wier<br />
gronddellingcn den lezer reeds beleent zijn.<br />
PIETER Bruijs leeraarde in Frankrijk leerftellingen<br />
drijdig met die der Roomfche kerke. Men<br />
kan hem houden voor den dichter der doopsgezinden,<br />
ten minden fchijnt hij de eerde te zijn<br />
geweest, die de leer verlprcid.de, welke hen onderfcheid<br />
van andere Protestanten. Naar zijne<br />
mening is de doop eene nuttelooze plechtigheid<br />
wanneer men denzelven aan kinderen toedient.<br />
De mis een ijdele en belachlijke eerdienst; het<br />
va-
EES v. GESCHIEDENIS, i«<br />
vagevuur een uitvinding van der priesteren eigenbelang;<br />
het kruis een onvermogend teken,<br />
Het eerfte gevoelen wierd niet algemeen van de<br />
Protestanten aasgenomen; maar de anderen komen<br />
over een met het gezond verftand en met<br />
de zuiverheid van den godsdienst. Men verhaalt,<br />
dat Petrus Bruijs, bij het prediken dier leerftellingen,<br />
zich niet zonder eenen dweepzuchtigen<br />
ijver gedroeg. Dit zou misfchien waar konnen<br />
zijn; maar 't is tevens mogelijk dat zijne vijanden<br />
door dit verwijt zijne gedagtenis hebben zoeken<br />
te bezwalken. Hoe 't ook zij,-hij wierd om<br />
zijne geveelens verbrand, en heeft een onbetwistbaar<br />
recht op den naam van martelaar. Hecrfchende<br />
dwalingen zijn niet ligt weg te nemen,<br />
en wanneer men pcogt een einde van dezelven te<br />
maken, behoorde zulks te geleideden zonder<br />
hoon en zonder geweld; want hoe goed en redelijk<br />
onze inzichten ook' zijn mogen, doen wij,<br />
om dezelven te bereiken meer kwaad dan goed,<br />
wanneer wij daar toe geene betamelijke middelen<br />
in 't werk ftellen. Een iegelijk nogthans, die<br />
zich tegen hcerichende dwalingen verzet, kan<br />
-verzekert zijn, dat zijne goede mening bij de<br />
menigte voor flecht zal opgenomen worden,<br />
ARNOLDUS van Brefcia overtrof in zijn kaïakter<br />
Petrus Bruijs verre. Geleerd boven die<br />
van zijne eeuw, een vroom, ftoutmoedig en welfprekend<br />
man, predikte hij tegens de heerlchen-<br />
X 2 èê
524 H E B E N B A A G S C H E LES V.<br />
de leerftellingen en tegens de geestelijkheid.<br />
Monnikken, priesters, bislchoppen en pauzen<br />
wierden door hem in derzeiver natuurlijke kouleuren<br />
afgemaalt. De Dienaars van Jelüs Christus,<br />
zeide hij, moesten arm en nedrig zijn en<br />
niet ftaan of grijpen naar • de rijkdommen dezer<br />
wereld. Zijn prediking maakte indruk op zijne<br />
toehoorers, en fpoorde hen aan tegen de geestelijkheid,<br />
wier eigendom zij pionderden en Wier<br />
pcrfonen zij geweldig behandelden. Dit was den<br />
verkeerden weg ingeflagen om eene hervorming<br />
te bewerken. Arnoldus, onder de befcherming<br />
van keizer Frederik I. fpoedde zich naar Rome,<br />
en 't gemeen op zijne zijde hebbende, dreef hij<br />
de geestelijken uit het Vaticaan, doch vallende<br />
in de handen van Paus Adrianus IV. liet deze<br />
hem verbranden in 't jaar 1155, en deszelfs asfche<br />
in den tijber werpen.<br />
G E E S T E L I J K E O R B E'S<br />
DE twaalfde en dertiende Eeuwen kunnen het<br />
tijdvak der monnikken en der klooster -ftientingen<br />
in Europa genaamt worden. Behalven de<br />
drie ridder-orde's, te weten die der Gastvrijhouders,<br />
der Tempelieren en der Duitfche, die alle<br />
uit de kruistochten geboren wierden, bragt Spanje<br />
naar het zelfde plan nog drie anderen voort,<br />
namentlijk, die van Calatrava, van S c<br />
. Jago of<br />
Su Jacob, en die van Alcantara.<br />
1
EES v. G E S C H I E D E N I S . 325<br />
JOHANNES van Matha in Frankrijk en Petnis<br />
Nolasquc in Spanje fielden twee andere eerwaardige<br />
orde's in, die op menscldievenheid gegrond<br />
waren. Deze beide mannen, aangedaan<br />
over de ellende der Christenen, die bij de Mooren<br />
gevangen zaten, bedeedden hunnen tijd aan<br />
het lastig, doch loflijk werk om bij de liefdadigen<br />
aalmoesfcn optehalen welke vervolgens hefteed<br />
wierden ter losfinge dier ongelukkige menfehen,<br />
die geen vermogen bezittende om zich<br />
vrij te koopen, gevaar liepen van of den godsdienst<br />
hunner vaderen aftezweren, of hun leven<br />
lang alle de verfchrikkelijkheden eener harde gevangenis<br />
te ondergaan. Deze beide orde's zijn<br />
bekent, de eene onder den naam van de orde der<br />
Drie-eenheid, cn de andere onder den tijtel van<br />
de orde der Barmherrigheid, de leden daar van<br />
blijven als nog gehegt aan de edelaartige grond-r<br />
regels van derzeiver ftichters en verdienen deswegens<br />
de vernietiging te overleven dier andere<br />
monnikken orde's, wier einde, naar alle waarfchijnlijkheid<br />
niet ver meer af is,<br />
IN dat tijdvak maakte de orde der CistercictH<br />
fer monnikken eene aanzienlijke vertooning en<br />
wierd vermaard door 't vernuft en de welfpreken<br />
heid van haren herfteller S c<br />
. Bernardus abt van<br />
Clairval. De monnikken dier orde waren Frank<br />
rijk van groot nut, door de menigte woeste lan<br />
den welken door Hen aangetast en bebouwt wier-.<br />
X 3 den.,.
3Ü6 H E D E N D A A G S C H E LES V.<br />
den. De orde van Clugni, die geheel vervallen<br />
was, herleefde in dien zelfden tijdkring, door de<br />
groote deugden van derzeiver Patroon Petrus van<br />
Mont-Boisfier. In een woord, de vier bedel orde's,<br />
welke zoo veel gerucht in de wereld gemaakt<br />
hebben, wierden toen ter tijd ingedeld.<br />
De minderbroeders of Franciscanen, feder in onderfcheide<br />
minder orde's verdeelt, die alle bogen<br />
op de eer van Francois van Asfife tot dichter te<br />
hebben; de preek-heeren of Dominicanen, wier<br />
dichter is Dominicus Gusman, infteller der inquifitie;<br />
de Augustijnen en Carmeliten. Deze<br />
monnikken groeiden verbazend aan, wonnen het<br />
vertrouwen van 't volk; werden de gunstelingen<br />
der vorsten cn gerugfteund door de pauzen, wier<br />
befpieders en dolende ridders zij geweest hebben.<br />
WETENSCHAPPEN IN DE TWAALFDE EN<br />
DERTIENDE EEUWEN.<br />
D E gedurige tochten van de bewoners van<br />
Europa naar 't oosten, ten tijde der kruisvaarders,<br />
gaven aanleiding tot aardrijkskunde, toen<br />
ter tijd naulijks bekent. Weetgierigheid voerde<br />
Markus Paulus, een Venetiaan, naar China, en<br />
't verhaal zijner reizen, door hem in 't licht gegeven,<br />
bragt niet weinig toe om den kring der<br />
denkbeelden wegens de uitgeftrektheid des aardbols,<br />
uittebreiden. De zeevaart en koophandel<br />
maakte insgelijks groote vorderingen. In ver-<br />
fchei-
i«s v. G E S C H I E D E N I S . 327<br />
verfcheide deelen van Europa wierden hoogefchoolen<br />
gefticht. Dat van Parijs wierd vermaard'<br />
door den roem van Willem Champeau,<br />
van Petrus Abelard, de ftandvastige minnaar van<br />
de tedere Heloïfa, en van Petrus Lombard. Niettegenftaande<br />
de weinige kennis of liever onkunde,<br />
welke men toen ter tijd van de ware wijsbegeerte<br />
had, bragt Engeland eenen Rogier Bacon<br />
voort, een man ver boven zijne eeuw verheven,<br />
een- man ervaren in de werktuigkunde, gezichtkunde,<br />
ftarrenkundc en fcheidkunde, die men zegt<br />
de uitvinder te zijn geweest van brandglazen,<br />
van het Telescoop en van 't busebpoeder. Hij<br />
wierd van tooverij befchuldigt, om dat zijn vernuft<br />
door de onkunde zijner eeuw niet eens bewondert<br />
kon worden.<br />
T A R T A R E N G E N G I S - K H A N ,<br />
ALVOORENS deze les te eindigen moet ik<br />
iets zeggen wegens de Tartaren en Gengis-khan.<br />
De Tartaren zijn de afdammelingen van de oude<br />
Scijthen, en bewonen die onafmctclijke uitgeftrektheid<br />
lands, welke gelegen is tusfehen China<br />
en de Noordpool. Zij worden onderfcheiden bij<br />
verfchillende namen, als Usbecfche Tartaren,<br />
Mongulfche Tartaren enz. De natunr heeft hen<br />
befchonken met eene flerke zucht voor de vrijheid<br />
en voor een zwervend leven. Zij befchou-.<br />
wen de deden als gevangenisfen en de bewoners,<br />
derzelven als flaven.<br />
X 4 HvN
ja3 H E D E N D A A G S C H E EES V.<br />
H U N zwervend en ongevestigt leven, hun gedurig<br />
blootftaan aan de ongeftadigheid en geftrengheid<br />
van weder en lucht, fpannen hunne<br />
fpieren en zenuwen, maken van hen een fterk en<br />
kloek gedacht, en bevorderen de bevolking onder<br />
hen. Veele ziektens, aan welke befchaafder<br />
natiën kwijnen, zijn hen geheel onbekent. Afiatiesch<br />
Tartarijë is de groote kweekhof, uit welke<br />
die menigte woeste krijgsvolken zijn voortgekomen,<br />
die Europa overdroomt hebben.<br />
D E Tartaren zijn verdeelt in onderfcheiden<br />
Horden, die ieder een hoofd of opperde hebben.<br />
Veele horden verëcnigen zich onder eenen Khan.<br />
Hun godsdienst is de grootfte zoort van afgoderij.<br />
Zij bewijzen goddelijke eer aan iemand van<br />
hun eigen gedacht en noemen hem Lama; hunne<br />
deugden zijn gering cn hunne ondeugden zoodanig<br />
• als men gemeenlijk vind bij volken, die in<br />
een ftaat van onbefchaafdheid en woestheid leven.<br />
G A S S E R - K H A N , opperfte van de Mongul<br />
Tartaren en grootvader van den beruchten Gengis-khan,<br />
omftreeks het begin der dertiende eeuw,<br />
bragt veele naburige horden tot een ftaat van ondergefchiktheid<br />
aan hem, en ftichtte een zoort<br />
van monarclrij, welke door zijn kleinzoon, Gengis,<br />
over een groot gedeelte van dc wereld werd<br />
uitgebreid.<br />
Tus-
EES v. G E S C H I E D E N I S . 329<br />
TUSSCHEN het land der Mongul Tartaren en<br />
China is een koningrijk, 't welk men zegt behoort<br />
te hebben tot de ftaten van priester Johannes,<br />
zoo berucht in de oude gefchiedenisfen der<br />
kruisvaarderen, en van wien 't verdichtzel meld,<br />
dat hij een Christen vorst en koning was van Ethiopië.<br />
Priester Johannes was een Tartaarsch<br />
prins; Gengis viel hem aan, verwon en beroofde<br />
hem van zijne ftaten. De naam van dezen veroveraar<br />
was eigenlijk Temugin. Hij nam dien van<br />
Gengis-khan of den grooten khan aan, uit hoofde<br />
zijner zegepralen en veroveringen. Men wil<br />
dat een propheet hem voorfpelde dat hij de oppervorst<br />
zou worden • van veele koningrijken.<br />
Gengis was een wetgever, en veroveraar tevens,<br />
ïn eene vergadering van Tartaren verklaarde hij,<br />
dat 'er maar één God was; dat niemand eenig<br />
leed zou gefchieden om zijnen godsdienst. Het<br />
overfpel werd op doodftraffe door hem verboden;<br />
doch hij ftond de veelwijverij toe. Hij voerde<br />
eene zeer geftrenge krijgstucht in. Daar de wetten<br />
der Tartaren mondeling in hunne vergaderingen<br />
verkondigt en niet belchreven wierden, maakte<br />
hij 'er eene, ftrekkende om zijne foldaten met<br />
de heldhaftigdé dapperheid te bezielen; dezelve<br />
bevattede: dat indien de foldaat, die op den dag<br />
des ftrijds tot bijftand van deszelfs fpitsboeder<br />
geroepen wierd, weigerde hem bijtefpringen met<br />
den dood zou geftraft worden.<br />
Xj DE
33<br />
D E veroveringen van Gengis-khan waren zoo<br />
verbazend fnel dat dezelve naar de verdichtzelen<br />
eenes romans gelijkeiien. Van het uiterfte einde<br />
van 't oosten bragt hij het oorlog over in Perfië<br />
en Indië; het grootfte gedeelte van China onder<br />
wierp zich aan zijne magt. De Calif van Bag<br />
dad, van zijne ftaten beroofd, en door fultan<br />
Mahomed onderworpen, noodigde Gengis om bij-<br />
ftand. Hij kwam en trok tegen Mahomed op.<br />
De veldflagen in Europa, bijzonderlijk die van<br />
later tijden, zijn dechts fchermutzehngen vergele<br />
ken bij die van Afia. Mahomed tastte met een<br />
leger van viermaal honderd duizend ftrijders Gen<br />
gis-khan aan, die zich met vier zijner Zonen<br />
aan 't hoofd bevond van zevenmaal hondert dui<br />
zend fbldaten. Gengis bleef meester van het<br />
flagveld en nam de ftad Otrar, in Perfië gelegen,<br />
in, nabij welke ftad het gevecht was voorgeval<br />
len. Het grof gefchut was toen nog niet bekent<br />
en de beuker of de rammeij wierd bij 't beleg<br />
gebruikt.<br />
't Zou veelligt den lezer weinig vermaak ge<br />
ven Gengis-khan in zijne veroveringen te verge<br />
zellen. Het zij genoeg aantemerken, dat zijne<br />
zcegrijke wapenen, gelijk eenen overftroomenden'<br />
vloed*, alles voor zich heen voerden, waar hij<br />
kwam. Dan, hij veroverde enkel om te vernie<br />
len, zijn rijk dat zich van Rusland tot aan Chi<br />
na uitftrekte, was eene verbazende woestenij,<br />
zon-
EES v. G E S C H I E D E N I S . 33*<br />
zonder fteden en zonder bebouwde landen. De<br />
boer, die zijn akker bebouwt, de mensch die<br />
handel drijft en handwerken bevordert, zijn oneindig<br />
achtbarer wezens dan zulke veroveraars.<br />
GENGIS-KHAN bij de terugkomst van zijne<br />
veroveringen hield halte bij de dad Toncat in 't<br />
middelpunt zijnes uitgebreiden rijks, aldaar wierden<br />
hem door zijne zegevierende veldöverdcn<br />
cn cijnsbare vorsten de fchatten van Afia aangcbragt.<br />
In de vlaktens van Toncat vierde hij de<br />
zegepraal zijner overwinningen OVGI- zoo veele<br />
volken, in welk feest zich een mengzel liet zien<br />
van Tartaarfche barbaarsheid en Afiatifche weelde.<br />
Dc Khans, de meegezellen zijner overwinningen,<br />
en derzeiver Leenmannen verfchenen in<br />
wagenen gemaakt in den ouden Scijthiien trant,<br />
maar overdekt met fijn linnen - doek cn opgetooit<br />
met het goud en de juweelen der overwonnene<br />
volken.- Aldaar ontving Gengis-khan de hulde<br />
van vijfhonderd afgezanten uit de door hem veroverde<br />
landen. Van daar vertrok hij om het koningrijk<br />
Tangut te vermeesteren, doch eene doodelijke<br />
ziekte belette hem zijn ontwerp ter uitvoer<br />
te brengen en hij dief in het 1230 jaar van<br />
der Christenen tijdrekening.<br />
GESCHIEDSCHRIJVERS verhalen dat verfcheide<br />
perfonen op zijn graf geflagt wierden en<br />
dat die barbaarfche gewoonte nog ftand blijft<br />
hou"
332 H E D E N D A A G S C H E EES V,<br />
houden bij zijne opvolgers, die in Tartarijën<br />
heeifchen. Indien zulks waarheid zij, waren het<br />
gewis krijgsgevangenen, die men aan zijne fchimmen<br />
opofferde. Homerus verhaalt ons, dat Achilles<br />
verfcheide Troijanen op het graf van Patroclus<br />
ter dood liet brengen. De Tartaren, uit<br />
bewondering voor Gengis-khan, verbeelden zich<br />
dat deszelfs vader een boven natuurlijk wezen<br />
was. Indien hij zulk een wezen ten vader heeft<br />
gehad, moet het gewis een van de helfche zoort<br />
geweest zijn.<br />
D E monnikken, die door Tartarijën reisden,<br />
verhaalden dat Gengis-khan een willekeurig vorst<br />
was. Het gene zij deswegens verzekeren, komt<br />
ons niet waarfchijnlijk voor; nademaal het leenftelzel<br />
nog in dat land heerscht. Zij die hem in<br />
zijne oorlogen verzelden waren de medegenoten<br />
en krijgsmakkers in zijne overwinningen, maar<br />
geenzins zijne flayen. "Willekeur kan geen plaats<br />
hebben waar de geest van onafhanglijkheid<br />
heerscht. Het rijk der Mongul-Tartaren, door<br />
Gengis-khan gevestigt, wierd aan alle kanten<br />
verzwakt door Tamerlan omtrent honderd vijftigjaren<br />
daar na. Men kan daar bij aanmerken, dat<br />
een rijk, door eene fchielijke overwinning vermeesterd,<br />
nooit lang beftaan heeft; een ander<br />
veroveraar komt, die de opvolgers van den vorigen<br />
overheerfcher van hunne ftaten berooft, of<br />
de overheerschte natie werpt het juk af. Bekwaam-
LES v- G E S C H I E D E N I S . 333<br />
kwaamheden om te veroveren en tevens om te<br />
befturen verëenigen zich zeldfaam in een zelfden<br />
mensch. De Tartaren hebben geene befchreve<br />
wetten, 't zij in 't burgerlijke 't zij in 't gods<br />
dienstige. Onkundig en woest blijven zij, als<br />
nog, verfteken van die middelen, door welke<br />
Europa tot haren tegenwoordigen ftaat van vol<br />
komenheid gekomen is. De Tartaren van de<br />
dertiende eeuw veroverden, in omtrent vieren<br />
twintig jaren tijds, onzen halven aardbol. Dit is<br />
alles wat wij van hunne gefchiedenis weten.<br />
ZES»
334 H E D I N B A A Ï S C H E EES VE<br />
Z E S D E L E S .<br />
Rijks - omwentelingen , Regecringsvormtn , Wetgeviibg,<br />
Zeden, Gewoontens, Godsdienst, Algemeefic<br />
geest van Europa; Wetenfehappen, Konsten,<br />
in de veertiende en vijftiende Eeuwen.<br />
INDIEN de Gefchiedenis flechts een voorwerp<br />
van weetgierigheid ware, zou dezelve ver beneden<br />
andere Letterkundige voortbrengzels te dellen<br />
zijn, en in geenen deele den aandacht verdienen<br />
van hen, die lezen om wijzer en beter te<br />
worden. Wat toch vertoont de gefchiedenis dei-<br />
Volken ons? Zij levert aan de befchouwing des<br />
lezers een uitgeftrekf tooneel V2n menfchelijke<br />
zwakheden en onvolmaaktheden, van gebreken,<br />
misdaden en rampen, welke alle te wijten zijn<br />
aan de ftanden, omdandigheden cn hartstochten<br />
der menfehen; onder dezen ontwaren wij eenige<br />
deugden, eenige waarlijk beminlijke hoedanigheden,<br />
eenige brave daden en nu en dan. eenen gelukkigen<br />
uiiflag; gelijk wij in een Land-tooneel<br />
tusfehen rotzen, fteiltens, dieptens en fchrale<br />
gronden , eenige weinige vruchtbare plekken<br />
gronds ontdekken. Tot hier toe heeft de Gefchiedenis<br />
ons in een tafereel de droevige gevolgen<br />
vertoont van onwettig 'vermogen, van bijgeloof,<br />
van woeste zeden en ongerijmde gewoontens.
LES vi. G E S C H I E D E N I S . 335<br />
tens. Aan den eenen kant hebben wij drie vierde<br />
van 't menschdom zien bukken onder de verachtelijkde<br />
en fchandelijkfte flavernij, den voet<br />
op den nek gezet en het leven en den eigendom<br />
ten prooi gezien aan een hoop ongeloovigen; aan<br />
den anderen kant eenige weinige dwingelanden<br />
de fchandvlek van 't menschdom, hunnen evcnmensch<br />
zien verdrukken en diens beftaan ondraaglijk<br />
en ongelukkig maken, 't Is naulijks te<br />
begrijpen hoe het menfchelijk gedacht zich zoo<br />
veele eeuwen achtereen op eene zoo onwaardige<br />
wijze heeft kunnen laten behandelen, zonder zijne,<br />
eige waarde te gevoelen, en zich door een<br />
bezef van zijne natuurlijke rechten los te maken<br />
van de kluisters der dwingelanden en zich te ontdoen<br />
van de drukkendfte kwalen! Als wij den<br />
tegenwoordigen ftaat van Europa vergelijken met<br />
het geen dezelve in de middel - eeuwen was,'zijn<br />
wij geneigt te gelooven dat de* Gefchichtfcbrijvers<br />
dier tijden een bitter fchimp-fchrift in plaats<br />
van eene ware Gefchiedenis gefchreven hebben;<br />
dat zij uit hoofde van een menfehenhatend karakter,<br />
hunne pen gedoopt hebben in gal om onze<br />
voorvaders zwart te maken bij de nakomelingfchap.<br />
Daar nogthans zoo veele getuigen met elkanderen<br />
ovcreenftemmen, kunnen wij de waarheid<br />
van 't gene zij verhalen niet in twijvel trekken.<br />
Zoo lang Europa zich in de klaauwen bevond<br />
van onkunde en bijgeloof, was het een<br />
Tooneel, daar zich bijna niets anders vertoonde<br />
dan
336 H E D E N D A A G S C H E LES VE<br />
dan geweldenarijen en misdaden, boosheden en<br />
rampen. Maar naar mate het licht door die duisternis<br />
heen drong, heeft regelmatigheid de plaats<br />
ingenomen van verwarring, de onheilen, die het<br />
menschdom kwelden, zijn vermindert; de ftuiptrekkende<br />
bewegingen, welke de natiën fchokten,<br />
zijn zeldzamer geworden, de menfehen hebben<br />
zich door ftaatkundig en godsdienstig bedrog<br />
jpiet zoo gemaklijk laten om den tuin leiden; het<br />
willekeurig gezag heeft geen zoo uitgeftrekt gebied<br />
meer; de zeden zijn allengskens befchaaft<br />
geworden en de menfehen ademen zuiverer lucht;<br />
naar mate de menfehen in kennis hebben toegenomen,<br />
zijn de kwalen, die hen drukten, vermindert.<br />
Te vergeefsch pogen zommige dit tegentefpreken;<br />
de gefchiedenis der natiën van Europa<br />
toont de valschheid hunner wonderfpreuken.<br />
't Is wel waar dat zwakke, bedorven en booze<br />
menfehen misbruik maken van de menlchelijke<br />
hartstochten, maar 't is ook zeker dat wanneer<br />
de hartstochten wel beftierd worden, de kennis<br />
ten voordeele word aangelegt, vreede, voorfpoed<br />
en 't geluk der volken 'er als dan de gevolgen<br />
van zijn. Wie zou verlangen kunnen de zon<br />
weg te zien blijven om dat dat weldadig licht,<br />
door het welk de natuur verlevendigt en opgeluisterd<br />
word, fomtijds fchadelijke uitdampen<br />
doet opdijgen, welke fterfte en pest over eenige<br />
deelen des aardbodems verfpreiden? Wij behooren<br />
altoos het misbruik der dingen te onderfchei-<br />
den
LES VE G E S C H I E D E N I S . 337<br />
dea van de dingen zelve, en ons nimmer door<br />
1'choonfchijnende redeneeringen te laten mislei<br />
den.<br />
STAATS-OMWENTELINGEN IN DE VEER<br />
TIENDE EN VIJFTIENDE EEUWEN.<br />
DE val van het Griekfche rijk is de gewichtigde<br />
gebeurtenis in het Tijdvak, het welk thans<br />
ter onzer befchouwinge ftaat. Om de oorzaken<br />
te ontvouwen, welk ten langen lesten dien val<br />
te weeg bragten, willen wij het oud Romen in<br />
aanfchijn nemen, de vorderingen van dat Gemeenebest<br />
nagaan, alle de hulpmiddelen van deszelfs<br />
regeering onderzoeken en het zelve in de fchaal<br />
der waarheid wegen, zonder ons te laten buigeri<br />
door die vooröordcelen, welke, mangel aan doorgrondige<br />
kennis van deszelfs gefchiedenis, iri<br />
ftaat is voorttebrengen. Wij zien Rome geftadig<br />
overhellen van regeeringloosheid tot willekeur,<br />
van willekeur tot regeeringloosheid en voorts tot<br />
flavernij. De Romeinen, wier wijsheid zoo hoog<br />
opgcvijzelt word, hadden eene zeer onvolmaakte<br />
regeering. Zij fchijnen geene kundigheid altoos<br />
gehad te hebben van dat gelukkig evenwicht van<br />
magt, het welk eeifglijk kan in ftand gehouden<br />
worden door eene juiste fchikking van iedere orde<br />
in den ftaat, en door eene verftandige koppeling<br />
of famenparing der onderfcheidene deelert<br />
ter bewerking van het algemeene welzijn der'<br />
maatfehappij. Bcfchouw Rome onder deszelfs eer-<br />
Y ften
338 H E D E N D A A Ï S C H E LES VI.<br />
den koning, Romulus; de Romeinen waren toen<br />
ter tijde een bende roovers, zonder Wetten, zonder<br />
zeden en konsten. De godsdienst, door Numa<br />
te Rome ingevoert, verzachtte eenigzins de<br />
woestheid zijner onderdanen , doch daar waren<br />
geene vastgeftelde wetten, daar was geene gezette<br />
regeeringsvorm. Hostilius, die een krijgsman<br />
was, liet zich aan geene wetgeving gelegen zijn,<br />
zoo min als Tarquijn I. Scrvius, een wijs vorst,<br />
bewust van de verwarring, welke tot daar toe<br />
geheerscht had, poogde geregeldheid in den daat<br />
intevoeren en vertrouwde het gezach aan een gering<br />
getal mannen, die den Senaat uitmaakten.<br />
Tarquinus de trotfche wierp het gebouw omver,<br />
't welk zijn fchoonvader had opgetrokken; en<br />
geen wet kennende buiten zijn eige willekeur,<br />
behandelde hij den fenaat en het volk even geweldig.<br />
De omwenteling, door Brutus bewerkt,<br />
maakte, 't is waar, een einde aan de willekeur<br />
der monarchij, maar gaf aan het volk de vrijheid<br />
niet weder. De aanzienlijke maakten zich meester<br />
van het gezach en verzwaarden het juk van<br />
*t volk. De eerde eeuw van het Romeinfche<br />
Gemeenebest, door fommigen zoo fterk bewondert,<br />
was geenzins de eeuw van vrijheid voor alle<br />
rangen in den daat. Hoedanig was toen de<br />
toedand der Volkelingen, dat is het lighaam der<br />
natie? Ambten en eertijtels waren de uitduitende<br />
voorrechten van den adel. Het grootde gedeelte<br />
van 't Romeinfche grondgebied was hun eigendom,
XÈS VE Ö E S C H I E B E N I S J<br />
dom. De aanzienlijke verhoogden den woeker erf<br />
kregen door dat fchandelijk middel al het geld<br />
in handen. De toeftand der meeste burgeren was<br />
toen flecht. Zij wierden uit hunne huizen gefleept,<br />
onwaardiglijk behandelt, gekerkert en met<br />
roeden gegeezeld. — Men zou met flaven niet'<br />
Hechter hebben kunnen handelen. Het volk,<br />
door dwingelandij gedrukt, durfde zich zeiven<br />
geen recht verfchaffen en week naar den aventijnfchen<br />
berg. Memmius bragt het te rug naaide<br />
ftad; 'er wierden Volks-voorftanders aangeftelt<br />
om het te befcbermen en door deze inftelling<br />
werd het lot van 't volk eenigzins verzacht; doch<br />
het lighaarn der natie was daarom niet min ramp-!<br />
zalig. Daar kon geene kalmte in een' ftaat plaats<br />
hebben, waar alles Willekeurig befloten wierd,<br />
gelijk in Rome. Geweld en kuiperijen heerschten<br />
overal, en uit die regeeringloosheid volgde<br />
natuurlijk verwarring. In dien verfchrikkelijken<br />
toeftand begreepen de Romeinen de noodzaaklijk*<br />
heid om naar eenen regeeringsvorm omtezieft en<br />
zij raadpleegden de wetten van Athen'en. Er<br />
werden Tienmannen aangeftelt, dien men het irt<br />
orde brengen en de uitvoering der wetten toevertrouwde.<br />
De lezer weet wat gevolg die inftelling<br />
had. Hij kent het trots, de ongebondenheid<br />
en de euveldaden van Appiüs en diens Ambtgenoten.<br />
De Romeinen zagen zich fchielijk genoopt<br />
een einde te maken van dat haatelijkvoverheids<br />
beftuur, en wedertekeeren tot hunne bur*<br />
Y a ge
34-o H Ë D E N D A A G S C H E LES VE<br />
. gemeesteren cn volks - voorftanders. Maar waren<br />
zij wel vreedzamer en gelukkiger? Van dien tijd<br />
af verzetten de volks-voordanders zich tegen den<br />
raad en de raad verzette zich tegen de volksvoordanders.<br />
Daar kon geen behoorlijk evenwigt<br />
plaats hebben tusfehen twee niagten, die<br />
bijna gelijk, maar blind, onbillijk, tegen elkanderen<br />
verwoed en in ftaat waren niet alleen om<br />
eikanderen onderling maar zelfs den ftaat te vernielen.<br />
De jaarboeken van het Roomsch gemeenebest<br />
vertoonen ons in de eerfte vier eeuwen<br />
een volk, het welk door deszelfs magistraten<br />
aangemoedigt, de doorluchtigfte Raadsheeren afzetten<br />
en uitbanden; en Raadsheeren, die de onfchuldigfte<br />
burgers uitplunderden, pijnigden, de<br />
gerichtshoven omverfmeten, dc burgermeesterlijke<br />
tabberden verfcheurden en den ipreckftocl der<br />
volks - voorftanderen met bloed befpatteden; wij<br />
zien Raadsheerlijken, met knodzen in de hand,<br />
het volk voor hen heen drijven, dat zich tegen<br />
hunne onrechtvaardigheden wilde verzetten, en<br />
volkelingen fteenen fmijten naar die achtbare<br />
raadsheerlijken, die de woede des volks zochten<br />
te beteugelen. Is dit een afbeeldzel van een wijs<br />
en vreedfaam beftuur ? Hunne buitenlandfche<br />
voorfpoed bragt huislijke wanorde voort. De<br />
Raadsheeren, om een einde aan de partijfchappen<br />
te maken, welke in Rome heerschten, zonden<br />
de. burgers buiten het land, en ftookten• die<br />
oorlogen aan, door welke de Romeinen een zoo<br />
uit-
LES vi. G E S C H I E D E N I S . 341<br />
uitgebreid landgebied verkregen. Doch dit hulpmiddel<br />
bragt een ander kwaad voort. In hunne<br />
oorlogen, op eenen verren afftand van de hoofdftad,<br />
en tegen vermogende volken, waren de<br />
Romeinen verplicht talrijke legerbenden aftezenden,<br />
die zij een geruimen tijd moesten laten onder<br />
't bevel van veldöverften aan -wien zij een<br />
onbepaald gezach lieten, Deze legerhoofden verfcheide<br />
jaaren het zcete der onafhanglijkheid en<br />
het vermaak van te gebieden gefmaakt hebbende,<br />
wilden bij derzeiver terugkomst naar Rome<br />
de wetten niet :<br />
gehoorzamen, maar gedroegen<br />
zich als gebiedvoerende meesters. Dusdanig was<br />
Scijlla,- de eerfte, die dit' noodlottig voorbeeld<br />
gaf. Dusdanige waren Pompejus en Crasfus, die<br />
hem navolgden, dusdanig was Cefar, die fchranderer,<br />
vlijtiger en in grooter gunst bij de krijgsbenden<br />
, de flaVernij van 't Roomfche volk voltooide.<br />
De opvolgers 'van Augustus waren meest<br />
alle wreed, lafharttig en ontzinde dwingelanden.<br />
De gelukkige regeering der Ahtonijnen fchortt'e<br />
flechts voor een oogcnblik de 'rampen op onder<br />
welke de Romeinen. • zuchtten'. 0<br />
Na die regcering<br />
verergerden die rampen. De keizers handhaafden<br />
zich op den throon door geweld, trouwloosheid,<br />
en allerlei foort van misdaden. Conftantijn<br />
bragt den zetel van 't rijk over naar Conftantinopole<br />
en plantte aldaar alle de gebreken van<br />
't Roomfche bewind, welke gebreken door de<br />
Grieken, die trotsch, wispelturig en muitzuchtig<br />
Y 3 van
$4^ H E D E N D A A G S C H E LES VI.<br />
van aait waren, nog vermeerdert werden: Bijgeloovigheid<br />
bragt nieuwe beroertens en rampen<br />
voort, zoo dat men binnen Conftantinopole niet<br />
anders zag dan tooneelen van verwarring en<br />
wreedheid, is het wel te verwonderen dat een<br />
rijk, waar zulk eene gebrekkige daats - inrichting<br />
plaats had, ten langen lesten onderst boven gekeerd<br />
wierd door eenen bekwamen Sultan aan 't<br />
hoofd eener natie, die blindeling deszelfs bevelen<br />
gehoorzaamde en van kindsbeen af ten oorlog<br />
opgebragt, aangezet wierd door eenen godsdienst-ijver<br />
en door de hoop op eene roemrijke<br />
overwinning? zoo 'er iets in deze omwenteling<br />
te verwonderen zij, 't is, dat het Griekfche rijk,<br />
wanneer men deszelfs gebreken belchouwt, zoo<br />
lang bedaan hebbe. Het eenig menfchelijk middel<br />
waar door het oosterlche rijk zoo veele eeuwen<br />
hi ftand bleef, was de ligging van Conftantinopole.<br />
De Barbaren, die het Romeinlche rijk<br />
verminkten, uit de afgelegenfte noordelijke deelen<br />
van Europa voortkomende, konden gemakkelijk<br />
in de westelijke Landfchappen langs Polen<br />
en Duitschland doordringen. Zij hadden geen<br />
zee overtetrekken, en zij overmanden de Romeinfche<br />
Legioenen door hunne menigte; maar<br />
deze. barbaren, die geene fchepen hadden en onbedreven<br />
waren in de fcheepvaartkunde, konden<br />
het oosterfche rijk niet inuekken, van welk het<br />
grootfte gedeelte was famengeftclt uit Eilanden in<br />
den Archipel en de Levant. Zij zouden de Adriati-<br />
feb»
EES VE G E S C H I E D E N I S . 343<br />
fche golf hebben moeten overfteken, alvorens zij<br />
1<br />
Conftantinopole konden blokkeeren ; doch zij<br />
hadden geene vloot. Het is des geenzins te verwonderen<br />
dat het oosterfche rijk den eerden inval<br />
der barbaaren, welke zoo noodlottig voor de<br />
Romeinfche magt in 't westen was,, ontfnapte.<br />
De Turken befpeurden de noodzakelijkheid om<br />
de Grieken hij zee aantetasten. De Genuëzen<br />
-verhuurden daar toe aan dezelven de fchepen en<br />
Amurath I. maakte zich meester van Adrinopole.<br />
Deszelfs zoon Bajezet belegerde Conftantinopole<br />
en het rijk zou onfeilbaar overhoop zijn geimeten<br />
geworden door de Ottomannen, zco de Christenen<br />
geene afwending in Hungarijë gemaakt en<br />
de zegepralende wapenen van Tamerlan, Bajezet<br />
niet overftelpt hadden met tegenipoed in Afia.<br />
De Ottomannen kwamen fchielijk dezen ramp te<br />
boven. Amurath II. maakte de Grieken cijnsbaar<br />
aan hem en Mahomet II. deszelfs opvolger maakte<br />
een einde aan hun rijk (s).<br />
TERWIJL de Turken bezig waren den zetel<br />
hun-<br />
Cs) Conftaiuijn VIII. worstelde tegen dit ongel'kkig noodlot<br />
met alle de onverzaagtheid van een groot koning; verraden door<br />
zijne onderdanen, verlaten van Europa, verdedigde hij Conftanti<br />
nopole tegen de betere fortuin van den onverw.'mieiijken Mahomet<br />
II. en eindigde op de muuren dier ftad zijn leven en regeering<br />
wet de wapens in de hand. Het Griekfche rijk eindigde mei<br />
hem in 't jaar 1453 na een beftaan van meer dan is Eeuwen,<br />
Y 4
344 H E D E N E A A G S C H E EES VE<br />
hunnes rijks te Conftantinopole te vesiigen, maak<br />
ten Ferdinand en Ilabella een einde aan de magt<br />
der Arabieren in Spanje. Dat gedeelte van Eu<br />
ropa had een tijd van agthonderd jaren een too<br />
neel van bloedige oorlogen geweest tusfehen twee<br />
volken, beiden even zeer bezielt met eene zucht<br />
tot roem en met eenen ijver voor den godsdienst.<br />
Gewoon aan daaglijkfche vijandlijkheden, was ie<br />
der burger fchier een held. In de verbittering,<br />
welke tusfehen de Christenen en Mooren heersch-<br />
te, maakte men beurtelings gebruik van behen<br />
digheid en trouwloosheid, list en dapperheid,<br />
wreedheid, menschlijkheid en heldhaftigheid, naar<br />
mate dezelve fcheenen te kunnen dienen tot den<br />
nederlaag hunner vijanden. Wat kan de oorzaak<br />
zijn geweest van den val der Mooren in Spanje?<br />
waren zij minder dapper clan de Spanjaarden?<br />
zulks is niet beftaanbaar met het geen de Ge<br />
fchiedenis ons als bekende waarheden daar van<br />
opgeeft. De Christen jaarboeken van Spanje ver-<br />
toonen ons de Mooren, die in wakkerheid en<br />
moed gelijk ftaan met eenen Rodrigues, Sanches<br />
en Alfonfus. Hunne algemeene zoo wel als bij<br />
zondere oorlogen leverden helden, die onze be<br />
wondering waardig zijn. De Mooren behoefden<br />
in dapperheid niet te zwichten voor de Spanjaar<br />
den, en overtroffen dezelven in kundigheid en<br />
vernuft. Wij weten dat de roem van de herle<br />
ving der wetenichappen in 't westen, den Moo<br />
ren toekomt. Zij waren de uitvinders en beöef-
EES VE G E S C H I E D E N I S . 345<br />
fenaars van verfcheidene voor het menschdom zeer<br />
nuttige wetenfehappen, welke door geleerde en<br />
fchandere lieden van later tijden flechts verbeterd<br />
zijn. Indien zij niet bedreven waren in de<br />
fchilder- en beitelkunde, zulks fproot geenzins<br />
uit gebrek aan vernuft, maar om dat hun godsdienst<br />
hen het beöeffenen der fraije konsten verbood.<br />
Men kan het zelfde niet zeggen van hunne<br />
bouwkunde; de overblijfzels der Moorfche<br />
gebouwen in Spanje vertoonen eene ftoutheid van<br />
ontwerp, een rijkheid v^n vinding'en eene verhevenheid<br />
van fmaak, welke ons verbazen en<br />
verrukken. Hunne dichtkunde,' fchoon overdreven<br />
en zonder famenhang, heeft overvloed van<br />
Vernuftige trekken en van verhevene gedagtem<br />
't Is maar zeker dat de Mooren den Spanjaarden<br />
in kennis en fchranderheid overtroffen, en dat zij<br />
in dapperheid' bij dezelven niet te" kort fchooten.<br />
Welke mag dan de reden geweest zijn dat de<br />
'Mooren voor de Christenen moesten onderdoen?<br />
Men zou verfcheide oorzaken daar van kunnen<br />
opnoemen. -De ftaten der Mooren in Spanje waren<br />
meer verdeelt dan die der Christenen. Bijna<br />
elke ftad had een bijzonder opperheer; daar de<br />
koningrijken der fpaanfche Christenen faarogefteld<br />
waren uit een twee of meer landfehappen.<br />
De klem, welke uit een geheel fpruit, gaat te<br />
loor, wanneer het in brokken verdeelt is. On-<br />
'eenigheid heerschte aanhoudend onder de Moorfche<br />
koningen. Alhoewel de Spaanlche. koningen<br />
Y 5 dik-
545 H E D E N D A A G S C H E EES VE<br />
dikwijls niet eikanderen over hoop lagen, verè'enigden<br />
zij zich altoos toch tegen den gemeeneu<br />
vijand. De Saraceenen handelden zo niet. Verblind,<br />
door hunne onderlinge verbitteringen, vochten<br />
zij tegen de Christenen en tegen hun eigen<br />
zelf, te gelijker tijd. Ferdinand berende Granada<br />
en bragt die plaats tot het uitterfle; in dezen<br />
rampzaligen toedand, wendde de oom en de neef<br />
hunne wapenen tegen eikanderen, liever verkiezende<br />
in de verwoesting hunnes lands omtekomen<br />
dan een oogenblik met eikanderen overeenteflemmen.<br />
De val der Arabieren werd tevens<br />
veroorzaakt door het groot aantal Christenen dat<br />
onder hen beftond. Deze waren zoo veele inwendige<br />
vijanden, geduriglijk arbeidende ter vernielinge<br />
hunner meesters en altoos gereed om de<br />
poorten der Moorfche fteden te openen voor de<br />
Spanjaarden; 't gevolg daar van was bedekt verraad<br />
of openbare wederfpannigheid. De Spanjaarden,<br />
die wijzer waren, duldden maar zeer<br />
weinige Mufulmannen in hunne ftaten. De Arabieren,<br />
ui weerwil dezer nadeelen, betwistten<br />
nogthans den grond een langen tijd.<br />
D E omwenteling in de magt der pauzen was<br />
vrij gewichtiger. Hun gezach, bij den aanvang<br />
van de veertiende eeuw, kende geene palen. Uit<br />
den luister en de pracht der Roomfche opperpriesters<br />
te oordeelen, Icheen hunne magt tot<br />
dien tijd geen de minfte vermindering oudergaan<br />
te
EES vr. G E S C H I E D E N I S . 347<br />
te hebben. De trotfche en ftaatzuchtige Bonifacius<br />
VIII. was ftout of liever onbefchaamt genoeg<br />
om te verklaren: dat de koningen aan hem<br />
onderworpen-waren, zelfs in wereldlijke zaken.<br />
Hij verfierde zijne muts met een tweede kroon,<br />
boven welke Benedictus III. een derde plaatste.<br />
Toen Celestinus V. zijne intrede in Rome deed,<br />
werd den toom zijns ezels door twee koningen<br />
gehouden: Joanne, koningin van Napels, was<br />
genoodzaakt haare zaak te bepleiten voor het hof<br />
van Avignon en de paus deed eene willekeurige<br />
uitfpraak wegens hare eisfchen op die kroon.<br />
Kwamen de koningen van Engeland en Frankrijk<br />
tot een verdrag, dan onder wiepen zij zich aan<br />
de berisping van Rome ingevalle een van beiden<br />
eenige der bepaalde artijkels kwame te verbreken.<br />
Ja, de keizer van Conftantinopole zelf, dc<br />
eenige Christen vorst, die tot daar toe, de opperhoofdigheid<br />
der Pauzen niet erkent had, kwam<br />
te Florence en vernederde zich voor Eugenius<br />
IV. Paulus II. een man ongemeen verzot op<br />
pracht en praal, befchonk de kardinalen met<br />
nieuwe eertijtels, waar door hij hen op gelijken<br />
voet ftelde met de koningen. Dc pauzen eigenden<br />
zich het recht toe van benoeming tot alle kerkelijke<br />
bedieningen, en fchonken dezelven aan wien<br />
zij wilden, zonder de vorsten noch .derzeiver onderdanen<br />
deswegens te raadplegen. Zij zonden<br />
naar alle koningrijken van Europa kerkdijken af,<br />
die zich meester maakten van alle keikelijke<br />
amb-
34-3 H E D E N D A A G S C H E LES VE<br />
ambten, dikwijls zelfs voor het affterven van<br />
derzeiver-daadelijke bezitters. Hunne Legaten<br />
gingen overal heen om aflaten uittedeelen, tien<br />
den aftepersfen, endoor onbillijke'belastingen,<br />
onder den naam van inzamelingen, geheele ftaten<br />
te verarmen. In weerwil nogthans van deze fchijn-<br />
bare magt, nam het wezenlijk gezach der pauzen<br />
langzamerhand af. De vorsten begonnen het druk<br />
kende juk te gevoelen en hadden moeds genoeg<br />
zich van het zelve te ontdoen. Rudolphus ver<br />
wierp 's pauzen uitnodiging om te Rome de kei<br />
zerlijke kroon van hem te komen ontvangen, en<br />
zijne weigering maakte hem naar zijn gevoelen niet<br />
te min een echt keizer. Het Duitfche lichaam<br />
befloot, kort daar na, in eene nationale vergade<br />
ring, dat de plechtigheid der krooning niets toe-<br />
bragt tot de billijke rechten eens Vorsts. Petrus<br />
III, koning van Arragon, wederftond den ban-<br />
blixcm van Rome, en Petrus IV. fpottede 'er<br />
mede. De paus deedt Alphonfus van Portugal<br />
in den ban om dat deze zich van zijne vrouw<br />
had gefcheiden, doch Alphonfus verachtte de<br />
banblixems van Rome, en zijne onderdanen ble<br />
ven hem evenwel gehoorzamen. Philippus de<br />
fchoone, van Frankrijk verzette zich ftoutmoedig<br />
tegen de buitenfporige eisfehen van Bonifacius<br />
VIII. en verklaarde de Franfche kroon en natie<br />
onafhangelijk te zijn van den Roomfchen ftoel.<br />
Karei V. verbood, onder ftrenge bedreiging, dat<br />
. niemand zich tot Rome zou hebben te vervoegen<br />
om
LES vi. GESCHIEDENIS. 349<br />
om eenige kerkelijke prove in Frankrijk te be<br />
komen. Lodewijk VI. wilde zelfs 's pauzen Le<br />
gaten niet toeftaan hunne functien te oeffenen of<br />
door hen in zijn koningrijk eenig pauslijk befluit<br />
ingevoert hebben, zonder zijne toeftemming. Zelfs<br />
/ de Hoogefcholen van Europa verzetteden zich in<br />
dat tijdperk tegen de uitfporige eisfchen van Ro<br />
me. De doctors der hoogefchool van Parijs<br />
fchreven aan Clemens VII. een brief, welks<br />
ftouten en vrijmoedigen inhoud 's pauzen dood<br />
veroorzaakte. De Godgeleerden te Oxford on<br />
dernamen openlijk de verdediging van Johannes<br />
Wickliff, de ftoutfte en geduchtde vijand der<br />
pauzen in die dagen. Zelfs de kerkvergaderingen<br />
vernederden het trots der Roomfche opperpries-<br />
teren en gaven een fchok aan derzeiver willekeu<br />
righeid. De leden der kerkvergadering te Con-<br />
ftans noemden zich zeiven de hervormers der pau<br />
zen en oeffenden het recht van hen te oordeelen<br />
en te ftraffen. De Bazelfche kerkvergadering<br />
verklaarde plechtiglijk: dat algemeene kerkverga<br />
deringen boven den Bisfchop van Rome gaan, en<br />
dat zij het recht hebben hem zijne waardigheid<br />
te ontnemen wanneer hij zulks verdient. In één<br />
woord, de westerfche kerk verkreeg in de veer<br />
tiende eeuw nieuwe denkbeelden en gevoelens<br />
wegens de magt der pauzen, die toen alle palen<br />
van gematighcid en billijkheid overfchreeden had-'<br />
den.<br />
VEE*
550 H l D E M B A A C S e ï E LES VE<br />
V E E L E oorzaken werkten te famen tot deze<br />
omwenteling. De uitfporige magt, welke de pauzen<br />
zich hadden weten te verkrijgen, was een<br />
der voornaamften dat zij dezelve weder kwijt<br />
raakten. De menfehen laten zich maar tot eenen<br />
zekeren graad onderdrukken, en wanneer hunne<br />
kluisters te fterk knellen, worden zij woedend<br />
en verbreken die. Redelijke fchepzels bleven<br />
lang blind, maar begonnen ten langen lesten de<br />
oogen te openen. Al wie aan 't hof van Rome<br />
eenïg verftand had, zag den val der pauzen naderen.<br />
— De paus, voornemens een Legaat naar<br />
Engeland te zenden, om aldaar eenig geld voor<br />
zijne weelde te laten opgaren, werd van een kardinaal<br />
aldus aangefproken: „ Heilige vader, wij<br />
„ handelen de Christen koningrijken gelijk de<br />
„ Propheet Bileam zijnen ezel behandelde, ook<br />
„ vrees ik dat zij, in navolging van dat dier,<br />
„ verfchrikkclijk zullen balken."<br />
CLEMENS V.bragt den pauzelijken ftoel over<br />
van Rome naar Avignon: dit was eene tweede<br />
oorzaak van 't verval der pauzen magt. De<br />
meeste menfehen zijn fterker gehegt aan woorden<br />
dan aan zaken. Rome wierd befchouwt als<br />
de natuurlijke zetel van den godsdienst. Toen<br />
de pauzen hun verblijf niet langer in die ftad<br />
hielden, gevoelden de Christenen niet langer denzelfden<br />
eerbied voor hen. Daar en boven waren<br />
de pauzen, terwijl zij in Avignon bleven, verplicht
EES VT. G E S C H I E D E N I S . 351<br />
plicht zich te onderwerpen aan 't vermogen der<br />
genen, die hen omringden, om dat die ftad onverfterkt<br />
en omgeven was van landen toebehoorende<br />
aan koningen of onafhanglijke mogendheden,<br />
wier gebied zich tot voor de poorten dier<br />
ftad uitrtrekte. Cervole, het opperhoofd van eene<br />
bende gelukzoekers, toog rechtftreeks op Avignon<br />
aan, eischte eene zware brandfchatting<br />
van den Paus en van diens hof, noopte zijne<br />
heiligheid hem zonden vergifnis te fchenken en<br />
hem' aan zijne tafel toetelaten. De vermaarde<br />
Du Guesclin, in deszelfs optocht met eene bende<br />
troepen naar Spanje, vorderde eene brandfchatting<br />
van den Paus. De opperpriesters, die<br />
in Avignon verblijf hielden, waren geboren Franfchen.<br />
Gretig om aan hunne bloedverwanten rijkdom<br />
en aanzien te bezorgen, is het geenzins te<br />
verwonderen dat zij zich kromden en fchikten<br />
naar den wil der koningen, van wien hunne<br />
bloedverwanten rijkdom en bevordering verwagtten.<br />
D E groote fcheuring in 't westen was een derde<br />
oorzaak van het verval der pauzelijke magt.<br />
Door twee pauzen in een zelfden tijd te verkiezen,<br />
geraakte de waardigheid van 't pausfchap<br />
Verdeelt. Ingevolge daar van had Europa minder<br />
eerbied voor menfehen, wier recht niet volftrekt<br />
zeker was. Wat meer is, ieder Paus, om zijnen<br />
aanhang te verfterken, betoonde zich nederig jegens
3 5a H E D E N D A A G S C H E LES VE<br />
gens die koningen, die hij aan zijne zijde zogt<br />
te krijgen, dit verminderde der pauzen magt; en<br />
dc vorsten verkogten hunne onderwerping of die<br />
hunner onderdanen aan heiden tot een zeer hoo-<br />
gen prijs.<br />
BESTENDIGE gerichtshoven werden in de<br />
veertiende eeuw bijna in alle koningrijken van<br />
Europa opgerigt. Dit was eene oorzaak, welke<br />
flechts op 't laatfte medewerkte. De Staat lag<br />
aan die gerichtshoven de zorg op te waken voor<br />
het behoud der rechten van den vorst en deivoorrechten<br />
van Let volk; zij gaven naauwkeurig<br />
acht op alles wat het hof van Rome verrigtte<br />
b<br />
, en bragten fpoedig alles in roere wanneer<br />
dat hof flechts de minfte neiging fcheen te hebben<br />
om die voorrechten aanteranden, wier handhavinge<br />
aan hunne zorg was toevertrouwt.<br />
IN één woord, de herleving der geleerdheid<br />
In 't westen, daar het veroveren van Conftantinopolen<br />
niet weinig aan toebragt, de aanwas van<br />
burgerlijke en godsdienstige kennis, gaven eenen<br />
doodelijken flag aan de gruwelijke misbruiken,<br />
welke in de eeuwen van onkunde, der kerke van<br />
Rome waren ingellopen, en de magt der pauzen<br />
vermeerderd hadden. Geleerde en godvruchtige<br />
lieden begonnen nu ftoutmoedig het dekkleed<br />
weg te fchuiven, het welk zoo veele bedriegerijen<br />
dekte, den fchakel der overleveringen nategaan
LES vi. G E S C H I E D E N I S . 353<br />
gaan en derzeiver valschheid aantetoohen \ de<br />
fchriften te beöefFenen en de leerftukken der eerfte<br />
kerke te onderzoeken; de grenzen van burgerlijke<br />
en godsdienstige magt te vinden, cn gedeeltelijk<br />
de overheerfchingen van beiden te ver-*<br />
nietigen. De befnoeijing van 's pauzen gezach<br />
Verminderde dat der geestelijkheid. De kerkelijke<br />
banblixems waren zoo veelvuldig niet meen<br />
Er wierden minder zakert voor de rechtbank der<br />
gecstlijkheid gebragt* Bisfchoppen werden tot<br />
burgerlijke gerichtshoven niet langer als rechters<br />
toegelaten* maar binhen eenen kerkdijken kring<br />
befloten. De kerkdijken moesten zich der wetten<br />
onderwerpen, en wierden leden van de burgerlijke<br />
maatl'chappij, en de misdaden, door wis<br />
ook gepleegt, ontlhapten niet langer de verdiende<br />
ftraf.<br />
R E G E E R I N S *<br />
IN de veertiende en vijftiende eeuwen had "er<br />
weinig of geen verandering plaats in het ftaats-»<br />
bewind van 't Duitfche rijk. De gouden Bul van<br />
Karei IV, welke opgeftelt was overeenkomstig<br />
den geest dier tijden, voerde bijna geene nieuwigheid<br />
in; dezelve bepaalde eenigzins juister'<br />
het algemeen beftuür, zoodanig als het zelve<br />
plaats had ten tijde van en na Rhdolph, en deze<br />
regeeringsvorm bleef, zonder bijna eenige veran*<br />
dering, ftand houden tot aan de regeering vaii<br />
Karei V.<br />
Z H E *
354 H E D E N D A A G S C H E EES VÏ.<br />
HET Engelsen Staatsbeftuur onderging veele<br />
omwentelingen in het tijdperk het welk wij thans<br />
befchouwen; dan, het voordeel dat daar uit ontftond<br />
was verfchillende van 't gene in andere<br />
koningrijken voorviel. In Engeland vermeerderde,<br />
door de veranderingen in 't fta'atsbeftuur, de<br />
vrijheid van 't volk, terwijl de m?gt van de<br />
kroon 'er door verminderde; daar in Frankrijk<br />
en in andere ftaten van Europa de veranderingen<br />
in 't bewind de voorrechten van den vorst vermeerderden<br />
en de rechten van den onderdaan befnoeiden.<br />
De algemeene ftaten of het parlement<br />
van Engeland, als beftaande uit den adel en de<br />
hooge geestlijkheid, waren vermogend voor de<br />
regeering van Eduard I. doch die vorst de afgevaardigden<br />
des volks mede tot het parlement roepende,<br />
verzwakte het gezach der eerften en gaf<br />
aan 't lichaam der natie meer aanzien dan het te<br />
voren had. Eduard bereikte daar mede zijn oogmerk<br />
, de magt der Lords wierd 'er door gefnuikt<br />
en hij regeerde met minder tegenfpraak. De wijze,<br />
op welke de Baronnen zijnen vader overdwarscht<br />
hadden, overtuigde Eduard-, dat zij hem<br />
insgelijks zouden kunnen dwarsboomen en hem<br />
zijne regeering moeilijk maken; dat 'er derhalven<br />
geen middel overfchoot om zijn eige magt te<br />
verzekeren, dan de magt der gemeentens van<br />
Engeland te vermeerderen tot dien trap, dat zij<br />
tot een tegenwicht konden ftrekken aan die van<br />
den adel: het geen de koning dus ten nutte van<br />
zich
EES VE G E S C II I È B E N I Si 353<br />
zich zeiven deed, ftrekte insgelijks ten voordeele<br />
der vrijheid van 't volk. Doch onder zijn Zoon*<br />
Eduard 3X wierden de nieuwe leden van ft parlement<br />
geducliter voor den koning dan de ouderi<br />
ooit geweest hadden. Toen ter tijd begon het<br />
huis der gemeenteios deszelfs gezach te vestigen<br />
op eenen ftevigen voet, en maakte door een vast<br />
en eenvormig gedrag het Engelfche Parlement<br />
magtiger dan het tot daar toe geweest had. Eduard<br />
II. een zwak vorst, liet zich zeiven beheerfchen<br />
door verachtelijke gunstelingen. Dit belgdc<br />
de natie, en het parlement oordeelde, voor'<br />
de eerde maal, zijnen koning volgens de wetten,'<br />
verplichtte hem van zijne waardigheid afftand te<br />
doen, en fchreven aan de regenten den vorm vart<br />
't bewind voor, naar 't welk zij zich te gedragen<br />
hadden. Eduard III. geheel bezig met oor-'<br />
log voeren, doeg geen acht op de vermeerdering<br />
der magt van 't Parlement, en de Engelfchen,<br />
ingenomen met de roemrijke daden van hunnen<br />
held, welke zoo veel luister over hen vërfpreidden,<br />
weigerden hem niets. Doch onder deij<br />
kleénzoon van Eduard maakte het Parlement zich<br />
de onbekwaamheid des konings ten nutte, de na-"<br />
tie zich in eenen venederden ftaat ziende, zette'<br />
Richard II. af, en, ftelde, op eigen gezach, deri<br />
fcepter in handen van Hendrik van Lancaster,met<br />
bepalingen nogthans, welke hem afhanglijk<br />
maakten van de wetten. De Engelfche natie,was,<br />
gedurende de kortftondige regeering van<br />
% 2 Hen-
S 56 H E T> E N r> A A © s c H E LES VE<br />
Hendrik V. zoo ftefk gewikkeld in den oorlog<br />
met Frankrijk, en zoo ingenomen met den voorfpoed<br />
van haren held, dat noch de koning noch<br />
het Parlement eens dagten om zich met derzeiver<br />
onmiddelijke belangens te bcmoeijen. Bij de<br />
komst van Hendrik VI. op den throon lag het<br />
ganfche koningrijk over hoop om de feeroertens,<br />
veroorzaakt door de partijfchappen van de witte-<br />
en roode-roozen. Het volk nam deel m deze<br />
twisten, vermeerderde en verlengde door deszelfs<br />
gedrag de algemeene rampen, kroonde dan<br />
eens dezen dan genen prins van de beide mededingende<br />
huizen, en noopte den nieuwen monarch<br />
een gedeelte zijner voorrechten afteftaan.<br />
Op die wijze wierd het tegenwoordig delzel der<br />
Engelfche vrijheid gevormt, een delzel, het<br />
welk aan 't volk vrij wat worstelens en bloed<br />
gekost heeft.<br />
HET Franfche ftaatsbeftuur onderging al mede<br />
veele veranderingen. Voor dien tijd was het<br />
volk in dat land flaafs, en de burgers hadden<br />
geen deel aan de regeering. Philippus de fchoone<br />
liet aan de afgevaardigden der deden toe zitting<br />
te hebben en te ftemmen in de nationale<br />
vergadering, zulks was een tegenwigt aan de<br />
magt der edelen. De Franfche nationale vergadering<br />
cf algemeene daten regelden de voorname<br />
zaken van 't koningrijk, hervormden de misbruiken,<br />
welke nadeel toebragten aan het welzijn<br />
van
LES vi. G n . c H i i f i ï K u . 357<br />
van't geheel, zette die genen af, die zich flecht<br />
gedragen hadden in de openlijke departementen<br />
van den daat, en bepaalden de fchattingen ter<br />
onderdeuninge van de regeering. Deze gelukkige<br />
vordering werd gedoort onder de zwakke regeeringen<br />
der kinderen van Philippus den Ichoonen<br />
en nog meer onder de rampfpoedige regeering<br />
van Philippus van Valois. De onlusten, onvoorzichtigheid<br />
en rampfpoeden van Johannes den<br />
goeden dompelden Frankrijk in deszelfs vorige<br />
verwarring, beroofden den monarch van al zijn<br />
gezach, en ontnamen aan het volk het onwaardeerbare<br />
recht van de belastingen te regelen.<br />
Karei V. bijgenaamt de wijze, was een voorbeeld<br />
voor koningen en de herfteller van 't koningrijk;<br />
zijne doorgrondige kennis van menfehen en zaken<br />
maakte hem bekwaam altoos de billijkfle en beste<br />
maatregels te beramen ter beduringe van zijn<br />
koningrijk. Hij pleeg te zeggen: dat koningen<br />
dan eerst gelukkig zijn, wanneer zij de magt en<br />
de neiging hebben orn goed te doen. Onder de<br />
zwakke regeering van Karei VI. had de verwarring<br />
meer dan ooit de overhand. Karei VII. omhelsde<br />
het ontwerp zijns grootvaders, en niettegendaande<br />
zijne middelmatige begaafdheden en<br />
de gedurige oorlogen, in welken zijn rijk gewikkelt<br />
was, regeerde hij verftandig en daagde gelukkig<br />
in de zorg, welke hij bedeedde ten voordeel<br />
en tot welzijn zijns volks. Lodewijk XI,<br />
voordeel doende met de gelukkige omftandighe*<br />
Z 3 den,
358 H E . D E N D A A t S C H E LES VI,<br />
den, welke groote Landfcliappen aan zijne kroon<br />
hegtten, gebruikte eene looze ftaatkunde om<br />
zich een oppermagtig gezach te bezorgen. Geene<br />
nogthans buiten de weinigen, die den throon naderden,<br />
gevoelden de willekeurige magt diens<br />
vorsts. Het volk wierd met billijkheid en des<br />
gelukkig geregeert. Het juk der edelen, (die<br />
geringer dwingelanden) het welk op een groot<br />
gedeelte der natie zoo zwaar drukt, wierd door<br />
Lodewijk verbroken. Het rijk was onder zijne<br />
regcering vreedzaam en in rust; de throon hernam<br />
deszelfs gezach, en het volk door de wetten<br />
befchermt was beveiligt tegen alle onderdrukking.<br />
Wij willen hier mede niet te kennen<br />
geven dat de genegenheid van Lodewijk XI. voor<br />
zijne onderdanen dc oorzaak was van deze gelukkige<br />
veranderingen; geenzins, hij bezat de ziel<br />
eens dwingelands, en dwingelanden zijn niet vatbaar<br />
voor zulke tedere aandoeningen; maai- bevindende<br />
dat de vrijheid van de lagere flanden<br />
in den ftaat verbonden was aan zijne eigen belangens,<br />
bevorderde hij 't geluk van anderen ten<br />
zeiven tijde dat hij niet anders dan zijn eigen belang<br />
beoogde. Uit deze veranderingen in liet<br />
Franfche ftaatsbeftuur zal de lezer ongetwijvelt<br />
zien dat de onlangs voorgevallen omwenteling in<br />
dat Land dê regeering wederom gebragt heeft<br />
tot het geene zij eenmaal was, en het volk herfieid<br />
heeft in die rechten, welken het te vooren<br />
genoot; en indien de nieuwe vorm Yan regeering<br />
eene
LES vr. G E S C H I E D E N I S . 559<br />
eene verbetering zij van de oude Conftitutie (zoo<br />
als dezelve gewislijk is), des te gelukkiger zal<br />
dezelve voor bet volk zijn (V).<br />
Zoo 'er al eenige veranderingen in bet ftaatsbeftuur<br />
van Schotland voorvielen, gedurende het<br />
tijdvak, het welk wij thans befchouwen, waren<br />
dezelve gering; want fchoon de onlusten, veroorzaakt<br />
door de mededinging der Brucen en Baliols<br />
en door den* bijftand dien de beide Eduards<br />
van Engeland aan den laatften gaven, de uitöeffening<br />
van 't bewind fchorsten, had 'er echter gene<br />
verandering van aanbelang plaats. Het leenftelzel<br />
heerschte toen en nog lang daar na in<br />
Schotland, gevolglijk waren de Schotfe koningen<br />
van het huis van Bruce en die van het huis van<br />
Stuart, of onbekwaam of niet geneigt de lager<br />
rangen vrij te maken en daar door de magt des<br />
adels te verbreken. Het Schotfche Parlement,<br />
gelijk aan de algemeene ftaten van Frankrijk, was<br />
faamgeftelt uit edellieden, heercn en anderen,<br />
die land van de kroon in leen hielden voor<br />
krijgsdiensten. Dit leenhouderfchap, hoe gering<br />
ook de hoeveelheid lands zijn mogt, gaf den bezitter<br />
het recht om zitting en ftem in 't parlement<br />
te hebben. Het parlement van Schotland<br />
• bezat uitgeftrekte voorrechten, regelde de ge-<br />
wich-<br />
(0 De Nederduitfche lezer gelieve acht te geven dat de Heer<br />
Thamfon dit fcoreef in 't Jaar 1790.<br />
Z4
56p II E B E N D A A G S C H E EES VI,<br />
wichtigfte zaken van 't koningrijk, hield de kas<br />
der natie, zag de rekeningen na van de uitgave<br />
van "t geld, het welk ten gebruike der regeering<br />
was ingewüligt, en wapende het volk, maar de<br />
koning had geen ontkennende ftem in 't Parlement,<br />
ook kon hij noch vrede noch oorlog maken<br />
zonder deszelfs toeftemnnng- Deze uitgebreide<br />
magt der nationale vergadering van Schotland<br />
febijnt te kennen te geven dat hare regeeringsvorm<br />
een adelregeering geweest zij, en met<br />
zulk een bepaalde macht is het te verwonderen<br />
dat de monarch de voorrechten van 't volk, en,<br />
daardoor, zijne eige niet vermeerdert hebbe. Misfchien<br />
vond hij andere middelen en wegen om<br />
zijne te groot gewordenc onderdanen te vernederen,<br />
en ongetwijvclt moet hij dezelve voldoende<br />
geacht hebben, dewijl hij tot geene anderen zijn<br />
toevlucht nam.<br />
CA SIM IR deedt in Polen, het geene Eduard<br />
in Engeland, en Philip de fchoone in Frankrijk<br />
gedaan had. In 't begin was de algemeene rijksdag<br />
der Poolfche natie famengedeld uit den voornaamften<br />
adel. Hij riep tot dezelve de mindere<br />
baronnen of kleenen adel; dan, dc eenparigheid<br />
van ftemmen, welke men in 't vervolg vorderde<br />
tot bet nemen van een befluit, vervulde deze<br />
vergaderingen met verwarring cn ongeftuimigheid.<br />
Niets kenfehetst de onderfcheiden karakters der<br />
natiën fterker dan dc tegengcftelde uitwerkingen,<br />
wel-
LES vi. G E S C H I E D E N I S . 361<br />
welke uit dezelfde beginzels voortvloeijen. De<br />
toelating van de derde orde van den ftaat vermeerderde<br />
in Frankrijk het vermogen van den<br />
vorst; in Engeland vermeerderde zulks de magt<br />
van 't volk, en in Polen veroorzaakte zulks verwarring<br />
en regeeringloosheid. Eene omwenteling<br />
ten voordeele van de rechten van den mensch<br />
heeft in dat koningrijk de zaken verandert, en 't<br />
is te hopen dat dezelve ter verzekering en vermeerdering<br />
van 't nationaal geluk zal ftrekken (v).<br />
Wij worden bij trappen wijs, zien de dwalingen<br />
onzer voorvaderen en hebben moeds genoeg om<br />
dezelven te verhelpen.<br />
HET Venetiaans Gemeenebest levert ons in dat<br />
tijdvak eene aanmerkelijke omwenteling. Deszelfs<br />
regeeringsvorm was in 't begin een volksregeering<br />
geweest, welke langzamerhand in eene Adelregeering<br />
ontaartte, die tamelijk gcmatigt bleef<br />
tot de veertiende eeuw. Alle de burgers waren<br />
verkiesbaar tot eenig anrpt in den ftaat; zij konden<br />
de gewigtigfte posten bekleeden, en bij ftemming<br />
het hoofd van 't Gemeenebest bevestigen.<br />
De Doge Gradenigo voerde een wet in, volgens<br />
welke dechts een zeker getal keurfamiliën in den<br />
grooten raad wierden toegelaten; van dien tijd af<br />
wer- '<br />
00 Die omwenteling heeft niets ten voordeele der natie uitge<br />
werkt; integendeel, liet rijk is federt door twee van deszelfs na-<br />
buran op nieuws verdeelt geworden. (VBF.TO .<br />
Z5
S6a H E D E N B A A C S C H E LES VE<br />
•werden die familiën de eenige befchikkers der<br />
regeering, terwijl de overige edele Venetiaanfche<br />
huizen geplaatst wierden in den rang van onderdanen.<br />
Dus wierd het wrak van dat Gemeenebest<br />
in eene volftrekte Oligarchie gevormt, welke<br />
al het gezach in handen bragt van eenige<br />
weinige vermogende burgers.<br />
W E T G E V I N G IN BE VEERTIENDE EN<br />
VIJFTIENDE EEUWEN.<br />
D E wetgeving beef aanhoudend bloeijen. In<br />
Castillië wierd de eed der Leenmannen, als zij<br />
aan hunnen grondheer trouw zwoeren, ontheft<br />
van een zeer gevaarlijke en ongerijmde bepaling,<br />
namenlijk van den grondheer getrouw te blijven<br />
zelfs tegen den koning. In Arragon kon geen<br />
burger ter pijnbank gebragt worden om hem eene<br />
bekentenis te ontwringen. In Portugal verbood<br />
koning Dionifius de geestelijkheid eenig geld naar<br />
Romen uittevoeren. In Bohemen gaf Johannes<br />
bevel om van allen aangekogten en verkogten eigendom,<br />
van alle verdragen tusfehen twee bijzondere<br />
lieden gemaakt, aantekening te houden<br />
in de boeken van de kanfelarij des Staats; een<br />
wet wijzelijk gefchikt om een einde te maken<br />
van fchraapzucht en knibbelarij. De Franfche<br />
taal had langen tijd in gebruik geweest in alle de<br />
Gerichtshoven van Engeland, fints Willem den<br />
Veroveraar tot op Eduard III. Deze vorst fchafte<br />
ze af en gaf bevel: dat voortaan alle pleitge-<br />
din-
LES vi. G E S C H I E D E N I S . 563<br />
dingen zoude gefchieden in de Engelfche taal;<br />
dat de richters zich zouden uitdrukken in de Gemeene<br />
taal van 't Land: een vonnis, daar het'leven<br />
of den' eigendom eens burgers in betrokken<br />
was, moest uitgefproken worden in de taal, die<br />
elk verdond. In Frankrijk bragten wijze wetten<br />
veel toe tot de verandering van de gedaante der<br />
natie. De Franfehen verkortten de minderjarigheid<br />
hunner koningen; fteldcn de koninglijke<br />
goederen onvervreemdbaar en boekten alle de<br />
vonnisfeh hunner gerichtshoven. Door dit te<br />
doen verkreeg de rechtsgeleerdheid vastigheid;<br />
de rechters vonden in die oirkonden een zeker<br />
licht waar na hunne dappen te regelen ; de<br />
rechtsgeleerden onveranderlijke grondbeginzels van<br />
't recht, en de burgers waar naar zich te gedragen.<br />
ZEDEN IN DE VEERTIENDE EN VIJF<br />
TIENDE EEUWEN.<br />
't V A L T niet gemakkelijk eene naauwkeurige<br />
befchrijving en afbeelding te geven van de zeden,<br />
welke totdat tijdvak behooren. Over't geheel<br />
mogen wij zeggen dat de grootfte hoop van<br />
't menfchdom in Europa, door flavernij dom gehouden,<br />
verflaaft was aan allerleije zoort van ondeugden.<br />
Men maakte veel gebruik van vergiftigingen;<br />
ook waren de oproeren menigvuldig en<br />
verfchrikkelijk. De Slechters in Engeland, de<br />
Lol-
364 H E B E N D A A G S C H E LES VE<br />
Lollards in Duitsland (V), dc Kortjakjes in Frank<br />
rijk maakten zich fchuldig aan de gruwzaarnfte<br />
fpoorloosheden. Zij, die men deze namen toe<br />
voegden, waren lieden van den boeren-dand,<br />
die, erger behandeld wordende dan beesten<br />
van hunne onmenfchelijke en wreede meesters,<br />
woedend wierden als leeuwen en alles verfcheur-<br />
den wat hen in den weg kwam. In den adel be<br />
merken wij een mengzel van hoflijkheid, op<br />
rechtheid, dapperheid en vroomheid. Alle de<br />
orden der Ridderfchap hadden zich der liefde,<br />
den een of anderen heiligen en de wapenen toe<br />
gewijd. Gedurende die twee eeuwen waren de<br />
tweegevechten menigvuldig. Koningen en vors<br />
ten zonden aan elkanderen eene uitdaging voor<br />
't oog van Europa. De Edelen volgden hen na;<br />
en 't gefchiedde meest altoos ter eere van de<br />
eene of andere Jongvrouwe. Veele vrouwen van<br />
die dagen onderfcheidden zich door krijgsdaden.<br />
Joanna d'Arc, of de maagd van Orleans, Joanna<br />
van Blois, Margareta van Montforti Margareta<br />
van Anjou, Maria van Moulina, Ifabella van<br />
Lottharingen alle die heldinnen trokken ten ftrij-<br />
de uit en bellisttcn dikwijls het voordeel van den<br />
dag.<br />
GE-<br />
(\v) Wegens deze Stichters kan men lezen bij H u M E flisi.<br />
jan Groot Brilt. I. D. bl. 237. WENDJEBORN Staat *nz. in<br />
Groot Britt. III. D. bl. 241. En wegens de Lolleris MOSHEIM<br />
Kerk. Uist. I. D. bl. 324.
