16.09.2013 Views

Untitled

Untitled

Untitled

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

BE GEEST<br />

D I I<br />

J L G E M E Z N B


DE G E E S T<br />

DER<br />

A L G E M E E N E<br />

G E S C H I E D E N I S<br />

V A N D l<br />

AGTSTE TOT DE AGTTIENDE<br />

EEUW;<br />

MET E E N E BE SCHOUWING<br />

V A N DE<br />

VORDERINGEN DER^M A AT S CH AP I' IJ<br />

IN Z E D E N EN WE T^G E VING,<br />

GEDURENDE DAT TIJDVAK;<br />

^ i A ,.<br />

V O O U C E S T E L D<br />

IN EEN REEKS VAN LESSEN<br />

DOOR DEN EERWAARDEN<br />

G E O R G E T H O M S O N .<br />

U I T H E T E N G E L S C H.<br />

Te D E V E N T E R ,<br />

E i] L U C A S L E E M H O R S T .<br />

M D C C X C V.


]L E S S E N<br />

O V E R . H E T<br />

HEDENDAACSCHE GÈDEÈLTË<br />

D E R<br />

GESCHIEDENIS IN 'T ALGEMEEN;<br />

I N L E I D E N D E LES,<br />

Het gebruik en nut van de Gefchiedenis. — Hot<br />

dezelve behoorde befcfend- te worden. De Gefchiedenk<br />

der Hcdendaagfche Volkeren VüH meer aan*<br />

belang dan die der oude wereld: — De kennis<br />

van de laatste noodzakelijk tot het beoefenen van<br />

de eerjlc. — Schets van de Gefchiedétïis der oude<br />

Volherm, enz. —<br />

J) E gefchiedenis van 't menschdom levert eenè<br />

onuitput'lijke bron van redelijk vermaak en van<br />

nuttig onderwijs. De opkomst, aanwas en ver»<br />

val van Volkeren, met de oorzaak daar van; de<br />

vorderingen der maatfehappij van barbaarsheid<br />

tot befchaaftheidj van ruwheid en woestheid tot<br />

A zach*


2 11 E D E N D A A G S C H E LES I.<br />

zachte en verfijnde zeden; het vastftéllen van metten,<br />

het vestigen van vrijheid of van willekeurig<br />

gezaeh en flavernij, de verderflijkc uitwerkzelen<br />

van ondeugd en de gelukkige gevolgen van deugd,<br />

dit alles, van zoo veel aanbelang voor een iegelijk,<br />

die met hart en ziel verlangt door een behoorlijk<br />

levensgedrag nuttig te zijn, word dooiden<br />

Gefchichtfchrijver ons ter befchouwinge duidelijk<br />

voorgedragen.<br />

LUST tot onderzoek en eene geneigtheid om<br />

den kring zijner kundigheden uittcbrciden, is den<br />

mensch natuurlijk eigen. De Gefchiedenis voldoet<br />

aan dat verlangen en verfchaft altoos nut of vermaak,<br />

het zij enkele nieuwsgierigheid of eene begeerte<br />

naar kennis ons aanzette het gelchichtboek<br />

over gebeurde zaken te doorbladeren. Daar is<br />

echter dit onderfcheid tusfehen hem, die de gefchiedenis<br />

leest enkel om zijn= nieuwsgierigheid<br />

te voldoen en tusfehen een ander, die dezelve beocffend<br />

om n<br />

er nut uittetrekken, dat de cerltc indedaad<br />

zich vermaakt zonder nut voor zich zclven,<br />

daar de andere door êr leering uittetrekken<br />

zich een beftendig genoegen verfchaft en in zijn<br />

geheugen een fchat oplegt van lesfen, die hem<br />

van 't groótfte nut in zijn' levenswandel zijn konnen.<br />

Wij konnen, in éénen dag, eene menigte '<br />

bladzijden aflezen, en de gebeurtenisfen van verbeide<br />

ecu wen doorlóopen in minder tijd dan wij<br />

een weg van twee of drie mijlen zouden afrei*<br />

zen,


LES i . G E S C H I E D E N I S . - ( 3<br />

zen,- pochen dat wij vericheide boekdoelen verflonden<br />

hebben en nagthans onkundig blijven van<br />

meufchen en zaken. De mensch, die bekwaam is<br />

om de natiën optenoemen, die zich op het tconeel<br />

der wereld met roem vertoont hebben, die<br />

het tijdffip weet van hare opkomst, de tijdvakken<br />

van haren bloei en verval; de veroveraars, die<br />

de geeslëls geweest zijn van 't menschdom en de<br />

aarde vervult hebben met de rampen des oorlogs,<br />

kan bewondering verwekken om zijne historiiche<br />

kundigheden; maar kennis te hebben van de opkomst<br />

en den ondergang der volkeren, de bedrijven<br />

en krijgsdaden te weten van oorlogzuchtige<br />

heerfcheren en den dag in 't geheugen te hebben<br />

van dezen of genen veldflag, wie denzelven won,<br />

en hoe veele -geiheuvelde en gekwetste 'er aan<br />

beide zijden waren; wanneer de vermaarde Heden<br />

der oudheid gevestigt en door wie dezelven ingenomen<br />

en vernielt werden; in ftaat te zijn om<br />

van deze dingen een verhaal te doen, en onkundig<br />

te wezen van de oorzaaken, door welke dezelve<br />

gewrocht werden, of dezelve niet waardig<br />

te keuren om 'er acht op te flaan, wie op deze<br />

wijze het Gefchiedboek doorbladert, leest geenszins<br />

naar behooren.<br />

DE Wijsgeer en de Staatsman lezen de gedenkfehriften<br />

der natiën en van bijzondere lieden,<br />

met een gansch ander oogmerk: zij'leggen<br />

zich toe om de gefchiedenis van 't menschdorn<br />

A 2 tc


4 H E D E N D A A G S C H E LES I.<br />

te kennen, niet om eene • ijdele nieuwsgierigheid<br />

te voldoen, maar om hun brein te vullen met<br />

nuttige wetenfchap. Alle tooneelen van geweld<br />

en dwang mishagen hen in ftede van hen te bekooren;<br />

maar te befpeuren dat deze de uitwerkzels<br />

waren van ftaatzucht, trotsheid en wraak,<br />

die de ziel beroerden, verkregen zij door deze<br />

nafpooring kennis Van 't menlchelijke hart. 't Is<br />

genoeg voor hen een vlugtig oog te flaan op de<br />

befchrijving van een' veldflag of van eene belegering,<br />

terwijl zij zorgvuldig den gefchiedfchrijver<br />

volgen in deszelfs befchrijving van de karakters<br />

van natiën en van voorname mannen, in zijne<br />

nafpooringen van de oorz^en en gebeurtenisfen,<br />

in zijn verflag van de inftelling der wetten<br />

en der regeering, van het tijdvak der beichaving,<br />

zeden, konsten en wetenfehappen.<br />

N A H E M A A L de kennis van menfehen en zaken<br />

een leerzaam onderhoud levert aan het redelijk<br />

verftand, en niemand kan wenfehen in de<br />

onkunde van zijnen kindfehen ftaat te blijven,<br />

zijn 'er in verfcheide tijden en door verfchillende<br />

perfoonen onderfcheide middelen gebezjgt om het<br />

menschdom nuttige kennis te verlchaffen, en onder<br />

deze is de Gefchiedenis een der gewigtigfte.<br />

„ De gefchiedenis, (om de woorden van een cierlijk<br />

Ichrijver te gebruiken) die trouwe en ech-<br />

„ te getuige, is voor ons ontrold geworden, zij<br />

brengt vervlogen en voorbijzijnde eeuwen en<br />

» ge*


LES r. G E S C H I E D E N I S . 5<br />

„ geflachten onder ons oog. De oprechte en on-<br />

„ bevooroordeelde wijze, waar mede zij voor ons<br />

„ entvouwt de gevolgen, ^velke een ftandvastige<br />

„ aankleeving aan vroomheid en deugd of de ver-<br />

„ waarloozing daar van op de menfchelijke za-<br />

„ ken heeft, ftrekt ons tot een nadruklijk on-<br />

„ derwijs. De pen der Gefchiedenis maalt ons<br />

„ niet alleen een bijzonder aantal menleken af,<br />

„ maar fomtijds uitmuntende enkele perfoonen<br />

„ uitkiezende, ftelt zij dezelven aan ons voor in<br />

„ hunne juiste geftalte en hen verlevendigende<br />

„ met natuurlijke verwen, geeft zij, ter onzer<br />

„ onderrigtinge en. leeringe , eene verzameling<br />

„ van welgelijkende en treffende afbeeldzels. In<br />

„ 't befchouwen van de karakters der natiën of<br />

„ van die der voortreffelijke mannen, fchijnen wij<br />

„ in eene ruime gaanderij van familje {tukken te<br />

„ wandelen, daar wij ons vermaken de verfchil-<br />

„ lende gelaatstrekken eener menigte blocdverwan-<br />

„ ten te belchouwen, dezelven met eikanderen te<br />

„ vergelijken en het onderlcheid tuslchen dezel-<br />

„ ven optemerken (a). Wij vinden in hen, ichoon<br />

„ zij door de eb des tijds lang voorheen algevoert<br />

„ werden, aangename en leerzame medegezel-<br />

„ len (by.<br />

INDIEN ik eene bepaling moeste geven van<br />

de Gefchiedenis, zoude ik -zulks doen in de bewoor-<br />

00 OVID. Met. Lib. I.<br />

(b) HUNTER'S Bicg. Lcc,<br />

A 3


6 H E D E N D A A G S C I I E LES I.<br />

woordingen van een oud gefchichtfchrijver door<br />

een adelijk feteijver»aangehaak; „ De gefchiede-<br />

„ nis is wijsbegeerte, die door voorbeelden leert<br />

„ hoe ons zeiven in iederen ftahd van het bij-<br />

„ zondere"of openbare leven te gedragen;" (c)<br />

of, „ de gefchiedenis is eene getrouwe ver-<br />

„ tooning van 't gene op het groot toonecj,<br />

„ der wereld verrigt is, en eene ware befchrij-<br />

„ ving van de. karakters der bedrijveren" over­<br />

eenkomstig met die bepalirg behoorde de ge­<br />

fchiedenis beöeffend te woiden niet eene wijsgee-<br />

rige gecstgefteltenis ; wij behoorden ons zeiven<br />

te gewennen aan een zorgvuldig onderzoek van<br />

de karakters der natiën of der bijzondere lieden<br />

door de gefchichtfchrijver befchreven en van de<br />

keten der gebeurtenisiën , welke hij verhaalt.<br />

Door behoorlijk daar op acht te geven, vorderen<br />

wij in het nuttigfïe gedeelte van kennis en wor­<br />

den door den tijd bekwaam om de verfcheidenc<br />

posten, van 't leven behoorlijk en nuttig te ver­<br />

vullen. In één woerd, door zorgvuldig gadete-<br />

flaan en in 't geheugen te prenten de groote om­<br />

wentelingen, welken in den weg der voorzienig­<br />

heid bij volken hebben plaats gehad, en de vor­<br />

dering der maatfehappij gedurende die omwente­<br />

lingen; door eene juiste nafporing van de menig­<br />

te en zelfs tegenflrijdige oorzaken, welken dik­<br />

wijls te lamenloopen tot het voortbrengen van<br />

. een<br />

(O DION. HALL. door EOLINGBROKE aang.haalt fe<br />

ïljnc brieven ever de H'storen.


LES i. G E S C H I E D E N I S .<br />

een gewrocht; of van eene oorzaak uit dewelke<br />

fumtijds verfcheide uitwerkzelen ontftaan ; door<br />

eene nadere befchouwing van de karakters dier<br />

genen, die eenige vertoonirig in de maatfehappij<br />

gemaakt hebben, wat zij met deze of gene hun­<br />

ner verrigtingen bedoelden, en uit welke harts­<br />

tóchtelijke beginzcls zij werkten: met zulk eene<br />

of dergelijke wijze te volgen kan 'er een wezen­<br />

lijk voordeel getrokken worden uit den arbeid<br />

des gefchichtlchrijvers.<br />

ALHOEWEL de gefchiedenis moge befchouwt<br />

worden als de fehool voor Vorsten en voor "die<br />

hooge perfonaadiën, welke de voorzienigheid gefchikt<br />

heeft om aan 'f hoofd te zijn der volken;<br />

moeten evenwel zij, die in lager kring omwandelen<br />

, vooral zoo zij verlangen in hunnen ftancj<br />

nuttig te zijn, niet verzuimen hunnen geest te<br />

verrijken,met die kundigheden, welke uit die<br />

bronnen kunnen geput worden^ want, al biagt<br />

de kennis van de gefchiedenis van vorige eeuwen<br />

en van de levens der genen, die lang vour<br />

ons geweest zijn, geen ander nut aan, dan dat<br />

zij ons in ftaat ftelt wijsheid optedoen uit het<br />

voorbeeld en de ondervinding van -anderen, zoude<br />

zulks nogthans van groot aanbelang zijn. Dikwijls<br />

kunnen wij ons, vooral wanneer wij eenig<br />

deel in 's werelds bedrijf beginnen, te hebben,<br />

bevinden in omftandigheden , die geheel nieuw<br />

voor ons zijn, een zeer verfchillende van alles<br />

A 4 fo»


8 H E D E N D A A G S C H E EES. Ï.<br />

wat wij te voren ondervonden: zij derbalven,<br />

die niet onderrigt zijn hoe andere bij dergelijke<br />

gelegenheden handelden, moéten ongemeen veel<br />

oordeel en omzichtigheid bezitten om niet verkeerd<br />

te werk te gaan en geene dier misftappen<br />

te doen, welke eenen rampzaligen invloed zouden<br />

kunnen hebben op hun toekomend gedrag.<br />

MEN vind voorbeelden aangetekend, welke<br />

bewijzen, dat de beoelfening der gefchiedenis,<br />

het gebrek der ondervinding kan vervullen. Cicero<br />

onderrigt ons, ,, Dat Lucullus , een ver-<br />

„ maard Romein, tot veldheer aangefteld om<br />

„ krijg te voeren tegen Mkhridates, koning van<br />

Pontus, van Rome vertrok zonder krijgskunde<br />

„ te bezitten, doch dat hij dagelijks op zijne<br />

„ reize den tijd hefteed hebbende, gedeeltelijk<br />

„ met kundige lieden te ondervragen, en ge-<br />

„ deeltelijk met het lezen der gefchiedenisfe van<br />

,, vorige tijden,-in Afia aankwam met zoo veel<br />

„ bekwaamheden en aldaar zulke wakkere daden<br />

„ verrigtte, dat de groote Mithridates verplicht<br />

„ was te bekennen, dat hij hem een bekwamer<br />

„ veldheer had gevonden , dan een eenigen van<br />

die genen van wien hij gelezen had."<br />

„ Een mensch," zegt Frederik de groote, „ die<br />

„ niet meent uit de lucht gevallen te zijn , of<br />

„ cie oorfprong des werelds rekent van den dag<br />

„, zijner geboorte, moet natuurlijk verlangen ken-<br />

55 nis


LES i. GESCHIEDENIS. 9<br />

„ nis te verkrijgen van 't gene in onderfcheidene<br />

„ eeuwen en landen is voorgevallen. Indien hij<br />

„ al onverfchillig zijn kan wegens het lot van<br />

„ zoo veele andere natiën, die de fpeelbal zijn<br />

„ geweest van de fortuin, zal hij, ten minsten,<br />

„ behagen fcheppen in de gefchiedenis van het<br />

„ land zijner geboorte en in het verhaal van de<br />

„ gebeurtenisfen, in welke zijne voorouders be-<br />

,, trokken waren." (d) Ik zal hier bijvoegen,<br />

dat indien de gefchiedenis van lang verleden tij­<br />

den en van afgelegene volken voor hem van<br />

niet veel aanbelang fchijnen, zijne aandagt even­<br />

wel zal' gelokt worden door die der tijden, wel­<br />

ke nader bij den zijnen zijn , en door die dei-<br />

volken, welke met hem het zelfde vaste land<br />

bewonen en met welken zijne eige natie verbon­<br />

den is. Maar de groote verbeteringen en uitbrei­<br />

ding van den koophandel, door 't vereenigen<br />

van de wijdst van eikanderen afgelegene natiën,<br />

maken het voor de ingezetenen van elk handel­<br />

drijvend land ten hoogften noodzakelijk en nuttig<br />

kennis te hebben van de gewoontens en zeden<br />

van elk volk en van de voortbrengzelen van<br />

fchier alle de deelen der wereld. „ Indien een<br />

„ Engelschman (dus vervolgt de koninglijken<br />

„ fchrijver) geene kundigheid 'heeft van de ko-<br />

„ ningen, die den throon bezaten van Perfie, in-<br />

„ dien hij zijn geheugen niet belast heeft met<br />

„ de<br />

(d) Htm. de JSraniitiomj.<br />

A 5


IO H - E D E N D A A G S C H E LES f.<br />

„ de namen van. dat oneindig aantal Pauzen, die<br />

„ de kerk beftuurdcn , vergeven wij hem zulks<br />

„ gerecdelijk; maar naauwlijks zullen wij dezelf-<br />

„ de toegcvenheid voor hem hebben, indien hij<br />

„ niets weet van den oorfprong der Parlementen,<br />

„ van de gcwopntens zijns lunds, en van de on-<br />

„ derfcheiden ftammen der koningen-, die Enge-<br />

„ geland geregeert hebben."<br />

DAAR de gefchiedenis van ons geboorteland<br />

van meer aanbelang voor ons is dan die van andere<br />

volken, zoo is insgelijks de kennis van de hedendaagfche<br />

wereld-gefchiedenis (vooral die van<br />

Europa) van veel groote* aanbelang, dan die deioude<br />

tijden. In weinig minder dan de twee laatlte<br />

eeuwen gebeurden die verbazend - groote omwentelingen,<br />

welke eene bijna ajgemcene verandering<br />

in de natiën van 't hedendaagfche Europa hebben<br />

te weeg-gebragt. Eene heilzame verandering in<br />

de godsdienstige, gevoelens der Christenen gaf<br />

eenen gansch anderen toon aan de nationale zeden,<br />

bragt juiste denkbeelden voort van de rechten en<br />

vrijheid van den mensen en bevorderde groote<br />

verbeteringen in den koophandel en in de handwerken.<br />

Dan, de hedendaagfche gefchiedenis<br />

word met veel meer voordeel beoeffent wanneer<br />

wij cenige kundigheid hebben van den ftaat des<br />

menschdoms in vroegere tijden. Onze kennis van<br />

de omwentelingen in de oude koningrijken der<br />

wereld, van de regcering en wetten, gewoontens<br />

cn


LES i. GESCHIEDENIS. II<br />

en zeden die plaats hadden in vorige tijdvakken<br />

der maatfehappij, vooral bij de Grieken en Ro­<br />

meinen, maken (gelijk de kennis 'in eene tak van<br />

wetenfehap opleid tot die van eene andere) de<br />

beöefTening- der gefchiedenis van de hedendaag-<br />

lche maatfehappij, gemakkelijker, vermakelijker<br />

en nuttiger. Zodanig eene kennis maakt den<br />

geest bekwaam om onderwezen te worden door<br />

het lezen, het "zij van'de hedendaagfche alge-<br />

nveene gefchiedenis van. alle volken, het zij van<br />

die van eene enkele natie in h bijzonder; want<br />

de oude en hedendaagfche gefchiedenis toont ons<br />

dat de menfehen in alle tijden en landen fchier<br />

dezelfde geweest hebben en zijn ; dat dezelfde<br />

oorzaken, meestal, eenparig dezelfde uitwerkze­<br />

len hebben voortgebragt, zoo ten voordeele als<br />

ten nadeele van enkele perfoften en volkeren.<br />

Een algemeen denkbeeld van de gefchiedenis opend<br />

en verlicht het verftand, ruimt de vooroordeelen<br />

op, en overtuigt ons hoe kwalijk gegrond en uit-<br />

fporig die gevoelens zijn , welke de meeste vol­<br />

ken koesteren van de meerdere grootheid, wijs-<br />

' heid en befchaaftheid hunner eigene tijden en van<br />

het land waarin zij leven.<br />

Zoo veel gezegt hebbende van de gefchiede­<br />

nis en welke voordeelen uit de behoorelijkc be­<br />

oeffening derzclve kan getrokktm worden, moet­<br />

ik evenwel mijne lezers waarfchuwen niet al te<br />

blindeling geloof te flaan aan al het gene een<br />

ge-


13 ^ t D È N D A A S S C H E LES ï.<br />

gefchiedfchrijver verhaalt, vooral niet wanneerhij<br />

eene poging aanwendt om dat gene , wat<br />

waarfchijnelijk verdicht is, in het gewaad deiwaarheid<br />

te kleeden, en het gene verzonnen is<br />

voor eene wezenlijke gebeurtenis te doen doorgaan.<br />

Waar de gefchichtfchrijver geene echte<br />

gedenkftukken en belcheiden heeft van de vroege<br />

tijdvakken der maatfehappij om hem in zijne nafporingen<br />

te leiden, kan hij zich enkel verlaten<br />

op onzekere overleveringen, of geven zijne eige<br />

gisfingen in ftede van 't gene waarlijk gebeurt is.<br />

Er beftaat een zeker Nationaal trotsch , men is<br />

altoos vooringenomen met zijn eigen geboorte^<br />

land, zulks is een vooroordeel alle menl'chen gemeen<br />

; van daar dat wij zoó gaarne onze voorouders<br />

in fchitterende verwen afmalen, eene groote<br />

oudheid aan ons land geven, en deszelfs oude<br />

bewoners voorftellen als wijs, wakker, geleerd<br />

en befchaaft. Dan, het is eene onloochenbare<br />

waarheid, dat 'er een tijd was, toen de voorouders<br />

der hedendaagfche Europafche natiën, die<br />

tegenwoordig op hunne groote wijsheid, op de<br />

volmaaktheid hunner wetten en op hunne be-'<br />

fchaafde zeden pochen, niet meer dan eene bende<br />

ftruikrovers waren, barbaarsch in al hun doen<br />

en onbelchaafd in hunne zeden,<br />

N A D E M AAL • wij omzichtig zijn moeten in<br />

voor waarheid aantenemen die gedeeltens der'ge­<br />

fchiedenis, welke verzameld werden uit den puin<br />

der


Ï, e§ i. G E S C H I Ë D E N I S. i3<br />

der verdichtzelen, zonder door eenige echte befcheiden<br />

geftaaft te zijn, even zoo moeten wij<br />

ieder gevoelen en bedenking van den gelchichtfchrijver<br />

niet voor juist en onbevooroordeelt houden.<br />

Wij die Hechts de buitenzijde der dingen<br />

zien, het voorrecht niet hebbende van tot in 't<br />

binnenfte van 't harte doortedringen, moeten<br />

noodwendig de roerzeis van eene daad opmaken<br />

uit de daden zelve ; lchoon 'er geen regel om<br />

naar te oordeelen feilbarer is dan deze, om dat<br />

de ondervinding ons verzekert, dat veele en misfchien<br />

het grootfte gedeelte onzer daden geen gevolg<br />

zijn van ontwerp, niet fteunen op beginzels,<br />

maar voortgekomen zijn uit een' i'amenlpop<br />

van toevalligheden, die wij niet konden voorzien,<br />

en uit driften of hartstochten , die eenklaps in<br />

ons ontvlamden.<br />

DAARENBOVEN wanneer wij ons nederzetten<br />

tot fchrijven, het zij van voorledene eeuwen<br />

, of van den tegenwoordigen tijd, gefchied<br />

zulks met een oogmerk, het welk wij natuurlijk<br />

aan onzen lezer trachten te doen zien. Alle menfchen<br />

hebben hunne begunstigde tijdvakken, oorzaken<br />

en karakters, welken zij, gevolglijk, pogen<br />

te verfraijen, te onderfteunen en aantebeyelen<br />

; maar zij hebben tevens hunne afkeerigheden,<br />

welker invloed hen evenzeer aanzet om, het<br />

gene hen niet bevalt, te verachten, zwart te maken<br />

en te berispen. De aanhangers van eene fa*<br />

men-


14 H E D E N D A A G S C H E LES Ï.<br />

menfpanning meenen dat billijkheid, deugd, ken­<br />

nis en gezond verftand alleen in hunnen kring<br />

heerfchen; en zullen naulijks toeftaan dat flechts<br />

eene eeltige dier goede hoedanigheden plaats heb-<br />

bc bij hunne tegenpartij. Gelijk de menfchen<br />

fchrijven en fpreken, even zoo lezen en hooren<br />

zij, ingenomen door drift en vooroordeel. Wan­<br />

neer 't gevoelen eens geichichtfchrijvers over­<br />

eenstemt met het onze, keuren wij hem goed;<br />

vvanneer hij met onze meening verlchilt als dan<br />

verklaren wij onbefchroomt dat hij mistast en<br />

faalt, 't Is maar zeker waar dat wij aitoos onze<br />

vooringenomenheden zullen hebben, en dat het<br />

niet mogelijk is de ziel te ontdoen van vooroor­<br />

deel en , maar wanneer deze aan dc zijde van<br />

deugd en waarheid zijn, zullen wij de gevoelens<br />

en bedenkingen eens gefchredfehrijvers niet ver­<br />

der aannemen dan naar mate. dezelve het voorko­<br />

men hebben van waarheid en deugd.<br />

GEERNE zoude ik in deze lesfen mijne aanhoorers<br />

en lezers onderhouden over en onderwijzen<br />

in 't gene ik heb verkozen te noemen de<br />

Geest der hedendaagfche Gefchiedenis van den<br />

tijd van Karei den grooten , keizer van 't westen,<br />

op het einde van 't jaar onzes Heeren agthonderd<br />

(wiens tijdgenoot ten naasten bij was<br />

"Egbert koning der westerfche Saxen, die de<br />

kleene koningrijken der zevenhoofdige regeering<br />

•verëenigde) tot den aanvang van de tegenwoor-<br />

di-


LES I. G E S C H I E D E N I S . 15<br />

dlg'e eeuw. Het valt in mijn bcftek niet een<br />

verflag te geven van gewonnen en verloren veldflagen,<br />

van belegerde en ingenomene fteden, van<br />

de namen en bet getal der genen, die in deze of<br />

gene ftrijden fneuvelden, zulke kleene bijzonderheden<br />

mogen aangenaam zijn aan de woeste geneigtheden<br />

en gevocllooze geSartheid van gemeene<br />

zielen, maar konnen, gelijk ik mij verzekerd<br />

houde, geen vermaak geven aan een aandoenelijk<br />

hart noch van nut zijn aan die genen, die enkel<br />

lezen om onderwezen te worden. Veel liever<br />

wil ik aantoonen welke vorderingen de befchaaftheid,<br />

het bewind en de wetten, de koophandel,<br />

de konsten en wetenfehappen gemaakt hebben,<br />

vooral de menigvuldige veranderingen, welke het<br />

menschdom ondergaan heeft in de zeden, van<br />

deszelfs wocsten en barbaarfchen ftaat af tot de<br />

verfijnde befchaaftheid, welke het thans bekomen<br />

heeft.<br />

ER kan geen uitwerkzel zijn zonder oorzaak.<br />

Zoo het Leenroerig ftelzel heeft plaats gemaakt<br />

voor een vrijer en onbepaalder eigendomlijk bezit<br />

, zoo de rechten van 't menschdom thans beter<br />

gekent zijn en meer in aanmerking komen,<br />

zoo en regeering en \vetten gunstiger zijn voor<br />

burgerlijke en godsdienstige vrijheid, dan dezelve<br />

waren in de barbaarfche eeuwen ; zoo de zeden<br />

der maatfehappij toegenomen hebben in verbetering,<br />

dan hebben wij indedaad deze veranderin-


i6 H E D E N D A A G S C H E EES r.<br />

ringen te danken aan de natuurlijke voortgangen<br />

der maatfehappij van onkunde tot kennis, en van<br />

barbaarsheid tot befchaafdheid. Dan, deze veranderingen<br />

konden geen plaats hebben gehad,<br />

waren 'er geene oorzaken geweest om dezelve<br />

voorttebrengen. Deze oorzaken zullen wij gadeflaan,<br />

en wij zullen de volgende waarheid overtuigelijk<br />

bewijzen, dat wanneer de maatfehappij<br />

rijp is voor eene verandering 'er tevens eene oorzaak<br />

bij de hand is om die verandering te bewerken.<br />

DE gefchiedenis van 't menschdom van 't begin<br />

der wereld tot den tegenwoordigen tijd is<br />

een keten, welke uit verfcheide fchakels beftaat,<br />

zoo men 'er een enkelen fchakel uit wegneemt<br />

, breekt men den ganfehen keten. Daar<br />

is een naauw verband tusfehen de oude en hedendaagfche<br />

gefchiedenis. Zij maken met haar<br />

beiden een geheel uit; en alhoewel eenig gedeelte<br />

der gefchiedenis het voorwerp onzer beöefFening<br />

zijn konne, moeten wij het evenwel in verband<br />

befchouwen met de andere deelen, zonder<br />

dat konnen wij het zelve niet beöeffenen met dat<br />

nut als anderszins zoude gefchieden. Ik zal in<br />

het volgende van deze les het verband aantoonen<br />

en zoodanig eene fchets van de gefchiedenis der<br />

oude volkeren geven als genoegzaam zal wezen<br />

om aan dat oogmerk te voldoen.


LES ï. G E S C H I E D E N I S . 17<br />

DE Bijbel levert ons het eenige ware verhaal<br />

van den oorfprong des menfchelijken geflachtsi<br />

Mozes onderrigt ons in, het boek der Schepping,<br />

dat 'er een tijd was toen alle de bewoners der<br />

wereld Hechts beitonden in een man en eene<br />

vrouw. Dat na den Zondvloed de geflachten van<br />

onze zoort afftamden van de drie zonen van N><br />

ach, en dat onmiddelijk, bij de verwarring der<br />

fpraken, de menfehen uit de vlaktens van Sinear<br />

zich verfpreidden, blijvende die, welke eene zelfde<br />

taal fpraken te famen, kiezende iedere bende<br />

zoodanig gedeelte der aarde als best fcheen overeentekomen<br />

met hare wijze Van leven.<br />

D E gefchiedenis en de overlevering vertonen<br />

eenftemmig de menfehen in eenen ftaat van woestheid<br />

geleeft te hebben, en dat 'er een tijd was,<br />

toen zij over. den aardbol verfpreid, geen band<br />

van verëeniging hadden, maar dat ieder op zich<br />

zelve omringt was Van behoeftens en gevaren,<br />

waarin hij moest voorzien. Wetten i regeering en<br />

konsten waren toentertijd onbekent. De fterkfte<br />

ontnam den zwakken het voedzcl, 't welk deeze<br />

met jagen en visfehen bekomen had, zonder dat<br />

de beroofden zich recht kon verfchaffen wegens<br />

het leed hem aangedaan. De Amerikaanfche Stammen,<br />

de Hottentotten en de inboorlingen van<br />

Nieuw-Holland leven in een ftaat, die niet veel<br />

beter is dan de zoo even genoemde, de vernederenfte<br />

ftaat waarlijk van 't menschdom.<br />

B D A N ,


iS H E D E N D A A G S C H E LES 1.<br />

DAN, daar de mensch natuurlijk een gezellig<br />

wezen is en in zich zeiven iets heeft 't geen hem<br />

tot zijne zoort neigt, zoo kan die vernederende<br />

ftaat niet zeer duurzaam geweest zijn; want, gelijk<br />

zeker fchrandcr Schrijver aanmerkt, wij vinden<br />

volgens devrocgftc en laatftc berichten, welken<br />

wij van alle oorden der wereld hebben, het<br />

menschdom overal verzameld in benden en genoodfehappen,<br />

geen enkel mensch op zich zeiven<br />

zijn eige zoort fchuwende, maar altoos uit neiging<br />

zich bij de eene of andere bende voegende,<br />

fchoon zomtijds zich vijandelijk tegen eene andere<br />

bende gedragende; zich het voorleedene herinnerende<br />

en zorgende voor het toekomende; geneigt<br />

om zijne eigene gewaarwordingen medetedeelen<br />

en die van anderen te leeren kennen (e).<br />

Een trek om zich bij wezens van zijne zoort te<br />

voegen, een bezef van gevaar en een verlangen<br />

om bijgeftaan of verdedigt te worden, eene wederkeerigc<br />

liefde van beide de kunne, die zich<br />

met eikanderen paren, en kinderen, die de vrucht<br />

zijn dier paring, nopen den mensch een nauwer<br />

en uitgeftrekter verbindtenis met die van zijne<br />

zoort te maken. Eenerlei behoeftens en een bezef<br />

van onderlingen bijftand brengen afzonderlijke<br />

lieden tot een maatfchappijlijk leven; en hoe meer<br />

bewustheid zij hebben van de voordeden eener<br />

zodanige verëeniging, te meerder verlaBgen toonen<br />

zij om die verëeniging klemmender en uitgeftrekter<br />

(c) FEROÜSON'S Es/ty 0:1 Ciy. Sos.


LES ï. G E S C H I E D E N I S * 19<br />

ter te maken. De cerfte beginzels tot zulke maatfchappijlijkc<br />

verëenigingen, door welke de menfehen<br />

zich zeiven aan eikanderen verbonden, vroren<br />

overeenkomstig met de kennis en het gevoel<br />

van hunnen toenmaligen ftand. Wetten om geweld<br />

te beteugelen, een opperbeftuur en eene<br />

geregelde burger regeering waren op de cerfte<br />

tooneelen des maarichappijlijken levens onbekent.<br />

Het was in zekeren zin, om mij van eene uitdrukking<br />

der H. Schrift te bedienen, als toen:<br />

dat een iegelijk deedt wat recht was in zijne<br />

oogen. Maar zonder verdrag en gewoontens, die<br />

't gebrek van wetten vervulden, zonder eenige<br />

zoort van regeeringsvorm was het niet mogelijk<br />

dat zelfs een woesten hoop zou hebben konnen<br />

beftaan.<br />

K L E E N E veripreiddc en onafhanglijke ftammen<br />

te verëenigen en famen te brengen tot groote<br />

maatfehappijen, koningrijken opterichten, Heden<br />

te bouwen en befchaafdheid in te voeren, is het<br />

werk van den tijd. Alvorens dit kon volbragt<br />

worden, was 'er eene huwelijks verëeniging nodig<br />

van de beide kunnen, de uitvinding van de noodwendigfte<br />

en nuttige konsten des levens als mede<br />

eenige verkregene kundigheid van den akkerbouw.<br />

Menfehen, die van de jacht en van de visfeherij<br />

leven, of zij, die hun beftaan hebben van de veefokkerij<br />

moeten van plaats tot plaats zweiven.<br />

Vrij en onbegrenst zijnde blijven zij Hechts zoo<br />

B fl lang


ao H E D E ' N D A A G S C H E EES E<br />

lang in eenen oord als zij 'er wild vinden om van<br />

te leven of gras om daar mede hun vee te voeden.<br />

In zulk eenen maatfehappij!ijken ftaat is<br />

iedere Stam een bende roovers, die het vee, 't<br />

welk zij van hare naburen ontmoet, opligt en met<br />

zich wegvoert. De helden van Homerus waren<br />

zulk een genacht van lieden, die om zich te wreken<br />

over de fchaking van Helena, het vee, de<br />

flaven en de vrouwen roofden van de rondom<br />

hen gelegene volkeren. Een Tartaar te paard is<br />

een roofdier, dat naar vee omziet en ten naasten<br />

bij weet op wat afftand het zelve te bekomen.<br />

De Monnik in ongenade vervallen van Mango-<br />

Chan maakte vrede met hem door te beloven:<br />

dat de Paus en alle de Christen mogendheden al<br />

derzelver vee aan hem zouden afftaan (f). De<br />

roofzucht bragt onze voorouders uit de wouden<br />

van Duitschland in de vruchtbare landfehappen<br />

van Italië, en die zelfde zucht, meer misfehien<br />

dan hunne eerbied voor het kruis voerde hen naar<br />

Afia om te deelen in den plunder van de Oosterfche<br />

en Saraceenfche rijken.<br />

N A D E M A A L de Egijptenarcn, zeer waarfchijnlijk,<br />

de cerfte befchaafde natie waren, bij wie de<br />

wetten en de regeering haren oorfprong namen,<br />

zal ik met hen beginnen om het verband aantetoonen,<br />

het welk 'er is tusfehen de oude en hedendaagfche<br />

gefchiedenis.<br />

te) Rubruquis door FERGUSON bijgebragt.<br />

E Gijp


iES i. GESCHIEDENIS, 21<br />

EGIJPTENAREN.<br />

DE Egijptenaren waren reeds een volk ten tij­<br />

de van Abraham, die in de zesde eeuw leefde<br />

na den zondvloed. De koophandel en akkerbouw<br />

hadden ten dage van Jacob en Jozeph eene zeer<br />

groote vordering in dat land gemaakt. Jozeph,<br />

gelijk uit de Heilige fchrift blijkt, had zelfs<br />

eene verbazende verandering in den landeigen­<br />

dom in Egijpten voortgebragt, daar hij tevens<br />

de koninglijke magt merkelijk vermeerderde. E-<br />

gijpte ligt onder eene gelukkige luchtftreek, waar<br />

de jaarlijkfche overftrooming van den nijl 't ge­<br />

brek aan regen vergoed en den grond vruchtbaar<br />

maakt (g). De oorzaak van de overftrocmingen<br />

des nijls, aan de ouden ombekent, heeft men<br />

thans ontdekt te beftaan in den veelvuldigen re­<br />

gen , welke gedurende onze Zomermaanden en<br />

gedurende een gedeelte van den herfst in liet<br />

oppcrgedeelte van Ethiopië valt. Egijpte levert<br />

jaarlijks twee fchoone vertooningen : in onzen<br />

Zomertijd fchijnt het eene uitgeftrekte waterplas<br />

met fteden, vlekken en Dorpen als uit het water<br />

opkomende ; in onzen wintertijd is het eene<br />

fchoone en wijduitgebreide vlakte, bedekt mes<br />

vee, koorn en akkerlieden, met boomen, hees­<br />

ters en bloemen, die de lucht met de aangenaam<br />

fte geuren vervullen.<br />

DE<br />

(g) O vip. Met. Li!/. I. fob. 7. Zie de Reizen van BRUCK.<br />

E 3


£2 H E D E N D A A G S C H E LES I.<br />

DE oude tijdrekening van Egijpte is baarblij-<br />

Jkelijk een verdichtzel. De Egijptifche priesters,<br />

hét zij uit onkunde of uit waan, gaven een verkeerd<br />

bericht aan die genen, die hun deswegens<br />

ondervroegen. De during der regeeringen hunner<br />

koningen kan zoo lang niet geweest zijn als<br />

zij voorgaven. Zoodanige hcerfchappijen als<br />

Hechts zij-takken waren, hebben zij voorgedragen<br />

als opvolgende genachten. Uit het gene in<br />

den Bijbel wegens de Egijptenaren vernield ftaat,<br />

weten wij evenwel, dat hunne koningen veele<br />

eeuwen aan den anderen Pharao genaamt werden.<br />

Men vind vericheide verdichtzels verhaalt wegens<br />

Ifis, Ofiris en Trismegistus of Mercurius,<br />

die van de Egijptenaren geé'erdt wierden als Goden.<br />

Mencs, door Mozes Mizraim geheten, de<br />

kleenzoon van Noach, wordt gezegt de eerfte<br />

koning van Egiiptcn te zijn geweest, dat land<br />

waarichijnlijk het eerst bevolkt zijnde geworden<br />

door eene der afftammclingen van Cham, en dat<br />

in het tijdvak tusfehen hem en Sefostris, die een<br />

groot veroveraar was, de verovering van Egijpte<br />

gefchiedde door de herder-koningen , die men<br />

veronderftelt de Cananiten geweest te zijn, welke<br />

voor Jofua vloden. Geichiedfchrijvers verhalen<br />

ons, dat in het paleis van Ofijmandias, een<br />

Egijptiesch koning, eene boekerij was, welke<br />

voor de oudfte in de wereld werd gehouden, en<br />

welker deuren tot opfchrift hadden: Dc artzenij<br />

Winkel da- ziele, Dan door wien die boekerij<br />

ver-


LES i. G E S C H I E D E N I S . 23<br />

verzameld wierd, en uit welke handfchriften zij -<br />

beftond, word ons nergens gezegt. 't Is ombekent<br />

door wien het meir Moeris, het welk de<br />

wateren des nijls moest verzamelen, gegraven<br />

werd, even weinig weten wij welke koning of<br />

koningen in Egijpte heersfchten toen de Tijdnaalden<br />

aldaar opgerecht wierden. Doch deze verbazende<br />

geftichten, het zij dezelven moesten dienen<br />

tot grafzuilen, of tot eenig ander godsdienstig<br />

of burgerlijk oogmerk, zijn een duurzaam bewijs<br />

van de bijgeloovigheid en ijdele glorie der oude<br />

Egijptenaren. Reizigers, die Egijpte bezogt en<br />

een bericht van de oudheden van dat Land en<br />

vooral eene omftandige befchrijving van die Tijdnaalden<br />

gegeven hebben, zijn het met den anderen<br />

niet eens wegens de bouwftoifen, int welke<br />

deze gedenkzuilen wierden famengeftelt. Een<br />

onlangs vermaard reiziger meent, dat die naalden<br />

in derzelver tegenwoordige gedaante door menfehen<br />

handen en konst ooriprongelijk uit rots gehouwen<br />

werden (h). Deze gisfing is niisfehien<br />

meer gewaagt dan gegrond. Het is waarfchijnlijkcr<br />

dat die tijdnaalden opgetrokken wierden<br />

uit in 't vuur verharde ftofien: welke misfehien<br />

te voren aarde was uit het meir Moeris opgcbaggert.<br />

OP dat gedeelte der gefchiedenis van Egijpte,<br />

door<br />

(fe) E p, ü c E's Reizen.<br />

B 4


34 H E D E N D A A G S CHE LES E<br />

door Herodotus aan ons medegedeelt, fchoon ee-<br />

nigzlns waarheid bevattende, kan echter niet veel<br />

ftaat gemaakt worden; dewijl het zelve niet ge­<br />

trokken is uit echte befcheiden, maar uit berich­<br />

ten aan hem medegedeelt door de priesters van<br />

dat land. Bij voorbeeld, die ernstige doch bij-<br />

geloovige fchrijver verhaalt ons een ongerijmd<br />

Jtprookje wegens Pfammetichus, één der koningen<br />

van Egijpte, die verlangende te weten, welk<br />

volk het oudfte ware, bevel gaf twee kinderen<br />

zoodanig optevoeden, dat zij met geen mogelijk­<br />

heid een eenig woord bij navolging konden lee-<br />

ren uitten. Toen zij nu twee jaren oud waren,<br />

riepen zij beiden eensklaps uit Bcccos, het welk<br />

in de Phrijgifche taal brood betekende. Sints<br />

dien tijd Honden de Egijptenaren de aanfpraak op<br />

de oudheid af aan de Phrijgiërs (i). Indien het<br />

geval waar zij, dan is het waarfchijnlijk dat zij<br />

de bee van het fchaap nabootsten in het eerfte<br />

woord dat zij uitlpraken. Kinderen leeren de<br />

woorden bij nabootzing, zij hebben het vermogen<br />

van natebootzen, en door dikwijls herhalen ver­<br />

krijgen zij de hebbelijkheid van fpreken. Goro-<br />

pius Becanus, zegt een hedendaagsch gefchied-<br />

lchrijver, tracht uit het zelfde fbrookje te bewij­<br />

zen, dat het Hoogduitsch de eerfte lpraak wa.s,<br />

pm dat Becker in die taal een bakker betekent (k).<br />

0') HERO DOOT.<br />

(k) De Abt MILLOT.


IES ï- G E S C H I E D E N I S . as<br />

ONDER de regeering van Pfammetichus, om-><br />

trent 670 jaren voor Christus, werd de gefchiedenis<br />

van Egijpte ontdaan van het duistere en fabelachtige.<br />

Die koning moedigde den koophandel<br />

aan door het openen der Egijptifche havens<br />

voor de vreemdelingen. De Egijptenaars hadden<br />

jben reeds verbazende vorderingen gemaakt in<br />

den landbouw. Doch de koophandel is meer gefchikt<br />

dan de landbouw om den rijkdom der volkeren<br />

te vermeerderen; dewijl zonder denzelven<br />

het overbodige der voortbrengzelen van een land<br />

van geringe waarde blijft voor deszelfs bewoners.<br />

Zijn Zoon Necho, waarfchijnlijk dezelfde door<br />

•wien, volgens de heilige fchrift, Jofia gedoodt<br />

werdt CO en die insgelijks den naam had van<br />

Pharaö, poogde eene vaart te graven van den<br />

Nijl tot in de roode Zee, enkel tot gemak van<br />

' den koophandel, doch hij moest van die onderneming<br />

afzien uit hoofde van de meenigte lieden,<br />

• welke in dien arbeid omkwam. De konst van<br />

vaarten te graven is eene der veelvuldige verbeteringen<br />

welke voor de hedendaagfche tijden beivaard<br />

wierd. Amafis ontthroonde Apries, de<br />

zoon van Necho. Deze vorst is vermaard om<br />

zijne begunstiging van den koophandel en om de<br />

geleerde lieden, welken hij naar zijn rijk lokte.<br />

Pijthagoras en Solon waren onder de genen, die<br />

zijn hof bezogten. De Athenienzer verlangde onder-<br />

(1) a Kon. XXIII.<br />

i> 5


0.6 H E D E N D A A G S E IIE Ï, E S T<br />

derwezen te worden in de wetten van Egijpte,<br />

en de wijze van Samos reisde om meerder kundigheden<br />

optedoen. Amafis werd opgevolgt door<br />

deszelfs zoon Pfammetichus onder wiens, regeering<br />

Egijpte veroverd wierd door Cambijzes, de zoon<br />

van C ij rus, die hetzelve tot een wingewest maakr<br />

te van het Perfifche rijk. Egijpte bleef onder het<br />

gebied der Pcrfianen tot dat Alexander die monarchij<br />

overweldigde; na den dood van Alexander,<br />

toen de erflijke en veroverde ftaten van dezen<br />

verdeelt werden onder deszelfs Veldoverften,<br />

viel Egijpte ten deel. aan Ptolomeus Lagus, wiens<br />

nakomelingfchap in Egijpte heerschte tot den tijd<br />

van Augustus, die na dat hij Marcus Antonius en<br />

Cleopatra in den veldflag bij Actium verflagen<br />

had, 31 jaren voor de geboorte van Christus, het<br />

zelve tot een Romeinsch wingewest maakte.<br />

M E D E N E N P E R S I A N E N .<br />

DE Meders en Perfen, want de gefchiedenis<br />

van andere Afiatifche volken ga ik met ftilzwijgen<br />

voorbij, waren onderfcheiden in twee koningrijken,<br />

doch die onder Cijrus vereenigt wierden.<br />

'Het Perfiesch rijk was zeer oud; reeds ten tijde<br />

van Abraham vind men gewag gemaakt van Elam<br />

of Perfië, maar het was om deszelfs magt en<br />

luister niet beroemt dan ten tijde van Cijrus. Die<br />

groote man wierd opgebragt naar de flipte en<br />

uitmuntende wijze der Peruanen, die ten uitterftcn<br />

zorgvuldig waren in de opvoeding hunner<br />

kin»


L E S T. G E S C H I E D E N I S . a?<br />

kinderen. Hij bezat die natuurlijke en verkregen<br />

bekwaamheden, welke iemand gefchikt maken om<br />

te regeeren, en indien hij zich zelve niet te veel<br />

had toegegeven in zijn zucht tot veroveringen,<br />

zou hij zijne onderdanen waarlijk voorfpoedig en<br />

gelukkig hebben kunnen maken. Een koning, die<br />

enkel uitziet naar uitgeftrekte bezittingen, is geenzins<br />

een zegen voor zijn volk; maar wel hij, die<br />

de konsten des vredes aankweekt, goede wetten<br />

inftelt en van zijne onderdanen eerlijke, werkzame<br />

en vlijtige menfehen maakt.<br />

DE berichten, welke de-ongewijde fchrijvers<br />

ons van Cijrus geven, laten ons in 't onzekere.<br />

Ctefias, Herodoot en Xenóphon, ten naastenbij<br />

gelijktijdige gefchiedfehrijvers, geven ons verhalen<br />

van hem, welke tegen eikanderen aanloopen.<br />

Al het gene wij van hem met eenige zekerheid<br />

weten, is, dat hij de Zoon was van Cambijfes,<br />

koning van Perfie, en van Mandana, de dochter<br />

van Astijages, koning van Medië; dat hij bij' opvolging<br />

de kroon bekwam van beide die koningrijken,<br />

dat hij de Babijlonicrs floeg, Babijlon innam<br />

en een einde maakte van die monarebij. Dat<br />

hij, door een befluit, de Joden toeftond naar hun<br />

geboorteland wedertekeeren, en dat hij door zijne<br />

'overwinningen de grondflagen lag van een<br />

groot rijk. Wegens het ware karakter van Cijrus<br />

konnéfi wij zeggen, dat hij de konst des oorlogs<br />

Tciftond en dat hij in de wapenen en tucht zijnet<br />

krijgs-


s8 U E D E N D A A G S C H E EES E<br />

krijgsknechten groote verbeteringen maakte Zij<br />

ne heerschzugt en begeerte naar meerder nJt<br />

zetten hem aan zijne naburen te beoorlogen en<br />

door geweld van wapenen zich meester te maken<br />

van dat gene, waar op hij geen de minfte aan-<br />

fpraak had; hij was de geeslèl en vernieler van<br />

t menfchelijk genacht, gelijk alle veroveraars<br />

waren die door dwang van wapenen hunne heer-<br />

Ichappij zogten uittebreiden.<br />

C AM BIJ ZES, zijn zoon en opvolger, was een<br />

famenftel van dwaasheid en razernij, een monster<br />

in menfchelijke gedaante, die niet alleen on*e-<br />

fchikt was om te regeeren, maar die zelfs niet<br />

verdiende te leven; ook lieten geene der konin­<br />

gen, die den Perfifchen troon bezaten na den<br />

tijd van Cijrus, zich gelegen zijn aan het bevor­<br />

deren en verzekeren van het geluk hunner on­<br />

derdanen. Te . zeer ingenomen met het verkeer­<br />

de denkbeeld van magt, eenen meer dan koning­<br />

lijken luister ten toon ipreidende, en levende ia<br />

al de pracht van Afiatifche weelde, gaven zij<br />

eenen onbeperkten loop aan de verfoeilijkfte harts<br />

tochten. Daar de veelwijverij bij de Peruanen<br />

gcoorloft was, maakte hunne koningen daar van<br />

het lchandelijkfte misbruik; zij hadden niet alleen<br />

veele vrouwen, maar. huwde zelfs aan hunne ei­<br />

gene zusters. Zij maakten zich ichuldig aan<br />

bloedfchande, vorderden dat men hen goddelijke<br />

eere bcwezc, en fpeejde op de wreedfte wijze<br />

met


tisr. G E S C H I E D E N I S . 2<br />

9<br />

met het leven hunner onderdanen. Terwijl zij<br />

zich zeiven de verwijffle en misdadigfte vermaken<br />

veroorloofden, pionderden de Satrapen of<br />

onderkoningen, die het beftuur der landichappen<br />

hadden, even als fommige hedendaagfche beftuurders<br />

van wingewesten, de ingezetenen om zich<br />

te verrijken, terwijl zij op hun beurt bij hunne<br />

te- rug komst aan 't hof van alles berooft werden.<br />

De Perfianen waren menigmalen in oorlog<br />

met de Grieken, op wie zij echter niets vermogten,<br />

zoo lang deze deugdzaam en vereenigt bleven.<br />

Menfehen bezielt met deugdzame beginzels<br />

en aangemoedigt door liefde tot vrijheid, zijn<br />

altoos te fterk voor die genen, die hen tot Haven<br />

pogen te maken. Darius Codomannus, dien<br />

Alexander de groote overwón, fchijnt één der<br />

beste Perfifche koningen geweest en beter lot<br />

verdient te hebben, dan het verlies van kroon<br />

en leven. Dan, aan de duurzaamheid van dat<br />

rijk was, in den weg der voorzienigheid, een<br />

einde gekomen; derhalven kon de ram, door<br />

Daniël in een gezigte befpeurt, ftcotende tegen<br />

het westen, tegen het noorden en tegen het zuiden,<br />

den geitenhok niet wederftaan (m). Alexander,<br />

de zoon van Philippus van Macedonië,<br />

met zucht tot roem bezielt en verlangende te<br />

voldoen aan 's vaders oogmerk, om Perfië te<br />

beoorlogen, (daar toe, buiten zijn weten, door<br />

de voorzienigheid beftemt), trok Afia in met een<br />

(m) DANIËL VIII.<br />

klein


So H E D E N D A A G S C H E LES E<br />

klein doch dapper heir, en wierp, 33 r j a r e n<br />

voor Christus, na twee gcwonnc veldflagen, die<br />

overgroote monarchij onderfte boven, i n minder<br />

tijd dan een buitcnlandsch vijand zich in onze<br />

dagen zou konnen meester maken van een enkel<br />

graaffchap in dit Eiland. Het Perfiesch rijk had<br />

ongeveer twee honderd negen jaren beftaan.<br />

VAN alle de gefchiedenisfen der oude volkeren<br />

is die van Griekenland en die van de Romeinen<br />

de belangrijkfte voor ons. Zelfs behoorden<br />

wij die grondig te kennen. Wij vinden 'er<br />

het licht in tot onze nafporingen, het welk wij<br />

te vergcefsch in de gefchiedenis van het overige<br />

der oude wereld (diè der Joden uitgezonden)<br />

zouden zoeken. De gefchiedenis der Grieken en<br />

Romeinen brengt ons de ware helden en Vaderlandminnaars<br />

onder het oog; zij maakt ons bekent<br />

met devermaardftewijsgeeren, met de wijste<br />

wetgevers en ftaatslieden en met mannen van<br />

het uitftekendfte vernuft in konsten en wetenfchappcn.<br />

In 't lezen hunner gefchiedenis zien<br />

en bewonderen wij de edele pogingen der vrijheid<br />

en de treffelijke daden dier mannen, die<br />

bezielt waren met eene vurige vaderlandsliefde.<br />

En, terwijl wij hunne bedrijven lezen en bewonderen,<br />

voelen wij in onze harten een drift ontvlammen<br />

ter navolging.<br />

GRIE-


LES t GESCHIEDENIS. 51<br />

GRIEKEN.<br />

DE oude Grieken waren, gelijk andere barba­<br />

ren, woest in hunne levenswijze, hartvochtig en<br />

onbefchaafd in hunne zeden, zonder wetten, zon­<br />

der regeering. Eene volkplanting van Egijpte<br />

bragt de eerfte zaden van befchaving onder hen:<br />

de hoofden dier volkplanting wierden door de<br />

woeste bewoners van Griekenland befchouwt als<br />

meer dan menschlijke wezens: na derzelver dood<br />

wierden zij vereeuwigt en geëerbiedigt als goden.<br />

Cecrops, een Egijptenaar, ftichtte Athene en<br />

door het invoeren van wetten en van huwelijks-<br />

vereenigingen befchaafde hij den woesten hoop.<br />

De raad van den Areöpagus werd door hem op­<br />

gericht, omtrent 1532 jaren voor Christus, dit<br />

was een gerechtshof door het welk alle richter-<br />

iijke zaken beoordeelt werden en van 't welk<br />

gezegt word dat het nooit eene onbillijke uit-<br />

fpraak deedt.<br />

DANAUS een ander Egijptenaar, en Cadmus,<br />

een Phoenitiër, bragten de konsten in Grieken­<br />

land over. Zij onderwezen de Grieken hoe den<br />

wijnftok aantekweeken, metalen te fmelten en te<br />

verwerken, en 't geen van veel meer waarde<br />

was, het fchrijven van letters. Triptolemus on­<br />

derwees hen in den akkerbouw.<br />

DE kleene ftaten van Griekenland, het voordeel


32 H E D E N D A A G S C H E |fcJBs 1,<br />

deel bezeffende eener verëeniging, maakten een<br />

verbond, het welk veel overeenkomst had met dat<br />

van de zeven verëenigde Nederlandfehe ftaten.<br />

Twaalf ftaten zonden, twee malen 's jaars, twaalf<br />

afgevaardigden naar Thcrmopijlen. Dit volkscongres<br />

werd genaamt de raad der Amphictionen<br />

en werd grootelijks vermaard in Griekenland.<br />

DE Thebaanfche en Troijaanfche oorlogen; dc<br />

tocht der Argonauten, aldus genaamt naar het<br />

fchip Argo, ;'t welk hen voerde, de uitdrijving<br />

en te rug komst der Heracliden en de wetten<br />

opgefteld door Minos, koning van Creta, dit alles<br />

had plaats gedurende de duistere tijdvakken<br />

van Griekenland. Die tijden waren barbaarsch<br />

en de gefchiedenis derzelven is zoo vol verdichtzelen,<br />

dat men met geen mogelijkheid de waarheid<br />

onder dezelven kan opïpeuren. De ware<br />

kundigheid van de zeden en gewoonten der menfehen<br />

in de eerfte maatfchappijlijke tijden, is niet<br />

te halen uit onberichte gefchiedfehrijvers, maar<br />

uit hedendaagfche Land- en Zee-reizigers, die<br />

naauwkeurig acht geven op die volken, welke<br />

zij in een ftaat van barbaarsheid vinden, uit het<br />

verhaal van zulke reizigers mogen wij gereedelijk<br />

opmaken, dat de vroegfte oude natiën eenmaal<br />

dat gene waren, wat de Tartaren en Indianen<br />

thans zijn, natuurlijk woest en door geene oeffening<br />

en opvoeding onderwezen.<br />

D A N ,


EES i. G E S C H t Ë D E N I Si 33'<br />

D A N , de Grieken werden allengskens befchaaft,<br />

verkregen juiste denkbeelden van vrijheid,<br />

en waren, zoo lang zij deugdzaam bleven<br />

en naar gene veroveringen haakten, de ijverigfte<br />

verdedigers dier vrijheid. Sparte en Athene waren<br />

aan 't hoofd der Griekfche gemeenebesten,<br />

de eerfte was vermaard om de geftrengheid harér<br />

zeden, de andere bezat meerder befchaafdheid en<br />

welfprekenheid en was verder gevordert in de<br />

konsten en wetenfchappen. Lijcurgus van Sparte<br />

en Solon van Athene ftelde ieder voor deszelfs<br />

landgenoten een wetboek op. Lijcurgus bedoelde<br />

door zijne wetten de liefde tot vrijheid en<br />

deugd, de zucht tot krijgsroem en de verachting<br />

van den dood levendig te houden en te vermeerderen.<br />

De wetten van Solon hadden die volmaaktheid<br />

niet, maar waren zodanig als hij die<br />

voegzaamst oordeelde voor de neigingen en ongedwonge<br />

zeden der Atheniënferen.<br />

DE Grieken waren gelukkig zoo lang zij deugdzaam<br />

bleven. De liefde, welke zij hun land toedroegen<br />

en de afichrik, welke zij voor de ilavernij<br />

hadden, deden hen de grootftè heldendaden<br />

verrichten. De velddagen van Marathon en Salamis<br />

bewijzen hoe veel verhevener vrije menfehen<br />

boven flaven zijn. Een hand-vol menfehen<br />

onder het geleide van eenen Miltiades, van eenen<br />

Themistocles en Aristides veriloeg de talrijke<br />

legers en vloten van de magtige i Perfiichc<br />

C «10-


34 H E D E N D A A G S C H E LES U<br />

monarchen. Toen de Grieken hunne deugd verloren<br />

en naar meerder magt Honden, hielden zij<br />

op gelukkig te zijn en werden een gemakkelijken<br />

prooi voor hunne vijanden. Sparte en Athene<br />

hadden eenerlei bedoelingen: Ieder wilde de meerderheid<br />

in Griekenland hebben. Zij twisteden en<br />

keerden hunne wapens tegen elkanderen, het geen<br />

eindelijk de ondergang van beiden te weeg bragt.<br />

Toen de koningen van Pérfië zagen dat zij hen<br />

niet door geweld van wapenen konden overwinnen,<br />

flpegen zij eenen anderen weg in; zij kog»<br />

ten hunne redenaars om, en door de zwakfte partij<br />

te onderfteunen, hielden zij de ouderlingen<br />

verdeeldheden levendig. Philippus van Macedonië';<br />

een heerschzugtig, ftaatkundig en krijghaftig<br />

vorst, twistte met de Grieken, floeg hen in<br />

den veldflag van Cheronea en beroofde Griekenland<br />

van deszelfs vrijheden. Van dien tijd af<br />

was het vuur der vrijheid in hunne harten als<br />

verdooft eii zij fmaakten niet meer van de zoetigheden<br />

derzelve. Zij bleven onderworpen aan<br />

Alexander en deszelfs opvolgers: want fchoon<br />

zomtijds de vlam der vrijheid uitbarstte, het<br />

was Hechts voor een oogenblik, wordende zeer<br />

fchielijk weder gefmooit; ook konden zij zich<br />

naderhand niet weer ontdoen van het juk, het<br />

welk hen was opgelegt. Toen de Romeinfche<br />

wapenen overal de verovering met zich voerden,<br />

ondervonden de Grieken den dwang derzelver,<br />

en onderwierpen zich. Dan, Griekenland, alhoe-


LES ï. G E S C H I E D E N I S * 53<br />

hoewel verwonnen, genoot vrede en vrijheid onder<br />

het Romeinsch bewind, de konsten en wetenfchappen<br />

werden 'er aangekweekt: Athene was<br />

de fchool, waar de' Romeinen hunne letteroeffeningen<br />

volbragten en hunne zeden belchaafdcn;<br />

De overwonnen Grieken onderwezen en befchaafden<br />

dus de veroveraars der wereld. Het lot der<br />

Grieken, die ten prooi vielen eerst van de Macedoniërs<br />

en vervolgens van de Romeinen, doet<br />

ons zien, hoe veel gevaar kleene onafhanglijke<br />

ftaten loopen van overmeesterd en tot Haven gemaakt<br />

te worden door magtige en heerschzuchtige<br />

naburen, en dat, wanneer deugd en een juist<br />

bezef van vrijheid in den boezem gloeijen,- een<br />

hand vol volks eenen gelukkigen tegenftand kan<br />

bieden aan den indrang cener groote menigte;<br />

doch het omgekeerde heeft plaats, wanneer een.<br />

volk niet ftrijd om deugdzaam en vrij te zijn.<br />

R O M E I N E N .<br />

D E oude Romeinen, zoo vermaard in de ge­<br />

fchiedenis, waren in het cerfte tijdvak hunner<br />

maatfehappij, woest en barbaarsch. Romulus,<br />

de ftichter van den Romeinfchen naam en van 't<br />

„Romeinfche volk, was de qpperfte van eene ben­<br />

de landloopers, die van den roof leefden, Zijn<br />

doel, in 't bouwen van een ftad, was waarfchijn-<br />

lijk om zich te beveiligen tegen zijne woeste na­<br />

buren, en om te gemaklijker cezelven aanteval-<br />

Jen en te pionderen. Numa, door het invoeren<br />

C 1 van


36" H E D E N D A A G S C H E LES E<br />

van wetten, welke hij voorgaf hem door eene<br />

godheid te zijn ingegeven, en door eene poging<br />

bra hen eenigen lirtaak van godsdienst inteboezemen,<br />

deedt de Romeinen eenigzins derzelver<br />

vorige woeste onbefchaaftheid ter zijde leggen.<br />

Doch onder hunne koningen, ("die wel den naam<br />

maar geenzins het gezach van die waardigheid<br />

hadden), in een tijdkring van 144 jaren en nog<br />

lang na dat 'er burgermeesters waren aangeftelt,<br />

toonden de Romeinen die barbaarfche woestheid,<br />

welke zoo ftrijdig is met de zeden eener<br />

welbeftuurde natie. Het was door hunne verkeering<br />

met de Afiatifche en bijzonderlijk met<br />

de Griekfche volken, dat zij eenigen fmaak kregen<br />

voor befchaaftheid en verfijning. Doch de<br />

Romeinen, even als alle andere natiën, namen<br />

gemakkelijker de ondeugden dan de deugden aan<br />

van hunne befchaafde naburen. De mensch is<br />

een navolgend fchepzel, doch het zij uit blindheid<br />

omtrent zijn waar geluk, of uit eene andere<br />

oorzaak, hij word ligter ovcrgehaalt een Hecht<br />

dan een deugdzaam voorbeeld te volgen.<br />

VAN alle de oude volken waren de Romeinen<br />

de oorlogzuchtigfte en best ervaren in de krijgskunde<br />

van die tijden; zij waren alle foldaten:<br />

reeds vroeg in hunne jeugd wierden zij zoo in<br />

de fchool als in 't veld onderwezen in 't behandelen<br />

der wapenen en in die krijgskundige verrigtingen,<br />

welke de overwinning als zeker maken.<br />

De


LES i. G E S C H I E D E N I S . 37<br />

De Romeinen waren meest altoos in oorlog. Van<br />

Romulus tot Augustus Cefar, zoo ik mij niet<br />

vergisfe, was de tempel van janus, het zinnebeeld<br />

van vrede, maar tweemalen gefloten, en<br />

gedurende de regeeringen der keizeren hielden<br />

de vijandlijkheden geftadig aan; ook kan men<br />

zeggen dat de Romeinen, het zij uit hoofde<br />

hunner buitenlandfche oorlogen, 't zij uit hooide<br />

hunner binnelandfche twisten, nooit het zoet genot<br />

des vredes gefmaakt hebben. De meeste oorlogen,<br />

door de Romeinen gevoert, waren onrechtvaardig,<br />

dewijl dezelven ondernomen wa><br />

den ter verzadiginge hunner heerschzucht en ter<br />

voldoeninge hunner zucht tot veroveringen. De<br />

volken van Italië moesten allen de een na den<br />

anderen onderdoen voor de overmagt der Romeinen,<br />

die niet te vreden met het overwinnen van<br />

naburige volkeren hunne wapenen ook buiten 's<br />

lands voerden: de verovering van het eene volk<br />

zette hen aan ook anderen te veroveren,<br />

ONDER de oude volken, wier gefchiedenis<br />

tot ons gekomen is, vinden wij geene natie, die<br />

tot zulk een top van grootheid fteeg, als de Ror<br />

meinen. De voorzienigheid fcheen hen het gebied<br />

over de geheele wereld gegeven te hebben»<br />

't Was de liefde voor hun land en voor de vrijheid<br />

; de verkiezing van eene deugdzame armoede<br />

boven onrechtveerdig verkregene rijkdommen;<br />

een flipte verknogtheid aan matigheid rechtvaar-<br />

C 3 dig~


38 H E D E N D A A G S C H E LES E<br />

digheid en godsdienst, en de uitmuntendfte krijgstucht,<br />

welke hen eene meerderheid boven alle<br />

andere volken verwierf. Zoo lang de Romeinen<br />

die deugden beöeffenden, waren zij onverwinnelijk,<br />

alles zwichtte voor hen; maar toen tegengeftelde<br />

ondeugden den weg baanden tot hunne<br />

harten, begon hunne volks-grootheid te dalen;<br />

zoo dat, niettegenftaande de overwinning nog<br />

een tijd lang aah hunne zijde bleef, de verflapping<br />

van de nationale krijgsmoed allengskens toenam,<br />

tot dat zij ten lesten gemakkelijk overwonnen<br />

werden door een ftout en moedig genacht<br />

van noordfehe' barbaren.<br />

HET lot van het eene vólk kan dat van een<br />

ander volk worden; eenerlei oorzaken brengen<br />

gelijke uitwerkzels voort; en de verfchillende<br />

gedaantens, welke verfchillende maatfehappijen<br />

na den anderen aannemen, zijn Hechts een kring<br />

van dezelfde gebeurtenisfen. Zoo de Romeinen<br />

zich een uitgebreid gebied verwierven door dapperheid<br />

en matigheid, door eene vurige vaderlandsliefde,<br />

door eene voorbeeldige zucht tot<br />

vrijheid en waarheid; zoo zij, toen verwijfdheid<br />

cn weelde hunne harten veroverden en eigen belang<br />

en vermaak de overlrand kregen boven dat<br />

van hun land en vrijdom, ten prooi vielen van<br />

de heerschzucht en van den ondernemenden geest<br />

van eenen Scilla, van eenen Julius Cefar of van<br />

eenen Octavius, en eindelijk verzwolgen wierden<br />

door


LES r. GESCHIEDENIS. 39:<br />

door onbedorven barbaren van'de. oevers van den<br />

Donau en der Elbe, als dan kan bun lot tot een<br />

baken ftrekken voor anderen, om niet op dezelf­<br />

de klippen te verbrijzelen, als dan behoorde zulks<br />

een iegelijk, vooral lieden van rang en gezach<br />

in alle landen, aantezetten de aanmerkelijke ver­<br />

anderingen van zeden, van wetgeving.en van re­<br />

geering, welke in de gefchiedenis voorkomen ga-<br />

deteflaan, om door eene behoorlijke befchouwing<br />

en overweging van derzelver oorzaken en gevol­<br />

gen, zich bekwaam te maken, ten einde door<br />

die bekwaamheid te verhoeden dat hun eigen<br />

land kome tot zulk eenen ftaat, welke nog nooit<br />

gemist heeft de ondergang van andere volken te<br />

zijn.<br />

C 4 VER-


H ï D E N D A A p s C H E h K S u<br />

VERVOLG VAN DE INLEIDENDE LES.<br />

Godsdienst, Wetgeving, Re geer mg, Zeden, Konsten<br />

, Wetenfehappen etc. yan de Ouden.<br />

Bij het lezen van de gefchiedenis der oudheid<br />

behoorden wij overal onzen aandagt te vestigen<br />

op den godsdienst, de wetten, de regeering, gewoontens,<br />

zeden, konsten en wetenfehappen deioude<br />

natiën die door dezelven in vroege tijden<br />

hunne namen hebben onfterflijk gemaakt bij de<br />

nakomelingfchap, de kennis, welke wij deswegens<br />

verkrijgen konnen, is het grootfte nut, het<br />

welk wij uit de beóeffening van de gefchiedenis<br />

der ouden halen konnen. Geen uitgeftrekt gebied<br />

noch krijgs-roem kan eene natie waarlijk,<br />

groot maken; maar een volk word verhoogt en<br />

beroemt door wijze wetten, door eene zachte en<br />

billijke regeering, door goede zeden en door zoodanig<br />

een bezef van godsdienst als gefchikt is<br />

om de menfehen de plichten te doen betrachten<br />

van het huislijk en maatfchappijlijke leven. Konsten<br />

en wetenfehappen, voortbrengzels zijnde van<br />

't vernuft, konnen tot geen trap van volkomenheid<br />

gebragt worden in de ruwe en onbefchaafde<br />

tijdvakken der maatlchappijë; doch konsten en<br />

wetenfehappen werden tot geen goed oogmerk '<br />

aangekweekt, wanneer men dezelven niet beöef-<br />

fent


LES i. GESCHIEDENIS, A*"<br />

feut ter bevordering van het wezenlijk nut van 't<br />

menschdom.<br />

GEENE maatfchappijen konnen beftaan zonder<br />

wetten en regeering. De menfehen werden al<br />

vroeg gewaar dat regeeringloosheid en verwarring<br />

het gevolg waren van eigenbatige grondbeginzels,<br />

die geen dwang kenden: om die reden<br />

verbonden zij zich door onderlinge Verdragen,<br />

zij maakten wetten en onderwierpen zich aan zekeren<br />

regeeringsvorm, zoo rasch 'er eene verëeniging<br />

plaats had. In de kindsheid der maatfehappij<br />

waren de wetten ruw en onvolkomen.<br />

Daar word lengte van tijd, uitgebreide kundigheid<br />

en ondervinding vereischt om dezelven tot volkomenheid<br />

te brengen, en zij vermogen veel of<br />

weinig naar mate de befchaaftheid meer of minder<br />

vorderingen heeft gemaakt. Zoo lang een<br />

volk in den ftaat van barbaarsheid blijft, worden<br />

de wetten flecht gehoorzaamt; want alhoewel de<br />

zwakken zich aan dezelven onderwerpen, de man<br />

van vermogen laat 'er zich niet door wederhouden.<br />

Door zijne driften aangezet en het vermogen<br />

bezittende om wederftand te bieden, laat hij<br />

zich, wanneer hij zijn voordeel 'er in ziet, door<br />

geene wetten beteugelen. Om die reden fteunt<br />

het volks geluk op de vastftelling van juiste en<br />

billijke wetten, die voor alle menfehen even eens<br />

zijn, zonder eenig aanzien van perfoon, van<br />

waardigheid of van rang te onderfcheiden.<br />

C 5<br />

P<br />

'


4f H E D E N B A A O S C H E LES I.<br />

DE oudfte regeeringsvorm was waarfchijnlijk<br />

de aartsvaderlijke, dat is, de vader als hoofd<br />

van 't huisgezin regeerde, en zij, die onder zijn<br />

opzicht leefden, bewezen hem gehoorzaamheid;<br />

dan, dewijl in dat bcftuur veele moeilijkheden<br />

plaats hadden, werd men dezelven fchielijk gewaar.<br />

Daar ontftonden twisten en verfchillen<br />

tusfehen huisgezinnen of Hammen, dezen wierden<br />

door geweld beflist, en de gevolgen daar van<br />

waren verwarring en rampen. De ondervinding<br />

van zoo veele kwalen deed de menfehen uitzien<br />

naar een hulpmiddel tegen dezelven, en het beste<br />

naar hunne mening was, hunne verfchillen<br />

overtelaten aan de uitfpraak van den genen onder<br />

hen, dien men den meesten eerbied om zijne jaren<br />

en wijsheid toekende. Naar mate de maatfehappij<br />

toenam, verè'enigden de menfehen zich<br />

ter onderlinge verdediging ten einde door famenparing<br />

van krachten te gemakkelijker eenen vijandelijken<br />

aanval te konnen afweeren, en hij,<br />

die de treffelijkfte bewijzen gaf van beleid en<br />

dapperheid, verwierf het grootfte gezach in de<br />

maatfehappij. Wanneer een huisgezin of nam.<br />

te talrijk werd voor de plaats, die het befloeg,<br />

werd de jeugd uitgezonden om zich elders te<br />

vestigen, en men verkoos een hoofd om dezelve<br />

ten geleider te verftrekken. De opperfte van<br />

zulk eene bende, werd, indien de tocht gelukkig<br />

uitviel, gekozen tot eerften bewindsman; door<br />

hem werden de landen verdeelt, wetten gemaakt<br />

erj


LES Ï. GESCHIEDENIS. $<br />

en den regeeringsvorm gevestigt: de medegezellen<br />

van zijne zorgen en overwinningen ftonden<br />

evenwel hunne vrijheid niet af aan eenen eenigen,<br />

maar behielden voor zich zeiven eenig deel<br />

in het bewind, en vooral het recht om te oordeelen<br />

in die zaken aan welke de ganfche maatfehappij<br />

hare toeftemming moest geven (n). De<br />

dwingelandij eens willekeurigen, wiens wil eenwet<br />

is, was in de wereld langen tijd onbekent.<br />

REGEERING EN WETTEN DER EGIJP­<br />

TENAREN.<br />

DE Regeering en Wetten namen haar begin in<br />

't oosten. De oosterfche volken hadden reeds<br />

verbazende vorderingen gemaakt in befchaaftheid<br />

en zeden, toen de bewoners van Europa nog in<br />

barbaarsheid gedompelt lagen. Egijpte en andere<br />

oosterfche volken werden reeds ten tijde van<br />

Abraham door koningen geregeert. Jofeph breidde<br />

het- gezach der Egijptilche monarchen uit en<br />

verminderde der vrijheid van liet volk; nogthans<br />

waren de koningen van Egijpte geene willekeurige<br />

vorsten; de wetten, aan welken zij ondergefchikt<br />

waren, regelden de wijze naar welke<br />

zij moesten regeeren. De deugden, welken een<br />

koning moest betrachten, de ondeugden, welken<br />

hij had te fchuwen, werden hem iederen lichtend<br />

door den opperpriester voorgehouden in eene redc-<br />

00 C E S AR. de Bell. Gal. TACIT. de Mor. C^rm.


44 H E D E N D A A G S C H E LESE<br />

devoering, welke hij verplicht was aantehooren.<br />

Wanneer de regeerende koning ftierf, zat, volgens<br />

eene in Egijpte vastgeftelde gewoonte, het<br />

volk als rechter over zijn lijk. Een iegelijk<br />

mogt hem befchuldigen, en indien de befchuldigingen<br />

tegen hem ingebragt bewezen waren, werd<br />

zijn dood lichaam verfteken van de plechtigheden<br />

der begrafnisfe. Bevond men zijn gedrag<br />

zodanig geweest te zijn als dat eens konings betaamde,<br />

als dan werd 's vorsten lijk met alle<br />

eer en luister ten grave beitelt. De vrees van<br />

verachtelijk behandelt te zullen worden na het<br />

affterven, maakte dat hunne koningen zich ïtiptelijk<br />

van de plichten hunner waardigheid kweten.<br />

De Egijptenaren waren zoo fterk overtuigt<br />

dat het geluk eens volks afhangt van de billijke<br />

uitöeffening des rechts, dat de richters van hun<br />

hoogde gerichtshof, het welk uit dertig leden<br />

beftont, bij hunne aanftelling een eed deden den<br />

koning niet te zullen gehoorzamen indien deze<br />

hen gebood eene onbillijke uitfpraak te doen.<br />

W E T T E N zijn de bron van menigvuldige zegeningen<br />

voor de maatfehappij; zonder dezelven<br />

zouden de menfehen ongeftraft malkanderen pionderen<br />

en vermoor den; Eigendom en leven zouden<br />

dagelijks blootgefteld zijn aan 't geweld van<br />

roovers en moordenaren. Indien de menfehen<br />

gedreven wierden door deugdzame beginzels, 'er<br />

zouden geene wetten nodig zijn, maar dewijl<br />

het


LES i. GESCHIEDENIS. 45<br />

het tegendeel plaats heeft, leveren de menfche-<br />

lijke wetten een bewijs van de menfchelijke be­<br />

dorvenheid. Egijpte was bevoordeelt met wetten<br />

toen nog geene fporen van burgerlijke regeering<br />

bij eenig ander volk te vinden waren. Men<br />

meent dat Menes, ftichter der Egijptifche natie,<br />

het huwelijk heeft ingevoert, en volgens de wet­<br />

ten van Egijpte was het een broeder en zuster<br />

geöorloft aan eikanderen te huwen (0). Zulks<br />

ftrijd nogthans met de goede zeden en was een<br />

groot gebrek in hunne wet met betrekking tot<br />

de verëeniging der hunnen. Buiten de priesters<br />

mogt ieder man twee of meer vrouwen hebben.<br />

De veelwijverij is noch overeenkomstig met de<br />

natuur, noch ftrekt ten nutte van de maatfehap­<br />

pij (p> De natiën, die zich gedragen naar het<br />

be-<br />

(o) Uit s Sam. XIII vs. 13. fchijnr te U'jken dat dergeJijke<br />

huwelijken bij de Joden plaats konden hebben; fchoon ze er<br />

anders verboden waren. VERT.<br />

(JO Dit is wat te ftellig gezegt. — In Landen als Egijpte<br />

en het oosten is een roansperfoon van 30 en 40 jureii nog in<br />

den bioei zijns levens, terwijl een vrouwsperlöon van vijfentwintig<br />

jaren 'er reeds aan 't afnemen en bedaagd is. Indien<br />

nu in die landen de mannen niet meer dan eene vrouw mogten<br />

hebben, hoe dan zou het mogelijk zijn 'er de bevolking in<br />

ftznd te houden, en hoe zou men 'er eene algemeene en verfchrikkehjke<br />

ongebondenheid konnen weren, waar toe alle mannen,<br />

die in de krachc hunnes levens en in hei vuurigst hunner<br />

driften zijn,'en die volgens de wetten hunne lusten nier zouden<br />

kunnen voldoen, de verleidingen en het geweld zouden te wcik<br />

(lel.


40 H E D E N D A A 8 S C H E LES E<br />

bevel van den Christelijken godsdienst dat ieder<br />

man flechts eene vrouw en iedere vrouw flechts<br />

eenen man zal hebben, zijn volkrijker dan die<br />

naliën, bij welken de veelwijverij word toegcïïaan<br />

(q). Daarenboven is het blijkbaar uit de<br />

evenredigheid, welke plaats heeft in het getal<br />

der mannelijke en vrouwelijke geboortens, dat<br />

een man flechts eene vrouw te gelijk kan hebben<br />

(O. — Hef overfpel, ten uitteiften nadeelig<br />

aan de maatfehappij, wierd bij de Egijptenaren<br />

ten flrengftcn geftraft. Een overfpeeler kreeg<br />

Rellen om die te voldoen tegen de wetten? — Wanneer de man<br />

in een leertijd is het best geuliikt om de oogmerken der natuur<br />

te vervullen en kinderen te tcelen, als dan is de vrouw reeds<br />

ongefchikt om kinderen voorttebrengen. Wat moet de man als<br />

dan doen? De wet moet hem vergunnen eene andere te nemen<br />

of de natuui- aal hem aanfpooren die gene te verleiden, welke hij<br />

niet wettig voor zicli kan verkrijgen. Zie het VI, lioofdjluk van<br />

het tweede gedeelte der Gefchiedenis van de omwentelingen voorge-<br />

valten in de Regeering en in het menfcheüjk yerjlattd. Bij<br />

h:t optell en van de gebreken der Aartsvaderen rept de II. Schrift<br />

nooit iets van hunne veelwijverij. — David, 't is bekent, had<br />

eene menigte vrouwen, nogthans in ftede van daar over berispt<br />

te worden door den propheet Nathan, telt deze iiet onder de<br />

Zegeningen, waar mede God dien vorst had befchonken. Zie<br />

3 Samuël 12 vers 8. (VERTALER.)<br />

(q) China is het volknjkfte land der wo-eld en nogthtns heeft<br />

'er ieder zoo veel bijwijven als hem goeddunkt. (VERT.)<br />

D i e<br />

(r)<br />

evenredigheid weet men dat in Europa plaats heeft,<br />

maar 't is onbekent hoe het 'er in Afi» en Africa mede gelegen<br />

ï'j. (VBRT.)<br />

'er


L r, s i. GESCHIEDENIS. 47<br />

'er duizend Hagen; eene overfpeelfter werd 'er<br />

de neus afgefneden ten einde men haar , als fchul-<br />

dig aan die misdaad, zoude kennen. Lafhartig­<br />

heid wierd 'er met een fchandvlek geftraft. Een<br />

valfche befchuldiger moest 'er dezelfde ftraf on­<br />

dergaan, welke de befchuldigde zou hebben moe­<br />

ten lijden, indien de misdaden, hem te last ge-<br />

legt, overtuigend waren bewezen geworden. Niet<br />

alken een moordenaar maar zelfs hij, die een<br />

moord had konnen verhoeden, en 't niet gedaan<br />

had, werd 'er met den dood geftraft. Een ou­<br />

der, die zijn eigen kind vermoord had, was in<br />

't bijzijn van een wacht verplicht het doode<br />

lichaam des kinds drie dagen en drie nachten in<br />

de armen te houden; de uitwerking welke zulks<br />

moest hebben op zijn natuurlijk gevoel, en de<br />

fchande, waar aan hem zulks blootftelde, hiel­<br />

den zij voor de ftrengfte ftraf. De Egijptenaren<br />

begreepen dat de eigendom, niet de perfoon des<br />

fchuldenaars de fchuld moest betalen die hij ge­<br />

maakt had. De ftraf van fchuldenaars was bij<br />

hen onbekent en werd eerst in later tijden dooi­<br />

de menfehen ingevoert. Men verhaalt ons, dat<br />

zeker koning van Egijpte een middel had uitge-<br />

dagt om eerlijkheid en goede trouw in den koop­<br />

handel te verzekeren: het beftond daarin: hij be­<br />

val den fchuldenaar het lijk van' deszelfs vader<br />

ten borg te ftellen bij den Ichuldeisfcher, en bij<br />

tridien hij het niet loste, werd hij bij zijn over­<br />

lijden verfteken van eene begrafnisfe. Ledig­<br />

gang


48 H E D E N D A A G S chE EES E<br />

gang en een flecht gedrag werden volgens de<br />

wetten van Egijpte ftreng geftraft. Hij, dien<br />

men befpeurde een niets bedrijvend of werkloos<br />

leven te leiden of van oneerlijke middelen te<br />

beftaan ten nadeele der gemeente, wierd ter dood<br />

gebragt. Luiheid is indedaad de pest der maat­<br />

fehappij en de moeder van veele ondeugden,<br />

maar dezelve met de dood te ftraffen, was een<br />

ftraf niet geëvenredigt aan de misdaad. Het<br />

recht was 'er uitmuntende, en Solon, die onge-<br />

twijvelt de wetten van de Egijptenaren overnam,<br />

bragt dezelven tot een famenftel, het welk hij<br />

voor het Gemeenebest van Athene gclchikt<br />

maakte.<br />

ONDER de Egijptenaren had een onderfcheid<br />

van rang plaats, en de kinderen waren 'er verplicht<br />

het beroep hunner ouderen te leeren en te<br />

volgen. Hier mede meenden zij het vernietigen<br />

der onderfcheidene rangen te voorkomen; doch<br />

dit was eene flechte wet. Het vernuft wierd 'er<br />

door geboeit, en alle poging om tot volkomenheid<br />

te komen, werd 'er door verhindert. De<br />

wetten van de Egijptenaren waren onvolmaakt.<br />

Men zou zulks door verfcheide bewijzen konnen<br />

ftaven; een enkel bewijs zal genoeg zijn. Diodorus<br />

Siculus zegt ons: „ Dat onder dit volk de<br />

,, dieven een opperhoofd hadden, bij wien de<br />

„ geftolen goederen ter berging gebragt werden,<br />

„ dat men met zich bij hem te vervoegen en<br />

„ hem


Lts r. G E S C H I E D E N I S . 4$<br />

s, hem eénë befchrijving van 't geftolené te ge 1<br />

»<br />

„ ven, het zelve koude weder bekomen', mits<br />

„ betalende een vierde van de waarde."' Waarfchijnlijk<br />

zal zulks in den beginne eene gewoonte<br />

zijn geweest, welke eindelijk in eene wet vér*<br />

anderde.<br />

G O D S D I E N S T .<br />

DE godsdienst is dé iterkfte band der maait is de natuurlijke<br />

óorfprong van' alle afgoderij. Doch de<br />

godsdienstige dweeperij gaat bij de menfehen tot<br />

in het oneindige. Wanneer zij geene rcfóhtë<br />

D ièm-


•go H E D E N D A A G S C H E LES f.<br />

denkbeelden van God hebben, flaan zij van de<br />

eene ongerijmdheid tot de andere over. De E-<br />

gijptenaren bewegen eer aan dierlijke godheden.<br />

Hun voornaamste God was Apis of Sefostris, wel­<br />

ke verbeeld wierd door een zwarten ftier met<br />

bijzondere vlekken. De kat, Inclmumen; de<br />

hond, Ibis; de valk en de wolf behoorden ins­<br />

gelijks olider het getal hunner Godheden; dezen<br />

wierden prachtig onderhouden; lieden van den<br />

hoogften rang dienden dezelven en vereerden ze<br />

na derzelver dood met eene heerlijke begrafnis.<br />

Eenigerlei leed aan die fchepzels te doen, wierd<br />

gehouden voor eene allerverfoeilijkfte misdaad<br />

cn met den dood geftraft. De Egijptenaren ver­<br />

schilden in hunne godsdienstige begrippen en<br />

plechtigheden. In het eene Landfchap werd de<br />

krokodil eer bewezen, in het andere bewees men<br />

eer- aan deszelfs vijand den Inchnumen. Hier<br />

was het fchaap het voorwerp hunner bijgeloovi-<br />

geh eerdienst, eri elders de geit. Daar uit ont-<br />

ftonden haat, verbittering en onëenigheden. De'<br />

ongerijmdheid van den Egijptifchen eerdienst<br />

word fraai gehekelt door Juvenalis, den romein-<br />

fchen Ichimpdichter (s).<br />

(s) Volufius, wie is onkundig voor wat (lag<br />

Van monters 't dwaas Egipt' zich neerbuigt met ontzag?<br />

Dees dient een krokodil, en die, met vrees bevangen,<br />

.Eert Ibis, opgepropt met adders en met (langen;<br />

De goude meerkat blinkt in 't midden van de Goón,<br />

Daar.- waar 't geknotte, beeld vao Memnon nog den toon<br />

DE<br />

Weer-


t£5 ii G E S C H I E D E N I S gt<br />

DE Egijptifche priesters bezaten groot vermogen;<br />

naar hun goeddunken wierden de drijfveeren<br />

der regcering beftuurt, en door middel vari<br />

't bijgeloof hielden zij het volk aan zich onderworpen.<br />

Hunne godsgeleerdheid beffend in eene<br />

geheime- en in eene volks-leer. De laatfte was<br />

een famenftel Van de godlooste ongerijmdheden,<br />

welke aan 't volk geleefdt werden; de eerfte<br />

was redelijker en zuiveret, doch evenwel nog<br />

met fabelen vermengt. Zij gaven verborgenheden<br />

voor, en bevorderden het bijgeloof om dat<br />

zij die beiden voordeelig vonden voor hun zeiven.<br />

Priesterlijk bedrog heeft meer of min in,<br />

alle eeuwen de overhand gehad; en zoo wel de<br />

natuurlijke als de geopenbaarde godsdienst is be-.<br />

fmet geworden door ongerijmdheden en menfehen<br />

lijke overleveringen.<br />

Weergalmt van zijne lier, en Thebé met haar wallen<br />

En honderd poorten ligt ten puinhoop in gevallen.<br />

Riviervisch bidt men hier, daar bidt men zeevisch aan;<br />

Ginds viert inen eenen hond; maar niemand eert Diiian:<br />

Ja knoflook en Ajuin te knaauwen is verboden.<br />

t> Wonder heilig volk, dat zulke groote Goden<br />

In uwe hóven.kweekt! Geen fchapenvlcesch wordt daar-<br />

Ter tafel opgedischt, geen teder; geitje, maar<br />

een mensch wordt fchroomeloos ,gekeelt en opgevreten, ,<br />

De een, die vol nijdigheid, des anders Goden haat,<br />

ZE*<br />

Meent dat men maar alleen zijn Goón bphoort te vreezeif.<br />

XV SCHIMPDICHT vat., doei- L. S CHE nuf ES»<br />

D 2


5^ H E D E N B A A G S C H E LES I.<br />

Z E D E N .<br />

' GODSDIENST heeft eenen grooten invloed<br />

öp de zeden. Zoo lang de godsdienstige beginzels<br />

van een volk onzuiver en woest zijn, konnen<br />

deszelfs zeden geen ander voorkomen hebben;<br />

maar deze worden eenvouwdig en zuiver,<br />

zoo haast een volk juiste en redelijke begrippen<br />

begint te vormen van het opperwezen en van<br />

den eerdienst overeenkomstig den zuiveren en<br />

geestelijken aart van dat wezen. De zeden der<br />

Egijptenaren geleken naar derzelver Godsdienst,<br />

en het eene werkte op het andere. Eerbied voor<br />

de ouders en hooge jaren, erkentenis voor ontvangene<br />

weldaden, geneigtheid tot vrede en eene<br />

verkleeftheid aan < ude gewoontens waren hunne<br />

voornaamste deugden, en die, welke zij zorgvuldigst<br />

de jeugd poogden inteicherpen. Hunne<br />

ondeugden waren menigvuldig, en 't kon niet<br />

wel anders zijn, dewijl de Egijptenaars een verwijft<br />

eu lui volk waren. In Egijpte hielden de<br />

mannen zich bezig met fpinnen, de vrouwen namen<br />

de zaken binnen en buitens huis waar. De<br />

meisjes en niet de knechtkens waren verplicht<br />

zorg. te dragen voor hunne ouderen. Alle vreemdelingen<br />

waren bij hen in verachting; en eene<br />

verwaande onkunde boezemde hen in dat buiten<br />

de voortbrengzeis van hun eigen land, niets hunne<br />

aandacht verdiende: een duidelijk bewijs dat<br />

de oude Egijptenaars onkundig waren van de<br />

mid-


LES ï. G E S C H I E D E N I S . 53<br />

middelen om eene natie te verbeteren en te be-<br />

fchaven. Ongelegenheden uit den weg te ruimen<br />

door verandering in de wetten te maken, oude<br />

en flechte gewoontens te vernietigen om nieuwe<br />

en betere aantenemen, door zulks te doen heb­<br />

ben de volken zich der barbaarsheid onttrokken<br />

en is het geluk der maatlchappij bevordert ge­<br />

worden.<br />

K O N S T E N.<br />

D E konsten ftrekken om den handarbeid te ge*<br />

moet te komen; om zoo wel de noodwendighe­<br />

den als de gerieflijkheden des levens te bezorgen<br />

en daar door onzen tegenwoordigen ftand aange­<br />

namer en gelukkiger te maken. In de eerfte tijd­<br />

vakken der maatfehappij moeten de konstén ge­<br />

ring en onvolkomen geweest zijn; dit konde niet<br />

wel anders. De ware behoeften van den mensch<br />

zijn niet menigvuldig, en zoo lang zij geene an­<br />

dere behoeften kenden, werden die' konsten<br />

flechts aangekweekt door welken dezelven ge­<br />

makkelijkst konden bezorgt worden, Toen de<br />

Volken hunne gemeenfehap door den koophandel<br />

uitgebreid en fmaak verkregen hadden voor da<br />

lieflijkheden des levens, toen eerst werden veele<br />

konsten, welke zoo zeer ftrekken tot de geneug-i<br />

tens en de vermaken eens volks, uitgevonden.<br />

De konsten, derhalven, welke een gemakkelijk,<br />

lui leven en de ondeugd bevorderen, zijn van<br />

later tijd dan die, welken wij vplftrekt tot ons<br />

P 3 te*


§4 H E D E N D A A G S C H E IES U<br />

leven benodigt hebben en deze laatfte moeten<br />

ten naasten bij zoo oud zijn als de fchepping.<br />

EGIJPTE was de bakermat der konsten. De<br />

uitvinding van den ploeg, een ftuk het welk in<br />

den akkerbouw onontbeerlijk is, zijn wij aan dat<br />

land verfchuldigt. De eerfte ploegen , tot het bebouwen<br />

van den grond gebruikt, waren alle van<br />

hout. „ Een bewijs, zegt de heer Goguet, dat<br />

„ het beploegen van den grond eerst plaats had<br />

„ in ligte gronden, zoodanig als die van Egijpte."<br />

Toen de ploeg nog niet was uitgevonden, maakte<br />

men in den landbouw gebruik van houte fpaden.<br />

In fommige deelen van Schotland, vooral' op de<br />

-hooge landen, word de ïpade gebruikt in ftede<br />

van de ploeg. Doch zulks moet toegewezen<br />

worden aan de armoede van den bruiker, of aan<br />

de oneffenheid of ongefchiktheid van den grond.<br />

Ijzer, van zulk een algemeen gebruik in de<br />

konsten, werd van alle de metalen het laatst<br />

ontdekt, en het laatfte gebruikt in het tuigwerkelijke.<br />

Behoefte, benevens een bezef daar van,<br />

was met de kloekzinnigheid de moeder der konsten.<br />

Dan, te vergeefsch zouden wij onze behoefte<br />

kennen, zoo de God der natuur geene<br />

ftoffen en vernuft gefchonken had, om' dezelve<br />

daar door te vervullen. Nu wij een tijd beleven,<br />

in welken de konstcn tot groote volkomenheid<br />

gebragt zijn, en wij de voordeden genieten,<br />

welke zij ons verfchaflen, laten wij ons<br />

'•• " £ 0 wei-


LES ï. G E S C H I E D E N I S . 55<br />

weinig gelegen zijn aan de groote pogingen, die<br />

'er Jiodig geweest zijn om dezelven voorttebrenbrengen.'<br />

met dit alles word ons verhaalt, dat'er<br />

oorden in de wereld beftaan, welker bewoners<br />

nog onkundig zijn van de noodwendigfte en nuttigfte<br />

konsten. Er zijn natiën of liever ftammen<br />

van woeste menfehen, die het gemeenzaam voedzel,<br />

het brood namenlijk, niet kennen. Het vuur,<br />

ten minsten hoe het zelve te bewaren en op nieuw<br />

te maken, was in de wereld langen tijd onbekent;<br />

uit de welbekende fabel van Prometheus<br />

zien wij, dat de heidenen het vuur hielden als<br />

van den hemel te komen. Magellan zegt, dat<br />

de volken van de Marie-anne Eilanden het vuur<br />

hielden voor een dier, het welk zich met hout<br />

voedde, ook was dat volk bevreest het zelve te<br />

naderen. Schoon Mexico en Peru overvloed hadden<br />

aan ijzer, was echter het gebruik van dat<br />

metaal aan de bewoners dier landen niet bekent,<br />

toen de Spanjaards daar eerst aankwamen. De<br />

oorfprong van de eenvoudigfte en ligtfte konst,<br />

zoo haast dezelve toebrengt tot de vervulling onzêr<br />

behoeftens, of tot de vermeerdering der gerieflijkheden,<br />

het zij dezelve een gefchenk van<br />

de natuur of het uitwerkzel van kloekzinnigheid<br />

zij, verdient onze bewondering. Het toevallige<br />

heeft aanleiding gegeven tot veele konsten; want<br />

alhoewel de noodzakelijkheid de menfehen noopte<br />

pogingen'te doen ter vervullinge hunner behoeften,<br />

en die pogingen meestal gelukten, zou*<br />

D E N<br />

D 4


$6 H p p E p D A A S S C H » « s i ,<br />

den evenwel verfcheide noodwendigheden des Ieyens<br />

niet hebben kunnen ontdekt worden zonder<br />

gelukkige toevalligheden» ' •<br />

DE Egijptenaars waren reeds in de vroege<br />

tijdvakten der wereld bekent met de konsten.<br />

Hun linne-garen, (het welk men wil dat zeer<br />

fijn gefponnen was), en hunne fijne ftoffen, welks<br />

in de H. Schrift vermeit worden, bewijzen<br />

dat zij-de konst van fpinnen en weven zeer wel<br />

verftonden. De tijdnaalden of Piramiden, die<br />

verbazende groote ftukken, welke zoo veele eeuwen<br />

verduurt hebben, ftrekken tot duidelijke gedenkftukken<br />

van hunne ervarenheid in de.bouwkunde;<br />

zij hadden nogthans een Hechten fmaak.<br />

Men vind geen tekeniiig, geen evenredigheid in<br />

.die openbare werken. Alles wat de gefchicdfchrijvers<br />

en reizigers gezegt hebben wegens den<br />

tijd wanneer, en de lieden door wie deze piramiden<br />

gebouwt wierden, is flechts gisfing. Zommige<br />

menen dat dezelven reeds voor den zondvloed<br />

beftaan hebben, andere dat ze het werk<br />

waren der Israëliten gedurende derzelver dienstbaarheid<br />

in Egijpte.' De waarfchijnlijkfte gisfing<br />

komt ons voor deze te zijn, dat het grafnaalden<br />

waren, waarin de gebalzemde lijken hunner kaningen<br />

en groote mannen geplaatst wierden; want<br />

de Egijptenaars geloofden dat de onfterflijkheid<br />

der ziele flechts zoo lang duurde als hunne lichamen<br />

onverganglijk bleven.<br />

WE-


£ES Ï. G E S C H I E D E N I S . 5?<br />

W E T E N S C H A P P E N .<br />

DE konsten en wetenfehappen ftaan in een<br />

naauw verband met eikanderen; zij beftaan te<br />

zamen, en de verbeteringen van de eene hebben<br />

eene ftrekking om de andere volkomener te maken.<br />

Waar de konsten bloeijen, worden vindingrijke<br />

vernuften aangeprikkelt tot het doen<br />

van nafporingen en tot het bevorderen van kundigheden.<br />

De verdeeling des lands, de gegraven<br />

grachten, om in dezelven het water van den nijl<br />

te ontvangen, en hunne naaukeurige afmetingen<br />

der waterrijzingen, toonen aan dat de Egijptenaars<br />

ervaren zijn geweest in de tuigwerk- en<br />

meet-kunde; ook waren zij geene vreemdelingen<br />

in de ftarrenkunde. Zij verdeelden den zonneweg<br />

in twaalf tekenen, kenden de bewegingen<br />

der hemelfche lichamen, berekenden de verduisteringen<br />

en wisten de oorzaken van dezelven.<br />

Zij hadden eenig begrip van het ftelzel der mcerwerelden,<br />

en van de beweging en wenteling des<br />

aardbols. De Egijptenaars maakten gebruik van<br />

' een beeldfprakig en zinnebeeldig fchrift, dat is,<br />

de gedaante van een voorwerp werd geplaatst<br />

om het voorwerp te verbeelden, en deze gedaante<br />

plaatzing was, alvorens het letter-fchrift<br />

wierd uitgedagt, waarfchijnlijk de fchrijfwijze<br />

bij alle volken in gebruik. Onze letters kwamen<br />

van de Romeinen, het Romcinfche letterfchrift<br />

van de Grieken, en de griekfche letters, eenige<br />

D 5 van


58 H E D E N T J A A G S C H E LES r.<br />

van welken oorlpronglijk hebreeuwfche waren,<br />

kwamen van de Phenicièïs. Men kan des met<br />

waarfchijnlijkheid hier uit opmaken, dat de letters<br />

niet voor den tijd van Mozes bekent waren,<br />

en dat God zelf die op den berg Horeb aan dien<br />

wetgever fchonk. — Uit de Gefchiedenis der<br />

oude Egijptenaren, welke tot ons is gekomen,<br />

bemerken wij dat zij een vindingrijk vernuft bezaten,<br />

doch zij bragten niets tot volkomenheid.<br />

Hunne bijgeloovigheid was van de grooffte zoort,<br />

ook waren zij zeer verkleeft aan ongerijmde gewoontens.<br />

De konsten en wetenfehappen worden<br />

tot volkomenheid gebragt door trapswijze<br />

verbeteringen; de een heeft de eer van uitgevonden<br />

en de andere die van verbetert te hebben.<br />

G R I E K E N .<br />

ALLES wat tot de oude Grieken betrekking<br />

heeft, is onze oplettenheid wel waardig. Zij<br />

hadden juiste denkbeelden van de onvervreemdbare<br />

rechten van den mensch, en hunne edelaartige<br />

en gelukkige worftelingen voor de vrijheid<br />

waren veelvuldig. Vrijheid bewerkte de wetten<br />

van de onderfcheidene Griekfche Gemeenebesten,<br />

had invloed op hunne zeden en fmaak, en<br />

begunstigde de bevorderingen der konsten en wetenfehappen.<br />

SPARTA en Athenen waren de twee Gemee-<br />

nebesten van Griekenland., welke de grootfte<br />

Ver-


EES x G E S C H I E D E N I S . 59<br />

vertooning maakten; beide waren dapper en ondernemende;<br />

bezield met vrijheids - ijver verrigtten<br />

zij de heldhaftigfte daden, en evenwel verfchilden<br />

de Spartanen en Atheniënzers zeer veel<br />

van den anderen in zeden. Deze ongelijkheid<br />

kon niet veroorzaakt worden door de luchtftreek,<br />

maar moet uit eene andere oorzaak zijn voortgekomen.<br />

Hoedanig ook de zeden der Spartanen<br />

mogen geweest zijn, alvorens Lacedemonië beftuurt<br />

werd naar de wetten van Lijcurgus, ben<br />

ik gerieigt te denken, dat zijne wetten, door dit<br />

volk ten naasten bij vijfhonderd jaren in acht<br />

genomen, grooten invloed hadden op deszelfs<br />

daden.<br />

W E T T E N V A N L I J C U R G U S .<br />

ZIJNE 'wetten zeer naauw vermaagdfchapt<br />

zijnde met de goede zeden, deedt hij wat flechts<br />

weinig wetgevers gedaan hebben. Rijkdom en<br />

armoede leiden veeltijds tot ondeugd; om rijk te<br />

worden en geen armoede te lijden gefchied 'er<br />

vrij veel kwaad in de maatfehappij, om die reden<br />

banden hij ze beiden uit Sparta. De landen<br />

werden 'er gelijkelijk verdeelt onder de burgers.<br />

Ijzer-geld was de eenige gangbare munt. Zilver<br />

en goud waren in Sparta verboden. De<br />

konsten, welke tot de weelde des levens toebragten,<br />

werden tegengegaan. De Spartanen walen<br />

verplicht om in 't openbaar te eten, hunne<br />

fpijs beftond in een greof voedzel. Eenvoudige<br />

'Ipijs


6o H E D E N D A A G S C H E EESI.<br />

fpijs voldoet den honger; wel toebereide en fijne<br />

fpijzen wekken en verleiden ,den eet-lust. Ter­<br />

wijl zij aan 't maal zaten werden zij onderhou­<br />

den met Jesfen van matigheid en bedaardheid.<br />

Op deze wijze wierden de Lacedemoniërs geleert<br />

nederig en vergenoegt te zijn; zich zeiven gelijk<br />

in rang te befchouwen, alle zelfsheid, verwijfd­<br />

heid en trotsheid te verachten, en, gemeenfchap-<br />

pelijk met den anderen opgevoed zijnde, zich<br />

zeiven aantezien als kinderen van den ftaat, niet<br />

als kinderen van bijzondere perfonen. Langs<br />

dien weg was het dat zij, van hunne vroegfte<br />

jeugd af, zich gewenden een edelmoedige gene­<br />

genheid voor eikanderen optevatten, en door ee­<br />

ne edele zucht gedreven werden om uittemun-<br />

ten. De oude heden droegen zorg dezulken<br />

aanteprijzen die lof verdienden en die genen te<br />

laken en te berispen, die flecht handelden. Ten,<br />

einde de Spartanen van derzelver kindsheid af te<br />

gewennen op hunne hoede te zijn en geen ge­<br />

vaar te vrcezen, waren de kinderen verplicht<br />

hun voedzel te ftelen, en wanneer het diefftal<br />

ontdekt wierd, werd den dief geftraft om dat<br />

hij zich niet behendig genoeg gedragen hadde.<br />

't Gedrag van eenen fpartaani'chen jongen is een<br />

iegelijk bekent. Hij had een jongen vos geftolen<br />

en hield hem onder zijn gewaad verborgen, doch<br />

het dier geen zin in dien ftand hebbende, zogt<br />

te ontkomen; de jongen, liever dan te doen blij­<br />

ken dat hij den .vos geftolen had, liet geduldig


LES i. G E S C H I E D E N I S . 6I<br />

zich de zijde doorknagen tot dat de ingewanden<br />

naar buiten kwamen. Aldus maakt de kragt der<br />

gewoonte moeilijke en onnatuurlijke zaken natuurlijk<br />

en ligt, en een bezef van Ichande overtreft<br />

dikwijls de finertelijkfte gewaarwordingen.<br />

S P A R T A A N S C H E Z E D E N .<br />

MEN heeft de Spartanen wegens hunne zeden<br />

gelaakt om dat men meende dat eene diefachtige<br />

geneigtheid moest aanmoedigen tot roof. Wij<br />

Vinden echter niet, fchoon het een gedeelte van<br />

de opvoeding der kinderen van dat land was,<br />

dat de Spartanen, ouder geworden, meer tot ftelen<br />

geneigt waren dan andere natiën. Het was<br />

geenzins om in hen een zucht optewekken tot<br />

het begeeren van eens anders goed, dat men hen<br />

die lesfen gaf, maar om hen ftout eti behendig<br />

te maken. Hun verftand werd aangekweekt door<br />

eene beftendige gewoonte van redenkavelen in<br />

korte en toepaslijke fpreuken, om welke korte<br />

gezegdens zij vermaard waren. Dus zegt men<br />

hederidaagsch van iemand, die kort en zakelijk<br />

fpreekt, hij fpreekt Laconiesch. De vrouwsperfonen<br />

om hare lichamen te harden en gezond te<br />

maken, hadden hare oeffenfpelen zoo wel als de<br />

mannen. Deze oefFeningen weken niet van 't<br />

zedige af. Door den invloed der wetten van<br />

Lijcurgus bleef de zedigheid langen tijd ftand<br />

houden in Sparta. De ongebondenheid nogthans<br />

brak ten langen lesten uit door het ganfche Gemee-


62 H E D E N D A A G S C H E LESE<br />

meencbest, en de Spartaanfche vrouwen werden<br />

de fchandvlek' harer kunne. De Lacedemonifche<br />

vrouwen hadden een groot vermogen over hare<br />

mannen. Een vreemdeling zeide eens tegen de<br />

vrouw van Leönidas: „ gij lieden zijt de eenig-<br />

„ fte vrouwen die de mannen beheerscht; 't is<br />

„ zoo, zeide zij, en wij zijn de eenige vrqu-<br />

„ wen, die moeders zijn van mannen." Het huwelijk<br />

wierd in Sparta hoog geëert, de ongehuwden<br />

ftaat wierd 'er veracht: naauwlijks kende<br />

men 'er de namen van oude vrijfter en puden<br />

vrijer. Een jongeling weigerde opteftaan bij de<br />

aannadering van een doorluchtigen veldheer, om<br />

dat dezen nooit was gehuwt geweest: „ Gij hebt<br />

3, geene kinderen zeide hij hem, die mij denat<br />

zelfden eerbied zouden konnen bewijzen en bij<br />

„ mijne' aankomst opftaan." De Spartanen bezaten<br />

groote dapperheid en verwierven veel krijgs,roem.<br />

Zij leefden altoos in 't veld en trokken<br />

tegen hunne vijanden op met eenen moed, welke<br />

door niets te bekoelen was. Nogthans moeten<br />

zij, volgens hunne wetten, flechts eenen verdedigenden<br />

oorlog voeren. De Spartaanfche zeden<br />

ftrekten ten teugel aan hunne hartstochten, en<br />

200 lang zij zich beijverden aan de wetten van<br />

Lijcurgus te gehoorzamen, ook zoo lang maakten<br />

zij het eerfte Gemeenebest uit van Griekenland<br />

en verwierven het vertrouwen en de'achting van<br />

de omliggende ftaten.<br />

IK


EES t G E S C H I E D E N I S . 63<br />

IK onderwinde mij niet te zeggen dat de Spartaanfche<br />

zeden volmaakt waren, ook zou ik dezelven<br />

niet als een voorbeeld ter navolginge van<br />

andere volken willen geven. De volmaaktheid<br />

word op deze wereld niet bereikt, en geene der<br />

oude koningrijken of Gemeenebestén konnen ten<br />

voorbedde dienen voor befchaafde en handeldrijvende<br />

natiën.<br />

DE geftrenge deugd der Lacedemoniërs ontaartte<br />

zomtijds in barbaarsheid. Geftrengelijk<br />

ftraf," wierden hunne harten niet vermurwt door<br />

zachter deugden. Volgens de wetten van Sparta<br />

was het de ouders geöorloft hunne zwakke kinderen<br />

te verlaten of ter dood te brengen, en deze<br />

onnatuurlijke wreedheid oeffenden zij dikwijls.<br />

Met oogmerk om hunne, kinderen aan pijn en<br />

fmerten te gewennen, geesfelden zij dezelven<br />

zoo onbarmhartig, dat zomtijds veelen daar aan<br />

ftierven. De heloten of Haven, die de landen<br />

der Spartanen bebouwden, werden door hunne<br />

onbarmhartige meesters met de barbaarfte ge*<br />

ftrengheid behandelt. In één woord, de Spartanen<br />

ichijnen door de wijze hunner opvoeding zich<br />

aan eene te groote ongevoeligheid gewent te<br />

hebben; in dit opzichte waren zij te laken. Dan,<br />

fchoon zij als mensch niet zoo aandoenlijk waren<br />

als zij hadden behooren te zijn, verdienen zij,<br />

niettemin, geprezen te worden. De Spartanen<br />

bezaten eene grootmoedigheid van ziel, zoo als<br />

paar


64 H E D E N D A A G S ' C Ö E LES £<br />

maar zelden aangetroffen word bij de hedendaag­<br />

fche volken. Een burger van dat Gemeenebest<br />

afgekeurt tot raad der driehonderd, zeide, „ zich<br />

„ gelukkig te achten dat Sparta driehonderd bur-<br />

„ gers kon vinden,-die beter waren dan hij zelf."<br />

Een der Spartaanfche koningen gevraagt zijnde:<br />

onder welke regeering de mensch het. veiligst<br />

konde leven? antwoordde: „ onder die, waar<br />

„ het volk noch rijk noch arm is, waar de op-<br />

5, rechtheid vrienden vind en het bedrog geene."<br />

WETTEN DER ATHENIENZEREN.<br />

DE grondbeginzels en zeden van de ingezete­<br />

nen van Athenen verfchilden veel met die van<br />

Sparta. Zij waren meer dan een der Griekfche<br />

Haten bezielt met eenen gloeijenden ijver voor<br />

de vrijheid. Hunne zucht om vrij te zijn duldde<br />

niet zich aan de koninglijke magt te onderwer­<br />

pen. Het koningfchap wierd in Athene vernie­<br />

tigt, en de opperfte magt geftelt in de handen<br />

van 't volk. Geene maatfehappij kan beftaan<br />

zonder wetten. De Athéners waren zonder wet­<br />

boek. Draco ftelde een wetboek op, omtrent<br />

624 jaren voor de geboorte van Christus. Doch<br />

zijne wetten, welke de doodftraf ftelden op alle<br />

misdaden, waren zoo ftreng, dat men dezelven<br />

onbeftaanbaar vond met de regeering en het ge­<br />

luk van een vrij volk.<br />

SOLON, een raau van uitmuntende gehoor»<br />

ca


EES ö G E S C H I E D E N I S . ég<br />

en kundigheid, ftelde omftreeks 66 jaren na Draco,<br />

een nieuw wétbpêk op voor . zijne landgenoten,<br />

meer onvèrëcnkomstig met derzelver z#<br />

den en toeftand; om die wetten alle optenoemen<br />

zou den lezer maar weinig bevallen. Genoeg zij<br />

het te zeggen: dat zijne wetten onvolmaakt waren.<br />

Hij poogde alle de bijzondere rangen inden<br />

ftaat te behagen, en derha'lvert raakte hij<br />

niet aan alle de wortels van het kwaad. Solori<br />

was evenwél niet te laken, zoo 't waarheid zij,"<br />

't geen hij zeide: dat zijne wetten ingericht waren<br />

naar de omftandighedcn der Athéneren en def<br />

besten die zij in ftaat waren aahtenemeiï.<br />

OORLOG was de eenige bezigheid der Spartanen.<br />

. Elk burger was 'er verplicht een held te<br />

zijn of zijn laud te verlaten. De Atheniënzers'<br />

kweekten de geleerdheid en de konsten aan. Zij<br />

waren verplicht de wapens optevatten wanneer de<br />

nood van den ftaat zulks verëischte, maar in tijd<br />

van vrede konden zij zich toeleggen op zodanige;<br />

zaken waar toe hun vernuft of begeerte hen neig-'<br />

de. In fparta vernielde de armoede, die men 'er'<br />

beminde, de drijfveeren der gierigheid; In Athene<br />

was de hoop op rijkdom de prikkel van vernuft<br />

en vlijt. De Spartanen, van' hunne kindsheid<br />

af gewoon te gehoorzamen, onderwierpen<br />

zich gereedelijk aan de wetten: de Atheniënzers<br />

konden zich aan geène onderwerping gewennen:<br />

eene uittermate zucht voor de vrijheid br'agt bij<br />

E hen


66 H E D E N D A A G S C H E LES E<br />

hen "eene losbandigheid voort; zij verachtten de<br />

wetten en de magiftraten, wier magt te zwak<br />

was om hen binnen behoorlijke palert te houden.<br />

INDIEN de Regeering een invloed heeft op<br />

de zeden, zoo hebben de zeden insgelijks een invloed<br />

op de Regeering. De geftrenge wetten<br />

van Lijcurgus, geftemt zijnde naar de geftrengheid<br />

der Spartaanfche zeden, maakten dat het<br />

volk overeenkomstig daar mede handelde. De<br />

zeden der Atheners waren van een leniger aart;<br />

men had 'er fmaak in vermaken, en dewijl men<br />

'er bij gebrek aan beginzels onbefïendig was,<br />

kon een Hecht ftelzel van wetten 'er de zeden<br />

niet verbeteren. Zodanig %vas het ondericheid<br />

tusfehen deze beide oude vermaarde Gemeenebesten.<br />

De' Spartaanfche geilrengheid ontaartte<br />

dikwijls in wreedheid, terwijl de Atheners menfchelijk,<br />

heusch, wellevend en vernuftig, zich<br />

zeiven onderfcheidden door roemrijke' daden en<br />

edele werkdrukken. Het volk van Sparta handelde<br />

de Heloten met groote barbaarsheid, de<br />

burgers van Athene gedroegen zich met zoo veel<br />

menselijkheid jegens hunne flaven, dat huisbedienden<br />

van de hedendaagfche tijden niet beter<br />

behandelt zouden konnen worden.<br />

F R A I J E K O N S T E N .<br />

DE fraije konsten wierden in Griekenland aan-<br />

ge-


LES I.' G E S C H I E D E N I S . ör<br />

gekweekt en tot groote volmaaktheid gebragfc<br />

De vrijheid heeft invloed op den fmaak, en<br />

wanneer een volk door nijverheid rijkdom verkregen<br />

heeft, haakt het naar de vermaken des<br />

levens en jaagt dezelven na j' als dan worden de<br />

fraije konsten aangemoedigt als middelen, door<br />

welke men zijne-rijkdommen kan ten toon Ipreiden<br />

en genieten. Pericics, een edel en vermaard<br />

Athener, was de eerfte onder de Grieken die de<br />

fraije konsten aanmoedigde en beichermdc, eh<br />

deszelfs landgenoten bleven nog lang na hem in<br />

dezelven uitmunten. Wij zijn aan de Grieken<br />

de drie bouw-ordens verfchuldigt; dè Corinthifche,<br />

de Dorifche en de Iönifche: deze zijn nog<br />

heden de regelmaat des goeden fmaaks in 't bouwen.<br />

De Grieken hebben uitmuntende fchilders<br />

en beeldhouwers voortgebragt. Phidias bragt de<br />

beeldhoukunde tot volmaaktheid: Praxiteles maakte<br />

de twee keurlijke en zoo veel bewonderde<br />

ftandbeelden van Venus. Hij gaf aan het volk<br />

van Coös de keuze van die beide Hukken, welke<br />

hij op eenen gelijken prijs Helde, zij kozen<br />

het minst fchoone, om dat het gekleed en het<br />

andere naakt was; een waardig voorbeeld van<br />

zedigheid. De Griekfche fchilders gebruikte<br />

Hechts vier kleuren in 't fchilderen, zwart, wit,<br />

rood en geel. Zij hadden kennis van 't gene<br />

men dag en fchaduw in de fchilderkonst noemt,<br />

waar door het gefchildert beeld meer rondheid<br />

verkrijgt. Het is evenwel waarfchijnlijk dat j$j<br />

Es &


68 H E E - E N D A A G S C I I E LES E<br />

in die konst beneden eenen Raphaè'1 en zoramige<br />

andere later fchilders waren. De konsten van<br />

vernuft wierden in Griekenland deftig beloont.<br />

Dit was de beste prikkel, door welke de konste-<br />

naar tot naijver aangemoedigt wierden om in hun­<br />

ne onderfcheidene takken van konst-oeffening uit-<br />

tcmunten.<br />

M Ü Z I E E.<br />

D E Grieken waren liefhebbers van de Muziek:<br />

Zelfs had die konst invloed op hunne wetten en<br />

ftrekte om aan hunne zeden eene zekere zacht­<br />

heid te geven. Alle volken, 't zij barbaaren of<br />

befchaafde, hebben het vermogen of de kracht<br />

van de welluidenheid gevoelt, en een bewijs op-<br />

gelevert dat de fmaak voor de Muziek den mensch<br />

natuurlijk is. De Muziek lenigt de woeste ze­<br />

den, wekt den moed op en de liefde tot de<br />

deugd, zij zet ons aan tot het verrigten van ede­<br />

le daden. De Muziek- en de Dichtkonst zijn<br />

tweeling zusters. Voormaals Waren de Barden<br />

dichters en muziekanten beide, zij zongen de<br />

daden van hunnen held in dichterlijke vaarzen<br />

van hun eigen maakzel. De Muziek der ouden<br />

ivas mannelijk, krachtig, eenvoudig en majes­<br />

tueus; gefchikt om de driften te temmen en het<br />

gemoed intenemen. De verwijfde Muziek der<br />

hedendaagfche tijden was toen onbekent. De<br />

Muziekkonst, welke zoo hoog geacht was bij de<br />

Grieken, was in geene achting bij de Romeinen,<br />

die


LES ï. G E S C H I E D E N I S . 6*9<br />

die dezelve aan hunne flaven overlieten. De lier<br />

was het muziekaal fpeeltuig, van 't welk de ouden<br />

zich bedienden; in den beginne had dezelve<br />

flechts drie fnaren; Timotheus vermeerderde die<br />

tot elf, in 't vervolg werden 'er nog roeerder<br />

toe gevoegt. De Grieken hadden kennis van de<br />

Muziek die in onderfcheide partijen. te famen uitgevoerd<br />

word. Zij hadden agttien muziektoonen,<br />

die ieder door zoo veele bijzondere tekens<br />

onderfcheiden werden. Doch' de Gamma of tafel<br />

der muziek-noten, in de elfde eeuw uitgevonden<br />

door Guij d'Rezzo, heeft deze konst veel gemakkelijker<br />

gemaakt.<br />

D I C H T K O N S T .<br />

IN evenredigheid van de gaven welke wij van<br />

de natuur tot het beöeffenen van eenige konst<br />

ontvangen hebben, munten wij flechts in dezelve<br />

uit. Een mensch moet een dichter geboren zijn,<br />

zonder dit kan hij in die konst nooit een meester<br />

worden. Eene levendige verbeelding, een vin-,<br />

dingrijkc geest, een zuivere fmaak zijn vereisch-.,<br />

tens, zonder welke men in de dichtkonst niet<br />

kan uitmunten. Homerus en andere Griekfche<br />

dichters hebben door hunne fchriften getoont,<br />

dat zij deze begaafdheden bezaten. Hunne buigzaame,<br />

welluidende, majestueuze, bevallige en<br />

krachtige taal was gepast voor de Dichtkunde.<br />

Geen fpraak is zoo wel gefchikt als de Griekfche<br />

om aan den zin de klank van een echo te geven.<br />

E 3 DB


fo H E D E N D A A G S C H E LES E<br />

D E poëzij is misfchien de eerfte van alle<br />

konsten; de allerwoeste volken hebben dezelve<br />

beöeffent. De menfehen hebben altoos, door<br />

een foort van ingeichape neiging, behagen gefchept<br />

hunne vermaken en geluk te bezingen, de<br />

Godheid, die zij eerden, met dichterlijken zang<br />

te loven, de daden van den Held dien zij bewonderden<br />

te vermelden, en alles uittebazuinen<br />

.. wat zij wilden dat een indruk zou maken op het<br />

hart. De hartstochten, bijzonderlijk die van de<br />

tederer foort, bevorderen grootelijks die behagelijke<br />

konst. Ieder minnaar is een Dichter. Doch<br />

de menfchelijke aandoeningen vuuren veeltijds<br />

's dichters geest aan. Men verhaalt, dat het<br />

doel van Homerus, in 't opftellen van zijn Illiade<br />

was, een einde te maken aan de tweedracht<br />

en verbitteringen, welke ten zijnen tijde zoo<br />

fterk woedde in de Griekfche ftaten.<br />

HET Tooneelfpel kwam ten tijde van SOIOH<br />

te voorfchijn, want voor dat tijdvak verdiende<br />

de Griekfche vertoon.'ngen den naam niet van<br />

Tooncelfpclcn (t); Efchijlus tijdgenoot van Xerxes,<br />

toen deeze een inval deedt in Griekenland,<br />

was de vader van het Trcurfpel; hij poogde door<br />

fchrik en medelijden het hart te roeren. Sophodes<br />

maakte het Treurfpel belangrijker, zijne<br />

ont-<br />

(t) Het cerfte Trcurfpel wicrtl te Athene vertoont op een be­<br />

weegbaar toouecl of wagen door Thespis, 535 jaren voor de geioonc<br />

van Christus.


LES i. G E S C H I E D E N I S . f|<br />

ontwerpen waren regelmatiger, zijn verheven en<br />

krachtige ftijl was beter gefchikt voor dat foort<br />

van ftukken dan de ftijl van Efchijlus. Euripides,<br />

die met Sophocles naar den palm der overwinning<br />

dong, voerde in zijne Treurfpelen die<br />

wijsbegeerte ten tooneele, welke gefchikt is om<br />

de ziel liefde tot de deugd inteboezemen.<br />

D E bedoeling van 't Blijfpel is de ondeugd<br />

ten toon te ftellen door dezelve belachlijk te maken<br />

en zodanige menfchelijke gebreken op het<br />

tooneel te gispen, welke door geene menfchelijke<br />

wetten te verbeteren zijn (u). Het oude Blijfpel<br />

was daar in zeer gebrekig; het ftelde bekende<br />

karakters ten toon door regelrecht de perfonen<br />

aantewijzen en hen belachlijk te maken. De oude<br />

Blijfpel-dichter bekladde, gelijk een boosaartig<br />

hekelaar, den deugdzamen zoo wel als den boozen.<br />

Een bewijs van de losfe zeden der Atheniénzeren<br />

is, dat zij behagen konden fcheppen in<br />

de grappen van Aristophancs, zelfs daar deze<br />

eene poging deed Socrates belachlijk te maken<br />

en denzelven als een der flechtfte mannen.van<br />

Athenen op het Tooneel in een haatlijk licht te<br />

ftellen. Het middel-Blijfpel, zoo als het ge.<br />

noemt word, hoonde den perfoon door dien te<br />

noemen. Het nieuwe Blijfpel fchilderd de zeden<br />

zon-<br />

Cu) Het eerfte Büjfpel wierd te Aihcne vertoont op een Too­<br />

neel-wa jen 56a jaren voor Christus.<br />

E 4


72 H E D E N D A A G S C H E EES E<br />

zonder op iemand te wijzen. Het Blijfpel van<br />

onze tijden is gelijk Boileau zegt: „ een fpiegel,<br />

„ in welken een ieder zijn eigen beeltenis kan<br />

„ zien, om zijne cige dwaasheden lachgen en op<br />

„ eene aangename wijze Ieeren dezelven te ver-<br />

„ beteren." 1<br />

Men zou nogthans twijvelen mogen<br />

of ooit iemand zijne gebreken, die hij op het<br />

Tooneel zag ten toon ftellen, verbetert hebbe?<br />

Het fchouwburg word bezogt om 'er zich te<br />

verlustigen, niet om 'er eenig nut uittetrekken,<br />

en het tafereel van ondeugd en dwaasheid, het<br />

welk men daar vertoont, word van de toekijkers<br />

befchouwt als iet dat op anderen en niet op hun<br />

zeiven past.<br />

W IJ S B E G E E R T E.<br />

•DE tijd zou ons ontbreken indien wij alle de<br />

wijsgeeren en gefchiedfehrijvers zouden opnoemen<br />

door Griekenland voortgebragt. De fchriften<br />

van Thucijdides en Xenophon, van Plato en<br />

Aristoteles, zullen aan mijnen graag onderwezen<br />

lezer konnen leeren tot welken graad van volkomenheid<br />

de Grieken de gefchiedenis en wijsbegeerte<br />

gebragt hebben. Wij mogen hier aanmerken<br />

dat de kennis van de gefchiedenis één der<br />

grootftc voordeden is, welke wij de Grieken te<br />

danken hebben; doch uit het beöeffenen der ou-<br />

& griekfche wijsbegeerte is voor hedendaagfche<br />

volken niet veel nut te halen. De verfchillende<br />

ftelzeis der griekfche wijsgeeren, niet gegrond<br />

op


LES E G E S C H I E D E N I S . 73<br />

op rede en proeven, waren flechts inbeeldingen<br />

van hun eigen brein: hunne Zedekundige wijsbegeerte<br />

ftemt niet overeen met de waarheid en<br />

met de natuur van den mensch, noch is het gevolg<br />

van eene behoorlijke kennis van den aart<br />

van goed en kwaad.<br />

INDEDAAD Socrates fchijnt de beste zedelijke<br />

wijsgeer van alle de Grieken geweest te zijn.<br />

De Godfpraak noemde hem den wijsten man van<br />

zijnen tijd. Hij leeraarde, (want wij hebben geene<br />

fchriften van hem, ook ftelde hij niets op 't<br />

papier), dat de eigenlijke betrachting van den<br />

mensch is zich zelf te kennen; dat het doel der<br />

ware wijsbegeerte is de deugd zoo in 't openbaar<br />

als in 't bijzonder te bevorderen, dat de<br />

wijsbegeerte, die zulks niet doet, den naam van<br />

ware wijsbegeerte niet verdient. Doch Socrates<br />

verfcheen te vroeg in de wereld en de menfehen<br />

waren nog niet gefchikt om zijne wijze lesfèn<br />

aantenemen; zoo hij in onze verlichte tijden geleeft<br />

had, zou hij met luister als Christen wijsgeer<br />

hebben uitgeblonken. De Atheniënzers behandelden<br />

Socrates als een verachter van de Goden<br />

zijns lands, als een vijand van het gemeenebest,<br />

en om zijne diensten aan zijnen evenmensen<br />

bewezen te beloonen, deden zij hem den vergiftigden<br />

beker drinken. De Grieken waren wel<br />

ervaren in de krijgs - kunde zoo als dezelve dooide<br />

ouden geöeffent werd; hunne oorlogen met<br />

E 5 dc


74 H E E E N D A A G S C H E XES E<br />

de Pcrfen en de menigvuldige verfchillen onder<br />

hun zelve, maakten hen zeer bedreven in het<br />

legeren hunner heircn, in de fchikking hunner<br />

llag-orde, en in het verbeteren der wapenen en<br />

van den toettel hunner krijgsknegten: zij verftonden<br />

de meet- de itarren- de aardrijks- de genees-kunde<br />

en 't bellier der geldmiddelen, dat<br />

is, de wijze om een inkomen te ligten en -het<br />

zelve behoorlijk, te befturen; eene wetenfchap<br />

van veel aanbelang voor iedere Regeering.<br />

W E L S P R E K E N II E I D.<br />

D E welfprekenheid bloeit het meest in volksregeeringen:<br />

aldaar heeft de fpreker, die zich<br />

openlijk doet hoorcn, de beste aanfporing en de<br />

meeste gelegenheid om zijne redenkundige gaven<br />

ten toon te fpreiden en tot volmaaktheid in de<br />

konst van welfpreken te komen. Het Atheenfche<br />

beftuur was der welfprekenheid gunstig.<br />

Deze moest bloeijen in- eene ftad, waar de toejuiching<br />

van 't volk de weg was tot beruchtheid<br />

en de fortuin. De ware welfprekenheid is de<br />

konst om door rede te overtuigen: zij wekt de<br />

hartstochten op en overreed door te wei-ken op<br />

het gevoel en het oordeel der menfehen. In<br />

Griekenland wierd de redeneerkoust onderwezen<br />

even als andere wetenfehappen; de redenaar fprak<br />

niet alleen openlijk in de Ichoo'len, maar gewende<br />

zich zeiven zomtijds in 't openbaar te fpreken.<br />

De Sophisten of drogredenaars, die zich<br />

op-


LES ï. G E S C H I E D E N I S . 75<br />

opwierpen tot openbare onderwijzers, bedierven<br />

de Griekfche welfprekenheid: zij .weken af van<br />

het pad der waarheid en der natuur, leeraarden<br />

hunne fcholieren den fchijn der zaken te veranderen,<br />

aan !t valfche het vernis van waarheid te<br />

geven, te verbijsteren liever dan te overtuigen,<br />

ook waren zij altoos gereed om het voor of tegen<br />

van eene zaak te verdédigen.<br />

PERICLES herftelde de ware welfprekenheid<br />

te Athene en Demosthenes bragt dezelve tot volkomenheid.<br />

' De natuur had Demosthenes niet tot<br />

een redenaar gevormt, zijn ftem was zwak, zijn<br />

'uitfpraak gebrekkig, hij kon de letter R niet uitbrengen<br />

: dit gebrekkige veroorzaakte dat hij<br />

Werd uitgejouwt toen' hij voor de ecrftemaal in<br />

't openbaar wilde fpreken. Een tooneelfpeler<br />

wien hij zijn ongeval klaagde, zeide hem: dat<br />

hij zich moest troosten en voor al niet wanhopen,<br />

dat 'er een geneesmiddel voor zijn gebrek<br />

was, en dat hij zeer wel een goed redenaar konde<br />

worden. De tooneelfpeler deedt hem eenige<br />

vaarzen opzeggen, welke hij daar na met zoo<br />

veel bevalligheid en nadruk herhaalde, dat Demosthenes<br />

dezelve bevondt eene geheele verfchillende<br />

uitwerking te hebben. Dit overtuigde den<br />

redenaar dat hij, om wel te Hagen, zich dagelijks<br />

moest oeffenen; om daar aan te voldoen bouwde<br />

hij een kleene hut, daar hij zich maanden aan<br />

den anderen bezig hield met overluid te redenceren.


76 H E P E N D A A G S C H E EES t.<br />

ren. Om zich zeiven aan het gedruis van eene<br />

oproerige vergadering te gewennen, begaf hij zich<br />

zomtijds aan den Zee-oever, om aldaar openlijk<br />

als tegen de baren te redenkavelen. Ter bevordering<br />

eener goede uitfpraak nam hij op andere<br />

tijden fteentjes in den mond onder het beklimmen<br />

of opwandelen van eenen heuvel. Volharding<br />

en eerzucht om uittemunten konnen de grootfte<br />

zwarigheden te boven komen. Demosthenes<br />

vermeesterde de natuur en beftuurde door de<br />

kragt zijner welfprekenheid de Atheniè'nzeren naar<br />

welbehagen. De beruchtfte redenaars moesten<br />

voor hem zwigten. Philippus van Macedoniën<br />

pleeg te zeggen: dat hij den donder der welfprekenheid<br />

van Demosthenes meer duchtte dan de<br />

vloot en legers van Griekenland. Zodanig een<br />

heeft grooten kans om als redenaar uit te munten,<br />

die zich zelvcn zorgvuldiglijk vormt naaide<br />

ouden; daar hij, die verzuimt Demosthenes<br />

en Cicero, die beide groote meesters in de redeneerkunde,<br />

natevolgen, nimmer als openbaar<br />

fpreker eenig vertoon in de wereld zal maken.<br />

ROME werd van kleine beginzels de meestres<br />

der wereld. Eenige weinige oorzaken bezorgden<br />

de Romeinen de algemecne heerfchappij. Door<br />

hunne ftaatzucht flrreefden zij naar het oppermagtig<br />

bewind over de wereld; deze ftaatzucht was<br />

door niets te beteugelen; zij grepen alle gelegenheden<br />

aan om die te voldoen: in de wijze<br />

hun-


LES 1. G E S C H I E D E N I S . 77<br />

hunner krijgstucht muntten zij uit; de oeffeningcn<br />

hunner krijgsknegten maakten dezelven gewoon<br />

aan den hardften arbeid en overwinnelijk<br />

in een veldflag, Hunne krijgsmiddelen waren onuitputlijk.<br />

De gemakkelijkheid waar mede zij<br />

hunne groote verliezen in den oorlog met Hannibal<br />

herftelden, is 'er een bewijs van. Hunne<br />

wetten wierden naauwkeurig en gereedelijk gehoorzaamt.<br />

„Niets is zoo magtig, zegt Montes-<br />

„ quieu, als een Gemeenebest, waar de wetten<br />

„ gehoorzaamt worden niet uit vrees of bij re-<br />

„ deneering maar uit zucht en ijver, gelijk zulks<br />

„ plaats had in Rome en te Sparta." Want in<br />

dien tijd wierd al den ijver, welken door partijfchap<br />

kon ingeboezemt worden, gevocgt bij het<br />

wijs beleid van een uitmuntend bewind. Een<br />

foort van geestdrift, die van vader tot zoon overging,<br />

zette leven bij aan alle hunne ondernemingen.<br />

D E Zeden der Romeinen bleven een geruimen<br />

tijd onbedorven. Hunne oprechtheid en armoede<br />

benevens hunne zucht om te overwinnen hielden<br />

hen op eenert afftand van die ondeugden, welke<br />

de ziel verflappen. In 't gene men de gelukkige<br />

tijden van 't Gemeenebest noemt, waren de Romeinen,<br />

't is waar, onbefchaaft en ruw van Zeden,<br />

maar zij waren niet verwijft; ook is de<br />

deugd zonder den glans van befchaaftheid hooger<br />

te fchatten dan ondeugd met befchaaftheid. Van<br />

de


?o H E D E N D A A G S E H E LES E<br />

de ftigting van Rome af in een tijdvak van vijfhonderd<br />

jaren, had 'er flechts eene enkele echtfchciding<br />

plaats en dat nog uit hoofde van Onvruchtbaarheid;<br />

een fterk bewijs hoe hoog de<br />

getrouwheid in den echt bij dat volk gefchat<br />

werd. Doch tijd en omftandigheden veranderen<br />

de zeden eens volks. De Romeinen, na Italië<br />

onderworpen te hebben, voerden hunne wapens<br />

in 't oosten, alwaar zij de ondeugden deiverwijfde<br />

Afiatifche volken aannamen. Deze ondeugden,<br />

in Rome overgebragt, bedierven de<br />

oude zeden en boeiden de veroveraars der wereld.<br />

De groote mannen werden het eerfte befmet<br />

en verleidden het volk door hun voorbeeld<br />

en door 't bekuipen van deszelfs gunst. De befmetting<br />

verfprèidde zich als een lopend vuur en<br />

tastte alle de rangen in den ftaat aan. De noodlottige<br />

gevolgen daar van waren de losbandigfte<br />

zeden, burger-oorlogen en verlies van vrijheid.<br />

De verbastering der Romeinfche zeden van deugd<br />

tot ondeugd veroorzaakte den val van dat vermaarde<br />

Gemeenebest en maakte hen, die ééns<br />

vrij waren, tot geboeide flaven.<br />

D E oude Romeinen waren langen tijd een'<br />

boersch en onwetend volk, onkundig van die<br />

verbeteringen, welke de gerieflijkheden en aan­<br />

genaamheden van 't leven bezorgen. De ftad<br />

Rome wierd eerst 575 jaren na hare ftigting be-<br />

ftraat.