EES vi. G E S C H I E D E N I S . 365<br />
G E W O O N T E N S .<br />
E E N fchrijver van de veertiende eeuw klaagt<br />
dat de fobere eenvoudigheid de plaats had ingeruimt<br />
voor de weelde, en hij betreurt de tijden<br />
van Frederik Barbarosfa en van Frederik II. toen<br />
binnen Milaan, de hoofddad van Lombardijë, de<br />
rijkfte burgers maar drie malen 's weeks in hun<br />
huishouden vleesch opdischten. De wijn wierd<br />
toen maar van weinigen en in kleene mate genuttigt;<br />
de wasch-kaarsfen waren toen niet bekent,<br />
en een gemeene kaars wierd voor een ftuk van<br />
weelde aangezien. De gegoedde burgers maakten<br />
gebruik van ligte fpaanders, welken hen tot<br />
kaarsfen dienden. Mans en vrouwen hemden waren<br />
van fergie gemaakt en veele van 't geringe<br />
volk droegen in 't geheel geene hemden. De vader,<br />
die bij 't huwelijk zijner dochter'haar een<br />
bruidfchat van vijftig Guldens kon geven, wierd<br />
voor een rijk man gehouden. De dingen zijn<br />
verbazend verandert, voegt dezelfde fchrijver 'er<br />
bij. Menfehen van allerlei rang dragen thans linnen;<br />
de vrouwen gaan gekleed in zijde doffen;<br />
ja, zommige van dezelven toijen zich op met<br />
goud en zilver. De klagten van dien fchrijver<br />
maken ons intusfehen bekent met de gewoontens<br />
van het tijdvak, het welk wij thans bezig zijn te<br />
liefchouwen. Het tafel-linnen was ten zelfden<br />
tijde zeldfaam in Engeland; de wijn wierd enkel<br />
bij de kruidmengers verkogt als een hartverfter-<br />
kend
*66 H E D E N D A A G S C H E EES VE<br />
kend middel. Alle burger huizen in Londen en<br />
Parijs waren van hout; de ftraten in de fteden<br />
waren met geene fteenen gevloert; de fchoorfteenen<br />
had men nog niet uitgevonden; het huishou- ,<br />
den zat in een ruim vertrek bij één rondom een<br />
groot vuur op 't midden van de vloer, en in de<br />
zoldering was een gat, door 't welk de rook<br />
uittrok. De Leenheeren, kerkvoogden en monnikken<br />
leefden nogthans zoo prachtig als de tijden<br />
wilden gehengen.<br />
G O D S D I E N S T E N .<br />
H E T Christendom en het Mahomedaandom<br />
waren de twee godsdiensten, welke in dat tijdvak<br />
in Europa bekent waren. Het heidendom<br />
was eenigen tijd te voren verdwenen.<br />
D E Godsdiénst van Mahomed ftond eens bijna<br />
op 't punt van vernietigt te worden. Er waren<br />
in Egijpten op de kust van Africa en in het kleene<br />
koningrijk van Grenada Mahomedanen, die<br />
van Mahomed afweken. Gengis-khan had het Califfchap<br />
afgefchaft en den mahomedaanfchen godsdienst<br />
door 't geheele Oosten verboden. De overwinningen<br />
der Turken deden dien in Afia herleven,<br />
bragten dien in Europa en met de familie<br />
van Osman verfcheen dezelve op den throon van<br />
Conftantinopole. Tamerlan en zijne Zoons, ijverige<br />
Mahomedanen, zetten dien godsdienst nieuwen<br />
luister bij in 't oosten, en 't Mahomedaandom
EES VE G E S C H I E D E N I S . 367<br />
dom kreeg de overhand van de Ganges af tot aan<br />
de golf van Venetië. Inmiddels ontftond 'er eene<br />
fcheuring in Perfië, welke groote omwentelingen<br />
baarde. Ismaël Sóphi noemde zich een afftammeling<br />
van Ali, des propheets fchoonzoon, verklaarde<br />
de wet van Mahomed bedorven, en zeide<br />
van God op nieuw gezonden te zijn om dezelve<br />
tot hare oorfprongelijke zuiverheid wedertebrengen.<br />
In de daad, dc veranderingen, welke<br />
hij voorftelde, ftrookten met de rede; hij gaf<br />
aan zommige plaatzen van den Coran, welke te<br />
ftreng fcheenen, eene gunstige verklaring; verwierp<br />
de ongerijmdheden der volgeren van Omar,<br />
en verbande alle de overleveringen, welke<br />
aan de Mahomedanen het genot der onfchuldige<br />
vermaken verbood. Hij onderfteunde zijne leer<br />
door een aangenaam voorkomen, door eene natuurlijke<br />
welfprekenheid, door een zachtaartig<br />
gedrag en door geflrenge Zeden. Zijn roem verfpreidde<br />
zich al fchielijk door Afia. Tamerlan<br />
zag en hoorde hem, vatte een hoogen eerbied<br />
voor hem op, en fchonk hem dertig duizend flaven,<br />
uit onderfcheide Landen bijeengebragt. Ismaël,<br />
zich meester ziende van 't noodlot dezer<br />
I rampzaligen, verbrak hunne kluisters, fchonk hen<br />
de vrijheid en deed zijn best om hen gelukkig te<br />
maken; deze vreemdelingen' bewezen hem eene<br />
blinde gehoorzaamheid en hechtten zich aan zijn<br />
toekomend fortuin. Ismaël wagtte flechts op<br />
gunstige omftandigheden om zijne ftaatzucht voorttc-
363 H E B I N D A A I S C Ü E LES VE<br />
tezetten. Deze deden zich niet op onder de onmiddelijke<br />
opvolgers van Tamerlan. Hij hield<br />
zich des te vrede met geboorte te hebben gegeven<br />
aan eene nieuwe lècte. Deze fecte maakte<br />
geenen zichtbaren voortgang onder zijnen zoon<br />
Guines, doch Seik Eidar vatte zijns grootvaders<br />
ontwerpen weder op, onderfteunde die met dezelfde<br />
begaafdheden, bezielde de nieuwe geloofsgenoten<br />
van Sophi op nieuw, en vormde een<br />
foort van heerfchappij in Ardevil, zijn geboorteland.<br />
Deze fecte vermeerderde en deszelfs leerftukken<br />
verfpreidden zich welhaast tot de uitter-<br />
Ite grenzen van Perfië. De vermaarde Usfum<br />
Casfam gaf zijne dochter ten huwelijk aan Eidar,<br />
die in Ardevil woonde zonder pracht, zonder eenige<br />
uitterlijke tekenen van onderfchciding, en<br />
maakte van zijn invloed aan 't hof gebruik om<br />
de ongelukkigen te befchcrmen. Het uitfterven<br />
der mannelijke linie van Usfum Casfam gaf den<br />
Sophi een onbetwistbaar recht tot den throon van<br />
Perfië, doch Rustan nam 'er bezit van, verbande<br />
de fecte van Sophi en bragt deszelfs opperde om<br />
't leven. Twee zijner zonen, die toen nog in de<br />
wieg waren, wierden beveiligt onder de Turken,<br />
en de derde wierd naar 't gebergte van Armenië<br />
vervoerd, van waar hij wel dra roemruchtig te<br />
vooorfchijn kwam om het bloed zijner vaderen<br />
te wreken en om de fecte zijns grootvaders op<br />
den throon van Perfië te plaatzen.<br />
IN
EES V E G E S C H I E D E N I Si $6$<br />
I N dit tijdbedck vertoont het Christendom insgelijks<br />
aan ons een tooneel vah beroertens. De"<br />
oosterfche kerk verdween met het Griekfche rijk;<br />
«n de geestelijkheid verkoos liever zich aan het<br />
Turkfche juk dan aan dat van Rome te onderwerpen.<br />
De donkere wolken, welke zich kort<br />
daar na op een pakten, barstten in een ftorm uit<br />
over de westerlche kerk, in de vijftiende eeuw.<br />
ïn Engeland, onder de regcering van Eduard III,<br />
had Joannes Wicklif, hoogleeraar in de godsgeleerdheid<br />
op de hoogelchoof* van Oxford, dé<br />
fteutheid het ontwerp te vormen om de te hoog<br />
gedegen magt der geestelijkheid te fnuiken. Zij,<br />
die hem in het zelfde fpoor waren voorgegaan,<br />
hadden zich te veel bediend van ijdele vertoogen<br />
en eenen blinden ijver. Wicklif vormde een famenhangend<br />
ftelzel en handhaafde het zelve<br />
door onbeantwoordelijke redenkonstige betoogen.<br />
„ Waarom, zeide hij, matigt de Bisfchop va»<br />
„ Rome zich eene magt aan over zijne broeders?<br />
a, Alhoewel hij 't hoofd der kerke genaamt wor-<br />
„ de, heeft hij volgens de fchrift en rede geene<br />
„ magt over zijne amptgenoten in de bedieninge<br />
te van 't Euaiagelie. Wat recht toch hebben de<br />
É, kerkvoogden om de geloovigen in den kerk-<br />
3, ban te does? Zij behoorden eerst verzekert te<br />
i, zijn dat God een mensch verworpen heeft, al-<br />
„ vorens zij beftaan hem in den kerkban te doenV<br />
„ De magt van de bedienaars des godsdiensts is<br />
« flechts geleeat, en komt hen niet toe dan zoo<br />
Aa ti lang'
§7o H E D E N D A A G S C H E LES VE<br />
„ lang zij deugdzaam zijn. Het onderhoud, aan<br />
„ de herders gegeven, is niet meer dan een zui-<br />
n Vete aalmoes. De geloovigen mogen en behoo-<br />
„ ren de wijk te nemen wanneer de herders hun-<br />
„ ncn dienst onwaardiglijk verrichten." Wicklif<br />
was vooral zeer gebelgt over de pracht en trots<br />
heid der Pauzen en Bisfchoppen. Moeten de<br />
„ bedienaars van een arm en nederig meester,<br />
„ zeide hij, goud en zilver, flaven en kasteden<br />
„ bezitten, en een vermogen hebben, het welk<br />
„ zij als dwingelanden uitoeflenen? Deze ver-<br />
„ fchrikkelijke misbruiken zijn te wijten zoo wel<br />
„ aan hen, die dezelven begaan als aan .hen, die<br />
„ dezelven dulden. Vorsten, die zich tegen die<br />
„ overheersfchingen der geestlijkhcid verzetten<br />
„ en haar dezelve ontnemen, handelen overeen-<br />
„ komstig de inzichten van den goddelijken wet-<br />
„ gever." Hij tastte insgelijks de monnikken or<br />
de aan, om dat zij de maatfehappij van de hei<br />
lige plichten van hare leden beroofden, en een<br />
gedeelte der toekomende gedachten in de golf<br />
des ongehuwden ltaats bedolven. Ten aanzien<br />
der leerftellingen van de Roomfche kerk beweer<br />
de hij, dat het Sacrement van 't heilige avond<br />
maal noch het lichaam noch het bloed inhield<br />
van Jefus Christus, dat het niets anders is dan<br />
een bewijs van zijne goedheid en liefde en eene<br />
herinnering van de zegeningen van 't Euangelie;<br />
dat de biegt eene nuttelooze plechtigheid is; dat<br />
een oprecht berouw het ecnigfte is, 't geen ons<br />
be-
ia vr. G E S C H I E D E N I S S?{<br />
behaaglijk kan maken bij het Opperwezen.' Da<br />
leerftcllingen van Wicklif komen over een metX<br />
rede en godsdienst. Een wijle tijds durfde hij<br />
dezelve flechts heimelijk verfpreidcn; maar toen<br />
de hoogefchool zijne leer had aangenomen, ver<br />
liet hij Oxford om zijne gevoelens door ganscK<br />
Engeland te verkondigen. Zijne welfprekenheid,<br />
geleerdheid cn zuivere zeden verwierven hem<br />
wel rasch een, aantal discipelen. Dit baarde on<br />
gerustheid bij de gcéstlijkheid en de Engelfche<br />
hervormer wierd gedagvaart voor den geduchtcn<br />
rechterftoe! des kerkelijken opperhoofds. Magti-<br />
ge befchermers fielden zich voor hem in de<br />
bresfe. Eduard III. onderfleunde hem in 't hei<br />
melijke, en de hertog van Lancaster, die gedu<br />
rende de minderjarigheid van Richard II. het be<br />
wind voerde, befchermde hem openlijk. Dus,<br />
in weerwil van den donder der geestlijkheid bleef<br />
Joannes Wicklif voortvaren met prediken ten<br />
«inde zijne leerflellingen in Engeland te vestigen,<br />
alwaar.hij in vrcede onder de ledematen zijner<br />
kerke van Lutterworth ftierf. Richard, den<br />
throon beklommen hebbende, had geen moed of<br />
ziel genoeg om 's pauzen aanzoekingen van de<br />
hand te wijzen, 't gebeente van den eerwaardi-<br />
gen Wicklif wierd opgedolven én verbrand, en<br />
deszelfs navolgers wierden verbannen en ver<br />
volgt. Omftreeks den zelfden tijd, baande zijne<br />
gevoelens zich den weg in een ander gedeelte<br />
van Europa. Een Boheemsch heer, die op de<br />
Aa a
f<br />
S 7S H £ D E N D A A ft S C H E tES VI.<br />
ftudie te Oxford was, las en vond fmaak in de<br />
boeken van Wicklif. In zijn eigen land te rug<br />
gekeerd zijnde, vertoonde bij dezelven aan Jan<br />
Hbs en Hieronimus van Praag, die onmiddelijk<br />
de gevoelens van. den Oxfordfchen hoogleeraar<br />
aannamen. Deze zijn de beide doorluchtige<br />
vrienden, die voor de kerkvergadering te Conftance<br />
verfchenen, veilig, gelijk zij meenden,<br />
door keizer!Sigismond's vrijgeleide, doch de keizer,<br />
tegen waarheid, godsdienst en eer aan, brak<br />
zijn keizerlijk woord, en de kervergadering doemde<br />
hen ter vlammen; hunne leerftellirtgen ftierven<br />
echter niet met hen. De barbaarfche Sigismond<br />
bediende zich te vergeefsch van pijnigingen<br />
en den dood tegen de navolgers van Zisca.<br />
Deze gevoelens bleven in de gemoederen dei-<br />
Bohemers verborgen en wij zullen in het volgende<br />
tijdvak zien hoe zij uitfpruitende, zich ontwikkelden<br />
en de gewichtigde omwenteling voortbragten.<br />
EENE verfcheidenheid van ongerijmde Roomsch<br />
Catholijke Sectarisfen kwam in het tijdvak, het<br />
welk wij thans bezig zijn te befchouwen, te<br />
vobrfchijn. Bij voorbeeld de Geesfelaars, die<br />
zich verbeeldden dat de waterdoop, van geen<br />
kracht was, em hunne eenige hoop van zaligheid<br />
fielden in 't geloof en in 't geesfelen hunner lighaamen.<br />
In gevolge van dit verkeerd begrip,<br />
gingen deze dweepers in procesüe half naakt, met<br />
ecu
EES VI. C E S C K U Ï E S I S , « 7 3<br />
een geesfelroede in de hand, waarmede zij hun<br />
ne naakte lichamen zodanig teisterden, dat het<br />
bloed hen langs de lendenen liep, en dit deden<br />
zij openlijk op ftraat met niet minder' onbetaam-<br />
lijkheid als woede. Ook verfcheen 'er eene Sec-<br />
te van Perfectionarisfen, Begutirdi genaamt, de<br />
ze, om tot volmaaktheid te komen en geheel<br />
vlekkeloos te worden, bedienden zich van de<br />
ongerijmdde en ' onbetaamlijkde middelen. De<br />
Buchaniten fchijnen eenige van derzeiver onge<br />
rijmdheden te hebben overgenomen. Dc Duit<br />
fche Picard waande te bewijzen uit de heilige<br />
Schrift, dat alle vrouwen gemeen moeten zijn;<br />
eenige Franciscaner monnikken roemden dat dc<br />
Heilige Franciscus uit den hemel een volmaakter<br />
Euangelie dan dat van Jefus Christus, op aarde<br />
had medegebragt; anderen hielden onverzettelijk<br />
ftaande dat hun voedzel, zelfs wanneer zij 'er geen<br />
gebruik van maakten, aan den paus behoorde;<br />
anderen hechtten hunne zaligheid aan eene graau-<br />
we of zwarte pijë, aan ééncn meer of min wijden<br />
mantel, aan ééne meer of min gepuntte monniks<br />
kap. Deze dwaze of dolle menfehen leveren ons<br />
een bewijs op tot welke uitlporigheden het men-<br />
fchelijk verdand kan overflaan. Alle deze dwee<br />
pers hielden hunne belachlijke gevoelens ftaande<br />
met eene bijkans onbegrijpelijke ftijfhoofdigheid.<br />
Ondertusfchen was die dwazen hoop, welke we<br />
zenlijk medelijden verdiende, blootgeftelt aan al<br />
le dc woede der vcrvolginge. In alle koningrij-<br />
Aa 3 keq
H E B E N^B A A G S C H E LES VE<br />
ken van Europa wierden houtmijten aaugeftoken,<br />
en duizende hunner wierden ten vure gedoemt,<br />
om geen ander misdrijf, dan om dat zij krankzinnig<br />
waren. Dc zaak van de monnikskap kostte<br />
veel minderbroeders in Italië, Duitschland en<br />
Frankrijk het leven. Paus Johannes XXII. zeide<br />
ernstig: dat de befmetting eeniglijk te vuur en<br />
te zwaard kon genezen worden. De ellendige<br />
Joden wierden insgelijks de woede der tijden gewaar;<br />
men nam hen hunnen rijkdom af; men<br />
dreef hen uit hunne woonplaatzen, kwelden hen<br />
waar men hen ook aantrof; ja, menigmaal en<br />
wierden zij ter dood gepijnigt onder de beuzelachtigde<br />
voorwendzels en enkel op geruchten<br />
van hooren zeggen. Men betichtte hen met den<br />
fchielijken dood der vorsten; zij wierden gezegt<br />
de oorzaak te zijn der befmettelijke ziektens;<br />
men befchuldigde hen van tooverij en betoovering,<br />
als mede dat zij de fonteinen en waterputten<br />
vergiftigden, den fpot dreven met de gewijde<br />
hoofddoffen, en Christen - kinderen offerden;<br />
van deze en dergelijke lasteringen bediende men<br />
zich om de ongelukkige Joden allerlei wreedheid<br />
en geweld aantedoen. De Joden waren een vlijtig<br />
en nijverig volk; zij wierden voor rijk gehouden,<br />
en de grooten zoo wel geestelijken als<br />
leeken dookten het gemeen op tegen de afflammelingen<br />
van Abraham, ten einde zich te verrijken<br />
door derzeiver verwoestinge.<br />
DE
EES VI.- G E J C H I I I I N I J , 3^<br />
, DE uitrocijing van dc orde der Tempelieren<br />
maakte in dat tijdvak de gewichtigfle gebeurte<br />
nis uit. Negen honderd ridders wierden bij twee<br />
rechtdags-zittingen verbrand. De grootmeester<br />
dier ridder-orde en de broeder van een oppcr-<br />
magtig vorst eindigden in de vlammen hun le<br />
ven. Het plechtig rechtsgeding tegen die orde<br />
gehouden, onder het beduur van Philippus den<br />
fchoonen en Paus Clemens V, eene menigte van<br />
getuigen, die tegen hen opkwam, de bekentenis<br />
van veelen der befchuldigden zelf, alle die om-<br />
dandigheden famengenomen fchijnen een bewijs<br />
te zijn van de grouwzame misdaden, welke men<br />
hen te lasten leide en rede te geven van de ge-<br />
ftrengheid, waar mede men hen behandelde. Er<br />
is nogthans veel ten voordeele hunner onfchuld<br />
intebrengen. De Tempeliers, gelijk dc vrije met,<br />
zeiaars van later dagen, konden een vorm van<br />
inwijing hebben bijzonderlijk voor hunne orde<br />
gefchikt, en dewijl die orde gedeeltelijk krijg,<br />
matig gedeeltelijk godsdienstig was, moeten hun<br />
ne plechtigheden ook van den zelfden aart ge<br />
weest zijn. De plechtigheid, met welke zij in<br />
gelijfd wierden, was aan de wereld onbekend,<br />
Wanneer nu een maatfehappij alle hare zaken<br />
met de uitterfte geheimhouding verricht, wan<br />
neer dezelve niet duit dat men de minde kennis<br />
van hare verrichtingen bekome, dan na dat men<br />
een harer leden geworden is, zullen die genen,<br />
die geerne de geheimen wenfehen te weten, doch<br />
Aa 4 jjje t
576 H E B I N B A A C J C H E LES VL<br />
niet achter dezelven kunnen komen, ligt beflui-<br />
ten 'er alles kwaads van te zeggen. De vrije<br />
metzelaars worden gebrandmerkt als lieden, wier<br />
" plechtigheden en ftelregels ongerijmd en verfoei<br />
lijk zijn; doch zulks gefchied enkel door lieden,<br />
die onkudig zijn van het ontwerp naar 't welk<br />
de vrij metzelaars handelen. Op dezelfde wijze,<br />
wierdea de Tempeliers vcrfchrikkelijke gruwel<br />
daden aangewreven. Men befchuldigde hen dat<br />
zij de Candidaten, die-zich bij hen aanboden,<br />
noopten den Christelijken godsdienst aftezwee-<br />
ren, eerdienst te bewijzen aan een verguld hoofd<br />
't welk op vier voeten verheven was, met ande-r<br />
ren te bedrijven, en toeteftaan dat anderen met<br />
hen bedreven een misdaad, welke te noemen,<br />
het bloed in de aderen doet dollen; een misdaad<br />
die niet dan door den overgegevenden booswigt<br />
kan geplcegt worden. Wij behoeven niet te<br />
twijvelen of rijke en magtige monnikken kunnen<br />
fchraapzugtig, onrechtveerdig en overgegeven<br />
zijn aan alle zinnelijke vermaken, en in zich ver-,<br />
eenigen de wreedheden en losbandigheid des<br />
krijgsman* en de onverzaadelijke zucht naar goud.<br />
Maar hoe kunnen wij gelooven dat Heeren zich<br />
zouden hebben begeven in eene orde, in welke<br />
zulke grouwzame eerloosheden tot een wet wa<br />
ren geworden? De bekentenis van fommigen dier<br />
ongelukkige ridders bewijst niets; want het is te<br />
wel bekent dat de vrees voor pijniging of de<br />
hoop van 't leven te behouden, menigmaal den<br />
on-
EES vr. G E S C H I E D E N I S . $77<br />
onfchuldigen genoopt hebben zich fchuldig te<br />
verklaren; doch men heeft tevens gezien dat zij,<br />
die tot die zwakheid vervielen, in het oogenblik<br />
des doods alles herriepen. De verklaring des<br />
Grootmeesters wegens de onfchuld zijner orde,<br />
was gewis van groot gewigt, zoo wij acht geven<br />
op den tijd, in welken hij die verklaring<br />
deedt. De rechters wilden op voorwaarde van<br />
vergiffenis gehad hebben dat deze eerwaardige<br />
grijsaart zich fchuldig verklaarde; doch Johannes<br />
van Molaij en Guij, broeder des Dauphijns van<br />
Auvergne, betuigden plechtiglijk, dat hunne orde<br />
onfchuldig was en riepen de wraak des hemels<br />
uit over hunne vervolgers., Zeker is het<br />
dat zij de wreedflre pijnigingen ondergingen en<br />
dat hunne nagelaten goederen als een roof onder<br />
hunne vervolgers verdeelt werden. De meeste<br />
landerijen, welke aan deze orde behoorden, wierden<br />
gegeven aan da Hospitaier-Ridders, die men<br />
toen Ridders van Rhodes noemden. De koningen<br />
van Castillië en Arragon maakten zich meester<br />
van 't gene de Tempeliers in derzeiver daten<br />
bezaten en gaven 'er een gedeelte van aan<br />
de ridders van Calatrava. Philippus de fchoone<br />
kreeg tweemaal honderd duizend Livres en wij<br />
mogen wel gelooven dat de Paus zich, bij het<br />
verdeden van den buit, niet zal vergeten hebben.<br />
Aa 5 DE
378 H E D E N D A A G S C H E LES VE<br />
D E A L G E M E E N E GEEST.<br />
D E geest van dat tijdvak was geenzins die<br />
der gezonde wijsbegeerte of des zuiveren Godsdiensts.<br />
't Was het gemeene volk alleen niet,<br />
het welk bekrompen, bijgeloovig en ongerijmd<br />
dagt; mannen, aanzienlijk om hunne waardigheden,<br />
mannen, die in kundigheid uitmuntten, ja<br />
zelfs ganfche maatfehappij en, die anders achtingswaardig<br />
waren om hun verftand, waren<br />
fterk bezet met de vooröordeelen dier tijden.<br />
De aannadering van een ftorm deedt den grooten<br />
Eduard beiluiten vrede te maken, om dat hij het<br />
onweder befchouwde als eene bedreiging des hemels.<br />
Een wonder van dergelijken aart wederhieldt<br />
Karei V. zijn volk een' drukkende en onbillijke<br />
belasting opteleggen. Philippus, de lange,<br />
verlangde te weten of zijn vrouw hem getrouw<br />
en of de jonge prins wezenlijk zijn zoon<br />
ware. Hij zond ten dien einde iemant uit om te<br />
raadplegen met eene vlaamfche vrouwe, die voor<br />
eene prophetesfe gehouden wierd en wier antwoord<br />
hem gerust delde. Een zeker bisfehop<br />
van dien tijd, vermaard om zijne kunde, liet<br />
zich ernstig aldus uit: dat zekere nonnen zoo gemeenzaam<br />
met duivels waren, dat zij dezelven<br />
aanzagen en aanraakten zonder de minde vrees.<br />
Het Parlement van Parijs verwees de vrouw en<br />
dochter eens edelmans tot den brandflapel, om<br />
dat zij zich met tooverij hadden bezig gehouden.<br />
Paus
EES VX. C E S C H I E B E N 1 S. 37»<br />
Paus Johannes XXII. een famenzweering tegen<br />
zijn leven ontdekt hebbende, verzogt . aan de<br />
Gravinne van Foix dat zij hem een ftukje van<br />
een flang wilde bezorgen, 't geen men zeide een<br />
voortreffelijk tegengift te zijn. Wij vinden in<br />
de brieven van dien Paus een omftandig verflag<br />
van veelerlei zoort van tooverijen, welke in zijn<br />
tijd plaats hadden en in welke hij onverzettelijk<br />
geloofde.<br />
W E T E N S C H A P P E N .<br />
D E ftoute en onderneemende geest der Portugeezen<br />
maakte fnelle vordering in de zeevaartkunde.<br />
Zij ontdekten aan Europa het eiland<br />
Madeira, de eilanden van de groene kaap en de<br />
kust van Guinea. Langs de Afrikaanfche kust<br />
heenzeilende, liepen zij dat uitgeftrekte vaste<br />
land af, het welk zich van de ftraat van Gibraltar<br />
tot aan geene zijde van Zara .uitbreid. Zij<br />
maakten een einde van de vooröordeelen, welke<br />
tot dien tijd den voortgang der fcheepvaart gefluit<br />
hadden. Tot daar toe had men op dc reizen<br />
van 't westen of zuiden geen gebruik gemaakt<br />
van het Zee-compas. De Europanen verbeeldden<br />
zich dat 'er westwaards een onpeilbaren<br />
oceaan lag, aan welken geen grenzen waren, of<br />
een vlak rond, welks unterfte eindigde'in eene<br />
eindelooze diepte. Zij geloofden dat de genen,<br />
die zuidwaards zeilden, verplicht waren geftadig<br />
te klimmen tot dat zij de Linie bereikten, dat'<br />
aan
380 H E B K N D A A G S C H E EES VI.<br />
aan gene zijde der linie eene fnelle helling was,<br />
welke hen eensklaps naar eenen vreeslijken afgrond<br />
heen voerde. Naar hunne nieening was<br />
de verzengde luchtftreek onbewoonbaar, waar de<br />
zeeën door de hitte der zon tan naasten bij<br />
moesten uitgedroogt of kokende zijn. De lezer<br />
kan, gewis, niet onkundig zijn, met welke behendigheid<br />
cn volftandigen vlijt Hendrik van Portugal<br />
dc vooröordcelen zijner onverlichte eeuw<br />
te boven kwam.<br />
D E vorderingen der fcheepvaatt vermeerderden<br />
den koophandel. Lisfabon wierd de rijkfte<br />
ftapelplaats in Europa. De Venetianen, Genuëfen<br />
en Florentijners dreven den handel van de<br />
Levant, en dc Ilanze-ftcden dien van de Noordzeeën.<br />
Engeland begon een fcheepsmagt te vertoonen<br />
en deszelfs wol was bereids een voornaam<br />
artijkel van uitvoer geworden. De Nederlandfche<br />
fteden waren vermaard door hare weefgetouwen<br />
van Lakens, kamclotten en behangzel fabrieken.<br />
DE hoogefchoolen bleven voortbloeijen. Die<br />
van Oxford onderlcheidde zich in dc Godsgeleerdheid,<br />
die van Bologne in het burgerlijk<br />
recht, die van Montpellier in de Geneeskunde<br />
cn de hougeichool van Parijs, waar alle wetenfehappen<br />
bloeiden, wierd voor de eerfte in Euïopa<br />
gehouden. De Gefchiedfchrijvers verhalen<br />
•ris g
LES vr. G E S C H I E D E N I S . 381<br />
ons, dat twintigduizend ftudenten, zoo inlanders<br />
als uitheemfche, te gelijker tijd zich aan die<br />
hoogeichool bevonden. De rector dier hoogefchool<br />
wierd dezelfde eer bewezen als een prins<br />
van den bloede; zijne gevolmagtigden hadden<br />
zitting in de algemeene ftaten, het recht, om in<br />
's konings tegenwoordigheid vertogen te doen,<br />
en hunne tegenkanting wierd van groot aanbelang<br />
gehouden. De godsgeleerdheid nogthans,<br />
welke op die fcholen onderwezen wierd, was<br />
verre af van nuttig te zijn. De ernsthaftigfte<br />
hoogleeraaren verbeuzelden hunnen tijd met de<br />
duisterde en kinderachtigfte vragen. Of de maagd<br />
Maria onzen gezegendem Heiland ontvangen had<br />
in of buiten de erfzonde, was eene vraag, welke<br />
de geleerden eene halve eciiw bezig hield; of<br />
het bloed, welke uit de zijde van Jefus Christus,<br />
gedurende zijn lijden, vloeide, verè'enigt bleef<br />
aan zijne godheid? Het zien van Gods aangezicht<br />
was al mede een onderwerp van twist, en Paus<br />
Johannes XXII. wierd door de hoogefchool van<br />
Parijs voor een ketter gehouden om zijne Helling,<br />
dat de zalig - afgettorvenen het godlijk wezen<br />
of God van aangezichte tot aangezichte niet<br />
zullen zien voor den dag der algemeene opftandinge.<br />
DE Rechtsgeleerdheid hield zich zelve ftaande<br />
in Italië door de begaafdheden van Durand en<br />
Francois Aretiju; in Engeland door die van Little-
H E D E N D A A G S E HÈ LES VE<br />
leton en Hom, en in Frankrijk door Cugniers en<br />
Raoul. De geneeskunde maakte in dat tijdbeftek<br />
weinige vordering. Een Italiaan deedt dezelve<br />
eenigzins herleven omtrent het einde van de vijftiende<br />
eeuw. De fcheikunde maakte een fnellen<br />
voortgang. Raijmond Lullij en Nicholas Flamel<br />
waren vermaarde fcheikundigen en verbeterde die<br />
wetenfchap aanmerkelijk. Muller, een Duitfcher,<br />
vertaalde de Almagest van Ptolomeus in 't Latijn<br />
en verdreef gedeeltelijk de duisternis, welke de<br />
darrekunde bedekte. Men begon les te geven in<br />
de flag-ordening, en de krijgskunde wierd tot beginzels<br />
gebragt. Karei de ftoute, hertog van<br />
Burgundië, bragt deze omwenteling te weeg. Alle<br />
de gefchiedfchrijvers van die tijden hebben<br />
veel van 't wonderbaarlijke, fchoon wij (dit utigezonderO<br />
zeer veel goede hoedanigheden in hen<br />
befpeuren.<br />
TERWIJL de wetenfehappen in 't algemeen<br />
zoo traag in hare beweging waren; terwijl de<br />
natuurlijke wijsbegeerte geheel onbekent was, en<br />
de gezonde zedenkundige wijsbegeerte bedolven<br />
lag onder een hoop bijgeloovige dwalingen, namen<br />
de fraije letteren eensklaps eene fnelle vlucht.<br />
De wijzen van Griekenland, die de befchaafde<br />
geleerdheid ceffenden, verfchrikt door de gedurige<br />
ftormen, aan welken hun land was blootgelïeld,<br />
door de heerschzucht der vorsten, dc<br />
dweeperij der priesteren en de veroveringen der<br />
Tur-
EES VE G E S C H I E D E N I S . 383<br />
Turken, zogten een' fchuilplaats in Italië, om aldaar,<br />
in vreede, het vermaak hunner letteroeffening<br />
te kunnen achtervolgen. Deze vreemdelingen,<br />
die geerne wenschten achting te verwerven<br />
door nuttig te zijn, openden fchoolen, onderwezen<br />
in de Griekfche en Latijnfche talen, en door<br />
hunne leerlingen bekent te maken met de fchriften<br />
der groote mannen van oud Rome en Athcenen<br />
, ontvonkten zij den fmaak voor de befchaafde<br />
Letterkunde, aan welke Europa eeuwen lang<br />
geen kennis had gehad. Uit deze fchoolen kwamen<br />
fpqedig veelen te voorfchijn, die in de talen<br />
van Demosthenes zuiver en cierlijk fchreven.<br />
Doch de Italianen, behalven 't beoeffenen der,<br />
geleerde talen, lagen zich zeiven insgelijks toe<br />
op 't befchaven hunner eige taal, welke door<br />
eenige eerfte vernuften, als Dante, Petrarcha en<br />
Bocacio, tot eenen hoogen graad van volkomenheid<br />
gebragt werd. Frankrijk bewonderde de geleerdheid<br />
en fmaak van Italië en deedt eenige<br />
pogingen om dezelven op Franfchen grond overtebrengen;<br />
doch die pogingen vielen niet gelukkig<br />
uit; de Franfche taal bleef barbaarsch, in<br />
weerwil der voortbrengzelen' van fommige Franfchen<br />
van fmaak.<br />
HET zuide van Frankrijk bleef de provenfale<br />
taal beöeffenen. Touloufe was het middenpunt<br />
van geest en vernuft, en in die ftad wierd de<br />
cerfte Akademie in Europa gefticht. De vlijt 'van<br />
Bu-
584 H E B Ï N B A A (tSCMB LES VI.<br />
Burij van Angerville en de voortbrengzels van<br />
den dichter Chaucer deeden den fmaak voor de<br />
letteren in Engeland herleven. ,<br />
SCHILDER- Beitel- cn Bouwkunde bleeven<br />
in Italië bloeijen. Cimabuc, die den grondflag van<br />
de fchool van Florence lag, maakte veele uitmuntende<br />
fchilders, bijzonderlijk Leonard de Vinei,<br />
die zelf groote meesters in de kunst vormde.<br />
Anthonius de Mesiina was de eerde Italiaan, die<br />
in olieverf fchilderde, e» Bellin, die hem het<br />
geheim ontdal, lag den grondflag van de Venetiaanfche<br />
fchool; de beide van Eiken deeden hun<br />
land dezelfde eer aan door 't ftichtcn van de<br />
Vlaamfche fchool. Tada, Pizani, Donato waren<br />
beruchte beeldhouwers. Nicholaas de Pila verfierdc'<br />
Florence met die vermaarde kaijen langs<br />
de rivier, doende dezelven pronken met de ftandbeelden<br />
van hun, die de weldoeners zoo van de<br />
ftad als van den bouwkunstenaar geweest hadden,<br />
als mede Calendrio, die het ontwerp maakte<br />
van het paleis van S R<br />
. Markus te Venetië.<br />
H E T Zee-kompas wierd omtrent het ehade der<br />
dertiende eeuw uitgevonden, en aan deze zeer<br />
nuttige ontdekking is te danken den verbazenden<br />
voortgang, welke de zeevaart en de landbefchrijving<br />
gemaakt hebben: met dit kompas en<br />
de daar toe behoorende beftreken naaide kan de<br />
veeman zijn weg vinden, op onbekende zeeën<br />
zei-
EES vr. G E S C H I E D E N I S * 385<br />
zeilen en de wijdafgelegenfte deden des aardbols<br />
bezoeken. Het was in den loop van dat tijdvak<br />
dat een zilvcrfinit te Florence de plaat -fnijkonst<br />
uitvond. Bij alle deze ontdekkingen mogen wij<br />
' nog voegen de hernieuwing der konst van in<br />
deen te graveeren, welke konst meer dan tien<br />
eeuwen was verboren geweest. De uitvinding<br />
der brillen, de inrichting der Briefposten, der<br />
wisfelbrieven en vooral de uitvinding van het<br />
buskruit, het welk Europa verfchuldigt is aan<br />
Bartholdus Schwartz, een Duitsch Franciscaner<br />
monnik*<br />
T A M E R E A N.<br />
TAMERLAN of Timur, een afftammeling<br />
van Gengis-khan, was geboren in Usbecs Tartanje,<br />
in het jaar 1357 der Christen tijdrekening,<br />
Hij wierd een berucht veroveraar; zonder den<br />
geboren erfgenaam eens koningrijks of zelfs eeri<br />
prins te zijn, bragt hij zoo veele onderfebeide<br />
natiën onder als Alexander of Gengis-khan.<br />
Perfie cn Indië verovert hebbende, viel hij, bij<br />
zijnen te rug tocht, op Sijrië aan, en naimDamascus<br />
in. In den loop der overwinninge ver-*<br />
zogt dc Griekfche keizer, die te vergeefsch de<br />
Christen vorsten om bijftand gevraagt had, hulp<br />
Van hem tegen Bajazet, terwijl te gelijken tijde<br />
vijf Mahomedaanfche vorsten, die door Bajazet<br />
van hunne ftaten berooft waren, bijftand van<br />
den Tartaar fineekten.
386° H E D E N E A A G S C H E LES VI.<br />
T A M E R L A N voldeet aan hun verzoek; maar<br />
overeenkomstig het recht der volkeren, zondt hij<br />
afgezanten aan Bajazet, om hem te verzoeken<br />
het beleg van Conftantinopole optebreken, en<br />
recht te laten wedervaren aan die genen, wier<br />
ftaten hij had ingenomen. Bajazet ontving de<br />
boodfchap van Tamerlan met gramfchap en verachting.<br />
De Tartaarfche vorst verklaarde den<br />
Turk het oorlog en trok tegen hem op. Bajazet,<br />
het beleg van Conftantinopole opgebroken<br />
hebbende, trok Tamerlan te gemoet. De beide<br />
krijgshelden ontmoetten malkanderen tusfehen<br />
Cefarea en Anoijra, daar een der gedenkwaardigfte<br />
velddagen geleverd wierd, van welke de gefchiedenis<br />
ooit gewaagde.<br />
TAMERLANS oude krijgsbenden, gewoon te<br />
overwinnen, gaven, na een' der hardnekkigfte<br />
gevechten, den nederlaag aan het leger van Bajazet,<br />
een leger, het welk over de ftrijdbaarfte<br />
krijgsknegten der Europafche vorsten had gezegepraalt.<br />
Het is waarfchijnlijk dat de Tartaren<br />
en Turken beide in dezen veldflag gebruik maakten<br />
van gefchüt. Mustapha, de oudfte zoon van<br />
Bajazet, fneuvelde al ftrijdende aan 's vaders zijde,<br />
en Bajazet zelf met één zijner andere zoonen,<br />
Mula genaamt, werd krijgsgevangen gemaakt.<br />
DE Turkfche jaarboeken zeggen: dat Tamerlan
EES vx. G E S C H I E D E N I S , 357<br />
lan Bajazet in eene ijzere kouw opfloot, en dat<br />
de Turkfche Sultans nooit trouwen om dat de<br />
Tartaar iets onbetaandijks aan de vrouw van Bajazet<br />
voordelde. Zulke verdicbtzels zijn niet<br />
overeentebrengen met de edelmoedigheid, welke<br />
de Turken zelf aan Tamerlan toeëigenen. Zij<br />
verhalen dat de overwinnaar, teBurfa in Bithinië<br />
zijnde, aan Soliman, den zoon van Bajazet, een<br />
brief fchreef in den ftijl eens waren helds.<br />
„ Geerne, zegt Tamerlan daar in, zoude ik ver-<br />
„ geten de vijand geweest te zijn van Bajazet.<br />
„ Ik zal des' vaders leven voor zijne kinderen<br />
„ fparen; dat zij zich verlaten op mijne goeder-<br />
„ tierenheid. Ik houde mij te vreden met de<br />
„ behaalde overwinningen, en laat mij niet ver-<br />
„ lokken door de nieuwe voordeden eener on-<br />
„ ftandvastige fortuin." Doch geen antwoord<br />
van Soliman bekomende, maakte hij Mula tot<br />
Sultan, zeggende tot hem, „ ontvang het erf*<br />
„ deel uwes vaders! een vorstelijke ziel Weet<br />
„ koningrijken te veroveren en hoe dezelven<br />
„ wegtefchenken."<br />
TA ME RL A NS veroveringen ftrekten zich tert<br />
naasten bij zoo ver uit als die van Gengis-khan.<br />
Hij maakte Samarcande tot den zetel zijns rijks.<br />
Aldaar ontving hij de hulde van veele cijnsbare<br />
Afiatifche vorsten. Om zijne overwinningen te<br />
vieren, gaf Tamerlan, in navolging van Gengiskhan,<br />
een zegepralend feest, omftreeks het be- •<br />
Bb a gin
38o H E D E N D A A G S C H E LES VI.<br />
gin der vijftiende eeuwe, waarin al de praal eener<br />
Barbaarfche pracht uitblonk. Alle de ftandsperfonen<br />
zijner heerfchappijen, alle ambachtslieden,<br />
ieder met de tekens zijn's handwerks, togen<br />
in monftering voor hem heen: en alle jongelingen<br />
en jonge dochters wierden ieder, naar eige verkiezing,<br />
op den zelfden dag in 't huwelijk verbonden.<br />
Tamerlan ftierf in eenen gevorderden<br />
ouderdom, na zes en dertig jaren geregeert te<br />
hebben. Gelukkiger dan Alexander in de duurzaamheid<br />
zijns aardfchen levens en in het getal<br />
zijner kinderen, maar beneden den Macedonifchen<br />
held, die verfcheide fteden ftichtte, daar Tamerlan<br />
'er veelen verwoestte. Tamerlan was een<br />
heiden, doch verdraagzaam in zijne grondbeginzels;<br />
hij liet aan een iegelijk de vrijheid God<br />
naar eige denkwijze te dienen, niet willende dat<br />
'er een gewetensdwang zou plaats hebben of dat<br />
iemand om deszelfs geloof zoude vervolgt worden.<br />
Tamerlan was ongeletterd, doch liet aan<br />
zijne kinderen eene geleerde opvoeding geven.<br />
De beruchte Oulougbeg, die hem opvolgde,<br />
ftichtte eene Akademie van wetenfehappen te Samarcand,<br />
liet de grootte van de aarde opnemen<br />
en maakte fterrekundige tafelen. Thans heeft Samarcand<br />
deszelfs vorige grootheid en wetenfehappen<br />
verloren. Het land der Ulbecfche Tartaren<br />
is op nieuw barbaars en onbefchaaft geworden.<br />
Ds
EES VI. G l S C H I I B I S l S , 389<br />
D E T U R K E N .<br />
DE Turken fchikten zich niet naar den godsdienst<br />
en de zeden der overwonnenen. Zij wilden<br />
den Mahomedaanfchen godsdienst niét afftaan<br />
voor het Christendom, noch afgaan van de wetten<br />
en gewoonten*, welke zij in hunne overwinningen<br />
aangekleeft hadden. In dc uitdceling der<br />
veroverde landen volgden zij het Leen-geipanfchap<br />
maar behielden dc krijg.-diensten en van<br />
dat ftelzel zijn zij tot op heden niet afgeweken.<br />
De Grieken, die onder het Turkfche bewind<br />
ftaan, leven eenigzins in verdrukking, doch zijn<br />
niet flaafs. Zij hebben hunnen eigen godsdienst<br />
en wetten. Doch Griekenland, eenmaal het land<br />
der helden, dat zoo veele groote mannen in allerlei<br />
konsten en wetenfehappen opleverde, is<br />
onder het krijgsbewiad der Turken tot Barbaarsheid<br />
vervallen, zoo dat de hedendaagfche Grieken,<br />
in hoedanigheid en karakter, juist het omgekeerde<br />
van de oude Grieken zijn.,<br />
DE Turken genieten onder hunne krijgsmatige<br />
regcering zekere vrijheid, doch die verre beneden<br />
de onze is. Onder hen zijn geene onderfcheiden<br />
ftanden, dan welke uit derzeiver bedieningen<br />
Ipruiten. Hunne zeden zijn bars, hoogmoedig<br />
en verwijfd, hun trots is uittermatg.<br />
Aan hunne onkunde kan men de verachting toe*<br />
fchrijven, welke zij voor andere volken hebben.<br />
Bb 3 De
390 H E D E N D A A G S C I I E EES VE<br />
De Turkfche Sultan is een willekeurig vorst,<br />
doch bij omwenteling van fortuin, ftaat hij bloot<br />
van door een verwoed krijgsvolk onthroont en<br />
vermoord te worden. De vrees is een fterker<br />
teugel voor de Turkfche keizers dan de wetten<br />
van den Koran. Volftrekt meester in zijn ferrail,<br />
meester van 't leven van alle de genen, die<br />
eenige ftaats-bediening bekleeden, moet hij zich<br />
echter onderwerpen aan de gewoontens van 't<br />
rijk. Hij kan de belastingen niet vermeerderen<br />
noch zoude hij beftaan durven aan 's Lands gelden<br />
te raken. Een Turksch Sultan is een traag,<br />
werkeloos welgevoederd en achteloos fterveling.<br />
De zorg van 't bewind komt aan op den groot<br />
Vifir of eerden ftaatsdienaar, en de koord of<br />
ballinglchap is vaak de belooning voor zijnen<br />
arbeid. De Turken behouden een grooten eerbied<br />
voor 't gedacht van Osman. Verfcheide regeerende<br />
keizers zijn ontthroont geworden en ter<br />
dood gebragt; maar geen voorbeeld is 'er dat de<br />
kroon in eene andere familie overging, weshalven<br />
de inwendige ftaatsinrichting niets te duchten<br />
heeft van eene omwenteling ten voordeele eens<br />
vreemden. Het Ottomanifche rijk Wierd gevestigt<br />
door kracht en geweld en de twisten der<br />
, Christen vorsten hebben, tot hier toe medegewerkt<br />
om 't zelve in ftand te houden. De Turken<br />
waren een geruimen tijd een ruw volk gehecht<br />
aan woeste gewoontens, doch hunne zeden<br />
zijn, federt het begin der tegenwoordige eeuw,<br />
ee-
EES VI. G E S C H I E D E N I S . 391<br />
eenigzins befchaafder geworden. Hunne handelgemeenfchap<br />
met de Franfchen,-, Engelfchen en<br />
andere Europaanfche volken heeft de Turken<br />
gepolijst en derzeiver fmaak kiefcher gemaakt.<br />
Het Ottomanifche rijk fchijnt aan 't vervallen te<br />
zijn, het is omringt van magtige naburen en heeft<br />
de keizer van 't Duitfche rijk aan de eene zijde<br />
en de keizerin van Rusland aan de andere; deze<br />
houden geftadig het oog gevestigt op de vruchtbare<br />
Landfchappen van Europa's Turkijen, en<br />
verlangen gretig naar de bezitting van dezelven,<br />
Om die reden laten zij geene gelegenheid voorbijgaan<br />
om met de Porte te twisten, ten einde,<br />
onder fchijn van billijkheid, zich meester van<br />
hare Landftreeken te maken. Ongetwijvelt heeft<br />
het Turksch bewind veel van deszelfs klem verlooren<br />
en deszelfs foldaten fchijnen die krijghaftige<br />
dapperheid te ontbeeren om welke zij voormaals<br />
zoo vermaard waren. De tijd is waarfchijnlijk<br />
niet ver meer af dat Conftantinopolen weder<br />
in 't bezit der Christenen zal zijn. Wanneer eene<br />
natie die inwendige kracht verloren heeft,<br />
welke alle de raderen der regeering behoorlijk<br />
gaande houdt, als kan hare ontbinding noch dooiden<br />
krijgsman noch door den ftaatsman belet<br />
worden.<br />
WIJ hebben bereids aangemerkt dat zij, die<br />
Conftantinopole verlieten en de wijk namen naar<br />
't westen, aldaar de geleerdheid deeden herleven<br />
Bb 4 en
593 H E D E N D A A G S E H E EES VE<br />
en aan dc Europanen een fmaak inboezemden<br />
voor de Griekfche taal. De oeffening in die<br />
taal wierd in 't jaar veertien honderd een cn negentig<br />
in Engeland ingevoerd door zekeren William<br />
Grocijn en openlijk door hem te Oxford<br />
onderwezen. De aanwas van koophandel, in de<br />
vijftiende eeuw, ftrekte ter befchavinge der maatfchappijë<br />
in Europa en bijzonderlijk in Italië'.<br />
De Oost-Indifche handel was toen in de handen<br />
der Venetianen en Cosmo de Medicis deelde dien<br />
met hen. Zoo lang de volken van Europa geene<br />
gemccnlèhap met eikanderen hadden, waren zij<br />
barbaars en onkundig, doch kennis en kieschheid<br />
waren de gevolgen van hunnen gemeenfehappelijken<br />
koophandel.<br />
MAAR. van alle de oorzaken, welke tot de<br />
verlichting en befchaving van 't menschdom iets<br />
toebragten, heeft de uitvinding der drukkonst<br />
misleiden wel het meeste geholpen. Deze konst<br />
wierd te Straatsburg ontdekt, omtrent het jaar<br />
1440, door zekeren Jan Guttenbcrg, en tot volomenheid<br />
gebragt door Jan Faust en Schoeffer<br />
te Mentz. Laurens Koster te Haarlem was hen<br />
reeds voorgegaan door 't drukken van ganfche<br />
bladzijden, die in hout gefneden waren, naar de<br />
wijze der Chinefen. Doch Guttcnberg vond de<br />
metale drukletters uit, welke vervolgens tot volmaaktheid<br />
gebragt werden door Petrus Schoeffer.<br />
Willem Caxton voerde in Engeland, in 't jaar<br />
1474».
EES vr. G E S C H I E D E N I S . $93<br />
1474, de metale drukletters in. De uitvinding<br />
der drukkonst kwam de wereld zoo ongemeen<br />
voor, dat zij, die 'er de eerfte proeven van leverden,<br />
gehouden wierden voor lieden, die door<br />
tooverij werkten. Het gemeen is altops onkundig,<br />
derhalven oordeelende bij 't gene het ziet,<br />
befchouwt het den genen, die eene verbazende<br />
uitvinding of ontdekking doet, als iemand die<br />
niet door eige kracht werkt.<br />
D E drukkonst is een der grootfte zegeningen,<br />
waar mede de hemel het menschdom heeft befchonken.<br />
De vrijheid van de drukpers is voor<br />
een vrij volk het Palladium zijner vrijdommen.<br />
Door middel van de drukpers word iedere tak<br />
van nutte kennis aan 't gemeen medegedeelt, en<br />
dus kan men met weinige kosten behoorlijk 011derrigt<br />
ivorden wegens alles wat kari ftrekken ter<br />
verbetering van ftaat en leven. Daarenboven<br />
heeft de drukkonst, door middel van menigvuldige<br />
afdrukken der heilige fchriften in de volkstalen,<br />
onder de Christenen, de kennis van den<br />
waren godsdienst verfpreid, zonder door bijvoegzels<br />
en overleveringen van feilbare menfehen<br />
verandert of befmet te zijn. — Men zegt, dat de<br />
drukkonst even zeer dwaling als waarheid kan<br />
veripreiden. 't Zij zoo; maar dit is eene belemmering,<br />
welke grootelijks word opgewogen, door<br />
de menigte voordeden, welke de drukkoHst oplevert.<br />
Onkunde vermeerdert dwalingen, terwijl<br />
Bb 5 ken-
394 H E E - E N D A A G S C H E LES VI.<br />
kennis dezelvsn ontdekt en wederlegt. Zoo wij<br />
door behulp van boeken Hechts langzamerhand<br />
tot kundigheid komen, zouden wij zonder dien<br />
bijftand, buiten ftaat geweest zijn de waarheid te<br />
onderfcheiden van de dwaling. De beste dingen<br />
worden misbruikt, doch dit bewijst niets tegen<br />
derzeiver nuttigheid. Sints de uitvinding der<br />
drukkonst zijn de gronden van rede en zedelijk<br />
heid algemeener veripreid geworden, 't geen zeer<br />
ten nutte ftrekte van de zaak der menschlijkheid<br />
en ter bevordering van ware geleerdheid en<br />
kennis.<br />
D E uitvinding van 't buskruid bragt eene groo<br />
te verandering te wege in de krijgskunde. Van<br />
den tijd dier uitvinding en van die der musketten<br />
wierd het voetvolk het nuttigst gedeelte eens le<br />
gers, van't welk de goeden uitflag eens veldflags<br />
afhing. De ruiterij was niet langer zoo geducht,<br />
de ridders, die te paard ftreden, muntten zoo<br />
fterk niet uit, noch konden veel uitvoeren dewijl<br />
zij in een zwaar ijzer harnas als opgefloten waren.<br />
Daarenboven wierden ter belooning van een' ver<br />
dienstelijk'loldaat, de riddcr-ftanden in Engeland,<br />
Frankrijk en Duitschland ingevoert. Deze ftan-<br />
den gaven den doodfteek aan de oude ridderfchap.<br />
Tot een medelid dier ,ftanden te behooren, ftreel-<br />
de 's menlchen ijdele glorie niet weinig, en 't<br />
gezach der koningen wierd door dezelve ver<br />
meerdert.<br />
NA
LES VT. G E S C H I E D E N I S . 395<br />
NA ZOO veele eeuwen van onkunde en barbaarsheid<br />
kon men niet verwagten dat de volken<br />
van Europa eensklaps tot eene uitgebreide kennis<br />
van menfehen en zaken zouden komen, en<br />
redelijke, zachtaartige en zuivere zeden aannemen.<br />
De vorsten hadden geene groote vorderingen gemaakt<br />
in de ftaatkunde, hunne ftaatkunde beftond<br />
in trouwloosheid en bedrog. Zij fpotteden met<br />
gewijde en ongewijde dingen. De verdragen<br />
dienden om hunne vijanden te verftrikken en onder<br />
het mom van vriendfehap poogden zij iemand<br />
fchade toetebrengen. Zij bedienden zich van<br />
vergif en moord, om den genen uit den weg te<br />
ruimen, die hen mishaagden, 't Luid vreemd<br />
dat het menschlijk hart met meerder befchaaftheid<br />
dan het tot daar toe gekent had, zich van<br />
fijner ondeugden bediende niet minder verderflijk<br />
dan de beestachtigfte woestheid. Men zou 'er<br />
deze reden van kunnen geven, dat de invloed<br />
van 't gezond verftand nog geen invloed op 's<br />
menfehen geest verkregen had; aandoenlijkheid,<br />
menschlijkheid en goedwilligheid vermogten nog<br />
niets op het hart; en de zeden van 't volk waren<br />
gelchoeit op den leest van die der hovelingen<br />
en vorsten, bij wie vaak de gruwzaamfte<br />
middelen billijk geacht wierden ter bereikinge<br />
van 't gene zij voor zich zeiven nuttig oordeelden.<br />
D E handel en handwerken van Engeland maak<br />
ten
396 H E B E N D A A 6 S C K I EES VE<br />
ten eenige vorderingen in het tijdvak het welk<br />
wij thans bezig zijn te befchouwen. Ten bewij<br />
ze hier van zegt men ons, dat de Engelfchen<br />
het toen reeds in den zin hadden een fcheepvaart<br />
acte te maken als het gefchiktfte middel om zich<br />
het recht te verzekeren van 't vervoeren hunner<br />
cigenek oopmanfehappen. Richard III. moedigde<br />
den koophandel en handwerken aan. De En<br />
gelfchen zijn aan hem fommige hunner beste<br />
wetten verfchuldigt en bijzonderlijk het aanftel-<br />
len van Confuls om in uitheemfche landen het<br />
opzicht te hebben over hunnen koophandel.<br />
Hendrik VII. was de eerde Engelfche monarch,<br />
die iets aanwendde om een leger op de been te<br />
houden, door de indelling van 't gene men<br />
Lijftrauwanten noemt. Hij gaf den laatften flag<br />
aan de Lcenhoudingen, door eene acte, welke<br />
onder zijne regcering doorging en de Mortmain<br />
acte geheten word; bij deze acte werd een ie<br />
gelijk Landeigenaar in ftaat gefteld zijne lande<br />
rijen te verkoopen of te verpanden, zonder aan<br />
eenige boete onderhevig te zijn.<br />
WIJ zullen met de volgende opmerking deze<br />
les befluiten. Volken vorderen langzaam van<br />
onkunde tot kundigheid cn van woestheid tot<br />
befchaafdheid, en daar kunnen geene wetten<br />
en regeering vastgefteld worden in 't midden<br />
van beroerte en wanorde. Doch wanneer een<br />
volk gelukkig geflaagt heeft in zijne ftaatkundige<br />
in-
EES VI. GESCHIEDENIS. 397<br />
inrichtingen en daar bij deszelfs wetten heeft<br />
verzekert, wanneer het voorfpoedig is geweest<br />
in het oeifenen van deszelfs vlijt en nijverheid,<br />
behoorde het die zegeringen in acht te nemen<br />
door een behoorlijk gebruik van dezelven te<br />
maken.<br />
ZE.
398 H E D E N D A A G S C H E EES VIE<br />
Z E V E N D E L E S .<br />
Algemeene Bef'chouwing van de zestiende Eeuw.'—<br />
Staatkundige Gebeurtenis/en. Hervorming — De<br />
Gevolgen van 't ontdekken van Amerika. Regeeringen<br />
— Wetgevend vermogen — Zeden — Zeevaart<br />
en Koophandel — Wetenfehappen — Fraije<br />
Letteren — Fraije Konsten.<br />
ALGEMEENE BESCHOUWING enz.<br />
J ) E zestiende eeuw, Seculum Reformatum, of<br />
de eeuw van ontdekking geheten, levert den lezer<br />
waarlijk gruote gebeurtenisfen, gebeurtenisfen<br />
aan alle vorige eeuwen der wereld onbekent.<br />
Europa begon, na lange en hevige ftuiptrekkingen,<br />
te bedaren en het gebrom des krijgs in het<br />
zachter geluid des vredes te veranderen. De daten<br />
genoten eene inwendige rust, het werk van<br />
eene verlichter wetgeving. De koophandel, door<br />
de fcheepvaart uitgebreid, vercenigde de volken,<br />
en ftaatkundige inzichten verderkten den band,<br />
door 't eigen belang gevormt. De zeden der<br />
maatfehappij namen zichtbaar eene zachter gedaante<br />
aan. De fraije konsten vorderden tot volkomenheid<br />
en de wetenfehappen begonnen door<br />
den dikken nevel heen te dringen, onder welken<br />
de onkunde dezelve bijna vijftien eeuwen lang<br />
had
LES vu. GESCHIEDENIS. 399<br />
had bedolven gehouden.' Zulke heuchlijke omwentelingen<br />
moesten noodwendig een eeuw,<br />
vruchtbaar in groote gebeunenisfen, voortbrengen;<br />
van daar dat de zestiende eeuw misfchien<br />
de verbazendde eeuw is van alle die federt de<br />
fchepping der wereld verloopen zijn. Wanneer<br />
wij het oog daan op de vorsten, die toen in Europa<br />
regeerden, befpeuren wij mannen ten hoogden<br />
achtbaar, zoo door den roem, dien zij zich<br />
zei ven verwierven, als door het gedrag, het<br />
welk zij hielden, of door de groote omwentelingen,<br />
welke/zij veroorzaakten. Te Conftantinopole<br />
zien wij een Selim Sijrië en Egijpte aan de<br />
Ottomannifche heerfchappij onderwerpen en een<br />
einde maken van het rijk der Mammelukken, die,<br />
fints de dertiende eeuw, het laatfte koningrijk<br />
bezeten hadcen. Na hem komt zijn zoon, de<br />
groote Soliman, te voorfchijn, die onder de<br />
Turkfche keizers de eerfte is, welke zich een<br />
weg baant naar Weenen en zich in Bagdad, de<br />
ftad der oude Califfen, door zijne wapenen verovert,<br />
tot koning van Perfië doet kroonen, terwijl<br />
hij te gelijk Europa en Afia doet beven.<br />
IN 't noorden ziet men, ten zeiven tijde, Gustavus<br />
Vafa de Zweden van het Deenfche juk<br />
ontheffen en tot koning verkoren van een land,<br />
welks wreker en verloslèr hij is.<br />
MOSCOVIE word den Tartaren, aan welken<br />
het
400 H ï B I K B A A * S C K E LES VIE<br />
liet cijnshaar was, onttrokken door Johannes Bafdowits,<br />
een barbaarsch vorst, 't is waar, en<br />
het hoofd van een nog barbaarfcher natie, doch<br />
die als wreker van zijn vaderland, een plaats<br />
verdient onder de groote vorsten zijner eeuw;<br />
ook begon Moscovië, van dat tijdflip af, eene<br />
gedaante aantenemen onder de mogendheden van<br />
Europa.<br />
IN Spanje, Duitschland en Italië zien wij Karel<br />
V. onder verfchillende tijtels meester van alle<br />
die ftaaten den last van Europa fchragen, altoos<br />
in de weer, altoos in onderhandeling, langen<br />
tijd gelukkig, zoo wel in 't ftaatkundige als<br />
in den krijg, de eerde vermogende keizer; fints<br />
Karei den grooten, en de eerde koning van<br />
Spanje,, federt de verovering der Moren; palen<br />
ftellende aan 't Ottomannil'che rijk, koningen<br />
makende, en zich eindelijk ten voordeele zijnes<br />
zoons Philippus II, ontdoende van alle de kroonen<br />
welke hij getorscht had, om als een kluizenaar<br />
het overige zijner dagen in godsdienstige<br />
oelfeningen door te brengen, na gansch Europa<br />
ontrust te hebben.<br />
. ZIJN mededinger in roem en ftaatkunde, Francois<br />
I, koning van Frankrijk, min vermogend,<br />
min gelukkig; maar dappercr en beminnenswaardiger,<br />
verdeeld tusfehen Karei V. en zich de<br />
wenfehen en achting der natiën. Overwonnen<br />
maar
EES vri. G E S C H I E D E N I S . .401<br />
maar roemruchtig doet hij, in weerwil zijner tegenspoeden,<br />
zijn rijk bloeijen en maakt zijnen<br />
naam onfterflijk door zijne 'zucht voor de fraije<br />
konstën, welke hij van Italië, daar zijden hoogften<br />
top bereikten, in Frankrijk overbragt.<br />
HENDRIK VIII, koning van Engeland, te<br />
wreed, te eigenzinnig om onder den rang der<br />
helden geftelt te worden, houdt echter eenen<br />
rang onder de koningen, zoo door de omwenteling,<br />
welke hij in 't verfland van zijn volk te<br />
weegbragt, als door de balans, welke de Engelfchen<br />
van hem leerden houden tusfehen de<br />
bcheerfchers van Europa.<br />
PAUS Leo X. is vermaard door zijn verftand,<br />
door zijne beminnelijke zeden, door de groote<br />
konstenaars, welke zijn eeuw gedenkwaardig maken,<br />
en door de groote verandering, welke onder<br />
hem de kerk verdeelde.<br />
IN 't begin van dezelfde eeuw deden de gods ;<br />
dienst en het voorwendzel om de aangenomen<br />
leer te zuiveren (deze twee groote werktuigen<br />
der ftaatzucht) het zelfde uitwèrkzel langs de<br />
kusten van Afrika als in Duitschland, en bij de<br />
Mahomedanen als bij de Christenen. Een nieuw<br />
opperbewind, eene nieuwe erfopvolging van koningen<br />
vestigen zich in het groote rijk van Marocco<br />
en Fez, het welk zich tot in de woestijne<br />
Cc vaa
40* H ï » I N B A A ( ! J t H E LES VlE<br />
van Nigritië uitftrekt. Dus beproeven Afia, Afrika<br />
en Europa te gelijk eene omwenteling b<br />
de godsdiensten. De Perfen fcbeiden zich voor<br />
altoos van de Turken af, en fchoon zij denzelfden<br />
God en denzelfden propheet erkennen, maken<br />
zij de fcheuring van Omar en Ali onherftelbaar.<br />
Onnnddelijk daar op volgt de verdeeltheid<br />
der Christenen, waardoor den R'ocmfchen opperpriester<br />
dc helft van Europa ontrukt word.<br />
TERWIJL de oude wereld onder deze hevige<br />
fchokkcn van burgerlijke en godsdienstige beroertens<br />
zucht, word door den ondervelijken<br />
Christophel Columbus eene nieuwe wereld ontdekt;<br />
de fchepen en wapens van Portugal richten<br />
tusfehen de Oost-Indien en Europa den<br />
rijkden koophandel op. Cortez onderwerpt aan<br />
zich het magtige rijk van Mexico, terwijl Pizzaro,<br />
met een handvol volks, zich meester maakt<br />
van Peru. Albuquerque vestigt met even zoo<br />
weinig magt de heerfchappij en den koophandel<br />
van Portugal in de Indien, in weerwil der Indifche<br />
koningen en in weerwil van de tegenftrevingen<br />
der Mufulmannen, die in 't bezit waren<br />
van dien handel.<br />
IN het tijdvak, het welk wij thans bezig zijn<br />
te befchouwen, bragt de natuur menfehen voort<br />
ongemeen in alles, en die vooral in Italië gevonden<br />
wierden. Dan, het gene ons in die luister-
LES VIE G E S C H I E D E N I S . 403<br />
terrijke eeuw nog meer verbaast, is, dat in weerwil<br />
der oorlogen door de ftaatzucht verwekt, en<br />
in weerwil der verfchillen over den godsdienst,<br />
welke de ftaten begonnen te ontrusten, hetzelfde<br />
vernuft, waar door de fraije konsten te Rome<br />
te Napels, te Florence en te Ferme bloeiden<br />
en 't welk van daar het licht verder in Europa<br />
overbragt, terftond de zeden der menfehen in<br />
bijna alle de wingewesten van 't Christen Europa<br />
verzachtte.<br />
IN 't begin van de zestiende eeuw waren de<br />
fteden van Italië de fchoonfte in de wereld, zij<br />
pronkten met de prachtigfte openbare gebouwen<br />
en met de kostbaarfte burgerhuizen. Dat land<br />
xvas het middenpunt van geleerdheid en fmaak.<br />
De Italiaanfche vorsten en groote mannen fchep.<br />
ten behagen het menfchelijke verftand aantekweeken.<br />
Innocentius VIII, een oud man, achtbaar<br />
om zijne deugden, ftierf, en de eerlooze Borgia,<br />
bekend onder den naam van Alexander VI, bediende<br />
zich van de hatelijkfte middelen om detï<br />
pausfelijkcn ftoel tc bekleeden.<br />
FIET Duitfche rijk in zeven keurvorstendommen<br />
en in een aantal geestelijke en wereldlijke<br />
vorstendommen verdeelt, bleef nog een achtbaar<br />
lighaam niettegenftaande het noorden van Italië'<br />
daar van was afgeicheurt. Frederik IV* hoofd<br />
van 't huis van Oostenrijk, bezat behalyen zijne<br />
Cc a kei-
404 H l B ï S K A A ' t S C H E LES VïE<br />
keizerlijke waardigheid, aanzienlijke ftaaten. Zijn<br />
zoon Maximiliaan kwam in 't bezit van de rijke<br />
nalatenfchap der Burgundiiche hertogen. Doch<br />
met alle die voordeden in dat huis vereenigt,<br />
verrigtten die beide vorsten niets aanmerkenswaardig.<br />
De werkelooze Frederik offerde alles op<br />
aan vreesachtigheid en aan eene_ neiging tot rust.<br />
Maximiliaan, fchoon ftout, ftaatzuchtig en begeerig<br />
naar roem, was verwaand en onvoorzichtig,<br />
bezat geene zuinigheid en gedroeg zich al<br />
te onftandvastig in de uitvoering zijner ontwerpen.<br />
FRANKRIJK was ftil en gerust. De groote<br />
Leenen aan de kroon gehegt, de vernietiging van<br />
de Leen-regeering, het aandeden van gerichtshoven,<br />
de geftrenghcid der wetten tegen onderdrukking<br />
en onderdrukkers; de troepen uit 's lands<br />
fchatkist betaalt en die geene beveelen kenden<br />
dan die des konings, het recht des konings om<br />
belastingen te leggen, alle deze voordeden zouden<br />
Karei VIII. tot een magtig vorst hebben kunnen<br />
maken, indien hij de daatkundige bekwaamheden<br />
zijns vaders had bezeten.<br />
SPANJE was vereenigt onder Ferdinand en<br />
Ifabella. De uitdrijving der Mooren, het bezit<br />
van veele eilanden in de Middelandfche zee, het<br />
karakter dier beide vorstelijke perfonadien maakten<br />
dc Spaaniche magt zeer aanzienlijk. De geldjnid-
EBS va. GucHiiiïHij, 405<br />
middelen van dat rijk wierden geregeld beftiert;<br />
deszelfs vlooten waren aanmerkelijk, deszelfs<br />
krijgsbenden talrijk en wel geöeffend in de kunst<br />
des oorlogs, het geen zij te danken hadden aan<br />
de lange twisten met de Mooren, Ferdinand I,<br />
zoon van AJfonfus den grootmoedigen, heerschte<br />
in Napels, hij was een zwak en flecht vorst, in<br />
verachting bij vreemden, die naar zijnen throon<br />
haakten en verfoeit van zijne onderdanen, die<br />
naar eene omwenteling verlangden. Petrus de<br />
Medecis regeerde te Florence, hij vermeerderde<br />
door zijn heerschzuchtig gedrag de ijverzucht en<br />
afkeer zijner medeburgeren. Zij waren heimelijk<br />
op eene verandering bedagt, waar door de vrijheid<br />
van 't gemeenebest zou konnen herftelt worden;<br />
en wagtten flechts eene gunstige gelegenheid<br />
af om het juk aftefchudden.<br />
TEN noorden van den kerkdijken ftaat zien<br />
wij veele kleenc vorstendommen den ftoel van<br />
Rome ontweldigt. Flerkules d'Este regeerde met<br />
wijsheid in Modena en Ferrare; Francois Gonzagua,<br />
vermaard om zijne kundigheden in den<br />
krijg, heerschte in Mantua; een tak van het<br />
huis der Paleologi, voormaals keizers van Conftantinopole,<br />
bezat het vorstendom van Montferrat.<br />
De hertogen van Savoije door de aanwinning<br />
van Piedmont, en nog meer door hunne<br />
ftaatkunde hadden zeer veel invloed op de zaken<br />
van Europa. Pifa was aan Florence onderwor-<br />
Cc 3 pen
&o6 H E D E N D A A G S C H E EES VIE<br />
pen en de Genuè'zen gedwongen te bukken onder<br />
't juk van Milaan, waren niet langer mededingers<br />
van Venetië. Het hertogdom van Milaan vormde<br />
door de aanwinning van Genua en door 't overweldigen<br />
van Panna en Placentia eene aanzienlijke<br />
mogenheid. • Francois Sforza, de bastaart eens<br />
foldaats van fortuin, had dat fchoone land aan<br />
de vorsten van 't huis van Orleans ontwrongen,<br />
het welk afdamde van den burggraaf, den wettigen<br />
erfgenaam. Lodewijk Sforza, een Hecht maar<br />
doorflepen man, hield toen de teugels der regeering,<br />
welke hij aan zijnen neef den jongen Galeas<br />
had ontweldigt.<br />
VENETIË zag zich ten toppunt van glorie<br />
en de middelen, welke haar tot den hoogen<br />
ftand, dien zij toen bereikte, verheven hadden,<br />
waren haren koophandel, de uitgebreidfte dien<br />
eenig volk dreef; hare ftaatkunde, welke zich<br />
alle de bewegingen harer naburen ten nutte maakte<br />
; hare geduchte legers, en vooral hare fcheepsvloten,<br />
welke alleen opgewogen waren tegen de<br />
Ottomannifche zeemagt. Dc Switzers, die door<br />
eene edele geestdrift voor de vrijheid, de grootfte<br />
kundigheid in 't beöeffenen des wapenhandels<br />
vérkreegen hadden, bewaakten de noordelijke<br />
toegangen van Italië en de grootfte mogenheden<br />
van Europa verlangden ieder om 't zeerst met<br />
hen verbonden te zijn.<br />
EN-
EES vn. G E S C H I E D E N I S . 407<br />
ENGELAND was ontheven van de inwendige<br />
ftuiptrekkingen, welke de wrok der huizen van<br />
York en Lancaster aan 't zelve had doen gevoelen.<br />
Hendrik VII, de eerfte van 't huis van<br />
Tudor, na door zijn kloek en voorzichtig gedrag<br />
de verfchillende partijen verpletterd te hebben,<br />
die de cerfte jaren zijner regeering ontrusteden,<br />
maakte zich de daar op volgende kalmte ten<br />
nutte om alle de bewegingen zijner naburen gadeteflaan.<br />
NAVARRE en Schotland waren aan Frankrijk<br />
vereenigt zoo door neiging als door belang. Johannes<br />
Albert, die vreesde aangevallen\te zullen<br />
worden van Ferdinand van Spanje, kon zich op<br />
geene befcherming dan op die van Frankrijk<br />
verlaten. Jakobus IV.-van Schotland, te zwak<br />
om de Engelfchen te weêrftaan, was verplicht<br />
hulp te zoeken in den zelfden hoek. 't Is twijvelachtig<br />
of Schotlands verbintenis met Frankrijk<br />
voortkwam uit gezonde ftaatkunde. Hoe 't ook<br />
zij, 't is zeker dat de Schotten dikwijls de Franfehen<br />
bijlprongen door ten hunnen voordeele eene<br />
afwending in Engeland te maken; doch het blijkt<br />
niet dat de Schotten ooit eenigen bijftand van<br />
aanbelang van de Franfchen ontvingen. — Johannes<br />
II, koning van Portugal, hield zich, terwijl<br />
zijne naburen bezig waren malkanderen te<br />
verfcheuren, gelukkiglijk bezig met dc zorg van<br />
nieuwe ontdekkingen te doen.<br />
Cc 4 Jo-
408 H E D E N D A A G S C M E LES VH.<br />
JOHANNES van Oldenburg had juist de drie<br />
noordfche koningrijken vereenigt; maar Stepha-<br />
nus Stur bleef nog groot gezach in Zweden be<br />
houden, en de onlusten, welke hij gedurig le<br />
vend hield, waren de voorboden van eene nabij-<br />
zijnde en roemruchtige omwenteling. — Ladislaus<br />
Jagello, koning van Hongarije, kon noch den<br />
vijand verdrijven, die aanhoudend zijne grenzen<br />
verwoestte, noch zijne onderdanen beteugelen,<br />
die hem met weerzin gehoorzaamde. Albert Ja<br />
gello, zoon van den grooten Cafimir, en broeder<br />
van Ladislaus, die in Polen heerschte, was ge<br />
ftadig handgemeen met de Turken en Rusfen.<br />
B A J A Z E T II, de onwaardige opvolger van<br />
de helden der Ottomannifche familje, bezat den<br />
throon van Conftantinopole, terwijl zijn broeder<br />
Zezirn, die den fcepter beter verdiende, in Eu<br />
ropa rond zwierf, ten fpeelbal van de grilligheid<br />
der Christen vorsten. — De Tartaren hcerschten<br />
in Perfië: de Mammelukken in Egijpte; het ove<br />
rige van Africa was onderworpen aan verfcheide<br />
Scherifs of vorsten, die voor hun opperhoofd<br />
erkenden den keizer van Marokko onder den tij<br />
tel van Miramolijn; zoodanig was de gefteltheid<br />
van Europa, in 't begin van de zestiende eeuw.<br />
Laten wij nu een vluchtig oog werpen op de<br />
ftaatkundige gebeurtenislèn zoo als dezelven ach<br />
tervolgends plaats hadden.<br />
J? TA AT-
EES VII. CïICIUHHU, 4O9<br />
STAATKUNDIGE GEBEURTENISSEN.<br />
ITAEIE trekt het eerst onzen aandacht. Lodewijk<br />
Sforza, die een overweldigt gezach in<br />
Milaan bekomen had, verlangde zijnen neef, den<br />
jongen Galeas, van deszelfs tijtel en leven te<br />
berooven, doch de wraak des konings van Napels<br />
duchtende, wiens dochter was gehuwt aan Galeas<br />
, bevreest voor de Medicis, die vermaagdfchapt<br />
was aan den jongen Sforza; en afgefchrikt dooide<br />
hertogen van Savoije, die niets zoo zeer verlangden<br />
dan de ftaatzucht te beteugelen van Lodewijk,<br />
en van Borgia, die tot paus was verkoren<br />
geworden onder den naam van Alexander VI,<br />
befloot Lodewijk om alle deze moeilijkheden,<br />
welke zo zeer inliepen tegen zijne misdadige inzichten,<br />
te boven te komen, Italië in vuur en<br />
vlam te zetten en zijne vijanden te bederven<br />
door eenen magtigen koning. Ingevolge daar van<br />
wierp hij zijne keus op Karei VIII, koning van<br />
Frankrijk, dien hij uitnodigde tot het vermeesteren<br />
van Napels, een koningrijk door geweld<br />
ontnomen aan het huis van Anjou, van 't welk<br />
Karei de wettige erfgenaam was. Karei, verbijsterd<br />
door het ftreelend denkbeeld van zulk<br />
eene verovering, maakte zich tot de uitvoering<br />
daar van gereed. Hij haalde Hendrik VII. door<br />
zekere fomme gelds over om hem in zijne ontwerpen<br />
niet te dwarsboomen, en de onvoorzichtige<br />
Karei ftond met het zelfde oogmerk aan den<br />
C c 5 ftaat-
(J.10 H E D E N D A A C S C H E LEI VIE<br />
ftaatkundigen Ferdinand van Castiliën de land-<br />
fchappen af van Cerdagne en Rousfillon, zich<br />
vergenoegende met de beloften van een man,<br />
die nooit om 't houden van zijn woord vermaard<br />
was- Tienduizend Switzers. in foldij genomen<br />
vermeerderden zijn leger, het welk, toen hij te<br />
Lijons aankwam zeer talrijk was uit hoofde der<br />
menigte edelen, die verlangden blijken te geven<br />
van hunne dapperheid. Naauwelijks was Karei<br />
in 't Milaneefche aangekomen toen de barbaar<br />
fche Lodewijk, verzekert van de befcherming,<br />
die alle zijne vrees verdreef, den jongen Galeas<br />
door vergift van kant hielp cn den fcepter uit<br />
de handen wrong van deszelfs zoon, die flechts<br />
een kind was. De Franfche koning, verblind<br />
door het ontwerp, zag de lhoodheid zijns bond-<br />
genoots over 't hoofd, en toog naar Toscanen,<br />
daar hij Petrus de Medicis verfloeg en hem nood<br />
zaakte de wijk te nemen naar Venetië. Karei<br />
trok naar Florence voort; de Magiftraat opende<br />
de poorten, de Medicisfen werden verbannen,<br />
derzeiver eigendom verbeurt* verklaart, hunne<br />
ftandbeclden verbroken en het gemeenebest fchcen<br />
te herleven. Van Florence vloog Karei naar<br />
Rome om den paus te ftraffen, die zich tegen<br />
hem verklaard had. De beruchte Borgia bekleed<br />
de toen den pauzelijken zetel; een man, eerloos<br />
om zijne misdaden, zoo dat hij niet alleen het<br />
pausfehap maar zelfs het leven onwaardig was.<br />
Cefar Borgia, 's pauzen zoon, evea fnood en<br />
nog
EES vu. G E S C H I E D E N I S . 41»<br />
nog listiger dan zijn vader, was het ooglijn van<br />
den paus, zij fchroomden niet de misdadigfte<br />
middelen in 't werk te ftellen om hunne ftaatzucht<br />
te voldoen. Alexander VI, wiens fchandelijk<br />
en losbandig gedrag de Christen wereld<br />
ergerde, fidderde op de aannadering des konings<br />
van Frankrijk en floot zich met zijn' zoon en<br />
met Zezim, de rampzalige zoon van Mahomed,<br />
op in het het kasteel van S c<br />
. Angelo. Karel<br />
kwam in Rome, bij toortslicht, en de paus<br />
zogt den ftorm aftcweeren door onderhandeling.<br />
Hij verbond zich Zezim aan Karei overtegeven,<br />
wiens bezit hem kans gaf op het Ottomannilche<br />
rijk. De ftaatzuchtige monarch leende het oor<br />
aan deze voorwaarde, vergat de oorzaak zijns<br />
wroks, maakte vrede met den paus en wierd deszelfs<br />
befchermer. Zezim ftierf eenige dagen daar<br />
na aan vergif, en Karei verre van den paus van<br />
deze misdaad te verdenken, bevestigde deszelfs<br />
overheerfching, vertrok van hun in 't vriendelijke,<br />
en vervolgde zijne reis naar Napels.<br />
DE bloodhartige en wreede Ferdinand I. ftierf<br />
fchielijk. Zijn zoon Alfonfus, nog zwakker en<br />
fnooder, had van den throon afftand gedaan ten<br />
voordeele van Ferdinand II. en vluchtte naar Sicilië;<br />
en Ferdinand was naar een naburig eiland<br />
geweken, om aldaar gunstiger omftandigheden<br />
aftëwagten. Karei, geene hinderpalen ontmoetende,<br />
drong in het koningrijk Napels en deedt<br />
zij-
412 H K D E N B A A G S e H E EES VIE<br />
zijne intrede in de hoofdftad onder 't gejuich<br />
van eene menigte volks 't welk te famengefchoold<br />
was. De Arragoneefehe heerièhappij nam een<br />
einde, en het huis van Anjou geraakte weder, in<br />
't bezit zijner oude rechten. Ongelukkiglijk liet<br />
Karei zich verblinden door vermaaklijkheden.<br />
Zijne hovelingen en Soldaten verflapt door de<br />
zachtheid der luchtftreek, gaf een famenloop van<br />
allerlei foort van vermaken den vrijen teugel aan<br />
veele buitenlporigheden, de zedigheid wierd gehoont,<br />
de voorrechten der Napolitanen wierden<br />
verkragt en den eigendom van bijzondere perfonen<br />
vernielt. Te vergeefsch morden de ingezetenen,<br />
de Franfchen verachteden derzeiver billijke<br />
klagtcn, en achtten zich volkomen veilig.<br />
Inmiddels maakten Alexander VI, de Venetianen,<br />
de koning van Castilië, Maximiliaan, die<br />
maar pas tot keizer was verkoren en Lodewijk<br />
Sforza zelf een geheim bondgenootlchap, en alle<br />
namen zij 't belluit Karei aantevallen en hem<br />
van de middelen te verfteken van naar Frankrijk<br />
wedertekeeren. De burgers van Napels, verwittigt<br />
van dat bondgenootlchap, namen.de wapens<br />
op en riepen den. jongen Ferdinand tot den throon<br />
zijns vaders. Karei ontving de tijding daar van<br />
ia 't midden van een feest, zijn kleen leger verdeelende,<br />
liet hij vierduizend mannen in het ko- -<br />
njngrijk Napels, onder het bevel van Bourbon<br />
Montpcnlier en hij zelf cn Stuart d'Aubignij<br />
toog met het overige naar 't noorden van Italië.<br />
Hij
EES VIE G E S C H I E D E N I S . 4IS<br />
Hij vervulde Rome roet fchrik en noodzaakte de<br />
Borgia's zich te verfchuilen. Florence bereikt<br />
hebbende, waar hij te veel tijd verfpilde, kreeg<br />
hij bericht dat zijn neef de hertog van Orleans<br />
geflagen was door Lodewijk, en dat Sforza te Novara<br />
ingefloten was, waar hij gevaarlijk liep van<br />
gevangen gemaakt te worden. Op deze onaangename<br />
tijding herleefde de moed van Karei, hij<br />
vloog Lombardijë in en vond te Fornova, een<br />
dorp in de nabuurfchap van Plazentia, zijnen optocht<br />
belemmerd door veertig duizend mannen.<br />
Misfchien fcheen de dapperheid der Franfchen<br />
nooit heerlijker dan op dien vermaarden dag.<br />
Zeven duizend mannen tastten dat talrijk leger<br />
aan, drongen door 't midden van deszelfs rangen<br />
heen, zagen den vijand onder de oogen zonder<br />
dat deze hen durfden te vervolgen. Karei's onvoorzichtigheid<br />
redde Lodewijk Sforza, want de<br />
Franfche koning op de grenzen van Piedmont<br />
gekomen, gaf zich weder over aan weelde en<br />
vermaken.<br />
OMTRENT den tijd des overhaastten te rug<br />
tochts van Karei naar Frankrijk, kreeg Ferdinand<br />
van Napels, geholpen door de krijgsbende van<br />
Alexander VI, de Venetiaanfche vloot en eenige<br />
weinige foldaten, welke de koning van Arragon<br />
hem zond onder 't bevel van den grooten Gonzalva,<br />
zijn koningrijk weder, doeg Montpenfier,<br />
en noopte hem door eene fchandelijke capitulatie,
414 H E D E N B A A G S C H E LES V1E<br />
tie, de noordelijke landfchappen te verlaten. D'<br />
Aubignij, die in begaafdheden Montpenfier overtrof,<br />
was niet gelukkiger, uit hoofde dat zijne<br />
vijanden vrij fterker in getale waren dan hij en<br />
onder 't bevel ftonden van het grootfte krijgshoofd<br />
van die eeuw. Op deze wijze zag Ferdinand<br />
zich weder meester van Napels; Lodewijk<br />
behield Lombardijè'; de Venetianen behielden de<br />
plaatzen van welke zij de bezitting gekregen<br />
hadden en Alexander was reeds bedagt om een<br />
vorstendom voor zijn zoon opterigten.<br />
DE dood ontnam Karei VIII. aan Frankrijk,<br />
en toen hij ftierf icheen 'er een einde gemaakt<br />
te zijn van de oorlogen in Italië. Doch zijn<br />
neef, de hertog van Orleans, die hem onder den<br />
naam van Lodewijk XII. opvolgde, omhelsde de<br />
ontwerpen van zijnen voorganger. George Amboife<br />
zijn ftaatsdienaar, die graag Paus wenschtc<br />
te zijn, overreedde Lodewijk deszelfs wapenen<br />
in Italië overtebrengen. Lodewijk verzekerde<br />
zich eerst van den Paus, wiens zoon hij met gefchenken<br />
overlaadde en gaf hem het hertogdom<br />
van Valentinois. De Venetianen waren in zijn<br />
belang, en hij verkreeg van Maximiliaan de<br />
Leenhuldiging van 't Milaneelche. De ftad Milaan<br />
wierd binnen den tijd van een maand ingenomen.<br />
Lodewijk Sforza was gedwongen naar<br />
Duitschland te vluchten, van waar hij welhaast<br />
te rug kwam om zijne ftaten te hernemen; doch<br />
ver-
EES vu. G E S C H I E D E N I S .<br />
verraden zijnde van de Switzers, viel hij in handen<br />
van Lodewijk die hem in een gevangenhuis<br />
opfloot, waar in hij, na tien jaren gevangen gezeten<br />
te hebben, ftierf. Parma, Plazentia en<br />
Genua onderwierpen zich aan Frankrijk; en Lodewijks<br />
geluk was niet min fchitterende in Napels.<br />
Hij maakte een verdrag met den koning<br />
van Arragon; en Frederik, die zijnen neef Ferdinand<br />
van Napels opvolgde, zich zeiven van<br />
den throon verfteken ziende, week naar Frankrijk<br />
en bragt zijn tijd door met zich te oeffenen<br />
in dc geleerdheid.<br />
D E Spanjaarden en Franfchen bleven, na de<br />
verovering van Napels, niet lang vereenigt. De<br />
ftaatzucht verdeelde hen; zij grepen de wapens<br />
aan en voerden het oorlog tegen eikanderen met<br />
veel woede. Als toen zag men de loosheid des<br />
ouden Ferdinand van Arragon de ongeveinsdheid<br />
en openhartigheid van Lodewijk XII, de ligtgeloovigheid<br />
en ftaatzucht van Gcorge van Amboifë,<br />
de groote bekwaamheden van Gonzalva, van Antonius<br />
Leva en van d'Aubignij. De Franfchen,<br />
te Cerignoles verwonnen, verloren voor altoos<br />
de beide Siciliën. Alhoewel Lodewijk zijne<br />
krijgsbende geflagen zag te Navarre- en in 't<br />
Rousfillon, en «bijna geheel vernielt op de grenzen<br />
van Napels, was hij evenwel dolzinnig genoeg<br />
om een nieuw leger aftezenden ten einde<br />
eene tweede verovering te ondernemen. Doch<br />
Ge-
4i6 H B » » N D A A G S C H E LES VIL<br />
George YanAmboife, die zich te Rome ophield,<br />
op hoope van het conclave te bewegen hem, na<br />
den dood van Alexander tot Paus te verkiezen,<br />
verijdelde alle de pogingen van Lodewijk, en<br />
verloor voor zich zeiven de drie dubbele kroon.<br />
KARDINAAL Rouvier bekent onder den naam<br />
van Julius II, was naaulijks op den pauzelijken<br />
ftoel gezeten, toen hij het ontwerp vormde om<br />
Cefar Borgia alle deszelfs bezittingen te ontnemen;<br />
de Venetianen te dwingen derzeiver overheerfchingen<br />
te laten varen en de Spanjaarden, Franfchen<br />
en Duitfchers te verdrijven uit Italië, daar<br />
ieder hunner beurtling het bewind voerde. Julius<br />
begon eerst met Borgia, dien hij noopte de<br />
plaatzen te rug te geven, welke hij vermeestert<br />
had, daar na verbande hij hem. De Venetianen<br />
weigerden de fteden afteftaan, welke, zij in bezit<br />
hadden, waarop Julius een ontwerp maakte om<br />
tegen deze Gemeenebestgezinden dat zelfde volk<br />
te wapenen, het welk hij voorgenomen had uit<br />
Italië te verdrijven. Hij beraamde het vermaarde<br />
bondgenootfchap van Kamerijk, en wapende<br />
Duitschland, Frankrijk, Spanje en Italië tegen<br />
Venetië. Maximiliaan ftond het gemeenebest in<br />
't noorden aantevallen; Lodewijk XII, meester<br />
van 't Milaneefche moest langs dien weg in de<br />
ftaten van Venetië dringen; de vloten van Ferdinand<br />
moesten de kusten langs de golf verwoesten<br />
en Julius zou de Venetianen met zijnen kerke-
EES vu. G E S C H I E D E N I S . 417<br />
kelijken banblixem verpletteren. In 't midden<br />
van zoo veele en vermogende vijanden, wilde<br />
Venetië zich niet vernederen; dat Gemeenebest<br />
weigerde den bijftand van Bajazet, gaf geen gehoor<br />
aan de geheime aanbiedingen van den paus,<br />
maar belloot hen allen het hoofd te bieden. De<br />
fnellen voortgang der Franfchen bragt nogthans<br />
die Republiek op den rand hares bederfs. Toen<br />
zij eindelijk bemerkte dat haren val onvermijdelijk<br />
was, befloot zij het hoofd te buigen voor<br />
den trotfchen Paus, die de ziel was van de geheele<br />
famenipanning tegen haar. Julius, bereids<br />
ongerust wegens den voortgang der Franfchen,<br />
nam de onderwerping der Republiek benevens<br />
de te rug gave der fteden aan en onttrok zich<br />
het verbond. Ferdinand werd door gelijke middelen<br />
overgehaalt; en de Venetianen bevrijd van<br />
twee hunner vijanden, verzamelden alle hunne<br />
krachten tegen Lodewijk en Maximiliaan, beide<br />
alreeds verzwakt door de hitte der luchtftreek<br />
en door de uitfporigheden hunner krijgsknegten.<br />
De veldöverften van Lodewijk waren ijverzuchtig<br />
cn mistrouwden malkanderen; dit alles begunstigde<br />
de Venetianen. Zegepralende over Maximiliaan,<br />
werden zij openlijk onderfteund door<br />
den Paus en den koning van Spanje, die het oorlog<br />
verklaarde aan Frankrijk. De Republiek<br />
zich bij hare nieuwe bondgenoten voegende, na<br />
dat zij het grootfte gedeelte had weder bekomen<br />
van 't gene zij verlooren had, tastte de Fran-<br />
Dd fchea
A lg H E D E N D A A G S C H E LES VIE<br />
fchcn aan en vervolgde den hertog van Fcrrara,<br />
die in 't belang van Lodewijk was, en dien Jtlius<br />
verlangde uit deszelfs bezittingen te verdrijven.<br />
De gefchiedenis levert geen verbazender<br />
karakter dan dat diens paui. Hij delde zich aan<br />
't hoofd der legerbenden, maakte het bedek van<br />
eenen veldtocht, fchaarde de troepen in flag-orde,<br />
liet zich op een rosbaar dragen om bij 't<br />
openen der loopgraven tegenwoordig te zijn en<br />
't werk daar van te beduren, liet zich bij de<br />
belegeringen vinden, nam dikwijls ftormenderhand<br />
fteden in en trok door de bres, welke hij met<br />
zijn gefchut gemaakt had. d'Ars, Lautrec eu<br />
boven al de onftervelijke Baijard kweeten zich<br />
met roem in de legers van Frankrijk. Gaston de<br />
Foix, hertog van Nemours, neef van Lodewijk<br />
XII. was zeer voorfpoedig in 't noorden van Italië,<br />
maar de dood diens helds, die in de loopbaan<br />
der overwinninge viel, deèd de kans verkeeren.<br />
Lodewijk wilde in eene woede eene kerkvergadering<br />
beroepen om den paus aftezetten.<br />
Eensgezind met Maximiliaan riep hij eene vergadering<br />
van Bisfchoppen te Pifa bij een. julius<br />
verzuimde niet al zijn vernuft in 't werk te ftellen,<br />
hij deedt eene kerkvergadering te Rome bij<br />
een komen om door dezelve zijne vijanden te<br />
banblixemen, hij wist den onftandvastigen Maximiliaan<br />
te overreden de bijeenroeping van Pifa te<br />
loochenen, deszelfs bisfchoppen te rug te roepen,<br />
't gezach der kerkvergadering van Latran te erken-
LES Vit» GESCHIEDENIS. 419<br />
kennen en aan den zoon van Lodewijk Sforza<br />
de leenhuldiging van Milaan te fchenken. De<br />
Switzcrs bragten den jongen Sforza naar Milaan<br />
te rug en verdreven de Franfchen. Ten zelveri<br />
tijde wierp Genua het juk af van Lodewijk. De<br />
kerkvergadering van Pifa, genoopt van ftad tot<br />
ftad te vlugten, eindigde met eene fpot-vertoo<br />
ning te Lijons. De kerkvergadering van Latran<br />
dagvaarde nogthans Lodewijk XII. voor dezelve<br />
te verfchijnen, lag deszelfs koningrijk onder een<br />
verbod, en verklaarde dat de koning van Navar-<br />
re, de bondgenoot van Frankrijk zijn kroon ver<br />
beurt had. Ferdinand, met 's pauzen bul in de'<br />
hand, fpoedde zich om den hertog van AIba in<br />
Navarre te zenden; en Johannes d'Albert zag<br />
zich kort daar op beroofd van zijn koningrijk^<br />
het welk nimmer weder aan deszelfs wettigen<br />
erfgenaam kwam. Alle deze onweêrsbuijen wer<br />
den door Julius II. op een gepakt: nog een dacht-<br />
ofl'er bleef 'er te ftraffen, te weten Lodewijk<br />
XII, doch de deod maakte een einde van de<br />
woede des ouden mans. Julius, in weerwil, zij;<br />
_ner behendigheid, werkzaamheid, begaafdheden:<br />
en der befcherming, welke hij de letteren vei-<br />
leende, verdient geenzins den eerbied van 't na»<br />
geflagt. 't Is waar, hij bezat de hoedanigheden<br />
van een oppermagtig vorst; maar de menigte<br />
ftreeken, van welke hij zich bediende, de oorlo<br />
gen, welke hij in perfoon voerde, en de erger<br />
lijke buitenfporigheden, in welke hij zich toegaf,*<br />
Dd 3 pase^
4ao H E D E N D A A C S C H E LES VIE<br />
pastten in 't geheel niet aan het hoofd der kerke.<br />
Hij was niet alleen een flecht paus, maar ock<br />
een flecht mensch.<br />
LODEWIJK XII. was niet gelukkiger onder<br />
den opvolger van Julius. Kardinaal Juliaan de<br />
Medicis, die onder den naam van Leo X. de S c<br />
.<br />
Peters ftoel beklom, volgde de ontwerpen zijns<br />
voorgangers. Het Milaneefche wierd nogmaal<br />
aan Lodewijk ontnomen. Genua wierp voor de<br />
derdemaal het juk af; de Switzers verwoestten<br />
Burgundië, en voerden den fchrik tot aan de<br />
poorten van Parijs; de Engelfche, verwinnaars<br />
te Guinegate, verwoestten de noordelijke landfchappen;<br />
Johannes d'Albert, deedt vergeeffche<br />
pogingen om weder in zijn koningrijk te komen;<br />
Jacobus IV. van Schotland wierd geflageu, terwijl<br />
hij eene afwending ten voordeele zijns bondgenoots<br />
maken wilde. Lodewijk, aan alle kanten<br />
benard, was gedwongen zich voor zijnen vijand<br />
te vernederen. Hij loochende de kerkvergadering<br />
van Pifa; de Sforza's wierden bevestigt<br />
in hunne bezittingen; Navarre bleef aan Ferdinand,<br />
en Johannes d'Albert verloor zijn erfdeel.<br />
Om zich wegens de balfteurigheid der fortuin te<br />
troosten, verkleefde Lodewijk zich aan zijn volk<br />
en lag zich toe om het zelve gelukkig te maken.<br />
Door flechte ftaatkundigen geleid, was deze vorst<br />
de fpeelbal zijner bondgenoten en vijanden. Eene<br />
vooringenomenheid voor Italië kostte veel<br />
men-
LES VIE G E S C H I E B E N I S . 431<br />
menfchenbloed. Zijne naauwe verbindtenisfen<br />
met de Börgia's, zijne gcftrengheid jegens Lode<br />
wijk Sforza, zijne wreedheid jegens twee Vene-<br />
tiaanfche raadsheeren, om dat zij ftoutmoedig<br />
genoeg waren eene ftad te verdedigen, welke<br />
hun was toevertrouwt, bezwalken de deugden<br />
van Lodewijk XII. Doch gewisfelijk is het een<br />
trek van een goed vorst, dat hij zijne onderda<br />
nen nimmer bezwaarde dan in de uitterfte nood<br />
zakelijkheid, en dat hij liever van zijne verove<br />
ringen afzag dan dezelve aan te houden ten na-<br />
deele en fchade zijner onderdanen. Toen hij<br />
ftierf noemde Frankrijk hem den vader van zijn<br />
volk, ook heerschte 'er bij zijn dood door 't<br />
ganfche koningrijk een algemeene rouw.<br />
FRANCOIS I, die zijn neef Lodewijk XII.<br />
opvolgde, huwde aan deszelfs dochter, en nam<br />
zijne ontwerpen aan. Deze^ vorst, de held zijner<br />
eeuw, zag met verontwaardiging hoe het Mila-<br />
neefche zijnen voorganger was ontwrongen ge<br />
worden. Hij trok onmiddelijk naar Italië, noop<br />
te de Hertog van Savoije hem een doortocht te<br />
openen; verfloeg Maximiliaan die hem wilde te<br />
gen houden, en zegepraalde over die Jtaliaanfche<br />
benden, welke Sforza tegen hem aanvoerde. Hij<br />
begaf zich vervolgens naar Milaan en wikkelde<br />
de Switzers in een gevecht nabij Marignan, een<br />
kleen dorp in Lombardijë, daar twee dagen aan<br />
een wanhopig gevochten wierd. De Switzers •><br />
Dd 3 eer-
ifiA H E D E N D A A G S C H E LES VIÏ.<br />
eerder overmand dan verwonnen, floegen in hunnen<br />
aftogt de Venetianen en lieten het flagtveld<br />
aan Francois, die zegevierende Milaan inrukte.<br />
De andere deden volgden het voorbeeld der<br />
hoofdftad; Sforza was verplicht de oppermagt<br />
afteleggen; de Genuefen werden op nieuw onderworpen<br />
aan Frankrijk; Paus Leo eischte den vrede;<br />
de fteden, aan de Venetianen ontnomen,<br />
werden te rug gegeven; en Francois I. werd befchouwt<br />
als de eerfte vorst van Europa.<br />
• E N G E L A N D .<br />
HENDRIK VII. verfchafte door zijn voorzichtig,<br />
bewind aan Engeland eene rust, welke dat<br />
rijk in langen tijd niet gefmaakt had. Doch de<br />
ftreken van de hertoginne weduwe van Burgundië,<br />
eene prinfes uit het huis van York, en die eene<br />
doodelijke haat voedde tegen het huis van Lancaster,<br />
veroorzaakten aan Hendrik menigmalen<br />
onrust en ftoorde den vrede zijns rijks. De lezer<br />
weet van welke konstenarijen zij gebruik maakte<br />
om mededingers aan Hendrik te verwekken, eerst<br />
Lambert Simnel en vervolgens den gelukzoeker<br />
Perkin Warbeck, een jood van geboorte, uit<br />
een Vlaamsch dorp. Ierland verklaarde zich ten<br />
zijnen voordeele, en Jacobus IV, koning van<br />
Schotland, gaf hem eene zijner bloedverwanten<br />
de fchoone Catharina Gordon, dochter des<br />
Markgraven van Huntlij, tot vrouwe; door de<br />
Schotten bijgefiaan plunderde hij Norihumberland,
EES vu. G E S C H I E D E N I S . 4*3<br />
land, joeg de hoofdftad een fchrik aan, wierd<br />
gevolgt van een hoop misnoegden en eindigde<br />
zijn loopbaan met het verlaten zijn's legers, toen<br />
het zelve op het punt ftond des konings troepen<br />
te bevechten. Hendrik, die bij deze gelegenheid<br />
veel beleid betoonde, offerde den onfchuldigen<br />
graaf van Warwich, de laatfte van het huis van<br />
York, aan de vyreede ftaatkunde van Ferdinand<br />
van Spanje op, die zijne dochter Catharina niet<br />
wilde geven aan Arthur, prins van Wallis, dan<br />
op voorwaarde dat men dien edelman zou doen<br />
fterven. Arthur zelfs ftierf weinige maanden na<br />
zijn huwelijk, en Catharina wierd de vrouw van<br />
Hendriks tweede zoon, eene echtverbintenis,<br />
welke oorzaak was van veele voorvallen en het<br />
middel door 't welk de hervorming in Engeland<br />
werd ingevoert.<br />
HENDRIK VIII, die den throon zijns vaders<br />
beklom, zag het zuiden van Europa in vlam en<br />
verwoest door de haat van Julius II, van Lodewijk<br />
XII, en van Maximiliaan en Ferdinand.<br />
Deez' jonge koning verklaarde zich ten voordeele<br />
des keizers, ging in perfoon naar Vlaanderen,<br />
nam Terouane in, en won te Guinegate den<br />
veldflag der [poren. Welhaast raakte hij met zijne<br />
bondgenoten in onmin, maakte vrede met<br />
Lodewijk XII, aan wien hij zijn zuster ten huwelijk<br />
gaf, en vereenigt blijvende met Francois<br />
Dd 4 l,
4*4 H E B E N B A A G S C H E EES VIE<br />
I, fcheenen de beide natiën hunne vorige vijand-<br />
fchappen en twisten vergeten te hebben.<br />
SPANJE.<br />
TEN zeiven tijde geraakte Spanje door de<br />
ontdekking van de nieuwe wereld ten toppunt<br />
van roem. Christoffel Columbus, een geboren<br />
Genueesch, die in zijn eige land als een droomer<br />
befchouwt, van Karei VIII. koning van Frank<br />
rijk met verachting afgewezen, door Hendrik<br />
VII. uit Engeland verdreeven en door Emanuël<br />
van Portugal op den tuil gehouden was, had,<br />
na agt jaren aanzoek aan 't hof van Spanje bij<br />
Ferdinand en Ifabella gedaan te hebben, ten lan<br />
gen lesten het goed geluk om drie kleene fche-<br />
pen te verkrijgen, met welke hij in 't jaar 1492.<br />
onder zeil ging van Palos, een kleene havenftad<br />
in Andaloulie, welke door dien togt vermaard<br />
wierd. De tegenwinden en flormen, waarmede<br />
hij gedurende zijn reis te worftelen had, de klip<br />
pen en zandbanken, voor welke hij in onbevaren<br />
zeeën moest vreezen; het vooroordeel en de angst<br />
zijner fcheepjgenoten, welke hij altoos te beftrij-<br />
den had, terwijl hij dikwerf 't gevaar liep het<br />
flagtoifer 'er van te worden; de bewondering zij<br />
ner matroozen op 't zien der tegenvoetelingen,<br />
welke men tot daar toe voor iets ongerijmds had<br />
gehouden; de fchrik der Americaanfche wilden<br />
op 't gedruis van 't Spaansch gefchut, dit alles,<br />
zeg ik, zijn z^ken, die den lezer niet onbekent<br />
kun-
EES vu. GESCHIEDENIS. 415<br />
kunnen zijn. Op de te rugkomst van Columbus<br />
in Europa veranderde de nijd en 't bijgeloof in<br />
gevoelens van eerbied, Portugal ontving hem in<br />
zegepraal, de deden van Spanje zonden hare ma-<br />
giftraten hem te gemoet. Ferdinand en Ifabella<br />
deeden hem in hare tegenwoordigheid nederzitten<br />
bij de openbare plechtigheden, benoemden hem<br />
tot Admiraal van 't westen en tot aanblijvend<br />
onderkoning van alle de landen, welke hij voor-<br />
ders mogt ontdekken. Begunstigt met hoog klin<br />
kende tijtels, wierd Columbus, alle de eerbewij<br />
zen, die men hem aandeedt, ontrukt, om op ee<br />
nen nieuwen togt uittegaan. Aan zijne Volkplan<br />
ting komende, vond hij dezelve grootendeels ver<br />
nielt. De ongelukkige Indianen hadden zich dur<br />
ven onderwinden hunne barbaarfche en wreede<br />
veroveraars te hoonen; en de Spanjaarden uit<br />
hunne ftad verdreven door de wilden, wier wan<br />
hoop hen de kracht van wapenen gegeven had,<br />
wareh gedwongen geweest de wijk te nemen naar<br />
't gebergte. Columbus de ongeftuimigheid der<br />
Indianen beteugeld hebbende, wist door zijne<br />
deugden de' gunst te winnen hunner Caciquen,<br />
en door die genen te ftraffen, die zich veröorloft<br />
hadden de inboorlingen te onderdrukken, her-<br />
ftelde hij den vreede op het eiland en vestigde<br />
'er eene nieuwe volkplanting. Columbus, on<br />
vermoed in zijnen arbeid, had voorgenomen zijne<br />
ontdekkingen te achtervolgen. Hij ontdekte de<br />
Eilanden, de Antilles geheten, drong zelfs door<br />
Dd£ tot
4£
LES vn. GESCHIEDENIS. ^<br />
tekende het bevelfchrift van Columbus ongenade.<br />
Een commisfaris, uit oud Spanje naar Hispaniola<br />
in de West-Indië afgezonden, oordeelde Colum<br />
bus en verwees hem ter dood; doch niet beftaan<br />
durvende het barbaarfche vonnis ter uitvoer te<br />
brengen, doeg hij hem in ketens en zond hem<br />
naar Spanje over. Columbus bewees zijne on<br />
fchuld, verftomde zijne vijanden, maar "bleef<br />
evenwel verfteken van zijne waardigheid van on<br />
derkoning. Columbus, door zoo veele blijken<br />
van onrechtveerdigheid moedeloos geworden, be<br />
gaf zich weder fcheep naar de west; doch de<br />
afgunst vervolgde hem naar Amerika en wilde<br />
hem niet toeftaan te. Hispaniola te landen; zoo<br />
dat hij na een jaar lijdens., verplicht was naar<br />
Spanje te rug te komen; waar nijd en kwaad-<br />
fp'rekenheid niet nalieten hem tot in het graf te<br />
vervolgen. De dood van Columbus deed den<br />
laster zwijgen, Als toen opende de menfehen<br />
hunne oogen voor 't vernuft en de bekwaamhe<br />
den des grooten mans, dien zij, toen hij niet<br />
meer was, dien billijken lof en roem fchonken,<br />
welken zij hem bij zijn leven onthouden hadden.<br />
Zij gaven hem eene prachtige begraafnis en be<br />
wezen koninglijke eer aan zijnen asch, eene ge<br />
ringe belooning, waarlijk, voor de gewichtige<br />
diensten, welke hij het menschdom gedaan had.<br />
Eene menigte Spanjaarden zette de ontdekkingen<br />
van Columbus verder voort en ftichtte nieuwe<br />
volkplantingen. Velasques vestigde 'er eene op<br />
het
4^8 H E D E N D A A G S C H E EES VTE<br />
het eiland Cuba. Necuesfa zette zich neder op<br />
het vaste land nabij de oevers van de golf van<br />
Dariën. Predrarias lag de grondflagen van de ftad<br />
Panarna. Bovadilla drong tot in Floridadoor; en<br />
Balbao, na de Zuidpool zeilende, ftevende den<br />
ftillen oceaan dwars over en opende een weg voor<br />
volgende zeelieden, langs welken zij de wereld<br />
konde rondzeilen. Laten wij echter niet vergeten<br />
optemerken dat de luister van deze ondernemingen<br />
bezwalkt wierd door de ongehoordfte wreedheden,<br />
welke deze zeelieden in den loop hunner<br />
ontdekkingen bedreven. Wanneer wij de onheilen<br />
overv. egen, welke de auri facra fames heeft<br />
veroorzaakt; de barbaarsheid en woestheid der<br />
Spanjaarden, en de verfchrikkelijke pijnigingen,<br />
welken zij uitdagten om de Indianen van 't leven<br />
te berooven, als dan ftorten wij tranen over eene<br />
ontdekking, welke misfchien over 't geheel voordeelig<br />
nogthans de oorzaak is geweest van den<br />
aanwas der verdorvenheid en van de vermindering<br />
der aandoenlijkheid van 't menfchelijke hart.<br />
De landen van Amerika door de Spanjaarden ontdekt,<br />
werden zeer fchielijk in eene woestenij<br />
verkeert of behielden flechts eenige ellendige bewoners.<br />
Bartholomeus de las Cafas, een dier<br />
namen welke altoos van gevoelige zielen worden<br />
gcëerbiedigt, had de edelmoedigheid om in 't<br />
midden dier affchuwelijkheden, de gehoonde en<br />
lijdende mcnschhcid te verdedigen, 't Is genoeglijk<br />
te lezen welke vrome pogingen deze deugd-<br />
za-
LES VIL G E S C H I E D E N I S . 429<br />
zamen man deedt om door vertogen, fmeekingen<br />
en tranen liet moorddadig wapentuig te rukken<br />
uit de handen zijner barbaarfche landslieden; hoe<br />
hij geftadig van de oude naar de nieuwe, en van<br />
de nieuwe naar de oude wereld ftevende om dc<br />
fteni van 't mededoogen in beide die werelddeelen<br />
te doen hooren; welk eene edelaartige ftoutmoedigheid<br />
hij bezat om de verzuchtingen van<br />
de ongelukkige flagtöffers der Spaanfche vrekheid<br />
te brengen voor den throon; hoe. de haat<br />
der grooten en 't gezach der ftaatsdienaren, zijnen<br />
ijver niet konden verflauwen welken hij betoonde<br />
in 't verdedigen van 's menichen rechten;<br />
in èèn woord, hoe hij moeds genoeg bezat om<br />
voor de ganfche wereld het gewelddadig gedrag<br />
der Spaanfche grooten jegens de arme Indianen<br />
openteleggen. De beweeglijke taal van dezen<br />
redenaar der menschlijkheid bragt eenige Edicten<br />
te weege ten voordeele der ongelukkigen, doch<br />
wreedheid en eigenbaat wisten dezelven nutteloos<br />
te maken. De rampzalige Indianen werden niet<br />
verlost, doch zij hadden het vermaak te zien hoe<br />
hunne woeste onderdrukkers met onderlinge woede<br />
malkanderen eigens beoorloogden en vernielden.<br />
Deze verfchrikkelijke Tooneelen in Amerika,<br />
en de geftadige verhuizingen door gierigheid veroorzaakt,<br />
ftrekten tot eene verbazende ontvolking<br />
van oud Spanje, en de uitdrijving der Mooren,<br />
welke te gelijken tijde plaats had, putte dat land<br />
geheel en al uit. Mendoza, aartsbislchop van<br />
To-
4jo H E D E N D A A G S E H E LES vn.<br />
Toledo, en de beruchte Kardinaal Ximenes, waren<br />
de bèwerkers van die uitdrijving, welke verzelt<br />
ging van de ongehoordfte wreedheden, en<br />
gelegenheid gaf tot het inftellcn van het misdadig<br />
Inquifitie gerechtshof, door welks vlammen<br />
niet alleen duizende Mooren maar zelfs de gevoelige<br />
lieden verflonden werden, die medelijden<br />
toonden met de flagtöffers aan een barbaars<br />
bijgeloof opgeofferd.<br />
M E T dit alles bleef de Spaanfche monarchij<br />
in vermogen en gewicht toenemen door 't vernuft<br />
van Ferdinand en Ifabella. De wederverkrijging<br />
van Rousfillon en Cerdagne; de onderwerping<br />
van 't koningrijk Napels, de Spaanfche wapenen,<br />
welke in beide de halfronden zegepraalden, dit<br />
alles bragt veel toe tot den voorfpoed des konings<br />
en der konmginne van Spanje. Doch hoe<br />
onzeker is 'alle menfchelijke grootheid. Al die<br />
voorfpoed en al dat fchijngeluk werd gevolgt<br />
van bitter leed en hartzeer. Hun eenige Zoon<br />
ftierf in den bloei zijner jaren. Hunne dochter<br />
Ifabella, die gehuwt was aan den koning van<br />
Portugal, ftierf in eenen niet vergevorderden ouderdom<br />
met haren'zoon, die zoo hij brieven ware<br />
gebleven in zijn perfoon alle de heerfchappijën<br />
van Spanje zou vereenigt hebben. Joanna, gehuwt<br />
aan Philippus van Oostenrijk, wierd krankzinnig<br />
; en Catharina die naaulijks gehuwt was<br />
aan Arthur, erfgenaam der Engelichc kroon, verloor
LES vn. GESCHIEDENIS. 431<br />
loor haaren man en werd gehuwt aan deszelfs<br />
broeder, die haar tot een bron ftrekte van veel<br />
verdriet. De geboorte van Karei en Ferdinand,<br />
de zoons van Philippus, was een tegenwigt voor<br />
alle deze rampen; doch Ifabella overleefde die<br />
blijde gebeurtenis niet lange. Deze vorstin bezat<br />
eene edelmoedige ziel en een uitgedrekt vernuft;<br />
doch' zij bezwalkte haren roem door een beneveld<br />
bijgeloof, 't welk oorzaak was dat zij dui-<br />
| zende onfehuldige flagtöffejs deedt ter dood brengen.<br />
Wij zullen in geene bijzonderheden treden<br />
wegens de onlusten, welke de dood van Ifabella<br />
in Spanje veroorzaakte. Ferdinand was verplicht<br />
het bewind van Castillië aftedaan aan zijn Schoonzoon<br />
Philippus; doch de dood van dezen maakte<br />
zeer fpoedig den daatzuchtigen Ferdinand meester<br />
van Castilië, in weerwil der billijke eisfchen<br />
van den zwakken Maximiliaan, die van 's vaders<br />
| zijde grootvader was van den prins van Aflurië.<br />
Door de bekwaamheden van den ouden Ferdinand<br />
bleef Spanje voortbloeijen. De Franfchen<br />
werden ten derde male uit Napels gedreven door<br />
den grooten Gonzalva en Antonio de Leva; de<br />
:<br />
Venetianen werden geflagen door Raimundus van<br />
Cordonna; Navarre werd; vermeestert door den<br />
Hertog van Alva; de ftad Oran op de kust van<br />
Afrika, werd door Ximenes ingenomen, die zelf<br />
; de fchrik tót in de hoofdftad van Marokka bragt.<br />
In 't midden nogthans van al dien voorfpoed,<br />
ftierf Ferdinand aan eene kwijnende ziekte, en<br />
Ka-
43a H E D E N D A A G S C H E LES VIE<br />
Karei van Oostenrijk zag zich zeiven, in den<br />
ouderdom van zestien jaren, meester van zijn's<br />
grootvaders uitgeftrekte bezittingen, van de zeventien<br />
Nederlandfche Landfchappen, en van<br />
Franche comté; terwijl hij tevens hopen mogt<br />
ten eenigen dage in 't bezit te komen van de<br />
ftaten van 't huis van Oostenrijk. Hij was in<br />
dien tijd de vermogendfte vorst van Europa.<br />
Francois I, meester van 't hertogdom Milaan,<br />
bereids vermaard door de Lauren, welke hij in<br />
't veld bij Marignan verkregen had, was de eenige,<br />
die zijn mededinger kon zijn. Hendrik<br />
VIII, koning van Engeland, en Paus Leo X.<br />
fcheenen beftemt om het evenwigt te houden<br />
tusfehen Karei en Francois.<br />
IN dat tijdvak was het belang van de voornaamfte<br />
volken van Europa een gemengt belang<br />
door de ftaatzucht van twee mededingers. Karel,<br />
in de Nederlanden opgehouden, vertrouwde<br />
het bewind van Spanje aan Ximenes, die in den<br />
ouderdom van tagtig jaren, de wakkerheid en bek<br />
waamiieden betoonde van eeii alleruitmunttendst<br />
ftaatsman. Ximenes was een kerkelijk perfoom<br />
van onbefproken zeden, van een uitgeftrekt vernuft<br />
en van eene onvertzaagde ziel; een onomkoopbaar<br />
ftaatsdienaar, dien het nagedacht met<br />
den tijtel van een groot man zou vereert hebben,<br />
ware het barbaarlche bevel door hem niet<br />
gegeven om Navarre tot eene woestenij te maken,<br />
in-
LES VIE G E S C H I E D E N I SS 43.3<br />
ingevalle het niet konde blijven aan Spanje; en<br />
indien zijn vervolgzuchtige e'n bloeddorstige ijver<br />
niet duizende rampzalige Mufulmannen ten vlammen<br />
had gedoerat om geene andere misdaad, dan<br />
om dat zij onwillig waren den godsdienst hunner<br />
vaderen te verzaken.<br />
NA het verdrag van Noijon, 't welk hem voor<br />
altoos met Frankrijk lcheen te vereenigen, begaf<br />
Karei zich naar Spanje, daar hij zich door da<br />
natie het gezach liet geven, het welk wcttiglijk<br />
.aan zijne moeder behoorde. Het vertrouwen, 't<br />
welk hij in de Vlamingen delde, verwekte een'<br />
opd;:nd onder de Spanjaarden, doch hij had de<br />
behendigheid het zelve te dillen door goede beloften,<br />
welke hij niet voornemens was natekomen.<br />
Terwijl hij met deze zaak bezig was,<br />
ontving Karei de tijding van 't affterven van<br />
Maximiliaan.<br />
: MAXIMILIAAN* die altoos de hand had ge*<br />
had in de onlusten van Europa, liet het keizerrijk<br />
in groote verwarring. De hervorming maakte<br />
ïhellen voortgang in Duitschland. Frederik<br />
van Saxen had zich openlijk Verklaart tot befchermer<br />
van Luther en de hervormde leer. De<br />
twisten over den godsdienst beroerden de menfchelijke<br />
gemoederen. De heivormers verlangden<br />
nog duidlijker de dwalingen en den Amichristifchen<br />
geest der Roomfche kerke aantetoouen,<br />
Ee dc
434 H E D E N D A A G S C H E LES VIE<br />
de Rooms-katholijken waren woedend tegen het<br />
gene zij voor nieuwigheden hielden; en de geest<br />
eener vrije nafporing verfpreidde zich door Eu<br />
ropa. In deze moeilijke tijdsomstandigheden kwa<br />
men de keurvorsten te famcn om een hoofd te<br />
kiezen. Te vergeefsch ftelde Francois I. alle kui<br />
perijen en ftreeken in 't werk om de keizerlijke<br />
kroon voor zich te verkrijgen; dezelve werd op<br />
gedragen aan Karei van Spanje. Deze voorkeur<br />
vergramde den Franfchen koning; hij verlangde<br />
niets zoo zeer dan zich te wreken aan zijnen<br />
mededinger , en met dat oogmerk zogt hij Hen<br />
drik VIII. aan zijne zijde te krijgen. Doch Ka-<br />
rel, die zijns vijands oogmerken bevroedde, be<br />
gaf zich naar Engeland, en wist door fchoone<br />
beloften, welke hij aan den Kardinaal Wolfeij<br />
deedt, Hendrik in zijne belangen over te halen.<br />
— Zich van den koning^van Engeland verzekert<br />
hebbende, ftak de keizer naar Duitschland over<br />
om aldaar gekroont te worden. Vtrplkht Paus<br />
Leo te ontzien, ten einde dat kerkhoofd aart zich<br />
te verbinden, veroordeelde hij de leer van Luther<br />
en de hervorming, doch door deze verwijzing<br />
kreeg hij de vorsten tegen, die dezen hervormer<br />
begunstigden. De regeering van Spanje inmid<br />
dels toevertrouwt zijnde aan Adrianus, Karel's<br />
leermeester, een zwak man, barste in dat ko<br />
ningrijk alle de ongeregeldheden van losbandig<br />
heid en oproer los. De Franfchen, die niets<br />
zoo zeer verlangden, dan zich deze beroertens<br />
ten
LES vu. G E S C H I E D U-N I S. %M<br />
ten nutte te maken, vielen den keizer aan dooiden<br />
hertog van Bouillon aan den kant vaii<br />
Vlaanderen, en zonden Lautrec in Navarre. Karel<br />
verzuimde niet ten fpoedigden de Spanjaarden<br />
te bevredigen door gepastte toegevenheid, en de<br />
Lutheranen te vleijen door beloften. Hij wist<br />
Wollëij te winnen, verzekerde zich van Leo en<br />
toog op tegen den Hertog van Bouillon, dien<br />
hij in weinige dagen alle deszelfs ftaten ontnam.<br />
Vervolgens trok hij Frankrijk in en een bloedig<br />
treffen fcheen den twist te zullen beflisfen vatt<br />
twee geduchte mededingers, toen Hendrik VUL<br />
zich als middelaar aanbood, doch de vleijers vari<br />
Francois vernietigden fpoedig alle de maatregelen<br />
des konings van Engeland, zoo dat de tweedragt<br />
fterker werd dan ooit.<br />
D E gefchiedfehrijvers geven een omftandig verflag<br />
van dien oorlog, welke zoo lang, zoo bloedig<br />
en zoo noodlottig was voor Frankrijk. Dé<br />
fortuin keerde Francois den nek toe en deedt<br />
hem met zware rampen worftelen. Hij verloor<br />
het Milaneefche; Engeland verklaarde zich tegen<br />
hem; Wolféij, die na den dood van Leo de drie<br />
dubbele kroon geplaatst zag op het hoofd van<br />
Adrianus, liet zich nogmaal door Karei y. vleijen<br />
met nieuwe beloften. Venetië bleef niet langer<br />
aan Frankrijk verbonden. De Connestabel dé<br />
Bourbon werd een verrader en drong met Pescario<br />
in Provencc, belegerde Marfeille en dreigde'<br />
Ee 2 date
43Ö H E D E N D A A G S C H E LES VIE<br />
dat hij de zuidelijke landen tot een opfland zou<br />
wekken. Hendrik verwoestte ten zeiven tijde<br />
Pikardiië en naderde tot op twintig mijlen aan<br />
de hoöfdftad. In dezen hagchelijken toeftand<br />
bood Francois eenen dapperen tegenftand aan alle<br />
zijne vijanden; hij noopte Bourbon de vlucht<br />
te nemen; dwong Hendrik naar Engeland wedertekeeren;<br />
en befloot den oorlog in Italië oveitebrengen.<br />
Zijn voorfpoed was echter van geen<br />
langen duur; voor Pavia was hij verplicht te<br />
zwichten voor de meerdere fortuin van Ka. el.<br />
pe veldflag, in de vlaktens voor die ftad geleverd,<br />
werd noodlottig voor Frankrijk. Francois<br />
werd krijgsgevangen gemaakt en de koning van<br />
Navarre benevens meer dan de helft van den<br />
Franfchen adel deelden in de gevangenfehap van<br />
hunnen vorst of bleven dood op het flagtveld<br />
liggen.<br />
D E Z E overwinning ontrustte nogthans des<br />
keizers bondgenoten. De Venetianen begonnen<br />
het gevaar te bezeffen waar mede de vrijheid<br />
van Europa bedreigt werd. Medicis, die Adrianus<br />
was opgevolgt onder den naam van Clemens<br />
VII, was verfchrikt zich omvangen te zien van<br />
's keizers bezittingen. Wolfeij ten tweede maale<br />
te leur geftelt volgde de ingeving zijn's wroks<br />
en vormde binnen weinige maanden een bondgenootlchap<br />
ten voordeele van den gevangen koning.<br />
Francois, m eene harde gevangenis van<br />
een
LES vn. G E S C H I E D E N I S . 437<br />
een jaar, herkreeg zijne vrijheid maar was verplicht<br />
aftezien van de leenhuldc van Artois en<br />
Vlaanderen, zijne eisfchën op het Milaneefche<br />