LES & G E S C H I E D E N I S . 79<br />

ftraat. Gedurende vijfhonderd jaren ontbeerden<br />

de Romeinen de wijze vart' den tijd aftemeten.<br />

Scipio Nafica was de uitvinder van een wateruurwijzer.<br />

Een Griek, die ten tijde van Hannibal<br />

te Rome kwam, was de eerfte die de geneeskunde<br />

en heelkunde in die ftad oeffende.<br />

Ennius en Nevius waren de eerfte Romeinfche<br />

Gefchiedfchrijvers, zij fchreven in verzen; men<br />

ma"- met rede veronderftellen hunne dichtkunde<br />

barbaars te zijn geweest, en hunne Gefchiedenis<br />

van weinig aanbelang.<br />

D E Romeinen werden verlicht door hunne<br />

verkeering en handel met de Grieken. Plautus<br />

en Terentius trokken het Romeins Tooneel uit<br />

deszelfs barbaarsheid en voerden op het zelve<br />

de griekfche wijze van vertooning in. Hunne<br />

fpelen, bijzonderlijk die van Terentius, in den<br />

waren zin en ftijl van 't Blijfpel gefchreven,<br />

waren beter gefchikt voor het tooneel dan die,<br />

met welke de Romeinen zich tot aan dien tijd<br />

vermaakt hadden.- Polijbius toonde hen de wijze<br />

hoe de Gefchiedenis te fchrijven. Zij raakten<br />

bekent met de Griekfche wijsgeeren; en de<br />

fchriften der Grieken verbeterden den flechten<br />

fmaak der Romeinen, wier boerfche zeden daardoor<br />

tevens befchaaft en verfijnt werden. Cat'o,<br />

de oude, de tuchtmeester bijgenaamt, dié, bekommert<br />

voor de gevolgen, dergelijke verbete-<br />

rin-


80 H E D E N D A A G S C H E EES E<br />

ringen afkeurde, maakte een wet, bij welke de<br />

wijsgeeren en leeraars in de redeneerkunde uit<br />

Rome verbannen wierden. In dit opzichte handelde<br />

hij verkeert: de geleerdheid ftrekt eene natie<br />

tot nut: zoo lange de menfehen onkundig<br />

zijn, konnen zij niet wijs en gelukkig genaamt<br />

worden. De fchriften van Cicero, Virgilius;<br />

Horatius, Livius, SaJlustius en Tacitus doen den<br />

Romeinfelien naam meer eer aan dan alle de oorlogen<br />

en veroveringen van 't oude Rome. De<br />

geleerdheid kan, even als de Godsdienst en andere<br />

nuttige dingen, misbruikt worden, maar de<br />

geleerdheid, welke zich bezig houdt met haar<br />

ware doel, te weten met het nafporen der waarheid<br />

en het verfpreiden van nuttige kennis, is<br />

een van de grootfte zegeningen des menfchelijken<br />

levens. Het onderfeheid tusfehen een geletterd<br />

man en een onkundig mensch kan men zeggen<br />

zoo groot te zijn als dat tusfehen een redelijk en<br />

een zot mensch.<br />

„ IETS, dat ons ten uitterften verbaast, zegt<br />

„ een ichrander fchrijver, en 't gene te Rome<br />

„ nogthans eene zeer gemeene zaak was, is dat<br />

s, wij in éénen zelfden man, een magiftraat, een<br />

„ krijgsman, een richter, een veldoverften, een<br />

„ bekwaam pleiter, een fchrander ftaatkundigen,<br />

„ een ftaatsman en een geletterden zien, bekwaam<br />

„ om zich beroemd te maken en nuttig te zijn<br />

,, in


LES I. G E S C H I E D E N I S ) 8t<br />

„ in alle die verfchillende posten. Welke ver-<br />

„ bazende menfehen! Hunne opvoeding moet ge-<br />

„ wis zeer ondcifchéideh zijn geweest' van de<br />

„ onze! Hoe bekrompen is de kring binnen wel-<br />

,,' ken onze begaaftheden beperkt zijn." (v) In<br />

de hedendaagfche tijden word iemand zeer hoog<br />

geroemd, die in eenen enkelen post van 't leven<br />

zich wel kwijt; maar verfeheide posten ten nutte<br />

van 't algemeen wel te bekleeden, zou een foort<br />

van wonder van hem maken.<br />

(v) De Abt MILIOT.<br />

F TWEE-


8a H E D E N D A A G S C H E LES IE<br />

- T W E E D E L E S .<br />

Gefchiedenis, Wetten , Zeden , Gewoontens, Gods­<br />

dienst der Hedendaagfche Volken van Europa.<br />

belangrijkst tijdvak van de Hedendaagfche<br />

Gefchiedenis begint aan 't uit-einde van de<br />

agtfte eeuw, toen Karei de groote keizer wierd<br />

van 't westen; want die oorlogzuchtige en voorlfx>edige<br />

vorst, de volken t' ondergebragt hebbende,<br />

die bij 't verval van 't Romeinfc-he rijk<br />

bezit van Italië genomen en zich daar gevestigt<br />

hadden; meester zijnde van Frankrijk, Düitschland,<br />

de Nederlanden en een gedeelte van Spanje,<br />

wierd op kersdag van 't jaar agthonderd rot<br />

Roomsen-keizer gekroont door Paus Leo III.<br />

Om de verfchéide tijdvakken der hedendaagfche<br />

gefchiedenis met elkandcren te verbinden, zal<br />

ik, zoo verre het noodig is, in weinige woorden<br />

de oorzaken aanwijzen van het verval des Romeinfehen<br />

rijks en tevens doen zien, wie de ftigters<br />

waren van de hedendaagfche volken van<br />

Europa.<br />

DE omkeering van 't Romeinfche rijk door<br />

woeste barbaren, de roem en het vermogen van<br />

't oude Rome in ftof verkeert, de gedenkstukken<br />

van deszelfs grootheid en geleerdheid vernielt,<br />

dit


EES ix. G E S C H I . E D E N I S , 83<br />

dit alles vordert onze aandacht, als eene gebeur­<br />

tenis, welke geene wedergade heeft in de om­<br />

wentelingen der volken: de oorzaken, om zulk<br />

eene verbazende uitwerking voorttebrengcn, be-<br />

ftonden nogthans.<br />

ROME bezat eene zeer uitgeftrekte heerfchappij<br />

in Europa, Afia en Afrika. De fchatten van<br />

alle hare wingewesten verè'enigden zich in dik<br />

ftad, wier groote rijkdommen de weelde en de<br />

losbandigfte zeden voortbragten, waar door die<br />

liefde voor de vrijheid wierd uitgedooft, welke<br />

in de zuiverer tijden der Republiek hare burgers<br />

bezielde. Hare krijgsknegten, die ten tijde van<br />

't Gemeenebest zoo Hipt aan hunne bevelhebbers<br />

gehoorzaamden, bewust van welk gewicht zij<br />

waren in de worftelingen hunner groote mannen<br />

naar vermogen, wierden losbandig en de werktuigen<br />

van willekeurig gezach, verheffende tot<br />

den throon of doende in het ftof ter nedertuimelen<br />

die genen, die of hunne gunst verwierven of<br />

dezelve verbeurden.<br />

't Is niet mogelijk eene deugdzame natie te<br />

verflaven; ook verloor Rome hare vrijheid niet<br />

dan toen zij geen deugd meer bezat; dceh hare<br />

zeden eens bedorven zijnde, deedt zij zelfs geene<br />

poging om haare vrijheid weder te bekomen;<br />

zij bukte vrediglijk, in 't midden van zoo veele<br />

wisfelingen, onder den keizer van den dagv Ro-<br />

F 2 ÏBS


84 H E D E N D A A G S C H E LES IE<br />

me had evenwel nu en dan keizers, die groote<br />

mannen waren; deze deden wat zij konden om<br />

den droom van bedorvenheid en ondeugd te fluiten,<br />

ook fchecn Rome onder derzelver regeering<br />

eenigzins van hare befmetting te bekomen, doch<br />

't was flechts voor een oogenblik; haar kwaal<br />

was van de verouderdfte foort. Het bederf verfcheen<br />

op nieuw in zijn volfte kracht. Door<br />

hare gedurige inftortingen werd zij zwakker,<br />

tot dat eindelijk hare kwaal bleek doodelijk te<br />

zijn.<br />

CONSTANT IJ N, de eeifte Christen keizer,<br />

die een tegenzin in Rome had gekregen, alwaar<br />

hij, gelijk zommige Gefchiedfchrijvers melden,<br />

verfoeit wierd om zijne veelvuldige wreedheden,<br />

befloot eene nieuwe hoofdftad te bouwen, en<br />

daar toe het oude Bijzantium verkozen hebbende,<br />

het welk- aan den Thracifchen Bosphorus<br />

was gelegen, maakte hij van het zelve een tweede<br />

Rome en gaf aan die plaats den naam van<br />

Conftantinopolen, dat is, ftad van Conftantijn,<br />

en aan dezelve offerde hij de bclangens van 't<br />

rijk op. Deze gebeurtenis bragt veel toe tot het<br />

verval van de Romeinfche magt in 't westen:<br />

want door den zetel des bewinds overtebrengen<br />

naar Conftantinopolen, fchoon hij een fchutsmuur<br />

in 't oosten opwierp tegen de invallen der barbaren<br />

aan dien kant, liet hij Italië zonder behoorlijke<br />

verdediging. Rome viel toen Conftan-<br />

ti-


LES IE GESCHIEDENIS. 85<br />

tinopolen aan 't rijzen was, en bet rijk, onder<br />

de opvolgers van Conftantijn in twee gefplitst,<br />

zijnde het oosterfche en westerfche, wierd zwak<br />

door 't verlies van dien nadruk, welke het in<br />

de verëeniging van deszelfs deelen zou behouden<br />

hebben.<br />

HOE 't ook zij, het was ten tijde van Honorius,<br />

zoon van Theodofius, die zijne regeering<br />

in 't westen begon, in 't jaar onzes Heeren 395,<br />

dat de Barbaren, gelijk eenen overweldigenden<br />

ftroom, in Italië doorbraken. Uit de wouden<br />

van 't noorden voortkomende, verfpreidden zij.<br />

zich met eene verbazende fnelheid over de vruchtbare<br />

zuider landfehappen van Europa., Alles<br />

zwichte voor hunnen aandrang en geweldige magt..<br />

De fchoonfte landftreken en volkrijke fteden<br />

wierden van hen geplondert, verbrand en ver,<br />

woest. De dwingelanden en geesfels van 't menfchelijk<br />

gedacht vielen door 't zwaard dier barbaren,<br />

de fterkte en heerlijkheid van 't Romeinfche<br />

rijk, het werk eh wonder van eeuwen, wier-,<br />

den vernietigt en uit de verbazende puinen daar-,<br />

van rezen de hedendaagfche volken van Europa.<br />

Wederwraak en dorst naar verovering bezielde<br />

deze woeste ftrijders, niets kon hen wederftaan;<br />

alles wierd geplondert, verwoest en met bloed<br />

geverwt. Deze invallen, welke onder Radagaifuss<br />

met deszelfs Gothen, onder Alaric met deszelfs<br />

F 3 VÉ


86 H E D E N D A A G S C H E LES II,<br />

Vifigothen, onder Attila met deszelfs Hunnen,<br />

onder Genferic met deszelfs Wandalen, onder<br />

Gdoacer met deszelfs Herulen, en onder Theodoric<br />

met deszelfs Ostrogothen een ganfche eeuw door<br />

duurden, volgden eikanderen op met eene verbazende<br />

fhelheid. Eindelijk hield het noorden<br />

op deszelfs tienduizenden uitteftooten, doch' de<br />

bezittingen der Romeinen waren niet meer. Naaulijks<br />

zijn 'er eenige tekens van hunne wetten,<br />

zeden, geleerdheid en konsten overgebleven. De<br />

Vifigothen namen bezit van Spanje, de Franken<br />

van Gaine, de Saxers van Brittanië, de Hunnen<br />

van Pannoniën, de Ostrogothen van Italië. Van<br />

toen af werden in Europa, nieuwe regeeringsvormen,<br />

nieuwe wetten, talen, zeden, gewoontens<br />

en kleedingen ingevoert. Landftreken en<br />

dcrzelver bewoneren ontvingen nieuwe namen en<br />

ganfche Europa veranderde van gedaante.<br />

WIJ hebben bereids gefproken van de oorzaken,<br />

welke den val van 't Romeinfche rijk bewerkten,<br />

na dat het zelve twaalfhonderd .jaren<br />

met minder of meerder luister beftaan had. Indien<br />

mijne lezers verlangen volkomcner onderligt<br />

te zijn wegens de velerlei oorzaken, welke<br />

den val van dat rijk voorbereidden, aanbragten<br />

en verhaastte», wijzen wij" hén tot de hier ondergenoemde<br />

lchrijvers, die dezelve met zeer veel<br />

weliprekenheid en op eene wijsgcerige wijze<br />

heb-


i/ES ii» ' * G E S C H I E D E N I S . 8;<br />

hebben aangewezen en befchrcven (w). Verlangen<br />

zij wijders te weten wie de genen waren,<br />

die het Romeinfche rijk verzwolgen? dan moet<br />

ik hen zeggen, dat het onze voorouders geweest<br />

zijn, wier afftammelingen wij zijn. Europa is<br />

ééne groote uitgebreide familje, in vedcheidene<br />

takken verdeelt, alle uit denzelfden wortel voortgekomen.<br />

De voorouders van de Engelfchen,<br />

JFrarifchen^ Spanjaarden, Italianen en Duitfchers<br />

waren Gothen, Vifigothen, Saxers, Franken,<br />

Wandalen, Hunnen; alle die volken kwamen uit<br />

een en het zelfde , volks - heir. De noordelijke<br />

ftreken bragten hen voort, en hunne voorvaders<br />

kwamen naar alle waarfchijnlijkheid uit het oude<br />

Scijthië of uit het nieuwe Afiatiesch-Tartarijë.<br />

Na dat zij de verwijfde Romeinen grootendeds<br />

vernietigt en de gedenkftukken van derzelver vorige<br />

grootheid vernielt hadden, geraakte hunne<br />

woede aan 't bedaren en zij vestigden zich in de<br />

landftreken, die zij veroverd hadden.<br />

R E G E E R I N G .<br />

H E T eerfte voorwerp onzer opmerking is de<br />

Regeeringsvorm , onder welken deze volken<br />

leefden, toen zij een inval deden in het Romein­<br />

fche rijk. Het was- dezelfde dien Cacfar en Ta-<br />

citus ons befchrijven, en die zeer veel verfchii-<br />

(w) PUFTEN DO p.r, BOSSUET, MONTESO.UIEU, FER-<br />

CUSON, M U L O T , GIBBON, STUART.<br />

F 4


88 H ï D E S D A A C J C B ï LES U.<br />

fchilde van de geregelde en welgepaste Staatsregeeringen<br />

der hedendaagfche volken. Zoo lang<br />

zij zich ophielden in hunne Wouden en onbebouwde<br />

bosfchen was de maatfehappij, welke<br />

zij uitmaakten in haren kindfehen ftaat, zonder<br />

eenig verdrag of verëeniging kenden de huisgezinnen,<br />

die van eikanderen afgefcheiden en onaf<br />

hanglijk van den anderen leefden, geenen vorm<br />

van regeering. - Wanneer zij een krijgstocht of<br />

hever een ftroop beraamden, begreepen zij de<br />

noodzakelijkheid van eene vcrëenigde magt. De<br />

verfpreidde en zwervende ftammen verzamelden<br />

zich in één lichaam, en iedere bende had hare<br />

onafhanglijke hoofden; doch daar hunne zaken<br />

noodwendig vereischtén het aanftellen van een<br />

opperbevelhebber, bekleed met het opperfte gezag<br />

om den tocht te befturen, wierd zulk eenen<br />

m eene onftuimige vergadering gekozen: Zoodanig<br />

opperhoofd, aan wien zij den tijtel van koning<br />

gaven, bezat evenwel een zeer bepaald gezach:<br />

als opperbevelhebber had hij het recht om<br />

het eerst zijne mening te zeggen, zonder nogthans<br />

te konnen vorderen dat men daar aan voldeet.<br />

De hoofden van ieder huisgezin of ftam<br />

pleegden raad en beflisten die zaken, welke bijzonderlijk<br />

tot hunne ftammen behoorden; doch<br />

de volksbelangens wierden overwogen in eene<br />

vergadering der ganfche gemeente. De eerfte<br />

ftaatsmrigting van deze volkeren fchijnt eene<br />

krijgsmatige yolksxegeering geweest te zijn, in<br />

wel-<br />

I


tEs'n,. G E S C H I E D E N I S . 80<br />

welke ieder lid vrijwillig den ftaat befchermde<br />

en elk vrijman deel had aan 't bewind. De<br />

voordeelen der overwinning behoorden aan allen,<br />

allen hadden zij een recht op het veroverde.<br />

Hunne koning of overfte was flechts de eerfte<br />

burger van de gemeente. Zijn gezach hing af<br />

van zijne eigene perfonelijke hoedanigheden en<br />

de kroon-opvolging was noch erflijk noch verkieslijk<br />

in dezelfde 'famielje. Indien de zoon de<br />

deugden en groote hoedanigheden zijns vaders<br />

bezat, als dan volgde hij hem op zonder tegenftand;<br />

maar indien de natuur hem die geweigerd<br />

hadt, indien hij los, ongebonden, Hecht of te<br />

jong was, als dan wierd de naaste bloedverwant<br />

of de uitnemendfte perfoon onder hen ten throon<br />

verheven. Zoodanig is ten naasten bij het denkbeeld<br />

het welk Tacitus ons geeft van het bewind<br />

der oude Germanen.. Uit het gene wij wegens<br />

hen lezen, zien wij dat het oorlog hun eenigfte<br />

vermaak was. 'De krijghaftige geest heerschte<br />

onder hen in volle kracht. Daar zij eene landftreek<br />

bewoonden, die woest en onbebouwt, met<br />

eene menigte bosfchen bezet, met mocrasfen bedekt,<br />

aan eene geftrenge luchtftreek blootgeftelt<br />

was, waar zij eene verachting toonden om hun<br />

beftaan te halen uit den akkerbouw, onderhielden<br />

zij zich zeiven door geftadig bij hunne naburen<br />

te ftroopen. Naar hun begrip was het<br />

zwaard het beste recht op den eigendom der<br />

volkeren, die om hen heen gelegen waren, en<br />

F 5 , zij


«jo H E D E N E - A A G S C H E EES IE<br />

zij maakten 'er gebruik van, zonder de minste<br />

wroeging, als van een recht, het welk de natuur<br />

hen gaf. Van kindsbeen af opgebragt in de moeilijkheden,<br />

ongemakken en gevaren van het oorlog,<br />

wisten zij van geene pijnen, ziektens of vermoeidheid.<br />

Zij fpeelden met de gevaren en liepen<br />

den dood onbevreesd te gemoet: Sterk gezet<br />

op hunne vrijheid, yerzetteden zij zich tegen<br />

de genen, die geneigt waren hen tot Haven<br />

te maken. Hoewel fterk gehegt aan de opperhoofden<br />

hunner eigene keuze, bleven zij nogthans<br />

in dien ftand van krijgs - onderwerping 't<br />

genot fmaken van vrijheid; zoo lang zij onderling<br />

in hunne oorlogen niets bedoelden dan roof<br />

en plondering, bleef deze krijgmatige volksregcering,<br />

zonder eenige merkelijke verandering,<br />

aanhouden; maar toen zij bezit namen van de<br />

Landfchappen - van 't Romeinfche rijk, wierd<br />

hunne regeering eene Aristocratie: zich aldaar<br />

gevestigt hebbende en even zeer bevreest voor<br />

de oude bewoners als voor nieuwe invallen, vercenigden<br />

zij zich naamver aan malkanderen en<br />

offerden ten algemeeneiv welzijn een gedeelte<br />

hunner rechten op om het overige te behouden.<br />

Van dien tijd af wierd hunnen aanvoerder befchouwt<br />

als hoofd der volkplanting: Hij verkreeg<br />

het grootfte aandeel in de veroverde landen, en<br />

ieder krijsgman, bij 't ontvangen van zijn gedeelte<br />

van het veroverde, naar mate den rang<br />

dien hij in 't .leger had, verbond zich zeiven op-<br />

ts-


EES li. GESCHIEDENIS. 91<br />

tetrekken tegen de vijanden der Gemeente. De<br />

voornaamfte bevelhebbers kregen de aanzienlijkfte<br />

kavelingen in de landverdeelingen, bij welke<br />

verdeeling een kleen aantal lieden een zeer ge­<br />

vaarlijk vermogen verwierf, terwijl de algemee-<br />

ne vrijheid tevens eene doodelijke wond ontvjng.<br />

De koning, of het-opperhoofd, wiens aandeel het<br />

aanzienlijkfte was, verdeelde ter belooninge van<br />

bewezene diensten en om zich nieuwe aanhan­<br />

gers te maken, zijne landen en verplichtte die<br />

genen, aan wie hij dezelven fchonk, zich onder<br />

zijnen ftandert te begeven en hem in zijne oor­<br />

logen bij te fpringen, onder uitdrukkelijke bepa­<br />

ling van anders de gefchonkene landen te zullen<br />

te rug nemen. ,De Edelen of voornaamfte be­<br />

velhebbers volgden deszelfs voorbeeld en ver-<br />

fchenen aan 't hoofd hunner aanzienlijke Leen­<br />

mannen. Kort daar aan matigden zij zich het<br />

recht van oppervorsten aan in hunne verfcMHen-<br />

'de landfehappen; zij betwistten het gezach hun­<br />

nes opperhoofds, weigerden hem te vergezellen,<br />

ja, namen zelfs de wapenen tegens hem op. Al­<br />

le ftaatkundige onderwerping nam een einde, de<br />

band van verëeniging tusfehen het opperhoofd<br />

en de voornaamfte leden wierd verbroken,, cn<br />

het belang en geluk van het geheel ten eenemaal<br />

verwaarloost. Eene fchroomelijke regeeringloos-<br />

heid was het gevolg dier Aristocratie; het volk<br />

wierd tot flaven gemaakt en niet voeten getre­<br />

den 5 het recht wierd nergens bedient. De ijver­<br />

zucht


f % H E D E N D A A G S C H E EES IE<br />

zucht der edelen verwekte duizend oorlogen,<br />

overal zag men inwendige beroertens; de men­<br />

fehen bragten malkanderen om hals, en Europa<br />

was gedurende dien tijdkring een tooneel van de<br />

gruwel ijkfte flagting, dat werelddeel fcheen en­<br />

kel bewoont te worden van wilde dieren, 'die<br />

eikanderen verfcheurden. Zoodanig was het Leen-<br />

itclzel onzer voorvaderen, en 't is fchande dat<br />

'er nog overblijfzels van gevonden worden in<br />

een land, het welk zich beroemd op zijne vrij­<br />

heid.<br />

F R A N K R IJ K.<br />

CLOVIS veroverde met zijne Franken Gallië,<br />

thans Frankrijk geheten, en ïtichtte in dat land<br />

eene ten naasten bij willekeurige monarchij. In<br />

den beginne was zijn gezach niet uitgeftrekter<br />

dan dat van de andere opperhoofden der barbaren,<br />

maar de overwinningen, welke hij behaalde over<br />

de Burgundiërs, die hij cijnsbaar maakte, en over<br />

de Vifigothen, die hij onderbragt, maakte hem<br />

geducht. Ten uitterfte ftaatkundig, wist hij alles<br />

ten zijnen voordeele te befturen. Hij omhelsde<br />

het Christendom en befchikte de zaken ten aanzien<br />

van den Godsdienst zoodanig, dat hij daar<br />

door' de gunst der Bisfchoppen en des volks won.<br />

Na zijne bekeering, die meer uit ftaatkunde dan<br />

uit overtuiging van de waarheid gefchiedde, gedroeg<br />

hij zich uittcrlijk godsdienstig. Men verhaalt<br />

ons, dat hij, ter eere van Sant Martinus,<br />

aan


LES n. GESCHIEDENIS. 93<br />

aan zijne foldaten verbood in Tourraine iets an­<br />

ders aanteraken dan gras en water. Hij bouwde<br />

verfcheide kerken en kloosters, maar zijne ftaat­<br />

zucht, die bij voorfpoed toenam, ontaartte in<br />

wreedheid. De wreedheden nogthans, welke hij<br />

uitöefFende aan die edelen die kleene landen be­<br />

zaten en' die hij deedt vermoorden, dienden ee-<br />

niglijk om zijn gezach te verfterken; hij ftierf<br />

een willekeurig vorst, die zijne veroveringen aan<br />

zijne kinderen naliet als een onbetwistbaar erf­<br />

deel: Zijne aframmelingen, die noch zijne ftaat-<br />

kunde, noch zijne krijgsdeugden bezaten, konden<br />

de Franfche monarchij niet zoo willekeurig ftaan-<br />

de houden als hij gedaan had. Na zijn overlij­<br />

den liep alles in de war; zijne kinderen, die<br />

zwak en wreed waren, twistten met eikanderen<br />

en bezoedelden hunne handen met vaderlijk bloed;<br />

van daar die verraderijen, doodflagen en zoo<br />

veele andere ongeregeldheden en misdaden, wel­<br />

ke Frankrijk deeden ftroomen van' bloed. Onder<br />

. zulke zwakke vorsten verwierven de groote man­<br />

nen meerder gezach. De magt der opperde hof­<br />

meesters nam toe, en zij baanden zich zeer fpoe-<br />

dig den weg tot den throon- Pepijn Heristel,<br />

. opperhofmeester van Auftrafia, thans Normandije,<br />

door 't vermoorden van Ebroin, die als een<br />

dwingeland Neustria beheerschte, zag zich zei­<br />

ven volftrekt meester van twee koningrijken. Hij<br />

won de genegenheid van 't volk door zijn wijs<br />

en billijk gedrag, ftilde verfcheide opftanden, en<br />

be-


S?4 H E D E N D A A G S C H E LES IE<br />

behaalde twee overwinningen in Duitschland. De<br />

Franfche monarchen bezaten toen flechts de fchaduw<br />

eener konihglijke magt; opgefloten in hunne<br />

paleizen als in eene gevangenis, deden zij<br />

niets en alles wierd in derzelver naam verricht.<br />

De heldhaftige hoedanigheden van Karei Martel,<br />

in zijn' vooripoed tegen de Saracenen, vermeerderde<br />

de grootheid en den invloed zijner familje,<br />

en Pipijn voltooide de omwenteling door 't gcflacht<br />

van Clovis te berooven van alles 't geen<br />

van de koninglijke waardigheid nog was overgebleven.<br />

Dus zien wij dat koningrijken, even als<br />

bijzonderen eigendom, van de eene familje tot<br />

eene andere zijn overgegaan; een treffend bewijs<br />

van het onbeftendigc en wisfclvallige der'menfchelijke<br />

zaken; en dat de menfchelijke wijsheid<br />

zich geene onafgebroken erflijke opvolging kan<br />

verzekeren.<br />

S P A N J E .<br />

Zoo lang Spanje onder 't bewind was der<br />

Wandalen, Sucven en Alarmen, leverde het niet<br />

dan tooneelen van flagting en verwoesting. De<br />

Vifigothen verdreven die barbaren uit dat rijk,<br />

vestigden zich zeiven aldaar en namen denzelf­<br />

den vorm van regeering aan als de > andere woeste<br />

volkeren. De koningen der Vifigothen waren,<br />

over 't algemeen, zwak of ondeugend, of beide<br />

te gelijk en gevolglijk niet gelukkig. De throon<br />

was verkiezelijk, en 't gezach des konings flechts<br />

ge-


LES n. - GESCHIEDENIS. 95<br />

geleend. In die verwarde en twistzieke tijden,<br />

floeg liet volk dikwijls aan 't muiten, en vermoordden<br />

hunne koningen. De Vifigothen waren<br />

zeer ijverzuchtig op het voorrecht van hunne<br />

eige koningen te verkiezen. Suinthila, monarch<br />

van geheel Spanje, wilde om de opvolging in<br />

zijne eige familje te verzekeren, zijnen zoon Richomeres<br />

tot mederegent bij zich nemen, zonder<br />

deswegens de geneigtheid van 't volk te raadplegen;<br />

doch die poging kosttè hem kroon en leven.<br />

Na zijn overlijden befchikten de bisfchoppen<br />

en edelen over de kroon; eén raad kende<br />

hen het recht toe van de 'verkiezing en daar door<br />

verloor het gros der natie het gewigtigfte van<br />

deszelfs voorrechten. Wamba, dien de edelen<br />

dwongen de kroon aantenemen, wierd door eenen<br />

geestelijken raad afgezet, en Erwiga, die hem<br />

door vergif van 't leven beroofde, werd in deszelfs<br />

plaats verkoren. Toen ter tijd viel 'er eene<br />

verbazende omwenteling voor in Spanje. De baldadigheden,<br />

wreedheden en boosheden van Witiza<br />

verwekten eenen burgerkrijg; hij wierd OHthroont<br />

en deszelfs kinderen uitgefloten van de<br />

opvolging. Roderic nam bezit van den throon,<br />

maar de beide zonen van Witiza vormden eene<br />

partij tegen hem. Oppas, aartsbisfchop van Sevilië,<br />

derzelver oom, en Graaf Juliaan omhelsde<br />

hunne zaak (x). Zij verzogten bijftand van Muza,<br />

O) De oorzaak van den haat des Graven Juliaan tegen Roderic,


96 H I D E N D A A G S C H E LES XU<br />

za, de Saraceenfche bewindvoerder van Afrika.<br />

De Saracenen kwamen in Spanje aan, bevochten<br />

Rodcric in de vlaktens van Xeres in Andalufia,<br />

floegen de Christenen, doodden den koning en<br />

bragtcn het koningrijk over van de Vifigothen<br />

aan de Mooren. Peiagius, van het koninglijke<br />

bloed der Gothen, nam met behulp van eenige<br />

weinige Christenen, die het zwaard hunner verwinnaren<br />

ontkomen waren, de wijk in 't gebergte<br />

van Asturië en wierd tot koning van Asturië gekroont.<br />

Van den tijd van Peiagius tot aan dien<br />

van Alphonfo- II, die ten tijde van Karei den<br />

grooten heerschte, waren de Christen vorsten<br />

aan een' naauwen hoek gronds beperkt. De Mooren<br />

, met welken de Christenen gedurig in oorlog<br />

waren, en die zij zomtijds vernoegen, bezaten<br />

de grootfte en vruchtbaarfte landfehappen van<br />

Spanje.<br />

I T A L I Ë .<br />

O DO AC ER, koning der Herulen verfcheen<br />

zoo<br />

ric, word door de gefchiedfehrijvers opgegeven gefproten te zijn<br />

uit den hoon aan zijne doihter florinda of Cava toegebragt, die<br />

door den koning gefchonden wierd; oin zich deswegens te wrelen<br />

nodigde hij de Saracenen naar Spanje. Doch Voltaire zet: 't Is<br />

niet zeker dat Roderic Cava ontëétde, misfehien dat het "evat<br />

van Juliaan's dochter gedeeltelijk gevolge is naar dat van Lucre-<br />

tia, en noch het een noch het ander is behoorlijk bewezen.'<br />

Om de Afrikanen naar Spanje te roepen, daar toe tvas geenzins<br />

het voorwendzel eener verkrachting nodig, welke meestal even<br />

moeilijk tc bewijzen als uictevgeren i s. VOLTAIRE Esf. far<br />

ÏHist. Gffl,


LES IE G E S C H I E E E N I s. 97<br />

zoo ras niet in Italië, of hij maakte een einde'<br />

van het westerfche rijk. Die landftreek eens de<br />

meestres der natiën, werdt door de plunderingen<br />

en wreedheden der roofzuchtige barbaren verwoest.<br />

De Ostrogothen, die van de oevers des<br />

Donau's kwamen, verdreven de Herulen, maakten<br />

zich meester van Italië, na het zelve van<br />

bloed te hebben doen lïroomen, en vestigden<br />

den zetel hunnes rijks fe Ravenna. Theodoric,<br />

hunnen koning, poogde, door eene wijze en zachte<br />

regeerihg, zijne nieuwe onderdanen hunne vorige<br />

rampen te doen vergeten. Hij liét hen hunne<br />

wetten, godsdienst, regeering en magiftratcn<br />

behouden, en bchicldt enkel aan zich de voorname<br />

krijgsbedieningen. Alhoewel hij een barbaar<br />

was, gedroeg hij zich als een mènl'chelijk én'<br />

billijk vorst. Hij verwierf, naar verdienste, den<br />

naam van Theodoric dén grooten; want alhoewel<br />

hij, volgens 't getuigenis van zommigen, noch'<br />

lézen noch fchrijven' konde, regeerde hij met zoö<br />

veel voorzichtigheid en beleid, als de best opgebragte<br />

vorst zou hebben konnen doen. Hij wilde<br />

de kinderen der Gothen niet toeftaan zich in'<br />

de letteren te oeffenen, om dat, zeide hij: na<br />

voor de roede gebeeft te hebben zij niet fidderen<br />

mogten voor het zwaard. Italië Was gelukkig<br />

onder zijn beltuur, het welk flechts zes jaren'<br />

duurde. „ Geen dwang maar billijkheid behoor-<br />

„ de den fcepter te voeren, (zeide Theodoric<br />

,, aan zijne onderdanen). Gijlieden woont te fa-<br />

G »•» uien'


o8 H E D E N D A A G S C H E EES IE<br />

,, men in het zelfde rijksgebied, weest derhalven<br />

„ vrienden, dat de Gothen de Romeinen bemin-<br />

„ nen als vrienden en naburen, en dat de Ro-<br />

„ meincn de Gothen eerbiedigen als hunne be-<br />

„ fchermers." Amalafuntha, zijne dochter, die<br />

benevens zijne magt ook de deugden en begaafdheden<br />

overerfde van haren vader, wilde den<br />

throon deelen met Thtodatus, haren gunsteling;<br />

doch zulks kon niet gefchieden zonder toeftemming<br />

der voorname mannen. Bjj deze gelegenheid<br />

toonden* de Ostrogothen gelijk de andere<br />

barbaren dat zij naijverig waren wegens het recht<br />

van voor zich hunne koningen te kiezen, 't geen<br />

aan de geboorte ontbrak te verbeteren en de<br />

misbruiken bij de verkiezingen te herftellen. De<br />

trouwlooze en wrede Theodatus vermoordde eigenhandig<br />

Amalafuntha, zijn weldoenfter, het<br />

geen ten gevolge had, dat de Ostrogothen tot<br />

tweedragt en verwarring vervielen. Justiniaan,<br />

keizer van Conftantinopolen, zich bedienende van<br />

hunne zwakke en verdeelde gefteltenis, zond den<br />

vermaarden Belifarius in Italië, daar hij een einde<br />

maakte van het koningrijk der Ostrogothen<br />

en derzelver koning Vitiges in zegepraal mede<br />

voerde. Totila deed hunne hoop herleven en<br />

plunderde het ongelukkig Rome; doch verwonnen<br />

zijnde van Narfes, een gemeden, verdwenen<br />

de Ostrogothen in Italië en maakten plaats voor<br />

een ander geflacht van barbaren, bekent bij den<br />

naam van Lombarden of Longobarden. Bij derzei-


EES IE GESCHIEDENIS. 99<br />

zeiver aankomst in Italië verwoestten zij alles te<br />

vuur en te zwaard en ftigtten een koningrijk,<br />

van 't welk Pavia en Milaan de hoofdlieden wa­<br />

ren. Alboinus hun koning, die door de verrade­<br />

rij van zijne vrouw Rofamunda vermoord wierd,<br />

plaatste in de voornaamfte veroverde fteden de<br />

opper-legerhoofden, onder den tijtel van Heir-<br />

togen en voerde daar door een Aristocratiesch'<br />

bewind in. De wreedheden van Clephis, des­<br />

zelfs opvolger, boezemden den Lornbarden zoo-<br />

danigen afkeer in tegen het koningfchap dat zij,<br />

na deszelfs dood, beuoten geen' koning te ver­<br />

kiezen : ingevolg van welk befluit iedere Hertog<br />

gedurende de tienjarige tusfchenregeering, opper­<br />

vorst wierd van zijne ftad in 't grondgebied :<br />

dan, de vrees voor een aanval van buitenlandiché<br />

vijanden bewoog de opperhoofden der natie tot<br />

eene famenkomst, en Antaric, de zoon van Cle­<br />

phis, tot den throon te roepen. Zoo 't fchijnt<br />

was de opvolging tot den throon van dat volk<br />

erflijk, doch de vorst was verplicht zijn recht<br />

te laten bevestigen door de natie, alvorens Hij<br />

de teugel der regeering kon aanvaarden. Zom-<br />

migc der Lombardfche koningen waren groote<br />

vorsten. Rotharis maakte befchreven wetten en<br />

zorgde dat dezelven in zijne ftaten werden in<br />

acht genomen. (Er is een tijd geweest dat de<br />

wetten der Lombarden beroemt waren in Europa).<br />

Grimoald verbeterde die wetten en verliet het<br />

Arianismus. Luitprand, een groot koning en een<br />

G 3 •«vak-


ICO H E D E N D. A A G S C H E LES II.<br />

wakker krijgsman, veroordeelde in één zijner<br />

wetten de befpottelijke gewoonte van de proeve<br />

door het tweegevecht (alhoewel de gewoonte<br />

der tweegevechten ontdaan was onder de Lombarden).<br />

Onder Astulphus nam het cxarchiat<br />

van Ravenna een einde, hij fchoot in zijne beramingen<br />

tegen de wapenen van Pepijn te kort en<br />

na dat de ongelukkige Defiderius door karei den<br />

grooten verwonnen was, kwam 'er een einde<br />

aan het koningrijk der Lombarden, het welk<br />

meer dan tweehonderd jaren beftaan had.<br />

G R O O T-B R I T T A N N I E.<br />

DE Britten waren van Celtifchen oorfprong en<br />

kwamen ongetwijvelt uit Gallië. De Caledoniërs<br />

waren de Aborigines, of eerde bewoners van<br />

Schotland; en de Pieten waren, waarfchijnlijk,<br />

de oude bewoners van Engeland, die door de<br />

Celtil'che Galliërs genoopt wierden noordwaarts<br />

te verhuizen. De Schotten, het zij Scijtifche<br />

gelukzoekers, of Melefianen uit Ierland of van<br />

Gothifchen afkomst, overwonnen de Caledonië s<br />

en gaven den naam aan dat land. De Pheniciërs,<br />

de vermaardfte zeebouwers der oude tijden, worden<br />

gezegt handeldrijvende tochten gedaan te<br />

hebben naar de zuidcrdeelen van dit Eiland, lang<br />

voor de geboorte des Zaligmakers. Dan, dewijl<br />

men geen gedenkftuk of hiftoriesch bewijs daar<br />

voor heeft, is het zeer waarfchijnlijk dat Brittanm<br />

den Pheniciërs en oude Grieken onbekent<br />

was.


EES IE G E S C H I E D E N I S . lor<br />

was. De Romeinen hadden 'er geen kennis van<br />

voor den tijd van Julius Cefar; die vermaarde<br />

veldheer, na 't ovenvinnen van de Celtifche volken<br />

van Gallië' en Duitschland, ftak over naar<br />

Brittannië,- hopende door 't veroveren van dat<br />

Eiland, zich zeiven en 'zijn leger te verrijken.<br />

Hij had verfcheide fchermutzelingcn met de bewoneren,<br />

doch was verplicht naar Frankrijk te<br />

rug te keeren, zonder zijn doel bereikt te hebben.<br />

Keizer Claudius kwam in Brittannië en<br />

bragt een gedeelte daar van onder; toen was<br />

het dat Caractacus en Boadicia den Romeinen<br />

het hoofd boden en den voortgang van derzelver<br />

wapenen ftuitten. De eerfte wierd krijgsgevangen<br />

gemaakt en naar Rome gevoerd doch uit<br />

overweging van den moedigen tegenftand, dien<br />

hij geboden had, vriendelijk behandelt; de laatfte,<br />

niet verkiezende de vrijheid van haar land<br />

te overleven, maakte zich zelve van kant. Julius<br />

Agricola, door Domitiaan naar Brittannië<br />

gezonden, veroverde niet alleen dat land, maar<br />

bragt de Romeinfche wapenen in Schotland,<br />

floeg Galgacus, koning der Calcdoniërs, op de<br />

Grampiaanfche hoogtens en bouwde twee fterktens<br />

tusfehen de rivieren Forth en Clijde, ten<br />

einde de ftroperijen dér Schotten te beteugelen.<br />

Om dezelven verder te beletten invallen te doen<br />

in Engeland liet Adrianus een wal of hoogte<br />

van aarde opwerpen van de zeeëngte van Solwaij<br />

af tot aan den mond van de Tijne, en naderhand<br />

G 3 gaf


IOÜ H E D E N D A A G S C H E LES IE<br />

gaf Severus bevel om 'er een fleene muur van<br />

te maken. Van den tijd af dat Brittannië een<br />

wingewest wierd van 't Romeinfche rijk, was<br />

het zelve een kweekhof voor het leger der Romeinen.<br />

De Romeinfche legioenen wierden in<br />

verfcheide deelen van het Eiland geplaatst en<br />

men zegt dat Conftantijn de groote binnen York<br />

geboren wierd.<br />

TOEN de Barbaren Italië overftroomden, werden<br />

de Romeinfche legioenen uit Brittannië, het<br />

welk de Romeinen 400 jaren in bezit hadden<br />

gehad, te rug ontboden, waar door de bewoners<br />

hunne vrijheid wederkregen. Brittannië, van de<br />

Romeinen verlaten, viel ten prooi der Schotten<br />

en Pieten, door welken de Britten tot het uittergen<br />

gebragt wierden. Te vergeefsch fmeekten<br />

zij den bijftand der Romeinen, dit eenmaal zoo<br />

vermogend volk kon hen denzelven niet verfchaffen.<br />

Vortigern riep de Angel-Saxen tot<br />

hulp; deze kwamen en verdreven onder de aanvoering<br />

van Horfa en Hengist de Pieten en ;<br />

Schotten uit het land, doch zelf behagen vindende<br />

in de Landftreck en ongencigt om. weder T<br />

tekeeren, befloten zij zich in Brittannië te vestiV<br />

gen. Met dat oogmerk vielen zij openlijk op de<br />

Britten aan, die na Vortigern afgezet en VortimeE,<br />

deszelfs zoon, verkoren te hebben, zich.<br />

| de Saxen verzette.den, dan alle hunne pogjngefl<br />

waren vruchteloos. Te vergeefsch bragt<br />

Prins


LES n. GESCHIEDENIS. 103<br />

Prins Arthur, de held van zijnen tijd, in ver­<br />

fcheide veldflagen den Saxen gevoelige nepen<br />

toe, de overwinning verklaarde zich eindelijk<br />

voor deze buitenlanders en de Britten zagen zich<br />

genoopt de wijk te nemen in Cornwal en Wallis.<br />

Het overige van 't Eiland was verdeelt in zeven<br />

kleene koningrijken (y). Het Christendom wierd<br />

van daar verbannen en de afgodendienst keerde<br />

'er weder. Daar zijn geen echte befcheiden voor<br />

handen, die bewijzen dat toen de Saxen zich in<br />

Brittannië vestigden, het zelfde leenftelzel daarin<br />

gebruik was als onder de andere barbaren. Zij<br />

hadden weinig te vreezen van uitheemlche vijan­<br />

den en niets van de natuurlijke bewoners. Zij<br />

behielden hunnen eerften regeeringsvorm, fchoon<br />

die misfchien in alle de ftaten van het zeven­<br />

hoofdig rijk niet juist dezelfde was. Uit de Sa-<br />

xifche jaarboeken konnen wij deswegens niets<br />

leeren. Alles wat wij weten is, dat hunne wet­<br />

ten en andere zaken, die het algemeen betrof­<br />

fen, doorgingen of verworpen wierden in ecnet<br />

volksvergadering (z). Doch het Saxifche zeven-<br />

hoof-<br />

(y) Het zevenhoofdig Rijk ontftond in 't midden van de vijf­<br />

de eeuw en was faamgefteld uit zeven koningrijken, te weten:<br />

uit dat van Kent, Susfex, Esfex, Wesfex of West-Saxen, Mer-<br />

cia, Oost-Anglia (zoo genaamt naar de Anglen, een Duitfthe.<br />

ftam, die den naam gaf aan Eiigland) en uit Northumoerland.<br />

(z) De vulskvergadering der Saxen wierd genaamt Witten» ge-<br />

mte, dat is» eene vergadering vaa wijze lieden en uit dat wet-<br />

G 4 &


£04 H E D E N D A A G S C H E LES IE<br />

hoofdig Rijk van een gereten en zwak, maakte<br />

geen vertooning onder de volken van Europa.<br />

'De vorsten dier kleene koningrijken wierden<br />

ijverzuchtig op malkandcren, twistten over hunne<br />

grenzen, voerden oorlog tegen den anderen<br />

en verwoestten bij aanhoudcnheid elkanders landen.<br />

Daar zoo veel verwarring en regeeringloosheid<br />

heerschten kon geen vastgcftelde regeerings :<br />

vorm plaats hebben. Een volksregeering verwisfeld<br />

natuurlijk in eene adel - regeering, en zoo<br />

ging het met hen. De Edelen matigden bij overheerfching<br />

zich een onwettig rechtsgebied aan in<br />

hunne daten en bragten, zonder dat men zich<br />

van hun vonnis kon beroepen, die genen ter<br />

dood, die hen beledigden. Het gros der natie<br />

was flaaf, geheel afhangjijk van den adel en van<br />

de hooge ge'estlijkbcid. "Brittannië beproefde dus<br />

dezelfde omwenteling, welke in andere landen<br />

van Europa had plaats gehad: de regeering wierd<br />

onvolkomener en ging van de menigte tot een<br />

klein getal over.<br />

INDIEN wij het cog flaan np de onderfcheiden<br />

koningrijken, bezeten door barbaren, die<br />

het Roornlthe rijk ender zich verdeelden, zien<br />

wij met vcrbaasdtei'd hoe overal dc regeering dezelfde<br />

omwentelingen en veraudcrir.gen onderging.<br />

Wat toch raag de rede zijn dat een volk, het<br />

welk<br />

gevend lid..*, «wlW» R ; t W 1 1 naderhand her<br />

ÏJn'tfc!:c Parlement.


LES IE G E S C H I E D E N I S . 105<br />

welk toen het zijne wouden en bosfchen bewoonde,<br />

zoo veel op had met zijne vrijheid en zoo<br />

jaloers was op de onwaardeerbare gelijkheid, die<br />

onder hen heerschte, toeliet dat deze hen ontnomen<br />

wierd? waarom duldden zij dat. hunne<br />

legerhoofden, wier ftanderd zij uit eige beweging<br />

gevolgt hadden, hunne meesters en dwingelanden<br />

wierden? Dat de Romeinen, Galliërs en<br />

Britten zich onderwierpen aan hunne woeste veroveraars<br />

is geenzins te verwonderen, zij zwichtten<br />

voor de fterkften; maar dat de Franken, Saxen<br />

en Gothen hunne vrijheid liéten varen en<br />

toelieten dat hunne medegezellen hen tot flaven<br />

maakten, dit moet alleen gezocht worden in den<br />

aart der dingen. Zoo lang de barbaren zich in<br />

Duitschland ophielden, waren hunne zeden eenvoudig<br />

en ftrcng. Zij waren onder eikanderen<br />

gelijk, in rang en middelen; de weelde was hen<br />

onbekent; zij leefden fober, hadden weinige behoeftens<br />

en dezen waren gemakkelijk te voldoen.<br />

Hun verlange ftrekte zich niet uit tot weelde,<br />

de moeder van verwijftheid en luiheid; want de<br />

weelde bederft rijken en armen, den eerden door<br />

't bezit, den anderen door begeerte, en maakt<br />

ten langen lesten die genen, die e-cns op een<br />

gelijken voet waren, aan malkanderen onderworpen.<br />

Daarenboven, alhoeivel hunne clans of ftammen<br />

talrijk waren, maakten zij echter geene groote<br />

en verëenigde maatfehappij uit. Hunne ftammen<br />

waren verdeelt in verfcheide huisgezinnen,<br />

G 5 al-


joö H E D E N E A A G S C H E LEJI IE<br />

alle van eikanderen onderfcheiden en onafhang-<br />

lijk; deze konden gemakkelijk te famenkomen<br />

om over dat gene, het welk hen aanging, te<br />

raadplegen. Men ziet duidelijk dat het, in zulk<br />

eenen toeftand, hen niet moeilijk viel hunne<br />

vrijheid 'te beliouden; maar toen zij in een aan­<br />

genaam en vruchtbaar land waren overgebragt,<br />

gaven zij zich over aan weelde en overdaad, en<br />

aan alle de ondeugden, die daar uit fpruiten;<br />

als toen veranderde de vrijheid in flavernij. Zij<br />

raakten bedorven; hunne geestdrift voor de on-<br />

afhanglijkheid nam af, en hunne opperhoofden<br />

kregen eene neiging om te heerfchen. Zoodanig<br />

is de natuurlijke gang der menfchelijke dingen.<br />

Zoo lang een volk arm, deugdzaam en beperkt<br />

is binnen eenen kleenen omtrek gronds, kan het<br />

vrij blijven; wie toch zou het lusten hen van<br />

zulk een kostlijk pand te berooven? wie zou het<br />

doen kunnen? maar wanneer verwijfdheid, de<br />

zenuwen van een volk verilapt heeft, wanneer<br />

het haakt naar een uitgeflrekt gebied en het hart<br />

dorst naar rijkdom, als dan is elke aanwinning<br />

een flap tot flavernij, en hunne vrijheid hangt<br />

af van de genade des eerstkomenden, die hem<br />

dezelve zal wülen ontnemen. Aldus wierden de­<br />

ze trotfche barbaren döor 't verliezen hunner<br />

manlijke en geftrenge deugden, fommige bij trap­<br />

pen, en fommige eenklaps, berooft van hunne<br />

Vrijheid, één der grootfte gefchenken waarmede<br />

den mensch ooit begiftigt wierd.<br />

WET-


LES n. G E S C H I E D E N I S . 107<br />

W E T G E V E N D GEZACH DER. BARBAREN.<br />

H E T groot oogmerk der wetgeving behoorde<br />

te zijn, het leven, de vrijheid en den eigendom<br />

van een iegelijk in 't bijzonder te verzekeren<br />

door befcherming te verleenen aan allen; den<br />

mensch vrij te maken door eene gehoorzaamheid<br />

aan billijke wetten; om, zonder dwang, den<br />

rijkdom, de kracht en zelfs het leven van alle<br />

de leden te doen dienen ten beste van de' gemeente.<br />

Om met derzelver eige toeftemming<br />

den wil der menfehen te bepalen; om ieder in<br />

zijn kring te doen mede werken ten nutte van 't<br />

geheel; om hen te nopen zich zeiven te ftraffen;<br />

om te gehoorzamen niet aan iemands bevel in 't<br />

bijzonder, maar aan 't gezach der wet. Om onder<br />

fchijn van ondergefchiktheid meer vrijdom'<br />

te genieten; dewijl niemand iets van zijne vrijheid<br />

word benomen dan 't vermogen van anderen<br />

te fchaden. Zoodanig zijn de wonderen, welke<br />

de wetgeving voortbragt. Aan haar zijn de menfehen<br />

de billijkheid en vrijheid verfchuldigt.<br />

Dan, onze voorouders hadden geen denkbeeld<br />

van zoodanig eene wetgeving. De voorfpocd en<br />

de goede orde der maatfehappij waren bij hen<br />

enkele hersfenfehimmen. — Wrok was hunne<br />

eenigfle beweegreden in 't ftraffen van misdaden.<br />

De beledigde perfoon alleen had het recht den<br />

belediger'te ftraffen. Hoe affchuwlijk de misdaad<br />

ook zijn mogt, kon hij, indien hij het goedvond<br />

f


ÏO8 H E B E N D A A G S C H E EES IE<br />

vond de draf veranderen in eene vergoeding met<br />

geld. In de meeste gevallen waren de burgerlij­<br />

ke of lijfftraflijke richters gedwongen aan partij­<br />

en toe te liaan derzelver verfchillen door het<br />

zwaard te beflechten. Aan iemand, als bedienaar<br />

der wet, het recht afteftaan van te oordeelen<br />

welke foort van ftraf de aanvaller verdiende,<br />

was in de mening van deze trotfche baronnen<br />

beneden hunne eer. Zij kenden geen ander ge­<br />

richtshof dan hun zwaard. Verkeerde begrippen<br />

van vrijheid bragten deze bijstere denkbeelden en<br />

dwalende handelwijze voort. Zij waren bevreest<br />

dat zij, door zich aan wetten te onderwerpen,<br />

van den een of anderen hun's gelijken mogten<br />

aan banden gelegt worden. Zij waren onkundig<br />

van deze waarheid: dat hij, die zich gewillig<br />

onderwerpt aan billijke wetten, en afhanglijk<br />

word van die maatfehappij, van welke hij hulp<br />

en heil ontvangt, vrij is, in de ware betekenis<br />

van 't woord. Een vooroordeel, het welk in<br />

den beginne ontftont uit onkunde, en 't geen na­<br />

derhand verfterkt wierd door drift, was de bron<br />

van die wanordens, welke, gedurende zoo veele<br />

eeuwen, Europa drukten. Maar, zal men zeg­<br />

gen: onze onder 't leen-beftuur levende voorou­<br />

ders waren niet zonder wetten. De gefchied-<br />

fchrijvers maken gewag van de Salifche wet,<br />

van de Saxilchc wetten en van de wetten der<br />

Lombarden, 't Is waar, zij ipreken van dezel­<br />

ven; maar die wetten verdienden den naam niet<br />

van


LES ii. G E S C H I E D E N I S . 169<br />

van wetten. Zullen wij ons door woorden laten<br />

misleiden? om den heiligen naam van wetten te<br />

geven aan ftelregels en gewoontens aan ongerijmde<br />

vooröordcelen, valfche overleveringen, dwaze<br />

en bijgeloovige gevoelens, welke de fchandvïek<br />

zijn voor de menfchelijke rede, zou een bewijs<br />

uitleveren van onze onkunde in de ware belangens<br />

van de maatfehappij. De SahTchl wet was<br />

niet anders dan een kettr, welke de önderfchciden<br />

fommen gelds bepaalden, die men geven<br />

moest als eene vereffening voor onderfcheiden<br />

misdaden. Diefftal • roof, manflag en moord zelfs<br />

waren door de wet op eenen zekeren prijs gefchat.<br />

Zoo dat iemand, die geld bezat, zoo<br />

veele misdaden kon plegen als hem behaagde.<br />

Welk een teugel voor de boosheid! De rechtsgeleerdheid<br />

der tijden van de Leenregeering verre<br />

van zachtmoedig en menfchelijk te zijn', was<br />

naar mijne gedagte de wreedfte en zoo geheel<br />

ftrijdig met eene goede regeering, als 'er met<br />

mogelijkheid een zijn konde, om dat ze aanleiding<br />

gaf tot het vermenigvuldigen van misdaden.<br />

Deze wetten waren vol ongerijmdheden. Een<br />

wond aan 't hoofd toegebragt, wierd minder<br />

ftreng geftraft dan den hoon een dood lichaam<br />

aangedaan. Op het hoofd van een aartsbisfehop<br />

was hooger prijs gefteld dan op dat van een koning.<br />

In twijvelachtige misdaden veroorloofde<br />

de wet den befchuldigden perfoon zich bij eede<br />

te zuiveren, waar bij hij tevens verplicht was<br />

een


IIO H E D E N D A A G S C H E LES a.<br />

een zeker getal getuigen medetebrengen om met<br />

hem te zweeren. — Men verhaalt dat Gontran,<br />

koning van Burgundië, eenigen argwaan had we­<br />

gens de wettige geboorte van Clotarius; om wel­<br />

ken uit den weg te ruimen deszelfs moeder Fre-<br />

degonda met driehonderd getuigen' den eed de­<br />

den, waar bij zich drie bisfchoppen voegden,<br />

wier eed -van zeer veel klem gehouden werd,<br />

dat Clotarius de zoon was van Chilperic. Welk<br />

een ongerijmd bewijs in een zaak van dien aart;<br />

en nogthans nam zodanig bewijs allen argwaan<br />

weg! Wat konnen wij denken wegens de proe­<br />

ven met koud of kokend water of met gloeijend<br />

ijzer, welke proeven het oordeel Gods genaamt<br />

wierden? Dezelve zijn gewis een treffend bewijs<br />

van de dwaasheid en onkunde der. barbaarfche<br />

tijden (a). Wij zuilen in 't vervolg gelegenheid<br />

heb-<br />

(a) De proeven niet koud water beognnen met liet lezen van<br />

de Mis. De befcUuIdfgdi perlöon ontving het avondmaal; het<br />

koud water wierd gewijd en bezworen cn de befehuldigde wier.d,<br />

gebonden, daar ia geworpen; indien hij tot op den bodem zonk<br />

wierd hij voor onfchuJ3ig verklaart, indien hij bleef bovendrij­<br />

ven wierd hij voor fcnufdig gehouden. Het oordeel Gods met<br />

heet water gefchiedde met den befchuidigden den naakten arm te<br />

doen dompelen in een vat met kokend water, van welks bodem<br />

hij een gewijden ring moest ophalen. De richter deedt in 't bij-<br />

wezen van de geestelijkheid en het volk een zak om den artii<br />

des befchuidigden, welke zak hij met zijn eigen zcgi] verze­<br />

gelde , en indien drie dagen daar na geen brand - teken op den<br />

arm te zien was, wierd de beproefden voor onfchuldig ver­<br />

klaart. De derde- proef gefchiedde met een gloeijendc ftaafjjzer,<br />

wel-


LES IE GESCHIEDENIS. IIÏ<br />

hebben om optenoemen hoe veel kwaads deze<br />

bijgeloovigheid, die met de domfte onkunde ge-<br />

paart ging, voortbragt. De wetten der Saxen<br />

waren niet beter, door dezelven werd eene geld­<br />

boete toegedaan als eeiie vereffening van misda­<br />

den. Eens mans leven was op zekeren prijs ge-<br />

ftelt, welke bepaalt was naar den rang dien hij<br />

in de maatfehappij had. Volgens een wet van<br />

Ethelbert was een overfpeler verplicht aan den<br />

beledigden man vergoeding te doen, door den­<br />

zei ven eene andere vrouw te bezorgen. In één<br />

woord, de wetten en gewoontens, die toen heersh-<br />

ten, in bijna alle deelen van Europa, waren de­<br />

zelfde. De wetten der Lombarden droegen even<br />

dezelfde tekens van dwaasheid, bijgeloovigheid<br />

en onkunde. Luitprand was overtuigt van der-<br />

zelver ongerijmdheid; doch daar de Lombarden<br />

zeer gehegt aan dezelven waren, was hij ver­<br />

plicht een misbruik te dulden, het welk hij niet<br />

kon verhelpen. Het bijgeloof voerde in Spanje<br />

de wreedfte wetgeving in; daar uit ontftonden<br />

die bloeddorstige wetten, volgens welken de Jo­<br />

den op doodftraffe verplicht waren zich te laten<br />

doopen; van daar die Godlooze eed, welken de<br />

Spaanfche koningen bij derzelver komst tot den<br />

throon gedwongen waren te doen, te weten: dat<br />

welke de befchuldigde verplicht was negen treden ver te dragen<br />

in zijne bloote hand.' In deze proeve was het niet zoo gemak­<br />

kelijk bedrog te plegen als in de beide anderen, en 't was om<br />

die rede dat maar weinige zich daar aan onderwierpen.<br />

zij


na H E D E N D A A G S C H E LES IE<br />

zij alle wetten, tegen die rampzalige natie gemaakt,<br />

ten itrengften zouden doen gelden. Eindelijk,<br />

om in geen meer bijzonderheden te treden,<br />

konnen wij'nog aanmerken, dat eene verklaring<br />

over de onderfcheide wetten der voorouderen<br />

van de hedendaagfche Europeanen het fcherpfte<br />

hekelfchrift zoude wezen op hunne zeden,<br />

godsdienst en verftand.<br />

Z E D E N D E R B A R B A R E N .<br />

DAAR het dusdanig geftelt was met hetftaats-<br />

befiuur en de wetten onzer voorouderen, valt<br />

het ons niet moeilijk te oordeelen over de zui-<br />

verlteid en zachta'artigheid hunner zeden. In het<br />

tijdvak, van 't welk ik fpreek, waren zij woest.<br />

— De koningen waren toen ter tijd losbandige,<br />

wreede en bijgeloovige monfters; oprechtheid en<br />

waarheid waren . uit de maatfehappij verbannen.<br />

— Men hadt noch kennis noch gevoel Van menfchelijkheid.<br />

De oorlogen der koningen, departijfchappen<br />

der edelen bezoedelden het land overal<br />

met trouwloosheden, verraderijen, moorderijen en<br />

doodflag. Eene onbefchofte ftaatzucht, eene woeste<br />

en wreede bijgeloovigheid vormden het karakter<br />

dier ijzere eeuw. De jaarboeken van Frankrijk<br />

vertoonen ons de wreedheden van Clovis, dichter<br />

der Franfche natie, benevens het bloeddorstige<br />

gedrag zijner vier zoonen, die alle zich de gruwelijkfte<br />

misdaden veroorloofden: dat koningrijk<br />

was onder verfcheide opvolgers van dien vorst<br />

niet


LES II. G E S C H I E D E N I S . 113<br />

niet anders dan een bloed - tooneel. Een koning,<br />

die toen ter tijd zuivere en zachte zeden had,<br />

was een zoort van wonder. Brittannië en Spanje<br />

zuchtten geftadig onder burger oorlogen, de bronnen<br />

van de grootfte nationale rampen. Indedaad,<br />

de regeering der Gothen en der Lombarden in<br />

Italië doedt de ziel eenigzins / ademfcheppen, na<br />

hare verontwaardiging over zoo veele wreedheden;<br />

De wijsheid en menschlievendheid van<br />

Theodoric in het regeeren zijner onderdanen behaagt<br />

ons en zou ons nog meer behaagt hebben,<br />

hadt hij zijne handen niet bezoedelt met het onfchuldige<br />

bloed van Sijmmachus en Boëtius, twee<br />

mannen wier geleerdheid en deugd eer deden<br />

aan de eeuw, in welke zij leefden. De jaarboek-en<br />

der Lombarden vertoonen ons wijze en menfchelijke<br />

vorsten, die eenige kennis fchijnen gehad<br />

te hebben van de uitmuntende leer, der verdraagzaamheid.<br />

Alhoewel zij tot de Ariaanfche<br />

gemeenfchap behoorden, lieten zij echter vrijheid<br />

van geivisie aan de katholijken. Over 't<br />

algemeen waren hunne wetten minder ongerijmd<br />

en hunne zeden zachter van aart, dan die der<br />

andere barbaren. Van waar toch dat ondericheid ?<br />

denkelijk van daar, dat zij in Italië' overvloediger<br />

middelen van onderwijs aantroffen.<br />

G O D S D I E N S T .<br />

DE Christelijke godsdienst is zuiver, zacht­<br />

moedig en goedertieren. De barbaren, die zich<br />

H ia


114 H E B E N D A A G S C H E LES IE<br />

in Rome vestigden, omhelsden dien godsdienst:<br />

wij mofesten derhalven verwagten dat dezelve<br />

hunne woeste zeden zou verzacht hebben, dan,<br />

het tegendeel had plaats. Deze volken waren<br />

bereids ten ujtterften befmet met bijgeloof, het<br />

welk zich verëenigende met de leerftukken en<br />

plegtigheden van 't Christendom, een wonderlijk<br />

mengzel van godsdienstigheid en dwaasheid,<br />

wreedheid en ijver voortbragt. Bij de bekeering<br />

der barbaren won de geestlijkheid, maar de gods­<br />

dienst verloor. Alhoewel zij het voorwerp van<br />

hunnen eerdienst veranderden, bleven zij nog<br />

denzelfden geest behouden. De Druiden onder<br />

de Galliërs en Britten, de priesters van Thor en<br />

Woden, onder de Duitfchers en Scandinaviers,<br />

oeffenden een voldrekt gezach over het verftand<br />

der menfehen. Toen de Barbaren Christenen<br />

wierden, bleven zij hunnen gewonen eerbied<br />

voor het priesterdom behouden; en de geestlijk­<br />

heid, die van alle godsvrucht en deugd ontbloot<br />

was, en misbruik maakte van dien eerbied, be­<br />

gunstigde en vermeerderde daar door het bijge­<br />

loof. De zulken der Barbaren, die tot den dienst<br />

van 't altaar gewijd wierden, ontdeden zich niet<br />

van hunne onwetenheid en vooröordeelen. Daar<br />

en boven was de geest van het eerfte Christendom<br />

verbazend verandert. De christen Keizers had­<br />

den de kerk verrijkt en aan dezelve veele voor­<br />

rechten en vrijdommen geichonken; deze tijdelij­<br />

ke voordeelen vei flapten de kerktucht, en de val<br />

van


LES IE G E S C H I E D E N I S . big<br />

van 't rijk verminderde die nog fterker. Het<br />

volk, beladen met rampen, nam toevhtgt tot den<br />

godsdienst, en gaf zich over aan deszelfs bedie­<br />

naars; de geestlijkheid maakte gebruik van dat<br />

zwak, en vermeerderde daar door haar magt en<br />

rijkdom. Als toen verdween het licht der waar­<br />

heid, men zag verfcheide vooröordeelen opkomen,<br />

en de hartstochten, veré'enigt met de onkunde,-<br />

verkeerden den geest van 't Euangelium. De gif­<br />

ten der barbaren aan de kerk vermeerderden het<br />

kwaad, veele dier gelukzoekers, bezoedelt met<br />

misdaden en verrijkt door roof, rekenden zich<br />

gelukkig, wanneer zij voor-een gedeelte van't<br />

gene zij gephindert hadden, vergifnis konden be­<br />

komen bij den priester dien zij 't vermogen toe­<br />

kenden van die te verkenen: En daar in die tij­<br />

den het geld vergifnis kon verwerven voor de<br />

ergfte misdaden tegen de maatfehappij begaan,<br />

verbeeldden zij zich, dat zij met giften aan de<br />

kerk te doen het koningrijk der hemelen konden<br />

bekomen. Van daar dat zij, die het meest over­<br />

gegeven waren aan roof, geweld en ontucht,<br />

zich het edelmoedigst toonden. De hebzucht,<br />

zoo zij meenden, was een voorname eigenfehap'<br />

der Godheid. De geestelijkheid , die zich met<br />

zoo veele rijkdommen belchonken zag, wierd<br />

zeer vermogende, zoo dat een der koningen van<br />

Frankrijk klaagde, „ dat de Bislchoppen konin­<br />

gen waren." Indedaad, de Bislchoppen, door 'z<br />

veré'enigen, hunner rijkdommen aan den jgMs<br />

H i dienst ,


ÏI6 H E E E N D A A G S C H E LES n.<br />

dienst, wierden de fcheidsmannen der koningrijken,<br />

befchikten over kroonen en beftuurden de<br />

zaken van den ftaat. — Men was genoodzaakt<br />

ben in alles raadteplegen, om dat de geringe<br />

kennis, welke toen nog in Europa heerschte, bij<br />

hen te vinden was; en dewijl 'er tusfehen de<br />

belangens van de geestlijkheid en leken eene tegenkanting<br />

ontftond, veroorzaakte zulks eene<br />

ijverzucht, welke de bron wierd van veele wanorders.<br />

Als toen namen de bedienaars van den<br />

godsdienst toevlugt tot loosheid en arglistigheid,<br />

van welke zij zich tegen hunne magtiger vijanden<br />

bedienden. Zij verzonnen gebeurtenisfen om<br />

hen te verichrikken, gebruikten geestelijke wapens<br />

om hunne eige wereldlijke bezittingen te<br />

verdedigen, en veranderden de zachtmoedige taal<br />

der Christelijke liefde in booze vervloekingen.<br />

De goedertierne godsdienst van Jefus ademde in<br />

den mond van deszelfs bedienaars niet dan fchrik.<br />

Geharnaste priesters verdedigden met geweld van<br />

wapenen hunne eige landen of vielen op die van<br />

anderen aan. Bij den blixem van de kerk, welke<br />

gelegenheid tot zoo veele oorlogen en omwentelingen<br />

gaf, voegden zij de hulp van het zwaard.<br />

Zij moedigden de onkunde aan en onderdrukten<br />

alle kennis, ten einde met te willekeuriger gezach<br />

over de menfehen te kunnen heerfchen.<br />

Zij maakten verborgenheden van alles; de waarheid<br />

mogt zich niet vertoonen, en de rede<br />

wierdt door 't bijgeloof aan banden gelegt.<br />

HAD»


LES n. G E S C H I E D E N I S . 117<br />

HADDEN de misbruiken, die in den godsdienst<br />

flopen, geene onheilen voortgebragt, hadden<br />

de bijgeloovige dwalingen, welke zoo lang<br />

de hedendaagfche volkeren van Europa bcfmetteden,<br />

geeneh fchadelijken invloed gehad op de<br />

maatfehappij, wij zouden ons niet opgehouden<br />

hebben met omftandigheden, welke niet flechts<br />

ten fchande ftrekken van den godsdienst, maar<br />

ook van deszelfs bedienaren. Het Christendom,<br />

in deszelfs ware licht befchouwt, is een zuivere<br />

en heilige godsdienst, aller menfehen eerbied<br />

waardig; deszelfs leerftellingen zijn godlijk; deszelfs<br />

zedekunde rein, volmaakt en verheven, de<br />

les van algemeene liefdadigheid of liefde, zoo<br />

gefchikt om 's menfehen geluk te bevorderen en<br />

te verzekeren, is zelfs van oneindig meer waarde<br />

dan alle de wijsheid der wijsgeeren. Deszelfs<br />

eerdienst, niet die, welke door 's menfehen verbeelding<br />

is verzonnen, maar die welke door deszelfs<br />

goddelijken nuchter wierd voorgelchreven,<br />

is eenvoudig, zuiver, komt uit het hart voort<br />

en is overeenltemmende met de rede. Deszelfs<br />

lesfen, welke door de onkunde verdraait en verwrongen<br />

zijn, verheffen de ziel en veredelen<br />

den mensch. In één woord, voor hem, die zich<br />

beijvert den geest van den Christelijken godsdienst<br />

te kennen, is hij groots en goddelijk, 'tls<br />

geenzins die geest, welke aan de aarde zoo veele<br />

onheilen brouwde; neen, het was de geest<br />

van bijgeloof, welke misdaden koesterde, door<br />

U 3 de


IlS H E D E N D A A G S C H E LES IE<br />

de wroeging te verdooyen;. welke de betrachting<br />

der • wezenlijke' plichten van de zedekunde, ver­<br />

waarloosde en .een' hoop ijdele plechtigheden in<br />

derzelver plaats ftelde; welke de waarheid ver­<br />

zwakte en alle goede grondbeginzels krachteloos<br />

maakte. Uit deze onzuivere bron vloeiden alle<br />

die kwalen, onder welken de hedendaagfche .vol­<br />

ken zoo lang gedrukt wierden, en van welke<br />

zommigen zich nog niet hebben ontdaan. On­<br />

kunde bragt valfche godsdienstigheid voort: gie­<br />

righeid, muggezifterij en roof namen toe en ver­<br />

oorzaakten zedenbederf. Onverdraagzaamheid en,<br />

dwecperij paarden zich te famen en overftelpten<br />

Europa met verwarring en ramp. Millioenen<br />

menfchelijke flachtöfTers wierden in den naam<br />

van den God des vredes van 't leven beroofd;<br />

en-eene magt, die zich zelve geestelijk noemde,<br />

zag men throonen omwerpen, de onderdanen wa­<br />

penen tegen hunne vorsten en veelvuldige beroe­<br />

ringen verwekken in de maatfehappij. Laten wij<br />

den draad dier rampfpoeden volgen. Zulks valt<br />

wel 1'mertelijk voor een hart dat eenige menfche-<br />

lijkheid bezit ; maar de eerbied voor de waar­<br />

heid legt ons dien taak op. De menfehen be-<br />

hooren de misbruiken te kennen, van welken een<br />

verkeerd begrepen godsdienst oorzaak is geweest<br />

en nog zijn kan. De vorige akelige tooneelen<br />

zullen, zoo ik hoop, nimmer hernieuwt worden;<br />

zij zouden evenwel nogmaals konnen plaats heb­<br />

ben. De geest van onverdraagzaamheid en dwee-


LES rr. G E S C H I E D E N I S . 119<br />

perij is nog niet geheel uitgebluscht; laten wij<br />

derhalven nog altoos vreezen een ïpratik te zien<br />

ontvonken door welke de ganfche wereld weder<br />

in vuur en vlam zou konnen- gezet worden.<br />

•<br />

HET was gedurende de negende eeuw dat het<br />

geestelijk gezach eene noodlottige omwenteling<br />

in de burgerlijke maatichappij voortbragt. De<br />

gefchiedenis- der hedendaaglche volkeren van Europa<br />

vertoont ons een ongerijmd Samenmengzel<br />

van gewijde en ongewijde dingen. De magt der<br />

Bisfchoppen vermeerderde met hunne rijkdommen,<br />

en langzamerhand overheerschten zij een<br />

gezach het welk voor de Vorsten noodlottig<br />

wierd. Zij Helden zich zeiven boven de wet,<br />

en wanneer zij misdadig waren durfden zelfs de<br />

koningen hen niet draden. Engeland en Frankrijk<br />

leveren daar van bewijzen. Men vond bisfchoppen<br />

in de hoven der Vorsten en aan 't<br />

hoofd van derzelver raadsvergaderingen. Zij gingen<br />

famenfpanningen aan, maakten heimelijke<br />

kuiperijen, hielden de teugel der regeering, en<br />

evenaarden het koninglijk gezach. In Spanje, de<br />

bakermat van kerkelijke dwingelandij, beflisten<br />

de raadsvergaderingen der geestelijken de gewichtigfte<br />

zaken van de natie; zetteden koningen af,<br />

en noopten dezelven zich te onderwerpen aan de<br />

vernederendfte boetdoening. De Monnikken fpeelden<br />

geen minder rol. Verkeerde begrippen wegens<br />

den godsdienst en het voorbeeld van fom-<br />

H 4 ö4r


lap H E D E N D A A G S C H E EES n.<br />

mige groote mannen, die het kloosterleven omhelsden,<br />

waren de oorzaken dat het getal dier<br />

geestelijken zoo fterk vermeerderde in de Christen<br />

wereld, en het bijgeloof in de kloosters zoo<br />

oppermagtig heerschte. In die duistere tijden<br />

werden toverij en bezweeringen voor waarheden<br />

door 't volk aangenomen en de monnikken verfterkten<br />

het in die ongerijmde vooröordeelen.<br />

Hongersnood, pest, ftormen, onweders en ziektens<br />

wierden toegefchreven aan booze geesten.<br />

Een akelige vrees greep de gemoederen der ftervelingen<br />

aan, en de menfehen lieten zich gewillig<br />

voor zot houden van bedriegers en guiten,<br />

die hen met eene ijzere roede regeerden. Uit<br />

deze misbruiken ontftont een ander kwaad, het<br />

welk langen tijd de maatfehappij drukte, ik<br />

meen de wereldlijke magt van den Roomfchen<br />

ftoel.<br />

WERELDLIJKE M A G T DER PAUZEN.<br />

DE Bisfchoppen van Rome hadden, voor het<br />

tijdvak van 't welk ik fpreek, zich een geestelijk<br />

gezach aangematigt over de geestelijkheid.<br />

Zij wierden geraadpleegt in zaken van den godsdienst<br />

en hunne antwoorden wierden gehouden<br />

voor godfpraken. Andere Bisfchoppen, die te<br />

yoren op een gelijken voet met hen ftonden,<br />

waren eindelijk verplicht hen voor hunne ópper-<br />

Hen te erkennen. De Pauzen, om de pauzelijke<br />

magt te vermeerderen, zonden overal apostelen<br />

uit


LES n. GESCHIEDENIS. IÜÏ<br />

uit om nieuwe kerken te fïichten. De gefchie­<br />

denis verhaalt ons dat Augustijn, een monnik,<br />

door den heiligen Gregorius naar Engeland wierd<br />

afgezonden om de Angle-Saxen tot het roomfche<br />

geloof te bekeeren. Sant Patrick vestigde de<br />

kerk in Ierland, en S c<br />

. Bonifacius was de apostel<br />

van Duitschland. Daar zij hunne zending van<br />

Rome ontvingen, bleven zij niet in gebreken de<br />

voorrechten van den heiligen ftoel zeer te ver­<br />

heffen en hunne bekeerelingen te overreden van<br />

de opperhoofdigheid van deszelfs bislchoppen.<br />

Daar en boven waren de pauzen altoos gereed<br />

die vorsten te vleijen en liefkozen, dien zij dag­<br />

ten nodig te hebben ter vervullinge hunner<br />

heerschzuchtige ontwerpen. De eerfte bisfchop­<br />

pen van Rome hadden groten invloed op de in­<br />

gezetenen dier ftad; hunne kerk was rijk, zij<br />

waren een vader voor den armen en een trooster<br />

voor de bedrukten; des fproot die invloed uit<br />

hunne godsvrucht en weldadigheid. Zij hadden<br />

als toen nog geen wereldlijke magt. Zij erken­<br />

den zich onderworpen te zijn aan de keizers, en<br />

hunne verkiezing moest noodwendig bevestigt<br />

worden van den Exarch van Ravenna, (b) Hei­<br />

melijk evenwel ademden zij naar het oppergebied<br />

van Rome; doch de tijd was nog niet gekomen.<br />

Gregorius III. begon de omwenteling. Keizer<br />

Leo<br />

) Een grieksch Landvoogd door den keizer van Conftantino­<br />

polen naar de wingewesten van Italië gezonden.<br />

H 5


122 H E D E N D A A G S C H E LES IE<br />

Leo van Itaurië gaf bevel alle beelden te vernie­<br />

len en dezen aanval op iets, waar mede het volk<br />

zoo zeer was ingenomen, maakte hem tot vijand<br />

van het zelve. De pauzen, die geftadig op alles<br />

een wakend oog hielden, namen deze gelegen­<br />

heid waar, en maakten zich die te nutte, de<br />

keizer werd in den ban gedaan en deszelfs naam<br />

gefchrabt uit de registers, in welke alle de na­<br />

men van keizers, bisfchoppen, en andere heilige<br />

mannen gefchrevcn waren. Het volk, het voor­<br />

beeld zijns herders volgende, verbrijzelde de<br />

ftandbeelden des keizers en wierp alle afhang-<br />

lijkheid van Conftantinopolen af. Nog één vij­<br />

and bleef 'er over, de Lombarden namenlijk, die<br />

in 't bezit zijnde van 't grootfte deel van Italië,<br />

dreigden zich meester van Rome te maken.<br />

Gregorius nam toevlucht tot Karei Martel, dien<br />

hij beloofde tot Burgemeester van Rome te zul­<br />

len maken, en de magt eens ketterfch vorst te<br />

zullen vernietigen. Karei ftemde in 's pauzen<br />

verzoek, doch de dood die en Paus en Keizer in<br />

't graf fleepte verwijlde de uitvoering van het<br />

ontwerp. Zacherius, die Gregorius III. in de<br />

pauzelijke waardigheid opvolgde, achtervolgde<br />

het ontwerp zijnes voorzaats. Door Pepijn aan<br />

zijne zijde overtehalen wierp hij een fchutsmuur<br />

op tegen de Lombarden. Door eene uitfpraak<br />

ten voordeele van Pepijn beroofde hij den wetti­<br />

gen oppervorst van de kroon van Frankrijk om<br />

dezelve te plaatzen op het hoofd eens overheer-<br />

fchers.


LES IE G E S C II I E D E N I S. 2.23<br />

fchers'. In erkentenis daar van trekt Pepijn, op<br />

het ernstig verlangen van Stephanus III, in-Ita­<br />

lië, veruaat de Lombarden, verleent hen Voor-<br />

waardelijken vrede en geeft het Exarckaat aan<br />

den heiligen ftoel. Aftolphus hield niet lang<br />

zich aan 't verdrag. De paus fchrijft eenen be-<br />

ruchten brief in den naam van S'. Pieter aan Pe­<br />

pijn. Die vorst trekt weder in Italië en noopt<br />

de Lombarden het Exarchaat aan den paus we-<br />

dertegeven, behoudende voor zich zeiven de<br />

rechten der opperheerichappij. Van dien tijd<br />

kan men de tijdelijke magt der pauzen dagte­<br />

kenen.<br />

P A T R I A R C H E N VAN C o N S T A N T I-<br />

N O P O L E N.<br />

HAD Rome een Paus, Conftantinopolen had<br />

een Patriarch-: zij waren mededingers van eikanderen.<br />

Het hoofd der oosterfche kerk -oeffende<br />

ten naasten bij het zelfde gezach in geestelijke<br />

zaken. Schoon de tweede in rang, ftreefde hij<br />

om de eerfte te zijn. De Grieklche kerk befchouwde<br />

de opperhoofdigheid van den Roomfchen<br />

bisfchop als een voorrecht aan de hoofdftad<br />

van het rijk gefchonken, niet als een recht,<br />

het welk aan den ftoel van S R<br />

. Peter behoorde.<br />

Dan, Rome, van den keizer verlaten, icheen niet<br />

langer dien voorrang te verdienen. Van dien tijd<br />

af ftelden veele bislchoppen alle loosheid te werk<br />

om hoofd der kerke te worden. Johannes, bijge-


124 H E D E N D A A G S C H E LES H.<br />

genaamt de Vaster, verborg zijne aanfpraak niet<br />

op dien tijtel. Zijne uitwendige vroomheid verwierf<br />

hem de achting en befcherming der keizeren,<br />

zijn gedurig vasten en andere geftrenge levensregelen<br />

prezen hem bij de monnikken aan,<br />

en zijne groote liefdadigheid maakte hem een afgod<br />

bij 'tvolk. Hoog geëert van een ieder, riep<br />

hij eene kerkvergadering bij een en nam den tijtel<br />

van algemeenen bisfchop. Te vergeefsch deedt<br />

Rome bedreigingen: de Patriarch bleef onverzettelijk;<br />

hij behieldt den tijtel en bragt dien over<br />

aan zijne opvolgers. Als toen werd den grond<br />

gelegt van die groote fcheuring, welke met den<br />

tijd eene fcheiding bewerkte tusfehen de Latijnfche<br />

en Griekfche kerke. Deze patriarchen hadden<br />

teyens een' zoo aanmerkelijken invloed op<br />

de ftaatszaken, dat zij dikwijls de keizers deden<br />

beven. De plechtigheid der krooning wierd door<br />

hen verricht, en van dat voorrecht wisten zij<br />

zich zoo wel te bedienen, dat zij hunne meesters<br />

de wetten fielden. Macedonius weigerde Anastafius<br />

te kroonen, tot dat deze fchriftelijk beloofde<br />

de befluiten van 't concilie van Chalcedonië<br />

te zullen handhaven. Het oosterfche rijk wierd<br />

omtrent dit tijdvak hevig gefchokt. Godsgeleerde<br />

twisten beroerden den ftaat; en niet zoo haast<br />

was de eene fecte vernietigt of daar vertoonde<br />

zich eene andere. Van daar de haat en burgerlijke<br />

beroeringen, waar door de regeering niet<br />

weinig verzwakte. De keizers, gelijk derzelver<br />

dweep-


LES iï. G E S C H I E D E N I S . I*5<br />

dweepachfcige onderdanen, bemoeiden zich met<br />

godgeleerde hairkloverijen, terwijl zij de Saracenen<br />

toelieten hen te berooven. van de fchoonfte<br />

landfchappen van Afia en Africa. Groote kwalen<br />

ontftonden uit eenen onverdraagzamen geest,<br />

een geest, welke, helaas! te zeer de overhand<br />

gehad heeft in alle de tijdvakken van de Christelijke<br />

kerk en onder alle de gezinthedcn der<br />

Christenen.<br />

A N G E L - S A X E N .<br />

E GEERT verè'enigde de koningrijken van het<br />

zevenhoofdig rijk, en Engeland kwam in meer<br />

aanzien onder de natiën van Europa. De Angel-<br />

Saxen, onder eenen enkelen koning verëenigt,<br />

een zelfde taal, eender gewoontens, wetten en<br />

godsdienst hebbende, hadden zich zeiven den<br />

vrede mogen beloven, en hopen konnen zich geducht<br />

te maken bij hunne naburen, doch dit<br />

fchoon vooruitzicht verdween wel haast; want<br />

de Denen en Normannen, derzelver verwoestingen<br />

over Frankrijk verfpreid hebbende, deden<br />

eene landing in Engeland, en alhoewel dikwijls<br />

afgeflagen en zomtijds zelfs geheel uit het land<br />

gedreven, hielden zij, door in grooter getal wedertekomen,<br />

de inwoners geftadig in roere. Deze<br />

barbaren, eenmaal een vasten voet gekregen hebbende,<br />

matteden de Angel - Saxifche koningen<br />

zoodanig af, dat deze verplicht waren het koningrijk


126 H E B E N D A A G S C H E LES IE<br />

rijk met hen te deeien, tot dat zij eindelijk meesters<br />

werden van 't geheele rijk.<br />

A L F R E D.<br />

VAN alle de koningen van den Angel-Saxifchen<br />

dam was Alfred de grootfte cn beste. Hij<br />

was de vierde zoon van Ethelwolf en de opvolger<br />

van zijn broeder Ethered, die aan de wonde<br />

ftierf, welke hij in een veldflag tegen de Denen<br />

ontving. Zijn vader, een zwak en bijgeloovig<br />

vorst, deedt een bedevaart naar Rome en nam<br />

Alfred mede, die toen flechts zes jaren oud was.<br />

Het was in de regeering van Ethelwolf dat de<br />

Engelfche geestelijkheid weder aanfpraak maakte<br />

op de tiendens (welke men aan dezelve ontnomen<br />

had) als op een eigendom haar volgens godlijk<br />

recht toebehoorende. Tot hier toe had men hare<br />

eisfehen van de hand gewezen; maar toen zij een<br />

zwak vorst op den throon zag, het volk door<br />

menigvuldige verliezen vernedert en beducht voor<br />

eenen nieuwen inval der Denen, bediende zij zich<br />

van het gunstig oogenblik, om het gene zij vorderde<br />

te verkrijgen. Ethelwolf vergaderde de<br />

ftaten van 't koningrijk en befchonk de kerk met<br />

die gewichtige gift. Kort daar aan ftierf hij en<br />

zijn koningrijk werd verdeelt tusfehen Ethelbald<br />

en Ethelbert, zijne twee oudfte zonen, die zonde<br />

afftammelingen ftervende, door den derden<br />

broeder werden opgevolgt, die, gelijk reeds hier<br />

boven gezegt is aan zijne wonde overleedt, zoo<br />

dat


LES i i . G E S C H I E D E N I S . 12?<br />

dat Alfred de groote zich, in den ouderdom van<br />

twintig jaren, oppervorst bevond van een koning­<br />

rijk, dat van één gereten en verwoest was en<br />

daaglijks met eenen volkomen ondergang bedreigt<br />

werdt.<br />

A L F R E D de groote, de ware dichter van.de<br />

Engelfche natie, verëenigde in zich alle die<br />

deugden, welke een groot en goed vorst vormen.<br />

Zijne hoedanigheden waren niet van dien aart<br />

dat ze flechts eene dorre bewondering verwekten;<br />

maar zodanig, dat hij door nuttig en eerbiedwaardig<br />

te zijn, zich zelveu zelfs bij de nakomelingfchap<br />

groote achting verwierf. Hij was niet zoo<br />

haast op den throon geftegen, tot welken de<br />

wensch van ieder hem riep, of hij betoonde, in<br />

de verdediging zijns lands, de dapperheid en onvertzaagtheid<br />

eens helds. De Denen waren bezigde<br />

zuidelijke landfchappen van Engeland te verwoesten.<br />

Alfred, die met haast eenige weinige<br />

troepen bijeenbragt, ftelde zich aan derzelver<br />

hoofd, trekt tegen de barbaren op, verflaat'hen<br />

en noopt hen tot de belofte dat zij het koningrijk<br />

zullen verlaten. Deze overwinning werd<br />

flechts opgevolgt van een oogenblik rust. Nieuwe<br />

zwermen van noordfche roovers voegden zich<br />

bij hunne makkers, verdeelen zich in verfcheide<br />

benden en vermeerderen hunne verwoestingen.<br />

Een dezer benden trok in Dorlétl'hire, maar wierd<br />

zoo wakker vervolgt door Alfred, dat zij verplicht<br />

was,


128 H E D Ï N D A A C S C H E LES IE<br />

was, bij verdrag, het eiland te verlaten. De<br />

Denen nogthans niet geneigt hunne prooi te Haken,<br />

wilden zich niet houden aan de gedane beloften.<br />

Zonder het minste voorwendzel vallen<br />

zij op Alfred aan, verftrooijen deszelfs leger en<br />

maken zich meester van Exeter. Deze verraderlijke<br />

aanval benevens den gevaarlijken toedand<br />

van 's konings onderdanen gaf nieuwe kracht aan<br />

Alfreds dapperheid. Hij ligt een nieuw leger,<br />

levert agt veldflagen, en brengt zijnen woesten<br />

vijand tot het uitterften. De Denen doen voorflagen<br />

van vrede en Alfred vergunt hen zich in<br />

Engeland te vestigen, mits het aanlanden van andere<br />

barbaren te helpen beletten; intusfchen was<br />

hij niet weinig verbaast te vernemen dat gedurende<br />

het hangen van dit verdrag eene andere bende<br />

vijanden geland was, die zeer groote verwoestingen<br />

aanrichtte. Deze tijding maakte de Angel-<br />

Saxen wanhopig, dewijl zij meenden dat de hemel<br />

hen ter verdelging had overgegeven. Sommige<br />

namen de wijk naar Wallis, fommige vloden<br />

naar 't vaste land, andere onderwierpen zich<br />

aan hunne verwinnaaren. Te vergeefsch vermaande<br />

Alfred zijne onderdanen nogmaal eene poging<br />

te doen ter verdediging van hunnen vorst, hun<br />

land en hunne vrijheid. De fchrik had hen allen<br />

moed benomen; de nood, waar in hun vorst zich<br />

bevond, maakte geen indruk op hen, en hij, om<br />

zijne vijanden te vermijden zag zich genoopt alle<br />

koninglijke tekens afteleggen en een boeren gewaad


LES ÏE GESCHIEDENIS. 12$<br />

\vaad aante trekken. Hoe aangenaam voor eene-<br />

aandoenlijke en deugdzame ziel dezen goeden<br />

doch rampfpoedigen vorst te verzeilen naar des­<br />

zelfs eenzame wijkplaats, hem aldaar eenige wei­<br />

nige koeijeiL te zien hoeden en eene berisping<br />

ondergaan van des herders wijf, wegens het la--<br />

ten aanbranden van hare koeken. Deze trek is<br />

niet beneden de deftigheid der gefchiedenis, want<br />

iemands gedrag in zekere gevallen en omïtandig--<br />

heden van 't leven is de echtiïe kenfchets van-<br />

zijn wezenlijk karakter: ook is alles van waarde<br />

in het leven van êen vorst, die deugd en waar­<br />

digheid bezittende, tot eenen twijvelachtigen ftand<br />

zoo verre benedén zijnen rang gebragt is. Er<br />

zijn maar wéinige koningen die zich bekwaam<br />

getoont hebben voor de regeering, om dat maar<br />

weinige koningen, gelijk Alfred, opgebragt wier-'<br />

den in de fchool van tegenfpoed. Alfred, alhoe-'<br />

wel verfteken van zijn koningrijk, bleef fteeds<br />

hopen het zelve te zullen herwinnen; ten langeri<br />

lesten bemerkende dat zijne vijanden hét zoeken<br />

naar hem moede werden, verzamelde hij eenige<br />

zijner aanhangêren en nam zijn verblijf in 't mid­<br />

den van eene moerasfige ftreek, welke hij met<br />

omwallingen verfterkte én van waar hij veele on-'<br />

verwagtte uitvallen dééd op de Denen. De goe­<br />

den uitflag, welke deze kleene ftfooperijen had­<br />

den, wakkerde den moed zijner vrienden aan,<br />

en deedt hen hopen op de overwinning, wanneer<br />

het eens tot een beflisfend gevecht mogt komen.<br />

I Ei*


130 H E B E N B A A C S C H E LES IE<br />

Eindelijk bood zich eene gunstige gelegenheid<br />

aan die hem te velde riep. Oddun, graaf van<br />

Devonfhire, had een groote bende Denen geflagen<br />

en zich meester gemaakt van derzelver betooverenden<br />

ftandert, in welken de Denen het<br />

grootfte vertrouwen ftelden. Alfred verheugt dit<br />

vonkje van moed in zijne onderdanen te zien ontbranden,<br />

maakte zich dit geval ten nutte; dan,<br />

alvorens een veldflag te willen wagen, befloot<br />

hij onder de vermomming van een harpfpeler,<br />

des vijands legerveld te gaan befpieden; alles<br />

opgemerkt hebbende wat hij verlangde te weten,<br />

zond hij heimelijk zijne vertrouwelingen af naar<br />

de vermogendfte zijner onderdanen, die hij nodigde<br />

zich onmiddelijk bij hem te voegen. De<br />

Engelfchen lpoedden zich van alle kanten naaide<br />

beftemde plaats, verheugd nog ééns hunnen<br />

koning, die hen zoo dierbaar was, en dien zij<br />

meenden overleden te zijn, te befchouwen. Zij<br />

fmeekten hem hen ter overwinning te leiden en<br />

vrij te maken. Alfred dek zich aan hun hoofd,<br />

trekt tegen den vijand op, en valt op deszelfs<br />

legerplaats aan. De Denen, alhoewel fterker in<br />

getal, maakten flechts eenen zwakken tegenftand.<br />

De grootfte hoop van hun viel door 't zwaard,<br />

en het overfchot gaf zich krijgsgevangen aan Alfred,<br />

die niet minder edelmoedig dan dapper,<br />

hen het leven fpaarde, en onder zijne befcherming<br />

nam, hen vergunnende zich in de verwoestte<br />

landlchappen te vestigen, mits dat zij den<br />

Chris-


LES n. G E S C H I E D E N I S . 13*<br />

Christelijker! Godsdienst zouden omhelzen. Deze'<br />

voorwaarden wierden aangenomen en Alfred, ontflagen<br />

van zijne vijanden, liet voorts zijne gedagten<br />

gaan om de orde en een goed bewind in zijn*<br />

koningrijk te herftellen.<br />

IN deze verrigting waar door het geluk van<br />

een volk bevordert en verzekert word, gaf Alfred<br />

blijken van de grootfte bekwaamheid. Hij<br />

herbouwd de deden en vlekken, welke door dé<br />

Denen verwoest waren, rigt eene landmilitie op<br />

ter verdediging van het koningrijk, wapend zijnet<br />

onderdanen, bezet met een gedeelte derzelveri<br />

de fterkten, die hij had aangelegt, en beveelt dé<br />

overigen zich gereed te houden om, bij de minste<br />

roere, optetrekken, en terwijl hij deze voorzorg<br />

neemt » verzuimt hij niet den akkerbouw<br />

aantemoedigen. Hij fchiep, indien deze uitdrukking<br />

imij veroorlooft zij, de Engelfche feheepsmagt.<br />

Door zijne wijze werkzaamheid rustte hij<br />

honderd twintig fchepen uit, waar.mede hij de<br />

Denen op hunne eige «hoofdHof aanviel. Door<br />

deze welberade maatregelen werden van hem dé<br />

Barbaren ondergebragt of verdelgt. Dan, zijn<br />

rijk wierd ook door andere kwalen gedrukt, welke<br />

reeds geheel veroudert waren, deze beftonden<br />

in een gebrek aan burgertucht en eene regelmatige<br />

ondergefchiktheid. Het land was bedekt met<br />

ganfche benden Denen, die, gewoon van roof te<br />

leven, zonder de minste nijverheid te bezitten w<br />

I 2 da-


132 H E B E N D A A G S C H E LES IE<br />

dagelijks geweldadigheden pleegden. Ja, de En-<br />

gelfchen zelf, geheel verarmt, leidden een der­<br />

gelijk leven. Burgers plunderden en vernielden<br />

hunne medeburgers. Zoo veele kwa :<br />

en, die den<br />

welvaart der maatfehappij nadeelig waren, ver-<br />

eischten een krachtdadig hulpmiddel, het welk<br />

Alfred vond in zijne waakzaamheid en vlijt. Hij<br />

maakte wetten, welke alhoewel geftreng, neg-<br />

thans noodzakelijk waren om de voor de natie<br />

zoo nadelige ongeregeldheden te beteugelen.<br />

Hij ftelde gerichtshoven in. Engeland is aan hem<br />

het invoeren van gezworenen verfchuldigt, eene<br />

uitmuntende inftélling ter behoudenis van de na­<br />

tuurlijke rechten van den mensch, en ter billijke<br />

bedieninge van 't recht. Alfreds wetten en he­<br />

rtellingen deden eene fchielijke en krachtige uit­<br />

werking: geweld, verwoesting en roof namen<br />

dadelijk een einde. Deez' groote vorst had nog-<br />

thans een heiligen eerbied voor de vrijheden van<br />

Zijn volk: 't Is billijk (dus drukt hij zich uit in<br />

Zijne laatfle uittelde wille) dat de Etigelfche im­<br />

mer zoo vrij zijn als hunne gedagte.<br />

GEZORGD hebbende voor de veiligheid vart<br />

Zijn koningrijk en voor de gehoorzaamheid, welke<br />

Zijne onderdanen aan wijze en billijke wetten fchul-<br />

dig waren, was hij tevens bedagt om aan de natie<br />

luister en voorfpoed te bezorgen. De geiiartheid<br />

der Engellchen was nog barbaarsch en hunne ze­<br />

den waren ruw en onbefchaafd, om dat Engeland<br />

als


EES n. G E S C H I E D E N I S . 133<br />

als bedolven lag in de duisterheid der onkunde.<br />

De Denen hadden of de kloosters vernield of de<br />

monn kken verdreven en derzelver boekerijen<br />

verbrand. Er was geen de minste fchaduw van<br />

kennis overgebleven; niemand kon eene verklaring<br />

geven van den kerk-dienst welke in dien<br />

tijd in 't Latijn verrigt wierd. Om deze onkunde<br />

te verbannen, noodigde Alfred geleerde mannen<br />

uit alle deelen van Europa, rigtte fenolen op<br />

voor 't onderwijs der jeugd, dichtte of herftelde<br />

de hoogelchool van Oxford, begiftigde dezelve<br />

met inkomsten en voorrechten en begunstigden die<br />

geenen met bedieningen in kerk en ftaat, die<br />

flechts eenigzins ervaren waren in de letteren en<br />

wetenfehappen. Behalven deze middelen, zoo<br />

gefchikt om een geest van naijver te verwekken,<br />

ftrekte zijn eige voorbeeld tot eenen fcherpen<br />

prikkel. Schoon door eene menigte bezigheden<br />

overkropt, wist hij zich zeiven nog tijd te fparen<br />

voor letterkundige oeffeningen. Het is bijna<br />

niet mogelijk te begrijpen hoe dezen held en<br />

wetgever, die zestig gevechten, zoo te zee als<br />

te land, bijwoonde, in den loop van een zoo<br />

werkzaam leven in ftaat ware meer kennis aantewinnen<br />

en meer boeken te fchrijven dan menig<br />

geletterd man, hoe onafgetrokken en naarftig,<br />

in gelukkiger tijden heeft voor 't licht gebragt.<br />

DEZE Vorst moedigde de tuigwerkelijke- en<br />

handwerks-konsten aan; de koophandel breidde<br />

I 3 zich


J34 H E D E N D A A G S C H E LES ÏI.<br />

zich uit, en de Engelfchen, die de voortbrengzels<br />

van de Oost-Indien in hun land zagen overvoeren,<br />

begonnen Imaak te krijgen in het oeffenen<br />

van deugd en gerechtigheid, welke benevens<br />

de nijverheid de ziel zijn van den koophandel en<br />

de bron van maatiéhappijlijk geluk.<br />

TE zeggen dat Alfred naast Karei den grooten<br />

de grootfte vorst was dien Europa voor veele<br />

eeuwen gezien had, zou geen recht gedaan zijn<br />

aan zijn karakter. Buiten de gebreken diens keizers,<br />

overtrof hij hem in begaaftheden en deugd.<br />

De ftaatzucht maakte van Karei eenen onverdraagzamen<br />

en wreeden overheerfcher. In Alfred<br />

was dezelve eene edele hartstocht, van welke hij<br />

zich bediende in de billijkfte zaak, namenlijk de<br />

verdediging zijns lands. In de fchool van tegenfpoed<br />

opgebragt was hij een gedugt krijgsman,<br />

een gelieft koning, de handhaver van billijkheid<br />

en recht, de aanmoediger en befchermer der konstcn<br />

en de vriend der deugd.<br />

ZIJN zoon Eduard ï. evenaarde zijn vader in<br />

alle deszelfs krijgskundige begaafdheden, en oeffcnde<br />

dezelve dikwijls met voordeel, zoo tegen<br />

de Denen, die zich in Engeland vestigden,' als<br />

tegen die, welke bij aanhoudenheid uit het noorden<br />

overkwamen. Na zijn dood verkoos de natie<br />

zijnen natuurlijken zoon Adeiftan om hem optevolgen.<br />

De wettige erfgenaam was te jong om<br />

eene


tïs n. G E S C H I E D E N I S . 135<br />

eene natie te regeeren, die geftadig was blootgeftelt<br />

aan buitenlandfche invallen en binnenlandfche<br />

beroertens, en Adelftan, door den voorfpoed<br />

zijner wapenen en de wijsheid zijner regeeringe,<br />

billijkte de juistheid hunner keuze. Hij verzette<br />

zich met dapperheid en eenen goeden uitflag tegen<br />

de Denen, begunstigde den koophandel, en<br />

om den buitenlandfchen handel aantemoedigen<br />

fchonk hij den tijtel van Heer aan eiken koop,<br />

man die twee tochten na afgelegene landen deedt,<br />

Zijn zoon Egmund had geen tijd om zich een<br />

goed of flecht koning te betoonen, wordende,<br />

even na zijn' komst tot den throon, op een gastmaal<br />

vermoord. Edred, die hem opvolgde,<br />

hieldt de Denen in ontzach. Hij was een wakke?<br />

' vorst, maar lakens waardig om dat hij zich bij<br />

de neus liet leiden door den beruchten Dundan,<br />

een monnik, die, onder fchijn van heiligheid,<br />

zich een groot aanzien had weten te verwerven;<br />

de zonderlinge levenswijze van dezen monnik en<br />

de belacblijke kluchten, welke men van hem verhaalt<br />

en in die duistere eeuwen voor Euangehe<br />

waarheden wierden aangenomen, maakten hem<br />

den afgod van 't gemeene volk. Wij, die verlichter<br />

tijden beleven, lachen om het vertelzel<br />

van den duivel, die in de gedaante van eene<br />

fchoone vrouwe aan dien monnik verfcheen om<br />

deszelfs kuischheid te beproeven, ook gelooven<br />

wij niet dat Dunftan zoo onbeleefd ware om hem<br />

met gloeijehde nijpers bij de neus te houden tot<br />

I 4


*3Ó H E n E N D A A G S C H E LES ÏJ,<br />

dat hij van pijn uitbrulde en groote verbaastheid<br />

en fchrik in de nabuurfchap verwekte. Wij zouden<br />

natuurlijk dit befluit mogen maken, dat de<br />

duivel, na zulk eene onheufche bejegening den<br />

monnik voortaan met rust moest gelaten hebben.<br />

Htte 't ook zij, zulk een treffelijke overwinning<br />

over zijnen vijand, verwierf aan Dunftan den eerbied<br />

van 't volk en 't vertrouwen van zijnen<br />

vorst. Door Edred tot eene hooge bediening in<br />

de kerk verheven, bragt hij Engeland in rep en<br />

roer, met de monnikken en geestlijkheid het huwelijk<br />

te verbieden. Edred, de fpeelpop van 's<br />

monniks heerschzucht, bekrachtigde deze ongerijmde<br />

hervorming, en de monnikken wierden<br />

gevaarlijk voor 's vorsten opvolgers. Wij lezen<br />

met verontwaardiging op welk eene finadelijke<br />

wijze Edwij gehandelt werd van Dunftan en Odo,<br />

aartsbisfc-hop van Canterburij, die hem uit de armen<br />

fcheurde van deszelfs vrouwe de fchoone<br />

Elgiva. Te vergeefsch verbande Edwij, om dezen<br />

hoon te wreken, Dunftan, wiens aanhangelingen<br />

hevig uitvoeren tegen den koning. De koning<br />

werd veracht en gehoont. Odo maakte zich<br />

meester.van de koningin, verfchroeide haar aangezicht<br />

met een gioeijend ijzer, en zond haar in<br />

ballingichap naar Ierland. Edwij wierd genoodzaakt<br />

zijne toeftemming tot de fchciding te geven,<br />

doch werd niettemin het flagtoifer van des<br />

monniks woede. Elgiva, naar Engeland te rug<br />

komende om zich weder bij den koning te voegen,


LES n, GESCHIEDENIS. 137<br />

gen, verviel op weg in de handen van een bende<br />

fchelmen, door den kerkvoogd uitgezonden om<br />

haar te onderfcheppen, zij wierd verlamt en op-<br />

de allerwreedfte wijze vermoord, terwijl de ko­<br />

ning zelf in den kerkban gedaan en ontthroont<br />

wierd. Daar de onkunde het menfchelijke ver-<br />

ftand nog geftadig in kluisters hield en de rech­<br />

ten van den mensch niet behoorlijk gekent noch<br />

gehandhaaft wierden, toonden zij, die zich zei­<br />

ven de bedienaars van Jezus Christus noemden,<br />

door een gedrag juist het tegengeftelde van zij­<br />

nen godsdienst, de dienaars te zijn van den dui­<br />

vel.<br />

DE Denen bleven nog geftadig invallen doen<br />

in Engeland; want fchoon Edgar hen zulk een<br />

vrees aanjoeg, dat zij, gedurende zijne regeering,<br />

zich maar zelden vertoonden, nogthans ftond<br />

Ethelred, zoon van de wrede Elfrida, tweede<br />

vrouw van Edgar, door zijn lafhartig gedrag,<br />

hen toe, zich in 't bezit te ftellen van dat land.<br />

Een wakker vorst zou deze barbaren naar hunne<br />

fchepen te rug gedreven hebben of in de onder­<br />

neming liever zijn omgekomen; maar, in ftede<br />

van zulke edele pogingen, haalde hij hen door<br />

geld over om te vertrekken, en toen zulks de<br />

bedoelde uitwerking niet had, befloot hij wrede-<br />

lijk alle de Denen, die in Engeland gevestigt<br />

waren, omtebrengen, het welk dienvolgens ge­<br />

fchiedde, wordende zij allen op éénen dag ver-<br />

I 5 moord.


I3& IIÉDENDAAGSCHE LES IE<br />

moord. Deze affchuwelijke barbaarsheid dom­<br />

pelde het koningrijk in nieuwe rampen. Sueno,<br />

koning van Denemarken, fpoedde zich met een<br />

talrijk heir om den dood zijner landgenoten te<br />

wreken. De Angel-Saxen wierden gellagen en<br />

Ethelred met deszelfs beide zonen, Alfred en<br />

Edward genoopt een fchuilplaats te zoeken in<br />

Normandijë. Canute, de wakkere zoon van Sua-<br />

no, zegepraalde over de fterke pogingen van<br />

Edmund IJzerzijde, en bevredigde, door zijne<br />

menigvuldige deugden, de Angel-Saxen mét zijn<br />

beduur. Na den dood van hem en zijne kinde­<br />

ren, werden dë koningen van den Saxifchen ftam<br />

nogmaals de oppervorsten van dit Land. Alfred,<br />

de zoon van Ethelred, beklimt den throon, doch<br />

kort daar aan vermoord wordende door den ver­<br />

rader Goodwin, volgde zijn broeder Edward hem<br />

op. Aan 't hof van Normandijë opgevoed zijn­<br />

de, vervulde hij Engeland met Normannen, die<br />

hij aan zijne natuurlijke onderdanen voortrok en<br />

met de aanzienlijkfte en voordeeligfte bedieningen<br />

begiftigde. Zijn gedrag mishaagde de Engelfchen,<br />

Goodwin ftond tegen hem op en noopte hem de<br />

Normannen naar huis te zenden. De regeering<br />

van Edward den belijder is flechts opmerkens­<br />

waardig uit hoofde van den tocht tegen Macbeth,<br />

die Duncan koning van Schotland vermoordde en<br />

deszelfs throon overweldigde (c). De onbedagt-<br />

za-<br />

(c) Zie h« Tremfpel. van Macbeth. een der beste Historiefehe<br />

Te-


LES ii. G E S C H I E D E N I S . 13$<br />

zamc gelofte van Edward, om zich van de omhelzinge<br />

zijner vrouwe te onthouden, was oorzaak<br />

van nieuwe beroertens in Engeland, en zijn<br />

dood ontvonkte de heerschzugt van twee mededingers.<br />

EDWARD ftierf zonder kinderen, en Harold,<br />

zoon van graaf Goodwin, die gehuwt was aan de<br />

erfgename van de Deenfche koningen, nam bezit<br />

van den throon, als ware hij de wettige erfgenaam<br />

geweest. De Engelfche natie nam hem gewillig<br />

tot haren koning aan en doeg geen acht<br />

noch op de billijke aanfpraak van Edgar Athe-<br />

Jing, de ontwijvelbare erfgenaam van de Angel-<br />

Saxifche koningen', noch op de eisfchén van<br />

Willem den bastaar't, Hertog van Normandijë'.<br />

Willem wendde voor dat hij in Engeland zijnde<br />

om Edward te bezoeken, deze een wil gemaakt<br />

had ten zijnen voordeele, en dat Harold, dien<br />

hij uit de gevangenis verloste, hem het recht tot<br />

de kroon van Engeland had afgedaan. Dit zij<br />

zoo 't wil, Willem liet Harold door zijne afgezanten<br />

bevelen deszelfs koninglijken tijtel en gezach<br />

afteleggen, en het antwoord daar op zoodanig<br />

zijnde als hij verwagtre, maakten deze beide<br />

mededingers zich gereed om hunne rechten door<br />

het zwaard te beflislen. Ten aanzien van Willem<br />

was<br />

Toneelftukken van Sl.akcspeare, te vinden in de Ncderduitfchc<br />

vertaling bij A. Eoi'chers te Amfterdatn uitgekomen, het tweede


149 H E D E N D A A G S C H E LES IE<br />

was dit beftaan ftout en gevaarlijk. De Engelfchen<br />

waren eene geduchte natie, die een dapper<br />

en ftaatzuchtig vorst aan haar hoofd had. De<br />

kans des oorlogs is onzeker. Deze tegenbedenkingen,<br />

verre van Willem aftefchrikken, wakkerden<br />

zijnen moed aan. Drommen van gelukzoekers<br />

begaven zich van alle oorden onder zijnen<br />

ftandert en al fpoedig had hij een leger bijeen<br />

van uitgelezene krijgsmannen, bereid te overwinnen<br />

of te fterven. Alles was Willem gunstig;<br />

de Ridderlijke geest, die alle gevaren tartte, was<br />

toen ten hoogden top geftegen in Europa. De<br />

Normannen hadden overal vooripoedig geweest.<br />

De minderjarigheid des konings van Frankrijk,<br />

de befcherming en goedkeuring des keizers en<br />

des pauzen. Alexander II, die toen den pauzelijken<br />

ftoel bekleedde, verklaart Harold voor een<br />

overheerfcher, doet hem en deszelfs aanhangers<br />

in den kerkban, en om Willem aan te moedigen<br />

zend hij hem een gewijd vaandel met een ring<br />

bezet met eenige hairen van S c<br />

. Petrus. „ Zoo<br />

„ dat, gelijk Hume oordeelkundig aanmerkt, de-<br />

„ ze onderneming met ftaatzuchtige oogmerken<br />

„ beraamt, en welke niet dan door onbillijkheid<br />

„ en geweld kon volvoert vvorden, met den<br />

„ breeden mantel van Godsdienst bedekt werd".<br />

W I L L E M ging met eene talrijke vloot en met<br />

een leger van zestig duizend uitgelezene krijgslieden<br />

onder zeil van Valorij, landde aan de kust<br />

van


LES li. G E S C H I E D E N I S . 141<br />

van Esfex, alwaar het kort daar na tot een betlisfend<br />

treffen kwam te Hastings, een plek in<br />

dat graaffchap Cd). Het gevecht duurde van 's<br />

morgens tot zonnen ondergang, en Harold, na<br />

wonderen van dapperheid verrigt te hebben, werd<br />

met twee zijner broederen verflagen, latende aan<br />

den voorfpoedigen Willem de zegepraal en de<br />

kroon. De overwinnaar toog naar Londen met<br />

des pauzen ontrolde vaandel; de voornaamfte ingezetenen<br />

ontvingen hem aan de poorten dier<br />

ftad en boden hem de kroon aan, welke' zij hem<br />

niet kenden onthouden. Willem, naar zich te<br />

hebben doen kroonen te Westminfter, in het bijzijn<br />

van veele Engelfche en Normandfche Edelen,<br />

bragt het overige van 't koningrijk onder<br />

zijne gehoorzaamheid. Alleen de landen van Harold<br />

en deszelfs ijverigfte aanhangeren werden<br />

verbeurt verklaart en hij fcheen niets zoo zeer<br />

ter harte te nemen dan de Engelfchen en Normannen<br />

tot één volk te maken; hij betoonde zich<br />

zeer minzaam jegens zijne nieuwe • onderdanen,<br />

bekrachtigde de voorrechten van Londen en andere<br />

fteden, in één woord, hij gedroeg zich niet<br />

als een veroveraar, maar als een wettig koning.<br />

Doch dit gedrag hield niet lang ftand; want de<br />

Engelfchen ondervonden vrij fpoedig dat zij in<br />

Willem eenen meester en dwingeland gekregen<br />

hadden. Een opftand, terwijl hij afwezend en in<br />

1 Nor-<br />

(


Hz H E B E N B A A G S C H E LES II.<br />

Normandijë was, verfchafte hem een voorwendzei<br />

om zijne geneigtheid rot dwingelandij te oeffenen;<br />

de Engelfchen wierden van hunnen eigendom<br />

berooft, van hunne voorrechten verfteken<br />

.en tot flaven gemaakt van den willekeurigen vorst.<br />

Wetten, die ten. uitterften geftreng waren, en<br />

met geweld opgedrongen werden, kenfchetften<br />

zijne regeering. Britten, Angel-Saxen en Denen<br />

werden alle, zonder onderfcheid, even eens behandelt<br />

als flaven ; de geestelijkheid zelve bleef<br />

niet uitgezondert. De Saxifche wetten werden<br />

vernietigt en die der Normannen daar voor in de<br />

plaats geftelt. Alle pleidoijen moesten op zijn<br />

bevel in de Normanfche taal gefchieden; want<br />

Willem, wilde in Engeland geene andere taal gefproken<br />

hebben dan die des veroveraars. In de<br />

deden en vlekken werden fcholen aangelegt om<br />

de jeugd in die taal te onderwijzen, ten einde<br />

daar door algemeen de heerfchende en de moedertaal<br />

vergeten mogte worden. Zijne gcftrengheid<br />

en grilzieke dwinglandij jegens de Engelfchen<br />

maakten hem bij zijn leven gehaat en heeft<br />

zijne gedagtenis bij de nakomelingfchap in afgrijzen<br />

gebragt. Alhoewel de regeering van Willem<br />

dikwijls ontrust werd door beroertens van zijne<br />

Engelfche en Normanfche onderdanen, 't geen<br />

niet gebeurt zou hebben onder een zachter bewind,<br />

bleef echter zijn goed geluk zegepralen.<br />

ï)e flechte gevolgen, welke deze opftanden hadden,<br />

en de verfchrikkelijke ftrafFen, die hij liet<br />

oef


LES n. G E S C H I E D E N I S . 143<br />

oeffenen, maakten dat zij zich aan den koning<br />

onderwierpen, dien zij vreesden, doch niet konden<br />

beminnen. Na eene regeering van een en<br />

twintig jaren ftierf Willem, terwijl hij bezig was<br />

Mentz in Frankrijk te belegeren, hij wierd te<br />

Caen in Normandijë begraven. Philippus 1, ijverzuchtig<br />

van zulk. een vermogend vijand, kon zich<br />

niet weerhouden fpotachtig • iets van Willem te<br />

zeggen, het welk dezen zoo vergramde dat- hij<br />

zich door de verfchrikkelijkheden des oorlogs deswegens<br />

zogt te wreken. Weinig gedagten had<br />

Philippus dat Willems oorlogzuchtigen loop zoo<br />

na aan 't einde was, de voorwetenfehap daar van<br />

zou hem weerhouden hebben te boerten en te<br />

huis hebben doen blijven.<br />

D E Angel-Saxen fchijnen door wijsheid beftuurd<br />

geweest te zijn in 't vormen van hunne<br />

ftaatsgefteldheid en regeering. De verfcheide koningrijken<br />

van het zevenhoofdig rijk waren gefplitst<br />

in grooter en minder verdeelingen, tot<br />

ieder van welke een hof behoorde met genoegzaame<br />

magiftr-aatsperfonen voorzien om het recht<br />

te bedienen. Alfred de groote verdeelde Engeland<br />

in een zeker getal van Shires? niet volkomen<br />

zoo als thans de verdeeling van 't koningrijk<br />

is. Ieder Shire was verdeelt in trithingu deze<br />

in zoo veele honderden; ieder honderd in<br />

tien kleene buurten van tien huisgezinnen ieder.<br />

De leden van deze laatfte buurten waren onderling


144 H E D E N D A A G S C H E LES IE<br />

Hng voor malkanders gedrag verantwoordelijk.<br />

Iemand, die geen lid van een buurt was, werd<br />

befchouwtals een fchoijer of landloper, die geen<br />

aanfpraak had op de befcherming der wetten van<br />

zijrt land. Eene dergelijke infteïling was verwbhÖeiii|k<br />

gefchikt om den vrede en de goede<br />

• orde te onderhouden.'<br />

ONDER de Angel-Saxen had een ondèrfcheid<br />

van rang plaats. De laagfte en waarfchijnlijk<br />

de talrijkfte rang beftond in Haven. De flavern$<br />

bleef in Engeland ftand houden zoo lang de Saxen<br />

heidenen waren en nog eenige jaren na hunne<br />

"bekeering tot het Christendom. Daar aan volgden<br />

zij, die eens flaafs geweest waren, maar federt<br />

hunne vrijheid verkregen hadden. De oorfpronglijke<br />

vrijen maakten den derden rang uit<br />

en mogten zoodanig beroep volgen als met hunne<br />

neiging of vernuft best ftrooktc. Vervolgens<br />

kwamen de Thcuwn of Edelen, gelijk aan de hoofdlieden<br />

der Germannen. De prinfen van den bloede<br />

maakten den hoogden rang uit. —• De fchoone<br />

Sexe zoo lang zij ongehuwt was, had denzelfden<br />

rang als hare vaders, en als haare mannen na<br />

het huwelijk. Slavinnen, die voor het huwelijk<br />

'niet vrij waren gemaakt, konden hare vrijheid<br />

niet verwerven door te huwen aan een vrij-man.<br />

ELK. gedeelte van het koningrijk had een ge­<br />

richtshof en het opperde gerichtshof wérd de<br />

Wit-


LES ii. G E S C H I E D E N I S . 145<br />

Wittenagemot, dat is, eene vergadering van ver-<br />

Handige lieden, genoemt. ' In dezelve had de koning<br />

de voorzitting, en die vergadering had het<br />

recht om zoo wel burgerlijke als kerkelijke wetten<br />

te maken. Zaken van vrede en oorlog werden<br />

in dezelve overwogen, en alle gewichtige!<br />

volks-zaken daar in volkomen geregeld. De Saxifche<br />

Wittenagemot was eene navolging van de<br />

Duitfche vergadering, van welke alle krijgsmannen<br />

en priesters leden warén. De leden van het<br />

Saxifche parlement waren alle landeigenaars; en<br />

toen dat land Christens geworden was, de hooge<br />

en lage geestlijkheid en allen, die uit kracht<br />

hunner bediening, en uit hoofde van hunne kennis<br />

van de wetten gefchikte lieden geacht werden<br />

om in die vergadering een plaats te bekleeden.<br />

De koning, als voorzitter, ftelde alle de<br />

zaken voor, welke door de leden moesten .overwogen<br />

worden, zulks bezorgde hem een groot:<br />

vermogen. Na de bekeering der Saxen waren<br />

de tijden "der bijeenkomste van de vergadering<br />

op Paafchen, Pingfteren en kers-mis. De, leden,<br />

die naar Wittenagemot gingen of van daar kwamen,<br />

werden verzekert van hunne vrijheid en<br />

veiligheid; doch de wetten verleenden geene<br />

veiligheid aan dievén of roovers, een klaar bewijs,<br />

dat, in die woeste tijden, lieden van rang<br />

zich fomtijds met delen en rooven ophielden.<br />

ALHOEWEL de erflijke opvolging plaats had<br />

K en


146 H E D E N B A A C S C H E LES IE<br />

onder de Angel-Saxen, werd nogthans de naaste<br />

erfgenaam tot de kroon fomtijds voorbij gegaan,<br />

en die waardigheid opgedragen aan eenen verderen<br />

bloedverwant van den koninglijken dam,<br />

dien men meerder bekwaamheid om te regeeren,<br />

toekende. De Angel-Saxifche koningen hadden<br />

geene onbepaalde magt, de wetten en gebruiken<br />

van hun land bepaalden hun gezach en hunne<br />

voorrechten. De bedieningen van 't recht, het<br />

bevel over 't leger in tijd van oorlog, waren de<br />

twee voornaamfte plichten van het koningfchap,<br />

en hij, die niet bekwaam daar toe was, werd<br />

van onze voorvaders aangezien als ongefchikt om<br />

te regeeren.<br />

WOESTE volken hebben geene befchrcvea<br />

wetten. Gebruiken van vader tot zoon overgelevert<br />

dienden in plaats van wetten. De volken,<br />

door welke het Romeinfche rijk was van een<br />

gereten, werden geregeert door gebruiken, en<br />

wanneer deze eene beftendigheid verkregen hadden<br />

weiden zij befchreven en nieuwe wetten vast<br />

geftelt. Wat aanbelangt de Angel - Saxifche wetten,<br />

het zij genoeg deswegens aantemerken, dat<br />

de rechtsgeleerdheid onzer voorvaderen en van<br />

alle andere Europafche volken, zeer onvolkomen<br />

was in, het tijdvak van 't welk ik hier fpreek.<br />

In alle hunne ftrafdreigende wetten bedoelden zij<br />

eene vergoeding in geld: van daar de verfchillende<br />

waarde, welke men ftelde op het leven van<br />

on-


LES ii. G E S C H I E D E N I S . 147<br />

onderfcheidene menfehen. De boete voor het<br />

dooden van een vrij man was grootcr dan die,<br />

welke men eischte voor 't leven van een Haaf<br />

en zoo in evenredigheid naar ieders rang en vermogen.<br />

De prijs voor eene der ligchaamlijke ledematen<br />

was over geheel Engeland niet dezelfde.<br />

In het eene landfehap wierd het gefchat op drié<br />

ponden, in een ander op veertig fchellingen.<br />

Veele van der Angel-Saxifche wetten deunden<br />

op valfche gronden en veele hunner wijze van<br />

proeven om eenen onfchuldigen te ontdaan en den<br />

fchuldigen te recht te ftellen gaven, aanleiding<br />

tot verkeerde uitfpraken.<br />

GELEERDHEID bloeide onder de óüde Britten,<br />

het welk zij te danken hadden aan hunnen<br />

omgang met de Romeinen. Merlijn, van wien<br />

men veele verwonderlijke fprookjes. vertelt, was<br />

een Brit; fchoon alles niet waar is wat men vari<br />

hem zegt, blijkt het nogthans zeker, dat hij hi<br />

die ongeleerde tijden boven anderen in geleerdheid<br />

heeft uitgemunt, en gehouden is geworden!<br />

voor iemand, die iets meer dan menfchelijks bezat;<br />

De Saxen, voor en na den tijd dat zij Christenen<br />

werden, fielden weinig waarde op geleerdheid en<br />

wetenfehappen, evenwel lieten zich in die duistere<br />

eeuwen eenige geleerde mannen zien, als Columbinusv<br />

die van fommigen gehouden word voor<br />

een Ier en van anderen voor een Schot. Aldhelm<br />

was een geleerd man voor den tijd in welken hij<br />

K a leef-


t$- H E D E N D A A G S C H E EES IE<br />

leefde: zoo veel geleerde kundigheid verkregen<br />

hebbende als dit Eiland hem kon verfchaffen, reisde<br />

hij naar vreemde landen om meer kennis optcdoen.<br />

Hij was de eerde Engelsman, die Latijn<br />

fchrecf in ondicht en in verzen. Zijn ftijl is fierlijk<br />

en zijne opftellen tooncn dat hij zeer ervaren<br />

was in wijsgecrige en godsdienstige ondeiwerpen.<br />

B E D A.<br />

BEOA was de uitmuntendfte geleerde van zijn'<br />

tijd, in Engeland. Hij was geboren te, Weremouth,<br />

in Northumberland, in 672, en opgebragt<br />

in een klooster ter dier plaatze. Eene gelchiktheid<br />

hebbende voor de geleerdheid en zich eene<br />

goede boekerij kunnende ten nutte maken, maakte<br />

hij groote vorderingen. In den ouderdom van<br />

dertig jaren werd hij tot priester geordend, doch<br />

hij fteeg in de kerk nooit tot hooger rang dan<br />

dien van eenvoudig monnik. Hij bragt zijn leven<br />

door in het klooster van Jarrow, niet verre van<br />

den mond van de Tijne. Dan, fchoon hij nederig<br />

en onbekent leefde, verfpreidde zijn roem<br />

zich door Europa, en de Paus verlangde zijn<br />

gezelfchap en zijnen raad te mogen hebben in 't<br />

beftuur der kerke. De fchriften, welke hij heeft<br />

nagelaten, doen zien dat hij een geleerd en vroom<br />

doch bijgeloovig man was, die in de belpotlijke<br />

fprookjes der Legende van dien tijd geloofde.<br />

AL-


LES IE G E S C H I E D E N I S ,<br />

A L C U I N U S .<br />

O P Alcuin, een Engelsman geboren in 't noorden<br />

van Engeland en te York opgebragt, was<br />

berucht om zijn vernuft en geleerdheid. Door<br />

Offa, koning van Mercia, in gezantfchap gezonden<br />

aan Karei den grooten, kreeg de keizer zoo<br />

veel behagen in hem, dat hij hem overhaalde<br />

zich aan zijn hof te vestigen en zijn leermeester<br />

te worden. Alcuinus deed zoo en onderwees den<br />

keizer in de wetenfehappen. Uit hoefde van zijne<br />

uitmuntenheid werd bij het ooglijn des keizers<br />

geheten, wordende geftadig door dien vorst geraadpleegt<br />

in 't ftuk van godsdienst en geleerdheid.<br />

Een Fransen ichrijver zegt, dat Frankrijk<br />

aan Alcuinus alle de belchaafde letterkunde ver,<br />

fchuldigt is, op welke het zich in dien tijd<br />

en in de volgende tijden beroemde. Deze ge-s<br />

leerde Engelsman fchreef vericheide verhandeling<br />

gen over verfchillende onderwerpen in eenen Eerlijken<br />

en zuiveren ftijl. Van 't hof van Karei den<br />

grooten begaf hij zich naar zijne Abtdij van Sfe<br />

Martijn te Thours in Flaanderen, alwaar hij in<br />

804. overleed.<br />

WIJ hebben bereids van Alfred den grooten<br />

gezegt dat hij een man was van letteren en een<br />

aanmoediger van geleerde lieden. Hij was erva­<br />

ren in alle ftudiën en het ftrekt zeer tot zijnen<br />

roem dat bij zijnes fmaak voor de wetenfehappen<br />

& 3 deedt


150 H E D E N D A A G S C H E LES IE<br />

ieedt gelden ter bevordering van het geluk zijner<br />

onderdanen. De kloosters waren de plaatzcn<br />

daar men onderwijs gaf in de letteren, doch hij<br />

ftichtte fcholen naar een uitgebreider ontwerp;<br />

de geleerdheid herleefde onder zijn gunstig beduur.<br />

Zoo waar is het, dat een vorst, bezielt<br />

met een verlangen om kennis en geluk onder<br />

zijne onderdanen te verbreiden, eene verandering<br />

kan voortbrengen ter meerdere verlichting van<br />

een volk.<br />

K O N S T E N.<br />

DE konsten leiden zoo zeer tot gemak en gerieflijkheid<br />

des levens, dat zonder bedrevenheid<br />

in'dezelven, de weldadige natuur den menlchen<br />

van weinig dienst zou zijn. De voortgang der<br />

konsten is traag bij een onbelchaafd volk. Onkundig<br />

van en zonder lmaak voor de ware genietingen<br />

des levens, doet het geene pogingen<br />

om bekwaam te worden in die konsten, welke<br />

tot . gemak en netheid leiden. Overeenkomstig<br />

met deze aanmerking, waren de konsten flechts<br />

in derzelver kindsheid bij de Angel-Saxen. Zij<br />

hadden eenige kundigheid van den akkerbouw;<br />

doch de wijze waar op zij hunne landen bebouwden<br />

was zoodanig als de natuur hen ingaf. De<br />

. tuinierkonst en de bouwkunde maakten flechts<br />

weinig vordering. De konst om glas te maken,<br />

werd eerst in de zevende Eeuw in Engeland ingevoerd,<br />

doch kwam nog in langen niet tot vol-<br />

ko-


LES n. G E S C H I E D E N I I . 151<br />

komenheid. Schoon onze voorvaders niet uitftaken<br />

in eenige konst, waren zij evenwel niet geheel<br />

ontbloot daar van. Zij verftonden het bewerken<br />

van lood, goud, zilver en juweelen. De<br />

konst van fcharlaken te verwen werd in dit Eiland<br />

ontdekt, omtrent het begin van de elfde<br />

eeuw, ook wist men 'er veilen te bereiden zonder<br />

het hair of de wol daar van te benadeelen:<br />

zelfs muntten de Engelfchen toen ter tijd uit in<br />

't maken van wolle lakens; doch zijde ftoifen<br />

werden in Engeland nog niet bewerkt. De krijgskunde<br />

bepaalde zien enkel tot de wijze van aanval<br />

en verdediging van dien tijd, en was waarfchijnelijk<br />

nog tot geene wetenfehap gebragt als<br />

in onze dagen. De Dicht- en Schilderkonst, zusters<br />

die hand aan hand gaan en een gefchenk.<br />

van de natuur zijn, fchoon door de opvoeding<br />

befchaaft, werden oudstijds in dit land geöefiént,<br />

De Saxen waren wel ervaren in 't fchilderen op<br />

glas, waar van nog eenige gedenkdukken aanwezig<br />

zijn. De vermaarde St. Dunftan ging bij zijne<br />

tijdgenoten door voor een uitmuntend fchilder<br />

en gebruikte zijn penceel tot het malen van godsdienstige<br />

onderwerpen.<br />

ALLE volken, zelfs in hunnen woestften ftaat,<br />

hebben een geestgeneigtheid- laten blijken voor<br />

de dichtkonst. Van. alle de konsten wierd deze<br />

het meeste bewondert en geöefiént door de be,<br />

woners van dit Eiland, en van daar de fchoone<br />

K 4 ever»


152 H E D E N » A A G S C H E LES tl.<br />

overblijfzels der oude liederen. In dien ruwen<br />

tijd hadden- de voorname of groote mannen ieder<br />

een Bard of dichter, die de verrichtingen van<br />

derzeiver gedacht in verzen bragt en voor hen<br />

opdeunde, om .ze te dieper in het geheugen te<br />

drukken van die genen, die dezelven behoorden<br />

te kennen èn zc daar door gemakkelijker tot de<br />

nakocmlinglchap overtebrengen. In het tijdvak<br />

van k welk wij thans Inreken, wierden de dichters<br />

en de dichtkonst bewondert, geëert en deftig<br />

beloont. Alfred, die zelfs een dichter was,<br />

maakte verzen, welke ingericht waren ter befchavinge<br />

zijner onderdanen, ook bemoedigde en beloonde<br />

hij die genen, die eenen dichterlijken<br />

geest bezaten. De vorsten van die Eeuw waren<br />

opgetogen op 't aanhooren der verzen van hunne<br />

dichters en op 't lezen van derzeiver werken,<br />

ook printten zij die in hun geheugen. De gedichten<br />

van de noordfehe dichters bragten de verbazendfte<br />

uitwerkingen voort op die genen, die<br />

dezelven aanhoorden. De onftuimige hartstochten<br />

werden opgewakkert of geftilt naar mate den<br />

aart der verzen, 't Vermogen van de Muziek,<br />

die op de hartstochten werkt, laat zich beter<br />

gevoelen dan befebrijven.<br />

D E oude Britten, Angel-Saxen, Schotten,<br />

Ieren en noorderlijke natiën- beminden de Muziek<br />

en beöeffendenj de Muziek-konst. In die dagen<br />

deedt een iegelijk, die naar achting dong,<br />

zijn


JUES n. G E S C H I E D E N I S . 153<br />

zijn best om kundigheid te verwerven in ftem- en<br />

ibeel - muziek, 't Was een fchande in die konst<br />

onbedreven te zijn. 't Begunstigde fpeeltuig van<br />

onze voorouders en van alle de volken van Europa<br />

was de harp. Volgens de wetten van Wallis<br />

was de haip eene der drie verè'ischtens van een<br />

Heer, en niemand dan een heer mogt op de harp<br />

fpelen. De koning had zijnen harpenaar. — Zij<br />

hadden ook nog andere fpeel-tuigen, bijzonderlijk<br />

de kleené fluit, de doedelzak, de fchalmei<br />

en het trommeltje. Het vermogen der Muziek<br />

is groot. Een koning van Noorwegen en deszelfs<br />

hovelingen wierden op het hooren der krijgstoonen<br />

van een harpenaar tot zulk eene zinnelooze<br />

woede vervoert, dat zij, waren zij niet tegen gehouden<br />

geworden, eikanderen met het zwaard<br />

zouden hebben aangevallen.<br />

D E Angel-Saxen worden befchreven als aanmerkelijk<br />

fchoon, kloek en ftcrk. Uit de kloekheid<br />

hunner geftalte en uit hunne wijze van leven<br />

mogen wij opmaken dat zij van eene gezonde<br />

gefteltenis waren en dat veele hunner een hoogen<br />

ouderdom bereikten. Hoe 't met hunne verftandelijke<br />

vermogens geftelt ware is niet zoo gemakkelijk<br />

te bepalen: Hunne godsdienst, na dat zij<br />

Christenen waren geworden, was befmet met bijgeloof.<br />

Zij lieten zich door de dwalingen deitijden<br />

medeflepen. De krijghaftige geest, dien<br />

de eerfte Saxen, welke zich in Engeland vestig-<br />

K 5 den.