te laten varen, cn te beloven Burgondië aan<br />
Karei aftedaan. Hij gaf zijn beide zoons tot gijzelaars<br />
voor 't nakomen van zijn gegeven woord;<br />
maar op vrije voeten gedelt zijnde, betuigde hij<br />
tegen de beloften, welke men hem ontwrongen<br />
had, vorderde de te rug gave zijner zoonen en<br />
nodigde Europa zich aan zijne zijde te voegen.<br />
Hendrik verklaarde zich openlijk voor de zaak<br />
van Francois; Clemens haalde Balie in 't belang<br />
des Franfchen konings over, en Sforza zelfs, die<br />
door den keizer in het Milaneefche was herflelt<br />
geworden, verklaarde zich tegen zijnen weldoener.<br />
De Genuees Doria, die vermaarde vlootvoogd<br />
vocht voor Frankrijk. In Duitschland<br />
dreigden de vorsten en andere van den hervormden<br />
godsdienst de wapens optevatten, en de misnoegden<br />
van Spanje waren ïtouter dan ooit. Karel<br />
bereidde zich om dezen ftorm te verdrijven:<br />
zijne onverfchrokkenheid hield zijne onderdanen<br />
in bedwang; hij bevreedigde Duitschland door<br />
zich voor een tijd naar het zelve te fchikken en<br />
Antonio de Leijva, een zijner legerhoofden verdreef<br />
Sforza uit het Milaneefche en maakte zich<br />
'er meester van. Bourbon, aan 't hoofd eens<br />
legers van gelukzoekers, plunderde het noorden<br />
van Italië en trok naar Rome, waar hij fncuvelde,<br />
terwijl hij bezig was een ladder te plaatzen,<br />
Ee 2 langs
438 H E D E N E A A G S C H E EES vn.<br />
langs welken hij de eer meende te verwerven van<br />
d' eerde de wallen dier dad te beklimmen. Zijne<br />
foldatcn, woedend over bet verlies van hun le<br />
gerhoofd, drongen met het zwaard in de vuist<br />
de ftad in en bedreeven 'er alle de wreedheden,<br />
welke Rome voormaals bij de plunderingen van<br />
Alaric- en Attila ondergaan had. De Franfchen<br />
waren op nieuw voorfpoedig. De keizerlijken<br />
ivierden op nieuw uit Lombardijën gedreeven.<br />
De paus wierd gered en Rome wierd vrij. Lan-<br />
noij zelf was verplicht te wijken voor de onftui-<br />
migheid der Franfchen, en de hoofdftad van het<br />
Koningrijk Napels aan de zee- en land-zijde be<br />
legert door Doria en Lautrec, beloofde de over<br />
winning aan de wapenen van Francois. Dan,<br />
eene enkele hooffche ftreek vernietigde welhaast<br />
die fchoone hoop. Laffe hovelingen beraamden<br />
den val van den Genueefchen vlootvoogd en wis<br />
ten van den ligtgeloovigen koning een bevel te<br />
verkrijgen om hem in arrest te nemen. Doria<br />
van dezen verraderlijken aanflag onderrigt, was<br />
ten uitterften verontwaardigt, en bood zijne dap<br />
perheid, bekwaamheden, magt en fchepen aan<br />
Karei V, die met blijdfehap dezelve aannam.<br />
•t Gemis van.dezen enkelen man veranderde eens<br />
klaps de gedaante der zaken. Napels ontving<br />
bijftand; gebrek aan lijftocht en krijgsvoorraad<br />
vernielde de belegeraars, dit werd gevolgt van<br />
eene pestziekte, en de dood van Lautrec voltooi<br />
de de vernieling der Franfchen. Doria vloog<br />
naar
LES vn. G E S C H I E D E N I S . 4.39<br />
naar Genua, daar hij 't volk tot opftand bragt<br />
en zich meester van de ftad maakte. Karei gaf<br />
hem het opperbevel over zijne vloten, overlaadde<br />
hem met eertijtels en befchonk hem met het<br />
oppergebied van Genua. Doria was toen ten<br />
toppunt van menfchelijke vermaardheid en roem;<br />
maar in ftede van zijn land te verdaven, maakte<br />
hij van zijn vermogen geen ander gebruik dan<br />
tot het ftillen der oproeren, 't bevredigen deihuisgezinnen<br />
en tot het overreden der Genuezen<br />
om eene wijze en gematigde regeering aantenemen.<br />
Dit werk afgedaan hebbende, ontdeedt Doria<br />
zich plechtig van zijn gezach en gaf aan de<br />
Genuezen de vrijheid weder, welke zij nog heden<br />
genieten.<br />
EENSKLAPS werd in Europa de rust herftelt.<br />
Karei fchonk vrede aan den Paus (xj) bevredigde<br />
zich met Francois door het verdrag van Kamerijk,<br />
en Burgondié' wierd aan Frankrijk gelaten,<br />
's Keizers oogmerken vorderden dezen 'vrede.<br />
Hij verlangde ten fterkften de voortgangen der<br />
Turken te fluiten en de hervorming te vernietigen,<br />
van welke de Landgraaf van Hesfen en de<br />
Keurvorst van Saxen de hoofden waren. Karei,<br />
de zaken van Italië geregeld hebbende, fpoedde<br />
zich naar Duitschland, waar hij al zijne loosheid<br />
en behendigheid in 't werk ftelde om de twisten<br />
00<br />
D e<br />
vrede met den Paus werd gemaakt te Barcclona.<br />
Ee 4<br />
der
44° II E D E N -D A A G S C II E EES vn.<br />
der Rooms -katholijke» en Protestanten te fchorslen;<br />
hij maakte dat men zijn broeder Ferdinand<br />
tot Roomsch koning verkoor en trok met de<br />
ganfche magt van Duitschland tegen de Turken<br />
op. Soliman bevond zich in Hongarijën met een<br />
leger van Janitzaren en bedreigde Duitschland<br />
met verwoesting. De fortuin ftond in evenwigt<br />
tusfehen Karei en Soliman. Zij fcheenen elkanclcren<br />
te vreezen; de Turk was eindelijk genoopt<br />
aftetrekken. Karei verloste een gedeelte van<br />
Hongarijën, beveiligde het Duitfche rijk en ontving<br />
de toejuiching van Europa. Ten zeiven<br />
tijde werd 'er veel ten zijnen voordeele verrigt<br />
in de nieuwe wereld. Cortez. vermeesterde Mexico;<br />
en Pizarro won het koningrijk Peru aan;<br />
terwij 1 onverfchrokken Scheepslieden de zuidzeeën<br />
doorkruisten en verfcheide Eilanden onderhoorig<br />
maakten aan Spanje. De keizer zag zich dus<br />
meester van de mijnen van Potofi en Chili van<br />
de ipecerijen en edele gedeentens van Afia. Zijne<br />
rijkdommen vermeerderden en alles fcheen famenteloopen<br />
om zijnen roem en magt ten hoogden<br />
top te brengen. Een huislijk onheil ftoorde<br />
nogthans zijn geluk. Catharina van Arragon,<br />
zijne moei, gehuwt aan Hendrik VIII. van Engeland,<br />
verloor uit ftaatkundige inzichten de genegenheid<br />
hares gemaals, die zelfs in weerzin<br />
veranderde. De bekoorlijkheden van Anna Bullen<br />
vermeesterden het hart diens wellustigcn<br />
vorsts en hij zogt naar een voorwendzel om zijnen
LES vn\ G E S C H I E D E N I S . 441<br />
nen echt met Catharina te breken, ten einde met<br />
hare ftaat juffrouw te konnen huwen. Naaugezetheid<br />
van gewisfe verfchaftc hem 'er eene, en<br />
hij fidderde bij de bedenking dat hij agttien jaren<br />
lang in bloedfchande had geleeft met zijn's<br />
broeders weduwe. Wolfcij, om zich aan Karei<br />
te wreken, die zijne ftaatzucht te leur gefield<br />
had, vleide' Hendrik's voorgewende wroeging.<br />
De Godgeleerde fchoolen door Hendrik geraadplecgt,<br />
fielden dat een huwelijk met eens broeders<br />
weduwe aangegaan, behoorde ontbonden te<br />
worden. Clemcns, voor wiens gerichtshof de<br />
zaak gebragt wierd, in onvriendfehap zijnde met<br />
Karei, fcheen Hendrik te begunstigen, doch de<br />
Paus, eindelijk bevredigt zijnde met den Keizer,<br />
veranderde van gevoelens, en ftelde de uitfpraak<br />
over de zaak van tijd tot tijd uit. Deze verwijlingen<br />
van Rome vergramden Hendrik, die eindelijk<br />
bevel gaf tot het beleggen van een Engelsen<br />
Sijnode, bij 't welk Cranmer voorzat, ter<br />
ontbinding van het huwelijk, en hij ging dadelijk<br />
een ander aan met Anna Bullen, het welk hij<br />
openlijk aan de wereld bekend maakte. Clemens,<br />
door den keizer aangeport, wierp den<br />
Vatikaanfchen banblixem op Hendrik neder, die<br />
van dat oogenbiik af alle gemeenfehap met Rome<br />
afbrak, zich zeiven tot hoofd van de kerk<br />
van Engeland verklaarde, den vorm van den eerdienst<br />
veranderde, nieuwe bedieningen gaf aan<br />
de Bisfchoppen, de,kloosters affchafte, en alle<br />
Ee 5 hei-
44a H E D E N E A A G S C H E LES vn,<br />
heilige overblijfzels verbrandde. De aanklevèrs<br />
der hervorming hoopten dat deze omwenteling<br />
hen gunstig zou zijn, doch de eigenzinnige Hendrik,<br />
driftig ingenomen met de leerdukken van<br />
Rome, bragt zonder onderfcheid ter dood alle<br />
de genen die den hervormden godsdienst omhelsden<br />
en alle de genen die Rome aankleefden.<br />
Zijne onverzettelijke geaartheid deedt ieder een<br />
beven. Hij wierp de Roomfche altaren om, vergoot<br />
het bloed van deugdzame mannen, fpeekle<br />
met de wetten en noopte de natie zich te onderwerpen<br />
aan zijne ongerijmde luimen en zinnelooze<br />
beveelcn.<br />
TERWIJL dergelijke Tooneelen in Engeland<br />
voorvielen, nodigde Francois I. de wetenfehappen<br />
en fraije kunsten naar zijn rijk over; gaf dezelve<br />
de edelaartigfte aanmoediging, kweekte ze zelf<br />
aan en deedt voor Frankrijk den dageraad aanlichten<br />
van volgende gelukkige dagen. Dan de<br />
pogingen van Francois om den fmaak en de<br />
kunstöeffening bij zijne onderdanen te bevorderen,<br />
werden bezwalkt door eene barbaarfche onverdraagzaamheid.<br />
Hij doemde die genen ten<br />
vure, die in 't ftuk van godsdienst zich. onderwonden<br />
voor zich zeiven te denken. Het oorlog<br />
wierd nogthans op nieuw aangefloken. De hertog<br />
van Milaan deedt, tegen de billijkheid en''t<br />
recht der volken aan, een afgezant van Francois<br />
I. vermoorden en de Franlche koning meende de<br />
tijd
LES vn. GESCHIEDENIS. 443<br />
tijd gekomen te zijn om zijnen mededinger te<br />
vernederen. Hij verbeeldde zich dat Hendrik<br />
met hem eene lijn zou trekken. Hij had zijn<br />
leger op eenen nieuwen voet gebragt en den<br />
vrede te baat genomen om zijne fchatkist aante-<br />
vullen. Karei had zich naar Afrika begeven om<br />
J den' beruchten Barbarosfa te bevechten. Alle de<br />
ze omftandigheden waren Francois gunstig. Hij<br />
verdreef den hertog van Savoije uit deszelfs fta<br />
ten, om dat hij zich voor den keizer had ver-<br />
klaardt, en de dood van Sforza opende hem den<br />
weg naar Lombardijè'n. Dan, de zaken veran<br />
derden eensklaps van gedaante. Karei was voor-<br />
fpoedig in Afrika, Barbarosfa vluchtte voor hem,<br />
en het koningrijk Tunis werd cijnsbaar aan Span<br />
je. Twintig duizend Christenen, die hij uit de<br />
flavernij verloste, verheerlijkten zijnen zegepraal.<br />
Terwijl hij over de ongeloovigen zegevierde,<br />
bediende hij zich van allerlei ftreeken tegen Fran<br />
cois, liet .onder de hand krijgsvolk aanwerven,<br />
haalde Venetië aan zijne zijde over en won Hen<br />
drik, wiens haat tegens Karei nogthans onver<br />
zoenlijk fcheen. Hij zuide zijnen vijand in flaap<br />
door eene voorgewende bevreediging, en toen<br />
alles gereed was, ontdekte hij zijne oogmerken,<br />
en bedreigde Frankrijk met een algemeen bederf.<br />
Nasfau verwoestte Pikardië en voerde den fchrik<br />
tot Parijs. Karei zelf trok in Provence, cn be<br />
legerde Marfeille. De Dauphijn ftierf in 't mid<br />
den dier rampen, en Europa befchouwde Frank<br />
rijk
444 H E E - E N D A A G S C I I E LES vn.<br />
rijk als geheel verloren. Doch 1'choon omvangen<br />
van zoo veele onheilen, fcheen de iïandvastigheid,<br />
onverfchrokkenheid, werkzaamheid en voorzichtigheid<br />
van Francois met dubbelen luister.<br />
Hij verderkte de deden, verwoestte het platte<br />
land, beteugelde de onduimigheid zijner krijgsbenden,<br />
ontweek het gevecht en zag zijne vijanden<br />
door ziekten en gebrek aan levensmiddelen<br />
vergaan, 't Was niet zonder moeite dat Karei<br />
naar Italië te rug kwam, na de helft zijner legerbende<br />
als mede Autonio deLeijva, zijn beste i<br />
veldöverde verloren te hebben. In Pikardië noodzaakte<br />
de hertog de Gulle Nasfau het beleg van<br />
Peronne optebreeken en hij ondervond dezelfde<br />
wending van de fortuin als Karei in Italië ondervonden<br />
had. Francois ging openlijk een verbond<br />
aan met Soliman en kwam magtiger te voor-<br />
Ichijn dan ooit. Het tooneel des oorlogs werd<br />
overgebragt in Artois, Piedmont en Catalonië,<br />
en tic beide partijen d^den hun best om tegen<br />
elkanderen uittemunten in verwoestingen, welke<br />
enkel dienden om de ellende en rampen van 't<br />
menschdom te vermeerderen. De twisten tusfehen<br />
deze beide mededingers hielden eensklaps<br />
op door bemiddeling van twee vorstinnen. De<br />
Paus, Karei en Francois vcreenigden te Nice en<br />
de Keizer en koning gaven te Aiguemortcs eikanderen<br />
tekenen van de oprechtlle vriendfehap.<br />
'Zij Icheencn bezield met het edeiaartigs vertrouwen:<br />
Karei, toen hij naar Gend reisde, om de<br />
op-
LES vn. G E S C H I E D E N I S . 445<br />
oproerige bewoners dier ftad te ftraffen, toog<br />
door Frankrijk en werd in alle plaatzen, daar<br />
hij doortrok, met alle mogelijke eer bejegent.<br />
Karei beloofde aan Francois de leenhuldiging van<br />
't Milaneefche, doch Francois weigerde de ver<br />
zekeringen aantenemen, Welke men hem aanbood.<br />
Deze tekenen van vertrouwen waren oprecht<br />
aan den kant van Francois, maar aan de zijde<br />
van Karei waren dezelve flechts geveinst, want<br />
niet zoo baast was- hij te Gend aangekomen of<br />
hij openbaarde aan Hendrik de geheimen, welke<br />
Francois hem had toevertrouwt, en onderrigtte<br />
de Duitfche protestanten wegens de ontwerpen,<br />
welke deezen onvoorzichtige® koning tegen hen<br />
gemaakt had. 's Keizers verraderlijke handelwij<br />
ze deedt hunnen haat herleven, en de moord aan<br />
twee van Francois afgezanten gepleegt door een<br />
.van Kareis veldöverften deedt den oorlog op<br />
nieuw ontvlammen. De tijd van 's keizers ver<br />
nedering fcheen nabij. Door de Turken te Al<br />
giers geflagen, zag hij de beide Siciliën bedreigt<br />
dóór de vloten van Soliman en Francois. Hun-;<br />
garijen geplondert door de janitfaren, en Duitsch<br />
land in vollen vlam door de worftelingen der<br />
Protestanten om eene godsdienstige vrijheid. Ten<br />
zelfden tijde behaalde de Hertog van Eughien<br />
eene volkomen overwinning te Cerifojes, en 't<br />
Milaneefche was op 't punt om in de handen<br />
der Franfchen te vallen. Doch Karei hertteJ.de<br />
fpoedig alle die verliezen. De troepen, welke<br />
hij
446 H E D E N D A A G S C H E LES VIE<br />
hij tegen Soliman zondt, en enkel verweerender-<br />
wijze handelden, teugelden dc onftuimigheid der<br />
Turken. Hij paaide de Protestanten met belof<br />
ten, delde Doria tegen Barbarosfa, deedt Hen<br />
drik met een magtig leger in Frankrijk komen,<br />
en rukte zelf met een heir in Champagne. Hen<br />
drik nam Boulogne; Karei, na zich meester te<br />
hebben gemaakt van S c<br />
. Dizier, trok voorvvaards<br />
tot aan Soisfons, waarop de Parijzenaren de hoofd-<br />
ftad van 't rijk bij ganfche benden verlieten.<br />
Het ontwerp, door den keizer gefmeed om Frank<br />
rijk te veroveren, ftond op het punt van geluk<br />
kig uittevallen, toen 'er een misverdand onder<br />
de bondgenoten ontftond, 't welk dat rijk be-<br />
hielt. Francois maakte zich deze onè'enigheid ten<br />
nutte en nam den vrede aan van Crepi, onder<br />
de voorwaarden, welke Karei van hem vorderde.<br />
Francois den oorlog moede en afgemat door de<br />
menigte nukken der fortuin zogt troost in de<br />
fraije konsten, en eindigde zijnen wereldfchen<br />
loop in 't midden derzelven. — Frankrijk, het<br />
welk aan hem de herdelling van geleerdheid 'en<br />
fmaak verfchuldigt is, heeft Francois geplaatst<br />
in den rang zijner grootfte koningen, en hem al<br />
le zijne gebreken vergeven, uit hoofde van het<br />
kostelijk gefchenk, 't welk het van dien vorst<br />
ontving; doch daar de onpartijdige gefchiedfchrij-<br />
ver eensgezind met 's konings bewonderaren hem<br />
het recht laat wedervaren wegens zijne zucht<br />
voor de konsten en wetenfehappen, wegens zijne<br />
dap-
EES vu. G E S C H I E D E N I S . 447<br />
dapperheid, goedhartigheid en rondborstigheid,<br />
behoorde hij evenwel niet te verzwijgen hoe weinig<br />
die vorst zich met de zaken des rijks bemoeide,<br />
zijne ondandvastigheid in bet achtervolgen<br />
zijner ontwerpen, zijne Hechte keuze omtrent<br />
zijne gunstelingen, zijn gebrek aan zuinigheid,<br />
de ongenade van Bourbon en Doria, zijne partijdigheid<br />
voor Bonnivet, zijn onvoorzichtig gedrag<br />
te Pavia, zijne onverdraagzaamheid jegens de<br />
Protestanten, de verkooping van rechterlijke bedieningen,<br />
door hem in zijn rijk ingevoert, en<br />
de rampen zijns volks, het welk onder de buitengemeene<br />
en drukkende lasten zuchtte.<br />
N A 't overlijden van Francois fcheen alles aan<br />
Karei de monarchij van Europa te beloven. De<br />
i Duitfche Lutheranen verë'enigden zich ten getale<br />
van honderdduizend, hebbende aan hun hoofd<br />
den keurvorst van Saxen en de landgraaf van<br />
Hesfen.' Karei tastte hen te Mulberg aan met<br />
een min talrijk heir, en de dapperheid van den<br />
jongen hertog van Alva maakte het meerder ge-<br />
: tal der Protestanten van weinig nut. De keurvorst<br />
wierd krijgsgevangen gemaakt en deszelfs<br />
aanhang verflagen. Terwijl alles famenliep ter<br />
l vermeerdering der grootheid van Karei, bezielde<br />
[ de ijverzucht over zijnen voorfpoed gansch Europa<br />
tegen hem. Engeland gaf bijftand aan de<br />
Duitfche protestanten, de keurvorsten, het fterkst<br />
: aan Karei gehegt, verklaarden zich voor hen,<br />
. So-
448 H E E E N D A A G S C H E LES VIE<br />
Soliman verfcheen in Hongarije. Hendrik II, de<br />
nieuwe koning van Frankrijk, hernam verfcheide<br />
fteden in Lotharingen, en de paus zelf begunstigde<br />
heimelijk de vijanden des keizers. Het Lutherdom<br />
zegevierde. De onderneming van Karei<br />
tegen Metz mislukt zijnde, wierd hij te Eisleben<br />
geflagen, en voor zijne onderdanen de vlucht nemende,<br />
was hij verplicht voor zich zei ven een<br />
wijkplaats te zoeken in de rotzen der Alpen.<br />
Deze wending der fortuin 1'chrikte hem niet af;<br />
maar door zijne kloekheid, werkzaamheid, en<br />
vooruitzichten verfchafte hij zich fpoedig de overwinning<br />
en den vrede. Daar na verfcheen Karei<br />
niet weder aan 't hoofd der legers. Met de jicht<br />
gekwelt, uitgeput door de vermoeijenisfen van<br />
een werkzaam leven, nam hij een befluit, het<br />
welk gansch Europa verbaasde; hij ontdeedt zich<br />
van zijne krooneu, welke hij verdeelde tusfehen<br />
zijnen zoon en broeder en zag naar het geluk uit<br />
in eenen afgezonderden levenftand, waar in hij ,<br />
na twee jaren doorgebragt te hebben in de geftrengheden<br />
van eene godsdienstige tucht, een<br />
leven eindigde vol onrust en beroering.<br />
DE gebeurtenisfen van de andere koningrijken<br />
en ftaten van Europa, gedurende dat tijdvak,<br />
verdienen dechts eenige weinige algemeene opmerkingen.<br />
Te Rome zien wij het hatelijk pausfehap<br />
van Alexander VI, de onduimige regeering van<br />
Julius II, de fchitterende dagen van Leo X, het<br />
zwak
LES vn. G E S C H I E D E N I S . 449<br />
zwak en minder gedrag van Adrianus VI, de<br />
zucht van Clemens VII. voor de letteren, de<br />
ftaatzucht van Paulus III. ter bevordering zijner<br />
familje, ter begunstiging van Welke hij Parma<br />
en Placentia tot vorstendommen verhief, het niets<br />
beduidend pausfchap van Julius III, die ontbloot<br />
was van begaafdbeden en deugd, en eindelijk dc<br />
kortftondige regeeringen van Marcellus II. en<br />
van Paulus IV.<br />
DE hertogen van Savoij'c ondervonden niet<br />
dan rampen cn waren altoos -de flagtöffers geweest<br />
van de twee groote mogendheden, die de<br />
wereld fchokten. De rampfpoedige Karei III.<br />
Bet flechts een gering erfdeel na aan zijn' zoorf,<br />
Philebert, die eenigzins fchitterde onder de helden<br />
van het volgende tijdvak. Genua, welke<br />
haar vrijheid verfchuldigt was aan den grooten<br />
Doria en ten naasten bij dezelve zoude verlooren<br />
hebben door dc ftaatzucht van Fiesco, werd alle<br />
bare volkplantingen ontnomen, en worftelde met<br />
moeite tegen Corfika, welk eiland thans voor<br />
haar verloren is, Venetië wist door hare ftaatkunde,<br />
de rampen te herftcllen, welke'het verbond<br />
van Kamerijk haar had tocgebragt; doch<br />
zij verloor den handel van 't oosten, en de Turken<br />
ontnamen haar hare waardigfte bezittingen.<br />
Florence, na zeer vreemde cn fchielijke omwentelingen<br />
ondergaan te hebben, verviel eindelijk<br />
tot flavernij en de Medicislëri waren volftrekt<br />
Ff mees- -
4.50 H E D E N D A A G S C H E LES VIL<br />
meesters van die dad, na liet overlijden van Phi<br />
lippus Strozzi.<br />
ENGELAND werd gefchokt door groote omwentelingen<br />
onder de regeering van Hendrik VIII.<br />
Anna Bullen verloor haar hoofd op een fchavot.<br />
Janna Seijmour, de moeder van Eduard, ftierf<br />
in't kraambedde. Anna van Cleef werd, na eene<br />
echtverbindtenis van zeven maanden met Hendrik,<br />
van hem gcfcheiden. Katharina Howard eindigde<br />
hare dagen door dc handen des gewonen fcherprechters<br />
en Katharina Par, zou het zelfde lot ondergaan<br />
hebben, had zij zich niet ïchrancler weten<br />
te gedragen. Wolfeij, alle zijne bedieningen ontnomen<br />
en met den dood bedreigt, ftierf van hartzeer.<br />
Lord Cromwel, na 't vertrouwen van Hendrik<br />
bezeten te hebben, werd door dien verfchrikkelijken<br />
monarch verbannen en aan deszelfs grilligheden<br />
opgeöffert. Fisher en Sir Thomas Mortis<br />
ftierven op bet fchavot. Alles fidderde voor<br />
den dwingeland. Het Parlement, bet zij uit vrees<br />
het zij uit bloohartigheid, bekrachtigde met deszelfs<br />
gezach de ongerijmdfte wetten en voegde<br />
zich naar Hendriks dwaze grilligheden. Dan,<br />
niettegenftaande het onderst boven keeren der orde<br />
van burgerlijke en godsdienstige zaken, genoot<br />
het koningrijk eene volmaakte rust; het<br />
recht werd onpartijdig bedient; de Schotten werden<br />
geflagen, en Engeland wierd buiten 's lands<br />
befchouwt als dc mogenheid, welke het evenwigt<br />
kou
LES vu. GESCHIEDENIS.<br />
kon houden tusfehen den keizer cn den koning<br />
van Frankrijk. Na 't overlijden van den geftren-<br />
gen Hendrik, voerde de hertog van Somerfet,<br />
oom van 's moeders zijde van Eduard VI. en<br />
deszelfs voogd, de hervorming in Engeland in,<br />
De drceken van Dudleij, graaf van Warvvick en<br />
naderhand hertog van Northumberland, verniel<br />
den den hertog van Somerfet, zijnen weldoener,<br />
verwierven het vertrouwen van Eduard en over<br />
reedden hem de kroon te laten aan Ladij Janna<br />
Greij, ten nadeelc zijner beide zusters cn der<br />
koninginne van Schotland. Eduard's ontijdige<br />
dood fchcen aan dc familje van den ftaatzuchti-<br />
gen Warwick den weg te banen tot den throon.<br />
Zijn zoon, Lord Guildford, was gehuwt aanjan-<br />
. na Greij, die, volgens den ïaatften uitte:den wil<br />
des jongen prinfen tot den throon geroepen was.<br />
Doch Maria, dochter van Hendrik VIII, wist<br />
dc oogmerken van den regent te verijdelen. Zij<br />
werd tot koninginne verklaart cn 'er had eene al<br />
gemeene omwenteling plaats in den godsdienst.<br />
Cranmer, de voord-ander en deun der hervor<br />
ming, viel in ongenade en de Roomfche bisfchop<br />
pen wierden aan 't hoofd der Staatszaken geplaatst.<br />
Maria huwde aan den aartshertog Philippus, zoon<br />
des keizers, en onderlcheidde hare regeering door<br />
de bloedigdc te recht Hellingen. De onfchuldf<br />
ge Janna benevens haren waardigen gemaal waren<br />
de eerde flagtöffers. De brandfrapels werden<br />
door gansch Engeland aangcituken en de barbaar-<br />
Ff 2 fehs
452 H E D E N D A A C S C H E LES vn.<br />
fche ftaatsdienaars van de dweepzuchtige en bloeddorstige<br />
Maria wierpen geleerde cn vrome mannen,<br />
achtbare kerkvoogden, vrouwen en kinderen<br />
in de vlammen. Laten wij een fluier halen<br />
over deze afgrijzelijke tooneelen, welke enkel<br />
door de wreedde dweepzucht konden worden<br />
• voortgebragt, vooral toen die dweepzucht heerschte<br />
in de bloeddorstige ziel van Maria.<br />
D E uitwerkzelen der Roomfche wreedheid<br />
werden in Schotland gevoelt onder de regeering<br />
van Maria Stuart. Kardinaal Beatdn veroordeelde<br />
eenen Wishart als ketter, en dat onrechtvaardig<br />
én onchristelijk vonnis had ten gevolge de verfchrikkelijkde<br />
wraak; de Kardinaal fchoot 'er<br />
het leven bij in en Schotland werd ingewikkeld<br />
in die rampen, welke meer of min heerschten in<br />
alle de deelcn van Europa, waar het volk pogingen<br />
deedt om het juk van godsdienstige flavernij<br />
aftewerpeu en voor zich zeiven te denken.<br />
SWITZERLAND was niet bevrijd van de onlusten,<br />
welke het overige van Europa beroerden.<br />
De hervorming kreeg voet in dat land en verbitterde<br />
de Rooms-katholijken tegen de Protestanten.<br />
De Kantons, welke de gevoelens van<br />
Zwingelius niet wilden aannemen, namen de wapens<br />
op tegen hunne broederen. 'Er viel een<br />
bloedig gevecht voor, waar bij de Protestanten<br />
te kort fchoten; doch Let vooruitzicht op de<br />
ram-
LES vn. G E S C H I E D E N I S . 4^3<br />
rampen, welke hun land bedreigden, deedt hun<br />
gezond verftand ontwaken; de beide partijen lagen<br />
hunne wapens neder en kwamen onderling<br />
over een, dat elk Kanton de vrijheid zou .hebben<br />
dien godsdienst en eerdienst te kiezen, welke<br />
men het best achtte. Omtrent dien tijd nam Gelieve<br />
de gedaante aan van een Gemeenebest, ontdeedt<br />
zich van de heerfchappij hares bisfehops<br />
en van den hertog van Savoije, nam de leerftellingen<br />
cn kerktucht aan van Calvijn en herdelde<br />
het zachte bewind eener volksrcgeering.<br />
IN 't noorden zien wij nieuwe ftaten opkomen.<br />
Albert van Brandenburg, groot-meester der Duitfche<br />
orde omhelsde de hervorming, hield de<br />
landfehappen, aan de ridders onderworpen, aan<br />
zich, en lag den grondflag van het koningrijk<br />
Pruisfen. Polen vertoont niet veel beduidende<br />
oorlogen met Rusland en eenige' veroveringen,<br />
als die van Mazovia en het vruchtbare Livoniè'.<br />
Rusland wierd,beheerscht door dwingelanden, die<br />
na dat zij de Tartaren verdreven hadden, hunne<br />
onderdanen een ijzer juk oplagen.<br />
VAN alle de koningrijken van 't noorden verdienen<br />
in dat tijdvak Zweden en Deenmarken 's<br />
lezers meeste oplettenheid. Zweden verzaakte<br />
nogmaal het verdrag van Calmar, verbrak alle<br />
verbintenis met Deenmarken en verhief Steno<br />
Stur tot de waardigheid van regent van 't ko-<br />
Ff 3 ning-
454 H E D E N D A A C S C H E LES vn,<br />
ujrjgrijk, deze maakte zich berucht door zijne<br />
deugden cn overwinningen. Na den dood van<br />
dien held, wikkelde de ftaatzucht en het zinneloos<br />
gedrag van den jongen Troll en den aartsbisfehop<br />
van Upïal de natie in onheil en ellende.<br />
Zij verëem'gden zich met Christiern II, den dwingeland<br />
van Deenmarken, maakten een famenzwecring<br />
tegen hun land en wekten alles tot een'<br />
opftand. Te vergeefsch veroordeelde de Zweedfche<br />
fenaat den oproerigen aartsbisfehop, ontnam<br />
hem zijne waardigheid en floot hem in hechtenis,<br />
dit alles bezorgde geen rust aan 't koningrijk.<br />
'Er kwamen nieuwe ftorracn op in Zweden<br />
; Paus Leo X. fchoot zijnen kerkdijken blanblixem<br />
tegen de natie. Christiern, in Zweden<br />
gerukt zijnde, verwoestte het land te vuur cn te<br />
zwaard en belegerde Stokholm. De regent Steno,<br />
na de troepen van Christiern geflagen en<br />
hem tusfehen de ftad en de zee te hebben ingcfloten,<br />
was onvoorzichtig genoeg het oor te leencn<br />
aan vredqs voerflagen, welke Christiern hem<br />
deedt. De Beenfchc monarch vorderde dat Gustavus<br />
Vafa zich naar zijn leger mogt begeven om<br />
over vrede met hem te handelen, doch niet zoo<br />
haast was die jonge vorst, de afftammeling der<br />
oude Zweedfche koningen, in zijne magt of hij<br />
begaf zich naar Deenmarken. Meester van Gustavus<br />
zijnde, maakte Christiern toebereidzelen<br />
tot eenen nieuwen oorlog. Hij gaf het bevel<br />
over de troepen, welke Frankrijk hem verfchaf-<br />
te,
EES VIE GESCHIEDENIS. 455<br />
te, aan Otho, een Duitfcher. De Deenen deeden<br />
eene landing in Zweden. De regent verloor zijn<br />
leven in een bloedig gevecht op het bevrozen<br />
meir Veter, cn de natie werdt ecu prooi der<br />
Deenen. Christiern, meester van Stokhohn en<br />
van 't ganfche honingrijk, liet veele bisfchoppen,<br />
raadsheeren, heeren en vrouwen van hoogen rang<br />
ter dood brengen, en zijne foldaten, met het<br />
zwaard in de vuist op het volk aanvallende, dee<br />
den dc ftraaten ftroomen van het bloed van dui<br />
zenden. 'Er ontbrak, flechts een enkel flagtöffer<br />
om de woede te verzadigen des barbaarfchen<br />
Christicrns, en dat flagtöffer was Gustavus; doch<br />
die vorst was zijnen verweldiger ontfnapt. De<br />
gefchiedenis levert geen belangrijker ftuk dan<br />
de befchrijving van 't gedrag des jongen Gustaafs<br />
in deszelfs akeligen toeftand. Een gevoelige ziel<br />
fchept vermaak hem in zijne vlucht te volgen<br />
van Lubce en Colmar, hem door 't leger zijner<br />
vijanden te zien trekken op een kar met ftroo<br />
beladen. Behouden ' in Zweden aangekomen,<br />
wilden zijne bloedverwanten en vrienden hem<br />
niet begunstigen, zijne leenmannen wilden hem<br />
geen hulp verleenen, en de monnikken van een<br />
godsdienstig gebouw, door zijn' vader geftigt,<br />
weigerden hem een ichuilplaats; hij verborg zich<br />
in de fchuur van iemand,'die een huisbediende<br />
had geweest bij zijn' vader en van wien hij ver<br />
nam dat zijne familje door de handen des fcherp-<br />
rechters was omgebragt. Vreezende in zijne wijk-<br />
Ff4 plaat-s
456 H E D E N D A A G S C I I E LES VIL<br />
plaats ontdekt te worden, begaf hij zich naar<br />
Dalecarlië, vergezelt van een gids, die hem beroofde<br />
en verliet. In 't gebergte omzwervende<br />
en gebrek aan voedzel hebbende, was hij gedwongen<br />
zich te verhuren bij een mijn-werker.<br />
In dien ftaat werd hij gefeest van een vrouwsperiöon<br />
en door haar gebragt tot een heer, die<br />
eenig verlangen betoonde om' hem te dienen.<br />
Nogmaal werd hij door een' gewaanden vriend<br />
onderhouden cn verraadt». Een land-paftoor<br />
verborg hem, aan dezen deelde hij zijne oogroerken<br />
ter verlosfinge zijns lahds mede, cn deze<br />
overreedde hem zich te vervoegen tot de boeren.<br />
Gustavus vond dien raad goed, en verzamelde<br />
dezelven op kersdag, ontdekte hun wie hij was,<br />
deedt hen het befluit nemen om het Dcenfche<br />
juk aftewerpen en ftelde zich aan hun hoofd:<br />
Zie daar het begin zijn's voöripoeds. Met een<br />
leger, 't welk bij aanhoudenheid aanwies, dreef<br />
hij de Deenen uit de Zwcedfche Landfchappcn,<br />
deedt zich tot regent verklaren, maakte zich<br />
meester van Stokholm, wierdt door de ftaten tot<br />
koning van Zweden gekroont, en noopte Christiern<br />
de wijk te nemen naar Deenmarken, terwijl<br />
Troll naar Noorwegen trok om nieuwe onlusten<br />
aanteftoken. — Cp den throon gevestigt, wendde<br />
.Gustavus zijnen aandacht op de bevordering van<br />
het geluk cn den welvaart zijn's lands. Zijn hof<br />
werd het verblijf van befchaaftheid en pracht.<br />
Hij nodigde geleerde lieden naar zijn koningrijk<br />
te
LES VIL G E S C H I E D E N I S . 457<br />
te komen. Orde en 'geregeldheid werden in 't<br />
beduur der geldmiddelen ingevoert. De troepen<br />
werden beter geöeffent, en Zweeden nam eene<br />
nieuwe gedaante aan. Om hem tot een waar<br />
koning te maken, bleef 'er flechts nog eene groote<br />
zaak te verrichten; deze was de vermogende,<br />
rijke en oproerige geestelijkheid te vernederen,<br />
waar toe hij het beste middel meende te zijn het<br />
invoeren van de hervorming in zijne ftaten. Hij<br />
ondernam deze gcwigtige omwenteling enflaagde.<br />
Olaus Petri werdt geplaatst aan 't hoofd der hervormde<br />
Zweedfche kerke. Deze verandering baarde<br />
eenige beroertens, welke ten Voordeele van<br />
Gustaaf beftuurt werden. Meester van de geestelijkheid,<br />
vernederde hij den adel, maakte zich<br />
zelf een onafhanglijk monarch, verklarende den<br />
throon erflijk, het overige zijner dagen wijdde<br />
hij aan 't geluk zijner onderdanen.<br />
IN Deenmarken, na de zwakke regcering van<br />
Johannis I, werd Christiern II, uit Zweden gedreven<br />
zijnde, door Gustaaf, en fteeds aanhoudende<br />
dc Deenen op de geweldigfte wijze te behandelen,<br />
van den throon gebonstdoor zijne eige<br />
onderdanen, die hem verachtten en verfoeiden.<br />
Zijn neef Frederik, die in zijne plaats verkoren<br />
werd, poogde te vergeefsch Zweeden te herwinnen.<br />
Verplicht Gustaaf te erkennen, verijdelde<br />
hij de ondernemingen van Christiern, die uit de<br />
gevangenis ontfnapt, wederom naar de kroon<br />
Ff 5 trach-
mgS H E E E N E - A A G S C H E EES VH.<br />
trachtte, welke hij door zijn dolzinnig gedrag<br />
verboren had. Troll fnenveldc in een velddag,<br />
Christiern werd nogmaal de gevangen zijn's opvolgers,<br />
en de edelmoedige Frederik lag zich in<br />
zijn bewind toe om den welvaart zijner onderdanen<br />
te bevorderen. Christiern III, die zijn vader<br />
Frederik opvolgde, nodigde de konsten en wetenfehappen<br />
naar Deenmarken en voerde 'er de<br />
hervorming in.<br />
PORTUGAL werd eiken dag meer en meer<br />
berucht door de ontdekkingen van deszelfs Icheepslieden<br />
cn door de veroveringen van deszelfs vloothoofden.<br />
Gedurende dat tijdvak en onder de regeering<br />
van den grooten Emmanuël, zeilde Vasco<br />
de Gama om de kaap de goede hoop, drong<br />
door in den oosterfchen oceaan, zeilde zesduizend<br />
zeemijlen kusts af, ftcvende naar de Indien cu<br />
kwam te Calicut aan, daar hij den naam der<br />
Portugeczen deedt eerbiedigen; Almeidda zette<br />
zijne ontdekkingen nog verder voort en begon<br />
den handel, welke Egijpte verrijkt had. Alburquerque<br />
ontdekte de uiterfie eindpalen yan Afia,<br />
vermeesterde Malabar, vestigde Goa, vond de<br />
Eilanden van Ceilon, Sunda en de Molukken en<br />
zond de diamanten, paarlen, indigo en lpeccrijeu<br />
van 't oosten naar Lisbon. Alvarez dc Cabrel,<br />
ten zeiven tijde naar 't westen zeilende, landde<br />
in Brafilié' in Zuid-Amerika en vestigde daar<br />
eene volkplanting, welke op heden nog eene der<br />
ver-
LES VII. G E S C II I E D E N I S. 455<br />
vermogende is van alle die aan Portugal behooren.<br />
Onder de regeering van Johannes II. bereikten<br />
de Porttigeezen, die hunne ontdekkingen<br />
bleven voortzetten, China en maakte dat rijk bekent<br />
aan Europa. De vermeestering van het Eiland<br />
Hainan, in 't midden van 't welke zij Macao<br />
bouwden, de ontdekking van Japan, het<br />
welk de bron werdt van eenen verbazenden handel<br />
en het tooneel des ijvers van Francois Xavier,<br />
verhief Portugal ten toppunt van roem cn<br />
vermeerderde aanmerkelijk deszelfs rijkdom-:<br />
D E jaarboeken van Turkijen leveren, in dat<br />
tijdvak, den lezer de ontthrooning van Bajazet,<br />
die geene bekwaamheid had om te regeeren; de<br />
ivrede en wakkere regeering van zijnen zoon Selim,<br />
benevens de uitmuntende overwinningen van<br />
Soliman II, deszelfs oorlogen in Flongarijé',<br />
Duitschland en Afrika met het huis van Oostenrijk<br />
en zijne roemrijke verrigtingen in Afia,<br />
D E H E R V O R M I N G .<br />
D E oude en hedendaagfche gefchiedenis van 't<br />
menschdom levert ons geen gewigtiger omwenteling<br />
dan die de hervorming in 't begin der zestiende<br />
eeuw te weeg bragt. Misleiden heeft<br />
geene omwenteling zulk eenen algemcenen invloed<br />
gehad op de nijverheid der natiën op de<br />
regeering der koningrijken, dc zeden der menfehen,<br />
den voortgang der wetenfehappen en op<br />
de
460 H E D E N D A A G S C H E LES VIE<br />
dc maatfehappij in 't algemeen. Dc lezer weet<br />
reeds welk eene buitenfporige magt de pauzen<br />
verkregen hadden in geestelijke en wereldlijke<br />
zaken. Gansch Europa bukte onder 't juk van<br />
Rome en fidderde op den naam van Paus. Zij,<br />
die van tijd tot tijd zich ftoutelijk onderwonden<br />
deze geduchte magt te weêrftaan, hadden niet<br />
geüaagt. Keizers, koningen en volken hadden<br />
te vergeefsch kracht, godsdienst en wetenfchap<br />
m 't werk gepelt om hunne kluisters te verbreeken.<br />
's Pauzen throon bleef onwrikbaar en deszelfs<br />
vijanden waren, na vergceffchc pogingen,<br />
verplicht zich flaven tc erkennen van den Roomfchen<br />
doel. Onafgebroken zegepraal over de<br />
Christenwereld fcheen het volftrckt gezach der<br />
Pauzen onwrikbaar te vestigen. Dan, daar is<br />
een bepaalden tijd voor alles. De Voorzienigheid<br />
had het voor een onaanzienlijk bijzonder<br />
mensch bewaard dezen geduchten throon aan 't<br />
waggelen te brengen, Romens oppervorst van de<br />
helft van deszelfs rijk te verdeken en de andere<br />
helft te verwrikken; de menfehen optcwekken<br />
uit dien diepen flaap, waar in zij verzonken lagen,<br />
en hun de lamp der rede en des godsdienst<br />
voortehouden, waar door zij de dwalingen, de<br />
bedriegerijen en de overheerfchingen der Latijnfche<br />
kerke zien mogten en vooral ontwaren de<br />
ellende van hunnen flaaffchen toeftand. Luther<br />
was de bewerker of liever het werktuig dezer<br />
gedenkwaardige omwenteling. Geboren te EJSIC-<br />
ben,
LES vu. GESCHIEDENIS. 461<br />
ben, in Saxen, van geringe ouders,'wierd hij<br />
in een klooster van Augustijner monnikken be<br />
itelt, 'waar hij fpoedig zich deedt ondcrfcheiden<br />
door zijne groote vlijt in de letteröeffening, door<br />
zijnen doordringenden geest en bóven al door<br />
eene gemakkelijke en ftoute wijze van zich uit-<br />
tedrukken. Hij werd tot leermeester in de wijs<br />
begeerte aangeftelt te Wittemberg en reeds fpoe<br />
dig tot den rang van hoogleeraar in de Godge<br />
leerdheid ter zeiver ftede, waar hij zeer veel<br />
aanzien verwierf. Ten zeiven tijde wilde Leo X.<br />
de prachtige S-. Pieters kerk te Rome voltooit<br />
hebben, doch zijn fchatkist uitgeput zijnde, open<br />
de hij eene fchatting van aflaten. Deze werden<br />
van Rome verzonden om in Duitschland verkogt<br />
te worden; de Dominicanen werden met de uit-<br />
veiling daar van belast. Nooit was 'er een zoo<br />
fcbandelijk misbruik gemaakt van de aflaten. De<br />
zelve werden .openlijk als een markt-waar ver<br />
kogt en zelfs met de grootfte onbetaamlijkheid<br />
in herbergen cn bierkroegen uitgevent. Men liet<br />
ze uitroepen als hemelfche gunstftukken, welke<br />
de kracht bezaten om de gruwelijkfte misdaden<br />
uittewisfchen. Dit ftrekte tot aanmoediging en<br />
vermeerdering van allerlei zoort. van ondeugden.<br />
De boozen werden door geen vrees afgefchrikt<br />
van 't plegen van misdaden. Hier uit is ligt op-<br />
temaken hoe gevaarlijk dat leerftelzel ware voor<br />
de maatfehappij, vooral in een tijd toen de ftem<br />
van 't geweten gefraoort werd door 't bijgeloof<br />
en
462 H E D E N B A A G S C H E LES VIE<br />
en de rede en ware godsdienst bijna niets vermogten<br />
tegen een zwerm van ongerijmde dwalingen.<br />
De Augustijner monnikken, bet zij uit<br />
een affcbuwen van dit lecrftclzel, of uit hoofde<br />
der misbruiken, die men 'er van maakte, of<br />
wel uit ijverzucht, gelijk zommige mecnen, kozen<br />
Luther om te prediken tegen de aflaten en<br />
tegen de genen, die 'er mede te koop liepen.<br />
De jonge monnik begaaft met eene levendige<br />
verbeelding en gewapend met den fakkel der rede<br />
en der heilige fchrift, voer met groote kracht<br />
van welfprekenheid uit tegen deze verderflijkc<br />
leerftellingen, wees de ware grondbeginzels deiaflaten<br />
aan, verkoelde den ijver der koopers en<br />
aangemoedigt door dezen gelukkigen uitflag, ging<br />
hij in zijne ontwerpen nog verder. Hij toonde<br />
en tastte de overheerfchingen en dwalingen der<br />
Roomfche kerke aan; in één woord hij rukte<br />
den fluier af, welke deze dingen voor 't oog der<br />
wereld bedekte: de throon der Pauzen geraakte<br />
daar op aan 't waggelen. Leo, die, in den beghme,<br />
Luther veracht had, begon nu verlegen<br />
te worden wegens den voortgang van den hervormer<br />
en dagvaarde hem voor zijn gerichts-hof<br />
te Rome. Frederik van Saxen, die Luther bcfchermde,<br />
verkreeg de gunst dat deszelfs zaak<br />
onderzogt mogte worden in Duitschland. Luther<br />
verfcheen op de rijksvergadering te Augsburg<br />
onder een vrij geleide van keizer Karei. Kardinaal<br />
Cajetanus, die zijn rechter was, weigerde<br />
hem
LES vu. G E S C H I E D E N I S . 463<br />
hem te hooien en wilde hem nopen de dwalingen,<br />
welke hij wegens de aflaten en den aart<br />
van 't geloof geleeraart had tc herroepen. Luther<br />
weigerde zulks, beriep zich op eene algemeenekerkvergadering,<br />
week heimelijk uitAugsburg<br />
en keerde naar zijn eigen land weder, gevolgt<br />
van verfcheide nieuwe geloofsgenoten. Tot<br />
hier toe had Leo zich vergenoegt met bedreigingen;<br />
dan, daar de hervorming veld won, donderde<br />
hij zijne vervloekingen uit en verlangde<br />
niets zoo zeer dan den genen te ftrallën, dien hij<br />
als de oorzaak daar van befchouwde. 's Pauzen<br />
vonnis tegen Luther uitgefproken vergramde den<br />
hervormer des te meer; door zijnen vorst en<br />
landsman befchermt, beriep hij zich op nieuw<br />
op eene algemeene kerkvergadering, hieldt den<br />
Paus voor den Antichrist, verbrandde te Wittcmberg<br />
de bulle van uitfiuiting, tastte de geïiefdfte<br />
leerflellingen van de Roomfche kerk aan en fprak<br />
met verachting van hare plechtigfte kerkgebruiken.<br />
Karei V. gaf, op verzoek van Leo, aan den<br />
hervormer bevel van tc verfchijnen cp dc rijksvergadering<br />
te Worms. Luther kwam, fprak<br />
met eene ftoutmoédige befcheidenheid, betuigde<br />
dat hij misfehien in zijnen ijver te ver gegaan<br />
ware, maar weigerde tevens zijne gevoelens te<br />
herroepen, ten ware men hem van derzeiver<br />
valschheid konde overtuigen. Noch belofte noch<br />
bedreigingen konden hem van befluit doen veranderen,<br />
zijne onverzettelijkheid ontrustte de<br />
Room-
4Ö4 H E B E N B A A G S C H E LES VIE<br />
Roomfche geestelijkheid, en men doeg aan Karel<br />
voor het voorbeeld te volgen van Sigismond,<br />
die, in weerwil der trouw eener vrijgeleide,<br />
Jan Hus en Hieronimus van Praag ten brandftapel<br />
had overgelevert. De keizer, die zich niet<br />
wilde bezoedelen met eene zoo hatelijke misdaad,<br />
ftond aan Luther toe te rug te keerén, maar kort<br />
daar op werd 'er in 's keizers naam en op gezach<br />
der rijksvergadering een geftreng vonnis tegen<br />
hem afgekondigt, waar bij aan alle vorsten verboden<br />
werd hem lijf berging te verkenen en gelast<br />
hem aantehouden zoo haast de tijd zijner<br />
vrijgeleide zoude afgeloopen zijn. De keurvorst<br />
van Saxe durfde niet beftaan hem openlijk te befchermen,<br />
maar verborg hem in een kasteel,<br />
waar hij zich veilig bevond voor de woede zijner<br />
vijanden, tijd had zijne gevoelens bij een te fameien<br />
en aan zijne leerftellingen eenen behoorlijken<br />
vorm te geven. De leerftellingen der Roomfche<br />
kerk wierden het eerst door hem aangevallen;<br />
hij erkende Hechts twee Sacramenten, de<br />
Doop en 's Heeren avondmaal, befehouwende<br />
het overige als uitgedagt door eigenbelang, en<br />
aangenomen door bijgeloof. Hij verwierp de aanroeping<br />
der heiligen, niet alleen als nutteloos,<br />
(naar als afgoderij; de gebeden voor de afgestorvenen<br />
merkte hij aan als een ftrik voor de geloovigen;<br />
het vagsvuur als eene ongerijmdheid<br />
door de baatzucht der kerkdijken verzonnen, en<br />
de oorbiegt als eene bclachlijke plechtigheid.<br />
De
I<br />
EES vit. GESCHIEDENIS* $6$<br />
De leerftukken van de medezelfftandigheid, het<br />
rechtveerdiginakcnd geloof en de voorbefchikking<br />
waren zijne begunstigde ftellingen. Van de leer<br />
ftukken ging hij over tot het beduur der kerke.<br />
Hij hield ftaande dat de Paus buiten het ftift van<br />
Rome geen gezach had; dat het rechtsgebied der<br />
I bisfchoppen enkel gegrond is in de keur der<br />
J Christenen. De meeste kerkelijke onderfcheidin-<br />
gen befchouwde hij als het uitwerkzel van ker<br />
kelijke dwinglandij. De rijkdom der geestelijken<br />
handelde hij als eene misdadige overheerfching.<br />
Hij toonde aan dat de ongehuwde ftaat een bron<br />
was van veelvuldige misbruiken; en dat de gods<br />
dienstige geloftén, waar door het huwelijk belet<br />
word, ftrijdig zijn met den aart van 't Euangcli-<br />
um.' Hij ontfloot de kloosters, maakte dat de<br />
Priesters huwden, en nam zelf eene Katharina<br />
Bore, een non, tot zijne wettige vrouw; maande<br />
de vorsten aan de hand te leggen op den rijk-<br />
! dom der geestelijkheid, een gedeelte daar van<br />
aan zich te houden en het overige te bedreden<br />
aan 't ftichten van Collegien en gasthuizen, ter<br />
i aanmoediging van vlijt en nijverheid en tot het<br />
herdeden van openbare wegen. Zulke redelijke<br />
en prijswaardige oogmerken zetten den keurvorst<br />
. van Saxe meer dan ooit aan hem te belchermen.<br />
Van dien tijd .af had Luther het genoegen zijne<br />
leerftellingen te zién omhelzen van zijn land, het<br />
welk tevens de hervorming aannam. Van Saxe<br />
gingen zijne gevoelens over naar Hesfc, welk<br />
Gg land
4.6Ö H E E E N D A A G S C H E ' LES VIE<br />
land benevens een groot gedeelte van 't noorden<br />
van Duitschland insgelijks hervormt werd. Een<br />
groote menigte Discipelen ondèrfteünde zijne pogingen,<br />
Melanchton, een der fraaiftc vernuften<br />
van zijn tijd, was de voornaamfte fteun der Lutberfche<br />
hervorming en bragt aan dezelve veel<br />
achtbaarheid toe door zijne kundigheid en gematigdheid.<br />
Ten zeiven tijde verfpreide vrome en<br />
ijverige lieden dc hervormde leerftellingen door<br />
Europa. Bucer bragt dezelven in de keizerlijke<br />
fteden aan den Rhijn, en Olaus in Zweden deszelfs<br />
geboorteland. Welk een zegepraal voor<br />
Luther de helft van Europa zich te zien ontdoen<br />
van het Roomfche juk, geheelc koningrijken zijne<br />
gevoelens te zien aannemen, terwijl een. vermogenden<br />
aanhang hem kwam raadplegen cn eerbiedig<br />
zijne uitfpraken aannemen! welk een roem<br />
voor dezen hervormer; dc wereld verandert, de<br />
gemoederen der menfehen verlicht, het eerfte<br />
Christendom herftelt en de heilige fchrift aan<br />
een iegelijk ten gebruike gegeven te hebben, en<br />
vreedzaamlijk te fterven te midden zijns huisgczins,<br />
zonder vrees, zonder wroeging.'<br />
HET karakter van den vader der hervorming,<br />
't welk zoo uitmuntend wel gemaald is door eenen<br />
vermaarden gefchiedfehrijver, zal ik, voor<br />
mijnen lezer, hier laten volgen. Luther ftierf in<br />
zijne geboorteftad Eislcben, aan eene ontfteking<br />
in de maag, in het drie en zestigfte jaar zijns<br />
ou-
LES vri. G E S C H I E D E N I S . 467<br />
ouderdoms. Daar deze groote hervormer het<br />
middel was, van 't welk de Voorzienigheid zich'<br />
bediende in het te weeg brengen dezer aanmer<br />
kelijke en gelukkige omwenteling, vind men in*<br />
de afbeelding zijns karakters eene treffende te-<br />
• gendrijdigheid, naar mate het zelve door vijah-<br />
: den of vrienden wierd afgemaald' De eerden,<br />
• gebelgt over zijn gedrag en dol van woede te<br />
zien hoe hij, met een opgeheven hand, alle de<br />
. gronden van hun geloof en de voorwerpen vari<br />
> hunnen eerbied en van hunne liefde omverwierp,<br />
j hebben hem niet alleen de onvolmaaktheden erf<br />
gebreken van den mensch, maar alle de hoeda<br />
nigheden van een vriend des fatans te last ge*<br />
legt. De anderen, hem befchouwende als dc<br />
hcrdeller der Christelijke vrijheid, waren zo'o'<br />
i vol van een dankbare bewondering, dat zij heirï<br />
meer dan menfchelijke volmaaktheden hebben<br />
tocgeé'igent cn zijne daden ten naasten bij met<br />
dezelfde verrukking befchouwde als alleen aan<br />
die van Jefus Christus, de propheten en aposte<br />
len toekomt. „ 't Is uit zijn eigen gedrag, niet<br />
„ uit den vergrootten lof of de verzwaarde be-<br />
! „ rispingen zijner tijdgenoten, dat de tcgenwoor-<br />
„ dige eeuw haar oordeel over hem moet velleriV<br />
te Zijn ijver in 't aankleven van 't gene hij -voor<br />
4, waarheid hield; zijne onverschrokkenheid in 't<br />
„ verkondigen dier waarheid; zijne bekwaamhc-<br />
„ den, zoo natuurlijke als verkregene, om de-<br />
- fa zelve te verdedigen cn zijne onvermoeide vlijt<br />
Gg 3 a is!
4
EES VIE GESCHIEDENIS. 469<br />
„ buiten zich zelve, met eene drift, welke zwak-<br />
„ ker gemoederen verbaasde, of vreemd voor-<br />
„ kwam aan lieden in geruster omdandigbeden.<br />
„ Door eenige zijner prijswaardige hoedanighe-<br />
„ den tot uitterdens te brengen, ging hij ibm-<br />
„ tijds de palen van 't goede te buiten en maak-<br />
„ te zich fchuldig aan daden, welke hem aan<br />
„ berisping bloot delden. Het vertrouwen, welk<br />
„ hij in de gegrondheid zijner gevoelens ftelde,<br />
„ verfchilde weinig van verwaandheid; zijn moed,<br />
„ om die gevoelens ftaande te houden, kwam<br />
„ nabij vermetelheid; zijne ftandvastigheid om<br />
„ van dezelven nimmer aftegaan, was weinig<br />
„ minder dan hoofdigheid, en zijn ijver, om zij-<br />
„ ne tegenpartijen te wederleggen, grensde zeer<br />
„ digt aan woede en onbefchoftheid. Gewoon<br />
„ alles der waarheid te onderwerpen, vorderde<br />
„ hij denzelfden eerbied voor haar 'van andere<br />
„ menfehen, en niets aan hunne zwakheden of<br />
1, vooröordeelcn toegevende, voer hij met ver-<br />
„ achting uit tegen alle de genen, die niet dag-<br />
„ ten gelijk hij. Toen men zich tegen zijne leer<br />
„ verzette, viel hij alle zijne tegenftreevers aan<br />
„ met even veel woede, zonder zich aan rang<br />
„ of verdienste te ftoren. Hij ontzag zelf de<br />
„ koninglijke waardigheid van Hendrik VIII. noch<br />
„ de begaafdheden en geleerdheid van Erasmus<br />
„ niet, maar bejegende hen even ruw en onbe-<br />
„ fchoft als hij Tetzel of Ecoius gedaan had.<br />
„ Dan, deze onbetaamlijkheid, aan welke Lu-<br />
Gg 3 ther
4?o H E B E N B A A G S C H I LES VIE<br />
„ tlier zich fchuldig maakte, moet niet geheel<br />
-„ aan zijnen driftigen aart worden toegefchreven;<br />
„ zij was gedeeltelijk het gebrek zijner eeuwe.<br />
„ J3ij een ruw volk, onkundig van die grondre-<br />
J? gelen, welke, door gedurig de hartstogten van<br />
„ elk in "t bijzonder tegen te gaan, dc maat-<br />
„ fchappij befchaven en de zeden verzachten,<br />
„ waren alle twistgeichillen heftig en fterk en<br />
„ zij drukten, in hunne natuurlijke taal, zonder<br />
,, de minste bedaardheid of ingetogenheid te la-<br />
„ ten blijken, de beweegingen uit, die zij ge-<br />
„ voelden. Dewijl in dien tijd alle werken van<br />
„ geleerde lieden m 't Latijn opgedclt werden,<br />
„ waren zij door het voorbeeld der beste fchrij-<br />
„ veren in die taal gewettigt, hunne tegenftree-<br />
,', vers met den fchamperden moedwil te bejegc-<br />
„ nenl daarenboven klinken alle onbetaamlijke<br />
en ruwe uitdrukkingen in eene doode taal zoo<br />
„ fcherp niet als in eene levende, waar van de<br />
„ bijzondere toonvallen en Ibrcekwijzcn gemcen-<br />
zamcr zijnde ook cnbefchofter voorkomen.<br />
„ WANNEER men iemands karakter wil op-<br />
,, maken, dient men hem te beöordcelen naar de<br />
beginzels en grondregels zijner eeuwe; want<br />
?, alhoewel deugd en ondeugd in alle tijden de-<br />
„ zelfde zijn, de zeden cn gewoontens verande-<br />
„ ren nogthans onophoudelijk, 't geen ons in 't<br />
„ gedrag \-an Luther als zeer berispelijk voor-<br />
?, komt, ergerde zijne tijdgenoten niet. liet wa-<br />
„ ren
LES VIE GESCHIEDENIS. 471<br />
„ ren zelfs eenige dier hoedanigheden, welke wij<br />
„ thans gercedelijk laken, die hem juist gefchikt<br />
„ maakten het groote werk te volvoeren, het<br />
„ welk hij durfde ondernemen. Om het mensch-<br />
„ dom, dat in onkunde en bijgeloof gedompeld<br />
„ lag, optcwekkcn, en de woede der dwceperij,<br />
„ die de magt in handen had, té bedtijden, was<br />
„ een hevigen ijver en een onverfaagt karakter<br />
„ noodig. Zachte uitnodigingen zouden noch ter<br />
,, ooren gekomen zijn noch aangefpoort hebben<br />
„ die genen die geroepen werden. Een bemin-<br />
,, nelijker maar min wakkere geest dan die van<br />
„ Luther zou de gevaren ontzien hebben, die<br />
„ Luther durfde tarten en wist té boven te ko-<br />
„ men. Omtrent het einde van zijn leven, zag<br />
„ men, fchoon zijn ijver of zijne begaaftheden<br />
„ niet zichtbaar verminderden, zijne lighaams-<br />
„ kwalen toenemen, zoo dat hij daaglijks geem-<br />
„ lijker, oploopener en ongeduldiger werd, wan-<br />
„ neer hij' wierd tegengefproken. Hij had het<br />
„ genoegen den verbazenden voorfpoed zijnes<br />
„ ijvers te beleven, een groot deel van Europa<br />
„ zijne leer te zien omhelzen en de grondvesten<br />
„ tc zien waggelen van den pausfelijken throon ,<br />
„ voor welken de grootde monarchen gefiddert<br />
„ hadden; dit maakte dat hij zich niet kon wc-<br />
„ derhouden blijken te geven van waan cn eigen-<br />
„ liefdeken hij zou, indedaad, meer dan mensch<br />
„ hebben moeten zijn, indien hij, zonder deze<br />
„ zwakheden te laten blijken, de groote dingen<br />
Ge 4 »• had
47* H E B E N D A A G S C H E LES VIE<br />
„ had konnen befchotiwen, welke door hem wa-<br />
„ ren te weeg gebragt." (y)<br />
't Is natuurlijk te veronderdellen dat toen de<br />
Europafche Christenen ontflagen waren van het<br />
flaaffche juk van Rome, en bevonden dat zij<br />
voor zich zeiven mogten denken, zij, met be<br />
trekking tot belpiegelendc leerftellingen van den<br />
godsdienst, alle niet eensgezind konden zijn. In<br />
dien dezelfde denkbeelden onderfcheiden indruk-<br />
zels maken op de menfchelijke gemoederen en<br />
geene twee perfonen volkomen eveneens denken,<br />
noch dezelfde onderwerpen in het zelfde gezicht<br />
punt befchouwen, hoe veel te meer moet zulks<br />
dan het geval zijn met de gevoelens en denkwij<br />
ze der menigte, en dit 's ook de reden waarom<br />
onze hervormers over fommige leerftellingen van-<br />
het Christendom zoo verfcbillend dagten en waar<br />
om zich verfchillende gezindheden in 't begin<br />
der hervorming op deden. Dan, hoe verdeelt de<br />
hervormers ook onder clkandcren waren in zaken<br />
van weinig aanbelang, allen nogthans kwamen<br />
daar in overeen, dat zij het pauzelijk gezach<br />
verwierpen. Zwinglius, leera'ar te Zurich, in<br />
Zwitferland, fchoon hij de hervorming omhels<br />
de, verwierp evenwel de medezelfftandigheid,<br />
hij loochende dc daadelijke tegenwoordigheid in<br />
't nacht-<br />
fy) Historie der Regeering van Karei V. vijfde deel bladz.<br />
9Ï—97-
LES vu. GESCHIEDENIS. 473<br />
't nachtmaal, befchouwde de leer van 't recht-<br />
veerdigmakende geloof als een gevaarlijk gevoe<br />
len', hield de verdienste der goede werken, wel<br />
ke ons wezenlijk nuttig maken voor onzen even<br />
mensen, ftaande, cn ging zelfs zoo verre van<br />
te beweeren dat Socrates, Aristides, Cato en al<br />
le groote mannen der oudheid niet onwaardig<br />
waren de hemelfche gelukzaligheid te genieten.<br />
De voorbefchikking kwam hem voor als een leer-<br />
ftuk ftrijdig met de rede, met den godsdienst en<br />
met de goede zeden. In andere ftukken was hij<br />
het met Luther eens en hij omhelsde diens ge<br />
voelens wegens de tucht en 't beftuur der ker<br />
ke. Het grootst gedeelte van Zwitferland naai<br />
het ftelzel van dien hervormer aan.<br />
JOHANNES Calvinus, geboren in 1509.' te<br />
Noijon, in 't zuiden van Frankrijk, kwam kort<br />
daar aan te voorfchijn en kan gerangfehikt wor<br />
den onder de vermaardfte hervormers. Hij ftem-<br />
de met Zwinglius overeen in 't verwerpen der<br />
medezelfftandigheid en de daadelijke tegenwoor<br />
digheid, maar verfchilde van hem in 't ftuk van<br />
het verdienstelijke der goede werken. Hij hield<br />
met Marthinus Luther de leerftellingen van het<br />
zaligmakend geloof en van de voorbefchikking<br />
ftaande, maar verfchilde van hem in zijne denk<br />
beelden wegens het kerkbeftuur, en was voor<br />
een volksbeftuur, dat is, dat alle Christen leer<br />
aars gelijk zijn in rang en in gezach. Hij be-<br />
Gg 5 werk-
0A H E B E N B A A G S C H E LES VII.<br />
werkte eene gedenkwaardige omwenteling in Gerieve,<br />
waar hij geëerbiedigt wierd als een apostel<br />
en gehouden voor den grondlegger van dat Gemeenebest.<br />
Volgens 't gevoelen van zommigen<br />
is de dood van Michiel Servetus, die om ketterij,<br />
te Geneve, openlijk verbrand wierd, in welk<br />
bedrijf Calvinus een voorname rol ipeelde, een<br />
onuitwischbare vlek voor den naam en voor de<br />
gedagtenis diens hervormers. Ieder verftandig<br />
bewonderaar van Calvijn moet het fmerten dat<br />
hij reden gegeven hebbe hem om zijnen vervolgzuchtigen<br />
geest met eene zwarte kool te tekenen.<br />
Wij, die tot een verlichter eeuw behooren, zijn<br />
overtuigt dat niets onbillijker noch godloozer zijn<br />
kan dan iemand om eenige van deszelfs gevoelens<br />
te ftraffen of te pijnigen. Doch zulke eene<br />
edelmoedige cn billijke denkwijze, zoo overeenftemmende<br />
met dc rede cn den Christelijken godsdienst,<br />
was voor tweehonderd jaren geenzins de<br />
heerfchende. Men was toen ter tijd van begrip<br />
dat gevoelens, welke vijandig fchcenen te zijn<br />
met den godsdienst, aan den lijve moesten geftraft<br />
worden, om die reden hebbe men den dood<br />
van Servetus eerder te wijten aan dc dwalingen<br />
van den tijd, in welke Calvinus leefde, dan aan<br />
Calvijn zeiven. (z)<br />
LE-<br />
it) Derhalven zijn de vervolgingen en wtfedheden der Roomsen-<br />
Citholijien tegen dc Protestanten, enkel te wijten aan de dwa<br />
lingen van dien tijd. Vcnc.lc;.
LES vu. G E S C H I E D E N I S . 475<br />
LELIUS Socinus en deszelfs neef Faustus namen<br />
de godsdienstige gevoelens aan van Servetus,<br />
ftrekten dezelven noch veel verder uit en<br />
verkondigden die alomme, zij verbanden alle<br />
godsdienstige verborgenheden, ontkenden de verzoening<br />
van Jefus Christus voor de zonden en<br />
wilden de Christenen geheellijk onderwerpen aan<br />
het licht der rede, zij waren de dichters der gezindheid,<br />
welke men Socinianen noemt.<br />
DE doopsgezinden, die al mede in dat tijdvak<br />
te voorfchijn kwamen, wilden in de maatfehappij<br />
eene volkomene onafhanglijkheid in geestelijke<br />
en wereldlijke zaken invoeren. Hunne verachting<br />
voor den kinderdoop gaf den naam aan 'die<br />
gezinte, welke beftond uit het geringfte zoort<br />
van menfehen. Zij zagen met verontwaardiging<br />
de kleenfte hoop den rijkdom en het aanzien des<br />
levens genieten cn de vruchten rapen van den<br />
arbeid der armen, die alleen den last droegen<br />
der maatfehappij. Gelijkheid was bij hen het<br />
woord. Twintig duizend van dit misleide volk<br />
met vuur en met het zwaard gewapend poogden<br />
die onderfcheidingen te vernietigen, welke de<br />
overeenftemming en het geluk der maatfehappij<br />
uitmaken. Faustus en Muncer, geboortig van<br />
Saxen, die dit Gefpanfchap in Westphalen vestigden,<br />
wierden opgcvolgt door Jan van Leiden,<br />
een kleermaker, die, ftrijdig met zijne eigene<br />
grondbcgmzcls, tot koning gemaakt werd door<br />
zij-
476 H E D E N D A A G S C H E EES VIE<br />
zijne aanhangers. Hij veroverde de ftad Munster,<br />
verwoestte Duitschland en wierd gedood door<br />
die edelen, wier tijtels en aanzien hij verlangde<br />
te vernietigen. Wie zou hebben kunnen denken<br />
dat uit deze onzinnige gezindheid de kwakers<br />
zouden voortkomen, wier grondbeginzels dezelfde<br />
waren? zij zogten namentlijk eene natuurlijke gelijkheid<br />
te vestigen. Maar welk een onderfcheid<br />
in hunne zeden! Geene gezindheid had ooit meer<br />
afkeer van alle geweldenarij dan die der kwakers;<br />
lijdfaamheid, liefdadigheid en gematigheid<br />
zijn de beminnelijke hoedanigheden welke zij<br />
bezitten.<br />
W A N N E E R wij zoo veele hervormers in onderfcheide<br />
landftrceken en bijkans ten zeiven tijde<br />
zien opkomen tegen de kerk van Rome, is<br />
het zeer natuurlijk te vragen, door welke beweegredenen<br />
zij aangefpoort werden? De vooröordeelcn<br />
van vijanden en dc te groote drift van<br />
vrienden en bewonderaaren, houden de waarheid<br />
verborgen en maken het moeilijk die te kennen.<br />
Waren onze cerfte hervormers heilige en vrome<br />
mannen eeniglijk bezield met het oogmerk om de<br />
fchreeuwende misbruiken, welke zoo veelvuldig<br />
in de Christen kerk waren ingeflopen, te verbeteren<br />
en was het eeniglijk hun verlangen om onder<br />
de Christenen het Euangelium in deszelfs<br />
eerfte zuiverheid te herftellen.? De Protestanten<br />
verzekeren het; maar lees de fchrijvers van de<br />
Room-
LES vu. G E S C H I E D E N I S . 477<br />
Roomfche kerkgemcenfchap; zij fchildcren de<br />
Protestanten af als monflers, die door een geest<br />
van trotsheid en losbandigheid aangezet werden<br />
om alles wat de godsdienst eerwaardig had,<br />
te vernietigen. Wie van beiden fpreekt hier de<br />
waarheid? Drift en blinden ijver zien niet dan<br />
uitterflens. Wij moeten naar waarheid oordeelen,<br />
oprecht en redelijk handelen zonder ons te<br />
laten vervoeren door drift of vooroordeel, ten<br />
minsten behooren wij ons oordeel optefchorten<br />
indien wij bevreest zijn gezwaaid te worden door<br />
de eene of het andere. Uit het gedrag der bewerkers<br />
van de hervorming is het klaar dat derzeiver<br />
beweegreden goed was, dat zij uit overtuiging<br />
en met oprechtheid handelden. De gewigtigde<br />
belangens van 't Christendom toegedaan,<br />
hadden zij geene andere bedoeling dan de<br />
Christenen derzeiver dwalingen te doen zien e«<br />
hen te rug te brengen tot den waren eerdienst<br />
van God en tot die vrijheid, met welke Christus<br />
ons heeft vrij gemaakt. Doch onze hervormers<br />
waren menfehen en des onderhevig aan menfchelijke<br />
zwakheden, 't Is zeer mogelijk dat de ijver<br />
van Luther en Calvijn verzelt ging van eenige<br />
trotsheid, eigenzinnigheid en zelfsbelang. Misfchien<br />
wel dat zij in den beginne het niet in de<br />
gedagten hadden zoo ver te gaan als zij deden.<br />
Opgewakkerd door den goeden uitflag hunner<br />
onderneming, heeft de eerzucht mogelijk deel<br />
genomen .in hunne ontwerpen. Het kloosterleven<br />
en
478 H E D E N D A A G S C H E LES VH.<br />
en de ongehuwde ftaat fmaakten Luther niet,<br />
zulks kan wel eene beweegrede geweest zijn,<br />
welke hem aanzette daar tegen te prediken. Uit<br />
het ganfche karakter en gedrag dier beide her-<br />
vormeren blijkt nogthans dat zij bekwaamheden<br />
bezaten overeenkomstig het werk welk zij onder<br />
namen, ook behoorden de Protestanten altoos<br />
met bewondering en erkentenis aan hun te ge-<br />
denkeu.<br />
CALVIJN was een man van onberispelijke zeden,<br />
eenpaarig in zijn beroep en handel, en een<br />
uitmuntend redenaar, zoo dat welke gebreken ook<br />
fommige menfehen mogen vinden in zijne gevoelens,<br />
zij evenwel deze trekken van zijn karakter<br />
moeten goedkeuren. Zwinglius, alhoewel van<br />
verfchillende begrippen, was zuiver en oprecht<br />
in zijne bedoelingen. Zijn leerftelzel word van<br />
veele gehouden meer overeenkomstig tc zijn met<br />
dc rede cn beter gefchikt om die genen te winnen,<br />
wier geaartheid en neiging met de zijne<br />
ftrooken. — Melanchton was een man van uitgeftrekte<br />
kundigheid en van een allere.rwaardigst<br />
karakter, wanneer wij zijn fchriften lezen, kunnen<br />
wij niet anders dan dezelve hoogachten, en<br />
wanneer wij zijn levensgedrag befchouwen moeten<br />
wij hem noodwendig beminnen.<br />
DE zeer groote voortgang der hervorming is<br />
aan veele oorzaken toe te eigenen. De verbazen-
LES vn. G E S C H I E D E N I S . 479<br />
zende misbruiken der Roomfche kerke; de gis<br />
ting in de gemoederen der menfehen, die maar<br />
pas uit een ftaat van barbaarsheid waren opgeko<br />
men, dc algemeene nuttigheid van de leerftellin<br />
gen der hervorming, de herleving der geleerd<br />
heid, de uitvinding der drukkonst, de geest van<br />
onverdraagzaamheid, welke de aanhangers van<br />
Rome bezielde, het karakter der Pauzen van dien<br />
tijd, de fchriften van Erasmus, in welke hij de<br />
dwalingen en Spoorloosheden zijner eige kerke<br />
ten toon ftelde, dit alles bragt veel toe tot den<br />
fhellen voortgang der hervorming en was het<br />
middel in den weg der Voorzienigheid om het<br />
kolosfus beeld der pauzelijke magt ter nederte-<br />
;Werpen. De vervolging, van dewelke men zich<br />
als van het eerfte middel bediende om de her<br />
vorming te fluiten, deed eene tegenftrijdige uit<br />
werking. Francois I, Karei V, Hendrik VIII<br />
en deszelfs dochter Maria bragten door hunne'<br />
bloed-plakkaten en ijslijkc geftrengheden mis<br />
leiden ruim zoo veele nieuwbekcerden tot den<br />
hervormden godsdienst over als de geleerdheid<br />
van Luther, de welfprekenheid van Melanchton<br />
en de redeneerkunde van Calvijn. De menfche<br />
lijke ziel bied altoos tegenftand aan alle gewe<br />
tensdwang. De kroon van 't martelaarfchap is<br />
roemrijk, en geene folteringen zullen iemand af-<br />
fchrikken, die bij zich zeiven bewust is dat hij<br />
voor eene goede zaak lijd. De aanklevers der<br />
Roomfche kerk wonnen weinig bij de kerkverga-
4go H E D E N D A A G S C H E EES VIÏ.<br />
dering van Trente. De Protestanten, die ernstig<br />
hadden aangedrongen op eene algemeene kerkvergadering,<br />
wilden zich niet houden aan de uitfpraak<br />
van die van Trente. Zij zeiden, dat de<br />
Paus door deszelfs legaten en ftreeken alle hare<br />
befluiten geregeld had, en dat men meer had<br />
acht gegeven op tijdelijke zaken en wereldfche<br />
belangcns dan op de belangens van den godsdienst.<br />
Het fchandelijk tafereel, door Vader<br />
Paulus, een Venetiaan, gefchetst van de Trentfche<br />
kerkvergadering, billijkt dc klagten der hervormden<br />
tegen die vergadering. Bij alle de reeds<br />
wemelde oorzaken mogen wij opmerken dat de<br />
voorname en hoofdoorzaak van de hervorming,<br />
die oorzaak, aan welke al het overige moet toesekent<br />
worden, was het opperbefluur van het<br />
Goddelijk wezen, de overtuiging daar van zal de<br />
Protestanten altoos aanzetten het genot dier onwaardeerbare<br />
zegening dankbaarlijk te erkennen.<br />
GEVOLGEN DER ONTDEKKING VAN A-<br />
MERIKA EN DE INDIEN.<br />
DE ontdekking van Amerika en dc Indien opent<br />
een ruim veld voor den mensch, die gewoon is<br />
wijsgeerige bedenkingen te maken. De koopman;<br />
die zijnen rijkdom uit Indië of uit de nieuwe<br />
wereld haalt, de gelukzoeker, die zijn fortuin<br />
in die landen gemaakt heeft, zullen zonder<br />
bedenken verzekeren dat de ontdekkingen der<br />
Portugeezen en van Columbus van het uiterde<br />
ge-
LES vn. GESCHIEDENIS'. IÉ!<br />
gewigt vóór Europa geweest zijn en nog zijn,<br />
Doch de wijsgeer, dié zich door geen eigenbelang<br />
en vooroordeel laat wegliepen * onderzoekt<br />
of deze ontdekking wezenlijk van nut geweest<br />
zij voor Europa en Voordeelig voor 't menfchelijk<br />
gedacht. Iiij laat zich niet verleiden door fchóon*<br />
fchijnende redenen van die genen, die ftout weg<br />
verklaren dat Europa aan de ontdekking van<br />
Amerika en van den vaart naar dé Oost-Indien<br />
om de kaap de goede hoop, haren koophandel<br />
en befchaafdheid verfchuldigt is. Zulke ftoutc<br />
gezegdcns zijn bij hem vérdagt. Het Gefchicdboek<br />
leert, ons dat de koophandel en de maatfchappijlijke<br />
gemeenfchap in Europa fterk aan<br />
het toenemen waren reeds voor den tijd der<br />
Spaanfche en Portugeefche ontdekkingen. — Zou<br />
zonder die ontdekkingen Europa in zulk eenen<br />
bloedenden ftaat hebben kunnen zijn als het thans<br />
is? 't Is waar het geld zou zoo overvloedig niet<br />
zijn, maar de behoeftens van de menfehen zouden<br />
minder wezen dan ze zijn. Eene vermeerdering<br />
van gemunt geld is gunstig voor de weelde<br />
en de weelde vermenigvuldigt onze behoeftensi<br />
Zou 'er niet meer evenredigheid zijn tusfehen<br />
het arbeidsloon en den prijs der levensmiddelen?<br />
zonder deze ontdekkingen zouden de hulpmiddelen<br />
in tijd van oorlog niét zoo overvloedig' zijn.<br />
Maar zouden 'er geen minder oorzaken aanleiding<br />
geven tot oorlog, en zuu de wezenlijke fterkte<br />
eener natie niet grooter zijn,- als zij minder ver-,<br />
Hh fpreid
48a H - E D E N D A A G S C H E LES VIL<br />
fpreid ware en zulke verafgelegene bezittingen<br />
niet te verdedigen hadde? Het kan evenwel niet<br />
ontkent worden dat de togt langs de kaap dc<br />
goede hoop groot voordeel heeft toegebragt aan<br />
den algemeenen koophandel van Europa. De<br />
Arabieren, die op Indië handel dreven, beurden<br />
flechts een gedeelte van den winst, dien de Europanen<br />
thans geheel genieten. Doch, door hoe<br />
veele misdaden wierd dat voordcel gekogt? De<br />
volken van Europa om de bezittingen te behouden,<br />
welke zij met geweld ontnamen van de natuurlijke<br />
eigenaren, hebben menigmaal in Amerika<br />
malkanderen door het zwaard vernielt en in<br />
Afia malkanderen wreedelijk bevochten; terwijl<br />
de ongelukkige Indianen niet vrij bleven, maar<br />
berooft en vermoord wierden door baatzuchtige<br />
en onmenfchelijke veroveraars. Zijn deze ontdekkingen<br />
niet voordeelig voor de Fabrieken van Europa?<br />
Wat zou 'er van onze Fabrieken worden<br />
zonder het vertier onzer goederen in Amerika en<br />
de Indien? De menigte takken van koophandel en<br />
manufacturen verfchaffen aan millioenen menfehen<br />
een eerlijk en deftig beftaan. Nijverheid en bevolking<br />
nemen toe, en deze zijn de rijkdommen<br />
der natiën. Het volk van Europa is nijverder<br />
geworden en gevolglijk gelukkiger; want nijverheid<br />
verfchaft niet alleen rijkdom maar geneuchte.<br />
De zaken aldus belchouwt zou de ontdekking<br />
van de nieuwe wereld en van de Indiën nuttig<br />
geweest zijn voor 't menfchelijk gedacht. Doch,<br />
wan-
LES vu. G E S C H I E D E N I S . 483<br />
wanneer wij te rug zien op de geweldige en onrechtveerdige<br />
middelen, van welke de Europanen<br />
zich bedienden om volkplantingen aanteleggen in<br />
afgelegene landen; wanneer wij nagaan de wreedheden<br />
en imaad, waarmede-de ongelukkige volken<br />
dier landen door de Europanen behandeld<br />
zijn en nog behandeld worden; wanneer eene<br />
fnoode baatzucht in ons nog niet verdooft hebbe<br />
alle menfchelijk gevoel, en wij ernstig en bedaard<br />
den beestachtigen handel befchouwen, welke<br />
menfehen, die zich Christenen noemen, met<br />
het leven hunner evenmenfehen drijven; hoe dé<br />
rampzalige Afrikanen van derzeiver geboorteland<br />
weg gerukt naar Amerika gevoert en aldaar tot<br />
flaven verkogt en genoodzaakt worden landen te<br />
bebouwen, welke door hunne tijrannifche meesters<br />
overheert zijn en op de onrechtvaardigfte<br />
wijze bezeten worden, als dan bloed ons hart en<br />
wij kunnen ons niet weerhouden Vasco de Gama<br />
cn Columbus te verwenfehen. Wat baat de rijkdom<br />
des ganfehen werelds, wanneer om dien te<br />
verkrijgen de rechten van den mensch en alle<br />
billijkheid met voeten vertreden worden? Mogt<br />
het volk van Europa, menschlijker, billijker eri<br />
verlichter geworden, afzien van de grondregels<br />
dier wreede ftaatkunde, welke het tot hier toe<br />
volgde, en aan de inboorlingen van elk land,;<br />
welk het in bezit heeft, de geheiligde rechten<br />
te rug geven, welke deze van de natuur ontvin<br />
gen! — Europa is befmet met eene walgelijke<br />
Hh i kwaal,
484 H E D E N D A A C S C I I E LES vn.<br />
kwaal, welke zij voor de ontdekking der nieuwe<br />
wereld niet kende, eene kwaal, welke het gevolg<br />
is van fnoode omhelzingen. Sommige<br />
fchecpsgezellen van Columbus waren 'er van aangetast<br />
en door hen wierd deze befmetting in Europa<br />
overgebragt. Dit imet, het welk de bronnen<br />
des levens vergiftigt, is het voortbrengzel<br />
van Amerika, gelijk de kleene pokken, een ander<br />
groot kwaad, tot ons uit Afrika' gekomen<br />
zijn. In de verwoestinge der Veneriiche ziekte<br />
zien wij de ftraf van een onwettig vermaak. De<br />
landen van Europa zullen van die kwaal niet bevrijd<br />
worden ten zij hare bewoners keren matig<br />
en kuisch te zijn; eene hervorming, welke wij<br />
Godsdienstlijk wenlchen!<br />
WAS Amerika bekent voor den togt van Christoftel<br />
Columbus en langs welken weg is dat wereld-deel<br />
bevolkt gewerden? Dit zijn vragen,<br />
wegens welke verfcheide gisfingen cn ftelzels gemaakt<br />
zijn. De ouden meenden dat 'er een zoodanig<br />
wereld - deel aanwezig ware. Het ftelzel, 't<br />
welk de zon in het middenpunt van onze wereld<br />
plaatst, wierd in veele oude wijsgeerige fchoolen<br />
geleeraart. De kundige lezer weet dat zoodanig<br />
een ftelzel ons natuurlijk brengt tot de veronderftelling<br />
dat 'er tegenvoeters zijn. Dit gevoelen<br />
had aanklevers ten tijde van den heiligen Augustinus;<br />
want die kerkvader beftrced het met zeer<br />
flechte bewijsredenen. Deze waarheid wierd in<br />
de
LES VIE G E S C H I E D E N I S . 485<br />
de agtfte eeuw veroordeelt; een bewijs dat fommigen,<br />
zelfs in die duistere eeuwen, 'er geloof<br />
aan gaven, fcboon alles toen nog maar op gisfing<br />
deunde, 't Is niet waarfchijnlijk dat de oude<br />
zeevarende zonder behulp van 't kompas, en daar<br />
zij het in hunne togtea flechts langs de kusten<br />
hielden, het hebben durven wagen dien grooten<br />
oceaan dwars over te fteken, welke de beide wereld-deelen<br />
van eikanderen fcheidt. Wat aanbelange<br />
het Atlantifche Eiland, van 't welk Plato<br />
gewaagt, het zelve was enkel een verzinzel van<br />
zijn eigen vernuft. Dus moet al de roem dier<br />
ontdekking toegeëigend worden aan de kundigheid,<br />
onverfchrokkenheid en den ondernemenden<br />
geest van Columbus, in weerwil van alles wat<br />
de nijd wist uittedenken om hem van dien roem<br />
te berooven,<br />
VEELE fchrijvers hebben zich afgeflooft om<br />
uittevinden langs welken weg Amerika het eerst<br />
bevolkt wierd; doch hunne verfchillende ftelzels<br />
verichaffen geene genoegzame overtuiging om<br />
alle twijvelingen deswegens wegtenemen. Dit<br />
vraagftuk kan misfchien niet opgelost worden,<br />
of, zoo 't mogelijk zij dat men het zelve oplosfe,<br />
kan zulks alleen gefchieden door de ware<br />
wijsbegeerte.<br />
R E G E E R I N G ,<br />
DE flavernij nam onder de natiën van Europa<br />
Hh 3 ofr
A36 H E D E N D A A G S C H E LES VU.<br />
ongevoelig en langzamerhand plaats. Juist de<br />
zelfde middelen, van welke men zich bediend<br />
had ter bewaringe van de nationale vrijheid,<br />
ftrektcn ten langen leste ter vernietiging van de<br />
zelve. Onder hoedanigen regeeringsvorm de men<br />
fehen ook leeven, hebben zij altoos de billijkfte<br />
reden om voor de overheerfchingen der uitvoe<br />
rende magt bedugt te zijn. Zoo die magt erflijk<br />
zij, gelijk in monarchijën, zal iederheerschzuch-<br />
tig vorst zijn best doen om zijne voorrechten te<br />
vermeerderen. Indien die magt flechts bepaalt<br />
zij voor 't leven of voor eenen zekeren tijd, ge<br />
lijk in eene verkiezelijke monarchij of Gemeene<br />
best, zullen vorst, magidraatsperïbonen of aanzie-<br />
nelijke fttmilicn, verkoren tot het uitöcflenen van<br />
't hoogde gezach, eerder zoeken hun gezach te<br />
behouden dan het zelve te vermeerderen. Dus<br />
hebben wij, door dit ganfche tijdvak, het huis<br />
van Oostenrijk ongevoelig kluisters zien fmeden<br />
voor Duitschland en zijn best zien doen om het<br />
keizerlijk gezach erflijk te maken in dat huis.<br />
Maximiliaan, door de wijze op welke hij de<br />
krekzen verdeelde, heeft den weg gebaant tot<br />
deze onderwerping. Deszelfs klecnzoon Karei V,<br />
wiens denkbeelden ruimer waren, zette dat werk<br />
(beller voort, en zou liet ten einde hebben ge<br />
bragt, ware dc hervorming niet in 't midden ge<br />
komen. De keizer evenwel niettegenltaande de<br />
pogingen der Protestanten, door 't huis van Saxen<br />
te vernederen en eene gedurige tweedragt te do<br />
ken
EES vir. G E S C H I E D E N I S . 48?<br />
ken tusfehen de onderfcheide takken van dat<br />
huis, toen hij het keurvorstendom overbragt op<br />
den jongen broeder; de keizer, zeg ik, ondermijnde<br />
de vrijheden van het Duitfche lighaam en<br />
bereidde de ketens waar mede zijne opvolgers<br />
het kluisterden.<br />
SCHOON in Frankrijk de grenzen van het koninglijk<br />
gezach ruimer uitgezet waren, bleef de<br />
uitwendige vertooning van vrijheid nog fland<br />
houden. De adel bleef nog eenige voorrechten<br />
genieten: door de lager rangen in den ftaat te<br />
vereenigen, konden zij den voortgang van de<br />
willekeur tegen houden of ten minsten vermindeyn.<br />
Doch onder Francois L verloren de edelen<br />
hun vermogen, hij vernietigde hunne rechten en<br />
dit verrigt hebbende, viel het niet moeilijk de<br />
lager rangen te vernederen.<br />
NIEUWE fchikkingen tot het ligten van krijgsbenden<br />
en derzeiver onderhoud, maakten het leger<br />
afhanglijk van den throon. De geestelijkheid<br />
wierd onderworpen door de vernietiging der pragmatique<br />
fanctie, waar [door de hooge bedienden<br />
van de Gallikaanfche kerk verplicht waren bevorderingen<br />
te zoeken bij den koning. Het verkoopen<br />
van bedieningen, ingevoerd onder de regeering<br />
van Francois I, gaf' eenen verfchrikkelijken<br />
fchok aan de openbare vrijheid ert dit beginzel<br />
van bederf, het welk de ganfche Masfa<br />
Hh 4 be-
H E D E N D A A G S C H E LES VIT,<br />
befinette, onder dc opvolgers van Francois verder<br />
uitgeftrekt wordende, vernielde in Frankrijk<br />
alle de denkbeelden van eene volks - regeering.<br />
DE Engelfchen fcheenen het groote voorwerp<br />
Van alle hunne vorige worftelingen uit het oog<br />
verloren te hebben. Engeland verloor deszelfs<br />
nadrukkelijke kracht. Hendrik en Maria traden<br />
de vrijheid van 't volk met de voeten. Het Parlement,<br />
tot hier toe de handhaver en wreker van<br />
de rechten der natie, was niets anders dan het<br />
lafhartig werktuig van de onrechtvaardigheid en<br />
de wreedheden zijner meesteren.<br />
ZWEDEN, Spanje, Florence, Milaan waren<br />
in dat tijdvak natiën, die bundeling gehoorzaam<br />
den aan hare monarchen. De vrijheid fcheen de<br />
wijk te hebben genomen naar Zwitferland en<br />
Geneve.<br />
'ER had geene aanmerkelijke omwenteling<br />
plaats in 't zuiden van Europa. Karei V. was<br />
zijn groot vermogen fchuldig aan zijne verbindtenisfen,<br />
welke hij wist te handhaven: maar wie<br />
weet waar deze daatzuchtige vorst zou geëindigt<br />
hebben indien Francois I, Soliman en Luther in<br />
zijn tijd niet geleeft hadden. Trouwens de ftaatkundigc<br />
kennis, welke toen ter tijd in Europa<br />
toenam, zou in daat zijn geweest om zijne ftaatzucht<br />
palen te ftellen. De andere mogendheden<br />
be-
Ï-ES VII. G E S C H I E D E N I S . 489<br />
bezeften de noodzakelijkheid van een ftaatkundig<br />
evenwigt. Wat toch zou 'er van de vrijheden<br />
van Europa zijn geworden, zonder het kloek gedrag<br />
van Hendrik VIII. en van Venetië, na den<br />
veldflag van Pavia"?<br />
W E T G E V I N G .<br />
DE wetgeving wierd dagelijks volmaakter,.<br />
Bijna alle de ftaten van Europa voerden uitmuntende<br />
fchikkingen in, door welke alle oude misbruiken<br />
hervormt Wérden. Bijzondere gefchiedenisfen<br />
bevatten een omftandig verflag van dea<br />
voortgang der rechtsgeleerdheid in Duitschland,<br />
van de nuttige wetten, welke vastgeftelt werden<br />
ïn de bulderende regcering van Hendrik VIII,<br />
van de wijze bcveelen, welke in Frankrijk te<br />
voorfchijn kwamen, doch welken het kwaad niet<br />
konden heelen door 't verkoopen van bedieningen<br />
veroorzaakt. Anthonij Duprat, die de verkiezing<br />
in 't begeven van rechtsbedieningen affchafte,<br />
het eenige middel om bekwame en brave<br />
magiftraten aan eene natie te bezorgen, en<br />
die meende dat hij het recht om vonnis te vellen<br />
kon verkoopen, was oorzaak van de vernedering<br />
der Franfche natie.<br />
Z E D E N .<br />
OPPERVLAKKIGE verftanden, die flechts<br />
op bijzonderheden het oog Haan, zonder acht te<br />
geven op de groote keten der gebeurtenisfen,<br />
Hh 5 be.
j-cjo H E D E N D A A G S C H E EES VIE<br />
beweeren: dat de zeden van Europa, gedurende<br />
de zestiende Eeuw, jftreng, onmenichelijk en<br />
wreed waren. De bloedige te rechtdeliingen,<br />
gewettigt door 't bijgeloof, benevens de aflchu-<br />
welijke wreedheden in Amerika geöeffent, fchij<br />
nen dat denkbeeld te billijken. Maar laten wij<br />
het geheele menschdom niet bcöordeelen naar de<br />
barbaarsheden van eenige weinigen. De trotfche<br />
vermeesteraars der nieuwe wereld waren groo-<br />
tendeels gelukzoekers, die door de wetten van<br />
Europa in den band gehouden, in afgelegen lan<br />
den den ruimen toom vierden aan die wreede ge-<br />
neigtheid, welke zij in hun geboorteland niet<br />
konden involgen. Zij waren meest alle het uit-<br />
fchot der Spaanfche natie, 't Zou derhalven on<br />
rechtvaardig zijn een gansch volk de misdaden<br />
aantewrijven dier weinige bijzondere perfonen.<br />
Niet dat wij het afgrijzen zoeken te verminde<br />
ren, welke deze tooneelen van wreedheid natuur<br />
lijk in tedere en deugdzame harten verwekken.<br />
Niemand kan de fchraapzucht en barbaarschheid<br />
van de Spaanfche veroveraars van Mexico en Pe<br />
ru billijken; noch de valfche en wreede ftaat<br />
kunde van 't Spaanfche hof, het welk om die<br />
rijke landftreken te behouden, millioenen onnoo-<br />
zele en weerlooze inboorlingen cm hals liet<br />
brengen. Wij worden met verontwaardiging ver<br />
vult, wanneer wij lezen hoe veel bloed door de<br />
dweeperij vergoten wierd. Doch wij konnen te<br />
vens niet nalaten te bedenken dat 'er in de da<br />
gen
EES VIE G E S C H I E D E N I S . 491<br />
gen van Columbus eene gelukkige verandering<br />
plaats greep in het verftand en in de zeden der<br />
menfehen. Hij moet blind zijn, die niet duidelijk<br />
ziet dat de barbaarfche oorlogen verminderden,<br />
't Verraad was zoo gemeenzaam.niet, men<br />
maakte minder gebruik van 't vergif, 'er hadden<br />
minder omwentelingen plaats, en de invloed van<br />
't bijgeloof nam merkelijk af. De gewijde throon<br />
der Pauzen, die naar welgevallen de Christen<br />
wereld onderst boven keerden, wierd bijna gedoopt,<br />
't Is waar de pauzelijke magt offerde in<br />
volgende eeuwen nog onfchuldige flagtöffers op;<br />
dan, fints den tijd der hervorming heeft de pauzelijke<br />
doel niet langer een vrijplaats geweest<br />
van waar het bijgeloof de verecnigde pogingen<br />
van licht en rede kon trotferen.<br />
ZEEVAART EN KOOPHANDEL.<br />
ZEEVAART en Koophandel, welke de volks<br />
rijkdommen vermeerderen, degen in dit tijdvak<br />
tot een hoogen trap van volmaaktheid. De Phe<br />
niciërs en Carthageniënzers onder de ouden, en<br />
de Venetianen onder de hedendaagfehen, hadden<br />
nooit zulke floute en vermaarde zeevaarders als<br />
Columbus, Balbao, Almeida, Sebastiaan Cabot,<br />
Vasco de Gama en Albuquerque waren. Zoo<br />
veele ontdekkingen deden den koophandel bloei-<br />
jen en den geest van nijverheid in Europa herle<br />
ven. Sevilië en Lisfabon wierden de ftapelplaat-<br />
zen der wereld. Spanje en Portugal bezaten meer<br />
geld
49Ü H E D E N D A A G S C H E EES vn.<br />
geld dan alle de andere natiën van Europa. Nog-<br />
thans verminderde die beide koningrijken geda-<br />
dig fints de ontdekkingen van Amerika en de<br />
Indien. De oorzaken daar van zijn de ondeug<br />
den, welke gemeenlijk te veel weelde vergezel<br />
len, deze bedierven alle de Handen en ontze<br />
nuwden den nationalen geest. Verbijstert door<br />
de menigte hoopen gouds, welke zij uit hunne<br />
mijnen trokken, verwaarloosden zij den akker<br />
bouw en den landarbeid de zekerde bronnen van<br />
den welvaart van alle daten. Hunne rijkdommen<br />
hebben hen arm gemaakt en hunne traagheid<br />
heeft andere natiën verrijkt.<br />
WETENSCHAPPEN, FRAAIJE LETTEREN<br />
EN SCIIOONE KONSTEN.<br />
D E Wetenfehappen maakten een ftellen voort<br />
gang in de zestiende Eeuw. De rechtsgeleerd<br />
heid bloeide bijzonderlijk in Italië en Frankrijk.<br />
In de ontleedkunde deedt men groote ontdekkin-<br />
kingen. Vesfalius van Vlaanderen belchreef alle<br />
de groote en kleene vaten van het mcnlchelijk<br />
lighaam. Een Italiaansch ontleedkundige maakte<br />
eenige nuttige ontd«kkingen in het Zintuig van<br />
't gehoor, en Felloppius van Modena in het fa-<br />
mendel der voortteeling. De geneeskunde is veel<br />
verichuldigt aan Linacer, die den kardinaal Wol-<br />
feij, zijn vriend, overhaalde het eerde genees<br />
kundige kollegie te bouwen, 't welk in Enge<br />
land beftond. In Spanje giste de ongelukkige<br />
Mi-
EES vn. G E S C H I E D E N I S . 493<br />
Michiel Servetus den omloop van het bloed.<br />
•Fernel en Sijlvius gaven in Frankrijk geneeskundige<br />
lesfen, welke van duizende aanhoores bijgewoont<br />
wierden. In Italië ontdekte Rogier Carpo<br />
het ware geneesmiddel tegen die Verfchrikkelijke<br />
ziekte, welke de levensbronnen van 't menschdom<br />
aantast, en de beruchte Tracastor was de<br />
vermaardfte natuurkundige van zijne eeuw. De<br />
ftookkunde werd. met eenen goeden uitflag beoeflent.<br />
De Zwitfer Parafcelfus verbeterde die<br />
wetenfchap niet door , zijne• proeven, maar de<br />
vlaamfche van Helmont maakte eenige nuttige<br />
ontdekkingen in dc fcheikunde.<br />
GESNER, een Duitfcher, beöeffende de natuurlijke<br />
Hiftorie en heeft ons eene verhandeling<br />
nagelaten over de dieren. Tufchius, uit Beijeren<br />
heeft de oeffening der kruidkunde in Europa<br />
hernieuwt en zijne befchrijving der planten word<br />
nog geacht. Ilernendez, een Spanjaard, die, tegelijk<br />
in de natuurlijke .hiftorie en plantkunde ervaren<br />
was, heeft de dieren cn planten, welke<br />
aan America bijzonder eigen zijn, befchreven.<br />
Copernicus van Thorn, in Polen, leeraarde het<br />
ware Samenftel van de waereld. Waker, een<br />
Duitfcher, bemerkte de ftraalbuiging van't licht,<br />
Werner bepaalde de graden der fchuinsheid van<br />
de Zonneweg-lijn; en Francois Fernel onderwond<br />
zich den aardbol te meten. De Wiskonst wierd<br />
al mede niet veiwaarloost; Commendin, een Itali-
494 H E D E N D A A G S C H E LES vn.<br />
liaan, Tonftal, een Engelschman en verfcheide<br />
anderen waren uitmuntende wiskundigen. Dit tijdvak<br />
bragt insgelijks eenige goede gefchiedfchrijvers<br />
voort, tc weten Guicciardini, Machiavel,<br />
Bembo en Sleidan. Eene menigte letterkundigen,<br />
te veel om alle optenoemen, verfchenen in het<br />
tijdvak het welk wij thans befchouwen. Julius<br />
Sorliger, Sir Thomas Mortis, Erasmus, zijn namen<br />
in het gemeenebest der letteren vermaard.<br />
De Italiaanfche taal wierd door veelcn verbetert,<br />
vooral door den onfterdijken Ariosto. De letteren<br />
wierden met eenen goeden uitflag, die zelfs<br />
verbazend was beöeffend in Engeland, Frankrijk<br />
en Spanje, niet alleen door geleerde mannen,<br />
maar ook door vrouwen van hoogen rang.<br />
ITALIË was de zetel der fchoone konsten in<br />
de zestiende Eeuw. Bramante d'Urbino maakte<br />
het bedek van de S C<br />
. Peters kerk te Rome. Michei<br />
Angelo Bonarota verhief de hoepel op dat<br />
grootsch gebouw, de doutheid en fmaak van<br />
welke den aanfehouwer met verwondering treffen.<br />
Die \ erheven konstenaar bouwde verfcheide fraije<br />
kerken, prachtige paleizen en lag veele bctooverende<br />
lusthoven aan. Alle de fteden van Italië<br />
werden verfraait döOT mannen van fmaak en bedreven<br />
in de fchoone konsten; de bouwkunde<br />
bereikte groote volkomenheid. Dezelfde Michel<br />
Angelo gaf met zijn beitel , regelmatigheid,<br />
fchoonheid en zoodanigen vorm als hij verkoos<br />
aan
EES vn. G E S C H I E D E N I S . 495<br />
aan het marmer en deed de werken van Praxiteles<br />
en Phidias herleven, terwijl een ander konstenaar<br />
het koper bezielde en aan het zelve den<br />
indruk gaf van de fijnfte gelaatstrekken.<br />
D E zestiende Eeuw zag vier vermaarde Italiaanfche<br />
fchilderfchoolen. Michel Angelo prijkte<br />
te Florenze. Zoo volkomen kundig in 't fchilderen<br />
als in de bouw- en beitelkonst, gaf bij<br />
aan 't doek een kracht van uitdrukking, een leven<br />
en geestdrift bijzonder eigen aan hemzelven.<br />
Zijne leerlingen zoogen zijnen geest in en deeden<br />
eer aan een' zoo grooten meester. Titiaan<br />
en Tintoret praalden in de Venetiaanfche fchool,<br />
cn Coreggio in die van Lombardijè'. Raphaël,<br />
evenwel, maakte de Romeinfche fchool nog berugter.<br />
Zijne fchilderdukken ontvouwen eene netheid<br />
van tekening eene rijkheid van orde, eene<br />
juistheid van uitdrukking en eene verhevenheid<br />
van gedagten, welke in de werken van andere<br />
fchilders niet gevonden worden. Hij droeg de<br />
palmtak weg en heeft misfehien niemand, die.<br />
hem in zijne konst evenaart. Hij heeft verfcheide<br />
groote mannen gevormt, die zijne mededingers<br />
werden. Vlaanderen had eenige goede konstenaars.<br />
Heemskerke, Jan van Leidèn en van Horleij<br />
zijn namen, die, in de gefchiedenis der<br />
fchoone konsten, zeer bekent ftaan. Holbein, de<br />
leerling van Albert Durer, maakte zich vermaard<br />
in Duitschland; naar Londen uitgenodigt, verrijk-
496 H E D E N D A A G S C H E EES VIE<br />
rijkte hij die ftad met verfcheide uitmuntende<br />
.fchilderftukken. Hendrik VIII. was zijn patroon<br />
en befchermer. De fmaak voor de fchoone kons<br />
ten veripreidde zich van Italië' door Europa. De<br />
konstenaars van dat land wierden van veele vors<br />
ten onderhouden, beloont en geëert en door hun<br />
nen arbeid week het Gottiesch vernuft uit de<br />
voornaamfte Steden van Europa, daar deszelfs<br />
plaats vervult werd met het vernuft der Grieken<br />
en Romeinen.<br />
AGT-
£,EJ vm. GESCHIEDENIS; AJL<br />
A G T S T E L E S .<br />
Godsdienst. — Gezindheden. — Rijks-omwentelt*.<br />
g e ! 1. _ Regeering. — Wetgeeving. — Werktuig,<br />
iijke ionsten. — Wetenfehappen. — Wijsbegeerte.<br />
— Fraaije Letteren. — Schoone konsten.<br />
GODSDIENST.<br />
VA N het midden der zestiende Eeuw af tot<br />
aan het begin van de zeventiende Eeuw, dat is» '<br />
van den dood van Karei V. tot dien van Eliza-<br />
beth en van Hendrik den grooten van Frankrijk,<br />
.wierd een groot gedeelte van Europa door too<br />
neelen van verwarring cn bloed gedingert en ver<br />
woest. Godsdienst was het voorwendzel; dan,<br />
het is verkeerd aan het Christendom kwalen te<br />
verwijten, welke het gevolg waren van de voor-<br />
oordeeleu, hartstochten en belangens der men<br />
fehen. Nogthans greep een geest van razernij,<br />
woede en onverdraagzaamheid alle de partijen<br />
aan. De zinneloosheid der dweepzucht werd<br />
losgelaten cn bezielde beide Protestanten en<br />
Roomsen-katholijken. Gemeenzaam geworden<br />
met het denkbeeld van burgerlijke en godsdiens<br />
tige verdraagzaamheid; door ondervinding g eleeraart<br />
hoe voordeelig hare uitwerkzelen zijn<br />
voor de maatfehappij, kunnen wij, die onze verft<br />
ïicÊ
H E D E N D A A G S C H E EES VUT.<br />
lichte eeuw bekeven, niet bezetten hoe menfehen<br />
tot zulke buirenfporigheden konden ve.voert woeden<br />
enkel om befpiegélende gevoelens. Geweldige,<br />
bloedige en algemeene vervolgingen door<br />
openbaar gezach te bekrachtigen, komt ons ongelooflijk<br />
voor. Waarom waren de Christenen<br />
van de zestiende eeuw niet overtuigt dat de godsdienst<br />
een band van verëeniging en geenzins een<br />
werktuig van tweedracht behoorde te zijn? Dat<br />
dezelve het bijgeloof behoorde te verbannen, de<br />
dweepzucht ontwapenen en geenzins de menfehen<br />
aanzetten om malkandcren den hals te breken.<br />
Deze waarheden, welke ons zoo klaar en duidelijk<br />
voorkomen, waren zulks niet tweehonderd<br />
jaren geleden. De heilige rechten van 't gewet<br />
ten wierden toen nog niet begreepen. De dierbare<br />
vrijheid van voor ons zclven te denken,<br />
die vrijheid, welke den mensch als aankleeft,<br />
was geheel en al onbekent. De Christenen hadden<br />
geen denkbeeld van de verdraagzaamheid;<br />
zij verftonden zelfs het woord niet, ten minsten<br />
in den zin in welken wij het thans verdaan.<br />
Wat toch kon daar de rede van zijn? Laten wij<br />
beproeven een behoorlijk antwoord op deze vraag<br />
te geven.<br />
ONDER de oude heidenen, wier goden talrijk<br />
cn plaatzelijk waren, fchijnt dc verlcheidenheid<br />
van gevoelens wegens het voorwerp van hunnen<br />
eerdienst nooit oorzaak geweest te zijn van eeni-
EES vm G E S C n i E D È N Ï §. 4 Q£<br />
mgc verbittering en minder nog van godsdienstoorlogen.<br />
Door godsdienstige eer te bewijzen<br />
aan eene godheid loochenden zij het beftaan en<br />
*t vermogen niet van andere godheden; en dé<br />
godsdienstige plechtigheden van het eene land<br />
waren niet onbeftaanbaar met die van een ander;<br />
Hunne verfchillende begrippen in 't ftuk van<br />
Godsdienst bragten dus geen geest van tweedragt<br />
voort. Onderlinge verdraagzaamheid en vreede<br />
heerschten onder de heidenen mettegenftaande dé<br />
menigte hunner goden en de eindelooze verfcheidenheid<br />
van hunne godsdienst-plechtigheden;<br />
Maar toen de predikers van 't Euangelium aan<br />
de wereld het opperwezen aankondigden als het<br />
eenige voorwerp van godsdienstige aanbidding erf<br />
aan de menfehen den vorm voorfchreven van eenen<br />
eerdienst, het meest overeenkomstig met zijne<br />
natuur en volmaaktheid, waren alle degenen,<br />
die deze leer omhelsden, gehouden den eerdienst<br />
der heidenen te befchoUwen als ongerijmd èri<br />
goddeloos. Van daar dat de eerfte Christenen<br />
hevig uitvoeren tegen de afgoderij en de menfehen<br />
vermaanden aftezien van eenen eerdienst<br />
roegebragt aan wezens, die geene goden zijn; ef!<br />
alleen eer te bewijzen aan den God van hemel<br />
en aarde. Doch toen het Christendom de godsdienst<br />
was geworden van het Roomfche rijk, óp<br />
bevel van Conftantinus, en een onnoemlijk getal<br />
menfehen reeds bekeerd was, bleven 'er evenwel<br />
nog veele gehegt aan den ouden eerdienst. Dé<br />
li 2, oir-
goo H E D E N D A A G S C H E LES vm.<br />
onverzettelijkheid dezer laaiden, die het heidendom<br />
niet wilden va-zaken, benevens de blinden<br />
ijver der Christenen, baarde een geest van vervolging.<br />
De heidenfche keizers hadden de Christenen<br />
vervolgt en de Christenen de magt in handen<br />
gekregen hebbende, wierden vervolgers op<br />
hun beurt, in ftede van de genen, die heidenen<br />
waren gebleven, te winnen door zachtheid en<br />
overreeding, wapenden zij het wereldlijk gezach<br />
tegens hen en wilden hen tot het Christen geloof<br />
dwingen.<br />
ONDER de Christenen zelfs ontttonden twisten.<br />
De gefchillcn over veele geloofs artijkelen<br />
vermeerderden, en tegen de ketters werden dezelfde<br />
geftrengheden gebruikt als men gebruikt<br />
had tegen de ongeloovigen en afgodendienaars-<br />
Elke partij zogt zich de magt te verzekeren van<br />
den burgerlijken magidraat. Van daar dat dc<br />
Christenen openlijk elkancleren vervolgden. Om<br />
een einde te maken van deze ergerlijke verdeeltheden<br />
en tevens om aan hunne eige ftaatzucht<br />
tc voldoen, kwamen de Bisfchoppen van Rome<br />
voor den dag met de onfeilbaarheid, welke hun<br />
het recht gaf om de geloofs artijkels te verklaren<br />
en over alle geloofs gefchillen volkomen uitfpraak<br />
te doen. Hoe ftout en onbillijk deze aanmatiging<br />
ware, wisten de pauzen dezelven ten hunnen<br />
voordeele te doen gelden bij die genen, wier<br />
ligtgeloovigheid 'er niet eens aan twijvelde. Mis-<br />
fchien
EES vnr. G E S C H I E D E N I S . 5 O R<br />
ibniea hielden zij het voor noodzakelijk een gerichtshof<br />
te hebben, het welk uitfpraak doen<br />
kon over alle godsdienst-twisten. Hoe 't ook<br />
zij, het hulpmiddel was erger dan de kwaal.<br />
Indedaad, godsdienst-oorlogen namen derzeiver<br />
oorfprong uit een verfchil van gevoelens óndei<br />
de Christenen en uit gebrek aan Christelijke liefde.<br />
Maar, wat was het gevolg van de opperhoofdigheid<br />
der pauzen? onkunde en verwaarloozing<br />
van alle plichten en deugden. De Christenen<br />
waren gedwongen zich te onderwerpen aan<br />
alles wat dit gewaande onfeilbare gerichtshof<br />
verordende. De minste twijveling werd als eene<br />
misdaad befchouwt en de wraak bedreigde altoos<br />
het hoofd van den genen, die niet op zijn hoede<br />
was.<br />
EUROPA had veele eeuwen dit juk van wil<br />
lekeurig gezach gedragen. Niemand durfde in<br />
twijvel- trekken waar dat gezach op deunde.<br />
Doch, toen de hervorming plaats nam,, was het<br />
algemeen gevoelen, dat zij, die in bezit waren<br />
van den echten godsdienst geweld mogtèn gebrui<br />
ken om deze dwaling uitteroeijen f»; en daar el<br />
ke gezindheid meende de waarheid aan hare zijde<br />
te hebben, wilden zij alle 't genot hebben van<br />
de voorrechten daar aan verknogt, De Roomsch-<br />
katholijken, deunende op de btfllsfingcn van ee<br />
C») Zis The cayékdatt téSei National ani folctnn league<br />
li 3<br />
nen
£02 H E D I N D A A S S C H E LES vinnen<br />
onfeilbaren rechter, twijfelden niet of het<br />
recht was aan hunne zijde, en bragten het openbaare<br />
gezach te berde tegen alle invoerders van<br />
nieuwigheid. De Protestanten, niet minder overreed<br />
van de waarheid hunner leerc, waren even ,<br />
ijverig om de vorsten, die tot hunnen aanhang<br />
behoorden, overtehalen die genen te ftraffen, die<br />
zich vermeten durfden den voortgang hunner gevoelens<br />
te fluiten. Veele onzer hervormeren Heten<br />
dus een te vervolgzieken geest zien, en gebruikten<br />
fomtijds die zelfde foort van ftraf tegen<br />
hunne tcgenftanders, van welke de kerk van Rome<br />
ziel. bedient had tegen de genen, die hare<br />
overheerfchingen wederftonden.<br />
HET Lutherdom maakte geenen grooten voortgang<br />
na den dood van deszelfs ftichter. Dc leerftellingen<br />
en kerktucht van Calvijn kreegen de<br />
overhand onder de hervormers. Veele vermogende<br />
vorsten van Duitschland voegden zich naar<br />
den eerdienst van den apostel van Geneve. Engeland,<br />
Schotland, de Protestanten van Frankrijk,<br />
de zeven verëenigde Nederlanden omhelsden<br />
het Calvinistendom. In Engeland behield<br />
Elizabcth, bij 't aannemen der leerftellingen<br />
van Calvijn een goed gedeelte van de uiterlijke<br />
Vertooning der Roomfche kerke; bijzonderlijk<br />
de onderfcheiden rangen onder de geestelijkheid,<br />
om dat zij veel op had met dc pracht en meende<br />
dat de ordes van aartsbislchoppen, bislchoppen<br />
enz.
lts vnx. G E S C H I E D E N I S . 503<br />
enz. in de kerk, van welke zij het opperhoofd<br />
Was, alle hare onderdanen gehoorzamer zou maken.<br />
Van daar dat wij in de kerk van Engeland<br />
bijna het zelfde kerkbedier vinden als in die van<br />
Rome, benevens een groot gedeelte van hare<br />
plechtigheden. De ijverige Protestanten ontkennen<br />
dat deze koningin door eenige menfchelijke<br />
beweegreden wierd aangezet tot het invoeren van<br />
't Calvinistendom in hare daten. Overtuiging en<br />
de kracht der waarheid, zeggen zij, oveneedde<br />
haar de hervorming te omhelzen. Dit is de taai<br />
van onbedagtzamen ijver. Doch de gefchiedenis<br />
neemt zulke vooröordeelen niet aan, zij houdt<br />
de waarheid in 't oog en oordeelt naar daadzaken.<br />
Het Gefchigtboek ftelt de vermaarde Elizabeth<br />
aan ons voor, als geboren uit een huwelijk,<br />
't welk door de helft der Christenen voor<br />
onwettig wierd gehouden, haar recht tot de kroon<br />
was door haar's vaders bevelfchrift, het welk jn<br />
eene algemeene vergadering der natie bevestigt<br />
was, aan eene zijde geftelt. 't Is waar, de laatfte<br />
uiterfte wil van Hendrik fcheen dat recht te<br />
herftellen; doch dc twijvelingen wegens de wettigheid<br />
harer geboorte werden niet weggenomen.<br />
Onder de regeering hares broeders had een vermetel<br />
befche.mer eene poging gedaan om haar<br />
aan zijne ftaatzucht opteöfferen. Dat gevaar ontkomen,<br />
liep zij nog grooter gevaar onder de bij*<br />
geloovige Maria, die door dweep- en ijverzucht<br />
aangezet wierd om Ehzabcth te mishandelen.<br />
li 4 Te
504 HEDENBAAGSCHE LES VHÏ.<br />
Te onrecht befchuldigt, had men haar in den<br />
Tower opgefloten, daar zij meer dan eens gevaar<br />
liep haar leven te verliezen. In dien toeftand<br />
verzachtte zij hare rampen door haar verftand te<br />
verrijken met kundigheden. Het volk, 't geen<br />
in Maria geene dier hoedanigheden kon vinden,<br />
welke in Elizabeth uitblonken, was grootelijks<br />
gehegt aan deze laatfte, doch 's volks liefde en<br />
genegenheid voor Elizabeth, ftrekte eeniglijk om<br />
hare zuster nog meerder tegen haar te vergrammen,<br />
ook zou zij gewisfelijk het flachtöffer zijn<br />
geworden van Maria's haat, had Philips, uit<br />
ftaatkundige inzichten, dien barbaarfchen flag<br />
niet wederhouden. Alle deze rampen namen een<br />
einde bij 't overlijden van Maria. Elizabeth,<br />
den throon van Engeland beftegen hebbende,<br />
zag haare onderdanen in twee partijfchappen verdeelt,<br />
die malkanderen vijandig waren. De Katholijken,<br />
die in den raad het bewind hadden en<br />
de hooge ambten van den ftaat bekleedden, fcheenen<br />
de vermogende te zijn; daar de hervormden,<br />
die door de dwingelandij en onverdraagzaamheid<br />
van Maria waren gedrukt geworden, geen'kracht<br />
altoos fcheenen te hebben. Zij waren, nogthans,<br />
de talrijkfte en over 't geheel was de natie de<br />
hervorming toegedaan; misfehien dat Elizabeth<br />
zelve onverfchillig was omtrent de Roomschkatholijke<br />
en Protestantfche leerftellingen en eerdienst.<br />
Doch het was noodzakelijk zich tot een<br />
van beiden te bepalen. Zij overwoog derhalven<br />
wel-
f ES vin. GESCHIEDENIS. 50^<br />
welke van beiden het meest met haar belang als<br />
vorstin ftrookte. Hare vrienden waren de fteun-<br />
zels geweest van de hervorming en veele van<br />
dezelven waren ter dood gebragt. Hare vijanden<br />
hadden het pausdom gefchraagt en bevordert.<br />
De Roomsen-katholijken hadden altoos de wet<br />
tigheid van hare geboorte ontkent cn twijvelden<br />
gevolglijk aan de gegrondheid van haren tijtel<br />
tot de kroon: om die reden moest haar bijzonder<br />
belang haar doen befluiten tegen Rome en zoo<br />
moest ook haar karakter. Trotsch van aart zag<br />
zij met verontwaardiging gekroonde hoofden ne-<br />
derbukken voor de voeten van den Roomfchen<br />
paus. En hoe kon zij, daar zij wraakzuchtig<br />
was, de bullen van uitfluiting vergeten, welke<br />
tegen haren vader waren uitgedondert? naijverig<br />
wegens haar gezach Imertte het haar te zien hoe<br />
in hare ftaten een aantal geestelijken gehoorzaam<br />
den aan den Roomfchen ftoel. Men heeft gezegt<br />
dat Elizabeth tot dè Deïsten behoorde, dat is<br />
tot het gevoelen van die genen, die flechts in<br />
een eenig opperwezen gelooven en alle openba<br />
ring, buiten de inwendige van 't geweten, ver<br />
werpen. Indien dit zoo ware moest zij te meer<br />
der de voorkeur geven aan eenen godsdienst, die<br />
minder verborgenheden had cn meer met de rede<br />
ftrookte. Het belang van den ftaat voegde zich<br />
bij alle die bedenkingen. Elizabeth telde wijze-<br />
lijk eene voorzichtige zuinigheid onder de deug<br />
den van een oppervorst. De verbazende rijkdom<br />
li 5 der
go6 H E B E N D A A G S C H E tBs vtiit,<br />
der geestelijkheid, waar mede zij hare fchatkist<br />
kon vullen, moest onder haren aandagt vallen.<br />
Daar zij de bevolking befchouwde als de bron<br />
van den welvaart der natiën en wist dat de ongehuwde<br />
daat der geestelijkheid dien welvaart<br />
vermindert, moest zij de hervorming, welke aan<br />
elk kerkelijkcn toeftaat een vrouw te hebben, in<br />
een gunstig licht befchouwen; zij moest de kloosters<br />
houden voor de pest van de maatfehappij,<br />
van den ftaat en van de nijverheid. Deze redenen<br />
waren over genoegzaam om haar te doen<br />
overhellen tot het omhelzen van den hervormden<br />
godsdienst. Zij hield nogthans hare gevoelens<br />
verborgen tot dat de heerschzuchtige Paulus IV.<br />
hare onderwerping met verachting afgewezen,<br />
hare geboorte als onecht behandelt, haar bevoleH<br />
had van den throon afteftaan, en hare kroon in<br />
zijne eige handen had geplaatst, om over dezelve<br />
naar welgevallen te befchikken. Deze onbefchaamdheid<br />
van den Paus vergramde Elizabeth<br />
ten hoogften; zij brak alle vei bintenis met Rome<br />
en verklaarde zich openlijk voor de hervorming.<br />
Dc Catholijke godsdienst werd door het Parlement<br />
verbannen. Het godsdienstig geftigt van<br />
hare zuster werd tot aan de grondvesten geflegt,<br />
en den tijtel aannemende van opperhoofd der<br />
Engelfche ke.ke, ontwierp zij eenen bijzonderen<br />
vorm van Godsdienst, dien zij ook vestigde. Zij<br />
nam dc leerftellingen aan van Calvijn, maar behield<br />
een gedeelte van de oude kerkplechtighe-<br />
deni
&ES vin, G E S C H I E D E N I S . 507<br />
den; overtuigt, ongetwijyelt, dat een uitwendigen<br />
luister den godsdienst achtbarer maakt in de<br />
oogen van deszelfs aanklcvers en hen fterker verbind<br />
aan deszelfs grondregels.<br />
ONAFHANGLIJKIIEID en eene harde geftrengheid<br />
waren de hoofdtrekken van het Calvinistendom<br />
in de zestiende eeuw. De reden<br />
daar van was dat die godsdienst ingeveert wieid<br />
door lieden, die vijanden waren van alle weelde<br />
en dertelheid het zij uit grondbeginzel het zij<br />
dat hunne levenshand hen niet toeliet daar aan<br />
deel te nemen; door lieden, die vijanden waren<br />
van 't kerkelijk vermogen, welks geftrengbeid<br />
zij ondervonden hadden. Overtuigt van de valschheid<br />
der door de kerk van Rome gewettigde<br />
leerftukken en bezielt met ijver, predikten de<br />
Protestanten krachtdadig tegen dezelve. Ja, zoo<br />
afkeerig waren zij van paperij, dat zij, in eene<br />
vervoering van drift, eerder dan van waren ijver,<br />
de kerken beroofden van derzeiver verderfden,<br />
den kerkendienst affchaften, de kruisbeelden vernielden,<br />
de priesterlijke gewaden van een fcheurden<br />
en alle onderfcheidingen, welke de gewoonte<br />
van veele eeuwen had vastgedelt, vertrapten.<br />
De toomelooze woede der Calvinistifche hervormers<br />
voerde hen veel te ver en de gevolgen<br />
daar van zijn nog te betreuren. Hadden zij zich<br />
gedragen als redelijke menfehen, dan zouden 'er<br />
verfcheide deftige gebouwen en fchoone fchilder-<br />
ftuk
508 H E B E N D A A C S C H E EIS vnr 4<br />
Hukken in wezen zijn gebleven. Het was onder<br />
dien vorm dat bet Calvinistendom in Holland,<br />
Zwitferland, Schotland en Frankrijk wierd inge-<br />
voert. In de ttvee laatfte koningrijken ging de<br />
hervorming verzelt van veele beroertens. De<br />
Franfche Protestanten, het lijden moede, en dooi<br />
de wreedfte behandelingen gedwongen tot uiter-<br />
ftens te komen, befloten zich van de eerde ge<br />
legenheid te bedienen om hunne vervolgers we-<br />
derdand te bieden cn te duiten. De gedrenghe-<br />
den der Inquifitie, welke de kardinaal de Guife<br />
tegens hen gebruikte, zonder acht te geven op<br />
ouderdom, kunne of ftand; de dood van Anna<br />
du Bourg een magiftraatsperfoon, eerbiedwaardig<br />
om zijne kundigheid en braafheid, die behandelt<br />
wierd als de flechtfte misdadiger, eeniglijk om<br />
dat hij de hervorming omhelsde, bragt de be<br />
ruchte famenzweering van Amboife voort, zoo<br />
noodlottig voor duizende Protestantfche heeran,<br />
die met de uitvoering daar van belast waren, en<br />
welke het leven zou gekost hebben aan Condé,<br />
had de dood van Francois de gedaante der zaken<br />
niet doen veranderen. In den aanvang der regce<br />
ring van Karei IX. was de ijverzucht van Catha<br />
rina de Medicis tegens dc Guifen den Protestan<br />
ten gunstig. De onderhandeling te Poisfij, bij<br />
welke Beza den kardinaal dc Guife in 't ftuk<br />
van redenbewijs zoo ver overtrof, bezorgde hen<br />
de vrijheid van geweten en gelijke voorrechten<br />
als de Catholijken genoten doch djt vermeerderde<br />
flechts
EES vni. GESCHIEDE.NIS. 509<br />
flechts de haat van de Guifen, die der Protes<br />
tanten ondergang zogten. Zij hadden zendelin<br />
gen in alle de deelen van het rijk, die het volk<br />
deden gelooven dat de Catholijke godsdienst,<br />
onder eene zwakke regeering, in groot gevaar<br />
was. De konnestabel Montmorenci, de maar-<br />
fchalk van S c<br />
. André en Antonij van Navarre,<br />
een zwak vorst, wierden tot de zijde van dc<br />
Guifen overgehaalt. Deze drie heeren vormden<br />
een drie-manfchap en verbonden zich plechtiglijk<br />
den Roomsch-katholijken godsdienst te befchcr-<br />
men tegen deszelfs vijanden en tegen alle de on.<br />
derncmingen van den throon. Van dat oogenblik<br />
af raakten de gemoederen der menfehen aan 't<br />
gisten; haat en tweedracht wierden door 't gan<br />
fche rijk aangeftookt en alles aangewend om ee<br />
nen burger-krijg te verwekken, terwijl de beide<br />
Guilën flechts haakten naar eeiae gelegenheid om<br />
de Protestanten tot het opvatten der wapenen te<br />
dwingen. De moord aan zestig hunner te Vasfij<br />
gepleegt, bragt htt, door de faamgefpannenen<br />
zoo lang gewenschte tijdftip, voort. Condé, de<br />
voorftander der hervormden, cischte van het hof<br />
de ftra£ van eene zoo gruwelijke misdaad, doch<br />
Catharina, de haat vreezende der Catholijken,<br />
weigerde recht te doen. Condé, verwoed over.<br />
deze weigering, nam de wapens op en noodigdc<br />
zijnen aanhang zich bij hem te voegen. De ad<br />
miraal de Colignij fpoedde zich naar dien prins;<br />
d'Andelot en de kardinaal van Chatillon, des ad-<br />
mi-
510 H E S E N S A A S S C U I IÉS viir.<br />
miraals broeder, kwamen met de Protestanten<br />
van la Beauce; de brave la Noue was het hoofd<br />
der Bretonnen en. Rohan geleidde de hervormden<br />
van dc zuidelijke landfchappen. Het Catholijke<br />
leger werd geboden door den Connestabel en den<br />
hertog van Guife; en het eerde gevecht viel<br />
voer in de vlaktens van Dreux, daar met alle<br />
de woede van godsdienstige dweepzucht geftre-<br />
den wierd. De lafhartige moord, aan den hertog<br />
van Guife te Orleans gepleegt, ftuitte den voort<br />
gang der Catholijken. De vrede van Moulins<br />
herftelde de Protestanten in derzeiver voorrech<br />
ten en het rijk kwam weder in rust. De her<br />
vormden, te vreden met de vrije oeffening hun<br />
nes godsdiensts, gedroegen zich als dille vreed-<br />
fame burgers, en getrouwe onderdanen en ver-<br />
zogten verlof om mede optetrekken en Havre de<br />
Grace te gaan heroveren, welke plaats door de<br />
Engelfchen was verrast geworden. Doch de<br />
wantrouwende ftaatzucht van Catharina de Medi-<br />
cis verwekte wel rasch nieuwe ftormen. IJver-<br />
zuchtig over Condé, gelijk zij geweest had over<br />
de Guife, trachte zij hem te vernederen door de<br />
Protestanten te onderdrukken, die dezen vorst<br />
grootelijks toegenegen waren. Zij ving aan de<br />
Protestanten derzeiver rechten te benemen in<br />
.welke deze maar onlangs waren herftelt gewor<br />
den cn zulks wierd fpoedig gevolgt van bloedi-<br />
gen hoon! Zij verzogten om recht en wierden<br />
afgewezen, de geweldige behandeling tegen de<br />
her-
LES vin. G E S C H I E D E N I S . 511<br />
hervormden eindigde in eene openlijke vervol<br />
ging. De onrechtveerdigheid en trouwloosheid<br />
van 't hof noopte de Protestanten wederom de<br />
wapens aan te grijpen. Condé en Colignij blie<br />
zen alarm en 'er ontftond een' nieuwen burger<br />
krijg. Een bloedig gevecht, niet ver van S (<br />
.<br />
Denis, vermeerderde de verbittering der beide<br />
partijen. De trouwlooze Catharina zuide de Pro<br />
testanten in flaap door den vrede van Lon - Jume-<br />
aü. Gewoon de geheiligde eeden te fchenden,<br />
zond zij hare lijfwagt af om Condé aantehouden.<br />
De oorlog werd op nieuw begonnen en ftroomen<br />
bloeds werden in Frankrijk vergoten. De Calvi<br />
nisten waren verzwakt door 't verlies van Condé,<br />
die in koelen bloede gedood wierdt na 't gevecht<br />
bij Jarnac, en door hunnen nederlaag te Mont-<br />
eontour. Colignij, aan 't hoofd van Duitsch<br />
krijgsvolk, beurde zijnen aanhang op en noopte<br />
Catharina de wet te ontvangen van de Protes<br />
tanten. Van toen af aan vatte Catharina, die te<br />
vooren zich onverfchillig getoont had jegens alle<br />
godsdienstige gezindheden, e'enen onverzoenlijken<br />
haat op tegen het Calvinistendom, en maakte een<br />
ontwerp om de Protestanten uitteroeijen, het<br />
welk zij ter uitvoer bragt door middel van de<br />
verfchrikkelijkfte trouwloosheid, welke ooit ge-<br />
oeffend wierd. Colignij, in den raad toegelaten,<br />
en den jongen koning van Navarre te huwen aan<br />
de zuster van Karei IX, verwijderde van de<br />
Protestanten alle wantrouwen. Zij hielden de<br />
be-
51Ü H E B E N D A A Ü S C H E EES VIH;<br />
bevreediging of verzoening voor oprecht en bleven<br />
in dat noodlottig vertrouwen tot dat die<br />
verschrikkelijke S r<br />
. Barthels moord hen ontwaakte.<br />
Is het te verwonderen dat de Protestante»,<br />
na deze helfche flagting alle hoop op een beter<br />
lot varen lieten? Montauban gaf het teken tot<br />
•wraak, Sancerre volgde het voorbeeld, en Roebelle,<br />
de voornaamfte wijkplaats geworden van<br />
de Protestanten, wierd verdedigt met eene dapperheid,<br />
waar van weinige voorbeelden waren.<br />
Een verdtag ten voordeele der hervormden fchorsfte<br />
alle vijandelijkheden. Karei IX, die in den<br />
ouderdom van vier en twintig jaren ftierf, wierd<br />
opgevolgt van Hendrik III, verkoren koning van<br />
Polen. Niet zoo haast bevond hij zich op den<br />
throon of hij viel de Protestanten aan; doch na<br />
eene mislukte onderneming tegen eene zwakke<br />
vesting, maakte hij vrede met hen. Deze vrede<br />
wierd fchielijk verbroken door den Franfchen<br />
koning, die, bij verrasfing, zich verraderlijk<br />
meester gemaakt hebbende van Monbrun, het<br />
hoofd der Calvmisten in Dauphiné, hem ten galge<br />
veroordeelde, ftelde Hendrik van Guife aan<br />
»t hoofd zijner legers tegen de Protestanten, die<br />
geboden werden door Hendrik van Navarre;<br />
wierd ijverzuchtig op den hertog van Lottharingen<br />
en maakte eensklaps een einde aan de vijandelijkheden<br />
door e.nen vreede, fchandelijk<br />
voor hem en tot eer ftrek kende aan de hervormden.<br />
Vervolgens werd het verbond aangegaan,<br />
cn
EES VIII. G E S C H I . E D E N i s . 51;<br />
en de dweepzucht, bezielt door eene onbegrensde<br />
ftaatzucht, tot de grootfte buitenfporigheid<br />
gedreven. De fteeds onrustige geest van Catharina<br />
van Medicis, de ftaatzucht van de Guifen<br />
en de blinde ijver van de Catholijke geestlijkheid,<br />
dwongen de Calvinisten met weerzin de<br />
wapens op te vatten en oorlog te voeren. Dit is<br />
klaar uit eene gevolgtrekking van hidorifche<br />
daadzaken. Van daar dat de wakkere Ia Notie,<br />
wanhopende zijne plichtmatigheid aan den koning<br />
te doen ftrooken met het gene hij den hervormden<br />
godsdienst en de Protestanten fchuldig was,<br />
den dood zogt in den ft rijd, fchoon hij, in fpijt<br />
van zijne heldhaftige razernij, belet wierd zijn<br />
leven weg te werpen. Colignij, die zijn dierbaar<br />
en doorluchtig leven verloor door het zwaard<br />
van lafhartige moordenaren, beftuurde de Franfche<br />
raadsvergaderingen door zijne wijsheid, vermeerderde<br />
de zeemagt en den koophandel van<br />
Frankrijk en lag dc eerfte gronden van dat ftaatkundig<br />
ontwerp, het welk door Hendrik IV. tot<br />
volkomenheid werd gebragt. Rosni, Mornaij,<br />
Florent Chretien waren Protestanten van groote<br />
kundigheid, en van het achtingwaardigst karakter.-<br />
Frankrijk bragt nooit deugdzamer mannen<br />
voort.<br />
DE leerftellingen en kerktucht van Calvijn<br />
wierden in Schotland ingevoert, in weerwil van<br />
de bewind-voerende magten, cn dit was, gelijk<br />
Kk jjj
H E B Ï N D A A 6 S C H Ï LES vnx.<br />
in Frankrijk, de oorzaak van verwarring en beroerte.<br />
De Schotten reikhalsden naar eene godsdienstige<br />
vrijheid, vatten een Herken afkeer op<br />
tegen het pausdom, en het onrechtveerdig vonnis<br />
van kardinaal Beaton ter uitvoer gebragt aan<br />
Hamilton en Wishart, verfchafte hen eene gelegenheid<br />
om hunne verlangens te voldoen. Zij<br />
offerden Beaton op aan hunne wraak en plantten<br />
den ftanderd der hervorminge. Veele van den<br />
adel, vijanden van de koninginne moeder, Maria<br />
van Guife, toen regentesfè van Schotland, voegden<br />
zich bij hen. Men zond om Johannes Knox,<br />
die de leerftellingen en tucht van Geneve had<br />
ingezogen; hij keerde naar Schotland weder en<br />
wierd hoofd van de hervorming.<br />
D E koningin regentesfè poogde in Schotland<br />
de hervorming te beletten; zij zondt om krijgsvolk<br />
naar Frankrijk, doch het Parlement noopte<br />
haar die troepen naar huis te-zenden, zoo dat<br />
zij haar oogmerk niet kon bereiken. Het Protestantendom<br />
won veld, de Catholijke godsdienst<br />
wierd vernietigt en de leerftellingen en tucht van<br />
de Schotfche kerk gefchoeit naar den leest van<br />
Geneve (b). ^<br />
D E<br />
(!>) De herrorming wierd niet volkomen gevestigt in Schotland<br />
tot aan de redering van Jacobus VI, toen de koning, de adel<br />
ïn de overige zijner onderdanen tot een verdrag kwamen, de<br />
nationale conventie genaamt, bij welk verdrsg zij zich verbonden<br />
het pausdom uitteroeijen en den uationalen godsdienst naar hei<br />
f hn der hervorming in de plaats te ftellen.