154 H E D E N D A A G S C H B LES H.<br />

den, bezaten, ontaartte bij derzeiver nakomelingen.<br />

De Deenen waren insgelijks beroemd om<br />

hunne dapperheid in 't oorlogsveld. De Saxen<br />

waren van eenen gezelligen aart, die nog eigen<br />

is aan hunne nakomelinglchap. Zij waren ligtgeloovig<br />

en zeer nieuwsgierig, twee zwakheden van<br />

welken dit volk zich nog niet ontdaan heeft. Zij<br />

waren gastvrij, en wie heeft niet hooren fpreken<br />

van de gastvrijheid der Engelfchen; fchoon<br />

fommige klagen dat dezelve thans weinig word<br />

geöeffendt. Zij hadden verfcheiden ondeugden,<br />

dewelken ik liever met ftilzwijgen wil voorbijgaan.<br />

Zij waren onbehouwen in hun voorkomen,<br />

doch zeer eerbiedig jegens de fchoone fexe.<br />

IK zal met eenige aanmerkingen van een fchrander<br />

Ichrijver deze les beduiten. „ De Angel-<br />

„ Saxifche matroonen, zegt hij, wilde liever ha-<br />

„ re deugden geprezen dan hare fchoonheid be-<br />

„ wonderd hebben. Ter handhavinge der eere<br />

„ harer fexe, wierd zij, die van overfpel oyer-<br />

„ tuigt was, het hair afgefneden, vervolgens de<br />

„ kleederen tot aan haar gordel afgefcheurt en<br />

„ alzoo uit het huis hares mans verdreven, in<br />

„ tegenwoordigheid van hare naastbeftaandcn, en<br />

„ daar op van ftad tot ftad ter dood toe gegee-<br />

„ zeld, zonder aanzien van hare fexe, rijkdom<br />

„ of fchoonheid. Haar verleider werd gemeenlijk<br />

„ aan een boom opgehangen. Zij, die onnatuur-<br />

•» lij-


LES n. G E S C H I E D E N I S . 155<br />

„ lijke ontucht pleegden, wierden in den modder<br />

„ gefmoort of met hordens overdekt.<br />

„ D E verlustigingen van de Angel - Saxifche<br />

„ vrouwen waren eenvouwdig en heldhaftig. Zij<br />

„ moedigden de eene Sexe aan en deden eer aan<br />

„ de andere Sexe. In ftcde van vesten te ftik-<br />

„ ken, borduurden zij ftandaarten voor de helden.<br />

„ Het fpinnewiel werd geacht boven hét naai-<br />

„ kusfim en de klos, en het keukenbedrijf in de<br />

„ huishouding prijswaardiger gehouden dan op-<br />

„ gefloten te zitten in een kamer om franje te<br />

„ knoopen of boezelaars uittetakken. Vier doch-<br />

„ ters van koning Edward den ouden wierden<br />

„ zeer geacht en geprezen om hare vlijt en kunde<br />

„ in 't ip innen, weeven en naaldewerk.<br />

„ 't Is niet vleijende voor onze hoog opgevij-<br />

„ zeide hedendaagfche wellevenheid, wanneer wij<br />

„ lezen dat de ouden bijzonder waakzaam waren<br />

„ over de kuischheid der jonge dochteren, zij<br />

„ konden niet dulden dat de bevallige zedigheid<br />

„ eener dochter door lage taal of vuile boert ge-<br />

„ kwetst wierde. De bruid, met een fiuijer om-<br />

„ hangen, ontving aldus de inzegening van het hu-<br />

„ welijk ten einde hare maagdelijke bios te ver-<br />

„ bergen. Doch de fluijer werd agtergelaten bij<br />

„ de inzegening van 't huwelijk eener weduwe.<br />

„ D E moeders volgden de tedere ingeving der<br />

5» na-


15^ H E D E N B A A G S C H E EES II.<br />

,, natuur in 't voedfteren harer kinderen. De Sax-<br />

„ ifche matroonen , vreemd van eene valfche<br />

„ fchaamte van later tijden, gaven de borst aan<br />

„ haare eige kinderen, wanneer zij niet door on-<br />

„ gefteldheid daar in belet werden. Zij hielden<br />

„ het voor eenen algemeenen regel dat een kind,<br />

„ aan eene vreemde voedfter te zogen gegeven,<br />

„ meer moest aannemen van de geaartheid dier<br />

„ voedfter dan van den aart zijns vaders of zij-<br />

„ ner moeder.<br />

„ GEZONEHEBEN te drinken word oor-<br />

„ fpronglijk toegeëigend aan den tijd der Angel-<br />

„ Saxen. De oude gezondheid, welke door ge-<br />

„ fchiedl'chrijvers verhaalt word toegedronken te<br />

„ zijn door Rowna, dochter of nicht van Hen-<br />

„ gist, aan Vortigern, koning der Britten, ge-<br />

„ fchiedde op deze wijze. Zij kwam in het ver-<br />

„ trek daar de koning en de gasten waren aan-<br />

„ gezeten, en eene lage neiging voor hem ge-<br />

„ maakt hebbende, zeide zij: Leef gezond, heer<br />

„ koning! daar op drinkende, bood zij, al knie-<br />

,, lende den beker aan den koning, die gevraagt<br />

„ hebbende naar de meening van 't gene zij zei-<br />

„ de, en naar 't gebruik, den beker aannam,<br />

„ zeggende: Ik drink uwe gezondheid en ver-<br />

„ volgens mede dronk.<br />

„ D E dronkenfehap werd in Brittannië over-<br />

„ gebragt door de Denen, die zulke onmatige<br />

„ poij-


EE* tl, • G E S C H I E D E N I S . 157<br />

„ poijers waren in de regeering van Edgar en<br />

„ wier flecht voorbeeld zoo zeer bij de Engel-<br />

9 fchen ingang vond, dat hij, op aanrading van<br />

„ Dunftan, aartsbisfchop van Canterburij, ver,<br />

„ fcheide bierkroegen liet flcchten, duldende<br />

„ Hechts eene enkelde in ieder dorp of kleen<br />

„ vlek. Ook gelastte hij verder dat men pennen<br />

„ of fpijkers in de drinkbekers of hoorns zou<br />

„ maken op bepaalde dieptens, ten einde die ge-<br />

„ nen te ftraffen, die in eene teug beneden deze<br />

„ merken zouden drinken.<br />

„ M E N verhaalt ons dat de Denen de aller-<br />

„ barbaarfte begrippen van hunnen God hadden,<br />

„ aan wien zij menfchelijke flachtöffers offerden.<br />

„ En fchoon de inftelling van gezwoorenen ge-<br />

„ meenlijk aan Alfred den grooten word toege-<br />

„ fchreven, zeggen anderen nogthans, en met<br />

„ zeer veel waarfchijnlijkheid, dat de rechtsple-<br />

„ ging door gezworenen haar oorfprong. nam uit<br />

„ de godsdienstige begrippen dier volken.<br />

„ D E Denen waren wellustig en verwijfd.<br />

„ Hunne bedden waren gemaakt voor 't gemak<br />

„ en om op te luijeren: En voor hunne fchoone<br />

„ hairlokken, welke om de harten der vrouwe-<br />

„ lijke Britten gevlegt waren, fcheenen zij veel<br />

„ zorg te dragen. Een jong krijgsman op 't punt<br />

„ ftaande om onthoofd te worden, verzogt den<br />

„ fcherprechter dat zijn hair toch niet mogt aan-<br />

,« ge j


158 H E B E N D A A G S C H E LES n.<br />

„ geraakt worden van een flaaf, noch bemorst<br />

„ met bloed. En Harald Harfragae, dat is,<br />

„ Schoon-lok, deed eene gelofte aan zijne meestresfe,<br />

van, om hare liefde te winnen, zijne<br />

„ fchoone haircn te zullen verwaarloozen tot dat<br />

„ hij de verovering van Noorwegen zou volvoert<br />

„ hebben.<br />

„ H U N N E heldhaftigheid wierd bevlekt door<br />

„ waan en opgeblazenheid; als zij niets te doen<br />

„ hadden, waren zij vadzig. De Deenfche ko-<br />

„ ningen en helden voerden altoos een dichter<br />

„ met zich ten ftrijde, om hunne dappere daden<br />

„ te vereeuwigen; en hunne ledige uuren brag-<br />

„ ten zij door met dobbeideenen met fchaken<br />

„ of met backgammon, verkeeren: dit laatde<br />

„ fpel werd omtrent dien tijd uitgedagt in Wal-<br />

„ lis, en ontleend deszelfs naam van Back kleen<br />

„ en gammon, ftrijd of gevecht.<br />

<<br />

„ DAAR de Engelfchen uit verfcheide na-<br />

„ tien zijn faamgeftelt, kan men de mannelij-<br />

„ ke kloekmoedigheid en dapperheid toeë'igenen<br />

aan de Britten; op dien oorfpronglijken dam<br />

„ entten de Saxen de zachtere deugden, en de<br />

„ Denen griffelden wreedheid, onmatigheid en<br />

alle de andere onduimige hartstochten, wel-<br />

„ ke de driftige gemoederen beroeren. Zoo<br />

„ dat de inboorlingen van Engeland hunne on-<br />

„ ver-


EES H. G E S C H I E D E N I S . 159<br />

„ vertzaagdheid houden van de Britten, hunne<br />

„ befchaaftheid van de Saxen en hunne barbaars-<br />

„ heid van de Deenen (e)".<br />

* (e) Zie STAOLT over dc zedon en gewoontens van de oude<br />

Engelfchen.<br />

DER-


160 HEDENDAAGSCHS EES ÏM.<br />

D E R D E L E S .<br />

Karei de groote; Omwentelingen; Regeeringen; Zeden;<br />

Godsdienst; Gebruiken; Wetenfehappeni De<br />

Normannen.<br />

WIET s is beftendig op dezen aardbol; verandering<br />

volgt op verandering; de eene omwenteling<br />

maakt ruimte voor eene andere. Wij konnen<br />

met recht zeggen dat 'er eene gedurige worfteling<br />

plaats heeft tusfehen het fcheppend en het<br />

vernielend vermogen. De hartstochten der menfehen<br />

hebben die verfcheidenheid van tooneelen<br />

voortgebragt, welken wij afgemaalt vinden in de<br />

bladen der Gefchichtfchrijveren. Deeze tooneelen<br />

onder welke gedaante zij zich voordoen, dienen<br />

wij zorgvuldig gadeteflaan, zoo wij de oorzaken<br />

willen ontwikkelen van die gebeurtenisfen, welken<br />

ons in de jaarboeken der volken voorkomen.<br />

—<br />

IN 't begin van het tijdvak, welk het onderwerp<br />

van deze les zijn zal, komen ons drie heerfchappijen<br />

voor. Het vernieuwde westerfche<br />

rijk onder karei den grooten, die, in 't bezit van<br />

eene groote uitgeftrektheid gronds, al het gezach<br />

oefFende van de oude keizers. Het Griekfche<br />

rijk, het welk fchoon door gedurige opftanden<br />

eti


EES in. G E S C H I E D E N I S . ïöi<br />

en door de woede van godsdienstige dweeperij<br />

verzwakt, zich nog bleef daan de houden ten<br />

noorden tegen de Bulgaren, ten zuiden tegen de<br />

Saracenen. Irene, een vrouw, vermaard om haar<br />

begaafdheden en misdaden beklom den waggelenden<br />

throon van Conflantinopolen en dwong de<br />

volken van de Adriatifche zee tot aan den Bosphorus<br />

haar te gehoorzamen. Haroun - al - Rafchid<br />

was keizer van de Saracenen, een man, die aan<br />

het rijk, het welk hij beheerschte een luister<br />

gaf, dien het nooit te voren had. Bagdad, zijn<br />

hoofdftad, wierd het middenpunt van geleerdheid<br />

en van de fraije konsten, en het volk van Afiaen<br />

Africa, gelukkig onder zijn beduur, noemde<br />

hem den billijken, de roemrijkfle tijtel, dien een<br />

vorst kan hebben. De andere ftaten van Eur pa<br />

waren nog in de geboorte, en gelijk aan vlekken<br />

op de fchijf van de zon.<br />

DE lange en roemruchtige regeering van karei<br />

den grooten, in een tijd, toen barbaarsheid de<br />

overhand had in Europa, levert ons eene vertoning,<br />

waardig eene verlichter eeuw dan die in<br />

welke hij leefde. Zijne ftaatzucht en bekwaamheden<br />

ftelden hem in ftaat daden te verrichten,<br />

welke zijnen naam hebben onfterdijk gemaakt;<br />

Door 't overlijden zijn's broeders Carloman meester<br />

geworden zijnde van een magtig koningrijk,<br />

maakte hij, op aanporring van den paus, een<br />

einde van het koningrijk der Lombarden, noopte<br />

L ver-


ifa H E D E N D A A G S C H E LES al.<br />

verfcheide Italianen hem hulde te doen, befcherm-<br />

de den doel van Rome, en voerde zijne wapenen<br />

tegen de Saxen. Die oorlog duurde dertig jaren.<br />

Wij bewonderen de verbazende pogingen van een<br />

wakker en onafhanglijk volk ter behoudinge van<br />

deszelfs vrijheden, wanneer wij karei de groote<br />

bevél zien geven om vijfenveertig honderd Saxen<br />

in zijne tegenwoordigheid ter nedertehouwen,<br />

om dat zij derzeiver aanvoerder en verdediger,<br />

Witikind, niet wilden overleveren; wanneer wij<br />

hem, uit eenen verkeerden godsdienst-ijver, hen<br />

zien dwingen Christenen te worden, en zich aan<br />

wreede wetten onderwerpen, als dan ftaat de<br />

menschlijkheid tegen hem op en met afgrijzen<br />

vervult, vergeten wij zijne beminlijker hoedanig­<br />

heden en verfoeijen zijne gcdagtenis. Witikind,<br />

zich hebbende laten doopen, bleef aan karei den<br />

grooten getrouw, dcch zijne landslieden volgden<br />

dat voorbeeld niet, maar ftondcn van tijd tot tijd<br />

tegen hem op. Verfcheide Saxen verlieten hun<br />

geboorteland om een fchuilplaats te zoeken in<br />

gunstiger ftreeken, waar heen zij hunnen afkeer<br />

van den Christelijken godsdienst en hunnen haat<br />

tegen hunnen wreeden verwinnaar met zich voer­<br />

den. Sommige gefchiedfchrijvers laken de hard­<br />

nekkigheid dier barbaren, zonder te bedenken<br />

dat het der menfchelijke natuure eigen is de fla­<br />

vernij en de woede der onverdraagzaamheid te<br />

ontvlieden. Laten wij.de dingen bij haren regten<br />

naam noemen. De gefchiedenis is een onpartijdig<br />

ge-


LES ui. G E SC IIIE D E N I S. 163<br />

gerichtshof, daar de vleijerij zwijgt en de item<br />

der waarheid alleen gehoord word. Indien de<br />

faam van karei den grooten niet anders gevcstigt<br />

waar dan op zijne overwinningen over de Lombarden,<br />

Saracenen en Saxen, zou hij enkel verdienen<br />

geranglchikt te worden onder de vernielers<br />

van 't menfcjielijke gedacht; maar hij bezat<br />

andere hoedanigheden, welke hem de liefde verwierven<br />

van zijne onderdanen en de bewondering<br />

verdienden van de nakomelingfchap.<br />

*t Is niet in 't midden der overwinning dat karei<br />

de groote zich groot vertoont, neen, maar'<br />

dan, wanneer wij hem bezig zien met het geluk<br />

te bevorderen van zijne onderdanen en zijne oplettenheid<br />

zich uitftrekken tot de regeering, de'<br />

zeden, den godsdienst, de geleerdheid en de'<br />

konstën. Hij vertoont zich de vader zijns volks<br />

in die volksvergaderingen, welke dikwijls op zijri<br />

bevél plaats hadden, in welken hij wetten voorftelde<br />

ten algemeene' nutte, en aan anderen dezelfde<br />

vrijheid vergunde. Hij gaf even zeer acht<br />

op den welvaart van ieder gedeelte zijner uitgebreide<br />

maatfehappij als op dien van eiken rang<br />

van menfehen. Hij trachtte, zoo veel hij konde,het<br />

gemeene volk, het welk als toen bijna algemeen<br />

gedrukt werd, een beter lot te bezorgen erf<br />

te troosten; met dat inzicht herflelde hij de groote<br />

wegen, lag nieuwe aan, bouwde bruggen<br />

maakte de rivieren bevaarbaar ter meerder uit-<br />

L a feriK


164 H E D E N D A A G S C H E LES IIÏ.<br />

breiding van den koophandel en bepeinsde het<br />

deftig ontwerp cm den oceaan met de zwarte zee<br />

te verëenigen door 't graven van een vaart van<br />

den Rhijn tot aan den Donauw. 't Ontweip mislukte,<br />

om dat de konst van vaarten te graven<br />

nog in hare kindsheid was, 'maar een zaak uittedenken<br />

is zomtijds zoo roemwaardig als de uitvoering<br />

van dezelve te ondernemen. Karei de<br />

groote, het tegengedelde dier veroveraars, die<br />

niet anders doen dan de wereld te verwoesten,<br />

wenschte de rampen van den oorlog, van de barbaarsheid<br />

en van de onwetenheid te herdeden.<br />

KAR EL de groote was niet minder achtingswaardig<br />

in zijn bijzondere leven. Een liefhebbend<br />

man, een teêrhartig vader, een oprecht en<br />

edelmoedig vriend. Hij zelf' had liet opzicht<br />

over de opvoeding zijner kinderen, ook droeg<br />

hij zorg dat in zijn huis de zuinigheid en goede<br />

orde wierde in acht genomen als in de verfchillende<br />

kantooren van den ftaat. In zijne kleeding<br />

was hij een voorbeeld van ecnvoudighejd en van<br />

ware grootheid. „ Schaamt u, (zeide hij tegen<br />

„ fommigen zijner edelen, wier kleeding hij zwie-<br />

„ riger vond dan de gelegenheid medebragO<br />

„ kleedt u als mannen, onderfcheidt u door uwe<br />

„ verdienste en niet door uwe kleederen, laat aan<br />

„ de vrouwen de keurigheid uwer kleederen over.<br />

•,, Of bewaart uwe fraije Ideederen voor plechtige<br />

:- dagen om 'er mede te pralen, dewijl ze alleen<br />

M ge-


EES HE G E S C H I E D E N I S . 165<br />

„ gefchikt zijn om te prijken en niet tot nut."<br />

Bij plechtige gelegenheden vertoonde hij zich in<br />

al de pracht van koninglijken luister, maar algemeen<br />

was zijn gewaad eenvoudig en zedig, en zijn<br />

tafel verre van overdadig. Slechts eene buitenfporigheid<br />

word in hem gelaakt, namenlijk, eene<br />

al te groote drift voor de onwettige vermaken<br />

i met vrouwen. „ Eene uitfporigheid, (zegt zeker<br />

„ GelchiedlchrijverO welke' wij verlokt worden<br />

„ over 't hoofd te zien in een vorst (fchoon de-<br />

, „ zelve voorzeker in niemand te verfchoonen zij,) ><br />

„ die alles zelf beduurde en zijn leven door-<br />

„ bragt in de ongemakken van den oorlog en in<br />

„ de zorgen van 't bewind." „ Ik zal 'er flechts<br />

„ één woord bijvoegen," (zegt de fchrandere<br />

Montesquieu,) doch dat eene woord vertoont<br />

een groot man. „ Hij beval, dat men de eijeren<br />

, „ zijnes huisgevogelte en de overbodige groen-<br />

„ tens zijner moeshoven zou verkoopen, en hij<br />

„ verdeelde onder zijne onderdanen de rijkdom-<br />

j „ men der Lombarden en de verbazende fchat-<br />

„ ten der Hunnen die de wereld geplondert had-,<br />

„ den."<br />

DE pogingen van Karei den grooten, om de<br />

onkunde te doen-wijken voor kennis, maakt een<br />

zeer fchitterend gedeelte zijner regeering uit.<br />

Letteröeffening, niet tot verlustiging, maar om<br />

onderwezen te worden, was zijne dagelijkfche<br />

bezigheid. Zoo wel in 't veld als in 't hof had<br />

L 3 " hij


%66 H E B E N D A A G S C H E LES IH,<br />

hij gezette uren tot het opdoen van eenige nuttige<br />

kennis; en naar mate hij letterkundiger werd<br />

verligtte hem zulks in de ongemakken des krijgs<br />

en in de moeilijkheden der regeering. Hij was<br />

een liefhebber van 't gezellchap en de gefprekken<br />

van geleerde lieden: hij noodigde ze van alle<br />

de deeien van Europa, en hij hield eeneAkadcmie<br />

in zijn paleis, daar hij zelf lid van was.<br />

Hij vestigde fcholen in de hoofdkerken en Abtdijen,<br />

van welke de fcholieren onderwezen werden<br />

in de kennis der Schriftuur, in de reken?<br />

konst, fpraakkonst, en kerkmuziek. Dit was al<br />

veel gedaan in een tijd, toen zelfs de hooge<br />

geestelijkheid haar eigen naam niet kon fchrijven<br />

en toen de vereischtens in een Priester bedonden<br />

in de bekwaamheid van het Euangelie en het<br />

Vader-ons te lezen.<br />

ALCUIN, (van wien wij bereids gefproken<br />

hebben), was de begunstigde medgezel van Karel<br />

den grooten. Deez' geleerden Engelsman<br />

wierd deszelfs leermeester en door hem rijkelijk<br />

met gunsten bedeelt. Indedaad, 's keizers edelmoedigheid<br />

jegens geletterde lieden kende geene<br />

palen. Bewust dat vernuft best bloeit wanneer<br />

het word aangemoedigt, deedthij al wat hij konde<br />

om het zelve aantekweeken. Daar de onkunde<br />

overal de overhand had, zag deeze groote<br />

man de noodzakelijkheid om een klasfe van menfehen<br />

te befchemen en aantemoedigen, die hunne<br />

be-


LES IIE G E S C H I E D E N I S . 167<br />

begaaftheden konden belleden ten algcmeene nutte.<br />

Hij wist dat het gemakkelijker valt verlichte menfehen<br />

te regeeren, dan onkundigen; dat de tijden<br />

van onwetenheid tijden zijn van barbaarsheid, en<br />

dat, over 't algemeen in de ftaten, waar de onkunde<br />

heerscht, het even gevaarlijk is te leven<br />

als in de woestenijè'n van Africa. Zijne vurige<br />

zucht tot geleerdheid en zijne edelmoedige pogingen<br />

om kennis te verfpreiden en te vermeerderen,<br />

vorderen onze hartelijke erkentenis. Doch onze<br />

menichelijkheid veroordeelt zijnen blinden ijver,<br />

welke door 't verftompen zijner natuurlijke aandoenlijkheid,<br />

hem aanzette, duizende Saxen te<br />

vernielen, om geene andere misdaad dan om dat<br />

zij verlangden vrij te wezen. De wijsgeer en<br />

Christen verwijten hem te recht zijne bijgeloovige<br />

verkleefdheid aan den ftoel van Rome en aan<br />

de geestelijkheid; eene verkleeving, welke noodlottig<br />

wierd voor zijne opvolgers en misleiden<br />

geboorte gaf aan die geestelijke dwingelandij,<br />

onder welke Europa zoo lang heeft gezucht;<br />

eene verkleeving, welke hem deed deelnemen in<br />

de godgeleerde twisten, zijn karakter onwaardig.<br />

Karei komt groot voor in de nationale vergade*<br />

ringen zijner heerfchappijën, en in 't nafporen<br />

der middelen om zijn volk gelukkig te maken;<br />

doch het ftoot ons wanneer wij hem, in de kerkvergadering<br />

van Frankfort, en in 't midden van<br />

drieduizend Bisfchoppen en twee van 's pauzen<br />

legaten, zien twisten over geloofs - zaken. Do<br />

L 4 twist


i68 H E D E N D A A C S C H E LES UE<br />

twist over den Beelden-dienst en de Carolijnfche<br />

boeken, door hem bij die gelegenheid gefchreeven,<br />

toonen dat hij zich fchuldig maakte aan<br />

laagheden, en dat de veröordeelen der tijden niet<br />

weinig invloed op hem hadden. Het Ergothmut<br />

of redentwisten was noch kan immer behooren<br />

tot het karakter van ware grootheid.<br />

TERWIJL Karei zich bezig hield met geringe<br />

voorwerpen verzuimde hij nogthans dat gene niet,<br />

het welk zijnen roem kon bevorderen. Willekeurig<br />

meester van een wijd uitgeftrekt land,<br />

haakte hij naar een hcogcr tijtel dan dien van<br />

koning of Roomsch-Edeling, welke fcheen aanteduiden<br />

als of hij eenigzins af hanglijk ware van<br />

de keizers van Conftantinopolen. Eene gelegenheid<br />

deed zich op om zijne eerzucht te voldoen.<br />

De paus verzogt 's vorsten hulp tegen de<br />

Lombardiers. Karei voldoet aan 't verzoek des<br />

opperpriesters, verlost hem van zijne vijanden,<br />

en Leo III, om zulks te belocnen, benoemt hem<br />

tot keizer en Augustus. De paus had wel geen<br />

recht om een keizer te maken; maar Karei, de<br />

ftichter van het nieuwe westerlchc rijk, verdiende<br />

dien tijtel, welke algemeen erkent werd. De<br />

keizerinne Irena zond daar op onmiddelijk gezanten<br />

aan hem af met huwelijks voorflagen; doch<br />

eene omwenteling, welke kort daar na te Conftantinopolen<br />

voorviel, maakte dat dit huwelijk<br />

niet tot ftand kwam. Dan, Nicephorus, die Irena


LES UI. G E S C H I E D E N I S . 169<br />

na ontthroonde, maakte een verdrag met Karei<br />

en gaf hem den tijtel van Augustus.<br />

DE faam van Karei den grooten bereikte Afia.<br />

De vermaarde Haroun-al-Rachid, de verlichte<br />

Caliph der Saracenen, zogt zijne vriendfchap en<br />

begroette hem met kostbare gefchenken door de<br />

handen zijner gezanten. Gedreeld door den eerbied<br />

van buitenlandfche monarchen, bewonderd<br />

van vreemden, verlost van de Normannen, bemind<br />

van zijne onderdanen en gcvreest van zijne<br />

vijanden, had Karei het toppunt van menfchelijke<br />

grootheid- en, naar het denkbeeld van fommige,<br />

het hoogst mogelijke geluk bereikt; doch het<br />

volmaakte geluk word niet op aarde gefmaakt.<br />

Het verlies van zijne geliefde doehter Rotruda,<br />

en de dood van zijne beide zoons, Pepin en Karel<br />

, verbitterde de laatfte dagen zijn levens. Een<br />

jaar voor zijn dood nam hij zijn zoon aan tot<br />

medegenoot in 't bewind van 't rijk. De plechtigheid<br />

bij die gelegenheid was prachtig en Karel,<br />

als door eenen voorzeggenden geest de overheerfching<br />

van de kerk vooruitziende, lag de<br />

keizerlijke kroon op het altaar neder, gebiedende<br />

aan zijnen vorstclijken zoon dezelve van daar te<br />

nemen en op deszelfs hoofd te zetten ten einde<br />

zich daar door te herinneren, dat hij dezelve van<br />

God hield: eene gewichtige les, doch welke<br />

fchielijk vergeten werd. „ Bemin uw volk als<br />

„ uwe kinderen, zeide 'hij tot den jongen vorst,<br />

L 5 „ kies


ijo H E D E N D A A G S C H E EES IIE<br />

„ kies bewindslieden en rechters, die de vreeze<br />

„ Gods in hunne harten hebben, van alle bedrog<br />

„ en omkooping gruwen, en gedraag uzelven on-<br />

„ berispelijk voor de menfehen."<br />

KA REL ftierf te Aken en men kan zeggen<br />

dat met hem de roem ftierf van 't westerfche<br />

rijk. Het voortreflijk verftand van Karei den<br />

grooten bezielde dat uitgebreide lichaam, waarin<br />

overal eenftemmigheid en geregeldheid heerschte.<br />

Onder Lodcwijk den zachtmoedigen verminderde<br />

die eenftemmigheid, het rijk ontving hevige<br />

fchokken, het geraakte aan 't waggelen en werd<br />

onder zijne opvolgers van een gereten. De lezer,<br />

die begeerig mogt zijn de oorzaken dier omwenteling<br />

te kennen, behoeft flechts de gefchiedenis<br />

van kareis nagedacht te raadplegen.<br />

LODEWIJK erfde de magt maar geenzins de<br />

bekwaamheden zijns vaders. Hij was een zwak<br />

en fchroomachtig vorst, die de plichten van den<br />

throon verwaarloosde om de nodelooze naauwgezetheid<br />

van een kloosterbroeder in acht te nemen.<br />

Zijne regeering was van 't begin tot aan 't einde<br />

een zamenwecfzel van misflagen en verkeerd, gedrag.<br />

Hij ontgunstigde de ftaatsdienaars zijns<br />

vaders, handelde wreedaartig met zijne zusters<br />

ep ontleedde het rijk. Dit had ten gevolge dat<br />

de Paus zijn magt vermeerderde, dat de geestelijkheid<br />

onderftond zich het burgerlijk gezach te<br />

ont-


LES in. GESCHIEDENIS. 171<br />

onttrekken en deel wilde hebben aan de regee­<br />

ring. Zijne zonen Honden tegen hem op, en<br />

daagden daar in, begunstigt wordende dooï paus<br />

Gregorius IV. De rampzalige vader, van zijne<br />

troepen verraden, was verplicht zich aan zijne<br />

kinderen overtegeven. Dit was 't nog alles niet,<br />

men noodzaakte hem, na hem een lijst voorgele­<br />

zen te hebben van zijne misdaden, zich in het<br />

gewaad eens boctelings te kleeden en in een cel<br />

te laten opfluiten, zonder een eenige bediende bij<br />

zich te mogen hebben. Zijne drie zoons raakten<br />

met eikanderen aan 't harrewarren; en derzeiver<br />

twisten herftelden hem op den throon. De zwak­<br />

ke en bijgeloovige Lodewijk wilde de teugel der<br />

regeering niet weder aanvaarden dan na 't ont­<br />

vangen van zonden-vergifnis uit handen van de<br />

Bislchoppen. Hij ontving die, en derzeiver mis­<br />

daad bleef ongedraft. De ongemakken aan wel­<br />

ken hij zich blootftclde, bij 't dillen van een<br />

burger-krijg, haalde hem eene kwijnende ziekte<br />

op 't lijf, aan welke hij ftierf. De geringe be­<br />

kwaamheden en de onberedeneerde < godsdienstig­<br />

heid van dezen vorst, waren oorzaak van veele<br />

onlusten in deszelfs familje en van berocrtens in<br />

zijn koningrijk. De Normannen, Saracenen en<br />

Bretannen trotfeerden zijn gezach. Hij was de<br />

fpeelbal van zijne vrouw, van de gcesthjkheid<br />

en van den paus, en het fiachtoffer zijner kinde­<br />

ren. De regeering van een beuzelachtig vorst is<br />

de bron van veelvuldige rampen voor zijne on­<br />

der-


IJl H E D E N D A A G S C H E LES KM.<br />

derdanen. De regeering van een dwingeland i$<br />

misfchien verkieslijker, ten minsten zijn de onheilen<br />

van diens regeering niet zoo lang van<br />

duur.<br />

DE andere opvolgers .van Karei den grooten<br />

waren even zeer zwakke vorsten. Hun gedrag<br />

was even verkeert en onvoorzichtig als dat van<br />

Lodewijk, en uit dien hoofde even rampfpoedig.<br />

Karei, de eenvoudige, (de laatde van 't gedacht<br />

van Karei den grooten,) die over Frankrijk heerschte,<br />

door zijn koningrijk ten voordeel e van Rollo<br />

te fplitzen, vergramde grootelijks zijne onderdanen.<br />

Kareis onbekwaamheid om te regeeren,<br />

bleek dagelijks meer en meer en maakte hem des<br />

te verachtelijker. Van verachting floegen de<br />

Franfchen over tot muiterij, welke ten laatften<br />

eindigde ten nadeele van Karei, en aan Hugo<br />

Capct den weg baande tot den throon.<br />

N A Lodewijks afflerven verliet het Duitfche<br />

rijk het huis van Karei den grooten en koos zijne<br />

eige keizers. De Duitfche Hoeren vergaderden<br />

te Worms, verkozen Conraad, hertog van Frankenland<br />

tot de keizerlijke kroon. Zijne regeering<br />

was rampfpoedig, 't welk eerder was toetefchrijven<br />

aan den aart van het Leenflelzel; dan aan<br />

Cönraads onbekwaamheid in het bewind. Na<br />

zijn overlijden verkozen de voornaamfte adel, de<br />

geestelijkheid en de afgevaardigden der fteden<br />

Hen-


LES in. G E S C H I E D E N I S . 173<br />

Hendrik den Vogelaar. Het keizerrijk werd gedrukt<br />

door veele onheilen, waar in Hendrik, als<br />

een wijs vorst, verlangde te voorzien door wijze<br />

wetten. Benden gelukzoekers, die geene bezigheid<br />

hadden, liepen Europa rond, droopten overal<br />

waar zij kwamen, en kwelden Duitschland geweldig.<br />

Hendrik, om deze ftoute gasten tot<br />

goede foldaten te maken, liet een algemeen pardon<br />

afkondigen aan alle de genen, die zich in<br />

zijnen dienst wilden begeven. Zij kwamen met<br />

ganfche hoepen tot zijnen ftandert en Hendrik<br />

maakte hen, door goede krijgstucht, tot uitmuntende<br />

krijgsknegten. Hij ondernam vervolgens<br />

een einde te maken van de Leenroerige regeeringloosheid,<br />

door de hooge en mindere vafallen<br />

te verplichten hem troepen te leveren, benevens<br />

het onderhoud voor dezelven. Hij bouwde déden,<br />

herdelde die, welke vervallen waren, en<br />

naar het voorbeeld van Karei den grooten, ftelde<br />

hij Markgraven aan om de grenzen te befchermen<br />

tegen de invallen der barbaren. Deze wijze en<br />

goede vorst deedt alles wat hij kon ter vernietiging<br />

van alle verwarringe en tot het invoeren<br />

van geregeldheid en voorfpoed. Hij ftierf in<br />

Thuringen, terwijl hij met een leger op weg was<br />

naar Italië, alwaar hij de burger - oorlogen meende<br />

te bedwingen, welke in dat land plaats hadden,<br />

en alwaar hij de keizerlijke kroon ftond te<br />

ontvangen uit handen van den paus. Alvorens<br />

-hij ftierf, deedt hij de Duitfche vorsten bijeen-<br />

ke-.


1/4 H E D E N D A A G S C H E LES IIE<br />

komen, om zijnen zoon Otto te verkiezen, bijgenaamd<br />

den grooten.<br />

TOEN bet huis' van Karei den grooten deszelfs<br />

vermogen verloor, viel het vruchtbaar land<br />

van Italië ten prooi van kleene dwingelanden.<br />

Lombardijën en andere landfehappen ondervonden<br />

de verfchrikkelijkheden van den burger-krijg;<br />

andere wierden verwoest en afgeloopen door de<br />

Hunnen en Saracenen. De Duitfche vorsten beftonden<br />

menigmalen zich meester te maken van<br />

de Italiaanfche kroon, 't geen hen telkens mislukte.<br />

Zij konden noch de geregeldheid herdellen<br />

noch de kroon verdedigen, welke zij veroverd<br />

hadden. De pauzen van dien tijd waren<br />

fchandvlekken, niet alleen van den Christelijken<br />

godsdienst, maar ook van de menfchelijke natuur.<br />

Zij verkregen den pauzelijken ftoel door onbehoorlijke<br />

middelen en, wanneer zij denzelven bezaten,<br />

regeerden zij willekeurig door hunne meestresfen.<br />

De kerken wierden geplundert en vernielt;<br />

de geleerdheid week voor de onkunde; en<br />

de maatfehappij ontaartte tot hare vorige woestheid.<br />

De gefchiedenis van Italië levert ons dit<br />

afzichtige tafereel, een tafereel, het welk behagen<br />

moge aan een gevoelloos hart, maar waar<br />

van de menfchelijkheid en eene aandoenlijke ziel<br />

een affchuwen hebben.<br />

VE-


LES in. G E S C H I E D E N I S . 175<br />

V E N E T I E N .<br />

DE befchouwing van de vreedzame vorderingen<br />

van het Venetiaans-gemeenebest, in 't. midden<br />

dezer ftuiptrekkirgen, welken Europa ichokten,<br />

kan niet dan vermaak verfchaffen aan een<br />

gevoelig hart. Deze gelukkige eilanders kwamen<br />

uit de duisterheid op, en vormden eene regelmatige<br />

en wel famengeftelde regeering, niet in ééns,<br />

door hevige beroeringen en kramptrekkende bewegingen,<br />

maar door een eenparig beleid en eene<br />

onvermoeide vlijt. Terwijl zij het huis van Pepijn<br />

vreesden, geheten zij zich afhanglijk te zijn<br />

van Conftantinopolen, maar toen die familje niet<br />

langer gedugt was, wierpen zij hunne afhanglijkheid<br />

af en fchrabten in hunne befluiten de namen<br />

uit der oosterfche keizers. Het geringfte fpoor<br />

van ondergefchiktheid aan eene vreemde magt<br />

uitgevaagt zijnde, gaven zij meerder kracht en<br />

vastigheid aan hunne regeering. Zij kenden het<br />

gebrekkige eener volksregeering en wisten dat<br />

dezelve overflaat tot geweld en regeeringloosheid,<br />

dat in haren volmaakften ftaat hare alge- f<br />

meene beraadflagingen langzaam zijn en die vaardigheid<br />

van uitöefFening ontberen, welke fomtijds<br />

't behoud is van een ftaat. Dat de geheimen der<br />

regeering 'er niet behoorlijk in acht genomen<br />

worden, dat 'er lieden van verdienste blootgeftelt<br />

zijn aan eene lage ondankbaarheid en afgunst,<br />

en dat de menfchelijke hartstochten zelf*<br />

• j' de


176 H E D E N D A A G S C H E EES IH.<br />

de flechte, meer de overhand hebben in eene<br />

volksregeering dan in eene willekeurige heer-<br />

fchappij. Van deze waarheden overtuigt, fielden<br />

de Venetianen in 't eerst hunne regeeringsvorm<br />

te zamen, gedeeltelijk uit eene volks-, gedeelte­<br />

lijk uit eene adel - regeering. Door deze menge­<br />

ling wierden de edelen aan eikanderen verknocht,<br />

en de geringer rangen in den ftaat werden be­<br />

hoed gedrukt te worden van de hooger rangen.<br />

Het gemeene volk, befchouwt wordende te be-<br />

hooren tot het Gemeenebest en niet tot de ede­<br />

len, werd behandelt als vrije menfehen en niet<br />

als flaven. Na 't beftellen van de inwendige<br />

ftaatsregeering, uit welke de roem en 't geluk<br />

eener natie ontfpringen; na 't vastftellen der wet­<br />

ten en voorfchriften van burgerbeftuur en gere­<br />

geldheid, welke nog heden de bewondering zijn<br />

van alle ftaatkundigen, verdubbelden deze ver-<br />

ftandige Gemeenebestgezinden hunne vlijt ter<br />

vermeerdering hunner zeemagt en ter uitbreidinge<br />

hunnes koophandels. Zij wierden de vrachtvoer­<br />

ders van Europa, bragten in hunne" fchepen de<br />

waaren van Europa naar het oosten over en kwa­<br />

men van daar in Italië te rug, beladen met de<br />

voortbrcngzels van Afia. Een zoo verftandig be­<br />

wind, een zoo uitgebreiden handel verwierf hen<br />

den eerbied hunner nabuuren, gaf aan den ftaat<br />

nieuwe kracht en vermeerderde den rijkdom en<br />

den voorfpoed des volks.<br />

SPAN-


EES na. G E S C H I E D E N I S . - 177<br />

SPANJE. — Leverde, gedurende dit tijdvak,<br />

eeniglijk • een tafercel van bloedige oorlogen tusfehen<br />

de Christenen en Mooren, de eerfte van<br />

welken door de dapperheid hunner koningen,<br />

veld wonnen op de laatften, in fterkte toenamen<br />

en voortgingen te heroveren het gene zij verloren<br />

hadden. De eentoonigheid der geichiedenis<br />

van Spanje, gedurende deze rampfpoedige tijden,<br />

is verveelend voor den lezer. Bevogte veldflagen,<br />

belegerde en ingenomen fteden, 't verfpillen<br />

van menfchenbloed, verfchaffen geen aangenaam<br />

onderhoudt. Eene flikkering van deugd,<br />

gelijk een zonneftraal door een bewolkte lucht,<br />

breekt fomtijds door 't midden van deze verfchriklijkheden<br />

heen, en wakkert den geest op.<br />

Eene onvertzaagdheid, gevaar en nood trotferende,<br />

eene ftandvastigheid, de grootfte hindernisfen<br />

te boven komende, waren hoedanigheden den<br />

Mooren en Christenen eigen. De Riddermatige<br />

geest, welke in Spanje boven alles heerschte,<br />

verrigtede de verbazendfte krijgsdaden. De Christenen<br />

gevoelden eene onverwinlijke verachtingvoor<br />

het juk van Mahomet, dit gaf nadruk aan<br />

hunne dapperheid, maakte hen bekwaam tot de<br />

heldhaftigfte bedrijven en deedt hen de grenaen<br />

hunner bezittingen uitzetten.<br />

DE Normannen kwamen van Scandinavië erf<br />

vermeerderden de rampfpoeden, onder welken<br />

Europa, gedurende dat tijdvak zuchtte. Hunne<br />

M Gods*


iyS H E D E N D A A G S C H E LES IM.<br />

Godsdienst, de flechtfte van 't heidendom, maakte<br />

hen barbaarsch en bloeddorstig. Odin ofWodin,<br />

het opperde voorwerp van hunnen eerdienst,<br />

was, volgens hun gevoelen, de God der<br />

verfchrikkinge, de werker van verwoesting, de<br />

vader van flachting, en zij bewezen hem eenen<br />

eerdienst overeenkomstig deze affchuwelijke eigcnfchappen.<br />

Zij offerden hem menfchelijke<br />

flagtoffers en meenden dat het ftorten van krijgsmans-bloed<br />

hem het meest behaagde. De belooning,<br />

welke zij na den dood verwagtten te genieten,<br />

was, toegelaten te worden tot zijn paleis<br />

en aldaar voor altoos te drinken uit de hersfenpannen<br />

hunner vijanden. Dit geloof bezielde hen<br />

met eene razende geestdrift, die alle vermoeijing,<br />

ongemakken, gevaren en zelfs den dood tartte.<br />

„ Onze krijgshelden, zegt één hunner dichteren,<br />

„ zoeken den dood op en loopen dien met vreug-<br />

„ de te gemoet. Doodelijk in den ftrijd gewond,<br />

„ vallen zij neder, lachgen en derven." Tot<br />

het duiten van den woedenden droom uier barbaren,<br />

waren dapperheid, tucht, eensgezindheid<br />

en deugd nodig; doch wanorde, tweefpalt, en<br />

ondeugd hadden de overhand in het Christen<br />

Europa. *<br />

D E Normanuen togen overal heen ter plondering<br />

en bleven langen tijd voortvaren in hunne<br />

roofzuchtige verwoestingen. De algemeene verwarring<br />

, welke in Europa de overhand had, was<br />

hen


LES m. G É I C H I E D E N I S . ifg<br />

hen gunstig en verfchafte hen eene gelegenheid<br />

om zich in Frankrijk te vestigen. Rollo, een<br />

hunner opperhoofden, een vorst, waardig de<br />

grondlegger van eenen ftaat te zijn, na de Eu-<br />

•ropafche landfch.uwen, die aan de zee grensden<br />

afbreuk gedaan te hebben, landde in Frankrijk*<br />

nam Rouaan in, verichanste zich aldaar, zette<br />

zijne veroveringen voort, en werd zoo geducht,<br />

dat Karei, de eenvoudige, zijne dochter hem ten<br />

huwelijk aanbood, met Neustria, het welk van<br />

dien tijd af Normandijë werd geheten, naar den<br />

naam van deszelfs nieuwe bewoners. Rollo verkreeg<br />

insgelijk Bretagne, deed voor deze beide<br />

Landfchappen hulde aan Karei den eenvoudigen,<br />

omhelsde den Christelijken godsdienst, wierd<br />

wetgever en befchermer van zijne onderdanen<br />

.en betoonde zich waardig een throon te bekiee-den.<br />

:<br />

OORZAKEN DER OMWENTELINGEN.<br />

"HET rijk van Karei den grooten viel, en verv<br />

anderde bij deszelfs val de gedaante va Europa*<br />

Uit deszelfs puinen ontftonden twee magtige ko­<br />

ningrijken en vericheiden onafhanghjke ftaten,<br />

Welke waren de oorzaken van deze omwenteling ?<br />

De zeer groote uitgeftrekfheid van 't rijk van<br />

Karei den -grooten bragt veel toe tot deszelfs val,<br />

Een werktuig, uit veele ftukken famengefteld,<br />

kan niet lang ftand houden, ten zij iemand, die<br />

eene volkomen kundigheid van alle deszelfs dee-<br />

M 2 lea


ÏÖÖ H E D E N D A A G S CUE LES I«.<br />

len heeft en weet waartoe die dienen en waar<br />

derzeiver plaats is, de beweging daarvan befture.<br />

In onkundige handen zou zulk een famengettelt<br />

werktuig verkeerd v, erken, uit eenvallen en<br />

geen werking doen. Even zoo is het gefteld<br />

met een wijd uitgeftrekt rijk. Toen het rijk van<br />

Karei den grooten beduurt wierd door 't beleid,<br />

de voorzichtigheid, vlijt en werkzaamheid diens<br />

grooten mans, ging alles wel; maar in de han­<br />

den zijner onbekwame en zwakke opvolgers ging<br />

alles verkeerd. De ftedehouders van afgelegene<br />

Landfchappen vergeten zoo ligt dat zij flechts<br />

een geleend gezach hebben. Het valt niet moei­<br />

lijk de krijgsbenden, die onder hun bevel ftaan<br />

in hunne belangens te krijgen, en zich door toe-<br />

gevenheid en zachtheid de genegenheid te verze­<br />

keren van die genen, die onder hun bewind ftaan.<br />

Met zulke aanfporingen tot het afichudden van 't<br />

juk, beramen zij 'er al fpoedig de middelen toe.<br />

De ftem van plicht word niet gehoort te midden<br />

van den aandrang der ftaatzucht en van 't veel<br />

vermogende aanlokzel van over anderen te heer-<br />

fchen. Indien die bekooring flechts een eenigen<br />

weerfpannigen maakt, word diens voorbeeld fchie-<br />

lijk door veelen gevolgt. Het werktuig, door<br />

deze hevige fchuddingen ontftelt, waggeld en<br />

raakt uit een, en een iegelijk is even gereed om<br />

zich van een brok van 't gebrokenc meester te<br />

maken. Zoo ook, wanneer een ftaat tot een ze­<br />

keren trap van grootheid is geftegen, word iedere<br />

i ver-


LES IIE G E S C H I E D E N I S . I3I<br />

verdere ftap om die grootheid te vermeerderen<br />

eene trede tot deszelfs verval.<br />

D E onbekwaamheid tot de regeering, welke<br />

de opvolgers van Karei den grooten lieten blijken,<br />

kan men opgeven eene tweede oorzaak ge.<br />

weest te zijn van den val van dat huis. Hoe<br />

uitgedrekter een daat zij, zoo veel te meer neigt<br />

de regeering van dien ftaat tot het willekeurige;<br />

een onbepaait gezach, het welk zich aan geene<br />

wet verbonden rekent, ontaart vaak in dwingelandij.<br />

Van daar die onrechtveerdigheden, welke<br />

de oppeivorst begaat en aan de onderdanen zoo<br />

veel misnoegen geven. Van daar derzeiver afkeer<br />

van het juk en hunne pogingen om het zich<br />

van den hals te fchudden. De buitenfporige magt<br />

van het despotismus fpoort den monarch aan tot<br />

ondernemingen, welken gemeenlijk morring verwekken<br />

en hem gehaat maken. Eene willekeurige<br />

magt maakt den vorst verwijft en werkeloos,<br />

verwijftheid en werkeloosheid ftellen hem bloot<br />

aan de verachting zijner onderdanen, aan muiterijen<br />

en oproeren. De afftammelingen van Karei<br />

den grooten waren alle zwakke vorsten, zulks<br />

moest noodwendig eene omwenteling ten gevolge<br />

hebben.<br />

D E Normannen gaven eenen doodelijken dag<br />

aan 't rijk van Karei den grooten. — Die groote<br />

man wist op wat wijze hunne verwoestingen te<br />

M 3 ftui-


i8a H E B E N D A A G S C H E EES III,<br />

ftuiten; maar onder Lodevvijk den zwakken, plunderden<br />

zij óveral waar zij kwamen, en voerden<br />

eenen verbazenden buit weg. Onder Karei den<br />

kalen vermeerderde hunne doutheid. Zij roofden<br />

en brandden in ieder deel van. 't rijk, en men<br />

flclde geene gefchikte middelen in 't werk om<br />

deze onvertzaagde invallers te dralfen. In ftede<br />

van hen door kracht van wapenen te verdrijven,<br />

werd hunnen aftocht gekogt met geld; zij trokken<br />

daar op voor een ccgenblik weg; doch dit<br />

gevaarlijk m:ddel noodigden anderen om in grooter<br />

gctalen wedertekomen, en deze waren nog<br />

roofzuchtiger. Deze voortdurende rampfpoeden<br />

verwekten in de gemoederen een haat tegen de<br />

regeering, en eene verachting tegen hen, die 't<br />

bewind voerden; ook fpoedde zich het volk den<br />

fcepter uit de handen .te rukken van monsters,<br />

die onbekwaam waren om den ftaat te verdedigen.<br />

R E G E E R I N G .<br />

D E regeering ondervond groote veranderingen<br />

in het rijk van Karei den grooten. Gedurende<br />

het bewind diens grooten mans, beftond er ten<br />

naasten bij eene volmaakte monarchale heerfchappij.<br />

Nationale zaken wierden geregeld in vergaderingen,<br />

van de welken hij voorzitter was.<br />

Schoon met volftrekte magt bekleed verkreegen<br />

zijne bevelen geen kracht van wet dan bij toeftemming<br />

van de meerderheid. De wetgevende<br />

magt


LES IIE G E S C H I E D E KIS. 183<br />

magt berustte bij 't volk, onder een opperhoofd<br />

vereenigt. Doch toen deze vergaderingen ter<br />

zijde gelegt waren en aan den vorst de ganfche<br />

uitvoerende magt in handen geftelt wierd, werd<br />

het gezach enkelvoudig en de oppervorst was de<br />

bron, uit welke alle mindere magten voortvloeiden.<br />

De regeering veranderde onder Lodewijk<br />

den zachtmocdigen en 'er wierd een oligarchie;<br />

• (dat is, eene regeering, waar weinigen het bewind<br />

voeren, naar eigen goeddunken of belangens)<br />

ingevoerd. Onder de opvolgers van Karei den<br />

grooten was het koninglijk gezach vernietigt en<br />

de rechten des volks waren niet gekent. Als<br />

toen kwam het Leendelzel, een onnatuurlijke en<br />

overweldigende voim van regeering te voorfchijn,<br />

• waar uit eene regeeringloosheid in de koningrijken<br />

van Europa ontftond. Regeeringloosheid<br />

bragt geweld voort, de bijzondere oorlogen werden<br />

menigvuldig; de Leen - Baronnen, elk hunner<br />

verzelt van zijne Vafalïen, beflistten hunne k;akeelen<br />

in 't veld, het tweegevecht werd toege-<br />

I ftaan onder zekere fchikkingcn. In dit ongerijmd<br />

regeering -ftelzel was het oppergezach in handen<br />

van eenige weinige overhecrfchers, die mindere<br />

overheerfchers onder zich hadden; de flavernij<br />

wierd algemeen en ieder vaderlandlievend en<br />

deugdfaam grondbeginzel ging verloren in de<br />

woeste beroerte. Europa vertoonde een tafrecl<br />

van bloedige oorlogen; de menfehen kenden niets<br />

dan de kunst van aanvallen en verdedigen; de<br />

M 4<br />

T E<br />

"


ï84 H E D E N D A A G S C H E LES IIE<br />

bediening van 't recht wierd verönachtfaamd, en<br />

de misdaden bleven ongedraft. In 't rijk van<br />

Conftantinopolen was de regeering even zwak,<br />

onbeftcndig en overweldigend. Het recht, om<br />

over de kroon te belchikken, wierd bij beurten<br />

overheerscht door de foidaten, door 't volk en<br />

door den raad; de gruwelijkfte misdaden waren<br />

meestal de beste tijtels tot de opvolging. Zoo<br />

wij de regeering, onder welke wij leven, ftellen<br />

tegen over die van het Leenftelzel, toen het in<br />

Europa in volle kracht was, kunnen wij bestons<br />

geluk bezeffen. In die ijzere eeuw was een<br />

hoofd, onder den tijtel van Keizer, Koning,<br />

Hertog, de overfte van verfcheide mindere oppervorsten,<br />

Va lallen genoemt, en de Hertogen,<br />

Graven en Baronnen deden hem eene bespottelijke<br />

hulde. Zij, als volftrekte heerfchers in hunne<br />

eige heerfehappijen, oeffenden een willekeurig<br />

gezach over die genen, die onmidlijk van hen<br />

afhanglijk waren. Ieder heer was oppervorst in<br />

zijn eigen grondgebied; het volk was flaaf. De<br />

kleene dwingelanden, die in verlchanste kasteelen<br />

woonden, beoorloogden geftadig malkanderen.<br />

Het land wierd verwoest, flaven en vee wierden<br />

weggevoert, alles was roof wat onder hunne<br />

handen kwam. Deze Leenheeren matigden als<br />

een recht zich de vrijheid aan om op de hooge<br />

wegen van hun eigen grondgebied te rooven, en<br />

vorderden rechtshalve een rantfoen van alle reizi-


EES IÏÏ. G I J C H I I B I N U. 185<br />

zigers. Zij voerden de beïachgelijkfte, barbaarde<br />

en onbetaamlijkfte gewoontens in.<br />

W E T G E V I N G .<br />

KA REL de groote en Alfred fpanden groote<br />

krachten in om den geest der wetgeving te doen<br />

herleven, waar in zij evenwel maar gedeeltelijk<br />

Haagden. Onkunde en barbaarsheid waren te diep<br />

geworteld. Het gene zij aan den eenen kant deden<br />

, werd na hunnen dood weder te niet gedaan.<br />

Duisterheid bedekte weder op nieuw de gedaante<br />

van Europa, en de verdragftukken van den eenen<br />

benevens de wijze fchikkingen van den anderen,<br />

deden maar eene kortftondige uitwerking. Niets<br />

kon ongerijmder zijn dan de wetgeving, welke<br />

in dien tijd, van welken ik hier fpreek in Europa<br />

heerschte. De geestelijkheid had zich het recht<br />

aangematigt om over zaken aiitfbraak te doen,<br />

onder voorwendzel dat alle burgerlijke rechten<br />

der menfehen een verband hadden met den godsdienst.<br />

Bij alle verbintenisfen had een eed plaats,<br />

en dewijl men door een eed zich pp God beroept,<br />

gaven zij voor dat alle verdragen en overeenkomsten<br />

onder de menfehen, door de geestelijkheid<br />

moesten gerechtigd worden. Van daar<br />

hare opperde üirfpraak in 't duk van echticheiding,<br />

en de vergaderingen der bislchoppen hielden<br />

zich bijna met niets anders bezig dan met<br />

fcheiden van man en 'vrouw onder de beuzelach-<br />

'tigfte voorwendzels. In die tijden was het huw-<br />

M 5 lijk


j§6 H E D E N D A A G S C H E LES m.<br />

lijk een onzekeren ftaat, en ..eene vrouw was in<br />

gedurige vrees van haren man te verliezen. De<br />

geestelijkheid, niet onderworpen aan het burgerlijk<br />

rechtsgebied, leidde een ergerlijk leven, ja,<br />

de hoop van ftradoosheid, of om vrij te komen<br />

met eene geringe boete, lokte haar dikwijls uit<br />

de gruwelijkfte misdaden te plegen.<br />

ZEDEN VAN DE TIENDE EN ELFDE<br />

EEUWEN.<br />

WIJ kunnen ligt begrijpen dat de zeden onzer<br />

voorouderen, onder het Leenbeftuur, noch befchaaft<br />

noch zuiver waren; fchandelijke ondeugden,<br />

famenfpanningen en verraderijen onder de<br />

geestelijkheid; onrechtvaardigheid, overheerfching,<br />

dwingelandij, ontucht onder den adel;<br />

woestheid en vrees, de ondeugden van eene flaaffche<br />

ziel, onder het volk, zoodanig waren de<br />

zeden van Europa. De zeden van het Griekfche<br />

rijk waren niet beter, zoo niet erger; want bij<br />

bovengemelde ondeugden voegden de Grieken<br />

nog alle de gruwelen der dweeperij. Menfchelijkheid<br />

en billijkheid fchenen haar verblijf genomen<br />

te hebben onder de Mahomedanen in Bagdad,<br />

waar deze deugden een langen tijd aanhoudend<br />

heerschten. — Losbandige zeden waren het.<br />

noodwendig gevolg van de Leen-regeering, waar<br />

toe de krijghaftige geest dier tijden den gronddag<br />

lag. De Leenheeren, gedurig in oorlog met elkanderen,<br />

leefden enkel van plunder en roof.<br />

Wij


CES m. G E S C H I E D E N I S . 187<br />

Wij zien'in de gefchiedenis dat echtfeheidingen,<br />

rooverijen, Vrouwenlchending en allerlei zoort<br />

van ongebondenheden zeer gemeen waren in die<br />

rampzalige tijden. De voornaamfte adel en de<br />

geestelijkheid waren de voorgangers in deze affchuwelijke<br />

ongeregeldheden. Hij, die de Handelingen<br />

van de kerkvergaderingen van dat tijdvak<br />

inziet, zal in dezelven de ongebondenheid<br />

der zeden, welken toen de overhand had, aangetekend<br />

vinden. Eenige dier euveldaden, de gevolgen<br />

van woeste zeden, optenccmen, zal genoeg<br />

zijn om de hairen te doen rijzen. Frankrijk<br />

werd in de regeering van Robert bezogt met eenen<br />

verfchrikkehjken hongersnood, niet alleen wierden<br />

de lijken uit de graven opgedolven om tot<br />

voedzel te dienen, maar de menfehen gingen te<br />

jacht op menfehen als op wilde dieren om hen<br />

te verflinden. Een flagter van Tournus verkogt<br />

openlijk menfehen- vleesch. Bij eenen zoetelaar,<br />

nabij Macon, wierden agt en veertig-menfehen<br />

hoofden gevonden, van welken de rompen tot<br />

fpijze verkogt waren geworden, ö Gruwel! In<br />

die tijden van geweld en zedenloosheid maakten<br />

men in Europa eene verwonderlijke vertooning<br />

van godsdienstigheid. De geestelijkheid leeraarde<br />

dat de misdaden geboet wierden niet door berouw<br />

cn bekeering, maar door gefchenken aan de kerk,<br />

en dat hij, die het meeste gaf, de oprechtfte<br />

boeteling was. Ingevolge van deze valfche<br />

leer wierden 'er kloosters gefticht, kerken gebouwt,


i83 H E B E N B A A G S C H E LES in.<br />

bouwt, bedevaarten ondernomen, met ijver naar<br />

heilige overblijfzelfs gezogt, en de enkele bedreiging<br />

met den kerkdijken ban was even verfchrikkelijk<br />

voor den verlichtften als voor den<br />

onkundigften.<br />

GODSDIENST VAN DE TIENDE EN ELFDE<br />

EEUWEN.<br />

D E Christelijke Godsdienst verdreef bij pozen<br />

de afgoderij uit alle deelen van Europa;, doch<br />

de Goddelijke leer en de zuivere voorfchriften<br />

der openbaring, wierden al fchielijk bedorven<br />

door de hartstochten en vooröordeelen der menfehen.<br />

Slechts, zeer weinige lieden verdienden<br />

den naam van Christen in de negende, tiende en<br />

elfde eeuwen, de meesten, fchoon bij dien naam<br />

genoemt, waren in hunne godsdienstigheid even<br />

zoo onrijmd en bijgeloovig, zoo woest en flecht<br />

in hunnen wandel als hunne heidenfche voorvaders.<br />

De Christenheid erkende twee opperhoofden<br />

; de Patriarch van Conftantinopolen heerschte<br />

over de Christenen van 't oosten en de Paus van<br />

Rome regeerde nog willekeuriger over die van<br />

't Westen.<br />

D E twist over de beelden, tusfehen hun die<br />

beeldftormers geheten wierden en de monnikken,<br />

vervulde de oosterfche kerk met verbittering,<br />

beroerten en bloed. De beide partijen, naar<br />

mate zij de overhand hadden, banblixemden,<br />

ker-


EES in. G E S C H I E D E N I S . 189<br />

kerkerden, verbanden en deden de zulken omkomen,<br />

die van hen in gevoelens verfchilden. Een<br />

godsgeleerden oorlog wierd in 't westen ontfteken.<br />

Godefchalcus, een monnik van Orbai, beftreed<br />

de leer der voorbefchikking. Hij wierd<br />

gedagvaart voor eene kerkvergadering, daar hij<br />

verfcheen, en Hinomar, bisfchop van Rheims,<br />

beval dat men hem wreedelijk zou afrosfen, alhoewel<br />

Godefchalk de gevolgtrekkingen ontkende,<br />

waar mede de vervolgers hem betigteden.<br />

Een andere monnik, Pafcafius Rathbertus, liet<br />

zich in te fterke bewoordingen uit over de daadelijke<br />

tegenwoordigheid. Twee andere monnikken<br />

Rabanus en Ratramnus weerflreefden zijne<br />

ftellingen. De laatften hadden zekerlijk gelijk,<br />

maar het twistgeding gaf aanleiding tot veele onbetaamelijke<br />

en beuzelachtige bedenklijkheden,<br />

en (zoo zwak is het menfchelijk vcrftand) bragt<br />

haat en vervolging voort. Het rijk der onkunde<br />

begunftigt de dwaling, en uit die bron dopen<br />

eene meenigte verkeerdheden in den godsdienst,<br />

die de fchoonheid deszelven mismaakten. De<br />

menfehen konden lezen noch fchrijven. De geestelijkheid,<br />

die de weinige geleerdheid bezat, welke<br />

toen nog beftond, greep alles aan, ftelde zich<br />

boven het wereldlijk rechtsgebied en vestigde<br />

eene rechtsgeleerdheid, welke verderflijk was<br />

voor het burgerlijk recht. De fchandelijkfte ondeugden<br />

bezwalkten den ftoel van Rome. Twee<br />

eerlooze vrouwsperfonen regeerden de. Pauzen,<br />

be-


100 I I E D E N D A A G S C H Ï LES |H.<br />

befchikten goeddunkelijk over kerkelijke bedieningen,<br />

vernietigden door hare buitenfporigheid<br />

het heilige van den eed en verbraken alle niaatfchappijlijke<br />

banden. De Pauzen en bislchoppen<br />

vestigden een ftelzel van kerkelijke heerlchappij,<br />

zwakke, bijgeloovige en onkundige koningen begunstigden<br />

die kerkelijke magt en onderwierpen»<br />

zich aan dezelve.<br />

GEDURENDE dit tijdvak van duisternis des<br />

verftands kwamen fommige verlichte geesten te<br />

voorfchijn; zij wierden van ketterij befchuldigt,<br />

om dat hunne meerdere en verlichter kennis aandruischte<br />

tegens de dwalingen en de ongerijmde<br />

bijgelovigheden der Roomlche kerke.. Om hen<br />

hatelijk te maken, gaven hunne vijanden hen den<br />

naam van Manichcen en betichtten hen met de<br />

onnatuurlijkfte gevoelens en misdaden; doch derzeiver<br />

eenige misdaad fchijnt te zijn geweest eene<br />

poging om-voor zich zeiven te denken, en<br />

om zich te verzetten tegen het gene zij meenden<br />

ftrijdig te zijn met den Christelijken godsdienst.<br />

Van deze menfehen werden 'er dertien veroordeelt<br />

door de kerkvergadering van Orleans, en<br />

de Bisfchoppen gaven bevel dat men ze in tegenwoordigheid<br />

van Robert, koning van Frankrijk<br />

en van deszelfs vrouwe Conftantia zoude<br />

verbranden.<br />

BERENGARIUS aartsdeken van Angers, ver­<br />

zet-


Aes ni. GESCHIEDENIS. 191<br />

zette zich tegen de leer der dadelijke tegenwoor­<br />

digheid van Jeiüs Christus in het heilige Sacre-<br />

ment van 't Avondmaal. Hij redeneerde aldus:<br />

indien men van het brood, het welk in dat Sacre-<br />

ment gebruikt word, na de zegening, teveel eet,<br />

zal het de maag ontdeden; het blijkt derhalven dat<br />

het wezenlijk brood blijft. Het gezegend vocht,<br />

van 't welk men te veel drinkt, zal dronkenfehap<br />

verwekken, een bewijs dat het wijn blijft. Blank­<br />

heid en rondheid zijn hoedanigheden, welken<br />

niet beftaan kunnen zonder eene zelfftandigheid<br />

tot welke zij behooren, deze hoedanigheden nu<br />

behooren tot brood en niet tot vleesch en bloed,<br />

derhalven blijft het brood, na de zegening, on-<br />

verandert brood. Deze redenkaveling, die op<br />

waarheid gegrond was, haalde veelen over tot<br />

het gevoelen van Berengarius. Lanfranc, aarts-<br />

bisfehop van Cantèrburij, viel hem aan met arm­<br />

hartige, redeneeringen, maar vermogender tegen-<br />

ftrevers dan Lanfranc lieten zich fpoedig tegen<br />

hem hooren. Geroepen voor het gerichtshof van<br />

Rome, het welk' koningen deed lidderen, werd<br />

hij met den dood bedreigt, indien hij zijn gezeg­<br />

de niet herriep. Met vrees bevangen, zwoer hrj<br />

zijne gevoelens af, doch even gereed om te be­<br />

lijden als om te loochenen, herriep hij tien malen<br />

zijne gezegdens en ftierf in het geloove, dat de<br />

verzelfftandiging eene onredelijke en onfehriftu-<br />

relijke leer is. De gevoelens van Berengarius<br />

konden evenwel zelfs die genen, die dezelven<br />

voor


19a H E D E N D A A G S C M E LES m.<br />

voor waar hielden, niet overhalen zich van de<br />

Westerfche kerk aftefcheiden.<br />

DE onkunde, welke in de tiende en elfde eeuwen<br />

de overhand behieldt, fterkte de volks bijgeloovigheden.<br />

Veele bewijzen zou men daar<br />

van kunnen bijbrengen. Een Italiaansch edelman<br />

wierd ter dood gebragt om dat hij Maria van<br />

Aragon, vrouw van Keizer Ottho III, had zoeken<br />

te verleiden. De weduw van denzelven zegt<br />

men bood aan• zijn onfchuld te bewijzen, het<br />

welk zij deedt door een ftaaf gloeijend ijzer in<br />

hare handen te houden zoo lang men begeerde *<br />

zonder zich te branden, en daar men zulks voor<br />

een genoegzaam bewijs van onfchuld hieldt, werd<br />

de keizerin levend verbrand. Dit ongerijmde<br />

fprookje werd toen ter tijd en nog lang daar na<br />

gelooft als een Euangelie; zoo als mede gedaan<br />

wierd dat van Cunegonda, de vrouw van keizer<br />

Hendrik, die men voorgeeft, blootvoets over negen<br />

gloeijende ploegijzers gewandelt te hebben,<br />

zonder zich in 't minste te befchadigen. Het<br />

welbekende fprookje van Petrus Aldobrandinus,<br />

een monnik van Pavia, is een treffend voorbeeld<br />

van de onkunde en bijgeloovigheid dier tijden.<br />

De monnikken van Vallombreufe befchuldigden<br />

hunnen bisfehop van veele misdaden en om de<br />

waarheid hunner befchuldiging te ftaven, verzogten<br />

zij het oordeel Gods door vuur te mogen<br />

ondergaan. Hun verzoek ingewilligt zijnde, vertoon-


EES ni. G E S C H I E D E N I S . - 193<br />

toonde Petrus Aldobrandinus, die een dier monnikken<br />

was, zich in zijn priesterlijk gewaad,<br />

; met een kruisbeeld in de hand voor eenen grooten<br />

brandenden houtftapel. Hij begaf zich blootvoets<br />

in de vlammen, trcedde langzaam door het<br />

vuur heen tot aan de andere zijde, zonder zich<br />

of zijne kleeding ietwes te befchadigen. Ja, men<br />

wil zelfs dat deze Salamanderfche Aldobrandinus<br />

zoude gevraagt hebben, hoe lang men wilde dat<br />

hij in de vlammen zoude blijven? en dat hij<br />

zelfs te rug keerde om zijnen mantel optenemem<br />

Credat Judeus Appella. Het gaan van Petrus<br />

door 't vuur was flechts een dier treken van Arlekijn,<br />

even zeer dienende om de onbelchaamdheid<br />

van den acteur als om de domheid van de<br />

aanfchouwers aantctoonen.<br />

D E belachlijke gewoontens, welke, gedurende<br />

dat tijdvak, de-overhand hadden in 't Westen beledigden<br />

alles Wat eerenswaardig en groot is in<br />

den Christelijken godsdiensr. Het feest der zotten<br />

en dat der ezels wierd in dien tijd in verfcheide<br />

kerken gevierdt. Op dien feestdag wierd<br />

een perfoon, de bisfehop der zotten genoemt, in<br />

choorgewaad en op een ezel gezeten tot in 't<br />

midden van de kerk begeleid. Of zulks gefchiedde<br />

ter eere of ter befpotting van 's Heilands<br />

komste te Jerufalem op eenen ezel, kan met<br />

geene zekerheid bepaalt worden. Deze uitfporige<br />

feesten gingen verzeld van dansfen in de kerk,<br />

N van


194 H I B E N C A A G S É H E LES ta.<br />

van eten en drinken van 't altaar en van de ontuchtigfte<br />

kluchtvertooningen. Wonderdadige gebeurtenisfen<br />

waren in dien tijd menigvuldig.<br />

Een Duitsch Heilig toog aan 't hoofd van Otho<br />

en deszelfs leger vooruit, toen deze het Franfche<br />

rijk ging aanvallen. Otho evenwel, in weerwil<br />

der voorzegging en des bijftands van zijn heilig,<br />

wierd geflagen en genoodzaakt de vlucht te nemen.<br />

Toen was het dat de ^heilige Franciscus<br />

voor zijne landgenoten ftreed en hunne vijanden<br />

op de vlugt dreef. Zegepraalden de Alfonzo's<br />

in Spanje over de Mooren, 't was niet door hunne<br />

voorzichtigheid en moed, maar om dat de<br />

heilige Jacob, gezeten op een wit paard, zich<br />

aan 't hoofd delde van het Christelijke leger. —<br />

Een breeder verhaal van die uitlporigheden zou<br />

den lezer verveclen en walgen.<br />

WETENSCHAPPEN IN DE TIENDE EN<br />

ELFDE EEUWEN.<br />

ONKUNDE is de vijandin van wetenfchap.<br />

Zoo lang de menfehen niet verlangen zich te<br />

ontdoen van 't juk der flavernij, verachten en<br />

verzetten zij zich tegen alles wat ftrekken kan<br />

tot verlichting van 't menfchelijk verftand. De<br />

vermaarde^ Gerbert ftichtte een fchool van wiskunde<br />

te Rheims, waarin hij zelf de gronden<br />

dier wetenfchap onderwees. Zijne kennis in de<br />

wiskunde had hij verkregen bij de Arabieren en<br />

Spanjaarden. Na zijn dood werd hij behandelt<br />

als


LES in. G E S C H I E D E N I S . IJ$<br />

als een toveraar; men zeide, dat hij een verdrag<br />

had aangegaan met den duivel, wiens klaauwen<br />

hij met veel moeite ontlhapte. Eene aantijging<br />

van die zoort is een fterk bewijs hoe ver hij boven<br />

de eeuw was, in welke hij leefde. De hooge<br />

levenftand, tot welken hij zich verhief, zijne<br />

uitgebreide kennis in de darren en wiskunde, de<br />

werktuigen, Weiken hij uitdagt ter bevordering<br />

der wetenfehappen, waren in die duistere eeuw<br />

overgenoegzaam om hem te doen houden voor<br />

een duivelskonstenaar. De fchoolfche wijze van<br />

redeneeren, welke Goddelijke en menfchelijke<br />

kennis te niet maakt en verward, had toen plaats;<br />

Welfprekenheid was enkel een ijdelen woordenklank<br />

bevattende zoutelooze zinfpelingen en verkeerde<br />

afbeeldingen op de verwardfte wijze te<br />

famengeraapt. De bouw-, beitel- en fchildër?<br />

konst waren allen in een' ruwen ftaat.; De Gothifehe<br />

fmaak had de overhand en de werken van<br />

die foort, welke nog zijn overgebleven, fchoon<br />

ftout en ftaatelijk, zijn gebrekkig, zonder orde<br />

en waren fmaak. Het Turklche zwaard verhielde<br />

de wetenfchap in 't oosten. Conftantinopolen,<br />

Spanje en groot Cairo, waren de eenige<br />

plaatzen, waar eenige fporen van geleerdmakende<br />

kennis overbleven, en Avicenna, de Arabier,was,<br />

in die tijden, de vermaardfte man om zijne<br />

geleerdheid en bedrevenheid in de geneeskunde.<br />

N 2 GE-


196 ' H E D E I J D A A C S C H E LES ia.<br />

GESCHIEDENIS DER NOG NIET GEMEL­<br />

DE NATIËN.<br />

DE gefchiedenis van de Noordfclie daten van<br />

Europa voor de tiende eeuw, levert weinige onderrigting<br />

wegens derzeiver regeeringsvormen en<br />

zeden. Dit weten wij evenwel, dat de maatfehappij<br />

in Rusland, Deenmarken, Zweden, Polen,<br />

Hóngarijen en Bohemen dezelfde vorderingen<br />

niet gemaakt had, als die in de zuidelijke koningrijken<br />

van Europa. Op de jaarboeken dezer<br />

volken is meer ftaat te maken, in het bovengemelde<br />

tijdvak. Zij begonnen als toen een beftendiger<br />

regeeringsvorm te verkrijgen en een verband<br />

te hebben met andere Etiropafche mogendheden.<br />

In de elfde eeuw daagden zij een weinig<br />

op uit hunnen vorigen duisteren ftaat. Polen nam<br />

den Ghristelijken godsdienst aan. Otho de groote<br />

maakte het tot een koningrijk, ter gunste van<br />

Boleslaus I, die door een wijs gedrag den voorfpoed<br />

vermeerderde z :<br />

jner onderdanen en hen géducht<br />

maakte voor hunne naburen. Hij veroverde<br />

Moravië en Silezië, welken door het verkeerd<br />

gedrag zijn's zoons, Micislaus II, weder<br />

verloren werden. Na den dood van Micislaus,<br />

verbanden de Polakken deszelfs weduwe, en de<br />

jonge Cafimir, in 's moeders rampfpoed deelende,<br />

nam de wijk in de abtdij van Clugnij, in<br />

Frankrijk, alwaar hij het monnikken kleed aannam.<br />

Cafimir werd eenige jaren daar na te rugge-


EES m. G E S C H I E D E N I S . 197<br />

geroepen door zijne onderdanen cn betoorde zich<br />

als koning niet minder groot te zijn dan hij als<br />

monnik deugdzaam geweest had. Boleslaus II,<br />

zoon van Cafimir noodzaakte de Rusfèn fchatting<br />

aan hem te betalen, herwon Moraviè* en Silezië<br />

en verleende edclmocdiglijk belcherming<br />

aan den koning van Bohemen. Als toen was<br />

Polen ten hoogden top • van nationalen roem.<br />

Doch de luister van dat koningrijk verdoofde in<br />

een oogenblik, en Boleslaus zelf ondervond de<br />

treurige omwenteling der fortuin. Een verfchil,<br />

tusfehen hem en den bisfehop van Cracow ont-<br />

;<br />

ftaan, veroorzaakte dat de koning door den bisfehop<br />

in den kerkban gedaan werd; Boleslaus,<br />

• woedend over deze daad, begaf zich naar de<br />

• kerk en doodde den Prelaat aan den voet van 't<br />

' altaar. De beruchte Gregorius VII, die de koningen<br />

en derzeiver onderdanen ' deëd beevcn,<br />

1 was toen Paus. De moord, gepleegt aan een<br />

kerkbedienaar, wekte zijne wraak op, en hij<br />

i blixemde den ban van Rome uit tegen den koi<br />

ning en het volk. Hildebrand zette Boleslaus af<br />

en ontnam Polen den tijtel van koningrijk. De<br />

. ongelukkige koning, door zijne onderdanen verbannen,<br />

was genoodzaakt zich te vermommen en<br />

i zijne veiligheid in de vlucht te zoeken. De<br />

' woede der priesteren vervolgde hem overal, en<br />

i de hertog van Bohemen, dien hij edelmocdiglijk<br />

il had bijgeftaan in deszelfs tegenfpoeden, weigerde<br />

i hem eenige befcherming te verkenen. Als vluch-<br />

N 3 te-


Ï98 H E D E N D A A G S C H E LES in,<br />

teling, van plaats tot plaats herom zwervende,<br />

was hij verplicht zich tot den laagden ftand te<br />

vernederen, tot dat hij ten laatden door eene<br />

bende moordenaars een einde zag maken van zijn<br />

leven en van zijne rampen. Polen wierd tot een<br />

hertogdom gemaakt, verloor deszelfs luister en<br />

hield op eene vertooning te maken onder de na­<br />

tiën van Europa. In die dagen der kerkelijke<br />

magt was een •yerfchil met de geestlijkhcid de<br />

onaangenaamfte zaak, in - welke een gekroond<br />

hoofd kon gewikkelt worden.<br />

D E tijtel van koningrijk, aan Polen ontnomen,<br />

wierd door den keizer gefchonken aan Bohemen.<br />

Wratislaus deszelfs eerfte koning, veroverde Mo-<br />

ravië, Silezië en een gedeelte van Polen. Hon-<br />

garijen kwam eerst uit de duisternis van 't hei­<br />

dendom opdagen. Geijfa, het opperhoofd der<br />

Hongaren, omhelsde het Christendom, verzachtte<br />

de woeste zeden zijner onderdanen door wijze<br />

wetten, en Stephanus, deszelfs zoon, die 's va­<br />

ders voetftappen drukte, verwierf van den Paus<br />

den tijtel van Apostel van Hongarijen. Rusland<br />

werd omtrent denzelfden tijd Christens en om<br />

helsde den eerdienst der Griekfche kerke. Ula-<br />

dimir huwde aan eene Griekinne, omhelsde ha­<br />

ren Godsdienst, en de hertogen van Rusland be­<br />

ginnen zich te vermaagdichappen met andere<br />

vorsten van Europa. Hendrik I. koning van-<br />

Frank-


LES m. G E S C H I E D E N I S .<br />

199<br />

Frankrijk, nam eene Rusfifche princes ten vrou­<br />

we.<br />

DE zeevaart en koophandel bleef den rijkdom<br />

vermeerderen van het Venetiaansch gemeenebest,<br />

gedurende de elfde eeuw. Die ftaat breidde deszelfs<br />

handel aan alle kanten uit. Zijne vloten<br />

bragten van Egijpte de voortbrengzels van Afia,<br />

welke door gansch Europa verfpreid werden.<br />

De kooplieden van Venetië waren toen ter tijd<br />

rijker dan koningen. De overwinningen door de<br />

Venetianen behaalt over de Hongaren, toonen<br />

den fehielijken aanwas der ma^t dier Republikeinen<br />

aan. Gedurende dit tijdvak befloten de<br />

Dalmatiërs, na eene vrije en algemecne beraaddaging,<br />

zich aan de Venetianen te onderwerpen,<br />

die toen eene luisterrijke vertooning maakten onder<br />

de eerfte ftaten van Europa. De Genuè'zen,<br />

na langen tijd de flavcn van dwingelanden te zijn<br />

geweest, verbraken hunne ketens, verbanden<br />

hunne onderdrukkers, verkozen eenen Doge, rigtten<br />

een Senaat op, vormden eene zeemagt, en<br />

zagen zich in weinige jaren in eenen tocftand om<br />

met de Venetianen de heerfchappij der zee te<br />

betwisten, en met hen de winsten van den koophandel<br />

te deelen.<br />

O M W E N T E L I N G E N .<br />

DUITSCHLAND werd gedurende de elfde<br />

eeuw zeer verzwakt, nadien de keizers verlang?<br />

N 4 den


000 H ! B E ND A A SS C H E LES IH.<br />

den in 't bezit te blijven van Italië. De twisten,<br />

tusfehen het priesterdom en het rijk, waren de<br />

bron van veele beroeringen, welke den throon<br />

fchokten en een einde maakten aan alle gezach.<br />

DE omwenteling in de familje van Pepijn,<br />

welke in Frankrijk gefchiedde ten voordeele van<br />

Hugo Capet, nam haar oorfprong uit de verminking<br />

der Landfchappen bij de afzetting van<br />

Karei den dikken. Deszelfs opvolgers hadden<br />

het grootfte gedeelte hunner Domeinen verloren,<br />

eeniglijk bleven zij Rheims en fommige andere<br />

fteden in bezit houden. Een zoo zwakke magt<br />

was buiten ftaat om lang achter een de teugels<br />

te ftuuren van eene Leenregeering, welker opperhoofd<br />

magtiger zoude geweest zijn dan deszelfs<br />

leenmannen. Het was ook niet in hunne<br />

magt vreemde invallen te fluiten > de wanorders<br />

eens burgerkrijgs te beletten en hunne onderdanen<br />

eerbied in te boezemen voor hun gezach. Dit gebrek<br />

aan vermogen, de bron van veele onheilen,<br />

ftelde hen bloot aan den haat en de verachting<br />

der natiën. Er ontftond een algemeen misnoegen.<br />

Alles bereidde zich eenigen tijd tot eene<br />

omwenteling, en toen dezelve voorviel was het<br />

redelijk te denken dat dezelve moest voorvallen<br />

ten voordeele van Hugo Capet, een der magtigfte<br />

Baronnen van Frankrijk en die zich door zijne<br />

uitmuntende diensten had bemind gemaakt bij 1<br />

volk.


IES ui. G E S C H I E D E N I S . 2.0Ï<br />

volk. De geestelijkheid, een geducht ligchaam<br />

uitmakende, verhaastte de omwenteling. Karei<br />

van Lotharingen, de wettige erfgenaam van Lodewijk<br />

V, liet een losbandig priester gevangen<br />

zetten, dit wierd van de geestelijkheid aangezien<br />

als een hoon hare orde aangedaan, en haare<br />

wraakzuchtige geest vervreemde van hem de genegenheid<br />

des volks. De kerkelijken vestigden<br />

het oog op Hugo Capet als de eenige deun van<br />

den ftaat, en verleenden hunne hulp om hem op<br />

den throon te plaatzen; van daar de erkentenis<br />

welke Hendrik en deszelfs zoon aan de bedienaars<br />

der kerke betoonden.<br />

DE oorzaken welken eene omwenteling in Engeland<br />

moesten bewerken, ten voordeele van<br />

Willem van 'Normandijë, beftonden insgelijks.<br />

De Engelfchen, die dikwijls vreemden tot koningen<br />

gehad hadden, te weten Saxen en Deenea,<br />

moesten des minder afkeerig wezen'van de oogmerken<br />

van Willem dan zij anders zouden geweest<br />

zijn. Harold behoorde niet tot de Saxifche<br />

linie der koningen; hij had zich van den throon<br />

meester gemaakt ten nadeele van den wettigen<br />

erfgenaam, en alhoewel het recht van opvolging<br />

als toen eigenlijk niet bekent noch bepaalt was,<br />

waren veelen evenwel in hunne harten overtuigt<br />

dat Edgar Athelings meer en beter recht had<br />

dan Harold. Dit moest hen afkeerig maken van<br />

Harolds regeering; en dewijl zij te zwak waren<br />

-N 5 om


Ü02 H E B E N D A A C S C H Ï LES HE<br />

om den eigenlijken erfgenaam op den throon te<br />

plaatzcn, begunstigden zij den eisch des Normands<br />

meer dan dien van Harold. Sommige<br />

groote Baronnen, wier recht op de kroon van<br />

Engeland zoo goed was als dat van Harold,<br />

konden zich beledigt rekenen over de voorkeur,<br />

en daar zij eigens niet konden regeeren, moesten<br />

zij eene omwenteling begunstigen ten voordeele<br />

eens vreemden. De tocht van Willem wierd van<br />

't volk goedgekeurt en in die dagen van onkunde<br />

en bijgeloovigheid had de goedkeuring of<br />

afkeuring van zijne heiligheid eenen wonderbaaren<br />

invloed op de gemoederen der menfehen.<br />

Harold, met 's Pauzen ban beladen, moest noodwendig<br />

verlaten worden van verfcheidene zijner<br />

onderdanen als iemand ter verdelginge gewijd;<br />

terwijl Willem befchonken met den zegen van<br />

Rome, befchouwt ftond te worden als eenen<br />

gunsteling des hemels. De geest der tijden, de<br />

krijghaftige bekwaamheid van Willem en de<br />

dapperheid zijner troepen, bragten veel toe tot<br />

de Normandifche omwenteling. Doch de voornaamfte<br />

oorzaak, welke ook in de gefchiedenis<br />

behoort vermeld te worden, was de tusfehenkomst<br />

der voorzienigheid, die alle menfchelijke<br />

zaken beduurt. Nationale wisfelingen en omwentelingen<br />

geleideden niet bij geval. Zij worden<br />

verordent door den Almagtigen beheerfcher der<br />

wereld, zoo dat wanneer de menfehen eenig beduur


LES ÏÏK G E S C H I I B I K I S . 403<br />

ftuur fchijnen te hebben over die gebeurtenisfen,<br />

dezelve indedaad geleid worden door eene onzichtbare<br />

hand. De tijd derhalven tot eene omwenteling<br />

was in den weg- der voorzienigheid,<br />

daar. Harold kreeg de nederlaag en wierd geflagenj<br />

Willem beklom den throon van Engeland. <br />

VIER-


20 4 H E D Ï N Ï A A G J C H Ï LES IV.<br />

V I E R D E L E S .<br />

Schets van de Gefchiedenis der Oosterfche Natiën;<br />

Mahomed, deszelfs Godsdienst, zijn voorfpoed en<br />

die zijner opvolger en. Wetten, Zeden, Koristen,<br />

Kidderfchap.<br />

CHINA.<br />

M EN kan met waarfchijnlijkheid ftellen dat<br />

de Chinefen uit Egijpten oorfprongelijk zijn.<br />

Ten minsten, indien wij aan 't verhaal van reizi­<br />

gers mogen geloof daan, is 'er eene treffende<br />

gelijkenis tusfehen de-inwooners van China en<br />

de oude Egijptenaren. Hoe dit ook zij, de Chi-<br />

neefche natie fchijnt van eene hooge oudheid te<br />

wezen, dewijl men zegt dat de konsten onder<br />

haar gebloed hebben, lang voor de tijden van<br />

welken wij eenige zekere kennis bezitten. Wij<br />

mogen evenwel twijvelen of de Chineefche natie<br />

zoo oud zij als men ons zou willen doen geloo-<br />

ven. De oorfprong van alle volken, zoo als de­<br />

zelve door de Gefchiedfchrijvers word opgegeven<br />

(de fchrijvers der gewijde bladeren alleen uitge­<br />

zonden) is gedeeltelijk op verdichtzel gegrond.<br />

De Chinefen, naar het karakter door Anfon's<br />

reisbefchnjver van hen gegeven, fchijnen den<br />

lof nief te verdienen, met welken eenige heden­<br />

daagfche fchrijvers van hen gefproken hebben.<br />

Ab


LEST iv. G E S C H I E D E N I S . 205<br />

Alhoewel een fchip van die grootte als de Centurion<br />

nooit in hunne zeen gezien was, floegen<br />

de Chinefen 'er nogthans weinig acht op. Zij,<br />

die met hen gehandelt hebben, fchilderen hen af<br />

als een lafhartig en diefachtig volk, altoos geneigt<br />

om door allerlei treken te bedriegen en<br />

afteknevelen. Het Chineefche rijk heeft nooit<br />

die omwentelingen ondervonden, welke bij andere<br />

volken zoo dikwijls plaats gehad hebben: zulks<br />

kan gedeeltelijk worden toegefchreven aan de<br />

groote inkomsten des keizers, die door eene geringe<br />

meerderheid van fchatting nooit aangelokt<br />

word de ftaatsgefteldheid van 't rijk te veranderen<br />

, en gedeeltelijk om dat het volk geene<br />

meerdere ftaatkundige vrijheid verlangt. Hunne<br />

kundigheid is, uit hoofde van de moeilijkheid<br />

in 't leeren van de woorden hunner taal,<br />

zeer bepaald; zij houden zich geftadig bezig<br />

met den akkerbouw en den kóóphandel; zij zijn<br />

zeer gehegt aan oude gewoontens en verplicht<br />

veelvuldige godsdienstplechtigheden bij te woonen,<br />

het een en ander laat hen geen tijd over<br />

om aan eene verandering van hunnen regeeringsvorm<br />

te denken. Zij gehoorzamen zonder morren,<br />

mits men hen hunne tegenwoordige ftaatsgefteltheid<br />

late behouden. De Chineefen zijn een<br />

rijk volk, nadien de voortbrengzels van hun<br />

land, welke naar alle gewesten der wereld worden<br />

uitgevoert, hen goud en zilver in overvloed<br />

aanbrengen; doch verkleeft aan hunne oude gewoon-


206 H E O E N D A A G S C H E EES IV.<br />

woontens, heeft de rijkdom dien invloed gehad<br />

op hunne zeden, gelijk dezelve gehad heeft en<br />

nog behoud op de zeden der Europanen.<br />

CONFUCIUS, een Chineesch wijsgeer, bloeide,<br />

zoo men zegt, lang voor de jaartelling dei-<br />

Christenen, ook zouden zijne aframmelingen nog<br />

in China beftaan. Hij was een groot man. De<br />

zedenkundige wijsbegeerte was zijne geliefde ftudie<br />

en de ftelregels, welke men aan hem toefchrijft,<br />

(zoo die wezenlijk van hem zijn) zijn<br />

geheel werkdadig. Zie hier fommigen derzelven.<br />

M Hij alleen is een wijsgeer, die eene doorgron-<br />

„ dige kennis heeft van menfehen en zaken; die<br />

„ onderzoekt en zich door de rede laat leiden,<br />

„ altoos de paden van waarheid en gerechtigheid<br />

„ bewandelende. Daar is eene hemeliche rede<br />

„ en eene wereldlche aanvulling tot dezelve.<br />

„ Hemelfche rede is het deel des heiligen, de<br />

„ aanvulling is die des wijzen. De wijze man<br />

„ is de ftrengfte bcrisper van zich zeiven; hij is<br />

„ zijn eigen rechter^ zijn eigen getuigen en be-<br />

„ fchuldiger. Liefdadigheid is eene redelijke en<br />

„ beftendige aandoening, welke ons verbind het<br />

„ welzijn van 't menschdom te raadplegen en te<br />

„ bevorderen, zijnde een gedeelte van het ge-<br />

„ heel verecnigt met onze evenmenfehen en ge-<br />

lijkelijk deelende in derzeiver voorfpoed en<br />

„ tegenipoed."<br />

' I N -


LKS iv. GESCHIEDENIS. ao7<br />

I N D I E.<br />

D E Indianen zijn van eene overgroote oudheid;<br />

een keten bergen fcheid Indostan van Tartarijën<br />

ten noorden, van China ten oosten, en van Periië<br />

ten westen: het overige van 't land word omvan­<br />

gen van de zee. Indië, aan deze zijde van de<br />

Ganges, was langen tijd onder de heerfchappij<br />

der Perfianen. Alexander de grooten zette zijne<br />

veroveringen voort tot aan dat land. De Grie­<br />

ken, voor den tijd van Alexander, reisden naar<br />

Indië om kundigheden optedoen. Pijtbagoras liet<br />

zich onderwijzen door de Indifche Gijmnofophis-<br />

ten. Hij ontving van hen de leer der zielsver­<br />

huizing, een leerftuk, het welk in Indië altoos<br />

de overhand . had. Men zegt insgelijks dat- hij<br />

van de Gijmnofophisten het vermaard Befchouw-<br />

lijk voorftel ontving, te weten, dat de drie hoe­<br />

ken van een driehoek gelijk zijn aan twee regt<br />

hoeken. Pilpaij was hunnen vermaardften fchrij-<br />

ver. Hij muntte uit in zedekundige fabels. De<br />

Godsgeleerdheid der Brachmannen leverd .een<br />

goed bewijs dat de Indifche Godsdienst oorfprong-<br />

lijk gegrond was op eerfte waarheden, aan alle<br />

menfehen bekent, en welken het hoofdzakelijke<br />

uitmaken van den natuurlijken Godsdienst. De<br />

Bijgeloovigheid voerde onder de Indianen eene<br />

affchuwlijke gewoonte in, welke nog heden bij<br />

hen ftand houd, en hier in beftaat, dat wanneer<br />

een gehuwd man fterft, ééne zijner vrouwen,<br />

want


208 H E D E N D A A G S C H E EES IV.<br />

want de veelwijverij is in dat land gewettigt,<br />

het voorrecht heeft-zich niet deszelfs lijk te laten<br />

verbranden. De vrouwen des overledenen, dooide<br />

Braininen aangemoedigt, betwisten eikanderen<br />

die eer, en zij, die op deze wijze derft, word<br />

gehouden hem de meeste genegenheid te hebben<br />

toegedragen: een vreemd bewijs van huwelijksliefde!<br />

Geene ongerijmdheden of wreedheden<br />

worden onmooglijk voor eene verhitte verbeelding.<br />

De Europafche vrouwen mogen zich gelukkig<br />

achten dat men haar geen dergelijk bewijs<br />

van hare genegenheid voor eenen overledenen<br />

echtgenoot afvordert.<br />

VOOR het begin van de vijftiende eeuxv was<br />

Jndië' enkel bij naam bekent van de Europanen.<br />

De Arabieren, die op dat land met de inwoners<br />

handel dreven, verkogten deszelfs voortbrengzels<br />

te Conftantinopolen en te Alexandrijën, en de<br />

Franken bragten die van daar naar de andere<br />

deelen van Europa. De Venetianen werden naderhand<br />

de handeldrijvers van ons werelddeel,<br />

en haalden van Alexandrijën de koopwaren van<br />

't oosten: Doch toen de Portugeezen de vaart<br />

om de kaap de goede hoop naar de Oost-Indien<br />

gevonden hadden, en de zeevaart gemakkelijker<br />

gemaakt was door 't ontdekken van de zeilfteen<br />

en de uitvinding van de kompasnaald, bragten de<br />

Europanen in derzeiver onderfcheide landftreken<br />

de Indifche waren in grooter overvloed en tot<br />

ma-


LES IV. G E S C H I E D E N I S , ; 2og<br />

matiger prijs over. Dan, hier van in 't vervolg<br />

nader.<br />

P E R S I É.<br />

DE Peruanen waren altoos een fchrauder volk.<br />

De beruchte Lockman; die de zedenkunde leeraarde<br />

onder verdichtzels en bloemipreuken, was<br />

een Peruaan. De leeringen van den zoo wel<br />

bekenden Zoroaster houden nog ftand in Perfiè'.<br />

NOUSHIRVAN, of Cosroës de groote, had<br />

omftreeks het einde van de zesde eeuw het Perfifche<br />

rijk tot in Arabië uitgebreid, de fchrift<br />

door 't oosten verlpreid, de dad van Antiochiën<br />

ingenomen, en Justinaan den Griekfchen keizer<br />

genoodzaakt vrede te maken, om welken te bekomen<br />

die keizer eene groote fomme gelds moest<br />

betalen, met belofte van eene jaarlijklche fchatting<br />

daar boven. De kinderen van Cosroës den groo- 1<br />

ten, zulk eenen vader onwaardig, verwoestten<br />

Perfië door burger-oorlogen en moordenarijem<br />

M A H O M E D &a<br />

TERWIJL eene overftrooming van Barbaren<br />

in Europa fchrik en dood verfpreidde, was Mahomed<br />

bezig in de woestijnen van Arabië, de<br />

grondflagen te leggen van eenen nieuwen godsdienst,<br />

die nog ftand houdt, en van de toekomftige<br />

magt der Saracenen. De omwenteling in<br />

den godsdienst door Mahomed in Arabië bewerkt<br />

O m


oio H E D E N D A A G S C I I E LES IV.<br />

cn de uitwerking daar van op andere koningrijken<br />

verdienen eene aandachtige overweging. Een<br />

man, die door de enkele kracht van natuurlijke<br />

vermogens, zonder opvoeding, zonder middelen<br />

of vrienden, woeste horden, die over eene verbazende<br />

uitgeftrektheid lands veripreid waren,<br />

vereenigt, dezelven bezielt met eenen zelfden<br />

geest, en hen alle een zelfde einde doet bedoelen,<br />

hen zoo verre brengt dat zij zich aan zijnen<br />

godsdienst, aan zijn gezach en aan zijne wetten<br />

onderwierpen, zoo veel vermogen op hen heeft<br />

om hen een zoo voornamen rol op het tooneel<br />

des werelds te doen loeien; den ouden throon<br />

en godsdienst van Pcrfië omwerpt, een ftuk, het<br />

welk de Romeinfche wapens nooit konden volvoeren<br />

; aan de keizers van Conllantinopolen de<br />

rijkfte wingewesten van Afia en van bijna geheel<br />

Afrika ontneemt; meester wordt van Spanje; het<br />

overige van Europa bedreigt met flavernij, en in<br />

minder dan een eeuw een uitgebreider rijk vormt<br />

dan ooit op aarde beftaan had, een man, zeg ik,<br />

die zonder opvoeding, zonder vrienden en middelen<br />

zulks verricht, moet gewis de ziel met<br />

verbaastheid treffen, en onze nieuwsgierigheid<br />

opwekken om de oorzaken van deze groote gebeurtenis<br />

naartefporen.<br />

DE Arabieren waren aan andere volkeren onbekent.<br />

In familjen verdeelt of in afgezonderde<br />

cn onafhanglijke horden, vercenigden zij fomtijds<br />

zich


LES iv. GESCIIIEDENI S, 2ÏÏ<br />

zich om op eenen tocht ter plundering uittcgaan,<br />

het eenige middel van bedaan der Arabieren, die<br />

op de grenzen woonden. Zij, die zich land-<br />

waards - in onthielden, maakten hunne voornaamfle<br />

bezigheid van de veehoederij. Zonder een vast<br />

verblijf te hebben, vervoerden zij hunne losfe<br />

woningen van plaats tot plaats op karren. De<br />

kleene en groote deden waren gebouwt in die<br />

oorden van Arabië, welken aan de zee of in de<br />

nabuurfchap van de Romeinfche landfchappen<br />

gelegen waren; aldaar wierden de vrugten van<br />

den grond, de kudden en den gemaakten buit<br />

zorgvuldig bewaakt. De Arabieren, die deze<br />

groote deden bewoonden, ftonden enkel onder<br />

het gezach van de rijkden onder hen. Zonder<br />

vastgelïelde wetten, zekere overftcn of wettige<br />

ondergefchiktheid, gaven zij zich toe aan allerlei<br />

uitlporigheden. Hunne zeden waren ijslijk los­<br />

bandig, alle gevoel, oprechtheid, menschlieven-<br />

heid en zedigheid was uit hunne harten gebannen.<br />

Hun godsdienst beftond uit de lompfle afgoderij*<br />

en was zaamgeftelt uit de flechtfte leerdellingen<br />

van de verfchillende fecten, welke zoo menig­<br />

vuldig in Alië waren. De Arabieren gelooven<br />

afdammelingen te zijn van Abraham; de befnij-<br />

denis, wasfchjngen en reiningcn zijn bij hen in<br />

gebruik, het vleesch van zekere dieren houden<br />

zij voor onrein. Zij verbeelden zich dat het op­<br />

perde wezen drie dochters heeft, even eeuwig<br />

O 2 met


2i2 H E D E N D A A G S C H E LES IV.<br />

met het zelve, ook eeren zij eene menigte mindere<br />

afgoden.<br />

DE tempel van hunnen voornaamften afgod<br />

was in Mecca, waar de beruchte fteen Bdathra<br />

bewaard wierd, welke, (indien men fommige<br />

Gefchiedfchrijvers gelooven wil), zwart wierd<br />

wanneer iemand zijn onfchuld verloor. Zij begaven<br />

zich van alle oorden van Arabië in bedevaart<br />

naar Mecca. Deze ftad was, bij uitmuntenheid,<br />

de heilige ftad. De toevloed der bedevaartgangers<br />

vermeerderde den rijkdom en 't aanzien<br />

dier ingezetenen, die geëerbiedigt wierden<br />

als den voornaamften ftam in Arabië.<br />

G E B O O R T E V A N M A H O M E D .<br />

D E ftam der Korafchiten hield den eerften<br />

rang in Mecca. Mahomed, die van een jonger<br />

tak van die familje afdamde, wierd geboren in<br />

het jaar vijfhondert een en zeventig, van de<br />

Christen tijdrekening. Hij verloor zijne ouders<br />

kort na zijne geboorte, en Aboutaleb, zijn oom<br />

van 's vaders zijde, bragt hem op. Van zijn<br />

oom begaf hij zich ter woon bij een winkelier in<br />

Mecca, en won zeer ipoedig het vertrouwen<br />

zijn's meesters. Deeze een bankbreuk gemaakt<br />

hebbende, wierd Mahomed als flaaf verkogt aan<br />

eenen Ismaëlitifchen koopman, die hem in zijnen<br />

dienst naar Sijrië zondt. Terwijl Mahomed daar<br />

bezig was de zaken zijns meesters waartenemen,<br />

had


LES iv. GESCHIEDENIS. 213<br />

had hij gelegenheid zich te oeffenen in de befchouwing<br />

en het vergelijken der wijze op welke<br />

de Roomfchen leefden, derzeiver wetgeving, regeering,<br />

zeden en voornamenlijk hunnen godsdienst.<br />

In het Land, waar hij zich toen bevond,<br />

was de wet en het Euangelie of het Jodendom<br />

en het Christendom te famen vermengt. Hij<br />

vergeleek de beide godsdiensten, en getroffen<br />

door den grooten naam van Mozes en Jefus<br />

Christus, vormde hij het ontwerp om de dichter<br />

te worden van eenen nieuwen godsdienst, gefchikt<br />

ter verlichtinge en befchavinge zijner landgenoten.<br />

Al fpoedig ontfloeg hij zich der flavernije,<br />

kwam in dienst bij Cadigah, eene rijke<br />

weduwe, aan welke hij vervolgens huwde. Van<br />

arm werd hij eensklaps bemiddelt, thans zette<br />

hij zijn ontwerp ernstig door, en hij wierd het<br />

hoofd eener nieuwe fecte. Om zijne beramingen<br />

te doen gelukken, fcheen hij tot een afgezondert<br />

leven overtehellen en verrigtte veele liefdadige<br />

werken, fomtijds week hij naar de woestijr.e en<br />

kwam van daar te rug met eene houding van<br />

opgetogenheid, en met een gelaat, op 't welk<br />

,de verbaastheid was uitgedrukt. Door zulk een<br />

gedrag verwierf hij zich bewonderaars, iprak van<br />

openbaringen, met welken hij begunstigt was,<br />

en haalde zijne vrouw Cadigah over zijne gezegdens<br />

voor waarheid aantenemen. Het geruchtvan<br />

Mahomed en van deszelfs openbaringen verfpreidde<br />

zich fpoedig door Mecca, ganfche ben-<br />

0 3 den


ai4 H E D E N D A A G S C I I E CES IV.<br />

den begaven zich om den propheet aantehooren<br />

en 't getal zijner volgers nam dagelijks toe.<br />

DE grondleeringen van Mahomeds nieuwen<br />

godsdienst zijn deze. Te gelooven in een eenig,<br />

eeuwig, oneindig, wijs en goed God, fchepper<br />

des werelds, onderhouder en vriend der menfehen;<br />

hem te beminnen en zeven malen daags<br />

tot hem te .bidden; gedurig aan hem te denken<br />

en hem te eeren door godsdienstige plechtigheden.<br />

De wetten der maatfehappij in acht te nemen,<br />

waar door ons eigen geluk en dat onzer<br />

evenmenfehen bevordert cn verzekert word; alle<br />

menfehen lief te hebben; den armen te onderdennen;<br />

barmhertig te zijn jegens allen, zonder<br />

zelfs dat gedeelte der dierlijke fchepping, het<br />

welk ten nutte en dienst van den mensch ftrekt,<br />

voorbijtegaan. Zoodanig zijn de leerftukken van<br />

Mahomed. Het zedelijk gedeelte zijns godsdiensts<br />

richtte hij naar de zinnelijke lusten dei-<br />

Arabieren. In eene warme landftreek wonende,<br />

was de trek tot onwettige vermaken, met de<br />

vrouwelijke kunne hunne overheerfchende drift,<br />

Mahomed ftond zijn aanhangers het gebruik toe<br />

van vier vrouwen en van zoo veele flavinnen als<br />

zij verkozen. In hoedanigheid van propheet<br />

veroorloofde hij zich zelve vijftien wijven.<br />

Schoon barbaars in zijne onverdraagzaamheid,<br />

wagtte hij zich nogthans dezen geest te doen bemerken<br />

in den aanvang zijner zending, wel weten*


EES iv. GESCHIEDENIS. 315<br />

tende dat deze onmenfchelijkheid hem haatlijk<br />

zou maken en grootelijks hinderlijk zijn aan zijne<br />

oogmerken.<br />

OVERTUIGT dat de menfehen uitterlijke te­<br />

kenen nodig hebben om zich hunnen plicht te<br />

herinneren, gebood Mahomet de befnijdenis, de<br />

bedevaart naar Mecca en herhaalde wasfehingen;<br />

ook verklaarde hij dat God de geloovigen tot<br />

de waarneming van die plechtigheden verbond.<br />

Hij erkende Abraham, Mozes en Jezus Christus<br />

groote propheeten te zijn geweest, van welken de<br />

twee eerden wetten hadden gegeven aan de Jo­<br />

den; dat de gezegende Jefus oneindig grooter en<br />

wijzer en daarenboven het meer bijzondere voor­<br />

werp van Gods liefde, de ganfche wereld in<br />

zijne zending had begrepen; doch dat de Chris­<br />

tenen, verbastert zijnde, God Mahomet had ver­<br />

koren tot zijnen laatflen propheet, ten einde de<br />

waarheid en de deugd op aarde te herdellen.<br />

Aan de geloovigen beloofde hij krijgsgevangenen<br />

en een paradijs, waar zijne zinnelijke verbeelding<br />

allerlei vermaken plaatste, bijzonderlijk 't genot<br />

van overlchoone vrouwen: een leerduk, het<br />

welk, met dat van 't noodlot, berekend was om<br />

zijne aanhangers een geestdrift inteboezemen tar­<br />

tende alle gevaren en den dood. In één woord,<br />

Mahomed verklaarde dat de Engel Gabriël, die<br />

hem den wil van God bekent maakte, hem deze<br />

wetten benevens het boek, in 't welk dezelve<br />

O 4<br />

BE<br />

"


2i6 H E D E N D A A G S C H E EES SV.<br />

befchreven waren, uit den hemel had aangebragt.<br />

ZIE daar den geest van Mahomeds godsdienst<br />

en het hoofdzakelijke van den inhoud des Corans.<br />

Om de toegenegenheid der deugdzamen te winnen,<br />

lijfde de bedriegeljjke Arabier wijzelijk de Christelijke<br />

zedekunde in zijn ftelzel in; en om het gemeen<br />

te behagen, 't geen altoos tot bijgeloof overhelt,<br />

liet hij het zelve verfcheide dwalingen van<br />

hunnen ouden godsdienst behouden. Indedaad, de<br />

Coran is vol van verwarringen, ongerijmdheden<br />

en tegendrijdigheden en bevat daarenboven eene<br />

menigte dwalingen, welke aanloopen tegen den<br />

godsdienst, de ftaatkunde, gefchiedenis en tijdrekening;<br />

doch het dichterlijke van dat boek is verheven;<br />

en de Coran word gehouden voor een<br />

mcesterftuk en voorbeeld van de Arabifche taal.<br />

DE nieuwe propheet vond nogthans tegenftanders;<br />

een geduchte cabaal verzette zich tegen<br />

hem; 't gezach trachtte hem rekenfchap te doen<br />

geven en hem te ftraffen als een bedrieger en oproermaker.<br />

In Mecca vervolgt, vluchtte hij naar<br />

Medina (e), waar zijne dweeperij zich met verba-<br />

zen-<br />

Ce) Vin den tijd van Mahomed's vlucht, welke in 't jaar onzes<br />

Heeren foa, het 44de jaar van des pro[ heets ouderdom voor­<br />

viel, en het tiende van zijne bediening, rekenen de Mahoine-<br />

d.'iicn hunne jaartelling, welk tijtlftip in 'c Arabicsch genoemt<br />

vrui'tl Hierna, dat js, vlucht. » '


lts iv. GESCHIEDENIS. 417<br />

zende ihelheid verfpreidde. De inwoners van Medina<br />

namen zeer fpoedig zijnen leer aan, riepen<br />

hem uit tot opperhoofd, en erkenden aan niemand<br />

anders te willen onderworpen zijn. Hij ftelde zich<br />

aan 't hoofd zijner aanhangeren, die 't befluit namen<br />

om hunnen laatften druppel bloeds voor zijne<br />

zaak te ftorten. Hij toog naar Mecca, welke<br />

ftad hare poorten voor hem opende en zich aan<br />

hem als aan haar oppervorst onderwierp. Van<br />

daar trok hij door Arabië, bragt alle de Arabifche<br />

Horden, die tot dien tijd onderling verdeeld<br />

en onafhanglijk van eikanderen geweest hadden,<br />

onder zijne gehoorzaamheid en hij wierd hun<br />

koning en priester.<br />

GANSCH Arabië te ondergebragt hebbende,<br />

keerde Mahomed zijne wapenen tegen de Romeinen,<br />

floeg hen en ontnam hen de Landfchappen,<br />

welken zij verfcheide eeuwen bezeten hadden.<br />

Na verfcheiden verbazende verrichtingen ftierf<br />

hij te Medina, latende zijn land • vereenigt door<br />

zijnen godsdienst, befchaafd door zijne wetten,<br />

en geducht voor deszelfs naburen. Befpeurende<br />

dat de dood hem naderde, riep hij zijne vrienden<br />

bij een, dien hij drie dingen aanbeveelde, om<br />

altoos in acht genomen te worden door zijne aanhangers;<br />

te weten: dikwijls te bidden; de afgoderij<br />

in Arabië uitteroeijen, en aan elk, die tot<br />

zijn geloof over kwam, alle de voorrechten der<br />

O 5 Mu-


aig H E D E N D A A G S E H E EES IV.<br />

Mufulmannen toeteftaan. Deze aanbeveeling wierd<br />

geëerbiedigt als een gebod des hemels.<br />

ABUBEKER, Omar, Ali en Caled waren de<br />

vier hoofdlieden, die van Mahomed het zwaard<br />

Gods genoemt wierden. Ali was gehuwt aan<br />

Fatima, dochter van Mahomed bij Cadigah, en<br />

dezen meende hij tot zijnen opvolger te ftellen;<br />

doch Abubeker verkreeg den voorrang en voerde<br />

den tijtel van Caliph of ftedehouder des propheets.<br />

Abubeker toog naar 't midden van Arabië,<br />

ftilde een oproer, trok in Palestina, verfloeg<br />

het leger van den Griekfchen keizer Heraclius,<br />

nam Jerufalem in, kwam tot Damascus,<br />

en bragt, in twee jaren tijds, het grootfte gedeelte<br />

van 5ijrië onder. Zich eenen grooten<br />

naam verworven hebbende door zijne wijsheid en<br />

gematigtheid, ftierf hij arm.<br />

OMAR, die hem opvolgde volvoerde de verovering<br />

van Sijrië, voleindigde in eenen veldtocht<br />

de overwinning van Chaldea en Mefopotamië,<br />

vernielde in twee jaren tijds het Perfifche<br />

rijk; terwijl Amrou, één zijner veldoverften,<br />

zich van Egijpte, Libië en Numidië meester<br />

maakte (f).<br />

OTH-<br />

(f) De verovering van Egijpte door de Safaceenen was verzeld<br />

van cm ongeiuk, het welk door ieder beminnaar van geleerdheid<br />

tnoe: betreurt worden: namenlijk de vernieling der boekerij van<br />

.A'lex-


LES iv. GESCHIEDENIS. 219<br />

OTHMAN of Oslman deszelfs opvolger, voltooide<br />

de verovering van Perfië, en Mohavia,<br />

zijn<br />

Alexandrijën. Deze vermaarde boekerij wierd aangelegt door de<br />

eerfte Ptolomeën, en was zoodanig vermeerdert en verbeterd door<br />

derzeiver opvolgers, dar mert een getal van 700,000 boeken daar<br />

in telde. De boekerij beftond in twee vakken, het eene in de<br />

wijk, Bruchjon genaamt, was 400,000 boekdeelen groot; het an­<br />

dere binnen het Serapeurn, bevatte 300,000 boekdeelen. Terwijl<br />

Julius Csfar oorlog voerde tegen de inwoners van Alexandrijën,<br />

gebeurde het dat de boekerij in de Bruchion met nog andere ge­<br />

bouwen in den asch gclegt werd, waarbij de 400,000 boekdeelen,<br />

welke daar geplaatst waren, tot pulver verbrandden. Doch dit<br />

verlies werd eemgerrflate verzacht door de boekerij van Pcrgamen ,<br />

dewelke uit 200,000 boekdeelen beftond, door Antonius aan Cle-<br />

opatra gefchonken, cn uit andere boeken, welke naderhand daar<br />

bij gevoegt waren, zoo dat deze laatfte boekerij gcrekent wierd<br />

zoo talri.k en zoo vermaard te zi.in ah ooit de pndere geweest<br />

had; doch ook, deze boekerij werd een prooi der vlammen. Jo-<br />

annes de Lettcrkonstenasr, een vermaard wijsgeer te Alexandrije,<br />

in blakende gunst bij Amrou, veldoverfte der Saracecnen, verzogt<br />

hein om de koninglijke boekerij. Amrou antwoordde: dat het<br />

niet- in zijne magt was hem die te geven, zonder daar toe ver­<br />

lof te hebben bekomen van den keizer der geloovigen. Am­<br />

rou fcureef derhalven aan Omar en gaf dien vorst het ver­<br />

zoek van Joannes te kennen, waarop de Caliph dit antwoord<br />

«af: dat indien de inhoudt dier boeken overeenftemde met het<br />

boek Gods of de koran, de koran zonder die boeken genoegzaam<br />

was; doch indien die inhoud tegen den koran aanliep, die boe­<br />

ken'van geen nut konden zijn, in welken gevalle hij gebood dat<br />

men dezelven zou verbranden. Amrou, gehoorzaam aan de beve­<br />

len des Caliph's, gebood dat men die boeken zou uitdeden i*<br />

de badftooven der ftad om als brandftoflen te dienen ter ver-<br />

warminge der baden, van weiken in dien tijd niet minder dan<br />

Vierduizend in Alexandrijën beftonden, en evenwel verliepen 'er<br />

acs


eao H l B E N B A A S S C H I EES IV.<br />

zijn nabeftaande en vriend, ftelde zich in 't bezit<br />

van de westelijke deelen van Afrika, verwoestte<br />

de Eilanden in den Archipel, nam Rhodes in,<br />

trok in Sicilië en voerde het alarm tot in 't harte<br />

van Italië. Niettegenftaande den voorfpoed<br />

zijner wapenen, wierd de Caliph vermoord in<br />

eenen geweldigen opftand, aangeftookts door de<br />

aanhangers van Abbas en Ali. Ali nam bezit<br />

van den throon, doch werd kort daar op vermoord,<br />

en Mohavia tot het Caliphfchap verheven<br />

zijnde, vereenigde Armenië en Natolië aan<br />

zijne ftaten, voerde zijne wapenen tot voor de<br />

muren van Conftantinopolen, en eindelijk de prooi<br />

van ijverzucht geworden zijnde, bezwalkte hij<br />

zijnen roem door 't vergieten van ftroonaen menfehen<br />

bloecis. Onder de regeering van Valid I.<br />

veroverden de Arabieren, onder aanvoering van<br />

Mufa, Spanje, trokken over de Pijreneën en<br />

drongen tot in het hart van Frankrijk. Soliman<br />

zette zijns vaders ontweipen voort; hij gaf aan<br />

een zijner bevelhebberen last Conftantinopolen te<br />

belegeren, aan eenen anderen naar Parijs optetrekken<br />

cn aan beide de legers om te Rome zich<br />

bij elkandercn te voegen; doch de dood belette<br />

hem de voltoijing van deze uitgeftrekte ontwerpen<br />

te zien.<br />

DE<br />

zes maanden eer al de boeken verbrand waren; liet geen tot een<br />

genoegzaam bewijs ftrekt dat het getal dcrzclven verbazend groot<br />

meet g.weest 'ijn, en welk een onfehatbaar verlies Egijpte niet<br />

alleen maar de gcheele geleerde wereld daar door geleden heeft.<br />

NEWTON'S Disfert. Proph, vol i octavo p. 389.


LES IV. G E S C H I E D E N I S ; 221<br />

D E onmiddelijker opvolgers van Mahomed waren<br />

alle krijgshelden, zij fchiepcn behagen in het<br />

oorlog en wisten hoe dien te voeren. De Arabieren<br />

gewoon aan armoede en dommer, hakende<br />

naar den krijg en verhit op roof, kwamen in de<br />

eerfte vervoering van geestdrift alle hinderpalen<br />

te boven. Brandende van een vuurig geloof,<br />

overtuigt dat de Allerhoogfte hen de aarde ter<br />

bezittinge had gegeven, mits zij dezelve ver- „<br />

dienden door hunne dapperheid, vielen zij hunne<br />

vijanden aan met eene woede door niets te wederftaan.<br />

Schrik en verwoesting togen voor hen<br />

uit. In een gevecht met de Romeinen ziende<br />

dat hun legerhoofd gevangen was, namen zij de<br />

vlucht: een hoofdman ftuit hen en roept. Hebt<br />

gij vergeten dat gij, met uwen rug den vijand<br />

toetekeeren, God cn deszelfs propheet beledigt? wat<br />

raakt het dat Der ar gevangen zij? God leeft en<br />

heeft het oog op u. Door deze woorden aangemoedigt,<br />

keerden zij weder tot den aanval en<br />

hieuwen de Romeinen in ftukken. Een hunner<br />

legerhoofden fprak hen voor het aangaan van<br />

een ftrijd aldus aan: Bedenkt, Mufulmannenl dat<br />

gij het Paradijs voor u hebt, dat duivel cn hel<br />

achter u zijn.' Een Mufulman, door Mahomed<br />

veroordeelt, beroept zich aan Omar. Omar van<br />

zijne bezwaren onderrigt en dat hij zich aan hem<br />

beroepen had tot herftel, trok den fabel, floeg<br />

hem het hoofd af, uitroepende: dit verdienen da<br />

zulken, die onbedagtzaam genoeg zijn om zich van<br />

bet


222 H l B E N D A A G S C H ï LES IV.<br />

het vonnis van den Propheet te beroepen. Wanneer<br />

bij natuurlijke dapperheid, dagelijks door armoede,<br />

gevaren en vcrmoeijingen geócffend, zich<br />

eene hartstocht voegt zoo fterk als die der dweepzucht,<br />

moet het volk, daar mede bezielt, wonderen<br />

verrichten en zegepralen. De Arabieren,<br />

dapper van aart, waren alie krijgsmannen. Geene<br />

vreemde legers konden den minsten indruk op<br />

hen maken. Alvorens de godsdienst van Mahomed<br />

hen vereenigt had, veroorzaakten zij de Ro-<br />

, meiniche keizers en den fenaat niet weinig ongerustheid:<br />

maar hoe geduchter waren zij toen zij<br />

tucht bij geestdrift voegende, aangevoert wierden<br />

door hoofden, die geboren helden en in 't midden<br />

van den wapen-kreet opgevoed waren? Wij<br />

brengen u, zeiden zij, het paradijs aan of de hel.<br />

„ Gij moet den godsdienst der Mufulmannen om-<br />

„ heizen of fchatting opbrengen of door onze fa-<br />

„ bels vallen" en de Saracecnen bielden woord.<br />

Onder de eerfte Caliphs waren hunne zeden woest,<br />

zij ademden niet dan oorlog en wierden door eenen<br />

godsdienstijver aangezet, anders konden zij<br />

niet. Onder de laatfte vorsten der Ommiaden<br />

namen zij zachter zeden aan, hunne dapperheid<br />

was minder woest, fchoon niet minder ftout.<br />

Onder de Abbasiiden waren hunne zeden ten<br />

uitterften befchaaft, de konsten en wetenfehappen<br />

kwamen bij hen te voerfchijn, terwijl het over*<br />

ge van de wereld bedolven lag j n de duisternis<br />

van onwetenheid en bijgeloof.<br />

EE-


LES iv. G E S C H I E D E N I S . 223<br />

E E N E andere oorzaak, welke' veel toebragt<br />

tot den verbazenden voorfpoed der Arabieren,<br />

was de zwakheid van de genen tegen wie zij<br />

| hunne wapenen rigtten. Bij hunnen intocht in Afië,<br />

vonden zij de Romeinen en Perfen, twee<br />

i vermaarde natiën, doch die door derzeiver lange<br />

i onderlinge oorlogen uitgeput waren. De vrede,<br />

I tusfehen Heraclius en den wreeden Siroës gefloten,<br />

gaf rust aan de beide rijken ten opzicht»<br />

van buiten, maar die door inwendige beroeringen<br />

1 werden van een gereten. Het huis van Cosroës<br />

fcheurde het koningrijk van Periië in ftukken,<br />

I door hunne wreede twisten. Deze omftandighe-<br />

: den begunstigden de Saraceenen; zij vielen Pelfië<br />

aan en in drie veldtochten veroverden zij dat<br />

I rijk.<br />

H E T Roomfche rijk was in nog zwakker ftaat.<br />

De verminking van 't westen had eenen ver-<br />

; fchrikkelijken flag toegebragt aan 't oosten. De<br />

: pogingen der Grieken, om het wrak van Italië<br />

. te behouden, putten den ftaat uit. De onbe-<br />

; kwaamheid der keizers van Conftantinopolen tot<br />

J de regeering, de menigte bloedige omwentelin-<br />

; gen, die den throon fchudden, de ongebondenheid<br />

van 't hof, de oproerige factiën van den<br />

; Virous; godsgeleerde twisten, de bron van haat<br />

1 en tweedracht, eene algemeene bedorvenheid<br />

| van zeden; in één woord, de noodlottige razernij<br />

| van het monnikken - kleed aantencmen, waardoor<br />

vee*


224 H E D E N D A A G S * H E EES IV,<br />

veele onderdanen nutteloos wierden voor de verdediging<br />

hunnes lands, alle deze oorzaken, zeg<br />

ik, maakten de zegepralen der Mufulmannen gemakkelijk.<br />

G E V O E L E N VAN MAHOMED ÉN DES­<br />

ZELFS GODSDIENST. •<br />

O M met de Griekfche monnikken en derzeiver<br />

nafchrijvers te zeggen, dat Mahomed enkel een<br />

bedrieger, een onkundigen en barbaarfchen fchobbejak<br />

was, die met de fabel in de vuist een<br />

godsdienst voortplantte, ongerijmd in deszelfs<br />

leerftukken, en losbandig in deszelfs zedekunde,<br />

zou zijn de waarheid te befchouwen door een<br />

middenftof van onkunde en met een partijdig oog.<br />

Aan de andere zijde, te beweeren dat Mahomeds<br />

verbazende voorfpoed het gevolg was van overtuiging<br />

en van 't vermogen zijn's vernufts; dat<br />

de kaliphs deszelfs opvolgers het Mahomedaandom<br />

door geweld van wapenen uitbreidden, zou zijn<br />

de waarheid te loochenen cn zich tegen de klaarblijklijkheid<br />

van gefchiedkundige daadzaken te<br />

verzetten. Laten wij de waarheid raadplegen en<br />

ons niet laten medeflepen of overbluffen door valfche<br />

voorgevens.<br />

D E Heerschzucht deed Mahomed het ontwerp<br />

maken om de Arabifche ftammen te vereenigen<br />

onder zijne heerfchappij, en daar de godsdienst<br />

allerkrachtigst werkt op de menfehen, bediende<br />

zij«


EES iv. GESCHIEDENIS. tz$<br />

zijne fchranderheid zich van denzelven als het ze­<br />

kerde en kraclitdadigde raiddel. Hij voorzag al­<br />

le de hinderpalen, welke hem zouden tegenwer­<br />

ken, doch hij wist hoe dezelven uit den weg te<br />

ruimen. De gevaaren, welke onaffcheidelijk vast<br />

zijn aan zulk eene onderneming, fchrikten hem<br />

niet af. Hij bleef volhouden met eene ftand-<br />

vastigheid en buigzaamheid, welke een zaak doen<br />

welgelukken. In 't eerst fpeelde hij de rol eens<br />

bedriegers. Dikwijls zonderde hij zich van 't<br />

gezelfchap en van den omgang met menfehen af,<br />

wanende de grootfte geftrengheid aan zich zeiven<br />

te oeffenen, deelende menigvuldige liefdegiften<br />

uit en voorgevende van den hemel ingeblazen te<br />

worden, had hij verrukkingen &c. Sommige<br />

hebben gemeent dat hij ten laatften voor waar­<br />

heid aannam de valschheden door zijn verbeelding<br />

gefmeed. Een warme verbeelding maakt zich<br />

fpoedig meester van het verftand, dat zich door<br />

dezelve laat leiden. Dit kan even zeer, plaats<br />

hebben gehad bij Mahomed, gelijk het plaats<br />

had bij veele andere geestdrijvers, die, door<br />

ïichaamlijke geftrengheden uitgeput, vastlijk voor<br />

waarheid aannamen, 't geen geen beftaan had<br />

dan in hunne verwilderde hersfènen. Het ant*<br />

woord door hem aan zijne vrienden gegeeven*<br />

die hem aanmaanden van zijne onderneming afte­<br />

zien uit hoofde van 't gevaar, 't welk hem be­<br />

dreigde van de zijde der overheid van Mecca,<br />

doet ons denken dat zulks wezenlijk zijn geval<br />

P was.


«2.6 H E B E N D A A G S C H E LES IV.<br />

was. Indien gij, zeide hij, met de zon aan uwe<br />

eene zijde en met de maan aan uwe andere zijde<br />

kwaamt, zou ik het vertrouwen niet verraden, 't<br />

welk God in mij geflelt heeft. Z ;<br />

jne ftandvastigheid,<br />

bij alle gelegenheden, die toon eens ingeblazenen,<br />

welke zoo krachtig werkt op geloovige<br />

gemoederen, de vervolging, welke hij onderging,<br />

dit alles verhitte zijne verbeelding en vermeerderde<br />

het getal zijner nieuwe geloofsgenoten,<br />

dat zelfs met eene verbazende fnelheid toenam.<br />

Zijn gerucht verfpreidde zich fchielijk door Arabië,<br />

ganfche benden kwamen van alle oorden<br />

om den nieuwen propheet aantehooren, en in<br />

Medina aangekomen zijnde, in welke ftad zijne<br />

vjianden hem noopten de wijk te nemen, ftond<br />

hij verbaast aldaar eene menigte te vinden, die<br />

zijne leer was toegedaan. Tot zoo verre, indedaad,<br />

kunnen wij niet zeggen dat zijnen voortgang<br />

te wijten was aan 't geweld der wapenen.<br />

Looze overreding werkte ongetwijvelt op hunne<br />

ligtgeloovige zielen. Doch toen Mahomed bevond<br />

genoegzame magt te hebben, verklaarde hij<br />

aan zijne aanhangers: dat hij bijzonderlijk door<br />

den hemel gezonden was ter bekeeringe der Arabieren<br />

, en dat het eenige middel, om hen<br />

van de afgoderij te doen afzien, was tegen hen<br />

optetrekken met het zwaard in de vuist. Toen<br />

hij in deneerften ftrijd, bij welken hij zegepraalde,<br />

zijne gevangens dwong den nieuwen godsdienst<br />

te omhelzen en dezulken ter dood bragt,<br />

die


LES IV. G ï S C II I E D E N I 1 hlf<br />

die weigerden zich te onderwei pen; toen was<br />

het dat dweepzucht, met het daal gewapend,<br />

den Mahomedaanfchen godsdienst voortplantte,'<br />

en de menfehen drong denzclven te omhelzem<br />

Van dien tijd af wierd Mahomed, die met heerschzucht,<br />

bedrog en geestdrijverij begonnen had,<br />

I eindelijk een dwingeland voor alle de genen*<br />

die weigerden eenig geloof te daan aan zijne goddelooze<br />

mijmeringen. Zoodanig is maar al te<br />

dikwijls het gedrag van den mensch;<br />

D E godsdienst van Mahomed, fchoon oneindig<br />

beneden den godsdienst van Jefus, is grootelijks<br />

verheven, wanneer men denzelven vergelijkt met<br />

de lompe dwalingen en de domme afgoderij, dia<br />

voor zijn tijd de overhand hadden in Arabië;<br />

Dezelve leeraart de eenheid van' God, het geven<br />

van aalmoeslèn, en de vergiffenis van beledigin-<br />

! gen. Men zegt dat Mahomed zoo veele bekeerlingen<br />

niet kon gemaakt hebben, zoo hij hen<br />

niet had toegedaan de vrije involging hunner'<br />

driften. Dit voorgeven is mislchien onbillijk.-<br />

De Mahomedaanfche godsdienst is geflreng, vergeleken<br />

met de losbandige zeden aan welke de<br />

Arabieren gewoon waren. Mahomed gebood zijne<br />

discipelen veel malen te bidden, aalmoeslèn<br />

uittedeelen, te vasten, zich te onthouden vanden<br />

wijn, zich dikwijls te wasfcheii, en vooral<br />

zich niet fchuldig te maken aan de tegennatuurlijke<br />

misdaad, welke bij de Arabieren zoo ge-<br />

•P - meen-


ia8 H E D E Ü D A A G S C H E LÉS IV.<br />

meenzaani was. Dit alles was een juk te zwaar<br />

voor een volk gewoon den vrijen teugel te vieren<br />

aan hunne dierlijke driften. Ik houde het<br />

voor vrij redelijker te gelooven dat Mahomed<br />

de genegenheid zijner landgenooten niet kon gewonnen<br />

en hen overgehaalt hebben tot het aannemen<br />

van eenen nieuwen godsdienst, dan met<br />

hen een wet' voortefchrijven zuiverer en edeler<br />

dan die, welke zij te voren hadden, en uitwendig<br />

eene heiligheid te vertooncn, welke nooit<br />

mist kleene verdanden te winnen. Wij mogen<br />

derhalven beduiten, dat wanneer iemand een<br />

groot, ontwerp vormt en ter volvoeringe daar van<br />

den moed heeft om flappen te doen, die deszelfs<br />

goeden uitflag verzekeren; wanneer .zoodanig iemand<br />

gedult met voorzichtigheid weet te paren<br />

en gebruik weet te maken van elke gunstige omftnndigheid;<br />

wanneer hij na uitgevonden te hebben<br />

welk het gefchikfte middel is om indruk te<br />

maken op de gemoederen der menfehen in 't algemeen,<br />

kan bewerken dat het bijzondere karakter,<br />

de zeden en de verfchillende vormen van eerdienst<br />

zich voegen naar zijn ftelzel, en hij zich<br />

eindelijk kan verheffen tot een willekeurig monarch,<br />

zonder nogthans daar toe het minste recht<br />

te hebben, dan mogen wij befluiten, zeg ik, dat<br />

die mensch noch zoo onwetend, noch zoo barbnarsch<br />

is als wij geneigt zijn te gelooven. Dan,<br />

alhoewel er in den Mahomedaanfchen Godsdienst<br />

eenige goede zaken zijn, zijn 'er tevens veele in<br />

die


EES iv. G E S C H I E D E N I S . 239<br />

die flecht genaamt mogen worden; en fchoon<br />

men moet erkennen dat de dichter diens godsdienst<br />

een groot man geweest zij, was hij met<br />

dat alles een bedrieger en deszelfs godsdienst<br />

bedrog.<br />

H E T rijk der Mufuhnannen was in de negende<br />

eeuw ten hoogden trap van roem. Haroun-al-<br />

Rafchid voegde bij de pracht zijner doorluchtige<br />

voorgangeren de maatfchappijlijke deugden en<br />

een allerbeminnelijkst gedrag. Hij lag zich toe<br />

op de befchaving der zeden zijner onderdanen,<br />

en om door zijn eigen voorbeeld en gezach hen<br />

fmaak inteboezemen voor konsten en wetenfehappen.<br />

Hij noodigde geleerde lieden van alle oorden<br />

van 't oosten naar zijn hof uit; begunstigde<br />

hunne gaven met belooningen en deed de waardigfte<br />

fchriften der oudheid overzetten in de Arabifche<br />

taal. Hij was uittermaten ingenomen<br />

met de dichtkunde. Dikwijls zag men hem tranen<br />

ftorten bij 't lezen van de werken der vermaarde<br />

dichteren. De Arabieren gewagen met<br />

den grootften lof van zijne regeering, welke zij<br />

de regeering van wondemi en heerlijkheid noemen.<br />

Zij verhalen ons, dat zijne ftaatsdienaars,<br />

veldheeren, hovelingen en richters allen naar zijn<br />

voorbeeld gevormt waren. Bagdad, de hoofdplaats<br />

van het Saraceeniche rijk, was het middenpunt<br />

van kennis, welke zich van daar verfpreidde<br />

door zijne uitgeftrekte daten. Deze<br />

P 3 door-


B30 H E D E N B A A G S C H E LES IV.<br />

doorluchtige Calif was niet minder braaf dan geleerd:<br />

Zijne tochten tegen de Turken, de voorfpoed<br />

zijner wapenen tegen den keizer Nicephorus,<br />

zijne werkzaamheid in 't dempen van oproeren,<br />

tconcn dat hij de begaafdheden van een held<br />

wist te paren aan de wijsheid eens wijsgeers. Ik<br />

zal flechts een enkelen trek aanhalen van zijn gedrag<br />

als koning. Een vrouwsperfoon beklaagde<br />

Zich aan hem over de fchade, door zijne foldaten<br />

bij hunnen optocht aan hare landen toegebragt.<br />

Harcun verzogt haar zich te herinneren dat in den<br />

koran gefchreven ftond. Wanneer de legers van<br />

groote vorsten te velde trekken, moetende eigenaars<br />

der landen, door welke zij heen trekken, lijden.<br />

Het is zoo, vorst, antwoordde de vrouw: maar<br />

in 't zelfde boek ftaat gefchreven: dat de landen<br />

der vorsten, die 't onrecht dulden, verwoest zullen<br />

worden. Haroun, wiens karakter een famenftel<br />

was van menfchelijkheid en rechtveerdigheid, gaf<br />

bevel dat men de Ichade zou opmaken, en overlaadde<br />

haar met goedheid.<br />

DE regeering van Al-Amin, de zoon des opvolgers<br />

van Haroun, was een tooneel van burgerlijke<br />

beroertens tuslchen hem en zijnen broeder<br />

Al-Mamon. Uittcrmate traag vertrouwde hij<br />

de teugels van 't bewind aan Al-Fadel, die, uit<br />

haat tegen Al-Mamon, zijnen meester aanraadde<br />

de opvolging te veranderen: rampzalige raad,<br />

welke hem van den throon bonste.<br />

AL-


LES iv. G E S C H I E D E N I S . 231-<br />

AL-MAMON wierd Calif en verlevendigde<br />

den luister van de regeering zijns vaders. Hij<br />

voerde eenen voorfpoedigen oorlog, in eenen<br />

zelfden tijd, tegen den Griekfchen keizer in Africa<br />

en Italië. Zijn vloot voerde den fchrik tot<br />

aan de poorten van Rome, veroverde Sicilië en<br />

het eiland Creta, het welk, van dien tijd af,<br />

den naam aannam van Candia, naar eene ftad aldaar<br />

door de Mufulmannen gcbouwt. De wetenfehappen<br />

waren onder de regeering van deaen<br />

vorst in grooten bloei. Een beter geleerde en<br />

menfchelijker dan zijn vader Haroun, een vijand<br />

van geestdrijverij en bijgeloof, de vriend van<br />

waarheid, welke hij door alle zijne naarfporingen<br />

zogt te ontdekken, befteedde hij zijn gezach en<br />

rijkdom ter befcherming, yerëering en belooning<br />

van kundige en begaafde lieden ontëvcn tot welk<br />

land of tot welken godsdienst zij behoorden. Hij<br />

befteedde een groot gedeelte zijner inkomsten<br />

aan 't koopen van de beste verhandelingen, welke<br />

in Europa en bijzonder in Griekenland over<br />

allerlei foort van onderwerpen te vinden waren.<br />

De ftarrekunde, de wijsbegeerte en de geneeskunde,<br />

volgens de ware beginzels geöeflendt,<br />

werden door hem befchermt en maakten tot daar<br />

toe onbekende vorderingen. De letteroeffening<br />

was zijn hoogfte vermaak, en geen mensch, die<br />

beroepshalven de wetenfehappen oeffende, kon<br />

zich fterker en met meerder ijver daar op toeleggén<br />

dan hij. Zijne zachte handelwijze jegens<br />

P 4 de


2.3a H E D E N S A A S S C H E EES IV.<br />

de Christenen, die ook gedurende zijne rêgeering<br />

eene dille rust genooten, zijne mildadigheid je­<br />

gens hen voor de kundigheden, die zij hem ver-<br />

lchaften, verwierven hem den haat der Muful-<br />

mannen. Zij befchuldigden hem van Motalizm<br />

of ketterij, om dat hij geloofde dat de koran ge-<br />

fchapen was en de droomerijen verwierp van<br />

Mahomed ten aanzien van toekomende beloonin­<br />

gen en ftraffen en om dat hij verlangde uit den<br />

godsdienst, van welken hij belijdenis deedt, te<br />

verbannen, dwaasheid, bijgeloovigheid, dweepe-<br />

rij en onverdraagzaamheid. Hij wierd gehaat van<br />

de Mahomedaanlche rijmelaars, om dat hij ver­<br />

langde de oeffening der wijsbegeerte en andere<br />

kundigheden onder zijne onderdanen intevoeren,<br />

op gronden overeenkomstig met de gezonde rede.<br />

Het fmert ons een enkelen vlek in den roem<br />

diens grooten vortst te vinden. Zijne geestdrift<br />

voor de wijsbegeerte maakte van hem een ver­<br />

volger. Hij wilde zijne onderdanen dwingen zijn<br />

gevoelen te omhelzen, en ftrafte met pijnigin­<br />

gen en den dood die genen, die dezelven niet<br />

wilden aannemen. Hier in handelde hij ontegen­<br />

zeggelijk, verkeert. De ware wijsbegeerte is<br />

eene vijandin van alle vervolging. Nooit bedient<br />

zij zich van barbaarfche middeleH om te overre­<br />

den, 't Is onrechtveerdig en wreed iemand leed<br />

aantedoen, zelft wanneer wij wenfchen hem van<br />

zijne gevaarlijkCydwalingen te regt te brengen.<br />

Hij


tES rt. GESCHIEDENIS. 233<br />

HIJ werd opgevolgt van zijnen broeder Mo-<br />

tasfem, die gelijk Al-mamon een oorlogzuchtig<br />

vorst was, de geleerdheid beminde en een afkeer<br />

had van 't bijgeloof. Watheck drukte deszelfs<br />

voetftappen. Na den dood van Watheck onder­<br />

ging het Saraceenfche rijk eene altoosdurende<br />

verduistering. Deszelfs broeder die hem als Ca­<br />

lif opvolgde was aanmerkelijk om zijne onge­<br />

bondenheid, wreedheid, en bijgeloovigheid. Van<br />

zijne onderdanen gehaat, werd hij door zijn<br />

zoon, een monfter van boosheid, van 't leven<br />

beroofd. Deze affchuwelijke misdaad plaatste<br />

hem op den throon, van welken hij om zijn<br />

wangedrag fpoedig afgebonst werd. Van dat<br />

tijdttip af reten de tweedracht, burger-oorlogen,<br />

en herhaalde opftanden de Landfchappen van 't<br />

Arabifche rijk van een. De weelde en verwijfd­<br />

heid baanden zich den weg naar 't hof van Bag­<br />

dad, de fchattingen vermeerderden, en het volk<br />

werd mishandelt; 'er ontftond een algemeen ge­<br />

mor, en de Landfchap-beduurders namen die<br />

gelegenheid waar om het rijk te verminken. In<br />

't midden dezer algemeene verwarring, zagen de<br />

Fatamiten, die altoos van de Abasfiden onder­<br />

drukt waren geworden, eene gefchikte gelegen­<br />

heid om zich vrij te maken. Alle de genen, die<br />

de gedagtenis van Ali eerden, werden uitgenoo-<br />

digt zich te begeven onder hunne ftanderts. Gan­<br />

fche benden voegden zich bij hen, de godsdienst<br />

diende ten voorwendzel van hunnen opftand, zij<br />

P 5 ves-


5.34 H E D E N D A A G J C I I E EIS IV.<br />

vestigden een magtig rijk in Africa en na Egijpte<br />

verovert te hebben, werd Groot Cairo de hoofdftad<br />

dezer nieuwe Califfen.<br />

VERKEERDE denkbeelden van den godsdienst<br />

bragten een nog aanmerkelijker omwenteling voort.<br />

Een geestdrijver maakte het ontwerp om de afgodendienaars<br />

in de woestijnen van Africa te bekeeren.<br />

Andere geestdrijvers voegden zich bij<br />

hem, zoo dat hij al fpoedig het hoofd werd van<br />

eene talrijke bende van onkundig en misleidde<br />

menfehen. Dronken van voorfpoed, geloofde hij<br />

van den hemel aangeftelt te zijn om de Mahomedanen<br />

te hervormen, die veel van de zuiverheid<br />

des godsdiensts van hunnen propheet waren<br />

afgeweken. De befmetting des bijgeloofs verfpreiddc<br />

zich wijd en zijd. Nieuwe bekeerden<br />

drongen bij hoopen onder zijnen ftandert. Er<br />

werden middelen gebruikt om de oogmerken dier<br />

Sectarisfen te verhinderen, waarop het Vuur deivervolging<br />

ontfteken werd. De Calif deed hen<br />

in den ban, en zij werden dol van woede. Een<br />

Abubeker delde zich aan hun hoofd, door geestdrijverij<br />

verhit, gaven zij hunne vijanden de nederlaag<br />

en ontfloegen zich van alle verbindtenis<br />

met den opperpriesters van Bagdad en Cairo.<br />

Hun opperhoofd verklaarde zich zei ven tot Calif,<br />

onder den naam van Miramolin, en heerschte<br />

als priester en koning over de westelijke deelen<br />

van Africa. Dus regeerden drie Califfen, die ieder


LES iv. G E S C H I E D E N I S . 235<br />

der zich zeiven den opvolger noemde van Mahomed,<br />

gelijktijdig, en bevochten eikanderen met<br />

de blixemfchigten van hunnen godsdienst.<br />

T U R K E N .<br />

D E oude Califfen raakten alles kwijt, uitgezonderd<br />

de oosterfche Landfchappen van het Saraceenfche<br />

rijk, en deze werden ontrust door<br />

dweeperij en opftaud.'sDe Turken (een woord<br />

het welk zwervers betekent) kwamen uit de binnenfte<br />

deéien van Tartarijen. Langen tijd eene<br />

gelegenheid gezogt hebbende om zich in de westerlijke<br />

deelen van Afië te vestigen, troffen zij 'er<br />

eene aan in deze algemeene verwarring. Woest<br />

en dapper meenden de Califs van Bagdad in hen<br />

een deun te vinden om hun waggelend rijk te<br />

dutten. Met dat inzicht namen zij hen in foldij.<br />

De Turken omhelsden den Mahomedaanf'chen<br />

godsdienst, bragten de weerfpannelingen onder,<br />

verfterkten den ftaat, verkregen de voornaamfte<br />

bedieningen, maakten zich meester van het bewind,<br />

en lieten aan de Califs niets over dan de<br />

fchaduw der koninglijke waardigheid cn den tijtel<br />

van hoogepriester van den Mahomedaanfchen<br />

goesdienst. De Arabieren deden wat zij konden<br />

om deze vreemdelingen weerftand te bieden. De<br />

twist bleef lang aanhouden, doch de Turken<br />

bleven zegepralen en bragten alles onder hunne<br />

heerfchappij.<br />

1<br />

OOR-


2.36 H E D E N D A A S J C H E LES rv.<br />

OORZAKEN EER OMWENTELINGEN IN<br />

HET SARACEENSCHE RlJK.<br />

DEZELFDE oorzaken, welke de omwentelingin<br />

't rijk van Karei den grooten te weeg bragten,<br />

bewerkten den val en ondergang van het<br />

rijk der Califfen van Bagdad. Zonder die alle te<br />

herhalen, zal ik enkel aanmerken, dat de dweepzucht<br />

bijzonderlijk den v.al van 't Saraceenfche<br />

rijk veroorzaakte. De aanhang van Ali, die de<br />

opperpriesters van Bagdad aanzagen voor overheerfcliers,<br />

fchoon door dwang ondergehouden,<br />

kon nooit uitgeroeit worden. Deszelfs factie ondermijnde<br />

in dilte den throon. Deze Sectarisfen<br />

wagtten fiechts op eene gunstige gelegenheid om<br />

zich te vertoonen en de tweedracht, welke in het<br />

huis van Al-mamon heerschte, verfchafte hen<br />

'er eene. Van dien tijd af werd Egijpte afgefchciden<br />

van het rijk van Bagdad en de nieuwe<br />

Calif deed den ouden in den ban, terwijl zijn<br />

leger hem beroofde van deszelfs rijkde land*<br />

fchappen. Africa volgde het voorbeeld; alle de<br />

westerfche Provintié'n wierpen het juk af van de<br />

oosterfche Califfen en vormden onafhanglijke koningrijken,<br />

fommige van welken nog in wezen<br />

zijn. De Turken ontnamen insgelijks de Califfen<br />

de oosterfche landfchappen. Geroepen om den<br />

ftaat te verdedigen, die onder 't bewind gelaten<br />

was van veldöverften, dien zij gewoon waren te<br />

gehoorzamen, leerden zij al vroeg een oppervorst<br />

ver-


LES iv. G E S C H I E D E N I S . 23?<br />

verachten, die nooit op den dag van 't gevecht<br />

aan hun hoofd verfcheen, noch in de gevaren<br />

deelde aan welke hij hen blootftelde. Welhaast<br />

beroofden zij hem van zijne magt, floten hem in<br />

zijn paleis op en befchouden hem eeniglijk als<br />

opperpriester, (g)<br />

O O S T E R S C H E Z E D E N , G E W O O N T E N S<br />

E N K O N S T E N .<br />

D E gewoontens en zeden der oosterfche volken<br />

waren gelijk aan die, welke eenige eeuwen<br />

te voren in Europa heerschten. De oosterfche<br />

fabelen met betrekking tot overnatuurkundige wezens,<br />

en de Romances en Eunjervertelzels in Europa,<br />

toonen dat zij ten naasten bij dezelfde<br />

denkbeelden gehad hebben. Zoo ik mij niet bedrieg,<br />

is 'er bereids opgemerkt, dat terwijl Europa<br />

bedolven lag in onkunde, de konsten en<br />

wetenfehappen geöeffend werden in 't oosten.<br />

Toen de Saraceenen zad waren van overwinnen<br />

en den zetel des rijks te Bagdad vestigden, namen<br />

zij befchaafder zeden aan en kreegen fmaak<br />

in de konsten. Haroun-Al-Rafchid en Almamon,<br />

beide verlichte vorsten, deden al wat zij<br />

konden om hunne onderdanen trek tot letteröeffening<br />

en fmaak voor die wetenfehappen in te boezemen,<br />

welke de ziel veredelen en de zeden befchaven.<br />

Het was onder de regeering van Haroun<br />

(g) De Regeering der Califfen van Eagiad duurde 655 jare».