LES virt G E S C H I E D E N I S , 5x5<br />
DE Schotfche hervormers hadden een haat tegen<br />
het geloof en den eerdiénst van'de Roomfche<br />
kerk, en hunne ijver ter verdelging van beiden<br />
liet zich fterk zien. Zij waren niet alleen overtuigt<br />
van de dwaling dier kerke wegens dc leer,<br />
maar zij meenden zelfs hare eerdienst zoo befmet<br />
te zijn, dat alles wat daar toe behoorde moest<br />
vernietigt Worden. Hier van overreed, voerde<br />
hun ijver hen te ver buiten de palen van gematigtheid,<br />
en hunne daden waren meer die van<br />
verwoede dweepers dan van hervormers. Zij be-,<br />
toonden geen eerbied voor 't gene groots en achtingswaardig<br />
was, noch maakten eenig onderfcheid<br />
tusfehen 't gene wezenlijk tot den godsdienst<br />
beboert cn tusfehen 't gene enkel een bijvocgzel<br />
was: alles wierd verworpen. Om deze gcweldadigheden<br />
te heiligen, voerden zij fchriftuurtextën.<br />
aan bekragtigt met voorbeelden van mannen onder<br />
de joodfche huishouding, als 't gedrag van<br />
Knehas, die een vorst van Israël en een Midianltinne<br />
doodde; dat der Israëliten, die de ingezetenen<br />
van Canaan uitroeiden; van Samuël, die<br />
eenen ongeloovigen koning in drukken hieuw;<br />
van Jehu, die de koninglijke huisgezinnen van<br />
Israël en Juda door 't zwaard ombragt. Hefr<br />
blijkt des dat de Schotfche hervormers in goeden<br />
ernst overtuigt fcheënen, dat het hun plicht<br />
Ware door alle mogelijke middelen alle die genen<br />
te verdelgen, die in 't ftuk van godsdienst anders<br />
dagten dan zij; dat het de verdicnstelijkfte daad<br />
Kk .2 4fj-
5i6 H E D E N D A A G S C H E EES VIM.<br />
in 't oog van God ware, de item der natuur te<br />
faiooren, alle rangen en maatfchappijën op eenen<br />
gelijken voet te brengen en vooral kerken, alta<br />
ren, fchilderftukken enz. te verbrijzelen en te<br />
vernielen. De grondbeginzels van Calvijn in den<br />
ftrengften zin opvattende, vernietigden zij alle<br />
kerkplechtigheden, befchouwden de onfchuldigfte<br />
uitipanningen als misdadig en het dulden van de<br />
geringde kerkregels van Rome als een verfchrik-<br />
kelijk gruwel. Zij namen eene norfche en ftijve<br />
-houding aan, fpraaken in bedektelijke woorden,<br />
die weinig overeen kwamen met den waren zin<br />
van de leer en voorfchriften des Christendoms,<br />
en even als de Catholijke priesters gedaan had<br />
den, maakten zij misbruik van de ligtgeloevig-<br />
heid van 't gemeen. Dan, ter verfchooning van<br />
liet gedrag der Schotfche hervormeren, mogen<br />
wij de tijden bijbrengen in welken zij leefden;<br />
deze waren duister in vergelijking van de onzen.<br />
De Christenen waren toen ontbloot van een edele<br />
denkwijze, en daar die ontbreekt worden grove<br />
verkeerdheden en wreedheden begaan onder den<br />
naam vau hervorming. Zij waren zoo geweld,g<br />
verbittert tegen den Catholijken godsdienst, dat<br />
«zij meenden niet genoeg te kunnen doen tot des<br />
zelfs vernietiging, ook lieten zij zich in hunne<br />
drift door niets weerhouden: de meeste buiten-<br />
fporigheden wierden daarenboven bedreven door<br />
"t flechts gemeen, 't welk in alle deszelfs daden<br />
nooit acht geeft op redelijkheid en billijkheid.<br />
DE
ÜES vnr. GESCHIEDENIS. 515<br />
De Protestantfche en Catholijke kerken wier-<br />
den ten zeiven tijde beroert door twisten over<br />
de voorbefchikking en genade. Baius, een,<br />
Roomsch Catholijk godsgeleerde van Leuven,<br />
maakte een leerftuk op uit de fchriften van den<br />
heiligen Augustinus, 't welk alles toekent aan<br />
de genade, en niets laat aan de menfchelijke<br />
vrijheid. Deze leer wierd te Rome veroordeelt,<br />
en de twist, daar uit ontdaan, bragt in dien tijd<br />
niets van aanbelang voort. ; Aan den anderen<br />
kant vormde Molina een Spaanfche Jefuit, een<br />
leerftelzel, het welk te veel aan de vrijheid gaf<br />
en alles aan de genade ontnam. De Dominicanen<br />
omhelsden gretiglijk de leer van Molina en ver<br />
dedigden die. Boekdeelen bij boekdeelen wierden<br />
'er gefchreven en te Rome wierden veele famen-<br />
komsten gehouden om deze duistere punten uit-<br />
teziften. De twisten waren lang en werden met<br />
zeer veel hitte en verbittering beftuurt. Paus<br />
Paul V. maakte een einde aan deze twistgedin<br />
gen, welke niet te beficchten waren, om dat ze<br />
zaken behelsden, die door 't menfchelijke ver»<br />
ftand niet tc bereiken zijn.<br />
DE Calvinisten waren over het zelfde onder<br />
werp met eikanderen verdeelt. Jacobus Armini-<br />
us een Hollandsch godsgeleerde, een man van<br />
een zachte en liefderijke geestgeneigtheid, kon<br />
het leerftuk der verwerping, zoo als het door<br />
Calvijn geleerüart wierd, niet verduwen. Hij<br />
Kk 3 fcgs
518 H E Ï 5 E M W A A G 5 C I I E LES VI1E<br />
begreep boe gevaarlijk het ware God te vertoo<br />
rn als een dwingeland, die behagen fchept in<br />
Je ellende zijner fchepfelen. Volgens zijne be-<br />
o-inzels is God een tederhartig vader, die alle<br />
menfehen bemint en genoegzame genade verleent<br />
om hen ter zaligheid te geleiden. Bezielt met<br />
menfehen liefde, poogde Arminius de onverdraag<br />
zaamheid zoo wel uit de kerk als uit den daat<br />
te verbannen. Hij kon het denkbeeld van eeu<br />
wigdurende ftraffen niet overeenbrengen met dat<br />
van de goddelijke barmhartigheid. Dit zijn ge<br />
voelen wierd door veele tegenftreevers weder-<br />
fproken. Gomar, zijn voornaamfte vijand, be<br />
hield de overhand; de leerftellingen van Armini<br />
us wierden veroordeelt en die van Calvijn door<br />
het Sijnode van Dordrecht aangenomen. Deze<br />
fcheunng der Protestanten was toen ter tijd een<br />
2aak, welke enkel de kerk betrof; maar de lezer<br />
zal in 't vervolg zien dat dezelve een zaak van<br />
ftaat wierd, dewelke het gemeenebest op den<br />
rand van deszelfs ondergang bragt.<br />
STAATSOMVV E.N TELINGEN.<br />
HET tijdvak, thans onder onze befchouwing,<br />
vertoont* den lezer groote omwentelingen in Eu<br />
ropa. Dc gedenkwaardigfte van dezelve is die<br />
welke in de Nedei landen voorviel. 'Er is geen<br />
volk noch tijdvak, welks gefchiedenis eene ver-<br />
" azeuder omwenteling oplevert dan die, welke<br />
boorte gaf aan het Gemeenebest der Nederlan-
EES VMÏ. GESCHIEDENIS. 'J?\A<br />
den. Wat' is 'er dat zucht tot vrijheid gepaart<br />
met nijverheid niet kan 'bewerken? Een zwak<br />
cn arm volk fchudde het juk af van den mag-<br />
tigften en rijkften vorst, die toen in Europa<br />
heerschte. De voornaamfte oorzaak van deze<br />
•wonderbare omwenteling was de bijgeloovige<br />
willekeur van Philips II, koning van Spanje.<br />
Die vorst, die naar het bloed dorstte der ket<br />
ters, wilde de wreedheden der Inquifitie in<br />
Vlaanderen uitöeffenen aan de ketters als in<br />
Spanje. De hervormde leerftellingen hadden vee<br />
le begunstigers gewonnen in de Nederlanden en<br />
Philips verlangde niets zoo zeerdan zijnen zwaar-<br />
moedigen en blocddorstigen ijver ten toon te<br />
fpreiden. Philips ftelde met goedkeuring van<br />
Paus Paulus IV. dertien nieuwe bisdommen aan.<br />
Deze aanftelling gefchiedde met oogmerk om het<br />
geweten tc kwellen en de lasten des volks te<br />
verzwaren. Margareta, de natuurlijke dochter<br />
van Karei V. en weduwe van den hertog van<br />
Parma, was gouvernante van de Nederlanden en<br />
had ieders liefde gewonnen door haar zacht en<br />
billijk beftuur. Doch, fchoon voor 't uitterlijke<br />
bekleed met de- opperde magt, fpeelde zij flechts<br />
eene ondergefchikte rol, dewijl zij verplicht was<br />
zich te fchikken naar den raad van kardinaal<br />
Granvclle, aan wien Philips het ganfche gezach<br />
had toevertrouwt. Deze onmenfchelijke en wree<br />
de ftaatsdienaar maakte nooit onderfcheid tusfehen<br />
ftaatkunde en trouwloosheid, noch tusfehen ijver<br />
Kk 4 cn
520 H E B Ï N D A A G S C H B LES Vlli.<br />
en onverdraagzaamheid. Lieden van hoogen rang<br />
behandelde hij met verachting, fnuikte de nijverheid<br />
en den koophandel door ongerijmde bevelfchriften,<br />
en ftrafte de geringde overtredingen<br />
als waren ze de grootfte misdaden. De trotfche<br />
onverzettelijkheid van dien vreemdeling vergramde<br />
de Vlamingers. Zij klaagden, doch het hof<br />
van Spanje, in ftede van aan hunne klachten<br />
het oor te leenen, zond ftrenge beveelen, die het<br />
kwaad vermeerderden. Men gebood hen de bcfluiten<br />
der Trentefche kerkvergadering te gehoorzamen<br />
en men gebruikte geweld om dezelven te<br />
doen in acht nemen, dit verhaastte den opftand.<br />
WILLEM van Nasfau, prins van oranje en<br />
graaf Egmond, beide edelen van doorluchtige<br />
geboorte en verdiensten, ftelden zich aan 't hoofd<br />
der onderdrukten. Granvelle meende de misnoegden<br />
te vcrlchrikken'door 't vestigen van de Inquifitie<br />
in de voornaamfte fteden van Vlaanderen.<br />
De barbaarsheden van dat gerechtshof, de nieuwe<br />
bisdommen, de pogingen om het geweten te<br />
dwingen, afpersfingen en ftraföeffeningen zetten<br />
de Protestanten aan tot eenen opftand. Ziende<br />
dat men geen acht gaf op hunne verzoek fchriften,<br />
ondernamen zij zich zeiven recht te verfchaffen.<br />
In ftede van de Vlamingers ter nedertezettcn<br />
door zachte middelen verkoos Philips<br />
zijn eige geneigtheid te volgen en zond den<br />
Hertog van Al va, aan 't hoofd van een leger,<br />
•aar
LES vin. G E S C H I E D E N I S . 521<br />
naar de Nederlanden. De graven van Egmond<br />
en Hoorn, die zich niet naar Duitschland wilden<br />
begeven met den prins van oranje, wierden<br />
fchielijk aangehouden. De woeste hertog van<br />
Al va vulde alle gevangenisfen op, liét galgen<br />
en fchavotten oprichten en dak branddapels aan,<br />
welke, overal affchrik verwekten. Philips pleegde<br />
wegens deze verrichtingen raad met de Inquifitie<br />
van Spanje, en dat gerechtshof bepaalde dat<br />
alle de ingezetenen der Nederlanden, eenige weinige<br />
uitgezonden, afvalligen, ketters en fchuldig<br />
aan hoog verraad waren, bijzonderlijk de edelen,<br />
die een fmeekfehrift ingelevert en openlijk-klagten<br />
ingebragt hadden tegen de heilige Inquifitie.<br />
Op die uitfpraak werden Egmond en Hoorn te<br />
recht geftelt en hun bloed vermengt met dat van<br />
veele andere flagtöffers. Voorzeker konden de<br />
Protestanten der Nederlanden niet dan met haat<br />
ingenomen zijn tegen de Catholijke kerk en tegen<br />
den monarch, die den Hertog van Alva met deszelfs<br />
bloedig gerechtshof op hen afzond om de<br />
ijsfelijkfte wreedheden te pleegen, een vrij volk<br />
met onbillijke belastingen te drukken, en die geweldadigheden<br />
te dekken met den fluier van<br />
Godsdienst. Wie kan gelooven dat gedurende<br />
de vijf jaren, welke de Hertog van Alva het bewind<br />
had in de Nederlanden, agttien duizend<br />
menfehen ter dood gebragt wierden om ketterij?<br />
En evenwel niets is waarachtiger; ja, de vervolger<br />
zelf roemde 'er op.<br />
•K.E-
fraa H E D E N D A A G S C H E EES VEE<br />
REQUESENS, de opvolger van Alva, deedt<br />
vergeeflche pogingen om het ftandbeeld der vrijheid,<br />
het welk de Vlamingen hadden opgerigt,<br />
omver te halen, te vergeefsch deedt hij hun<br />
een aanbod van alle hunne bezwaren weg te nemen<br />
; zij wilden 2ich niet verlaten op de beloften<br />
en goedertierenheid van een trouwloos koning.<br />
Misfchien zou Requefens, die groote begaafdheden<br />
en deugden bezat, de zaken hebben kunnen<br />
herdellen, zoo niet zijn dcod de omwenteling<br />
verhaast had. Don Jan van Oostenrijk, de verwinnaar<br />
der Turken te Lepanto werd met volmagt<br />
afgezonden om hen buiten de vrijheid van<br />
geweten alles toeteftaan. Liever zoude ik mijn<br />
kroon verliezen, zeide Philips, dan htm die vrijheid<br />
verkenen. Decze nieuwe bewindsman gebruikte<br />
in 't eerde zachte middelen, doch de<br />
geestdrift van vrijheid cn de zucht om wccrw.aak<br />
te oeffenen hadden zich volkomen meester gemaakt<br />
van alle dc gemoederen. De prins van<br />
oranje nam die gelegenheid waar om de beruchte<br />
verëeniging van Utrecht te vormen en de omwerteling<br />
volkomen te maken. Hij cleedt de<br />
Staten Generaal bijeenkomen in den Haag, die<br />
Philips H. vervallen verklaarden van deszelfs<br />
recht cn gezach, als hebbende, tegen eed en<br />
plicht aan, de voorrechten zijns volks gelchonden.<br />
De opftand van de zeven vereenigde Landfchappen<br />
is« te wijten aan de barsheid en 't bijgeloof<br />
van Granvcllc, de gettrengheid van Phi-
• LES vin. G E S C H I E D E N I S . • • R,»<br />
lips, de ftrafIieid der Inquifitie en de wreedheden<br />
van den Hertog van Alva. 't Vernuft van<br />
Willem van oranje, de krijgskunde van deszelfs<br />
zoon Maurits en de bijftand door Elizabeth verleent,<br />
deden dien opftand welgelukken. In één<br />
woord, de vrijheden der zeven vereenigde Nederlanden<br />
wierden gevestigt op eenen onwrikbaren,grondflag,<br />
door de ftandvastigheid, 't geduld,<br />
de onverzaagtheid en de nijverheid van de eerfte<br />
Gemeenebestgezinden.<br />
x<br />
OP het eerfte gemor, waar toe de vervolging,<br />
de ellende en wanhoop de Vlamingen noopten,'<br />
wierden zij befchuldigt van ongehoorzaamheid en<br />
muiterij. De geftrengfte beveelen wierden tegen<br />
hen afgekondigt. Volgens de Inquifitie moest<br />
men noodwendig een ieder verdelgen die gelooven<br />
durfde dat God geen brood, dat God geen<br />
wijn is, en geen zeven Sacrementen wilde erkennen.<br />
Hoe ware het mogelijk dat menfehen, die<br />
zoo geweldig gefoltert werden om bcïachgelijke<br />
en ongerijmde gevoelens, zulk een drukkend juk<br />
konden beminnen? Hoe konden zij gelooven dat<br />
'er eenig behoorlijk verband ware tusfehen hen<br />
en hunne verdrukkers? 'i i s geenzins te verwonderen<br />
dat dwingelanden de zulken voor wederfpannigen<br />
doen doorgaan, die moeds genoeg<br />
hebben om hunne ketens te verbreeken. De<br />
ftaatzucht fmoort bij hen de ftera der natuur.<br />
Maar 't is te verwonderen dat men fomtjjds een<br />
edel-
£$4. H E D E N D A A G S C H E LÉS vtm<br />
edelmoedig, vrij volk de buitenfporigheden ziet<br />
goedkeuren van willekeur; en misnoegen ziet<br />
toonen om dat buiten hen ook anderen Vrij zijn,<br />
ja zelfs medewerken om de kluisters te fmeden<br />
voor hunne medemenfchen (c). De volken on<br />
derwerpen zich fomtijds geduldig aan het juk.<br />
't Ontbreekt hen dikwijls aan die dapperheid,<br />
welke den dood verkiest voor de flavernij. Daar<br />
is een tijd dat zij dwingelanden gehoorzamen en<br />
haten; doch wanneer voor 't kwaad geen hulp<br />
middel meer is, wanneer hun beftaan verflonden<br />
wordt door wanfchepzels, die hen van alle de<br />
deelen hunner vrijheid berooven en hun niets<br />
overlaten dan flavernij en kluisters; als dan we<br />
ten zij hoe hunne verdrukkers te vernielen; dan<br />
breekt de burger-krijg uit, welke verborgen be<br />
gaafdheden te voorfchijn brengt en onbekende<br />
hulpmiddelen fchept, dan ontftaan 'er ongemeene<br />
menfehen, die zich waardig toonen over hunne<br />
medeburgers te gebieden. Ongetwijvelt is zulks<br />
een verfchrikkelijk middel, 't Is een tijd van<br />
bloed en verwarring, welke aan rijken of ftaten<br />
geweldige fchokken geeft: Doch het geneesmid T<br />
del<br />
(c) De grondbeginzels en gevoelens vervat in zeker Blaauw-<br />
boekje over de omwenteling van eene naburige natie, niet lang<br />
geleden uitgekomen, en de talrijks menigte bewonderaars van 't<br />
zelve, toonen duidelijk, dat zij, die op hunne eige vrijheid<br />
doffen, onkundig zijn van de rechten van den mensch, of uit<br />
baatzuchtige bcginzcls niet geerne zien dat andere volken die<br />
rechten even zeer genieten als zij.
Ï.ES VIïE G E S C H I E D E N I S ;<br />
del is fomtijds noodzakelijk, dewijl zonder het<br />
zelve dc vrijheid niet verkregen kan worden.<br />
Eene natie, die gedrongen word bij 't verbreken<br />
van 't maatfchappijlijk verdrag, hare onvervreemdbare<br />
rechten te herkrijgen, verrigt wonderen van<br />
moed en dapperheid. De vrijheid zelve kan<br />
wonderen uitwerken. De vrijheid zegepraalt over<br />
de natuur; doet dc dorre rots eenen rijken oogst<br />
leveren; geeft de akelige woestenij een lieflijk<br />
aanfehijn; verlicht den nederigen hutbewoner,<br />
en verfchaft hem meer kennis en fcherpzinnighei'd<br />
dan aan den trotfehen hof-flaaf. Te vergeefsch<br />
bedienden de Spanjaarden zich tegen de Hollanders<br />
van alle de middelen, welke de oorlog en<br />
de konst opleveren, van alle de wonderen van<br />
gedult en onverfchrokkenheid; de zucht voor de<br />
vrijheid was Kerker dan die allen, en kwam alïe<br />
hinderpalen' te boven. Met de eene hand wierpen<br />
zij dijken op om dc zee te duiten, en mtt<br />
de andere verjoegen zij de Spanjaarden, die hen<br />
naar den zeekant dreeven. Zij bouwden 1'chepen,<br />
welke zij met koopgoederen belaadden, en<br />
rustten anderen uit op welke zij aan Philips twee<br />
duizend mijlen ver van Europa de heerlchappij<br />
des^ koophandels en der bezittingen der Indien<br />
betwistten.<br />
't Is waar, zonder den magtigen bijftand, wel<br />
ken Elizabeth hen gaf, zouden zij misleiden de<br />
LI on-
ga6 H E D E N B A A G S C H E EES VIIE<br />
onafhanglijkhcid niet verworven hebben (d) v:r-<br />
raade Elizabeth, door 't onderfteurien der Nè-<br />
derlandercn, de rechten der volkeren? Behoorde<br />
zï] wel deel genomen te hebben in die twist?<br />
Had zij het recht om zich tot rechter op te wer<br />
pen wegens de onrechtvaardigheden door Philips<br />
begaan? De begunstigers van het willekeurig ge<br />
zach<br />
(d) Kan men het eenen magtjgen bijftand-lieten, dat zij den<br />
Heer Lumei, admiraal van dc vloot der Watergeuzen, gebood<br />
hét anker te ligten en Duins te verlaten? Dat, toen men om<br />
bijftand een gezantfchap naar Engeland afzond niet de voordee.<br />
-ligllc aanbiedingen, welke Elizabeth verlangen kon, zij den ge<br />
zanten alleen, troosteüjke woorden gaf, om te beletten dat meir<br />
zich in de armen van Frankrijk wierp ? was bet een magtigen<br />
bijftand van haar, dat zij dc Duitfche troepen van Hertog jan<br />
Kazimir betaalde, die tot hulp der Nederian'den kwamen, daar<br />
zij zulks dealt om dat zij ongaarne zag dat men den Hertog<br />
van Anjou tot befchcriner der Nederlanden riep? kan men het<br />
eenen magtigen bijftand noemen, dat zij zich verplichtte öooo<br />
man te onderhouden voor de Nederlanden onder een Engelfchen<br />
veldöverften, haren ftedehotidcr, welker kosten na 't fluiten van<br />
den vrede binnen vijf jaren moesten vergoed worden onder ver<br />
panding van eenige fteden, die met Engelsen krijgsvolk beziet<br />
wierden, terwijl het berichtfehrift van haren f.cdchouder inhield,<br />
naauwkeurig onderzoek te doen of het vermogen der (laten zoo<br />
groot ware, dat zij met hunne eigen middelen konden befchermt<br />
worden? kortom al het nut, 't welk Leicester aan dc Republiek<br />
toebragt, beftond in eenige weinige krijgsbedrijven, welke echter<br />
niet lang daar na, toen zijne Engelfchen in Gelderland en Qver-<br />
ijsfel met den vijand famenfpanden, van grooter fchade gevolgt<br />
wierden. Daarentegen bragi bij alle ftaat aken in de uiterfte ver<br />
warring, zaaide gedurig verdeeldheid onder de Provinciën om ze<br />
tegen clkandercn aantebitzen enz. Zie de opkomst en bloei van<br />
de Republiek der vereenigde Nederlanden. VERTALER.
EES VÏIE GESCHIEDENIS. gif<br />
zach zullen ongetwijvelt de koningin van Enge<br />
land wraaken? Met behulp van valïciie redeka<br />
velingen zullen zij befluiteh, dat volken, die vrij<br />
en onafhanglijk zijn, ïehoon de daden van liet<br />
eene onwettig zijn, de andere nogthans verplicht-<br />
zijn die te dulden, wanneer die daden hunne eige<br />
volkome rechten niet benadeelen. Volgens dat<br />
grondbeginzel handelde Elizabeth niet wel met<br />
de Nederlanderen in derzeiver opftand te ondcr-<br />
fteunen. Dan, zoo wij de zaak in haar ware<br />
licht befehouwen, zullen wij ons gedwongen vin-<br />
,den toetcftaan dat het gedrag van Elizabeth niet<br />
alleen ftrookte met gezonde ftaatkunde, en de<br />
geheiligde wetten van 't menschdom, maar zelfs<br />
dat zij de rechten der vorsten niet fchondt. Het<br />
gezach van Philips over de Nederlanden was<br />
bepaalt en geregeld door grond-wetten. Wat<br />
billijk recht of tijtel kon die vorst op de regee<br />
ring voorwenden toen hij alle die vastgeftelde<br />
en hem voorgeschreven bepalingen overlchreden<br />
had? was de Zwdtferiche natie verplicht hem te<br />
gehoorzamen? zou dezelve zich niet verzet heb<br />
ben tegen zijne onrechtveerdige en willekeurige<br />
handelwijze? verbrak die vorst door 't lebenden<br />
van alle de wetten der conftitutie 't verdrag niet<br />
door 't welk de Vlamingen aan hem verbonden<br />
waren? De Nederlanders wierden door de daad<br />
van hunnen oppervorst vrij, en konden hem niet<br />
anders befehouwen dan- als een overkeerlcher dis<br />
hen zogt te onderdrukken* en ook werkelijk OJH<br />
LI % der-
5a8 H ï ï i K U A « i « H i LESVIII.<br />
derdrukte. — Wat is het wezenlijk oogmerk der<br />
famenleeving? Is het niet het onderling geluk<br />
van allen? Is het niet met dat inzicht dat ieder<br />
burger een gedeelte van zijne rechten en vrijheid<br />
afftaat? zou de maatfehappij gebruik maken van<br />
haar gezach om zich en alle hare leden over te<br />
geven aan de befcheidenheid van een woedenddwingeland?<br />
Neen, dit zal zij niet. En verder<br />
nog, indien de maatfehappij een gedeelte harer<br />
leden onderdrukt, heeft zij met dus te doenbaar<br />
recht verbeurt. Derhalven wanneer de maatfehappij<br />
aan den eenen gezach geeft, is het met deze<br />
uitdrukkelijke voorbehouding, dat de oppermagt<br />
daar van gebruik zal maken tot behoud en niet<br />
ten nadeele van de ondergefchikten. Indien de<br />
oppermagt regeere als dwingeland, dan vernedert<br />
zij zich zelve, word eene openbare vijandin, tegen<br />
wie het volk zich verzetten en aan wie het<br />
gehoorzaamheid weigeren moge. Dit waren de<br />
gronden, op welken de algemeene daten van<br />
Holland Philips vervallen verklaarden van deszelfs<br />
gezach over hen. Goddelijke cn menfchelijke<br />
wetten, zeggen zij in die vermaarde Acte,<br />
zoo dikwijls gefchonden met betrekking tot ons,<br />
bevinden wij ons wéder geplaatst in onzen natuurlijken<br />
ftaat van vrijheid, gerechtigt een nieu«<br />
wen vorst te kiezen, ten einde die ons regeere<br />
overeenkomstig onze voorrechten, vrijheden en<br />
vrijdommen.<br />
D*
EES vnr. GESCHIEDENIS. gz 9<br />
DE Nederlanders, in het bezit van hunne eerde<br />
rechten wederkeerende, wierden eene onaf*<br />
hangelijke natie, die verbintenisfen kon aangaan<br />
met naburige ftaten. De koningin van Engeland<br />
derhalven door befcherming te verleenen aan die<br />
opkomende Republiek, maakte gebruik van een<br />
recht dat vast is aan elke vrije natie of aan den<br />
oppervorst die dezelve verheelt. Overheerfchers<br />
en zij wier belang het is, de overheerfching te<br />
begunstigen, zullen altoos fchreeuwen, wederfpannigheid,<br />
wederfpannigheid, wanneer een volk<br />
zich ongeneigt toont om zich onder een ijzer juk<br />
te krommen, en moeds genoeg heeft om zich op<br />
zijne natuurlijke rechten te beroepen, en zij zullen<br />
die natie trouwloos heten, die aangefpoort<br />
door belang of door beweegredenen van menfchelijkheid,<br />
dat volk in zijne edele worftelingen<br />
de hand bied. Doch al dat geroep kan de itemder<br />
natuur niet fmoren, noch immer de beginzels<br />
van natuurlijke vrijheid uitwisfeheh; beginzels,<br />
het menfchelijk hart ingegrlft; beginzels, aan<br />
welke de dwingelanden zelf gedwongen zijn hulde<br />
te doen; beginzels, geheiligt in de gefchiedenis<br />
van Europa, door 't voorbeeld der Zwitferg<br />
en der Nederianderen; in één woord, beginzels,<br />
welke door het voorbeeld van de Noord -Amerikaanfche<br />
volkplantingen nog treffender en duidelijker<br />
gemaakt zijn,<br />
WIJ hebben ons, misfehien, te lang opgehou-<br />
LI 3 den
$$o H E B E N E A A G S C H E LES vin,<br />
den met de omwenteling der vereenigde Landfehappcn;<br />
doch omwentelingen, welke de vrijheid<br />
vcrfchafien aan ganfche volkeren, maken 't<br />
belangrijkfte gedeelte der gefchiedenis fit. In<br />
dezelven zien wij daven tot vrije menfehen worden,<br />
bij 't veranderen van meesters, de vrijheid<br />
vestigen op onwrikbare gronddagen. Dwingelanden<br />
zijn vijanden van de rechten van 't menschdom,<br />
zij haten de omwentelingen en alle dc genen<br />
die dezelve begunstigen. — Maar, zullen wij<br />
de oppervorsten vleijen, zelfs dan wanneer zij<br />
hunne onderdanen behandelen als eene verachtelijke<br />
kudde, wier leven en eigendom geheel het<br />
hunne is. Moeten wij altoos deernen en met<br />
eerbied betooncn aan magtige en onrechtveerdige<br />
mannen, die over den dam der wet heen fpringen,<br />
welke te zwak is om hen te weêrftaan, of<br />
die in de wetten zelve zekere en verfchrikkelijke<br />
middelen vinden om die rechten te lebenden,<br />
welke zij behoorden te handhaven?<br />
DE omwenteling, wcikc in Portugaal, een<br />
Wingewest van Spanje, voorviel, was het gevolg<br />
van gemcene oorzaken. De vermetelheid van<br />
Sebastiaan, die in de vlaktcns van Alcacar Zuivir<br />
verdagen wierd, met eene menigte van den<br />
Portugeezen adel, gaf aanleiding tot die gebeurtenis.<br />
De onbekwaamheid van kardinaal Hendrik,<br />
die buiten ftaat was de rampen van deij<br />
ftaat tc weeren en de twisten tc beüisfen, welke<br />
de
LES vin. G E S C H I E D E N I S . 531<br />
de toekomstige opvolging tot de kroon veroor<br />
zaakte, verhaastte de omwenteling, die ten lan<br />
gen lesten voltooid werd door de groote meer<br />
derheid van Philips en de begaafdheden van den<br />
hertog van Alva. Te vergeefsch namen de Por<br />
tugeezen, die zeer afkeerig waren van 't Spaan<br />
fche juk, een befluit ten voordeele van Antonio,<br />
dien zij kroonden. Door den hertog van Alva<br />
in iederen veldtogt geflagen, waren zij gedwon<br />
gen zich te onderwerpen aan den overwinnaar.<br />
Hoe konden zij een monarch wederftaan, die de<br />
beste veldöverften en 't beste voetvolk van Eu<br />
ropa had? De grenzen van Portugal hadden noch<br />
hoofden nog magt om wederftand te bieden. De<br />
inwendige ftaat van 't koningrijk was te zeer \ er-<br />
waarloost, fmts dien tijd dat de Por ugeezen<br />
volkplantingen hadden afgezonden naar ve:ai^,e-<br />
legene landen, en zich bezig hielden met het<br />
uitbreiden van hunnen koophandel. Dan, deze<br />
omwenteling baarde geene verandering in het<br />
ftelzel van Europa. Dezelve was enkel noodlot<br />
tig voor de Portugeezen, die al de geftrengheid<br />
gevoelden van het willekeurig gezach onder de<br />
dwingclandfche regcering van den wreeden Phi<br />
lips.<br />
BIJ 't overlijden van Elizabeth wierden de<br />
kroonen van Engeland cn Schotland vereenigt in<br />
den perfoon van Jacobus I, zoon van Maria Sm<br />
art. Dc beminnelijke doch ongelukkige Maria,<br />
LI 4 doch-
53* H E D E N B A A G S C H E LES vnr.<br />
dochter van Jacobus V, koning van Schotland,<br />
en tijdgenoote van Elizabeth, mededingftcrs in<br />
godsdienst en fchoonheid, was in alles minder<br />
dan Elizabeth, uitgezondert in de onweêrftaanbare<br />
bekoorlijkheden van eenen beminlijken perfoon;<br />
aan het hof van Frankrijk opgevoed, had<br />
de Schotfche koningin een fmaak en zeden ingezogen,<br />
geheel verfchillende van die harer eigene<br />
natie. Bij *t affterven van baren eerden gemaal,<br />
Francois II, kwam zij naar Schotland te rug,<br />
juist toen de hervorming in dat koningrijk wierd<br />
ïngevoert. Jong, vrolijk, een liefhebder van<br />
vermaak, ftonden de geftrenge zeden der Schotfche<br />
hervormeren baar grootebjks tegen. Dweepzuchtig<br />
•Rowiiiich-katholijk, kon men haar niet<br />
overhalen haaren eigen godsdienst en dien der<br />
natie te veranderen.<br />
B IJ haar tweede huwelijk huwde zij aan Hendrik<br />
Stuart, Lord Darnleij, een man van geringe<br />
bekwaamheden. De zwakheid en gevoeligheid<br />
van Maria's hart, waren de oorzaak van hare<br />
onheilen. Zij kreeg een weerzin in haren gemaal,<br />
en David Rizzio, een Italiaansch muzijkant,<br />
wierd haar gunsteling. Rizzio wierd in de<br />
tegenwoordigheid der koninginne vermoord, en<br />
haar gemaal, op wiens aanhitzing die moord gepleegt<br />
werd, verloor kort daar op het leven,<br />
zoo als men dagt niet zonder medeweten en toeftemming<br />
van deszelfs gade, alzoo zij naderhand<br />
huw-
LES vin. G E S C H I E D E N I S . 533<br />
huwde aan 'Bothwell, dien men veronderfteldc<br />
de moordenaar te zijn van haren man.<br />
DE Schotten gebelgt over 't onvoorzichtig<br />
gedrag van Maria, namen de wapens op, en haren<br />
aanhang overwonnen zijnde, was zij gedwongen<br />
haren throon afteftaan aan haren zoon en een<br />
regent te benoemen. Zij benoemde den graaf<br />
van Murraij, haren natuurlijken broeder. Bezeffende<br />
dat zij verkeert had gehandelt in 't afdaan<br />
der teugels van de regeering, poogde Maria zich<br />
weder in 't bezit der kroon te dellen; dan, de<br />
nederlaag bekomen hebbende, was zij verplicht<br />
naar Engeland te vluchten. Elizabeth ontving<br />
haar, in 't eerfte, op eene edele wijze; maar<br />
kort daar op gaf zij haar te verftaan, dat daar<br />
men haar openlijk befchuldigde met de moord<br />
aan haren man gepleegt, het noodzakelijk ware,<br />
zich zelve te zuiveren en dat indien zij onfchuldig<br />
wierd bevonden, zij zich gerust konde verlaten<br />
op de befcherming van Elizabeth. Maria<br />
betigtte den graaf van Murraij en deeze befchuldigde<br />
Maria. Wie eigenlijk de moordenaar van<br />
Lord Darnleij geweest zij, blijft nog onbedist;<br />
want na al het geene de gefchiedichrijvers deswegens<br />
opgegeven hebben, is die daad nog niet<br />
ten genoege der wereld opgeheldert.<br />
MARIA wierd de gevangene van Elizabeth en<br />
bleef zulks tot dat zij haar hoofd verloor. Men<br />
deedt
534 H E D E N D A A G S C H E LES VIIE<br />
deedt verfcheide pogingen om haar in vrijheid<br />
tc ftellen; doch alles wat men daar toe onder<br />
nam mislukte en brouwde het bederf van die<br />
genen, die 'er de hand in leenden. Eindelijk<br />
werd Maria, na eene agttien jarige gevangenis,<br />
verhoord en ichuldig bevonden aan eene famen-<br />
fpanning tegen Elizabeth, veroordeelt en ont<br />
hoofd op-den ao Februarij 1587. Zij ging den<br />
dood te gemoet met eene godvruchtige gelaten<br />
heid en eene kloekmoedige ziel, en gedroeg zich<br />
in dat akelig tijdftip als iemand, die niet bevreest<br />
is om te fterven. Maria was bij haar affterven<br />
vijf en veertig jaaren oud, en evenwel, zoo als<br />
zeker gel'chiedichrijver verhaalt, ontdekte men,<br />
bij 't afvallen van haar hoofddekzel, dat hare<br />
hairen grijs waren, 't gevolg van droefheid en<br />
eene langdurige gevangenis (e). De dood van<br />
Maria zal altoos een vlek blijven in 't karakter<br />
van Elizabeth.<br />
DE verëeniging der beide koningrijken had<br />
invloed op bet ftelzel van Europa, en de vcr-<br />
eenigde kracht van beide maakte Groot-Brittanje<br />
tot eene overwegende magt. De eerfte oorzaak<br />
van deze omwenteling is ongetwijvelt toetefchrij-<br />
ven aan het recht van opvolging, 't welk de na<br />
tuur aan Jacobus Stuart had gegeven, 't Gedrag<br />
nogthans van Elizabeth hielp grootelijks om de-<br />
(e) Zie RoisERTsoN Gefchiedenis VUB Maria.<br />
zel-
LES VIIE GESCHIEDENIS.<br />
zelve tc weege te brengen. Door de koningin<br />
van Schotland in eene lange en harde gevangenis<br />
opgedoten te houden, beroofde'zij haar van de<br />
middelen om haren zoon te onderwijzen. Het is<br />
zeer waarfchijnlijk dat Maria Stuart, ware zij<br />
vrij geweest, hem zoude opgebragt hebben in de<br />
gronden van haren eigen godsdienst. In dat ge<br />
val zoude hij niet aangenaam zijn geweest aan<br />
dc Engelfchen, die de hervorming waren toege<br />
daan, en zijn godsdienst zou onoverwinnelijke<br />
hinderpalen in den weg gezet hebben tusfehen<br />
hem en den throon. Dan, Elizabeth, door haren<br />
grooten invloed op de regeering van Schotland,<br />
en door Maria in Engeland gevangen te houden,<br />
maakte dat de genen, die met de opvoeding van<br />
Jacobus belast waren, hem gevoelens inboezem<br />
den overeenkomstig de grondbeginzels van den<br />
hervormden'godsdienst, en baande hem den weg<br />
rot de kroon. De verëeniging der drie koning<br />
rijken was eene gebeurtenis, naar welke Eliza<br />
beth zeer verlangde. Doch zij beminde den zoon<br />
van Maria Stuart niet. Niet alleen wilde zij hem<br />
niet voor haren opvolger erkennen; maar zelfs<br />
weigerde zij hem bijftand te verkenen tot het<br />
dempen van eene famenzweering door fommige<br />
Catholijke Lords gevormt, aangehitst door den<br />
"koning van Spanje. Het fchijnt dat Elizabeth de<br />
ziel ware van de beruchte famenfpanning door<br />
den graaf van Gowrij beraamt, om zich meester<br />
te maken van den Schotfchen koning. Het was<br />
flechts
gcif, H E D K H D A A G S C H E EES VIH.<br />
flechts in hare laatfte oogenblikken dat zij hem<br />
tot haren opvolger benoemde.<br />
HUNGAÏUJE wierd in dit tijdvak een wingewest<br />
van Oostenrijk. Terwijl de groote Solijman<br />
dat rijk befchermde, deeden de vorsten van het<br />
Oostenrijkfche huis vergeeffche pogingen om zich<br />
in 't bezit daar van te ftellen; doch na Solijmans<br />
dood verleenden deszelfs opvolgers, die verwijfde<br />
en bedurven vorsten waren, flechts eenen zwakken<br />
bijftand aan de Hungaren, zoo dat Hungarijën<br />
in de handen viel van de Oostenrijkers.<br />
Eene andere oorzaak werkte insgelijks mede om<br />
de Hungaren van hunne vrijheid te berooven,<br />
deze was de te groote uitgeftrektheid van derzeiver<br />
rechten en voorrechten. Te veel vrijheid<br />
is bijna altoos nadeelig aan die genen, die dezelve<br />
genieten, om dat de zulken maar zeldzaam<br />
'er geen misbruik van maken. Dit misbruik<br />
brengt tweedracht en partijfehappen voort. Een<br />
ftaatzuchtig en ondernemend nabuur maakt zich<br />
een aanhang en eindigt met zich meester te maken<br />
van hun land en met hen tot dienstbaarheid<br />
te brengen.<br />
HET willekeurig gezach was de oorzaak van<br />
de onlusten, welke Rusland drukten. Boris<br />
handhaafde zijne overheerfching door 't plegen<br />
van groote misdaden. Zich zeiven gehaat gejnaakt<br />
hebbende bij de natie, reikhalsden de<br />
Mn 2-
its vti.il GESCHIEDENIS- 5 5?r<br />
Müskovitefs naar eenen vërlosfér. Een jong for<br />
tuinzoeker, een Pool van geboorte, zich het al<br />
gemeen misnoegen ten nutte makendé, matigde<br />
zich den naam aan van Demetrius, die door Bo-<br />
ris was vermoord geworden, Bijgedaan door ee<br />
nige Poölfche edelen, drong hij in Rusland, en<br />
maakte zich aldaar eenen magtigen aanhang, die -<br />
hem op den throon plaatste. Doch naauwlijks<br />
was hem zijne ftoutmoedigheid gelukt, of zich<br />
blindeling latende leiden door de Polen, fchafte<br />
hij den Griekfchen godsdienst af, voerde den<br />
eerdienst der Roomfche kerke in, vernietigde de<br />
oude gebruiken, gaf alle bedieningen van den<br />
daat aan vreemdelingen en rugfteunde alle der<br />
zeiver knevelarijen en geweldenarijen. Mosccuw<br />
was vol roovers en moordenaars. De Rusfen,<br />
woedende over eene dwingelandij wrceder dan<br />
die van welke zij verlost waren geworden, poog<br />
den een zoo drukkend juk aftewerpen; zij ftelden<br />
Zuski* een hunner landslieden aau hun hoofd,<br />
vielen op den overweldiger aan, drongen in des<br />
zelfs paleis; en de valiche Demetrius wierd door<br />
verfcheidene wonden om 't leven gebragt. Zu*ki<br />
verkreeg de kroon tot belooninge, doch welhaast<br />
kwam een andere Demetrius te voorfchijn, die<br />
onderdeund door Sigismond, koning van Polen,<br />
de hoofdftad naderde met een geducht heir. Zus-<br />
ki fmeekte den Zweeden om bijftand, die met<br />
ijver hem poogde te verdedigen. Zoo dat het<br />
noorden ontrust wierd door dc twist van eenen<br />
Mm he.
gjS H E B E N B A A C S C H E LES vn*.<br />
bedrieger. Dus brengt een willekeurig gezach<br />
altoos bloedige omwentelingen voort. Om dat<br />
oppermagtige vorsten, wier wil een wet is, noodwendig<br />
dwingelanden worden, en hunne onderdanen'<br />
als dwingen toevlugt te nemen tot geweldige<br />
middelen, welke meest altoos noodlottig zijn voor<br />
eene natie, wanneer dezelve geen kracht genoeg<br />
heeft om hare vrijheid te vestigen en te verzekeren<br />
; want den eenen dwingeland van den throon<br />
te bonzen om eenen anderen tc krooncn, vermeerdert<br />
flechts de rampen van een volk.<br />
DE onvoorzichtigheid van §igismond beroofde<br />
hem van Zweeden, zijn val is eene gewichtige<br />
les voor alle koningen, die daar uit behoorden<br />
te leeren dat de fcepter niet 'veilig is in hunne<br />
handen, wanneer zij die zwaaijen om dwang te<br />
oeflenen over de gewetens hunner onderdanen.<br />
HET einde der zestiende eeuw levert ons gewigtige<br />
veranderingen in de koninglijke familié'n<br />
van Europa. De Stuarts namen de plaats van<br />
dc familie van Tudor, die fints Hendrik VII.<br />
Engeland geregeerd had. De tak van Valois,<br />
die op den throon van Frankrijk was, vair de<br />
regeering van Philippus VI. af, dat is een tijd<br />
van twee eeuwen en eene halve, eindigde in<br />
Hendrik III, en d:e van Bourbon volgde op in<br />
den perfoon van Hendrik IV. De afdammelingen<br />
der Jagellons, na tweehonderd jaren geregeerd te<br />
heb-
LES vin. G E S C H I E D E N I S . 535<br />
hebben, eindigden in Sigismqnd II. en fints dieri<br />
tijd is de throon van Polen verkiesbaar geweest<br />
en door onderlcheide familiën bezeten geworden<br />
(O-<br />
R E G È E R I N G .<br />
EENE onbepaalde heerfchappij nam plaats in<br />
alle de ftaten van het huis van Oostenrijk. De<br />
Oostenrijkfche vorsten wierden gedreven door<br />
eenen geest van willekeurigheid, dien zij overal,<br />
waar zij het gebied voerden, deeden gevoelen.-<br />
In Spanje, Italië en de Nederlanden, in Duitschland,<br />
Bohemen, Hongarije en Amerika bakte<br />
alles voor het oppermagtig gezach.<br />
ENGELAND wierd bijna eene volftrekte 1110narchij<br />
onder de regcering van Elizabeth. Die<br />
vorstin was ten uiterften naijverig wegens haar<br />
gezach. Haar goed huishoudelijk beduur en de<br />
matigheid harer uitgaven, waren minder te danken<br />
aan hare genegenheid voor het volk, dan<br />
aan hare vrees van afhanglijk te worden van het<br />
huis<br />
CO Rusland, Oostenrijk en Pmïsfen hebben niet lang geleden<br />
onder zich een groot gedeelte van Polen verdeelt. De tegen<br />
woordige koning van Polen poogde, na die verdeeling, het Pool-<br />
fch'e volk vrij en de kroon erflijk te maken in het huis tan<br />
Saxen; doch dat ontwerp werd vernietigt door Rusland cn Pruis-<br />
fen, die op nieuw een gedeelte van dat rijk onder zich verdeel<br />
den, waar uit de tegenwoordige omwenteling oniiftaan is, welker<br />
jevolaen noj niet te voorzien zijn.<br />
Mm 2
540 H E D E N D A A 6 S C H E LES VUT.<br />
huis der gemeentens door 't vragen van groote<br />
onderdandgelden. De oprichting van het hoogé<br />
hof van Commisflê, het welk zij eene geweldoefTende<br />
magt toeftond, hare bekrachtiging gegeven<br />
aan de gocddunkelijke befluiteu van de Gefterndc<br />
kamer; de brieven van irftfluitenden handel,<br />
waarmede zij hare hovelingen begunstigde,<br />
zijn zoo veele blijken van haare willekeurigheid.<br />
Eenige Puriteinfche leden van 't Parlement,<br />
durfden klagten inbrengen over deze kwellingen,<br />
doch het was met gevaar van hun leven. Zij<br />
gaf die gemeentens dikwijls te verdaan zich niet<br />
te bemoeijen met het gene hun niet aanging;<br />
dat zaken van ftaat en godsdienst boven hunne<br />
bevatting waren. Zij zeide: dat daar noch hare<br />
bevelen, noch het voorbeeld hunner medeleden<br />
de dwaasheid, laatdunkcnheid en trotsheid van<br />
fommigen hunner hadden konnen fluiten, zij verplicht<br />
zijn zoude toevlugt tc nemen tot eene andere<br />
zoort van tuchtiging. Wie zou kunnen gelooven<br />
dat deze taal geduldig wierdt aangehoort<br />
van de meeste leden? Ja, 't geen fterker klinkt,<br />
is dat men in 't Parlement ftaande hield dat het<br />
koninglijk gezach niet moest betwist, niet onderzogt<br />
ja zelfs niet bepaalt moest worden; dat de<br />
opperheerfchers van Engeland, oppermagtige vorsten<br />
zijnde, eene zoort van Godheid waren; [dat<br />
het te vergeefsch ware de koningin van Engeland<br />
te willen verbinden aan wetten of inzettingen,<br />
dewijl zij uit kracht harer ontflaande magt, de-<br />
zel-
LES vin. GESCHIEDENIS. 541<br />
* zelve verbreken konde wanneer baar zulks be<br />
haagde. Deze ftelregels begunstigde de over-<br />
heerfching of willekeur. De meerderheid der<br />
Engelfche natie had vergeten dat de oppermag-<br />
tigheid oorfpronglijk berust bij het volk en bij<br />
ieder bijzonder perfoon van het zelve, dat het<br />
de overdragt en verëeniging van alle de rechten<br />
der bijzonderen in den perfoon des oppervorsts<br />
is, welke hem zoodanig maken en wezenlijk de<br />
oppermagt voortbrengen. 't,Is derhalven onwaar<br />
dat het bewind, het welk geheel en al geplaatst<br />
is- in de hand van eenen enkelen, geen anderen<br />
grondflag zoude hebben dan de wil diens enke<br />
len. De vastftelling van een oppermagtig gezach<br />
is buiten kijf volftrekt noodzakelijk ter handha-<br />
vinge van de goede orde, de rust en 't behoud<br />
van 't menschdom. Doch God te ftellen voor<br />
de onmiddelijke bron van de oppermagt der ko<br />
ningen, zulks is een gevoelen, het welk enkel<br />
gegrond is op vleijerij; want te zeggen dat dc<br />
oppermagtigheid enkel afhanglijk is van God en<br />
geene menfchelijke toeftcmming behoeft, is het<br />
ware middel om de vorsten willekeurig te maken.<br />
De Puriteinen waren het eenigfte volk in Enge<br />
land, die een juist begrip hadden van de vrijheid,<br />
zij deden krachtig hun best om gefchikte Parle-<br />
ments leden te kiezen, en ter handhavinge van<br />
de rechten van den mensch, vreesden zij niet<br />
zich de verontwaardiging van Elizabeth op den<br />
ials te halen. Zij bleven voortgaan het dierbare.<br />
Mm 3 vonk-
^% H E D E N D A A S S C H E LES vin.<br />
vonkje der vrijheid te bewaren, het welk zij<br />
ontfleken hadden en het welk in de twee volgende<br />
regeeringen grooter geworden zijnde, de<br />
menarchij en kerk verteerde, pit welker asfche<br />
de tegenwoordige conftitutie ontdond, beter gefchikt<br />
voor 't geluk der maatfehappij. Elizabeth<br />
vernietigde alle de rechten van 't volk met betrekking<br />
tot bet bewind, uitgezondert het artijkel<br />
der onderflandgelden. Doch die bekwame vorstin<br />
maakte door 't yerflaven der natie, de kluisters<br />
van 't volk aangenaam, om dat zij door dezelven<br />
Engelauds roem en geluk bevorderde.<br />
ONDER de regeering der kinderen van Hendrik<br />
II. cn vooral onder de laatfte raakte in<br />
Frankrijk alles onderst boven. Het ganfche koningrijk<br />
was in denzelven toeftand als toen de<br />
zwakke afftammelingen van Karei den grooten<br />
derzeiver uitgeftrekte ftaten in eene menigte<br />
vorstendommen verdeelden. Men onderwierp zich<br />
niet langer aan 't gezach; 't geweld beflistte alles,<br />
en de bijgeloovigheid wapende dc handen<br />
van een iegelijk. Uit deze regeeringloosheid<br />
wrong Henarik IV. eene ware monarchij; misleiden<br />
was 'er nooit een VOlkomener, nog een<br />
beter regeeringsvorm. Hendrik was volftrekt<br />
meester van het uitvoerende gedeelte der regecring<br />
en van de magt om zijne onderdanen goed<br />
te doen; deze zelfde koning verzamelde de natie<br />
wanneer 'er wetten te maken waren, raadpleegde<br />
met
EES VIII. " G E S C M I E V<br />
D E N I S. $43<br />
met haar als met zijn huisgezin, ea befloot niets<br />
zonder^ hare toedemming. Misfchien handelde<br />
geen koning ooit overeenkomstiger deze waarheid<br />
dan Hendrik deedt, dat de opperde magt hem<br />
was toevertromvt geworden, eeniglijk tot veiligheid<br />
van den ftaat en tot geluk van 't volk; dathet<br />
hem «iet vrij ftond in 't bewind der alge-meene<br />
zaken, zijn eigen genoegen en bijzonder<br />
Voordeel te behartigen; maar dat alle zijne inzichten<br />
en handelingen moesten ftrekken ter bevordering<br />
van het welvaren van den' ftaat en het<br />
heil van 't volk, het welk aan zijne zorg watf<br />
.overgelaten. Doordrongen van deze wijze ftelrcgels,<br />
bragt Hendrik IV. zeer fpoedig orde trï<br />
overvloed in 't koningrijk te rug, om dat de<br />
begrippen en maatregels zijner regeering recht<br />
en billijk waren. Wie kan in gelukkiger tijden<br />
en onder een beter famengefteld bewind zulk'<br />
eene regeering aantooncn? Een Fransch fchrijver<br />
heeft op eene bevallige wijze de dagen zijner<br />
jeugd en den ftaat van Frankrijk onder Flendrik"<br />
IV. gefchetst. Bij 't lezen ..van die befchrijving<br />
herinneren wij ons de gulde eeuw der Dichteren,<br />
en waarlijk zoo ooit die eeuw in Frankrijk beftont,<br />
het was toen Hendrik IV. dat koningrijk<br />
regeerde. „ Het denkbeeld, 't welk mij van die<br />
„ tijden bijblijft, verfchaft mij nog heden het<br />
„ aangenaamst genoegen (zegt de Abt de Ma-<br />
„ rolles). Ik herinner mij de fchoonheid der<br />
„ velden, mij dunkt dezelve waren vruchtbarer<br />
Mm 4 „ dan
544 H E D E N D A A G S C H K EES VHÏ.<br />
„ dan zij federt geweest zijn; de weilanden<br />
groener, en de boomgaarden leverden meer<br />
M ooft. Niets kon vrolijker zijn als de muziek<br />
„ der gevederde Chooren; 't geloei der kudden,<br />
en 't gezang der herders. Het vee zwierf<br />
„ veilig in de beemden herom, de landman be-<br />
„ bouwde zijne akkers en oogstte zijne granen in<br />
„ zonder bekommert tc zijn dat men hem de<br />
„ vruchten zijns arbeids zoude ontnemen. Zijn<br />
w ftulp was zindelijk en rein, hij had overvloed<br />
van voedzel en diep zonder*" vrees van ontrust<br />
„ te zullen worden. In zijn ganfche gelaat zweef-<br />
„ de de glimlach van weltevredenheid. De lucht<br />
„ weergalmde van 't geluid zijner doedelzak,<br />
„ fluit of fchalmeij. De vrolijke Land-dans<br />
„ hield aan tot aan den nacht. Zij klaagden<br />
„ toen niet als thans over de menigvuldige druk-<br />
„ kende belastingen, een ieder betaalde gewillig<br />
„ zijn fchot en lot." Zoodanig was het einde<br />
der regeering van Hendrik IV, het einde van<br />
veel geluk en de aanvang van veel leed voor dc<br />
Franfche natie; toen een woedend dweeper dien<br />
vorst moordadig van 't leven' beroofde.<br />
W E T G E E V I N G .<br />
DE wetgeeving der ouden was zeer eenvoudig;<br />
om dat iedere natie altoos den grond bewonende»<br />
op Welke zij befchaaft was, en ieder in 't bijzonder<br />
een' gemeenen oorfprong hebbende, dezelfde<br />
gevoelens en zeden had; en deze gevoelens
EES vm. GESCHIEDENIS. gtf<br />
lens waren flechts de uitdrukkingen van zetre<br />
gels, naar welken ieder ftedeling oordeelde wat<br />
voegzaam en gefchikt voor hem zijn zoude; om<br />
dat de conftitutie gevormt was naar mate de vor<br />
dering der befchaving en enkel uit een ftelzel<br />
van gevoelens beftond door 't volk aangenomen<br />
ter handhavinge van deszelfs vrijheid en veilig<br />
heid. Wetten, zeden, begrippen, godsdienstig<br />
geloof, burgerlijke conftitutie alles ftrekte onder<br />
hen tot het zelfde einde. Dusdanig was het niet<br />
geftelt met het volk van 't hedendaagfche Euro<br />
pa. Elke natie was famengeftelt uit veele onder-<br />
fcheidene zoorten van volken. Grieken, Romei<br />
nen, Joden, Arabieren, Barbaren verfchilden ie<br />
der in hunne wetten zeden en gewoontens. De<br />
zeden, begrippen en gewoontens, 'welke bij de<br />
Barbaren de plaats van wetten hielden, waren<br />
enkel een verward mengzel van ongelijke en te-<br />
genftrijdige deelen. Uit welke ftof was de rechts<br />
geleerdheid der Europanen- famengeftelt? Uit<br />
willekeuren voor eene andere foort van regcering<br />
en voor andere zeden gemaakt. Gewoontens van<br />
onderfcheidene volkplantingen, door 't geval ver<br />
eenigt, wetten door Justiniaan gegeven aan vol<br />
ken zoo ver van dezelven verwijdert en gevoe<br />
lens als de tusfehen ruimte van tijd welke hen<br />
van een fcheidde, de beflisfingen van rechtsge<br />
leerden cn de gewoontens van gerechtshoven;<br />
fommige wetten, het voortbrengzel van onkunde<br />
en barbaarsheid; fommige fchikkingen, door ftaat<br />
zucht
$4,6 H E D E N D A A G S E HE LES VIH.<br />
zucht of door inzichten van eene oogenblikkelijke<br />
ftaatkunde voorgefchrevcn. Hoe ware het moge<br />
lijk, zeg ik, dat zulke ruwe doffen eene goede<br />
wetgeving konden leveren? En nogthans wierden<br />
in het tijdvak, het welk wij thans befehouwen,<br />
groote verbeteringen in de wetgeving gemaakt.<br />
Frankrijk had nooit een onduimiger, dweepach-<br />
tiger, wreeder en bedorver regeering ondervon<br />
den dan die van Karei IX; en evenwel was het<br />
onder die regeering dat dc wetgeving van dat<br />
land tot meerder volkomenheid kwam dan dezel<br />
ve bevorens geweest was. Zulks was het werk ,<br />
van den kanfelier de FHopital. Hij deedt de<br />
ftem der rede en der billijkheid gehoor verkrij<br />
gen in 't midden der ftormen, wcike door de<br />
ftaatzuchtige- en godsdienstige-ijlhoofdigheid ver<br />
wekt waren. Deezc grooten man trachtte den<br />
magiftraat in deszelfs waardigheid en magt tc<br />
herdeden, door 't vernietigen der veilheid en<br />
bedorvenheid; dc geestelijkheid tot de zeden der<br />
cerfte Christenen te rug te brengen; den vrede<br />
te handhaven tusfehen beide partijen, die tegen<br />
eikanderen verbittert en in 't harnas waren; de<br />
wetten te doen heerfchen in 't midden van' den<br />
burgerkrijg, en de menichebikheid te doen ze-<br />
,gepraalen over de dweeperij. Deeze man beftreed<br />
dc ftaatkunde van 't Roomfche hof, de trouw<br />
loosheid van Philips II, de zwakheden van Karei<br />
IX, dc onftandvastigheid van Katharina de Medi-<br />
cis, de llreekcn van den kardinaal van Lottha-<br />
rin-
EES vin. G E S C H I E D E N I S . ^<br />
ringen, de begaafdheden en den roem van den<br />
herrog van Guife, den oproerigen geest der groo<br />
ten, en de vrekheid van 't hof. Buiten ftaat<br />
zijnde om het beginzel, waar uit de rampen van<br />
den ftaat voortvloeiden met wortel en al uitte-<br />
roijen, trachtte hij den voortgang daar van te<br />
verzwakken en optcfchorten. Wij kunnen van<br />
de bedorvenheid der zestiende eeuw oordeelen<br />
uit de fchandelijke misbruiken, welke ü'Hopital<br />
gedwongen was met wetten tegentegaan. De on<br />
kunde van de ware beginzels der wetgeving moet<br />
toen zeer algemeen zijn geweest, daar deze: groo<br />
ten man verplicht was alle wanordes te verhel<br />
pen door bijzondere wetten, in ftede van ;in een<br />
ftelzel van goede wetten Eenvoudige middelen tc<br />
vinden om eensklaps al het kwaad te fluiten.<br />
Deze wetten van 1'Hopital, welke de hartstochten<br />
of het eigenbelang van vermogende menfehen aan<br />
te veele banden lagen, wierden fpoedig vernie<br />
tigt: enkel eene weinige, welke ftrekten ter be<br />
vordering van 't heil der natie, zonder de groo<br />
ten gevoelig te benadeclen, liet men onherroepen<br />
ftandhouden. Deze deugdzaméa man onderging<br />
de onwaardigfte behandelingen; zijne ftandvastig-<br />
heid werd beftempelt met den naam van eigen<br />
dunkelijkheid, zijne ijver voor de gerechtigheid<br />
noemde men een geest van wederwraak, zijne<br />
kloekmoedigheid om de vrijheden van zijne me<br />
deburgeren te verdedigen, verraad tegen den<br />
koning; zijn verdraagzamen geest, ongodsdiens<br />
tig-
548 H l B ï N B A . A C Ü H ï LES VIH,<br />
tigheid; zijne groote inzichten, eene neiging tot<br />
nieuwigheden; zijne mcnschlijkheid en liefde<br />
voor 't menschdom, eene romaneske wijsbegeerte.<br />
Hij wierd verbannen, onttrok ,zich der wereld<br />
, en vond in letterkundige nafporingen troost<br />
voor zijne fmert over de rampen van zijn ongelukkig<br />
land. De dichtkunde, die 't vermaak was<br />
•geweest zijner jeugd en eene ontfpanning in den<br />
drang der openbare bezigheden, verlustigde hem<br />
in zijnen ouderdom. Zijne brieven zijn vol van<br />
eene verhevene en troostrijke wijsbegeerte, zij<br />
ademen haat tegen onderdrukking en bijgeloof en<br />
eene zucht voor geleerdheid en rust. Hij beféhouwt<br />
'er de groote bedieningen in als groote<br />
plichten, die men te verrigten hebbe, cn fpreekt<br />
van zijne ballingfchap, als van iets, het welk<br />
hem het middel verlchafte om de zoetigheden<br />
v r m e e n ftil leven te fmaken; beklaagt zijnen<br />
koning en weent over zijn land. Vier jaren bad<br />
hij vrij en onafhanglijk in zijne afzondering geleeft,<br />
toen.de S
EES VIH. G E S C H I E D E N I S . 549<br />
ftrekte geleerdheid, grootclijks gêëerbiedigt vaiE<br />
alle partijen: Achillcs van Harlaij, een voorbeeld<br />
van ftandvastigheid en ftiptheid in het waarnemen<br />
van alle plichten 5 benevens nog verfcheide ande<br />
ren, die veel toebragten tot het verbeteren der<br />
rechtsgeleerdheid, cn die hun land tot ccre ftrek-<br />
ten. Ook was het in Frankrijk alleen niet dat<br />
de rechtsgeleerdheid bloeide; andere volken had-.»<br />
den insgelijks hunne geleerden in de burgerlijke<br />
wetten. Pancirollus in 'Italië, en Hottman in<br />
Duitschland, zuiverden hunne landen van den<br />
drek cn het gebrekkige der wetten. In Engeland.'<br />
waren de beide Bacons, van welken de'eene<br />
veele jaren de zegels hield met groote toejui<br />
ching, terwijl dc' andere veel licht verfpreidde<br />
over de wetten en dezelve aanmerkelijk verbe<br />
terde. - • . ,<br />
K O O P H A N D E L .<br />
OP 't einde der zestiende eeuw veranderde de<br />
koophandel van middenpunt. De Portugeezen,'<br />
Onder 't juk van Spanje geraakt, wierden verdo<br />
ken van de voordeden hunnes handels. Verplicht<br />
deel te nemen in de oorlogen van Philips zagen<br />
Zij den ondergang hunner volkplantingen. Lisbon<br />
en SevffHè" hielden op de voornaamfte markt<br />
plaatzen des koophandels tc zijn. De Engelfchen<br />
en Nederlanders kwamen in 't bezit dier fchat-<br />
ten, welke de Spanjaarden en Portugeezen zich<br />
lieten ontglippen. Elizabeth was overtuigt dat<br />
Nn dc
55° H l B l N Ï A A C l C H E LES VIIÏ.<br />
de koophandel de krachtdadigftc fteun is eener<br />
natie; ook ftelde zij, gedurende hare regcering,<br />
alles te wsrk om denzelven te vermeerderen en<br />
uittebreiden. Zij moedigde hare onderdanen aan<br />
fcbepen ter walvisch-vangst naar Groenland uittezenden,<br />
pelterijen van Archangel te halen;<br />
ij voor van de kust van Afrika, en goud te zoeken<br />
in Mexico en Peru. Onder haar beduur<br />
wierd de volkplanting van Virginili aangelegt.<br />
Wakkere zeelieden, door wijze wetten aangemoedigt,<br />
lagen de gronddagen van dc Noord-Amerikaanfche<br />
koloniën. Drake, de eerfte Engelschman,<br />
die een togt rondom de wereld deedt,<br />
kwam naar zijn geboorteland te rug met eenen<br />
kostelijkcn buit. Lancaster drong in Brazilië door<br />
en plunderde de rijke ftad- van Fernambuco.<br />
Raleigh, Hawkins en Norris verweldigden verfcheide<br />
fcbepen in dc Zuid-zeeën, waar bij zij<br />
onnoemlijke fchatten verkrecgen. Cavendish, bij<br />
zijne te rug komst in Engeland, zeilde in een'<br />
zoort van zegepraal den Theems op; zijne foldaten<br />
en matrozen waren in zijde gekleed, de zeilen<br />
zijner fcbepen waren van Damast en de topmast<br />
pronkte met eene goudlakenfche vlagge.<br />
Elizabeth was de ziel van deze togtcn, door<br />
welke de Engelfchen kundige zeebouwers en met<br />
dien geest van koophandel en fchcepvaart bezielt<br />
werden, welke hen, fints dien tijd zoo geducht<br />
maakte voor andere natiën van Europa. Engeland,<br />
fchoon maar zeer weinige fchepen hebbende
Lzs vin. G ï i t H i i B i K i i , ggi<br />
de in ,'t begin van Elizabeths regeering, wierd<br />
binnen weinige jaren eene der eerfte zee - mogendheden.<br />
De rijkdom, welke uit den koophandel<br />
fpruit, gaf een nieuw leven aan alle de deelen<br />
van 't bewind, en London had toen burgers, die<br />
in rijkdommen monarchen evenaarden, 't Was Sn<br />
dien tijd dat Gresham een Engelsch kööpman aan<br />
deszelfs koninginne tweemaal honderd duizend<br />
ponden fterlings ter leen gaf, op eigen kosten de<br />
koninglijke beurs bouwde, twee groote kerken<br />
herftelde, een gedeelte van de ftads wallen vernieuwde<br />
eh vijf gasthuizen ftichtte. De Nederlanders,<br />
die de Engelfchen navolgden, wierderi<br />
binnen korten tijd derzeiver mededingers. Tot<br />
geene der Spaanfche havenen toegelaten wordende,<br />
lag hunnen Europafchen handel aan banden;<br />
iii dien toeftand befloten zij deszelfs middenpunt<br />
in Afia te plaatzen. De Nederlandfche Oost-Indifche<br />
maatfehappij wierd toen opgeregt, Welke!<br />
aanvangelijk uit eenige weinige niet zeer rijke<br />
kooplieden beftaandé, die maar weinige fcheperi<br />
konden uitrusten, binnen korten tijd in ftaat waren<br />
aanzienelijke vloten te wapenen. Vermogen<br />
met nijverheid gepaart hebbendé, tastten zij de<br />
Spanjaarden en Portugeezen aan, namen hen bijna<br />
alle derzeiver bezittingen aan geene zijde vaii<br />
den Ganges af en maakten zich meester van deri<br />
handel der Specerij - Eilanden. Gèftadige arbeid ,"<br />
een taai gedult, de ftrcngfte bczuining vermeerderden<br />
den bron van welvaart cu bezorgden aari<br />
Nn 3 ter J
$ 52 H l B ï N B A A t S C H E LES Vin.<br />
verfcheide bijzondere .perfonen de grootfte rijkdommen,<br />
welke in 's Lands féhatkist te rug<br />
vloeijende, Holland eene der eerfte mogenheden<br />
van de wereld maakten. Op het zien des koophandels<br />
kreegen de zaken van dat Gemeenebest<br />
eene gansch andere gedaante. De Nederlanders<br />
namen vijftig duizend foldaten in foldij over tegen<br />
Philips III, gaven onderftandgelden aan verfcheide<br />
vorsten, zagen Afiatifche vorsten cijns aan hun<br />
betalen en ftelden in Europa Wetten aan de natuur.<br />
Zij wierpen dijken op om den oceaan te<br />
beteugelen, groeven eene menigte vaarten, veranderden<br />
moerasfige gronden in vruchtbare beera'<br />
den, dorpen wierden in groote fteden, en hutten<br />
in paleizen verandert. De koophandel bragt alle<br />
die wonderen voort. Frankrijk was toen ter tijd<br />
nog geene handeldrijvende natie. Hendrik IV.<br />
en Sulli zouden hunnen aandagt op den koophandel<br />
gevestigt hebben, hadden zij langer mogen<br />
regeeren. Zij deeden nogthans alles wat met<br />
mogelijkheid kon gedaan worden. De volkplanting<br />
van Canada wierd aangelegt, verfcheide<br />
handwerken ^ wierden in Frankrijk ingevoert en<br />
alles kondigde de geboorte des koophandels aan,<br />
toen een arme ellendeling een einde maakte van<br />
een leven het welk zoo noodzakelijk was om den<br />
welvaart en 't geluk eener groote natie te bevorderen.