83a H E D E N D A A S S G H E LES ivi<br />

roun dat dc Arabieren, die 't gebruik van de tel<br />

of cijferletters kenden, die konst in Europa overbragten.<br />

Het zelfde volk onderwees de Europanen<br />

in de kennis der hemelfche lichamen. Het<br />

woord Almanac is een Arabisch woord. Ben<br />

Honain een Arabisch ftarrenkundige vertaalde de<br />

Almagast van Ptolomeus uit het Grieksch in 't<br />

Arabisch. Er word gezegt dat Al-mamon om<br />

de ware .grootte en gedaante der aarde met zekerheid<br />

te kennen bevel gaf, om naar de naaukeurigde<br />

regelen der meetkunde een graad van<br />

den middag-lijn te meten. Het zelfde gefchiedde<br />

op bevel van Lodewijk XIV. omtrent negen honderd<br />

jaren daar na.<br />

DE Scheikunde en de Geneeskonst werden<br />

door de Arabieren geöefTent. De Scheikunde,<br />

zoo nuttig voor den natuurkundigen- wijsgeer,<br />

geneeskundigen en' ftoffen-bereider is, niet langgeleden,<br />

door geleerde en fchrandere nafporingen,<br />

tot greote volkomenheid gebragt; maar<br />

zonder de Arabieren zouden de Europanen onkundig<br />

geweest zijn van de geregelde proeven in<br />

de Scheidkunde. Wij zijn hen de geneesmiddelen<br />

fchuldig, die zachter werken en heilzamer<br />

uitwerking doen dan de geneesmiddelen van wel-<br />

-ke de Griekfche en Romeinfche geneesheeren<br />

gebruik maakten. De Algebra is van Arabifchen<br />

oorfprong, ook werden verfcheide andere konsten<br />

door de Arabieren in Europa overgebragt. Klokken


LES iv. G E S C H I E D E N I S . 27,9<br />

ken en zak-uurwerken werden te Bagdad vervaardigt<br />

en naar Europa gebragt. De zijde doffen<br />

van Damascus en andere fijn gewerkte doffen<br />

van Afia werden van de Europanen aldaar<br />

tot eenen verbazenden hoogen prijs gekogt. Gemaakt<br />

ijzer en vooral ftaalwerk kwam insgelijks<br />

van dat gedeelte der wereld. Dan, alhoewel de<br />

Europanen verfcheide eeuwen onkundig waren<br />

van de wetenfehappen, en fchoon de konsten in<br />

't oosten wierden uitgevonden is het evenwel in<br />

't westen dat zij tot een trap van volkomenheid<br />

gebragt zijn, welke zij bij de ouden niet hadden.<br />

— De Europanen van deze verlichte eeuw munten<br />

uit in allerlei konsten en wetenfehappen. En<br />

het is eene welgegronde aanmerking, dat 'er meer<br />

vernuft, meer oeffening en arbeid vereischt word<br />

om een konst tot volkomenheid te brengen dan<br />

om die uittevinden.<br />

D E luchtftreek heeft invloed op de zeden der<br />

maatfehappij, 't zij deze in eenen ruwen of befchaafden<br />

toeftand zij. De onderfcheide volken<br />

van Gallië verfchilden van eikanderen, ten tijde<br />

van Cefar, in zeden, taal en wetten. En de<br />

Galliërs verfchilden in dat opzicht van de Germanen.<br />

Toen de barbaarfche voorouders van de<br />

hedendaagfche volken van Europa ophielden van<br />

ftreek tot flxeek te zwerven, cn zich duurzaam<br />

begonnen te vestigen, fchikten, in vervolg van<br />

tijd, hunne zeden zich naar den aart der lucht-<br />

fti-eek


240 H E B E N D A A G S C H E EES IV.<br />

ftreek onder welke zij woonden. Deze verfterkt<br />

of verzwakt de driften; zoo dat naar de gematigtheid<br />

eener landflreek de deugden of ondeugden<br />

van derzeiver bewooners zich fteramen. Het<br />

volkskarakter en de zeden der Engelfchen, Schotten<br />

en Ieren is wezenlijk verfchillende. De inwoners<br />

van Cumberland zijn in dien opzichte ongelijk<br />

met de inwoners van Kent, 't geen toegefchreven<br />

moet worden aan het onderfcheid tusfehen<br />

die landdreeken. Het zelfde onderfcheid<br />

is zichtbaar tusfehen die genen, die verfchillende<br />

oorden van Europa bewonen. Een Spanjaard laat<br />

zich door zijne zeden gemakkelijk onderkennen<br />

van een Rus of Zweed. De eerfte, trots van<br />

aart, is nogthans menfchelijk, edelmoedig en<br />

matig, zijne ondeugden ontftaan uit de ontzenuwende<br />

hitte zijner luchtftreek, terwijl de deugden<br />

en ondeugden van de laatften ruw, ongeftuimig<br />

en vinnig zijn als de nijpende koude der gure<br />

lucht van 't noorden.<br />

GELIJK de zeden der natiën van Europa altoos<br />

van een' ongelijken aart zijn geweest tot<br />

eikanderen, even zoo verfchillen de zeden der<br />

bewoners van 't oosten van die van 't westen,<br />

«n het onderfcheid is nog aanmerkelijker in de<br />

Chinefen en Indianen dan in de noordelijke bewoners<br />

van Afië. Deze volken zijn altoos zacht<br />

en verwijfd van zeden geweest, het gevolg van<br />

de luchtftreek , welke noch tijd noch uitwen-<br />

di-


EES XV. C E i C H I E D' E N I 5. 241<br />

dige omwentelingen konden veranderen. In 't algemeen<br />

hebben volken, die heete landftreekeh<br />

bewonen, zachter en minzamer zeden dan zij dié<br />

in kouder en ongematigder luchtftreeken van Eu-'<br />

ropa geboren zijn. De gefteldheid hunner luchtftreek<br />

neigt hen zich te onthouden van ftevké<br />

dranken en vleesehfpijzen, welke het bloed verhitten<br />

en dikwijls tot wreede daden aanzetten.<br />

DE Arabifche zeden, ten tijde van Mahomed!<br />

ftrookten met de gefleltheid hunner luchtftreek:èn<br />

met de levenswijze der Arabieren. Die bedrieger<br />

maakte de zaligheden van zijn paradiji<br />

louter zinnelijk. Vermaaklijke lusthoven, rüisfchende<br />

ftroomen, fchaduwrijke boschjés en" 'e<br />

genot van fchoone vrouwen, waren de belooningen,<br />

welke hij zijne volgers beloofde; Een be- !<br />

'<br />

wij» dat de hitte der verzengde luchtftreek dé<br />

Arabieren verdapt, hunne zedelijke geaartheid<br />

vormt en meer bijzonder hen een drift geeft voor'<br />

de vrouwen; Voltaire vergelijkt hunne zeden bij<br />

die der oude Hebreeuwen, doch geeft evenwel<br />

den voorrang aan de Arabieren; 't géén zeer na-'<br />

tuurlijk van dien vijand der openbaring moest te<br />

verwagten zijn. Het Arabisch volk , alhoewel<br />

belijdenis doende van Mahomedaanfchen godsdienst,<br />

is altoos verdeelt geweest in bijzondere'<br />

horden of Clans, dikwijls in oorlog tegen eikanderen<br />

en altoos vijandig tegen het overige van<br />

de wereld. Dit moest hen ftout en ondernemend,<br />

Q bit*


243 H E D E N D A A G S C H E LES IV.<br />

onverfchrokken in gevaar, maar tevens onbillijk,<br />

diefachtig en wreed maken. Roovers zijn onkundig,<br />

woest en barbaars en zoodanig waren de<br />

Arabieren, toen Mahomed bedond het karakter<br />

van propheet onder hen aantenemen.'<br />

WIJ ontdekken in Mahomed en deszelfs opvolgers,<br />

toen hij zijhen Godsdienst met het<br />

zwaard in de vuist voortplantte, zeden, gelijk<br />

aan die der Helden tijden. Mahomed, Abubeker<br />

en Omar gelijken de helden in de Iliade van<br />

Homerus. In 't lezen van de gefchiedenis der<br />

Saraceenen, zien wij derzeiver veldöverden die<br />

hunne vijanden tot een tweegevecht uitdagen.<br />

Wij zien hen voor 't leger uittrekken hunnen<br />

tegenftrever te gemoet, terwijl de beide legers<br />

gerustelijk het tweegevecht blijven aanzien; zij<br />

tarten elkander, en roepen God aan alvorens het<br />

gevecht te beginnen.<br />

H E T is waarfchijnlijk (zegt een fehrijver),<br />

dat het berigt wegens de krijghaftige Amazonen<br />

bij Homerus en Herodotus geenzins een verdiehtzel<br />

zij. De vrouwen van eenen Arabifchen ftam<br />

trokken mede te veld en vogten in de legers van<br />

Abubeker en van Omar. Dat er een rijk van<br />

Amazonen, dat is een rijk van vrouwen zonder<br />

mannen, beftaan zoude hebben, komt ongelooflijk<br />

voor; Maar in landftreeken, waar de inwoners<br />

een herderlijk leven leiden, is het geenzins verwon-


LES iv. GESCHIEDENIS. 243'<br />

wonderlijk dat de vrouwen van hare kindsheid af<br />

even als mannen opgebragt, als de gelegenheid<br />

zich voordoet vechten zullen als dezen. Penthe-<br />

fdea, in de belegering van Troije, en Camilla,<br />

de bondgenoote van Turnus waren heldinnen ,<br />

al vroeg in den wapenhandel onderwezen en<br />

fchiepen behagen in krijgsverrigtingen. Bij de<br />

beleegering van Damascus wreekte eene Arabi-<br />

fche vrouw den dood van haren man, die aart<br />

hare zijde fneuvelde, en doorfchoot met een pijl<br />

den bevelhebber der ftad (h). Tasfo, in zijn<br />

verlost Jerufalem, en Ariosto, in zijnen razenden<br />

Roeland voeren ftrijdende vrouwen in. De tijden<br />

der Ridderfchap leveren ons meer dan een voor­<br />

beeld van vrouwen, die zich berucht maakten in<br />

den ftrijd. Zulke voorbeelden ichijnen ons, die<br />

van heden zijn, ongelooflijk;, vooral federt het<br />

gebruik van 't grof gefchut en 't klecn geweer'<br />

den ftrijders belet blijken te geven van hunne<br />

behendigheid en perfoonlijke dapperheid. In he­<br />

dendaagfche tijden zijn 'er evenwel voorbeelden<br />

geweest van vrouwelijke wakkerheid. De doch- 1<br />

ter, met eene hevige drift bezielt, heeft hare<br />

fexe vermomd cn als een foldaat uitgedoscht de<br />

gevaren des oorlogs getart, ter liefde van den<br />

man dien zij beminde.<br />

DE<br />

(b) RiCHARBSON's Esfay on the montert ef Eustarn<br />

tiations.<br />

Q a


244 H E D E N D A A G S C H E LES IV.<br />

DE Saraceenfche helden gelijken die van Homerus,<br />

in de aanfpraken, welke zij deden aan 't<br />

hoofd hunner heiren, wanneer zij op 't punt donden<br />

van een tweegevecht aantegaan of vredes<br />

voorwaarden te maken; doch muntten grootlijks<br />

boven hen uit in godsdienstige geestdrift. Overtuigt<br />

van de waarheid des korans, dat het Wettig<br />

Was hunnen godsdienst door 't zwaard voortteplanten,<br />

en dat zij, die in den ftrijd omkwamen,<br />

onmidlijk -< deel kregen aan de geneugtens van<br />

Mahomeds paradijs, overwonnen allen wederftand<br />

en zegepraalden overal. Indedaad, de krijgsknegt,<br />

bezielt met eenen levendigen indruk van<br />

godsdienst, overtuigt van Gods goedkeuring en<br />

medehulp, en verzekert dat, zoo hij komt te<br />

fneuvelen, God hein de gelukzaligheid zal fchenken,<br />

handelt kloekmoedig op den dag des ftrijds.<br />

Geen gevaar vreezende, gaat hij koel en onverlchrokken<br />

te werk. Ik heb bereids voorbeelden<br />

opgegeven van de uitwerking welke zoodanige<br />

overtuiging op de gemoederen der Arabieren<br />

had. De dochter van Heraclius Werd gevangen<br />

gemaakt in Damascus door Kaled den overfTeii<br />

der vSaraceenen en door hem aan haren vader te<br />

fug gezonden zonder losgeld. Gevraagt zijnde:<br />

waarom hij dus handelde? gaf hij ten antwoord:<br />

om dat ik hoop eerlang binnen Conftantinopolen<br />

mij van vader en dochter meester te maken.<br />

Toen Omar Jerufalcm kwam belegeren voerde<br />

hij zijn voorraad van .fpijs benevens een kruik<br />

wa-


fcEs iv. G E S C H I E D E N I S . 245<br />

waters en een hout tafelbord met zich op zijn<br />

kemel. Befpeurende dat fommigen van zijn leger<br />

gekleed waren in zijde doffen, welken zij op den<br />

vijand verovert hadden, gaf hij bevel hen met<br />

het' aangezigt naar den grond door de dijk te<br />

deuren en hunne kleederen in ftukken te fcheuren.<br />

NOG een enkel voorbeeld zal ik melden.<br />

Toen de Calif Mohavia, die in het zestigfte jaar<br />

van hunne Hegira ftierf, op 't punt was van den<br />

geest te geven, na den throon der Califfen verzekert<br />

te hebben aan zijnen zoon Yczud, zeide<br />

hij:- „ Groote God, daar ik mijn zoon op den<br />

„ throon gevestigt hebbe, om dat ik hem dea-<br />

„ zeiven waardig achtte, zoo f'meek ik -u hem<br />

„ te onderfteuneu; doch indien hij zich de re»<br />

„ geering onwaardig make, bid ik u, hem vim<br />

„ denzelven aftewerpen."<br />

Is het dan te verwonderen dat alle tegenftand<br />

moest wijken voor een volk dat dus fprak, en<br />

handelde? Neen, het ftrookt met de natuur der<br />

dingen. Deze voorbeelden kenfehetzen het karakter<br />

van helden. — Zij waren dweepers, 't is<br />

waar; maar dweepers die kloekmoedigheid en<br />

grootheid van zijn ziel bezaten. Laten wij de<br />

grootheid van ziel bewonderen in wie hij ook<br />

zij, die 'er blijken van geeft, en uit welke oorzaak<br />

zij ook fpruite; en daar de zeden en' ge-.<br />

Q_ 3 woon-.


246 H E D E N D A A G S C . H R EES rv 4<br />

woontens van andere natiën en van vroeger tijden<br />

zoo onderfcheiden waren van onze eigenen,<br />

ftrekke zulks ter onzer overtuiginge dat de tooneelen<br />

dezer wereld gedurig veranderen, dat wij<br />

pp onze hóede behooren te zijn tegen 't verkrijgen<br />

van eene hebbelijkheid van menfehen en zaken<br />

te beöordeelen naar de gewoontens en zeden<br />

van onzen tijd en van ons land. De gewoontens<br />

en zeden der oude tijden verfchilden met die der<br />

middeleeuwen, en die van de middeleeuwen verfchilden<br />

wederom met die van onzen tegen woordigen<br />

tijd; maar de gewoontens en zeden, zoo<br />

van den ouden als nieuwen tijd, zijn eerenswaardig<br />

voor zoo ver zij gegrond zijn op deugd en<br />

eene flrekking hebben ter verteedering van het<br />

menfchelijke hart. De ruwe zeden van den barbaar<br />

met een zweemzcl van deugd vorderen onze<br />

achting; daar beichaafde zeden bezwalkt met ondeugd<br />

ónze verfoei jing verdienen.<br />

DAT 'er verfcheide ordens van bovennatuurlijke<br />

wezens zijn, heeft altoos een volksleer van 't<br />

oosten geweest en is het nog. Hunne Peris gelijken<br />

de Eunjers der Europanen , het geloof in<br />

wier bedaan nog niet is uitgewischt. Befchermgeesten<br />

verichillen weinig van de reuzen der<br />

middeleeuwen. Zij geloofden dat 'er wezens beftonden,<br />

die oorzaak waren van 's menfehen geluk<br />

of ramp. Dit deedt hen verlangen zich de<br />

gunst derzelvcn te bezorgen; en fommige waanden


LES iv. G E S C H I E D E N I S . 247<br />

den dat vermogen te hebben. Dit maakte dat<br />

men geloof doeg aan tooverij, talismannen, en<br />

de ganfche toerusting van aanvallende cn ver*<br />

weerende fpookgedrochten. De Arabieren cn andere<br />

oosterfche natiën geloofden aan de tusfehenkomst<br />

van Engelen. Naar hunne meening was<br />

iedere maand onder 't opzicht eens bijzonderen<br />

Engels; ja iederen dag had zijn Engel om de<br />

gebeurtenis van denzelven te beduren. Is de<br />

leer nu, van onder deze of gene planeet geboren<br />

te zijn niet zeer gelijk aan die leer?<br />

RIDDERSCHAP of Ridder-dolingen, zoo<br />

nauw verbonden aan betovering, waren in 't<br />

oosten niet onbekent. Dat ridders of voorvechters<br />

van vijandelijke legers eikanderen uitdaagden<br />

tot een tweeg'evecht, was gemeen onder de Tar.<br />

taren, Perfianen en Arabieren. Zij hadden een<br />

feest niet ongelijk de oude helden - ftrijden op<br />

St. Valentijns dag in Europa. Starrenwichelarij,<br />

waarzeggerij, uitleggingen van-droomen, waren<br />

onder hen gewonelijke oeffeningen. De huwelijks-verbintenis,<br />

-vooral onder lieden van aanzien,<br />

ging verzelt van bijzonderen luister en<br />

plechtigheden.<br />

H U N N E oplettenheid jegens de fchoone kunne<br />

fcheen op zulke beginzels van genegenheid te<br />

deunen als men nauwlijks moest vervvagten bij<br />

lieden van die woeste geaarthcid voor welke zij<br />

Q 4<br />

b e


348 H £ D £ N • A A G S C H E LES IV»<br />

bekent ftaan; nogthans kunnen de groote trekken<br />

in de zeden dier volken daar aan eene opheldering<br />

geven. Zij leidden een herderlijk leven, en zulk<br />

gen leven is altoos de min toegedaan. Verfcheide<br />

omftandigheden bijzonderlijk eigen aan hunpe<br />

omzwervende gewoontens, moesten dikwijls<br />

zulke tafreelen voortbrengen, welke eene verhevenheid<br />

gaven aan den eerbied voor de fexe, en<br />

weike eene hartelijke genegenheid duidelijk onderfcheidden<br />

van eene dierlijke drilt. Veele ftammen<br />

legerden dikwijls te finnen 0p eene zelfde vlakte,,<br />

de jonge mannen van den eenen ftam verliefden<br />

pp de dochters van den anderen. In 't midden<br />

dezer vrijadien gaven de Hoofden der ftammen<br />

bevel de temen optebreken; de een begeeft zidj<br />

ter rechter, de andere ter flinker zijde. De gelieve<br />

fcheiden, misfehien om malkanderen nimmer<br />

weder te zien, en deze fcheidingen hebben<br />

fomtijds noodlottige gevolgen gehad. Van liefde<br />

te fterven is onder ons enkel eene dichterlijke<br />

uitdrukking, maar in oosterfche landen betekent<br />

het iets meer. Voeg hier bij, dat de krijgmatige<br />

denkbeelden, welke in Arabië heerschten insgelijks<br />

fchijnen te zijn berekend geweest ter voortbrenging<br />

van Romaneske oplettenheid jegens de<br />

feboone kunne. De volken van 't oosten en in<br />

't bijzonder de Perfianen fchijnen liefhebbers te<br />

zijn geweest van de muziek. In 't midden van<br />

alle de ondeugden en Hechte hoedanigheden der<br />

Arabieren, Perfianen en Tartaren hebben zij altoos


EES iv. G E S C H I E D E N I S . 249<br />

toos uitgemunt in edelmoedigheid en herbergfaamheid.<br />

Zij hebben geen woord dat, op zich zelve,<br />

gierigheid uitdrukt, en zulk een verheven<br />

denkbeeld hebben zij van de rechten van herbergzaamheid,<br />

dat indien de moordenaar van hunnen<br />

waardigden vriend, zelfs bij toeval, onder<br />

hun dak geëten en gedronken had, zulks alleen<br />

alle vorige misdaad uitwischte en hen verplichtte<br />

niet flechts vergifnis te fchcnken maar zelfs hem<br />

te befchermen (i).<br />

L E E N S T E L Z E L .<br />

HET leenftelzel of krijgsbewind, 't geen in<br />

Europa heerschte, had waarfchijnlijk deszelfs<br />

oorfprong in 't oosten, ten minsten, de regeering,<br />

welke in Tartarijë, Indië, Perfië en Arabië plaats<br />

had, kan, zoo wel volgens de vroegfte als laatfte<br />

berichten, geen' anderen naam toegevoegt<br />

worden. Bij 't lezen van de oude en hedendaagfche<br />

gefchiedenis dier landen, zien wij een aantal<br />

vorsten hulde bewijzen aan eenen grooten .koning,<br />

elke afwijking van dat ftelzel was flechts<br />

kortftondig en toevallig. De Califfen waren oppervorsten<br />

die verfcheiden leenhoudende vorsten<br />

onder zich hadden. In Hindostan word de groote<br />

Mogel befchouwt van de Subahs, Nabots en<br />

andere mindere hoofden als oppervorst van 't rijk.<br />

Onder de Turkfche regeering vind men aanmer-<br />

(0 Zie RICHARDSON'S bisfertatie &c.<br />

Q5<br />

ke-


igo I I E D E N D A A G S C H E LES IV.<br />

kelijke voetdappen van het Leenftelzel. Krijgsleenen<br />

worden onder verfchillende tijtels gefchonken<br />

onder uitdrukkelijke voorwaarden van zoo<br />

veele benden manfchap te zullen onderhouden.<br />

En indien het waar zij dat de kweekhof der natiën,<br />

waar uit millioenen barbaren zich naar de<br />

beter bebouwde oorden der aarde begaven, Tartarijën<br />

fchijnt geweest te zijn; indien de Gothen,<br />

Vifigothen &c, oorfpronglijk. de bewoners geweest<br />

zijn van dien ruimen landbodem, welke<br />

zich uitdrekt van den 53 graad tot de 130 graad<br />

lengte oostwaards en van den 39 tot den 80<br />

noordwaards, zoo hebben zij flechts in de ftaten<br />

van- Europa, tot welken zij uitweken, de gewoontens,<br />

zeden en wijze van regeering ingevoert,<br />

aan welke zij gewoon waren in de Landen<br />

van waar zij kwamen.<br />

DE Bijvoegzels tot het Leenftelzel de aart des<br />

eigendoms, benevens de ondeiicheiden foorten<br />

van Leen-houdingen en dienstbaarheid onder een<br />

krijgsbewind behooren tot het werk van een<br />

rechtsgeleerden. Wij houden het voor onzen<br />

taak den invloed aantetoonen, welke het leenftelzel<br />

op de maatfehappij gehad heeft.<br />

HET oorfpronglijk doel van 't Leenftelzel en<br />

deszelfs waren geest waren eene nationale verdediging<br />

en huislijke onafhanglijkheid, en zoo lang<br />

dat ftelzcl in deszelfs zuiverheid ftand hield, was<br />

het


tES rv. G E S C H I E D E N I S . 9jr<br />

het een fterk bolwerk tegen het willekeurig gezach<br />

en ftrekte om de vrijheid van den onderdaan<br />

te bevorderen. De magt van den oppervorst<br />

werd betoomt door de magt der Baronnen,<br />

wier magt bedwongen werd door die hunner<br />

leenhouders en Vasïallen.<br />

IN den woesten en onbefchaafden ftaat der<br />

maatfehappij werden de vrouwen niet van dat<br />

aanbelang gerekent als zij hadden behooren gedaan<br />

te worden. Toen de hoofden der ftammen<br />

hunne leenhouders bij een verzamelden en eenige<br />

invallen deden in de landen hunner naburen,<br />

konden de vrouwen géenen eigendom hebben,<br />

want daar zij niet deelden in de ongemakken en<br />

gevaren van den tocht, kreegen zij ook geen<br />

deel van den buit; maar, toen de barbaren ophielden<br />

van plaats tot plaats te zwerven, en zich<br />

begonnen te vestigen in de Romeinfche latidfchappen,<br />

kregen van dat oogenblik af de vrouwen<br />

een aandeel in de voordeden. Zij kwamen<br />

in 't bezit van' landerijen of erfgoederen cn deze<br />

begiftigingen verhieven hare waardij in de oogen<br />

der mannen. De vrouwen door de natuur<br />

gevormt tot gefchikte gezellinnen der mannen.,<br />

en die van de hoogfte waarde zijn uit hoofde<br />

harer natuurlijke aanlokzelen, zijn in alle de<br />

ftanden der maatfehappij in achting geweest, niet<br />

naar mate harer verdienfte, maar naar gelang deirijkdommen<br />

die zij bezaten.<br />

TOEN


25a H E D E N D A A C S C H Ï EES IV.<br />

TOEN het leenftelzel zich in Europa wortelde,<br />

werden de vrouwen uit hoofde harer rijkdommen<br />

en goederen meerder geacht in de maatfehappij<br />

dan zij te voren gedaan waren. Zij werden<br />

van de mannen meer ontzien en eerbiediger<br />

bejegent. Het hart werd nieuwe aandoeningen<br />

van aanzien en laagheid gewaar. De mannen zich<br />

duurzaam gevestigt hebbende, bleven meer bij<br />

hui?. Minder bezigheden buiten af te verrichten<br />

hebbende, vestigden zij hunne aandagt en hart<br />

meer op de Ichoone kunne. Zij naderden haar<br />

met grooter ontzag en vleiden haar met teerhartiger<br />

en zorgvuldiger gedienstigheden. De vrouwen<br />

allengskens bezeffende weiken invloed zij<br />

hadden, lieten zich meer voorftaan, werden vrolijker<br />

en aanlokkender, trachten hare fchoonheid<br />

door opfchik en tooizel te vermeerderen en lagen<br />

zich toe om te behagen en intenemen. Zij verloren<br />

een groot gedeelte harer vorige onverfchrokkenheid<br />

en begonnen een foort van kieschheid<br />

en zelfs van zwakheid te laten blijken. Men<br />

begon meer acht te geven op hare opvoeding;<br />

de fchoonheid begon meer in aanmerking te komen,<br />

zij begonnen zich onledig te houden met<br />

bezigheden, welke meer met het vrouwlijke karakter<br />

overeenkwamen; zij werden meer het<br />

oog onttrokken, men luisterde meer naar 't hart<br />

cn het zedelijk gevoel; 'er werd grooter omzichtigheid<br />

in de verkeering der beide kunnen in<br />

acht genomen; 'er had meer zedigheid plaats, cn<br />

't geea


LES iv. G E S C H I E D E N I S . 253<br />

't geen daar tegendreed baarde fpoedigcr bekommernis.<br />

Hoflijkheid begon zich op allerlei wijze<br />

en in allerlei bekooringen re ontwikkelen. In<br />

een woord, het Leenftelzel, 't welk' zich keiifchetste<br />

door de wapenen, dapperheid en vroomheid,<br />

bragt de Ridderlijke inftellingen voort.<br />

De Christelijke godsdienst vernietigde die niet.<br />

God te beminnen en de jongvrouwen was de cerfte<br />

les der Ridderfchap, en de Ridder, als hij<br />

ftreed, werd aangemoedigt door de gevoelens van<br />

godsdienst en liefde (k).<br />

R I D D E R S C H A P .<br />

DE inftellingen der Ridderfchap beftonden te<br />

gelijk met de Leenroerige verbintenis. De Leen-<br />

Baronnen hadden een aantal leen-houders, dezen<br />

maakten derzeiver roem en fterkte uit. Zij ftreeden<br />

derzeiver ftrijden en hadden gevolgehjk<br />

eisch op de Ridderlijke eertijtels. Een iegelijk,<br />

die vrij geboren was, kon dingen naar den Ridderftand,<br />

en, door 't verzeilen van zijnen heer,<br />

leerde hij de ridderlijke deugden. Naarijver, de<br />

verkeering met jongvrouwen, uit welken hij 'er<br />

eene koos tot het voorwerp zijner liefde, vuurde<br />

zijnen krijgsmoed aan, wekte zijnen ijver voor<br />

den godsdienst en onderwees hem in de kunst<br />

der eerbiedwaardigfte heldhaftigheid.<br />

Hij, die naar de ridderlijke waardigheid ftond,<br />

bood<br />

00 STUART en Secietij. MILLAR, Distïnctien of Rank.


*54 H E B I N D A A G S C H È LES rv.<br />

bood zich in de kerk aan, deedt belijdenis zijner<br />

zonden, voor welke hij de kwijtschelding verwierf;<br />

hij woonde de mis bij, hield den ganfchcn<br />

nacht de wagt bij zijne wapenen, plaatste<br />

zijn zwaard op het altaar, welk zwaard" hem dooiden<br />

priester werd wedergegeven, die den zegen<br />

oyer hem uitfprak. Het Sacrament des heiligen<br />

Avondmaals werd hem toegedient en na zich zelve<br />

gebaad te hebben, wierd hij in een rijk gewaard<br />

gekleed en hem de fporen en het zwaard<br />

aangegespt. Dus uitgedoscht, verfcheen hij voor<br />

zijn opperhoofd, en werd met een dag aan den<br />

hals tot ridder gelagen. Ailes eindigde met een<br />

feest en vreugdebedrijf.<br />

DE krijgsman tot de ridderlijke waardigheid<br />

verheven , werd aan de tafel en tot de verkeering<br />

van zijnen oppervorst toegelaten. Hij had<br />

het recht cm goud , bont, en zijde doffen te<br />

dragen. Hij was in zijnen rang onderfchciden<br />

door de zinfpreuk» welke hij op zijne wapenen<br />

voerde, en door het bijzondere maakzel of roeffel<br />

van zijn wapenichild. £ijne voorrechten waren<br />

dat hij in Gerichts- zaken of als krijgsgevangen<br />

niet onwaardig of flecht mogt behandelt worden;<br />

dat is, hij werd behandelt als een ridder.<br />

Men mogt op zijn woord vertrouwen, men achtte<br />

het groote fchande voor een ridder zijn woord<br />

te verdraijen. Hij verfcheen in 't veld te paard,<br />

verzeld van een fckildknaap, en wanneer hij ver-<br />

fchei-


LES iv. G E S C H I E D E N I S . 255<br />

fclieide ridders onder zijn doet had, werd hem<br />

een banier of dandert toegedaan. Aan zijne overblijfzels<br />

werd groote eer bewezen. Als hij ftierf<br />

werd hij met groote ftaatfie en plechtigheid begraven;<br />

zijn zwaard, ichild en andere wapenftukken,<br />

benevens zijne kleeding waren voorwerpen<br />

van den grootften eerbied.<br />

Een Ridder moest voor de veiligheid van den<br />

Staat zorgen en den roem daar van verdedigen,<br />

doch de goedkeuring zijner fchoone zette zijne<br />

wakkerheid aan. 't Was voor haar dat hij ftreed<br />

en overwon; aan haar wijdde hij zijne zegetekenen;<br />

zij ontftak het vuur van eerzucht in zijnen<br />

boezem, en zijne dapperheid en luisterrijke wapenverrigtingen<br />

bazuinden haare fchoonheid en<br />

volmaaktheid uit.<br />

DE vrouwen gevoelden hare heerfchappij. Zij<br />

roemden op de manhaftigheid harer ridders, en<br />

terwijl ieder even zeer was ingenomen met zijne<br />

fchoone, was ieder ridder gereed om de eer, de<br />

meerdere fchoonheid en roem der jongvrouwe zijner<br />

keuze te handhaven tegen alle medeftreevers.<br />

De Ridder leerde in 't gezelfchap der Juffers<br />

zich uitterlijk öp eene bcvalliger wijze voortedoen,<br />

't welk invloed had op zijne gevoeligheid<br />

en tederheid. Hij lag zich toe op eene zwierige<br />

houding. Befchaafdheid werd eene hebbelijke<br />

deugd, welke hem tot in het veld en den ftrijd-<br />

bij-


256 H E D E N D A A G S S H E EES IV.<br />

bijbleef, en zijne driften teugelde in de hitte des<br />

zegepraals. Dusdanig gedroegen zich de ridders<br />

in de zuivere tijden der Ridderfchap, toen de<br />

eer onaffcheidelijk aan de deugd verknogt was.<br />

Het uitten van de minde valschhcid was in die<br />

dagen eene belediging, eene fchande, welke niet<br />

kon uitgewischt worden. De fchuldigen werden<br />

ontridderd, eene ftraf welke voor hen wreeder<br />

was dan de dood. Doch in het verbasterd tijdvak<br />

der Ridderfchap, foen ridders tot laagheden<br />

vervielen, maakten zij nog eisch op de deugdzaamheid<br />

hunner karakters en beriepen zich op<br />

hunne zwaarden om dien eisch ftaande te houden.<br />

D E Ridderfchap liep haren loop af in Europa<br />

en raakte vervojgens in onbruik. In den verbasterden<br />

ftaat van 't Leenftelzel en omftreeks deszelfs<br />

verval werd de Ridderorde een werktuig<br />

van belang in de handen van eenen opperftem<br />

Men nam groote giften van die genen, dien men<br />

tot ridder maakte en zoo wanneer Vasfallen verzuimden<br />

die waardigheid aantenemen, werden<br />

hunne landen hen ontnomen. De edele ridders<br />

verloren hun aanzien; hun getal vermeerderde<br />

magtig. Zij werden baatzuchtig en verkogten<br />

hunne diensten aan den meestbiedenden. °Zij<br />

ftreeden om loon en niet om de eer. De Ridderfchap<br />

was afgefleten. De geregelde krijgs- *<br />

inrichtingen, welken het gebrekkige van 'tLeen-<br />

fteh


EES IV. G E S C H I E D E N I S ; £*f<br />

ftelzel aantoonden, fchortten het gebruik en dd<br />

voordeden daar van op. Dus (gelijk een Ichrander<br />

fchrijver wel aanmerkt) bragt het beipottelijk<br />

daglicht waar in de fchrijver van Don Quichot<br />

de Ridders plaatste niets toe aan derzeiver vernietiging,<br />

zoo als fommige gemeent hebben*<br />

neen, maar die orde ftierf van ouderdom, moedeloosheid<br />

en zwakheid (1).<br />

È E N vernielend gevolg van de Leen-règeerifTgi<br />

was het ftelzel van oorlog voeren tusfehen bijzondere<br />

lieden, het welk in de middel - eeuwen<br />

zoo algemeen de overhand had; De twisten tusfehen<br />

edelen (om te herhalen 't geen hier büvert<br />

gezegt is) werden beflist door 't zwaard, niet'<br />

door de wet; zij ontmoetten maikanderen in 'f<br />

veld, door wraak bezielt, vochten zij en ftorttert<br />

bloed; doch zulks maakte geen einde aan deri<br />

twist. Deze vijandfehappen gingen over van va-*<br />

der tot zoon en waren gedurende veele gedachten"<br />

de oorzaak van wederzijdfche. verwoesting 1<br />

eri<br />

flachting. Uit de onderdrukkingen en wreedheden<br />

van het leenftelzel fproot de vrijheid. Welke 1<br />

wij thans genieten. De onrechtmatige indrangert<br />

van koningen en edelen gaven aanleiding tot'<br />

worstelingen, welken in dit Eiland den weg baanden<br />

tot den vrijdom van den onderdaan, en ons<br />

ten<br />

(1) STUARTS Pf.ogï Soc. Mem. fur Vcnc. Ctev'alcrït pu<br />

Mr. St. PALM JE.<br />

\ *


258 H ï J J l N D A A f i S C H E LES IV.<br />

ten Jangen lesten onze natuurlijke rechten verzekerden.<br />

Er blijven nog eenige fporen van dat<br />

ftelzel over en deze behouden nog eenigen invloed<br />

op de zeden van de tegenwoordige eeuw.<br />

De Leenverbintenis is verbroken doch de Edelen<br />

bewust van het gewicht van hunnen rang en eigendom<br />

zouden nog graag de lager rangen daar<br />

door in afhanglijkheid houden; 't gemeen is<br />

thans de flaaf niet van trotfche Baronnen, doch<br />

omringt van den luister, den rang en den rijkdom<br />

der grooten befchouwt het hen met onderwerping,<br />

eerbied en ontzach. Deze uitwendige aanhangzels<br />

verbijsteren en zij die daar van leven<br />

worden door dezelven meer getroffen dan door<br />

iets van wezenlijker waarde.<br />

VIJF-


EES v. G E S C H I E D E N I S . ' 2£#<br />

V IJ F D E L E S .<br />

Dc Kruistochten, Gevolgen van dezelven, Gcbeurtenisfen,<br />

Omwentelingen, Regeering, Wetgeving;<br />

Zeden, Godsdienst, Geestelijke ordens.<br />

K R U I S T O C H T E N . '<br />

D E Kruistochten of heilige oorlogen maken<br />

eene gebeurtenis uit, welke op eene treffende'<br />

wijze het karakter kenfehetst der Europanen iri<br />

de twaalfde en dertiende eeuwen. Blinde godsvrucht<br />

en een verkeerde ijver waren de oorzaken<br />

van deze wreede oorlogen, en Christenen,<br />

door eene godsdienstige razernij aangedreven,fchonden<br />

alle goddelijke en menfchelijke wetten.-<br />

De gefchiedenis van 't menschdom voor dier!<br />

tijdkring levert ons niets dergelijks op. Canaan<br />

of 't heilige land was in die dagen hoog geacht<br />

als een land, in 't welk onzen gezegenden Heiland<br />

was geboren, alwaar hij gepredikt had,<br />

wonderwerken verrichtte, en ftierf voor de zonde<br />

der wereld. In de middel - eeuwen gingen de'<br />

Christenen van alle de oorden van Europa in<br />

bedevaart naar Judea, om het graf van Jezus<br />

Christus, de plaats zijner geboorte en alle andere<br />

plaatzen te bezoeken, welke vermaard waren om<br />

zijne omwandeling en de wonderwerken, die hij<br />

en zijne apostelen aldaar verrichtten. Ten muis-<br />

R a - ten


l6o H È D E N D A A G S C H E ESS V.<br />

ten eenmaal in hun leven eene bedevaart te doen<br />

naar 't Heilige land, was, naar hunne meening,<br />

het gefchiktfle middel ter verwervinge van Gods<br />

gunst. De Turken waren in dien tijd in 't bezit<br />

van Canaati, en de Christenen hadden tot daar<br />

toe met onverfchilligheid den godsdienst van<br />

Mahomed geplant gezien in het geboorteland van<br />

Christus, de bakermat van 't Christendom. Deze<br />

onverfchilligheid vcrwisfelde eensklaps in eenen<br />

allcrvurigften ijver. Eene dweepzuchtige<br />

woede greep de bewoners van Europa aan, zijademden<br />

wraak, en haakten naar niets zoo zeer<br />

dan de ongeloovige uit het bezit te verjagen van<br />

een land, voor 't welk zij zelf zoo veel eerbied<br />

hadden. Petrus de hermiet een ongeacht en ongeletterd<br />

mensch, werd de ziel van deze verbazende<br />

omwenteling. Deze pelgrim van Amiëns,<br />

wiens ijver hem had aangezet om Jerufalem te<br />

bezoeken, was door de Turken verachtelijk behandelt<br />

geworden. Bij deszelfs te rug komst te<br />

Rome befchreef Petrus op eene aandoenlijke wijze<br />

de ontheiliging van 't Heilige ïand, de kléenachting<br />

met welke men de bedevaartgangers aldaar<br />

bejegende, en de knevelarijen aan welken<br />

zij verplicht waren zich te onderwerpen. Urbanus<br />

H. was toen ter tijd Paus, wiens wensch<br />

was, gelijk het die van fommige zijner voorzaten<br />

geweest had, middelen te beramen om de Christen-wereld<br />

te wapenen tegen de Mahomedanen.<br />

Bevindende dat Petrus een gefchikt perlöon was<br />

om


EES v. G E S C H I E D E N I S . 261<br />

om hem in zijne ontweipen te helpen, zond hij<br />

hem van landfchap tot landichap om een kruistocht<br />

te prediken, deszelfs ijver medetedeelen en<br />

de Christenen overtehalen tot het opnemen van<br />

't kruis tegen de 'ongeloovigen. Petrus, onaangenaam<br />

van voorkomen, bijzonder in zijne kleeding,<br />

reisde door Italië, Duitschland en Frankrijk,<br />

met een touw tot gordel om zijne lendenen,<br />

en met het kruisbeeld in zijne handen.<br />

Overal, waar hij kwam, vermaande hij het volk<br />

de wapens optevatten tegen de Mahomedanen en<br />

ter verlosfinge van Jerufalem optetrekken. Zijne<br />

geweldige gebaren , luide dem, en't weemoedig<br />

verhaal deeden eene wonderbaarlijke uitwerking.<br />

De befmetting vergiftigde allen; en zij eischten<br />

luidkeels geleid te worden naar 't oosten. Alle<br />

rangen wierden door de zelfde zinnelooze ziekte<br />

aangedaan. Vorsten, Baronnen, Bisfchoppen,<br />

Monnikken, grijsaarts, vrouwen en kinderen.<br />

Urbanus II, ten uitterften verheugt over den<br />

goeden uitflag zijn's zcndelings, haastte zich dien<br />

voorttezetten en in een Concilie, te Clermont in<br />

Auvergne bij een geroepen, ftelde hij onder dc<br />

benaming van kruistocht, een bondgenootfchap<br />

voor, het welk ftrekken moest om de heilige ftad<br />

te verlosfen. Het algemeen geroep was, 't is<br />

Godes wille! 't is Godes wille! men ftemde eenparig<br />

tot den tocht en betijtelde dien met al het<br />

grootfehen van den Godsdienst. De Paus werd<br />

gekozen tot hoofd van de onderneming, en een<br />

R 3 rood-


aöa H E D E N D A A G S C H E EES V.<br />

rood-laken kruis was liet teken van allen die<br />

bereidwillig waren om duizend mijlen verre te<br />

gaan vechten tegen een volk, het welk zij nau-<br />

lijks bij naam kenden. ,De kruisvaarders werden<br />

een vullen aflaat gefchonken en men beloofde<br />

den hemel aan hen, die in zulk eene edele zaak<br />

mogten komen te fneuvelen. De edelen fchaar-<br />

den zich gewillig onder het banier van 't kruis.<br />

Onafhanglijk, onrustig, verzot op verftroijing en<br />

oorlog, verzonken in losbandigheid, onkundig en<br />

bijgeloovig was eene boetdoening, welke in pion­<br />

der en bloedvergieten beftond, zeer overeen­<br />

komstig met hunnen fmaak, en zij waren blijde<br />

op zulke gemakkelijke voorwaarde den hemel te<br />

kunnen verkrijgen. Zij, die ongeneigt waren<br />

hunne fchulden te betalen, namen het kruis op,<br />

om hunne fchuldeisfchers te ontfnappen, want<br />

niemand der kruisvaarders mogt, onder wat voor-<br />

wendzel ook, in rechten betrokken worden.<br />

Sommigen lieten zich infehrijven om den tocht<br />

mede te doen. alleen op hoop van hun fortuin<br />

te maken of eenigen roem door hunne daden te<br />

verwerven: doch eene verkeerde of niet wel be-<br />

greepen godsdienstigheid, eene neiging tot nieu­<br />

wigheid, en eene begeerte om deel te hebben<br />

aan eene zoo zonderlinge onderneming, fpoorden<br />

de meesten aan om kruisvaarders te worden. De<br />

pauzen befchouden de kruisvaarders als lieden,<br />

fiie hen geheel toegedaan waren, door wien zij<br />

in ftaat zouden zijn koningen te verfchrikken en<br />

die


EES v. G E S C H I E D E N I S . 263<br />

die voor hen te doen buigen. Deze uittochten<br />

waren der vorsten van Europa niet onaangenaam,<br />

dewijl zij door dezelven ontdaan werden van<br />

veele magtige en rustelooze Vasfallen, die aanhoudend<br />

derzeiver gezach trotleerden. De geestelijkheid,<br />

die zich geene gelegenheid liet ontglippen,<br />

om haar eigen invloed te vermeerderen,<br />

begunstigde grootelijks deze kruistochten. Dan<br />

de ijver alleen was het voorname roerzei niet<br />

van deze zinneloosheid; verfcheide bijzondere<br />

beweegredenen tc famen met den romanesken<br />

geest der eeuw bragten veel toe om de Europanen<br />

overtehalen hun land te verlaten om graven<br />

te zoeken in Afia. Europa, gelijk Anna Comuena<br />

zich vdtdrukt, fcheen bij de wortels van een<br />

gereten te worden om Afia te overftelpen.<br />

W E L K E ook de beweegredenen der kmisvaarderen<br />

mogen geweest zijn, lt is zeker dat bun<br />

getal fchielijk tot viermaal honderd duizend aangroeide.<br />

Deze menigte werd verdeeld in drie<br />

hoopen, de eerfte omtrent tagtig duizend fterk,<br />

doch meestal uit het gemeende volk- beftaande,<br />

wierd geleid door Petrus den hermiet. Deze<br />

bende viel in haren optocht op de Joden in<br />

Duitschland aan, die zij allen over den kling<br />

deed fpringen; voorts hare reis vervolgende door<br />

Hongarijën en Griekenland, plunderde zij, overal<br />

waar zij kwam, de Christenen. Losbandigheid<br />

en de aanval der bewoners van de Landen, door<br />

R 4 wel-


9,64 H E D E N D A A G S C H E LES V.<br />

welke deze woeste menfehen trokken, vermin,<br />

derde hun getal merkelijk, zoo dat hun leger,<br />

toen zij aan de flraat van Conftantinopolen kwa­<br />

men, bijna tot niets verfinolten was,<br />

DE tweede hoop, met minder verwarring<br />

voorttrekkende dan de eerfte, drong in Afië, al­<br />

waar zij in eenige fchermutzelingen eenig voor­<br />

deel hadden, doch deze bende eindigde haren<br />

tocht met te zwichten voor de wapenen van So-<br />

Lman in de vkktens van Nicea.<br />

DE derde hoop werd geleid door vermogende<br />

vorsten wel ervaren in de krijgskunde. Robert,<br />

hertog van Normandijë, Hugo, graaf van Ver-<br />

mqndois, broeder van Philippus, koning van<br />

Frankrijk; Boudewijn, graaf van Vlaanderen,<br />

Euftachius van Boulogne, Godefroi van Bouillon,<br />

hertog van Neder-Lotharingen; Herpinus, burg­<br />

graafvan Bourges, de oude Raimont, graaf van<br />

Touloufë gevolgt van veele Edelen van Europa<br />

en van krijgslieden kwamen in Griekenland aan,<br />

waar zij verfte.kt werden door Bohemond, her><br />

tog van Calabrië, die met zich bragt een bende<br />

dier Normannen, zoo berucht om derzeiver wak­<br />

kere bedrijven. Alexus Comnenus, keizer van<br />

Conftantinopolen, ontrust over oeze uittochten,<br />

maakte allen fpoed pm zich zoo rasch mogelijk<br />

te ontdoen van deze gevaarlijke en ftoute gasten.<br />

Hij vleidde, hei koosde en bezorgde hen de<br />

iche-


EES v. G E S C H I E D E N I S . 16*5<br />

fchepen om hen naar de overzijde te vervoeren.<br />

In Afië aangekomen gaven zij blijken van hunnen<br />

moed en vlugheid waar in zij Soliman overtroffen,<br />

en ftelden zich in 't bezit van Bethinië',<br />

Cilicië en Sijrië, uit welke landen zij de Sultans,<br />

die daar heerschten, verdreven. Doch tegenfpoed<br />

en afmattingen hadden te dier tijd de<br />

helft van hun leger doen fmelten. Eindelijk<br />

kwamen zij voor de muren van Jerufalem en<br />

begonnen het beleg dier ftad, het welk zoo berucht<br />

is om de menigvuldige dappere daden der<br />

belegeraaren en der belegerden, om het groot<br />

aantal vorsten daar bij tegenwoordig, en om<br />

Tasfo's onfterflijk. dichtftuk. Na een beleg van<br />

zes weken wierd de ftad ftormenderhand ingenomen,<br />

en de veroveraars, aangezet door eene<br />

beestachtige woede, vermoordden onbarmhertig<br />

alle die geen Christenen waren. De verholenfte<br />

fchuilhoeken bleven niet verborgen voor hunne<br />

woeste wreedheid. Sidderende moeders met derzeiver<br />

onnoozele kinderen werden aan 't zwaard<br />

opgeöffert, en het bloed ftroomde door de ftraaten.<br />

Na deze verfchrikkelijke flachting kwamen<br />

de Christenen aan het graf van Jefus Christus,<br />

waar zij op hunne kniën nedervielen en de lucht<br />

deeden weergalmen van hunne verzuchtingen en<br />

weeklagten.<br />

Go DE FR01 van Bouillon werd tot koning<br />

R 5 ver-


i66 H E D E N D A A G S C H E LES V.<br />

verkoren van Jerufalem; Raimond werd graaf<br />

van Edesfa gemaakt, en Antiochië, de aanzien­<br />

lijkfte verovering der kruisvaarderen, werd door<br />

Bohemond tot een vorstendom verheven. De an­<br />

dere hoofden des kruistochts keerden naar Euro­<br />

pa te rug. Kort na hun vertrek tastten de Tur­<br />

ken de muren van Jerufalem met geweld aan.<br />

Godefroi evenwel doeg hunne aanvallen kloek­<br />

moedig af; doch zijne regeering, welke flechts<br />

één jaar duurde, liet hem geen tijd om beften-<br />

digheid aan dat pas geboren koningrijk te verze­<br />

keren. Te vergeefsch flneekte Boudewijn, die<br />

hem opvolgde, Europa om bijftand; de moed<br />

der St. Jan's ridderen onderfteunde hem op eenen<br />

waggelenden throon. Deze orde van monnikken<br />

gedeeltelijk geestelijk, gedeeltelijk krijgsmatig<br />

gaf geboorte aan andere ordens. De Tempeliers<br />

en Duitfche ridders werden naar dat model ge-<br />

vormt en namen dezelfde regels aan. De drie<br />

ordens brandende van dat vuur, het welk alle<br />

nieuwe inftellingen bezielt, bedreven veele hel­<br />

dendaden. De Saracenen vluchtten voor hen.<br />

Zij beichermden de Pelgrims; zetten de grenzen<br />

van de bezittingen der Christenen in Afia uit en<br />

gaven vastigheid aan den throon van Jerufalem.<br />

Doch afgunst en tweedracht verdeelden hen wel<br />

haast, de haat wapende hen tegen eikanderen eu<br />

verwarring bragt de heilige ftad op den rand des<br />

afgronds. In dezen rampfpoedigen toeftand,<br />

dron-


LES v. G E S C H I E D E N I S . 26?<br />

drongen de Christenen van Afiè', in Europa op<br />

eenen nieuwen kruistocht aan (m).<br />

T W E E D E K R U I S T O C H T .<br />

PAUS Eugenius III. achtte zijnen ouden meester<br />

den Heiligen Bernardus een gefchikt perfoon,<br />

om de westerfche wereld overtehalen zich nog<br />

eens ter kruisvaart te begeven. Hij kon voorzeker<br />

geen bekwamer werktuig verkiezen. Het<br />

volk eerbiedigde hem als een heiligen van de<br />

eerde orde. De antwoorden, welke hij uit zijn<br />

cel gaf, werden in die dagen als zoo veele Godfpraken<br />

aangemerkt, blij was de beflisfer der koningen,<br />

de zièl der kerkvergaderingen, en hij<br />

kon de gemoederen neigen, naar welken kant hij<br />

wilde. Paus Eugenius, zeg ik, bepaalde zich<br />

tot hem om de vorsten en derzeiver onderdanen<br />

onder 't banier des kruices te verfamelen. Bernard<br />

zette door zijne fermoenen de geestdrijverij<br />

aan. Lodewijk VII. ontving het kruis uit zijne<br />

handen. Veele zijner edelen, drie Bisfchoppen,,<br />

en Eleonora zijne koningin ontvingen het teken<br />

des kruices van hem met dezelfde drift. Bernard<br />

begaf zich van Frankrijk naar Duitschland, en<br />

haal-<br />

(m) De eerfc kruistocht gefjiieddc in 1095. toen Hendrik IV.<br />

keizer was van Duitschland, Willem de Rosle, koning van Enge-<br />

land, Philippus I. 'koning van Frankrijk, A'p! cmio VI. ki:ü;i


*68 H E B E N D A A f i S C H E LES V.<br />

haalde keizer Coenraad III. over het knus optevatten.<br />

Hij verklaarde zelf door God gelast te<br />

zijn om hen de overwinning te beloven. De<br />

faam zijner wonderwerken en voorzeggingen geen<br />

twijvel overlatende, wegens den zegepraal, welken<br />

zij donden te behalen, wilde ieder een deel<br />

hebben in dezen tocht, zoo dat in verfcheide<br />

deden niet dan vrouwen en kinderen overbleven.<br />

Bernard werd aangezocht tot opperhoofd des<br />

kruistochts, dan, hij bedankte wijzelijk voor die<br />

eer, welke hij wist dat hem zoude bloot dellen<br />

aan befpotting. Dezelfde oorzaken, welke het<br />

volkomen mislukken van den eerden kruistocht<br />

wrochten, bewerkten ook de vernieling van dezen.<br />

Coenraad, na een leger van tagtig duizend<br />

mannen verloren te hebben, keerde ten naasten<br />

bij alleen naar Duitschland te rug. Lodewijk<br />

VII. was met een niet min talrijk leger nog rarapfpoediger<br />

dan Coenraad. Ontëert door zijn<br />

vrouw , geflagen door de Saracenen , bragt hij<br />

in Frankrijk flechts fommige zijner hovelingen<br />

te rug. Duizend bedorven familjen bewezen de<br />

valschheid der Prophetiën van den Heiligen Bernardus',<br />

en lieten openlijk hare klagten tegen<br />

hem hooren. Hij antwoordde 'er niet op; maar<br />

zich zeiven vergelijkende bij Mozes, zeide hij<br />

dien wetgever te gelijkenen, die alhoewel hij beloofde<br />

de Israëliten te brengen in 't land Canaans,<br />

nogthans het eerfte gedacht in de woestijnen<br />

zag omkomen.<br />

DER-;


LES V. G E S C H I E D E N I S . 269<br />

D E R D E K R U I S T O C H T .<br />

DEZE rampfpoedige uittochten bragten de<br />

Christenen van Afia geen bijftand aan; die Christenen,<br />

meer dan ooit verdeelt, liepen het uitterfte<br />

gevaar van uit Jerufalem verdreeven te worden.<br />

De Turken hadden befloten de Christenen<br />

het bezit der heilige ftad te ontnemen. Met Noradin<br />

aan hun hoofd begonnen zij hunne beramingen<br />

werkftellig te maken, en Saladin, de opvolger<br />

van Noradin volvoerde die. — Saladin<br />

veroverde in weinig tijd Egijpte, Sijrië, Arabië<br />

en Mefopotamië. In 't bezit dier landen zijnde,<br />

befloot hij de verovering van Jerufalem, welke<br />

ftad door hevige partijfchappen verfcheurt werd.<br />

Guij vanLufignan, die 'er toen koning van was,<br />

Veriamelde de Christenen cn toog tegen Saladin<br />

op, die, het Christen leger in eene engte gelokt<br />

hebbende, Guij en deszelfs troepen noodzaakte<br />

zich krijgsgevangen te geven. Saladin trok van<br />

het flagtveld naar Jerufalem, welke ftad hare<br />

poorten voor hem opende, 't geen een einde maakte<br />

van dat kleene koningrijk, na dat het zelve<br />

ten naasten bij een eeuw beftaan had.<br />

D E overwinningen van den wakkeren en edel-<br />

moedigen Saladin vervulde Europa met fchrik en ;<br />

beroering, en de tijding, dat Jerufalem was ingenomen,<br />

was noodlottig voor Urbanus III, dip<br />

van droefheid ftierf. De Christen vorsten, gretig


270 H E D E N D A A G S C I I E LES V.<br />

tig om het heilige land te herwinnen, fchorttedcn<br />

hunne bijzondere twisten op en befloten tot<br />

een' derden kruistocht. Frederik Barbarosfa, een<br />

der grootdc keizers, die ooit in Duitschland<br />

heerschten, wel bedreven in de krijgskunde, die<br />

daar in dikwijls wel gellaagt had, en daarenboven<br />

een verftandig ftaatkundige was, toog te<br />

land aan 't hoofd van honderd, vijftig duizend<br />

krijgslieden; Philippus Augustus, een der grootfte<br />

koningen, die Frankrijk dnts de dagen van<br />

Karei den grooten gezien had, toog ter zee, gevolgt<br />

van een wel famengeftelt leger; Richard<br />

Leeuwenhart, koning van Engeland, de held<br />

van den kruistocht, toog aan 't hoofd der Engelfche<br />

edelen en van eene keurbende.<br />

FREDERIK was genoodzaakt de Grieken te<br />

bevechten, die bevrcest voor de kruisvaarders<br />

een verbond hadden aangegaan met Saladin. Hij<br />

opende zich eenen doortocht in Thracic, fchoon<br />

keizer Ifaac Angelus zich daar tegen verzettede,<br />

cn doeg tot twee keeren den Sultan van Iconium,<br />

doch zich, terwijl hij verhit was, gebaad<br />

hebbende in de rivier Cijdnus, ftierf hij, en zijne<br />

veroveringen liepen op niet uit. De aankomst<br />

van Philippus deedt de hoop der kruisvaarders<br />

herleven. Hij gaf de Saracenen de nederlaag,<br />

nam verfcheide fteden in, en belegerde Acra.<br />

Richard fpoedde zich om de pogingen van Philippus<br />

te onderfteunen; uit noodzakelijkheid was<br />

Hij


LES v. G E S C H I E D E N I S . Ü7I<br />

hij in Sicilië opgehouden en bad, gedurende zijn<br />

verblijf aldaar, de zaken van dat Eiland geregeld.<br />

In zijnen overtocht naar den Archipél, wierd hij<br />

door ftorm en door gebrek aan leeftocht Verplicht<br />

Cijprus aantedoen. Hij verzogt verversfehingen<br />

voor zijne troepen van Ifaac den koning van dat<br />

Eiland, die onmededoogend hem dezelven weigerde.<br />

Richard, beledigt over deze weigering,<br />

zette zijne troepen aan land, bevecht Ifaac, dien<br />

hij de nederlaag geeft, zet hem en deszelfs familje<br />

in de boeijen en doet zich zeiven tot koning<br />

van 't ganfche Eiland kroonen. Dit gedaan<br />

zijnde, vervolgde hij zijnen weg naar 't heilige<br />

land, alwaar hij, met roem beladen, aankwam.<br />

Philippus naarijverig wegens de meerdere krijgskundigheden<br />

van Richard, veinsde ziekelijk te<br />

zijn en keerde naar Frankrijk te rug, onder eede<br />

belooft hebbende geene der ftaten zijns mededingers<br />

gedurende deszelfs afwezenheid te zullen<br />

aanranden. Richard, meester van 't veld van<br />

eer, gaf 'er blijken van de heldhaftigfte dapperheid,<br />

nam de ftad Acra in, floeg Saladins veldöverftens<br />

in verfcheide gevechten, viel op Saladin<br />

zeiven aan en had de eer hem tc ontwapenen.<br />

In 't midden van al dezen voorfpoed, wierd<br />

hem bericht, dat Philippus Augustus, in weerwil<br />

van deszelfs eed, zich bediend had van zijne<br />

afwezendheid en zich meester te maken van een<br />

gedeelte van Normandijë, en zelfs zijn broeder<br />

aangeport om tegen hem opteftaan. Deze tijding<br />

be-


a?3 H ï B E N B A A t S C H E EES V.<br />

bewoog hem een beftand te fluiten met Saladin,<br />

waar bij de Christenen van Palestina rust en<br />

vreede verzekert wierden; doch hij was verplicht<br />

den Sultan toeteftaan in 't bezit van Jerufalem<br />

te blijven en een einde vaa den kruistocht te<br />

maken.<br />

V I E R D E K R U I S T O C H T .<br />

SCHOON de kruistochten tot hier toe veel<br />

menfehen - bloed gekost hadden, en de uitkomst<br />

derzelven zeer rampfpoedig geweest had, verkoelde<br />

zulks echter de vurige drift der Christenen<br />

niet, noch overreedde hen van hun roekeloos<br />

beftaan aftezien. De pauzen hadden 'er te<br />

veel belang bij, dan dat zij deze befmettende razernij<br />

zouden hebben willen tegengaan. Innocentius<br />

III. verfamelde een ander leger van kruisvaarders,<br />

famengeftelt uit Franfchen en Italianen,<br />

aan wier hoofd was Balduin, graaf van<br />

Vlaanderen. De Venetianen zich daar bij gevoegt<br />

hebbende, kwamen zij in de nabuurfchap van<br />

Conftantinopolen aan, en legerden zich buiten de<br />

muren. Verdeeltheid en oproer heerschten in de<br />

ftad. Ifaac Angelus had maar onlangs zijn vrijheid<br />

en leven verloren door het verraderlijk gedrag<br />

zijns broeders Alexis. De zoon van Ifaac<br />

had een aanhang en de kruisvaarders boden hem<br />

hunnen gevaarlijken bijftand aan. De jonge Alexis,<br />

gehaat van de Grieken, om dat hij de<br />

Latijnen had in 't land gebragt, wierd vermoord<br />

door


LES v. G E S C H I E D E N I S ^ 273<br />

door eene factie. Alexis Ducas, bijgenaarnt<br />

Murthulfus, een zijner bloedverwanten, vormde<br />

.eene famenzweermg tegen hem, bragt vader en<br />

zoon om 't leven en bekleedde zich zeiven met<br />

het purper, waar op de kruisvaarders, onder<br />

voorwendzel van dien moord te wreken, de flad<br />

introkken, zonder tegendand te ontmoeten; de<br />

inwoners door het zwaard deden omkomen, cn<br />

zich overgaven aan de ijslijkfte buitensporigheden<br />

van woede en roof. x\ldus werd Condantinopo-<br />

len geplundert, en de inwoners dier flad afge­<br />

maakt door Christenen, die Europa enkel verla­<br />

ten hadden met oogmerk om eeniglijk de vijan­<br />

den van 't Christendom te beftrijden (n).<br />

BALDUIN werd keizer van Conftantinopolen<br />

gemaakt; men verkoos eenen Venctiaan tot het<br />

vervullen van den Patriarchalen ftoel, en de an­<br />

dere kruisvaarders verdeelden het koningrijk on­<br />

der zich. De Peloponncfus, het eiland Candia,<br />

en verfcheide fteden in Phrigië vielen den Vene­<br />

tianen ten deel. Sommige van de keizerlijke fa­<br />

milje van Comnena, niet afgefchrikt door den<br />

tegenfpoed van 't Griekfche keizerrijk, ftigtten<br />

twee<br />

(ti) Als ecu trek van der Franlchen karakter heeft inen opge­<br />

merkt dat de kruisvaarders dier natie met de vrouwlieden in de<br />

kerk vati Santa Sophia ronddansten, terwijl een dier fcjnamtfri<br />

loozen die Balduin's leger volgden, een lied zong overeenÉoniskis<br />

naar beroep. (VQLTAIRK)<br />

s


a74 H E D E N D A A G S C H E LES V.<br />

twee kleene koningrijken, een te Nicea in Bithijniè',<br />

en het andere te Trebilbnde tusfehen de<br />

zee en 't gebergte Caucafus. De Paus, die omftreeks<br />

dien tijd hoofd werd van de oosterfche<br />

kerk, vergaf ligtelijk aan de kruisvaarders dat<br />

zij verwaarloosd hadden Jerufalem uit de handen<br />

der Mahomedanen te verlosfen.<br />

V I J F D E K R U I S T O C H T .<br />

D E Christenen namen niet altoos het teken<br />

van 't kruis aan om tegen de ongeloovigen ftrijd<br />

te voeren. De dolzinnigheid der dweeperij en<br />

een vervolgzieken geest, bragten den vijfden<br />

kruistocht voort ter vernieling der Christenen.<br />

Aankanting tegen de dwalingen in de leer, en<br />

tegen de trotschheid en ftaatzucht der geestelijkheid,<br />

had veele in de zuidelijke Iandftreeken van<br />

Frankrijk fchuldig of >ftrafwaardig gemaakt bij<br />

de kerk van Rome. Zij weigerden tot bedienaars<br />

des godsdiensts van den nederigen Jezus te erkennen<br />

menfehen, die ontbloot waren van nederigheid,<br />

zachtmoedigheid en zelfsverloochening.<br />

Deze getuigen voor de waarheid werden bij den<br />

algemeenen naam van Albigenzen genoemt. Innocent<br />

III. ontrust wegens derzeiver grondbegin-,<br />

zeis en aankanting tegen de geestelijkheid, nam<br />

het bed uit hen uitteroeijen. Men predikte een<br />

kruistocht tegen hen en bragt een geducht leger<br />

bij een over het welke Simon van Montfort tot<br />

i •pperbevelhebbcr werd aangefteld. De Paus rigt-<br />

te


EES v. G E S C H I E D E N I S . 275<br />

te ten zei ven tijde het hof van Inquifitie op, het<br />

welk in den naam van den God des vrcdes, verfcheide<br />

eeuwen de gruwelijkfte wreedheden heeft<br />

geöefiént. Van alle de onrechtveerdige gerichtshoven,<br />

welke ooit op aarde beftaan hebben, is<br />

dat der Inquifitie het aller ongerechtiglijkfte. Dit<br />

gerichtshof neemt alle vermoedens voor goede<br />

bewijzen aan, houd een fchijn - misdaad voor eene<br />

wezenlijke euveldaad, en de getuigenis van<br />

den eerloosten aanklager voor een duidelijk bewijs<br />

en zend, zonder mededoogen, duizende ongelukkige<br />

flachtöffers tot den brandftapel. Het<br />

vermogen van dit helfche gerichtshof is thans<br />

minder dan het voormaals was, en wij mogen de<br />

hoop voeden dat de tijd niet ver meer af is van<br />

het geheel vernietigt te zien.- De onfchuldige<br />

Albigenzen, door hunne vijanden vervolgt, fneuvelden<br />

door 't zwaard of kwamen om in 't midden<br />

der vlammen, door de Inquifitie aangeftoken.<br />

De onbefchofte Montford plunderde en verwoestte<br />

ganfche fteden, flachtte derzeiver bewoneren,<br />

terwijl de priesters, die hem verzelden, de eerfte<br />

waren om de fteden en dorpen in brand te<br />

zetten. Raimond, graaf van Touloufe, wierd in<br />

den kerkdijken ban gedaan, om dat hij had beftaan<br />

zijne onderdanen bijtefpringen, om zijn leven<br />

te behouden was hij genoodzaakt zich te<br />

vernederen voor eenen trotlchen legaat en zich<br />

te onderwerpen aan de fchandelijkfte boetdoening.<br />

Dan alle de wreedheden van Rome fcbii-<br />

S 3 de»


276 H E D E N D A A G S C I I E LES V.<br />

den de Albigenzen niet volkomen verdelgen, zij<br />

bleeven voortduren tot aan de hervorming en<br />

werden toen voor een gedeelte Protestanten.<br />

Z E S D E K R U I S T O C H T .<br />

NIET zoo baast was de kruistocht tegen de<br />

Albigenzen geëindigt of Innocenrius III. imeedde<br />

op nieuw een ontwerp om het heilige land te<br />

verloslcn. Andreas, koning van Hongarije en<br />

Johannes van Briënne, die flechts den tijtel van<br />

koning van Jcrulaiem voerde, verzeld van den<br />

kardinaal Julianus, 's Pauzen legaat, Helden zich<br />

aan 't hoofd eens legers van kruisvaarders. Dan,<br />

in ftede van hunnen tocht te rigten naar Palestina,<br />

wendden zij het naar Egijpte. In 't begin<br />

waren hunne wapens voorfpoedig. De Saraceenen,<br />

na dikwijls geflagen te zijn, waren verplicht<br />

zich naar 't gebergte te begeven, en de Christenen<br />

meester te laten van 't vlakke veld. De<br />

beide veldöverften van het kruisleger alvorens<br />

hunne voordcelen voorttezetten, wilden alle behoorlijke<br />

omzichtigheid gebruiken, doch de legaat<br />

nam, met het gezach eens meesters, 't bevel<br />

van 't leger op zich, noopte de veldöverften<br />

zijne bevelen optevolgen, en onderfteund dooide<br />

Tempel-ridders, geleidde hij het leger tusfehen<br />

twee armen van den Nijl. De Saracenen<br />

openden toen de fluizen en zetten der Christenen<br />

legerplaats onder water. In een zoo gevaarlijken<br />

toefland achtten zij zich zeiven gelukkig tot een<br />

ver-


LES v. G E S C H I E D E N I S . 277<br />

verdrag te kunnen komen met den Sultan, die<br />

hen to&ftond met ichande naar Europa te rug te<br />

keeren.<br />

c<br />

ZEVENDE EN LAATSTE KRUISVAART.<br />

EUROPA was het dragen van het teken des<br />

kruices hartelijk moede. Het volk was ten naasten<br />

bij herfteld van de belmettelijke kwaal van<br />

ter kruisvaart te trekken. In de algemeene gisting,<br />

welke Europa beroerde, durfden de vorsten<br />

naulijks hunne daten verlaten. De Pauzen, hevig*<br />

vergramt op de keizers, dagten niet meer<br />

aan het heilige land. De kruistochten fchcenen<br />

een einde te hebben, toen Lodewijk IX, gemeenlijk<br />

den heiligen bijgenaamt, koning van<br />

Frankrijk, den zevenden en laatften kruistocht<br />

ondernam. Deze vorst, een toonbeeld voor menfehen<br />

en koningen, door eene hevige ziekte aangetast,<br />

verbeeldde zich een ftcm te hooren, welke<br />

hem zeide, dat hij zoude herdellen, maar<br />

dat hij een kruistocht moest ondernemen tegen<br />

de ongeloovigen. Hij deedt daar toe eene gelofte<br />

en onmiddelijk naar zijne herftclling maakte<br />

hij zich gereed om ter kruisvaart te trekken.<br />

Zijne moeder, zijne vrouw cn zijn raad deden<br />

alles wat zij konden om hem daar van te doen<br />

afzien; dan, de omdandigheden zijns koningrijks,<br />

het'belang zijner familje en het gevaar, 't welk<br />

eene zoo onbedagtzame onderneming moest verzeilen,<br />

waren niet in ftaat om hem van zijn<br />

S 3 ont-


278 H E D E N D A A G S C H E LES V,<br />

ontwerp aftebrengen. Men zeide hem dat eene<br />

onbedagtzame gelofte van geene verbindende<br />

kracht is, en dat de eerfte plicht eens konings<br />

beftaat in het geluk en den voorfpoed zijns volks<br />

te behartigen. Doch deze heilzame raad maakte<br />

geen indruk op Lodewijk. Na eene toebereiding<br />

van drie jaren, toog hij heen, verzeld van Margareta<br />

van Provence, zijne vrouw, zijne drie<br />

broeders en van bijna alle de ridders van Frankrijk.<br />

Eduard, zoon van Hendrik III, koning van<br />

Engeland, voegde zich bij het kruisleger met<br />

eene talrijke bende Edelen. Het leger ging fcheep<br />

te Aiguemortes, zette koers naar Egijpte en landde<br />

niet verre van Damiette, eene fterke ftad aan<br />

den mond des nijls. De Mahomedanen, die het<br />

ftrand bezet hielden, poogden te vergeefsch de<br />

Christenen het landden te beletten. Lodewijk<br />

fprong in zee, naderde onder een vlaag van pijlen,<br />

en bereikte het ftrand, gevolgd van zijne<br />

troepen welke hij in dagorde fchaarde en waar mede<br />

hij de Saracenen op de vlucht dreef. De ftad<br />

van Damiette werd door de kruisvaarders ingenomen<br />

: de verlchrikte ongeloovigen vloden naar alle<br />

kanten, en de verovering van Egijpte Icheen<br />

ten naasten bij zeker. In een oogenblik veranderde<br />

dat gelukkig begin in tegenlpoed en fchandc.<br />

Zicktens, door't losbandig leven der kruisdragers<br />

veroorzaakt, gebrek aan levensmiddelen, en de<br />

hitte der luchtftreek verminderden het leger van<br />

Lodewijk niet weinig; wiens broeder, de graaf<br />

van


LES v. GESCHIEDENIS. 279<br />

van Artois, benevens den bloem des Franfchen<br />

adels door den dood werden weggerukt; hij zelf,<br />

door de Saracenen aangevallen, werd geflagen en<br />

met het grootde gedeelte zijns heirs krijgsgevan­<br />

gen gemaakt. Na een maand in kluisters te heb­<br />

ben doorgebragt, gaven zijne overwinnaars, uit<br />

eerbied voor zijne deugden, hem de vrijheid we­<br />

der en floten met hem een wapenftilftand voor<br />

tien jaren.<br />

DUSDANIG was het einde der kruisvaarten,<br />

die ondernomen waren ter herwinninge van het<br />

Heilige Land. Deze tochten waren het gevolg<br />

van de godsdienstige gevoelens en zeden der<br />

midden-eeuwen en een duurzaam bewijs van de<br />

flechte gevolgen van verkeerde grondbeginsels.<br />

De Christenen van Europa namen verder geen be­<br />

lang in de zaken hunner broederen in 't oosten,<br />

en de plaatzen, in welke zij zich aldaar gevestigt,<br />

hadden, bijftand ontberende, vervielen wel haast<br />

tot niets (o).<br />

HET Latijnfche rijk, door de kruisvaarders<br />

gevormt, was van eene kieene uitgeflrektheid,<br />

bevattende eeniglijk- Conftantinopole en eenige<br />

weinige mijlen gronds in de nabuurlchap dier<br />

ftad. Balduin, de eerfte koning, regeerde nau-<br />

lijks<br />

(o) De kruistochten bevatten een tijdkring van honderd agt en<br />

zeventig jaren, dat is van 1095 tot 127,5.<br />

S 4


a8o H E D E N D A A G S C H E LES V.<br />

lijks een jaar. Door de Bulgaren aangevallen,<br />

werd hij geflagen, gevangen genomen en levendig<br />

gevild. Hendrik, Zijn broeder en opvolger,<br />

1'choon niet zoo ongelukkig, regeerde kort en<br />

onrustig. Petrus van Courtenaij viel in de handen<br />

van Theodorus Angelus Comnenus, die hem<br />

docd pijnigde. Robert, zijn zoon, kon nauüjks<br />

de dad verdedigen en Michiel Paleologus dreef<br />

Balduin II. uit Condantinopole en maakte een<br />

einde van de regeering der Latijnen.<br />

DE Christenen in Palestina werden door de<br />

Turken Ipoedig berooft van hunne bezittingen.<br />

Veelerlei oorzaken verhaastten hunnen ondergang,<br />

deze waren de gedurige twisten der krijgszuchtige<br />

monnikken, dikwijls verzelt van bloeddortingen;<br />

het ongebonde. leven der Christenen, de<br />

haat der Grieken, die liever aan de Turken wilden<br />

onderworpen wezen, dan gebukt gaan onder<br />

't juk van Rome. — Eindelijk werd de dad Acra,<br />

de eenige veifcerkte plaats in 't bezit dei-<br />

Christenen herent, en na eene hardnekkige belegering<br />

ingenomen en door de Mahomedanen in<br />

de asiche gelegt, zoo dat toen van de kruisvaarten<br />

niets meer overbleef.<br />

OORZAKEN DER KRUISTOCHTEN.<br />

DE kruisvaarten waren ongetwijvelt eene on­<br />

voorzichtige en dolle onderneming, ten minsten<br />

moeten zij ons, die in de agttiende eeuw leven,<br />

al*


EES v. G E S C H I E D E N I S . a8i<br />

als zodanig voorkomen; maar die genen, die<br />

in de twaalfde' en dertiende eeuw beftonden,<br />

befchouden dezelven in een gansch verfchillend<br />

licht. In de hitte van drift nemen de menfehen<br />

deel of wikkelen zich in ondernemingen,<br />

van welke zij bij bedaarder bepeinzing de dwaasheid<br />

en onbillijkheid veröordeelen. De fmaak,<br />

zeden en vooröordeelen van de middel - eeuwen<br />

zetteden de Europanen aan deel te nemen in<br />

heilige oorlogen, zonder ooit in bedenken te<br />

nemen, of dezelven voordeelig, nuttig of het<br />

tcgengeftelde konden zijn. Verfcheide oorzaken<br />

werkten derhalven om de Christenen het kruis<br />

te doen opvatten.<br />

BEDEVAARTEN naar het heilige land had­<br />

den lang in gebruik geweest, en waren befchouwt<br />

geworden,als de krachtdadigde middelen ter eeu­<br />

wige behoudenis. Een verkeerde godsdienst-ij ver,<br />

gebrek aan liefdadigheid verwekten in de gemoe­<br />

deren der Christenen een' haat tegen de Maho-<br />

medanen, welke haat veifterkt werd door de on­<br />

dernemingen der Turken in Europa en door de<br />

wreedheid waar mede zij de Afiatifche Christe­<br />

nen behandelden. Het heilige land was in 't be­<br />

zit der Mahomedanen en dé Christenen meenden<br />

Gode een' aangenamen dienst te bewijzen met<br />

aan de ongeloovigen dat land te ontnemen. Vol­<br />

gens 't gevoelen der Christenen kon Jefus Chris-<br />

S 5 '<br />

t u s


28a H E B E N D A A G S C H E LES V.<br />

tus hen niet erkennen voor zijne discipelen, ten<br />

ware zij hem godsdienstiglijk eerden in het land,<br />

daar hij geboren was, en zich voor hem vernederden<br />

op den grond daar hij gekruizigt en begraven<br />

was geworden.<br />

M E T dezen godsdienst-ijver paarde zich de<br />

zucht tot oorlogen. De koophandel., de handwerken<br />

en konsten waren nog in derzeiver kindsheid<br />

in Europa. Het volk had geene bezigheid.<br />

In dezen toeftand hadden zij geen behagen in den<br />

vrede; en 't was hen een vermaak hunne vorsten<br />

in derzeiver krijgstochten te verzeilen. De tijd<br />

der kruisvaarten was het tijdperk der Ridderfchap.<br />

De ridders waren liefhebbers van roekelooze<br />

ondernemingen en verbeeldden zich dat<br />

een oorlog met de Mahomedanen van Afia hen<br />

verfcheide ontmoetingen zou verfchaffen, welke<br />

zij in Europa niet konden t aantreffen. Zucht naar<br />

roem en rijkdom fpoorde de dapperen aan om 't<br />

kruis optenemen en die zucht hoopten zij in Afia<br />

te voldoen. Op eenen grooten afftand van huis<br />

te itrijden, had iets romanesk in zich, 't welk<br />

flrookte met den fmaak der Europanen van de<br />

middel-eeuwen. Afia vertoonde de kruisvaarderen<br />

de fchitterendfte veroveringen. Zij geloofden<br />

dat de overwinning overal hunne .voetftappen zou<br />

verzeilen, en dat zij naar Europa zouden te rug<br />

keeren beladen met de fchatten van 't oosten.<br />

Zoo de gouddorst de Britten en andere hedendaag-


iES v. G E S C H I E D E N I S . 283<br />

daagfchc volken van Europa naar de ongezonde<br />

, oevers van Africa, naar Hindostan en China<br />

voert; zoo de Hollanders om vrijen handel met<br />

I de Japoneezen te drijven, het kruis met voeten<br />

i treden; is het dan wel te verwonderen dat de<br />

: voorvaders van die zelfde volkeren met gelijke<br />

inzichten en verwagtingen zich naar Afia bege­<br />

ven hebben onder de baniere of het teken des<br />

kruices?<br />

DE kerk van Rome was toen alvermogend in<br />

i Europa. Zij magtigde de Christenen het kruis<br />

optenemen, en ontll. eg alle de genen, die zoo<br />

deeden, van alles wat hen in Europa drukte;<br />

zij, nu, die diep in fchulden daken, zij die be-<br />

| vreest waren van geligt of geplakt te zullen worden,<br />

zij die bang waren voor de fchande of den<br />

hoon met welke hunne vijanden hen bedreigden,<br />

moesten als een groot voordeel belchouwen der-<br />

; zeiver perfonen en eigendommen in zekerheid te<br />

ftellen onder de befcherming der kerke.<br />

BIJ deze beweegredenen, welke, ongetwijvelt,<br />

de kruisvaarders aanzetten de wapens aan te gor­<br />

den, enter verwinninge van't Heilige land opte-<br />

trekken, kan men nog deze ééne voegen. In die<br />

duistere eeuwen, mogen wij met rede veronder-<br />

ftellen, waren veele fchuldig aan flechte daden,<br />

welke ftraf verdienden; veele overgegeven boos-<br />

wigten, aan wie de beftuurers der kerk geftrenge


284 H E D E N D A A G S C H E LES V.<br />

ge boete hadden ppgelegt. De paus had een<br />

volkome aflaat afgekondigt of eene vergiffenis<br />

van alle misdaden, hoe veele of hoe affchuwe-<br />

lijkdie zouden mogen zijn, aan alle die het kruis<br />

zouden opnemen. Deze flechte menfehen vonden<br />

in zulke aflaten de uitwisfehing van alle hunne<br />

zonden. Dit ftrookte volkomen met hunne nei­<br />

ging, nademaal men eene plicht maakte van 't<br />

• gene zij het meest beminden, te weten, oorlog,<br />

plunder, verovering. Zoo zij voorfpoedig waren<br />

in hunne overwinningen, moest overvloed van<br />

rijkdommen hen in ftaat ftellen om volkomen ge­<br />

lukkig in de wereld te leven, en zoo zij oinkwa-<br />

men, achtten zij zich zeker van de martelaars­<br />

kroon in een toekomend leven te beërven. Rid­<br />

derfchap, bijgeloovige godsdienst-ijver,' onbe-<br />

fchaafde zeden, oproerige driften, diepgewortel­<br />

de vooröordeelen, flechte gewoontens; deze lie­<br />

pen alle tot een zelfde uitwerking famen.<br />

GEVOLGEN EER KRUISTOCHTEN.<br />

DE kruisvaarten beroofden de koningen van<br />

Europa van veele hunner ingezetenen. Dit benadeelde<br />

de bevolking, en het kwaad moest nog<br />

lange naderhand gevoelt worden. Europa leed<br />

insgelijks door gemis van 't geld, het welk de<br />

kruisvaarders mede namen. De Leenheeren verkogtcn<br />

of verpandden hunne landen om de kosten<br />

goed te maken van hunnen tocht, menende dat<br />

de rijkdom van Afia hen ten volle alle gemaakte<br />

kos-


LES v. G E S C H I E D E N I S . 235<br />

kosten zou vergoeden, en dat zij, bij hunne té<br />

rug komst, in ftaat zouden zijn om hunne landen<br />

te losfen, of door 't zwaard een. grooter uitgeftrektheid<br />

gronds in Afië te koopen dan zij in<br />

Europa bezaten. Zij, die deel namen in de kruistochten,<br />

waren meestal de oproerige en onhandelbare<br />

, wier grootfte vermaak was roof en oorlog<br />

; de ondeugende en losbandige wier zielen<br />

bezoedelt waren door eene menigte wanbedrijven;<br />

zij die fchulden hadden gemaakt en met geene<br />

mogelijkheid kans zagen om die te voldoen; dekale<br />

Edelen, die geene middelen bezaten om<br />

hunnen rang ftaande te houden; Lieden die heeren.genaamt<br />

werden en die van de liefdadigheden<br />

der kloosters leefden., of voor een onzeker<br />

onderhoud afhanglijk waren van de Leen-Baronnen.<br />

Die genen van den geringften ftand in de<br />

maatfehappij, die bij. gebrek van landbouw, handwerken<br />

, handel en nering, ledig liepen en<br />

armoedig leefden. De zulken te misfen deedt<br />

goed aan Europa, dewijl zij aan de maatfehappij<br />

meer nadeel dan voordeel toebragten.<br />

D E kerk won almede bij die uittochten, zij<br />

kogt de landen der kruisvaarderen ver beneden<br />

de wezenlijke waarde derzelven, en door haar<br />

eigendom te vermeerderen, vermeerderde zij haare<br />

magt. De kruisvaarders waren insgelijks de<br />

bewerkers van de magt-vermeerdering der vorsten<br />

van Europa; dewijl zij naar Afia medevoer.<br />

den


286 H I B 1 N D A A 6 S C B Ï LES V.<br />

den die groote Leen-Baronnen, die hen zoo veel<br />

onrust verfchaft en belet hadden hunne magt<br />

uittebreiden. J a de maatfehappij in 't algemeen<br />

won 'er bij; dewijl de kruisvaarders, door 't uit<br />

den weg ruimen van die lieden, die aanhoudend<br />

onrust verwekten en niet dan wreedheden pleegden,<br />

de welgezinden, die t'huis Weven, in ftaat<br />

ftelde de kunsten des vrecdes aantekweeken, 'de<br />

befchaaftheid te bevorderen en de zeden beminhjker<br />

te maken. Sommigen der genen, die naar<br />

Europa te rug keerden , bragten van 't oosten<br />

een fmaak mede voor konsten en wetenfehappen.<br />

De fraije gebouwen, Welken zij te Conftantinopole<br />

gezien hadden, naar den grieklchen trant<br />

ingerigt, bragten hen op de gedagte om de navolging<br />

daar van in Europa intevoeren, daar de<br />

Gothilche bouworde nog de overhand had. Eene<br />

orde zonder evenredigheid, geregeldheid of<br />

fchoonheid, in welke de bouwmeester het maar<br />

alleen toeleide op fterkte en duurzaamheid. De<br />

kruisvaarders bragten insgelijks eenige fchriften<br />

der ouden mede, dit deedt in die duistere tijden<br />

goed aan de geleerdheid, dewijl de Europanen<br />

daar door fmaak kregen voor de puikichriften<br />

der Grieken en zulks in hen een verlange opwekte<br />

om kennis te krijgen aan die meesters in de<br />

Dichtkunde, in de Gefchiedenis en in de Welfprekenheid.<br />

De kruisvaarders bevorderden tevens<br />

den koophandel, alzoo toen ter tijd eene<br />

verftandhouding geopend werd tusfehen het oosten


.ES v. G E S C H I E D E N I S . 287<br />

ten en westen, welke fints dien tijd is blijven<br />

voortduren. Europafche kooplieden verzelden de<br />

legers der kruisvaarderen en verkogten aan hen<br />

de waren zoo wel van Europa als van Afia, en<br />

bragten tevens de Afiatifche goederen in Europa<br />

over. Dezen handel was zoo voordeelig dat zij<br />

geraden vonden denzelven met de volken van<br />

Afia aantehouden (p).<br />

GEDURENDE het tijdvak der kruistochten,<br />

werden, 'er eenige inrichtingen gemaakt, welke<br />

aan vorst en 't volk voordeel deden. Deze waren<br />

de Gemeentens en 't Stads - bewind. Zij waren<br />

den vorsten voordeelig om dat zij de magt<br />

verzwakten van de te groot geworden vasfallen,<br />

die het koninglijk gezach met kleinachting bejegenden;<br />

zij waren voordeelig aan 't volk dooide<br />

vrijheid, welken zij aan 't zelve verfchaften,<br />

en door 't lenigen der onderdrukking. Deze gemeentens<br />

en ftedelijke regeeringen beftonden uit<br />

burgerlijke genoodfchappen welke ter onderlinge<br />

verdediging waren aangegaan, zij hadden het<br />

recht om hunne eigen magiftraten te kiezen, zich<br />

zelf<br />

(p) Uit de kruistochten omftond de uitvinding van wapenfchil-<br />

den, of het dragen van wapenrustingen. De hoofden des kruis­<br />

tocht onderfcheidden zich door een zwaar ijzer harnas, 't welk<br />

hun ganfche lichaam bedekte; van daar kwam de Wapen• fchild-<br />

kunde voort, welke vervolgens beöefl'end werd als eene weten­<br />

fchap, toen andere ocffeningen van oneindig meer waarde verwaar­<br />

loost wierden.


s88 H E D E N O A A G S C H E EES V.<br />

zelf te regeeren en om zich te wapenen ; op<br />

voorwaarde , dat zij , in tijd van oorlog, den<br />

vorst een zeker getal manfchap zouden leveren,<br />

en hem een' zoort van erfpacht betalen als eene<br />

erkentenis van zijne meerderheid over hen. De­<br />

ze voorrechten wierden met geld gekogt, en de<br />

kruistochten bevorderden de inrichting daar van.<br />

Want de Leenheeren, die deel namen in den hei­<br />

ligen oorlog, geld benoodigt hebbende, verkog-<br />

ten aan de bewoners van zekere fteden, welke<br />

binnen hun rechtsgebied gelegen waren, om geld<br />

de gemelde voorrechten. — Het ftond de geest-<br />

lijkheid maar gansch niet aan dat deze vrijdom­<br />

men gefchonken werden aan lieden van den ge­<br />

ringen ftand in de maatfehappij, die zij geerne in<br />

eenen ftaat van flavernij zouden hebben willen<br />

houden, 't Is vreemd, de bedienaars van den<br />

Christelijken Godsdienst afkeerig te zien van de<br />

burgerlijke en godsdienstige rechten van 't mensch­<br />

dom. Vrijheid is de moeder van geluk.' In de<br />

barbaarfche tijden werden lediggang en flavernij<br />

door trotsheid en bijgeloof gevoed. Konsten en<br />

handwerken, ja de koophandel zelf, werden voor<br />

fchandelijk gehouden in de eeuw der ftrenge leen-<br />

regeering; doch toen de vrijheid voor den dag<br />

kwam, en de menfehen kennis kregen van en<br />

eisch maakten op hunne natuurlijke rechten, boe­<br />

zemden nieuwe gevoelens nieuwe gevoelens nieu­<br />

we denkbeelden in, de ziel verhief zich en kreeg<br />

vrijheid om alle hare vermogens te oeffenen.<br />

DE


iss V; G ï i c H i i B i K ü i<br />

DE kruistochten liepen 'ongelukkig af en zulk»<br />

was de fchuld van hen die 'er deel in namen,,<br />

Zij waren vervult met eenen bijgeloovigen ijver<br />

en ingenomen met veroveringen: dan, daar hun-ne<br />

inzichten tegen malkandereh inliepen, en zij<br />

trots waren op geweldadigheden, konden zij niet<br />

zoo wel dagen, als men anders had mogen verwagten.<br />

Roof en bloedvergieten merkten hunne<br />

voetftappen in de landen door welken zij trokken.<br />

Hunne barbaarfche driften verlieten hen<br />

nooit. Zij baadden zich in 't bloed zoo dikwijls<br />

aij in de hitte van godsdienstijver uitgingen om<br />

bij 't heilige graf hunnen eerdienst te verrichten.<br />

Hadden de kruisvaarders zich gedragen als<br />

krijgslieden, die den oorlog verdaan, hadden zij<br />

hunne zaken aangelegt ihet verftand en voorzichtigheid<br />

't is zeer waarfchijnlijk dat zij Afia zouden<br />

hebben kunnen veroveren; doch te werk<br />

gaande gelijk zij deeden, ftrekten hunne ondernemingen<br />

eeniglijk ter ontvolking'van Europa,ter<br />

verfterking der Roomfche opperpriesteren,<br />

en tot hun eigen ondergang; om dat bijgeloof'<br />

en barbaarsheid de drijfveren waren die hen in<br />

beweging bragten, en om dat zij de ware godsvrucht,<br />

deugd en voorzichtigheid ontbeerden.<br />

GEBEURTENISSEN IN DE TWAALFDE EN<br />

DERTIENDE EEUWEN.<br />

DE eerfte en gewichtige gebeurtenis in dit<br />

tijdperk na die der kruistochten, is de onchriste-<br />

T lij-


5>t)o H E D E N D A A G S C H E LES V.<br />

lijke en bloedige twisten tusfehen de Pauzen en<br />

de Duitfche keizers. De keizers verlangden in<br />

't bezit te blijven van Italië en het recht te behouden<br />

om kerkelijke bedieningen te begeven;<br />

dit was den Pauzen niet aangenaam, die alles<br />

wat in hun vermogen was aanwendden om zulks<br />

te beletten. Gregorius VII, de trotste Paus, die<br />

ooit de Pausfelijke doel bezat, bcfloot zijne magt<br />

te verheden boven die van alle vorsten, en nademaal<br />

de keizers van Duitschland zich het meeste<br />

daar tegen moesten verzetten, fpande hij alle<br />

krachten in cm hen aan den Pausfelijken ftoel<br />

te onderwerpen. Van daar dz worstelingen tusfehen<br />

Hendrik IV. keizer van Duitschland en<br />

dien Paus, waarin de cerfte door 't vermogen<br />

van 't bijgeloof en van priesterlijke ftreeken te<br />

kort fchoot bij den laatften. Gregorius ftierf,<br />

doch deszelfs opvolger volgde zijn ontwerp en<br />

matte Hendrik zoodanig af door onophoudelijke<br />

geftrenghcid, dat die hclcl, die zich zoo dapperlijk<br />

tegen den i:?drarg van Rome /erzette, overftelpt<br />

met ramplpocdcn, verplicht was de wijk<br />

te nemen binnen Luik, alwaar deszelfs ontaarte<br />

zoon hem naauwlijks het noodige levensonderhoud<br />

wilde geven en hem bij deszelfs dood eene<br />

Christelijke begrafnis weigerde, eeniglijk om<br />

dat hij ftierf onder den vloek van 's Pauzen<br />

ban.<br />

DE twist bleef fteeds voortduren gedurendede


LES v. G E S C H I E D E N I S . 20J<br />

de regeeringen van verféheiden keizers cn pauzen,<br />

wier namen geboekt ftaan in de Gefchied-i<br />

verhalen dier tijden. Het was in die dagen dat<br />

de Guelphen en Gibellinen of de aanhangers der<br />

keizers en pauzen tegens eikanderen in eenen gedurigen<br />

ftaat van vijandfehap waren, en de verfchrikkclijkfieden<br />

van burgerkrijg verfpreidden<br />

van de kusten van Africa af tot aan de oevers<br />

van de Baltifche zee. — Hendrik V, Conraad<br />

III. hertog van Swaben, Frederik I, zijn neef,<br />

Hendrik VI. en Frederik II. verdedigden ftandvastig<br />

hunne rechten, van welken de Paus hen<br />

wilde berooven. Innocentius IV. de zoogenaamde<br />

vriend van Frederik II. befteeg den pausfelijken<br />

ftoel, en werd van dat tijdftip af deszelfs<br />

onverzoenlijken vijand. Hij 'deed hem in den<br />

kerk-ban en ftelde alles wat hij konde in 't werk<br />

om Duitschland en Italië tegen den keizer in opftand<br />

te brengen; doch Frederik noopte hem de<br />

wijk te nemen in Frankrijk. Aldaar bragt Innen<br />

centius IV. dc beruchte kerkvergadering van Lijons<br />

bij een, welke, na eene befpottelijke rechtspleging,<br />

Frederik vervallen verklaarde van de<br />

keizerlijke waardigheid en een kruistocht tegen<br />

hem afkondigde. Toen Frederik, die op dien<br />

tijd te Turijn was, dit vonnis ter ooren kwam,'<br />

nam hij de keizerlijke kroon in de hand en zeide:<br />

„ De Paus cn de kerkvergadering hebben<br />

„ mij deze nog niet ontnomen, en 't zal nog veel<br />

Ta- „ men


£02 H Ê D E N B A A G S C H E LES V.<br />

„ menfchenbloed kosten alvorens men mij die<br />

„ ontrukkc." Onmidlijk fchreef hij aan de vorsten<br />

van Duitschland en van 't overige van Europa<br />

om hen de gevolgen onder 't oog te brengen<br />

van 's Pauzen gedrag, het welk ten nadeele van<br />

hen allen zou werken. Hij zond zijn zoon Conraad<br />

in Duitschland en trok zelf naar 't zuiden<br />

van Italië. Frederik was niet alleen verplicht<br />

zich zei ven te verdedigen tegen de openbare aanvallen<br />

zijner vijanden, maar hij moest tevens op<br />

zijne hoede zijn tegen de verraders en moordenaars<br />

die in ftilte gebuurt waren om hem van<br />

kant te helpen. Ffoe 't ook zij, hij ftierf van<br />

hartszeer of vergif en hij liet bij zijn affterven<br />

het rijk in zulk eene groote verwarring als het<br />

geweest had bij zijne geboorte. Hij was (zelfs<br />

naar 't getuigenis zijner vijanden) de verlichtfte<br />

vorst van zijne eeuw, bezat veel moed cn edelmoedigheid,<br />

hij was voorzichtig, grootdadig en<br />

en geleerd, de vriend en befehenner der konsten.<br />

INNOCENTIUS IV, die alles deed wat hij<br />

konde om het huis van Swaben te bederven,<br />

keerde met fpoed naar Italië weder, nodigde<br />

Willem van Holland de keizerlijke kroon te overheerfchen,<br />

en zond zijne troepen in Sicilië. Willem<br />

verloor zijn leven in een veldflag tegen de<br />

Friezen. Conraad, de waardige zoon van Frederik?


IES v. G E S C H I E D E N I S . 293<br />

rik 3 belette voor eenigen tijd door zijne dapperheid<br />

den val zijner familje, doch het vergif<br />

maakte wel haast een einde van zijn leven en<br />

zegepralingen, een zoon nalatende, die nog naulijks<br />

de wieg onttrokken was. Innocentius verlangde<br />

niets zoo zeer dan dat gedacht te vernielen,<br />

doch de dood maakte een einde van zijne<br />

dagen en misdaden. Alexander IV. en na hem<br />

Urbanus IV. boden de daten van den jongen<br />

Conradijn aan verfcheidene Vorsten ten gefchenr<br />

ke. Ten langen leste nam Karei van Anjou,<br />

broeder van Lodewijk IX. die aan, en vermees»<br />

terde in korten tijd de koningrijken van Napels<br />

en Sicilië. Conraad wierd krijgsgevangen gemaakt<br />

en verloor, benevens zijn vriend den hertog<br />

van Oostenrijk, het leven door de hand des<br />

gewonen Scherprechters. Zoodanig was het uiteinde<br />

van het vermaarde Swabifche huis.<br />

D E verwarring van regeeringloosheid had de<br />

overhand in Duitschland, 'er waren verfcheide<br />

keizers te gelijk. Richard, broeder des konings<br />

van Engeland, en Alphonfo, van Castilië werden<br />

door onderfcheid e partijen tot keizers verkozen,<br />

doch bezaten flechts den enkelen tijtel. De<br />

roof en 't geweld des oorlogs bleven aanhouden;<br />

het land wierd verwoest en de fteden in brand<br />

gezet. Wars van deze verfchriklijkheden, vercenigden<br />

de keurvorsten zich om een' keizer te<br />

T 3 ' ver-


A94 H E D E N D A A G S C H E LES V ?<br />

verkiezen, en met algemeene ftcmmen viel hunne<br />

keus op Rodolph, graaf van Hapsburg. (q).<br />

E N G E L A N D .<br />

ENGELAND fpeelde een beroemde rol gedu­<br />

rende de twaalfde en dertiende eeuw. Hendrik<br />

C'0 't Is waarfchijnlijk dat zij hem tot keizer verkoren om<br />

dat hij geene Staten van aanbelang had. II j was een Zwitfers<br />

Heer, die zich geducht had gemaakt-ais een der hoofden, door de<br />

Italianen Coudottieri genocmt. Hij had de kampvechter geweest<br />

van den Abt van St. Gall tegen den Bisfchcp van Bazel in eenen<br />

Heenen oorlog, die om eenige oxhoofden wijn gevoert wierd. De<br />

ftad Straasburg had hij bijgefprongeni Zijne middelen waren zoo<br />

vveui'g g evenredige aan zijnen moed, dat hij gedurende eenigen<br />

tijd Opperhofmeester was bij dlcnzelvcn Ottocarus, koning van<br />

Bohème, die, zedert, gedrongen hem hulde te doen, antwoordde:<br />

i M bl<br />

J<br />

h e m n i u s<br />

fitoUig was cn dat hij hem altoos zijn hou<br />

hetaatt had. (*) De duitfche vorsten konden toen niet voorzien<br />

dat die zelfde Rodoiphus de grondlegger zou zijn van een huis<br />

langen tijd het biocijendfte van Europa en 't geen fomtijds op<br />

het- punt heeft geftaan om in 't Rijk even zoo tnagtig te worden<br />

als Karei de Groote geveest had. Thans fchijnt dat huis aan 't<br />

verzwakken. Bijgelooviger dan alle de groote mogenheden van<br />

Europa, fchiet ook deszelfs flaatkunde dadelijk verre te kort bij ,<br />

die der verlichter hoven, en de coalitie, in welke het thans be­<br />

trokken is, zou deszelfs gebeden val wel kunnen bewerken.<br />

(*) Deze historifche aanhaling, welke 1<br />

men ook vind in de<br />

Proeve over de algemeene Gefchiedenis door Voltaire, belgde de<br />

overledene keizerin Maria Therefia zodanig, dat zij haren Zoon<br />

Joleph, deed beloven, op zijne reis naar Frankrijk geen bezoek<br />

te zullen afleggen bIj ' Voltaire. Z.e MERCIER Fragment de<br />

Politie e t tHUuire Eaii: de Paris 1703 Tome 3 (. 374.<br />

Vertaler.<br />

I,


LES v. G E S C H I E D E N I S . 295<br />

I, die deszelfs oudfte broeder Robert van de<br />

Engelfche kroon beroofde, en voorts van het<br />

hertogdom Normandijë', liet begaafdheden blijken,<br />

welke toonden dat hij een der grootfte koningen<br />

van zijne eeuw was. Vasfal van den koning<br />

van Frankrijk trachtte hij hem zoo veel mogelijk<br />

te verzwakken, en Lodewijk, uit wederwraak,<br />

'befcherrude den zoon des rampfpoedigen<br />

Robert, en zette de Normannen aan tot wederfpannigheid.<br />

Daar en boven wierd Hendrik in 't<br />

recht van Leen-huldiging tegengewerkt door de<br />

geestelijkheid, aan welker hoofd zich bevond<br />

Anfelmus, Aartsbisfchop van Canterburrij, ook<br />

bedreigde de Paus hem met den ban. Omringt<br />

van zoo veele moeilijkheden bood Hendrik door<br />

zijne voorzigtigheid en dapperheid aan alle zijne<br />

vijanden ftoutmeedig het hoofd. Hij kwtm tot<br />

een verdrag met den paus, zonder zijne rechten<br />

te laten varen of iets van zijne waardigheid te<br />

verminderen; beteugelde de wederfpanmgen, doeg<br />

Lodewijk den dikken en haalde den keizer over<br />

om met een leger in Frankrijk terukken. Voorfpoedig<br />

in alle zijne ondernemingen, mogt Hendrik<br />

zich ftreelen met zijn geluk, toen een fchipbreuk,<br />

waar bij twee zijner veel belovende zonen,<br />

eene zijner dochteren, en verfcheide zijner<br />

edelen omkwamen, hem eensklaps overftelpte<br />

met droefheid en rouw. Zijn vlugge en werkzame<br />

geest verliet hem evenwel niet, hij maakte<br />

alle pogingen van Lodewijk cn' Roberts zoon<br />

T 4 ijdelj


$.g6 H E D E N D A A O - S C H E EES V.<br />

ijdel; en door het uithuwen zijner dóchter Matilda,<br />

des keizers weduwe, aan Geoflerij Plantagenet<br />

den erfgenaam van Maine en Anjou, verzekerde<br />

hij die beide landlchappen aan zijne opvolgers.<br />

NA zijn dood betoonde Stcphanus, die na<br />

hem, tegen bet recht van Matilda aan, koning<br />

van Engeland werd, zich zeiven een kroon waardig.<br />

Na hem bedeeg bet huis van Plantagenet<br />

den thrcon. Hendrik II, zoon van Matilda en<br />

GeciTroi, bereids hertog van Normandijë, Anjou<br />

en Maine, bezitter van Guienne en Poitou, van<br />

wegens deszelfs vrouwe Eleonora, die door Lodewijk<br />

den jongen verftooten was, werd,, door<br />

Engeland aan zijne andere ftaten te hegten een<br />

der vermogendfte vorsten van Europa. Zijne<br />

oorlogen met Frankrijk werden aan weerskanten<br />

met weinig verlies gevoert. De vermeestering<br />

Van Ierland door Strongbow en anderen; zijn<br />

twist met Thomas Bcckct, de trotfche aartsbisfchop<br />

van Canterburrij, door Hendrik uit het ftof<br />

tot eenen uitmuntenden rang verheven, en die<br />

het zijn plicht rekende de regeering zijnes weldoeners<br />

te ontrusten; de gevolgen van den dood<br />

diens hoogen kerkdijken; de opftand van beide<br />

zijne zoons, de trouwloosheid zijner vrouwe Eleonora;<br />

deze, zeg ik, maakten de gebeurtenisfèn<br />

uit van de onftuimige regeering van den ramp-<br />

fpoe-


EES V. G E S C H I E D E N I S . 29/<br />

fpoedigen Hendrik van Plantagenet, braken zijn<br />

hart en verhaastten zijnen dood.<br />

RICHARD I. volgde zijnen vader Hendrik II.<br />

op. Richard had de hoedanigheden eens helds,<br />

ftond naar krijgsroem, dien hij zeer beminde, doch<br />

't is niet zeker dat hij de hoedanigheden bezeten<br />

hebbe, welke tot eenen goeden koning behooren.<br />

Zijne roemzucht deedt hem ter kruisvaart trek­<br />

ken naar 't Heilige Land, waar hij de grootfte<br />

heldendaden verrigtte. Philippus van Frankrijk,<br />

wiens luister verdoofd wierd door Richard, keer­<br />

de misnoegt naar Europa, en viel tegens geda-<br />

nen eed op Richards ftaten aan. Vergramt over<br />

Philips gedrag, was Richard genoodzaakt het<br />

veld zijner lauweren te verlaten en te rug te<br />

keeren om hem te draden. In Duitschland uit<br />

de gevangenis verlost, vond hij in Frankrijk ee­<br />

nen ontaarten broeder, die de zijde koos zijner<br />

vijanden. Hij noopte zijn broeder Joannes tot<br />

deszelfs plicht wedertekeeren. Schonk hem ver­<br />

giffenis en voerde oorlog met Philippus, zonder<br />

dat de ftaten van beiden 'er aanmerkelijk bij le­<br />

den. De dood van Richard, die, bij de belege­<br />

ring van Chalons, door een ridder doodelijk in<br />

den fchouder gewond werd, verlostte Philippus<br />

van eenen geduchten mededinger (Y).<br />

AR-<br />

(0 Onder de regcering van Richard werden in Engeland ee­<br />

nige groove lakens geweven, 'r Is aangenaam de vorderingen,<br />

T 5 wel-


tigS H E D E N D A A G S C H E LES V.<br />

ARTHUR, hertog van Bretagne, betwistte de<br />

kroon van Engeland aan zijnen oom Joannes,<br />

doch 't geluk des oorlogs aan de zijde des laatften<br />

zijnde, maakte hij zich meester van Bretagne,<br />

floot Arthur in ketens en bragt hem met<br />

eige handen om 't leven. Arthur's moeder leverde<br />

een verzoek fchrift in aan 't huis der Pairs in<br />

Frankrijk, ondertekent door de Baronnen van dat<br />

hertogdom. De koning van Engeland wierd gedagvaart<br />

om als Vasfal van Frankrijk te verfchijnen<br />

voor deszelfs Pairs, en op zijne weigering<br />

werd hij veroordeelt alles afteftaan wat hij op 't<br />

vaste land bezat. Philippus lpóedde zich om de<br />

vruchten te rapen van' den flechtberaden en boozen<br />

Joannes, die door zijne onrechtvaardige knevelarijen,<br />

Hecht beltuur en verachting van den<br />

godsdienst tegen zich opruiden den adel, de<br />

geestelijkheid, en het gemeene volk. Daarenboven<br />

welke de vrijheid in dat 'and maakte, natffporen. Wij zien 'er<br />

een voorbeeld van in 't gedrag der Ingezetenen van Londen, aan<br />

't hoold hebbende zekeren Willeam Fitz Osborn, die zich te ia.<br />

men verzetteden tegen, eene drukkende belasting door Richard<br />

ingevoert en welke het zwaarst op de armen viel. Fitz Osborn<br />

was ecu braai' man, doch de nederlaag gekregen hebbende nam<br />

hij toevlucht ton eene kerk, waaruit hij geüeurt werd, wordende<br />

vervolgens mee verfcheiden, die zich bij hem hadden gevoegt,<br />

afgemaakt. Deze lieden mogen wij béfehouwen als de eerfte<br />

Qagtoffers voor de vrijheid en als de eerften, die met hun bloed<br />

de zucht betaalden, welke hen bezielde voor de onvervreemd­<br />

bare rechten van den mensch, voor welker handhaving het<br />

lichaam iLt Engclfche natie z.Ji altoos heeft in de bres gc-<br />

ftclt. — \ \


EES v. GESCHIEDENIS. 299<br />

ven raakte hij over hoop met Paus Innocentius<br />

III, die den throon open verklaarde de onderdanen<br />

van Joannes verbood dien Vorst te gehoorzamen<br />

en diens koningrijk fchonk afin Philippus<br />

Augustus, die gereedelijk het gefchenk aannam.<br />

De opftand der Waalfchen, 't gemor van 'tvolk,<br />

de' famenzweering der Baronnen en 't oproerig<br />

gefchreeuw der geestelijkheid, vereenigde zich<br />

tegens Joannes, en maakte hem wanhopig. In<br />

dien toeftand ftelde Innocentius III, die altoos<br />

acht gaf op zijne eige belangens, aan Joannes<br />

voor, Vasfal te worden van den heiligen ftoel en<br />

deszelfs koningrijk leenroerig te verklaren van<br />

Rome. Joannes onderwierp zich, gaf zijn kroon<br />

over aan den Legaat, en ontving dezelve drie<br />

dagen daar na van hem, belovende toen dezelve<br />

te willen houden van den Paus. Door deze<br />

lage daad behield Joannes zijne ftaten cn maakte,<br />

om zich aan Philippus te wreken, een magtig<br />

verbond tegen hem. Engeland, Duitschland en<br />

de Nederlanden namen onmiddelijk de wapens op<br />

tegen Frankrijk. Ferrand, graaf van Vlaanderen,<br />

Euftachius van Boulogne en veele andere<br />

heeren, alle Vasfalien van Philippus, voegden<br />

zich bij keizer Otto IV, zoo dat het koningrijk<br />

van Frankrijk in het uitterfte gevaar icheen door<br />

een zoo magtig bondgenootfehap. Doch Philippus,<br />

die alle zijne bekwaamheden te werk ftelde,<br />

wederftond dappcrlijk alle zijne vijanden.<br />

Hij zond zijn zoon Joannes naar Anjou om koning


soo H E D E N D A A & S e M E EES V.<br />

ning Joannes te keeren, en hij zelf toog naar<br />

Vlaanderen tegen Otto, dien hij te Bouvine ontmoette.<br />

Aldaar wierd dien vermaarden veldflag<br />

gelcvert in welke Philips een leger verfloeg tienmalen<br />

talrijker dan 't zijne, en blijken gaf van<br />

alle de begaafdheden eens grooten veldöverften.<br />

Deze overwinning maakte een einde van het<br />

bondgenoodfehap. Otto keerde met fchande naar<br />

zijne eige ftaten te rug; Vlaanderen wierd verovert,<br />

zijne Vasfallen wierden vernedert. Joannes<br />

achtte zich gelukkig een wapenftilftand te verkrijgen<br />

en Philippus werd overladen met roem.<br />

INMIDDELS vond Joannes, dienaar Engeland<br />

over kwam, aldaar niets dan haat cn verachting.<br />

De Baronnen ftonden tegens hem op, greepen<br />

de wapens aan en eischten overluid de te rug<br />

gave dier voorrechten, van welke de natie het<br />

genot had gehad onder de Saxifche koningen en<br />

verplichtten hem, hen het groot handvest van<br />

Engelands vrijdommen intewilligen. Joannes<br />

achtte het beneden zijne waardigheid aan zijne<br />

onderdanen derzeiver natuurlijke rechten te vergunnen<br />

door dit handvest, zonder te bedenken<br />

dat hij eene wezenlijke laagheid begaan had met<br />

zich aan den Paus te onderwerpen. Hij klaagde<br />

geweldig over den hoon hem aangedaan in 't afpersten<br />

der vergunning van de M A G N A CHAR­<br />

TA, en vorderde dat de Paus, dien hij voor zijnen<br />

oppervorst erkent had, het hem aangedaan<br />

on-


LES V. G E S C H I E D E N I S . 301<br />

ongelijk zou herftellen. Innocentius III. deed de<br />

Baronnen in den kerkban, en Joannes, bijgedaan<br />

door eene bende Brabanders, verwoestte het ganfche<br />

land te vuur en te zwaard, latende, overal<br />

waar hij kwam, fporen na van zijne woede en<br />

wreedheden. In dit uitterde namen de Baronnen,<br />

bevrecst voor het ganfche verlies van hunne vrijheid,<br />

van hun leven en van hunnen eigendom,<br />

toevlugt tot een wanhopig hulpmiddel; zij nodigden<br />

naar Engeland over Lodewijk den zoon<br />

en erfgenaam van Philippus. De Franfche vorst<br />

fpoedde zich bezit te nemen van dat rijk; doch<br />

de dood van Joannes maakte eene verandering in<br />

den ftaat der zaken. De natie, alhoewel zij den<br />

vader haatte om zijne misdaden, wilde nogthans<br />

diens onfchuldigen zoon niet ftraffen. Allen begunstigden<br />

zij in korten tijd den wettigen erfgenaam<br />

en Lodewijk verzogt verlof om naar huis<br />

te keeren.<br />

ENGELAND heeft menigmalen vreemde omwentelingen<br />

ondergaan. Zoo lang de groote<br />

Pembroke het beftuur had in den naam van Hendrik<br />

III, die een minderjarige was, genoot ftaaten<br />

kerkrust; doch na zijn overlijden veranderde<br />

alles en de verdeeldheden namen meer toe dan<br />

ooit. De ftaatsdienaars van Hendrik begingen<br />

de openlijkfte en eerlooste onrechtvaardigheden;<br />

deze beledigden de natie, en de koning bij wijze<br />

Van vergoeding ftrafte hen; doch geen bekwaamheid


302 I l E D E N ö A A GSCIiE LES V.<br />

Beid altoos hebbende om te regeeren, vertrouwde<br />

hij zijn gezach aan eene ftaatzuchtige vrouw,<br />

die de natie uitputte door hare rooverijen en die<br />

door haar heerschzuchtig gedrag de Edelen tot<br />

opftand aanporde. Zijne onderdanen vatten de<br />

wapens op, klagende over de ïchending van het<br />

groote handvest; de beruchte Simon Montfcrt,<br />

graaf van Leicester, ftelde zich aan 't hoofd van<br />

't volk, en een burgerkrijg ontvlamde het ganfche<br />

koningrijk. Hendrik raakte met zijn ganfche<br />

familje gevangen. Leicester heerschte in 's<br />

konings naam, hij maakte eene ganfche hervorming<br />

in 't rijk en bevorderde daar door het algemeene<br />

en bijzonder geluk. Hendrik's zoon<br />

nogthans, die, door eene looze list, uit de gevangenis<br />

ontfhapt was, viel op Leicester aan en<br />

maakte een einde van diens gezach en leven.<br />

Eduard ftelde zijn vader op vrije voeten, herftelde<br />

hem in zijn gezach, hielp hem in 't ftuk van<br />

regeering en ftelde hem in ftaat om bet overige<br />

zijner dagen in eene ongeftoorde rust door te<br />

brengen.<br />

F R A N K R IJ K.<br />

LODEWIJK VI. bezat de wijsheid van beramen<br />

en de dapperheid en vlugheid om zijne ontwerpen<br />

ter uitvoer te brengen. Llij bragt zijn<br />

leven door met zich te verzetten tegen zijne<br />

Vasfallcn, gaf den eerden dag aan de leenroerige<br />

regeeringloosheid, vermeerderde de vrijheid van<br />

't ge-


LES V. G E S C H I E D E N I S. 303<br />

't gemeene volk, vormde ftedelijke regceringen<br />

en lag den grondflag van het vermogen zijner<br />

cpvolgcren. De abt Sugerius, een groot ftaatsman,<br />

onderftreunde hem in zijne ontwerpen, onderfchraagde<br />

dezelven na 's könings dood en<br />

kwam de onbekwaamheid van Lodewijk VII. te<br />

gemoet. Deze. maakte zich hatelijk door zijne<br />

wreedheden in Champagne en door den moord<br />

te Vitrij van welken de menfchelijkheid gruwt.<br />

Door eene hevige wroeging geknaagt, geloofde<br />

hij dat de eenige weg om zijne misdaden uittewisfchcn,<br />

was, zich bij de kruisvaart te voegen<br />

ter herwinninge van het Heilige Land. In Palestina<br />

handelde hij onroemwaardig en keerde<br />

van daar met fehande te rug, door de echtfcheiding<br />

van eene trouwlooze vrouwe, die een zesde<br />

gedeelte zijr.er daten aan Hendrik Plantagenet<br />

overbragt, gaf hij een vcrfchrikkelijken fchok<br />

aan Frankrijk. De daden van zijn' zoon Philip^<br />

pus Augustus zijn den lezer-reeds bekent.<br />

LODEWIJK VIII, de zoon en opvolger van<br />

Philippus behield aan Frankrijk de meerderheid,<br />

welke zijn vader had verworven. Gelukkig zoude<br />

het Voor hem en voor zijn volk geweest zijn,<br />

indien een blinden ijver hem niet had aangefpoort<br />

de wapens optevatten tegen de onfchuldige Albigenzen.<br />

Na zijn dood " bcduurde Blanche van<br />

Castilië, gedurende de minderjarigheid van Lo.<br />

dewijk IX, met veel wijsheid het rijk. Deze<br />

vorst


304 H E D E N D A A G S C H E XES v.<br />

vorst gaf, bij den aanvang zijner regeering, de<br />

nederlaag aan de Engelfchen te Taillebourg, en<br />

blijken van groote deugden. Hij hield zijne Vasfalien<br />

binnen de behoorlijke palen; beteugelde<br />

de overhcerfching der geestlijkheid; maakte een<br />

einde aan de beroeringen der grooten, gaf kracht<br />

aan de wetten, vormde het ftedeiijk bewind,<br />

vestigde gerichtshoven ter befcherming der onfchuld<br />

en ter draffe der boozen; zulk een wijs<br />

ftaatsbeftuur, het welk'door alle zijne uitgcftrekte<br />

daten heerschte, verwierf hem de liefde zijner<br />

onderdanen en maakte hem de godfpraak der koningen;<br />

zodanig zijn de kenfchetzen der iregeeriflg<br />

van dezen grooten koning, die alleen daar in berisping<br />

verdient, dat zijne deugden van eenen<br />

bijgeloovigen aart waren, 't geen hem aanzette<br />

het kruis optenemen, tot zijn eige groote fchade<br />

en tot merkelijk nadeel der natie.<br />

S C H O T L A N D .<br />

IN dat tijdvak was Schotland van weinig aan­<br />

belang in de fchaal der Europafche natiën. Gren­<br />

zende aan de Noordelijke deelen van Brittannië,<br />

zonder bezittingen op 't vaste land, bemoeide de'<br />

Schotten zich weinig met buitenlandfche zaken,<br />

ook namen zij geen ander deel in de onlusten<br />

van Europa, dan voor zoo verre die betrekking<br />

hadden tot Frankrijk, ten voordeele van welk<br />

rijk, zij nu en dan invallen deden in Engeland,<br />

wanneer de volken dier beide landen malkande-<br />

zea


EES v. G E S C H I E D E N I S » 305'<br />

ïen beoorloogden. De onrustige en weerfpannigé<br />

gcaartheid der Schotfche Leen-hceren, de onvriendelijke<br />

wijze op welke zij de Engelfchen<br />

behandelden, verfchafte de koningen van Schotland<br />

werk genoeg te huis. De geest dier tijden<br />

zal ongetwijvelt de Schotten wel aangezet heb-*<br />

ben deel te nemen in de kruistochten, doch daar'<br />

wij in dezelven geen gewag vinden gemaakt van<br />

eenig aanzienlijk Schotsman (Tchoon daarom<br />

evenwel onbekende of gemeene fortuinzoekers<br />

zich bij dezelven hebben kunnen voegen) ic het<br />

gewis dat zij de kosten tot zulk een tocht niet<br />

hebben kunnen goedmaken; of 't geen waarfchijnlijker<br />

is, dat het bijgeloof geen vermogen genoeg'<br />

op hen had om hen in zulk eene dolle onderneming<br />

deel te doen nemen.<br />

M A L C Ö L M lil. (bijgenaamt Canmore, dat is<br />

Kan - meer), de Zoon van Duncan, die door Mae- _<br />

bcth vermoord wierd, was tijdgenoot van Willem<br />

den Veroveraar. Zijne vrouw was Margareta,<br />

zuster van Edgar Atheling. Hij wierd, bij<br />

uitnemenheid genaamt, de wetgever van Schotland,<br />

ook ichijnt hij indedaad een grootmoedig<br />

cn wijs vorst te zijn geweest, een man, dié<br />

moeds genoeg had. om in 't veld zijne vijanderi<br />

onder de oogen te zien, en kundigheid bezat om<br />

de zaken van zijn koningrijk wel nategaan en tö<br />

beduren. Men wil dat hij het Leenftelzel. in<br />

Schotland invoerde. Het is baarblijkelijk dat dit<br />

V ftel-


306 H E B E N E - A A G S C H E LES V.<br />

ftelzel reeds voor zijn tijd in Schotland beftont;<br />

doch Malcolm maakte 'er eenige veranderingen<br />

en verbeteringen in. Hij, benevens een zijner<br />

Zonen wierd verraderlijk van 't leven beroofd,<br />

doch wanneer of waar is met geene zekerheid te<br />

bepalen.<br />

DAVIE, de Zoon, alhoewel niet de onmiddelijke<br />

opvolger van Malcolm is de volgende koning<br />

van Schotland, die verdient bekent te zijn.<br />

In welk een gezichtpunt wij zijn karakter en gedrag<br />

befchouwen, ontdekken wij daar in hoedanigheden,<br />

welke hem gelijk zoo niet boven eenig<br />

Vorst ftellen van zijne eeuw. Hij ftond qp ter<br />

handhavinge der rechten zijner nichte Matilda en<br />

in de twist tusfehen haar en Stephanus van Blois<br />

om de kroon van Engeland, gedroeg hij zich<br />

ftandvastig en gematigt jegens beide. Hendrik<br />

II. had hem veel verplichting, als zijnde het<br />

door zijn toedoen dat hij den Engelfchen throon<br />

beklom. Hij was te milddadig jegens de kerkelijken,<br />

en door 't bouwen van Abtdijen en Monnikken<br />

kloosters, vermeerderde hij het bijgeloof<br />

en het getal der lediglooperen; dan, zulks was<br />

de fmaak dier tijden. Men zegt, dat hij, geholpen<br />

van geletterde lieden, die hij van alle oorden<br />

uitnodigde, een wetboek opftelde ter beter<br />

beftuuringe zijn's rijks. Na zijn dood en na de<br />

opvolging van verfcheide koningen, kwam de<br />

kroon van Schotland aan Alexander Hf, deze<br />

ftierf


LES V. G E S C H I É B E N i Si<br />

ftierf zonder afftammelingen, het recht van opvolging<br />

werd lang betwist tusfehen Baliol eri<br />

Bruce, beide kleenzoonen van hunner moeders<br />

zijde van David, grave van Huntingdön, broeder<br />

van Malcolm IV. Deze twist was oorzaak<br />

van lange en geweldige, onlusten voorde ingezetenen<br />

van Schotland.<br />

S P A N J E E N P O R T U G A L .<br />

GEDURENDE dit tijdvak waren de Christen<br />

koningen van Spanje meest alle helden. Panches<br />

Ramirus ftierf roemrijk op het flagveld, na het<br />

koningrijk van Arragon grootelijks uitgelegt te<br />

hebben, en deszelfs zoon Petrus L voegde het<br />

kleene landfehap van Huesca aan zijne ftatem<br />

Alphonfus diens opvolger, maakte zich berucht*<br />

door zijne ftoute ondernemingen, heldhaftige bedrijven<br />

en aanhoudenden voorfpoed.<br />

D E dood van den vermaarden Roderik, toegenaamt<br />

de Cid, fchortte voor een korten tijd den<br />

voorfpoed der Castilliaanfche Christenen. Onder<br />

de regcering van Alphonfus VII, deedt de koning<br />

van Marocco, met een magtig leger, een<br />

inval in Spanje en overwon hem in den flag van<br />

Velez, in welken hij zijn' eenigen Zoon verloor;<br />

De vlugge geest nogthans van Alphonfus ftelde<br />

hem in ftaat zijne verliezen te herftellen, en tegen<br />

het einde zijner regcering behaalde hij nieuwe<br />

overwinningen op de Mooren. Na zijn dood<br />

V 2 ver-


3©3 H E D E N D A A G S C H E LES v.<br />

verè'enigde Castilië en Arragon zich voor eeni­<br />

gen tijd.<br />

HENDRIK van Burgondië, die aan Alphonfus<br />

III. opvolgde, overleden zijnde, wierd het regentfehap<br />

toevertrouwt aan de Gravinne Thcrefia,<br />

die, zich zelve overgevende aan 't vermaak,<br />

het bewind in handen liet van verachtelijke gunftelingen.<br />

De natie morde; en de jonge Alphonfus<br />

ondernam het beduur aan zijne moeder te<br />

ontnemen. Gebelgt over haren Zoon, nodigde<br />

zij, ftrijdig met de moederlijke liefde, haaren<br />

neef, den koning van Castilië, zich meester te<br />

maken van Portugal. Hij nam de uitnodiging<br />

aan; doch de jonge vorst trok hem te gemoet,<br />

floeg hem, en naderhand had 'er eene verzoeningplaats<br />

door tusfehenkomst van de Arragonezen.<br />

D E drie Alphonfusfen yerëenigden toen hunne<br />

magt tegen de Mooren en vielen dezelven van<br />

alle kanten aan. Doch de dood van Alphonfus<br />

den Strijder, die in een gevecht fneuvelde, was<br />

het behoud der Mooren en verwekte de Christenen<br />

onrust. Volgens eenen uitterften wil, in een<br />

grMIigên luim gemaakt, befprak hij zijne ftaten<br />

aan de Tempel - ridders, die ook opkwamen om<br />

zich in het bezit daar van te ftellen, doch Alphonfus<br />

van Castilië verzette zich tegens hen,<br />

zijnen eisch grondende op het betere recht zijner<br />

moeder. Als toen fchonk Navarre zijn kroon aan<br />

Don


LES v. G E S C H I E D E N I S . 309<br />

Don Garcia, van 't geflacht zijner oude koningen<br />

en Arragon riep Ramirus uit het klooster<br />

weder. Deze monnik haalde zich al fpoedig den<br />

haat en de verachting zijner onderdanen op den<br />

hals. Zij verplichtten hem den throon aftedaan<br />

en verkozen in deszelfs plaats Racmondus, zijn<br />

fchoonzoon, graaf van Barcelona en Montpellier,<br />

en opperheer van een gedeelte van Provence.<br />

ZEGEPRAAL en verovering verzelden Alphonfus<br />

van Portugal. In vijf dagen verwinnaar<br />

van vijf moorfche koningen, werd hij van zijne<br />

foldaten tot. koning uitgeroepen, en de paus bevestigde<br />

dien tijtel in weerwil der tegenkanting<br />

van Castilië. Hij nam naderhand de dad Lisfabon<br />

in en maakte van dezelve de hoofdftad zijn's<br />

rijks. ,<br />

IN Castilië won Alphonfus IX, opvolger van<br />

Sanches, wiens regeering niets aanmerkelijks<br />

heeft, den vermaarden flag van Murandal, in<br />

welken, volgens 't verhaal der Spaanfche gefchiedfchrijveren,<br />

tweemaal honderd duizend Mooren<br />

dood op 't flagtveld bleven liggen, en in welken<br />

flag de Heilige Jacobus ftreed aan 't hoofd<br />

van 't leger der Christenen. Alphonfus de tiende<br />

(fchoon niet de onmiddelijke opvolger van Alphonfus<br />

IX) de wijze bijgenaamt, was een ervaren<br />

ftarrekundigej van wien men verhaalt dat hif<br />

do Godheid gebrekkig vond in 't beduur der we-<br />

V 3 reld 3.


3io H E B E N J Ï A A G S C H S LES V.<br />

rcld, cn meende dat hij zijnen Schepper kon geleerd<br />

hebben de wereld beter te regeeren, daar<br />

hem tenzelven tijde wijsheid ontbrak om zijn eigen<br />

koningrijk naar behooren te beduren. Men<br />

bood hem de keizerlijke kroon aan op het oogenblik<br />

dat zijne onderdanen voornemens waren hem<br />

aftezcttcn.<br />

IN Arragon verwierf Berengarius zich de achting<br />

cn liefde zijner onderdanen; Petrus II. was<br />

gedoodt te Muret in de verdediging zijns vriends,<br />

den graaf van Touloufe, die door de kruisvaarders<br />

vervolgt werdt, en Jacobus, toegenaamt de<br />

oorlogsheld, maakte zich vermaard door 't veroveren<br />

van Minorca, Majorca, Ivica en het vruchtbare<br />

koningrijk van Valencia.<br />

SANCHEÏI, opvolger zijns vaders Alphonfus,<br />

den eerden koning van Portugal zegepraalde over<br />

de Mooren, bouwde fteden, rustte vlooten uit<br />

en bevorderde de bevolking. Alphonfus II. zette<br />

de grenzen zijns koningrijks uit. De onbekwaamheid<br />

van Sanches II. deed hem den throon verliezen,<br />

welken deszelfs broeder Alphonfus III.<br />

bij opvolging beklom. Deze won de genegenheid<br />

der natie, door zijn voorfpoedig oorlogen<br />

en wijs beftuur. De Mooren, in weerwil van alle<br />

hunne pogingen, verloren eiken dag een gedeelte<br />

hunner ftaten; en de naijver der beide na-<br />

ti-


LES v. GESCHIEDENIS. 311<br />

tiè'n hield Spanje in eenen gedurigen ftaat van<br />

oorlog.<br />

NOORDSCHE KONINGRIJKEN INDE<br />

TWAALFDE EN DERTIENDE EEUWEN.<br />

POLEN gevoelde de rampen welke het toege-<br />

bragt wierden door de ongelukkige regeering van<br />

Boleslaus II. Dat rijk, verdeelt onder veele<br />

kleene vorsten, ftond bloot aan de verfchriklijk-<br />

heden der regeeringloosheid en zonk in 't duiste­<br />

re weg; terwijl deszelfs bewoners alle de rampen<br />

en onheilen ondergingen onaffcheidelijk verknogt<br />

aan onderdruking en 't ontbeeren van een goed<br />

bewind. De gefchiedenis van Rusland leverd in<br />

dat tijdvak aan ons niets anders op dan eenige<br />

ftrooperijë'n in Polen en in Bulgarije en een inval<br />

der Tartaren die den Ruslén noopten zich te on­<br />

derwerpen aan het flaaffte juk. Bohème vertoont<br />

ons wijze koningen en edele daden, doch deze<br />

zijn flechts gebeurtenisfen van eenen huislijken<br />

aart cn hebben niets gemeens met de zaken van<br />

Europa. De Zweden werden bij trappen al meer<br />

en meer befchaaft. Het Christendom begon wor­<br />

tel bij hen te fchieten. S c<br />

. Eric verzamelde de<br />

oude wetten bij één, en voegde daar nieuwe bij.<br />

De Gothen en Zweden verëenigden zich, ZOQ<br />

dat zij tot een volk werden, en Zweden breidde<br />

zich uit door 't veroveren van Finland,<br />

DE Gefchiedenis van 't hedendaagfche Deen-<br />

V 4 mar-


gI2 H E D E N B A A G S C H E EES v.<br />

marken begon met Waldemar I. een groot koning.<br />

Hij bragt alle de onderfcheiden deelen<br />

van 't koningrijk tot een, verbreedde het door<br />

nieuwe aanwinningen, noopte de Rugeanen zich<br />

te onderwerpen, verwon de Vandalen, die aanhoudend<br />

invallen deden aan de grenzen en legde<br />

de grondflagen van Coppenhagen en Dantzick.<br />

Canut II. zijn Zoon, voegde Lijfland en *Esthoniën<br />

aan zijn rijk. Waldemar II. door 't vermeesteren<br />

van Pomeren, Mecklenburg, Courland<br />

en de ganfche Zuidkust van de Baltifche zee,<br />

breidde de grenzen van Deenmarken wijder uit.<br />

Graaf Schwerin, een Decnsch Edelman, bij zijne<br />

afreize naar 't heilige land, beval hem de<br />

zorg voor zijne vrouw tot zijne wederkomst, de<br />

koning verleidde haar terwijl de graaf afwezig<br />

was, 't welk de oorzaak was van 's vorsten bederf.<br />

De graaf te rug gekomen zijnde fpoorde<br />

het ganfche koningrijk aan tot eenen opftand.<br />

Pomeren, Mecklenburg en 't hertogdom Holftein<br />

wierpen het juk af; Dantzick werd een gemeenebest,<br />

en de Duitfche Ridders ftelden zich in<br />

5<br />

t bezit van Pruisfen en Lijfland.<br />

IN Hungarijën zien wij Stephanus II. verwinnaar<br />

der Bulgaren en Grieken, den Venetianen<br />

noodzaken Crcatië overtegeven. Bela, fchoon<br />

een ondeugend oom hem van 't gezich beroofde,<br />

regeerde met wijsheid en voorzichtigheid. Andreas<br />

H. vermaard wegens zijnen tocht naar 't<br />

hei-


LES v. G E S C H I E D E N I S . 313<br />

heilige land en nog meer om de gedenkwaardige<br />

wet, welke aan de Hongaren de vrijheid gaf om<br />

zich tegen hem en zijne opvolgers te verzetten<br />

wanneer zij derzeiver voorrechten mogten pogen<br />

te verkorten; Bela IV. de liefling van zijn volk,<br />

die ongelukkig gcnog was zijn land te zien ver.<br />

woesten, de Steden en Dorpen in de asch te zien<br />

leggen en meer dan een millioen zijner onderdanen<br />

te zien vermoorden door vijfmaal honderd<br />

duizend Tartaren, die uit het harte van Afia gekomen<br />

waren.<br />

V E N E T I Ë .<br />

VENETIË was ten toppunt van haren luister<br />

in de dertiende Eeuw. Hare oorlogen met de<br />

Hungaren, die zij verfloeg; haar bezit van Dal-<br />

'matië, 't welk de Griekfche keizers haar niet<br />

konden ontnemen; de befcherming, welke zij den<br />

pauzen verleende; haar voorfpoed tegen de keizers<br />

van Duitschland, de eer van Conftantinopole<br />

intenemen, waarin zij deelde met de Franfche<br />

kruisvaarders; de aanwinning van Candia en andere<br />

eilanden in den Archipel; dit alles maakte<br />

van deze Republiek een der vermogendfle daten<br />

van Europa. De Genuëzen maakten in dat zelfde<br />

tijdvak insgelijks eene vertooning; zij vestigden<br />

zich aan de zwarte zee, veroverden het eiland<br />

Corfica en na lang worftelen deelden zij<br />

Sardinië met de Pifanen,<br />

V 5 HAN-


314 H E D E N D A A G S C H E LES v.<br />

H A N Z E E - S T E D E N .<br />

TERWIJL de Regeeringloosheid de overhand<br />

had in Duitschland, traden Hamburg, Lubeck<br />

en verfcheide andere ftaten in een verftandig<br />

bondgenoodfchap tot afweringe der verwarringen<br />

die rondom dezelven plaats hadden, tot onderlingen<br />

bijftand en tot voortzetting van den koophandel.<br />

Na deze verëeniging, welke die fteden<br />

geducht maakte voor hare naburen, regelden zij<br />

hare inwendige regeering, breidden haren koophandel<br />

uit, verwierven 't gebied over de Noorder<br />

zeeën en waren de mededingfters van de vermogendfte<br />

koningrijken. Omftreeks den zelfden<br />

tijd gingen Lucor, Pifa en Florence in Italië<br />

een dergelijk bondgenoodfchap aan, lagen zich<br />

toe op den handel en koopmanfchap en verkregen<br />

daar door magt en rijkdom.<br />

'T RIJK VAN CONSTANTINOPOLE.<br />

H E T Griekfche rijk onderging, in dien tijdkring,<br />

groote omwentelingen. Alexis Comnenus<br />

verfchafte door 't uitoeffenen zijner groote begaafdheden<br />

het genot der rust aan zijne Staten.<br />

Johannes Calo, zijn opvolger, gaf verfcheide malen<br />

de nederlaag aan de Turken en Hongaren.<br />

Manuël Comnenus haalde door zijne loosheid<br />

zich den haat der kruisvaarderen op den hals en<br />

verwierf door zijne milddadigheid de liefde dei-<br />

Grieken. Alexis II. wierd vermoord door zijn<br />

oom


LES v. G E S C H I E D E N I S . 315<br />

oom Andronicus, die den thoon overheerschte en<br />

op zijn beurt ter dood gebragt werd door Ifaac<br />

1\ngelus. Ifaac's nederlaag door Frederic, dien<br />

hij poogde te keeren in deszelfs tocht naar 't<br />

heilige land, veranderde de genegenheid van 't<br />

volk en zijn broeder Alexis zich van die gelegenheid<br />

bedienende, ontthroonde hem, zette hem<br />

gevangen en ftak hem de oogen uit. Toen was<br />

het dat de Franfche kruisvaarders te famen met<br />

de Venetianen bezit namen van Conftantinopolen.<br />

De Grieken behielden flechts eenige overblijfzels<br />

van hun rijk. Theodorus Lascaris te Nicea gekroond<br />

won door zijne achtingswaardige hoedanigheden<br />

de genegenheid der Latijnen en Turken.<br />

Johannes Ducas, zijn fchoonzoon en opvolger,<br />

beveiligde de Afiatifche landfchappen,<br />

dreef de Franfchen uit Romania en maakte zich<br />

meester van Adrianopole. Michaël Paleologus, de<br />

moordenaar van den jongen Johannes Lascaris,<br />

verjoeg de Tartaren, dreef de Turken te rug en<br />

deed zijn voordeel met de rampfpoeden van het<br />

huis van Swaben, door een einde te maken, van<br />

het magteloos rijk der Latijnen in 't oosten.<br />

T U R K E N .<br />

D E Kruisvaarders verwonnen in den beginne<br />

de Turken en noopten hen de wijk te nemen<br />

naar 't gebergte Taurus en naar Armenië; doch<br />

deze fpoedig van daar te rug komende, bedreigde<br />

Sultan Sanguin het koningrijk Jerufalem. Nora-<br />

din-j


%l6 H E Ï I K D A A S S C H E LES V.<br />

din, zijn Zoon, ftelde zich in't bezit der Steden<br />

Edesfa, Antiochië en Damascus en bragt Sijrië,<br />

Mefopotamic' en Cilicië onder de heerfchappif<br />

der Turken. Terwijl hij op Palestina aanviel,<br />

vermeesterden zijne veldheeren Egijpte. Saladijn,<br />

die hem door 't huwen zijner weduwe in deszelfs<br />

heerfchappij opvolgde, verfloeg de Christenen,<br />

wierd meester van Jerufalem, en gaf in 't<br />

midden zijner overwinningen blijken van eene allergoedaartigfte<br />

en edelmoedigfte geaartheid. Aangetast<br />

door het geduchtfte kruis -heir dat zich<br />

ooit in Judea had laten zien, vernielde en ver»<br />

ftrooidc hij het zelve zonder bijna te ftrijden. In<br />

één woord, de groote Saladijn, meester van een<br />

uitgeftrekt rijk, bemind van zijne onderdanen,<br />

en geducht van zijne vijanden, eindigde zijne dagen<br />

in vrede, bekroont met eer en zegepraal.<br />

Terwijl zijne kinderen onder malkanderen, twisteden,<br />

viel een talrijk heir Tartaren, geleid dooiden<br />

vermaarden Gengiskan, op de Turkfche<br />

landfchappen; de Mammelukken namen bezit van<br />

Egijpte en het rijk der Sultans fcheen geen beftaan<br />

meer te hebben.<br />

OMWENTELING IN 'T STAATSBESTIER<br />

IN DE TWAALFDE EN DERTIENDE<br />

EEUWEN.<br />

DE koningrijken van Europa ondergingen in<br />

dat tijdvak verfcheide groote veranderingen. In<br />

Duitschland kreeg de Staatsgefteltenis eene gansch<br />

an-


LES v. G E S C H I E D E N I S . 31?<br />

andere gedaante. Onder Otto was dezelve eene<br />

wezenlijke monarchij. De uitvoerende magt was<br />

geheel in handen van de keizers. De Duitfche<br />

• Baronnen waren de wezenlijke onderdanen, vrij,<br />

' zonder echter geheel onafhanglijk te zijn. De<br />

lange twisten tusfehen Rome en het rijk maakte<br />

een einde van die eensgezindheid., De groote<br />

leenmannen, zich de algemeene verwarring ten<br />

nutte makende, ontdeden zich van alle afhanglijkheid.<br />

De Bisfchoppen en Abten wierden oppermagtige<br />

vorsten, zoo dat de keizers van<br />

Duitschland, na die omwenteling, eeniglijk het<br />

opperhoofd waren en nog zijn van veele Souvereinen,<br />

vereerd met. weidfche tijtels, doch niet<br />

meer dan een fchaduwachtig vermogen hebbende.<br />

E E N E tegengeftelde omwenteling had plaats in<br />

Frankrijk. Lodewijk VI. verzwakte, door zijne<br />

vlijt en ftandvastigheid, de magt der aanzienlijken,<br />

en Philippus Augustus voltooide die ommekeer<br />

van zaken. Veele heeren vervreemden hunne<br />

landen, waar bij de kroon aanmerkelijk won.<br />

•De vermeestering van de beste landichappen,<br />

door de Engelfchen in Frankrijk bezeten, vcrfchafte<br />

aan Philippus de middelen om andere<br />

Vasfallen te vernederen. Door de kruisvaart tegen<br />

de Albigenzen verloren de graven van Toulouze<br />

hun vermogen, en de overwinning te Bouvines<br />

vermeerderde dat der graven van Vlaanderen.


318 H E D E N D A A G S E H E EES V.<br />

ren. Philippus bediende zich van alle die voordeelen<br />

ter verfterking van zijn gezach, en, door<br />

zijne troepen foldij te betalen, maakte hij dat<br />

gezach minder haatlijk. Lodewijk IX. voltooide<br />

dat werk door het invoeren van orde cn regelmatigheid<br />

in alle de departementen van den ftaat.<br />

Frankrijk, van dien tijd af bevrijd van de regeeringloosheid,<br />

uit het Leenftelzel voortfpruitende,<br />

maakte eene luisterrijke vertooning onder de eerfte<br />

mogendheden van Europa.<br />

H E T Staatsbeftier onderging-in Engeland eene<br />

zeer verfchillende verandering. Onder de twee<br />

Willems had het willekeurig gebied de overhand.<br />

Onder de twee eerfte Hendrik en Richard<br />

was het beftier zachter, doch niet minder krachtig.<br />

De onbekwaamheid, dwinglandij en rampfpoeden<br />

van Jan zonder Land, verfchaften de Engelfche<br />

natie gelegenheid om het haatlijk juk<br />

van willekeur aftewerpen. De Baronnen vorderden<br />

hunne oude voorrechten. Vrijheid, die<br />

edele zucht, ontvlamde alle harten. De Engelfchen<br />

verkreegen het groot handvest, dat gewijde<br />

pand hunner vrijdommen; en onder de regeering<br />

van Hendrik III. lagen zij de grohdflagen<br />

van dien verftandigen regeeringsvorm, even zeer<br />

verwijderd van de verwarring en dwang eener<br />

Adelregeering als van het willekeurige eener monarchijë.<br />

IN


LES v. G E S C H I E D E N I S . 319<br />

IN Spanje was de Leen-regeering nog in volle<br />

kracht, doch men kon merken, dat het Monarchaal<br />

bewind 'er zachtvoerig veld won, en<br />

dat 'er fpoedig eene omwenteling zou plaats hebben.<br />

DE magt der Pauzen had, gedurende dit tijdvak<br />

aanmerkelijk toegenomen. De kruistochten,<br />

de regeeringloosheid, welke in Duitschland de<br />

overhand hadden, en de inftelling der bedel-ordens<br />

waren de drie oorzaken, welke famenwerkten ter<br />

vermeerdering van 't gezach van Rome. Door deze<br />

drie middelen heerschte Innocentius III. (die 'er<br />

gebruik van wist te maken), met een volftrekt<br />

gezach over het Westen; en door zijnen kerkdijken<br />

ban-blixem doeg hij de gekroonde hoofden<br />

in 't ftof ter neder wanneer dezen iets beftonden<br />

't welk tegen zijn wil of welbehagen aanliep.<br />

WETTEN IN DE TWAALFDE EN DER­<br />

TIENDE EEUWEN.<br />

NTETS vordert zoo zeer onzen aandacht dan<br />

de wedergeboorte der wetten, welke in dat tijd­<br />

vak plaats had. De woeste en barbaarfche ge­<br />

woontens der Leenroerige tijden begonnen plaats<br />

te maken voor eene redelijker en volkomener<br />

rechtsgeleerdheid. S c<br />

. Eric ftelde een Wetboek<br />

op voor Zweden. De Staten van Arragon maak­<br />

ten inzettingen, welke het voorrecht hunner ko­<br />

ningen en de rechten van 't volk bepaalden. Al-<br />

phon-


320 H E D E N D A A G S C H E EES V.<br />

phonfus X. koning van Castilië, kondigde fchrandere<br />

richtfiioeren af, bekent bij den naam van<br />

Las Partidas. In Engeland begonnen de beruchtte<br />

Vergaderingen bij den naam van 't Parlement<br />

plaats te hebben. Verfcheide fteden in Duitschland<br />

en Italië' maakten wetten tot derzeiver beter<br />

regeering. In Frankrijk maakte Lodewijk IX. inrichtingen,<br />

welke den zwakken beveiligden tegen<br />

onderdrukking, hij ftelde magiftraatsperfonen aan<br />

ter beoeffening en uitlegging der wetten; en Gerichtshoven,<br />

om dezelven te doen gelden. Het<br />

wetboek van Justiniaan, door Warner gevonden,<br />

voerde deze hervorming door alle de koningrijken<br />

van Europa in. Deze man de wijsheid dier<br />

uitmuntende verfameling bewonderende, maakte<br />

het ontwerp om openbaarc lesfen te geven over<br />

het burgerlijk recht. Geholpen door keizer Lotharïus<br />

rigtte hij een fchool op te Bologne, het<br />

welk zeer fpoedig door gansch Europa vermaard<br />

wierd. Vele andere Scholen werden kort daarop<br />

aangclegt, gefchoeit op den leest van dat van<br />

Bologne, zoo dat de rechtsgeleerdheid eene begunstigde<br />

letteroeffening werd.<br />

ZEDEN IN DE TWAALFDE EN DERTIEN­<br />

DE EEUWEN.<br />

D E Zeden van Europa veranderden zichtbaar-<br />

lijk ten beste, gedurende den loop van dat tijd­<br />

vak. Woestheid ruimde de plaats voor befohaaft-<br />

heid en onmenschlijkheid voor tederhartigheid.<br />

De


'LES v. G E S C H I E D E N I S . t>£r<br />

De onderdrukking werd verfoeit en de onfchuld<br />

befchermt. Het oorlog zelf werd met minder<br />

wreedheid gevoert, en de rampen, die het zelve<br />

onaffcheidelijk verzeilen, werden grootelijks verzacht.<br />

In ieder koningrijk was een aantal dolende<br />

ridders, die bezielt met moed, menschlijkheid,<br />

hoflijkheid, zucht tot gerechtigheid, eer<br />

en vroomheid wonderen van (dapperheid verrigtten<br />

ter verdediging der fchoone fexe, dat zwakfte<br />

gedeelte van 't menlchelijk gedacht.' Dit al*<br />

les had eene drekking ter befchaving en verzachting<br />

der Zeden. Hoflijkheid wierd gehouden<br />

voor de beminlijkfte deugd, welke een ridder<br />

kon bezielen. Elk ridder koos zich eene jonkvrouwe,<br />

aan welke hij alle zijne diensten toewijdde.<br />

Door de onfchuld te bcfchermen en<br />

recht te verfehaften aan de genen die verongelijkt<br />

waren, nam geweld en onderdrukking zicht J<br />

baar af. De naaugezetfte verkleeftheid aan de<br />

waarheid maakte het onderfcheide kenmerk uit<br />

van een eerlijk man.<br />

GODSDIENST IN DE TWAALFDE EN<br />

DERTIENDE EEUWEN.<br />

DE koningrijken van Europa waren alle nog<br />

Roomsen - Catoliek, en de pauzen handelden willekeuriglijk<br />

in geestelijke zaken. De duisternis<br />

van bijgeloof en onkunde bedekte de Christenwereld<br />

nog, fchoon niet in zulk eene mate als<br />

voormaals. Eenige lichtftralen drongen door den


312 H E D E N D A A G S C II E LES V.<br />

nevel heen, en het recht van voor zich zelvcn<br />

te oordeelen in 't ftuk van godsdienst, wierd<br />

van eenige weinigen beweert tegen die genen,<br />

die op een blind geloof aandrongen, het welk de<br />

eerden voor onredelijk, onfchriftuurlijk en ongerijmd<br />

hielden. De Gefeiiiedboekers van dien tijd<br />

noemden alle de genen die lcerfleiüngen (taande<br />

hielden, welke tegen het geloof der kerke ftreden,<br />

Manicheèn, en betichtten hen met allerlei<br />

zoort van misdaden; doch men kan hier bij aanmerken<br />

dat de meeste dier Gcfchicdichrijvers<br />

monnikken waren, die de dingen door eene verkeerde<br />

middeldof ziende altoos met eenen blinden<br />

ijver bezielt waren, wanneer zij fehreven.<br />

Volksoverleveringen cn enkele fchijnbaarheden<br />

zijn alle de bewijzen, welke door deze bijgeloovige<br />

en dweepachtigc fchrijvers bijgebragt worden.<br />

De voornaamfte tegendanders der Roomfche<br />

dwinglandij waren de Albigehfen, wier<br />

gronddellingcn den lezer reeds beleent zijn.<br />

PIETER Bruijs leeraarde in Frankrijk leerftellingen<br />

drijdig met die der Roomfche kerke. Men<br />

kan hem houden voor den dichter der doopsgezinden,<br />

ten minden fchijnt hij de eerde te zijn<br />

geweest, die de leer verlprcid.de, welke hen onderfcheid<br />

van andere Protestanten. Naar zijne<br />

mening is de doop eene nuttelooze plechtigheid<br />

wanneer men denzelven aan kinderen toedient.<br />

De mis een ijdele en belachlijke eerdienst; het<br />

va-


EES v. GESCHIEDENIS, i«<br />

vagevuur een uitvinding van der priesteren eigenbelang;<br />

het kruis een onvermogend teken,<br />

Het eerfte gevoelen wierd niet algemeen van de<br />

Protestanten aasgenomen; maar de anderen komen<br />

over een met het gezond verftand en met<br />

de zuiverheid van den godsdienst. Men verhaalt,<br />

dat Petrus Bruijs, bij het prediken dier leerftellingen,<br />

zich niet zonder eenen dweepzuchtigen<br />

ijver gedroeg. Dit zou misfchien waar konnen<br />

zijn; maar 't is tevens mogelijk dat zijne vijanden<br />

door dit verwijt zijne gedagtenis hebben zoeken<br />

te bezwalken. Hoe 't ook zij,-hij wierd om<br />

zijne geveelens verbrand, en heeft een onbetwistbaar<br />

recht op den naam van martelaar. Hecrfchende<br />

dwalingen zijn niet ligt weg te nemen,<br />

en wanneer men pcogt een einde van dezelven te<br />

maken, behoorde zulks te geleideden zonder<br />

hoon en zonder geweld; want hoe goed en redelijk<br />

onze inzichten ook' zijn mogen, doen wij,<br />

om dezelven te bereiken meer kwaad dan goed,<br />

wanneer wij daar toe geene betamelijke middelen<br />

in 't werk ftellen. Een iegelijk nogthans, die<br />

zich tegen hcerichende dwalingen verzet, kan<br />

-verzekert zijn, dat zijne goede mening bij de<br />

menigte voor flecht zal opgenomen worden,<br />

ARNOLDUS van Brefcia overtrof in zijn kaïakter<br />

Petrus Bruijs verre. Geleerd boven die<br />

van zijne eeuw, een vroom, ftoutmoedig en welfprekend<br />

man, predikte hij tegens de heerlchen-<br />

X 2 èê


524 H E B E N B A A G S C H E LES V.<br />

de leerftellingen en tegens de geestelijkheid.<br />

Monnikken, priesters, bislchoppen en pauzen<br />

wierden door hem in derzeiver natuurlijke kouleuren<br />

afgemaalt. De Dienaars van Jelüs Christus,<br />

zeide hij, moesten arm en nedrig zijn en<br />

niet ftaan of grijpen naar • de rijkdommen dezer<br />

wereld. Zijn prediking maakte indruk op zijne<br />

toehoorers, en fpoorde hen aan tegen de geestelijkheid,<br />

wier eigendom zij pionderden en Wier<br />

pcrfonen zij geweldig behandelden. Dit was den<br />

verkeerden weg ingeflagen om eene hervorming<br />

te bewerken. Arnoldus, onder de befcherming<br />

van keizer Frederik I. fpoedde zich naar Rome,<br />

en 't gemeen op zijne zijde hebbende, dreef hij<br />

de geestelijken uit het Vaticaan, doch vallende<br />

in de handen van Paus Adrianus IV. liet deze<br />

hem verbranden in 't jaar 1155, en deszelfs asfche<br />

in den tijber werpen.<br />

G E E S T E L I J K E O R B E'S<br />

DE twaalfde en dertiende Eeuwen kunnen het<br />

tijdvak der monnikken en der klooster -ftientingen<br />

in Europa genaamt worden. Behalven de<br />

drie ridder-orde's, te weten die der Gastvrijhouders,<br />

der Tempelieren en der Duitfche, die alle<br />

uit de kruistochten geboren wierden, bragt Spanje<br />

naar het zelfde plan nog drie anderen voort,<br />

namentlijk, die van Calatrava, van S c<br />

. Jago of<br />

Su Jacob, en die van Alcantara.<br />

1


EES v. G E S C H I E D E N I S . 325<br />

JOHANNES van Matha in Frankrijk en Petnis<br />

Nolasquc in Spanje fielden twee andere eerwaardige<br />

orde's in, die op menscldievenheid gegrond<br />

waren. Deze beide mannen, aangedaan<br />

over de ellende der Christenen, die bij de Mooren<br />

gevangen zaten, bedeedden hunnen tijd aan<br />

het lastig, doch loflijk werk om bij de liefdadigen<br />

aalmoesfcn optehalen welke vervolgens hefteed<br />

wierden ter losfinge dier ongelukkige menfehen,<br />

die geen vermogen bezittende om zich<br />

vrij te koopen, gevaar liepen van of den godsdienst<br />

hunner vaderen aftezweren, of hun leven<br />

lang alle de verfchrikkelijkheden eener harde gevangenis<br />

te ondergaan. Deze beide orde's zijn<br />

bekent, de eene onder den naam van de orde der<br />

Drie-eenheid, cn de andere onder den tijtel van<br />

de orde der Barmherrigheid, de leden daar van<br />

blijven als nog gehegt aan de edelaartige grond-r<br />

regels van derzeiver ftichters en verdienen deswegens<br />

de vernietiging te overleven dier andere<br />

monnikken orde's, wier einde, naar alle waarfchijnlijkheid<br />

niet ver meer af is,<br />

IN dat tijdvak maakte de orde der CistercictH<br />

fer monnikken eene aanzienlijke vertooning en<br />

wierd vermaard door 't vernuft en de welfpreken­<br />

heid van haren herfteller S c<br />

. Bernardus abt van<br />

Clairval. De monnikken dier orde waren Frank­<br />

rijk van groot nut, door de menigte woeste lan­<br />

den welken door Hen aangetast en bebouwt wier-.<br />

X 3 den.,.


3Ü6 H E D E N D A A G S C H E LES V.<br />

den. De orde van Clugni, die geheel vervallen<br />

was, herleefde in dien zelfden tijdkring, door de<br />

groote deugden van derzeiver Patroon Petrus van<br />

Mont-Boisfier. In een woord, de vier bedel orde's,<br />

welke zoo veel gerucht in de wereld gemaakt<br />

hebben, wierden toen ter tijd ingedeld.<br />

De minderbroeders of Franciscanen, feder in onderfcheide<br />

minder orde's verdeelt, die alle bogen<br />

op de eer van Francois van Asfife tot dichter te<br />

hebben; de preek-heeren of Dominicanen, wier<br />

dichter is Dominicus Gusman, infteller der inquifitie;<br />

de Augustijnen en Carmeliten. Deze<br />

monnikken groeiden verbazend aan, wonnen het<br />

vertrouwen van 't volk; werden de gunstelingen<br />

der vorsten cn gerugfteund door de pauzen, wier<br />

befpieders en dolende ridders zij geweest hebben.<br />

WETENSCHAPPEN IN DE TWAALFDE EN<br />

DERTIENDE EEUWEN.<br />

D E gedurige tochten van de bewoners van<br />

Europa naar 't oosten, ten tijde der kruisvaarders,<br />

gaven aanleiding tot aardrijkskunde, toen<br />

ter tijd naulijks bekent. Weetgierigheid voerde<br />

Markus Paulus, een Venetiaan, naar China, en<br />

't verhaal zijner reizen, door hem in 't licht gegeven,<br />

bragt niet weinig toe om den kring der<br />

denkbeelden wegens de uitgeftrektheid des aardbols,<br />

uittebreiden. De zeevaart en koophandel<br />

maakte insgelijks groote vorderingen. In ver-<br />

fchei-


i«s v. G E S C H I E D E N I S . 327<br />

verfcheide deelen van Europa wierden hoogefchoolen<br />

gefticht. Dat van Parijs wierd vermaard'<br />

door den roem van Willem Champeau,<br />

van Petrus Abelard, de ftandvastige minnaar van<br />

de tedere Heloïfa, en van Petrus Lombard. Niettegenftaande<br />

de weinige kennis of liever onkunde,<br />

welke men toen ter tijd van de ware wijsbegeerte<br />

had, bragt Engeland eenen Rogier Bacon<br />

voort, een man ver boven zijne eeuw verheven,<br />

een- man ervaren in de werktuigkunde, gezichtkunde,<br />

ftarrenkundc en fcheidkunde, die men zegt<br />

de uitvinder te zijn geweest van brandglazen,<br />

van het Telescoop en van 't busebpoeder. Hij<br />

wierd van tooverij befchuldigt, om dat zijn vernuft<br />

door de onkunde zijner eeuw niet eens bewondert<br />

kon worden.<br />

T A R T A R E N G E N G I S - K H A N ,<br />

ALVOORENS deze les te eindigen moet ik<br />

iets zeggen wegens de Tartaren en Gengis-khan.<br />

De Tartaren zijn de afdammelingen van de oude<br />

Scijthen, en bewonen die onafmctclijke uitgeftrektheid<br />

lands, welke gelegen is tusfehen China<br />

en de Noordpool. Zij worden onderfcheiden bij<br />

verfchillende namen, als Usbecfche Tartaren,<br />

Mongulfche Tartaren enz. De natunr heeft hen<br />

befchonken met eene flerke zucht voor de vrijheid<br />

en voor een zwervend leven. Zij befchou-.<br />

wen de deden als gevangenisfen en de bewoners,<br />

derzelven als flaven.<br />

X 4 HvN


ja3 H E D E N D A A G S C H E EES V.<br />

H U N zwervend en ongevestigt leven, hun gedurig<br />

blootftaan aan de ongeftadigheid en geftrengheid<br />

van weder en lucht, fpannen hunne<br />

fpieren en zenuwen, maken van hen een fterk en<br />

kloek gedacht, en bevorderen de bevolking onder<br />

hen. Veele ziektens, aan welke befchaafder<br />

natiën kwijnen, zijn hen geheel onbekent. Afiatiesch<br />

Tartarijë is de groote kweekhof, uit welke<br />

die menigte woeste krijgsvolken zijn voortgekomen,<br />

die Europa overdroomt hebben.<br />

D E Tartaren zijn verdeelt in onderfcheiden<br />

Horden, die ieder een hoofd of opperde hebben.<br />

Veele horden verëcnigen zich onder eenen Khan.<br />

Hun godsdienst is de grootfte zoort van afgoderij.<br />

Zij bewijzen goddelijke eer aan iemand van<br />

hun eigen gedacht en noemen hem Lama; hunne<br />

deugden zijn gering cn hunne ondeugden zoodanig<br />

• als men gemeenlijk vind bij volken, die in<br />

een ftaat van onbefchaafdheid en woestheid leven.<br />

G A S S E R - K H A N , opperfte van de Mongul<br />

Tartaren en grootvader van den beruchten Gengis-khan,<br />

omftreeks het begin der dertiende eeuw,<br />

bragt veele naburige horden tot een ftaat van ondergefchiktheid<br />

aan hem, en ftichtte een zoort<br />

van monarclrij, welke door zijn kleinzoon, Gengis,<br />

over een groot gedeelte van dc wereld werd<br />

uitgebreid.<br />

Tus-


EES v. G E S C H I E D E N I S . 329<br />

TUSSCHEN het land der Mongul Tartaren en<br />

China is een koningrijk, 't welk men zegt behoort<br />

te hebben tot de ftaten van priester Johannes,<br />

zoo berucht in de oude gefchiedenisfen der<br />

kruisvaarderen, en van wien 't verdichtzel meld,<br />

dat hij een Christen vorst en koning was van Ethiopië.<br />

Priester Johannes was een Tartaarsch<br />

prins; Gengis viel hem aan, verwon en beroofde<br />

hem van zijne ftaten. De naam van dezen veroveraar<br />

was eigenlijk Temugin. Hij nam dien van<br />

Gengis-khan of den grooten khan aan, uit hoofde<br />

zijner zegepralen en veroveringen. Men wil<br />

dat een propheet hem voorfpelde dat hij de oppervorst<br />

zou worden • van veele koningrijken.<br />

Gengis was een wetgever, en veroveraar tevens,<br />

ïn eene vergadering van Tartaren verklaarde hij,<br />

dat 'er maar één God was; dat niemand eenig<br />

leed zou gefchieden om zijnen godsdienst. Het<br />

overfpel werd op doodftraffe door hem verboden;<br />

doch hij ftond de veelwijverij toe. Hij voerde<br />

eene zeer geftrenge krijgstucht in. Daar de wetten<br />

der Tartaren mondeling in hunne vergaderingen<br />

verkondigt en niet belchreven wierden, maakte<br />

hij 'er eene, ftrekkende om zijne foldaten met<br />

de heldhaftigdé dapperheid te bezielen; dezelve<br />

bevattede: dat indien de foldaat, die op den dag<br />

des ftrijds tot bijftand van deszelfs fpitsboeder<br />

geroepen wierd, weigerde hem bijtefpringen met<br />

den dood zou geftraft worden.<br />

Xj DE


33<br />

D E veroveringen van Gengis-khan waren zoo<br />

verbazend fnel dat dezelve naar de verdichtzelen<br />

eenes romans gelijkeiien. Van het uiterfte einde<br />

van 't oosten bragt hij het oorlog over in Perfië<br />

en Indië; het grootfte gedeelte van China onder­<br />

wierp zich aan zijne magt. De Calif van Bag­<br />

dad, van zijne ftaten beroofd, en door fultan<br />

Mahomed onderworpen, noodigde Gengis om bij-<br />

ftand. Hij kwam en trok tegen Mahomed op.<br />

De veldflagen in Europa, bijzonderlijk die van<br />

later tijden, zijn dechts fchermutzehngen vergele­<br />

ken bij die van Afia. Mahomed tastte met een<br />

leger van viermaal honderd duizend ftrijders Gen­<br />

gis-khan aan, die zich met vier zijner Zonen<br />

aan 't hoofd bevond van zevenmaal hondert dui­<br />

zend fbldaten. Gengis bleef meester van het<br />

flagveld en nam de ftad Otrar, in Perfië gelegen,<br />

in, nabij welke ftad het gevecht was voorgeval­<br />

len. Het grof gefchut was toen nog niet bekent<br />

en de beuker of de rammeij wierd bij 't beleg<br />

gebruikt.<br />

't Zou veelligt den lezer weinig vermaak ge­<br />

ven Gengis-khan in zijne veroveringen te verge­<br />

zellen. Het zij genoeg aantemerken, dat zijne<br />

zcegrijke wapenen, gelijk eenen overftroomenden'<br />

vloed*, alles voor zich heen voerden, waar hij<br />

kwam. Dan, hij veroverde enkel om te vernie­<br />

len, zijn rijk dat zich van Rusland tot aan Chi­<br />

na uitftrekte, was eene verbazende woestenij,<br />

zon-


EES v. G E S C H I E D E N I S . 33*<br />

zonder fteden en zonder bebouwde landen. De<br />

boer, die zijn akker bebouwt, de mensch die<br />

handel drijft en handwerken bevordert, zijn oneindig<br />

achtbarer wezens dan zulke veroveraars.<br />

GENGIS-KHAN bij de terugkomst van zijne<br />

veroveringen hield halte bij de dad Toncat in 't<br />

middelpunt zijnes uitgebreiden rijks, aldaar wierden<br />

hem door zijne zegevierende veldöverdcn<br />

cn cijnsbare vorsten de fchatten van Afia aangcbragt.<br />

In de vlaktens van Toncat vierde hij de<br />

zegepraal zijner overwinningen OVGI- zoo veele<br />

volken, in welk feest zich een mengzel liet zien<br />

van Tartaarfche barbaarsheid en Afiatifche weelde.<br />

Dc Khans, de meegezellen zijner overwinningen,<br />

en derzeiver Leenmannen verfchenen in<br />

wagenen gemaakt in den ouden Scijthiien trant,<br />

maar overdekt met fijn linnen - doek cn opgetooit<br />

met het goud en de juweelen der overwonnene<br />

volken.- Aldaar ontving Gengis-khan de hulde<br />

van vijfhonderd afgezanten uit de door hem veroverde<br />

landen. Van daar vertrok hij om het koningrijk<br />

Tangut te vermeesteren, doch eene doodelijke<br />

ziekte belette hem zijn ontwerp ter uitvoer<br />

te brengen en hij dief in het 1230 jaar van<br />

der Christenen tijdrekening.<br />

GESCHIEDSCHRIJVERS verhalen dat verfcheide<br />

perfonen op zijn graf geflagt wierden en<br />

dat die barbaarfche gewoonte nog ftand blijft<br />

hou"


332 H E D E N D A A G S C H E EES V,<br />

houden bij zijne opvolgers, die in Tartarijën<br />

heeifchen. Indien zulks waarheid zij, waren het<br />

gewis krijgsgevangenen, die men aan zijne fchimmen<br />

opofferde. Homerus verhaalt ons, dat Achilles<br />

verfcheide Troijanen op het graf van Patroclus<br />

ter dood liet brengen. De Tartaren, uit<br />

bewondering voor Gengis-khan, verbeelden zich<br />

dat deszelfs vader een boven natuurlijk wezen<br />

was. Indien hij zulk een wezen ten vader heeft<br />

gehad, moet het gewis een van de helfche zoort<br />

geweest zijn.<br />

D E monnikken, die door Tartarijën reisden,<br />

verhaalden dat Gengis-khan een willekeurig vorst<br />

was. Het gene zij deswegens verzekeren, komt<br />

ons niet waarfchijnlijk voor; nademaal het leenftelzel<br />

nog in dat land heerscht. Zij die hem in<br />

zijne oorlogen verzelden waren de medegenoten<br />

en krijgsmakkers in zijne overwinningen, maar<br />

geenzins zijne flayen. "Willekeur kan geen plaats<br />

hebben waar de geest van onafhanglijkheid<br />

heerscht. Het rijk der Mongul-Tartaren, door<br />

Gengis-khan gevestigt, wierd aan alle kanten<br />

verzwakt door Tamerlan omtrent honderd vijftigjaren<br />

daar na. Men kan daar bij aanmerken, dat<br />

een rijk, door eene fchielijke overwinning vermeesterd,<br />

nooit lang beftaan heeft; een ander<br />

veroveraar komt, die de opvolgers van den vorigen<br />

overheerfcher van hunne ftaten berooft, of<br />

de overheerschte natie werpt het juk af. Bekwaam-


LES v- G E S C H I E D E N I S . 333<br />

kwaamheden om te veroveren en tevens om te<br />

befturen verëenigen zich zeldfaam in een zelfden<br />

mensch. De Tartaren hebben geene befchreve<br />

wetten, 't zij in 't burgerlijke 't zij in 't gods­<br />

dienstige. Onkundig en woest blijven zij, als<br />

nog, verfteken van die middelen, door welke<br />

Europa tot haren tegenwoordigen ftaat van vol­<br />

komenheid gekomen is. De Tartaren van de<br />

dertiende eeuw veroverden, in omtrent vieren­<br />

twintig jaren tijds, onzen halven aardbol. Dit is<br />

alles wat wij van hunne gefchiedenis weten.<br />

ZES»


334 H E D I N B A A Ï S C H E EES VE<br />

Z E S D E L E S .<br />

Rijks - omwentelingen , Regecringsvormtn , Wetgeviibg,<br />

Zeden, Gewoontens, Godsdienst, Algemeefic<br />

geest van Europa; Wetenfehappen, Konsten,<br />

in de veertiende en vijftiende Eeuwen.<br />

INDIEN de Gefchiedenis flechts een voorwerp<br />

van weetgierigheid ware, zou dezelve ver beneden<br />

andere Letterkundige voortbrengzels te dellen<br />

zijn, en in geenen deele den aandacht verdienen<br />

van hen, die lezen om wijzer en beter te<br />

worden. Wat toch vertoont de gefchiedenis dei-<br />

Volken ons? Zij levert aan de befchouwing des<br />

lezers een uitgeftrekf tooneel V2n menfchelijke<br />

zwakheden en onvolmaaktheden, van gebreken,<br />

misdaden en rampen, welke alle te wijten zijn<br />

aan de ftanden, omdandigheden cn hartstochten<br />

der menfehen; onder dezen ontwaren wij eenige<br />

deugden, eenige waarlijk beminlijke hoedanigheden,<br />

eenige brave daden en nu en dan. eenen gelukkigen<br />

uiiflag; gelijk wij in een Land-tooneel<br />

tusfehen rotzen, fteiltens, dieptens en fchrale<br />

gronden , eenige weinige vruchtbare plekken<br />

gronds ontdekken. Tot hier toe heeft de Gefchiedenis<br />

ons in een tafereel de droevige gevolgen<br />

vertoont van onwettig 'vermogen, van bijgeloof,<br />

van woeste zeden en ongerijmde gewoontens.


LES vi. G E S C H I E D E N I S . 335<br />

tens. Aan den eenen kant hebben wij drie vierde<br />

van 't menschdom zien bukken onder de verachtelijkde<br />

en fchandelijkfte flavernij, den voet<br />

op den nek gezet en het leven en den eigendom<br />

ten prooi gezien aan een hoop ongeloovigen; aan<br />

den anderen kant eenige weinige dwingelanden<br />

de fchandvlek van 't menschdom, hunnen evcnmensch<br />

zien verdrukken en diens beftaan ondraaglijk<br />

en ongelukkig maken, 't Is naulijks te<br />

begrijpen hoe het menfchelijk gedacht zich zoo<br />

veele eeuwen achtereen op eene zoo onwaardige<br />

wijze heeft kunnen laten behandelen, zonder zijne,<br />

eige waarde te gevoelen, en zich door een<br />

bezef van zijne natuurlijke rechten los te maken<br />

van de kluisters der dwingelanden en zich te ontdoen<br />

van de drukkendfte kwalen! Als wij den<br />

tegenwoordigen ftaat van Europa vergelijken met<br />

het geen dezelve in de middel - eeuwen was,'zijn<br />

wij geneigt te gelooven dat de* Gefchichtfcbrijvers<br />

dier tijden een bitter fchimp-fchrift in plaats<br />

van eene ware Gefchiedenis gefchreven hebben;<br />

dat zij uit hoofde van een menfehenhatend karakter,<br />

hunne pen gedoopt hebben in gal om onze<br />

voorvaders zwart te maken bij de nakomelingfchap.<br />

Daar nogthans zoo veele getuigen met elkanderen<br />

ovcreenftemmen, kunnen wij de waarheid<br />

van 't gene zij verhalen niet in twijvel trekken.<br />

Zoo lang Europa zich in de klaauwen bevond<br />

van onkunde en bijgeloof, was het een<br />

Tooneel, daar zich bijna niets anders vertoonde<br />

dan


336 H E D E N D A A G S C H E LES VE<br />

dan geweldenarijen en misdaden, boosheden en<br />

rampen. Maar naar mate het licht door die duisternis<br />

heen drong, heeft regelmatigheid de plaats<br />

ingenomen van verwarring, de onheilen, die het<br />

menschdom kwelden, zijn vermindert; de ftuiptrekkende<br />

bewegingen, welke de natiën fchokten,<br />

zijn zeldzamer geworden, de menfehen hebben<br />

zich door ftaatkundig en godsdienstig bedrog<br />

jpiet zoo gemaklijk laten om den tuin leiden; het<br />

willekeurig gezag heeft geen zoo uitgeftrekt gebied<br />

meer; de zeden zijn allengskens befchaaft<br />

geworden en de menfehen ademen zuiverer lucht;<br />

naar mate de menfehen in kennis hebben toegenomen,<br />

zijn de kwalen, die hen drukten, vermindert.<br />

Te vergeefsch pogen zommige dit tegentefpreken;<br />

de gefchiedenis der natiën van Europa<br />

toont de valschheid hunner wonderfpreuken.<br />

't Is wel waar dat zwakke, bedorven en booze<br />

menfehen misbruik maken van de menlchelijke<br />

hartstochten, maar 't is ook zeker dat wanneer<br />

de hartstochten wel beftierd worden, de kennis<br />

ten voordeele word aangelegt, vreede, voorfpoed<br />

en 't geluk der volken 'er als dan de gevolgen<br />

van zijn. Wie zou verlangen kunnen de zon<br />

weg te zien blijven om dat dat weldadig licht,<br />

door het welk de natuur verlevendigt en opgeluisterd<br />

word, fomtijds fchadelijke uitdampen<br />

doet opdijgen, welke fterfte en pest over eenige<br />

deelen des aardbodems verfpreiden? Wij behooren<br />

altoos het misbruik der dingen te onderfchei-<br />

den


LES VE G E S C H I E D E N I S . 337<br />

dea van de dingen zelve, en ons nimmer door<br />

1'choonfchijnende redeneeringen te laten mislei­<br />

den.<br />

STAATS-OMWENTELINGEN IN DE VEER­<br />

TIENDE EN VIJFTIENDE EEUWEN.<br />

DE val van het Griekfche rijk is de gewichtigde<br />

gebeurtenis in het Tijdvak, het welk thans<br />

ter onzer befchouwinge ftaat. Om de oorzaken<br />

te ontvouwen, welk ten langen lesten dien val<br />

te weeg bragten, willen wij het oud Romen in<br />

aanfchijn nemen, de vorderingen van dat Gemeenebest<br />

nagaan, alle de hulpmiddelen van deszelfs<br />

regeering onderzoeken en het zelve in de fchaal<br />

der waarheid wegen, zonder ons te laten buigeri<br />

door die vooröordcelen, welke, mangel aan doorgrondige<br />

kennis van deszelfs gefchiedenis, iri<br />

ftaat is voorttebrengen. Wij zien Rome geftadig<br />

overhellen van regeeringloosheid tot willekeur,<br />

van willekeur tot regeeringloosheid en voorts tot<br />

flavernij. De Romeinen, wier wijsheid zoo hoog<br />

opgcvijzelt word, hadden eene zeer onvolmaakte<br />

regeering. Zij fchijnen geene kundigheid altoos<br />

gehad te hebben van dat gelukkig evenwicht van<br />

magt, het welk eeifglijk kan in ftand gehouden<br />

worden door eene juiste fchikking van iedere orde<br />

in den ftaat, en door eene verftandige koppeling<br />

of famenparing der onderfcheidene deelert<br />

ter bewerking van het algemeene welzijn der'<br />

maatfehappij. Bcfchouw Rome onder deszelfs eer-<br />

Y ften


338 H E D E N D A A Ï S C H E LES VI.<br />

den koning, Romulus; de Romeinen waren toen<br />

ter tijde een bende roovers, zonder Wetten, zonder<br />

zeden en konsten. De godsdienst, door Numa<br />

te Rome ingevoert, verzachtte eenigzins de<br />

woestheid zijner onderdanen , doch daar waren<br />

geene vastgeftelde wetten, daar was geene gezette<br />

regeeringsvorm. Hostilius, die een krijgsman<br />

was, liet zich aan geene wetgeving gelegen zijn,<br />

zoo min als Tarquijn I. Scrvius, een wijs vorst,<br />

bewust van de verwarring, welke tot daar toe<br />

geheerscht had, poogde geregeldheid in den daat<br />

intevoeren en vertrouwde het gezach aan een gering<br />

getal mannen, die den Senaat uitmaakten.<br />

Tarquinus de trotfche wierp het gebouw omver,<br />

't welk zijn fchoonvader had opgetrokken; en<br />

geen wet kennende buiten zijn eige willekeur,<br />

behandelde hij den fenaat en het volk even geweldig.<br />

De omwenteling, door Brutus bewerkt,<br />

maakte, 't is waar, een einde aan de willekeur<br />

der monarchij, maar gaf aan het volk de vrijheid<br />

niet weder. De aanzienlijke maakten zich meester<br />

van het gezach en verzwaarden het juk van<br />

*t volk. De eerde eeuw van het Romeinfche<br />

Gemeenebest, door fommigen zoo fterk bewondert,<br />

was geenzins de eeuw van vrijheid voor alle<br />

rangen in den daat. Hoedanig was toen de<br />

toedand der Volkelingen, dat is het lighaam der<br />

natie? Ambten en eertijtels waren de uitduitende<br />

voorrechten van den adel. Het grootde gedeelte<br />

van 't Romeinfche grondgebied was hun eigendom,


XÈS VE Ö E S C H I E B E N I S J<br />

dom. De aanzienlijke verhoogden den woeker erf<br />

kregen door dat fchandelijk middel al het geld<br />

in handen. De toeftand der meeste burgeren was<br />

toen flecht. Zij wierden uit hunne huizen gefleept,<br />

onwaardiglijk behandelt, gekerkert en met<br />

roeden gegeezeld. — Men zou met flaven niet'<br />

Hechter hebben kunnen handelen. Het volk,<br />

door dwingelandij gedrukt, durfde zich zeiven<br />

geen recht verfchaffen en week naar den aventijnfchen<br />

berg. Memmius bragt het te rug naaide<br />

ftad; 'er wierden Volks-voorftanders aangeftelt<br />

om het te befcbermen en door deze inftelling<br />

werd het lot van 't volk eenigzins verzacht; doch<br />

het lighaarn der natie was daarom niet min ramp-!<br />

zalig. Daar kon geene kalmte in een' ftaat plaats<br />

hebben, waar alles Willekeurig befloten wierd,<br />

gelijk in Rome. Geweld en kuiperijen heerschten<br />

overal, en uit die regeeringloosheid volgde<br />

natuurlijk verwarring. In dien verfchrikkelijken<br />

toeftand begreepen de Romeinen de noodzaaklijk*<br />

heid om naar eenen regeeringsvorm omtezieft en<br />

zij raadpleegden de wetten van Athen'en. Er<br />

werden Tienmannen aangeftelt, dien men het irt<br />

orde brengen en de uitvoering der wetten toevertrouwde.<br />

De lezer weet wat gevolg die inftelling<br />

had. Hij kent het trots, de ongebondenheid<br />

en de euveldaden van Appiüs en diens Ambtgenoten.<br />

De Romeinen zagen zich fchielijk genoopt<br />

een einde te maken van dat haatelijkvoverheids<br />

beftuur, en wedertekeeren tot hunne bur*<br />

Y a ge


34-o H Ë D E N D A A G S C H E LES VE<br />

. gemeesteren cn volks - voorftanders. Maar waren<br />

zij wel vreedzamer en gelukkiger? Van dien tijd<br />

af verzetten de volks-voordanders zich tegen den<br />

raad en de raad verzette zich tegen de volksvoordanders.<br />

Daar kon geen behoorlijk evenwigt<br />

plaats hebben tusfehen twee niagten, die<br />

bijna gelijk, maar blind, onbillijk, tegen elkanderen<br />

verwoed en in ftaat waren niet alleen om<br />

eikanderen onderling maar zelfs den ftaat te vernielen.<br />

De jaarboeken van het Roomsch gemeenebest<br />

vertoonen ons in de eerfte vier eeuwen<br />

een volk, het welk door deszelfs magistraten<br />

aangemoedigt, de doorluchtigfte Raadsheeren afzetten<br />

en uitbanden; en Raadsheeren, die de onfchuldigfte<br />

burgers uitplunderden, pijnigden, de<br />

gerichtshoven omverfmeten, dc burgermeesterlijke<br />

tabberden verfcheurden en den ipreckftocl der<br />

volks - voorftanderen met bloed befpatteden; wij<br />

zien Raadsheerlijken, met knodzen in de hand,<br />

het volk voor hen heen drijven, dat zich tegen<br />

hunne onrechtvaardigheden wilde verzetten, en<br />

volkelingen fteenen fmijten naar die achtbare<br />

raadsheerlijken, die de woede des volks zochten<br />

te beteugelen. Is dit een afbeeldzel van een wijs<br />

en vreedfaam beftuur ? Hunne buitenlandfche<br />

voorfpoed bragt huislijke wanorde voort. De<br />

Raadsheeren, om een einde aan de partijfchappen<br />

te maken, welke in Rome heerschten, zonden<br />

de. burgers buiten het land, en ftookten• die<br />

oorlogen aan, door welke de Romeinen een zoo<br />

uit-


LES vi. G E S C H I E D E N I S . 341<br />

uitgebreid landgebied verkregen. Doch dit hulpmiddel<br />

bragt een ander kwaad voort. In hunne<br />

oorlogen, op eenen verren afftand van de hoofdftad,<br />

en tegen vermogende volken, waren de<br />

Romeinen verplicht talrijke legerbenden aftezenden,<br />

die zij een geruimen tijd moesten laten onder<br />

't bevel van veldöverften aan -wien zij een<br />

onbepaald gezach lieten, Deze legerhoofden verfcheide<br />

jaaren het zcete der onafhanglijkheid en<br />

het vermaak van te gebieden gefmaakt hebbende,<br />

wilden bij derzeiver terugkomst naar Rome<br />

de wetten niet :<br />

gehoorzamen, maar gedroegen<br />

zich als gebiedvoerende meesters. Dusdanig was<br />

Scijlla,- de eerfte, die dit' noodlottig voorbeeld<br />

gaf. Dusdanige waren Pompejus en Crasfus, die<br />

hem navolgden, dusdanig was Cefar, die fchranderer,<br />

vlijtiger en in grooter gunst bij de krijgsbenden<br />

, de flaVernij van 't Roomfche volk voltooide.<br />

De opvolgers 'van Augustus waren meest<br />

alle wreed, lafharttig en ontzinde dwingelanden.<br />

De gelukkige regeering der Ahtonijnen fchortt'e<br />

flechts voor een oogcnblik de 'rampen op onder<br />

welke de Romeinen. • zuchtten'. 0<br />

Na die regcering<br />

verergerden die rampen. De keizers handhaafden<br />

zich op den throon door geweld, trouwloosheid,<br />

en allerlei foort van misdaden. Conftantijn<br />

bragt den zetel van 't rijk over naar Conftantinopole<br />

en plantte aldaar alle de gebreken van<br />

't Roomfche bewind, welke gebreken door de<br />

Grieken, die trotsch, wispelturig en muitzuchtig<br />

Y 3 van


$4^ H E D E N D A A G S C H E LES VI.<br />

van aait waren, nog vermeerdert werden: Bijgeloovigheid<br />

bragt nieuwe beroertens en rampen<br />

voort, zoo dat men binnen Conftantinopole niet<br />

anders zag dan tooneelen van verwarring en<br />

wreedheid, is het wel te verwonderen dat een<br />

rijk, waar zulk eene gebrekkige daats - inrichting<br />

plaats had, ten langen lesten onderst boven gekeerd<br />

wierd door eenen bekwamen Sultan aan 't<br />

hoofd eener natie, die blindeling deszelfs bevelen<br />

gehoorzaamde en van kindsbeen af ten oorlog<br />

opgebragt, aangezet wierd door eenen godsdienst-ijver<br />

en door de hoop op eene roemrijke<br />

overwinning? zoo 'er iets in deze omwenteling<br />

te verwonderen zij, 't is, dat het Griekfche rijk,<br />

wanneer men deszelfs gebreken belchouwt, zoo<br />

lang bedaan hebbe. Het eenig menfchelijk middel<br />

waar door het oosterlche rijk zoo veele eeuwen<br />

hi ftand bleef, was de ligging van Conftantinopole.<br />

De Barbaren, die het Romeinlche rijk<br />

verminkten, uit de afgelegenfte noordelijke deelen<br />

van Europa voortkomende, konden gemakkelijk<br />

in de westelijke Landfchappen langs Polen<br />

en Duitschland doordringen. Zij hadden geen<br />

zee overtetrekken, en zij overmanden de Romeinfche<br />

Legioenen door hunne menigte; maar<br />

deze. barbaren, die geene fchepen hadden en onbedreven<br />

waren in de fcheepvaartkunde, konden<br />

het oosterfche rijk niet inuekken, van welk het<br />

grootfte gedeelte was famengeftclt uit Eilanden in<br />

den Archipel en de Levant. Zij zouden de Adriati-<br />

feb»


EES VE G E S C H I E D E N I S . 343<br />

fche golf hebben moeten overfteken, alvorens zij<br />

1<br />

Conftantinopole konden blokkeeren ; doch zij<br />

hadden geene vloot. Het is des geenzins te verwonderen<br />

dat het oosterfche rijk den eerden inval<br />

der barbaaren, welke zoo noodlottig voor de<br />

Romeinfche magt in 't westen was,, ontfnapte.<br />

De Turken befpeurden de noodzakelijkheid om<br />

de Grieken hij zee aantetasten. De Genuëzen<br />

-verhuurden daar toe aan dezelven de fchepen en<br />

Amurath I. maakte zich meester van Adrinopole.<br />

Deszelfs zoon Bajezet belegerde Conftantinopole<br />

en het rijk zou onfeilbaar overhoop zijn geimeten<br />

geworden door de Ottomannen, zco de Christenen<br />

geene afwending in Hungarijë gemaakt en<br />

de zegepralende wapenen van Tamerlan, Bajezet<br />

niet overftelpt hadden met tegenipoed in Afia.<br />

De Ottomannen kwamen fchielijk dezen ramp te<br />

boven. Amurath II. maakte de Grieken cijnsbaar<br />

aan hem en Mahomet II. deszelfs opvolger maakte<br />

een einde aan hun rijk (s).<br />

TERWIJL de Turken bezig waren den zetel<br />

hun-<br />

Cs) Conftaiuijn VIII. worstelde tegen dit ongel'kkig noodlot<br />

met alle de onverzaagtheid van een groot koning; verraden door<br />

zijne onderdanen, verlaten van Europa, verdedigde hij Conftanti­<br />

nopole tegen de betere fortuin van den onverw.'mieiijken Mahomet<br />

II. en eindigde op de muuren dier ftad zijn leven en regeering<br />

wet de wapens in de hand. Het Griekfche rijk eindigde mei<br />

hem in 't jaar 1453 na een beftaan van meer dan is Eeuwen,<br />

Y 4


344 H E D E N E A A G S C H E EES VE<br />

hunnes rijks te Conftantinopole te vesiigen, maak­<br />

ten Ferdinand en Ilabella een einde aan de magt<br />

der Arabieren in Spanje. Dat gedeelte van Eu­<br />

ropa had een tijd van agthonderd jaren een too­<br />

neel van bloedige oorlogen geweest tusfehen twee<br />

volken, beiden even zeer bezielt met eene zucht<br />

tot roem en met eenen ijver voor den godsdienst.<br />

Gewoon aan daaglijkfche vijandlijkheden, was ie­<br />

der burger fchier een held. In de verbittering,<br />

welke tusfehen de Christenen en Mooren heersch-<br />

te, maakte men beurtelings gebruik van behen­<br />

digheid en trouwloosheid, list en dapperheid,<br />

wreedheid, menschlijkheid en heldhaftigheid, naar<br />

mate dezelve fcheenen te kunnen dienen tot den<br />

nederlaag hunner vijanden. Wat kan de oorzaak<br />

zijn geweest van den val der Mooren in Spanje?<br />

waren zij minder dapper clan de Spanjaarden?<br />

zulks is niet beftaanbaar met het geen de Ge­<br />

fchiedenis ons als bekende waarheden daar van<br />

opgeeft. De Christen jaarboeken van Spanje ver-<br />

toonen ons de Mooren, die in wakkerheid en<br />

moed gelijk ftaan met eenen Rodrigues, Sanches<br />

en Alfonfus. Hunne algemeene zoo wel als bij­<br />

zondere oorlogen leverden helden, die onze be­<br />

wondering waardig zijn. De Mooren behoefden<br />

in dapperheid niet te zwichten voor de Spanjaar­<br />

den, en overtroffen dezelven in kundigheid en<br />

vernuft. Wij weten dat de roem van de herle­<br />

ving der wetenichappen in 't westen, den Moo­<br />

ren toekomt. Zij waren de uitvinders en beöef-


EES VE G E S C H I E D E N I S . 345<br />

fenaars van verfcheidene voor het menschdom zeer<br />

nuttige wetenfehappen, welke door geleerde en<br />

fchandere lieden van later tijden flechts verbeterd<br />

zijn. Indien zij niet bedreven waren in de<br />

fchilder- en beitelkunde, zulks fproot geenzins<br />

uit gebrek aan vernuft, maar om dat hun godsdienst<br />

hen het beöeffenen der fraije konsten verbood.<br />

Men kan het zelfde niet zeggen van hunne<br />

bouwkunde; de overblijfzels der Moorfche<br />

gebouwen in Spanje vertoonen eene ftoutheid van<br />

ontwerp, een rijkheid v^n vinding'en eene verhevenheid<br />

van fmaak, welke ons verbazen en<br />

verrukken. Hunne dichtkunde,' fchoon overdreven<br />

en zonder famenhang, heeft overvloed van<br />

Vernuftige trekken en van verhevene gedagtem<br />

't Is maar zeker dat de Mooren den Spanjaarden<br />

in kennis en fchranderheid overtroffen, en dat zij<br />

in dapperheid' bij dezelven niet te" kort fchooten.<br />

Welke mag dan de reden geweest zijn dat de<br />

'Mooren voor de Christenen moesten onderdoen?<br />

Men zou verfcheide oorzaken daar van kunnen<br />

opnoemen. -De ftaten der Mooren in Spanje waren<br />

meer verdeelt dan die der Christenen. Bijna<br />

elke ftad had een bijzonder opperheer; daar de<br />

koningrijken der fpaanfche Christenen faarogefteld<br />

waren uit een twee of meer landfehappen.<br />

De klem, welke uit een geheel fpruit, gaat te<br />

loor, wanneer het in brokken verdeelt is. On-<br />

'eenigheid heerschte aanhoudend onder de Moorfche<br />

koningen. Alhoewel de Spaanlche. koningen<br />

Y 5 dik-


545 H E D E N D A A G S C H E EES VE<br />

dikwijls niet eikanderen over hoop lagen, verè'enigden<br />

zij zich altoos toch tegen den gemeeneu<br />

vijand. De Saraceenen handelden zo niet. Verblind,<br />

door hunne onderlinge verbitteringen, vochten<br />

zij tegen de Christenen en tegen hun eigen<br />

zelf, te gelijker tijd. Ferdinand berende Granada<br />

en bragt die plaats tot het uitterfle; in dezen<br />

rampzaligen toedand, wendde de oom en de neef<br />

hunne wapenen tegen eikanderen, liever verkiezende<br />

in de verwoesting hunnes lands omtekomen<br />

dan een oogenblik met eikanderen overeenteflemmen.<br />

De val der Arabieren werd tevens<br />

veroorzaakt door het groot aantal Christenen dat<br />

onder hen beftond. Deze waren zoo veele inwendige<br />

vijanden, geduriglijk arbeidende ter vernielinge<br />

hunner meesters en altoos gereed om de<br />

poorten der Moorfche fteden te openen voor de<br />

Spanjaarden; 't gevolg daar van was bedekt verraad<br />

of openbare wederfpannigheid. De Spanjaarden,<br />

die wijzer waren, duldden maar zeer<br />

weinige Mufulmannen in hunne ftaten. De Arabieren,<br />

ui weerwil dezer nadeelen, betwistten<br />

nogthans den grond een langen tijd.<br />

D E omwenteling in de magt der pauzen was<br />

vrij gewichtiger. Hun gezach, bij den aanvang<br />

van de veertiende eeuw, kende geene palen. Uit<br />

den luister en de pracht der Roomfche opperpriesters<br />

te oordeelen, Icheen hunne magt tot<br />

dien tijd geen de minfte vermindering oudergaan<br />

te


EES vr. G E S C H I E D E N I S . 347<br />

te hebben. De trotfche en ftaatzuchtige Bonifacius<br />

VIII. was ftout of liever onbefchaamt genoeg<br />

om te verklaren: dat de koningen aan hem<br />

onderworpen-waren, zelfs in wereldlijke zaken.<br />

Hij verfierde zijne muts met een tweede kroon,<br />

boven welke Benedictus III. een derde plaatste.<br />

Toen Celestinus V. zijne intrede in Rome deed,<br />

werd den toom zijns ezels door twee koningen<br />

gehouden: Joanne, koningin van Napels, was<br />

genoodzaakt haare zaak te bepleiten voor het hof<br />

van Avignon en de paus deed eene willekeurige<br />

uitfpraak wegens hare eisfchen op die kroon.<br />

Kwamen de koningen van Engeland en Frankrijk<br />

tot een verdrag, dan onder wiepen zij zich aan<br />

de berisping van Rome ingevalle een van beiden<br />

eenige der bepaalde artijkels kwame te verbreken.<br />

Ja, de keizer van Conftantinopole zelf, dc<br />

eenige Christen vorst, die tot daar toe, de opperhoofdigheid<br />

der Pauzen niet erkent had, kwam<br />

te Florence en vernederde zich voor Eugenius<br />

IV. Paulus II. een man ongemeen verzot op<br />

pracht en praal, befchonk de kardinalen met<br />

nieuwe eertijtels, waar door hij hen op gelijken<br />

voet ftelde met de koningen. Dc pauzen eigenden<br />

zich het recht toe van benoeming tot alle kerkelijke<br />

bedieningen, en fchonken dezelven aan wien<br />

zij wilden, zonder de vorsten noch .derzeiver onderdanen<br />

deswegens te raadplegen. Zij zonden<br />

naar alle koningrijken van Europa kerkdijken af,<br />

die zich meester maakten van alle keikelijke<br />

amb-


34-3 H E D E N D A A G S C H E LES VE<br />

ambten, dikwijls zelfs voor het affterven van<br />

derzeiver-daadelijke bezitters. Hunne Legaten<br />

gingen overal heen om aflaten uittedeelen, tien­<br />

den aftepersfen, endoor onbillijke'belastingen,<br />

onder den naam van inzamelingen, geheele ftaten<br />

te verarmen. In weerwil nogthans van deze fchijn-<br />

bare magt, nam het wezenlijk gezach der pauzen<br />

langzamerhand af. De vorsten begonnen het druk­<br />

kende juk te gevoelen en hadden moeds genoeg<br />

zich van het zelve te ontdoen. Rudolphus ver­<br />

wierp 's pauzen uitnodiging om te Rome de kei­<br />

zerlijke kroon van hem te komen ontvangen, en<br />

zijne weigering maakte hem naar zijn gevoelen niet<br />

te min een echt keizer. Het Duitfche lichaam<br />

befloot, kort daar na, in eene nationale vergade­<br />

ring, dat de plechtigheid der krooning niets toe-<br />

bragt tot de billijke rechten eens Vorsts. Petrus<br />

III, koning van Arragon, wederftond den ban-<br />

blixcm van Rome, en Petrus IV. fpottede 'er<br />

mede. De paus deedt Alphonfus van Portugal<br />

in den ban om dat deze zich van zijne vrouw<br />

had gefcheiden, doch Alphonfus verachtte de<br />

banblixems van Rome, en zijne onderdanen ble­<br />

ven hem evenwel gehoorzamen. Philippus de<br />

fchoone, van Frankrijk verzette zich ftoutmoedig<br />

tegen de buitenfporige eisfehen van Bonifacius<br />

VIII. en verklaarde de Franfche kroon en natie<br />

onafhangelijk te zijn van den Roomfchen ftoel.<br />

Karei V. verbood, onder ftrenge bedreiging, dat<br />

. niemand zich tot Rome zou hebben te vervoegen<br />

om


LES vi. GESCHIEDENIS. 349<br />

om eenige kerkelijke prove in Frankrijk te be­<br />

komen. Lodewijk VI. wilde zelfs 's pauzen Le­<br />

gaten niet toeftaan hunne functien te oeffenen of<br />

door hen in zijn koningrijk eenig pauslijk befluit<br />

ingevoert hebben, zonder zijne toeftemming. Zelfs<br />

/ de Hoogefcholen van Europa verzetteden zich in<br />

dat tijdperk tegen de uitfporige eisfchen van Ro­<br />

me. De doctors der hoogefchool van Parijs<br />

fchreven aan Clemens VII. een brief, welks<br />

ftouten en vrijmoedigen inhoud 's pauzen dood<br />

veroorzaakte. De Godgeleerden te Oxford on­<br />

dernamen openlijk de verdediging van Johannes<br />

Wickliff, de ftoutfte en geduchtde vijand der<br />

pauzen in die dagen. Zelfs de kerkvergaderingen<br />

vernederden het trots der Roomfche opperpries-<br />

teren en gaven een fchok aan derzeiver willekeu­<br />

righeid. De leden der kerkvergadering te Con-<br />

ftans noemden zich zeiven de hervormers der pau­<br />

zen en oeffenden het recht van hen te oordeelen<br />

en te ftraffen. De Bazelfche kerkvergadering<br />

verklaarde plechtiglijk: dat algemeene kerkverga­<br />

deringen boven den Bisfchop van Rome gaan, en<br />

dat zij het recht hebben hem zijne waardigheid<br />

te ontnemen wanneer hij zulks verdient. In één<br />

woord, de westerfche kerk verkreeg in de veer­<br />

tiende eeuw nieuwe denkbeelden en gevoelens<br />

wegens de magt der pauzen, die toen alle palen<br />

van gematighcid en billijkheid overfchreeden had-'<br />

den.<br />

VEE*


550 H l D E M B A A C S e ï E LES VE<br />

V E E L E oorzaken werkten te famen tot deze<br />

omwenteling. De uitfporige magt, welke de pauzen<br />

zich hadden weten te verkrijgen, was een<br />

der voornaamften dat zij dezelve weder kwijt<br />

raakten. De menfehen laten zich maar tot eenen<br />

zekeren graad onderdrukken, en wanneer hunne<br />

kluisters te fterk knellen, worden zij woedend<br />

en verbreken die. Redelijke fchepzels bleven<br />

lang blind, maar begonnen ten langen lesten de<br />

oogen te openen. Al wie aan 't hof van Rome<br />

eenïg verftand had, zag den val der pauzen naderen.<br />

— De paus, voornemens een Legaat naar<br />

Engeland te zenden, om aldaar eenig geld voor<br />

zijne weelde te laten opgaren, werd van een kardinaal<br />

aldus aangefproken: „ Heilige vader, wij<br />

„ handelen de Christen koningrijken gelijk de<br />

„ Propheet Bileam zijnen ezel behandelde, ook<br />

„ vrees ik dat zij, in navolging van dat dier,<br />

„ verfchrikkclijk zullen balken."<br />

CLEMENS V.bragt den pauzelijken ftoel over<br />

van Rome naar Avignon: dit was eene tweede<br />

oorzaak van 't verval der pauzen magt. De<br />

meeste menfehen zijn fterker gehegt aan woorden<br />

dan aan zaken. Rome wierd befchouwt als<br />

de natuurlijke zetel van den godsdienst. Toen<br />

de pauzen hun verblijf niet langer in die ftad<br />

hielden, gevoelden de Christenen niet langer denzelfden<br />

eerbied voor hen. Daar en boven waren<br />

de pauzen, terwijl zij in Avignon bleven, verplicht


EES VT. G E S C H I E D E N I S . 351<br />

plicht zich te onderwerpen aan 't vermogen der<br />

genen, die hen omringden, om dat die ftad onverfterkt<br />

en omgeven was van landen toebehoorende<br />

aan koningen of onafhanglijke mogendheden,<br />

wier gebied zich tot voor de poorten dier<br />

ftad uitrtrekte. Cervole, het opperhoofd van eene<br />

bende gelukzoekers, toog rechtftreeks op Avignon<br />

aan, eischte eene zware brandfchatting<br />

van den Paus en van diens hof, noopte zijne<br />

heiligheid hem zonden vergifnis te fchenken en<br />

hem' aan zijne tafel toetelaten. De vermaarde<br />

Du Guesclin, in deszelfs optocht met eene bende<br />

troepen naar Spanje, vorderde eene brandfchatting<br />

van den Paus. De opperpriesters, die<br />

in Avignon verblijf hielden, waren geboren Franfchen.<br />

Gretig om aan hunne bloedverwanten rijkdom<br />

en aanzien te bezorgen, is het geenzins te<br />

verwonderen dat zij zich kromden en fchikten<br />

naar den wil der koningen, van wien hunne<br />

bloedverwanten rijkdom en bevordering verwagtten.<br />

D E groote fcheuring in 't westen was een derde<br />

oorzaak van het verval der pauzelijke magt.<br />

Door twee pauzen in een zelfden tijd te verkiezen,<br />

geraakte de waardigheid van 't pausfchap<br />

Verdeelt. Ingevolge daar van had Europa minder<br />

eerbied voor menfehen, wier recht niet volftrekt<br />

zeker was. Wat meer is, ieder Paus, om zijnen<br />

aanhang te verfterken, betoonde zich nederig jegens


3 5a H E D E N D A A G S C H E LES VE<br />

gens die koningen, die hij aan zijne zijde zogt<br />

te krijgen, dit verminderde der pauzen magt; en<br />

dc vorsten verkogten hunne onderwerping of die<br />

hunner onderdanen aan heiden tot een zeer hoo-<br />

gen prijs.<br />

BESTENDIGE gerichtshoven werden in de<br />

veertiende eeuw bijna in alle koningrijken van<br />

Europa opgerigt. Dit was eene oorzaak, welke<br />

flechts op 't laatfte medewerkte. De Staat lag<br />

aan die gerichtshoven de zorg op te waken voor<br />

het behoud der rechten van den vorst en deivoorrechten<br />

van Let volk; zij gaven naauwkeurig<br />

acht op alles wat het hof van Rome verrigtte<br />

b<br />

, en bragten fpoedig alles in roere wanneer<br />

dat hof flechts de minfte neiging fcheen te hebben<br />

om die voorrechten aanteranden, wier handhavinge<br />

aan hunne zorg was toevertrouwt.<br />

IN één woord, de herleving der geleerdheid<br />

In 't westen, daar het veroveren van Conftantinopolen<br />

niet weinig aan toebragt, de aanwas van<br />

burgerlijke en godsdienstige kennis, gaven eenen<br />

doodelijken flag aan de gruwelijke misbruiken,<br />

welke in de eeuwen van onkunde, der kerke van<br />

Rome waren ingellopen, en de magt der pauzen<br />

vermeerderd hadden. Geleerde en godvruchtige<br />

lieden begonnen nu ftoutmoedig het dekkleed<br />

weg te fchuiven, het welk zoo veele bedriegerijen<br />

dekte, den fchakel der overleveringen nategaan


LES vi. G E S C H I E D E N I S . 353<br />

gaan en derzeiver valschheid aantetoohen \ de<br />

fchriften te beöefFenen en de leerftukken der eerfte<br />

kerke te onderzoeken; de grenzen van burgerlijke<br />

en godsdienstige magt te vinden, cn gedeeltelijk<br />

de overheerfchingen van beiden te ver-*<br />

nietigen. De befnoeijing van 's pauzen gezach<br />

Verminderde dat der geestelijkheid. De kerkelijke<br />

banblixems waren zoo veelvuldig niet meen<br />

Er wierden minder zakert voor de rechtbank der<br />

gecstlijkheid gebragt* Bisfchoppen werden tot<br />

burgerlijke gerichtshoven niet langer als rechters<br />

toegelaten* maar binhen eenen kerkdijken kring<br />

befloten. De kerkdijken moesten zich der wetten<br />

onderwerpen, en wierden leden van de burgerlijke<br />

maatl'chappij, en de misdaden, door wis<br />

ook gepleegt, ontlhapten niet langer de verdiende<br />

ftraf.<br />

R E G E E R I N S *<br />

IN de veertiende en vijftiende eeuwen had "er<br />

weinig of geen verandering plaats in het ftaats-»<br />

bewind van 't Duitfche rijk. De gouden Bul van<br />

Karei IV, welke opgeftelt was overeenkomstig<br />

den geest dier tijden, voerde bijna geene nieuwigheid<br />

in; dezelve bepaalde eenigzins juister'<br />

het algemeen beftuür, zoodanig als het zelve<br />

plaats had ten tijde van en na Rhdolph, en deze<br />

regeeringsvorm bleef, zonder bijna eenige veran*<br />

dering, ftand houden tot aan de regeering vaii<br />

Karei V.<br />

Z H E *


354 H E D E N D A A G S C H E EES VÏ.<br />

HET Engelsen Staatsbeftuur onderging veele<br />

omwentelingen in het tijdperk het welk wij thans<br />

befchouwen; dan, het voordeel dat daar uit ontftond<br />

was verfchillende van 't gene in andere<br />

koningrijken voorviel. In Engeland vermeerderde,<br />

door de veranderingen in 't fta'atsbeftuur, de<br />

vrijheid van 't volk, terwijl de m?gt van de<br />

kroon 'er door verminderde; daar in Frankrijk<br />

en in andere ftaten van Europa de veranderingen<br />

in 't bewind de voorrechten van den vorst vermeerderden<br />

en de rechten van den onderdaan befnoeiden.<br />

De algemeene ftaten of het parlement<br />

van Engeland, als beftaande uit den adel en de<br />

hooge geestlijkheid, waren vermogend voor de<br />

regeering van Eduard I. doch die vorst de afgevaardigden<br />

des volks mede tot het parlement roepende,<br />

verzwakte het gezach der eerften en gaf<br />

aan 't lichaam der natie meer aanzien dan het te<br />

voren had. Eduard bereikte daar mede zijn oogmerk<br />

, de magt der Lords wierd 'er door gefnuikt<br />

en hij regeerde met minder tegenfpraak. De wijze,<br />

op welke de Baronnen zijnen vader overdwarscht<br />

hadden, overtuigde Eduard-, dat zij hem<br />

insgelijks zouden kunnen dwarsboomen en hem<br />

zijne regeering moeilijk maken; dat 'er derhalven<br />

geen middel overfchoot om zijn eige magt te<br />

verzekeren, dan de magt der gemeentens van<br />

Engeland te vermeerderen tot dien trap, dat zij<br />

tot een tegenwicht konden ftrekken aan die van<br />

den adel: het geen de koning dus ten nutte van<br />

zich


EES VE G E S C II I È B E N I Si 353<br />

zich zeiven deed, ftrekte insgelijks ten voordeele<br />

der vrijheid van 't volk. Doch onder zijn Zoon*<br />

Eduard 3X wierden de nieuwe leden van ft parlement<br />

geducliter voor den koning dan de ouderi<br />

ooit geweest hadden. Toen ter tijd begon het<br />

huis der gemeenteios deszelfs gezach te vestigen<br />

op eenen ftevigen voet, en maakte door een vast<br />

en eenvormig gedrag het Engelfche Parlement<br />

magtiger dan het tot daar toe geweest had. Eduard<br />

II. een zwak vorst, liet zich zeiven beheerfchen<br />

door verachtelijke gunstelingen. Dit belgdc<br />

de natie, en het parlement oordeelde, voor'<br />

de eerde maal, zijnen koning volgens de wetten,'<br />

verplichtte hem van zijne waardigheid afftand te<br />

doen, en fchreven aan de regenten den vorm vart<br />

't bewind voor, naar 't welk zij zich te gedragen<br />

hadden. Eduard III. geheel bezig met oor-'<br />

log voeren, doeg geen acht op de vermeerdering<br />

der magt van 't Parlement, en de Engelfchen,<br />

ingenomen met de roemrijke daden van hunnen<br />

held, welke zoo veel luister over hen vërfpreidden,<br />

weigerden hem niets. Doch onder deij<br />

kleénzoon van Eduard maakte het Parlement zich<br />

de onbekwaamheid des konings ten nutte, de na-"<br />

tie zich in eenen venederden ftaat ziende, zette'<br />

Richard II. af, en, ftelde, op eigen gezach, deri<br />

fcepter in handen van Hendrik van Lancaster,met<br />

bepalingen nogthans, welke hem afhanglijk<br />

maakten van de wetten. De Engelfche natie,was,<br />

gedurende de kortftondige regeering van<br />

% 2 Hen-


S 56 H E T> E N r> A A © s c H E LES VE<br />

Hendrik V. zoo ftefk gewikkeld in den oorlog<br />

met Frankrijk, en zoo ingenomen met den voorfpoed<br />

van haren held, dat noch de koning noch<br />

het Parlement eens dagten om zich met derzeiver<br />

onmiddelijke belangens te bcmoeijen. Bij de<br />

komst van Hendrik VI. op den throon lag het<br />

ganfche koningrijk over hoop om de feeroertens,<br />

veroorzaakt door de partijfchappen van de witte-<br />

en roode-roozen. Het volk nam deel m deze<br />

twisten, vermeerderde en verlengde door deszelfs<br />

gedrag de algemeene rampen, kroonde dan<br />

eens dezen dan genen prins van de beide mededingende<br />

huizen, en noopte den nieuwen monarch<br />

een gedeelte zijner voorrechten afteftaan.<br />

Op die wijze wierd het tegenwoordig delzel der<br />

Engelfche vrijheid gevormt, een delzel, het<br />

welk aan 't volk vrij wat worstelens en bloed<br />

gekost heeft.<br />

HET Franfche ftaatsbeftuur onderging al mede<br />

veele veranderingen. Voor dien tijd was het<br />

volk in dat land flaafs, en de burgers hadden<br />

geen deel aan de regeering. Philippus de fchoone<br />

liet aan de afgevaardigden der deden toe zitting<br />

te hebben en te ftemmen in de nationale<br />

vergadering, zulks was een tegenwigt aan de<br />

magt der edelen. De Franfche nationale vergadering<br />

cf algemeene daten regelden de voorname<br />

zaken van 't koningrijk, hervormden de misbruiken,<br />

welke nadeel toebragten aan het welzijn<br />

van


LES vi. G n . c H i i f i ï K u . 357<br />

van't geheel, zette die genen af, die zich flecht<br />

gedragen hadden in de openlijke departementen<br />

van den daat, en bepaalden de fchattingen ter<br />

onderdeuninge van de regeering. Deze gelukkige<br />

vordering werd gedoort onder de zwakke regeeringen<br />

der kinderen van Philippus den Ichoonen<br />

en nog meer onder de rampfpoedige regeering<br />

van Philippus van Valois. De onlusten, onvoorzichtigheid<br />

en rampfpoeden van Johannes den<br />

goeden dompelden Frankrijk in deszelfs vorige<br />

verwarring, beroofden den monarch van al zijn<br />

gezach, en ontnamen aan het volk het onwaardeerbare<br />

recht van de belastingen te regelen.<br />

Karei V. bijgenaamt de wijze, was een voorbeeld<br />

voor koningen en de herfteller van 't koningrijk;<br />

zijne doorgrondige kennis van menfehen en zaken<br />

maakte hem bekwaam altoos de billijkfle en beste<br />

maatregels te beramen ter beduringe van zijn<br />

koningrijk. Hij pleeg te zeggen: dat koningen<br />

dan eerst gelukkig zijn, wanneer zij de magt en<br />

de neiging hebben orn goed te doen. Onder de<br />

zwakke regeering van Karei VI. had de verwarring<br />

meer dan ooit de overhand. Karei VII. omhelsde<br />

het ontwerp zijns grootvaders, en niettegendaande<br />

zijne middelmatige begaafdheden en<br />

de gedurige oorlogen, in welken zijn rijk gewikkelt<br />

was, regeerde hij verftandig en daagde gelukkig<br />

in de zorg, welke hij bedeedde ten voordeel<br />

en tot welzijn zijns volks. Lodewijk XI,<br />

voordeel doende met de gelukkige omftandighe*<br />

Z 3 den,


358 H E . D E N D A A t S C H E LES VI,<br />

den, welke groote Landfcliappen aan zijne kroon<br />

hegtten, gebruikte eene looze ftaatkunde om<br />

zich een oppermagtig gezach te bezorgen. Geene<br />

nogthans buiten de weinigen, die den throon naderden,<br />

gevoelden de willekeurige magt diens<br />

vorsts. Het volk wierd met billijkheid en des<br />

gelukkig geregeert. Het juk der edelen, (die<br />

geringer dwingelanden) het welk op een groot<br />

gedeelte der natie zoo zwaar drukt, wierd door<br />

Lodewijk verbroken. Het rijk was onder zijne<br />

regcering vreedzaam en in rust; de throon hernam<br />

deszelfs gezach, en het volk door de wetten<br />

befchermt was beveiligt tegen alle onderdrukking.<br />

Wij willen hier mede niet te kennen<br />

geven dat de genegenheid van Lodewijk XI. voor<br />

zijne onderdanen dc oorzaak was van deze gelukkige<br />

veranderingen; geenzins, hij bezat de ziel<br />

eens dwingelands, en dwingelanden zijn niet vatbaar<br />

voor zulke tedere aandoeningen; maai- bevindende<br />

dat de vrijheid van de lagere flanden<br />

in den ftaat verbonden was aan zijne eigen belangens,<br />

bevorderde hij 't geluk van anderen ten<br />

zeiven tijde dat hij niet anders dan zijn eigen belang<br />

beoogde. Uit deze veranderingen in liet<br />

Franfche ftaatsbeftuur zal de lezer ongetwijvelt<br />

zien dat de onlangs voorgevallen omwenteling in<br />

dat Land dê regeering wederom gebragt heeft<br />

tot het geene zij eenmaal was, en het volk herfieid<br />

heeft in die rechten, welken het te vooren<br />

genoot; en indien de nieuwe vorm Yan regeering<br />

eene


LES vr. G E S C H I E D E N I S . 559<br />

eene verbetering zij van de oude Conftitutie (zoo<br />

als dezelve gewislijk is), des te gelukkiger zal<br />

dezelve voor bet volk zijn (V).<br />

Zoo 'er al eenige veranderingen in bet ftaatsbeftuur<br />

van Schotland voorvielen, gedurende het<br />

tijdvak, het welk wij thans befchouwen, waren<br />

dezelve gering; want fchoon de onlusten, veroorzaakt<br />

door de mededinging der Brucen en Baliols<br />

en door den* bijftand dien de beide Eduards<br />

van Engeland aan den laatften gaven, de uitöeffening<br />

van 't bewind fchorsten, had 'er echter gene<br />

verandering van aanbelang plaats. Het leenftelzel<br />

heerschte toen en nog lang daar na in<br />

Schotland, gevolglijk waren de Schotfe koningen<br />

van het huis van Bruce en die van het huis van<br />

Stuart, of onbekwaam of niet geneigt de lager<br />

rangen vrij te maken en daar door de magt des<br />

adels te verbreken. Het Schotfche Parlement,<br />

gelijk aan de algemeene ftaten van Frankrijk, was<br />

faamgeftelt uit edellieden, heercn en anderen,<br />

die land van de kroon in leen hielden voor<br />

krijgsdiensten. Dit leenhouderfchap, hoe gering<br />

ook de hoeveelheid lands zijn mogt, gaf den bezitter<br />

het recht om zitting en ftem in 't parlement<br />

te hebben. Het parlement van Schotland<br />

• bezat uitgeftrekte voorrechten, regelde de ge-<br />

wich-<br />

(0 De Nederduitfche lezer gelieve acht te geven dat de Heer<br />

Thamfon dit fcoreef in 't Jaar 1790.<br />

Z4


56p II E B E N D A A G S C H E EES VI,<br />

wichtigfte zaken van 't koningrijk, hield de kas<br />

der natie, zag de rekeningen na van de uitgave<br />

van "t geld, het welk ten gebruike der regeering<br />

was ingewüligt, en wapende het volk, maar de<br />

koning had geen ontkennende ftem in 't Parlement,<br />

ook kon hij noch vrede noch oorlog maken<br />

zonder deszelfs toeftemnnng- Deze uitgebreide<br />

magt der nationale vergadering van Schotland<br />

febijnt te kennen te geven dat hare regeeringsvorm<br />

een adelregeering geweest zij, en met<br />

zulk een bepaalde macht is het te verwonderen<br />

dat de monarch de voorrechten van 't volk, en,<br />

daardoor, zijne eige niet vermeerdert hebbe. Misfchien<br />

vond hij andere middelen en wegen om<br />

zijne te groot gewordenc onderdanen te vernederen,<br />

en ongetwijvclt moet hij dezelve voldoende<br />

geacht hebben, dewijl hij tot geene anderen zijn<br />

toevlucht nam.<br />

CA SIM IR deedt in Polen, het geene Eduard<br />

in Engeland, en Philip de fchoone in Frankrijk<br />

gedaan had. In 't begin was de algemeene rijksdag<br />

der Poolfche natie famengedeld uit den voornaamften<br />

adel. Hij riep tot dezelve de mindere<br />

baronnen of kleenen adel; dan, dc eenparigheid<br />

van ftemmen, welke men in 't vervolg vorderde<br />

tot bet nemen van een befluit, vervulde deze<br />

vergaderingen met verwarring cn ongeftuimigheid.<br />

Niets kenfehetst de onderfcheiden karakters der<br />

natiën fterker dan dc tegengcftelde uitwerkingen,<br />

wel-


LES vi. G E S C H I E D E N I S . 361<br />

welke uit dezelfde beginzels voortvloeijen. De<br />

toelating van de derde orde van den ftaat vermeerderde<br />

in Frankrijk het vermogen van den<br />

vorst; in Engeland vermeerderde zulks de magt<br />

van 't volk, en in Polen veroorzaakte zulks verwarring<br />

en regeeringloosheid. Eene omwenteling<br />

ten voordeele van de rechten van den mensch<br />

heeft in dat koningrijk de zaken verandert, en 't<br />

is te hopen dat dezelve ter verzekering en vermeerdering<br />

van 't nationaal geluk zal ftrekken (v).<br />

Wij worden bij trappen wijs, zien de dwalingen<br />

onzer voorvaderen en hebben moeds genoeg om<br />

dezelven te verhelpen.<br />

HET Venetiaans Gemeenebest levert ons in dat<br />

tijdvak eene aanmerkelijke omwenteling. Deszelfs<br />

regeeringsvorm was in 't begin een volksregeering<br />

geweest, welke langzamerhand in eene Adelregeering<br />

ontaartte, die tamelijk gcmatigt bleef<br />

tot de veertiende eeuw. Alle de burgers waren<br />

verkiesbaar tot eenig anrpt in den ftaat; zij konden<br />

de gewigtigfte posten bekleeden, en bij ftemming<br />

het hoofd van 't Gemeenebest bevestigen.<br />

De Doge Gradenigo voerde een wet in, volgens<br />

welke dechts een zeker getal keurfamiliën in den<br />

grooten raad wierden toegelaten; van dien tijd af<br />

wer- '<br />

00 Die omwenteling heeft niets ten voordeele der natie uitge­<br />

werkt; integendeel, liet rijk is federt door twee van deszelfs na-<br />

buran op nieuws verdeelt geworden. (VBF.TO .<br />

Z5


S6a H E D E N B A A C S C H E LES VE<br />

•werden die familiën de eenige befchikkers der<br />

regeering, terwijl de overige edele Venetiaanfche<br />

huizen geplaatst wierden in den rang van onderdanen.<br />

Dus wierd het wrak van dat Gemeenebest<br />

in eene volftrekte Oligarchie gevormt, welke<br />

al het gezach in handen bragt van eenige<br />

weinige vermogende burgers.<br />

W E T G E V I N G IN BE VEERTIENDE EN<br />

VIJFTIENDE EEUWEN.<br />

D E wetgeving beef aanhoudend bloeijen. In<br />

Castillië wierd de eed der Leenmannen, als zij<br />

aan hunnen grondheer trouw zwoeren, ontheft<br />

van een zeer gevaarlijke en ongerijmde bepaling,<br />

namenlijk van den grondheer getrouw te blijven<br />

zelfs tegen den koning. In Arragon kon geen<br />

burger ter pijnbank gebragt worden om hem eene<br />

bekentenis te ontwringen. In Portugal verbood<br />

koning Dionifius de geestelijkheid eenig geld naar<br />

Romen uittevoeren. In Bohemen gaf Johannes<br />

bevel om van allen aangekogten en verkogten eigendom,<br />

van alle verdragen tusfehen twee bijzondere<br />

lieden gemaakt, aantekening te houden<br />

in de boeken van de kanfelarij des Staats; een<br />

wet wijzelijk gefchikt om een einde te maken<br />

van fchraapzucht en knibbelarij. De Franfche<br />

taal had langen tijd in gebruik geweest in alle de<br />

Gerichtshoven van Engeland, fints Willem den<br />

Veroveraar tot op Eduard III. Deze vorst fchafte<br />

ze af en gaf bevel: dat voortaan alle pleitge-<br />

din-


LES vi. G E S C H I E D E N I S . 563<br />

dingen zoude gefchieden in de Engelfche taal;<br />

dat de richters zich zouden uitdrukken in de Gemeene<br />

taal van 't Land: een vonnis, daar het'leven<br />

of den' eigendom eens burgers in betrokken<br />

was, moest uitgefproken worden in de taal, die<br />

elk verdond. In Frankrijk bragten wijze wetten<br />

veel toe tot de verandering van de gedaante der<br />

natie. De Franfehen verkortten de minderjarigheid<br />

hunner koningen; fteldcn de koninglijke<br />

goederen onvervreemdbaar en boekten alle de<br />

vonnisfeh hunner gerichtshoven. Door dit te<br />

doen verkreeg de rechtsgeleerdheid vastigheid;<br />

de rechters vonden in die oirkonden een zeker<br />

licht waar na hunne dappen te regelen ; de<br />

rechtsgeleerden onveranderlijke grondbeginzels van<br />

't recht, en de burgers waar naar zich te gedragen.<br />

ZEDEN IN DE VEERTIENDE EN VIJF­<br />

TIENDE EEUWEN.<br />

't V A L T niet gemakkelijk eene naauwkeurige<br />

befchrijving en afbeelding te geven van de zeden,<br />

welke totdat tijdvak behooren. Over't geheel<br />

mogen wij zeggen dat de grootfte hoop van<br />

't menfchdom in Europa, door flavernij dom gehouden,<br />

verflaaft was aan allerleije zoort van ondeugden.<br />

Men maakte veel gebruik van vergiftigingen;<br />

ook waren de oproeren menigvuldig en<br />

verfchrikkelijk. De Slechters in Engeland, de<br />

Lol-


364 H E B E N D A A G S C H E LES VE<br />

Lollards in Duitsland (V), dc Kortjakjes in Frank­<br />

rijk maakten zich fchuldig aan de gruwzaarnfte<br />

fpoorloosheden. Zij, die men deze namen toe­<br />

voegden, waren lieden van den boeren-dand,<br />

die, erger behandeld wordende dan beesten<br />

van hunne onmenfchelijke en wreede meesters,<br />

woedend wierden als leeuwen en alles verfcheur-<br />

den wat hen in den weg kwam. In den adel be­<br />

merken wij een mengzel van hoflijkheid, op­<br />

rechtheid, dapperheid en vroomheid. Alle de<br />

orden der Ridderfchap hadden zich der liefde,<br />

den een of anderen heiligen en de wapenen toe­<br />

gewijd. Gedurende die twee eeuwen waren de<br />

tweegevechten menigvuldig. Koningen en vors­<br />

ten zonden aan elkanderen eene uitdaging voor<br />

't oog van Europa. De Edelen volgden hen na;<br />

en 't gefchiedde meest altoos ter eere van de<br />

eene of andere Jongvrouwe. Veele vrouwen van<br />

die dagen onderfcheidden zich door krijgsdaden.<br />

Joanna d'Arc, of de maagd van Orleans, Joanna<br />

van Blois, Margareta van Montforti Margareta<br />

van Anjou, Maria van Moulina, Ifabella van<br />

Lottharingen alle die heldinnen trokken ten ftrij-<br />

de uit en bellisttcn dikwijls het voordeel van den<br />

dag.<br />

GE-<br />

(\v) Wegens deze Stichters kan men lezen bij H u M E flisi.<br />

jan Groot Brilt. I. D. bl. 237. WENDJEBORN Staat *nz. in<br />

Groot Britt. III. D. bl. 241. En wegens de Lolleris MOSHEIM<br />

Kerk. Uist. I. D. bl. 324.


EES vi. G E S C H I E D E N I S . 365<br />

G E W O O N T E N S .<br />

E E N fchrijver van de veertiende eeuw klaagt<br />

dat de fobere eenvoudigheid de plaats had ingeruimt<br />

voor de weelde, en hij betreurt de tijden<br />

van Frederik Barbarosfa en van Frederik II. toen<br />

binnen Milaan, de hoofddad van Lombardijë, de<br />

rijkfte burgers maar drie malen 's weeks in hun<br />

huishouden vleesch opdischten. De wijn wierd<br />

toen maar van weinigen en in kleene mate genuttigt;<br />

de wasch-kaarsfen waren toen niet bekent,<br />

en een gemeene kaars wierd voor een ftuk van<br />

weelde aangezien. De gegoedde burgers maakten<br />

gebruik van ligte fpaanders, welken hen tot<br />

kaarsfen dienden. Mans en vrouwen hemden waren<br />

van fergie gemaakt en veele van 't geringe<br />

volk droegen in 't geheel geene hemden. De vader,<br />

die bij 't huwelijk zijner dochter'haar een<br />

bruidfchat van vijftig Guldens kon geven, wierd<br />

voor een rijk man gehouden. De dingen zijn<br />

verbazend verandert, voegt dezelfde fchrijver 'er<br />

bij. Menfehen van allerlei rang dragen thans linnen;<br />

de vrouwen gaan gekleed in zijde doffen;<br />

ja, zommige van dezelven toijen zich op met<br />

goud en zilver. De klagten van dien fchrijver<br />

maken ons intusfehen bekent met de gewoontens<br />

van het tijdvak, het welk wij thans bezig zijn te<br />

liefchouwen. Het tafel-linnen was ten zelfden<br />

tijde zeldfaam in Engeland; de wijn wierd enkel<br />

bij de kruidmengers verkogt als een hartverfter-<br />

kend


*66 H E D E N D A A G S C H E EES VE<br />

kend middel. Alle burger huizen in Londen en<br />

Parijs waren van hout; de ftraten in de fteden<br />

waren met geene fteenen gevloert; de fchoorfteenen<br />

had men nog niet uitgevonden; het huishou- ,<br />

den zat in een ruim vertrek bij één rondom een<br />

groot vuur op 't midden van de vloer, en in de<br />

zoldering was een gat, door 't welk de rook<br />

uittrok. De Leenheeren, kerkvoogden en monnikken<br />

leefden nogthans zoo prachtig als de tijden<br />

wilden gehengen.<br />

G O D S D I E N S T E N .<br />

H E T Christendom en het Mahomedaandom<br />

waren de twee godsdiensten, welke in dat tijdvak<br />

in Europa bekent waren. Het heidendom<br />

was eenigen tijd te voren verdwenen.<br />

D E Godsdiénst van Mahomed ftond eens bijna<br />

op 't punt van vernietigt te worden. Er waren<br />

in Egijpten op de kust van Africa en in het kleene<br />

koningrijk van Grenada Mahomedanen, die<br />

van Mahomed afweken. Gengis-khan had het Califfchap<br />

afgefchaft en den mahomedaanfchen godsdienst<br />

door 't geheele Oosten verboden. De overwinningen<br />

der Turken deden dien in Afia herleven,<br />

bragten dien in Europa en met de familie<br />

van Osman verfcheen dezelve op den throon van<br />

Conftantinopole. Tamerlan en zijne Zoons, ijverige<br />

Mahomedanen, zetten dien godsdienst nieuwen<br />

luister bij in 't oosten, en 't Mahomedaandom


EES VE G E S C H I E D E N I S . 367<br />

dom kreeg de overhand van de Ganges af tot aan<br />

de golf van Venetië. Inmiddels ontftond 'er eene<br />

fcheuring in Perfië, welke groote omwentelingen<br />

baarde. Ismaël Sóphi noemde zich een afftammeling<br />

van Ali, des propheets fchoonzoon, verklaarde<br />

de wet van Mahomed bedorven, en zeide<br />

van God op nieuw gezonden te zijn om dezelve<br />

tot hare oorfprongelijke zuiverheid wedertebrengen.<br />

In de daad, dc veranderingen, welke<br />

hij voorftelde, ftrookten met de rede; hij gaf<br />

aan zommige plaatzen van den Coran, welke te<br />

ftreng fcheenen, eene gunstige verklaring; verwierp<br />

de ongerijmdheden der volgeren van Omar,<br />

en verbande alle de overleveringen, welke<br />

aan de Mahomedanen het genot der onfchuldige<br />

vermaken verbood. Hij onderfteunde zijne leer<br />

door een aangenaam voorkomen, door eene natuurlijke<br />

welfprekenheid, door een zachtaartig<br />

gedrag en door geflrenge Zeden. Zijn roem verfpreidde<br />

zich al fchielijk door Afia. Tamerlan<br />

zag en hoorde hem, vatte een hoogen eerbied<br />

voor hem op, en fchonk hem dertig duizend flaven,<br />

uit onderfcheide Landen bijeengebragt. Ismaël,<br />

zich meester ziende van 't noodlot dezer<br />

I rampzaligen, verbrak hunne kluisters, fchonk hen<br />

de vrijheid en deed zijn best om hen gelukkig te<br />

maken; deze vreemdelingen' bewezen hem eene<br />

blinde gehoorzaamheid en hechtten zich aan zijn<br />

toekomend fortuin. Ismaël wagtte flechts op<br />

gunstige omftandigheden om zijne ftaatzucht voorttc-


363 H E B I N D A A I S C Ü E LES VE<br />

tezetten. Deze deden zich niet op onder de onmiddelijke<br />

opvolgers van Tamerlan. Hij hield<br />

zich des te vrede met geboorte te hebben gegeven<br />

aan eene nieuwe lècte. Deze fecte maakte<br />

geenen zichtbaren voortgang onder zijnen zoon<br />

Guines, doch Seik Eidar vatte zijns grootvaders<br />

ontwerpen weder op, onderfteunde die met dezelfde<br />

begaafdheden, bezielde de nieuwe geloofsgenoten<br />

van Sophi op nieuw, en vormde een<br />

foort van heerfchappij in Ardevil, zijn geboorteland.<br />

Deze fecte vermeerderde en deszelfs leerftukken<br />

verfpreidden zich welhaast tot de uitter-<br />

Ite grenzen van Perfië. De vermaarde Usfum<br />

Casfam gaf zijne dochter ten huwelijk aan Eidar,<br />

die in Ardevil woonde zonder pracht, zonder eenige<br />

uitterlijke tekenen van onderfchciding, en<br />

maakte van zijn invloed aan 't hof gebruik om<br />

de ongelukkigen te befchcrmen. Het uitfterven<br />

der mannelijke linie van Usfum Casfam gaf den<br />

Sophi een onbetwistbaar recht tot den throon van<br />

Perfië, doch Rustan nam 'er bezit van, verbande<br />

de fecte van Sophi en bragt deszelfs opperde om<br />

't leven. Twee zijner zonen, die toen nog in de<br />

wieg waren, wierden beveiligt onder de Turken,<br />

en de derde wierd naar 't gebergte van Armenië<br />

vervoerd, van waar hij wel dra roemruchtig te<br />

vooorfchijn kwam om het bloed zijner vaderen<br />

te wreken en om de fecte zijns grootvaders op<br />

den throon van Perfië te plaatzen.<br />

IN


EES V E G E S C H I E D E N I Si $6$<br />

I N dit tijdbedck vertoont het Christendom insgelijks<br />

aan ons een tooneel vah beroertens. De"<br />

oosterfche kerk verdween met het Griekfche rijk;<br />

«n de geestelijkheid verkoos liever zich aan het<br />

Turkfche juk dan aan dat van Rome te onderwerpen.<br />

De donkere wolken, welke zich kort<br />

daar na op een pakten, barstten in een ftorm uit<br />

over de westerlche kerk, in de vijftiende eeuw.<br />

ïn Engeland, onder de regcering van Eduard III,<br />

had Joannes Wicklif, hoogleeraar in de godsgeleerdheid<br />

op de hoogelchoof* van Oxford, dé<br />

fteutheid het ontwerp te vormen om de te hoog<br />

gedegen magt der geestelijkheid te fnuiken. Zij,<br />

die hem in het zelfde fpoor waren voorgegaan,<br />

hadden zich te veel bediend van ijdele vertoogen<br />

en eenen blinden ijver. Wicklif vormde een famenhangend<br />

ftelzel en handhaafde het zelve<br />

door onbeantwoordelijke redenkonstige betoogen.<br />

„ Waarom, zeide hij, matigt de Bisfchop va»<br />

„ Rome zich eene magt aan over zijne broeders?<br />

a, Alhoewel hij 't hoofd der kerke genaamt wor-<br />

„ de, heeft hij volgens de fchrift en rede geene<br />

„ magt over zijne amptgenoten in de bedieninge<br />

te van 't Euaiagelie. Wat recht toch hebben de<br />

É, kerkvoogden om de geloovigen in den kerk-<br />

3, ban te does? Zij behoorden eerst verzekert te<br />

i, zijn dat God een mensch verworpen heeft, al-<br />

„ vorens zij beftaan hem in den kerkban te doenV<br />

„ De magt van de bedienaars des godsdiensts is<br />

« flechts geleeat, en komt hen niet toe dan zoo<br />

Aa ti lang'


§7o H E D E N D A A G S C H E LES VE<br />

„ lang zij deugdzaam zijn. Het onderhoud, aan<br />

„ de herders gegeven, is niet meer dan een zui-<br />

n Vete aalmoes. De geloovigen mogen en behoo-<br />

„ ren de wijk te nemen wanneer de herders hun-<br />

„ ncn dienst onwaardiglijk verrichten." Wicklif<br />

was vooral zeer gebelgt over de pracht en trots­<br />

heid der Pauzen en Bisfchoppen. Moeten de<br />

„ bedienaars van een arm en nederig meester,<br />

„ zeide hij, goud en zilver, flaven en kasteden<br />

„ bezitten, en een vermogen hebben, het welk<br />

„ zij als dwingelanden uitoeflenen? Deze ver-<br />

„ fchrikkelijke misbruiken zijn te wijten zoo wel<br />

„ aan hen, die dezelven begaan als aan .hen, die<br />

„ dezelven dulden. Vorsten, die zich tegen die<br />

„ overheersfchingen der geestlijkhcid verzetten<br />

„ en haar dezelve ontnemen, handelen overeen-<br />

„ komstig de inzichten van den goddelijken wet-<br />

„ gever." Hij tastte insgelijks de monnikken or­<br />

de aan, om dat zij de maatfehappij van de hei­<br />

lige plichten van hare leden beroofden, en een<br />

gedeelte der toekomende gedachten in de golf<br />

des ongehuwden ltaats bedolven. Ten aanzien<br />

der leerftellingen van de Roomfche kerk beweer­<br />

de hij, dat het Sacrement van 't heilige avond­<br />

maal noch het lichaam noch het bloed inhield<br />

van Jefus Christus, dat het niets anders is dan<br />

een bewijs van zijne goedheid en liefde en eene<br />

herinnering van de zegeningen van 't Euangelie;<br />

dat de biegt eene nuttelooze plechtigheid is; dat<br />

een oprecht berouw het ecnigfte is, 't geen ons<br />

be-


ia vr. G E S C H I E D E N I S S?{<br />

behaaglijk kan maken bij het Opperwezen.' Da<br />

leerftcllingen van Wicklif komen over een metX<br />

rede en godsdienst. Een wijle tijds durfde hij<br />

dezelve flechts heimelijk verfpreidcn; maar toen<br />

de hoogefchool zijne leer had aangenomen, ver­<br />

liet hij Oxford om zijne gevoelens door ganscK<br />

Engeland te verkondigen. Zijne welfprekenheid,<br />

geleerdheid cn zuivere zeden verwierven hem<br />

wel rasch een, aantal discipelen. Dit baarde on­<br />

gerustheid bij de gcéstlijkheid en de Engelfche<br />

hervormer wierd gedagvaart voor den geduchtcn<br />

rechterftoe! des kerkelijken opperhoofds. Magti-<br />

ge befchermers fielden zich voor hem in de<br />

bresfe. Eduard III. onderfleunde hem in 't hei­<br />

melijke, en de hertog van Lancaster, die gedu­<br />

rende de minderjarigheid van Richard II. het be­<br />

wind voerde, befchermde hem openlijk. Dus,<br />

in weerwil van den donder der geestlijkheid bleef<br />

Joannes Wicklif voortvaren met prediken ten<br />

«inde zijne leerflellingen in Engeland te vestigen,<br />

alwaar.hij in vrcede onder de ledematen zijner<br />

kerke van Lutterworth ftierf. Richard, den<br />

throon beklommen hebbende, had geen moed of<br />

ziel genoeg om 's pauzen aanzoekingen van de<br />

hand te wijzen, 't gebeente van den eerwaardi-<br />

gen Wicklif wierd opgedolven én verbrand, en<br />

deszelfs navolgers wierden verbannen en ver­<br />

volgt. Omftreeks den zelfden tijd, baande zijne<br />

gevoelens zich den weg in een ander gedeelte<br />

van Europa. Een Boheemsch heer, die op de<br />

Aa a


f<br />

S 7S H £ D E N D A A ft S C H E tES VI.<br />

ftudie te Oxford was, las en vond fmaak in de<br />

boeken van Wicklif. In zijn eigen land te rug<br />

gekeerd zijnde, vertoonde bij dezelven aan Jan<br />

Hbs en Hieronimus van Praag, die onmiddelijk<br />

de gevoelens van. den Oxfordfchen hoogleeraar<br />

aannamen. Deze zijn de beide doorluchtige<br />

vrienden, die voor de kerkvergadering te Conftance<br />

verfchenen, veilig, gelijk zij meenden,<br />

door keizer!Sigismond's vrijgeleide, doch de keizer,<br />

tegen waarheid, godsdienst en eer aan, brak<br />

zijn keizerlijk woord, en de kervergadering doemde<br />

hen ter vlammen; hunne leerftellirtgen ftierven<br />

echter niet met hen. De barbaarfche Sigismond<br />

bediende zich te vergeefsch van pijnigingen<br />

en den dood tegen de navolgers van Zisca.<br />

Deze gevoelens bleven in de gemoederen dei-<br />

Bohemers verborgen en wij zullen in het volgende<br />

tijdvak zien hoe zij uitfpruitende, zich ontwikkelden<br />

en de gewichtigde omwenteling voortbragten.<br />

EENE verfcheidenheid van ongerijmde Roomsch<br />

Catholijke Sectarisfen kwam in het tijdvak, het<br />

welk wij thans bezig zijn te befchouwen, te<br />

vobrfchijn. Bij voorbeeld de Geesfelaars, die<br />

zich verbeeldden dat de waterdoop, van geen<br />

kracht was, em hunne eenige hoop van zaligheid<br />

fielden in 't geloof en in 't geesfelen hunner lighaamen.<br />

In gevolge van dit verkeerd begrip,<br />

gingen deze dweepers in procesüe half naakt, met<br />

ecu


EES VI. C E S C K U Ï E S I S , « 7 3<br />

een geesfelroede in de hand, waarmede zij hun­<br />

ne naakte lichamen zodanig teisterden, dat het<br />

bloed hen langs de lendenen liep, en dit deden<br />

zij openlijk op ftraat met niet minder' onbetaam-<br />

lijkheid als woede. Ook verfcheen 'er eene Sec-<br />

te van Perfectionarisfen, Begutirdi genaamt, de­<br />

ze, om tot volmaaktheid te komen en geheel<br />

vlekkeloos te worden, bedienden zich van de<br />

ongerijmdde en ' onbetaamlijkde middelen. De<br />

Buchaniten fchijnen eenige van derzeiver onge­<br />

rijmdheden te hebben overgenomen. Dc Duit­<br />

fche Picard waande te bewijzen uit de heilige<br />

Schrift, dat alle vrouwen gemeen moeten zijn;<br />

eenige Franciscaner monnikken roemden dat dc<br />

Heilige Franciscus uit den hemel een volmaakter<br />

Euangelie dan dat van Jefus Christus, op aarde<br />

had medegebragt; anderen hielden onverzettelijk<br />

ftaande dat hun voedzel, zelfs wanneer zij 'er geen<br />

gebruik van maakten, aan den paus behoorde;<br />

anderen hechtten hunne zaligheid aan eene graau-<br />

we of zwarte pijë, aan ééncn meer of min wijden<br />

mantel, aan ééne meer of min gepuntte monniks­<br />

kap. Deze dwaze of dolle menfehen leveren ons<br />

een bewijs op tot welke uitlporigheden het men-<br />

fchelijk verdand kan overflaan. Alle deze dwee­<br />

pers hielden hunne belachlijke gevoelens ftaande<br />

met eene bijkans onbegrijpelijke ftijfhoofdigheid.<br />

Ondertusfchen was die dwazen hoop, welke we­<br />

zenlijk medelijden verdiende, blootgeftelt aan al­<br />

le dc woede der vcrvolginge. In alle koningrij-<br />

Aa 3 keq


H E B E N^B A A G S C H E LES VE<br />

ken van Europa wierden houtmijten aaugeftoken,<br />

en duizende hunner wierden ten vure gedoemt,<br />

om geen ander misdrijf, dan om dat zij krankzinnig<br />

waren. Dc zaak van de monnikskap kostte<br />

veel minderbroeders in Italië, Duitschland en<br />

Frankrijk het leven. Paus Johannes XXII. zeide<br />

ernstig: dat de befmetting eeniglijk te vuur en<br />

te zwaard kon genezen worden. De ellendige<br />

Joden wierden insgelijks de woede der tijden gewaar;<br />

men nam hen hunnen rijkdom af; men<br />

dreef hen uit hunne woonplaatzen, kwelden hen<br />

waar men hen ook aantrof; ja, menigmaal en<br />

wierden zij ter dood gepijnigt onder de beuzelachtigde<br />

voorwendzels en enkel op geruchten<br />

van hooren zeggen. Men betichtte hen met den<br />

fchielijken dood der vorsten; zij wierden gezegt<br />

de oorzaak te zijn der befmettelijke ziektens;<br />

men befchuldigde hen van tooverij en betoovering,<br />

als mede dat zij de fonteinen en waterputten<br />

vergiftigden, den fpot dreven met de gewijde<br />

hoofddoffen, en Christen - kinderen offerden;<br />

van deze en dergelijke lasteringen bediende men<br />

zich om de ongelukkige Joden allerlei wreedheid<br />

en geweld aantedoen. De Joden waren een vlijtig<br />

en nijverig volk; zij wierden voor rijk gehouden,<br />

en de grooten zoo wel geestelijken als<br />

leeken dookten het gemeen op tegen de afflammelingen<br />

van Abraham, ten einde zich te verrijken<br />

door derzeiver verwoestinge.<br />

DE


EES VI.- G E J C H I I I I N I J , 3^<br />

, DE uitrocijing van dc orde der Tempelieren<br />

maakte in dat tijdvak de gewichtigfle gebeurte­<br />

nis uit. Negen honderd ridders wierden bij twee<br />

rechtdags-zittingen verbrand. De grootmeester<br />

dier ridder-orde en de broeder van een oppcr-<br />

magtig vorst eindigden in de vlammen hun le­<br />

ven. Het plechtig rechtsgeding tegen die orde<br />

gehouden, onder het beduur van Philippus den<br />

fchoonen en Paus Clemens V, eene menigte van<br />

getuigen, die tegen hen opkwam, de bekentenis<br />

van veelen der befchuldigden zelf, alle die om-<br />

dandigheden famengenomen fchijnen een bewijs<br />

te zijn van de grouwzame misdaden, welke men<br />

hen te lasten leide en rede te geven van de ge-<br />

ftrengheid, waar mede men hen behandelde. Er<br />

is nogthans veel ten voordeele hunner onfchuld<br />

intebrengen. De Tempeliers, gelijk dc vrije met,<br />

zeiaars van later dagen, konden een vorm van<br />

inwijing hebben bijzonderlijk voor hunne orde<br />

gefchikt, en dewijl die orde gedeeltelijk krijg,<br />

matig gedeeltelijk godsdienstig was, moeten hun­<br />

ne plechtigheden ook van den zelfden aart ge­<br />

weest zijn. De plechtigheid, met welke zij in­<br />

gelijfd wierden, was aan de wereld onbekend,<br />

Wanneer nu een maatfehappij alle hare zaken<br />

met de uitterfte geheimhouding verricht, wan­<br />

neer dezelve niet duit dat men de minde kennis<br />

van hare verrichtingen bekome, dan na dat men<br />

een harer leden geworden is, zullen die genen,<br />

die geerne de geheimen wenfehen te weten, doch<br />

Aa 4 jjje t


576 H E B I N B A A C J C H E LES VL<br />

niet achter dezelven kunnen komen, ligt beflui-<br />

ten 'er alles kwaads van te zeggen. De vrije<br />

metzelaars worden gebrandmerkt als lieden, wier<br />

" plechtigheden en ftelregels ongerijmd en verfoei­<br />

lijk zijn; doch zulks gefchied enkel door lieden,<br />

die onkudig zijn van het ontwerp naar 't welk<br />

de vrij metzelaars handelen. Op dezelfde wijze,<br />

wierdea de Tempeliers vcrfchrikkelijke gruwel­<br />

daden aangewreven. Men befchuldigde hen dat<br />

zij de Candidaten, die-zich bij hen aanboden,<br />

noopten den Christelijken godsdienst aftezwee-<br />

ren, eerdienst te bewijzen aan een verguld hoofd<br />

't welk op vier voeten verheven was, met ande-r<br />

ren te bedrijven, en toeteftaan dat anderen met<br />

hen bedreven een misdaad, welke te noemen,<br />

het bloed in de aderen doet dollen; een misdaad<br />

die niet dan door den overgegevenden booswigt<br />

kan geplcegt worden. Wij behoeven niet te<br />

twijvelen of rijke en magtige monnikken kunnen<br />

fchraapzugtig, onrechtveerdig en overgegeven<br />

zijn aan alle zinnelijke vermaken, en in zich ver-,<br />

eenigen de wreedheden en losbandigheid des<br />

krijgsman* en de onverzaadelijke zucht naar goud.<br />

Maar hoe kunnen wij gelooven dat Heeren zich<br />

zouden hebben begeven in eene orde, in welke<br />

zulke grouwzame eerloosheden tot een wet wa­<br />

ren geworden? De bekentenis van fommigen dier<br />

ongelukkige ridders bewijst niets; want het is te<br />

wel bekent dat de vrees voor pijniging of de<br />

hoop van 't leven te behouden, menigmaal den<br />

on-


EES vr. G E S C H I E D E N I S . $77<br />

onfchuldigen genoopt hebben zich fchuldig te<br />

verklaren; doch men heeft tevens gezien dat zij,<br />

die tot die zwakheid vervielen, in het oogenblik<br />

des doods alles herriepen. De verklaring des<br />

Grootmeesters wegens de onfchuld zijner orde,<br />

was gewis van groot gewigt, zoo wij acht geven<br />

op den tijd, in welken hij die verklaring<br />

deedt. De rechters wilden op voorwaarde van<br />

vergiffenis gehad hebben dat deze eerwaardige<br />

grijsaart zich fchuldig verklaarde; doch Johannes<br />

van Molaij en Guij, broeder des Dauphijns van<br />

Auvergne, betuigden plechtiglijk, dat hunne orde<br />

onfchuldig was en riepen de wraak des hemels<br />

uit over hunne vervolgers., Zeker is het<br />

dat zij de wreedflre pijnigingen ondergingen en<br />

dat hunne nagelaten goederen als een roof onder<br />

hunne vervolgers verdeelt werden. De meeste<br />

landerijen, welke aan deze orde behoorden, wierden<br />

gegeven aan da Hospitaier-Ridders, die men<br />

toen Ridders van Rhodes noemden. De koningen<br />

van Castillië en Arragon maakten zich meester<br />

van 't gene de Tempeliers in derzeiver daten<br />

bezaten en gaven 'er een gedeelte van aan<br />

de ridders van Calatrava. Philippus de fchoone<br />

kreeg tweemaal honderd duizend Livres en wij<br />

mogen wel gelooven dat de Paus zich, bij het<br />

verdeden van den buit, niet zal vergeten hebben.<br />

Aa 5 DE


378 H E D E N D A A G S C H E LES VE<br />

D E A L G E M E E N E GEEST.<br />

D E geest van dat tijdvak was geenzins die<br />

der gezonde wijsbegeerte of des zuiveren Godsdiensts.<br />

't Was het gemeene volk alleen niet,<br />

het welk bekrompen, bijgeloovig en ongerijmd<br />

dagt; mannen, aanzienlijk om hunne waardigheden,<br />

mannen, die in kundigheid uitmuntten, ja<br />

zelfs ganfche maatfehappij en, die anders achtingswaardig<br />

waren om hun verftand, waren<br />

fterk bezet met de vooröordeelen dier tijden.<br />

De aannadering van een ftorm deedt den grooten<br />

Eduard beiluiten vrede te maken, om dat hij het<br />

onweder befchouwde als eene bedreiging des hemels.<br />

Een wonder van dergelijken aart wederhieldt<br />

Karei V. zijn volk een' drukkende en onbillijke<br />

belasting opteleggen. Philippus, de lange,<br />

verlangde te weten of zijn vrouw hem getrouw<br />

en of de jonge prins wezenlijk zijn zoon<br />

ware. Hij zond ten dien einde iemant uit om te<br />

raadplegen met eene vlaamfche vrouwe, die voor<br />

eene prophetesfe gehouden wierd en wier antwoord<br />

hem gerust delde. Een zeker bisfehop<br />

van dien tijd, vermaard om zijne kunde, liet<br />

zich ernstig aldus uit: dat zekere nonnen zoo gemeenzaam<br />

met duivels waren, dat zij dezelven<br />

aanzagen en aanraakten zonder de minde vrees.<br />

Het Parlement van Parijs verwees de vrouw en<br />

dochter eens edelmans tot den brandflapel, om<br />

dat zij zich met tooverij hadden bezig gehouden.<br />

Paus


EES VX. C E S C H I E B E N 1 S. 37»<br />

Paus Johannes XXII. een famenzweering tegen<br />

zijn leven ontdekt hebbende, verzogt . aan de<br />

Gravinne van Foix dat zij hem een ftukje van<br />

een flang wilde bezorgen, 't geen men zeide een<br />

voortreffelijk tegengift te zijn. Wij vinden in<br />

de brieven van dien Paus een omftandig verflag<br />

van veelerlei zoort van tooverijen, welke in zijn<br />

tijd plaats hadden en in welke hij onverzettelijk<br />

geloofde.<br />

W E T E N S C H A P P E N .<br />

D E ftoute en onderneemende geest der Portugeezen<br />

maakte fnelle vordering in de zeevaartkunde.<br />

Zij ontdekten aan Europa het eiland<br />

Madeira, de eilanden van de groene kaap en de<br />

kust van Guinea. Langs de Afrikaanfche kust<br />

heenzeilende, liepen zij dat uitgeftrekte vaste<br />

land af, het welk zich van de ftraat van Gibraltar<br />

tot aan geene zijde van Zara .uitbreid. Zij<br />

maakten een einde van de vooröordeelen, welke<br />

tot dien tijd den voortgang der fcheepvaart gefluit<br />

hadden. Tot daar toe had men op dc reizen<br />

van 't westen of zuiden geen gebruik gemaakt<br />

van het Zee-compas. De Europanen verbeeldden<br />

zich dat 'er westwaards een onpeilbaren<br />

oceaan lag, aan welken geen grenzen waren, of<br />

een vlak rond, welks unterfte eindigde'in eene<br />

eindelooze diepte. Zij geloofden dat de genen,<br />

die zuidwaards zeilden, verplicht waren geftadig<br />

te klimmen tot dat zij de Linie bereikten, dat'<br />

aan


380 H E B K N D A A G S C H E EES VI.<br />

aan gene zijde der linie eene fnelle helling was,<br />

welke hen eensklaps naar eenen vreeslijken afgrond<br />

heen voerde. Naar hunne nieening was<br />

de verzengde luchtftreek onbewoonbaar, waar de<br />

zeeën door de hitte der zon tan naasten bij<br />

moesten uitgedroogt of kokende zijn. De lezer<br />

kan, gewis, niet onkundig zijn, met welke behendigheid<br />

cn volftandigen vlijt Hendrik van Portugal<br />

dc vooröordcelen zijner onverlichte eeuw<br />

te boven kwam.<br />

D E vorderingen der fcheepvaatt vermeerderden<br />

den koophandel. Lisfabon wierd de rijkfte<br />

ftapelplaats in Europa. De Venetianen, Genuëfen<br />

en Florentijners dreven den handel van de<br />

Levant, en dc Ilanze-ftcden dien van de Noordzeeën.<br />

Engeland begon een fcheepsmagt te vertoonen<br />

en deszelfs wol was bereids een voornaam<br />

artijkel van uitvoer geworden. De Nederlandfche<br />

fteden waren vermaard door hare weefgetouwen<br />

van Lakens, kamclotten en behangzel fabrieken.<br />

DE hoogefchoolen bleven voortbloeijen. Die<br />

van Oxford onderlcheidde zich in dc Godsgeleerdheid,<br />

die van Bologne in het burgerlijk<br />

recht, die van Montpellier in de Geneeskunde<br />

cn de hougeichool van Parijs, waar alle wetenfehappen<br />

bloeiden, wierd voor de eerfte in Euïopa<br />

gehouden. De Gefchiedfchrijvers verhalen<br />

•ris g


LES vr. G E S C H I E D E N I S . 381<br />

ons, dat twintigduizend ftudenten, zoo inlanders<br />

als uitheemfche, te gelijker tijd zich aan die<br />

hoogeichool bevonden. De rector dier hoogefchool<br />

wierd dezelfde eer bewezen als een prins<br />

van den bloede; zijne gevolmagtigden hadden<br />

zitting in de algemeene ftaten, het recht, om in<br />

's konings tegenwoordigheid vertogen te doen,<br />

en hunne tegenkanting wierd van groot aanbelang<br />

gehouden. De godsgeleerdheid nogthans,<br />

welke op die fcholen onderwezen wierd, was<br />

verre af van nuttig te zijn. De ernsthaftigfte<br />

hoogleeraaren verbeuzelden hunnen tijd met de<br />

duisterde en kinderachtigfte vragen. Of de maagd<br />

Maria onzen gezegendem Heiland ontvangen had<br />

in of buiten de erfzonde, was eene vraag, welke<br />

de geleerden eene halve eciiw bezig hield; of<br />

het bloed, welke uit de zijde van Jefus Christus,<br />

gedurende zijn lijden, vloeide, verè'enigt bleef<br />

aan zijne godheid? Het zien van Gods aangezicht<br />

was al mede een onderwerp van twist, en Paus<br />

Johannes XXII. wierd door de hoogefchool van<br />

Parijs voor een ketter gehouden om zijne Helling,<br />

dat de zalig - afgettorvenen het godlijk wezen<br />

of God van aangezichte tot aangezichte niet<br />

zullen zien voor den dag der algemeene opftandinge.<br />

DE Rechtsgeleerdheid hield zich zelve ftaande<br />

in Italië door de begaafdheden van Durand en<br />

Francois Aretiju; in Engeland door die van Little-


H E D E N D A A G S E HÈ LES VE<br />

leton en Hom, en in Frankrijk door Cugniers en<br />

Raoul. De geneeskunde maakte in dat tijdbeftek<br />

weinige vordering. Een Italiaan deedt dezelve<br />

eenigzins herleven omtrent het einde van de vijftiende<br />

eeuw. De fcheikunde maakte een fnellen<br />

voortgang. Raijmond Lullij en Nicholas Flamel<br />

waren vermaarde fcheikundigen en verbeterde die<br />

wetenfchap aanmerkelijk. Muller, een Duitfcher,<br />

vertaalde de Almagest van Ptolomeus in 't Latijn<br />

en verdreef gedeeltelijk de duisternis, welke de<br />

darrekunde bedekte. Men begon les te geven in<br />

de flag-ordening, en de krijgskunde wierd tot beginzels<br />

gebragt. Karei de ftoute, hertog van<br />

Burgundië, bragt deze omwenteling te weeg. Alle<br />

de gefchiedfchrijvers van die tijden hebben<br />

veel van 't wonderbaarlijke, fchoon wij (dit utigezonderO<br />

zeer veel goede hoedanigheden in hen<br />

befpeuren.<br />

TERWIJL de wetenfehappen in 't algemeen<br />

zoo traag in hare beweging waren; terwijl de<br />

natuurlijke wijsbegeerte geheel onbekent was, en<br />

de gezonde zedenkundige wijsbegeerte bedolven<br />

lag onder een hoop bijgeloovige dwalingen, namen<br />

de fraije letteren eensklaps eene fnelle vlucht.<br />

De wijzen van Griekenland, die de befchaafde<br />

geleerdheid ceffenden, verfchrikt door de gedurige<br />

ftormen, aan welken hun land was blootgelïeld,<br />

door de heerschzucht der vorsten, dc<br />

dweeperij der priesteren en de veroveringen der<br />

Tur-


EES VE G E S C H I E D E N I S . 383<br />

Turken, zogten een' fchuilplaats in Italië, om aldaar,<br />

in vreede, het vermaak hunner letteroeffening<br />

te kunnen achtervolgen. Deze vreemdelingen,<br />

die geerne wenschten achting te verwerven<br />

door nuttig te zijn, openden fchoolen, onderwezen<br />

in de Griekfche en Latijnfche talen, en door<br />

hunne leerlingen bekent te maken met de fchriften<br />

der groote mannen van oud Rome en Athcenen<br />

, ontvonkten zij den fmaak voor de befchaafde<br />

Letterkunde, aan welke Europa eeuwen lang<br />

geen kennis had gehad. Uit deze fchoolen kwamen<br />

fpqedig veelen te voorfchijn, die in de talen<br />

van Demosthenes zuiver en cierlijk fchreven.<br />

Doch de Italianen, behalven 't beoeffenen der,<br />

geleerde talen, lagen zich zeiven insgelijks toe<br />

op 't befchaven hunner eige taal, welke door<br />

eenige eerfte vernuften, als Dante, Petrarcha en<br />

Bocacio, tot eenen hoogen graad van volkomenheid<br />

gebragt werd. Frankrijk bewonderde de geleerdheid<br />

en fmaak van Italië en deedt eenige<br />

pogingen om dezelven op Franfchen grond overtebrengen;<br />

doch die pogingen vielen niet gelukkig<br />

uit; de Franfche taal bleef barbaarsch, in<br />

weerwil der voortbrengzelen' van fommige Franfchen<br />

van fmaak.<br />

HET zuide van Frankrijk bleef de provenfale<br />

taal beöeffenen. Touloufe was het middenpunt<br />

van geest en vernuft, en in die ftad wierd de<br />

cerfte Akademie in Europa gefticht. De vlijt 'van<br />

Bu-


584 H E B Ï N B A A (tSCMB LES VI.<br />

Burij van Angerville en de voortbrengzels van<br />

den dichter Chaucer deeden den fmaak voor de<br />

letteren in Engeland herleven. ,<br />

SCHILDER- Beitel- cn Bouwkunde bleeven<br />

in Italië bloeijen. Cimabuc, die den grondflag van<br />

de fchool van Florence lag, maakte veele uitmuntende<br />

fchilders, bijzonderlijk Leonard de Vinei,<br />

die zelf groote meesters in de kunst vormde.<br />

Anthonius de Mesiina was de eerde Italiaan, die<br />

in olieverf fchilderde, e» Bellin, die hem het<br />

geheim ontdal, lag den grondflag van de Venetiaanfche<br />

fchool; de beide van Eiken deeden hun<br />

land dezelfde eer aan door 't ftichtcn van de<br />

Vlaamfche fchool. Tada, Pizani, Donato waren<br />

beruchte beeldhouwers. Nicholaas de Pila verfierdc'<br />

Florence met die vermaarde kaijen langs<br />

de rivier, doende dezelven pronken met de ftandbeelden<br />

van hun, die de weldoeners zoo van de<br />

ftad als van den bouwkunstenaar geweest hadden,<br />

als mede Calendrio, die het ontwerp maakte<br />

van het paleis van S R<br />

. Markus te Venetië.<br />

H E T Zee-kompas wierd omtrent het ehade der<br />

dertiende eeuw uitgevonden, en aan deze zeer<br />

nuttige ontdekking is te danken den verbazenden<br />

voortgang, welke de zeevaart en de landbefchrijving<br />

gemaakt hebben: met dit kompas en<br />

de daar toe behoorende beftreken naaide kan de<br />

veeman zijn weg vinden, op onbekende zeeën<br />

zei-


EES vr. G E S C H I E D E N I S * 385<br />

zeilen en de wijdafgelegenfte deden des aardbols<br />

bezoeken. Het was in den loop van dat tijdvak<br />

dat een zilvcrfinit te Florence de plaat -fnijkonst<br />

uitvond. Bij alle deze ontdekkingen mogen wij<br />

' nog voegen de hernieuwing der konst van in<br />

deen te graveeren, welke konst meer dan tien<br />

eeuwen was verboren geweest. De uitvinding<br />

der brillen, de inrichting der Briefposten, der<br />

wisfelbrieven en vooral de uitvinding van het<br />

buskruit, het welk Europa verfchuldigt is aan<br />

Bartholdus Schwartz, een Duitsch Franciscaner<br />

monnik*<br />

T A M E R E A N.<br />

TAMERLAN of Timur, een afftammeling<br />

van Gengis-khan, was geboren in Usbecs Tartanje,<br />

in het jaar 1357 der Christen tijdrekening,<br />

Hij wierd een berucht veroveraar; zonder den<br />

geboren erfgenaam eens koningrijks of zelfs eeri<br />

prins te zijn, bragt hij zoo veele onderfebeide<br />

natiën onder als Alexander of Gengis-khan.<br />

Perfie cn Indië verovert hebbende, viel hij, bij<br />

zijnen te rug tocht, op Sijrië aan, en naimDamascus<br />

in. In den loop der overwinninge ver-*<br />

zogt dc Griekfche keizer, die te vergeefsch de<br />

Christen vorsten om bijftand gevraagt had, hulp<br />

Van hem tegen Bajazet, terwijl te gelijken tijde<br />

vijf Mahomedaanfche vorsten, die door Bajazet<br />

van hunne ftaten berooft waren, bijftand van<br />

den Tartaar fineekten.


386° H E D E N E A A G S C H E LES VI.<br />

T A M E R L A N voldeet aan hun verzoek; maar<br />

overeenkomstig het recht der volkeren, zondt hij<br />

afgezanten aan Bajazet, om hem te verzoeken<br />

het beleg van Conftantinopole optebreken, en<br />

recht te laten wedervaren aan die genen, wier<br />

ftaten hij had ingenomen. Bajazet ontving de<br />

boodfchap van Tamerlan met gramfchap en verachting.<br />

De Tartaarfche vorst verklaarde den<br />

Turk het oorlog en trok tegen hem op. Bajazet,<br />

het beleg van Conftantinopole opgebroken<br />

hebbende, trok Tamerlan te gemoet. De beide<br />

krijgshelden ontmoetten malkanderen tusfehen<br />

Cefarea en Anoijra, daar een der gedenkwaardigfte<br />

velddagen geleverd wierd, van welke de gefchiedenis<br />

ooit gewaagde.<br />

TAMERLANS oude krijgsbenden, gewoon te<br />

overwinnen, gaven, na een' der hardnekkigfte<br />

gevechten, den nederlaag aan het leger van Bajazet,<br />

een leger, het welk over de ftrijdbaarfte<br />

krijgsknegten der Europafche vorsten had gezegepraalt.<br />

Het is waarfchijnlijk dat de Tartaren<br />

en Turken beide in dezen veldflag gebruik maakten<br />

van gefchüt. Mustapha, de oudfte zoon van<br />

Bajazet, fneuvelde al ftrijdende aan 's vaders zijde,<br />

en Bajazet zelf met één zijner andere zoonen,<br />

Mula genaamt, werd krijgsgevangen gemaakt.<br />

DE Turkfche jaarboeken zeggen: dat Tamerlan


EES vx. G E S C H I E D E N I S , 357<br />

lan Bajazet in eene ijzere kouw opfloot, en dat<br />

de Turkfche Sultans nooit trouwen om dat de<br />

Tartaar iets onbetaandijks aan de vrouw van Bajazet<br />

voordelde. Zulke verdicbtzels zijn niet<br />

overeentebrengen met de edelmoedigheid, welke<br />

de Turken zelf aan Tamerlan toeëigenen. Zij<br />

verhalen dat de overwinnaar, teBurfa in Bithinië<br />

zijnde, aan Soliman, den zoon van Bajazet, een<br />

brief fchreef in den ftijl eens waren helds.<br />

„ Geerne, zegt Tamerlan daar in, zoude ik ver-<br />

„ geten de vijand geweest te zijn van Bajazet.<br />

„ Ik zal des' vaders leven voor zijne kinderen<br />

„ fparen; dat zij zich verlaten op mijne goeder-<br />

„ tierenheid. Ik houde mij te vreden met de<br />

„ behaalde overwinningen, en laat mij niet ver-<br />

„ lokken door de nieuwe voordeden eener on-<br />

„ ftandvastige fortuin." Doch geen antwoord<br />

van Soliman bekomende, maakte hij Mula tot<br />

Sultan, zeggende tot hem, „ ontvang het erf*<br />

„ deel uwes vaders! een vorstelijke ziel Weet<br />

„ koningrijken te veroveren en hoe dezelven<br />

„ wegtefchenken."<br />

TA ME RL A NS veroveringen ftrekten zich tert<br />

naasten bij zoo ver uit als die van Gengis-khan.<br />

Hij maakte Samarcande tot den zetel zijns rijks.<br />

Aldaar ontving hij de hulde van veele cijnsbare<br />

Afiatifche vorsten. Om zijne overwinningen te<br />

vieren, gaf Tamerlan, in navolging van Gengiskhan,<br />

een zegepralend feest, omftreeks het be- •<br />

Bb a gin


38o H E D E N D A A G S C H E LES VI.<br />

gin der vijftiende eeuwe, waarin al de praal eener<br />

Barbaarfche pracht uitblonk. Alle de ftandsperfonen<br />

zijner heerfchappijen, alle ambachtslieden,<br />

ieder met de tekens zijn's handwerks, togen<br />

in monftering voor hem heen: en alle jongelingen<br />

en jonge dochters wierden ieder, naar eige verkiezing,<br />

op den zelfden dag in 't huwelijk verbonden.<br />

Tamerlan ftierf in eenen gevorderden<br />

ouderdom, na zes en dertig jaren geregeert te<br />

hebben. Gelukkiger dan Alexander in de duurzaamheid<br />

zijns aardfchen levens en in het getal<br />

zijner kinderen, maar beneden den Macedonifchen<br />

held, die verfcheide fteden ftichtte, daar Tamerlan<br />

'er veelen verwoestte. Tamerlan was een<br />

heiden, doch verdraagzaam in zijne grondbeginzels;<br />

hij liet aan een iegelijk de vrijheid God<br />

naar eige denkwijze te dienen, niet willende dat<br />

'er een gewetensdwang zou plaats hebben of dat<br />

iemand om deszelfs geloof zoude vervolgt worden.<br />

Tamerlan was ongeletterd, doch liet aan<br />

zijne kinderen eene geleerde opvoeding geven.<br />

De beruchte Oulougbeg, die hem opvolgde,<br />

ftichtte eene Akademie van wetenfehappen te Samarcand,<br />

liet de grootte van de aarde opnemen<br />

en maakte fterrekundige tafelen. Thans heeft Samarcand<br />

deszelfs vorige grootheid en wetenfehappen<br />

verloren. Het land der Ulbecfche Tartaren<br />

is op nieuw barbaars en onbefchaaft geworden.<br />

Ds


EES VI. G l S C H I I B I S l S , 389<br />

D E T U R K E N .<br />

DE Turken fchikten zich niet naar den godsdienst<br />

en de zeden der overwonnenen. Zij wilden<br />

den Mahomedaanfchen godsdienst niét afftaan<br />

voor het Christendom, noch afgaan van de wetten<br />

en gewoonten*, welke zij in hunne overwinningen<br />

aangekleeft hadden. In dc uitdceling der<br />

veroverde landen volgden zij het Leen-geipanfchap<br />

maar behielden dc krijg.-diensten en van<br />

dat ftelzel zijn zij tot op heden niet afgeweken.<br />

De Grieken, die onder het Turkfche bewind<br />

ftaan, leven eenigzins in verdrukking, doch zijn<br />

niet flaafs. Zij hebben hunnen eigen godsdienst<br />

en wetten. Doch Griekenland, eenmaal het land<br />

der helden, dat zoo veele groote mannen in allerlei<br />

konsten en wetenfehappen opleverde, is<br />

onder het krijgsbewiad der Turken tot Barbaarsheid<br />

vervallen, zoo dat de hedendaagfche Grieken,<br />

in hoedanigheid en karakter, juist het omgekeerde<br />

van de oude Grieken zijn.,<br />

DE Turken genieten onder hunne krijgsmatige<br />

regcering zekere vrijheid, doch die verre beneden<br />

de onze is. Onder hen zijn geene onderfcheiden<br />

ftanden, dan welke uit derzeiver bedieningen<br />

Ipruiten. Hunne zeden zijn bars, hoogmoedig<br />

en verwijfd, hun trots is uittermatg.<br />

Aan hunne onkunde kan men de verachting toe*<br />

fchrijven, welke zij voor andere volken hebben.<br />

Bb 3 De


390 H E D E N D A A G S C I I E EES VE<br />

De Turkfche Sultan is een willekeurig vorst,<br />

doch bij omwenteling van fortuin, ftaat hij bloot<br />

van door een verwoed krijgsvolk onthroont en<br />

vermoord te worden. De vrees is een fterker<br />

teugel voor de Turkfche keizers dan de wetten<br />

van den Koran. Volftrekt meester in zijn ferrail,<br />

meester van 't leven van alle de genen, die<br />

eenige ftaats-bediening bekleeden, moet hij zich<br />

echter onderwerpen aan de gewoontens van 't<br />

rijk. Hij kan de belastingen niet vermeerderen<br />

noch zoude hij beftaan durven aan 's Lands gelden<br />

te raken. Een Turksch Sultan is een traag,<br />

werkeloos welgevoederd en achteloos fterveling.<br />

De zorg van 't bewind komt aan op den groot<br />

Vifir of eerden ftaatsdienaar, en de koord of<br />

ballinglchap is vaak de belooning voor zijnen<br />

arbeid. De Turken behouden een grooten eerbied<br />

voor 't gedacht van Osman. Verfcheide regeerende<br />

keizers zijn ontthroont geworden en ter<br />

dood gebragt; maar geen voorbeeld is 'er dat de<br />

kroon in eene andere familie overging, weshalven<br />

de inwendige ftaatsinrichting niets te duchten<br />

heeft van eene omwenteling ten voordeele eens<br />

vreemden. Het Ottomanifche rijk Wierd gevestigt<br />

door kracht en geweld en de twisten der<br />

, Christen vorsten hebben, tot hier toe medegewerkt<br />

om 't zelve in ftand te houden. De Turken<br />

waren een geruimen tijd een ruw volk gehecht<br />

aan woeste gewoontens, doch hunne zeden<br />

zijn, federt het begin der tegenwoordige eeuw,<br />

ee-


EES VI. G E S C H I E D E N I S . 391<br />

eenigzins befchaafder geworden. Hunne handelgemeenfchap<br />

met de Franfchen,-, Engelfchen en<br />

andere Europaanfche volken heeft de Turken<br />

gepolijst en derzeiver fmaak kiefcher gemaakt.<br />

Het Ottomanifche rijk fchijnt aan 't vervallen te<br />

zijn, het is omringt van magtige naburen en heeft<br />

de keizer van 't Duitfche rijk aan de eene zijde<br />

en de keizerin van Rusland aan de andere; deze<br />

houden geftadig het oog gevestigt op de vruchtbare<br />

Landfchappen van Europa's Turkijen, en<br />

verlangen gretig naar de bezitting van dezelven,<br />

Om die reden laten zij geene gelegenheid voorbijgaan<br />

om met de Porte te twisten, ten einde,<br />

onder fchijn van billijkheid, zich meester van<br />

hare Landftreeken te maken. Ongetwijvelt heeft<br />

het Turksch bewind veel van deszelfs klem verlooren<br />

en deszelfs foldaten fchijnen die krijghaftige<br />

dapperheid te ontbeeren om welke zij voormaals<br />

zoo vermaard waren. De tijd is waarfchijnlijk<br />

niet ver meer af dat Conftantinopolen weder<br />

in 't bezit der Christenen zal zijn. Wanneer eene<br />

natie die inwendige kracht verloren heeft,<br />

welke alle de raderen der regeering behoorlijk<br />

gaande houdt, als kan hare ontbinding noch dooiden<br />

krijgsman noch door den ftaatsman belet<br />

worden.<br />

WIJ hebben bereids aangemerkt dat zij, die<br />

Conftantinopole verlieten en de wijk namen naar<br />

't westen, aldaar de geleerdheid deeden herleven<br />

Bb 4 en


593 H E D E N D A A G S E H E EES VE<br />

en aan dc Europanen een fmaak inboezemden<br />

voor de Griekfche taal. De oeffening in die<br />

taal wierd in 't jaar veertien honderd een cn negentig<br />

in Engeland ingevoerd door zekeren William<br />

Grocijn en openlijk door hem te Oxford<br />

onderwezen. De aanwas van koophandel, in de<br />

vijftiende eeuw, ftrekte ter befchavinge der maatfchappijë<br />

in Europa en bijzonderlijk in Italië'.<br />

De Oost-Indifche handel was toen in de handen<br />

der Venetianen en Cosmo de Medicis deelde dien<br />

met hen. Zoo lang de volken van Europa geene<br />

gemccnlèhap met eikanderen hadden, waren zij<br />

barbaars en onkundig, doch kennis en kieschheid<br />

waren de gevolgen van hunnen gemeenfehappelijken<br />

koophandel.<br />

MAAR. van alle de oorzaken, welke tot de<br />

verlichting en befchaving van 't menschdom iets<br />

toebragten, heeft de uitvinding der drukkonst<br />

misleiden wel het meeste geholpen. Deze konst<br />

wierd te Straatsburg ontdekt, omtrent het jaar<br />

1440, door zekeren Jan Guttenbcrg, en tot volomenheid<br />

gebragt door Jan Faust en Schoeffer<br />

te Mentz. Laurens Koster te Haarlem was hen<br />

reeds voorgegaan door 't drukken van ganfche<br />

bladzijden, die in hout gefneden waren, naar de<br />

wijze der Chinefen. Doch Guttcnberg vond de<br />

metale drukletters uit, welke vervolgens tot volmaaktheid<br />

gebragt werden door Petrus Schoeffer.<br />

Willem Caxton voerde in Engeland, in 't jaar<br />

1474».