LES vm. G E S C H I E D E N I S . $ 5 I<br />
W E R K T U I G L I J K E KONSTEN.<br />
W E T E N S C H A P P E N .<br />
DE handwerktuiglijke konsten, welke drie '<br />
eeuwen lang in Vlaanderen en vooral in Mechelen,<br />
Ghent en Antwerpen gebloeit hadden, verdwenen<br />
op het gezicht van den Hertog van Alva<br />
en van de Inquifitie en namen de wijk naar Frankrijk,<br />
Engeland en Holland. De meeste wetenfehappen<br />
werden gedurende dat tijdvak verbetert,<br />
de geneeskunde alleen bleef ten naasten bij dezelfde;<br />
de geneesheeren van dien tijd verkozen<br />
liever bjj de oude voorfchriften te blijven dan<br />
eenige veranderingen te maken in 't oeffenen<br />
hunner kunst.<br />
GANSCH anders was het gelegen met de wiskundige<br />
wetenfchap, deze maakte groote vorderingen<br />
door 't verbeteren van de ftelkunde en 't<br />
gebruik daar van in de meetkunde. Francois<br />
Viete, te Fohtenaij in Poitou geboren, eén vermaard<br />
wiskundige, bragt de leer der oplosfinge<br />
veel verder daa dezelve ooit geweest was; in 't<br />
oplosfcn van voorftellingen in de ftelkunde maakte<br />
hij gebruik van letters in ftede van cijfergetallen,<br />
hij maakte de meetkunde gemaklijker,<br />
vlugger en beter gefchikt voor famengeftelde berekeningen.<br />
TWEE oppennagtige vorsten waren de befcher-
|54 H « » * M B A A C « C M E ERJ VTH.<br />
fchermefs cn voorftanders van die genen, die<br />
met eenen goeden uitdag de ftarrenkunde beoeffenden.<br />
Willem, Landgraaf van Hesfen, befchonk<br />
de zulkén, die zich op die wetenfchap<br />
toeleidden niet alleen met gunsten maar maakte<br />
die wetenfchap tot zijne begunstigde ftudie. Hij<br />
maakte een lijst op van de vaste darren, bouwde<br />
te Casfel een plat om ftarrekundige waarnemingen<br />
te doen, en was onvernioeit in 't doen van<br />
waarnemingen. Joost Bijrge de medgezcl in zijnen<br />
arbeid verbeterde de toen gebruikelijke werktuiglijke<br />
gereedfchappen. Verfcheide ftarrenkundigen<br />
muntten in die wetenfchap uit, doch Tijcho<br />
Brahé dak hen alle de loef af. Indedaad zijn<br />
ftelzel komt in geene vergelijking met dat van<br />
Copernicus, doch de menigte verfchijnzelen door<br />
hem ontdekt, zijne waarnemingen wegens de maan<br />
en komeeten vorderen onze bewondering en erkentenis.<br />
Frederik II, koning van Deenmarken,<br />
was lang zijn vriend en befchermer; voor hem<br />
bouwde hij het waarnemings plat te Uranienburg.<br />
Dan, menfchelijke vriendfehap is zelden beftendig.<br />
Frederiks genegenheid veranderde en Tijcho<br />
Brahé begaf zich naar Duitschland, waar hij eenen<br />
nieuwen befchermer vond in keizer RudolpJi,<br />
deze onttrok hem al mede zijne vriendfehap en<br />
Tijcho ftierf in ballingfchap te Praag. Het Telescoop<br />
of verrekijker wierd uitgevonden omtrent<br />
het begin der zeventiende eeuw en de uitvinding<br />
daar van was enkel toevallig» De kinderen van<br />
een
EES VÖf. G E S C H I E D E N I S . 555<br />
een Hollands werktuigkonstenaar, al fpelendc,<br />
twee brilglazen aan de beide einden van een koker<br />
plaatzende, waren verbaast de voorwerpen<br />
nader aan 't gezicht te brengen en grooter te<br />
zien worden. Getroffen over deze nieuwigheid<br />
fchreeuwden zij het uit en bragten het nieuws<br />
aan den vader. Deze overwoog de zaak met aandagt<br />
deelde zijne, denkbeelden aan zijn vrienden<br />
mede die hem voerders hielpen in het toeftellen<br />
van den eerden verrekijker.<br />
M AU ROL rj co deedt de gezichtkunde herleeven<br />
door zijne verhandeling over licht en fchaduw.<br />
Andere gezichtkundigen bedienden zich van<br />
's mans denkbeelden ter verbetering dier konst;<br />
en de vermaarde Anthonius de Dominis deedt<br />
eenige uitmuntende ontdekkingen in die wetenfchap<br />
door zijne bcfpiegeling over den regenboog.<br />
De befchouwelijke kennis der werktuigkunde,<br />
meer dan tien eeuwen in Europa onbekent, wierd<br />
omtrent denzelfden tijd weder te voorfchijn gebragt<br />
en de werktuiglijke krachten behoorlijk be^<br />
toogt en geftaaft,<br />
W i j t B E c i i m i .<br />
TIJDEN van duisterheid en onkunde zijn der<br />
ware wijsbegeerte ongunstig. Wanneer het vooroordeel<br />
invloed heeft op het gemoed, en men<br />
zich laat medeflepen door ongerijmde Hellingen,<br />
gelijk 't geval was voor de hervorming ca voor<br />
Nu 4 da
556 H l H M I A A t J C H Ï Ï-Ï.S vm,<br />
de herleving van de geleerdheid in Europa, weigert<br />
het zelve gehoor te geven aan de ftem der<br />
rede. 'Dan, in weerwil der pogingen van het<br />
bijgeloof cn der gewelddadige uiterftens van de<br />
dweeperij, was de voortgang der wijsbegeerte<br />
verbazend fnel. Alle de (tanden in de maatfehappij<br />
begonnen bet oor te leenen aan de waarheid.<br />
De kanièlier dc 1'Hopital maakte dat derzeiver<br />
ftem gehoprt wierd in het heiligdom des<br />
rechts; Sir Philippus Sidneij boezemde het hof<br />
van Elizabeth fmaak in voor de waarheid, terwijl<br />
Petrus Ramus, een hoogleeraar te Parijs,<br />
Biet onvermoeiden ijver worftelende tegen de<br />
yooröordeelen van zijnen tijd, alle moeite deedt<br />
om dezelve aan de hoogefcholen van Frankrijk<br />
intevoeren. Geftadig bloot geftelt aan vervolgingen,<br />
om dat hij de menfehen aanmaande raad te<br />
plegen met hunne rede en voor zich zeiven te<br />
denken, verloor hij zijn leven in den S'. Barthels-moord.<br />
Bodin, in zijn boek over een Gemeenebest,<br />
ontvouwde de grondbeginzels der<br />
wijsbegeerte en wees de wederzijdfehc rechten<br />
aan van vorsten en onderdanen. Hij leeraarde<br />
zijne beginzels openlijk op de hoogcfchool van<br />
Qxford, doch de kwaadfprekenheid deedt al wat<br />
zij kon om zijnen roem te bevlekken. Montagne,<br />
de Socrate* zijner eeuwe, deed in zijne proeve<br />
zedekundige nafporihgen en leverde op eene bevallige<br />
en vernuftige wijze een echt tafreel van<br />
het' menfchclijk hart, hem vertoonende zoo als<br />
hij
J,ES vnr. C I J C H I Ï S Ï H I I , ^<br />
hij waarlijk is. Onkunde en laster fpraken fmadelijk<br />
van dien wijzen man en vervolgden hem.<br />
Behoorden de zulken, die den mensch verlichten<br />
en hervormen niet met alle tekenen van eerbied<br />
en erkentenis behandelt te worden? ongetwijvelt<br />
behoorden ze, doch hej tegengefteide is deor alle<br />
eeuwen heen hun lot geweest.<br />
L E T T E R K U N D E .<br />
DE gefchiedenis beflaat een der voornaamfte<br />
vakken in de befchaafde geleerdheid. De volken<br />
van Europa hadden tot dien tijd. nog geenen goeden<br />
gefchiedfchrijver voortgcbragt. De Engelfchen<br />
bewonderden Cambden in deszelfs befchrijving<br />
van Brittannië en in die van het leven van<br />
Elizabeth. De Franfchen preezen de lezenswaardige<br />
gedenkfchriften van Mont-Luc, in weerwil<br />
van derzeiver flechten ftijl; die van Brantome,<br />
van zoo veel waarde om'hunne eenvoudigheid;<br />
Sullijs-fchriften, welke overvloeijen van gezonde<br />
ftaatkunde en groote ontwerpen. De Satire Menippée,<br />
waar in de ondeugden en belagchelijke<br />
dwaasheden van de faamenfpanners zoo fterk afgebeeld<br />
worden; de gefchiedenis der burger-oorlogen<br />
in Frankrijk, door Davila een Italiaan, en<br />
die van den onfterflijken Thuanus. In Portugal<br />
verwierf Oforius roem als Gefchiedfchrijver door<br />
zijn Leven van den grooten Emmanuèl. . Hungarijë<br />
bragt Sambuccus voort, die eene betere gefchiedenis<br />
van zijn land fchrcef dan iemand te voren<br />
Nn 5 g e.
55o H t B I N D A A K S C H ï LES VIH,<br />
gedaan had. Olaus, een Zweed, ontwarde de<br />
jaarboeken van de oude bewoners van 't noorden.<br />
Onuphtius vervolgde in Italië, de levens der<br />
Pauzen te befchrijven door Platinus begonnen;<br />
doch deze gefchiedfchrijver, die 's pauzen loontrekker<br />
was, verdient flechts weinig geloof. Baronius<br />
gaf zijne jaarboeken en Turcilinus zijne<br />
proeve over de Algemeene Historie in 't licht,<br />
doch tot zijne eeuwige fchande maakte hij geene<br />
de minste verfchooning voor den moord aan de<br />
Protestanten gepleegt. En, om van geene anderen<br />
gewag te maken, Pancirollus in zijne fcherpzinnige<br />
verhandeling de Rebus inventis et depcrtidis,,<br />
befchrijft de uitvindingen der ouden, welke<br />
door den tijd verloren zijn, en de ontdekkingen,,<br />
der hedendaagfchen aan de ouden onbekent.<br />
*t BEOEFFENEN der talen maakte een voornaam<br />
gedeelte der letterkunde uit. De Latijnfchc<br />
taal wierd in dat tijdvak het meest beöeffend.<br />
'Er verfcheen een ganfehen hoop uitleggers en<br />
aantekenaars. Cafaubon, Justus Lipfius, en Jofeph<br />
Scaliger verwierven veel vermaardheid door<br />
hunne arbeidfame nafporingen en nuttige ontdekkingen.<br />
Bodleij maakte zijnen naam onfterflijk<br />
door de kostbare boekerij, welke hij naliet aan<br />
de hoogefchool van Oxford. Amijot verhief zijn<br />
naam door zijne vertaling van de Levens van<br />
Plutarchus; Muret door het zuivere Latijn zijner<br />
redenvoeringen; en Beza door zijne groote bedree-
HBS vm. 6 Ï I Ï H H D Ï K Ü , $£ 9<br />
dreevenheid in 't Grieksch cn Latijn. O wen,<br />
een Engelschman, maakte eene verzameling van<br />
Puntdichten. In één woord, George Buchanan,<br />
van Dumbartonfhire, in Schotland, muntte boven<br />
alfe de Latijnfche dichters van zijnen tijd uit.<br />
Zijne uitbreiding over de Pfalmen, zijn gedicht<br />
over den Hemelkring, zijne herders- en lier-zangen,<br />
welke met de werken van Horatius mogen<br />
mededingen; zijne gefchiedenis van Schotland,<br />
het Latijn van Livius nabij komende, zijn altoos<br />
bewondert geweest en zullen immer bewondert<br />
worden van lieden, die eenen kiefchen fmaak en<br />
wezenlijke letterkunde bezitten; doch men verwijt<br />
hem een ongetrouw gef'chiedboeker te zijn<br />
en het karakter van Maria Stuart verongelijkt te<br />
hebben in haren tegenfpoed, daar hij in de dagen<br />
hares voorfpoeds haar overbodig geprezen<br />
had.<br />
DE levende talen van Europa wierden niet<br />
met denzelfdcn goeden uitflag beöeffend. De<br />
Engelfche taal was ruw en niemand had toen ter<br />
tijd nog beflaan haar zoodanig te befchaaven als<br />
zij konde gedaan worden. Engeland bezat evenwel<br />
twee uitmuntende dichters; Spencer, wiens<br />
herderszangen overvloeden van fchitterende verbeelding,<br />
kiefche gedagten en zoetluidenheid, cn<br />
de onflerilijke Shakefpear, de dichter der natuur<br />
en de geliefkoosde dichter der Engelfchen.<br />
Dx
H E B E N D A A G S C H E T.T.i VIK,<br />
D E taal der Franfchen was niet beter befchaaft<br />
dan die der Engelfchen, hunne profa was flechts<br />
eene barbaarfche brabbeltaal. In de Dichtkunde •<br />
hadden zij nog niet geflaagt; want fchoon hunne<br />
dichters Treurfpelen, herderszangen en liederen<br />
hadden voortgebragt, waren echter alle die Hukken<br />
veraf van volmaakt te zijn. Van alle de<br />
Franfche vaarzemakers verwierf Ronfard den<br />
grootften roem door zijne klinkdichten, lierzangen<br />
en herderszangen. Deze wierden gezongen<br />
door Maria Stuart en Karei IX. en de lijkreden<br />
over hem nitgefproken door den beruchten Perron.<br />
De Franfchen noemden hem den Prins der<br />
dichteren. Hij moge de veornaamfte derzelven<br />
in Frankrijk zijn geweest; maar hij komt in geene<br />
vergelijking bij Shakefpear of Spencer.<br />
IN Spanje kwamen op het einde van de zes<br />
tiende eeuw verfcheide voortreffelijke dichters te<br />
voorfchijn, door welken de Spaanfche taal aan<br />
merkelijk befchaaft wierd. Vernuftige en geleer<br />
de Spanjaarden behandelden allerlei foort van<br />
Dichtkunde, en fommige hunner Hukken zouden<br />
de vermaarde dichters der oudheid niet onwaardig<br />
zijn.<br />
D E Italiaanfche taal kon toen roemen op eenen<br />
dichter, die alle zijne tijdgenoten ver te boven<br />
ftreefde. Op den naam van Tasfo herinneren wij<br />
ons zijn onfterflijk dichtftuk •jcrufakmme Libcrata<br />
alt
LES vi». G E S C H I E D I N I J. 561<br />
als mede zijnen Amintas een meesterftuk van<br />
herderlijke dichtkunde en naar de meening van<br />
veelen,-volmaakter dan zijn Verlost Jerufalem.<br />
Omtrent: denzclfden tijd maakte Annibal Caro<br />
eene vertaling van Virgilius en van Lucretius in<br />
Italiaanfchc vaarzen. Verfcheide andere fchrijvers<br />
verbeterden de Italiaanfchc raai door hunne<br />
werken in profe.cn vaarzen.<br />
F R A A I J E K O N S T E N ,<br />
ITALIË bleef nog geftadig het verblijf der<br />
fraaije konsten. De vermaarde Palladio bouwde<br />
een fchouwburg te Vicenza, welk ftuk van Eu<br />
ropa bewondert werd, ook verfierde hij die ftad<br />
met de fchoonheden der bouwkunde. De beitel<br />
kunst bleef nog te Florence blóeijen, en Rome<br />
was altoos in 't bezit der voortreffelijkfte fchil<br />
ders. De Venetiaanfche fchool handhaafde nog<br />
fteeds haren roem. Titiaan en Tintoret fchoon<br />
reeds bedaagd bleven hunne konst oeffenen en in<br />
dezelve onderwijzen. Veele uitmuntende fchilders<br />
wierden door de lesfen dier groote mannen ge-<br />
vormt, van welke Paulus Caliari van Verona dc<br />
voornaamfte was. Deze fchilder gaf aan zijne<br />
Hukken dat fchoone en echte Colo'riet, welke<br />
dezelve van zoo veele waarde maken. De drie<br />
Caraccio's vermeerderden den roem der Lombar-<br />
dijfche fchoole, door dc wijze lesfen, welke zij<br />
over de fchilderkonst' gaven en door de uitvoe<br />
ring van 't gene zij onderwezen. Deeze fchool<br />
bragt
$6% H E D I N D A A G S C H E LES m<br />
bragt veele vermaarde konstenaars voort, van<br />
welken niemand tot grooter volmaaktheid deeg<br />
dan Guido. Zijne fchilderftukken vertoonen eene<br />
juiste evenredigheid, eene aangename houding,<br />
die edele, aandoenlijke en bevallige gedagten<br />
welke niet misfen kunnen te behagen aan, ieder<br />
die eenigzins een kenner in de konst is.<br />
DE Vlaamfche fchool deeg boven het middelmatige<br />
en bragt eenige vermaarde konstenaars<br />
voort. Het fchilderen van landfchappen, gefchiedenisfen<br />
en afbeeldzels kwam tot groote volkomenheid<br />
in Vlaanderen, en Ehhaimers nachtftukjes<br />
worden nog bewondert.- Vorcnius Otho gaf<br />
eenen nieuwen vorm aan de fchool van Antwerpen<br />
en verzekerde zich eenen duurzamen roem<br />
door 't voorbereiden van den grooten Rubens.<br />
De graveerkonst wierd met eenen goeden uitdag<br />
beöeffend in alle die fchoolen, want de vordering<br />
van de eene konst dient als prikkel ter vordering<br />
in eene andere; elk is even naijverig om uittejnunten<br />
en door dat middel verkrijgen de konsten<br />
een hoogen trap van volmaaktheid.<br />
ENGELAND kon niet roemen op een' éénigen<br />
uitmuntenden konstenaar; doch Frankrijk bezat<br />
eenen voortreffel ijken beeldhouwer in Germain<br />
Pilon, en twee ervaren bouwkonstenaars in Lodewijk<br />
de Foix, die den toren van Bourdeaux<br />
bouwde en in Philibert dcLerme, die Parijs verfier-
LES ' -XE GESCHIEDENIS. 563<br />
fieide met geregelde gebouwen, Fontainebleau<br />
verfraaide, de Louvre voltooide en de Thuillerics<br />
begon.<br />
DE konsten, wetenfehappen en fraaije letteren<br />
moesten in het tijdvak, het welk wij thans bezig<br />
zijn te befehouwen, noodwendig bloeijen, om<br />
dat de meeste oppervorsten van Europa, dezelven<br />
niet alleen befcïiermden, maar zelf* ook beöeffcnden.<br />
Catharina de Mcdicis boezemde hare ganfche<br />
familje een fmaak in door de konstcn. Haar<br />
zoon beminde en beöeffehde de letteren. Haar<br />
dochter Margareta befchermde dezelven. Maria<br />
Stuart leerde de Griekfche en Latijnfche talen,<br />
ftelde even gemakkelijk iets in vaarzen en in'<br />
prpfa op en was de vriendin van de geleerdheid<br />
en de konsten. Frederik II. hielp Tijcho Brahé<br />
in het doen van waarnemingen op Uranienburg.<br />
Sixtus V. en Clcmens VIII. achtten het zich een<br />
plicht alles aantemoedigen en te begunstigen wat<br />
ftrekte om het mcnfchelijk verftand te verheffen<br />
en te verderen. Philippus II. vergat zijne ftatighcid<br />
bij Moro. De hertog van Parma verkeerde<br />
gemeenzaam met de Vlaamfche konstenaaren. De<br />
Landgraaf van Hesfe oeffende zich met eenen<br />
goeden uitflag in de ftarrenkunde. K ej z e r R u.<br />
dolph hield zich meer op met de wetenfehappen<br />
dan met de ftaatkunde. Hendrik IV. beminde<br />
en koesterde eiken tak van menfchelijke kennis.<br />
Weinige tijdvakken vertoonen ons oppervorsten,*<br />
die
g64 H E O E N D A A C S f c H E LES VHS.<br />
die meer doorkneed waren in de regeering-kun<br />
de dan Philippus II, Elizabeth, Hendrik IV.<br />
en Sixtus V, en legerhoofden bekwamer in<br />
krijgskunde dan de Hertog van Alva de mark<br />
graaf de S". Croix. De hertog van Parma, Spi-<br />
nola, Willem en Mauritz van oranje, Condè,<br />
Coligni, de Guifen, de Birons, Esfex, Mont-<br />
joij, Drake cn Sidneij. —<br />
NE*
EES lx. G E S C H I E D E N I S . 565<br />
N E G E N D E L E S .<br />
Omwentelingen. — Regeeringen. — Godsdiensten. —<br />
Zeevaard. — Koophandel. — Wijsbegeerte. -—<br />
Wetenfehappen. — Zedekunde. — Letterkunde. —1<br />
Fraaije Konsten.<br />
O M W E N T E L I N G E N .<br />
ïy E Gefchiedenis vertoont den lezer fchier niets<br />
anders dan omwentelingen. Sommige, fnel en<br />
verwoestende, verwekken de verfchrikkelijkfte<br />
ftuiptrekkingen in de koningrijken, daar ze voorvallen:<br />
andere, ichoon langzamer en gevolgt van<br />
geene zoo ijslijkc uitkomsten, zijn nogthans in<br />
derzeiver gevolgen niet minder noodlottig voor't<br />
geluk der maatichappije. Weinige tijdvakken leveren<br />
ons een grooter aantal omwentelingen dan<br />
dat der zeventiende eeuwe.<br />
E N eerftelijk, de Spaanfche monarchij, welke,<br />
een halve eeuw te voóren dreigde alles inreflokken<br />
en kluisters te fmeden voor gansch Europa,<br />
wierd grootelijks gekortwiekt, met eene doodelijke<br />
kwijning gedagen en was manlijks in ftaat<br />
zich te verdedigen tegen de aanvallen van deszelfs<br />
naburen. Zeven Ncderlaudlche landlchap-<br />
O o pen
*6$ H E D E N D A A G S C H E LES EX.<br />
pen wierden van dat groote lichaam geheel afgefcheiden.<br />
Portugal en de daar van afhangende<br />
ftaaten hadden het juk afgefchud.' Catalonie zogt<br />
onaf hangelijk te worden. De wapenen van Frankrijk<br />
bevonden zich in de Nederlanden en de<br />
meeste volkplantingen wagtten alleenlijk de aannadering<br />
eenes viiands, om van meester te veranderen.<br />
Welke toch waren de oorzaken van<br />
zulk een verbazend en fnel verval? Een oppervlakkig<br />
onderzoeker, die flechts op de gebeurtenisfen<br />
acht geeft, zal die oorzaken meenen te<br />
vinden in 't vernuft en in de ftreeken van Bicaelieu.<br />
Maar hij, die bekwaam is de zaken<br />
dieper in te zien, zal bemerken dat die omwenteling<br />
het noodzakelijk gevolg was van de inwendige<br />
gebreeken, welke reeds vcor langen de<br />
Spaanfche regeering ondermijnden;. hij zal befpeuren<br />
dat de ontvolking van het land, het verwaarloozen<br />
van den akkerbouw, de onbedrevenheid<br />
in de konsten, wanorde in de geldmiddelen<br />
benevens de geftrengheid van 't bewind noodwendig<br />
die doodelijke kwijning voortbragten,<br />
welke ten naasten bij twee eeuwen lang bpanje<br />
knelden en nog' dagelijks knellen.<br />
D E ontvolking in Spanje, was in de eerde<br />
plaats te wijten aan de gedurige oorlogen tus<br />
fehen de Christenen en de Mooren. De aanhan<br />
gers van 't Christendom en 't Mahomedaandom<br />
zogten enkel malkandercn te vernielen. Spanje<br />
was
EES lx. GESCHIEDE.NIS, ktj<br />
was gedurende agt eeuwen een flagtveld, —<br />
Welk een verbazend verlies voor de nakomeling-'<br />
fchap! naaulijks beftond die oorzaak niet meer<br />
of de ontdekking van Amerika verfchafte eene<br />
andere. De gouddorstige Spanjaarden begaven<br />
zich met ganfche hoopen naar deze nieuwe be<br />
zittingen, waar door het moederland ontvolkt<br />
werd. Menigvuldige uitwijkingen moeten nood<br />
wendig de bevolking verminderen.' 'Er bleef<br />
nogthans aan Spanje een hulpmiddel over. 'Er<br />
bevonden zich in dat rijk tagtigduizend afftam-<br />
melingen van de oude Mooren, die meest ge<br />
bruikt wierden tot den akkerbouw. Deze nijve<br />
rige menleken werden door derzeiver wetten<br />
weérhouden naar Amerika te trekken. Zij namen<br />
nooit deel in den oorlog en hunnen godsdienst<br />
was der yoortteeling gunstig, Deze dierbare on<br />
derdanen konden de bevolking van Spanje in<br />
ftand houden en vermeerderen; doch Philips III<br />
hen, bij den aanvang zijner regeeringe uit zijn<br />
koningrijk verdreeven hebbende door een onftaat-<br />
kundig en wreed plakkaat, verloor daar door een<br />
agtfte gedeelte der onderdanen van Spanje. E12<br />
eindelijk, het groot getal kloosters, welke men<br />
uit hoofde eener blinde godsvrucht geloofde niet<br />
talrijk genoeg te kunnen zijn, was de laatfte<br />
golf, in welke het menfchelijk gedacht wierd<br />
verzwolgen.<br />
» T<br />
A het uitdrijven der Saraceenen werd de<br />
O 0 3 Land-*
5Ö3 H ï U N B A A G J C H E EES- ÏX.<br />
Landbouw in Spanje geheel verwaarloost. De<br />
Spanjaards ziende dat zij in weinig tijd groot<br />
fortuin konden maken in Amerika of de Indien,<br />
waren natuurlijk geneigt een konsr teverfmaden,<br />
van welke de winsten of voordeden a!u.c> lang-<br />
zaam en bepaalt waren. Met biijdicbap wierpen<br />
zij eenen verveelenden en moeilijken ai beid van<br />
den hals af en voerden onder zich een barbaarsch<br />
en ichadelijk vooroordeel in, bet weik een land<br />
arbeid als verachtlijk befchuuwerde, den akker<br />
man een afkeer in boezemde vour den land<br />
bouw en eene traagheid voortbragt nadeelig voor<br />
de zeden en het Welzijn der natie. De regeering<br />
had dit vooroordeel moeten tegengaan, door ecr-<br />
tijtelen te hechten aan den boerenfrand en alles<br />
in 't werk moeten dellen om dc trotsheid der<br />
natie optewekken. Doch zij liet dat vooroordeel<br />
grond winnen en moedigde het als 't ware aan<br />
door de kloosters te vermenigvuldigen. Het was<br />
natuurlijk te verwagten dat de akkerman, die de<br />
monnikken geëerbiedigt en gelukkig zag, geen<br />
oogenblik in bedenken zou nemen een werkzaam,<br />
afgezondert en veracht leven te verwisfelen tegen<br />
een gemakkelijker en hoog geachter ftand.<br />
ZUCHT tot gemak en eene verachting voor<br />
den landbouw bragt een afkeer voort van de<br />
werktuiglijke konsten. De traagen en trotfehen<br />
Spanjaaid zou zich ontëeit gedagt hebben bij 't<br />
cmhelzen van ecnig handwerk. Ja dezelfde on-<br />
ge-
xzs ix. G E S C H I E D E N I S . 56*9<br />
ge. mde d n' wijze deed hen eenige der beminnelijkfte<br />
konst^n gering achten; en evenwel<br />
n oêst hunne zucht tot vermaak en ijdele glorie<br />
voldaan worden. Wat was het gevolg daar van?<br />
Z(j wa en genoodzaakt toevlucht te, nemen tot<br />
vreemden, die eenen uitlporigen prijs ftelden op<br />
alles waar mede zij hen geriefden; het goud van<br />
Spanje gii g in andere handen over en de Amerikaan.che<br />
mijnen wierden bewerkt om de Engelfchen,<br />
Franichen en Hollanders te verrijken,<br />
• DE omwandeling van geld in Spanje niet langer<br />
plaats hebbende, de handwerken verlaten en<br />
de akkers onbebouwt blijvende, moest daar uit<br />
noodwendig wanorde ontdaan in de geldmiddelen.<br />
Ter ichraging eener zoo groote monarchij werden<br />
aanzienlijke belastingen vereischt; maar, hoe<br />
konden die met mogelijkheid gegaart worden van<br />
eene niet talrijke natie, die arm was? Daar uit<br />
ontdond het verval der fcheepsraagt; de derktens<br />
waren decht bezet en de troepen werden<br />
flecht betaalt, om dip reden dienden de Spaanfche<br />
foldaten met weerzin, zij waren bühne bevelhebbers<br />
ongehoorzaam en ontfloe aen zich-zeiven<br />
gemaklijk van den dienst.<br />
A L L E die oorzaken verzwakten, op eene na<br />
tuurlijke wijze, de Spaanfche monarchij; zoo dat<br />
indien wij het willekeurig gedrag der Spaanfche<br />
koningen 'er bijvoegen, wij ons niet langer zuh<br />
Oo 3 te»
H E D E N D A A S - S C H E EES IX.<br />
len verwonderen over de omwenteling welke 'er<br />
op volgde. Wanneer onderdanen met voeten ge<br />
treden worden van hunne vorsten, wanneer zij<br />
gedwongen zijn de grilligheden zijner ministers<br />
te eerbiedigen, als dan is een ftaat nabij deszelfs<br />
"einde. Wanneer bewindslieden trotsch zijn, on<br />
derdrukken, en gewelddadig handelen mag het<br />
volk hen voor een korten tijd vreezen, maar van<br />
vrees liaan zij ligt over tot haat, van haat tot<br />
morren, van morren tot opftand. De lezer heeft<br />
bereids gezien, dat dit oorzaak was van de<br />
fcheuring der Nederlandfche Provinrien. De op<br />
ftand van Catalonie ontftond uit dezelfde bron.<br />
Olivares hield niet op de belastingen te vermeer<br />
deren en het volk te dwingen door krijgsgeweld.<br />
Het misnoegen wierd algemeen. Een bende boe<br />
ren naar Barcelona gaande ontmoette aan de ftads<br />
poorten eenige foldaten, die hen op 't platte<br />
land mishandelt hadden: op het zien dier onder-<br />
gefchikte dwingelanden ontftak de haat weder in<br />
't hart der landlieden; zij lieten zich door weder*<br />
Wraak vervoeren, vielen op hen aan, doodden<br />
eenige derzeiver en floegen de anderen op de<br />
vlucht. Door dezen eerften goeden uitflag aau-<br />
gemoedigt, en bevreest van geftraft te zullen<br />
^ worden over het gepleegde, traden zij de ftad<br />
ihven noodigden de burgers zich bij hen te voe<br />
gen s om hunne onderlinge verdrukkers te verja<br />
gen. Het vuur van opftand verfpreid zich in<br />
een oogcnbbk door de ganiche ftad. Zij trekken<br />
raar
£ES IX. GESCHIEDENIS. 571<br />
raar 't Paleis des bevelhebbers, breken door de<br />
lrifwagten heen, cn hij, verplicht zijne'veilig<br />
heid tc'zoeken in de vlucht, word tot aan den<br />
zee-oever vervolgt en verfcheide wonden toege-<br />
bragt: De wederfpanmiingen loopen daar op<br />
door de dad, vermoorden alle de genen die zij<br />
als vijanden befehouwen, en in eenen enkelen<br />
dag omdoet Barcelona zich van 't juk van Phi<br />
lips. De vlam verfpreidde zich fchielijk door<br />
de Provintie, welke alle verbintenis met den<br />
Spaanfchen monarch verbrak en onder 't bewind<br />
kwam van Lodewijk. De opftand der Catcloniers<br />
gaf geboorte aan eene gewichtiger omwenteling.<br />
Het was voornaamlijk in Portugal dat de Spaan-<br />
fchc-ftaatsdieriaar zijn will keurig gezach oefTende.<br />
De hertogin van Mantua, fchoon onder konin<br />
gin, genoot alleen de eerbewijzen aan hare plaats<br />
verknogt. Het ganfche gezach was in de handen<br />
van VasconceJIos, een befpiedér, door Oliv'ares<br />
gebruikt, de bedienaar zijner geftrengheden, de<br />
belagende opmerker van de woorden en daden<br />
der grooten en de onderdrukker van het volk.<br />
De Portugeezen verfoeiden Vasconcellos cn haak<br />
ten heimelijk naar eenen verloifer. Johannes van<br />
Braganza ftont hoog in de achting van 't alge<br />
meen, en alle oogen waren op hem gevestigr.<br />
'Er wierd eene famenzweering aangegaan, en In<br />
weerwil der verfpiederen van Vasconcellos, vcr-<br />
wisfelde Lisbon in eenen enkelen dag geheel van<br />
meester enkel ten kosten van het bloed van twee<br />
O 0 4 O N„
H E D E N D A A G S C H E EES IX.<br />
cngelukkigen. Johannes van Braganza zag zich<br />
dus binnen een enkel jaar in 't bezit van al wat<br />
voorheen aan zijne voorouders had toebehoort.<br />
De adel, de geestlijkheid, monnikken, burgers<br />
en het overige van 't volk vereenigden zich allen<br />
om hunne dwinglanden te verdrijven. Spanje<br />
ondervond toen hoe moeilijk het ware om langen<br />
tijd een volk onder 't juk te houden, het welk<br />
enkel de ijzere hand des onderdrukkers gevoelde.<br />
D E Z E L F D E oorzaken van verval bedaan nog,<br />
fchoon misfehien niet in denzelfden graad, 't Is<br />
echter te hopen, dat 'er eerlang eene gelukkige<br />
verandering inoge plaats hebben. De wijsbegeerte<br />
is in die gelukkige landftieek doorgedrongen;<br />
de flem van waarheid en rede en de rechten van<br />
't menschdom beginnen bij de Spanjaarden in<br />
aanmerking te komen. De vernietiging van het<br />
geduchte gerechtshof der Inquifitie zou eene gebeurtenis<br />
van groot aanbelang zijn voor Spanje.<br />
De aanmoediging van de letteren, de konsten,<br />
handwerken, den koophandel en den landbouw<br />
zou kracht geven aan hun bewind en nadruk bijzetten<br />
aan den traagen Spanjaard.<br />
Di jonger tak van 't huis van Oostenrijk, 'in<br />
Duit«c/iland gevestigt, fcheen de meerderheid van<br />
tnagt te erven, welke de oudde tak verloren had.<br />
Kort na het begin der zeventiende eeuw bezat<br />
hetj^tien jaren lang, eene meerderheid, welke<br />
Eu-
EES ix. G E S C H I E D E N I S . 573<br />
Europa ontrustte. Gedurende dien tijd deedt het<br />
hof van Wenen alles voor zich zwichten; de<br />
belangens der Christen wereld waren ondergefchikt<br />
aan de bewegingen van dat hof. Ferdinand<br />
II fcheen de meerderheid van zijn huis onwrikbaar<br />
gevestigt te hebben. De Turken ontrustten<br />
zijne grenzen niet langer; Hongarijën, 't<br />
welke vergeefiche pogingen deedt om deszelfs<br />
voorrechten weder te krijgen, wierd flaaffcher<br />
behandelt dan ooit; de veldflag van Praag had<br />
de magt van Bohemen geheel vernielt, en dat<br />
koningrijk was genoodzaakt de goedertierenheid<br />
des ovenwinnaars aftefmeeken. De Duitfche Catholijken<br />
kromden zich voor derzeiver opperhoofd.<br />
Wat aanbelangt de Protestanten,'fommige<br />
van dezelven waren vluchtende, en fommige<br />
waren verbannen; anderen durfden ter naauwer<br />
nood heimelijk. haken naar de vrijheid. Christiern<br />
IV, koning van Deenmarken, aan 't hoofd<br />
van 't Protestantfche verbond, vermogt niets op<br />
den keizer. Bij-elk gevecht gedagen door Walftein<br />
of Tillij, was Ferdinand op den rechten<br />
weg om de vrijheden van Duitschland te vernietigen.<br />
Doch, toen het lot der Piotestanten wanhopig<br />
fcheen, veranderde een enkel man, in<br />
eens, de gedaante der zaken in dat gedeelte van<br />
Europa. Ferdinand, gedrongen, verwonneni<br />
overftelpt door den grooten Gustaaf Adolf fdien<br />
hij veracht had) ontbloot van alle zijne overheerfchingen,<br />
aangetast in zijne erflanden, be-<br />
Oo 5 ven-
574 H E D E N D A A G S " C K E EES ix.<br />
vcr.de voor dc veiligheid zijner hoofdftad, onderging<br />
eene vernederende ommekeer van omhandigheden,<br />
zijne overwinningen en zegepralen<br />
veranderden in nederlagen en tegenfpoed. Het<br />
hof van Wenen betwistte niet langer den voorrang<br />
van magt, naauüjks durfde het naar eene<br />
gelijkheid ftaan. Zweden vervong de plaats van<br />
't huis van Oostenrijk, doch het behield dien<br />
voorrang flechts gedurende het leven des Zweedfchen<br />
helds. Toen Gustaaf in de vlaktens van<br />
Lutzen fteuvelde, eindigde Zweden de beflisfer<br />
te zijn van 't lot van Duitschland en.keerde bij<br />
trappen tot zijne vorige geringheid weder. Zoo<br />
waarachtig is het, dat de verheffing of vernedering<br />
eens volks, dikwijls van eenen enkelen man<br />
afhangt. Na zijn dood wierd Frankrijk de gebied<br />
voerende mogenheid van Europa, een tijtel<br />
van weiken dat rijk fints Karei den grooten was<br />
verfteken geweest.<br />
D E omwentelingen, welke gedurende de zeventiende<br />
Eeuw in Engeland plaats hadden waren<br />
gedeeltelijk toetefchrijven aan het wangedrag van<br />
"t huis van Stuart; De rechten van den mensch<br />
waren toen nog niet behoorlijk bepaalt, en Jacobus<br />
I, die geloofde dat zijn magt gegrond was<br />
op can jus diyinum, deed alles wat hij kon om<br />
het Parlement in dat zelfde gevoelen te brengen.<br />
De voorrechten van zijn huis waren dikwijls in<br />
zijn mond, doch wierden niet" door zijne daden<br />
cn-
LIS IX» G ï J C H I E D E N I S . 575<br />
onderfteunt. De Puriteinen ncgthans dagten<br />
ganscli anders dan Jacobus, en wederftonden 011-<br />
verzaagt de indringingen van de kroon. De re<br />
geering van Jacobus I was vreedzaam maar niet<br />
loflijk. Geregeerd door zijne gunstelingen ver<br />
vreemde hij de genegenheid der Engelfchen van<br />
zich, en bedrogen door de hoven van Wenen<br />
en Madrid, verloor hij dien invloed in de zaken<br />
van Europa, welke zijne voorzaate zoo wel had<br />
weten te handhaven. Had Jacobus de bekwaam<br />
heden van Elizabeth bezeten, de keurvorst van<br />
de Paltz, zijn fchoonzoon, zou niet van deszelfs<br />
ftaaten zijn berooft geworden.<br />
ENGELAND vertoonde tien jaren lang een<br />
allerbloedigst en verbazend fchouwfpel. De ge<br />
fchiedenis levert ons voorbeelden van onderda<br />
nen, die tegen hunnen koning- opdonden, den-<br />
zelven ontthroonden en om 't leven bragten,<br />
maar Karei I is het'eenige voorbeeld van een<br />
koning, die wettiglijk verhoort,door zijne onder<br />
danen veroordeelt wierd en op een fchavot het<br />
hoofd verloor. Niets dan de floutmoedigheid<br />
van C|orawel durfde in den naam van het leger<br />
en van 't volk eisfehen, dat men Karei moest<br />
ftraffen voor ai het vergoten bloed in de burger<br />
oorlogen, en dat men vervolgens eenen anderen<br />
regeeringsvorm moest aannemen. Dit voordel<br />
wierd verworpen met afgrijzen door het Parie-<br />
ment, het-welk nog eenen zekeren eerbied bleef<br />
be-
576 H E D E N D A A G S ' C H E EES IX.<br />
behouden voor den perfoon des koungs. Zijn<br />
rang was onfchendbaar en geheiligt door de wetten.<br />
Cromwel was ten vollen overtuigt dat zoo<br />
lang het huis der Lords beftond en de Presbyterianen<br />
magt bleven behouden in het huis der<br />
gemeentens, het niet mogelijk zijn zoude zijne<br />
oogmerken te bereiken. — Zijn leger voerde onmiddelijk<br />
den koning weg en geleidde hem naar<br />
Windfor. Na dien togt kwam Cromwel binnen<br />
London, daar hij honderd vijftig gemeenen het<br />
lagerhuis deedt ruimen en ten langen lesten de<br />
bloedige bill tegen den ongelukkigen Karei deedt<br />
doorgaan. Het huis der Lords verwierp desniettegenftaande<br />
dezelve met verontwaardiging en<br />
bleef onverzet elijk zonder zich door beloften of<br />
bedreigingen te laten overhalen. De independenten<br />
verklaarden toen dat de wetgevende magt<br />
eeniglijk behoorde aan de gemeentens, om dat<br />
het oppergezag oorfpronglijk bij het volk berust.<br />
Uit deze onzuivere, lage en dweepachtige gezindheid,<br />
wierden honderd vijftig commisfarisfen<br />
verkoren om een gerichtshof ter verhooringe van<br />
Karei te vormen. Te vergeefsch trilden de fteeden<br />
en graaffchappen van Engeland en drie koningrijken<br />
van Europa bij de oprichting van dat<br />
gerechtshof. De ingezetenen van London gaven<br />
duidelijk hun afgrijzen van deze maatregelen te<br />
kennen; de Presbijteriaanfche bedienaars voeren<br />
in hunne Predikaatfien uit tegen het godloos bedrijf,<br />
te vergeefsch deeden de Schotten de la*<br />
ven-
EES ix. G E S C H I E D E - N I S . 577<br />
vendigfte betuigingen. De Staten generaal der<br />
vereenigde Nederlanden lieten door hunne afgezanten<br />
onder het oog brengen, hoe deze daad<br />
een fchande zou zijn voor de hervorming; het<br />
baatte niets dat de Engelfche edelen hun leven<br />
aanboden om bet leven hunnes konings te behouden;<br />
de prins van Wallis, de hertog van York<br />
en de prins van Oranje boden aan van hun recht<br />
op de kroon aftezien: alles was vruchteloos; noch<br />
de nederige fmeekingen der koninginne, noch de<br />
drangredenen van den Franfchen gezant konden<br />
den ongelukkigen Karei behou.'en. De fchijnheilige<br />
en ftaatzuchtige Croniwel benoemde eenen<br />
der rechters, moedigde zijne medegenoten<br />
aan door zijne aanfpraken, door zijne beloften,<br />
door zijne ingevingen, door zijne verrukkingen<br />
en zelfs door zijne traanen; terwijl Fairfax het<br />
volk in ontzag hield dóór geweld van wapenen,<br />
cn Peters, de grootfte dweeper van alle de Independenten,<br />
van den kanfel de rechtveerdigheid<br />
van 's konings dood verklaarde. Dus was de<br />
ijver der Puriteinen voor burgerlijke en godsdienstige<br />
vrijheid, en de ftaatzucht van eenige<br />
bijzondere perfonen eene der oorzaken van de<br />
ramplpoedén van Karei I. Men kan evenwel<br />
niet ontkennen dat de verkeerde gevoelens des<br />
konings en de gebreken in zijn bewind zeer veel<br />
tot zijn onheil toebragten.<br />
HIJ begon zijne regeering met een blind ver-<br />
trou-
578 H E B Ï N D A A G S C I I I LES C&<br />
trouwen te ftellen in Buckuigham, die zulks onwaardig<br />
was. Hij toonde ee::e verachting voor<br />
de wetten door onregelmatige geldheflhigen. Hij<br />
had weinig eerbied voor de vrijheden der Engelfchen:<br />
hij was te gedienstig jegens de genen,<br />
die hem omringden: hij haatte dc Parlementen<br />
en weigerde langen tijd dezelve te doen bij een<br />
komen: hij was onverdraagzaam, en niemand kan<br />
met billijkheid hem verfchoonen wegens zijne<br />
vervolging van de Presbyterianen, op de aanhitzingen<br />
van den fchijnhehigen Laud. Deze waren<br />
de gebreken van Karei, en dezelve moesten<br />
noodwendig de harten zijner onderdanen van hem<br />
verwijderen. Een algemeen misnoegen veripreidde<br />
zich door Engeland, en in dat tijdftip zelve<br />
wikkelde hij zich, op flechte aanraading, in<br />
moeilijkheden met de Schotten over eenige godsdienstige<br />
plechtigheden. Ook lag hij te onvoorzichtig<br />
de wapenen neder, welke hij met zoo<br />
veel trotsheid had opgenomen tegen de Schotten.<br />
Hij toonde groole--zwaKheid tot rechters tusfehen<br />
hem en zijne onderdanen te kiezen, zoodanige<br />
andere onderdanen, die even zeer te cnvreden<br />
waren over zijne regeering. Zijne toeftemming<br />
tot den dood van Lord Strafford verhaastte zijnen<br />
val. Deze misdadige gedienstigheid, welke de<br />
ftoutheid zijner vijanden vermeerderde, ftrekte<br />
insgelijks om het de genegenheid zijner hovelingen<br />
te ontnemen. Gedurende het eerfte jaar van<br />
het langdurend Parlement was zijn gedrag enkel<br />
ee-
LES ix. G E S C H I E D E N I S . gjfp<br />
eene herhaling van misftappén. Wanneer hij toe-<br />
vlugt nam tot de wapenen om daarmede zijne<br />
wederfpanmge onderdanen tc beteugelen, was hij<br />
te flap. 't Is waar hij toonde eene heldhaftigheid<br />
in den krijg: maar 't is niet mogelijk uittedruk-<br />
ken en te bewimpelen welk een blind vertrouwen<br />
hij ftelde in verraders, die hem de gelegenheden<br />
benamen pm met zekerheid te zegepralen; hoe<br />
hij zich in de armen der Schotten wierp, die<br />
hem haateden; hce onbegrijplijk ligtgeloovig<br />
hij was met betrekking tot Cromwel; hoe hij<br />
de vlucht nam naar 't Eiland Wight, het welk<br />
zijne vijanden in bezit hadden; en eindelijk, welk<br />
eene ontijdige onverzettelijkheid hij betoonde ten<br />
aanzien van de bïsfcheplijke regeering. Zijn gan<br />
fche leven beftond uit zwakheden en mihf&ppen;<br />
alleenlijk in zijne laatfte' oogenblikken gedroeg<br />
hij zich heldhaftig en wijs.<br />
IEDER gevoelig mensch kan niet zonder aandoening<br />
op het einde van Karei I- te rug zien.<br />
Het hart word teder wanneer wij dien monarch<br />
befehouwen voor deszelfs rechters en op het<br />
fchavot. Geleid door foldaten, die hem wreedelijk<br />
befchimpten, zien wij hem voor een onbillijk<br />
én fpot-gerichtshof verfchijnen en onbezweken<br />
dc Majesteit van zijnen rang in de tegenwoordigheid<br />
zijner rechters handhaven. Met eene edele<br />
trotsheid vraagt hij, waar is het huis der<br />
Pairs, 't welk zoo wezenlijk behooit tot de war?<br />
,> ? 'ver.'