EES vr. G E S C H I E D E N I S . $93<br />

1474, de metale drukletters in. De uitvinding<br />

der drukkonst kwam de wereld zoo ongemeen<br />

voor, dat zij, die 'er de eerfte proeven van leverden,<br />

gehouden wierden voor lieden, die door<br />

tooverij werkten. Het gemeen is altops onkundig,<br />

derhalven oordeelende bij 't gene het ziet,<br />

befchouwt het den genen, die eene verbazende<br />

uitvinding of ontdekking doet, als iemand die<br />

niet door eige kracht werkt.<br />

D E drukkonst is een der grootfte zegeningen,<br />

waar mede de hemel het menschdom heeft befchonken.<br />

De vrijheid van de drukpers is voor<br />

een vrij volk het Palladium zijner vrijdommen.<br />

Door middel van de drukpers word iedere tak<br />

van nutte kennis aan 't gemeen medegedeelt, en<br />

dus kan men met weinige kosten behoorlijk 011derrigt<br />

ivorden wegens alles wat kari ftrekken ter<br />

verbetering van ftaat en leven. Daarenboven<br />

heeft de drukkonst, door middel van menigvuldige<br />

afdrukken der heilige fchriften in de volkstalen,<br />

onder de Christenen, de kennis van den<br />

waren godsdienst verfpreid, zonder door bijvoegzels<br />

en overleveringen van feilbare menfehen<br />

verandert of befmet te zijn. — Men zegt, dat de<br />

drukkonst even zeer dwaling als waarheid kan<br />

veripreiden. 't Zij zoo; maar dit is eene belemmering,<br />

welke grootelijks word opgewogen, door<br />

de menigte voordeden, welke de drukkoHst oplevert.<br />

Onkunde vermeerdert dwalingen, terwijl<br />

Bb 5 ken-


394 H E E - E N D A A G S C H E LES VI.<br />

kennis dezelvsn ontdekt en wederlegt. Zoo wij<br />

door behulp van boeken Hechts langzamerhand<br />

tot kundigheid komen, zouden wij zonder dien<br />

bijftand, buiten ftaat geweest zijn de waarheid te<br />

onderfcheiden van de dwaling. De beste dingen<br />

worden misbruikt, doch dit bewijst niets tegen<br />

derzeiver nuttigheid. Sints de uitvinding der<br />

drukkonst zijn de gronden van rede en zedelijk­<br />

heid algemeener veripreid geworden, 't geen zeer<br />

ten nutte ftrekte van de zaak der menschlijkheid<br />

en ter bevordering van ware geleerdheid en<br />

kennis.<br />

D E uitvinding van 't buskruid bragt eene groo­<br />

te verandering te wege in de krijgskunde. Van<br />

den tijd dier uitvinding en van die der musketten<br />

wierd het voetvolk het nuttigst gedeelte eens le­<br />

gers, van't welk de goeden uitflag eens veldflags<br />

afhing. De ruiterij was niet langer zoo geducht,<br />

de ridders, die te paard ftreden, muntten zoo<br />

fterk niet uit, noch konden veel uitvoeren dewijl<br />

zij in een zwaar ijzer harnas als opgefloten waren.<br />

Daarenboven wierden ter belooning van een' ver­<br />

dienstelijk'loldaat, de riddcr-ftanden in Engeland,<br />

Frankrijk en Duitschland ingevoert. Deze ftan-<br />

den gaven den doodfteek aan de oude ridderfchap.<br />

Tot een medelid dier ,ftanden te behooren, ftreel-<br />

de 's menlchen ijdele glorie niet weinig, en 't<br />

gezach der koningen wierd door dezelve ver­<br />

meerdert.<br />

NA


LES VT. G E S C H I E D E N I S . 395<br />

NA ZOO veele eeuwen van onkunde en barbaarsheid<br />

kon men niet verwagten dat de volken<br />

van Europa eensklaps tot eene uitgebreide kennis<br />

van menfehen en zaken zouden komen, en<br />

redelijke, zachtaartige en zuivere zeden aannemen.<br />

De vorsten hadden geene groote vorderingen gemaakt<br />

in de ftaatkunde, hunne ftaatkunde beftond<br />

in trouwloosheid en bedrog. Zij fpotteden met<br />

gewijde en ongewijde dingen. De verdragen<br />

dienden om hunne vijanden te verftrikken en onder<br />

het mom van vriendfehap poogden zij iemand<br />

fchade toetebrengen. Zij bedienden zich van<br />

vergif en moord, om den genen uit den weg te<br />

ruimen, die hen mishaagden, 't Luid vreemd<br />

dat het menschlijk hart met meerder befchaaftheid<br />

dan het tot daar toe gekent had, zich van<br />

fijner ondeugden bediende niet minder verderflijk<br />

dan de beestachtigfte woestheid. Men zou 'er<br />

deze reden van kunnen geven, dat de invloed<br />

van 't gezond verftand nog geen invloed op 's<br />

menfehen geest verkregen had; aandoenlijkheid,<br />

menschlijkheid en goedwilligheid vermogten nog<br />

niets op het hart; en de zeden van 't volk waren<br />

gelchoeit op den leest van die der hovelingen<br />

en vorsten, bij wie vaak de gruwzaamfte<br />

middelen billijk geacht wierden ter bereikinge<br />

van 't gene zij voor zich zeiven nuttig oordeelden.<br />

D E handel en handwerken van Engeland maak­<br />

ten


396 H E B E N D A A 6 S C K I EES VE<br />

ten eenige vorderingen in het tijdvak het welk<br />

wij thans bezig zijn te befchouwen. Ten bewij­<br />

ze hier van zegt men ons, dat de Engelfchen<br />

het toen reeds in den zin hadden een fcheepvaart<br />

acte te maken als het gefchiktfte middel om zich<br />

het recht te verzekeren van 't vervoeren hunner<br />

cigenek oopmanfehappen. Richard III. moedigde<br />

den koophandel en handwerken aan. De En­<br />

gelfchen zijn aan hem fommige hunner beste<br />

wetten verfchuldigt en bijzonderlijk het aanftel-<br />

len van Confuls om in uitheemfche landen het<br />

opzicht te hebben over hunnen koophandel.<br />

Hendrik VII. was de eerde Engelfche monarch,<br />

die iets aanwendde om een leger op de been te<br />

houden, door de indelling van 't gene men<br />

Lijftrauwanten noemt. Hij gaf den laatften flag<br />

aan de Lcenhoudingen, door eene acte, welke<br />

onder zijne regcering doorging en de Mortmain<br />

acte geheten word; bij deze acte werd een ie­<br />

gelijk Landeigenaar in ftaat gefteld zijne lande­<br />

rijen te verkoopen of te verpanden, zonder aan<br />

eenige boete onderhevig te zijn.<br />

WIJ zullen met de volgende opmerking deze<br />

les befluiten. Volken vorderen langzaam van<br />

onkunde tot kundigheid cn van woestheid tot<br />

befchaafdheid, en daar kunnen geene wetten<br />

en regeering vastgefteld worden in 't midden<br />

van beroerte en wanorde. Doch wanneer een<br />

volk gelukkig geflaagt heeft in zijne ftaatkundige<br />

in-


EES VI. GESCHIEDENIS. 397<br />

inrichtingen en daar bij deszelfs wetten heeft<br />

verzekert, wanneer het voorfpoedig is geweest<br />

in het oeifenen van deszelfs vlijt en nijverheid,<br />

behoorde het die zegeringen in acht te nemen<br />

door een behoorlijk gebruik van dezelven te<br />

maken.<br />

ZE.


398 H E D E N D A A G S C H E EES VIE<br />

Z E V E N D E L E S .<br />

Algemeene Bef'chouwing van de zestiende Eeuw.'—<br />

Staatkundige Gebeurtenis/en. Hervorming — De<br />

Gevolgen van 't ontdekken van Amerika. Regeeringen<br />

— Wetgevend vermogen — Zeden — Zeevaart<br />

en Koophandel — Wetenfehappen — Fraije<br />

Letteren — Fraije Konsten.<br />

ALGEMEENE BESCHOUWING enz.<br />

J ) E zestiende eeuw, Seculum Reformatum, of<br />

de eeuw van ontdekking geheten, levert den lezer<br />

waarlijk gruote gebeurtenisfen, gebeurtenisfen<br />

aan alle vorige eeuwen der wereld onbekent.<br />

Europa begon, na lange en hevige ftuiptrekkingen,<br />

te bedaren en het gebrom des krijgs in het<br />

zachter geluid des vredes te veranderen. De daten<br />

genoten eene inwendige rust, het werk van<br />

eene verlichter wetgeving. De koophandel, door<br />

de fcheepvaart uitgebreid, vercenigde de volken,<br />

en ftaatkundige inzichten verderkten den band,<br />

door 't eigen belang gevormt. De zeden der<br />

maatfehappij namen zichtbaar eene zachter gedaante<br />

aan. De fraije konsten vorderden tot volkomenheid<br />

en de wetenfehappen begonnen door<br />

den dikken nevel heen te dringen, onder welken<br />

de onkunde dezelve bijna vijftien eeuwen lang<br />

had


LES vu. GESCHIEDENIS. 399<br />

had bedolven gehouden.' Zulke heuchlijke omwentelingen<br />

moesten noodwendig een eeuw,<br />

vruchtbaar in groote gebeunenisfen, voortbrengen;<br />

van daar dat de zestiende eeuw misfchien<br />

de verbazendde eeuw is van alle die federt de<br />

fchepping der wereld verloopen zijn. Wanneer<br />

wij het oog daan op de vorsten, die toen in Europa<br />

regeerden, befpeuren wij mannen ten hoogden<br />

achtbaar, zoo door den roem, dien zij zich<br />

zei ven verwierven, als door het gedrag, het<br />

welk zij hielden, of door de groote omwentelingen,<br />

welke/zij veroorzaakten. Te Conftantinopole<br />

zien wij een Selim Sijrië en Egijpte aan de<br />

Ottomannifche heerfchappij onderwerpen en een<br />

einde maken van het rijk der Mammelukken, die,<br />

fints de dertiende eeuw, het laatfte koningrijk<br />

bezeten hadcen. Na hem komt zijn zoon, de<br />

groote Soliman, te voorfchijn, die onder de<br />

Turkfche keizers de eerfte is, welke zich een<br />

weg baant naar Weenen en zich in Bagdad, de<br />

ftad der oude Califfen, door zijne wapenen verovert,<br />

tot koning van Perfië doet kroonen, terwijl<br />

hij te gelijk Europa en Afia doet beven.<br />

IN 't noorden ziet men, ten zeiven tijde, Gustavus<br />

Vafa de Zweden van het Deenfche juk<br />

ontheffen en tot koning verkoren van een land,<br />

welks wreker en verloslèr hij is.<br />

MOSCOVIE word den Tartaren, aan welken<br />

het


400 H ï B I K B A A * S C K E LES VIE<br />

liet cijnshaar was, onttrokken door Johannes Bafdowits,<br />

een barbaarsch vorst, 't is waar, en<br />

het hoofd van een nog barbaarfcher natie, doch<br />

die als wreker van zijn vaderland, een plaats<br />

verdient onder de groote vorsten zijner eeuw;<br />

ook begon Moscovië, van dat tijdflip af, eene<br />

gedaante aantenemen onder de mogendheden van<br />

Europa.<br />

IN Spanje, Duitschland en Italië zien wij Karel<br />

V. onder verfchillende tijtels meester van alle<br />

die ftaaten den last van Europa fchragen, altoos<br />

in de weer, altoos in onderhandeling, langen<br />

tijd gelukkig, zoo wel in 't ftaatkundige als<br />

in den krijg, de eerde vermogende keizer; fints<br />

Karei den grooten, en de eerde koning van<br />

Spanje,, federt de verovering der Moren; palen<br />

ftellende aan 't Ottomannil'che rijk, koningen<br />

makende, en zich eindelijk ten voordeele zijnes<br />

zoons Philippus II, ontdoende van alle de kroonen<br />

welke hij getorscht had, om als een kluizenaar<br />

het overige zijner dagen in godsdienstige<br />

oelfeningen door te brengen, na gansch Europa<br />

ontrust te hebben.<br />

. ZIJN mededinger in roem en ftaatkunde, Francois<br />

I, koning van Frankrijk, min vermogend,<br />

min gelukkig; maar dappercr en beminnenswaardiger,<br />

verdeeld tusfehen Karei V. en zich de<br />

wenfehen en achting der natiën. Overwonnen<br />

maar


EES vri. G E S C H I E D E N I S . .401<br />

maar roemruchtig doet hij, in weerwil zijner tegenspoeden,<br />

zijn rijk bloeijen en maakt zijnen<br />

naam onfterflijk door zijne 'zucht voor de fraije<br />

konstën, welke hij van Italië, daar zijden hoogften<br />

top bereikten, in Frankrijk overbragt.<br />

HENDRIK VIII, koning van Engeland, te<br />

wreed, te eigenzinnig om onder den rang der<br />

helden geftelt te worden, houdt echter eenen<br />

rang onder de koningen, zoo door de omwenteling,<br />

welke hij in 't verfland van zijn volk te<br />

weegbragt, als door de balans, welke de Engelfchen<br />

van hem leerden houden tusfehen de<br />

bcheerfchers van Europa.<br />

PAUS Leo X. is vermaard door zijn verftand,<br />

door zijne beminnelijke zeden, door de groote<br />

konstenaars, welke zijn eeuw gedenkwaardig maken,<br />

en door de groote verandering, welke onder<br />

hem de kerk verdeelde.<br />

IN 't begin van dezelfde eeuw deden de gods ;<br />

dienst en het voorwendzel om de aangenomen<br />

leer te zuiveren (deze twee groote werktuigen<br />

der ftaatzucht) het zelfde uitwèrkzel langs de<br />

kusten van Afrika als in Duitschland, en bij de<br />

Mahomedanen als bij de Christenen. Een nieuw<br />

opperbewind, eene nieuwe erfopvolging van koningen<br />

vestigen zich in het groote rijk van Marocco<br />

en Fez, het welk zich tot in de woestijne<br />

Cc vaa


40* H ï » I N B A A ( ! J t H E LES VlE<br />

van Nigritië uitftrekt. Dus beproeven Afia, Afrika<br />

en Europa te gelijk eene omwenteling b<br />

de godsdiensten. De Perfen fcbeiden zich voor<br />

altoos van de Turken af, en fchoon zij denzelfden<br />

God en denzelfden propheet erkennen, maken<br />

zij de fcheuring van Omar en Ali onherftelbaar.<br />

Onnnddelijk daar op volgt de verdeeltheid<br />

der Christenen, waardoor den R'ocmfchen opperpriester<br />

dc helft van Europa ontrukt word.<br />

TERWIJL de oude wereld onder deze hevige<br />

fchokkcn van burgerlijke en godsdienstige beroertens<br />

zucht, word door den ondervelijken<br />

Christophel Columbus eene nieuwe wereld ontdekt;<br />

de fchepen en wapens van Portugal richten<br />

tusfehen de Oost-Indien en Europa den<br />

rijkden koophandel op. Cortez onderwerpt aan<br />

zich het magtige rijk van Mexico, terwijl Pizzaro,<br />

met een handvol volks, zich meester maakt<br />

van Peru. Albuquerque vestigt met even zoo<br />

weinig magt de heerfchappij en den koophandel<br />

van Portugal in de Indien, in weerwil der Indifche<br />

koningen en in weerwil van de tegenftrevingen<br />

der Mufulmannen, die in 't bezit waren<br />

van dien handel.<br />

IN het tijdvak, het welk wij thans bezig zijn<br />

te befchouwen, bragt de natuur menfehen voort<br />

ongemeen in alles, en die vooral in Italië gevonden<br />

wierden. Dan, het gene ons in die luister-


LES VIE G E S C H I E D E N I S . 403<br />

terrijke eeuw nog meer verbaast, is, dat in weerwil<br />

der oorlogen door de ftaatzucht verwekt, en<br />

in weerwil der verfchillen over den godsdienst,<br />

welke de ftaten begonnen te ontrusten, hetzelfde<br />

vernuft, waar door de fraije konsten te Rome<br />

te Napels, te Florence en te Ferme bloeiden<br />

en 't welk van daar het licht verder in Europa<br />

overbragt, terftond de zeden der menfehen in<br />

bijna alle de wingewesten van 't Christen Europa<br />

verzachtte.<br />

IN 't begin van de zestiende eeuw waren de<br />

fteden van Italië de fchoonfte in de wereld, zij<br />

pronkten met de prachtigfte openbare gebouwen<br />

en met de kostbaarfte burgerhuizen. Dat land<br />

xvas het middenpunt van geleerdheid en fmaak.<br />

De Italiaanfche vorsten en groote mannen fchep.<br />

ten behagen het menfchelijke verftand aantekweeken.<br />

Innocentius VIII, een oud man, achtbaar<br />

om zijne deugden, ftierf, en de eerlooze Borgia,<br />

bekend onder den naam van Alexander VI, bediende<br />

zich van de hatelijkfte middelen om detï<br />

pausfelijkcn ftoel tc bekleeden.<br />

FIET Duitfche rijk in zeven keurvorstendommen<br />

en in een aantal geestelijke en wereldlijke<br />

vorstendommen verdeelt, bleef nog een achtbaar<br />

lighaam niettegenftaande het noorden van Italië'<br />

daar van was afgeicheurt. Frederik IV* hoofd<br />

van 't huis van Oostenrijk, bezat behalyen zijne<br />

Cc a kei-


404 H l B ï S K A A ' t S C H E LES VïE<br />

keizerlijke waardigheid, aanzienlijke ftaaten. Zijn<br />

zoon Maximiliaan kwam in 't bezit van de rijke<br />

nalatenfchap der Burgundiiche hertogen. Doch<br />

met alle die voordeden in dat huis vereenigt,<br />

verrigtten die beide vorsten niets aanmerkenswaardig.<br />

De werkelooze Frederik offerde alles op<br />

aan vreesachtigheid en aan eene_ neiging tot rust.<br />

Maximiliaan, fchoon ftout, ftaatzuchtig en begeerig<br />

naar roem, was verwaand en onvoorzichtig,<br />

bezat geene zuinigheid en gedroeg zich al<br />

te onftandvastig in de uitvoering zijner ontwerpen.<br />

FRANKRIJK was ftil en gerust. De groote<br />

Leenen aan de kroon gehegt, de vernietiging van<br />

de Leen-regeering, het aandeden van gerichtshoven,<br />

de geftrenghcid der wetten tegen onderdrukking<br />

en onderdrukkers; de troepen uit 's lands<br />

fchatkist betaalt en die geene beveelen kenden<br />

dan die des konings, het recht des konings om<br />

belastingen te leggen, alle deze voordeden zouden<br />

Karei VIII. tot een magtig vorst hebben kunnen<br />

maken, indien hij de daatkundige bekwaamheden<br />

zijns vaders had bezeten.<br />

SPANJE was vereenigt onder Ferdinand en<br />

Ifabella. De uitdrijving der Mooren, het bezit<br />

van veele eilanden in de Middelandfche zee, het<br />

karakter dier beide vorstelijke perfonadien maakten<br />

dc Spaaniche magt zeer aanzienlijk. De geldjnid-


EBS va. GucHiiiïHij, 405<br />

middelen van dat rijk wierden geregeld beftiert;<br />

deszelfs vlooten waren aanmerkelijk, deszelfs<br />

krijgsbenden talrijk en wel geöeffend in de kunst<br />

des oorlogs, het geen zij te danken hadden aan<br />

de lange twisten met de Mooren, Ferdinand I,<br />

zoon van AJfonfus den grootmoedigen, heerschte<br />

in Napels, hij was een zwak en flecht vorst, in<br />

verachting bij vreemden, die naar zijnen throon<br />

haakten en verfoeit van zijne onderdanen, die<br />

naar eene omwenteling verlangden. Petrus de<br />

Medecis regeerde te Florence, hij vermeerderde<br />

door zijn heerschzuchtig gedrag de ijverzucht en<br />

afkeer zijner medeburgeren. Zij waren heimelijk<br />

op eene verandering bedagt, waar door de vrijheid<br />

van 't gemeenebest zou konnen herftelt worden;<br />

en wagtten flechts eene gunstige gelegenheid<br />

af om het juk aftefchudden.<br />

TEN noorden van den kerkdijken ftaat zien<br />

wij veele kleenc vorstendommen den ftoel van<br />

Rome ontweldigt. Flerkules d'Este regeerde met<br />

wijsheid in Modena en Ferrare; Francois Gonzagua,<br />

vermaard om zijne kundigheden in den<br />

krijg, heerschte in Mantua; een tak van het<br />

huis der Paleologi, voormaals keizers van Conftantinopole,<br />

bezat het vorstendom van Montferrat.<br />

De hertogen van Savoije door de aanwinning<br />

van Piedmont, en nog meer door hunne<br />

ftaatkunde hadden zeer veel invloed op de zaken<br />

van Europa. Pifa was aan Florence onderwor-<br />

Cc 3 pen


&o6 H E D E N D A A G S C H E EES VIE<br />

pen en de Genuè'zen gedwongen te bukken onder<br />

't juk van Milaan, waren niet langer mededingers<br />

van Venetië. Het hertogdom van Milaan vormde<br />

door de aanwinning van Genua en door 't overweldigen<br />

van Panna en Placentia eene aanzienlijke<br />

mogenheid. • Francois Sforza, de bastaart eens<br />

foldaats van fortuin, had dat fchoone land aan<br />

de vorsten van 't huis van Orleans ontwrongen,<br />

het welk afdamde van den burggraaf, den wettigen<br />

erfgenaam. Lodewijk Sforza, een Hecht maar<br />

doorflepen man, hield toen de teugels der regeering,<br />

welke hij aan zijnen neef den jongen Galeas<br />

had ontweldigt.<br />

VENETIË zag zich ten toppunt van glorie<br />

en de middelen, welke haar tot den hoogen<br />

ftand, dien zij toen bereikte, verheven hadden,<br />

waren haren koophandel, de uitgebreidfte dien<br />

eenig volk dreef; hare ftaatkunde, welke zich<br />

alle de bewegingen harer naburen ten nutte maakte<br />

; hare geduchte legers, en vooral hare fcheepsvloten,<br />

welke alleen opgewogen waren tegen de<br />

Ottomannifche zeemagt. Dc Switzers, die door<br />

eene edele geestdrift voor de vrijheid, de grootfte<br />

kundigheid in 't beöeffenen des wapenhandels<br />

vérkreegen hadden, bewaakten de noordelijke<br />

toegangen van Italië en de grootfte mogenheden<br />

van Europa verlangden ieder om 't zeerst met<br />

hen verbonden te zijn.<br />

EN-


EES vn. G E S C H I E D E N I S . 407<br />

ENGELAND was ontheven van de inwendige<br />

ftuiptrekkingen, welke de wrok der huizen van<br />

York en Lancaster aan 't zelve had doen gevoelen.<br />

Hendrik VII, de eerfte van 't huis van<br />

Tudor, na door zijn kloek en voorzichtig gedrag<br />

de verfchillende partijen verpletterd te hebben,<br />

die de cerfte jaren zijner regeering ontrusteden,<br />

maakte zich de daar op volgende kalmte ten<br />

nutte om alle de bewegingen zijner naburen gadeteflaan.<br />

NAVARRE en Schotland waren aan Frankrijk<br />

vereenigt zoo door neiging als door belang. Johannes<br />

Albert, die vreesde aangevallen\te zullen<br />

worden van Ferdinand van Spanje, kon zich op<br />

geene befcherming dan op die van Frankrijk<br />

verlaten. Jakobus IV.-van Schotland, te zwak<br />

om de Engelfchen te weêrftaan, was verplicht<br />

hulp te zoeken in den zelfden hoek. 't Is twijvelachtig<br />

of Schotlands verbintenis met Frankrijk<br />

voortkwam uit gezonde ftaatkunde. Hoe 't ook<br />

zij, 't is zeker dat de Schotten dikwijls de Franfehen<br />

bijlprongen door ten hunnen voordeele eene<br />

afwending in Engeland te maken; doch het blijkt<br />

niet dat de Schotten ooit eenigen bijftand van<br />

aanbelang van de Franfchen ontvingen. — Johannes<br />

II, koning van Portugal, hield zich, terwijl<br />

zijne naburen bezig waren malkanderen te<br />

verfcheuren, gelukkiglijk bezig met dc zorg van<br />

nieuwe ontdekkingen te doen.<br />

Cc 4 Jo-


408 H E D E N D A A G S C M E LES VH.<br />

JOHANNES van Oldenburg had juist de drie<br />

noordfche koningrijken vereenigt; maar Stepha-<br />

nus Stur bleef nog groot gezach in Zweden be­<br />

houden, en de onlusten, welke hij gedurig le­<br />

vend hield, waren de voorboden van eene nabij-<br />

zijnde en roemruchtige omwenteling. — Ladislaus<br />

Jagello, koning van Hongarije, kon noch den<br />

vijand verdrijven, die aanhoudend zijne grenzen<br />

verwoestte, noch zijne onderdanen beteugelen,<br />

die hem met weerzin gehoorzaamde. Albert Ja­<br />

gello, zoon van den grooten Cafimir, en broeder<br />

van Ladislaus, die in Polen heerschte, was ge­<br />

ftadig handgemeen met de Turken en Rusfen.<br />

B A J A Z E T II, de onwaardige opvolger van<br />

de helden der Ottomannifche familje, bezat den<br />

throon van Conftantinopole, terwijl zijn broeder<br />

Zezirn, die den fcepter beter verdiende, in Eu­<br />

ropa rond zwierf, ten fpeelbal van de grilligheid<br />

der Christen vorsten. — De Tartaren hcerschten<br />

in Perfië: de Mammelukken in Egijpte; het ove­<br />

rige van Africa was onderworpen aan verfcheide<br />

Scherifs of vorsten, die voor hun opperhoofd<br />

erkenden den keizer van Marokko onder den tij­<br />

tel van Miramolijn; zoodanig was de gefteltheid<br />

van Europa, in 't begin van de zestiende eeuw.<br />

Laten wij nu een vluchtig oog werpen op de<br />

ftaatkundige gebeurtenislèn zoo als dezelven ach­<br />

tervolgends plaats hadden.<br />

J? TA AT-


EES VII. CïICIUHHU, 4O9<br />

STAATKUNDIGE GEBEURTENISSEN.<br />

ITAEIE trekt het eerst onzen aandacht. Lodewijk<br />

Sforza, die een overweldigt gezach in<br />

Milaan bekomen had, verlangde zijnen neef, den<br />

jongen Galeas, van deszelfs tijtel en leven te<br />

berooven, doch de wraak des konings van Napels<br />

duchtende, wiens dochter was gehuwt aan Galeas<br />

, bevreest voor de Medicis, die vermaagdfchapt<br />

was aan den jongen Sforza; en afgefchrikt dooide<br />

hertogen van Savoije, die niets zoo zeer verlangden<br />

dan de ftaatzucht te beteugelen van Lodewijk,<br />

en van Borgia, die tot paus was verkoren<br />

geworden onder den naam van Alexander VI,<br />

befloot Lodewijk om alle deze moeilijkheden,<br />

welke zo zeer inliepen tegen zijne misdadige inzichten,<br />

te boven te komen, Italië in vuur en<br />

vlam te zetten en zijne vijanden te bederven<br />

door eenen magtigen koning. Ingevolge daar van<br />

wierp hij zijne keus op Karei VIII, koning van<br />

Frankrijk, dien hij uitnodigde tot het vermeesteren<br />

van Napels, een koningrijk door geweld<br />

ontnomen aan het huis van Anjou, van 't welk<br />

Karei de wettige erfgenaam was. Karei, verbijsterd<br />

door het ftreelend denkbeeld van zulk<br />

eene verovering, maakte zich tot de uitvoering<br />

daar van gereed. Hij haalde Hendrik VII. door<br />

zekere fomme gelds over om hem in zijne ontwerpen<br />

niet te dwarsboomen, en de onvoorzichtige<br />

Karei ftond met het zelfde oogmerk aan den<br />

C c 5 ftaat-


(J.10 H E D E N D A A C S C H E LEI VIE<br />

ftaatkundigen Ferdinand van Castiliën de land-<br />

fchappen af van Cerdagne en Rousfillon, zich<br />

vergenoegende met de beloften van een man,<br />

die nooit om 't houden van zijn woord vermaard<br />

was- Tienduizend Switzers. in foldij genomen<br />

vermeerderden zijn leger, het welk, toen hij te<br />

Lijons aankwam zeer talrijk was uit hoofde der<br />

menigte edelen, die verlangden blijken te geven<br />

van hunne dapperheid. Naauwelijks was Karei<br />

in 't Milaneefche aangekomen toen de barbaar­<br />

fche Lodewijk, verzekert van de befcherming,<br />

die alle zijne vrees verdreef, den jongen Galeas<br />

door vergift van kant hielp cn den fcepter uit<br />

de handen wrong van deszelfs zoon, die flechts<br />

een kind was. De Franfche koning, verblind<br />

door het ontwerp, zag de lhoodheid zijns bond-<br />

genoots over 't hoofd, en toog naar Toscanen,<br />

daar hij Petrus de Medicis verfloeg en hem nood­<br />

zaakte de wijk te nemen naar Venetië. Karei<br />

trok naar Florence voort; de Magiftraat opende<br />

de poorten, de Medicisfen werden verbannen,<br />

derzeiver eigendom verbeurt* verklaart, hunne<br />

ftandbeclden verbroken en het gemeenebest fchcen<br />

te herleven. Van Florence vloog Karei naar<br />

Rome om den paus te ftraffen, die zich tegen<br />

hem verklaard had. De beruchte Borgia bekleed­<br />

de toen den pauzelijken zetel; een man, eerloos<br />

om zijne misdaden, zoo dat hij niet alleen het<br />

pausfehap maar zelfs het leven onwaardig was.<br />

Cefar Borgia, 's pauzen zoon, evea fnood en<br />

nog


EES vu. G E S C H I E D E N I S . 41»<br />

nog listiger dan zijn vader, was het ooglijn van<br />

den paus, zij fchroomden niet de misdadigfte<br />

middelen in 't werk te ftellen om hunne ftaatzucht<br />

te voldoen. Alexander VI, wiens fchandelijk<br />

en losbandig gedrag de Christen wereld<br />

ergerde, fidderde op de aannadering des konings<br />

van Frankrijk en floot zich met zijn' zoon en<br />

met Zezim, de rampzalige zoon van Mahomed,<br />

op in het het kasteel van S c<br />

. Angelo. Karel<br />

kwam in Rome, bij toortslicht, en de paus<br />

zogt den ftorm aftcweeren door onderhandeling.<br />

Hij verbond zich Zezim aan Karei overtegeven,<br />

wiens bezit hem kans gaf op het Ottomannilche<br />

rijk. De ftaatzuchtige monarch leende het oor<br />

aan deze voorwaarde, vergat de oorzaak zijns<br />

wroks, maakte vrede met den paus en wierd deszelfs<br />

befchermer. Zezim ftierf eenige dagen daar<br />

na aan vergif, en Karei verre van den paus van<br />

deze misdaad te verdenken, bevestigde deszelfs<br />

overheerfching, vertrok van hun in 't vriendelijke,<br />

en vervolgde zijne reis naar Napels.<br />

DE bloodhartige en wreede Ferdinand I. ftierf<br />

fchielijk. Zijn zoon Alfonfus, nog zwakker en<br />

fnooder, had van den throon afftand gedaan ten<br />

voordeele van Ferdinand II. en vluchtte naar Sicilië;<br />

en Ferdinand was naar een naburig eiland<br />

geweken, om aldaar gunstiger omftandigheden<br />

aftëwagten. Karei, geene hinderpalen ontmoetende,<br />

drong in het koningrijk Napels en deedt<br />

zij-


412 H K D E N B A A G S e H E EES VIE<br />

zijne intrede in de hoofdftad onder 't gejuich<br />

van eene menigte volks 't welk te famengefchoold<br />

was. De Arragoneefehe heerièhappij nam een<br />

einde, en het huis van Anjou geraakte weder, in<br />

't bezit zijner oude rechten. Ongelukkiglijk liet<br />

Karei zich verblinden door vermaaklijkheden.<br />

Zijne hovelingen en Soldaten verflapt door de<br />

zachtheid der luchtftreek, gaf een famenloop van<br />

allerlei foort van vermaken den vrijen teugel aan<br />

veele buitenlporigheden, de zedigheid wierd gehoont,<br />

de voorrechten der Napolitanen wierden<br />

verkragt en den eigendom van bijzondere perfonen<br />

vernielt. Te vergeefsch morden de ingezetenen,<br />

de Franfchen verachteden derzeiver billijke<br />

klagtcn, en achtten zich volkomen veilig.<br />

Inmiddels maakten Alexander VI, de Venetianen,<br />

de koning van Castilië, Maximiliaan, die<br />

maar pas tot keizer was verkoren en Lodewijk<br />

Sforza zelf een geheim bondgenootlchap, en alle<br />

namen zij 't belluit Karei aantevallen en hem<br />

van de middelen te verfteken van naar Frankrijk<br />

wedertekeeren. De burgers van Napels, verwittigt<br />

van dat bondgenootlchap, namen.de wapens<br />

op en riepen den. jongen Ferdinand tot den throon<br />

zijns vaders. Karei ontving de tijding daar van<br />

ia 't midden van een feest, zijn kleen leger verdeelende,<br />

liet hij vierduizend mannen in het ko- -<br />

njngrijk Napels, onder het bevel van Bourbon<br />

Montpcnlier en hij zelf cn Stuart d'Aubignij<br />

toog met het overige naar 't noorden van Italië.<br />

Hij


EES VIE G E S C H I E D E N I S . 4IS<br />

Hij vervulde Rome roet fchrik en noodzaakte de<br />

Borgia's zich te verfchuilen. Florence bereikt<br />

hebbende, waar hij te veel tijd verfpilde, kreeg<br />

hij bericht dat zijn neef de hertog van Orleans<br />

geflagen was door Lodewijk, en dat Sforza te Novara<br />

ingefloten was, waar hij gevaarlijk liep van<br />

gevangen gemaakt te worden. Op deze onaangename<br />

tijding herleefde de moed van Karei, hij<br />

vloog Lombardijë in en vond te Fornova, een<br />

dorp in de nabuurfchap van Plazentia, zijnen optocht<br />

belemmerd door veertig duizend mannen.<br />

Misfchien fcheen de dapperheid der Franfchen<br />

nooit heerlijker dan op dien vermaarden dag.<br />

Zeven duizend mannen tastten dat talrijk leger<br />

aan, drongen door 't midden van deszelfs rangen<br />

heen, zagen den vijand onder de oogen zonder<br />

dat deze hen durfden te vervolgen. Karei's onvoorzichtigheid<br />

redde Lodewijk Sforza, want de<br />

Franfche koning op de grenzen van Piedmont<br />

gekomen, gaf zich weder over aan weelde en<br />

vermaken.<br />

OMTRENT den tijd des overhaastten te rug<br />

tochts van Karei naar Frankrijk, kreeg Ferdinand<br />

van Napels, geholpen door de krijgsbende van<br />

Alexander VI, de Venetiaanfche vloot en eenige<br />

weinige foldaten, welke de koning van Arragon<br />

hem zond onder 't bevel van den grooten Gonzalva,<br />

zijn koningrijk weder, doeg Montpenfier,<br />

en noopte hem door eene fchandelijke capitulatie,


414 H E D E N B A A G S C H E LES V1E<br />

tie, de noordelijke landfchappen te verlaten. D'<br />

Aubignij, die in begaafdheden Montpenfier overtrof,<br />

was niet gelukkiger, uit hoofde dat zijne<br />

vijanden vrij fterker in getale waren dan hij en<br />

onder 't bevel ftonden van het grootfte krijgshoofd<br />

van die eeuw. Op deze wijze zag Ferdinand<br />

zich weder meester van Napels; Lodewijk<br />

behield Lombardijè'; de Venetianen behielden de<br />

plaatzen van welke zij de bezitting gekregen<br />

hadden en Alexander was reeds bedagt om een<br />

vorstendom voor zijn zoon opterigten.<br />

DE dood ontnam Karei VIII. aan Frankrijk,<br />

en toen hij ftierf icheen 'er een einde gemaakt<br />

te zijn van de oorlogen in Italië. Doch zijn<br />

neef, de hertog van Orleans, die hem onder den<br />

naam van Lodewijk XII. opvolgde, omhelsde de<br />

ontwerpen van zijnen voorganger. George Amboife<br />

zijn ftaatsdienaar, die graag Paus wenschtc<br />

te zijn, overreedde Lodewijk deszelfs wapenen<br />

in Italië overtebrengen. Lodewijk verzekerde<br />

zich eerst van den Paus, wiens zoon hij met gefchenken<br />

overlaadde en gaf hem het hertogdom<br />

van Valentinois. De Venetianen waren in zijn<br />

belang, en hij verkreeg van Maximiliaan de<br />

Leenhuldiging van 't Milaneelche. De ftad Milaan<br />

wierd binnen den tijd van een maand ingenomen.<br />

Lodewijk Sforza was gedwongen naar<br />

Duitschland te vluchten, van waar hij welhaast<br />

te rug kwam om zijne ftaten te hernemen; doch<br />

ver-


EES vu. G E S C H I E D E N I S .<br />

verraden zijnde van de Switzers, viel hij in handen<br />

van Lodewijk die hem in een gevangenhuis<br />

opfloot, waar in hij, na tien jaren gevangen gezeten<br />

te hebben, ftierf. Parma, Plazentia en<br />

Genua onderwierpen zich aan Frankrijk; en Lodewijks<br />

geluk was niet min fchitterende in Napels.<br />

Hij maakte een verdrag met den koning<br />

van Arragon; en Frederik, die zijnen neef Ferdinand<br />

van Napels opvolgde, zich zeiven van<br />

den throon verfteken ziende, week naar Frankrijk<br />

en bragt zijn tijd door met zich te oeffenen<br />

in dc geleerdheid.<br />

D E Spanjaarden en Franfchen bleven, na de<br />

verovering van Napels, niet lang vereenigt. De<br />

ftaatzucht verdeelde hen; zij grepen de wapens<br />

aan en voerden het oorlog tegen eikanderen met<br />

veel woede. Als toen zag men de loosheid des<br />

ouden Ferdinand van Arragon de ongeveinsdheid<br />

en openhartigheid van Lodewijk XII, de ligtgeloovigheid<br />

en ftaatzucht van Gcorge van Amboifë,<br />

de groote bekwaamheden van Gonzalva, van Antonius<br />

Leva en van d'Aubignij. De Franfchen,<br />

te Cerignoles verwonnen, verloren voor altoos<br />

de beide Siciliën. Alhoewel Lodewijk zijne<br />

krijgsbende geflagen zag te Navarre- en in 't<br />

Rousfillon, en «bijna geheel vernielt op de grenzen<br />

van Napels, was hij evenwel dolzinnig genoeg<br />

om een nieuw leger aftezenden ten einde<br />

eene tweede verovering te ondernemen. Doch<br />

Ge-


4i6 H B » » N D A A G S C H E LES VIL<br />

George YanAmboife, die zich te Rome ophield,<br />

op hoope van het conclave te bewegen hem, na<br />

den dood van Alexander tot Paus te verkiezen,<br />

verijdelde alle de pogingen van Lodewijk, en<br />

verloor voor zich zeiven de drie dubbele kroon.<br />

KARDINAAL Rouvier bekent onder den naam<br />

van Julius II, was naaulijks op den pauzelijken<br />

ftoel gezeten, toen hij het ontwerp vormde om<br />

Cefar Borgia alle deszelfs bezittingen te ontnemen;<br />

de Venetianen te dwingen derzeiver overheerfchingen<br />

te laten varen en de Spanjaarden, Franfchen<br />

en Duitfchers te verdrijven uit Italië, daar<br />

ieder hunner beurtling het bewind voerde. Julius<br />

begon eerst met Borgia, dien hij noopte de<br />

plaatzen te rug te geven, welke hij vermeestert<br />

had, daar na verbande hij hem. De Venetianen<br />

weigerden de fteden afteftaan, welke, zij in bezit<br />

hadden, waarop Julius een ontwerp maakte om<br />

tegen deze Gemeenebestgezinden dat zelfde volk<br />

te wapenen, het welk hij voorgenomen had uit<br />

Italië te verdrijven. Hij beraamde het vermaarde<br />

bondgenootfchap van Kamerijk, en wapende<br />

Duitschland, Frankrijk, Spanje en Italië tegen<br />

Venetië. Maximiliaan ftond het gemeenebest in<br />

't noorden aantevallen; Lodewijk XII, meester<br />

van 't Milaneefche moest langs dien weg in de<br />

ftaten van Venetië dringen; de vloten van Ferdinand<br />

moesten de kusten langs de golf verwoesten<br />

en Julius zou de Venetianen met zijnen kerke-


EES vu. G E S C H I E D E N I S . 417<br />

kelijken banblixem verpletteren. In 't midden<br />

van zoo veele en vermogende vijanden, wilde<br />

Venetië zich niet vernederen; dat Gemeenebest<br />

weigerde den bijftand van Bajazet, gaf geen gehoor<br />

aan de geheime aanbiedingen van den paus,<br />

maar belloot hen allen het hoofd te bieden. De<br />

fnellen voortgang der Franfchen bragt nogthans<br />

die Republiek op den rand hares bederfs. Toen<br />

zij eindelijk bemerkte dat haren val onvermijdelijk<br />

was, befloot zij het hoofd te buigen voor<br />

den trotfchen Paus, die de ziel was van de geheele<br />

famenipanning tegen haar. Julius, bereids<br />

ongerust wegens den voortgang der Franfchen,<br />

nam de onderwerping der Republiek benevens<br />

de te rug gave der fteden aan en onttrok zich<br />

het verbond. Ferdinand werd door gelijke middelen<br />

overgehaalt; en de Venetianen bevrijd van<br />

twee hunner vijanden, verzamelden alle hunne<br />

krachten tegen Lodewijk en Maximiliaan, beide<br />

alreeds verzwakt door de hitte der luchtftreek<br />

en door de uitfporigheden hunner krijgsknegten.<br />

De veldöverften van Lodewijk waren ijverzuchtig<br />

cn mistrouwden malkanderen; dit alles begunstigde<br />

de Venetianen. Zegepralende over Maximiliaan,<br />

werden zij openlijk onderfteund door<br />

den Paus en den koning van Spanje, die het oorlog<br />

verklaarde aan Frankrijk. De Republiek<br />

zich bij hare nieuwe bondgenoten voegende, na<br />

dat zij het grootfte gedeelte had weder bekomen<br />

van 't gene zij verlooren had, tastte de Fran-<br />

Dd fchea


A lg H E D E N D A A G S C H E LES VIE<br />

fchcn aan en vervolgde den hertog van Fcrrara,<br />

die in 't belang van Lodewijk was, en dien Jtlius<br />

verlangde uit deszelfs bezittingen te verdrijven.<br />

De gefchiedenis levert geen verbazender<br />

karakter dan dat diens paui. Hij delde zich aan<br />

't hoofd der legerbenden, maakte het bedek van<br />

eenen veldtocht, fchaarde de troepen in flag-orde,<br />

liet zich op een rosbaar dragen om bij 't<br />

openen der loopgraven tegenwoordig te zijn en<br />

't werk daar van te beduren, liet zich bij de<br />

belegeringen vinden, nam dikwijls ftormenderhand<br />

fteden in en trok door de bres, welke hij met<br />

zijn gefchut gemaakt had. d'Ars, Lautrec eu<br />

boven al de onftervelijke Baijard kweeten zich<br />

met roem in de legers van Frankrijk. Gaston de<br />

Foix, hertog van Nemours, neef van Lodewijk<br />

XII. was zeer voorfpoedig in 't noorden van Italië,<br />

maar de dood diens helds, die in de loopbaan<br />

der overwinninge viel, deèd de kans verkeeren.<br />

Lodewijk wilde in eene woede eene kerkvergadering<br />

beroepen om den paus aftezetten.<br />

Eensgezind met Maximiliaan riep hij eene vergadering<br />

van Bisfchoppen te Pifa bij een. julius<br />

verzuimde niet al zijn vernuft in 't werk te ftellen,<br />

hij deedt eene kerkvergadering te Rome bij<br />

een komen om door dezelve zijne vijanden te<br />

banblixemen, hij wist den onftandvastigen Maximiliaan<br />

te overreden de bijeenroeping van Pifa te<br />

loochenen, deszelfs bisfchoppen te rug te roepen,<br />

't gezach der kerkvergadering van Latran te erken-


LES Vit» GESCHIEDENIS. 419<br />

kennen en aan den zoon van Lodewijk Sforza<br />

de leenhuldiging van Milaan te fchenken. De<br />

Switzcrs bragten den jongen Sforza naar Milaan<br />

te rug en verdreven de Franfchen. Ten zelveri<br />

tijde wierp Genua het juk af van Lodewijk. De<br />

kerkvergadering van Pifa, genoopt van ftad tot<br />

ftad te vlugten, eindigde met eene fpot-vertoo­<br />

ning te Lijons. De kerkvergadering van Latran<br />

dagvaarde nogthans Lodewijk XII. voor dezelve<br />

te verfchijnen, lag deszelfs koningrijk onder een<br />

verbod, en verklaarde dat de koning van Navar-<br />

re, de bondgenoot van Frankrijk zijn kroon ver­<br />

beurt had. Ferdinand, met 's pauzen bul in de'<br />

hand, fpoedde zich om den hertog van AIba in<br />

Navarre te zenden; en Johannes d'Albert zag<br />

zich kort daar op beroofd van zijn koningrijk^<br />

het welk nimmer weder aan deszelfs wettigen<br />

erfgenaam kwam. Alle deze onweêrsbuijen wer­<br />

den door Julius II. op een gepakt: nog een dacht-<br />

ofl'er bleef 'er te ftraffen, te weten Lodewijk<br />

XII, doch de deod maakte een einde van de<br />

woede des ouden mans. Julius, in weerwil, zij;<br />

_ner behendigheid, werkzaamheid, begaafdheden:<br />

en der befcherming, welke hij de letteren vei-<br />

leende, verdient geenzins den eerbied van 't na»<br />

geflagt. 't Is waar, hij bezat de hoedanigheden<br />

van een oppermagtig vorst; maar de menigte<br />

ftreeken, van welke hij zich bediende, de oorlo­<br />

gen, welke hij in perfoon voerde, en de erger­<br />

lijke buitenfporigheden, in welke hij zich toegaf,*<br />

Dd 3 pase^


4ao H E D E N D A A C S C H E LES VIE<br />

pastten in 't geheel niet aan het hoofd der kerke.<br />

Hij was niet alleen een flecht paus, maar ock<br />

een flecht mensch.<br />

LODEWIJK XII. was niet gelukkiger onder<br />

den opvolger van Julius. Kardinaal Juliaan de<br />

Medicis, die onder den naam van Leo X. de S c<br />

.<br />

Peters ftoel beklom, volgde de ontwerpen zijns<br />

voorgangers. Het Milaneefche wierd nogmaal<br />

aan Lodewijk ontnomen. Genua wierp voor de<br />

derdemaal het juk af; de Switzers verwoestten<br />

Burgundië, en voerden den fchrik tot aan de<br />

poorten van Parijs; de Engelfche, verwinnaars<br />

te Guinegate, verwoestten de noordelijke landfchappen;<br />

Johannes d'Albert, deedt vergeeffche<br />

pogingen om weder in zijn koningrijk te komen;<br />

Jacobus IV. van Schotland wierd geflageu, terwijl<br />

hij eene afwending ten voordeele zijns bondgenoots<br />

maken wilde. Lodewijk, aan alle kanten<br />

benard, was gedwongen zich voor zijnen vijand<br />

te vernederen. Hij loochende de kerkvergadering<br />

van Pifa; de Sforza's wierden bevestigt<br />

in hunne bezittingen; Navarre bleef aan Ferdinand,<br />

en Johannes d'Albert verloor zijn erfdeel.<br />

Om zich wegens de balfteurigheid der fortuin te<br />

troosten, verkleefde Lodewijk zich aan zijn volk<br />

en lag zich toe om het zelve gelukkig te maken.<br />

Door flechte ftaatkundigen geleid, was deze vorst<br />

de fpeelbal zijner bondgenoten en vijanden. Eene<br />

vooringenomenheid voor Italië kostte veel<br />

men-


LES VIE G E S C H I E B E N I S . 431<br />

menfchenbloed. Zijne naauwe verbindtenisfen<br />

met de Börgia's, zijne gcftrengheid jegens Lode­<br />

wijk Sforza, zijne wreedheid jegens twee Vene-<br />

tiaanfche raadsheeren, om dat zij ftoutmoedig<br />

genoeg waren eene ftad te verdedigen, welke<br />

hun was toevertrouwt, bezwalken de deugden<br />

van Lodewijk XII. Doch gewisfelijk is het een<br />

trek van een goed vorst, dat hij zijne onderda­<br />

nen nimmer bezwaarde dan in de uitterfte nood­<br />

zakelijkheid, en dat hij liever van zijne verove­<br />

ringen afzag dan dezelve aan te houden ten na-<br />

deele en fchade zijner onderdanen. Toen hij<br />

ftierf noemde Frankrijk hem den vader van zijn<br />

volk, ook heerschte 'er bij zijn dood door 't<br />

ganfche koningrijk een algemeene rouw.<br />

FRANCOIS I, die zijn neef Lodewijk XII.<br />

opvolgde, huwde aan deszelfs dochter, en nam<br />

zijne ontwerpen aan. Deze^ vorst, de held zijner<br />

eeuw, zag met verontwaardiging hoe het Mila-<br />

neefche zijnen voorganger was ontwrongen ge­<br />

worden. Hij trok onmiddelijk naar Italië, noop­<br />

te de Hertog van Savoije hem een doortocht te<br />

openen; verfloeg Maximiliaan die hem wilde te­<br />

gen houden, en zegepraalde over die Jtaliaanfche<br />

benden, welke Sforza tegen hem aanvoerde. Hij<br />

begaf zich vervolgens naar Milaan en wikkelde<br />

de Switzers in een gevecht nabij Marignan, een<br />

kleen dorp in Lombardijë, daar twee dagen aan<br />

een wanhopig gevochten wierd. De Switzers •><br />

Dd 3 eer-


ifiA H E D E N D A A G S C H E LES VIÏ.<br />

eerder overmand dan verwonnen, floegen in hunnen<br />

aftogt de Venetianen en lieten het flagtveld<br />

aan Francois, die zegevierende Milaan inrukte.<br />

De andere deden volgden het voorbeeld der<br />

hoofdftad; Sforza was verplicht de oppermagt<br />

afteleggen; de Genuefen werden op nieuw onderworpen<br />

aan Frankrijk; Paus Leo eischte den vrede;<br />

de fteden, aan de Venetianen ontnomen,<br />

werden te rug gegeven; en Francois I. werd befchouwt<br />

als de eerfte vorst van Europa.<br />

• E N G E L A N D .<br />

HENDRIK VII. verfchafte door zijn voorzichtig,<br />

bewind aan Engeland eene rust, welke dat<br />

rijk in langen tijd niet gefmaakt had. Doch de<br />

ftreken van de hertoginne weduwe van Burgundië,<br />

eene prinfes uit het huis van York, en die eene<br />

doodelijke haat voedde tegen het huis van Lancaster,<br />

veroorzaakten aan Hendrik menigmalen<br />

onrust en ftoorde den vrede zijns rijks. De lezer<br />

weet van welke konstenarijen zij gebruik maakte<br />

om mededingers aan Hendrik te verwekken, eerst<br />

Lambert Simnel en vervolgens den gelukzoeker<br />

Perkin Warbeck, een jood van geboorte, uit<br />

een Vlaamsch dorp. Ierland verklaarde zich ten<br />

zijnen voordeele, en Jacobus IV, koning van<br />

Schotland, gaf hem eene zijner bloedverwanten<br />

de fchoone Catharina Gordon, dochter des<br />

Markgraven van Huntlij, tot vrouwe; door de<br />

Schotten bijgefiaan plunderde hij Norihumberland,


EES vu. G E S C H I E D E N I S . 4*3<br />

land, joeg de hoofdftad een fchrik aan, wierd<br />

gevolgt van een hoop misnoegden en eindigde<br />

zijn loopbaan met het verlaten zijn's legers, toen<br />

het zelve op het punt ftond des konings troepen<br />

te bevechten. Hendrik, die bij deze gelegenheid<br />

veel beleid betoonde, offerde den onfchuldigen<br />

graaf van Warwich, de laatfte van het huis van<br />

York, aan de vyreede ftaatkunde van Ferdinand<br />

van Spanje op, die zijne dochter Catharina niet<br />

wilde geven aan Arthur, prins van Wallis, dan<br />

op voorwaarde dat men dien edelman zou doen<br />

fterven. Arthur zelfs ftierf weinige maanden na<br />

zijn huwelijk, en Catharina wierd de vrouw van<br />

Hendriks tweede zoon, eene echtverbintenis,<br />

welke oorzaak was van veele voorvallen en het<br />

middel door 't welk de hervorming in Engeland<br />

werd ingevoert.<br />

HENDRIK VIII, die den throon zijns vaders<br />

beklom, zag het zuiden van Europa in vlam en<br />

verwoest door de haat van Julius II, van Lodewijk<br />

XII, en van Maximiliaan en Ferdinand.<br />

Deez' jonge koning verklaarde zich ten voordeele<br />

des keizers, ging in perfoon naar Vlaanderen,<br />

nam Terouane in, en won te Guinegate den<br />

veldflag der [poren. Welhaast raakte hij met zijne<br />

bondgenoten in onmin, maakte vrede met<br />

Lodewijk XII, aan wien hij zijn zuster ten huwelijk<br />

gaf, en vereenigt blijvende met Francois<br />

Dd 4 l,


4*4 H E B E N B A A G S C H E EES VIE<br />

I, fcheenen de beide natiën hunne vorige vijand-<br />

fchappen en twisten vergeten te hebben.<br />

SPANJE.<br />

TEN zeiven tijde geraakte Spanje door de<br />

ontdekking van de nieuwe wereld ten toppunt<br />

van roem. Christoffel Columbus, een geboren<br />

Genueesch, die in zijn eige land als een droomer<br />

befchouwt, van Karei VIII. koning van Frank­<br />

rijk met verachting afgewezen, door Hendrik<br />

VII. uit Engeland verdreeven en door Emanuël<br />

van Portugal op den tuil gehouden was, had,<br />

na agt jaren aanzoek aan 't hof van Spanje bij<br />

Ferdinand en Ifabella gedaan te hebben, ten lan­<br />

gen lesten het goed geluk om drie kleene fche-<br />

pen te verkrijgen, met welke hij in 't jaar 1492.<br />

onder zeil ging van Palos, een kleene havenftad<br />

in Andaloulie, welke door dien togt vermaard<br />

wierd. De tegenwinden en flormen, waarmede<br />

hij gedurende zijn reis te worftelen had, de klip­<br />

pen en zandbanken, voor welke hij in onbevaren<br />

zeeën moest vreezen; het vooroordeel en de angst<br />

zijner fcheepjgenoten, welke hij altoos te beftrij-<br />

den had, terwijl hij dikwerf 't gevaar liep het<br />

flagtoifer 'er van te worden; de bewondering zij­<br />

ner matroozen op 't zien der tegenvoetelingen,<br />

welke men tot daar toe voor iets ongerijmds had<br />

gehouden; de fchrik der Americaanfche wilden<br />

op 't gedruis van 't Spaansch gefchut, dit alles,<br />

zeg ik, zijn z^ken, die den lezer niet onbekent<br />

kun-


EES vu. GESCHIEDENIS. 415<br />

kunnen zijn. Op de te rugkomst van Columbus<br />

in Europa veranderde de nijd en 't bijgeloof in<br />

gevoelens van eerbied, Portugal ontving hem in<br />

zegepraal, de deden van Spanje zonden hare ma-<br />

giftraten hem te gemoet. Ferdinand en Ifabella<br />

deeden hem in hare tegenwoordigheid nederzitten<br />

bij de openbare plechtigheden, benoemden hem<br />

tot Admiraal van 't westen en tot aanblijvend<br />

onderkoning van alle de landen, welke hij voor-<br />

ders mogt ontdekken. Begunstigt met hoog klin­<br />

kende tijtels, wierd Columbus, alle de eerbewij­<br />

zen, die men hem aandeedt, ontrukt, om op ee­<br />

nen nieuwen togt uittegaan. Aan zijne Volkplan­<br />

ting komende, vond hij dezelve grootendeels ver­<br />

nielt. De ongelukkige Indianen hadden zich dur­<br />

ven onderwinden hunne barbaarfche en wreede<br />

veroveraars te hoonen; en de Spanjaarden uit<br />

hunne ftad verdreven door de wilden, wier wan­<br />

hoop hen de kracht van wapenen gegeven had,<br />

wareh gedwongen geweest de wijk te nemen naar<br />

't gebergte. Columbus de ongeftuimigheid der<br />

Indianen beteugeld hebbende, wist door zijne<br />

deugden de' gunst te winnen hunner Caciquen,<br />

en door die genen te ftraffen, die zich veröorloft<br />

hadden de inboorlingen te onderdrukken, her-<br />

ftelde hij den vreede op het eiland en vestigde<br />

'er eene nieuwe volkplanting. Columbus, on­<br />

vermoed in zijnen arbeid, had voorgenomen zijne<br />

ontdekkingen te achtervolgen. Hij ontdekte de<br />

Eilanden, de Antilles geheten, drong zelfs door<br />

Dd£ tot



LES vn. GESCHIEDENIS. ^<br />

tekende het bevelfchrift van Columbus ongenade.<br />

Een commisfaris, uit oud Spanje naar Hispaniola<br />

in de West-Indië afgezonden, oordeelde Colum­<br />

bus en verwees hem ter dood; doch niet beftaan<br />

durvende het barbaarfche vonnis ter uitvoer te<br />

brengen, doeg hij hem in ketens en zond hem<br />

naar Spanje over. Columbus bewees zijne on­<br />

fchuld, verftomde zijne vijanden, maar "bleef<br />

evenwel verfteken van zijne waardigheid van on­<br />

derkoning. Columbus, door zoo veele blijken<br />

van onrechtveerdigheid moedeloos geworden, be­<br />

gaf zich weder fcheep naar de west; doch de<br />

afgunst vervolgde hem naar Amerika en wilde<br />

hem niet toeftaan te. Hispaniola te landen; zoo<br />

dat hij na een jaar lijdens., verplicht was naar<br />

Spanje te rug te komen; waar nijd en kwaad-<br />

fp'rekenheid niet nalieten hem tot in het graf te<br />

vervolgen. De dood van Columbus deed den<br />

laster zwijgen, Als toen opende de menfehen<br />

hunne oogen voor 't vernuft en de bekwaamhe­<br />

den des grooten mans, dien zij, toen hij niet<br />

meer was, dien billijken lof en roem fchonken,<br />

welken zij hem bij zijn leven onthouden hadden.<br />

Zij gaven hem eene prachtige begraafnis en be­<br />

wezen koninglijke eer aan zijnen asch, eene ge­<br />

ringe belooning, waarlijk, voor de gewichtige<br />

diensten, welke hij het menschdom gedaan had.<br />

Eene menigte Spanjaarden zette de ontdekkingen<br />

van Columbus verder voort en ftichtte nieuwe<br />

volkplantingen. Velasques vestigde 'er eene op<br />

het


4^8 H E D E N D A A G S C H E EES VTE<br />

het eiland Cuba. Necuesfa zette zich neder op<br />

het vaste land nabij de oevers van de golf van<br />

Dariën. Predrarias lag de grondflagen van de ftad<br />

Panarna. Bovadilla drong tot in Floridadoor; en<br />

Balbao, na de Zuidpool zeilende, ftevende den<br />

ftillen oceaan dwars over en opende een weg voor<br />

volgende zeelieden, langs welken zij de wereld<br />

konde rondzeilen. Laten wij echter niet vergeten<br />

optemerken dat de luister van deze ondernemingen<br />

bezwalkt wierd door de ongehoordfte wreedheden,<br />

welke deze zeelieden in den loop hunner<br />

ontdekkingen bedreven. Wanneer wij de onheilen<br />

overv. egen, welke de auri facra fames heeft<br />

veroorzaakt; de barbaarsheid en woestheid der<br />

Spanjaarden, en de verfchrikkelijke pijnigingen,<br />

welken zij uitdagten om de Indianen van 't leven<br />

te berooven, als dan ftorten wij tranen over eene<br />

ontdekking, welke misfchien over 't geheel voordeelig<br />

nogthans de oorzaak is geweest van den<br />

aanwas der verdorvenheid en van de vermindering<br />

der aandoenlijkheid van 't menfchelijke hart.<br />

De landen van Amerika door de Spanjaarden ontdekt,<br />

werden zeer fchielijk in eene woestenij<br />

verkeert of behielden flechts eenige ellendige bewoners.<br />

Bartholomeus de las Cafas, een dier<br />

namen welke altoos van gevoelige zielen worden<br />

gcëerbiedigt, had de edelmoedigheid om in 't<br />

midden dier affchuwelijkheden, de gehoonde en<br />

lijdende mcnschhcid te verdedigen, 't Is genoeglijk<br />

te lezen welke vrome pogingen deze deugd-<br />

za-


LES VIL G E S C H I E D E N I S . 429<br />

zamen man deedt om door vertogen, fmeekingen<br />

en tranen liet moorddadig wapentuig te rukken<br />

uit de handen zijner barbaarfche landslieden; hoe<br />

hij geftadig van de oude naar de nieuwe, en van<br />

de nieuwe naar de oude wereld ftevende om dc<br />

fteni van 't mededoogen in beide die werelddeelen<br />

te doen hooren; welk eene edelaartige ftoutmoedigheid<br />

hij bezat om de verzuchtingen van<br />

de ongelukkige flagtöffers der Spaanfche vrekheid<br />

te brengen voor den throon; hoe. de haat<br />

der grooten en 't gezach der ftaatsdienaren, zijnen<br />

ijver niet konden verflauwen welken hij betoonde<br />

in 't verdedigen van 's menichen rechten;<br />

in èèn woord, hoe hij moeds genoeg bezat om<br />

voor de ganfche wereld het gewelddadig gedrag<br />

der Spaanfche grooten jegens de arme Indianen<br />

openteleggen. De beweeglijke taal van dezen<br />

redenaar der menschlijkheid bragt eenige Edicten<br />

te weege ten voordeele der ongelukkigen, doch<br />

wreedheid en eigenbaat wisten dezelven nutteloos<br />

te maken. De rampzalige Indianen werden niet<br />

verlost, doch zij hadden het vermaak te zien hoe<br />

hunne woeste onderdrukkers met onderlinge woede<br />

malkanderen eigens beoorloogden en vernielden.<br />

Deze verfchrikkelijke Tooneelen in Amerika,<br />

en de geftadige verhuizingen door gierigheid veroorzaakt,<br />

ftrekten tot eene verbazende ontvolking<br />

van oud Spanje, en de uitdrijving der Mooren,<br />

welke te gelijken tijde plaats had, putte dat land<br />

geheel en al uit. Mendoza, aartsbislchop van<br />

To-


4jo H E D E N D A A G S E H E LES vn.<br />

Toledo, en de beruchte Kardinaal Ximenes, waren<br />

de bèwerkers van die uitdrijving, welke verzelt<br />

ging van de ongehoordfte wreedheden, en<br />

gelegenheid gaf tot het inftellcn van het misdadig<br />

Inquifitie gerechtshof, door welks vlammen<br />

niet alleen duizende Mooren maar zelfs de gevoelige<br />

lieden verflonden werden, die medelijden<br />

toonden met de flagtöffers aan een barbaars<br />

bijgeloof opgeofferd.<br />

M E T dit alles bleef de Spaanfche monarchij<br />

in vermogen en gewicht toenemen door 't vernuft<br />

van Ferdinand en Ifabella. De wederverkrijging<br />

van Rousfillon en Cerdagne; de onderwerping<br />

van 't koningrijk Napels, de Spaanfche wapenen,<br />

welke in beide de halfronden zegepraalden, dit<br />

alles bragt veel toe tot den voorfpoed des konings<br />

en der konmginne van Spanje. Doch hoe<br />

onzeker is 'alle menfchelijke grootheid. Al die<br />

voorfpoed en al dat fchijngeluk werd gevolgt<br />

van bitter leed en hartzeer. Hun eenige Zoon<br />

ftierf in den bloei zijner jaren. Hunne dochter<br />

Ifabella, die gehuwt was aan den koning van<br />

Portugal, ftierf in eenen niet vergevorderden ouderdom<br />

met haren'zoon, die zoo hij brieven ware<br />

gebleven in zijn perfoon alle de heerfchappijën<br />

van Spanje zou vereenigt hebben. Joanna, gehuwt<br />

aan Philippus van Oostenrijk, wierd krankzinnig<br />

; en Catharina die naaulijks gehuwt was<br />

aan Arthur, erfgenaam der Engelichc kroon, verloor


LES vn. GESCHIEDENIS. 431<br />

loor haaren man en werd gehuwt aan deszelfs<br />

broeder, die haar tot een bron ftrekte van veel<br />

verdriet. De geboorte van Karei en Ferdinand,<br />

de zoons van Philippus, was een tegenwigt voor<br />

alle deze rampen; doch Ifabella overleefde die<br />

blijde gebeurtenis niet lange. Deze vorstin bezat<br />

eene edelmoedige ziel en een uitgedrekt vernuft;<br />

doch' zij bezwalkte haren roem door een beneveld<br />

bijgeloof, 't welk oorzaak was dat zij dui-<br />

| zende onfehuldige flagtöffejs deedt ter dood brengen.<br />

Wij zullen in geene bijzonderheden treden<br />

wegens de onlusten, welke de dood van Ifabella<br />

in Spanje veroorzaakte. Ferdinand was verplicht<br />

het bewind van Castillië aftedaan aan zijn Schoonzoon<br />

Philippus; doch de dood van dezen maakte<br />

zeer fpoedig den daatzuchtigen Ferdinand meester<br />

van Castilië, in weerwil der billijke eisfchen<br />

van den zwakken Maximiliaan, die van 's vaders<br />

| zijde grootvader was van den prins van Aflurië.<br />

Door de bekwaamheden van den ouden Ferdinand<br />

bleef Spanje voortbloeijen. De Franfchen<br />

werden ten derde male uit Napels gedreven door<br />

den grooten Gonzalva en Antonio de Leva; de<br />

:<br />

Venetianen werden geflagen door Raimundus van<br />

Cordonna; Navarre werd; vermeestert door den<br />

Hertog van Alva; de ftad Oran op de kust van<br />

Afrika, werd door Ximenes ingenomen, die zelf<br />

; de fchrik tót in de hoofdftad van Marokka bragt.<br />

In 't midden nogthans van al dien voorfpoed,<br />

ftierf Ferdinand aan eene kwijnende ziekte, en<br />

Ka-


43a H E D E N D A A G S C H E LES VIE<br />

Karei van Oostenrijk zag zich zeiven, in den<br />

ouderdom van zestien jaren, meester van zijn's<br />

grootvaders uitgeftrekte bezittingen, van de zeventien<br />

Nederlandfche Landfchappen, en van<br />

Franche comté; terwijl hij tevens hopen mogt<br />

ten eenigen dage in 't bezit te komen van de<br />

ftaten van 't huis van Oostenrijk. Hij was in<br />

dien tijd de vermogendfte vorst van Europa.<br />

Francois I, meester van 't hertogdom Milaan,<br />

bereids vermaard door de Lauren, welke hij in<br />

't veld bij Marignan verkregen had, was de eenige,<br />

die zijn mededinger kon zijn. Hendrik<br />

VIII, koning van Engeland, en Paus Leo X.<br />

fcheenen beftemt om het evenwigt te houden<br />

tusfehen Karei en Francois.<br />

IN dat tijdvak was het belang van de voornaamfte<br />

volken van Europa een gemengt belang<br />

door de ftaatzucht van twee mededingers. Karel,<br />

in de Nederlanden opgehouden, vertrouwde<br />

het bewind van Spanje aan Ximenes, die in den<br />

ouderdom van tagtig jaren, de wakkerheid en bek<br />

waamiieden betoonde van eeii alleruitmunttendst<br />

ftaatsman. Ximenes was een kerkelijk perfoom<br />

van onbefproken zeden, van een uitgeftrekt vernuft<br />

en van eene onvertzaagde ziel; een onomkoopbaar<br />

ftaatsdienaar, dien het nagedacht met<br />

den tijtel van een groot man zou vereert hebben,<br />

ware het barbaarlche bevel door hem niet<br />

gegeven om Navarre tot eene woestenij te maken,<br />

in-


LES VIE G E S C H I E D E N I SS 43.3<br />

ingevalle het niet konde blijven aan Spanje; en<br />

indien zijn vervolgzuchtige e'n bloeddorstige ijver<br />

niet duizende rampzalige Mufulmannen ten vlammen<br />

had gedoerat om geene andere misdaad, dan<br />

om dat zij onwillig waren den godsdienst hunner<br />

vaderen te verzaken.<br />

NA het verdrag van Noijon, 't welk hem voor<br />

altoos met Frankrijk lcheen te vereenigen, begaf<br />

Karei zich naar Spanje, daar hij zich door da<br />

natie het gezach liet geven, het welk wcttiglijk<br />

.aan zijne moeder behoorde. Het vertrouwen, 't<br />

welk hij in de Vlamingen delde, verwekte een'<br />

opd;:nd onder de Spanjaarden, doch hij had de<br />

behendigheid het zelve te dillen door goede beloften,<br />

welke hij niet voornemens was natekomen.<br />

Terwijl hij met deze zaak bezig was,<br />

ontving Karei de tijding van 't affterven van<br />

Maximiliaan.<br />

: MAXIMILIAAN* die altoos de hand had ge*<br />

had in de onlusten van Europa, liet het keizerrijk<br />

in groote verwarring. De hervorming maakte<br />

ïhellen voortgang in Duitschland. Frederik<br />

van Saxen had zich openlijk Verklaart tot befchermer<br />

van Luther en de hervormde leer. De<br />

twisten over den godsdienst beroerden de menfchelijke<br />

gemoederen. De heivormers verlangden<br />

nog duidlijker de dwalingen en den Amichristifchen<br />

geest der Roomfche kerke aantetoouen,<br />

Ee dc


434 H E D E N D A A G S C H E LES VIE<br />

de Rooms-katholijken waren woedend tegen het<br />

gene zij voor nieuwigheden hielden; en de geest<br />

eener vrije nafporing verfpreidde zich door Eu­<br />

ropa. In deze moeilijke tijdsomstandigheden kwa­<br />

men de keurvorsten te famcn om een hoofd te<br />

kiezen. Te vergeefsch ftelde Francois I. alle kui­<br />

perijen en ftreeken in 't werk om de keizerlijke<br />

kroon voor zich te verkrijgen; dezelve werd op­<br />

gedragen aan Karei van Spanje. Deze voorkeur<br />

vergramde den Franfchen koning; hij verlangde<br />

niets zoo zeer dan zich te wreken aan zijnen<br />

mededinger , en met dat oogmerk zogt hij Hen­<br />

drik VIII. aan zijne zijde te krijgen. Doch Ka-<br />

rel, die zijns vijands oogmerken bevroedde, be­<br />

gaf zich naar Engeland, en wist door fchoone<br />

beloften, welke hij aan den Kardinaal Wolfeij<br />

deedt, Hendrik in zijne belangen over te halen.<br />

— Zich van den koning^van Engeland verzekert<br />

hebbende, ftak de keizer naar Duitschland over<br />

om aldaar gekroont te worden. Vtrplkht Paus<br />

Leo te ontzien, ten einde dat kerkhoofd aart zich<br />

te verbinden, veroordeelde hij de leer van Luther<br />

en de hervorming, doch door deze verwijzing<br />

kreeg hij de vorsten tegen, die dezen hervormer<br />

begunstigden. De regeering van Spanje inmid­<br />

dels toevertrouwt zijnde aan Adrianus, Karel's<br />

leermeester, een zwak man, barste in dat ko­<br />

ningrijk alle de ongeregeldheden van losbandig­<br />

heid en oproer los. De Franfchen, die niets<br />

zoo zeer verlangden, dan zich deze beroertens<br />

ten


LES vu. G E S C H I E D U-N I S. %M<br />

ten nutte te maken, vielen den keizer aan dooiden<br />

hertog van Bouillon aan den kant vaii<br />

Vlaanderen, en zonden Lautrec in Navarre. Karel<br />

verzuimde niet ten fpoedigden de Spanjaarden<br />

te bevredigen door gepastte toegevenheid, en de<br />

Lutheranen te vleijen door beloften. Hij wist<br />

Wollëij te winnen, verzekerde zich van Leo en<br />

toog op tegen den Hertog van Bouillon, dien<br />

hij in weinige dagen alle deszelfs ftaten ontnam.<br />

Vervolgens trok hij Frankrijk in en een bloedig<br />

treffen fcheen den twist te zullen beflisfen vatt<br />

twee geduchte mededingers, toen Hendrik VUL<br />

zich als middelaar aanbood, doch de vleijers vari<br />

Francois vernietigden fpoedig alle de maatregelen<br />

des konings van Engeland, zoo dat de tweedragt<br />

fterker werd dan ooit.<br />

D E gefchiedfehrijvers geven een omftandig verflag<br />

van dien oorlog, welke zoo lang, zoo bloedig<br />

en zoo noodlottig was voor Frankrijk. Dé<br />

fortuin keerde Francois den nek toe en deedt<br />

hem met zware rampen worftelen. Hij verloor<br />

het Milaneefche; Engeland verklaarde zich tegen<br />

hem; Wolféij, die na den dood van Leo de drie<br />

dubbele kroon geplaatst zag op het hoofd van<br />

Adrianus, liet zich nogmaal door Karei y. vleijen<br />

met nieuwe beloften. Venetië bleef niet langer<br />

aan Frankrijk verbonden. De Connestabel dé<br />

Bourbon werd een verrader en drong met Pescario<br />

in Provencc, belegerde Marfeille en dreigde'<br />

Ee 2 date


43Ö H E D E N D A A G S C H E LES VIE<br />

dat hij de zuidelijke landen tot een opfland zou<br />

wekken. Hendrik verwoestte ten zeiven tijde<br />

Pikardiië en naderde tot op twintig mijlen aan<br />

de hoöfdftad. In dezen hagchelijken toeftand<br />

bood Francois eenen dapperen tegenftand aan alle<br />

zijne vijanden; hij noopte Bourbon de vlucht<br />

te nemen; dwong Hendrik naar Engeland wedertekeeren;<br />

en befloot den oorlog in Italië oveitebrengen.<br />

Zijn voorfpoed was echter van geen<br />

langen duur; voor Pavia was hij verplicht te<br />

zwichten voor de meerdere fortuin van Ka. el.<br />

pe veldflag, in de vlaktens voor die ftad geleverd,<br />

werd noodlottig voor Frankrijk. Francois<br />

werd krijgsgevangen gemaakt en de koning van<br />

Navarre benevens meer dan de helft van den<br />

Franfchen adel deelden in de gevangenfehap van<br />

hunnen vorst of bleven dood op het flagtveld<br />

liggen.<br />

D E Z E overwinning ontrustte nogthans des<br />

keizers bondgenoten. De Venetianen begonnen<br />

het gevaar te bezeffen waar mede de vrijheid<br />

van Europa bedreigt werd. Medicis, die Adrianus<br />

was opgevolgt onder den naam van Clemens<br />

VII, was verfchrikt zich omvangen te zien van<br />

's keizers bezittingen. Wolfeij ten tweede maale<br />

te leur geftelt volgde de ingeving zijn's wroks<br />

en vormde binnen weinige maanden een bondgenootlchap<br />

ten voordeele van den gevangen koning.<br />

Francois, m eene harde gevangenis van<br />

een


LES vn. G E S C H I E D E N I S . 437<br />

een jaar, herkreeg zijne vrijheid maar was verplicht<br />

aftezien van de leenhuldc van Artois en<br />

Vlaanderen, zijne eisfchën op het Milaneefche<br />

te laten varen, cn te beloven Burgondië aan<br />

Karei aftedaan. Hij gaf zijn beide zoons tot gijzelaars<br />

voor 't nakomen van zijn gegeven woord;<br />

maar op vrije voeten gedelt zijnde, betuigde hij<br />

tegen de beloften, welke men hem ontwrongen<br />

had, vorderde de te rug gave zijner zoonen en<br />

nodigde Europa zich aan zijne zijde te voegen.<br />

Hendrik verklaarde zich openlijk voor de zaak<br />

van Francois; Clemens haalde Balie in 't belang<br />

des Franfchen konings over, en Sforza zelfs, die<br />

door den keizer in het Milaneefche was herflelt<br />

geworden, verklaarde zich tegen zijnen weldoener.<br />

De Genuees Doria, die vermaarde vlootvoogd<br />

vocht voor Frankrijk. In Duitschland<br />

dreigden de vorsten en andere van den hervormden<br />

godsdienst de wapens optevatten, en de misnoegden<br />

van Spanje waren ïtouter dan ooit. Karel<br />

bereidde zich om dezen ftorm te verdrijven:<br />

zijne onverfchrokkenheid hield zijne onderdanen<br />

in bedwang; hij bevreedigde Duitschland door<br />

zich voor een tijd naar het zelve te fchikken en<br />

Antonio de Leijva, een zijner legerhoofden verdreef<br />

Sforza uit het Milaneefche en maakte zich<br />

'er meester van. Bourbon, aan 't hoofd eens<br />

legers van gelukzoekers, plunderde het noorden<br />

van Italië en trok naar Rome, waar hij fncuvelde,<br />

terwijl hij bezig was een ladder te plaatzen,<br />

Ee 2 langs


438 H E D E N E A A G S C H E EES vn.<br />

langs welken hij de eer meende te verwerven van<br />

d' eerde de wallen dier dad te beklimmen. Zijne<br />

foldatcn, woedend over bet verlies van hun le­<br />

gerhoofd, drongen met het zwaard in de vuist<br />

de ftad in en bedreeven 'er alle de wreedheden,<br />

welke Rome voormaals bij de plunderingen van<br />

Alaric- en Attila ondergaan had. De Franfchen<br />

waren op nieuw voorfpoedig. De keizerlijken<br />

ivierden op nieuw uit Lombardijën gedreeven.<br />

De paus wierd gered en Rome wierd vrij. Lan-<br />

noij zelf was verplicht te wijken voor de onftui-<br />

migheid der Franfchen, en de hoofdftad van het<br />

Koningrijk Napels aan de zee- en land-zijde be­<br />

legert door Doria en Lautrec, beloofde de over­<br />

winning aan de wapenen van Francois. Dan,<br />

eene enkele hooffche ftreek vernietigde welhaast<br />

die fchoone hoop. Laffe hovelingen beraamden<br />

den val van den Genueefchen vlootvoogd en wis­<br />

ten van den ligtgeloovigen koning een bevel te<br />

verkrijgen om hem in arrest te nemen. Doria<br />

van dezen verraderlijken aanflag onderrigt, was<br />

ten uitterften verontwaardigt, en bood zijne dap­<br />

perheid, bekwaamheden, magt en fchepen aan<br />

Karei V, die met blijdfehap dezelve aannam.<br />

•t Gemis van.dezen enkelen man veranderde eens­<br />

klaps de gedaante der zaken. Napels ontving<br />

bijftand; gebrek aan lijftocht en krijgsvoorraad<br />

vernielde de belegeraars, dit werd gevolgt van<br />

eene pestziekte, en de dood van Lautrec voltooi­<br />

de de vernieling der Franfchen. Doria vloog<br />

naar


LES vn. G E S C H I E D E N I S . 4.39<br />

naar Genua, daar hij 't volk tot opftand bragt<br />

en zich meester van de ftad maakte. Karei gaf<br />

hem het opperbevel over zijne vloten, overlaadde<br />

hem met eertijtels en befchonk hem met het<br />

oppergebied van Genua. Doria was toen ten<br />

toppunt van menfchelijke vermaardheid en roem;<br />

maar in ftede van zijn land te verdaven, maakte<br />

hij van zijn vermogen geen ander gebruik dan<br />

tot het ftillen der oproeren, 't bevredigen deihuisgezinnen<br />

en tot het overreden der Genuezen<br />

om eene wijze en gematigde regeering aantenemen.<br />

Dit werk afgedaan hebbende, ontdeedt Doria<br />

zich plechtig van zijn gezach en gaf aan de<br />

Genuezen de vrijheid weder, welke zij nog heden<br />

genieten.<br />

EENSKLAPS werd in Europa de rust herftelt.<br />

Karei fchonk vrede aan den Paus (xj) bevredigde<br />

zich met Francois door het verdrag van Kamerijk,<br />

en Burgondié' wierd aan Frankrijk gelaten,<br />

's Keizers oogmerken vorderden dezen 'vrede.<br />

Hij verlangde ten fterkften de voortgangen der<br />

Turken te fluiten en de hervorming te vernietigen,<br />

van welke de Landgraaf van Hesfen en de<br />

Keurvorst van Saxen de hoofden waren. Karei,<br />

de zaken van Italië geregeld hebbende, fpoedde<br />

zich naar Duitschland, waar hij al zijne loosheid<br />

en behendigheid in 't werk ftelde om de twisten<br />

00<br />

D e<br />

vrede met den Paus werd gemaakt te Barcclona.<br />

Ee 4<br />

der


44° II E D E N -D A A G S C II E EES vn.<br />

der Rooms -katholijke» en Protestanten te fchorslen;<br />

hij maakte dat men zijn broeder Ferdinand<br />

tot Roomsch koning verkoor en trok met de<br />

ganfche magt van Duitschland tegen de Turken<br />

op. Soliman bevond zich in Hongarijën met een<br />

leger van Janitzaren en bedreigde Duitschland<br />

met verwoesting. De fortuin ftond in evenwigt<br />

tusfehen Karei en Soliman. Zij fcheenen elkanclcren<br />

te vreezen; de Turk was eindelijk genoopt<br />

aftetrekken. Karei verloste een gedeelte van<br />

Hongarijën, beveiligde het Duitfche rijk en ontving<br />

de toejuiching van Europa. Ten zeiven<br />

tijde werd 'er veel ten zijnen voordeele verrigt<br />

in de nieuwe wereld. Cortez. vermeesterde Mexico;<br />

en Pizarro won het koningrijk Peru aan;<br />

terwij 1 onverfchrokken Scheepslieden de zuidzeeën<br />

doorkruisten en verfcheide Eilanden onderhoorig<br />

maakten aan Spanje. De keizer zag zich dus<br />

meester van de mijnen van Potofi en Chili van<br />

de ipecerijen en edele gedeentens van Afia. Zijne<br />

rijkdommen vermeerderden en alles fcheen famenteloopen<br />

om zijnen roem en magt ten hoogden<br />

top te brengen. Een huislijk onheil ftoorde<br />

nogthans zijn geluk. Catharina van Arragon,<br />

zijne moei, gehuwt aan Hendrik VIII. van Engeland,<br />

verloor uit ftaatkundige inzichten de genegenheid<br />

hares gemaals, die zelfs in weerzin<br />

veranderde. De bekoorlijkheden van Anna Bullen<br />

vermeesterden het hart diens wellustigcn<br />

vorsts en hij zogt naar een voorwendzel om zijnen


LES vn\ G E S C H I E D E N I S . 441<br />

nen echt met Catharina te breken, ten einde met<br />

hare ftaat juffrouw te konnen huwen. Naaugezetheid<br />

van gewisfe verfchaftc hem 'er eene, en<br />

hij fidderde bij de bedenking dat hij agttien jaren<br />

lang in bloedfchande had geleeft met zijn's<br />

broeders weduwe. Wolfcij, om zich aan Karei<br />

te wreken, die zijne ftaatzucht te leur gefield<br />

had, vleide' Hendrik's voorgewende wroeging.<br />

De Godgeleerde fchoolen door Hendrik geraadplecgt,<br />

fielden dat een huwelijk met eens broeders<br />

weduwe aangegaan, behoorde ontbonden te<br />

worden. Clemcns, voor wiens gerichtshof de<br />

zaak gebragt wierd, in onvriendfehap zijnde met<br />

Karei, fcheen Hendrik te begunstigen, doch de<br />

Paus, eindelijk bevredigt zijnde met den Keizer,<br />

veranderde van gevoelens, en ftelde de uitfpraak<br />

over de zaak van tijd tot tijd uit. Deze verwijlingen<br />

van Rome vergramden Hendrik, die eindelijk<br />

bevel gaf tot het beleggen van een Engelsen<br />

Sijnode, bij 't welk Cranmer voorzat, ter<br />

ontbinding van het huwelijk, en hij ging dadelijk<br />

een ander aan met Anna Bullen, het welk hij<br />

openlijk aan de wereld bekend maakte. Clemens,<br />

door den keizer aangeport, wierp den<br />

Vatikaanfchen banblixem op Hendrik neder, die<br />

van dat oogenbiik af alle gemeenfehap met Rome<br />

afbrak, zich zeiven tot hoofd van de kerk<br />

van Engeland verklaarde, den vorm van den eerdienst<br />

veranderde, nieuwe bedieningen gaf aan<br />

de Bisfchoppen, de,kloosters affchafte, en alle<br />

Ee 5 hei-


44a H E D E N E A A G S C H E LES vn,<br />

heilige overblijfzels verbrandde. De aanklevèrs<br />

der hervorming hoopten dat deze omwenteling<br />

hen gunstig zou zijn, doch de eigenzinnige Hendrik,<br />

driftig ingenomen met de leerdukken van<br />

Rome, bragt zonder onderfcheid ter dood alle<br />

de genen die den hervormden godsdienst omhelsden<br />

en alle de genen die Rome aankleefden.<br />

Zijne onverzettelijke geaartheid deedt ieder een<br />

beven. Hij wierp de Roomfche altaren om, vergoot<br />

het bloed van deugdzame mannen, fpeekle<br />

met de wetten en noopte de natie zich te onderwerpen<br />

aan zijne ongerijmde luimen en zinnelooze<br />

beveelcn.<br />

TERWIJL dergelijke Tooneelen in Engeland<br />

voorvielen, nodigde Francois I. de wetenfehappen<br />

en fraije kunsten naar zijn rijk over; gaf dezelve<br />

de edelaartigfte aanmoediging, kweekte ze zelf<br />

aan en deedt voor Frankrijk den dageraad aanlichten<br />

van volgende gelukkige dagen. Dan de<br />

pogingen van Francois om den fmaak en de<br />

kunstöeffening bij zijne onderdanen te bevorderen,<br />

werden bezwalkt door eene barbaarfche onverdraagzaamheid.<br />

Hij doemde die genen ten<br />

vure, die in 't ftuk van godsdienst zich. onderwonden<br />

voor zich zeiven te denken. Het oorlog<br />

wierd nogthans op nieuw aangefloken. De hertog<br />

van Milaan deedt, tegen de billijkheid en''t<br />

recht der volken aan, een afgezant van Francois<br />

I. vermoorden en de Franlche koning meende de<br />

tijd


LES vn. GESCHIEDENIS. 443<br />

tijd gekomen te zijn om zijnen mededinger te<br />

vernederen. Hij verbeeldde zich dat Hendrik<br />

met hem eene lijn zou trekken. Hij had zijn<br />

leger op eenen nieuwen voet gebragt en den<br />

vrede te baat genomen om zijne fchatkist aante-<br />

vullen. Karei had zich naar Afrika begeven om<br />

J den' beruchten Barbarosfa te bevechten. Alle de­<br />

ze omftandigheden waren Francois gunstig. Hij<br />

verdreef den hertog van Savoije uit deszelfs fta­<br />

ten, om dat hij zich voor den keizer had ver-<br />

klaardt, en de dood van Sforza opende hem den<br />

weg naar Lombardijè'n. Dan, de zaken veran­<br />

derden eensklaps van gedaante. Karei was voor-<br />

fpoedig in Afrika, Barbarosfa vluchtte voor hem,<br />

en het koningrijk Tunis werd cijnsbaar aan Span­<br />

je. Twintig duizend Christenen, die hij uit de<br />

flavernij verloste, verheerlijkten zijnen zegepraal.<br />

Terwijl hij over de ongeloovigen zegevierde,<br />

bediende hij zich van allerlei ftreeken tegen Fran­<br />

cois, liet .onder de hand krijgsvolk aanwerven,<br />

haalde Venetië aan zijne zijde over en won Hen­<br />

drik, wiens haat tegens Karei nogthans onver­<br />

zoenlijk fcheen. Hij zuide zijnen vijand in flaap<br />

door eene voorgewende bevreediging, en toen<br />

alles gereed was, ontdekte hij zijne oogmerken,<br />

en bedreigde Frankrijk met een algemeen bederf.<br />

Nasfau verwoestte Pikardië en voerde den fchrik<br />

tot Parijs. Karei zelf trok in Provence, cn be­<br />

legerde Marfeille. De Dauphijn ftierf in 't mid­<br />

den dier rampen, en Europa befchouwde Frank­<br />

rijk


444 H E E - E N D A A G S C I I E LES vn.<br />

rijk als geheel verloren. Doch 1'choon omvangen<br />

van zoo veele onheilen, fcheen de iïandvastigheid,<br />

onverfchrokkenheid, werkzaamheid en voorzichtigheid<br />

van Francois met dubbelen luister.<br />

Hij verderkte de deden, verwoestte het platte<br />

land, beteugelde de onduimigheid zijner krijgsbenden,<br />

ontweek het gevecht en zag zijne vijanden<br />

door ziekten en gebrek aan levensmiddelen<br />

vergaan, 't Was niet zonder moeite dat Karei<br />

naar Italië te rug kwam, na de helft zijner legerbende<br />

als mede Autonio deLeijva, zijn beste i<br />

veldöverde verloren te hebben. In Pikardië noodzaakte<br />

de hertog de Gulle Nasfau het beleg van<br />

Peronne optebreeken en hij ondervond dezelfde<br />

wending van de fortuin als Karei in Italië ondervonden<br />

had. Francois ging openlijk een verbond<br />

aan met Soliman en kwam magtiger te voor-<br />

Ichijn dan ooit. Het tooneel des oorlogs werd<br />

overgebragt in Artois, Piedmont en Catalonië,<br />

en tic beide partijen d^den hun best om tegen<br />

elkanderen uittemunten in verwoestingen, welke<br />

enkel dienden om de ellende en rampen van 't<br />

menschdom te vermeerderen. De twisten tusfehen<br />

deze beide mededingers hielden eensklaps<br />

op door bemiddeling van twee vorstinnen. De<br />

Paus, Karei en Francois vcreenigden te Nice en<br />

de Keizer en koning gaven te Aiguemortcs eikanderen<br />

tekenen van de oprechtlle vriendfehap.<br />

'Zij Icheencn bezield met het edeiaartigs vertrouwen:<br />

Karei, toen hij naar Gend reisde, om de<br />

op-


LES vn. G E S C H I E D E N I S . 445<br />

oproerige bewoners dier ftad te ftraffen, toog<br />

door Frankrijk en werd in alle plaatzen, daar<br />

hij doortrok, met alle mogelijke eer bejegent.<br />

Karei beloofde aan Francois de leenhuldiging van<br />

't Milaneefche, doch Francois weigerde de ver­<br />

zekeringen aantenemen, Welke men hem aanbood.<br />

Deze tekenen van vertrouwen waren oprecht<br />

aan den kant van Francois, maar aan de zijde<br />

van Karei waren dezelve flechts geveinst, want<br />

niet zoo baast was- hij te Gend aangekomen of<br />

hij openbaarde aan Hendrik de geheimen, welke<br />

Francois hem had toevertrouwt, en onderrigtte<br />

de Duitfche protestanten wegens de ontwerpen,<br />

welke deezen onvoorzichtige® koning tegen hen<br />

gemaakt had. 's Keizers verraderlijke handelwij­<br />

ze deedt hunnen haat herleven, en de moord aan<br />

twee van Francois afgezanten gepleegt door een<br />

.van Kareis veldöverften deedt den oorlog op<br />

nieuw ontvlammen. De tijd van 's keizers ver­<br />

nedering fcheen nabij. Door de Turken te Al­<br />

giers geflagen, zag hij de beide Siciliën bedreigt<br />

dóór de vloten van Soliman en Francois. Hun-;<br />

garijen geplondert door de janitfaren, en Duitsch­<br />

land in vollen vlam door de worftelingen der<br />

Protestanten om eene godsdienstige vrijheid. Ten<br />

zelfden tijde behaalde de Hertog van Eughien<br />

eene volkomen overwinning te Cerifojes, en 't<br />

Milaneefche was op 't punt om in de handen<br />

der Franfchen te vallen. Doch Karei hertteJ.de<br />

fpoedig alle die verliezen. De troepen, welke<br />

hij


446 H E D E N D A A G S C H E LES VIE<br />

hij tegen Soliman zondt, en enkel verweerender-<br />

wijze handelden, teugelden dc onftuimigheid der<br />

Turken. Hij paaide de Protestanten met belof­<br />

ten, delde Doria tegen Barbarosfa, deedt Hen­<br />

drik met een magtig leger in Frankrijk komen,<br />

en rukte zelf met een heir in Champagne. Hen­<br />

drik nam Boulogne; Karei, na zich meester te<br />

hebben gemaakt van S c<br />

. Dizier, trok voorvvaards<br />

tot aan Soisfons, waarop de Parijzenaren de hoofd-<br />

ftad van 't rijk bij ganfche benden verlieten.<br />

Het ontwerp, door den keizer gefmeed om Frank­<br />

rijk te veroveren, ftond op het punt van geluk­<br />

kig uittevallen, toen 'er een misverdand onder<br />

de bondgenoten ontftond, 't welk dat rijk be-<br />

hielt. Francois maakte zich deze onè'enigheid ten<br />

nutte en nam den vrede aan van Crepi, onder<br />

de voorwaarden, welke Karei van hem vorderde.<br />

Francois den oorlog moede en afgemat door de<br />

menigte nukken der fortuin zogt troost in de<br />

fraije konsten, en eindigde zijnen wereldfchen<br />

loop in 't midden derzelven. — Frankrijk, het<br />

welk aan hem de herdelling van geleerdheid 'en<br />

fmaak verfchuldigt is, heeft Francois geplaatst<br />

in den rang zijner grootfte koningen, en hem al­<br />

le zijne gebreken vergeven, uit hoofde van het<br />

kostelijk gefchenk, 't welk het van dien vorst<br />

ontving; doch daar de onpartijdige gefchiedfchrij-<br />

ver eensgezind met 's konings bewonderaren hem<br />

het recht laat wedervaren wegens zijne zucht<br />

voor de konsten en wetenfehappen, wegens zijne<br />

dap-


EES vu. G E S C H I E D E N I S . 447<br />

dapperheid, goedhartigheid en rondborstigheid,<br />

behoorde hij evenwel niet te verzwijgen hoe weinig<br />

die vorst zich met de zaken des rijks bemoeide,<br />

zijne ondandvastigheid in bet achtervolgen<br />

zijner ontwerpen, zijne Hechte keuze omtrent<br />

zijne gunstelingen, zijn gebrek aan zuinigheid,<br />

de ongenade van Bourbon en Doria, zijne partijdigheid<br />

voor Bonnivet, zijn onvoorzichtig gedrag<br />

te Pavia, zijne onverdraagzaamheid jegens de<br />

Protestanten, de verkooping van rechterlijke bedieningen,<br />

door hem in zijn rijk ingevoert, en<br />

de rampen zijns volks, het welk onder de buitengemeene<br />

en drukkende lasten zuchtte.<br />

N A 't overlijden van Francois fcheen alles aan<br />

Karei de monarchij van Europa te beloven. De<br />

i Duitfche Lutheranen verë'enigden zich ten getale<br />

van honderdduizend, hebbende aan hun hoofd<br />

den keurvorst van Saxen en de landgraaf van<br />

Hesfen.' Karei tastte hen te Mulberg aan met<br />

een min talrijk heir, en de dapperheid van den<br />

jongen hertog van Alva maakte het meerder ge-<br />

: tal der Protestanten van weinig nut. De keurvorst<br />

wierd krijgsgevangen gemaakt en deszelfs<br />

aanhang verflagen. Terwijl alles famenliep ter<br />

l vermeerdering der grootheid van Karei, bezielde<br />

[ de ijverzucht over zijnen voorfpoed gansch Europa<br />

tegen hem. Engeland gaf bijftand aan de<br />

Duitfche protestanten, de keurvorsten, het fterkst<br />

: aan Karei gehegt, verklaarden zich voor hen,<br />

. So-


448 H E E E N D A A G S C H E LES VIE<br />

Soliman verfcheen in Hongarije. Hendrik II, de<br />

nieuwe koning van Frankrijk, hernam verfcheide<br />

fteden in Lotharingen, en de paus zelf begunstigde<br />

heimelijk de vijanden des keizers. Het Lutherdom<br />

zegevierde. De onderneming van Karei<br />

tegen Metz mislukt zijnde, wierd hij te Eisleben<br />

geflagen, en voor zijne onderdanen de vlucht nemende,<br />

was hij verplicht voor zich zei ven een<br />

wijkplaats te zoeken in de rotzen der Alpen.<br />

Deze wending der fortuin 1'chrikte hem niet af;<br />

maar door zijne kloekheid, werkzaamheid, en<br />

vooruitzichten verfchafte hij zich fpoedig de overwinning<br />

en den vrede. Daar na verfcheen Karei<br />

niet weder aan 't hoofd der legers. Met de jicht<br />

gekwelt, uitgeput door de vermoeijenisfen van<br />

een werkzaam leven, nam hij een befluit, het<br />

welk gansch Europa verbaasde; hij ontdeedt zich<br />

van zijne krooneu, welke hij verdeelde tusfehen<br />

zijnen zoon en broeder en zag naar het geluk uit<br />

in eenen afgezonderden levenftand, waar in hij ,<br />

na twee jaren doorgebragt te hebben in de geftrengheden<br />

van eene godsdienstige tucht, een<br />

leven eindigde vol onrust en beroering.<br />

DE gebeurtenisfen van de andere koningrijken<br />

en ftaten van Europa, gedurende dat tijdvak,<br />

verdienen dechts eenige weinige algemeene opmerkingen.<br />

Te Rome zien wij het hatelijk pausfehap<br />

van Alexander VI, de onduimige regeering van<br />

Julius II, de fchitterende dagen van Leo X, het<br />

zwak


LES vn. G E S C H I E D E N I S . 449<br />

zwak en minder gedrag van Adrianus VI, de<br />

zucht van Clemens VII. voor de letteren, de<br />

ftaatzucht van Paulus III. ter bevordering zijner<br />

familje, ter begunstiging van Welke hij Parma<br />

en Placentia tot vorstendommen verhief, het niets<br />

beduidend pausfchap van Julius III, die ontbloot<br />

was van begaafdbeden en deugd, en eindelijk dc<br />

kortftondige regeeringen van Marcellus II. en<br />

van Paulus IV.<br />

DE hertogen van Savoij'c ondervonden niet<br />

dan rampen cn waren altoos -de flagtöffers geweest<br />

van de twee groote mogendheden, die de<br />

wereld fchokten. De rampfpoedige Karei III.<br />

Bet flechts een gering erfdeel na aan zijn' zoorf,<br />

Philebert, die eenigzins fchitterde onder de helden<br />

van het volgende tijdvak. Genua, welke<br />

haar vrijheid verfchuldigt was aan den grooten<br />

Doria en ten naasten bij dezelve zoude verlooren<br />

hebben door dc ftaatzucht van Fiesco, werd alle<br />

bare volkplantingen ontnomen, en worftelde met<br />

moeite tegen Corfika, welk eiland thans voor<br />

haar verloren is, Venetië wist door hare ftaatkunde,<br />

de rampen te herftcllen, welke'het verbond<br />

van Kamerijk haar had tocgebragt; doch<br />

zij verloor den handel van 't oosten, en de Turken<br />

ontnamen haar hare waardigfte bezittingen.<br />

Florence, na zeer vreemde cn fchielijke omwentelingen<br />

ondergaan te hebben, verviel eindelijk<br />

tot flavernij en de Medicislëri waren volftrekt<br />

Ff mees- -


4.50 H E D E N D A A G S C H E LES VIL<br />

meesters van die dad, na liet overlijden van Phi­<br />

lippus Strozzi.<br />

ENGELAND werd gefchokt door groote omwentelingen<br />

onder de regeering van Hendrik VIII.<br />

Anna Bullen verloor haar hoofd op een fchavot.<br />

Janna Seijmour, de moeder van Eduard, ftierf<br />

in't kraambedde. Anna van Cleef werd, na eene<br />

echtverbindtenis van zeven maanden met Hendrik,<br />

van hem gcfcheiden. Katharina Howard eindigde<br />

hare dagen door dc handen des gewonen fcherprechters<br />

en Katharina Par, zou het zelfde lot ondergaan<br />

hebben, had zij zich niet ïchrancler weten<br />

te gedragen. Wolfeij, alle zijne bedieningen ontnomen<br />

en met den dood bedreigt, ftierf van hartzeer.<br />

Lord Cromwel, na 't vertrouwen van Hendrik<br />

bezeten te hebben, werd door dien verfchrikkelijken<br />

monarch verbannen en aan deszelfs grilligheden<br />

opgeöffert. Fisher en Sir Thomas Mortis<br />

ftierven op bet fchavot. Alles fidderde voor<br />

den dwingeland. Het Parlement, bet zij uit vrees<br />

het zij uit bloohartigheid, bekrachtigde met deszelfs<br />

gezach de ongerijmdfte wetten en voegde<br />

zich naar Hendriks dwaze grilligheden. Dan,<br />

niettegenftaande het onderst boven keeren der orde<br />

van burgerlijke en godsdienstige zaken, genoot<br />

het koningrijk eene volmaakte rust; het<br />

recht werd onpartijdig bedient; de Schotten werden<br />

geflagen, en Engeland wierd buiten 's lands<br />

befchouwt als dc mogenheid, welke het evenwigt<br />

kou


LES vu. GESCHIEDENIS.<br />

kon houden tusfehen den keizer cn den koning<br />

van Frankrijk. Na 't overlijden van den geftren-<br />

gen Hendrik, voerde de hertog van Somerfet,<br />

oom van 's moeders zijde van Eduard VI. en<br />

deszelfs voogd, de hervorming in Engeland in,<br />

De drceken van Dudleij, graaf van Warvvick en<br />

naderhand hertog van Northumberland, verniel­<br />

den den hertog van Somerfet, zijnen weldoener,<br />

verwierven het vertrouwen van Eduard en over­<br />

reedden hem de kroon te laten aan Ladij Janna<br />

Greij, ten nadeelc zijner beide zusters cn der<br />

koninginne van Schotland. Eduard's ontijdige<br />

dood fchcen aan dc familje van den ftaatzuchti-<br />

gen Warwick den weg te banen tot den throon.<br />

Zijn zoon, Lord Guildford, was gehuwt aanjan-<br />

. na Greij, die, volgens den ïaatften uitte:den wil<br />

des jongen prinfen tot den throon geroepen was.<br />

Doch Maria, dochter van Hendrik VIII, wist<br />

dc oogmerken van den regent te verijdelen. Zij<br />

werd tot koninginne verklaart cn 'er had eene al­<br />

gemeene omwenteling plaats in den godsdienst.<br />

Cranmer, de voord-ander en deun der hervor­<br />

ming, viel in ongenade en de Roomfche bisfchop­<br />

pen wierden aan 't hoofd der Staatszaken geplaatst.<br />

Maria huwde aan den aartshertog Philippus, zoon<br />

des keizers, en onderlcheidde hare regeering door<br />

de bloedigdc te recht Hellingen. De onfchuldf<br />

ge Janna benevens haren waardigen gemaal waren<br />

de eerde flagtöffers. De brandfrapels werden<br />

door gansch Engeland aangcituken en de barbaar-<br />

Ff 2 fehs


452 H E D E N D A A C S C H E LES vn.<br />

fche ftaatsdienaars van de dweepzuchtige en bloeddorstige<br />

Maria wierpen geleerde cn vrome mannen,<br />

achtbare kerkvoogden, vrouwen en kinderen<br />

in de vlammen. Laten wij een fluier halen<br />

over deze afgrijzelijke tooneelen, welke enkel<br />

door de wreedde dweepzucht konden worden<br />

• voortgebragt, vooral toen die dweepzucht heerschte<br />

in de bloeddorstige ziel van Maria.<br />

D E uitwerkzelen der Roomfche wreedheid<br />

werden in Schotland gevoelt onder de regeering<br />

van Maria Stuart. Kardinaal Beatdn veroordeelde<br />

eenen Wishart als ketter, en dat onrechtvaardig<br />

én onchristelijk vonnis had ten gevolge de verfchrikkelijkde<br />

wraak; de Kardinaal fchoot 'er<br />

het leven bij in en Schotland werd ingewikkeld<br />

in die rampen, welke meer of min heerschten in<br />

alle de deelcn van Europa, waar het volk pogingen<br />

deedt om het juk van godsdienstige flavernij<br />

aftewerpeu en voor zich zeiven te denken.<br />

SWITZERLAND was niet bevrijd van de onlusten,<br />

welke het overige van Europa beroerden.<br />

De hervorming kreeg voet in dat land en verbitterde<br />

de Rooms-katholijken tegen de Protestanten.<br />

De Kantons, welke de gevoelens van<br />

Zwingelius niet wilden aannemen, namen de wapens<br />

op tegen hunne broederen. 'Er viel een<br />

bloedig gevecht voor, waar bij de Protestanten<br />

te kort fchoten; doch Let vooruitzicht op de<br />

ram-


LES vn. G E S C H I E D E N I S . 4^3<br />

rampen, welke hun land bedreigden, deedt hun<br />

gezond verftand ontwaken; de beide partijen lagen<br />

hunne wapens neder en kwamen onderling<br />

over een, dat elk Kanton de vrijheid zou .hebben<br />

dien godsdienst en eerdienst te kiezen, welke<br />

men het best achtte. Omtrent dien tijd nam Gelieve<br />

de gedaante aan van een Gemeenebest, ontdeedt<br />

zich van de heerfchappij hares bisfehops<br />

en van den hertog van Savoije, nam de leerftellingen<br />

cn kerktucht aan van Calvijn en herdelde<br />

het zachte bewind eener volksrcgeering.<br />

IN 't noorden zien wij nieuwe ftaten opkomen.<br />

Albert van Brandenburg, groot-meester der Duitfche<br />

orde omhelsde de hervorming, hield de<br />

landfehappen, aan de ridders onderworpen, aan<br />

zich, en lag den grondflag van het koningrijk<br />

Pruisfen. Polen vertoont niet veel beduidende<br />

oorlogen met Rusland en eenige' veroveringen,<br />

als die van Mazovia en het vruchtbare Livoniè'.<br />

Rusland wierd,beheerscht door dwingelanden, die<br />

na dat zij de Tartaren verdreven hadden, hunne<br />

onderdanen een ijzer juk oplagen.<br />

VAN alle de koningrijken van 't noorden verdienen<br />

in dat tijdvak Zweden en Deenmarken 's<br />

lezers meeste oplettenheid. Zweden verzaakte<br />

nogmaal het verdrag van Calmar, verbrak alle<br />

verbintenis met Deenmarken en verhief Steno<br />

Stur tot de waardigheid van regent van 't ko-<br />

Ff 3 ning-


454 H E D E N D A A C S C H E LES vn,<br />

ujrjgrijk, deze maakte zich berucht door zijne<br />

deugden cn overwinningen. Na den dood van<br />

dien held, wikkelde de ftaatzucht en het zinneloos<br />

gedrag van den jongen Troll en den aartsbisfehop<br />

van Upïal de natie in onheil en ellende.<br />

Zij verëem'gden zich met Christiern II, den dwingeland<br />

van Deenmarken, maakten een famenzwecring<br />

tegen hun land en wekten alles tot een'<br />

opftand. Te vergeefsch veroordeelde de Zweedfche<br />

fenaat den oproerigen aartsbisfehop, ontnam<br />

hem zijne waardigheid en floot hem in hechtenis,<br />

dit alles bezorgde geen rust aan 't koningrijk.<br />

'Er kwamen nieuwe ftorracn op in Zweden<br />

; Paus Leo X. fchoot zijnen kerkdijken blanblixem<br />

tegen de natie. Christiern, in Zweden<br />

gerukt zijnde, verwoestte het land te vuur cn te<br />

zwaard en belegerde Stokholm. De regent Steno,<br />

na de troepen van Christiern geflagen en<br />

hem tusfehen de ftad en de zee te hebben ingcfloten,<br />

was onvoorzichtig genoeg het oor te leencn<br />

aan vredqs voerflagen, welke Christiern hem<br />

deedt. De Beenfchc monarch vorderde dat Gustavus<br />

Vafa zich naar zijn leger mogt begeven om<br />

over vrede met hem te handelen, doch niet zoo<br />

haast was die jonge vorst, de afftammeling der<br />

oude Zweedfche koningen, in zijne magt of hij<br />

begaf zich naar Deenmarken. Meester van Gustavus<br />

zijnde, maakte Christiern toebereidzelen<br />

tot eenen nieuwen oorlog. Hij gaf het bevel<br />

over de troepen, welke Frankrijk hem verfchaf-<br />

te,


EES VIE GESCHIEDENIS. 455<br />

te, aan Otho, een Duitfcher. De Deenen deeden<br />

eene landing in Zweden. De regent verloor zijn<br />

leven in een bloedig gevecht op het bevrozen<br />

meir Veter, cn de natie werdt ecu prooi der<br />

Deenen. Christiern, meester van Stokhohn en<br />

van 't ganfche honingrijk, liet veele bisfchoppen,<br />

raadsheeren, heeren en vrouwen van hoogen rang<br />

ter dood brengen, en zijne foldaten, met het<br />

zwaard in de vuist op het volk aanvallende, dee­<br />

den dc ftraaten ftroomen van het bloed van dui­<br />

zenden. 'Er ontbrak, flechts een enkel flagtöffer<br />

om de woede te verzadigen des barbaarfchen<br />

Christicrns, en dat flagtöffer was Gustavus; doch<br />

die vorst was zijnen verweldiger ontfnapt. De<br />

gefchiedenis levert geen belangrijker ftuk dan<br />

de befchrijving van 't gedrag des jongen Gustaafs<br />

in deszelfs akeligen toeftand. Een gevoelige ziel<br />

fchept vermaak hem in zijne vlucht te volgen<br />

van Lubce en Colmar, hem door 't leger zijner<br />

vijanden te zien trekken op een kar met ftroo<br />

beladen. Behouden ' in Zweden aangekomen,<br />

wilden zijne bloedverwanten en vrienden hem<br />

niet begunstigen, zijne leenmannen wilden hem<br />

geen hulp verleenen, en de monnikken van een<br />

godsdienstig gebouw, door zijn' vader geftigt,<br />

weigerden hem een ichuilplaats; hij verborg zich<br />

in de fchuur van iemand,'die een huisbediende<br />

had geweest bij zijn' vader en van wien hij ver­<br />

nam dat zijne familje door de handen des fcherp-<br />

rechters was omgebragt. Vreezende in zijne wijk-<br />

Ff4 plaat-s


456 H E D E N D A A G S C I I E LES VIL<br />

plaats ontdekt te worden, begaf hij zich naar<br />

Dalecarlië, vergezelt van een gids, die hem beroofde<br />

en verliet. In 't gebergte omzwervende<br />

en gebrek aan voedzel hebbende, was hij gedwongen<br />

zich te verhuren bij een mijn-werker.<br />

In dien ftaat werd hij gefeest van een vrouwsperiöon<br />

en door haar gebragt tot een heer, die<br />

eenig verlangen betoonde om' hem te dienen.<br />

Nogmaal werd hij door een' gewaanden vriend<br />

onderhouden cn verraadt». Een land-paftoor<br />

verborg hem, aan dezen deelde hij zijne oogroerken<br />

ter verlosfinge zijns lahds mede, cn deze<br />

overreedde hem zich te vervoegen tot de boeren.<br />

Gustavus vond dien raad goed, en verzamelde<br />

dezelven op kersdag, ontdekte hun wie hij was,<br />

deedt hen het befluit nemen om het Dcenfche<br />

juk aftewerpen en ftelde zich aan hun hoofd:<br />

Zie daar het begin zijn's voöripoeds. Met een<br />

leger, 't welk bij aanhoudenheid aanwies, dreef<br />

hij de Deenen uit de Zwcedfche Landfchappcn,<br />

deedt zich tot regent verklaren, maakte zich<br />

meester van Stokholm, wierdt door de ftaten tot<br />

koning van Zweden gekroont, en noopte Christiern<br />

de wijk te nemen naar Deenmarken, terwijl<br />

Troll naar Noorwegen trok om nieuwe onlusten<br />

aanteftoken. — Cp den throon gevestigt, wendde<br />

.Gustavus zijnen aandacht op de bevordering van<br />

het geluk cn den welvaart zijn's lands. Zijn hof<br />

werd het verblijf van befchaaftheid en pracht.<br />

Hij nodigde geleerde lieden naar zijn koningrijk<br />

te


LES VIL G E S C H I E D E N I S . 457<br />

te komen. Orde en 'geregeldheid werden in 't<br />

beduur der geldmiddelen ingevoert. De troepen<br />

werden beter geöeffent, en Zweeden nam eene<br />

nieuwe gedaante aan. Om hem tot een waar<br />

koning te maken, bleef 'er flechts nog eene groote<br />

zaak te verrichten; deze was de vermogende,<br />

rijke en oproerige geestelijkheid te vernederen,<br />

waar toe hij het beste middel meende te zijn het<br />

invoeren van de hervorming in zijne ftaten. Hij<br />

ondernam deze gcwigtige omwenteling enflaagde.<br />

Olaus Petri werdt geplaatst aan 't hoofd der hervormde<br />

Zweedfche kerke. Deze verandering baarde<br />

eenige beroertens, welke ten Voordeele van<br />

Gustaaf beftuurt werden. Meester van de geestelijkheid,<br />

vernederde hij den adel, maakte zich<br />

zelf een onafhanglijk monarch, verklarende den<br />

throon erflijk, het overige zijner dagen wijdde<br />

hij aan 't geluk zijner onderdanen.<br />

IN Deenmarken, na de zwakke regcering van<br />

Johannis I, werd Christiern II, uit Zweden gedreven<br />

zijnde, door Gustaaf, en fteeds aanhoudende<br />

dc Deenen op de geweldigfte wijze te behandelen,<br />

van den throon gebonstdoor zijne eige<br />

onderdanen, die hem verachtten en verfoeiden.<br />

Zijn neef Frederik, die in zijne plaats verkoren<br />

werd, poogde te vergeefsch Zweeden te herwinnen.<br />

Verplicht Gustaaf te erkennen, verijdelde<br />

hij de ondernemingen van Christiern, die uit de<br />

gevangenis ontfnapt, wederom naar de kroon<br />

Ff 5 trach-


mgS H E E E N E - A A G S C H E EES VH.<br />

trachtte, welke hij door zijn dolzinnig gedrag<br />

verboren had. Troll fnenveldc in een velddag,<br />

Christiern werd nogmaal de gevangen zijn's opvolgers,<br />

en de edelmoedige Frederik lag zich in<br />

zijn bewind toe om den welvaart zijner onderdanen<br />

te bevorderen. Christiern III, die zijn vader<br />

Frederik opvolgde, nodigde de konsten en wetenfehappen<br />

naar Deenmarken en voerde 'er de<br />

hervorming in.<br />

PORTUGAL werd eiken dag meer en meer<br />

berucht door de ontdekkingen van deszelfs Icheepslieden<br />

cn door de veroveringen van deszelfs vloothoofden.<br />

Gedurende dat tijdvak en onder de regeering<br />

van den grooten Emmanuël, zeilde Vasco<br />

de Gama om de kaap de goede hoop, drong<br />

door in den oosterfchen oceaan, zeilde zesduizend<br />

zeemijlen kusts af, ftcvende naar de Indien cu<br />

kwam te Calicut aan, daar hij den naam der<br />

Portugeczen deedt eerbiedigen; Almeidda zette<br />

zijne ontdekkingen nog verder voort en begon<br />

den handel, welke Egijpte verrijkt had. Alburquerque<br />

ontdekte de uiterfie eindpalen yan Afia,<br />

vermeesterde Malabar, vestigde Goa, vond de<br />

Eilanden van Ceilon, Sunda en de Molukken en<br />

zond de diamanten, paarlen, indigo en lpeccrijeu<br />

van 't oosten naar Lisbon. Alvarez dc Cabrel,<br />

ten zeiven tijde naar 't westen zeilende, landde<br />

in Brafilié' in Zuid-Amerika en vestigde daar<br />

eene volkplanting, welke op heden nog eene der<br />

ver-


LES VII. G E S C II I E D E N I S. 455<br />

vermogende is van alle die aan Portugal behooren.<br />

Onder de regeering van Johannes II. bereikten<br />

de Porttigeezen, die hunne ontdekkingen<br />

bleven voortzetten, China en maakte dat rijk bekent<br />

aan Europa. De vermeestering van het Eiland<br />

Hainan, in 't midden van 't welke zij Macao<br />

bouwden, de ontdekking van Japan, het<br />

welk de bron werdt van eenen verbazenden handel<br />

en het tooneel des ijvers van Francois Xavier,<br />

verhief Portugal ten toppunt van roem cn<br />

vermeerderde aanmerkelijk deszelfs rijkdom-:<br />

D E jaarboeken van Turkijen leveren, in dat<br />

tijdvak, den lezer de ontthrooning van Bajazet,<br />

die geene bekwaamheid had om te regeeren; de<br />

ivrede en wakkere regeering van zijnen zoon Selim,<br />

benevens de uitmuntende overwinningen van<br />

Soliman II, deszelfs oorlogen in Flongarijé',<br />

Duitschland en Afrika met het huis van Oostenrijk<br />

en zijne roemrijke verrigtingen in Afia,<br />

D E H E R V O R M I N G .<br />

D E oude en hedendaagfche gefchiedenis van 't<br />

menschdom levert ons geen gewigtiger omwenteling<br />

dan die de hervorming in 't begin der zestiende<br />

eeuw te weeg bragt. Misleiden heeft<br />

geene omwenteling zulk eenen algemcenen invloed<br />

gehad op de nijverheid der natiën op de<br />

regeering der koningrijken, dc zeden der menfehen,<br />

den voortgang der wetenfehappen en op<br />

de


460 H E D E N D A A G S C H E LES VIE<br />

dc maatfehappij in 't algemeen. Dc lezer weet<br />

reeds welk eene buitenfporige magt de pauzen<br />

verkregen hadden in geestelijke en wereldlijke<br />

zaken. Gansch Europa bukte onder 't juk van<br />

Rome en fidderde op den naam van Paus. Zij,<br />

die van tijd tot tijd zich ftoutelijk onderwonden<br />

deze geduchte magt te weêrftaan, hadden niet<br />

geüaagt. Keizers, koningen en volken hadden<br />

te vergeefsch kracht, godsdienst en wetenfchap<br />

m 't werk gepelt om hunne kluisters te verbreeken.<br />

's Pauzen throon bleef onwrikbaar en deszelfs<br />

vijanden waren, na vergceffchc pogingen,<br />

verplicht zich flaven tc erkennen van den Roomfchen<br />

doel. Onafgebroken zegepraal over de<br />

Christenwereld fcheen het volftrckt gezach der<br />

Pauzen onwrikbaar te vestigen. Dan, daar is<br />

een bepaalden tijd voor alles. De Voorzienigheid<br />

had het voor een onaanzienlijk bijzonder<br />

mensch bewaard dezen geduchten throon aan 't<br />

waggelen te brengen, Romens oppervorst van de<br />

helft van deszelfs rijk te verdeken en de andere<br />

helft te verwrikken; de menfehen optcwekken<br />

uit dien diepen flaap, waar in zij verzonken lagen,<br />

en hun de lamp der rede en des godsdienst<br />

voortehouden, waar door zij de dwalingen, de<br />

bedriegerijen en de overheerfchingen der Latijnfche<br />

kerke zien mogten en vooral ontwaren de<br />

ellende van hunnen flaaffchen toeftand. Luther<br />

was de bewerker of liever het werktuig dezer<br />

gedenkwaardige omwenteling. Geboren te EJSIC-<br />

ben,


LES vu. GESCHIEDENIS. 461<br />

ben, in Saxen, van geringe ouders,'wierd hij<br />

in een klooster van Augustijner monnikken be­<br />

itelt, 'waar hij fpoedig zich deedt ondcrfcheiden<br />

door zijne groote vlijt in de letteröeffening, door<br />

zijnen doordringenden geest en bóven al door<br />

eene gemakkelijke en ftoute wijze van zich uit-<br />

tedrukken. Hij werd tot leermeester in de wijs­<br />

begeerte aangeftelt te Wittemberg en reeds fpoe­<br />

dig tot den rang van hoogleeraar in de Godge­<br />

leerdheid ter zeiver ftede, waar hij zeer veel<br />

aanzien verwierf. Ten zeiven tijde wilde Leo X.<br />

de prachtige S-. Pieters kerk te Rome voltooit<br />

hebben, doch zijn fchatkist uitgeput zijnde, open­<br />

de hij eene fchatting van aflaten. Deze werden<br />

van Rome verzonden om in Duitschland verkogt<br />

te worden; de Dominicanen werden met de uit-<br />

veiling daar van belast. Nooit was 'er een zoo<br />

fcbandelijk misbruik gemaakt van de aflaten. De­<br />

zelve werden .openlijk als een markt-waar ver­<br />

kogt en zelfs met de grootfte onbetaamlijkheid<br />

in herbergen cn bierkroegen uitgevent. Men liet<br />

ze uitroepen als hemelfche gunstftukken, welke<br />

de kracht bezaten om de gruwelijkfte misdaden<br />

uittewisfchen. Dit ftrekte tot aanmoediging en<br />

vermeerdering van allerlei zoort. van ondeugden.<br />

De boozen werden door geen vrees afgefchrikt<br />

van 't plegen van misdaden. Hier uit is ligt op-<br />

temaken hoe gevaarlijk dat leerftelzel ware voor<br />

de maatfehappij, vooral in een tijd toen de ftem<br />

van 't geweten gefraoort werd door 't bijgeloof<br />

en


462 H E D E N B A A G S C H E LES VIE<br />

en de rede en ware godsdienst bijna niets vermogten<br />

tegen een zwerm van ongerijmde dwalingen.<br />

De Augustijner monnikken, bet zij uit<br />

een affcbuwen van dit lecrftclzel, of uit hoofde<br />

der misbruiken, die men 'er van maakte, of<br />

wel uit ijverzucht, gelijk zommige mecnen, kozen<br />

Luther om te prediken tegen de aflaten en<br />

tegen de genen, die 'er mede te koop liepen.<br />

De jonge monnik begaaft met eene levendige<br />

verbeelding en gewapend met den fakkel der rede<br />

en der heilige fchrift, voer met groote kracht<br />

van welfprekenheid uit tegen deze verderflijkc<br />

leerftellingen, wees de ware grondbeginzels deiaflaten<br />

aan, verkoelde den ijver der koopers en<br />

aangemoedigt door dezen gelukkigen uitflag, ging<br />

hij in zijne ontwerpen nog verder. Hij toonde<br />

en tastte de overheerfchingen en dwalingen der<br />

Roomfche kerke aan; in één woord hij rukte<br />

den fluier af, welke deze dingen voor 't oog der<br />

wereld bedekte: de throon der Pauzen geraakte<br />

daar op aan 't waggelen. Leo, die, in den beghme,<br />

Luther veracht had, begon nu verlegen<br />

te worden wegens den voortgang van den hervormer<br />

en dagvaarde hem voor zijn gerichts-hof<br />

te Rome. Frederik van Saxen, die Luther bcfchermde,<br />

verkreeg de gunst dat deszelfs zaak<br />

onderzogt mogte worden in Duitschland. Luther<br />

verfcheen op de rijksvergadering te Augsburg<br />

onder een vrij geleide van keizer Karei. Kardinaal<br />

Cajetanus, die zijn rechter was, weigerde<br />

hem


LES vu. G E S C H I E D E N I S . 463<br />

hem te hooien en wilde hem nopen de dwalingen,<br />

welke hij wegens de aflaten en den aart<br />

van 't geloof geleeraart had tc herroepen. Luther<br />

weigerde zulks, beriep zich op eene algemeenekerkvergadering,<br />

week heimelijk uitAugsburg<br />

en keerde naar zijn eigen land weder, gevolgt<br />

van verfcheide nieuwe geloofsgenoten. Tot<br />

hier toe had Leo zich vergenoegt met bedreigingen;<br />

dan, daar de hervorming veld won, donderde<br />

hij zijne vervloekingen uit en verlangde<br />

niets zoo zeer dan den genen te ftrallën, dien hij<br />

als de oorzaak daar van befchouwde. 's Pauzen<br />

vonnis tegen Luther uitgefproken vergramde den<br />

hervormer des te meer; door zijnen vorst en<br />

landsman befchermt, beriep hij zich op nieuw<br />

op eene algemeene kerkvergadering, hieldt den<br />

Paus voor den Antichrist, verbrandde te Wittcmberg<br />

de bulle van uitfiuiting, tastte de geïiefdfte<br />

leerflellingen van de Roomfche kerk aan en fprak<br />

met verachting van hare plechtigfte kerkgebruiken.<br />

Karei V. gaf, op verzoek van Leo, aan den<br />

hervormer bevel van tc verfchijnen cp dc rijksvergadering<br />

te Worms. Luther kwam, fprak<br />

met eene ftoutmoédige befcheidenheid, betuigde<br />

dat hij misfehien in zijnen ijver te ver gegaan<br />

ware, maar weigerde tevens zijne gevoelens te<br />

herroepen, ten ware men hem van derzeiver<br />

valschheid konde overtuigen. Noch belofte noch<br />

bedreigingen konden hem van befluit doen veranderen,<br />

zijne onverzettelijkheid ontrustte de<br />

Room-


4Ö4 H E B E N B A A G S C H E LES VIE<br />

Roomfche geestelijkheid, en men doeg aan Karel<br />

voor het voorbeeld te volgen van Sigismond,<br />

die, in weerwil der trouw eener vrijgeleide,<br />

Jan Hus en Hieronimus van Praag ten brandftapel<br />

had overgelevert. De keizer, die zich niet<br />

wilde bezoedelen met eene zoo hatelijke misdaad,<br />

ftond aan Luther toe te rug te keerén, maar kort<br />

daar op werd 'er in 's keizers naam en op gezach<br />

der rijksvergadering een geftreng vonnis tegen<br />

hem afgekondigt, waar bij aan alle vorsten verboden<br />

werd hem lijf berging te verkenen en gelast<br />

hem aantehouden zoo haast de tijd zijner<br />

vrijgeleide zoude afgeloopen zijn. De keurvorst<br />

van Saxe durfde niet beftaan hem openlijk te befchermen,<br />

maar verborg hem in een kasteel,<br />

waar hij zich veilig bevond voor de woede zijner<br />

vijanden, tijd had zijne gevoelens bij een te fameien<br />

en aan zijne leerftellingen eenen behoorlijken<br />

vorm te geven. De leerftellingen der Roomfche<br />

kerk wierden het eerst door hem aangevallen;<br />

hij erkende Hechts twee Sacramenten, de<br />

Doop en 's Heeren avondmaal, befehouwende<br />

het overige als uitgedagt door eigenbelang, en<br />

aangenomen door bijgeloof. Hij verwierp de aanroeping<br />

der heiligen, niet alleen als nutteloos,<br />

(naar als afgoderij; de gebeden voor de afgestorvenen<br />

merkte hij aan als een ftrik voor de geloovigen;<br />

het vagsvuur als eene ongerijmdheid<br />

door de baatzucht der kerkdijken verzonnen, en<br />

de oorbiegt als eene bclachlijke plechtigheid.<br />

De


I<br />

EES vit. GESCHIEDENIS* $6$<br />

De leerftukken van de medezelfftandigheid, het<br />

rechtveerdiginakcnd geloof en de voorbefchikking<br />

waren zijne begunstigde ftellingen. Van de leer­<br />

ftukken ging hij over tot het beduur der kerke.<br />

Hij hield ftaande dat de Paus buiten het ftift van<br />

Rome geen gezach had; dat het rechtsgebied der<br />

I bisfchoppen enkel gegrond is in de keur der<br />

J Christenen. De meeste kerkelijke onderfcheidin-<br />

gen befchouwde hij als het uitwerkzel van ker­<br />

kelijke dwinglandij. De rijkdom der geestelijken<br />

handelde hij als eene misdadige overheerfching.<br />

Hij toonde aan dat de ongehuwde ftaat een bron<br />

was van veelvuldige misbruiken; en dat de gods­<br />

dienstige geloftén, waar door het huwelijk belet<br />

word, ftrijdig zijn met den aart van 't Euangcli-<br />

um.' Hij ontfloot de kloosters, maakte dat de<br />

Priesters huwden, en nam zelf eene Katharina<br />

Bore, een non, tot zijne wettige vrouw; maande<br />

de vorsten aan de hand te leggen op den rijk-<br />

! dom der geestelijkheid, een gedeelte daar van<br />

aan zich te houden en het overige te bedreden<br />

aan 't ftichten van Collegien en gasthuizen, ter<br />

i aanmoediging van vlijt en nijverheid en tot het<br />

herdeden van openbare wegen. Zulke redelijke<br />

en prijswaardige oogmerken zetten den keurvorst<br />

. van Saxe meer dan ooit aan hem te belchermen.<br />

Van dien tijd .af had Luther het genoegen zijne<br />

leerftellingen te zién omhelzen van zijn land, het<br />

welk tevens de hervorming aannam. Van Saxe<br />

gingen zijne gevoelens over naar Hesfc, welk<br />

Gg land


4.6Ö H E E E N D A A G S C H E ' LES VIE<br />

land benevens een groot gedeelte van 't noorden<br />

van Duitschland insgelijks hervormt werd. Een<br />

groote menigte Discipelen ondèrfteünde zijne pogingen,<br />

Melanchton, een der fraaiftc vernuften<br />

van zijn tijd, was de voornaamfte fteun der Lutberfche<br />

hervorming en bragt aan dezelve veel<br />

achtbaarheid toe door zijne kundigheid en gematigdheid.<br />

Ten zeiven tijde verfpreide vrome en<br />

ijverige lieden dc hervormde leerftellingen door<br />

Europa. Bucer bragt dezelven in de keizerlijke<br />

fteden aan den Rhijn, en Olaus in Zweden deszelfs<br />

geboorteland. Welk een zegepraal voor<br />

Luther de helft van Europa zich te zien ontdoen<br />

van het Roomfche juk, geheelc koningrijken zijne<br />

gevoelens te zien aannemen, terwijl een. vermogenden<br />

aanhang hem kwam raadplegen cn eerbiedig<br />

zijne uitfpraken aannemen! welk een roem<br />

voor dezen hervormer; dc wereld verandert, de<br />

gemoederen der menfehen verlicht, het eerfte<br />

Christendom herftelt en de heilige fchrift aan<br />

een iegelijk ten gebruike gegeven te hebben, en<br />

vreedzaamlijk te fterven te midden zijns huisgczins,<br />

zonder vrees, zonder wroeging.'<br />

HET karakter van den vader der hervorming,<br />

't welk zoo uitmuntend wel gemaald is door eenen<br />

vermaarden gefchiedfehrijver, zal ik, voor<br />

mijnen lezer, hier laten volgen. Luther ftierf in<br />

zijne geboorteftad Eislcben, aan eene ontfteking<br />

in de maag, in het drie en zestigfte jaar zijns<br />

ou-


LES vri. G E S C H I E D E N I S . 467<br />

ouderdoms. Daar deze groote hervormer het<br />

middel was, van 't welk de Voorzienigheid zich'<br />

bediende in het te weeg brengen dezer aanmer­<br />

kelijke en gelukkige omwenteling, vind men in*<br />

de afbeelding zijns karakters eene treffende te-<br />

• gendrijdigheid, naar mate het zelve door vijah-<br />

: den of vrienden wierd afgemaald' De eerden,<br />

• gebelgt over zijn gedrag en dol van woede te<br />

zien hoe hij, met een opgeheven hand, alle de<br />

. gronden van hun geloof en de voorwerpen vari<br />

> hunnen eerbied en van hunne liefde omverwierp,<br />

j hebben hem niet alleen de onvolmaaktheden erf<br />

gebreken van den mensch, maar alle de hoeda­<br />

nigheden van een vriend des fatans te last ge*<br />

legt. De anderen, hem befchouwende als dc<br />

hcrdeller der Christelijke vrijheid, waren zo'o'<br />

i vol van een dankbare bewondering, dat zij heirï<br />

meer dan menfchelijke volmaaktheden hebben<br />

tocgeé'igent cn zijne daden ten naasten bij met<br />

dezelfde verrukking befchouwde als alleen aan<br />

die van Jefus Christus, de propheten en aposte­<br />

len toekomt. „ 't Is uit zijn eigen gedrag, niet<br />

„ uit den vergrootten lof of de verzwaarde be-<br />

! „ rispingen zijner tijdgenoten, dat de tcgenwoor-<br />

„ dige eeuw haar oordeel over hem moet velleriV<br />

te Zijn ijver in 't aankleven van 't gene hij -voor<br />

4, waarheid hield; zijne onverschrokkenheid in 't<br />

„ verkondigen dier waarheid; zijne bekwaamhc-<br />

„ den, zoo natuurlijke als verkregene, om de-<br />

- fa zelve te verdedigen cn zijne onvermoeide vlijt<br />

Gg 3 a is!