5Sb H E D E N D A A G S C H E EES tg.<br />
vertegenwoordiging van de natie? Hij weigerd<br />
te antwoorden uit vreeze, dat hij zulks doende,<br />
de conftitutie mogt verraden. Hij vestigt zijn<br />
oo* bedagtzaam op den afgezonderden hoop ellendelingen,<br />
die gereed ftaat om hem van 't leven<br />
te berooven, hij 'laat geen den minsten fchijn<br />
van vrees, geen teken van wraakzucht blijken;<br />
integendeel met eene gelukkige mengeling van<br />
ftandvastigheid en zachtmoedigheid, bewilligt hij<br />
zijn gedrag te rechtveerdigén voor een wettig<br />
gerichtshof. Het gerichtshof van Cromwel, zonder<br />
acht te geven op iets van Kareis zeggen,<br />
vind hem fchuldig aan Gerichtsverachting en veroordeelt<br />
hem om het hoofd te verliezen als een<br />
verrader, dwingeland cn moordenaar. Gedurende<br />
de drie dagen, welken tusfehen zijn doodvonnis<br />
cn de te recht (telling verliepen, toonde Karei<br />
zich waarlijk groot. Zijn bedaard en bezauigt<br />
gedrag, de wijzen raad, welke hij zijne kinderen<br />
gaf, &<br />
de last, onder welke hij den Prins van<br />
Wallis lag, om zijnen docd niet te wreken; zijn<br />
n-efprek met den brsfehop van London; zijne<br />
vermaningen aan het volk, zijn zoo veele trekken,<br />
welke wij niet kunnen nalaten te bewonderen.*<br />
Nogthans terwijl wij het ongelukkig lot<br />
van Karei Stuart betreuren en toeftemmen dat<br />
hij het flagtöffer was van de woede der dweeperïj<br />
en van de afgerichtfte huichelarij, welke ooit<br />
beftond, moeten wij erkennen, dat zijn dood,<br />
fclioon onrechtvaardig, wreed en onwettig eene<br />
ge-
EES IX. G E S e H 1 E B E N I S. jgjj'<br />
gelegenheid verfchafte om eene dier waarheden<br />
te ontvouwen, welke voor 't menschdom van 't<br />
uiterde belang zijn; te Weten: dat de koningen<br />
aan het volk rekenïchap fchuldig zijn van hun<br />
gedrag; dat zij de wetten behooren te eerbiedigen,<br />
welker handhavers zij zijn; en dat wanneer<br />
zij het verdrag lebenden, het welk hen tot vorsten<br />
beftemt, alle verplichtingen aan de zijde<br />
Van 't volk ophouden; de perfoon des konings is<br />
dan niet langer geheiligt, hij treed in den rang<br />
der burgers om geoordeelt te worden naar de<br />
wetten, welke hij gefchonden heeft.<br />
TERWIJL wij hier ipreeken van de omwenteling,<br />
welke Karei I tot het blok bragt, achten<br />
wij het noodig ook iets te zeggen wegens Cromwel,<br />
die 't hoofd dier omwenteling was. Veelen<br />
hebben zijne welfprekenheid hoog üitgeba-<br />
2uint, nogthans blijkt uit zijné aanfpraken niet<br />
dat hij een redenaar geweest hebbe. Alle zijne<br />
redevoeringen zijn een mengelmoes van flechte<br />
redeneeringen, van grillige gedagten, fchoolmeesterlijke<br />
aanhalingen en kinderachtige uitdrukkingen.<br />
In weerwil nogthans van deze gebreeken,<br />
wist hij door zijne vertoógen 't vertrouwen te<br />
winnen der gemeentens En om die reden, ën<br />
om dat de meeste leden dweepers waren, bediende<br />
hij zich, wanneer hij hen aanfprak, van<br />
dien toon van inblaazing en van eene geheimzinnige<br />
wartaal, welke hen behaagde eö over-<br />
Pp haal"
58a H E D E N D A A C S C H E EES IX.<br />
haalde. Dan, indien Cromwel de hoedanighe<br />
den eens redenaars niet bezat, kunnen wij hem<br />
die van een legerhoofd niet weigeren.. Dc me<br />
nigte veldllagen, door zijne begaafdheden zoo<br />
wel als door zijne dapperheid gewonnen; de fnel-<br />
heid zijner veroveringen, dc vlijt, wcike bij in<br />
zijne optogten betoonde; Engeland, Schotland<br />
en Ierland in keer weinig' tijd. door hem ondcr-<br />
gebragt, zijn zoo veele proeven zijner .krijgskun<br />
digheden. Wanneer wij hem belchouwen als het<br />
hoofd eener partijfchap, «mtdekken wij de ver-<br />
bazendde hoedanigheden. Wij zien een gering<br />
bijzonder mensch" in daat om zich zelv' tien jaren<br />
lang meester te maken van alle de raacflagen<br />
van een verlicht Parlement; om het middenpunt<br />
te worden, waarin alle, partijen, dooj^eigenbe-<br />
lang'of haat,verdeelt, te famen kwamen; om<br />
twecdragt tc zaaijen tusfehen den koniflg en het<br />
Parlement, zonder eenige mogelijkheid om de<br />
vlam tc blusfehen, welke hij heimelijk had aan<br />
geblazen; om die belde magten, welke hij on<br />
verzoenlijk gemaakt had, te nopen de wapens op<br />
te nemen; en zoo veel invloed in het leger te<br />
verkrijgen als hij had in 't huis der gemeentens;<br />
cm tot 's konings bederf gebruik te maken van<br />
het Parlement; en om heimelijk in die vergadering<br />
een' kabaal te voeden, welke t'ceniger tijd de<br />
zelve moest, verdroijen, alle de bewegingen van<br />
die kabaal te béftuuren, ten laatden het mom<br />
afteligten en de bloeddorstige Independenten te<br />
ge-
EES ix. G E S C H I E D E N I S . 58$<br />
'gebruiken om Karei op het fchavot te brengen; dc.<br />
monarchij te vernietigen, de Pairs te verdrijven<br />
, de.gemeentens te onderwerpen, de dweeperij der<br />
Independenten in de plaats te ftellen voor de<br />
*• Vrijheid / daar na dezelve te vernietigen en onder<br />
eenen "nieuwen ïchoon fchijnenden tijtel zich den<br />
volftrektften monarch te niaken, die ooit op den<br />
throon van Engeland'verfcheen: ik zeg, wanneer<br />
wij het oog daan op zulk een verfchijnzcl, dan<br />
moeten wij Cromwel erkennen voor den doorflepenften<br />
cn fchrandeiften famenzweerdcr die in de<br />
jaarboeken der wereld voorkomt. Als öppermagtig<br />
vertoont de gefchiedenis hem aan ons als een<br />
eenvoudigen despoot, die zich zedig en wijs gedroeg;<br />
die de orde hcrffelde, welke hij verbroken<br />
had; die Engeland tot rust brngt en gelukkig<br />
maakte; die zijne natie voorbereidde'om naar de<br />
heerfchappij der zee te ftaan en alle mogenhederi<br />
van Europa deed verlangen in verbindteais met<br />
hem te zijn.<br />
D E omwenteling, welke Karei II tot den<br />
throon zijner voorvaderen verhief, was der Engelfchen<br />
zeer aangenaam. De driften der menleken<br />
waren bedaard en' zij konnen thans koelzinnig<br />
te rug zien op voorleden tijjden. . De verfchrikkelijkheden<br />
eenes burgerkrijgs eu de regeeringloosheid,<br />
welke onafscheidelijk daar aan vast<br />
is; het eigendunkelijk geaach door Cromwel gcoeffend<br />
onder den tijtel van Protector; de pnhei-<br />
P p a Ier*
5$4 H E D E N D A A G S C H E<br />
T K S<br />
len van een krijgsbewind, dit alles fpoorde de<br />
natie aan om tot haren ouden iegeeringsvoïm<br />
wedertekceren. De Episcopaten en de Presbyte<br />
rianen voegden zich famen om Karei te verzoeken<br />
koning van groot Brittannië te willen zijn; dóch<br />
de Independenten, wier grondbeginsels Gemeene-<br />
bestgezind waren, toonden zich afkeerig van de<br />
herdelling. 't Begin zijner regcering was als van<br />
een' vorst, die zijn volk bemind en deszelfs ge<br />
luk bevordert; doch eene onbegrensde zucht tot<br />
gemak en vermaak leidde-hem fcfaïelijk van den<br />
regten weg af; van daar de ongenade van Lord<br />
Clarendon, één der bekwaamde ftaatsdienaren,<br />
op welke Engeland ooit kon roewen; van daar<br />
dat Karei, om zijne uitfporigheden te kunnen<br />
goedmaken, een begiftigde wierd van Frankrijk.<br />
Dc hovelingen volgden het voorbeeld hunnes<br />
vorsts; de losbandigheid had de overhand, en<br />
alles wat heilig was, wierd met fpotternij en<br />
kleinachting behandelt. Daar hij in zijne grond<br />
beginzels onverdraagzaam was en zich leiden liet<br />
door lieden, die vijanden waren van de vrijheid,<br />
wilde hij dat alles zich zcu fchikken naar den<br />
eerdienst van de kerk van Engeland; en de ge<br />
moedelijke weigering der Disfenters ftelde hen<br />
bloot aan eene geftrenge behandeling. De bedie<br />
naars zijner eigendunkelijkheid beboetten, ker<br />
kerden, pijnigden en lieten veele lieden ter dood<br />
brengen, eeniglijk om dat zij voor zich zei ven<br />
verkozen te denken en God te dienen naar hunne<br />
wii-
LES ix. GESCHIEDENIS. 585<br />
wijze. London wierd na Kareis komst tot den<br />
throon bezogt door twee groote rampen. De<br />
pest fleepte zevenentagtig duizend menfehen weg,<br />
en een brand vernielde ten naasten bij twee der<br />
de van de ftad. Doch deze rampen maakten geen<br />
indruk op den koning, hij bleef zich zelv' ver<br />
lustigen ; eene Franfche meestres, Franfche zeden<br />
en Fransch geld beftuurde alles aan 't hof.<br />
JACOBUS, de tweede van Engeland en de<br />
zevende van Schotland, volgde zijn' broeder Ka-<br />
rel .II op. Terwijl hij nog hertog van York was,<br />
hadden de gemeentens gepoogt hem te verfteken<br />
van den throon, uit hoofde van zijnen gods<br />
dienst; doch de bill van uitfluiting ging in het<br />
huis der Lords niet dóór. 'Er wierd gezegt dat<br />
Karei, om de verlangens zijns broeders en zijner<br />
meesteresfen te voldoen, te Rome als roemsch<br />
katholijk ftierf, fchoon hij onder zijne regeering<br />
duidelijke blijken- had gegeeven dat zijne grond-<br />
beginzels noch katholijk noch protestantsch, maar<br />
geheel vrijgeestig waren. Jacobus deed openlijk<br />
belijdenis van den Catholijken godsdienst, en bij<br />
zijn geloof in de leer van Rome voegde hij ee<br />
nen dweeperachtigen geest en eenen woedenden<br />
ijver. Een ontwerp gevormt hebbende om zijne,<br />
onderdanen te bevredigen met den atholijken<br />
godsdienst, begon hij zulks te bewerkftelligen.<br />
zoo rasch hij den throon had beklommen. Doch<br />
Jacobus was voor dien taak niet gefchikt; zijn<br />
Pp 3 volk
586 H E Ï * I N B A A G S C M E LES IX.<br />
volk had een grooten afkeer van het pausdom<br />
en de wijze, op welke hij zich gedroeg, was<br />
zoodanig dat het argwaan begon te krijgen, cn<br />
hen op hunne hoede deed zijn. Hij handelde al<br />
aanftonds als of hij bereids zijn doel bereikt had.<br />
De nuntius van den Paus en Jefuitfcbe priesters<br />
lieten zich openlijk ten hove zien; hij liet-zeven<br />
bisfchoppen, die zijne ontilaande magt niet wilden<br />
erkennen, gevangen zetten; beroofde London<br />
cn andere fteden van derzeiver voorrechten, en<br />
verkrachtte de wetten met opgeheven hand. Hij<br />
gedroeg zich zoo onvoorzichtig, dat de pausgezinden<br />
zelf over hem tc ontreden waren. Paus<br />
Innocentius XI, geen kans ziende om dan Catholijken<br />
godsdienst gevestigt te krijgen door de<br />
ondernemingen van Jacobus, wilde, om die reden,<br />
den Jefuit Peters', des konings biegtvader,<br />
niet begunstigen met een kardinaal** hoed. De<br />
doorflepen en ftaatzuchtige Peters, die niets zoo<br />
zeer wenschte dan opperbisfehop van Engeland<br />
tc zijn, verhaastte zijns meesters bederf. De<br />
openlijke pogingen van Jacobus om de burgerlijke<br />
en godsdienstige conftitutie den bodem inteflaan,<br />
wekten dc natie cp tót het nemen van<br />
maatregelen, die zulks verhoedden. Zij, die hun<br />
vaderland alles goeds toewenschten, vereem'gden<br />
zich cn zonden afgevaardigden naar den Prins<br />
van Oranje om hem naar Engeland te nodigen.<br />
William nam de uitnodiging aan, maakte alles<br />
gereed tot zijnen togt, en landde te Torbaij,<br />
den
EES ÏX. G E S C H I E D E N I S . 53;<br />
den 5" November 1688, en Jacobus, van 'elk<br />
verlaten, liet de kroon varen en week naar<br />
Frankrijk.<br />
DIE omwenteling was bet tijdperk van waare<br />
vrijheid voor Engeland. De natie, vertegenwoordigt<br />
door haar Parlement, verkreeg de bill der<br />
rechten voor het volk, bepaalde.de grenzen van<br />
de zop lang betwistte voorrechten van de kroon,<br />
cn aan den Prins van Oranje voorgcichreven<br />
hebbende de voorwaarden, naar weiken hij zoude<br />
regeeren, koos zij hei» tot'koning tc famen met<br />
zijne gemalinne Maria, dochter van Jacobus II.<br />
Van dien tijd af was die vorst in Europa enkel<br />
bekent bij den naam van'Willem den derden,<br />
verlosler des Britfchen volks. — Jacobus II, nog<br />
hertog van York zijnde, gaf, jn den oorlog met<br />
de Hollanders, menigvuldige blijken van zijn<br />
dapper gedrag als zeeman en van zijne kundigheid<br />
in zee-zaken. De koninglijke zeemagt van Engeland<br />
wierd zeer veel verbetert door de uitgedrekte<br />
kennis, welke hij cn zijn broeder in de<br />
fcheeps - bouwkunde beiaten. Hij kende het n&tU<br />
onaal belang cn ware hij geen dweeper in zijnen<br />
godsdienst geweest, zou hij een zeer goed koning<br />
hebben kunnen zijn. Zijne ongerijmde cn onverdraagzame<br />
grondbeginzeis overreedden hem ftrijdig<br />
tegens zijn eigenbelang te handelen; met<br />
recht zeide daarom dc aartsbisfehop vanRheims:<br />
Pp 4 m
j88 H E D E N D A A & S C H E LES IX.<br />
ifetf ffltf»,
JE.ES ix. G E S C H I E D E N I S . 589<br />
nielen op het minste misnoegen hem tot wiens<br />
befcherming zij aangeftelt waren.<br />
R E G E E R I N G E N .<br />
DE regeeringsvorm van Duitschland was vast-<br />
geftelt door het verdrag van Westpha'en. Onder<br />
de Otto's was dezelve eene wezenlijke monarchij.<br />
Onder de vorsten van het huis van Swaben,<br />
wierd het keizerlijk gezach in zekere bijzonder<br />
heden wat meer gefnuikt en in veele anderen<br />
wat meer afhang'lijk; alles was verward onder<br />
den rampfpoedigen Ferdinand II en onder zijne<br />
kinderen. Hunne rampen bragten eene dadelijke<br />
regeeringloosheid voort. Het volk verloor zijne<br />
vrijheid en het opperhoofd zijn' magt. De kei<br />
zers van het huis van Oostenrijk volgden eenen<br />
anderen regel van gedrag. Zij wisten de orde<br />
allengskens te herftellen, en nadruk bij te zetten<br />
aan 't gezach van den throon. De magt van het<br />
hoofd des rijks in de handen van Karei V wierd<br />
verbazend vermeerdert en deze ervaaren ftaatkün-<br />
dige had een fchetst aan zijne opvolgers nagela<br />
ten, 't welk hen eigendunkelijk fcheen te moeten<br />
maken. Ferdinand 1I, met deszelfs nagedacht,<br />
volgde' getrouwelijk dat ontwerp en deed groote<br />
fchreden tot een willekeurig gebied, zonder den<br />
minsten tegenftand te ontmoeten, om dat hun<br />
zacht beftuur het Duitfche lichaam belette eenig<br />
argwaan te voeden wegens hunne oogmerken.<br />
Een willekeurig bewind vestigde zich ten langen!<br />
Pp S les-
$grj H s B E N D A A G S C H B EES Et.<br />
lesten in Duitschland, door de onbuigzame ftandvastigheid<br />
van Ferdinand II, toen de wapens van<br />
Gustavus en 3c ftaatkunde van Richelieu in weinig'tijds<br />
het werk van veele eeuwen vernielde,<br />
en dien regcerings-vorm voortbragt door 't verdrag<br />
van Westphalen vastgcftelt. Sints dien tijd<br />
is Duitschland eene vergadering van oppervorsten<br />
en vrije fteden ten algemeene voordeele vereenigt.<br />
De onderfcheide leden van 't Duitfche<br />
lichaam zijn door algemeene wetten verbonden,<br />
en de keizer, die 'er dc voorzitting heeft, is enkel<br />
de uitvoerder van den wil der natie.<br />
OxENsfiiRN, de ftaatsdienaar van Zweeden<br />
en d'Avaux, der Franfchen gcvolmagtigde waren<br />
de voorname onderhandelaars van dat verdrag.<br />
Doof voor de aanzoeken des keizers raadpleegden<br />
zij eeniglijk de belangens der Duitfche ftaaten.<br />
Hun gedrag was openhartig en ongedwongen en<br />
zij gebruikten geene dier uitvluchten, geene dier<br />
ftreeken, geene dier bedriegerijen, welke maar<br />
te dikwijls met den naam pro;,ken van ftaatkunde.<br />
Volgens dat verdrag heeft de keizer, die<br />
fteeds verkooren word, geen recht om de oude<br />
wetten te veranderen of nieuwe te maken. Deze<br />
magt behoort aan de gezamcntlijke rijksvergadering<br />
, aoo wel als het vermogen van oorlog te<br />
verklaaren, gemeene belastingen te bevelen en tc<br />
bepalen, en om een vorst, die wederfpannig mogt<br />
zijn, in den rijks-ban te dóen. 'Er wierd beflo-<br />
* i ten
MES ix. Cr e s e M i s D * N i s. 5:91<br />
ten dat in 't vervolg ieder vorst, elke vrije ftad,<br />
wanneer zij zulks goed dagten, vcrbintenislën<br />
mogten aangaan, vrede maken en zelf» oorlog<br />
verklaren, mits het belang van het algemeene<br />
bondgenootfehap door die daden van oppermagtigheid<br />
niet benadeelt wierden. Bij dat verdrag<br />
wierden de Catholijke, Lutberfche en Calvinistifche<br />
toegelaten. Eiken ftaat kon zoodanigen<br />
godsdienst verkiezen, welke hem het best geviel.<br />
Niemand, buiten den keizer en dc drie geestelijke<br />
.keurvorsten, was verplicht den eerdienst der<br />
Roomfche kerk te omhelzen. De vorsten, die<br />
van hunne ftaatcn waren berooft geworden, wierden<br />
herftclt; het palatijnfchap van den Rhijn<br />
wierd gegeven aan den zoon van Frederik, dc<br />
laatste koning van Bohemen, en 'er wierd een<br />
achtfte keurvorstendom opgeregt ten • voordeele<br />
van Maximiliaan van Beijcren. Sommige Bisdommen<br />
wierden wereldlijk verklaart om genoegen<br />
te geven aan de Prutestantfchc vorsten en<br />
om den ijver- te belconen, welken zij voor de<br />
algemeene zaak hadden laten blijken. Het grootfte<br />
gedeelte van den Elfas wierd aan Frankrijk<br />
afgedaan en Zweden kreeg Pomeren met de hertogdommen<br />
van Bremen en Verden. Dat beruchte<br />
Verdrag blijft fteeds het fondament van de<br />
Duitfche conftitutie en de grondflag der rechten<br />
van een gedeelte van Europa.<br />
IN Frankrijk ontving de regeering, gedurende<br />
de
59» HïStHBAAtsesE Ï,ZS \x.<br />
de zeventiende eeuw, den vorm, dien liet federt<br />
bleef behouden tot aan de laatde omwenteling,<br />
te weten den vorm van eene voiftrekte monarchije.<br />
Het leenbèftuur verdween. De Algemeene<br />
ftaten hielden op en met dezelven verdween<br />
de fchaduw der vrijheid, welke door die vergadering<br />
nog was behouden geworden. Richelieu<br />
vernederde de edelen cn beroofde hen van 't<br />
vermogen om hunne lèehonderhoorige te drukken,<br />
doch ten zei ven tijde ontnam hij het volk de<br />
vrijheid van morren en klagen. Hij maakte Lodewijk<br />
XIII tot een willekeurig monarch. Mazariti,<br />
het plan van Richelieu volgende, klonk<br />
de ketens der flavernij nog vaster aan één en<br />
ftelde Lodewijk XIV in ftaat om eigendunkelijk<br />
te heerfchen. 'Er bleef toen langer geen magt,<br />
die tegen de magt van de kroon opwoog, en de<br />
onderdanen van die uitgeftrekte monarchij hingen<br />
:1 af van dc genade van een willekeurig<br />
\ irst. Ongevoelige zielen, die met genoegzame<br />
en onaf hangelijke middelen verre van 't hof en<br />
van deszelfs talrijken ftoet leven, mogen dezen<br />
regeerings-vorm houden voor den gelchiktften ter<br />
verkrijging en bevordering van het heil eener<br />
natie, om dat de algemeene rust 'er het uitwerkzel<br />
van fchijnt; maar lieden, die eene aandoenlijker<br />
ziel en in hun karakter nog eenige kragt<br />
behouden hebben, 't zij zij de flagtoffers van<br />
dwingelandij of enkel de getuigen 'er van zijn,<br />
kunnen in ztdk eene regeerings-vorni niet anders<br />
zien
s-as ix- G s. s e H i x. D E N i' SJ 593<br />
zien dan fchande, de vernedering van alle deugden<br />
en de ontëering van 't menlchelijk genacht.<br />
Het zwaard des dwmgeiands zweeft geftadig over<br />
het hoofd van ieder onderdaan. Zij die de vrienden<br />
zijn van de rechten van den mensch, moeten<br />
wenfehen dat de tegenwoordige omwenteling<br />
in Frankrijk ten voordeele'der vrijheid zegeviere<br />
over alle tegenkantingen; dat eene verlichte natie<br />
een wetboek make van billijke en gegronde wetten,<br />
en op eenen onwrikbaren grondflag zodanigen<br />
regeerings-vorm' vestige het best berekend<br />
ter bevordering en beveiliging van 't algemeene<br />
heil.<br />
IN Engeland was omtrent het midden der zeventiende<br />
eeuw alles in verwarring. De lezer<br />
heeft eene volksregeering dc monarchale regeering<br />
zien opvolgen en de volksregeering de plaats<br />
zien ruimen voor regeeringloosheid. Alle de<br />
rechten van den mensch en alle de deelen van<br />
een goed bewind wierden onderst boven gekeeit<br />
en de fchim van een Gemeenebest voor een oogenblik<br />
uit de overblijfzels van den throon en<br />
ftaat geboren. Dan deze ftuiptrekkingen, hoe<br />
verfchrikkelijk ook, waren misfehien noodzakelijk,<br />
dewijl de Britten buiten dezelven, geen vrij<br />
volk zouden geworden zijn, ten minsten ware<br />
deze fchokken de middelen door welken de beste<br />
ftaatsgefteldheid, welke tot nog toe op aarde gezien<br />
is, wierd voortgebiagt.<br />
[DE
594 H l B I N B A A C t C R E Eis E,<br />
[DE vorderingen, welke in die eeuw het Ge<br />
meenebest der zeven verecnigde Landfchappen<br />
maakte, waren fhel en fchitterende. Deszelfs<br />
vrijheid verzekert zijnde door den vreede van<br />
Westphaalen, wierd die Republiek van dag tot<br />
LES ix. G E S C H I E D E N I S . 5*5^<br />
vaardijvaarders te verbranden en London de uitterdc<br />
fchrik en verlegenheid aantejagen. Deze<br />
ftoute cn veel gewaagde ftap, welke de Engelfchen<br />
geenzins verwagt hadden, deedt deze laatften<br />
den vrede van Breda tekenen, welke voor<br />
Holland zeer voordeelig was, alhoewel men 'er<br />
bij overeen kwam dat de Hollandiche fchepen<br />
als voren de vlag zouden ftrijken voor de Engelfche<br />
konings Ichepen.<br />
DEZE daat van grootheid, waar in de Nederlandfche<br />
Republiek zich toen bevond, verwekte<br />
eenige onrust tusfehen de Stadhouders- en Gemeenebest-gezinden;<br />
twee hunner ftadhouders,<br />
Maurits én Willem de tweede, zich meer gezach<br />
hebbende willen aanmatigen dan hun toekwam,<br />
ontftonden daar uit beroertens, welke het hoofd<br />
kostten aan den fchranderen vaderlandfchen en<br />
eerlijken Oldenbarneveld, en de gevangenis op<br />
Loevedein aan den vermaarden Huig dc Groot<br />
en aan andere voorname mannen van de Republiek;<br />
deze geweldadigheid was .oorzaak van de<br />
vernietiging der ftadhoudedijke bediening, doch<br />
uit deze vernietiging fprooten andere beroertens,<br />
welke aan de vermaarde de Witten, de fchranderfle<br />
ftaatkundigen van dien tijd, een rampzalig<br />
uiteinden baarden, wordende zij beiden door het<br />
gemeen, het welk de partij van oranje aankleefde,<br />
wreedelijk vermoord,.<br />
DE
£96 H E D E N D A A G S t H E JLÊS f&i<br />
DE factiën, welke uit die onlusten voortkwamen,<br />
bragten de zeven vereenigde Provintiën op<br />
den oever van derzeiver bederf. Lodewijk XIV<br />
koning van Frankrijk, gehoont over het drievouwdige<br />
verbond, welk hij meende het werk<br />
der Republiek te zijn, verklaarde aan dezelve<br />
het oorlog in 167a, in minder dan twee maanden<br />
werden verfcheiden harer provintiën door hem<br />
verovert, en misfchien waren de Nederlanden<br />
een wingewest van Frankrijk geworden, zoo niet<br />
Spanje, Brandenburg, Deenmarken en de keizer<br />
tot hare hurp waren toegefchoten; in dezen<br />
hachelijken toedand van zaken wierd de ftadhouderlijke<br />
waardigheid herftelt in den perfoon van<br />
Willem den derden van Oranje; de vreede van<br />
Nimwcgen herdeldc de Republiek in hare oude<br />
bezittingen, doch de hulp, welke de algemeene<br />
Staten verleenden aan den nieuwen ftadhouder<br />
om hem tot koning van Engeland te verheffen,<br />
berokkende aan de Republiek eenen nieuwen<br />
oorlog met Frankrijk, welken oorlog in 't jaar<br />
1697 eindigde door den Rijkwijkfche vreede.<br />
WAT de Zwitferfche Republiek aanbelangt,<br />
dezelve zogt, na hare vestiging, niets zoo zeer,<br />
dan in vreede te leven met hare naburen. Vergenoegt<br />
met het heil, 't welk zij fmaakte, bemoeide<br />
zij zich in genen deele met de algemeene<br />
zaken van Europa. Deze wijze ftaatkunde word<br />
nog heden van de Zwitfchers gevclgt; ftiile aan-<br />
fchou-
LES J*. G i S C H I Ï J ï f i l j ' fe&i<br />
59/<br />
fchouwers der onlusten, welke Europa beroeren<br />
blijven .zij de zoetigheden des vredes fmaken en<br />
maken zich de twisten hunner naburen te nutte<br />
door 't geld, het welk zij van dezelven trekken<br />
' voor de foldaten, die zij hen leveren.] (*)<br />
G O D S D I E N S T E N .<br />
D E vreede der Roomfche kerk wierd bij aanhoudenheid<br />
geftoort door ijdele beipiegelingen<br />
De pauzen geloofden den ftorm gedilt te hebben,<br />
welke de twisten over de vóorbefchikkinè<br />
verwekt hadden. Het delzel van den'Jefuit Mohna<br />
was vrij flerk aangevallen geworden. Die<br />
twist fcheen bevredigt te zijn, toen Janfenius,<br />
bisfehop van Ipcien denzelven deedt herleven en<br />
door zijne begaaftheden daar aan een nieuwe<br />
kracht gaf. Hij had de fchriften van den Heiligen'<br />
Augustijn met bijzondere oplettenheid doorlezen cn<br />
meende in dezelven doffe gevonden te hebben ter<br />
wederlegginge der gevoelens van Molina. De tegenftanders<br />
van Jain'ènius verzettede zich tegen<br />
deszelfs ftelzel om dat het God verbeeld als een<br />
ftreng en grimmig wezen, wiens goedertierenheid<br />
zich enkel bepaalt tot een kleen getal van uitverkorenen,<br />
terwijl zijne rechtvaardigheid, zonder mededoogen,<br />
ontelbare dagtöffers treft. Zij bragcen<br />
tegen hem in dat alle de goddelijke beloften,<br />
welke vergifnis verkondigden aan ^én.mensch,<br />
CO Eijvoegzel van dea Vertaler.<br />
Qq<br />
. door
593 H E D I H S A A C S C H : LES ts.<br />
door zijn ftelzel vernietigt wierden; dat Hij van<br />
de menfehen zoo veele werktuiglijke wezens<br />
maakte, van welke fommigen door hunne hartstochten<br />
voortgefleept wierden tot liet begaan van<br />
onvermijdelijke misdaden en tot eene ellendige<br />
ftraf, welke zij niet verdienden; terwijl anderen<br />
door genade verheven wierden tot gedwongen<br />
deugden en tot een geluk, het welk zij niet<br />
waardig waren; dat derhalven in zulke gevallen<br />
alle vermaningen niets kunnen uitrechten, Janfènius<br />
erkende de Waarheid van fommige dier<br />
gevolgtrekkingen, dan, ter rcchtveerdigïng van<br />
die geftrenge noodlottigheid der menfehen nam<br />
hij zijn toevlucht tot de erfzonde. Janfènius<br />
voerde zijn ftelzel met zeer veel omzichtigheid<br />
in, hij voorzag dat het zelve veel beroeringe<br />
zoude verwekken. Op zijn fterfbed onderwierp<br />
hij zijne ftellingen aan de oppermagtige uitfpraak<br />
der pauzen. De Jefuiten veroordeelden zijne<br />
leer, overlaadden die met vervloekingen en maakten<br />
vijf ftellingen op, welke geheel ftrijdig daar<br />
tegen vvaaren. Zulks, vleiden zij zich, zou het<br />
ftelzel van Janfènius geheel vernietigen. De<br />
Janfeniiten waren op hunne hoede en wilden<br />
niet rechtftreeks. die veröordeeling tegenfpreeken,<br />
gij zeiden, eeniglijk, dat de Jefuiten een ingebeeld<br />
wezen bedreden, dat zij Janfènius niet wel<br />
begreepen hadden en hem om die reden dwalin'<br />
gen verweten, welke in deszelfs ftelzel niet te<br />
vinden waren. Dan, wat ook de oorzaak van<br />
die
EES ÏZ. G E S C H I E D E N I S . 59(5<br />
die twist geweest zij, dezelve had naderhand<br />
verfchrikkelijke gevolgen in Frankrijk. Sommige<br />
van de genen, die men in Engeland den naam:<br />
geeft van Methodisten, fchijnen Janzenisten te<br />
zijn, terwijl andere de volgers zijn van Molina.<br />
IN 't midden dezer geestelijke verwarring,<br />
welke in Engeland heerschte, in het tijdvak,<br />
het welk wij thans bezig zijn te befehouwen,<br />
kwam 'er eene menigte van godsdienstige gezind<br />
heden voor den dag met grondbeginzels en Z£*<br />
den, welke den ervaren lezer niet kunnen onbe-<br />
kent zijn. Zonder van die allen in 't bijzonder<br />
te fprecken, zullen wij enkel een woord zeggen<br />
van de kwakers, die van eene zeer dweeperach-<br />
tige gezindheid, waardoor zij in den beginne<br />
zich kenfehetsten, in 't vervolg de uitmuntendfte<br />
wierd om hare geftrenge deugden.<br />
Gaon.CE Fox, een handswerkman, geloofde<br />
dat het Christendom misvormt was in de grond-<br />
ftellingen en' in 't gedrag van alle godsdienstige<br />
gezindheden. Hij meende in haar allen te zien,<br />
dat haare ligtgeioovigheid zich hersfenfehimmige<br />
grondbeginzelen liet voorfchrijven door gierigheid<br />
en trotsheid. De wet der natuur fcheen hem toé<br />
niet minder gefchonden te zijn. Het tafereel der<br />
maatfehappij trof hem met afgrijzen. Hij zag<br />
met verontwaardiging dat .eenige weinige men<br />
fehen in 't bezit waren van alles, rijk ttmdèt<br />
Q q a Ir-
6öö H ï ï ï N B A A C S C H I LES IX,<br />
arbeid, trots op hunnen rang en goederen, baldadig<br />
en geweldig in 't uitöeffenen van magt,<br />
terwijl de menigte, zuchtende onder zwaren arbeid<br />
en armoede, bloot gedelt was aan verachting<br />
en met voeten getreden wierden van die<br />
dwingelanden, die zij ten zeiven tijde vleiden<br />
met uitfporige en onverdiende tijtels. Hier uit<br />
befloot hij dat waan en bedrog 't gebied voerden<br />
op aarde, dat hier beneden niets te zien is. dan<br />
twisten, krakeelen, procesfén, trouwloosheden,<br />
moordenarijen en oorlogen, waar in duizende<br />
menfehen goedsmoeds malkanderen flagtten. Daar<br />
Fox met een gevoelig hart geboren was, en eene<br />
warme verbeelding bezat, troffen hem deze kwalen<br />
te flerker en drongen hem naar middelen<br />
omtezien om dezelve te verminderen. Zijn brein<br />
werd allengskens verhit en het leed niét lang of<br />
hij was volkomen overreed dat de hemel hem<br />
gezonden had om het Christendom in deszelfs<br />
eerfte zuiverheid te herftellen en de rechten deina<br />
uur te doen herleven. Hij maakte zijn famenftel<br />
op uit het Euangelie. Hij wilde eene volmaakte<br />
gelijkheid invoeren onder de geloovigen<br />
en geene zogenaamde bedienaars van den godsdienst<br />
hebben, om dat, zeide hij, zij zich eene<br />
misdadige meerdeiheid aanmatigen over 's menfchen<br />
geweten. Te vredelievend om zich van<br />
het minste geweid te willen bedienen tot het omverwerpen<br />
der va-tgeftelde regeéringsvormen in<br />
t".e wereld, leeraarde hij eeniglijk en gelastte zijne
LES ix. GESCHIEDENIS. 6OI %<br />
ne aanhangers alle menfchelijke waardigheden,<br />
met zoo veel zorge te vermijden als ftaatzuchti-<br />
gen befteedden om die te verkrijgen. Hij wa5<br />
ten uitterften gebelgt over die ijdele tijtels, naar<br />
welken de ftervelingen zoo ijverig haken, terwijl<br />
zij denken daar door verhevener wegens te wor<br />
den ; over de algemeene gewoonte van tot éénen<br />
te fpreeken als tot veelen; over de hovaardij in<br />
de kleeding en over de pracht der kleederdragt;<br />
van daar zijn afkeer van galonnen, borduurzel<br />
en knoopen, welke hij meende dat tot geen ge<br />
bruik ftrekten. Hij verbood zijne discipelen al<br />
lerlei Ibort van eedzweeren en vooral van zich<br />
in den krijgsdienst te begeeven; hij gebood hen<br />
eene onbegrensde liefdadigheid te oeffenen, uit<br />
overtuiging dat zulks oneer de menfehen de treu<br />
rige ongelijkheid van middelen zou vernietigen.<br />
Ten aanzien van den uiterlijken eerdienst wilde<br />
George Fox eeniglijk, dat een kleen aantal ge<br />
loovigen bp zekere dagen zou famcnkoiuen, dat<br />
één hunner een gedeelte van het Euangelie zou -.<br />
voorlezen met eene verdaanbare flemme, dat daar<br />
na de ganfche vergadering in flilte het gelezene<br />
zou overpeinzen; of dat een enkelen, indien hij<br />
daar toe eene inwendig aandrijving gevoelde eene<br />
godsdienstige redenvoering zoude doen. Fox zich<br />
zelv' 'overgevende aan geestdrijvende droomen,<br />
begon te gelooven dat hij begiftigt was met ee<br />
nen voorzeggende geest, en dat eene llerke<br />
lichaams aandoening, of eene heilige béving het<br />
Ql 3 te-
. go3 H E D E N D A A G S C H E EES IX..<br />
teken was van inblazing. Zijne discipelen namen<br />
de vrome dwaasheid aan., van welke de lpreekeK<br />
onder die gezindheid nog niet geheel vrij zijn.<br />
De diepe aandagt der kwakeren in hunne vergaderingen<br />
verhit het brein, zij krijgen eene beroering<br />
die natuurlijk is aan .de zintuigen wanneer<br />
het verftaud in een diep gepeins te lang blijft<br />
ingefpannen op één onderwerp. ' De dweeperij<br />
vermeerdert deze trilling der vezelen nog cn van<br />
daar diè beroering in 't lichaam, van welke die<br />
gezindheid den naam verkreeg van kwakers of<br />
beevers. Fox haalde ten platten lande veele lieden<br />
tot zijne gevoelens over. Zijne gezindheid<br />
kwam uit de laagte op en kreeg fpoedig toegang<br />
in de deden. Cromwel vervolgde haar, om dat<br />
hij het oorlog beminde cn* de deugd vreesde.<br />
Doch de kwakers waren onverzettelijk. Baliingfchap,<br />
gevangenis, pijniging vermeerderden flechts<br />
hun getal. Onder de regeering van Karei II omhelsde-<br />
William Penn, de zoon van een vermaard<br />
Admiraal, openlijk het kwakerdom en gaf 'er<br />
den invioed aan van zijnen rang en middelen.<br />
Deze tweede grondlegger dier gezindheid verkreeg<br />
voor zijne medegenoten .eene vastigheid in<br />
Noord-Amerika, welke naar hem Penfilvanië ger.aaait<br />
wierd.<br />
D E twisten wegens den godsdienst bragten in<br />
de zeventiende eeuw burger-oorlogen voort in<br />
Frankrijk, Duitschland, Holland en Engeland;<br />
doch
EES ix. G E S C H I E D E N I S . 60%<br />
doch in de twee eerfte landen was de godsdiens;<br />
enkel een voorwendzel, de ftaatkundigen Ipeelden<br />
'er de grootfte rol ih. 't Is waar Richelieu<br />
tastte de Protestanten van Rochelle aan; maar<br />
immers onderfteunde hij dezelve in 't Duitfche<br />
rijk met alle magt? Gustavus was de verdcdige^<br />
der hervormden, doch zijne vermogenfte en zekerfte<br />
bondgenoten waren de Franfchen en deze<br />
waren Roomsch- Catholijken. De godsdienstige<br />
burger-oorlog; welke Holland beroerde, was<br />
flechts kort van duur. Dweeperij had denzelven<br />
verwekt en de heerschzucht deedt dien voortduuren.<br />
De dweeperij was in Engeland de oorzaak<br />
van dien barbaarfchen oorlog, welke tien jaren<br />
bleef aanhouden, de drie koningrijken van het<br />
eene einde tot het andere in vlam zette en in<br />
het bloedigfte en onrechtveerdigfte treurfpel eindigde,<br />
het welk-ooit in Europa vertpont wierd.<br />
De menigte rampen, door het bijgeloof veroorzaakt,<br />
hebben ongetwijvelt de oogen der volken<br />
geopend, doch zij behoorden nog op hunne hoede<br />
te zijn. De dweeperij is nog niet geheel verbannen<br />
van de aarde en de heerschzueht nog<br />
minder. De laatfte opftand in London ftrekt ten<br />
bewijze dat het geenzins onmooglijk zij het volk<br />
in bewéging te brengen door het geroep, de<br />
Godsdienst is in gevaar (g), wie weet welke gevol-<br />
( £>Het plunderen er. vernielen' van den eigendom der Disfenters<br />
K Biraingbaiu, onlangs voorgevallen, is eea ander bewijs.
ÓC>4 H ï B I N B A A C S C H ï LES IX,<br />
volgen die opftand zoude gehad hebben, zoo de<br />
zelve in ftede van eenen George Gordon een an<br />
dere Cromwel aan 't hoofd gehad hadde!<br />
S C H E E P V A A R T E N K O O P H A N D E L .<br />
D E Engelfche fcheepvaart, welke zoo fterk<br />
gebloeit had onder Elizabeth, verflapte niet on<br />
der jacobus L De oorlog- en koopvaardij - fcbe<br />
pen namen aanmerkelijk toe. Konstenaars wier<br />
den door dien vorst aangemoedigt, en de fcheeps-<br />
bouwkunde tot volmaaktheid gebragt. Virginic<br />
wierd bevolkt, en nieuw-Engeland wierd de me-<br />
dedinge.- van die pas ontloken volkplanting. De<br />
Bermudes, welke voor 't eerst bewoont wierden ,<br />
ftrekte tot eene nuttige markt-plaats voor de<br />
Icheepen, die van 't eene halve rond naar 't an<br />
dere zeilden. Onder Karei I bloeide de zeevaart<br />
nog fterker. De verafgelegen Volkplantingen wa<br />
ren talrijker. De Engelfchen begonnen op Groen<br />
land te varen en kennis te krijgen aan 't voordeel<br />
der walvisvangst. Het was onder 't gunstig op<br />
zicht van Karei Lr dat de kooplieden, die op de<br />
Oost-Indien handelden, zich in maatfehappij ver-<br />
eenigden, en het Eiland Bombaij een rijk kantoor<br />
van de Engelfchen wierd. De Presbyterianen.<br />
door den vorst vervolgt, begaven zich naar de<br />
nieuwe wereld, en het is aan die uitwijkingen<br />
dat Boston hare grootheid verfchuldigt is. De<br />
Episcopalen en Catholijken op derzeiver beurt<br />
door de Presbyterianen vervolgt, toen deze de<br />
magt
magt in handen hadden, z a g e n insgelijks naar een<br />
wijkplaats om, en Marijland wierd door hen beplant.<br />
In de algemeene omkeering der Conftitutie<br />
wierden veele heeren voor hunne landgoederen<br />
verfteeken. In dien toeftand lagen zij zich<br />
«et vlijt toe op den handel, en vonden daar in<br />
de middelen te rug, die zij verloren hadden.<br />
Hun voorbeeld vernietigde een vooroordeel, het<br />
welk tot hier toe beftaan had, dat de koophandel<br />
eene natie verlaagt. Dus waren de bloedigfte<br />
bedrijven voor de Engelfche zoo veele bronnen<br />
van voorfpoed. De zeemagt van Engeland, onder<br />
Cromwel, was geducht voor alle de zeemogendheden<br />
van Europa; niemand durfde 0 1 1 J<br />
flnft de Engelfche vlag hoonen. De koophandel<br />
nam mede toe onder Karei den II e n d e v ] o f e„<br />
van Engeland waren een portuur voor die van<br />
Holland.<br />
HET was voornamentlijk in Holland dat gedurende<br />
dat tijdvake zeevaart en koophandel<br />
bloeiden De Hollanders zeilden overal heen<br />
naar de kust van Africa, waar zij zich meester<br />
maakten van het ijvoor, het ftofgoud en den da<br />
venhandel na dat zij de Portugeezen gedeeltelijk<br />
van de kust van Guinea verdreeven hallen; "<br />
de kaap de Goede hoop, daar zij eene vastigheid<br />
gakten, en van daar oostwaards vurende, nlaaken<br />
zij zich meester van Mauritius, veroverden<br />
Udon, verjoegen de Engelfchen van Amboma,<br />
S over-
écó H E B E N D A A G S C K E tzs rx.<br />
overweldigden het grootfte gedeelte van Java,<br />
maakten de koningen van dat Eiland cijnsbaar,<br />
bouwden Batavia en kwamen in 't bezit van den<br />
handel en de Ipecerijen van Indien. Vervojgenp<br />
ontdekten zij de zuïdlanden en nieuw Holland en<br />
(levenden toen noordwaards om pelterijen van<br />
Yesfo te haaien. In Japan wisten zij looslijk<br />
voor zich zei ven de uitzondering van eene ge<br />
ftrenge wet te verkrijgen, volgens welke geene<br />
andere Europdche natie vergunt wierd op dat<br />
rijk te handelen \ en door 't kruis met voeten te<br />
treden, verzekerden zij zich zelv' een uitfluitend<br />
voorrecht van Postelein, zijdeftoffen, diamanten,<br />
«cn goud van de Japanneefche te koopen. In de<br />
westelijke zeeën waren zij niet minder voorlpoe-<br />
dig.. Zij deelden de winsten der Groenlandfche<br />
walvischvangst en maakten zich bijkans geheel<br />
meester van de haringvislërij langs de kusten<br />
van Europa. In Noord-Amerika namen zij Nieuw-<br />
York. ba Zuid - Amerika verwoestten zij Brafilië<br />
en plunderden S«. Salvador. 'De handel van<br />
Koppenhagen, Antwerpen, Hamburg.en de an<br />
dere Hanze-fteden vloeide door hun kanaal<br />
waardoor Amfterdam de vermaardfte ftad des<br />
werelds wiercl. Zij zegepraalden op zee en hun<br />
ne Tromp en de Ruiter voerden een bezem van<br />
de top der groote mast ter aanduiding van hunne<br />
meerderheid op zee.<br />
IN Frankrijk ging de finaak voor zeevaart en<br />
koop-
izs n.. G E S C H I E D E N I S . 6*07<br />
koophandel, door Hendrik IV en Sullij verwekt 3<br />
verlooren onder het regentfchap van Maria da<br />
Medicis. De ftad van Rochelle alleen had een<br />
2eemagt, welke die van 't overige van 't rijk<br />
overtrof. Lodewijk XIII was verplicht Hollandfche<br />
oorlogfchepen te huuren om die van Rochelle<br />
te bevechten. Richelieu floeg geen behoorlijke<br />
acht cp de zeemagt en koophandel van<br />
Frankrijk. Niet dat zulks te wijten ware aan<br />
zijne onkunde v/egens derzeiver belang als wel<br />
aan zijne ontwerpen tegen het huis van Oostenrijk,<br />
welke hem daar van aftrokken., 't Was<br />
evenwel gedurende zijn bewind dat de Franfchen<br />
meester wierden van Martinique en Guadeloupe.<br />
Colbert, de ftaatsdienaar van Lodewijk XIV,<br />
beoogde het verbeteren van den koophandel en<br />
.dc zeevaart, doch zijn dood en de oorlogen, in<br />
welken Lodewijk XIV zich meestal gewikkeld<br />
zag, beletten dat zijne bedoelingen het behoorlijk<br />
c-evols: niet hadden. De handel en de handwerken<br />
bloeijen meest in vrije ftaaten, zoo-als Engeland<br />
en Holland. Frankrijk was eene voïftrekte<br />
monarchij, des kon de koophandel in dat rijk<br />
niet tieren, dewijl dezelve 'er eene vrije lucht<br />
ontbeerde. Daarenboven benadeelde de onverdraagzame<br />
geest van Lodewijk XIV grootelijk*<br />
den handel en de handwerken zijnes koningrijks.<br />
De herroeping van het Edict van Nantes, waar<br />
door duizende Protestanten uit Frankrijk verbannen
5oR • li E » E N » A A 6 5 Ü » E tES ï*.<br />
nen wierden, verbande ten zelve tijde die. konster],<br />
welke der natie nuttig en voordeelig waar.<br />
W I J S B E G E E R T E .<br />
DRIE verheven, voortreffelijke en fcheppendü<br />
vernufren, vuuriglijk verlieft op de waarheid en<br />
moeds genoeg bezittende om haar aan de menfehen<br />
voortedragen, wierpen ten langen lesten<br />
de altaren der vaïjèhe wetenfchap, van welke<br />
men Aristoteles voor den dichter hield, om verre<br />
cn gaven geboorte aan de ware wijsbegeerte.<br />
Engeland, Frankrijk en Italië leverden ieder een<br />
dier groote mannen aan wien de wereld zoo veel<br />
Verplichting heeft.<br />
FRANCOIS BA CON, de zoon van een uit,<br />
muntend' kanièlier van Engeland, na zeer langde<br />
godfpraak van den geheimen raad en van het<br />
Parlement der natie geweest te hebben, na door<br />
zijn duord ingeni vcrdand den doolhof der wetten<br />
ontwikkelt en zijn vaderland bekooit te hebben<br />
door zijne welfpreekcnheid; na onder de regecring<br />
van Jacobus I bevoordert te zijn geworden<br />
tot zijn's vaders waardigheid, wierd befchuldigt<br />
van de fchandelijkfte misdaad, 't verkoopen<br />
van 't recht, en afgezet van zijn ambt door een<br />
vonnis, 't welk hem ontëerde; en tevens veroordeelt<br />
tot eene boete welke hem bedierf. Dit<br />
ongeval gaf hem een weerzin voor bedieningen,<br />
rijkdom en de eérüjtekn van dit leven, hij zocht<br />
zijn
t£S IX. [ G E S C H I E J £ N I J,<br />
zijn troost in de wijsbegeerte, 't Was in zijne<br />
afzondering dat hij, de oudheden van zijn land<br />
nafporeode, den oorfprong van deszelfs wetten<br />
vond, het kenmerk der hartstochten ontwikkelde<br />
in eene zedelijke proeve , en de verftandigftè<br />
ftaatkundige grondbeginzels ter nedèrftélde. Doch<br />
het is vooral in zijn werk, betijteld Origo Scientiarum:<br />
dat hij getoond heelt een wijsgeer te<br />
zijn. In het zelve vinden wij een wondei baar<br />
tafereel van 's menfehen kennis betrekkelijk de<br />
drie vermogens van de ziel, geheugen, verbeelding<br />
en rede. Uit die drie bronnen leid hij de<br />
konsten en wetenfehappen af. In dat bewonderenswaardig<br />
werk zien wij hem, zonder verwarring,<br />
aanduiden de verfchiilenhcid dier weténithappen<br />
en konsten, welke van elkandeien<br />
onderlcheiden zijn, en het verband bepalen van<br />
die, welke vereenigt zijn; de waarheden ontdekken,<br />
welke in elk dier wetenfehappen plaats<br />
hebben, de daar ingedopen dwalingen, en waar<br />
wij in de nafpooringen van dezelven op te letten<br />
hebben; opgevende de ' werktuigen , gereedfehappen<br />
en al het benoodigde om ons in<br />
ftaat te ftellen tot het ontduieren dier waarheden,<br />
d :e zich duister voordoen en tot welker kennis<br />
wij enkel door proefnemingen kunnen 'ge; aken.<br />
In één woord, ieder letterkundige weet hoe veel<br />
de wetenfehappen te danken hebben aan denvermaarden<br />
Bacon, en voornaamhjk hoe ui gebreid<br />
zijne uitzichten waren met betrekking tot proef-<br />
on-
6ïO H E D E H B A A 6 3 C H Ï tZó IX.<br />
ondervindelijke wijsbegeerte. Hij was het, die<br />
alle de wegen aanwees, welke tot grooter ontdekkingen<br />
leiden; hij was het, die duisterlijl:<br />
het groot geheim der natuur, de vet der zwaarte<br />
kracht vooripelde, naderhand door den onflerflijken<br />
Newton ontwikkeld. De wijze door hem<br />
aangeftipt, welke niets voor de beguicheling deiverbeelding<br />
laat, ftelde vernuftige lieden in ftaat<br />
om fnelle voortgangen te jnaken in de natuurlijke<br />
wijsbegeerte, om dat zij nader bij de waarheid<br />
kwamen door dcif leidraad der proefneeming de<br />
eenige (gidfe, welke ons tot de waarheid kan<br />
leiden.<br />
IN Frankrijk had Descartes den roem dat hij<br />
de fchim der wijsbegeerte, welke de fchool veele<br />
achtervolgende eeuwen geëerbiedigt had,<br />
dwong te verdwijnen. De wijsgeeren van zijnen<br />
tijd wendden voor de natuur uitteleggen door<br />
hulp van zekere verborgene hoedanigheden, doch<br />
hunne verklaring kon zijn'onbekrompen, fcherpzinnigen<br />
cn ondernemenden geest niet voldoen.<br />
Door ingefpannen denken ontdekte hij rasch dat<br />
de wijsbegeerte van zijne eeuw niets anders was<br />
dan eene opëenftapeling van dwalingen; dat al<br />
de kennis, welke hij tot dien tijd verkregen had,<br />
flechts een valsch licht was om hem te misleiden;<br />
dat een' buitenfporigen eerbied voor aangenomen<br />
gevoelens den voortgang der waarheid<br />
vertraagt had. Hij was overtuigt, dat wij, door<br />
't blin-
Ï.E5 IX. G E'J C H I I Ö t; N I ï. 611<br />
't blindeling aannemen van eens anders gevoelens,<br />
gevaar loepen de gedadige fpeelpop te zijn<br />
van begu 'chelingen en de begunstigers van valsheid.<br />
Dit ter nedérgeftelt hebbende als een eerfte<br />
grondbeginzel, befloot hij in twijvel te trekken<br />
alle de denkbeelden, welke hij van het oogenblik<br />
zijner geboorte af ontvangen had en dezelven<br />
geftreng te onderzoeken. Als toen ftelde<br />
hij tot eerde grondbeginzel vast, dat wij niets<br />
voor waarheid moeten aannamen dan 't geen<br />
blijkbaar is, dat is, dat wij onze toeftemming<br />
tot eene duirreden moeten opfchorten, tot dat<br />
de waarheid van dezelve bewezen zij. 't Is dit<br />
wijsgeerig twijvelen, bet welk eene omwenteling<br />
in 's meniehen yerftand voortbragt. Wij zullen<br />
Descartes niet langs zijnen geheelen wijsgeerigen<br />
weg volgen; een breedvoerig verflag van zijns<br />
werkingen en dwalingen behoort niet tot een<br />
werk als dit'(h}. Wij zullen enkel opmerken<br />
dat de ftoutheid van De^cart ;s in alle zielen wierd<br />
ingedrukt, dat de verborgen hoedanigheden verbannen<br />
wierden, dat derzeiver plaats Vervangen<br />
wierd door de ftoutmoedige geneigtheid van raden<br />
te willen geven van alles; dat zijne fchitte-<br />
1<br />
ren«<br />
(h) Dc nederduitfclie lezer, die een volledig verifcg verjanja<br />
Van 't vernuft en dc wijsbegeerte van Descartes, leeze de fcl.-oo-<br />
ne Lofrede voor dien wijsgeer, door w.;ke de beer Thomas den<br />
prijs behaalt heeft bij de Franfche Academie in 't Jaar 1765.<br />
Dezelve is in 'i nederUuitsth venaalt, uitgegeven door L. 1<br />
A,<br />
tirleabergh Boekhandelaar te Deventer. (Vertaler.)
611 H E » E N » A A C S C « E EES r»;<br />
rende hersfenfchimmen niet gcvaalijk waren, om<br />
dat hij zelf bewijsredenen aan de hand gaf om<br />
ze te wederleggen; want wij worden door hem<br />
geleert ons geloof niet te vestigen op het woord<br />
van eenen anderen, alle gezach te verwerpen en<br />
onze toeftemming te geven alleen aan de rede<br />
en blijkbaarheid.<br />
IN Italië gaf Galileo, niet gelijk Descartes r<br />
zich over aan verhevene gisfingen en fchitterende<br />
onderdel lingen, hij vergenoegde zich niet gelijk<br />
Bacon den weg aantewijzen welken de wijsgeer<br />
moest volgen. Hij gaf zelf het voorbeeld»<br />
Hij ging van de eene waarneming tot eene andere,<br />
vermeerderde geftadig de proefnemingen, redeneerde<br />
uit dezelven en fpoordp alle de geheimen<br />
der natuur op. Ook deedt hij de gegrondfte<br />
ontdekkingen, en fchiep (om dus te fpreeken)<br />
de proefondervindelijke wijsbegeerte.<br />
DOCH Sir Ifaac Newton was de eerfte, die<br />
de groote wet der natuur ontdekte en bewees,<br />
dat volgens die wet alle de ftofdeelen tot een<br />
middenpunt hellen, en dat daar door alle dc hernelfche<br />
lichaamen in derzeiver loop gehouden<br />
worden. De aart eigenichappen en uitwerkzelen<br />
van het licht waren voor zijn tijd niet regt bekend,<br />
en worden door hem ten volle beichreeven<br />
en verklaart in zijne Optica. Zijne natuurlijke<br />
wijsbegeerte is alzins waar cn zodanig als<br />
te
LES ix. G E S C H I E D E N I S . 6t§<br />
te voren aan de wereld onbekent was; en z :<br />
jne<br />
wiskundige beginzels, gegrond op berekeningen<br />
van oneindigheden, zijn misfchien de uiterfte po-»<br />
ging van de meetkunde. Dan, zeer waari'chijm<br />
lijk zou Engeland niet hebben kunnen roemen op<br />
eenen Newton, ware hij niet voorgegaan gewor»<br />
den van eenen Bacon, Descartes, Galileo en<br />
Mercator. De ontdekkingen van dien verwonderlijken<br />
(ik had bijna gezegt ingeblazen) man,<br />
verlichtte en moedigde veele groote meetkundigen<br />
en natuurlijke wijsgeeren aan, die, door 't<br />
aannemen zijner beginzels en door 't volgen van<br />
zijn plan de kennis der natuur tot groote volkomenheid<br />
bragten; onder deze waren de ükmuh*<br />
tendde Bradleij en Halleij: de laatfte van welken<br />
een reis ondernam met oogmerk om de miswijzingen<br />
van de kompasnaalde over alle deelen<br />
van onze wereldkloot aantewijzen en te bepalen.<br />
D A N , twee dier wijze mannen ontvingen de<br />
belooning niet welke hunne nuttige arbeid en<br />
uitmuntende ontdekkingen verdient hadden. In<br />
ftede van hen hulde te doen, met tijtels te vereeren,<br />
met ftandbeelden voor hen opterichten en<br />
eene belooning in geld te ichenken, wieiden zij<br />
vervolgt en overgelaten aan haat, nijd en laster.<br />
Descartes zou in Holland bijna het llagtöffer geworden<br />
zijn van den haat en den laster van Voetius,<br />
een befaamt Protestants godsgeleerde en<br />
predikant te Utrecht. In zijn eigen land was hij<br />
Rr fchier
EES ix. G E S C H I E D E N I S . 6Ï$<br />
vangenis, daar hem geftadig befpieders omringden;<br />
Zoodanig is hel lot geweest en zal het immer<br />
zijn van hun, die zich boven de onkunde en<br />
vooröordeelen verheffen van de eeuiv, in welke<br />
zij leven. De beker van Socrates, de ketens van<br />
Anaxagoras, de vlugt en 't vergif van Aristoteles,<br />
de rampen van Heraclitus, de razende laster<br />
jegens Gerbert, de fmeekende verzuchtingen van<br />
Roger Bacon, de ftorm jegens Petrus Ramus<br />
verwekt, en de dolken die hem afmaakten, zijn<br />
zoo veele gedenkftukken, welke de gelchiedcnis<br />
bewaart ten bewijze dat het verkondigen vart<br />
nieuwe waarheden de laatfte misdaad is, welke<br />
door eene bevooroordeelde wereld vergeven Word,,<br />
Men zou denken dat in eene verlichte eeuw lieden<br />
van vernuft minder bloot moesten ftaan aan<br />
vervolging; dan, dc ondervinding bewijst het tegendeel;<br />
dezelfde noodlottigheid blijft ben altoos'<br />
bij. Indien menlchen van beroemde begaaftheden<br />
en deugden buiten den gewonen trant lchrijven,<br />
kunnen zij verzekert zijn van gelastert en vervolgt<br />
te zullen wurden van onkundigen, van rijmelaars<br />
en van bekrompen verftanden, en deze<br />
maken den grootftcn hoop uit en misfehien het<br />
vermogendftc gedeelte der maatfehappij. —<br />
W E T E N S C H A P P E N .<br />
DE wetenfehappen door de fakkel der wijsbegeerte<br />
verlicht namen een verheven en hiellc<br />
Vlucht. De wiskunde was gelcjkkig beoefend<br />
Rr s fcni
6l6 II E D E N B A A G S C II E EÈS IX.<br />
en verbeterd geworden in de zestiende eeuw;<br />
doch de uitvinding der rekentallen door Napier<br />
van Merchiston; de meetkunde van ingebeelde<br />
ondeelbareh, door Cavalier!; het l.rekenkundig<br />
werktuig van Pascal; de eïgenfchappen van het<br />
rolrond, door Roberval verklaart; de befchouwelijke<br />
kennis van de raaklijnen, door Fermat;<br />
die van vergelijkingen, door Ariof; de toepasfing<br />
van de Helkundige ontbindingen door Descartes<br />
volkomener gemaakt, en zijne uitmuntende befchouwing<br />
van krommelijnen, gaven aan de wiskundige<br />
wetenfehappen eene Volmaaktheid, welke<br />
zij tot dien tijd nog niet bereikt hadden.<br />
IN de ftarrekundc wierden, gedurende de zeventiende<br />
eeuw, veele fraije ontdekkingen gedaan,<br />
't Was Galileo, die met behulp van het<br />
Telescoop, 't welk hij veel verbeterd had, het<br />
ftelzel van Copernicus op eenen vasten voet<br />
plaatste en de waarheid daar van bewees door<br />
eene reeks van waarnemingen; hij was het, die<br />
door het rigten van het telescoop naar de hcmelfche<br />
lichamen de wachters ontdekte vau Jüpiter<br />
en in den melkweg eene opeenftapeling van ftarren<br />
zag, welke men te voren niet onderfcheiden<br />
had; hij ontdekte en meettc zelfs de bergen in<br />
de maan, giste dat 'er meiren en bosfchen in<br />
waren, nam 'er luchtverfchijnzelen in waar gelijk<br />
san die van ons halfrond en maakte uit het eene<br />
en andere op dat de maan van dezelfde aart en
LES EX. GESCHIEDENIS. 617<br />
gedaante ware als onze aarde. Deze groote man<br />
verloor zijn gezicht, dan, zijn ijver verflaau.de<br />
daar door geenzins. Een zijner leerlingen nam<br />
zijnen arbeid op zich, ging tien jaren daar in<br />
voort en deelde aan hem de uitkomst mede. Ga-<br />
lileo deedt in zijne gedenkfchriften de bedenkin<br />
gen ftellen, welke de medegedeelde waarnemin<br />
gen van zijnen leerling hem inboezemden. In<br />
Duitschland betrachtte de groote Kepler den weg<br />
der dwaalfterren, bepaalde den vorm van haren<br />
loopkring, wees de wetten aan van hare omwen<br />
telingen, giste de wenteling van de zon op haren<br />
as en haar werking op de dwaalfterren en die<br />
der dwaalfterren op haar en zag gedeeltelijk den<br />
invloed, welke dat lichtend lighaam op hetvloe.<br />
den der zee heeft. Ten zeiven tijde bemerkte.<br />
Kircher de vlakken op de fchijf der zonne* en<br />
Skeiner bepaalde den tijd van haare omwenteling<br />
om haar zelve. Alfonfo Eorelli, Petrus Gaslën-<br />
di, Christoffel Huijgens, Casfini en verfcheide<br />
andere uitmuntende mannen maakten nuttige ont<br />
dekkingen en verbeteringen in de wiskunde en<br />
fterrekunde gedurende de eeuw, welke wij bezig<br />
zijn te befehouwen»<br />
GALILEO was insgelijks de herfteller der<br />
werktuigkunde. Hij zelv' dagt werktuigen uit<br />
ter betooginge der wetten van de verfnelling der<br />
hemelfche lichaamen: hij bepaalde de krommelij-<br />
nen, welke de bomben doorloopen cn ftelde de<br />
Rr 3 be
6i8 H E D E N D A A G S C H E LES IX.<br />
beginzels vast van de beweging der flingeruutr<br />
werken. Castelli, de leerling van Galileo, ontvouwde<br />
eene gegronde leer wegens de beweging<br />
van loopend water. Torricelli verwierf onfterflijken<br />
roem door zijne vermaarde proeven van<br />
een buis gedompeld in een vat met kwik gtvult;<br />
eene proeve, welke hem in ftaat ftelde om de<br />
zwaarte der lucht te ftaven en geboorte gaf aan<br />
den barometer. De luchtpomp, door Otto Guericke<br />
uitgevonden, maakte de proeve op de lucht<br />
gemakkelijk.<br />
D E gezichtkunde wierd veel verbetert door<br />
Kepler, die het gebruik van 't oogvlies aanwees,<br />
het beftaan betoogde dier beelden in het ondergedeelte<br />
van 't oog en op welke wijze dezelven<br />
daar afgebeeld worden, hij verklaarde de wetten<br />
der ftraal buigingen en bepaalde daardoor de rede<br />
van een helder en duister gezicht; ftelde telescoopen<br />
toe, welke volmaakter waren dan die<br />
van Galileo. Eindelijk kwam de groote Newton<br />
tc voorfchijn, die de wetenfchap der gezichtkunde<br />
nafpoorde en door zijne ontdekkingen en wijze<br />
van behandelen dezelve tot hare tegenwoordige<br />
volmaaktheid bragt.<br />
T W E E grondftellige geneeskundige waarheden<br />
Wierden in de zeventiende eeuw ontdekt, te we<br />
ten : de omloop van het bloed en de ongevoelige<br />
of onmerkbare ukwademing. De eerfte dier waarhe-
EES ix. GESCHIEDENIS. 6I<br />
heden wierd weder levendig gemaakt door Her-<br />
veij, die moeds genoeg had, om al 't gefchreeuw<br />
en de verwijtingcn te verachten van onkunde en<br />
nijd. Zijn lecrftelzel is waar en alle natuurkun<br />
digen hebben het zelve omhelst. De. tweede<br />
wierd geleeraart door Sanctorius, die het geduld<br />
had die waarheid te bewijzen door proeven aan<br />
hem zeiv' genomen. De ontleedkunde wierd ins<br />
gelijks gelukkig aangekweekt en leende haren<br />
bijftand ter meerdere bevordering der heelkunde.<br />
Z E D E K U N D E .<br />
D E zedekunde was lot daar toe enkel een on-<br />
doorgrondelijken baijerf geweest. Eenige wijze<br />
mannen ondernamen de duisterheid wegtenemen<br />
onder welke dezelve bedolven lag. Hobbes ftel<br />
de een verkeerd beginzel ter neder, 't Is in de<br />
daad niet waar, dat de ftaat der natuur een ftaat<br />
van oorlog zoude zijn. Evenwel ontdekken wij<br />
onder zijne dwalingen groote waarheden. Har-<br />
rington had, in zijn Oceana, het ontwerp ge-<br />
fchetst van een volmaakt gemeenebest, gelijk,<br />
dat van Plato. De ongevallen en het treurig uit<br />
einde van Karei I gaven aanleiding tot eene van<br />
de gewigtigfte vragen wegens de rechten eens<br />
konings en die van deszelfs volk. Men wilde<br />
weten of het volk, wettig vergadert, het recht<br />
hebbe deszelfs monarch te oordeelen, aftezetten<br />
en zelfs te verwijzen? Saumaife nam de zaak der<br />
koningen op zich, maar verdedigde die met arm-<br />
Rr 4 har«
óao H S B E N B A A C S C H E LES IX.<br />
hartige drangredenen. De berugte Milton, die<br />
zich dc zaak des volks aantrok, liet de zaak<br />
even onbewezen. Grotius was de fchrijver, die<br />
de vraag ophelderde, bij wie dat recht berustte?<br />
dit deed hij voornaamlijk in zijn vermaarde boek<br />
over het recht van oorlog en vrede; en Puffen -<br />
dorf in zijn boek over de plichten van een mensch<br />
en burger. Locke heeft dezelfde vraag insgelijks<br />
onderzogt en beredeneerd; doch de volkome nafpeuring<br />
van de rechten van den mensch, welke<br />
dk rechten zijn, en in wie dezelve berusten,<br />
was bewaart voor de fchrijvers van den tegenwoordigen<br />
tijd. Voor den tijd van Locke had<br />
de wereld flechts eene verwarde kennis van de<br />
denkbeelden en werkingen der menfchelijke ziel.<br />
Die verlichte man zuiverde de fchoolen van derzeiver<br />
drek, en befchreef in zijne Proeve over<br />
het menfchclijk verftand, de vermogens, krachten,<br />
begrippen en werkingen van het verftand,<br />
op eene wijze, volkomen overeenkomstig met<br />
den aart en den toeftand van den mensch. Die<br />
verhandeling bevat eene menigte waarheden duidelijk<br />
verklaart cn ten vollen betoogt; waarheden,<br />
zonder welker kennis de mensch zich zelven<br />
nog niet zou kennen.<br />
G E S C H I E D E N I S .<br />
DE oudheden der kerkelijke gefchiedenis wierden<br />
geleerdebjk en oordeelkundig onderzogt door<br />
Morin, Sirmond, Bochart en Dupin, De burgerlij-
LES ïsr. G E S C H I E D E N I S . foi<br />
•lijke gefchiedenis wierd ontward door Vosfius,<br />
Marfham, Heiniius en Meurfius. Selden las den<br />
grieklchen Almanak op de marmerbladen van -<br />
Paros door Arundel te Oxford overgebragt. De<br />
tijdrekenkunde wierd nagefpoort door den Jefuit<br />
Petau en den aartsbislchop Ufher. — Mariana<br />
fchreef de gefchiedenis van Spanje; Mezerai en<br />
vader Daniël die van Frankrijk; Clarendon in<br />
zijne gefchiedenis van de burger-oorlogen liet<br />
aan Engeland een gedenkduk na van de rampen<br />
van Karei I, wiens vertrouweling hij geweest<br />
had. Warms gaf een getrouw vei dag van Ierland<br />
zijn vaderland; en Strada fchilderde de omwentelingen<br />
van Holland. [Pieter Cornelisz. Hoofd,<br />
Michiel van lsièlt, Pieter Bor, Everard van Reijd<br />
en vooral Huig de Gioot waren alle voortreffelijke<br />
Nederlandlche gefchiedfchrijvers van dien<br />
tijd.]<br />
L E T T E R K U N D E .<br />
IN Italië'begon die fijne letterkundige fmaak,<br />
welke tot dien tijd zich in de Italiaaniche Poëzij<br />
onderfcheiden had merkelijk te verminderen.<br />
Het gemaakte of ftijve van Marini vervong de<br />
edele eenvoudigheid van Tasfb. Evenwel zijn<br />
Tasfoni's zegel-roof en Boccalini's Parnas-Hof<br />
dichtftukken in den waren klasfifchen trant op-<br />
geftelt. In de Spaanfche dichtkunde heerschte<br />
dezelfde valfche fmaak als in Italië. De poëzij<br />
van dat land was enkel eene verfameling van<br />
Rr 5 ge-
ö'cs H E D E N D A A G S C H E LES IX.<br />
gedwongen beelden en ©ngemeene uitdrukkingen,<br />
Lodewijk van Gongora bragt dezen gebrekkigen<br />
fchrijftvant uit Italië. De Tooneelftukken van<br />
Lopez de Vega zijn zeer onregelmatig, en flechts<br />
fommige plaatzen in dezelven verdienen onze bewondering.<br />
In 't onrijm liet dit algemeene bederf<br />
van fmaak zich niet minder bemerken. De<br />
Spaanfche profa-ichrijvers bragten eenige Romans<br />
voort en niets anders. Doch het vernuftige en<br />
oorfpronglijke hekelfchrift van Michiel Cervantes,<br />
zoo wel bekend bij den naam van Don<br />
Quichot is een werk, waar in het belachhjke<br />
tot volmaaktheid gebragt is.<br />
IN Engeland beöeffende Waller de dichtkunde<br />
met een goeden uitflag. Cowleij wierd bewonderd<br />
om de kieschheid en eenvoudigheid zijner<br />
gedagten. De hekel - dichten van Donn zijn vol<br />
van de kracht en 't vuur van Juvenalis. Denham<br />
maakte het Dichtftuk Coopcrs - Heuvel; Fairfax<br />
vertaalde Tasfo en Harrington Ariosto. Ben<br />
Johnfon hervormde het Tooneel en Milton fchiep<br />
zijn onfterflijk Dichtftuk het Paradijs verloren.<br />
Drijden bezat een vernuft voor allerlei zoort van<br />
Dichtkunde, deszelfs werken zijn natuurlijk en<br />
fchitterende tevens, vol vrolijke luimen, krachtig,<br />
vol vuur en ftout. Geen Engelsch dichter<br />
is misl'chien gelijk aan Drijden, en geen der uuden<br />
overtreft hem. Zijne vertaling in vaarzeu<br />
va»
E/ES ix. G E S C H I E D E N I S . 64.3<br />
van Virgilius overtreft Pope's vertaling van Homerus.<br />
D E Franfche Akademie, door Richelieu in<br />
Frankrijk opgerigt, ftrekte om 't regelmatige der<br />
Franfche taal te bepalen. De eerfte Akademisten<br />
nogthans verbeterden dezelve weinig. Balfac<br />
fchiep het onrijm cn gaf aan het zelve deftigheid<br />
en welluidenheid. Voiturc, in weerwil van zijnen<br />
gemaakten ftijl, verachtte de Franfche taal<br />
door dezelve verfcheide bevalligheden toetevoeger.<br />
Zij wierd verfraait djor den natuurlijken<br />
en kiefchen ftijl van S c<br />
. Evremond; door de vertalingen<br />
van d'Ablancourt, door de Romans van<br />
d'Urfé en door de redevoeringen van Catau.<br />
Malherbes ging voort de Franfche poëzij te befchaven.<br />
Maijnard daagde in het fneldicht, 't<br />
geen een zoort van minnelied is. Racans herdersdichten<br />
gaven ons een denkbeeld van 't eenvoudige<br />
landleeven; de taal is gefchikt voor Zijn<br />
Onderwerp en zijne gedagten zijn eenvoudig en<br />
kuisch. De pogingen van Rotrou en anderen<br />
konden voor het Franfche tooneel geen roem<br />
verwerven. Flet was voor 't vernuft van Corneille<br />
bewaart in eens de uitterfte grenzen der<br />
Tooncelkonst te bereiken, zijne vijanden te befchamen<br />
en de aanfehouwers te betooveren. De<br />
Cid, de Horatiusfen, Cinna en fommige zijner<br />
andere Toneelftukken befasten de voortreffelijkheid<br />
van 't Franfche Tooneel en bedekten Corneil-
624 H E B E N B A A G S C H E LES IX,<br />
neillé met roem. Racine volgde, en eenige zijner<br />
Treurrpelcn zijn dc beste, welke de Franfchen<br />
hebben. ( Molière muntte uit in het blijlpel<br />
en Boileau in het Hekeldicht.<br />
F R A IJ ï K O N S T E N.<br />
GUIDO enAlbano bleeven in Italië voortgaan<br />
met het vormen van nieuwe leerlingen, en Sal-<br />
vator Rofa en anderen onderfteunden den roem<br />
der fraije konstèn.<br />
D E Vlaamfche fchool bezat Rubens; van Dijk,<br />
de leerling van Rubens muntte uit in 't portraitfchildercn<br />
en alle zijne fchilderijen zijn meesterftukken;<br />
Rembrant, wiens betoverende kleuren<br />
alle de genen verbazen die zijne ftukken zien;<br />
en nog veele anderen wier namen berucht zijn in<br />
de gefchiedenis der fraije konsten.<br />
D E Franfche fchilder-fchool maakte eene fchit-<br />
terende vertooning in de zeventiende eeuw.<br />
Vouët begon in aanzien te komen en vormde<br />
fcholieren, die hem voorbij dreefden. Du Fres-<br />
Hoi, Mignard, Bourdon, le Brun, le Sueur,<br />
Pousfin verwierven een grooten naam in de fchil-<br />
derkonst en betwistten den palm aan de meest<br />
vermaarde Italiaanfcbe meesters.<br />
IN Brittannië muntte Inigo Jones, een Deen,<br />
in de bouwkunde uit; en Sir Christopher Wren<br />
fcragf
LES IX. G E 5 C H I E » E N I S.
C%6 H E D E N B A A & S C H E LES rx.<br />
ren, en toen het niet langer in hun vermogen<br />
was zulks te doen, wierden de konsten en we<br />
tenfehappen herboren hrde vijftiende en zestien<br />
de eeuw, en bragten licht en kennis met zich.<br />
Toen begonnen de menfehen te denken en te<br />
handelen als redelijke wezens, 't Is nogthans te<br />
betreuren dat het oorlog in ieder tijdvak gewoed<br />
heeft, ten nadceie en ter verwocstinge van 't<br />
menfchelijke gedacht. De ftaatzucht van eenen<br />
willekeurigen, de ftreeken der kabinetten, de<br />
haat en nijd der natiën hebben zelfs in beichaaf-<br />
de tijden, de aarde met rampen overladen. —<br />
Mogen de ftervelingen niet langer den 'geesfel<br />
des oorlogs gevoelen! mogen in deze verlichte<br />
eeuw godsdienst en geleerdheid eene liefderijke<br />
en deugdzame gencigtheid aan de menfchelijke<br />
ziel mededeelen! wanneer men het Christendom<br />
behoorlijk heeft leeren kennen en men acht geeft<br />
op deszelfs voorfebriften, wanneer de billijke<br />
gevoelens van de rechten van den mensch indruk<br />
maken op het menlchelijk gemoed, dan zuilen<br />
vrijheid cn geluk, algemeen de overhand verkrij<br />
gen, cn ieder mensch zal zijnen evenmensch be<br />
handelen gelijk hij van zijnen evenmensch zal<br />
wenfehen behandelt te worden. Maar helaas!<br />
voor het tegenwoordige zijn 'er flechts weinige,<br />
vergelijkender wijze gefproken, verlicht, wijs<br />
en toegevende; de grootfte hoop is nog onkundig<br />
onverdraagzaam en dwaas.<br />
DE
7<br />
EES ix. G E S C H I E D E N I S . ÖZ<br />
DE zeden der maatfehappij tc verbeteren en<br />
aantekweeken en het geluk der menfehen te bevorder<br />
"li daat zeer veel in dc macht van hun,<br />
die in 't bewind zijn; en zoo zij zulks niet doen,<br />
verdienen zij den naam niet van overheden. Dc<br />
ondeugden, 't is waar, zullen zich geftadig laten<br />
Beat, en he' bijzonder eigenbelang zal het algemeen<br />
welzijn tegenwerken; maar indien eene<br />
verlichte en wellamengeftelde regcering ondernoeme<br />
de ondeugd te hervormen en in toom te<br />
houden; indien men eenvoudige 'en onzijdige<br />
wetten met kracht en menfchelijkheid doet werken;<br />
indien de middelen en pogingen, welke<br />
ftrekken om een volk te onderwijzen en ftaande<br />
te houden behoorlijk aangemoedigt worden; indien<br />
deugd en nuttige begaaftheden eene billijke<br />
achting verwerven; indien de leden van een' ftaat<br />
door eene verftandige en deugdzame opvoeding<br />
bekwaam gemaakt worden voor de verfchillende<br />
posten, welke zij 't eenigen tijde ftaan te bekleeden;<br />
indien de jeugd niet verfpilt word in die<br />
zdndige najagingen, welke het bederf eener natie<br />
zijn, durven wij verzekeren dat roem en geluk<br />
het gevolg daar van zuilen zijn in alle de deelen<br />
der wereld daar men dezelve zal uitöeffcnen.<br />
D E gefchiedenis behoorde derhalven de men<br />
fehen te leeren alles aantewenden om die kwalen<br />
te verwijderen, welke voor de maatfehappij vcr-<br />
derflijk zijn; om de gebreken van het bewind<br />
weg
628 H E B E N B A A t S C H E LES IX,<br />
weg te nemen, het bewind zelfs te verbeteren<br />
en het algemeen welzijn te vestigen op eenen<br />
goeden grondflag. Zij behoorde de Geestelijkheid<br />
te leeren de deugd en 't geluk der Christenen<br />
te bevorderen door eene goede leer en een<br />
o-oed voorbeeld. Zij behoorde alle menfehen te<br />
leeren dat de volmaaktheid niet te vinden zij in<br />
dit leven; dat goed en kwaad te famen gcfnengt<br />
zijn; dat ' wij geduldig behooren te verdragen<br />
wat niet te verhelpen is, cn dat wij ons geftadig<br />
behooren toëteleggen om dc maatfchappijlijke<br />
plichten te vervullen in vrede te leven met allen<br />
en aan allen en iegelijk wel te doen. Wij bevorderen<br />
ons eigen welzijn, wanneer wij te raden<br />
gaan met het welzijn van onzen naasten.<br />
NA den lezer on 1<br />
er 't oog gebragt te hebben<br />
de menigte dwingelanden, die de wereld onderdrukte,<br />
de méhigte dolzinnigen, die dezelve verwoestte,<br />
de menigte dweepers die bedrogen<br />
wierden', zou men Vragen kunnen van wat nut<br />
voor 't menschdom geweest zijn, de veröverin-<br />
EES rx. GESCHIEDENIS. 6"aO<br />
gen, hunne ftaatkunde, deze verdwenen alle met<br />
hun. De geweldige fchokken, welke zij aan de<br />
wereld gaven, hebben naaulijks een fpoor ach<br />
tergelaten. Wij flaan het oog met oneindig meer<br />
genoegen op de ontdekkingen van Vasco de Ga-<br />
ma en van Colorabus, op de zectogten van Ma-<br />
gellan en Drake, op de groote veranderingen<br />
door Luther en Calvijn te weeg gebragt in hét<br />
ftaatkundige en godsdienstige van Europa, op den<br />
arbeid van Copcrnicus en Tijcho Brahé, van<br />
Kepler en Galileo, op dc werken van Bacon,<br />
Descartes, Newton en Locke; de voortbrcngzels<br />
van Tasfo, Shakespcar, Ben- Johnfbn en Drijden,<br />
van Corncille, Raphael cn Michel Angelo. De<br />
iïudie van godsdienstige waarheden, van konsten<br />
en wetenfehappen en fraije letteren, hebben een'<br />
gezegenden invloed op het hart cn brengen duur<br />
zamer vruchten voort dan de gémeenzaamfte<br />
kennis met overwinningen, ftaatkunde en ftreeken<br />
van vorsten en ftaatsmannen.
Bij den Drukker dezes, zijn mede gedrukt,<br />
de volgende Werken van Smaak.<br />
G. DUWBAK het Kerkelijk cu Wereldlijk Deventer.<br />
Tweede Deel. In Folie.<br />
H. BLAIR Lesfen over dc Redekunst en fraaije Weeteufchappen.<br />
Uit het Engelsen. 3 Deelen. ïn 8vo.<br />
J. PRIESTLEIJ Letftn over de Gefchiedkïöde en Algemeene<br />
Staatkunde. Uit het Eögelsch. a Deelen. In 8>'°.<br />
DE PAUW Wijsgeerige Befpiegelingea over de Grieken.<br />
Uit het Franich. 2 Deelen. In 8 • J<br />
.<br />
E. J. GiiEvc ültima Capita Likiri Jobi;'nenvpe Cap.<br />
XXXVIII. — XLII pars, ad Greecvm Verfionem receafitt,<br />
notisque iöftructa. A-jcedit Tracutus de metris<br />
Hebrai'cii prefcrtim Jobaeis, Pars II. Complectens<br />
Cap. XL, XLI, & XLII: 1-6. et Libtllum de Metriï.<br />
In 4;-.<br />
BIBLIOTHECA CLAssic.v fivc Lexicon Manur.le quo<br />
nomina propria pleraaue apud Scriptorus Graecos &Romanos<br />
maxime Clasficös Obvia ffiustrahtpr. In 8**.<br />
J. J. G. SCHELLER Aanleiding tot eene Taal- cn Oordeelkundige<br />
Verklaaring van de Schriften der Ouden ,<br />
en tot eene gepaste navolging van Cicero. Uit het<br />
Hoogdmtsch. Iu 8-o.<br />
J. J. G. SCHELLER Beknopte Latijmehe Spraakkunst,<br />
of Grammatica voor de Scholen. Uit het Hoogduitsch.<br />
In •'o. •..<br />
J. G. RÖCHLING Handleiding tot de Syntaxis der La- '<br />
tijnfcae 'Taai, Yoigends de Spraakkuude van Schel/er.<br />
Uit het Hoogduitsch. In 8»'°.<br />
H. BOSSCHA Initi* Lectionis Seholasticae, of Eerfte<br />
Ltesoeffeningen voor de Latynjche Schooien. In 8v°.<br />
LÏES-LESJES voor Kinderen van Drie Jaaren.<br />
T * * D R U K K E R I J E V A N<br />
JUR.RI AAN PHILIP DE LANGE.