4


EES VIE GESCHIEDENIS. 469<br />

„ buiten zich zelve, met eene drift, welke zwak-<br />

„ ker gemoederen verbaasde, of vreemd voor-<br />

„ kwam aan lieden in geruster omdandigbeden.<br />

„ Door eenige zijner prijswaardige hoedanighe-<br />

„ den tot uitterdens te brengen, ging hij ibm-<br />

„ tijds de palen van 't goede te buiten en maak-<br />

„ te zich fchuldig aan daden, welke hem aan<br />

„ berisping bloot delden. Het vertrouwen, welk<br />

„ hij in de gegrondheid zijner gevoelens ftelde,<br />

„ verfchilde weinig van verwaandheid; zijn moed,<br />

„ om die gevoelens ftaande te houden, kwam<br />

„ nabij vermetelheid; zijne ftandvastigheid om<br />

„ van dezelven nimmer aftegaan, was weinig<br />

„ minder dan hoofdigheid, en zijn ijver, om zij-<br />

„ ne tegenpartijen te wederleggen, grensde zeer<br />

„ digt aan woede en onbefchoftheid. Gewoon<br />

„ alles der waarheid te onderwerpen, vorderde<br />

„ hij denzelfden eerbied voor haar 'van andere<br />

„ menfehen, en niets aan hunne zwakheden of<br />

1, vooröordeelcn toegevende, voer hij met ver-<br />

„ achting uit tegen alle de genen, die niet dag-<br />

„ ten gelijk hij. Toen men zich tegen zijne leer<br />

„ verzette, viel hij alle zijne tegenftreevers aan<br />

„ met even veel woede, zonder zich aan rang<br />

„ of verdienste te ftoren. Hij ontzag zelf de<br />

„ koninglijke waardigheid van Hendrik VIII. noch<br />

„ de begaafdheden en geleerdheid van Erasmus<br />

„ niet, maar bejegende hen even ruw en onbe-<br />

„ fchoft als hij Tetzel of Ecoius gedaan had.<br />

„ Dan, deze onbetaamlijkheid, aan welke Lu-<br />

Gg 3 ther


4?o H E B E N B A A G S C H I LES VIE<br />

„ tlier zich fchuldig maakte, moet niet geheel<br />

-„ aan zijnen driftigen aart worden toegefchreven;<br />

„ zij was gedeeltelijk het gebrek zijner eeuwe.<br />

„ J3ij een ruw volk, onkundig van die grondre-<br />

J? gelen, welke, door gedurig de hartstogten van<br />

„ elk in "t bijzonder tegen te gaan, dc maat-<br />

„ fchappij befchaven en de zeden verzachten,<br />

„ waren alle twistgeichillen heftig en fterk en<br />

„ zij drukten, in hunne natuurlijke taal, zonder<br />

,, de minste bedaardheid of ingetogenheid te la-<br />

„ ten blijken, de beweegingen uit, die zij ge-<br />

„ voelden. Dewijl in dien tijd alle werken van<br />

„ geleerde lieden m 't Latijn opgedclt werden,<br />

„ waren zij door het voorbeeld der beste fchrij-<br />

„ veren in die taal gewettigt, hunne tegenftree-<br />

,', vers met den fchamperden moedwil te bejegc-<br />

„ nenl daarenboven klinken alle onbetaamlijke<br />

en ruwe uitdrukkingen in eene doode taal zoo<br />

„ fcherp niet als in eene levende, waar van de<br />

„ bijzondere toonvallen en Ibrcekwijzcn gemcen-<br />

zamcr zijnde ook cnbefchofter voorkomen.<br />

„ WANNEER men iemands karakter wil op-<br />

,, maken, dient men hem te beöordcelen naar de<br />

beginzels en grondregels zijner eeuwe; want<br />

?, alhoewel deugd en ondeugd in alle tijden de-<br />

„ zelfde zijn, de zeden cn gewoontens verande-<br />

„ ren nogthans onophoudelijk, 't geen ons in 't<br />

„ gedrag \-an Luther als zeer berispelijk voor-<br />

?, komt, ergerde zijne tijdgenoten niet. liet wa-<br />

„ ren


LES VIE GESCHIEDENIS. 471<br />

„ ren zelfs eenige dier hoedanigheden, welke wij<br />

„ thans gercedelijk laken, die hem juist gefchikt<br />

„ maakten het groote werk te volvoeren, het<br />

„ welk hij durfde ondernemen. Om het mensch-<br />

„ dom, dat in onkunde en bijgeloof gedompeld<br />

„ lag, optcwekkcn, en de woede der dwceperij,<br />

„ die de magt in handen had, té bedtijden, was<br />

„ een hevigen ijver en een onverfaagt karakter<br />

„ noodig. Zachte uitnodigingen zouden noch ter<br />

,, ooren gekomen zijn noch aangefpoort hebben<br />

„ die genen die geroepen werden. Een bemin-<br />

,, nelijker maar min wakkere geest dan die van<br />

„ Luther zou de gevaren ontzien hebben, die<br />

„ Luther durfde tarten en wist té boven te ko-<br />

„ men. Omtrent het einde van zijn leven, zag<br />

„ men, fchoon zijn ijver of zijne begaaftheden<br />

„ niet zichtbaar verminderden, zijne lighaams-<br />

„ kwalen toenemen, zoo dat hij daaglijks geem-<br />

„ lijker, oploopener en ongeduldiger werd, wan-<br />

„ neer hij' wierd tegengefproken. Hij had het<br />

„ genoegen den verbazenden voorfpoed zijnes<br />

„ ijvers te beleven, een groot deel van Europa<br />

„ zijne leer te zien omhelzen en de grondvesten<br />

„ tc zien waggelen van den pausfelijken throon ,<br />

„ voor welken de grootde monarchen gefiddert<br />

„ hadden; dit maakte dat hij zich niet kon wc-<br />

„ derhouden blijken te geven van waan cn eigen-<br />

„ liefdeken hij zou, indedaad, meer dan mensch<br />

„ hebben moeten zijn, indien hij, zonder deze<br />

„ zwakheden te laten blijken, de groote dingen<br />

Ge 4 »• had


47* H E B E N D A A G S C H E LES VIE<br />

„ had konnen befchotiwen, welke door hem wa-<br />

„ ren te weeg gebragt." (y)<br />

't Is natuurlijk te veronderdellen dat toen de<br />

Europafche Christenen ontflagen waren van het<br />

flaaffche juk van Rome, en bevonden dat zij<br />

voor zich zeiven mogten denken, zij, met be­<br />

trekking tot belpiegelendc leerftellingen van den<br />

godsdienst, alle niet eensgezind konden zijn. In­<br />

dien dezelfde denkbeelden onderfcheiden indruk-<br />

zels maken op de menfchelijke gemoederen en<br />

geene twee perfonen volkomen eveneens denken,<br />

noch dezelfde onderwerpen in het zelfde gezicht­<br />

punt befchouwen, hoe veel te meer moet zulks<br />

dan het geval zijn met de gevoelens en denkwij­<br />

ze der menigte, en dit 's ook de reden waarom<br />

onze hervormers over fommige leerftellingen van-<br />

het Christendom zoo verfcbillend dagten en waar­<br />

om zich verfchillende gezindheden in 't begin<br />

der hervorming op deden. Dan, hoe verdeelt de<br />

hervormers ook onder clkandcren waren in zaken<br />

van weinig aanbelang, allen nogthans kwamen<br />

daar in overeen, dat zij het pauzelijk gezach<br />

verwierpen. Zwinglius, leera'ar te Zurich, in<br />

Zwitferland, fchoon hij de hervorming omhels­<br />

de, verwierp evenwel de medezelfftandigheid,<br />

hij loochende dc daadelijke tegenwoordigheid in<br />

't nacht-<br />

fy) Historie der Regeering van Karei V. vijfde deel bladz.<br />

9Ï—97-


LES vu. GESCHIEDENIS. 473<br />

't nachtmaal, befchouwde de leer van 't recht-<br />

veerdigmakende geloof als een gevaarlijk gevoe­<br />

len', hield de verdienste der goede werken, wel­<br />

ke ons wezenlijk nuttig maken voor onzen even­<br />

mensen, ftaande, cn ging zelfs zoo verre van<br />

te beweeren dat Socrates, Aristides, Cato en al­<br />

le groote mannen der oudheid niet onwaardig<br />

waren de hemelfche gelukzaligheid te genieten.<br />

De voorbefchikking kwam hem voor als een leer-<br />

ftuk ftrijdig met de rede, met den godsdienst en<br />

met de goede zeden. In andere ftukken was hij<br />

het met Luther eens en hij omhelsde diens ge­<br />

voelens wegens de tucht en 't beftuur der ker­<br />

ke. Het grootst gedeelte van Zwitferland naai<br />

het ftelzel van dien hervormer aan.<br />

JOHANNES Calvinus, geboren in 1509.' te<br />

Noijon, in 't zuiden van Frankrijk, kwam kort<br />

daar aan te voorfchijn en kan gerangfehikt wor­<br />

den onder de vermaardfte hervormers. Hij ftem-<br />

de met Zwinglius overeen in 't verwerpen der<br />

medezelfftandigheid en de daadelijke tegenwoor­<br />

digheid, maar verfchilde van hem in 't ftuk van<br />

het verdienstelijke der goede werken. Hij hield<br />

met Marthinus Luther de leerftellingen van het<br />

zaligmakend geloof en van de voorbefchikking<br />

ftaande, maar verfchilde van hem in zijne denk­<br />

beelden wegens het kerkbeftuur, en was voor<br />

een volksbeftuur, dat is, dat alle Christen leer­<br />

aars gelijk zijn in rang en in gezach. Hij be-<br />

Gg 5 werk-


0A H E B E N B A A G S C H E LES VII.<br />

werkte eene gedenkwaardige omwenteling in Gerieve,<br />

waar hij geëerbiedigt wierd als een apostel<br />

en gehouden voor den grondlegger van dat Gemeenebest.<br />

Volgens 't gevoelen van zommigen<br />

is de dood van Michiel Servetus, die om ketterij,<br />

te Geneve, openlijk verbrand wierd, in welk<br />

bedrijf Calvinus een voorname rol ipeelde, een<br />

onuitwischbare vlek voor den naam en voor de<br />

gedagtenis diens hervormers. Ieder verftandig<br />

bewonderaar van Calvijn moet het fmerten dat<br />

hij reden gegeven hebbe hem om zijnen vervolgzuchtigen<br />

geest met eene zwarte kool te tekenen.<br />

Wij, die tot een verlichter eeuw behooren, zijn<br />

overtuigt dat niets onbillijker noch godloozer zijn<br />

kan dan iemand om eenige van deszelfs gevoelens<br />

te ftraffen of te pijnigen. Doch zulke eene<br />

edelmoedige cn billijke denkwijze, zoo overeenftemmende<br />

met dc rede cn den Christelijken godsdienst,<br />

was voor tweehonderd jaren geenzins de<br />

heerfchende. Men was toen ter tijd van begrip<br />

dat gevoelens, welke vijandig fchcenen te zijn<br />

met den godsdienst, aan den lijve moesten geftraft<br />

worden, om die reden hebbe men den dood<br />

van Servetus eerder te wijten aan dc dwalingen<br />

van den tijd, in welke Calvinus leefde, dan aan<br />

Calvijn zeiven. (z)<br />

LE-<br />

it) Derhalven zijn de vervolgingen en wtfedheden der Roomsen-<br />

Citholijien tegen dc Protestanten, enkel te wijten aan de dwa­<br />

lingen van dien tijd. Vcnc.lc;.


LES vu. G E S C H I E D E N I S . 475<br />

LELIUS Socinus en deszelfs neef Faustus namen<br />

de godsdienstige gevoelens aan van Servetus,<br />

ftrekten dezelven noch veel verder uit en<br />

verkondigden die alomme, zij verbanden alle<br />

godsdienstige verborgenheden, ontkenden de verzoening<br />

van Jefus Christus voor de zonden en<br />

wilden de Christenen geheellijk onderwerpen aan<br />

het licht der rede, zij waren de dichters der gezindheid,<br />

welke men Socinianen noemt.<br />

DE doopsgezinden, die al mede in dat tijdvak<br />

te voorfchijn kwamen, wilden in de maatfehappij<br />

eene volkomene onafhanglijkheid in geestelijke<br />

en wereldlijke zaken invoeren. Hunne verachting<br />

voor den kinderdoop gaf den naam aan 'die<br />

gezinte, welke beftond uit het geringfte zoort<br />

van menfehen. Zij zagen met verontwaardiging<br />

de kleenfte hoop den rijkdom en het aanzien des<br />

levens genieten cn de vruchten rapen van den<br />

arbeid der armen, die alleen den last droegen<br />

der maatfehappij. Gelijkheid was bij hen het<br />

woord. Twintig duizend van dit misleide volk<br />

met vuur en met het zwaard gewapend poogden<br />

die onderfcheidingen te vernietigen, welke de<br />

overeenftemming en het geluk der maatfehappij<br />

uitmaken. Faustus en Muncer, geboortig van<br />

Saxen, die dit Gefpanfchap in Westphalen vestigden,<br />

wierden opgcvolgt door Jan van Leiden,<br />

een kleermaker, die, ftrijdig met zijne eigene<br />

grondbcgmzcls, tot koning gemaakt werd door<br />

zij-


476 H E D E N D A A G S C H E EES VIE<br />

zijne aanhangers. Hij veroverde de ftad Munster,<br />

verwoestte Duitschland en wierd gedood door<br />

die edelen, wier tijtels en aanzien hij verlangde<br />

te vernietigen. Wie zou hebben kunnen denken<br />

dat uit deze onzinnige gezindheid de kwakers<br />

zouden voortkomen, wier grondbeginzels dezelfde<br />

waren? zij zogten namentlijk eene natuurlijke gelijkheid<br />

te vestigen. Maar welk een onderfcheid<br />

in hunne zeden! Geene gezindheid had ooit meer<br />

afkeer van alle geweldenarij dan die der kwakers;<br />

lijdfaamheid, liefdadigheid en gematigheid<br />

zijn de beminnelijke hoedanigheden welke zij<br />

bezitten.<br />

W A N N E E R wij zoo veele hervormers in onderfcheide<br />

landftrceken en bijkans ten zeiven tijde<br />

zien opkomen tegen de kerk van Rome, is<br />

het zeer natuurlijk te vragen, door welke beweegredenen<br />

zij aangefpoort werden? De vooröordeelcn<br />

van vijanden en dc te groote drift van<br />

vrienden en bewonderaaren, houden de waarheid<br />

verborgen en maken het moeilijk die te kennen.<br />

Waren onze cerfte hervormers heilige en vrome<br />

mannen eeniglijk bezield met het oogmerk om de<br />

fchreeuwende misbruiken, welke zoo veelvuldig<br />

in de Christen kerk waren ingeflopen, te verbeteren<br />

en was het eeniglijk hun verlangen om onder<br />

de Christenen het Euangelium in deszelfs<br />

eerfte zuiverheid te herftellen.? De Protestanten<br />

verzekeren het; maar lees de fchrijvers van de<br />

Room-


LES vu. G E S C H I E D E N I S . 477<br />

Roomfche kerkgemcenfchap; zij fchildcren de<br />

Protestanten af als monflers, die door een geest<br />

van trotsheid en losbandigheid aangezet werden<br />

om alles wat de godsdienst eerwaardig had,<br />

te vernietigen. Wie van beiden fpreekt hier de<br />

waarheid? Drift en blinden ijver zien niet dan<br />

uitterflens. Wij moeten naar waarheid oordeelen,<br />

oprecht en redelijk handelen zonder ons te<br />

laten vervoeren door drift of vooroordeel, ten<br />

minsten behooren wij ons oordeel optefchorten<br />

indien wij bevreest zijn gezwaaid te worden door<br />

de eene of het andere. Uit het gedrag der bewerkers<br />

van de hervorming is het klaar dat derzeiver<br />

beweegreden goed was, dat zij uit overtuiging<br />

en met oprechtheid handelden. De gewigtigde<br />

belangens van 't Christendom toegedaan,<br />

hadden zij geene andere bedoeling dan de<br />

Christenen derzeiver dwalingen te doen zien e«<br />

hen te rug te brengen tot den waren eerdienst<br />

van God en tot die vrijheid, met welke Christus<br />

ons heeft vrij gemaakt. Doch onze hervormers<br />

waren menfehen en des onderhevig aan menfchelijke<br />

zwakheden, 't Is zeer mogelijk dat de ijver<br />

van Luther en Calvijn verzelt ging van eenige<br />

trotsheid, eigenzinnigheid en zelfsbelang. Misfchien<br />

wel dat zij in den beginne het niet in de<br />

gedagten hadden zoo ver te gaan als zij deden.<br />

Opgewakkerd door den goeden uitflag hunner<br />

onderneming, heeft de eerzucht mogelijk deel<br />

genomen .in hunne ontwerpen. Het kloosterleven<br />

en


478 H E D E N D A A G S C H E LES VH.<br />

en de ongehuwde ftaat fmaakten Luther niet,<br />

zulks kan wel eene beweegrede geweest zijn,<br />

welke hem aanzette daar tegen te prediken. Uit<br />

het ganfche karakter en gedrag dier beide her-<br />

vormeren blijkt nogthans dat zij bekwaamheden<br />

bezaten overeenkomstig het werk welk zij onder­<br />

namen, ook behoorden de Protestanten altoos<br />

met bewondering en erkentenis aan hun te ge-<br />

denkeu.<br />

CALVIJN was een man van onberispelijke zeden,<br />

eenpaarig in zijn beroep en handel, en een<br />

uitmuntend redenaar, zoo dat welke gebreken ook<br />

fommige menfehen mogen vinden in zijne gevoelens,<br />

zij evenwel deze trekken van zijn karakter<br />

moeten goedkeuren. Zwinglius, alhoewel van<br />

verfchillende begrippen, was zuiver en oprecht<br />

in zijne bedoelingen. Zijn leerftelzel word van<br />

veele gehouden meer overeenkomstig tc zijn met<br />

dc rede cn beter gefchikt om die genen te winnen,<br />

wier geaartheid en neiging met de zijne<br />

ftrooken. — Melanchton was een man van uitgeftrekte<br />

kundigheid en van een allere.rwaardigst<br />

karakter, wanneer wij zijn fchriften lezen, kunnen<br />

wij niet anders dan dezelve hoogachten, en<br />

wanneer wij zijn levensgedrag befchouwen moeten<br />

wij hem noodwendig beminnen.<br />

DE zeer groote voortgang der hervorming is<br />

aan veele oorzaken toe te eigenen. De verbazen-


LES vn. G E S C H I E D E N I S . 479<br />

zende misbruiken der Roomfche kerke; de gis­<br />

ting in de gemoederen der menfehen, die maar<br />

pas uit een ftaat van barbaarsheid waren opgeko­<br />

men, dc algemeene nuttigheid van de leerftellin­<br />

gen der hervorming, de herleving der geleerd­<br />

heid, de uitvinding der drukkonst, de geest van<br />

onverdraagzaamheid, welke de aanhangers van<br />

Rome bezielde, het karakter der Pauzen van dien<br />

tijd, de fchriften van Erasmus, in welke hij de<br />

dwalingen en Spoorloosheden zijner eige kerke<br />

ten toon ftelde, dit alles bragt veel toe tot den<br />

fhellen voortgang der hervorming en was het<br />

middel in den weg der Voorzienigheid om het<br />

kolosfus beeld der pauzelijke magt ter nederte-<br />

;Werpen. De vervolging, van dewelke men zich<br />

als van het eerfte middel bediende om de her­<br />

vorming te fluiten, deed eene tegenftrijdige uit­<br />

werking. Francois I, Karei V, Hendrik VIII<br />

en deszelfs dochter Maria bragten door hunne'<br />

bloed-plakkaten en ijslijkc geftrengheden mis­<br />

leiden ruim zoo veele nieuwbekcerden tot den<br />

hervormden godsdienst over als de geleerdheid<br />

van Luther, de welfprekenheid van Melanchton<br />

en de redeneerkunde van Calvijn. De menfche­<br />

lijke ziel bied altoos tegenftand aan alle gewe­<br />

tensdwang. De kroon van 't martelaarfchap is<br />

roemrijk, en geene folteringen zullen iemand af-<br />

fchrikken, die bij zich zeiven bewust is dat hij<br />

voor eene goede zaak lijd. De aanklevers der<br />

Roomfche kerk wonnen weinig bij de kerkverga-


4go H E D E N D A A G S C H E EES VIÏ.<br />

dering van Trente. De Protestanten, die ernstig<br />

hadden aangedrongen op eene algemeene kerkvergadering,<br />

wilden zich niet houden aan de uitfpraak<br />

van die van Trente. Zij zeiden, dat de<br />

Paus door deszelfs legaten en ftreeken alle hare<br />

befluiten geregeld had, en dat men meer had<br />

acht gegeven op tijdelijke zaken en wereldfche<br />

belangcns dan op de belangens van den godsdienst.<br />

Het fchandelijk tafereel, door Vader<br />

Paulus, een Venetiaan, gefchetst van de Trentfche<br />

kerkvergadering, billijkt dc klagten der hervormden<br />

tegen die vergadering. Bij alle de reeds<br />

wemelde oorzaken mogen wij opmerken dat de<br />

voorname en hoofdoorzaak van de hervorming,<br />

die oorzaak, aan welke al het overige moet toesekent<br />

worden, was het opperbefluur van het<br />

Goddelijk wezen, de overtuiging daar van zal de<br />

Protestanten altoos aanzetten het genot dier onwaardeerbare<br />

zegening dankbaarlijk te erkennen.<br />

GEVOLGEN DER ONTDEKKING VAN A-<br />

MERIKA EN DE INDIEN.<br />

DE ontdekking van Amerika en dc Indien opent<br />

een ruim veld voor den mensch, die gewoon is<br />

wijsgeerige bedenkingen te maken. De koopman;<br />

die zijnen rijkdom uit Indië of uit de nieuwe<br />

wereld haalt, de gelukzoeker, die zijn fortuin<br />

in die landen gemaakt heeft, zullen zonder<br />

bedenken verzekeren dat de ontdekkingen der<br />

Portugeezen en van Columbus van het uiterde<br />

ge-


LES vn. GESCHIEDENIS'. IÉ!<br />

gewigt vóór Europa geweest zijn en nog zijn,<br />

Doch de wijsgeer, dié zich door geen eigenbelang<br />

en vooroordeel laat wegliepen * onderzoekt<br />

of deze ontdekking wezenlijk van nut geweest<br />

zij voor Europa en Voordeelig voor 't menfchelijk<br />

gedacht. Iiij laat zich niet verleiden door fchóon*<br />

fchijnende redenen van die genen, die ftout weg<br />

verklaren dat Europa aan de ontdekking van<br />

Amerika en van den vaart naar dé Oost-Indien<br />

om de kaap de goede hoop, haren koophandel<br />

en befchaafdheid verfchuldigt is. Zulke ftoutc<br />

gezegdcns zijn bij hem vérdagt. Het Gefchicdboek<br />

leert, ons dat de koophandel en de maatfchappijlijke<br />

gemeenfchap in Europa fterk aan<br />

het toenemen waren reeds voor den tijd der<br />

Spaanfche en Portugeefche ontdekkingen. — Zou<br />

zonder die ontdekkingen Europa in zulk eenen<br />

bloedenden ftaat hebben kunnen zijn als het thans<br />

is? 't Is waar het geld zou zoo overvloedig niet<br />

zijn, maar de behoeftens van de menfehen zouden<br />

minder wezen dan ze zijn. Eene vermeerdering<br />

van gemunt geld is gunstig voor de weelde<br />

en de weelde vermenigvuldigt onze behoeftensi<br />

Zou 'er niet meer evenredigheid zijn tusfehen<br />

het arbeidsloon en den prijs der levensmiddelen?<br />

zonder deze ontdekkingen zouden de hulpmiddelen<br />

in tijd van oorlog niét zoo overvloedig' zijn.<br />

Maar zouden 'er geen minder oorzaken aanleiding<br />

geven tot oorlog, en zuu de wezenlijke fterkte<br />

eener natie niet grooter zijn,- als zij minder ver-,<br />

Hh fpreid


48a H - E D E N D A A G S C H E LES VIL<br />

fpreid ware en zulke verafgelegene bezittingen<br />

niet te verdedigen hadde? Het kan evenwel niet<br />

ontkent worden dat de togt langs de kaap dc<br />

goede hoop groot voordeel heeft toegebragt aan<br />

den algemeenen koophandel van Europa. De<br />

Arabieren, die op Indië handel dreven, beurden<br />

flechts een gedeelte van den winst, dien de Europanen<br />

thans geheel genieten. Doch, door hoe<br />

veele misdaden wierd dat voordcel gekogt? De<br />

volken van Europa om de bezittingen te behouden,<br />

welke zij met geweld ontnamen van de natuurlijke<br />

eigenaren, hebben menigmaal in Amerika<br />

malkanderen door het zwaard vernielt en in<br />

Afia malkanderen wreedelijk bevochten; terwijl<br />

de ongelukkige Indianen niet vrij bleven, maar<br />

berooft en vermoord wierden door baatzuchtige<br />

en onmenfchelijke veroveraars. Zijn deze ontdekkingen<br />

niet voordeelig voor de Fabrieken van Europa?<br />

Wat zou 'er van onze Fabrieken worden<br />

zonder het vertier onzer goederen in Amerika en<br />

de Indien? De menigte takken van koophandel en<br />

manufacturen verfchaffen aan millioenen menfehen<br />

een eerlijk en deftig beftaan. Nijverheid en bevolking<br />

nemen toe, en deze zijn de rijkdommen<br />

der natiën. Het volk van Europa is nijverder<br />

geworden en gevolglijk gelukkiger; want nijverheid<br />

verfchaft niet alleen rijkdom maar geneuchte.<br />

De zaken aldus belchouwt zou de ontdekking<br />

van de nieuwe wereld en van de Indiën nuttig<br />

geweest zijn voor 't menfchelijk gedacht. Doch,<br />

wan-


LES vu. G E S C H I E D E N I S . 483<br />

wanneer wij te rug zien op de geweldige en onrechtveerdige<br />

middelen, van welke de Europanen<br />

zich bedienden om volkplantingen aanteleggen in<br />

afgelegene landen; wanneer wij nagaan de wreedheden<br />

en imaad, waarmede-de ongelukkige volken<br />

dier landen door de Europanen behandeld<br />

zijn en nog behandeld worden; wanneer eene<br />

fnoode baatzucht in ons nog niet verdooft hebbe<br />

alle menfchelijk gevoel, en wij ernstig en bedaard<br />

den beestachtigen handel befchouwen, welke<br />

menfehen, die zich Christenen noemen, met<br />

het leven hunner evenmenfehen drijven; hoe dé<br />

rampzalige Afrikanen van derzeiver geboorteland<br />

weg gerukt naar Amerika gevoert en aldaar tot<br />

flaven verkogt en genoodzaakt worden landen te<br />

bebouwen, welke door hunne tijrannifche meesters<br />

overheert zijn en op de onrechtvaardigfte<br />

wijze bezeten worden, als dan bloed ons hart en<br />

wij kunnen ons niet weerhouden Vasco de Gama<br />

cn Columbus te verwenfehen. Wat baat de rijkdom<br />

des ganfehen werelds, wanneer om dien te<br />

verkrijgen de rechten van den mensch en alle<br />

billijkheid met voeten vertreden worden? Mogt<br />

het volk van Europa, menschlijker, billijker eri<br />

verlichter geworden, afzien van de grondregels<br />

dier wreede ftaatkunde, welke het tot hier toe<br />

volgde, en aan de inboorlingen van elk land,;<br />

welk het in bezit heeft, de geheiligde rechten<br />

te rug geven, welke deze van de natuur ontvin<br />

gen! — Europa is befmet met eene walgelijke<br />

Hh i kwaal,


484 H E D E N D A A C S C I I E LES vn.<br />

kwaal, welke zij voor de ontdekking der nieuwe<br />

wereld niet kende, eene kwaal, welke het gevolg<br />

is van fnoode omhelzingen. Sommige<br />

fchecpsgezellen van Columbus waren 'er van aangetast<br />

en door hen wierd deze befmetting in Europa<br />

overgebragt. Dit imet, het welk de bronnen<br />

des levens vergiftigt, is het voortbrengzel<br />

van Amerika, gelijk de kleene pokken, een ander<br />

groot kwaad, tot ons uit Afrika' gekomen<br />

zijn. In de verwoestinge der Veneriiche ziekte<br />

zien wij de ftraf van een onwettig vermaak. De<br />

landen van Europa zullen van die kwaal niet bevrijd<br />

worden ten zij hare bewoners keren matig<br />

en kuisch te zijn; eene hervorming, welke wij<br />

Godsdienstlijk wenlchen!<br />

WAS Amerika bekent voor den togt van Christoftel<br />

Columbus en langs welken weg is dat wereld-deel<br />

bevolkt gewerden? Dit zijn vragen,<br />

wegens welke verfcheide gisfingen cn ftelzels gemaakt<br />

zijn. De ouden meenden dat 'er een zoodanig<br />

wereld - deel aanwezig ware. Het ftelzel, 't<br />

welk de zon in het middenpunt van onze wereld<br />

plaatst, wierd in veele oude wijsgeerige fchoolen<br />

geleeraart. De kundige lezer weet dat zoodanig<br />

een ftelzel ons natuurlijk brengt tot de veronderftelling<br />

dat 'er tegenvoeters zijn. Dit gevoelen<br />

had aanklevers ten tijde van den heiligen Augustinus;<br />

want die kerkvader beftrced het met zeer<br />

flechte bewijsredenen. Deze waarheid wierd in<br />

de


LES VIE G E S C H I E D E N I S . 485<br />

de agtfte eeuw veroordeelt; een bewijs dat fommigen,<br />

zelfs in die duistere eeuwen, 'er geloof<br />

aan gaven, fcboon alles toen nog maar op gisfing<br />

deunde, 't Is niet waarfchijnlijk dat de oude<br />

zeevarende zonder behulp van 't kompas, en daar<br />

zij het in hunne togtea flechts langs de kusten<br />

hielden, het hebben durven wagen dien grooten<br />

oceaan dwars over te fteken, welke de beide wereld-deelen<br />

van eikanderen fcheidt. Wat aanbelange<br />

het Atlantifche Eiland, van 't welk Plato<br />

gewaagt, het zelve was enkel een verzinzel van<br />

zijn eigen vernuft. Dus moet al de roem dier<br />

ontdekking toegeëigend worden aan de kundigheid,<br />

onverfchrokkenheid en den ondernemenden<br />

geest van Columbus, in weerwil van alles wat<br />

de nijd wist uittedenken om hem van dien roem<br />

te berooven,<br />

VEELE fchrijvers hebben zich afgeflooft om<br />

uittevinden langs welken weg Amerika het eerst<br />

bevolkt wierd; doch hunne verfchillende ftelzels<br />

verichaffen geene genoegzame overtuiging om<br />

alle twijvelingen deswegens wegtenemen. Dit<br />

vraagftuk kan misfchien niet opgelost worden,<br />

of, zoo 't mogelijk zij dat men het zelve oplosfe,<br />

kan zulks alleen gefchieden door de ware<br />

wijsbegeerte.<br />

R E G E E R I N G ,<br />

DE flavernij nam onder de natiën van Europa<br />

Hh 3 ofr


A36 H E D E N D A A G S C H E LES VU.<br />

ongevoelig en langzamerhand plaats. Juist de­<br />

zelfde middelen, van welke men zich bediend<br />

had ter bewaringe van de nationale vrijheid,<br />

ftrektcn ten langen leste ter vernietiging van de­<br />

zelve. Onder hoedanigen regeeringsvorm de men­<br />

fehen ook leeven, hebben zij altoos de billijkfte<br />

reden om voor de overheerfchingen der uitvoe­<br />

rende magt bedugt te zijn. Zoo die magt erflijk<br />

zij, gelijk in monarchijën, zal iederheerschzuch-<br />

tig vorst zijn best doen om zijne voorrechten te<br />

vermeerderen. Indien die magt flechts bepaalt<br />

zij voor 't leven of voor eenen zekeren tijd, ge­<br />

lijk in eene verkiezelijke monarchij of Gemeene­<br />

best, zullen vorst, magidraatsperïbonen of aanzie-<br />

nelijke fttmilicn, verkoren tot het uitöcflenen van<br />

't hoogde gezach, eerder zoeken hun gezach te<br />

behouden dan het zelve te vermeerderen. Dus<br />

hebben wij, door dit ganfche tijdvak, het huis<br />

van Oostenrijk ongevoelig kluisters zien fmeden<br />

voor Duitschland en zijn best zien doen om het<br />

keizerlijk gezach erflijk te maken in dat huis.<br />

Maximiliaan, door de wijze op welke hij de<br />

krekzen verdeelde, heeft den weg gebaant tot<br />

deze onderwerping. Deszelfs klecnzoon Karei V,<br />

wiens denkbeelden ruimer waren, zette dat werk<br />

(beller voort, en zou liet ten einde hebben ge­<br />

bragt, ware dc hervorming niet in 't midden ge­<br />

komen. De keizer evenwel niettegenltaande de<br />

pogingen der Protestanten, door 't huis van Saxen<br />

te vernederen en eene gedurige tweedragt te do­<br />

ken


EES vir. G E S C H I E D E N I S . 48?<br />

ken tusfehen de onderfcheide takken van dat<br />

huis, toen hij het keurvorstendom overbragt op<br />

den jongen broeder; de keizer, zeg ik, ondermijnde<br />

de vrijheden van het Duitfche lighaam en<br />

bereidde de ketens waar mede zijne opvolgers<br />

het kluisterden.<br />

SCHOON in Frankrijk de grenzen van het koninglijk<br />

gezach ruimer uitgezet waren, bleef de<br />

uitwendige vertooning van vrijheid nog fland<br />

houden. De adel bleef nog eenige voorrechten<br />

genieten: door de lager rangen in den ftaat te<br />

vereenigen, konden zij den voortgang van de<br />

willekeur tegen houden of ten minsten vermindeyn.<br />

Doch onder Francois L verloren de edelen<br />

hun vermogen, hij vernietigde hunne rechten en<br />

dit verrigt hebbende, viel het niet moeilijk de<br />

lager rangen te vernederen.<br />

NIEUWE fchikkingen tot het ligten van krijgsbenden<br />

en derzeiver onderhoud, maakten het leger<br />

afhanglijk van den throon. De geestelijkheid<br />

wierd onderworpen door de vernietiging der pragmatique<br />

fanctie, waar [door de hooge bedienden<br />

van de Gallikaanfche kerk verplicht waren bevorderingen<br />

te zoeken bij den koning. Het verkoopen<br />

van bedieningen, ingevoerd onder de regeering<br />

van Francois I, gaf' eenen verfchrikkelijken<br />

fchok aan de openbare vrijheid ert dit beginzel<br />

van bederf, het welk de ganfche Masfa<br />

Hh 4 be-


H E D E N D A A G S C H E LES VIT,<br />

befinette, onder dc opvolgers van Francois verder<br />

uitgeftrekt wordende, vernielde in Frankrijk<br />

alle de denkbeelden van eene volks - regeering.<br />

DE Engelfchen fcheenen het groote voorwerp<br />

Van alle hunne vorige worftelingen uit het oog<br />

verloren te hebben. Engeland verloor deszelfs<br />

nadrukkelijke kracht. Hendrik en Maria traden<br />

de vrijheid van 't volk met de voeten. Het Parlement,<br />

tot hier toe de handhaver en wreker van<br />

de rechten der natie, was niets anders dan het<br />

lafhartig werktuig van de onrechtvaardigheid en<br />

de wreedheden zijner meesteren.<br />

ZWEDEN, Spanje, Florence, Milaan waren<br />

in dat tijdvak natiën, die bundeling gehoorzaam­<br />

den aan hare monarchen. De vrijheid fcheen de<br />

wijk te hebben genomen naar Zwitferland en<br />

Geneve.<br />

'ER had geene aanmerkelijke omwenteling<br />

plaats in 't zuiden van Europa. Karei V. was<br />

zijn groot vermogen fchuldig aan zijne verbindtenisfen,<br />

welke hij wist te handhaven: maar wie<br />

weet waar deze daatzuchtige vorst zou geëindigt<br />

hebben indien Francois I, Soliman en Luther in<br />

zijn tijd niet geleeft hadden. Trouwens de ftaatkundigc<br />

kennis, welke toen ter tijd in Europa<br />

toenam, zou in daat zijn geweest om zijne ftaatzucht<br />

palen te ftellen. De andere mogendheden<br />

be-


Ï-ES VII. G E S C H I E D E N I S . 489<br />

bezeften de noodzakelijkheid van een ftaatkundig<br />

evenwigt. Wat toch zou 'er van de vrijheden<br />

van Europa zijn geworden, zonder het kloek gedrag<br />

van Hendrik VIII. en van Venetië, na den<br />

veldflag van Pavia"?<br />

W E T G E V I N G .<br />

DE wetgeving wierd dagelijks volmaakter,.<br />

Bijna alle de ftaten van Europa voerden uitmuntende<br />

fchikkingen in, door welke alle oude misbruiken<br />

hervormt Wérden. Bijzondere gefchiedenisfen<br />

bevatten een omftandig verflag van dea<br />

voortgang der rechtsgeleerdheid in Duitschland,<br />

van de nuttige wetten, welke vastgeftelt werden<br />

ïn de bulderende regcering van Hendrik VIII,<br />

van de wijze bcveelen, welke in Frankrijk te<br />

voorfchijn kwamen, doch welken het kwaad niet<br />

konden heelen door 't verkoopen van bedieningen<br />

veroorzaakt. Anthonij Duprat, die de verkiezing<br />

in 't begeven van rechtsbedieningen affchafte,<br />

het eenige middel om bekwame en brave<br />

magiftraten aan eene natie te bezorgen, en<br />

die meende dat hij het recht om vonnis te vellen<br />

kon verkoopen, was oorzaak van de vernedering<br />

der Franfche natie.<br />

Z E D E N .<br />

OPPERVLAKKIGE verftanden, die flechts<br />

op bijzonderheden het oog Haan, zonder acht te<br />

geven op de groote keten der gebeurtenisfen,<br />

Hh 5 be.


j-cjo H E D E N D A A G S C H E EES VIE<br />

beweeren: dat de zeden van Europa, gedurende<br />

de zestiende Eeuw, jftreng, onmenichelijk en<br />

wreed waren. De bloedige te rechtdeliingen,<br />

gewettigt door 't bijgeloof, benevens de aflchu-<br />

welijke wreedheden in Amerika geöeffent, fchij­<br />

nen dat denkbeeld te billijken. Maar laten wij<br />

het geheele menschdom niet bcöordeelen naar de<br />

barbaarsheden van eenige weinigen. De trotfche<br />

vermeesteraars der nieuwe wereld waren groo-<br />

tendeels gelukzoekers, die door de wetten van<br />

Europa in den band gehouden, in afgelegen lan­<br />

den den ruimen toom vierden aan die wreede ge-<br />

neigtheid, welke zij in hun geboorteland niet<br />

konden involgen. Zij waren meest alle het uit-<br />

fchot der Spaanfche natie, 't Zou derhalven on­<br />

rechtvaardig zijn een gansch volk de misdaden<br />

aantewrijven dier weinige bijzondere perfonen.<br />

Niet dat wij het afgrijzen zoeken te verminde­<br />

ren, welke deze tooneelen van wreedheid natuur­<br />

lijk in tedere en deugdzame harten verwekken.<br />

Niemand kan de fchraapzucht en barbaarschheid<br />

van de Spaanfche veroveraars van Mexico en Pe­<br />

ru billijken; noch de valfche en wreede ftaat­<br />

kunde van 't Spaanfche hof, het welk om die<br />

rijke landftreken te behouden, millioenen onnoo-<br />

zele en weerlooze inboorlingen cm hals liet<br />

brengen. Wij worden met verontwaardiging ver­<br />

vult, wanneer wij lezen hoe veel bloed door de<br />

dweeperij vergoten wierd. Doch wij konnen te­<br />

vens niet nalaten te bedenken dat 'er in de da­<br />

gen


EES VIE G E S C H I E D E N I S . 491<br />

gen van Columbus eene gelukkige verandering<br />

plaats greep in het verftand en in de zeden der<br />

menfehen. Hij moet blind zijn, die niet duidelijk<br />

ziet dat de barbaarfche oorlogen verminderden,<br />

't Verraad was zoo gemeenzaam.niet, men<br />

maakte minder gebruik van 't vergif, 'er hadden<br />

minder omwentelingen plaats, en de invloed van<br />

't bijgeloof nam merkelijk af. De gewijde throon<br />

der Pauzen, die naar welgevallen de Christen<br />

wereld onderst boven keerden, wierd bijna gedoopt,<br />

't Is waar de pauzelijke magt offerde in<br />

volgende eeuwen nog onfchuldige flagtöffers op;<br />

dan, fints den tijd der hervorming heeft de pauzelijke<br />

doel niet langer een vrijplaats geweest<br />

van waar het bijgeloof de verecnigde pogingen<br />

van licht en rede kon trotferen.<br />

ZEEVAART EN KOOPHANDEL.<br />

ZEEVAART en Koophandel, welke de volks­<br />

rijkdommen vermeerderen, degen in dit tijdvak<br />

tot een hoogen trap van volmaaktheid. De Phe­<br />

niciërs en Carthageniënzers onder de ouden, en<br />

de Venetianen onder de hedendaagfehen, hadden<br />

nooit zulke floute en vermaarde zeevaarders als<br />

Columbus, Balbao, Almeida, Sebastiaan Cabot,<br />

Vasco de Gama en Albuquerque waren. Zoo<br />

veele ontdekkingen deden den koophandel bloei-<br />

jen en den geest van nijverheid in Europa herle­<br />

ven. Sevilië en Lisfabon wierden de ftapelplaat-<br />

zen der wereld. Spanje en Portugal bezaten meer<br />

geld


49Ü H E D E N D A A G S C H E EES vn.<br />

geld dan alle de andere natiën van Europa. Nog-<br />

thans verminderde die beide koningrijken geda-<br />

dig fints de ontdekkingen van Amerika en de<br />

Indien. De oorzaken daar van zijn de ondeug­<br />

den, welke gemeenlijk te veel weelde vergezel­<br />

len, deze bedierven alle de Handen en ontze­<br />

nuwden den nationalen geest. Verbijstert door<br />

de menigte hoopen gouds, welke zij uit hunne<br />

mijnen trokken, verwaarloosden zij den akker­<br />

bouw en den landarbeid de zekerde bronnen van<br />

den welvaart van alle daten. Hunne rijkdommen<br />

hebben hen arm gemaakt en hunne traagheid<br />

heeft andere natiën verrijkt.<br />

WETENSCHAPPEN, FRAAIJE LETTEREN<br />

EN SCIIOONE KONSTEN.<br />

D E Wetenfehappen maakten een ftellen voort­<br />

gang in de zestiende Eeuw. De rechtsgeleerd­<br />

heid bloeide bijzonderlijk in Italië en Frankrijk.<br />

In de ontleedkunde deedt men groote ontdekkin-<br />

kingen. Vesfalius van Vlaanderen belchreef alle<br />

de groote en kleene vaten van het mcnlchelijk<br />

lighaam. Een Italiaansch ontleedkundige maakte<br />

eenige nuttige ontd«kkingen in het Zintuig van<br />

't gehoor, en Felloppius van Modena in het fa-<br />

mendel der voortteeling. De geneeskunde is veel<br />

verichuldigt aan Linacer, die den kardinaal Wol-<br />

feij, zijn vriend, overhaalde het eerde genees­<br />

kundige kollegie te bouwen, 't welk in Enge­<br />

land beftond. In Spanje giste de ongelukkige<br />

Mi-


EES vn. G E S C H I E D E N I S . 493<br />

Michiel Servetus den omloop van het bloed.<br />

•Fernel en Sijlvius gaven in Frankrijk geneeskundige<br />

lesfen, welke van duizende aanhoores bijgewoont<br />

wierden. In Italië ontdekte Rogier Carpo<br />

het ware geneesmiddel tegen die Verfchrikkelijke<br />

ziekte, welke de levensbronnen van 't menschdom<br />

aantast, en de beruchte Tracastor was de<br />

vermaardfte natuurkundige van zijne eeuw. De<br />

ftookkunde werd. met eenen goeden uitflag beoeflent.<br />

De Zwitfer Parafcelfus verbeterde die<br />

wetenfchap niet door , zijne• proeven, maar de<br />

vlaamfche van Helmont maakte eenige nuttige<br />

ontdekkingen in dc fcheikunde.<br />

GESNER, een Duitfcher, beöeffende de natuurlijke<br />

Hiftorie en heeft ons eene verhandeling<br />

nagelaten over de dieren. Tufchius, uit Beijeren<br />

heeft de oeffening der kruidkunde in Europa<br />

hernieuwt en zijne befchrijving der planten word<br />

nog geacht. Ilernendez, een Spanjaard, die, tegelijk<br />

in de natuurlijke .hiftorie en plantkunde ervaren<br />

was, heeft de dieren cn planten, welke<br />

aan America bijzonder eigen zijn, befchreven.<br />

Copernicus van Thorn, in Polen, leeraarde het<br />

ware Samenftel van de waereld. Waker, een<br />

Duitfcher, bemerkte de ftraalbuiging van't licht,<br />

Werner bepaalde de graden der fchuinsheid van<br />

de Zonneweg-lijn; en Francois Fernel onderwond<br />

zich den aardbol te meten. De Wiskonst wierd<br />

al mede niet veiwaarloost; Commendin, een Itali-


494 H E D E N D A A G S C H E LES vn.<br />

liaan, Tonftal, een Engelschman en verfcheide<br />

anderen waren uitmuntende wiskundigen. Dit tijdvak<br />

bragt insgelijks eenige goede gefchiedfchrijvers<br />

voort, tc weten Guicciardini, Machiavel,<br />

Bembo en Sleidan. Eene menigte letterkundigen,<br />

te veel om alle optenoemen, verfchenen in het<br />

tijdvak het welk wij thans befchouwen. Julius<br />

Sorliger, Sir Thomas Mortis, Erasmus, zijn namen<br />

in het gemeenebest der letteren vermaard.<br />

De Italiaanfche taal wierd door veelcn verbetert,<br />

vooral door den onfterdijken Ariosto. De letteren<br />

wierden met eenen goeden uitflag, die zelfs<br />

verbazend was beöeffend in Engeland, Frankrijk<br />

en Spanje, niet alleen door geleerde mannen,<br />

maar ook door vrouwen van hoogen rang.<br />

ITALIË was de zetel der fchoone konsten in<br />

de zestiende Eeuw. Bramante d'Urbino maakte<br />

het bedek van de S C<br />

. Peters kerk te Rome. Michei<br />

Angelo Bonarota verhief de hoepel op dat<br />

grootsch gebouw, de doutheid en fmaak van<br />

welke den aanfehouwer met verwondering treffen.<br />

Die \ erheven konstenaar bouwde verfcheide fraije<br />

kerken, prachtige paleizen en lag veele bctooverende<br />

lusthoven aan. Alle de fteden van Italië<br />

werden verfraait döOT mannen van fmaak en bedreven<br />

in de fchoone konsten; de bouwkunde<br />

bereikte groote volkomenheid. Dezelfde Michel<br />

Angelo gaf met zijn beitel , regelmatigheid,<br />

fchoonheid en zoodanigen vorm als hij verkoos<br />

aan


EES vn. G E S C H I E D E N I S . 495<br />

aan het marmer en deed de werken van Praxiteles<br />

en Phidias herleven, terwijl een ander konstenaar<br />

het koper bezielde en aan het zelve den<br />

indruk gaf van de fijnfte gelaatstrekken.<br />

D E zestiende Eeuw zag vier vermaarde Italiaanfche<br />

fchilderfchoolen. Michel Angelo prijkte<br />

te Florenze. Zoo volkomen kundig in 't fchilderen<br />

als in de bouw- en beitelkonst, gaf bij<br />

aan 't doek een kracht van uitdrukking, een leven<br />

en geestdrift bijzonder eigen aan hemzelven.<br />

Zijne leerlingen zoogen zijnen geest in en deeden<br />

eer aan een' zoo grooten meester. Titiaan<br />

en Tintoret praalden in de Venetiaanfche fchool,<br />

cn Coreggio in die van Lombardijè'. Raphaël,<br />

evenwel, maakte de Romeinfche fchool nog berugter.<br />

Zijne fchilderdukken ontvouwen eene netheid<br />

van tekening eene rijkheid van orde, eene<br />

juistheid van uitdrukking en eene verhevenheid<br />

van gedagten, welke in de werken van andere<br />

fchilders niet gevonden worden. Hij droeg de<br />

palmtak weg en heeft misfehien niemand, die.<br />

hem in zijne konst evenaart. Hij heeft verfcheide<br />

groote mannen gevormt, die zijne mededingers<br />

werden. Vlaanderen had eenige goede konstenaars.<br />

Heemskerke, Jan van Leidèn en van Horleij<br />

zijn namen, die, in de gefchiedenis der<br />

fchoone konsten, zeer bekent ftaan. Holbein, de<br />

leerling van Albert Durer, maakte zich vermaard<br />

in Duitschland; naar Londen uitgenodigt, verrijk-


496 H E D E N D A A G S C H E EES VIE<br />

rijkte hij die ftad met verfcheide uitmuntende<br />

.fchilderftukken. Hendrik VIII. was zijn patroon<br />

en befchermer. De fmaak voor de fchoone kons­<br />

ten veripreidde zich van Italië' door Europa. De<br />

konstenaars van dat land wierden van veele vors­<br />

ten onderhouden, beloont en geëert en door hun­<br />

nen arbeid week het Gottiesch vernuft uit de<br />

voornaamfte Steden van Europa, daar deszelfs<br />

plaats vervult werd met het vernuft der Grieken<br />

en Romeinen.<br />

AGT-


£,EJ vm. GESCHIEDENIS; AJL<br />

A G T S T E L E S .<br />

Godsdienst. — Gezindheden. — Rijks-omwentelt*.<br />

g e ! 1. _ Regeering. — Wetgeeving. — Werktuig,<br />

iijke ionsten. — Wetenfehappen. — Wijsbegeerte.<br />

— Fraaije Letteren. — Schoone konsten.<br />

GODSDIENST.<br />

VA N het midden der zestiende Eeuw af tot<br />

aan het begin van de zeventiende Eeuw, dat is» '<br />

van den dood van Karei V. tot dien van Eliza-<br />

beth en van Hendrik den grooten van Frankrijk,<br />

.wierd een groot gedeelte van Europa door too­<br />

neelen van verwarring cn bloed gedingert en ver­<br />

woest. Godsdienst was het voorwendzel; dan,<br />

het is verkeerd aan het Christendom kwalen te<br />

verwijten, welke het gevolg waren van de voor-<br />

oordeeleu, hartstochten en belangens der men­<br />

fehen. Nogthans greep een geest van razernij,<br />

woede en onverdraagzaamheid alle de partijen<br />

aan. De zinneloosheid der dweepzucht werd<br />

losgelaten cn bezielde beide Protestanten en<br />

Roomsen-katholijken. Gemeenzaam geworden<br />

met het denkbeeld van burgerlijke en godsdiens­<br />

tige verdraagzaamheid; door ondervinding g eleeraart<br />

hoe voordeelig hare uitwerkzelen zijn<br />

voor de maatfehappij, kunnen wij, die onze verft<br />

ïicÊ


H E D E N D A A G S C H E EES VUT.<br />

lichte eeuw bekeven, niet bezetten hoe menfehen<br />

tot zulke buirenfporigheden konden ve.voert woeden<br />

enkel om befpiegélende gevoelens. Geweldige,<br />

bloedige en algemeene vervolgingen door<br />

openbaar gezach te bekrachtigen, komt ons ongelooflijk<br />

voor. Waarom waren de Christenen<br />

van de zestiende eeuw niet overtuigt dat de godsdienst<br />

een band van verëeniging en geenzins een<br />

werktuig van tweedracht behoorde te zijn? Dat<br />

dezelve het bijgeloof behoorde te verbannen, de<br />

dweepzucht ontwapenen en geenzins de menfehen<br />

aanzetten om malkandcren den hals te breken.<br />

Deze waarheden, welke ons zoo klaar en duidelijk<br />

voorkomen, waren zulks niet tweehonderd<br />

jaren geleden. De heilige rechten van 't gewet<br />

ten wierden toen nog niet begreepen. De dierbare<br />

vrijheid van voor ons zclven te denken,<br />

die vrijheid, welke den mensch als aankleeft,<br />

was geheel en al onbekent. De Christenen hadden<br />

geen denkbeeld van de verdraagzaamheid;<br />

zij verftonden zelfs het woord niet, ten minsten<br />

in den zin in welken wij het thans verdaan.<br />

Wat toch kon daar de rede van zijn? Laten wij<br />

beproeven een behoorlijk antwoord op deze vraag<br />

te geven.<br />

ONDER de oude heidenen, wier goden talrijk<br />

cn plaatzelijk waren, fchijnt dc verlcheidenheid<br />

van gevoelens wegens het voorwerp van hunnen<br />

eerdienst nooit oorzaak geweest te zijn van eeni-


EES vm G E S C n i E D È N Ï §. 4 Q£<br />

mgc verbittering en minder nog van godsdienstoorlogen.<br />

Door godsdienstige eer te bewijzen<br />

aan eene godheid loochenden zij het beftaan en<br />

*t vermogen niet van andere godheden; en dé<br />

godsdienstige plechtigheden van het eene land<br />

waren niet onbeftaanbaar met die van een ander;<br />

Hunne verfchillende begrippen in 't ftuk van<br />

Godsdienst bragten dus geen geest van tweedragt<br />

voort. Onderlinge verdraagzaamheid en vreede<br />

heerschten onder de heidenen mettegenftaande dé<br />

menigte hunner goden en de eindelooze verfcheidenheid<br />

van hunne godsdienst-plechtigheden;<br />

Maar toen de predikers van 't Euangelium aan<br />

de wereld het opperwezen aankondigden als het<br />

eenige voorwerp van godsdienstige aanbidding erf<br />

aan de menfehen den vorm voorfchreven van eenen<br />

eerdienst, het meest overeenkomstig met zijne<br />

natuur en volmaaktheid, waren alle degenen,<br />

die deze leer omhelsden, gehouden den eerdienst<br />

der heidenen te befchoUwen als ongerijmd èri<br />

goddeloos. Van daar dat de eerfte Christenen<br />

hevig uitvoeren tegen de afgoderij en de menfehen<br />

vermaanden aftezien van eenen eerdienst<br />

roegebragt aan wezens, die geene goden zijn; ef!<br />

alleen eer te bewijzen aan den God van hemel<br />

en aarde. Doch toen het Christendom de godsdienst<br />

was geworden van het Roomfche rijk, óp<br />

bevel van Conftantinus, en een onnoemlijk getal<br />

menfehen reeds bekeerd was, bleven 'er evenwel<br />

nog veele gehegt aan den ouden eerdienst. Dé<br />

li 2, oir-


goo H E D E N D A A G S C H E LES vm.<br />

onverzettelijkheid dezer laaiden, die het heidendom<br />

niet wilden va-zaken, benevens de blinden<br />

ijver der Christenen, baarde een geest van vervolging.<br />

De heidenfche keizers hadden de Christenen<br />

vervolgt en de Christenen de magt in handen<br />

gekregen hebbende, wierden vervolgers op<br />

hun beurt, in ftede van de genen, die heidenen<br />

waren gebleven, te winnen door zachtheid en<br />

overreeding, wapenden zij het wereldlijk gezach<br />

tegens hen en wilden hen tot het Christen geloof<br />

dwingen.<br />

ONDER de Christenen zelfs ontttonden twisten.<br />

De gefchillcn over veele geloofs artijkelen<br />

vermeerderden, en tegen de ketters werden dezelfde<br />

geftrengheden gebruikt als men gebruikt<br />

had tegen de ongeloovigen en afgodendienaars-<br />

Elke partij zogt zich de magt te verzekeren van<br />

den burgerlijken magidraat. Van daar dat dc<br />

Christenen openlijk elkancleren vervolgden. Om<br />

een einde te maken van deze ergerlijke verdeeltheden<br />

en tevens om aan hunne eige ftaatzucht<br />

tc voldoen, kwamen de Bisfchoppen van Rome<br />

voor den dag met de onfeilbaarheid, welke hun<br />

het recht gaf om de geloofs artijkels te verklaren<br />

en over alle geloofs gefchillen volkomen uitfpraak<br />

te doen. Hoe ftout en onbillijk deze aanmatiging<br />

ware, wisten de pauzen dezelven ten hunnen<br />

voordeele te doen gelden bij die genen, wier<br />

ligtgeloovigheid 'er niet eens aan twijvelde. Mis-<br />

fchien


EES vnr. G E S C H I E D E N I S . 5 O R<br />

ibniea hielden zij het voor noodzakelijk een gerichtshof<br />

te hebben, het welk uitfpraak doen<br />

kon over alle godsdienst-twisten. Hoe 't ook<br />

zij, het hulpmiddel was erger dan de kwaal.<br />

Indedaad, godsdienst-oorlogen namen derzeiver<br />

oorfprong uit een verfchil van gevoelens óndei<br />

de Christenen en uit gebrek aan Christelijke liefde.<br />

Maar, wat was het gevolg van de opperhoofdigheid<br />

der pauzen? onkunde en verwaarloozing<br />

van alle plichten en deugden. De Christenen<br />

waren gedwongen zich te onderwerpen aan<br />

alles wat dit gewaande onfeilbare gerichtshof<br />

verordende. De minste twijveling werd als eene<br />

misdaad befchouwt en de wraak bedreigde altoos<br />

het hoofd van den genen, die niet op zijn hoede<br />

was.<br />

EUROPA had veele eeuwen dit juk van wil­<br />

lekeurig gezach gedragen. Niemand durfde in<br />

twijvel- trekken waar dat gezach op deunde.<br />

Doch, toen de hervorming plaats nam,, was het<br />

algemeen gevoelen, dat zij, die in bezit waren<br />

van den echten godsdienst geweld mogtèn gebrui­<br />

ken om deze dwaling uitteroeijen f»; en daar el­<br />

ke gezindheid meende de waarheid aan hare zijde<br />

te hebben, wilden zij alle 't genot hebben van<br />

de voorrechten daar aan verknogt, De Roomsch-<br />

katholijken, deunende op de btfllsfingcn van ee­<br />

C») Zis The cayékdatt téSei National ani folctnn league<br />

li 3<br />

nen


£02 H E D I N D A A S S C H E LES vinnen<br />

onfeilbaren rechter, twijfelden niet of het<br />

recht was aan hunne zijde, en bragten het openbaare<br />

gezach te berde tegen alle invoerders van<br />

nieuwigheid. De Protestanten, niet minder overreed<br />

van de waarheid hunner leerc, waren even ,<br />

ijverig om de vorsten, die tot hunnen aanhang<br />

behoorden, overtehalen die genen te ftraffen, die<br />

zich vermeten durfden den voortgang hunner gevoelens<br />

te fluiten. Veele onzer hervormeren Heten<br />

dus een te vervolgzieken geest zien, en gebruikten<br />

fomtijds die zelfde foort van ftraf tegen<br />

hunne tcgenftanders, van welke de kerk van Rome<br />

ziel. bedient had tegen de genen, die hare<br />

overheerfchingen wederftonden.<br />

HET Lutherdom maakte geenen grooten voortgang<br />

na den dood van deszelfs ftichter. Dc leerftellingen<br />

en kerktucht van Calvijn kreegen de<br />

overhand onder de hervormers. Veele vermogende<br />

vorsten van Duitschland voegden zich naar<br />

den eerdienst van den apostel van Geneve. Engeland,<br />

Schotland, de Protestanten van Frankrijk,<br />

de zeven verëenigde Nederlanden omhelsden<br />

het Calvinistendom. In Engeland behield<br />

Elizabcth, bij 't aannemen der leerftellingen<br />

van Calvijn een goed gedeelte van de uiterlijke<br />

Vertooning der Roomfche kerke; bijzonderlijk<br />

de onderfcheiden rangen onder de geestelijkheid,<br />

om dat zij veel op had met dc pracht en meende<br />

dat de ordes van aartsbislchoppen, bislchoppen<br />

enz.


lts vnx. G E S C H I E D E N I S . 503<br />

enz. in de kerk, van welke zij het opperhoofd<br />

Was, alle hare onderdanen gehoorzamer zou maken.<br />

Van daar dat wij in de kerk van Engeland<br />

bijna het zelfde kerkbedier vinden als in die van<br />

Rome, benevens een groot gedeelte van hare<br />

plechtigheden. De ijverige Protestanten ontkennen<br />

dat deze koningin door eenige menfchelijke<br />

beweegreden wierd aangezet tot het invoeren van<br />

't Calvinistendom in hare daten. Overtuiging en<br />

de kracht der waarheid, zeggen zij, oveneedde<br />

haar de hervorming te omhelzen. Dit is de taai<br />

van onbedagtzamen ijver. Doch de gefchiedenis<br />

neemt zulke vooröordeelen niet aan, zij houdt<br />

de waarheid in 't oog en oordeelt naar daadzaken.<br />

Het Gefchigtboek ftelt de vermaarde Elizabeth<br />

aan ons voor, als geboren uit een huwelijk,<br />

't welk door de helft der Christenen voor<br />

onwettig wierd gehouden, haar recht tot de kroon<br />

was door haar's vaders bevelfchrift, het welk jn<br />

eene algemeene vergadering der natie bevestigt<br />

was, aan eene zijde geftelt. 't Is waar, de laatfte<br />

uiterfte wil van Hendrik fcheen dat recht te<br />

herftellen; doch dc twijvelingen wegens de wettigheid<br />

harer geboorte werden niet weggenomen.<br />

Onder de regeering hares broeders had een vermetel<br />

befche.mer eene poging gedaan om haar<br />

aan zijne ftaatzucht opteöfferen. Dat gevaar ontkomen,<br />

liep zij nog grooter gevaar onder de bij*<br />

geloovige Maria, die door dweep- en ijverzucht<br />

aangezet wierd om Ehzabcth te mishandelen.<br />

li 4 Te


504 HEDENBAAGSCHE LES VHÏ.<br />

Te onrecht befchuldigt, had men haar in den<br />

Tower opgefloten, daar zij meer dan eens gevaar<br />

liep haar leven te verliezen. In dien toeftand<br />

verzachtte zij hare rampen door haar verftand te<br />

verrijken met kundigheden. Het volk, 't geen<br />

in Maria geene dier hoedanigheden kon vinden,<br />

welke in Elizabeth uitblonken, was grootelijks<br />

gehegt aan deze laatfte, doch 's volks liefde en<br />

genegenheid voor Elizabeth, ftrekte eeniglijk om<br />

hare zuster nog meerder tegen haar te vergrammen,<br />

ook zou zij gewisfelijk het flachtöffer zijn<br />

geworden van Maria's haat, had Philips, uit<br />

ftaatkundige inzichten, dien barbaarfchen flag<br />

niet wederhouden. Alle deze rampen namen een<br />

einde bij 't overlijden van Maria. Elizabeth,<br />

den throon van Engeland beftegen hebbende,<br />

zag haare onderdanen in twee partijfchappen verdeelt,<br />

die malkanderen vijandig waren. De Katholijken,<br />

die in den raad het bewind hadden en<br />

de hooge ambten van den ftaat bekleedden, fcheenen<br />

de vermogende te zijn; daar de hervormden,<br />

die door de dwingelandij en onverdraagzaamheid<br />

van Maria waren gedrukt geworden, geen'kracht<br />

altoos fcheenen te hebben. Zij waren, nogthans,<br />

de talrijkfte en over 't geheel was de natie de<br />

hervorming toegedaan; misfehien dat Elizabeth<br />

zelve onverfchillig was omtrent de Roomschkatholijke<br />

en Protestantfche leerftellingen en eerdienst.<br />

Doch het was noodzakelijk zich tot een<br />

van beiden te bepalen. Zij overwoog derhalven<br />

wel-


f ES vin. GESCHIEDENIS. 50^<br />

welke van beiden het meest met haar belang als<br />

vorstin ftrookte. Hare vrienden waren de fteun-<br />

zels geweest van de hervorming en veele van<br />

dezelven waren ter dood gebragt. Hare vijanden<br />

hadden het pausdom gefchraagt en bevordert.<br />

De Roomsen-katholijken hadden altoos de wet­<br />

tigheid van hare geboorte ontkent cn twijvelden<br />

gevolglijk aan de gegrondheid van haren tijtel<br />

tot de kroon: om die reden moest haar bijzonder<br />

belang haar doen befluiten tegen Rome en zoo<br />

moest ook haar karakter. Trotsch van aart zag<br />

zij met verontwaardiging gekroonde hoofden ne-<br />

derbukken voor de voeten van den Roomfchen<br />

paus. En hoe kon zij, daar zij wraakzuchtig<br />

was, de bullen van uitfluiting vergeten, welke<br />

tegen haren vader waren uitgedondert? naijverig<br />

wegens haar gezach Imertte het haar te zien hoe<br />

in hare ftaten een aantal geestelijken gehoorzaam­<br />

den aan den Roomfchen ftoel. Men heeft gezegt<br />

dat Elizabeth tot dè Deïsten behoorde, dat is<br />

tot het gevoelen van die genen, die flechts in<br />

een eenig opperwezen gelooven en alle openba­<br />

ring, buiten de inwendige van 't geweten, ver­<br />

werpen. Indien dit zoo ware moest zij te meer­<br />

der de voorkeur geven aan eenen godsdienst, die<br />

minder verborgenheden had cn meer met de rede<br />

ftrookte. Het belang van den ftaat voegde zich<br />

bij alle die bedenkingen. Elizabeth telde wijze-<br />

lijk eene voorzichtige zuinigheid onder de deug­<br />

den van een oppervorst. De verbazende rijkdom<br />

li 5 der


go6 H E B E N D A A G S C H E tBs vtiit,<br />

der geestelijkheid, waar mede zij hare fchatkist<br />

kon vullen, moest onder haren aandagt vallen.<br />

Daar zij de bevolking befchouwde als de bron<br />

van den welvaart der natiën en wist dat de ongehuwde<br />

daat der geestelijkheid dien welvaart<br />

vermindert, moest zij de hervorming, welke aan<br />

elk kerkelijkcn toeftaat een vrouw te hebben, in<br />

een gunstig licht befchouwen; zij moest de kloosters<br />

houden voor de pest van de maatfehappij,<br />

van den ftaat en van de nijverheid. Deze redenen<br />

waren over genoegzaam om haar te doen<br />

overhellen tot het omhelzen van den hervormden<br />

godsdienst. Zij hield nogthans hare gevoelens<br />

verborgen tot dat de heerschzuchtige Paulus IV.<br />

hare onderwerping met verachting afgewezen,<br />

hare geboorte als onecht behandelt, haar bevoleH<br />

had van den throon afteftaan, en hare kroon in<br />

zijne eige handen had geplaatst, om over dezelve<br />

naar welgevallen te befchikken. Deze onbefchaamdheid<br />

van den Paus vergramde Elizabeth<br />

ten hoogften; zij brak alle vei bintenis met Rome<br />

en verklaarde zich openlijk voor de hervorming.<br />

Dc Catholijke godsdienst werd door het Parlement<br />

verbannen. Het godsdienstig geftigt van<br />

hare zuster werd tot aan de grondvesten geflegt,<br />

en den tijtel aannemende van opperhoofd der<br />

Engelfche ke.ke, ontwierp zij eenen bijzonderen<br />

vorm van Godsdienst, dien zij ook vestigde. Zij<br />

nam dc leerftellingen aan van Calvijn, maar behield<br />

een gedeelte van de oude kerkplechtighe-<br />

deni


&ES vin, G E S C H I E D E N I S . 507<br />

den; overtuigt, ongetwijyelt, dat een uitwendigen<br />

luister den godsdienst achtbarer maakt in de<br />

oogen van deszelfs aanklcvers en hen fterker verbind<br />

aan deszelfs grondregels.<br />

ONAFHANGLIJKIIEID en eene harde geftrengheid<br />

waren de hoofdtrekken van het Calvinistendom<br />

in de zestiende eeuw. De reden<br />

daar van was dat die godsdienst ingeveert wieid<br />

door lieden, die vijanden waren van alle weelde<br />

en dertelheid het zij uit grondbeginzel het zij<br />

dat hunne levenshand hen niet toeliet daar aan<br />

deel te nemen; door lieden, die vijanden waren<br />

van 't kerkelijk vermogen, welks geftrengbeid<br />

zij ondervonden hadden. Overtuigt van de valschheid<br />

der door de kerk van Rome gewettigde<br />

leerftukken en bezielt met ijver, predikten de<br />

Protestanten krachtdadig tegen dezelve. Ja, zoo<br />

afkeerig waren zij van paperij, dat zij, in eene<br />

vervoering van drift, eerder dan van waren ijver,<br />

de kerken beroofden van derzeiver verderfden,<br />

den kerkendienst affchaften, de kruisbeelden vernielden,<br />

de priesterlijke gewaden van een fcheurden<br />

en alle onderfcheidingen, welke de gewoonte<br />

van veele eeuwen had vastgedelt, vertrapten.<br />

De toomelooze woede der Calvinistifche hervormers<br />

voerde hen veel te ver en de gevolgen<br />

daar van zijn nog te betreuren. Hadden zij zich<br />

gedragen als redelijke menfehen, dan zouden 'er<br />

verfcheide deftige gebouwen en fchoone fchilder-<br />

ftuk


508 H E B E N D A A C S C H E EIS vnr 4<br />

Hukken in wezen zijn gebleven. Het was onder<br />

dien vorm dat bet Calvinistendom in Holland,<br />

Zwitferland, Schotland en Frankrijk wierd inge-<br />

voert. In de ttvee laatfte koningrijken ging de<br />

hervorming verzelt van veele beroertens. De<br />

Franfche Protestanten, het lijden moede, en dooi­<br />

de wreedfte behandelingen gedwongen tot uiter-<br />

ftens te komen, befloten zich van de eerde ge­<br />

legenheid te bedienen om hunne vervolgers we-<br />

derdand te bieden cn te duiten. De gedrenghe-<br />

den der Inquifitie, welke de kardinaal de Guife<br />

tegens hen gebruikte, zonder acht te geven op<br />

ouderdom, kunne of ftand; de dood van Anna<br />

du Bourg een magiftraatsperfoon, eerbiedwaardig<br />

om zijne kundigheid en braafheid, die behandelt<br />

wierd als de flechtfte misdadiger, eeniglijk om<br />

dat hij de hervorming omhelsde, bragt de be­<br />

ruchte famenzweering van Amboife voort, zoo<br />

noodlottig voor duizende Protestantfche heeran,<br />

die met de uitvoering daar van belast waren, en<br />

welke het leven zou gekost hebben aan Condé,<br />

had de dood van Francois de gedaante der zaken<br />

niet doen veranderen. In den aanvang der regce­<br />

ring van Karei IX. was de ijverzucht van Catha­<br />

rina de Medicis tegens dc Guifen den Protestan­<br />

ten gunstig. De onderhandeling te Poisfij, bij<br />

welke Beza den kardinaal dc Guife in 't ftuk<br />

van redenbewijs zoo ver overtrof, bezorgde hen<br />

de vrijheid van geweten en gelijke voorrechten<br />

als de Catholijken genoten doch djt vermeerderde<br />

flechts


EES vni. GESCHIEDE.NIS. 509<br />

flechts de haat van de Guifen, die der Protes­<br />

tanten ondergang zogten. Zij hadden zendelin­<br />

gen in alle de deelen van het rijk, die het volk<br />

deden gelooven dat de Catholijke godsdienst,<br />

onder eene zwakke regeering, in groot gevaar<br />

was. De konnestabel Montmorenci, de maar-<br />

fchalk van S c<br />

. André en Antonij van Navarre,<br />

een zwak vorst, wierden tot de zijde van dc<br />

Guifen overgehaalt. Deze drie heeren vormden<br />

een drie-manfchap en verbonden zich plechtiglijk<br />

den Roomsch-katholijken godsdienst te befchcr-<br />

men tegen deszelfs vijanden en tegen alle de on.<br />

derncmingen van den throon. Van dat oogenblik<br />

af raakten de gemoederen der menfehen aan 't<br />

gisten; haat en tweedracht wierden door 't gan­<br />

fche rijk aangeftookt en alles aangewend om ee­<br />

nen burger-krijg te verwekken, terwijl de beide<br />

Guilën flechts haakten naar eeiae gelegenheid om<br />

de Protestanten tot het opvatten der wapenen te<br />

dwingen. De moord aan zestig hunner te Vasfij<br />

gepleegt, bragt htt, door de faamgefpannenen<br />

zoo lang gewenschte tijdftip, voort. Condé, de<br />

voorftander der hervormden, cischte van het hof<br />

de ftra£ van eene zoo gruwelijke misdaad, doch<br />

Catharina, de haat vreezende der Catholijken,<br />

weigerde recht te doen. Condé, verwoed over.<br />

deze weigering, nam de wapens op en noodigdc<br />

zijnen aanhang zich bij hem te voegen. De ad­<br />

miraal de Colignij fpoedde zich naar dien prins;<br />

d'Andelot en de kardinaal van Chatillon, des ad-<br />

mi-


510 H E S E N S A A S S C U I IÉS viir.<br />

miraals broeder, kwamen met de Protestanten<br />

van la Beauce; de brave la Noue was het hoofd<br />

der Bretonnen en. Rohan geleidde de hervormden<br />

van dc zuidelijke landfchappen. Het Catholijke<br />

leger werd geboden door den Connestabel en den<br />

hertog van Guife; en het eerde gevecht viel<br />

voer in de vlaktens van Dreux, daar met alle<br />

de woede van godsdienstige dweepzucht geftre-<br />

den wierd. De lafhartige moord, aan den hertog<br />

van Guife te Orleans gepleegt, ftuitte den voort­<br />

gang der Catholijken. De vrede van Moulins<br />

herftelde de Protestanten in derzeiver voorrech­<br />

ten en het rijk kwam weder in rust. De her­<br />

vormden, te vreden met de vrije oeffening hun­<br />

nes godsdiensts, gedroegen zich als dille vreed-<br />

fame burgers, en getrouwe onderdanen en ver-<br />

zogten verlof om mede optetrekken en Havre de<br />

Grace te gaan heroveren, welke plaats door de<br />

Engelfchen was verrast geworden. Doch de<br />

wantrouwende ftaatzucht van Catharina de Medi-<br />

cis verwekte wel rasch nieuwe ftormen. IJver-<br />

zuchtig over Condé, gelijk zij geweest had over<br />

de Guife, trachte zij hem te vernederen door de<br />

Protestanten te onderdrukken, die dezen vorst<br />

grootelijks toegenegen waren. Zij ving aan de<br />

Protestanten derzeiver rechten te benemen in<br />

.welke deze maar onlangs waren herftelt gewor­<br />

den cn zulks wierd fpoedig gevolgt van bloedi-<br />

gen hoon! Zij verzogten om recht en wierden<br />

afgewezen, de geweldige behandeling tegen de<br />

her-


LES vin. G E S C H I E D E N I S . 511<br />

hervormden eindigde in eene openlijke vervol­<br />

ging. De onrechtveerdigheid en trouwloosheid<br />

van 't hof noopte de Protestanten wederom de<br />

wapens aan te grijpen. Condé en Colignij blie­<br />

zen alarm en 'er ontftond een' nieuwen burger­<br />

krijg. Een bloedig gevecht, niet ver van S (<br />

.<br />

Denis, vermeerderde de verbittering der beide<br />

partijen. De trouwlooze Catharina zuide de Pro­<br />

testanten in flaap door den vrede van Lon - Jume-<br />

aü. Gewoon de geheiligde eeden te fchenden,<br />

zond zij hare lijfwagt af om Condé aantehouden.<br />

De oorlog werd op nieuw begonnen en ftroomen<br />

bloeds werden in Frankrijk vergoten. De Calvi­<br />

nisten waren verzwakt door 't verlies van Condé,<br />

die in koelen bloede gedood wierdt na 't gevecht<br />

bij Jarnac, en door hunnen nederlaag te Mont-<br />

eontour. Colignij, aan 't hoofd van Duitsch<br />

krijgsvolk, beurde zijnen aanhang op en noopte<br />

Catharina de wet te ontvangen van de Protes­<br />

tanten. Van toen af aan vatte Catharina, die te<br />

vooren zich onverfchillig getoont had jegens alle<br />

godsdienstige gezindheden, e'enen onverzoenlijken<br />

haat op tegen het Calvinistendom, en maakte een<br />

ontwerp om de Protestanten uitteroeijen, het<br />

welk zij ter uitvoer bragt door middel van de<br />

verfchrikkelijkfte trouwloosheid, welke ooit ge-<br />

oeffend wierd. Colignij, in den raad toegelaten,<br />

en den jongen koning van Navarre te huwen aan<br />

de zuster van Karei IX, verwijderde van de<br />

Protestanten alle wantrouwen. Zij hielden de<br />

be-


51Ü H E B E N D A A Ü S C H E EES VIH;<br />

bevreediging of verzoening voor oprecht en bleven<br />

in dat noodlottig vertrouwen tot dat die<br />

verschrikkelijke S r<br />

. Barthels moord hen ontwaakte.<br />

Is het te verwonderen dat de Protestante»,<br />

na deze helfche flagting alle hoop op een beter<br />

lot varen lieten? Montauban gaf het teken tot<br />

•wraak, Sancerre volgde het voorbeeld, en Roebelle,<br />

de voornaamfte wijkplaats geworden van<br />

de Protestanten, wierd verdedigt met eene dapperheid,<br />

waar van weinige voorbeelden waren.<br />

Een verdtag ten voordeele der hervormden fchorsfte<br />

alle vijandelijkheden. Karei IX, die in den<br />

ouderdom van vier en twintig jaren ftierf, wierd<br />

opgevolgt van Hendrik III, verkoren koning van<br />

Polen. Niet zoo haast bevond hij zich op den<br />

throon of hij viel de Protestanten aan; doch na<br />

eene mislukte onderneming tegen eene zwakke<br />

vesting, maakte hij vrede met hen. Deze vrede<br />

wierd fchielijk verbroken door den Franfchen<br />

koning, die, bij verrasfing, zich verraderlijk<br />

meester gemaakt hebbende van Monbrun, het<br />

hoofd der Calvmisten in Dauphiné, hem ten galge<br />

veroordeelde, ftelde Hendrik van Guife aan<br />

»t hoofd zijner legers tegen de Protestanten, die<br />

geboden werden door Hendrik van Navarre;<br />

wierd ijverzuchtig op den hertog van Lottharingen<br />

en maakte eensklaps een einde aan de vijandelijkheden<br />

door e.nen vreede, fchandelijk<br />

voor hem en tot eer ftrek kende aan de hervormden.<br />

Vervolgens werd het verbond aangegaan,<br />

cn


EES VIII. G E S C H I . E D E N i s . 51;<br />

en de dweepzucht, bezielt door eene onbegrensde<br />

ftaatzucht, tot de grootfte buitenfporigheid<br />

gedreven. De fteeds onrustige geest van Catharina<br />

van Medicis, de ftaatzucht van de Guifen<br />

en de blinde ijver van de Catholijke geestlijkheid,<br />

dwongen de Calvinisten met weerzin de<br />

wapens op te vatten en oorlog te voeren. Dit is<br />

klaar uit eene gevolgtrekking van hidorifche<br />

daadzaken. Van daar dat de wakkere Ia Notie,<br />

wanhopende zijne plichtmatigheid aan den koning<br />

te doen ftrooken met het gene hij den hervormden<br />

godsdienst en de Protestanten fchuldig was,<br />

den dood zogt in den ft rijd, fchoon hij, in fpijt<br />

van zijne heldhaftige razernij, belet wierd zijn<br />

leven weg te werpen. Colignij, die zijn dierbaar<br />

en doorluchtig leven verloor door het zwaard<br />

van lafhartige moordenaren, beftuurde de Franfche<br />

raadsvergaderingen door zijne wijsheid, vermeerderde<br />

de zeemagt en den koophandel van<br />

Frankrijk en lag dc eerfte gronden van dat ftaatkundig<br />

ontwerp, het welk door Hendrik IV. tot<br />

volkomenheid werd gebragt. Rosni, Mornaij,<br />

Florent Chretien waren Protestanten van groote<br />

kundigheid, en van het achtingwaardigst karakter.-<br />

Frankrijk bragt nooit deugdzamer mannen<br />

voort.<br />

DE leerftellingen en kerktucht van Calvijn<br />

wierden in Schotland ingevoert, in weerwil van<br />

de bewind-voerende magten, cn dit was, gelijk<br />

Kk jjj


H E B Ï N D A A 6 S C H Ï LES vnx.<br />

in Frankrijk, de oorzaak van verwarring en beroerte.<br />

De Schotten reikhalsden naar eene godsdienstige<br />

vrijheid, vatten een Herken afkeer op<br />

tegen het pausdom, en het onrechtveerdig vonnis<br />

van kardinaal Beaton ter uitvoer gebragt aan<br />

Hamilton en Wishart, verfchafte hen eene gelegenheid<br />

om hunne verlangens te voldoen. Zij<br />

offerden Beaton op aan hunne wraak en plantten<br />

den ftanderd der hervorminge. Veele van den<br />

adel, vijanden van de koninginne moeder, Maria<br />

van Guife, toen regentesfè van Schotland, voegden<br />

zich bij hen. Men zond om Johannes Knox,<br />

die de leerftellingen en tucht van Geneve had<br />

ingezogen; hij keerde naar Schotland weder en<br />

wierd hoofd van de hervorming.<br />

D E koningin regentesfè poogde in Schotland<br />

de hervorming te beletten; zij zondt om krijgsvolk<br />

naar Frankrijk, doch het Parlement noopte<br />

haar die troepen naar huis te-zenden, zoo dat<br />

zij haar oogmerk niet kon bereiken. Het Protestantendom<br />

won veld, de Catholijke godsdienst<br />

wierd vernietigt en de leerftellingen en tucht van<br />

de Schotfche kerk gefchoeit naar den leest van<br />

Geneve (b). ^<br />

D E<br />

(!>) De herrorming wierd niet volkomen gevestigt in Schotland<br />

tot aan de redering van Jacobus VI, toen de koning, de adel<br />

ïn de overige zijner onderdanen tot een verdrag kwamen, de<br />

nationale conventie genaamt, bij welk verdrsg zij zich verbonden<br />

het pausdom uitteroeijen en den uationalen godsdienst naar hei<br />

f hn der hervorming in de plaats te ftellen.


LES virt G E S C H I E D E N I S , 5x5<br />

DE Schotfche hervormers hadden een haat tegen<br />

het geloof en den eerdiénst van'de Roomfche<br />

kerk, en hunne ijver ter verdelging van beiden<br />

liet zich fterk zien. Zij waren niet alleen overtuigt<br />

van de dwaling dier kerke wegens dc leer,<br />

maar zij meenden zelfs hare eerdienst zoo befmet<br />

te zijn, dat alles wat daar toe behoorde moest<br />

vernietigt Worden. Hier van overreed, voerde<br />

hun ijver hen te ver buiten de palen van gematigtheid,<br />

en hunne daden waren meer die van<br />

verwoede dweepers dan van hervormers. Zij be-,<br />

toonden geen eerbied voor 't gene groots en achtingswaardig<br />

was, noch maakten eenig onderfcheid<br />

tusfehen 't gene wezenlijk tot den godsdienst<br />

beboert cn tusfehen 't gene enkel een bijvocgzel<br />

was: alles wierd verworpen. Om deze gcweldadigheden<br />

te heiligen, voerden zij fchriftuurtextën.<br />

aan bekragtigt met voorbeelden van mannen onder<br />

de joodfche huishouding, als 't gedrag van<br />

Knehas, die een vorst van Israël en een Midianltinne<br />

doodde; dat der Israëliten, die de ingezetenen<br />

van Canaan uitroeiden; van Samuël, die<br />

eenen ongeloovigen koning in drukken hieuw;<br />

van Jehu, die de koninglijke huisgezinnen van<br />

Israël en Juda door 't zwaard ombragt. Hefr<br />

blijkt des dat de Schotfche hervormers in goeden<br />

ernst overtuigt fcheënen, dat het hun plicht<br />

Ware door alle mogelijke middelen alle die genen<br />

te verdelgen, die in 't ftuk van godsdienst anders<br />

dagten dan zij; dat het de verdicnstelijkfte daad<br />

Kk .2 4fj-


5i6 H E D E N D A A G S C H E EES VIM.<br />

in 't oog van God ware, de item der natuur te<br />

faiooren, alle rangen en maatfchappijën op eenen<br />

gelijken voet te brengen en vooral kerken, alta­<br />

ren, fchilderftukken enz. te verbrijzelen en te<br />

vernielen. De grondbeginzels van Calvijn in den<br />

ftrengften zin opvattende, vernietigden zij alle<br />

kerkplechtigheden, befchouwden de onfchuldigfte<br />

uitipanningen als misdadig en het dulden van de<br />

geringde kerkregels van Rome als een verfchrik-<br />

kelijk gruwel. Zij namen eene norfche en ftijve<br />

-houding aan, fpraaken in bedektelijke woorden,<br />

die weinig overeen kwamen met den waren zin<br />

van de leer en voorfchriften des Christendoms,<br />

en even als de Catholijke priesters gedaan had­<br />

den, maakten zij misbruik van de ligtgeloevig-<br />

heid van 't gemeen. Dan, ter verfchooning van<br />

liet gedrag der Schotfche hervormeren, mogen<br />

wij de tijden bijbrengen in welken zij leefden;<br />

deze waren duister in vergelijking van de onzen.<br />

De Christenen waren toen ontbloot van een edele<br />

denkwijze, en daar die ontbreekt worden grove<br />

verkeerdheden en wreedheden begaan onder den<br />

naam vau hervorming. Zij waren zoo geweld,g<br />

verbittert tegen den Catholijken godsdienst, dat<br />

«zij meenden niet genoeg te kunnen doen tot des­<br />

zelfs vernietiging, ook lieten zij zich in hunne<br />

drift door niets weerhouden: de meeste buiten-<br />

fporigheden wierden daarenboven bedreven door<br />

"t flechts gemeen, 't welk in alle deszelfs daden<br />

nooit acht geeft op redelijkheid en billijkheid.<br />

DE


ÜES vnr. GESCHIEDENIS. 515<br />

De Protestantfche en Catholijke kerken wier-<br />

den ten zeiven tijde beroert door twisten over<br />

de voorbefchikking en genade. Baius, een,<br />

Roomsch Catholijk godsgeleerde van Leuven,<br />

maakte een leerftuk op uit de fchriften van den<br />

heiligen Augustinus, 't welk alles toekent aan<br />

de genade, en niets laat aan de menfchelijke<br />

vrijheid. Deze leer wierd te Rome veroordeelt,<br />

en de twist, daar uit ontdaan, bragt in dien tijd<br />

niets van aanbelang voort. ; Aan den anderen<br />

kant vormde Molina een Spaanfche Jefuit, een<br />

leerftelzel, het welk te veel aan de vrijheid gaf<br />

en alles aan de genade ontnam. De Dominicanen<br />

omhelsden gretiglijk de leer van Molina en ver­<br />

dedigden die. Boekdeelen bij boekdeelen wierden<br />

'er gefchreven en te Rome wierden veele famen-<br />

komsten gehouden om deze duistere punten uit-<br />

teziften. De twisten waren lang en werden met<br />

zeer veel hitte en verbittering beftuurt. Paus<br />

Paul V. maakte een einde aan deze twistgedin­<br />

gen, welke niet te beficchten waren, om dat ze<br />

zaken behelsden, die door 't menfchelijke ver»<br />

ftand niet tc bereiken zijn.<br />

DE Calvinisten waren over het zelfde onder­<br />

werp met eikanderen verdeelt. Jacobus Armini-<br />

us een Hollandsch godsgeleerde, een man van<br />

een zachte en liefderijke geestgeneigtheid, kon<br />

het leerftuk der verwerping, zoo als het door<br />

Calvijn geleerüart wierd, niet verduwen. Hij<br />

Kk 3 fcgs


518 H E Ï 5 E M W A A G 5 C I I E LES VI1E<br />

begreep boe gevaarlijk het ware God te vertoo­<br />

rn als een dwingeland, die behagen fchept in<br />

Je ellende zijner fchepfelen. Volgens zijne be-<br />

o-inzels is God een tederhartig vader, die alle<br />

menfehen bemint en genoegzame genade verleent<br />

om hen ter zaligheid te geleiden. Bezielt met<br />

menfehen liefde, poogde Arminius de onverdraag­<br />

zaamheid zoo wel uit de kerk als uit den daat<br />

te verbannen. Hij kon het denkbeeld van eeu­<br />

wigdurende ftraffen niet overeenbrengen met dat<br />

van de goddelijke barmhartigheid. Dit zijn ge­<br />

voelen wierd door veele tegenftreevers weder-<br />

fproken. Gomar, zijn voornaamfte vijand, be­<br />

hield de overhand; de leerftellingen van Armini­<br />

us wierden veroordeelt en die van Calvijn door<br />

het Sijnode van Dordrecht aangenomen. Deze<br />

fcheunng der Protestanten was toen ter tijd een<br />

2aak, welke enkel de kerk betrof; maar de lezer<br />

zal in 't vervolg zien dat dezelve een zaak van<br />

ftaat wierd, dewelke het gemeenebest op den<br />

rand van deszelfs ondergang bragt.<br />

STAATSOMVV E.N TELINGEN.<br />

HET tijdvak, thans onder onze befchouwing,<br />

vertoont* den lezer groote omwentelingen in Eu­<br />

ropa. Dc gedenkwaardigfte van dezelve is die<br />

welke in de Nedei landen voorviel. 'Er is geen<br />

volk noch tijdvak, welks gefchiedenis eene ver-<br />

" azeuder omwenteling oplevert dan die, welke<br />

boorte gaf aan het Gemeenebest der Nederlan-


EES VMÏ. GESCHIEDENIS. 'J?\A<br />

den. Wat' is 'er dat zucht tot vrijheid gepaart<br />

met nijverheid niet kan 'bewerken? Een zwak<br />

cn arm volk fchudde het juk af van den mag-<br />

tigften en rijkften vorst, die toen in Europa<br />

heerschte. De voornaamfte oorzaak van deze<br />

•wonderbare omwenteling was de bijgeloovige<br />

willekeur van Philips II, koning van Spanje.<br />

Die vorst, die naar het bloed dorstte der ket­<br />

ters, wilde de wreedheden der Inquifitie in<br />

Vlaanderen uitöeffenen aan de ketters als in<br />

Spanje. De hervormde leerftellingen hadden vee­<br />

le begunstigers gewonnen in de Nederlanden en<br />

Philips verlangde niets zoo zeerdan zijnen zwaar-<br />

moedigen en blocddorstigen ijver ten toon te<br />

fpreiden. Philips ftelde met goedkeuring van<br />

Paus Paulus IV. dertien nieuwe bisdommen aan.<br />

Deze aanftelling gefchiedde met oogmerk om het<br />

geweten tc kwellen en de lasten des volks te<br />

verzwaren. Margareta, de natuurlijke dochter<br />

van Karei V. en weduwe van den hertog van<br />

Parma, was gouvernante van de Nederlanden en<br />

had ieders liefde gewonnen door haar zacht en<br />

billijk beftuur. Doch, fchoon voor 't uitterlijke<br />

bekleed met de- opperde magt, fpeelde zij flechts<br />

eene ondergefchikte rol, dewijl zij verplicht was<br />

zich te fchikken naar den raad van kardinaal<br />

Granvclle, aan wien Philips het ganfche gezach<br />

had toevertrouwt. Deze onmenfchelijke en wree­<br />

de ftaatsdienaar maakte nooit onderfcheid tusfehen<br />

ftaatkunde en trouwloosheid, noch tusfehen ijver<br />

Kk 4 cn


520 H E B Ï N D A A G S C H B LES Vlli.<br />

en onverdraagzaamheid. Lieden van hoogen rang<br />

behandelde hij met verachting, fnuikte de nijverheid<br />

en den koophandel door ongerijmde bevelfchriften,<br />

en ftrafte de geringde overtredingen<br />

als waren ze de grootfte misdaden. De trotfche<br />

onverzettelijkheid van dien vreemdeling vergramde<br />

de Vlamingers. Zij klaagden, doch het hof<br />

van Spanje, in ftede van aan hunne klachten<br />

het oor te leenen, zond ftrenge beveelen, die het<br />

kwaad vermeerderden. Men gebood hen de bcfluiten<br />

der Trentefche kerkvergadering te gehoorzamen<br />

en men gebruikte geweld om dezelven te<br />

doen in acht nemen, dit verhaastte den opftand.<br />

WILLEM van Nasfau, prins van oranje en<br />

graaf Egmond, beide edelen van doorluchtige<br />

geboorte en verdiensten, ftelden zich aan 't hoofd<br />

der onderdrukten. Granvelle meende de misnoegden<br />

te vcrlchrikken'door 't vestigen van de Inquifitie<br />

in de voornaamfte fteden van Vlaanderen.<br />

De barbaarsheden van dat gerechtshof, de nieuwe<br />

bisdommen, de pogingen om het geweten te<br />

dwingen, afpersfingen en ftraföeffeningen zetten<br />

de Protestanten aan tot eenen opftand. Ziende<br />

dat men geen acht gaf op hunne verzoek fchriften,<br />

ondernamen zij zich zeiven recht te verfchaffen.<br />

In ftede van de Vlamingers ter nedertezettcn<br />

door zachte middelen verkoos Philips<br />

zijn eige geneigtheid te volgen en zond den<br />

Hertog van Al va, aan 't hoofd van een leger,<br />

•aar


LES vin. G E S C H I E D E N I S . 521<br />

naar de Nederlanden. De graven van Egmond<br />

en Hoorn, die zich niet naar Duitschland wilden<br />

begeven met den prins van oranje, wierden<br />

fchielijk aangehouden. De woeste hertog van<br />

Al va vulde alle gevangenisfen op, liét galgen<br />

en fchavotten oprichten en dak branddapels aan,<br />

welke, overal affchrik verwekten. Philips pleegde<br />

wegens deze verrichtingen raad met de Inquifitie<br />

van Spanje, en dat gerechtshof bepaalde dat<br />

alle de ingezetenen der Nederlanden, eenige weinige<br />

uitgezonden, afvalligen, ketters en fchuldig<br />

aan hoog verraad waren, bijzonderlijk de edelen,<br />

die een fmeekfehrift ingelevert en openlijk-klagten<br />

ingebragt hadden tegen de heilige Inquifitie.<br />

Op die uitfpraak werden Egmond en Hoorn te<br />

recht geftelt en hun bloed vermengt met dat van<br />

veele andere flagtöffers. Voorzeker konden de<br />

Protestanten der Nederlanden niet dan met haat<br />

ingenomen zijn tegen de Catholijke kerk en tegen<br />

den monarch, die den Hertog van Alva met deszelfs<br />

bloedig gerechtshof op hen afzond om de<br />

ijsfelijkfte wreedheden te pleegen, een vrij volk<br />

met onbillijke belastingen te drukken, en die geweldadigheden<br />

te dekken met den fluier van<br />

Godsdienst. Wie kan gelooven dat gedurende<br />

de vijf jaren, welke de Hertog van Alva het bewind<br />

had in de Nederlanden, agttien duizend<br />

menfehen ter dood gebragt wierden om ketterij?<br />

En evenwel niets is waarachtiger; ja, de vervolger<br />

zelf roemde 'er op.<br />

•K.E-


fraa H E D E N D A A G S C H E EES VEE<br />

REQUESENS, de opvolger van Alva, deedt<br />

vergeeflche pogingen om het ftandbeeld der vrijheid,<br />

het welk de Vlamingen hadden opgerigt,<br />

omver te halen, te vergeefsch deedt hij hun<br />

een aanbod van alle hunne bezwaren weg te nemen<br />

; zij wilden 2ich niet verlaten op de beloften<br />

en goedertierenheid van een trouwloos koning.<br />

Misfchien zou Requefens, die groote begaafdheden<br />

en deugden bezat, de zaken hebben kunnen<br />

herdellen, zoo niet zijn dcod de omwenteling<br />

verhaast had. Don Jan van Oostenrijk, de verwinnaar<br />

der Turken te Lepanto werd met volmagt<br />

afgezonden om hen buiten de vrijheid van<br />

geweten alles toeteftaan. Liever zoude ik mijn<br />

kroon verliezen, zeide Philips, dan htm die vrijheid<br />

verkenen. Decze nieuwe bewindsman gebruikte<br />

in 't eerde zachte middelen, doch de<br />

geestdrift van vrijheid cn de zucht om wccrw.aak<br />

te oeffenen hadden zich volkomen meester gemaakt<br />

van alle dc gemoederen. De prins van<br />

oranje nam die gelegenheid waar om de beruchte<br />

verëeniging van Utrecht te vormen en de omwerteling<br />

volkomen te maken. Hij cleedt de<br />

Staten Generaal bijeenkomen in den Haag, die<br />

Philips H. vervallen verklaarden van deszelfs<br />

recht cn gezach, als hebbende, tegen eed en<br />

plicht aan, de voorrechten zijns volks gelchonden.<br />

De opftand van de zeven vereenigde Landfchappen<br />

is« te wijten aan de barsheid en 't bijgeloof<br />

van Granvcllc, de gettrengheid van Phi-


• LES vin. G E S C H I E D E N I S . • • R,»<br />

lips, de ftrafIieid der Inquifitie en de wreedheden<br />

van den Hertog van Alva. 't Vernuft van<br />

Willem van oranje, de krijgskunde van deszelfs<br />

zoon Maurits en de bijftand door Elizabeth verleent,<br />

deden dien opftand welgelukken. In één<br />

woord, de vrijheden der zeven vereenigde Nederlanden<br />

wierden gevestigt op eenen onwrikbaren,grondflag,<br />

door de ftandvastigheid, 't geduld,<br />

de onverzaagtheid en de nijverheid van de eerfte<br />

Gemeenebestgezinden.<br />

x<br />

OP het eerfte gemor, waar toe de vervolging,<br />

de ellende en wanhoop de Vlamingen noopten,'<br />

wierden zij befchuldigt van ongehoorzaamheid en<br />

muiterij. De geftrengfte beveelen wierden tegen<br />

hen afgekondigt. Volgens de Inquifitie moest<br />

men noodwendig een ieder verdelgen die gelooven<br />

durfde dat God geen brood, dat God geen<br />

wijn is, en geen zeven Sacrementen wilde erkennen.<br />

Hoe ware het mogelijk dat menfehen, die<br />

zoo geweldig gefoltert werden om bcïachgelijke<br />

en ongerijmde gevoelens, zulk een drukkend juk<br />

konden beminnen? Hoe konden zij gelooven dat<br />

'er eenig behoorlijk verband ware tusfehen hen<br />

en hunne verdrukkers? 'i i s geenzins te verwonderen<br />

dat dwingelanden de zulken voor wederfpannigen<br />

doen doorgaan, die moeds genoeg<br />

hebben om hunne ketens te verbreeken. De<br />

ftaatzucht fmoort bij hen de ftera der natuur.<br />

Maar 't is te verwonderen dat men fomtjjds een<br />

edel-


£$4. H E D E N D A A G S C H E LÉS vtm<br />

edelmoedig, vrij volk de buitenfporigheden ziet<br />

goedkeuren van willekeur; en misnoegen ziet<br />

toonen om dat buiten hen ook anderen Vrij zijn,<br />

ja zelfs medewerken om de kluisters te fmeden<br />

voor hunne medemenfchen (c). De volken on­<br />

derwerpen zich fomtijds geduldig aan het juk.<br />

't Ontbreekt hen dikwijls aan die dapperheid,<br />

welke den dood verkiest voor de flavernij. Daar<br />

is een tijd dat zij dwingelanden gehoorzamen en<br />

haten; doch wanneer voor 't kwaad geen hulp­<br />

middel meer is, wanneer hun beftaan verflonden<br />

wordt door wanfchepzels, die hen van alle de<br />

deelen hunner vrijheid berooven en hun niets<br />

overlaten dan flavernij en kluisters; als dan we­<br />

ten zij hoe hunne verdrukkers te vernielen; dan<br />

breekt de burger-krijg uit, welke verborgen be­<br />

gaafdheden te voorfchijn brengt en onbekende<br />

hulpmiddelen fchept, dan ontftaan 'er ongemeene<br />

menfehen, die zich waardig toonen over hunne<br />

medeburgers te gebieden. Ongetwijvelt is zulks<br />

een verfchrikkelijk middel, 't Is een tijd van<br />

bloed en verwarring, welke aan rijken of ftaten<br />

geweldige fchokken geeft: Doch het geneesmid T<br />

del<br />

(c) De grondbeginzels en gevoelens vervat in zeker Blaauw-<br />

boekje over de omwenteling van eene naburige natie, niet lang<br />

geleden uitgekomen, en de talrijks menigte bewonderaars van 't<br />

zelve, toonen duidelijk, dat zij, die op hunne eige vrijheid<br />

doffen, onkundig zijn van de rechten van den mensch, of uit<br />

baatzuchtige bcginzcls niet geerne zien dat andere volken die<br />

rechten even zeer genieten als zij.


Ï.ES VIïE G E S C H I E D E N I S ;<br />

del is fomtijds noodzakelijk, dewijl zonder het<br />

zelve dc vrijheid niet verkregen kan worden.<br />

Eene natie, die gedrongen word bij 't verbreken<br />

van 't maatfchappijlijk verdrag, hare onvervreemdbare<br />

rechten te herkrijgen, verrigt wonderen van<br />

moed en dapperheid. De vrijheid zelve kan<br />

wonderen uitwerken. De vrijheid zegepraalt over<br />

de natuur; doet dc dorre rots eenen rijken oogst<br />

leveren; geeft de akelige woestenij een lieflijk<br />

aanfehijn; verlicht den nederigen hutbewoner,<br />

en verfchaft hem meer kennis en fcherpzinnighei'd<br />

dan aan den trotfehen hof-flaaf. Te vergeefsch<br />

bedienden de Spanjaarden zich tegen de Hollanders<br />

van alle de middelen, welke de oorlog en<br />

de konst opleveren, van alle de wonderen van<br />

gedult en onverfchrokkenheid; de zucht voor de<br />

vrijheid was Kerker dan die allen, en kwam alïe<br />

hinderpalen' te boven. Met de eene hand wierpen<br />

zij dijken op om dc zee te duiten, en mtt<br />

de andere verjoegen zij de Spanjaarden, die hen<br />

naar den zeekant dreeven. Zij bouwden 1'chepen,<br />

welke zij met koopgoederen belaadden, en<br />

rustten anderen uit op welke zij aan Philips twee<br />

duizend mijlen ver van Europa de heerlchappij<br />

des^ koophandels en der bezittingen der Indien<br />

betwistten.<br />

't Is waar, zonder den magtigen bijftand, wel­<br />

ken Elizabeth hen gaf, zouden zij misleiden de<br />

LI on-


ga6 H E D E N B A A G S C H E EES VIIE<br />

onafhanglijkhcid niet verworven hebben (d) v:r-<br />

raade Elizabeth, door 't onderfteurien der Nè-<br />

derlandercn, de rechten der volkeren? Behoorde<br />

zï] wel deel genomen te hebben in die twist?<br />

Had zij het recht om zich tot rechter op te wer­<br />

pen wegens de onrechtvaardigheden door Philips<br />

begaan? De begunstigers van het willekeurig ge­<br />

zach<br />

(d) Kan men het eenen magtjgen bijftand-lieten, dat zij den<br />

Heer Lumei, admiraal van dc vloot der Watergeuzen, gebood<br />

hét anker te ligten en Duins te verlaten? Dat, toen men om<br />

bijftand een gezantfchap naar Engeland afzond niet de voordee.<br />

-ligllc aanbiedingen, welke Elizabeth verlangen kon, zij den ge­<br />

zanten alleen, troosteüjke woorden gaf, om te beletten dat meir<br />

zich in de armen van Frankrijk wierp ? was bet een magtigen<br />

bijftand van haar, dat zij dc Duitfche troepen van Hertog jan<br />

Kazimir betaalde, die tot hulp der Nederian'den kwamen, daar<br />

zij zulks dealt om dat zij ongaarne zag dat men den Hertog<br />

van Anjou tot befchcriner der Nederlanden riep? kan men het<br />

eenen magtigen bijftand noemen, dat zij zich verplichtte öooo<br />

man te onderhouden voor de Nederlanden onder een Engelfchen<br />

veldöverften, haren ftedehotidcr, welker kosten na 't fluiten van<br />

den vrede binnen vijf jaren moesten vergoed worden onder ver­<br />

panding van eenige fteden, die met Engelsen krijgsvolk beziet<br />

wierden, terwijl het berichtfehrift van haren f.cdchouder inhield,<br />

naauwkeurig onderzoek te doen of het vermogen der (laten zoo<br />

groot ware, dat zij met hunne eigen middelen konden befchermt<br />

worden? kortom al het nut, 't welk Leicester aan dc Republiek<br />

toebragt, beftond in eenige weinige krijgsbedrijven, welke echter<br />

niet lang daar na, toen zijne Engelfchen in Gelderland en Qver-<br />

ijsfel met den vijand famenfpanden, van grooter fchade gevolgt<br />

wierden. Daarentegen bragi bij alle ftaat aken in de uiterfte ver­<br />

warring, zaaide gedurig verdeeldheid onder de Provinciën om ze<br />

tegen clkandercn aantebitzen enz. Zie de opkomst en bloei van<br />

de Republiek der vereenigde Nederlanden. VERTALER.


EES VÏIE GESCHIEDENIS. gif<br />

zach zullen ongetwijvelt de koningin van Enge­<br />

land wraaken? Met behulp van valïciie redeka­<br />

velingen zullen zij befluiteh, dat volken, die vrij<br />

en onafhanglijk zijn, ïehoon de daden van liet<br />

eene onwettig zijn, de andere nogthans verplicht-<br />

zijn die te dulden, wanneer die daden hunne eige<br />

volkome rechten niet benadeelen. Volgens dat<br />

grondbeginzel handelde Elizabeth niet wel met<br />

de Nederlanderen in derzeiver opftand te ondcr-<br />

fteunen. Dan, zoo wij de zaak in haar ware<br />

licht befehouwen, zullen wij ons gedwongen vin-<br />

,den toetcftaan dat het gedrag van Elizabeth niet<br />

alleen ftrookte met gezonde ftaatkunde, en de<br />

geheiligde wetten van 't menschdom, maar zelfs<br />

dat zij de rechten der vorsten niet fchondt. Het<br />

gezach van Philips over de Nederlanden was<br />

bepaalt en geregeld door grond-wetten. Wat<br />

billijk recht of tijtel kon die vorst op de regee­<br />

ring voorwenden toen hij alle die vastgeftelde<br />

en hem voorgeschreven bepalingen overlchreden<br />

had? was de Zwdtferiche natie verplicht hem te<br />

gehoorzamen? zou dezelve zich niet verzet heb­<br />

ben tegen zijne onrechtveerdige en willekeurige<br />

handelwijze? verbrak die vorst door 't lebenden<br />

van alle de wetten der conftitutie 't verdrag niet<br />

door 't welk de Vlamingen aan hem verbonden<br />

waren? De Nederlanders wierden door de daad<br />

van hunnen oppervorst vrij, en konden hem niet<br />

anders befehouwen dan- als een overkeerlcher dis<br />

hen zogt te onderdrukken* en ook werkelijk OJH<br />

LI % der-


5a8 H ï ï i K U A « i « H i LESVIII.<br />

derdrukte. — Wat is het wezenlijk oogmerk der<br />

famenleeving? Is het niet het onderling geluk<br />

van allen? Is het niet met dat inzicht dat ieder<br />

burger een gedeelte van zijne rechten en vrijheid<br />

afftaat? zou de maatfehappij gebruik maken van<br />

haar gezach om zich en alle hare leden over te<br />

geven aan de befcheidenheid van een woedenddwingeland?<br />

Neen, dit zal zij niet. En verder<br />

nog, indien de maatfehappij een gedeelte harer<br />

leden onderdrukt, heeft zij met dus te doenbaar<br />

recht verbeurt. Derhalven wanneer de maatfehappij<br />

aan den eenen gezach geeft, is het met deze<br />

uitdrukkelijke voorbehouding, dat de oppermagt<br />

daar van gebruik zal maken tot behoud en niet<br />

ten nadeele van de ondergefchikten. Indien de<br />

oppermagt regeere als dwingeland, dan vernedert<br />

zij zich zelve, word eene openbare vijandin, tegen<br />

wie het volk zich verzetten en aan wie het<br />

gehoorzaamheid weigeren moge. Dit waren de<br />

gronden, op welken de algemeene daten van<br />

Holland Philips vervallen verklaarden van deszelfs<br />

gezach over hen. Goddelijke cn menfchelijke<br />

wetten, zeggen zij in die vermaarde Acte,<br />

zoo dikwijls gefchonden met betrekking tot ons,<br />

bevinden wij ons wéder geplaatst in onzen natuurlijken<br />

ftaat van vrijheid, gerechtigt een nieu«<br />

wen vorst te kiezen, ten einde die ons regeere<br />

overeenkomstig onze voorrechten, vrijheden en<br />

vrijdommen.<br />

D*


EES vnr. GESCHIEDENIS. gz 9<br />

DE Nederlanders, in het bezit van hunne eerde<br />

rechten wederkeerende, wierden eene onaf*<br />

hangelijke natie, die verbintenisfen kon aangaan<br />

met naburige ftaten. De koningin van Engeland<br />

derhalven door befcherming te verleenen aan die<br />

opkomende Republiek, maakte gebruik van een<br />

recht dat vast is aan elke vrije natie of aan den<br />

oppervorst die dezelve verheelt. Overheerfchers<br />

en zij wier belang het is, de overheerfching te<br />

begunstigen, zullen altoos fchreeuwen, wederfpannigheid,<br />

wederfpannigheid, wanneer een volk<br />

zich ongeneigt toont om zich onder een ijzer juk<br />

te krommen, en moeds genoeg heeft om zich op<br />

zijne natuurlijke rechten te beroepen, en zij zullen<br />

die natie trouwloos heten, die aangefpoort<br />

door belang of door beweegredenen van menfchelijkheid,<br />

dat volk in zijne edele worftelingen<br />

de hand bied. Doch al dat geroep kan de itemder<br />

natuur niet fmoren, noch immer de beginzels<br />

van natuurlijke vrijheid uitwisfeheh; beginzels,<br />

het menfchelijk hart ingegrlft; beginzels, aan<br />

welke de dwingelanden zelf gedwongen zijn hulde<br />

te doen; beginzels, geheiligt in de gefchiedenis<br />

van Europa, door 't voorbeeld der Zwitferg<br />

en der Nederianderen; in één woord, beginzels,<br />

welke door het voorbeeld van de Noord -Amerikaanfche<br />

volkplantingen nog treffender en duidelijker<br />

gemaakt zijn,<br />

WIJ hebben ons, misfehien, te lang opgehou-<br />

LI 3 den


$$o H E B E N E A A G S C H E LES vin,<br />

den met de omwenteling der vereenigde Landfehappcn;<br />

doch omwentelingen, welke de vrijheid<br />

vcrfchafien aan ganfche volkeren, maken 't<br />

belangrijkfte gedeelte der gefchiedenis fit. In<br />

dezelven zien wij daven tot vrije menfehen worden,<br />

bij 't veranderen van meesters, de vrijheid<br />

vestigen op onwrikbare gronddagen. Dwingelanden<br />

zijn vijanden van de rechten van 't menschdom,<br />

zij haten de omwentelingen en alle dc genen<br />

die dezelve begunstigen. — Maar, zullen wij<br />

de oppervorsten vleijen, zelfs dan wanneer zij<br />

hunne onderdanen behandelen als eene verachtelijke<br />

kudde, wier leven en eigendom geheel het<br />

hunne is. Moeten wij altoos deernen en met<br />

eerbied betooncn aan magtige en onrechtveerdige<br />

mannen, die over den dam der wet heen fpringen,<br />

welke te zwak is om hen te weêrftaan, of<br />

die in de wetten zelve zekere en verfchrikkelijke<br />

middelen vinden om die rechten te lebenden,<br />

welke zij behoorden te handhaven?<br />

DE omwenteling, wcikc in Portugaal, een<br />

Wingewest van Spanje, voorviel, was het gevolg<br />

van gemcene oorzaken. De vermetelheid van<br />

Sebastiaan, die in de vlaktcns van Alcacar Zuivir<br />

verdagen wierd, met eene menigte van den<br />

Portugeezen adel, gaf aanleiding tot die gebeurtenis.<br />

De onbekwaamheid van kardinaal Hendrik,<br />

die buiten ftaat was de rampen van deij<br />

ftaat tc weeren en de twisten tc beüisfen, welke<br />

de


LES vin. G E S C H I E D E N I S . 531<br />

de toekomstige opvolging tot de kroon veroor­<br />

zaakte, verhaastte de omwenteling, die ten lan­<br />

gen lesten voltooid werd door de groote meer­<br />

derheid van Philips en de begaafdheden van den<br />

hertog van Alva. Te vergeefsch namen de Por­<br />

tugeezen, die zeer afkeerig waren van 't Spaan­<br />

fche juk, een befluit ten voordeele van Antonio,<br />

dien zij kroonden. Door den hertog van Alva<br />

in iederen veldtogt geflagen, waren zij gedwon­<br />

gen zich te onderwerpen aan den overwinnaar.<br />

Hoe konden zij een monarch wederftaan, die de<br />

beste veldöverften en 't beste voetvolk van Eu­<br />

ropa had? De grenzen van Portugal hadden noch<br />

hoofden nog magt om wederftand te bieden. De<br />

inwendige ftaat van 't koningrijk was te zeer \ er-<br />

waarloost, fmts dien tijd dat de Por ugeezen<br />

volkplantingen hadden afgezonden naar ve:ai^,e-<br />

legene landen, en zich bezig hielden met het<br />

uitbreiden van hunnen koophandel. Dan, deze<br />

omwenteling baarde geene verandering in het<br />

ftelzel van Europa. Dezelve was enkel noodlot­<br />

tig voor de Portugeezen, die al de geftrengheid<br />

gevoelden van het willekeurig gezach onder de<br />

dwingclandfche regcering van den wreeden Phi­<br />

lips.<br />

BIJ 't overlijden van Elizabeth wierden de<br />

kroonen van Engeland cn Schotland vereenigt in<br />

den perfoon van Jacobus I, zoon van Maria Sm­<br />

art. Dc beminnelijke doch ongelukkige Maria,<br />

LI 4 doch-


53* H E D E N B A A G S C H E LES vnr.<br />

dochter van Jacobus V, koning van Schotland,<br />

en tijdgenoote van Elizabeth, mededingftcrs in<br />

godsdienst en fchoonheid, was in alles minder<br />

dan Elizabeth, uitgezondert in de onweêrftaanbare<br />

bekoorlijkheden van eenen beminlijken perfoon;<br />

aan het hof van Frankrijk opgevoed, had<br />

de Schotfche koningin een fmaak en zeden ingezogen,<br />

geheel verfchillende van die harer eigene<br />

natie. Bij *t affterven van baren eerden gemaal,<br />

Francois II, kwam zij naar Schotland te rug,<br />

juist toen de hervorming in dat koningrijk wierd<br />

ïngevoert. Jong, vrolijk, een liefhebder van<br />

vermaak, ftonden de geftrenge zeden der Schotfche<br />

hervormeren baar grootebjks tegen. Dweepzuchtig<br />

•Rowiiiich-katholijk, kon men haar niet<br />

overhalen haaren eigen godsdienst en dien der<br />

natie te veranderen.<br />

B IJ haar tweede huwelijk huwde zij aan Hendrik<br />

Stuart, Lord Darnleij, een man van geringe<br />

bekwaamheden. De zwakheid en gevoeligheid<br />

van Maria's hart, waren de oorzaak van hare<br />

onheilen. Zij kreeg een weerzin in haren gemaal,<br />

en David Rizzio, een Italiaansch muzijkant,<br />

wierd haar gunsteling. Rizzio wierd in de<br />

tegenwoordigheid der koninginne vermoord, en<br />

haar gemaal, op wiens aanhitzing die moord gepleegt<br />

werd, verloor kort daar op het leven,<br />

zoo als men dagt niet zonder medeweten en toeftemming<br />

van deszelfs gade, alzoo zij naderhand<br />

huw-


LES vin. G E S C H I E D E N I S . 533<br />

huwde aan 'Bothwell, dien men veronderfteldc<br />

de moordenaar te zijn van haren man.<br />

DE Schotten gebelgt over 't onvoorzichtig<br />

gedrag van Maria, namen de wapens op, en haren<br />

aanhang overwonnen zijnde, was zij gedwongen<br />

haren throon afteftaan aan haren zoon en een<br />

regent te benoemen. Zij benoemde den graaf<br />

van Murraij, haren natuurlijken broeder. Bezeffende<br />

dat zij verkeert had gehandelt in 't afdaan<br />

der teugels van de regeering, poogde Maria zich<br />

weder in 't bezit der kroon te dellen; dan, de<br />

nederlaag bekomen hebbende, was zij verplicht<br />

naar Engeland te vluchten. Elizabeth ontving<br />

haar, in 't eerfte, op eene edele wijze; maar<br />

kort daar op gaf zij haar te verftaan, dat daar<br />

men haar openlijk befchuldigde met de moord<br />

aan haren man gepleegt, het noodzakelijk ware,<br />

zich zelve te zuiveren en dat indien zij onfchuldig<br />

wierd bevonden, zij zich gerust konde verlaten<br />

op de befcherming van Elizabeth. Maria<br />

betigtte den graaf van Murraij en deeze befchuldigde<br />

Maria. Wie eigenlijk de moordenaar van<br />

Lord Darnleij geweest zij, blijft nog onbedist;<br />

want na al het geene de gefchiedichrijvers deswegens<br />

opgegeven hebben, is die daad nog niet<br />

ten genoege der wereld opgeheldert.<br />

MARIA wierd de gevangene van Elizabeth en<br />

bleef zulks tot dat zij haar hoofd verloor. Men<br />

deedt


534 H E D E N D A A G S C H E LES VIIE<br />

deedt verfcheide pogingen om haar in vrijheid<br />

tc ftellen; doch alles wat men daar toe onder­<br />

nam mislukte en brouwde het bederf van die<br />

genen, die 'er de hand in leenden. Eindelijk<br />

werd Maria, na eene agttien jarige gevangenis,<br />

verhoord en ichuldig bevonden aan eene famen-<br />

fpanning tegen Elizabeth, veroordeelt en ont­<br />

hoofd op-den ao Februarij 1587. Zij ging den<br />

dood te gemoet met eene godvruchtige gelaten­<br />

heid en eene kloekmoedige ziel, en gedroeg zich<br />

in dat akelig tijdftip als iemand, die niet bevreest<br />

is om te fterven. Maria was bij haar affterven<br />

vijf en veertig jaaren oud, en evenwel, zoo als<br />

zeker gel'chiedichrijver verhaalt, ontdekte men,<br />

bij 't afvallen van haar hoofddekzel, dat hare<br />

hairen grijs waren, 't gevolg van droefheid en<br />

eene langdurige gevangenis (e). De dood van<br />

Maria zal altoos een vlek blijven in 't karakter<br />

van Elizabeth.<br />

DE verëeniging der beide koningrijken had<br />

invloed op bet ftelzel van Europa, en de vcr-<br />

eenigde kracht van beide maakte Groot-Brittanje<br />

tot eene overwegende magt. De eerfte oorzaak<br />

van deze omwenteling is ongetwijvelt toetefchrij-<br />

ven aan het recht van opvolging, 't welk de na­<br />

tuur aan Jacobus Stuart had gegeven, 't Gedrag<br />

nogthans van Elizabeth hielp grootelijks om de-<br />

(e) Zie RoisERTsoN Gefchiedenis VUB Maria.<br />

zel-


LES VIIE GESCHIEDENIS.<br />

zelve tc weege te brengen. Door de koningin<br />

van Schotland in eene lange en harde gevangenis<br />

opgedoten te houden, beroofde'zij haar van de<br />

middelen om haren zoon te onderwijzen. Het is<br />

zeer waarfchijnlijk dat Maria Stuart, ware zij<br />

vrij geweest, hem zoude opgebragt hebben in de<br />

gronden van haren eigen godsdienst. In dat ge­<br />

val zoude hij niet aangenaam zijn geweest aan<br />

dc Engelfchen, die de hervorming waren toege­<br />

daan, en zijn godsdienst zou onoverwinnelijke<br />

hinderpalen in den weg gezet hebben tusfehen<br />

hem en den throon. Dan, Elizabeth, door haren<br />

grooten invloed op de regeering van Schotland,<br />

en door Maria in Engeland gevangen te houden,<br />

maakte dat de genen, die met de opvoeding van<br />

Jacobus belast waren, hem gevoelens inboezem­<br />

den overeenkomstig de grondbeginzels van den<br />

hervormden'godsdienst, en baande hem den weg­<br />

rot de kroon. De verëeniging der drie koning­<br />

rijken was eene gebeurtenis, naar welke Eliza­<br />

beth zeer verlangde. Doch zij beminde den zoon<br />

van Maria Stuart niet. Niet alleen wilde zij hem<br />

niet voor haren opvolger erkennen; maar zelfs<br />

weigerde zij hem bijftand te verkenen tot het<br />

dempen van eene famenzweering door fommige<br />

Catholijke Lords gevormt, aangehitst door den<br />

"koning van Spanje. Het fchijnt dat Elizabeth de<br />

ziel ware van de beruchte famenfpanning door<br />

den graaf van Gowrij beraamt, om zich meester<br />

te maken van den Schotfchen koning. Het was<br />

flechts


gcif, H E D K H D A A G S C H E EES VIH.<br />

flechts in hare laatfte oogenblikken dat zij hem<br />

tot haren opvolger benoemde.<br />

HUNGAÏUJE wierd in dit tijdvak een wingewest<br />

van Oostenrijk. Terwijl de groote Solijman<br />

dat rijk befchermde, deeden de vorsten van het<br />

Oostenrijkfche huis vergeeffche pogingen om zich<br />

in 't bezit daar van te ftellen; doch na Solijmans<br />

dood verleenden deszelfs opvolgers, die verwijfde<br />

en bedurven vorsten waren, flechts eenen zwakken<br />

bijftand aan de Hungaren, zoo dat Hungarijën<br />

in de handen viel van de Oostenrijkers.<br />

Eene andere oorzaak werkte insgelijks mede om<br />

de Hungaren van hunne vrijheid te berooven,<br />

deze was de te groote uitgeftrektheid van derzeiver<br />

rechten en voorrechten. Te veel vrijheid<br />

is bijna altoos nadeelig aan die genen, die dezelve<br />

genieten, om dat de zulken maar zeldzaam<br />

'er geen misbruik van maken. Dit misbruik<br />

brengt tweedracht en partijfehappen voort. Een<br />

ftaatzuchtig en ondernemend nabuur maakt zich<br />

een aanhang en eindigt met zich meester te maken<br />

van hun land en met hen tot dienstbaarheid<br />

te brengen.<br />

HET willekeurig gezach was de oorzaak van<br />

de onlusten, welke Rusland drukten. Boris<br />

handhaafde zijne overheerfching door 't plegen<br />

van groote misdaden. Zich zeiven gehaat gejnaakt<br />

hebbende bij de natie, reikhalsden de<br />

Mn 2-


its vti.il GESCHIEDENIS- 5 5?r<br />

Müskovitefs naar eenen vërlosfér. Een jong for­<br />

tuinzoeker, een Pool van geboorte, zich het al­<br />

gemeen misnoegen ten nutte makendé, matigde<br />

zich den naam aan van Demetrius, die door Bo-<br />

ris was vermoord geworden, Bijgedaan door ee­<br />

nige Poölfche edelen, drong hij in Rusland, en<br />

maakte zich aldaar eenen magtigen aanhang, die -<br />

hem op den throon plaatste. Doch naauwlijks<br />

was hem zijne ftoutmoedigheid gelukt, of zich<br />

blindeling latende leiden door de Polen, fchafte<br />

hij den Griekfchen godsdienst af, voerde den<br />

eerdienst der Roomfche kerke in, vernietigde de<br />

oude gebruiken, gaf alle bedieningen van den<br />

daat aan vreemdelingen en rugfteunde alle der­<br />

zeiver knevelarijen en geweldenarijen. Mosccuw<br />

was vol roovers en moordenaars. De Rusfen,<br />

woedende over eene dwingelandij wrceder dan<br />

die van welke zij verlost waren geworden, poog­<br />

den een zoo drukkend juk aftewerpen; zij ftelden<br />

Zuski* een hunner landslieden aau hun hoofd,<br />

vielen op den overweldiger aan, drongen in des­<br />

zelfs paleis; en de valiche Demetrius wierd door<br />

verfcheidene wonden om 't leven gebragt. Zu*ki<br />

verkreeg de kroon tot belooninge, doch welhaast<br />

kwam een andere Demetrius te voorfchijn, die<br />

onderdeund door Sigismond, koning van Polen,<br />

de hoofdftad naderde met een geducht heir. Zus-<br />

ki fmeekte den Zweeden om bijftand, die met<br />

ijver hem poogde te verdedigen. Zoo dat het<br />

noorden ontrust wierd door dc twist van eenen<br />

Mm he.


gjS H E B E N B A A C S C H E LES vn*.<br />

bedrieger. Dus brengt een willekeurig gezach<br />

altoos bloedige omwentelingen voort. Om dat<br />

oppermagtige vorsten, wier wil een wet is, noodwendig<br />

dwingelanden worden, en hunne onderdanen'<br />

als dwingen toevlugt te nemen tot geweldige<br />

middelen, welke meest altoos noodlottig zijn voor<br />

eene natie, wanneer dezelve geen kracht genoeg<br />

heeft om hare vrijheid te vestigen en te verzekeren<br />

; want den eenen dwingeland van den throon<br />

te bonzen om eenen anderen tc krooncn, vermeerdert<br />

flechts de rampen van een volk.<br />

DE onvoorzichtigheid van §igismond beroofde<br />

hem van Zweeden, zijn val is eene gewichtige<br />

les voor alle koningen, die daar uit behoorden<br />

te leeren dat de fcepter niet 'veilig is in hunne<br />

handen, wanneer zij die zwaaijen om dwang te<br />

oeflenen over de gewetens hunner onderdanen.<br />

HET einde der zestiende eeuw levert ons gewigtige<br />

veranderingen in de koninglijke familié'n<br />

van Europa. De Stuarts namen de plaats van<br />

dc familie van Tudor, die fints Hendrik VII.<br />

Engeland geregeerd had. De tak van Valois,<br />

die op den throon van Frankrijk was, vair de<br />

regeering van Philippus VI. af, dat is een tijd<br />

van twee eeuwen en eene halve, eindigde in<br />

Hendrik III, en d:e van Bourbon volgde op in<br />

den perfoon van Hendrik IV. De afdammelingen<br />

der Jagellons, na tweehonderd jaren geregeerd te<br />

heb-


LES vin. G E S C H I E D E N I S . 535<br />

hebben, eindigden in Sigismqnd II. en fints dieri<br />

tijd is de throon van Polen verkiesbaar geweest<br />

en door onderlcheide familiën bezeten geworden<br />

(O-<br />

R E G È E R I N G .<br />

EENE onbepaalde heerfchappij nam plaats in<br />

alle de ftaten van het huis van Oostenrijk. De<br />

Oostenrijkfche vorsten wierden gedreven door<br />

eenen geest van willekeurigheid, dien zij overal,<br />

waar zij het gebied voerden, deeden gevoelen.-<br />

In Spanje, Italië en de Nederlanden, in Duitschland,<br />

Bohemen, Hongarije en Amerika bakte<br />

alles voor het oppermagtig gezach.<br />

ENGELAND wierd bijna eene volftrekte 1110narchij<br />

onder de regcering van Elizabeth. Die<br />

vorstin was ten uiterften naijverig wegens haar<br />

gezach. Haar goed huishoudelijk beduur en de<br />

matigheid harer uitgaven, waren minder te danken<br />

aan hare genegenheid voor het volk, dan<br />

aan hare vrees van afhanglijk te worden van het<br />

huis<br />

CO Rusland, Oostenrijk en Pmïsfen hebben niet lang geleden<br />

onder zich een groot gedeelte van Polen verdeelt. De tegen­<br />

woordige koning van Polen poogde, na die verdeeling, het Pool-<br />

fch'e volk vrij en de kroon erflijk te maken in het huis tan<br />

Saxen; doch dat ontwerp werd vernietigt door Rusland cn Pruis-<br />

fen, die op nieuw een gedeelte van dat rijk onder zich verdeel­<br />

den, waar uit de tegenwoordige omwenteling oniiftaan is, welker<br />

jevolaen noj niet te voorzien zijn.<br />

Mm 2


540 H E D E N D A A 6 S C H E LES VUT.<br />

huis der gemeentens door 't vragen van groote<br />

onderdandgelden. De oprichting van het hoogé<br />

hof van Commisflê, het welk zij eene geweldoefTende<br />

magt toeftond, hare bekrachtiging gegeven<br />

aan de gocddunkelijke befluiteu van de Gefterndc<br />

kamer; de brieven van irftfluitenden handel,<br />

waarmede zij hare hovelingen begunstigde,<br />

zijn zoo veele blijken van haare willekeurigheid.<br />

Eenige Puriteinfche leden van 't Parlement,<br />

durfden klagten inbrengen over deze kwellingen,<br />

doch het was met gevaar van hun leven. Zij<br />

gaf die gemeentens dikwijls te verdaan zich niet<br />

te bemoeijen met het gene hun niet aanging;<br />

dat zaken van ftaat en godsdienst boven hunne<br />

bevatting waren. Zij zeide: dat daar noch hare<br />

bevelen, noch het voorbeeld hunner medeleden<br />

de dwaasheid, laatdunkcnheid en trotsheid van<br />

fommigen hunner hadden konnen fluiten, zij verplicht<br />

zijn zoude toevlugt tc nemen tot eene andere<br />

zoort van tuchtiging. Wie zou kunnen gelooven<br />

dat deze taal geduldig wierdt aangehoort<br />

van de meeste leden? Ja, 't geen fterker klinkt,<br />

is dat men in 't Parlement ftaande hield dat het<br />

koninglijk gezach niet moest betwist, niet onderzogt<br />

ja zelfs niet bepaalt moest worden; dat de<br />

opperheerfchers van Engeland, oppermagtige vorsten<br />

zijnde, eene zoort van Godheid waren; [dat<br />

het te vergeefsch ware de koningin van Engeland<br />

te willen verbinden aan wetten of inzettingen,<br />

dewijl zij uit kracht harer ontflaande magt, de-<br />

zel-


LES vin. GESCHIEDENIS. 541<br />

* zelve verbreken konde wanneer baar zulks be­<br />

haagde. Deze ftelregels begunstigde de over-<br />

heerfching of willekeur. De meerderheid der<br />

Engelfche natie had vergeten dat de oppermag-<br />

tigheid oorfpronglijk berust bij het volk en bij<br />

ieder bijzonder perfoon van het zelve, dat het<br />

de overdragt en verëeniging van alle de rechten<br />

der bijzonderen in den perfoon des oppervorsts<br />

is, welke hem zoodanig maken en wezenlijk de<br />

oppermagt voortbrengen. 't,Is derhalven onwaar<br />

dat het bewind, het welk geheel en al geplaatst<br />

is- in de hand van eenen enkelen, geen anderen<br />

grondflag zoude hebben dan de wil diens enke­<br />

len. De vastftelling van een oppermagtig gezach<br />

is buiten kijf volftrekt noodzakelijk ter handha-<br />

vinge van de goede orde, de rust en 't behoud<br />

van 't menschdom. Doch God te ftellen voor<br />

de onmiddelijke bron van de oppermagt der ko­<br />

ningen, zulks is een gevoelen, het welk enkel<br />

gegrond is op vleijerij; want te zeggen dat dc<br />

oppermagtigheid enkel afhanglijk is van God en<br />

geene menfchelijke toeftcmming behoeft, is het<br />

ware middel om de vorsten willekeurig te maken.<br />

De Puriteinen waren het eenigfte volk in Enge­<br />

land, die een juist begrip hadden van de vrijheid,<br />

zij deden krachtig hun best om gefchikte Parle-<br />

ments leden te kiezen, en ter handhavinge van<br />

de rechten van den mensch, vreesden zij niet<br />

zich de verontwaardiging van Elizabeth op den<br />

ials te halen. Zij bleven voortgaan het dierbare.<br />

Mm 3 vonk-


^% H E D E N D A A S S C H E LES vin.<br />

vonkje der vrijheid te bewaren, het welk zij<br />

ontfleken hadden en het welk in de twee volgende<br />

regeeringen grooter geworden zijnde, de<br />

menarchij en kerk verteerde, pit welker asfche<br />

de tegenwoordige conftitutie ontdond, beter gefchikt<br />

voor 't geluk der maatfehappij. Elizabeth<br />

vernietigde alle de rechten van 't volk met betrekking<br />

tot bet bewind, uitgezondert het artijkel<br />

der onderflandgelden. Doch die bekwame vorstin<br />

maakte door 't yerflaven der natie, de kluisters<br />

van 't volk aangenaam, om dat zij door dezelven<br />

Engelauds roem en geluk bevorderde.<br />

ONDER de regeering der kinderen van Hendrik<br />

II. cn vooral onder de laatfte raakte in<br />

Frankrijk alles onderst boven. Het ganfche koningrijk<br />

was in denzelven toeftand als toen de<br />

zwakke afftammelingen van Karei den grooten<br />

derzeiver uitgeftrekte ftaten in eene menigte<br />

vorstendommen verdeelden. Men onderwierp zich<br />

niet langer aan 't gezach; 't geweld beflistte alles,<br />

en de bijgeloovigheid wapende dc handen<br />

van een iegelijk. Uit deze regeeringloosheid<br />

wrong Henarik IV. eene ware monarchij; misleiden<br />

was 'er nooit een VOlkomener, nog een<br />

beter regeeringsvorm. Hendrik was volftrekt<br />

meester van het uitvoerende gedeelte der regecring<br />

en van de magt om zijne onderdanen goed<br />

te doen; deze zelfde koning verzamelde de natie<br />

wanneer 'er wetten te maken waren, raadpleegde<br />

met


EES VIII. " G E S C M I E V<br />

D E N I S. $43<br />

met haar als met zijn huisgezin, ea befloot niets<br />

zonder^ hare toedemming. Misfchien handelde<br />

geen koning ooit overeenkomstiger deze waarheid<br />

dan Hendrik deedt, dat de opperde magt hem<br />

was toevertromvt geworden, eeniglijk tot veiligheid<br />

van den ftaat en tot geluk van 't volk; dathet<br />

hem «iet vrij ftond in 't bewind der alge-meene<br />

zaken, zijn eigen genoegen en bijzonder<br />

Voordeel te behartigen; maar dat alle zijne inzichten<br />

en handelingen moesten ftrekken ter bevordering<br />

van het welvaren van den' ftaat en het<br />

heil van 't volk, het welk aan zijne zorg watf<br />

.overgelaten. Doordrongen van deze wijze ftelrcgels,<br />

bragt Hendrik IV. zeer fpoedig orde trï<br />

overvloed in 't koningrijk te rug, om dat de<br />

begrippen en maatregels zijner regeering recht<br />

en billijk waren. Wie kan in gelukkiger tijden<br />

en onder een beter famengefteld bewind zulk'<br />

eene regeering aantooncn? Een Fransch fchrijver<br />

heeft op eene bevallige wijze de dagen zijner<br />

jeugd en den ftaat van Frankrijk onder Flendrik"<br />

IV. gefchetst. Bij 't lezen ..van die befchrijving<br />

herinneren wij ons de gulde eeuw der Dichteren,<br />

en waarlijk zoo ooit die eeuw in Frankrijk beftont,<br />

het was toen Hendrik IV. dat koningrijk<br />

regeerde. „ Het denkbeeld, 't welk mij van die<br />

„ tijden bijblijft, verfchaft mij nog heden het<br />

„ aangenaamst genoegen (zegt de Abt de Ma-<br />

„ rolles). Ik herinner mij de fchoonheid der<br />

„ velden, mij dunkt dezelve waren vruchtbarer<br />

Mm 4 „ dan


544 H E D E N D A A G S C H K EES VHÏ.<br />

„ dan zij federt geweest zijn; de weilanden<br />

groener, en de boomgaarden leverden meer<br />

M ooft. Niets kon vrolijker zijn als de muziek<br />

„ der gevederde Chooren; 't geloei der kudden,<br />

en 't gezang der herders. Het vee zwierf<br />

„ veilig in de beemden herom, de landman be-<br />

„ bouwde zijne akkers en oogstte zijne granen in<br />

„ zonder bekommert tc zijn dat men hem de<br />

„ vruchten zijns arbeids zoude ontnemen. Zijn<br />

w ftulp was zindelijk en rein, hij had overvloed<br />

van voedzel en diep zonder*" vrees van ontrust<br />

„ te zullen worden. In zijn ganfche gelaat zweef-<br />

„ de de glimlach van weltevredenheid. De lucht<br />

„ weergalmde van 't geluid zijner doedelzak,<br />

„ fluit of fchalmeij. De vrolijke Land-dans<br />

„ hield aan tot aan den nacht. Zij klaagden<br />

„ toen niet als thans over de menigvuldige druk-<br />

„ kende belastingen, een ieder betaalde gewillig<br />

„ zijn fchot en lot." Zoodanig was het einde<br />

der regeering van Hendrik IV, het einde van<br />

veel geluk en de aanvang van veel leed voor dc<br />

Franfche natie; toen een woedend dweeper dien<br />

vorst moordadig van 't leven' beroofde.<br />

W E T G E E V I N G .<br />

DE wetgeeving der ouden was zeer eenvoudig;<br />

om dat iedere natie altoos den grond bewonende»<br />

op Welke zij befchaaft was, en ieder in 't bijzonder<br />

een' gemeenen oorfprong hebbende, dezelfde<br />

gevoelens en zeden had; en deze gevoelens


EES vm. GESCHIEDENIS. gtf<br />

lens waren flechts de uitdrukkingen van zetre­<br />

gels, naar welken ieder ftedeling oordeelde wat<br />

voegzaam en gefchikt voor hem zijn zoude; om<br />

dat de conftitutie gevormt was naar mate de vor­<br />

dering der befchaving en enkel uit een ftelzel<br />

van gevoelens beftond door 't volk aangenomen<br />

ter handhavinge van deszelfs vrijheid en veilig­<br />

heid. Wetten, zeden, begrippen, godsdienstig<br />

geloof, burgerlijke conftitutie alles ftrekte onder<br />

hen tot het zelfde einde. Dusdanig was het niet<br />

geftelt met het volk van 't hedendaagfche Euro­<br />

pa. Elke natie was famengeftelt uit veele onder-<br />

fcheidene zoorten van volken. Grieken, Romei­<br />

nen, Joden, Arabieren, Barbaren verfchilden ie­<br />

der in hunne wetten zeden en gewoontens. De<br />

zeden, begrippen en gewoontens, 'welke bij de<br />

Barbaren de plaats van wetten hielden, waren<br />

enkel een verward mengzel van ongelijke en te-<br />

genftrijdige deelen. Uit welke ftof was de rechts­<br />

geleerdheid der Europanen- famengeftelt? Uit<br />

willekeuren voor eene andere foort van regcering<br />

en voor andere zeden gemaakt. Gewoontens van<br />

onderfcheidene volkplantingen, door 't geval ver­<br />

eenigt, wetten door Justiniaan gegeven aan vol­<br />

ken zoo ver van dezelven verwijdert en gevoe­<br />

lens als de tusfehen ruimte van tijd welke hen<br />

van een fcheidde, de beflisfingen van rechtsge­<br />

leerden cn de gewoontens van gerechtshoven;<br />

fommige wetten, het voortbrengzel van onkunde<br />

en barbaarsheid; fommige fchikkingen, door ftaat­<br />

zucht


$4,6 H E D E N D A A G S E HE LES VIH.<br />

zucht of door inzichten van eene oogenblikkelijke<br />

ftaatkunde voorgefchrevcn. Hoe ware het moge­<br />

lijk, zeg ik, dat zulke ruwe doffen eene goede<br />

wetgeving konden leveren? En nogthans wierden<br />

in het tijdvak, het welk wij thans befehouwen,<br />

groote verbeteringen in de wetgeving gemaakt.<br />

Frankrijk had nooit een onduimiger, dweepach-<br />

tiger, wreeder en bedorver regeering ondervon­<br />

den dan die van Karei IX; en evenwel was het<br />

onder die regeering dat dc wetgeving van dat<br />

land tot meerder volkomenheid kwam dan dezel­<br />

ve bevorens geweest was. Zulks was het werk ,<br />

van den kanfelier de FHopital. Hij deedt de<br />

ftem der rede en der billijkheid gehoor verkrij­<br />

gen in 't midden der ftormen, wcike door de<br />

ftaatzuchtige- en godsdienstige-ijlhoofdigheid ver­<br />

wekt waren. Deezc grooten man trachtte den<br />

magiftraat in deszelfs waardigheid en magt tc<br />

herdeden, door 't vernietigen der veilheid en<br />

bedorvenheid; dc geestelijkheid tot de zeden der<br />

cerfte Christenen te rug te brengen; den vrede<br />

te handhaven tusfehen beide partijen, die tegen<br />

eikanderen verbittert en in 't harnas waren; de<br />

wetten te doen heerfchen in 't midden van' den<br />

burgerkrijg, en de menichebikheid te doen ze-<br />

,gepraalen over de dweeperij. Deeze man beftreed<br />

dc ftaatkunde van 't Roomfche hof, de trouw­<br />

loosheid van Philips II, de zwakheden van Karei<br />

IX, dc onftandvastigheid van Katharina de Medi-<br />

cis, de llreekcn van den kardinaal van Lottha-<br />

rin-


EES vin. G E S C H I E D E N I S . ^<br />

ringen, de begaafdheden en den roem van den<br />

herrog van Guife, den oproerigen geest der groo­<br />

ten, en de vrekheid van 't hof. Buiten ftaat<br />

zijnde om het beginzel, waar uit de rampen van<br />

den ftaat voortvloeiden met wortel en al uitte-<br />

roijen, trachtte hij den voortgang daar van te<br />

verzwakken en optcfchorten. Wij kunnen van<br />

de bedorvenheid der zestiende eeuw oordeelen<br />

uit de fchandelijke misbruiken, welke ü'Hopital<br />

gedwongen was met wetten tegentegaan. De on­<br />

kunde van de ware beginzels der wetgeving moet<br />

toen zeer algemeen zijn geweest, daar deze: groo­<br />

ten man verplicht was alle wanordes te verhel­<br />

pen door bijzondere wetten, in ftede van ;in een<br />

ftelzel van goede wetten Eenvoudige middelen tc<br />

vinden om eensklaps al het kwaad te fluiten.<br />

Deze wetten van 1'Hopital, welke de hartstochten<br />

of het eigenbelang van vermogende menfehen aan<br />

te veele banden lagen, wierden fpoedig vernie­<br />

tigt: enkel eene weinige, welke ftrekten ter be­<br />

vordering van 't heil der natie, zonder de groo­<br />

ten gevoelig te benadeclen, liet men onherroepen<br />

ftandhouden. Deze deugdzaméa man onderging<br />

de onwaardigfte behandelingen; zijne ftandvastig-<br />

heid werd beftempelt met den naam van eigen­<br />

dunkelijkheid, zijne ijver voor de gerechtigheid<br />

noemde men een geest van wederwraak, zijne<br />

kloekmoedigheid om de vrijheden van zijne me­<br />

deburgeren te verdedigen, verraad tegen den<br />

koning; zijn verdraagzamen geest, ongodsdiens­<br />

tig-


548 H l B ï N B A . A C Ü H ï LES VIH,<br />

tigheid; zijne groote inzichten, eene neiging tot<br />

nieuwigheden; zijne mcnschlijkheid en liefde<br />

voor 't menschdom, eene romaneske wijsbegeerte.<br />

Hij wierd verbannen, onttrok ,zich der wereld<br />

, en vond in letterkundige nafporingen troost<br />

voor zijne fmert over de rampen van zijn ongelukkig<br />

land. De dichtkunde, die 't vermaak was<br />

•geweest zijner jeugd en eene ontfpanning in den<br />

drang der openbare bezigheden, verlustigde hem<br />

in zijnen ouderdom. Zijne brieven zijn vol van<br />

eene verhevene en troostrijke wijsbegeerte, zij<br />

ademen haat tegen onderdrukking en bijgeloof en<br />

eene zucht voor geleerdheid en rust. Hij beféhouwt<br />

'er de groote bedieningen in als groote<br />

plichten, die men te verrigten hebbe, cn fpreekt<br />

van zijne ballingfchap, als van iets, het welk<br />

hem het middel verlchafte om de zoetigheden<br />

v r m e e n ftil leven te fmaken; beklaagt zijnen<br />

koning en weent over zijn land. Vier jaren bad<br />

hij vrij en onafhanglijk in zijne afzondering geleeft,<br />

toen.de S


EES VIH. G E S C H I E D E N I S . 549<br />

ftrekte geleerdheid, grootclijks gêëerbiedigt vaiE<br />

alle partijen: Achillcs van Harlaij, een voorbeeld<br />

van ftandvastigheid en ftiptheid in het waarnemen<br />

van alle plichten 5 benevens nog verfcheide ande­<br />

ren, die veel toebragten tot het verbeteren der<br />

rechtsgeleerdheid, cn die hun land tot ccre ftrek-<br />

ten. Ook was het in Frankrijk alleen niet dat<br />

de rechtsgeleerdheid bloeide; andere volken had-.»<br />

den insgelijks hunne geleerden in de burgerlijke<br />

wetten. Pancirollus in 'Italië, en Hottman in<br />

Duitschland, zuiverden hunne landen van den<br />

drek cn het gebrekkige der wetten. In Engeland.'<br />

waren de beide Bacons, van welken de'eene<br />

veele jaren de zegels hield met groote toejui­<br />

ching, terwijl dc' andere veel licht verfpreidde<br />

over de wetten en dezelve aanmerkelijk verbe­<br />

terde. - • . ,<br />

K O O P H A N D E L .<br />

OP 't einde der zestiende eeuw veranderde de<br />

koophandel van middenpunt. De Portugeezen,'<br />

Onder 't juk van Spanje geraakt, wierden verdo­<br />

ken van de voordeden hunnes handels. Verplicht<br />

deel te nemen in de oorlogen van Philips zagen<br />

Zij den ondergang hunner volkplantingen. Lisbon<br />

en SevffHè" hielden op de voornaamfte markt­<br />

plaatzen des koophandels tc zijn. De Engelfchen<br />

en Nederlanders kwamen in 't bezit dier fchat-<br />

ten, welke de Spanjaarden en Portugeezen zich<br />

lieten ontglippen. Elizabeth was overtuigt dat<br />

Nn dc


55° H l B l N Ï A A C l C H E LES VIIÏ.<br />

de koophandel de krachtdadigftc fteun is eener<br />

natie; ook ftelde zij, gedurende hare regcering,<br />

alles te wsrk om denzelven te vermeerderen en<br />

uittebreiden. Zij moedigde hare onderdanen aan<br />

fcbepen ter walvisch-vangst naar Groenland uittezenden,<br />

pelterijen van Archangel te halen;<br />

ij voor van de kust van Afrika, en goud te zoeken<br />

in Mexico en Peru. Onder haar beduur<br />

wierd de volkplanting van Virginili aangelegt.<br />

Wakkere zeelieden, door wijze wetten aangemoedigt,<br />

lagen de gronddagen van dc Noord-Amerikaanfche<br />

koloniën. Drake, de eerfte Engelschman,<br />

die een togt rondom de wereld deedt,<br />

kwam naar zijn geboorteland te rug met eenen<br />

kostelijkcn buit. Lancaster drong in Brazilië door<br />

en plunderde de rijke ftad- van Fernambuco.<br />

Raleigh, Hawkins en Norris verweldigden verfcheide<br />

fcbepen in dc Zuid-zeeën, waar bij zij<br />

onnoemlijke fchatten verkrecgen. Cavendish, bij<br />

zijne te rug komst in Engeland, zeilde in een'<br />

zoort van zegepraal den Theems op; zijne foldaten<br />

en matrozen waren in zijde gekleed, de zeilen<br />

zijner fcbepen waren van Damast en de topmast<br />

pronkte met eene goudlakenfche vlagge.<br />

Elizabeth was de ziel van deze togtcn, door<br />

welke de Engelfchen kundige zeebouwers en met<br />

dien geest van koophandel en fchcepvaart bezielt<br />

werden, welke hen, fints dien tijd zoo geducht<br />

maakte voor andere natiën van Europa. Engeland,<br />

fchoon maar zeer weinige fchepen hebbende


Lzs vin. G ï i t H i i B i K i i , ggi<br />

de in ,'t begin van Elizabeths regeering, wierd<br />

binnen weinige jaren eene der eerfte zee - mogendheden.<br />

De rijkdom, welke uit den koophandel<br />

fpruit, gaf een nieuw leven aan alle de deelen<br />

van 't bewind, en London had toen burgers, die<br />

in rijkdommen monarchen evenaarden, 't Was Sn<br />

dien tijd dat Gresham een Engelsch kööpman aan<br />

deszelfs koninginne tweemaal honderd duizend<br />

ponden fterlings ter leen gaf, op eigen kosten de<br />

koninglijke beurs bouwde, twee groote kerken<br />

herftelde, een gedeelte van de ftads wallen vernieuwde<br />

eh vijf gasthuizen ftichtte. De Nederlanders,<br />

die de Engelfchen navolgden, wierderi<br />

binnen korten tijd derzeiver mededingers. Tot<br />

geene der Spaanfche havenen toegelaten wordende,<br />

lag hunnen Europafchen handel aan banden;<br />

iii dien toeftand befloten zij deszelfs middenpunt<br />

in Afia te plaatzen. De Nederlandfche Oost-Indifche<br />

maatfehappij wierd toen opgeregt, Welke!<br />

aanvangelijk uit eenige weinige niet zeer rijke<br />

kooplieden beftaandé, die maar weinige fcheperi<br />

konden uitrusten, binnen korten tijd in ftaat waren<br />

aanzienelijke vloten te wapenen. Vermogen<br />

met nijverheid gepaart hebbendé, tastten zij de<br />

Spanjaarden en Portugeezen aan, namen hen bijna<br />

alle derzeiver bezittingen aan geene zijde vaii<br />

den Ganges af en maakten zich meester van deri<br />

handel der Specerij - Eilanden. Gèftadige arbeid ,"<br />

een taai gedult, de ftrcngfte bczuining vermeerderden<br />

den bron van welvaart cu bezorgden aari<br />

Nn 3 ter J


$ 52 H l B ï N B A A t S C H E LES Vin.<br />

verfcheide bijzondere .perfonen de grootfte rijkdommen,<br />

welke in 's Lands féhatkist te rug<br />

vloeijende, Holland eene der eerfte mogenheden<br />

van de wereld maakten. Op het zien des koophandels<br />

kreegen de zaken van dat Gemeenebest<br />

eene gansch andere gedaante. De Nederlanders<br />

namen vijftig duizend foldaten in foldij over tegen<br />

Philips III, gaven onderftandgelden aan verfcheide<br />

vorsten, zagen Afiatifche vorsten cijns aan hun<br />

betalen en ftelden in Europa Wetten aan de natuur.<br />

Zij wierpen dijken op om den oceaan te<br />

beteugelen, groeven eene menigte vaarten, veranderden<br />

moerasfige gronden in vruchtbare beera'<br />

den, dorpen wierden in groote fteden, en hutten<br />

in paleizen verandert. De koophandel bragt alle<br />

die wonderen voort. Frankrijk was toen ter tijd<br />

nog geene handeldrijvende natie. Hendrik IV.<br />

en Sulli zouden hunnen aandagt op den koophandel<br />

gevestigt hebben, hadden zij langer mogen<br />

regeeren. Zij deeden nogthans alles wat met<br />

mogelijkheid kon gedaan worden. De volkplanting<br />

van Canada wierd aangelegt, verfcheide<br />

handwerken ^ wierden in Frankrijk ingevoert en<br />

alles kondigde de geboorte des koophandels aan,<br />

toen een arme ellendeling een einde maakte van<br />

een leven het welk zoo noodzakelijk was om den<br />

welvaart en 't geluk eener groote natie te bevorderen.


LES vm. G E S C H I E D E N I S . $ 5 I<br />

W E R K T U I G L I J K E KONSTEN.<br />

W E T E N S C H A P P E N .<br />

DE handwerktuiglijke konsten, welke drie '<br />

eeuwen lang in Vlaanderen en vooral in Mechelen,<br />

Ghent en Antwerpen gebloeit hadden, verdwenen<br />

op het gezicht van den Hertog van Alva<br />

en van de Inquifitie en namen de wijk naar Frankrijk,<br />

Engeland en Holland. De meeste wetenfehappen<br />

werden gedurende dat tijdvak verbetert,<br />

de geneeskunde alleen bleef ten naasten bij dezelfde;<br />

de geneesheeren van dien tijd verkozen<br />

liever bjj de oude voorfchriften te blijven dan<br />

eenige veranderingen te maken in 't oeffenen<br />

hunner kunst.<br />

GANSCH anders was het gelegen met de wiskundige<br />

wetenfchap, deze maakte groote vorderingen<br />

door 't verbeteren van de ftelkunde en 't<br />

gebruik daar van in de meetkunde. Francois<br />

Viete, te Fohtenaij in Poitou geboren, eén vermaard<br />

wiskundige, bragt de leer der oplosfinge<br />

veel verder daa dezelve ooit geweest was; in 't<br />

oplosfcn van voorftellingen in de ftelkunde maakte<br />

hij gebruik van letters in ftede van cijfergetallen,<br />

hij maakte de meetkunde gemaklijker,<br />

vlugger en beter gefchikt voor famengeftelde berekeningen.<br />

TWEE oppennagtige vorsten waren de befcher-


|54 H « » * M B A A C « C M E ERJ VTH.<br />

fchermefs cn voorftanders van die genen, die<br />

met eenen goeden uitdag de ftarrenkunde beoeffenden.<br />

Willem, Landgraaf van Hesfen, befchonk<br />

de zulkén, die zich op die wetenfchap<br />

toeleidden niet alleen met gunsten maar maakte<br />

die wetenfchap tot zijne begunstigde ftudie. Hij<br />

maakte een lijst op van de vaste darren, bouwde<br />

te Casfel een plat om ftarrekundige waarnemingen<br />

te doen, en was onvernioeit in 't doen van<br />

waarnemingen. Joost Bijrge de medgezcl in zijnen<br />

arbeid verbeterde de toen gebruikelijke werktuiglijke<br />

gereedfchappen. Verfcheide ftarrenkundigen<br />

muntten in die wetenfchap uit, doch Tijcho<br />

Brahé dak hen alle de loef af. Indedaad zijn<br />

ftelzel komt in geene vergelijking met dat van<br />

Copernicus, doch de menigte verfchijnzelen door<br />

hem ontdekt, zijne waarnemingen wegens de maan<br />

en komeeten vorderen onze bewondering en erkentenis.<br />

Frederik II, koning van Deenmarken,<br />

was lang zijn vriend en befchermer; voor hem<br />

bouwde hij het waarnemings plat te Uranienburg.<br />

Dan, menfchelijke vriendfehap is zelden beftendig.<br />

Frederiks genegenheid veranderde en Tijcho<br />

Brahé begaf zich naar Duitschland, waar hij eenen<br />

nieuwen befchermer vond in keizer RudolpJi,<br />

deze onttrok hem al mede zijne vriendfehap en<br />

Tijcho ftierf in ballingfchap te Praag. Het Telescoop<br />

of verrekijker wierd uitgevonden omtrent<br />

het begin der zeventiende eeuw en de uitvinding<br />

daar van was enkel toevallig» De kinderen van<br />

een


EES VÖf. G E S C H I E D E N I S . 555<br />

een Hollands werktuigkonstenaar, al fpelendc,<br />

twee brilglazen aan de beide einden van een koker<br />

plaatzende, waren verbaast de voorwerpen<br />

nader aan 't gezicht te brengen en grooter te<br />

zien worden. Getroffen over deze nieuwigheid<br />

fchreeuwden zij het uit en bragten het nieuws<br />

aan den vader. Deze overwoog de zaak met aandagt<br />

deelde zijne, denkbeelden aan zijn vrienden<br />

mede die hem voerders hielpen in het toeftellen<br />

van den eerden verrekijker.<br />

M AU ROL rj co deedt de gezichtkunde herleeven<br />

door zijne verhandeling over licht en fchaduw.<br />

Andere gezichtkundigen bedienden zich van<br />

's mans denkbeelden ter verbetering dier konst;<br />

en de vermaarde Anthonius de Dominis deedt<br />

eenige uitmuntende ontdekkingen in die wetenfchap<br />

door zijne bcfpiegeling over den regenboog.<br />

De befchouwelijke kennis der werktuigkunde,<br />

meer dan tien eeuwen in Europa onbekent, wierd<br />

omtrent denzelfden tijd weder te voorfchijn gebragt<br />

en de werktuiglijke krachten behoorlijk be^<br />

toogt en geftaaft,<br />

W i j t B E c i i m i .<br />

TIJDEN van duisterheid en onkunde zijn der<br />

ware wijsbegeerte ongunstig. Wanneer het vooroordeel<br />

invloed heeft op het gemoed, en men<br />

zich laat medeflepen door ongerijmde Hellingen,<br />

gelijk 't geval was voor de hervorming ca voor<br />

Nu 4 da


556 H l H M I A A t J C H Ï Ï-Ï.S vm,<br />

de herleving van de geleerdheid in Europa, weigert<br />

het zelve gehoor te geven aan de ftem der<br />

rede. 'Dan, in weerwil der pogingen van het<br />

bijgeloof cn der gewelddadige uiterftens van de<br />

dweeperij, was de voortgang der wijsbegeerte<br />

verbazend fnel. Alle de (tanden in de maatfehappij<br />

begonnen bet oor te leenen aan de waarheid.<br />

De kanièlier dc 1'Hopital maakte dat derzeiver<br />

ftem gehoprt wierd in het heiligdom des<br />

rechts; Sir Philippus Sidneij boezemde het hof<br />

van Elizabeth fmaak in voor de waarheid, terwijl<br />

Petrus Ramus, een hoogleeraar te Parijs,<br />

Biet onvermoeiden ijver worftelende tegen de<br />

yooröordeelen van zijnen tijd, alle moeite deedt<br />

om dezelve aan de hoogefcholen van Frankrijk<br />

intevoeren. Geftadig bloot geftelt aan vervolgingen,<br />

om dat hij de menfehen aanmaande raad te<br />

plegen met hunne rede en voor zich zeiven te<br />

denken, verloor hij zijn leven in den S'. Barthels-moord.<br />

Bodin, in zijn boek over een Gemeenebest,<br />

ontvouwde de grondbeginzels der<br />

wijsbegeerte en wees de wederzijdfehc rechten<br />

aan van vorsten en onderdanen. Hij leeraarde<br />

zijne beginzels openlijk op de hoogcfchool van<br />

Qxford, doch de kwaadfprekenheid deedt al wat<br />

zij kon om zijnen roem te bevlekken. Montagne,<br />

de Socrate* zijner eeuwe, deed in zijne proeve<br />

zedekundige nafporihgen en leverde op eene bevallige<br />

en vernuftige wijze een echt tafreel van<br />

het' menfchclijk hart, hem vertoonende zoo als<br />

hij


J,ES vnr. C I J C H I Ï S Ï H I I , ^<br />

hij waarlijk is. Onkunde en laster fpraken fmadelijk<br />

van dien wijzen man en vervolgden hem.<br />

Behoorden de zulken, die den mensch verlichten<br />

en hervormen niet met alle tekenen van eerbied<br />

en erkentenis behandelt te worden? ongetwijvelt<br />

behoorden ze, doch hej tegengefteide is deor alle<br />

eeuwen heen hun lot geweest.<br />

L E T T E R K U N D E .<br />

DE gefchiedenis beflaat een der voornaamfte<br />

vakken in de befchaafde geleerdheid. De volken<br />

van Europa hadden tot dien tijd. nog geenen goeden<br />

gefchiedfchrijver voortgcbragt. De Engelfchen<br />

bewonderden Cambden in deszelfs befchrijving<br />

van Brittannië en in die van het leven van<br />

Elizabeth. De Franfchen preezen de lezenswaardige<br />

gedenkfchriften van Mont-Luc, in weerwil<br />

van derzeiver flechten ftijl; die van Brantome,<br />

van zoo veel waarde om'hunne eenvoudigheid;<br />

Sullijs-fchriften, welke overvloeijen van gezonde<br />

ftaatkunde en groote ontwerpen. De Satire Menippée,<br />

waar in de ondeugden en belagchelijke<br />

dwaasheden van de faamenfpanners zoo fterk afgebeeld<br />

worden; de gefchiedenis der burger-oorlogen<br />

in Frankrijk, door Davila een Italiaan, en<br />

die van den onfterflijken Thuanus. In Portugal<br />

verwierf Oforius roem als Gefchiedfchrijver door<br />

zijn Leven van den grooten Emmanuèl. . Hungarijë<br />

bragt Sambuccus voort, die eene betere gefchiedenis<br />

van zijn land fchrcef dan iemand te voren<br />

Nn 5 g e.


55o H t B I N D A A K S C H ï LES VIH,<br />

gedaan had. Olaus, een Zweed, ontwarde de<br />

jaarboeken van de oude bewoners van 't noorden.<br />

Onuphtius vervolgde in Italië, de levens der<br />

Pauzen te befchrijven door Platinus begonnen;<br />

doch deze gefchiedfchrijver, die 's pauzen loontrekker<br />

was, verdient flechts weinig geloof. Baronius<br />

gaf zijne jaarboeken en Turcilinus zijne<br />

proeve over de Algemeene Historie in 't licht,<br />

doch tot zijne eeuwige fchande maakte hij geene<br />

de minste verfchooning voor den moord aan de<br />

Protestanten gepleegt. En, om van geene anderen<br />

gewag te maken, Pancirollus in zijne fcherpzinnige<br />

verhandeling de Rebus inventis et depcrtidis,,<br />

befchrijft de uitvindingen der ouden, welke<br />

door den tijd verloren zijn, en de ontdekkingen,,<br />

der hedendaagfchen aan de ouden onbekent.<br />

*t BEOEFFENEN der talen maakte een voornaam<br />

gedeelte der letterkunde uit. De Latijnfchc<br />

taal wierd in dat tijdvak het meest beöeffend.<br />

'Er verfcheen een ganfehen hoop uitleggers en<br />

aantekenaars. Cafaubon, Justus Lipfius, en Jofeph<br />

Scaliger verwierven veel vermaardheid door<br />

hunne arbeidfame nafporingen en nuttige ontdekkingen.<br />

Bodleij maakte zijnen naam onfterflijk<br />

door de kostbare boekerij, welke hij naliet aan<br />

de hoogefchool van Oxford. Amijot verhief zijn<br />

naam door zijne vertaling van de Levens van<br />

Plutarchus; Muret door het zuivere Latijn zijner<br />

redenvoeringen; en Beza door zijne groote bedree-


HBS vm. 6 Ï I Ï H H D Ï K Ü , $£ 9<br />

dreevenheid in 't Grieksch cn Latijn. O wen,<br />

een Engelschman, maakte eene verzameling van<br />

Puntdichten. In één woord, George Buchanan,<br />

van Dumbartonfhire, in Schotland, muntte boven<br />

alfe de Latijnfche dichters van zijnen tijd uit.<br />

Zijne uitbreiding over de Pfalmen, zijn gedicht<br />

over den Hemelkring, zijne herders- en lier-zangen,<br />

welke met de werken van Horatius mogen<br />

mededingen; zijne gefchiedenis van Schotland,<br />

het Latijn van Livius nabij komende, zijn altoos<br />

bewondert geweest en zullen immer bewondert<br />

worden van lieden, die eenen kiefchen fmaak en<br />

wezenlijke letterkunde bezitten; doch men verwijt<br />

hem een ongetrouw gef'chiedboeker te zijn<br />

en het karakter van Maria Stuart verongelijkt te<br />

hebben in haren tegenfpoed, daar hij in de dagen<br />

hares voorfpoeds haar overbodig geprezen<br />

had.<br />

DE levende talen van Europa wierden niet<br />

met denzelfdcn goeden uitflag beöeffend. De<br />

Engelfche taal was ruw en niemand had toen ter<br />

tijd nog beflaan haar zoodanig te befchaaven als<br />

zij konde gedaan worden. Engeland bezat evenwel<br />

twee uitmuntende dichters; Spencer, wiens<br />

herderszangen overvloeden van fchitterende verbeelding,<br />

kiefche gedagten en zoetluidenheid, cn<br />

de onflerilijke Shakefpear, de dichter der natuur<br />

en de geliefkoosde dichter der Engelfchen.<br />

Dx


H E B E N D A A G S C H E T.T.i VIK,<br />

D E taal der Franfchen was niet beter befchaaft<br />

dan die der Engelfchen, hunne profa was flechts<br />

eene barbaarfche brabbeltaal. In de Dichtkunde •<br />

hadden zij nog niet geflaagt; want fchoon hunne<br />

dichters Treurfpelen, herderszangen en liederen<br />

hadden voortgebragt, waren echter alle die Hukken<br />

veraf van volmaakt te zijn. Van alle de<br />

Franfche vaarzemakers verwierf Ronfard den<br />

grootften roem door zijne klinkdichten, lierzangen<br />

en herderszangen. Deze wierden gezongen<br />

door Maria Stuart en Karei IX. en de lijkreden<br />

over hem nitgefproken door den beruchten Perron.<br />

De Franfchen noemden hem den Prins der<br />

dichteren. Hij moge de veornaamfte derzelven<br />

in Frankrijk zijn geweest; maar hij komt in geene<br />

vergelijking bij Shakefpear of Spencer.<br />

IN Spanje kwamen op het einde van de zes­<br />

tiende eeuw verfcheide voortreffelijke dichters te<br />

voorfchijn, door welken de Spaanfche taal aan­<br />

merkelijk befchaaft wierd. Vernuftige en geleer­<br />

de Spanjaarden behandelden allerlei foort van<br />

Dichtkunde, en fommige hunner Hukken zouden<br />

de vermaarde dichters der oudheid niet onwaardig<br />

zijn.<br />

D E Italiaanfche taal kon toen roemen op eenen<br />

dichter, die alle zijne tijdgenoten ver te boven<br />

ftreefde. Op den naam van Tasfo herinneren wij<br />

ons zijn onfterflijk dichtftuk •jcrufakmme Libcrata<br />

alt


LES vi». G E S C H I E D I N I J. 561<br />

als mede zijnen Amintas een meesterftuk van<br />

herderlijke dichtkunde en naar de meening van<br />

veelen,-volmaakter dan zijn Verlost Jerufalem.<br />

Omtrent: denzclfden tijd maakte Annibal Caro<br />

eene vertaling van Virgilius en van Lucretius in<br />

Italiaanfchc vaarzen. Verfcheide andere fchrijvers<br />

verbeterden de Italiaanfchc raai door hunne<br />

werken in profe.cn vaarzen.<br />

F R A A I J E K O N S T E N ,<br />

ITALIË bleef nog geftadig het verblijf der<br />

fraaije konsten. De vermaarde Palladio bouwde<br />

een fchouwburg te Vicenza, welk ftuk van Eu­<br />

ropa bewondert werd, ook verfierde hij die ftad<br />

met de fchoonheden der bouwkunde. De beitel­<br />

kunst bleef nog te Florence blóeijen, en Rome<br />

was altoos in 't bezit der voortreffelijkfte fchil­<br />

ders. De Venetiaanfche fchool handhaafde nog<br />

fteeds haren roem. Titiaan en Tintoret fchoon<br />

reeds bedaagd bleven hunne konst oeffenen en in<br />

dezelve onderwijzen. Veele uitmuntende fchilders<br />

wierden door de lesfen dier groote mannen ge-<br />

vormt, van welke Paulus Caliari van Verona dc<br />

voornaamfte was. Deze fchilder gaf aan zijne<br />

Hukken dat fchoone en echte Colo'riet, welke<br />

dezelve van zoo veele waarde maken. De drie<br />

Caraccio's vermeerderden den roem der Lombar-<br />

dijfche fchoole, door dc wijze lesfen, welke zij<br />

over de fchilderkonst' gaven en door de uitvoe­<br />

ring van 't gene zij onderwezen. Deeze fchool<br />

bragt


$6% H E D I N D A A G S C H E LES m<br />

bragt veele vermaarde konstenaars voort, van<br />

welken niemand tot grooter volmaaktheid deeg<br />

dan Guido. Zijne fchilderftukken vertoonen eene<br />

juiste evenredigheid, eene aangename houding,<br />

die edele, aandoenlijke en bevallige gedagten<br />

welke niet misfen kunnen te behagen aan, ieder<br />

die eenigzins een kenner in de konst is.<br />

DE Vlaamfche fchool deeg boven het middelmatige<br />

en bragt eenige vermaarde konstenaars<br />

voort. Het fchilderen van landfchappen, gefchiedenisfen<br />

en afbeeldzels kwam tot groote volkomenheid<br />

in Vlaanderen, en Ehhaimers nachtftukjes<br />

worden nog bewondert.- Vorcnius Otho gaf<br />

eenen nieuwen vorm aan de fchool van Antwerpen<br />

en verzekerde zich eenen duurzamen roem<br />

door 't voorbereiden van den grooten Rubens.<br />

De graveerkonst wierd met eenen goeden uitdag<br />

beöeffend in alle die fchoolen, want de vordering<br />

van de eene konst dient als prikkel ter vordering<br />

in eene andere; elk is even naijverig om uittejnunten<br />

en door dat middel verkrijgen de konsten<br />

een hoogen trap van volmaaktheid.<br />

ENGELAND kon niet roemen op een' éénigen<br />

uitmuntenden konstenaar; doch Frankrijk bezat<br />

eenen voortreffel ijken beeldhouwer in Germain<br />

Pilon, en twee ervaren bouwkonstenaars in Lodewijk<br />

de Foix, die den toren van Bourdeaux<br />

bouwde en in Philibert dcLerme, die Parijs verfier-


LES ' -XE GESCHIEDENIS. 563<br />

fieide met geregelde gebouwen, Fontainebleau<br />

verfraaide, de Louvre voltooide en de Thuillerics<br />

begon.<br />

DE konsten, wetenfehappen en fraaije letteren<br />

moesten in het tijdvak, het welk wij thans bezig<br />

zijn te befehouwen, noodwendig bloeijen, om<br />

dat de meeste oppervorsten van Europa, dezelven<br />

niet alleen befcïiermden, maar zelf* ook beöeffcnden.<br />

Catharina de Mcdicis boezemde hare ganfche<br />

familje een fmaak in door de konstcn. Haar<br />

zoon beminde en beöeffehde de letteren. Haar<br />

dochter Margareta befchermde dezelven. Maria<br />

Stuart leerde de Griekfche en Latijnfche talen,<br />

ftelde even gemakkelijk iets in vaarzen en in'<br />

prpfa op en was de vriendin van de geleerdheid<br />

en de konsten. Frederik II. hielp Tijcho Brahé<br />

in het doen van waarnemingen op Uranienburg.<br />

Sixtus V. en Clcmens VIII. achtten het zich een<br />

plicht alles aantemoedigen en te begunstigen wat<br />

ftrekte om het mcnfchelijk verftand te verheffen<br />

en te verderen. Philippus II. vergat zijne ftatighcid<br />

bij Moro. De hertog van Parma verkeerde<br />

gemeenzaam met de Vlaamfche konstenaaren. De<br />

Landgraaf van Hesfe oeffende zich met eenen<br />

goeden uitflag in de ftarrenkunde. K ej z e r R u.<br />

dolph hield zich meer op met de wetenfehappen<br />

dan met de ftaatkunde. Hendrik IV. beminde<br />

en koesterde eiken tak van menfchelijke kennis.<br />

Weinige tijdvakken vertoonen ons oppervorsten,*<br />

die


g64 H E O E N D A A C S f c H E LES VHS.<br />

die meer doorkneed waren in de regeering-kun­<br />

de dan Philippus II, Elizabeth, Hendrik IV.<br />

en Sixtus V, en legerhoofden bekwamer in<br />

krijgskunde dan de Hertog van Alva de mark­<br />

graaf de S". Croix. De hertog van Parma, Spi-<br />

nola, Willem en Mauritz van oranje, Condè,<br />

Coligni, de Guifen, de Birons, Esfex, Mont-<br />

joij, Drake cn Sidneij. —<br />

NE*


EES lx. G E S C H I E D E N I S . 565<br />

N E G E N D E L E S .<br />

Omwentelingen. — Regeeringen. — Godsdiensten. —<br />

Zeevaard. — Koophandel. — Wijsbegeerte. -—<br />

Wetenfehappen. — Zedekunde. — Letterkunde. —1<br />

Fraaije Konsten.<br />

O M W E N T E L I N G E N .<br />

ïy E Gefchiedenis vertoont den lezer fchier niets<br />

anders dan omwentelingen. Sommige, fnel en<br />

verwoestende, verwekken de verfchrikkelijkfte<br />

ftuiptrekkingen in de koningrijken, daar ze voorvallen:<br />

andere, ichoon langzamer en gevolgt van<br />

geene zoo ijslijkc uitkomsten, zijn nogthans in<br />

derzeiver gevolgen niet minder noodlottig voor't<br />

geluk der maatichappije. Weinige tijdvakken leveren<br />

ons een grooter aantal omwentelingen dan<br />

dat der zeventiende eeuwe.<br />

E N eerftelijk, de Spaanfche monarchij, welke,<br />

een halve eeuw te voóren dreigde alles inreflokken<br />

en kluisters te fmeden voor gansch Europa,<br />

wierd grootelijks gekortwiekt, met eene doodelijke<br />

kwijning gedagen en was manlijks in ftaat<br />

zich te verdedigen tegen de aanvallen van deszelfs<br />

naburen. Zeven Ncderlaudlche landlchap-<br />

O o pen


*6$ H E D E N D A A G S C H E LES EX.<br />

pen wierden van dat groote lichaam geheel afgefcheiden.<br />

Portugal en de daar van afhangende<br />

ftaaten hadden het juk afgefchud.' Catalonie zogt<br />

onaf hangelijk te worden. De wapenen van Frankrijk<br />

bevonden zich in de Nederlanden en de<br />

meeste volkplantingen wagtten alleenlijk de aannadering<br />

eenes viiands, om van meester te veranderen.<br />

Welke toch waren de oorzaken van<br />

zulk een verbazend en fnel verval? Een oppervlakkig<br />

onderzoeker, die flechts op de gebeurtenisfen<br />

acht geeft, zal die oorzaken meenen te<br />

vinden in 't vernuft en in de ftreeken van Bicaelieu.<br />

Maar hij, die bekwaam is de zaken<br />

dieper in te zien, zal bemerken dat die omwenteling<br />

het noodzakelijk gevolg was van de inwendige<br />

gebreeken, welke reeds vcor langen de<br />

Spaanfche regeering ondermijnden;. hij zal befpeuren<br />

dat de ontvolking van het land, het verwaarloozen<br />

van den akkerbouw, de onbedrevenheid<br />

in de konsten, wanorde in de geldmiddelen<br />

benevens de geftrengheid van 't bewind noodwendig<br />

die doodelijke kwijning voortbragten,<br />

welke ten naasten bij twee eeuwen lang bpanje<br />

knelden en nog' dagelijks knellen.<br />

D E ontvolking in Spanje, was in de eerde<br />

plaats te wijten aan de gedurige oorlogen tus­<br />

fehen de Christenen en de Mooren. De aanhan­<br />

gers van 't Christendom en 't Mahomedaandom<br />

zogten enkel malkandercn te vernielen. Spanje<br />

was


EES lx. GESCHIEDE.NIS, ktj<br />

was gedurende agt eeuwen een flagtveld, —<br />

Welk een verbazend verlies voor de nakomeling-'<br />

fchap! naaulijks beftond die oorzaak niet meer<br />

of de ontdekking van Amerika verfchafte eene<br />

andere. De gouddorstige Spanjaarden begaven<br />

zich met ganfche hoopen naar deze nieuwe be­<br />

zittingen, waar door het moederland ontvolkt<br />

werd. Menigvuldige uitwijkingen moeten nood­<br />

wendig de bevolking verminderen.' 'Er bleef<br />

nogthans aan Spanje een hulpmiddel over. 'Er<br />

bevonden zich in dat rijk tagtigduizend afftam-<br />

melingen van de oude Mooren, die meest ge­<br />

bruikt wierden tot den akkerbouw. Deze nijve­<br />

rige menleken werden door derzeiver wetten<br />

weérhouden naar Amerika te trekken. Zij namen<br />

nooit deel in den oorlog en hunnen godsdienst<br />

was der yoortteeling gunstig, Deze dierbare on­<br />

derdanen konden de bevolking van Spanje in<br />

ftand houden en vermeerderen; doch Philips III<br />

hen, bij den aanvang zijner regeeringe uit zijn<br />

koningrijk verdreeven hebbende door een onftaat-<br />

kundig en wreed plakkaat, verloor daar door een<br />

agtfte gedeelte der onderdanen van Spanje. E12<br />

eindelijk, het groot getal kloosters, welke men<br />

uit hoofde eener blinde godsvrucht geloofde niet<br />

talrijk genoeg te kunnen zijn, was de laatfte<br />

golf, in welke het menfchelijk gedacht wierd<br />

verzwolgen.<br />

» T<br />

A het uitdrijven der Saraceenen werd de<br />

O 0 3 Land-*


5Ö3 H ï U N B A A G J C H E EES- ÏX.<br />

Landbouw in Spanje geheel verwaarloost. De<br />

Spanjaards ziende dat zij in weinig tijd groot<br />

fortuin konden maken in Amerika of de Indien,<br />

waren natuurlijk geneigt een konsr teverfmaden,<br />

van welke de winsten of voordeden a!u.c> lang-<br />

zaam en bepaalt waren. Met biijdicbap wierpen<br />

zij eenen verveelenden en moeilijken ai beid van<br />

den hals af en voerden onder zich een barbaarsch<br />

en ichadelijk vooroordeel in, bet weik een land­<br />

arbeid als verachtlijk befchuuwerde, den akker­<br />

man een afkeer in boezemde vour den land­<br />

bouw en eene traagheid voortbragt nadeelig voor<br />

de zeden en het Welzijn der natie. De regeering<br />

had dit vooroordeel moeten tegengaan, door ecr-<br />

tijtelen te hechten aan den boerenfrand en alles<br />

in 't werk moeten dellen om dc trotsheid der<br />

natie optewekken. Doch zij liet dat vooroordeel<br />

grond winnen en moedigde het als 't ware aan<br />

door de kloosters te vermenigvuldigen. Het was<br />

natuurlijk te verwagten dat de akkerman, die de<br />

monnikken geëerbiedigt en gelukkig zag, geen<br />

oogenblik in bedenken zou nemen een werkzaam,<br />

afgezondert en veracht leven te verwisfelen tegen<br />

een gemakkelijker en hoog geachter ftand.<br />

ZUCHT tot gemak en eene verachting voor<br />

den landbouw bragt een afkeer voort van de<br />

werktuiglijke konsten. De traagen en trotfehen<br />

Spanjaaid zou zich ontëeit gedagt hebben bij 't<br />

cmhelzen van ecnig handwerk. Ja dezelfde on-<br />

ge-


xzs ix. G E S C H I E D E N I S . 56*9<br />

ge. mde d n' wijze deed hen eenige der beminnelijkfte<br />

konst^n gering achten; en evenwel<br />

n oêst hunne zucht tot vermaak en ijdele glorie<br />

voldaan worden. Wat was het gevolg daar van?<br />

Z(j wa en genoodzaakt toevlucht te, nemen tot<br />

vreemden, die eenen uitlporigen prijs ftelden op<br />

alles waar mede zij hen geriefden; het goud van<br />

Spanje gii g in andere handen over en de Amerikaan.che<br />

mijnen wierden bewerkt om de Engelfchen,<br />

Franichen en Hollanders te verrijken,<br />

• DE omwandeling van geld in Spanje niet langer<br />

plaats hebbende, de handwerken verlaten en<br />

de akkers onbebouwt blijvende, moest daar uit<br />

noodwendig wanorde ontdaan in de geldmiddelen.<br />

Ter ichraging eener zoo groote monarchij werden<br />

aanzienlijke belastingen vereischt; maar, hoe<br />

konden die met mogelijkheid gegaart worden van<br />

eene niet talrijke natie, die arm was? Daar uit<br />

ontdond het verval der fcheepsraagt; de derktens<br />

waren decht bezet en de troepen werden<br />

flecht betaalt, om dip reden dienden de Spaanfche<br />

foldaten met weerzin, zij waren bühne bevelhebbers<br />

ongehoorzaam en ontfloe aen zich-zeiven<br />

gemaklijk van den dienst.<br />

A L L E die oorzaken verzwakten, op eene na­<br />

tuurlijke wijze, de Spaanfche monarchij; zoo dat<br />

indien wij het willekeurig gedrag der Spaanfche<br />

koningen 'er bijvoegen, wij ons niet langer zuh<br />

Oo 3 te»


H E D E N D A A S - S C H E EES IX.<br />

len verwonderen over de omwenteling welke 'er<br />

op volgde. Wanneer onderdanen met voeten ge­<br />

treden worden van hunne vorsten, wanneer zij<br />

gedwongen zijn de grilligheden zijner ministers<br />

te eerbiedigen, als dan is een ftaat nabij deszelfs<br />

"einde. Wanneer bewindslieden trotsch zijn, on­<br />

derdrukken, en gewelddadig handelen mag het<br />

volk hen voor een korten tijd vreezen, maar van<br />

vrees liaan zij ligt over tot haat, van haat tot<br />

morren, van morren tot opftand. De lezer heeft<br />

bereids gezien, dat dit oorzaak was van de<br />

fcheuring der Nederlandfche Provinrien. De op­<br />

ftand van Catalonie ontftond uit dezelfde bron.<br />

Olivares hield niet op de belastingen te vermeer­<br />

deren en het volk te dwingen door krijgsgeweld.<br />

Het misnoegen wierd algemeen. Een bende boe­<br />

ren naar Barcelona gaande ontmoette aan de ftads<br />

poorten eenige foldaten, die hen op 't platte<br />

land mishandelt hadden: op het zien dier onder-<br />

gefchikte dwingelanden ontftak de haat weder in<br />

't hart der landlieden; zij lieten zich door weder*<br />

Wraak vervoeren, vielen op hen aan, doodden<br />

eenige derzeiver en floegen de anderen op de<br />

vlucht. Door dezen eerften goeden uitflag aau-<br />

gemoedigt, en bevreest van geftraft te zullen<br />

^ worden over het gepleegde, traden zij de ftad<br />

ihven noodigden de burgers zich bij hen te voe­<br />

gen s om hunne onderlinge verdrukkers te verja­<br />

gen. Het vuur van opftand verfpreid zich in<br />

een oogcnbbk door de ganiche ftad. Zij trekken<br />

raar


£ES IX. GESCHIEDENIS. 571<br />

raar 't Paleis des bevelhebbers, breken door de<br />

lrifwagten heen, cn hij, verplicht zijne'veilig­<br />

heid tc'zoeken in de vlucht, word tot aan den<br />

zee-oever vervolgt en verfcheide wonden toege-<br />

bragt: De wederfpanmiingen loopen daar op<br />

door de dad, vermoorden alle de genen die zij<br />

als vijanden befehouwen, en in eenen enkelen<br />

dag omdoet Barcelona zich van 't juk van Phi­<br />

lips. De vlam verfpreidde zich fchielijk door<br />

de Provintie, welke alle verbintenis met den<br />

Spaanfchen monarch verbrak en onder 't bewind<br />

kwam van Lodewijk. De opftand der Catcloniers<br />

gaf geboorte aan eene gewichtiger omwenteling.<br />

Het was voornaamlijk in Portugal dat de Spaan-<br />

fchc-ftaatsdieriaar zijn will keurig gezach oefTende.<br />

De hertogin van Mantua, fchoon onder konin­<br />

gin, genoot alleen de eerbewijzen aan hare plaats<br />

verknogt. Het ganfche gezach was in de handen<br />

van VasconceJIos, een befpiedér, door Oliv'ares<br />

gebruikt, de bedienaar zijner geftrengheden, de<br />

belagende opmerker van de woorden en daden<br />

der grooten en de onderdrukker van het volk.<br />

De Portugeezen verfoeiden Vasconcellos cn haak­<br />

ten heimelijk naar eenen verloifer. Johannes van<br />

Braganza ftont hoog in de achting van 't alge­<br />

meen, en alle oogen waren op hem gevestigr.<br />

'Er wierd eene famenzweering aangegaan, en In<br />

weerwil der verfpiederen van Vasconcellos, vcr-<br />

wisfelde Lisbon in eenen enkelen dag geheel van<br />

meester enkel ten kosten van het bloed van twee<br />

O 0 4 O N„


H E D E N D A A G S C H E EES IX.<br />

cngelukkigen. Johannes van Braganza zag zich<br />

dus binnen een enkel jaar in 't bezit van al wat<br />

voorheen aan zijne voorouders had toebehoort.<br />

De adel, de geestlijkheid, monnikken, burgers<br />

en het overige van 't volk vereenigden zich allen<br />

om hunne dwinglanden te verdrijven. Spanje<br />

ondervond toen hoe moeilijk het ware om langen<br />

tijd een volk onder 't juk te houden, het welk<br />

enkel de ijzere hand des onderdrukkers gevoelde.<br />

D E Z E L F D E oorzaken van verval bedaan nog,<br />

fchoon misfehien niet in denzelfden graad, 't Is<br />

echter te hopen, dat 'er eerlang eene gelukkige<br />

verandering inoge plaats hebben. De wijsbegeerte<br />

is in die gelukkige landftieek doorgedrongen;<br />

de flem van waarheid en rede en de rechten van<br />

't menschdom beginnen bij de Spanjaarden in<br />

aanmerking te komen. De vernietiging van het<br />

geduchte gerechtshof der Inquifitie zou eene gebeurtenis<br />

van groot aanbelang zijn voor Spanje.<br />

De aanmoediging van de letteren, de konsten,<br />

handwerken, den koophandel en den landbouw<br />

zou kracht geven aan hun bewind en nadruk bijzetten<br />

aan den traagen Spanjaard.<br />

Di jonger tak van 't huis van Oostenrijk, 'in<br />

Duit«c/iland gevestigt, fcheen de meerderheid van<br />

tnagt te erven, welke de oudde tak verloren had.<br />

Kort na het begin der zeventiende eeuw bezat<br />

hetj^tien jaren lang, eene meerderheid, welke<br />

Eu-


EES ix. G E S C H I E D E N I S . 573<br />

Europa ontrustte. Gedurende dien tijd deedt het<br />

hof van Wenen alles voor zich zwichten; de<br />

belangens der Christen wereld waren ondergefchikt<br />

aan de bewegingen van dat hof. Ferdinand<br />

II fcheen de meerderheid van zijn huis onwrikbaar<br />

gevestigt te hebben. De Turken ontrustten<br />

zijne grenzen niet langer; Hongarijën, 't<br />

welke vergeefiche pogingen deedt om deszelfs<br />

voorrechten weder te krijgen, wierd flaaffcher<br />

behandelt dan ooit; de veldflag van Praag had<br />

de magt van Bohemen geheel vernielt, en dat<br />

koningrijk was genoodzaakt de goedertierenheid<br />

des ovenwinnaars aftefmeeken. De Duitfche Catholijken<br />

kromden zich voor derzeiver opperhoofd.<br />

Wat aanbelangt de Protestanten,'fommige<br />

van dezelven waren vluchtende, en fommige<br />

waren verbannen; anderen durfden ter naauwer<br />

nood heimelijk. haken naar de vrijheid. Christiern<br />

IV, koning van Deenmarken, aan 't hoofd<br />

van 't Protestantfche verbond, vermogt niets op<br />

den keizer. Bij-elk gevecht gedagen door Walftein<br />

of Tillij, was Ferdinand op den rechten<br />

weg om de vrijheden van Duitschland te vernietigen.<br />

Doch, toen het lot der Piotestanten wanhopig<br />

fcheen, veranderde een enkel man, in<br />

eens, de gedaante der zaken in dat gedeelte van<br />

Europa. Ferdinand, gedrongen, verwonneni<br />

overftelpt door den grooten Gustaaf Adolf fdien<br />

hij veracht had) ontbloot van alle zijne overheerfchingen,<br />

aangetast in zijne erflanden, be-<br />

Oo 5 ven-


574 H E D E N D A A G S " C K E EES ix.<br />

vcr.de voor dc veiligheid zijner hoofdftad, onderging<br />

eene vernederende ommekeer van omhandigheden,<br />

zijne overwinningen en zegepralen<br />

veranderden in nederlagen en tegenfpoed. Het<br />

hof van Wenen betwistte niet langer den voorrang<br />

van magt, naauüjks durfde het naar eene<br />

gelijkheid ftaan. Zweden vervong de plaats van<br />

't huis van Oostenrijk, doch het behield dien<br />

voorrang flechts gedurende het leven des Zweedfchen<br />

helds. Toen Gustaaf in de vlaktens van<br />

Lutzen fteuvelde, eindigde Zweden de beflisfer<br />

te zijn van 't lot van Duitschland en.keerde bij<br />

trappen tot zijne vorige geringheid weder. Zoo<br />

waarachtig is het, dat de verheffing of vernedering<br />

eens volks, dikwijls van eenen enkelen man<br />

afhangt. Na zijn dood wierd Frankrijk de gebied<br />

voerende mogenheid van Europa, een tijtel<br />

van weiken dat rijk fints Karei den grooten was<br />

verfteken geweest.<br />

D E omwentelingen, welke gedurende de zeventiende<br />

Eeuw in Engeland plaats hadden waren<br />

gedeeltelijk toetefchrijven aan het wangedrag van<br />

"t huis van Stuart; De rechten van den mensch<br />

waren toen nog niet behoorlijk bepaalt, en Jacobus<br />

I, die geloofde dat zijn magt gegrond was<br />

op can jus diyinum, deed alles wat hij kon om<br />

het Parlement in dat zelfde gevoelen te brengen.<br />

De voorrechten van zijn huis waren dikwijls in<br />

zijn mond, doch wierden niet" door zijne daden<br />

cn-


LIS IX» G ï J C H I E D E N I S . 575<br />

onderfteunt. De Puriteinen ncgthans dagten<br />

ganscli anders dan Jacobus, en wederftonden 011-<br />

verzaagt de indringingen van de kroon. De re­<br />

geering van Jacobus I was vreedzaam maar niet<br />

loflijk. Geregeerd door zijne gunstelingen ver­<br />

vreemde hij de genegenheid der Engelfchen van<br />

zich, en bedrogen door de hoven van Wenen<br />

en Madrid, verloor hij dien invloed in de zaken<br />

van Europa, welke zijne voorzaate zoo wel had<br />

weten te handhaven. Had Jacobus de bekwaam­<br />

heden van Elizabeth bezeten, de keurvorst van<br />

de Paltz, zijn fchoonzoon, zou niet van deszelfs<br />

ftaaten zijn berooft geworden.<br />

ENGELAND vertoonde tien jaren lang een<br />

allerbloedigst en verbazend fchouwfpel. De ge­<br />

fchiedenis levert ons voorbeelden van onderda­<br />

nen, die tegen hunnen koning- opdonden, den-<br />

zelven ontthroonden en om 't leven bragten,<br />

maar Karei I is het'eenige voorbeeld van een<br />

koning, die wettiglijk verhoort,door zijne onder­<br />

danen veroordeelt wierd en op een fchavot het<br />

hoofd verloor. Niets dan de floutmoedigheid<br />

van C|orawel durfde in den naam van het leger<br />

en van 't volk eisfehen, dat men Karei moest<br />

ftraffen voor ai het vergoten bloed in de burger­<br />

oorlogen, en dat men vervolgens eenen anderen<br />

regeeringsvorm moest aannemen. Dit voordel<br />

wierd verworpen met afgrijzen door het Parie-<br />

ment, het-welk nog eenen zekeren eerbied bleef<br />

be-


576 H E D E N D A A G S ' C H E EES IX.<br />

behouden voor den perfoon des koungs. Zijn<br />

rang was onfchendbaar en geheiligt door de wetten.<br />

Cromwel was ten vollen overtuigt dat zoo<br />

lang het huis der Lords beftond en de Presbyterianen<br />

magt bleven behouden in het huis der<br />

gemeentens, het niet mogelijk zijn zoude zijne<br />

oogmerken te bereiken. — Zijn leger voerde onmiddelijk<br />

den koning weg en geleidde hem naar<br />

Windfor. Na dien togt kwam Cromwel binnen<br />

London, daar hij honderd vijftig gemeenen het<br />

lagerhuis deedt ruimen en ten langen lesten de<br />

bloedige bill tegen den ongelukkigen Karei deedt<br />

doorgaan. Het huis der Lords verwierp desniettegenftaande<br />

dezelve met verontwaardiging en<br />

bleef onverzet elijk zonder zich door beloften of<br />

bedreigingen te laten overhalen. De independenten<br />

verklaarden toen dat de wetgevende magt<br />

eeniglijk behoorde aan de gemeentens, om dat<br />

het oppergezag oorfpronglijk bij het volk berust.<br />

Uit deze onzuivere, lage en dweepachtige gezindheid,<br />

wierden honderd vijftig commisfarisfen<br />

verkoren om een gerichtshof ter verhooringe van<br />

Karei te vormen. Te vergeefsch trilden de fteeden<br />

en graaffchappen van Engeland en drie koningrijken<br />

van Europa bij de oprichting van dat<br />

gerechtshof. De ingezetenen van London gaven<br />

duidelijk hun afgrijzen van deze maatregelen te<br />

kennen; de Presbijteriaanfche bedienaars voeren<br />

in hunne Predikaatfien uit tegen het godloos bedrijf,<br />

te vergeefsch deeden de Schotten de la*<br />

ven-


EES ix. G E S C H I E D E - N I S . 577<br />

vendigfte betuigingen. De Staten generaal der<br />

vereenigde Nederlanden lieten door hunne afgezanten<br />

onder het oog brengen, hoe deze daad<br />

een fchande zou zijn voor de hervorming; het<br />

baatte niets dat de Engelfche edelen hun leven<br />

aanboden om bet leven hunnes konings te behouden;<br />

de prins van Wallis, de hertog van York<br />

en de prins van Oranje boden aan van hun recht<br />

op de kroon aftezien: alles was vruchteloos; noch<br />

de nederige fmeekingen der koninginne, noch de<br />

drangredenen van den Franfchen gezant konden<br />

den ongelukkigen Karei behou.'en. De fchijnheilige<br />

en ftaatzuchtige Croniwel benoemde eenen<br />

der rechters, moedigde zijne medegenoten<br />

aan door zijne aanfpraken, door zijne beloften,<br />

door zijne ingevingen, door zijne verrukkingen<br />

en zelfs door zijne traanen; terwijl Fairfax het<br />

volk in ontzag hield dóór geweld van wapenen,<br />

cn Peters, de grootfte dweeper van alle de Independenten,<br />

van den kanfel de rechtveerdigheid<br />

van 's konings dood verklaarde. Dus was de<br />

ijver der Puriteinen voor burgerlijke en godsdienstige<br />

vrijheid, en de ftaatzucht van eenige<br />

bijzondere perfonen eene der oorzaken van de<br />

ramplpoedén van Karei I. Men kan evenwel<br />

niet ontkennen dat de verkeerde gevoelens des<br />

konings en de gebreken in zijn bewind zeer veel<br />

tot zijn onheil toebragten.<br />

HIJ begon zijne regeering met een blind ver-<br />

trou-


578 H E B Ï N D A A G S C I I I LES C&<br />

trouwen te ftellen in Buckuigham, die zulks onwaardig<br />

was. Hij toonde ee::e verachting voor<br />

de wetten door onregelmatige geldheflhigen. Hij<br />

had weinig eerbied voor de vrijheden der Engelfchen:<br />

hij was te gedienstig jegens de genen,<br />

die hem omringden: hij haatte dc Parlementen<br />

en weigerde langen tijd dezelve te doen bij een<br />

komen: hij was onverdraagzaam, en niemand kan<br />

met billijkheid hem verfchoonen wegens zijne<br />

vervolging van de Presbyterianen, op de aanhitzingen<br />

van den fchijnhehigen Laud. Deze waren<br />

de gebreken van Karei, en dezelve moesten<br />

noodwendig de harten zijner onderdanen van hem<br />

verwijderen. Een algemeen misnoegen veripreidde<br />

zich door Engeland, en in dat tijdftip zelve<br />

wikkelde hij zich, op flechte aanraading, in<br />

moeilijkheden met de Schotten over eenige godsdienstige<br />

plechtigheden. Ook lag hij te onvoorzichtig<br />

de wapenen neder, welke hij met zoo<br />

veel trotsheid had opgenomen tegen de Schotten.<br />

Hij toonde groole--zwaKheid tot rechters tusfehen<br />

hem en zijne onderdanen te kiezen, zoodanige<br />

andere onderdanen, die even zeer te cnvreden<br />

waren over zijne regeering. Zijne toeftemming<br />

tot den dood van Lord Strafford verhaastte zijnen<br />

val. Deze misdadige gedienstigheid, welke de<br />

ftoutheid zijner vijanden vermeerderde, ftrekte<br />

insgelijks om het de genegenheid zijner hovelingen<br />

te ontnemen. Gedurende het eerfte jaar van<br />

het langdurend Parlement was zijn gedrag enkel<br />

ee-


LES ix. G E S C H I E D E N I S . gjfp<br />

eene herhaling van misftappén. Wanneer hij toe-<br />

vlugt nam tot de wapenen om daarmede zijne<br />

wederfpanmge onderdanen tc beteugelen, was hij<br />

te flap. 't Is waar hij toonde eene heldhaftigheid<br />

in den krijg: maar 't is niet mogelijk uittedruk-<br />

ken en te bewimpelen welk een blind vertrouwen<br />

hij ftelde in verraders, die hem de gelegenheden<br />

benamen pm met zekerheid te zegepralen; hoe<br />

hij zich in de armen der Schotten wierp, die<br />

hem haateden; hce onbegrijplijk ligtgeloovig<br />

hij was met betrekking tot Cromwel; hoe hij<br />

de vlucht nam naar 't Eiland Wight, het welk<br />

zijne vijanden in bezit hadden; en eindelijk, welk<br />

eene ontijdige onverzettelijkheid hij betoonde ten<br />

aanzien van de bïsfcheplijke regeering. Zijn gan­<br />

fche leven beftond uit zwakheden en mihf&ppen;<br />

alleenlijk in zijne laatfte' oogenblikken gedroeg<br />

hij zich heldhaftig en wijs.<br />

IEDER gevoelig mensch kan niet zonder aandoening<br />

op het einde van Karei I- te rug zien.<br />

Het hart word teder wanneer wij dien monarch<br />

befehouwen voor deszelfs rechters en op het<br />

fchavot. Geleid door foldaten, die hem wreedelijk<br />

befchimpten, zien wij hem voor een onbillijk<br />

én fpot-gerichtshof verfchijnen en onbezweken<br />

dc Majesteit van zijnen rang in de tegenwoordigheid<br />

zijner rechters handhaven. Met eene edele<br />

trotsheid vraagt hij, waar is het huis der<br />

Pairs, 't welk zoo wezenlijk behooit tot de war?<br />

,> ? 'ver.'


5Sb H E D E N D A A G S C H E EES tg.<br />

vertegenwoordiging van de natie? Hij weigerd<br />

te antwoorden uit vreeze, dat hij zulks doende,<br />

de conftitutie mogt verraden. Hij vestigt zijn<br />

oo* bedagtzaam op den afgezonderden hoop ellendelingen,<br />

die gereed ftaat om hem van 't leven<br />

te berooven, hij 'laat geen den minsten fchijn<br />

van vrees, geen teken van wraakzucht blijken;<br />

integendeel met eene gelukkige mengeling van<br />

ftandvastigheid en zachtmoedigheid, bewilligt hij<br />

zijn gedrag te rechtveerdigén voor een wettig<br />

gerichtshof. Het gerichtshof van Cromwel, zonder<br />

acht te geven op iets van Kareis zeggen,<br />

vind hem fchuldig aan Gerichtsverachting en veroordeelt<br />

hem om het hoofd te verliezen als een<br />

verrader, dwingeland cn moordenaar. Gedurende<br />

de drie dagen, welken tusfehen zijn doodvonnis<br />

cn de te recht (telling verliepen, toonde Karei<br />

zich waarlijk groot. Zijn bedaard en bezauigt<br />

gedrag, de wijzen raad, welke hij zijne kinderen<br />

gaf, &<br />

de last, onder welke hij den Prins van<br />

Wallis lag, om zijnen docd niet te wreken; zijn<br />

n-efprek met den brsfehop van London; zijne<br />

vermaningen aan het volk, zijn zoo veele trekken,<br />

welke wij niet kunnen nalaten te bewonderen.*<br />

Nogthans terwijl wij het ongelukkig lot<br />

van Karei Stuart betreuren en toeftemmen dat<br />

hij het flagtöffer was van de woede der dweeperïj<br />

en van de afgerichtfte huichelarij, welke ooit<br />

beftond, moeten wij erkennen, dat zijn dood,<br />

fclioon onrechtvaardig, wreed en onwettig eene<br />

ge-


EES IX. G E S e H 1 E B E N I S. jgjj'<br />

gelegenheid verfchafte om eene dier waarheden<br />

te ontvouwen, welke voor 't menschdom van 't<br />

uiterde belang zijn; te Weten: dat de koningen<br />

aan het volk rekenïchap fchuldig zijn van hun<br />

gedrag; dat zij de wetten behooren te eerbiedigen,<br />

welker handhavers zij zijn; en dat wanneer<br />

zij het verdrag lebenden, het welk hen tot vorsten<br />

beftemt, alle verplichtingen aan de zijde<br />

Van 't volk ophouden; de perfoon des konings is<br />

dan niet langer geheiligt, hij treed in den rang<br />

der burgers om geoordeelt te worden naar de<br />

wetten, welke hij gefchonden heeft.<br />

TERWIJL wij hier ipreeken van de omwenteling,<br />

welke Karei I tot het blok bragt, achten<br />

wij het noodig ook iets te zeggen wegens Cromwel,<br />

die 't hoofd dier omwenteling was. Veelen<br />

hebben zijne welfprekenheid hoog üitgeba-<br />

2uint, nogthans blijkt uit zijné aanfpraken niet<br />

dat hij een redenaar geweest hebbe. Alle zijne<br />

redevoeringen zijn een mengelmoes van flechte<br />

redeneeringen, van grillige gedagten, fchoolmeesterlijke<br />

aanhalingen en kinderachtige uitdrukkingen.<br />

In weerwil nogthans van deze gebreeken,<br />

wist hij door zijne vertoógen 't vertrouwen te<br />

winnen der gemeentens En om die reden, ën<br />

om dat de meeste leden dweepers waren, bediende<br />

hij zich, wanneer hij hen aanfprak, van<br />

dien toon van inblaazing en van eene geheimzinnige<br />

wartaal, welke hen behaagde eö over-<br />

Pp haal"


58a H E D E N D A A C S C H E EES IX.<br />

haalde. Dan, indien Cromwel de hoedanighe­<br />

den eens redenaars niet bezat, kunnen wij hem<br />

die van een legerhoofd niet weigeren.. Dc me­<br />

nigte veldllagen, door zijne begaafdheden zoo<br />

wel als door zijne dapperheid gewonnen; de fnel-<br />

heid zijner veroveringen, dc vlijt, wcike bij in<br />

zijne optogten betoonde; Engeland, Schotland<br />

en Ierland in keer weinig' tijd. door hem ondcr-<br />

gebragt, zijn zoo veele proeven zijner .krijgskun­<br />

digheden. Wanneer wij hem belchouwen als het<br />

hoofd eener partijfchap, «mtdekken wij de ver-<br />

bazendde hoedanigheden. Wij zien een gering<br />

bijzonder mensch" in daat om zich zelv' tien jaren<br />

lang meester te maken van alle de raacflagen<br />

van een verlicht Parlement; om het middenpunt<br />

te worden, waarin alle, partijen, dooj^eigenbe-<br />

lang'of haat,verdeelt, te famen kwamen; om<br />

twecdragt tc zaaijen tusfehen den koniflg en het<br />

Parlement, zonder eenige mogelijkheid om de<br />

vlam tc blusfehen, welke hij heimelijk had aan­<br />

geblazen; om die belde magten, welke hij on­<br />

verzoenlijk gemaakt had, te nopen de wapens op<br />

te nemen; en zoo veel invloed in het leger te<br />

verkrijgen als hij had in 't huis der gemeentens;<br />

cm tot 's konings bederf gebruik te maken van<br />

het Parlement; en om heimelijk in die vergadering<br />

een' kabaal te voeden, welke t'ceniger tijd de­<br />

zelve moest, verdroijen, alle de bewegingen van<br />

die kabaal te béftuuren, ten laatden het mom<br />

afteligten en de bloeddorstige Independenten te<br />

ge-


EES ix. G E S C H I E D E N I S . 58$<br />

'gebruiken om Karei op het fchavot te brengen; dc.<br />

monarchij te vernietigen, de Pairs te verdrijven<br />

, de.gemeentens te onderwerpen, de dweeperij der<br />

Independenten in de plaats te ftellen voor de<br />

*• Vrijheid / daar na dezelve te vernietigen en onder<br />

eenen "nieuwen ïchoon fchijnenden tijtel zich den<br />

volftrektften monarch te niaken, die ooit op den<br />

throon van Engeland'verfcheen: ik zeg, wanneer<br />

wij het oog daan op zulk een verfchijnzcl, dan<br />

moeten wij Cromwel erkennen voor den doorflepenften<br />

cn fchrandeiften famenzweerdcr die in de<br />

jaarboeken der wereld voorkomt. Als öppermagtig<br />

vertoont de gefchiedenis hem aan ons als een<br />

eenvoudigen despoot, die zich zedig en wijs gedroeg;<br />

die de orde hcrffelde, welke hij verbroken<br />

had; die Engeland tot rust brngt en gelukkig<br />

maakte; die zijne natie voorbereidde'om naar de<br />

heerfchappij der zee te ftaan en alle mogenhederi<br />

van Europa deed verlangen in verbindteais met<br />

hem te zijn.<br />

D E omwenteling, welke Karei II tot den<br />

throon zijner voorvaderen verhief, was der Engelfchen<br />

zeer aangenaam. De driften der menleken<br />

waren bedaard en' zij konnen thans koelzinnig<br />

te rug zien op voorleden tijjden. . De verfchrikkelijkheden<br />

eenes burgerkrijgs eu de regeeringloosheid,<br />

welke onafscheidelijk daar aan vast<br />

is; het eigendunkelijk geaach door Cromwel gcoeffend<br />

onder den tijtel van Protector; de pnhei-<br />

P p a Ier*


5$4 H E D E N D A A G S C H E<br />

T K S<br />

len van een krijgsbewind, dit alles fpoorde de<br />

natie aan om tot haren ouden iegeeringsvoïm<br />

wedertekceren. De Episcopaten en de Presbyte­<br />

rianen voegden zich famen om Karei te verzoeken<br />

koning van groot Brittannië te willen zijn; dóch<br />

de Independenten, wier grondbeginsels Gemeene-<br />

bestgezind waren, toonden zich afkeerig van de<br />

herdelling. 't Begin zijner regcering was als van<br />

een' vorst, die zijn volk bemind en deszelfs ge­<br />

luk bevordert; doch eene onbegrensde zucht tot<br />

gemak en vermaak leidde-hem fcfaïelijk van den<br />

regten weg af; van daar de ongenade van Lord<br />

Clarendon, één der bekwaamde ftaatsdienaren,<br />

op welke Engeland ooit kon roewen; van daar<br />

dat Karei, om zijne uitfporigheden te kunnen<br />

goedmaken, een begiftigde wierd van Frankrijk.<br />

Dc hovelingen volgden het voorbeeld hunnes<br />

vorsts; de losbandigheid had de overhand, en<br />

alles wat heilig was, wierd met fpotternij en<br />

kleinachting behandelt. Daar hij in zijne grond­<br />

beginzels onverdraagzaam was en zich leiden liet<br />

door lieden, die vijanden waren van de vrijheid,<br />

wilde hij dat alles zich zcu fchikken naar den<br />

eerdienst van de kerk van Engeland; en de ge­<br />

moedelijke weigering der Disfenters ftelde hen<br />

bloot aan eene geftrenge behandeling. De bedie­<br />

naars zijner eigendunkelijkheid beboetten, ker­<br />

kerden, pijnigden en lieten veele lieden ter dood<br />

brengen, eeniglijk om dat zij voor zich zei ven<br />

verkozen te denken en God te dienen naar hunne<br />

wii-


LES ix. GESCHIEDENIS. 585<br />

wijze. London wierd na Kareis komst tot den<br />

throon bezogt door twee groote rampen. De<br />

pest fleepte zevenentagtig duizend menfehen weg,<br />

en een brand vernielde ten naasten bij twee der­<br />

de van de ftad. Doch deze rampen maakten geen<br />

indruk op den koning, hij bleef zich zelv' ver­<br />

lustigen ; eene Franfche meestres, Franfche zeden<br />

en Fransch geld beftuurde alles aan 't hof.<br />

JACOBUS, de tweede van Engeland en de<br />

zevende van Schotland, volgde zijn' broeder Ka-<br />

rel .II op. Terwijl hij nog hertog van York was,<br />

hadden de gemeentens gepoogt hem te verfteken<br />

van den throon, uit hoofde van zijnen gods­<br />

dienst; doch de bill van uitfluiting ging in het<br />

huis der Lords niet dóór. 'Er wierd gezegt dat<br />

Karei, om de verlangens zijns broeders en zijner<br />

meesteresfen te voldoen, te Rome als roemsch<br />

katholijk ftierf, fchoon hij onder zijne regeering<br />

duidelijke blijken- had gegeeven dat zijne grond-<br />

beginzels noch katholijk noch protestantsch, maar<br />

geheel vrijgeestig waren. Jacobus deed openlijk<br />

belijdenis van den Catholijken godsdienst, en bij<br />

zijn geloof in de leer van Rome voegde hij ee­<br />

nen dweeperachtigen geest en eenen woedenden<br />

ijver. Een ontwerp gevormt hebbende om zijne,<br />

onderdanen te bevredigen met den atholijken<br />

godsdienst, begon hij zulks te bewerkftelligen.<br />

zoo rasch hij den throon had beklommen. Doch<br />

Jacobus was voor dien taak niet gefchikt; zijn<br />

Pp 3 volk


586 H E Ï * I N B A A G S C M E LES IX.<br />

volk had een grooten afkeer van het pausdom<br />

en de wijze, op welke hij zich gedroeg, was<br />

zoodanig dat het argwaan begon te krijgen, cn<br />

hen op hunne hoede deed zijn. Hij handelde al<br />

aanftonds als of hij bereids zijn doel bereikt had.<br />

De nuntius van den Paus en Jefuitfcbe priesters<br />

lieten zich openlijk ten hove zien; hij liet-zeven<br />

bisfchoppen, die zijne ontilaande magt niet wilden<br />

erkennen, gevangen zetten; beroofde London<br />

cn andere fteden van derzeiver voorrechten, en<br />

verkrachtte de wetten met opgeheven hand. Hij<br />

gedroeg zich zoo onvoorzichtig, dat de pausgezinden<br />

zelf over hem tc ontreden waren. Paus<br />

Innocentius XI, geen kans ziende om dan Catholijken<br />

godsdienst gevestigt te krijgen door de<br />

ondernemingen van Jacobus, wilde, om die reden,<br />

den Jefuit Peters', des konings biegtvader,<br />

niet begunstigen met een kardinaal** hoed. De<br />

doorflepen en ftaatzuchtige Peters, die niets zoo<br />

zeer wenschte dan opperbisfehop van Engeland<br />

tc zijn, verhaastte zijns meesters bederf. De<br />

openlijke pogingen van Jacobus om de burgerlijke<br />

en godsdienstige conftitutie den bodem inteflaan,<br />

wekten dc natie cp tót het nemen van<br />

maatregelen, die zulks verhoedden. Zij, die hun<br />

vaderland alles goeds toewenschten, vereem'gden<br />

zich cn zonden afgevaardigden naar den Prins<br />

van Oranje om hem naar Engeland te nodigen.<br />

William nam de uitnodiging aan, maakte alles<br />

gereed tot zijnen togt, en landde te Torbaij,<br />

den


EES ÏX. G E S C H I E D E N I S . 53;<br />

den 5" November 1688, en Jacobus, van 'elk<br />

verlaten, liet de kroon varen en week naar<br />

Frankrijk.<br />

DIE omwenteling was bet tijdperk van waare<br />

vrijheid voor Engeland. De natie, vertegenwoordigt<br />

door haar Parlement, verkreeg de bill der<br />

rechten voor het volk, bepaalde.de grenzen van<br />

de zop lang betwistte voorrechten van de kroon,<br />

cn aan den Prins van Oranje voorgcichreven<br />

hebbende de voorwaarden, naar weiken hij zoude<br />

regeeren, koos zij hei» tot'koning tc famen met<br />

zijne gemalinne Maria, dochter van Jacobus II.<br />

Van dien tijd af was die vorst in Europa enkel<br />

bekent bij den naam van'Willem den derden,<br />

verlosler des Britfchen volks. — Jacobus II, nog<br />

hertog van York zijnde, gaf, jn den oorlog met<br />

de Hollanders, menigvuldige blijken van zijn<br />

dapper gedrag als zeeman en van zijne kundigheid<br />

in zee-zaken. De koninglijke zeemagt van Engeland<br />

wierd zeer veel verbetert door de uitgedrekte<br />

kennis, welke hij cn zijn broeder in de<br />

fcheeps - bouwkunde beiaten. Hij kende het n&tU<br />

onaal belang cn ware hij geen dweeper in zijnen<br />

godsdienst geweest, zou hij een zeer goed koning<br />

hebben kunnen zijn. Zijne ongerijmde cn onverdraagzame<br />

grondbeginzeis overreedden hem ftrijdig<br />

tegens zijn eigenbelang te handelen; met<br />

recht zeide daarom dc aartsbisfehop vanRheims:<br />

Pp 4 m


j88 H E D E N D A A & S C H E LES IX.<br />

ifetf ffltf»,


JE.ES ix. G E S C H I E D E N I S . 589<br />

nielen op het minste misnoegen hem tot wiens<br />

befcherming zij aangeftelt waren.<br />

R E G E E R I N G E N .<br />

DE regeeringsvorm van Duitschland was vast-<br />

geftelt door het verdrag van Westpha'en. Onder<br />

de Otto's was dezelve eene wezenlijke monarchij.<br />

Onder de vorsten van het huis van Swaben,<br />

wierd het keizerlijk gezach in zekere bijzonder­<br />

heden wat meer gefnuikt en in veele anderen<br />

wat meer afhang'lijk; alles was verward onder<br />

den rampfpoedigen Ferdinand II en onder zijne<br />

kinderen. Hunne rampen bragten eene dadelijke<br />

regeeringloosheid voort. Het volk verloor zijne<br />

vrijheid en het opperhoofd zijn' magt. De kei­<br />

zers van het huis van Oostenrijk volgden eenen<br />

anderen regel van gedrag. Zij wisten de orde<br />

allengskens te herftellen, en nadruk bij te zetten<br />

aan 't gezach van den throon. De magt van het<br />

hoofd des rijks in de handen van Karei V wierd<br />

verbazend vermeerdert en deze ervaaren ftaatkün-<br />

dige had een fchetst aan zijne opvolgers nagela­<br />

ten, 't welk hen eigendunkelijk fcheen te moeten<br />

maken. Ferdinand 1I, met deszelfs nagedacht,<br />

volgde' getrouwelijk dat ontwerp en deed groote<br />

fchreden tot een willekeurig gebied, zonder den<br />

minsten tegenftand te ontmoeten, om dat hun<br />

zacht beftuur het Duitfche lichaam belette eenig<br />

argwaan te voeden wegens hunne oogmerken.<br />

Een willekeurig bewind vestigde zich ten langen!<br />

Pp S les-


$grj H s B E N D A A G S C H B EES Et.<br />

lesten in Duitschland, door de onbuigzame ftandvastigheid<br />

van Ferdinand II, toen de wapens van<br />

Gustavus en 3c ftaatkunde van Richelieu in weinig'tijds<br />

het werk van veele eeuwen vernielde,<br />

en dien regcerings-vorm voortbragt door 't verdrag<br />

van Westphalen vastgcftelt. Sints dien tijd<br />

is Duitschland eene vergadering van oppervorsten<br />

en vrije fteden ten algemeene voordeele vereenigt.<br />

De onderfcheide leden van 't Duitfche<br />

lichaam zijn door algemeene wetten verbonden,<br />

en de keizer, die 'er dc voorzitting heeft, is enkel<br />

de uitvoerder van den wil der natie.<br />

OxENsfiiRN, de ftaatsdienaar van Zweeden<br />

en d'Avaux, der Franfchen gcvolmagtigde waren<br />

de voorname onderhandelaars van dat verdrag.<br />

Doof voor de aanzoeken des keizers raadpleegden<br />

zij eeniglijk de belangens der Duitfche ftaaten.<br />

Hun gedrag was openhartig en ongedwongen en<br />

zij gebruikten geene dier uitvluchten, geene dier<br />

ftreeken, geene dier bedriegerijen, welke maar<br />

te dikwijls met den naam pro;,ken van ftaatkunde.<br />

Volgens dat verdrag heeft de keizer, die<br />

fteeds verkooren word, geen recht om de oude<br />

wetten te veranderen of nieuwe te maken. Deze<br />

magt behoort aan de gezamcntlijke rijksvergadering<br />

, aoo wel als het vermogen van oorlog te<br />

verklaaren, gemeene belastingen te bevelen en tc<br />

bepalen, en om een vorst, die wederfpannig mogt<br />

zijn, in den rijks-ban te dóen. 'Er wierd beflo-<br />

* i ten


MES ix. Cr e s e M i s D * N i s. 5:91<br />

ten dat in 't vervolg ieder vorst, elke vrije ftad,<br />

wanneer zij zulks goed dagten, vcrbintenislën<br />

mogten aangaan, vrede maken en zelf» oorlog<br />

verklaren, mits het belang van het algemeene<br />

bondgenootfehap door die daden van oppermagtigheid<br />

niet benadeelt wierden. Bij dat verdrag<br />

wierden de Catholijke, Lutberfche en Calvinistifche<br />

toegelaten. Eiken ftaat kon zoodanigen<br />

godsdienst verkiezen, welke hem het best geviel.<br />

Niemand, buiten den keizer en dc drie geestelijke<br />

.keurvorsten, was verplicht den eerdienst der<br />

Roomfche kerk te omhelzen. De vorsten, die<br />

van hunne ftaatcn waren berooft geworden, wierden<br />

herftclt; het palatijnfchap van den Rhijn<br />

wierd gegeven aan den zoon van Frederik, dc<br />

laatste koning van Bohemen, en 'er wierd een<br />

achtfte keurvorstendom opgeregt ten • voordeele<br />

van Maximiliaan van Beijcren. Sommige Bisdommen<br />

wierden wereldlijk verklaart om genoegen<br />

te geven aan de Prutestantfchc vorsten en<br />

om den ijver- te belconen, welken zij voor de<br />

algemeene zaak hadden laten blijken. Het grootfte<br />

gedeelte van den Elfas wierd aan Frankrijk<br />

afgedaan en Zweden kreeg Pomeren met de hertogdommen<br />

van Bremen en Verden. Dat beruchte<br />

Verdrag blijft fteeds het fondament van de<br />

Duitfche conftitutie en de grondflag der rechten<br />

van een gedeelte van Europa.<br />

IN Frankrijk ontving de regeering, gedurende<br />

de


59» HïStHBAAtsesE Ï,ZS \x.<br />

de zeventiende eeuw, den vorm, dien liet federt<br />

bleef behouden tot aan de laatde omwenteling,<br />

te weten den vorm van eene voiftrekte monarchije.<br />

Het leenbèftuur verdween. De Algemeene<br />

ftaten hielden op en met dezelven verdween<br />

de fchaduw der vrijheid, welke door die vergadering<br />

nog was behouden geworden. Richelieu<br />

vernederde de edelen cn beroofde hen van 't<br />

vermogen om hunne lèehonderhoorige te drukken,<br />

doch ten zei ven tijde ontnam hij het volk de<br />

vrijheid van morren en klagen. Hij maakte Lodewijk<br />

XIII tot een willekeurig monarch. Mazariti,<br />

het plan van Richelieu volgende, klonk<br />

de ketens der flavernij nog vaster aan één en<br />

ftelde Lodewijk XIV in ftaat om eigendunkelijk<br />

te heerfchen. 'Er bleef toen langer geen magt,<br />

die tegen de magt van de kroon opwoog, en de<br />

onderdanen van die uitgeftrekte monarchij hingen<br />

:1 af van dc genade van een willekeurig<br />

\ irst. Ongevoelige zielen, die met genoegzame<br />

en onaf hangelijke middelen verre van 't hof en<br />

van deszelfs talrijken ftoet leven, mogen dezen<br />

regeerings-vorm houden voor den gelchiktften ter<br />

verkrijging en bevordering van het heil eener<br />

natie, om dat de algemeene rust 'er het uitwerkzel<br />

van fchijnt; maar lieden, die eene aandoenlijker<br />

ziel en in hun karakter nog eenige kragt<br />

behouden hebben, 't zij zij de flagtoffers van<br />

dwingelandij of enkel de getuigen 'er van zijn,<br />

kunnen in ztdk eene regeerings-vorni niet anders<br />

zien


s-as ix- G s. s e H i x. D E N i' SJ 593<br />

zien dan fchande, de vernedering van alle deugden<br />

en de ontëering van 't menlchelijk genacht.<br />

Het zwaard des dwmgeiands zweeft geftadig over<br />

het hoofd van ieder onderdaan. Zij die de vrienden<br />

zijn van de rechten van den mensch, moeten<br />

wenfehen dat de tegenwoordige omwenteling<br />

in Frankrijk ten voordeele'der vrijheid zegeviere<br />

over alle tegenkantingen; dat eene verlichte natie<br />

een wetboek make van billijke en gegronde wetten,<br />

en op eenen onwrikbaren grondflag zodanigen<br />

regeerings-vorm' vestige het best berekend<br />

ter bevordering en beveiliging van 't algemeene<br />

heil.<br />

IN Engeland was omtrent het midden der zeventiende<br />

eeuw alles in verwarring. De lezer<br />

heeft eene volksregeering dc monarchale regeering<br />

zien opvolgen en de volksregeering de plaats<br />

zien ruimen voor regeeringloosheid. Alle de<br />

rechten van den mensch en alle de deelen van<br />

een goed bewind wierden onderst boven gekeeit<br />

en de fchim van een Gemeenebest voor een oogenblik<br />

uit de overblijfzels van den throon en<br />

ftaat geboren. Dan deze ftuiptrekkingen, hoe<br />

verfchrikkelijk ook, waren misfehien noodzakelijk,<br />

dewijl de Britten buiten dezelven, geen vrij<br />

volk zouden geworden zijn, ten minsten ware<br />

deze fchokken de middelen door welken de beste<br />

ftaatsgefteldheid, welke tot nog toe op aarde gezien<br />

is, wierd voortgebiagt.<br />

[DE


594 H l B I N B A A C t C R E Eis E,<br />

[DE vorderingen, welke in die eeuw het Ge­<br />

meenebest der zeven verecnigde Landfchappen<br />

maakte, waren fhel en fchitterende. Deszelfs<br />

vrijheid verzekert zijnde door den vreede van<br />

Westphaalen, wierd die Republiek van dag tot<br />


LES ix. G E S C H I E D E N I S . 5*5^<br />

vaardijvaarders te verbranden en London de uitterdc<br />

fchrik en verlegenheid aantejagen. Deze<br />

ftoute cn veel gewaagde ftap, welke de Engelfchen<br />

geenzins verwagt hadden, deedt deze laatften<br />

den vrede van Breda tekenen, welke voor<br />

Holland zeer voordeelig was, alhoewel men 'er<br />

bij overeen kwam dat de Hollandiche fchepen<br />

als voren de vlag zouden ftrijken voor de Engelfche<br />

konings Ichepen.<br />

DEZE daat van grootheid, waar in de Nederlandfche<br />

Republiek zich toen bevond, verwekte<br />

eenige onrust tusfehen de Stadhouders- en Gemeenebest-gezinden;<br />

twee hunner ftadhouders,<br />

Maurits én Willem de tweede, zich meer gezach<br />

hebbende willen aanmatigen dan hun toekwam,<br />

ontftonden daar uit beroertens, welke het hoofd<br />

kostten aan den fchranderen vaderlandfchen en<br />

eerlijken Oldenbarneveld, en de gevangenis op<br />

Loevedein aan den vermaarden Huig dc Groot<br />

en aan andere voorname mannen van de Republiek;<br />

deze geweldadigheid was .oorzaak van de<br />

vernietiging der ftadhoudedijke bediening, doch<br />

uit deze vernietiging fprooten andere beroertens,<br />

welke aan de vermaarde de Witten, de fchranderfle<br />

ftaatkundigen van dien tijd, een rampzalig<br />

uiteinden baarden, wordende zij beiden door het<br />

gemeen, het welk de partij van oranje aankleefde,<br />

wreedelijk vermoord,.<br />

DE


£96 H E D E N D A A G S t H E JLÊS f&i<br />

DE factiën, welke uit die onlusten voortkwamen,<br />

bragten de zeven vereenigde Provintiën op<br />

den oever van derzeiver bederf. Lodewijk XIV<br />

koning van Frankrijk, gehoont over het drievouwdige<br />

verbond, welk hij meende het werk<br />

der Republiek te zijn, verklaarde aan dezelve<br />

het oorlog in 167a, in minder dan twee maanden<br />

werden verfcheiden harer provintiën door hem<br />

verovert, en misfchien waren de Nederlanden<br />

een wingewest van Frankrijk geworden, zoo niet<br />

Spanje, Brandenburg, Deenmarken en de keizer<br />

tot hare hurp waren toegefchoten; in dezen<br />

hachelijken toedand van zaken wierd de ftadhouderlijke<br />

waardigheid herftelt in den perfoon van<br />

Willem den derden van Oranje; de vreede van<br />

Nimwcgen herdeldc de Republiek in hare oude<br />

bezittingen, doch de hulp, welke de algemeene<br />

Staten verleenden aan den nieuwen ftadhouder<br />

om hem tot koning van Engeland te verheffen,<br />

berokkende aan de Republiek eenen nieuwen<br />

oorlog met Frankrijk, welken oorlog in 't jaar<br />

1697 eindigde door den Rijkwijkfche vreede.<br />

WAT de Zwitferfche Republiek aanbelangt,<br />

dezelve zogt, na hare vestiging, niets zoo zeer,<br />

dan in vreede te leven met hare naburen. Vergenoegt<br />

met het heil, 't welk zij fmaakte, bemoeide<br />

zij zich in genen deele met de algemeene<br />

zaken van Europa. Deze wijze ftaatkunde word<br />

nog heden van de Zwitfchers gevclgt; ftiile aan-<br />

fchou-


LES J*. G i S C H I Ï J ï f i l j ' fe&i<br />

59/<br />

fchouwers der onlusten, welke Europa beroeren<br />

blijven .zij de zoetigheden des vredes fmaken en<br />

maken zich de twisten hunner naburen te nutte<br />

door 't geld, het welk zij van dezelven trekken<br />

' voor de foldaten, die zij hen leveren.] (*)<br />

G O D S D I E N S T E N .<br />

D E vreede der Roomfche kerk wierd bij aanhoudenheid<br />

geftoort door ijdele beipiegelingen<br />

De pauzen geloofden den ftorm gedilt te hebben,<br />

welke de twisten over de vóorbefchikkinè<br />

verwekt hadden. Het delzel van den'Jefuit Mohna<br />

was vrij flerk aangevallen geworden. Die<br />

twist fcheen bevredigt te zijn, toen Janfenius,<br />

bisfehop van Ipcien denzelven deedt herleven en<br />

door zijne begaaftheden daar aan een nieuwe<br />

kracht gaf. Hij had de fchriften van den Heiligen'<br />

Augustijn met bijzondere oplettenheid doorlezen cn<br />

meende in dezelven doffe gevonden te hebben ter<br />

wederlegginge der gevoelens van Molina. De tegenftanders<br />

van Jain'ènius verzettede zich tegen<br />

deszelfs ftelzel om dat het God verbeeld als een<br />

ftreng en grimmig wezen, wiens goedertierenheid<br />

zich enkel bepaalt tot een kleen getal van uitverkorenen,<br />

terwijl zijne rechtvaardigheid, zonder mededoogen,<br />

ontelbare dagtöffers treft. Zij bragcen<br />

tegen hem in dat alle de goddelijke beloften,<br />

welke vergifnis verkondigden aan ^én.mensch,<br />

CO Eijvoegzel van dea Vertaler.<br />

Qq<br />

. door


593 H E D I H S A A C S C H : LES ts.<br />

door zijn ftelzel vernietigt wierden; dat Hij van<br />

de menfehen zoo veele werktuiglijke wezens<br />

maakte, van welke fommigen door hunne hartstochten<br />

voortgefleept wierden tot liet begaan van<br />

onvermijdelijke misdaden en tot eene ellendige<br />

ftraf, welke zij niet verdienden; terwijl anderen<br />

door genade verheven wierden tot gedwongen<br />

deugden en tot een geluk, het welk zij niet<br />

waardig waren; dat derhalven in zulke gevallen<br />

alle vermaningen niets kunnen uitrechten, Janfènius<br />

erkende de Waarheid van fommige dier<br />

gevolgtrekkingen, dan, ter rcchtveerdigïng van<br />

die geftrenge noodlottigheid der menfehen nam<br />

hij zijn toevlucht tot de erfzonde. Janfènius<br />

voerde zijn ftelzel met zeer veel omzichtigheid<br />

in, hij voorzag dat het zelve veel beroeringe<br />

zoude verwekken. Op zijn fterfbed onderwierp<br />

hij zijne ftellingen aan de oppermagtige uitfpraak<br />

der pauzen. De Jefuiten veroordeelden zijne<br />

leer, overlaadden die met vervloekingen en maakten<br />

vijf ftellingen op, welke geheel ftrijdig daar<br />

tegen vvaaren. Zulks, vleiden zij zich, zou het<br />

ftelzel van Janfènius geheel vernietigen. De<br />

Janfeniiten waren op hunne hoede en wilden<br />

niet rechtftreeks. die veröordeeling tegenfpreeken,<br />

gij zeiden, eeniglijk, dat de Jefuiten een ingebeeld<br />

wezen bedreden, dat zij Janfènius niet wel<br />

begreepen hadden en hem om die reden dwalin'<br />

gen verweten, welke in deszelfs ftelzel niet te<br />

vinden waren. Dan, wat ook de oorzaak van<br />

die


EES ÏZ. G E S C H I E D E N I S . 59(5<br />

die twist geweest zij, dezelve had naderhand<br />

verfchrikkelijke gevolgen in Frankrijk. Sommige<br />

van de genen, die men in Engeland den naam:<br />

geeft van Methodisten, fchijnen Janzenisten te<br />

zijn, terwijl andere de volgers zijn van Molina.<br />

IN 't midden dezer geestelijke verwarring,<br />

welke in Engeland heerschte, in het tijdvak,<br />

het welk wij thans bezig zijn te befehouwen,<br />

kwam 'er eene menigte van godsdienstige gezind­<br />

heden voor den dag met grondbeginzels en Z£*<br />

den, welke den ervaren lezer niet kunnen onbe-<br />

kent zijn. Zonder van die allen in 't bijzonder<br />

te fprecken, zullen wij enkel een woord zeggen<br />

van de kwakers, die van eene zeer dweeperach-<br />

tige gezindheid, waardoor zij in den beginne<br />

zich kenfehetsten, in 't vervolg de uitmuntendfte<br />

wierd om hare geftrenge deugden.<br />

Gaon.CE Fox, een handswerkman, geloofde<br />

dat het Christendom misvormt was in de grond-<br />

ftellingen en' in 't gedrag van alle godsdienstige<br />

gezindheden. Hij meende in haar allen te zien,<br />

dat haare ligtgeioovigheid zich hersfenfehimmige<br />

grondbeginzelen liet voorfchrijven door gierigheid<br />

en trotsheid. De wet der natuur fcheen hem toé<br />

niet minder gefchonden te zijn. Het tafereel der<br />

maatfehappij trof hem met afgrijzen. Hij zag<br />

met verontwaardiging dat .eenige weinige men­<br />

fehen in 't bezit waren van alles, rijk ttmdèt<br />

Q q a Ir-


6öö H ï ï ï N B A A C S C H I LES IX,<br />

arbeid, trots op hunnen rang en goederen, baldadig<br />

en geweldig in 't uitöeffenen van magt,<br />

terwijl de menigte, zuchtende onder zwaren arbeid<br />

en armoede, bloot gedelt was aan verachting<br />

en met voeten getreden wierden van die<br />

dwingelanden, die zij ten zeiven tijde vleiden<br />

met uitfporige en onverdiende tijtels. Hier uit<br />

befloot hij dat waan en bedrog 't gebied voerden<br />

op aarde, dat hier beneden niets te zien is. dan<br />

twisten, krakeelen, procesfén, trouwloosheden,<br />

moordenarijen en oorlogen, waar in duizende<br />

menfehen goedsmoeds malkanderen flagtten. Daar<br />

Fox met een gevoelig hart geboren was, en eene<br />

warme verbeelding bezat, troffen hem deze kwalen<br />

te flerker en drongen hem naar middelen<br />

omtezien om dezelve te verminderen. Zijn brein<br />

werd allengskens verhit en het leed niét lang of<br />

hij was volkomen overreed dat de hemel hem<br />

gezonden had om het Christendom in deszelfs<br />

eerfte zuiverheid te herftellen en de rechten deina<br />

uur te doen herleven. Hij maakte zijn famenftel<br />

op uit het Euangelie. Hij wilde eene volmaakte<br />

gelijkheid invoeren onder de geloovigen<br />

en geene zogenaamde bedienaars van den godsdienst<br />

hebben, om dat, zeide hij, zij zich eene<br />

misdadige meerdeiheid aanmatigen over 's menfchen<br />

geweten. Te vredelievend om zich van<br />

het minste geweid te willen bedienen tot het omverwerpen<br />

der va-tgeftelde regeéringsvormen in<br />

t".e wereld, leeraarde hij eeniglijk en gelastte zijne


LES ix. GESCHIEDENIS. 6OI %<br />

ne aanhangers alle menfchelijke waardigheden,<br />

met zoo veel zorge te vermijden als ftaatzuchti-<br />

gen befteedden om die te verkrijgen. Hij wa5<br />

ten uitterften gebelgt over die ijdele tijtels, naar<br />

welken de ftervelingen zoo ijverig haken, terwijl<br />

zij denken daar door verhevener wegens te wor­<br />

den ; over de algemeene gewoonte van tot éénen<br />

te fpreeken als tot veelen; over de hovaardij in<br />

de kleeding en over de pracht der kleederdragt;<br />

van daar zijn afkeer van galonnen, borduurzel<br />

en knoopen, welke hij meende dat tot geen ge­<br />

bruik ftrekten. Hij verbood zijne discipelen al­<br />

lerlei Ibort van eedzweeren en vooral van zich<br />

in den krijgsdienst te begeeven; hij gebood hen<br />

eene onbegrensde liefdadigheid te oeffenen, uit<br />

overtuiging dat zulks oneer de menfehen de treu­<br />

rige ongelijkheid van middelen zou vernietigen.<br />

Ten aanzien van den uiterlijken eerdienst wilde<br />

George Fox eeniglijk, dat een kleen aantal ge­<br />

loovigen bp zekere dagen zou famcnkoiuen, dat<br />

één hunner een gedeelte van het Euangelie zou -.<br />

voorlezen met eene verdaanbare flemme, dat daar<br />

na de ganfche vergadering in flilte het gelezene<br />

zou overpeinzen; of dat een enkelen, indien hij<br />

daar toe eene inwendig aandrijving gevoelde eene<br />

godsdienstige redenvoering zoude doen. Fox zich<br />

zelv' 'overgevende aan geestdrijvende droomen,<br />

begon te gelooven dat hij begiftigt was met ee­<br />

nen voorzeggende geest, en dat eene llerke<br />

lichaams aandoening, of eene heilige béving het<br />

Ql 3 te-


. go3 H E D E N D A A G S C H E EES IX..<br />

teken was van inblazing. Zijne discipelen namen<br />

de vrome dwaasheid aan., van welke de lpreekeK<br />

onder die gezindheid nog niet geheel vrij zijn.<br />

De diepe aandagt der kwakeren in hunne vergaderingen<br />

verhit het brein, zij krijgen eene beroering<br />

die natuurlijk is aan .de zintuigen wanneer<br />

het verftaud in een diep gepeins te lang blijft<br />

ingefpannen op één onderwerp. ' De dweeperij<br />

vermeerdert deze trilling der vezelen nog cn van<br />

daar diè beroering in 't lichaam, van welke die<br />

gezindheid den naam verkreeg van kwakers of<br />

beevers. Fox haalde ten platten lande veele lieden<br />

tot zijne gevoelens over. Zijne gezindheid<br />

kwam uit de laagte op en kreeg fpoedig toegang<br />

in de deden. Cromwel vervolgde haar, om dat<br />

hij het oorlog beminde cn* de deugd vreesde.<br />

Doch de kwakers waren onverzettelijk. Baliingfchap,<br />

gevangenis, pijniging vermeerderden flechts<br />

hun getal. Onder de regeering van Karei II omhelsde-<br />

William Penn, de zoon van een vermaard<br />

Admiraal, openlijk het kwakerdom en gaf 'er<br />

den invioed aan van zijnen rang en middelen.<br />

Deze tweede grondlegger dier gezindheid verkreeg<br />

voor zijne medegenoten .eene vastigheid in<br />

Noord-Amerika, welke naar hem Penfilvanië ger.aaait<br />

wierd.<br />

D E twisten wegens den godsdienst bragten in<br />

de zeventiende eeuw burger-oorlogen voort in<br />

Frankrijk, Duitschland, Holland en Engeland;<br />

doch


EES ix. G E S C H I E D E N I S . 60%<br />

doch in de twee eerfte landen was de godsdiens;<br />

enkel een voorwendzel, de ftaatkundigen Ipeelden<br />

'er de grootfte rol ih. 't Is waar Richelieu<br />

tastte de Protestanten van Rochelle aan; maar<br />

immers onderfteunde hij dezelve in 't Duitfche<br />

rijk met alle magt? Gustavus was de verdcdige^<br />

der hervormden, doch zijne vermogenfte en zekerfte<br />

bondgenoten waren de Franfchen en deze<br />

waren Roomsch- Catholijken. De godsdienstige<br />

burger-oorlog; welke Holland beroerde, was<br />

flechts kort van duur. Dweeperij had denzelven<br />

verwekt en de heerschzucht deedt dien voortduuren.<br />

De dweeperij was in Engeland de oorzaak<br />

van dien barbaarfchen oorlog, welke tien jaren<br />

bleef aanhouden, de drie koningrijken van het<br />

eene einde tot het andere in vlam zette en in<br />

het bloedigfte en onrechtveerdigfte treurfpel eindigde,<br />

het welk-ooit in Europa vertpont wierd.<br />

De menigte rampen, door het bijgeloof veroorzaakt,<br />

hebben ongetwijvelt de oogen der volken<br />

geopend, doch zij behoorden nog op hunne hoede<br />

te zijn. De dweeperij is nog niet geheel verbannen<br />

van de aarde en de heerschzueht nog<br />

minder. De laatfte opftand in London ftrekt ten<br />

bewijze dat het geenzins onmooglijk zij het volk<br />

in bewéging te brengen door het geroep, de<br />

Godsdienst is in gevaar (g), wie weet welke gevol-<br />

( £>Het plunderen er. vernielen' van den eigendom der Disfenters<br />

K Biraingbaiu, onlangs voorgevallen, is eea ander bewijs.


ÓC>4 H ï B I N B A A C S C H ï LES IX,<br />

volgen die opftand zoude gehad hebben, zoo de­<br />

zelve in ftede van eenen George Gordon een an­<br />

dere Cromwel aan 't hoofd gehad hadde!<br />

S C H E E P V A A R T E N K O O P H A N D E L .<br />

D E Engelfche fcheepvaart, welke zoo fterk<br />

gebloeit had onder Elizabeth, verflapte niet on­<br />

der jacobus L De oorlog- en koopvaardij - fcbe­<br />

pen namen aanmerkelijk toe. Konstenaars wier­<br />

den door dien vorst aangemoedigt, en de fcheeps-<br />

bouwkunde tot volmaaktheid gebragt. Virginic<br />

wierd bevolkt, en nieuw-Engeland wierd de me-<br />

dedinge.- van die pas ontloken volkplanting. De<br />

Bermudes, welke voor 't eerst bewoont wierden ,<br />

ftrekte tot eene nuttige markt-plaats voor de<br />

Icheepen, die van 't eene halve rond naar 't an­<br />

dere zeilden. Onder Karei I bloeide de zeevaart<br />

nog fterker. De verafgelegen Volkplantingen wa­<br />

ren talrijker. De Engelfchen begonnen op Groen­<br />

land te varen en kennis te krijgen aan 't voordeel<br />

der walvisvangst. Het was onder 't gunstig op­<br />

zicht van Karei Lr dat de kooplieden, die op de<br />

Oost-Indien handelden, zich in maatfehappij ver-<br />

eenigden, en het Eiland Bombaij een rijk kantoor<br />

van de Engelfchen wierd. De Presbyterianen.<br />

door den vorst vervolgt, begaven zich naar de<br />

nieuwe wereld, en het is aan die uitwijkingen<br />

dat Boston hare grootheid verfchuldigt is. De<br />

Episcopalen en Catholijken op derzeiver beurt<br />

door de Presbyterianen vervolgt, toen deze de<br />

magt


magt in handen hadden, z a g e n insgelijks naar een<br />

wijkplaats om, en Marijland wierd door hen beplant.<br />

In de algemeene omkeering der Conftitutie<br />

wierden veele heeren voor hunne landgoederen<br />

verfteeken. In dien toeftand lagen zij zich<br />

«et vlijt toe op den handel, en vonden daar in<br />

de middelen te rug, die zij verloren hadden.<br />

Hun voorbeeld vernietigde een vooroordeel, het<br />

welk tot hier toe beftaan had, dat de koophandel<br />

eene natie verlaagt. Dus waren de bloedigfte<br />

bedrijven voor de Engelfche zoo veele bronnen<br />

van voorfpoed. De zeemagt van Engeland, onder<br />

Cromwel, was geducht voor alle de zeemogendheden<br />

van Europa; niemand durfde 0 1 1 J<br />

flnft de Engelfche vlag hoonen. De koophandel<br />

nam mede toe onder Karei den II e n d e v ] o f e„<br />

van Engeland waren een portuur voor die van<br />

Holland.<br />

HET was voornamentlijk in Holland dat gedurende<br />

dat tijdvake zeevaart en koophandel<br />

bloeiden De Hollanders zeilden overal heen<br />

naar de kust van Africa, waar zij zich meester<br />

maakten van het ijvoor, het ftofgoud en den da<br />

venhandel na dat zij de Portugeezen gedeeltelijk<br />

van de kust van Guinea verdreeven hallen; "<br />

de kaap de Goede hoop, daar zij eene vastigheid<br />

gakten, en van daar oostwaards vurende, nlaaken<br />

zij zich meester van Mauritius, veroverden<br />

Udon, verjoegen de Engelfchen van Amboma,<br />

S over-


écó H E B E N D A A G S C K E tzs rx.<br />

overweldigden het grootfte gedeelte van Java,<br />

maakten de koningen van dat Eiland cijnsbaar,<br />

bouwden Batavia en kwamen in 't bezit van den<br />

handel en de Ipecerijen van Indien. Vervojgenp<br />

ontdekten zij de zuïdlanden en nieuw Holland en<br />

(levenden toen noordwaards om pelterijen van<br />

Yesfo te haaien. In Japan wisten zij looslijk<br />

voor zich zei ven de uitzondering van eene ge­<br />

ftrenge wet te verkrijgen, volgens welke geene<br />

andere Europdche natie vergunt wierd op dat<br />

rijk te handelen \ en door 't kruis met voeten te<br />

treden, verzekerden zij zich zelv' een uitfluitend<br />

voorrecht van Postelein, zijdeftoffen, diamanten,<br />

«cn goud van de Japanneefche te koopen. In de<br />

westelijke zeeën waren zij niet minder voorlpoe-<br />

dig.. Zij deelden de winsten der Groenlandfche<br />

walvischvangst en maakten zich bijkans geheel<br />

meester van de haringvislërij langs de kusten<br />

van Europa. In Noord-Amerika namen zij Nieuw-<br />

York. ba Zuid - Amerika verwoestten zij Brafilië<br />

en plunderden S«. Salvador. 'De handel van<br />

Koppenhagen, Antwerpen, Hamburg.en de an­<br />

dere Hanze-fteden vloeide door hun kanaal<br />

waardoor Amfterdam de vermaardfte ftad des<br />

werelds wiercl. Zij zegepraalden op zee en hun­<br />

ne Tromp en de Ruiter voerden een bezem van<br />

de top der groote mast ter aanduiding van hunne<br />

meerderheid op zee.<br />

IN Frankrijk ging de finaak voor zeevaart en<br />

koop-


izs n.. G E S C H I E D E N I S . 6*07<br />

koophandel, door Hendrik IV en Sullij verwekt 3<br />

verlooren onder het regentfchap van Maria da<br />

Medicis. De ftad van Rochelle alleen had een<br />

2eemagt, welke die van 't overige van 't rijk<br />

overtrof. Lodewijk XIII was verplicht Hollandfche<br />

oorlogfchepen te huuren om die van Rochelle<br />

te bevechten. Richelieu floeg geen behoorlijke<br />

acht cp de zeemagt en koophandel van<br />

Frankrijk. Niet dat zulks te wijten ware aan<br />

zijne onkunde v/egens derzeiver belang als wel<br />

aan zijne ontwerpen tegen het huis van Oostenrijk,<br />

welke hem daar van aftrokken., 't Was<br />

evenwel gedurende zijn bewind dat de Franfchen<br />

meester wierden van Martinique en Guadeloupe.<br />

Colbert, de ftaatsdienaar van Lodewijk XIV,<br />

beoogde het verbeteren van den koophandel en<br />

.dc zeevaart, doch zijn dood en de oorlogen, in<br />

welken Lodewijk XIV zich meestal gewikkeld<br />

zag, beletten dat zijne bedoelingen het behoorlijk<br />

c-evols: niet hadden. De handel en de handwerken<br />

bloeijen meest in vrije ftaaten, zoo-als Engeland<br />

en Holland. Frankrijk was eene voïftrekte<br />

monarchij, des kon de koophandel in dat rijk<br />

niet tieren, dewijl dezelve 'er eene vrije lucht<br />

ontbeerde. Daarenboven benadeelde de onverdraagzame<br />

geest van Lodewijk XIV grootelijk*<br />

den handel en de handwerken zijnes koningrijks.<br />

De herroeping van het Edict van Nantes, waar<br />

door duizende Protestanten uit Frankrijk verbannen


5oR • li E » E N » A A 6 5 Ü » E tES ï*.<br />

nen wierden, verbande ten zelve tijde die. konster],<br />

welke der natie nuttig en voordeelig waar.<br />

W I J S B E G E E R T E .<br />

DRIE verheven, voortreffelijke en fcheppendü<br />

vernufren, vuuriglijk verlieft op de waarheid en<br />

moeds genoeg bezittende om haar aan de menfehen<br />

voortedragen, wierpen ten langen lesten<br />

de altaren der vaïjèhe wetenfchap, van welke<br />

men Aristoteles voor den dichter hield, om verre<br />

cn gaven geboorte aan de ware wijsbegeerte.<br />

Engeland, Frankrijk en Italië leverden ieder een<br />

dier groote mannen aan wien de wereld zoo veel<br />

Verplichting heeft.<br />

FRANCOIS BA CON, de zoon van een uit,<br />

muntend' kanièlier van Engeland, na zeer langde<br />

godfpraak van den geheimen raad en van het<br />

Parlement der natie geweest te hebben, na door<br />

zijn duord ingeni vcrdand den doolhof der wetten<br />

ontwikkelt en zijn vaderland bekooit te hebben<br />

door zijne welfpreekcnheid; na onder de regecring<br />

van Jacobus I bevoordert te zijn geworden<br />

tot zijn's vaders waardigheid, wierd befchuldigt<br />

van de fchandelijkfte misdaad, 't verkoopen<br />

van 't recht, en afgezet van zijn ambt door een<br />

vonnis, 't welk hem ontëerde; en tevens veroordeelt<br />

tot eene boete welke hem bedierf. Dit<br />

ongeval gaf hem een weerzin voor bedieningen,<br />

rijkdom en de eérüjtekn van dit leven, hij zocht<br />

zijn


t£S IX. [ G E S C H I E J £ N I J,<br />

zijn troost in de wijsbegeerte, 't Was in zijne<br />

afzondering dat hij, de oudheden van zijn land<br />

nafporeode, den oorfprong van deszelfs wetten<br />

vond, het kenmerk der hartstochten ontwikkelde<br />

in eene zedelijke proeve , en de verftandigftè<br />

ftaatkundige grondbeginzels ter nedèrftélde. Doch<br />

het is vooral in zijn werk, betijteld Origo Scientiarum:<br />

dat hij getoond heelt een wijsgeer te<br />

zijn. In het zelve vinden wij een wondei baar<br />

tafereel van 's menfehen kennis betrekkelijk de<br />

drie vermogens van de ziel, geheugen, verbeelding<br />

en rede. Uit die drie bronnen leid hij de<br />

konsten en wetenfehappen af. In dat bewonderenswaardig<br />

werk zien wij hem, zonder verwarring,<br />

aanduiden de verfchiilenhcid dier weténithappen<br />

en konsten, welke van elkandeien<br />

onderlcheiden zijn, en het verband bepalen van<br />

die, welke vereenigt zijn; de waarheden ontdekken,<br />

welke in elk dier wetenfehappen plaats<br />

hebben, de daar ingedopen dwalingen, en waar<br />

wij in de nafpooringen van dezelven op te letten<br />

hebben; opgevende de ' werktuigen , gereedfehappen<br />

en al het benoodigde om ons in<br />

ftaat te ftellen tot het ontduieren dier waarheden,<br />

d :e zich duister voordoen en tot welker kennis<br />

wij enkel door proefnemingen kunnen 'ge; aken.<br />

In één woord, ieder letterkundige weet hoe veel<br />

de wetenfehappen te danken hebben aan denvermaarden<br />

Bacon, en voornaamhjk hoe ui gebreid<br />

zijne uitzichten waren met betrekking tot proef-<br />

on-


6ïO H E D E H B A A 6 3 C H Ï tZó IX.<br />

ondervindelijke wijsbegeerte. Hij was het, die<br />

alle de wegen aanwees, welke tot grooter ontdekkingen<br />

leiden; hij was het, die duisterlijl:<br />

het groot geheim der natuur, de vet der zwaarte<br />

kracht vooripelde, naderhand door den onflerflijken<br />

Newton ontwikkeld. De wijze door hem<br />

aangeftipt, welke niets voor de beguicheling deiverbeelding<br />

laat, ftelde vernuftige lieden in ftaat<br />

om fnelle voortgangen te jnaken in de natuurlijke<br />

wijsbegeerte, om dat zij nader bij de waarheid<br />

kwamen door dcif leidraad der proefneeming de<br />

eenige (gidfe, welke ons tot de waarheid kan<br />

leiden.<br />

IN Frankrijk had Descartes den roem dat hij<br />

de fchim der wijsbegeerte, welke de fchool veele<br />

achtervolgende eeuwen geëerbiedigt had,<br />

dwong te verdwijnen. De wijsgeeren van zijnen<br />

tijd wendden voor de natuur uitteleggen door<br />

hulp van zekere verborgene hoedanigheden, doch<br />

hunne verklaring kon zijn'onbekrompen, fcherpzinnigen<br />

cn ondernemenden geest niet voldoen.<br />

Door ingefpannen denken ontdekte hij rasch dat<br />

de wijsbegeerte van zijne eeuw niets anders was<br />

dan eene opëenftapeling van dwalingen; dat al<br />

de kennis, welke hij tot dien tijd verkregen had,<br />

flechts een valsch licht was om hem te misleiden;<br />

dat een' buitenfporigen eerbied voor aangenomen<br />

gevoelens den voortgang der waarheid<br />

vertraagt had. Hij was overtuigt, dat wij, door<br />

't blin-


Ï.E5 IX. G E'J C H I I Ö t; N I ï. 611<br />

't blindeling aannemen van eens anders gevoelens,<br />

gevaar loepen de gedadige fpeelpop te zijn<br />

van begu 'chelingen en de begunstigers van valsheid.<br />

Dit ter nedérgeftelt hebbende als een eerfte<br />

grondbeginzel, befloot hij in twijvel te trekken<br />

alle de denkbeelden, welke hij van het oogenblik<br />

zijner geboorte af ontvangen had en dezelven<br />

geftreng te onderzoeken. Als toen ftelde<br />

hij tot eerde grondbeginzel vast, dat wij niets<br />

voor waarheid moeten aannamen dan 't geen<br />

blijkbaar is, dat is, dat wij onze toeftemming<br />

tot eene duirreden moeten opfchorten, tot dat<br />

de waarheid van dezelve bewezen zij. 't Is dit<br />

wijsgeerig twijvelen, bet welk eene omwenteling<br />

in 's meniehen yerftand voortbragt. Wij zullen<br />

Descartes niet langs zijnen geheelen wijsgeerigen<br />

weg volgen; een breedvoerig verflag van zijns<br />

werkingen en dwalingen behoort niet tot een<br />

werk als dit'(h}. Wij zullen enkel opmerken<br />

dat de ftoutheid van De^cart ;s in alle zielen wierd<br />

ingedrukt, dat de verborgen hoedanigheden verbannen<br />

wierden, dat derzeiver plaats Vervangen<br />

wierd door de ftoutmoedige geneigtheid van raden<br />

te willen geven van alles; dat zijne fchitte-<br />

1<br />

ren«<br />

(h) Dc nederduitfclie lezer, die een volledig verifcg verjanja<br />

Van 't vernuft en dc wijsbegeerte van Descartes, leeze de fcl.-oo-<br />

ne Lofrede voor dien wijsgeer, door w.;ke de beer Thomas den<br />

prijs behaalt heeft bij de Franfche Academie in 't Jaar 1765.<br />

Dezelve is in 'i nederUuitsth venaalt, uitgegeven door L. 1<br />

A,<br />

tirleabergh Boekhandelaar te Deventer. (Vertaler.)


611 H E » E N » A A C S C « E EES r»;<br />

rende hersfenfchimmen niet gcvaalijk waren, om<br />

dat hij zelf bewijsredenen aan de hand gaf om<br />

ze te wederleggen; want wij worden door hem<br />

geleert ons geloof niet te vestigen op het woord<br />

van eenen anderen, alle gezach te verwerpen en<br />

onze toeftemming te geven alleen aan de rede<br />

en blijkbaarheid.<br />

IN Italië gaf Galileo, niet gelijk Descartes r<br />

zich over aan verhevene gisfingen en fchitterende<br />

onderdel lingen, hij vergenoegde zich niet gelijk<br />

Bacon den weg aantewijzen welken de wijsgeer<br />

moest volgen. Hij gaf zelf het voorbeeld»<br />

Hij ging van de eene waarneming tot eene andere,<br />

vermeerderde geftadig de proefnemingen, redeneerde<br />

uit dezelven en fpoordp alle de geheimen<br />

der natuur op. Ook deedt hij de gegrondfte<br />

ontdekkingen, en fchiep (om dus te fpreeken)<br />

de proefondervindelijke wijsbegeerte.<br />

DOCH Sir Ifaac Newton was de eerfte, die<br />

de groote wet der natuur ontdekte en bewees,<br />

dat volgens die wet alle de ftofdeelen tot een<br />

middenpunt hellen, en dat daar door alle dc hernelfche<br />

lichaamen in derzeiver loop gehouden<br />

worden. De aart eigenichappen en uitwerkzelen<br />

van het licht waren voor zijn tijd niet regt bekend,<br />

en worden door hem ten volle beichreeven<br />

en verklaart in zijne Optica. Zijne natuurlijke<br />

wijsbegeerte is alzins waar cn zodanig als<br />

te


LES ix. G E S C H I E D E N I S . 6t§<br />

te voren aan de wereld onbekent was; en z :<br />

jne<br />

wiskundige beginzels, gegrond op berekeningen<br />

van oneindigheden, zijn misfchien de uiterfte po-»<br />

ging van de meetkunde. Dan, zeer waari'chijm<br />

lijk zou Engeland niet hebben kunnen roemen op<br />

eenen Newton, ware hij niet voorgegaan gewor»<br />

den van eenen Bacon, Descartes, Galileo en<br />

Mercator. De ontdekkingen van dien verwonderlijken<br />

(ik had bijna gezegt ingeblazen) man,<br />

verlichtte en moedigde veele groote meetkundigen<br />

en natuurlijke wijsgeeren aan, die, door 't<br />

aannemen zijner beginzels en door 't volgen van<br />

zijn plan de kennis der natuur tot groote volkomenheid<br />

bragten; onder deze waren de ükmuh*<br />

tendde Bradleij en Halleij: de laatfte van welken<br />

een reis ondernam met oogmerk om de miswijzingen<br />

van de kompasnaalde over alle deelen<br />

van onze wereldkloot aantewijzen en te bepalen.<br />

D A N , twee dier wijze mannen ontvingen de<br />

belooning niet welke hunne nuttige arbeid en<br />

uitmuntende ontdekkingen verdient hadden. In<br />

ftede van hen hulde te doen, met tijtels te vereeren,<br />

met ftandbeelden voor hen opterichten en<br />

eene belooning in geld te ichenken, wieiden zij<br />

vervolgt en overgelaten aan haat, nijd en laster.<br />

Descartes zou in Holland bijna het llagtöffer geworden<br />

zijn van den haat en den laster van Voetius,<br />

een befaamt Protestants godsgeleerde en<br />

predikant te Utrecht. In zijn eigen land was hij<br />

Rr fchier


EES ix. G E S C H I E D E N I S . 6Ï$<br />

vangenis, daar hem geftadig befpieders omringden;<br />

Zoodanig is hel lot geweest en zal het immer<br />

zijn van hun, die zich boven de onkunde en<br />

vooröordeelen verheffen van de eeuiv, in welke<br />

zij leven. De beker van Socrates, de ketens van<br />

Anaxagoras, de vlugt en 't vergif van Aristoteles,<br />

de rampen van Heraclitus, de razende laster<br />

jegens Gerbert, de fmeekende verzuchtingen van<br />

Roger Bacon, de ftorm jegens Petrus Ramus<br />

verwekt, en de dolken die hem afmaakten, zijn<br />

zoo veele gedenkftukken, welke de gelchiedcnis<br />

bewaart ten bewijze dat het verkondigen vart<br />

nieuwe waarheden de laatfte misdaad is, welke<br />

door eene bevooroordeelde wereld vergeven Word,,<br />

Men zou denken dat in eene verlichte eeuw lieden<br />

van vernuft minder bloot moesten ftaan aan<br />

vervolging; dan, dc ondervinding bewijst het tegendeel;<br />

dezelfde noodlottigheid blijft ben altoos'<br />

bij. Indien menlchen van beroemde begaaftheden<br />

en deugden buiten den gewonen trant lchrijven,<br />

kunnen zij verzekert zijn van gelastert en vervolgt<br />

te zullen wurden van onkundigen, van rijmelaars<br />

en van bekrompen verftanden, en deze<br />

maken den grootftcn hoop uit en misfehien het<br />

vermogendftc gedeelte der maatfehappij. —<br />

W E T E N S C H A P P E N .<br />

DE wetenfehappen door de fakkel der wijsbegeerte<br />

verlicht namen een verheven en hiellc<br />

Vlucht. De wiskunde was gelcjkkig beoefend<br />

Rr s fcni


6l6 II E D E N B A A G S C II E EÈS IX.<br />

en verbeterd geworden in de zestiende eeuw;<br />

doch de uitvinding der rekentallen door Napier<br />

van Merchiston; de meetkunde van ingebeelde<br />

ondeelbareh, door Cavalier!; het l.rekenkundig<br />

werktuig van Pascal; de eïgenfchappen van het<br />

rolrond, door Roberval verklaart; de befchouwelijke<br />

kennis van de raaklijnen, door Fermat;<br />

die van vergelijkingen, door Ariof; de toepasfing<br />

van de Helkundige ontbindingen door Descartes<br />

volkomener gemaakt, en zijne uitmuntende befchouwing<br />

van krommelijnen, gaven aan de wiskundige<br />

wetenfehappen eene Volmaaktheid, welke<br />

zij tot dien tijd nog niet bereikt hadden.<br />

IN de ftarrekundc wierden, gedurende de zeventiende<br />

eeuw, veele fraije ontdekkingen gedaan,<br />

't Was Galileo, die met behulp van het<br />

Telescoop, 't welk hij veel verbeterd had, het<br />

ftelzel van Copernicus op eenen vasten voet<br />

plaatste en de waarheid daar van bewees door<br />

eene reeks van waarnemingen; hij was het, die<br />

door het rigten van het telescoop naar de hcmelfche<br />

lichamen de wachters ontdekte vau Jüpiter<br />

en in den melkweg eene opeenftapeling van ftarren<br />

zag, welke men te voren niet onderfcheiden<br />

had; hij ontdekte en meettc zelfs de bergen in<br />

de maan, giste dat 'er meiren en bosfchen in<br />

waren, nam 'er luchtverfchijnzelen in waar gelijk<br />

san die van ons halfrond en maakte uit het eene<br />

en andere op dat de maan van dezelfde aart en


LES EX. GESCHIEDENIS. 617<br />

gedaante ware als onze aarde. Deze groote man<br />

verloor zijn gezicht, dan, zijn ijver verflaau.de<br />

daar door geenzins. Een zijner leerlingen nam<br />

zijnen arbeid op zich, ging tien jaren daar in<br />

voort en deelde aan hem de uitkomst mede. Ga-<br />

lileo deedt in zijne gedenkfchriften de bedenkin­<br />

gen ftellen, welke de medegedeelde waarnemin­<br />

gen van zijnen leerling hem inboezemden. In<br />

Duitschland betrachtte de groote Kepler den weg<br />

der dwaalfterren, bepaalde den vorm van haren<br />

loopkring, wees de wetten aan van hare omwen­<br />

telingen, giste de wenteling van de zon op haren<br />

as en haar werking op de dwaalfterren en die<br />

der dwaalfterren op haar en zag gedeeltelijk den<br />

invloed, welke dat lichtend lighaam op hetvloe.<br />

den der zee heeft. Ten zeiven tijde bemerkte.<br />

Kircher de vlakken op de fchijf der zonne* en<br />

Skeiner bepaalde den tijd van haare omwenteling<br />

om haar zelve. Alfonfo Eorelli, Petrus Gaslën-<br />

di, Christoffel Huijgens, Casfini en verfcheide<br />

andere uitmuntende mannen maakten nuttige ont­<br />

dekkingen en verbeteringen in de wiskunde en<br />

fterrekunde gedurende de eeuw, welke wij bezig<br />

zijn te befehouwen»<br />

GALILEO was insgelijks de herfteller der<br />

werktuigkunde. Hij zelv' dagt werktuigen uit<br />

ter betooginge der wetten van de verfnelling der<br />

hemelfche lichaamen: hij bepaalde de krommelij-<br />

nen, welke de bomben doorloopen cn ftelde de<br />

Rr 3 be


6i8 H E D E N D A A G S C H E LES IX.<br />

beginzels vast van de beweging der flingeruutr<br />

werken. Castelli, de leerling van Galileo, ontvouwde<br />

eene gegronde leer wegens de beweging<br />

van loopend water. Torricelli verwierf onfterflijken<br />

roem door zijne vermaarde proeven van<br />

een buis gedompeld in een vat met kwik gtvult;<br />

eene proeve, welke hem in ftaat ftelde om de<br />

zwaarte der lucht te ftaven en geboorte gaf aan<br />

den barometer. De luchtpomp, door Otto Guericke<br />

uitgevonden, maakte de proeve op de lucht<br />

gemakkelijk.<br />

D E gezichtkunde wierd veel verbetert door<br />

Kepler, die het gebruik van 't oogvlies aanwees,<br />

het beftaan betoogde dier beelden in het ondergedeelte<br />

van 't oog en op welke wijze dezelven<br />

daar afgebeeld worden, hij verklaarde de wetten<br />

der ftraal buigingen en bepaalde daardoor de rede<br />

van een helder en duister gezicht; ftelde telescoopen<br />

toe, welke volmaakter waren dan die<br />

van Galileo. Eindelijk kwam de groote Newton<br />

tc voorfchijn, die de wetenfchap der gezichtkunde<br />

nafpoorde en door zijne ontdekkingen en wijze<br />

van behandelen dezelve tot hare tegenwoordige<br />

volmaaktheid bragt.<br />

T W E E grondftellige geneeskundige waarheden<br />

Wierden in de zeventiende eeuw ontdekt, te we­<br />

ten : de omloop van het bloed en de ongevoelige<br />

of onmerkbare ukwademing. De eerfte dier waarhe-


EES ix. GESCHIEDENIS. 6I<br />

heden wierd weder levendig gemaakt door Her-<br />

veij, die moeds genoeg had, om al 't gefchreeuw<br />

en de verwijtingcn te verachten van onkunde en<br />

nijd. Zijn lecrftelzel is waar en alle natuurkun­<br />

digen hebben het zelve omhelst. De. tweede<br />

wierd geleeraart door Sanctorius, die het geduld<br />

had die waarheid te bewijzen door proeven aan<br />

hem zeiv' genomen. De ontleedkunde wierd ins­<br />

gelijks gelukkig aangekweekt en leende haren<br />

bijftand ter meerdere bevordering der heelkunde.<br />

Z E D E K U N D E .<br />

D E zedekunde was lot daar toe enkel een on-<br />

doorgrondelijken baijerf geweest. Eenige wijze<br />

mannen ondernamen de duisterheid wegtenemen<br />

onder welke dezelve bedolven lag. Hobbes ftel­<br />

de een verkeerd beginzel ter neder, 't Is in de<br />

daad niet waar, dat de ftaat der natuur een ftaat<br />

van oorlog zoude zijn. Evenwel ontdekken wij<br />

onder zijne dwalingen groote waarheden. Har-<br />

rington had, in zijn Oceana, het ontwerp ge-<br />

fchetst van een volmaakt gemeenebest, gelijk,<br />

dat van Plato. De ongevallen en het treurig uit­<br />

einde van Karei I gaven aanleiding tot eene van<br />

de gewigtigfte vragen wegens de rechten eens<br />

konings en die van deszelfs volk. Men wilde<br />

weten of het volk, wettig vergadert, het recht<br />

hebbe deszelfs monarch te oordeelen, aftezetten<br />

en zelfs te verwijzen? Saumaife nam de zaak der<br />

koningen op zich, maar verdedigde die met arm-<br />

Rr 4 har«


óao H S B E N B A A C S C H E LES IX.<br />

hartige drangredenen. De berugte Milton, die<br />

zich dc zaak des volks aantrok, liet de zaak<br />

even onbewezen. Grotius was de fchrijver, die<br />

de vraag ophelderde, bij wie dat recht berustte?<br />

dit deed hij voornaamlijk in zijn vermaarde boek<br />

over het recht van oorlog en vrede; en Puffen -<br />

dorf in zijn boek over de plichten van een mensch<br />

en burger. Locke heeft dezelfde vraag insgelijks<br />

onderzogt en beredeneerd; doch de volkome nafpeuring<br />

van de rechten van den mensch, welke<br />

dk rechten zijn, en in wie dezelve berusten,<br />

was bewaart voor de fchrijvers van den tegenwoordigen<br />

tijd. Voor den tijd van Locke had<br />

de wereld flechts eene verwarde kennis van de<br />

denkbeelden en werkingen der menfchelijke ziel.<br />

Die verlichte man zuiverde de fchoolen van derzeiver<br />

drek, en befchreef in zijne Proeve over<br />

het menfchclijk verftand, de vermogens, krachten,<br />

begrippen en werkingen van het verftand,<br />

op eene wijze, volkomen overeenkomstig met<br />

den aart en den toeftand van den mensch. Die<br />

verhandeling bevat eene menigte waarheden duidelijk<br />

verklaart cn ten vollen betoogt; waarheden,<br />

zonder welker kennis de mensch zich zelven<br />

nog niet zou kennen.<br />

G E S C H I E D E N I S .<br />

DE oudheden der kerkelijke gefchiedenis wierden<br />

geleerdebjk en oordeelkundig onderzogt door<br />

Morin, Sirmond, Bochart en Dupin, De burgerlij-


LES ïsr. G E S C H I E D E N I S . foi<br />

•lijke gefchiedenis wierd ontward door Vosfius,<br />

Marfham, Heiniius en Meurfius. Selden las den<br />

grieklchen Almanak op de marmerbladen van -<br />

Paros door Arundel te Oxford overgebragt. De<br />

tijdrekenkunde wierd nagefpoort door den Jefuit<br />

Petau en den aartsbislchop Ufher. — Mariana<br />

fchreef de gefchiedenis van Spanje; Mezerai en<br />

vader Daniël die van Frankrijk; Clarendon in<br />

zijne gefchiedenis van de burger-oorlogen liet<br />

aan Engeland een gedenkduk na van de rampen<br />

van Karei I, wiens vertrouweling hij geweest<br />

had. Warms gaf een getrouw vei dag van Ierland<br />

zijn vaderland; en Strada fchilderde de omwentelingen<br />

van Holland. [Pieter Cornelisz. Hoofd,<br />

Michiel van lsièlt, Pieter Bor, Everard van Reijd<br />

en vooral Huig de Gioot waren alle voortreffelijke<br />

Nederlandlche gefchiedfchrijvers van dien<br />

tijd.]<br />

L E T T E R K U N D E .<br />

IN Italië'begon die fijne letterkundige fmaak,<br />

welke tot dien tijd zich in de Italiaaniche Poëzij<br />

onderfcheiden had merkelijk te verminderen.<br />

Het gemaakte of ftijve van Marini vervong de<br />

edele eenvoudigheid van Tasfb. Evenwel zijn<br />

Tasfoni's zegel-roof en Boccalini's Parnas-Hof<br />

dichtftukken in den waren klasfifchen trant op-<br />

geftelt. In de Spaanfche dichtkunde heerschte<br />

dezelfde valfche fmaak als in Italië. De poëzij<br />

van dat land was enkel eene verfameling van<br />

Rr 5 ge-


ö'cs H E D E N D A A G S C H E LES IX.<br />

gedwongen beelden en ©ngemeene uitdrukkingen,<br />

Lodewijk van Gongora bragt dezen gebrekkigen<br />

fchrijftvant uit Italië. De Tooneelftukken van<br />

Lopez de Vega zijn zeer onregelmatig, en flechts<br />

fommige plaatzen in dezelven verdienen onze bewondering.<br />

In 't onrijm liet dit algemeene bederf<br />

van fmaak zich niet minder bemerken. De<br />

Spaanfche profa-ichrijvers bragten eenige Romans<br />

voort en niets anders. Doch het vernuftige en<br />

oorfpronglijke hekelfchrift van Michiel Cervantes,<br />

zoo wel bekend bij den naam van Don<br />

Quichot is een werk, waar in het belachhjke<br />

tot volmaaktheid gebragt is.<br />

IN Engeland beöeffende Waller de dichtkunde<br />

met een goeden uitflag. Cowleij wierd bewonderd<br />

om de kieschheid en eenvoudigheid zijner<br />

gedagten. De hekel - dichten van Donn zijn vol<br />

van de kracht en 't vuur van Juvenalis. Denham<br />

maakte het Dichtftuk Coopcrs - Heuvel; Fairfax<br />

vertaalde Tasfo en Harrington Ariosto. Ben<br />

Johnfon hervormde het Tooneel en Milton fchiep<br />

zijn onfterflijk Dichtftuk het Paradijs verloren.<br />

Drijden bezat een vernuft voor allerlei zoort van<br />

Dichtkunde, deszelfs werken zijn natuurlijk en<br />

fchitterende tevens, vol vrolijke luimen, krachtig,<br />

vol vuur en ftout. Geen Engelsch dichter<br />

is misl'chien gelijk aan Drijden, en geen der uuden<br />

overtreft hem. Zijne vertaling in vaarzeu<br />

va»


E/ES ix. G E S C H I E D E N I S . 64.3<br />

van Virgilius overtreft Pope's vertaling van Homerus.<br />

D E Franfche Akademie, door Richelieu in<br />

Frankrijk opgerigt, ftrekte om 't regelmatige der<br />

Franfche taal te bepalen. De eerfte Akademisten<br />

nogthans verbeterden dezelve weinig. Balfac<br />

fchiep het onrijm cn gaf aan het zelve deftigheid<br />

en welluidenheid. Voiturc, in weerwil van zijnen<br />

gemaakten ftijl, verachtte de Franfche taal<br />

door dezelve verfcheide bevalligheden toetevoeger.<br />

Zij wierd verfraait djor den natuurlijken<br />

en kiefchen ftijl van S c<br />

. Evremond; door de vertalingen<br />

van d'Ablancourt, door de Romans van<br />

d'Urfé en door de redevoeringen van Catau.<br />

Malherbes ging voort de Franfche poëzij te befchaven.<br />

Maijnard daagde in het fneldicht, 't<br />

geen een zoort van minnelied is. Racans herdersdichten<br />

gaven ons een denkbeeld van 't eenvoudige<br />

landleeven; de taal is gefchikt voor Zijn<br />

Onderwerp en zijne gedagten zijn eenvoudig en<br />

kuisch. De pogingen van Rotrou en anderen<br />

konden voor het Franfche tooneel geen roem<br />

verwerven. Flet was voor 't vernuft van Corneille<br />

bewaart in eens de uitterfte grenzen der<br />

Tooncelkonst te bereiken, zijne vijanden te befchamen<br />

en de aanfehouwers te betooveren. De<br />

Cid, de Horatiusfen, Cinna en fommige zijner<br />

andere Toneelftukken befasten de voortreffelijkheid<br />

van 't Franfche Tooneel en bedekten Corneil-


624 H E B E N B A A G S C H E LES IX,<br />

neillé met roem. Racine volgde, en eenige zijner<br />

Treurrpelcn zijn dc beste, welke de Franfchen<br />

hebben. ( Molière muntte uit in het blijlpel<br />

en Boileau in het Hekeldicht.<br />

F R A IJ ï K O N S T E N.<br />

GUIDO enAlbano bleeven in Italië voortgaan<br />

met het vormen van nieuwe leerlingen, en Sal-<br />

vator Rofa en anderen onderfteunden den roem<br />

der fraije konstèn.<br />

D E Vlaamfche fchool bezat Rubens; van Dijk,<br />

de leerling van Rubens muntte uit in 't portraitfchildercn<br />

en alle zijne fchilderijen zijn meesterftukken;<br />

Rembrant, wiens betoverende kleuren<br />

alle de genen verbazen die zijne ftukken zien;<br />

en nog veele anderen wier namen berucht zijn in<br />

de gefchiedenis der fraije konsten.<br />

D E Franfche fchilder-fchool maakte eene fchit-<br />

terende vertooning in de zeventiende eeuw.<br />

Vouët begon in aanzien te komen en vormde<br />

fcholieren, die hem voorbij dreefden. Du Fres-<br />

Hoi, Mignard, Bourdon, le Brun, le Sueur,<br />

Pousfin verwierven een grooten naam in de fchil-<br />

derkonst en betwistten den palm aan de meest<br />

vermaarde Italiaanfcbe meesters.<br />

IN Brittannië muntte Inigo Jones, een Deen,<br />

in de bouwkunde uit; en Sir Christopher Wren<br />

fcragf


LES IX. G E 5 C H I E » E N I S.


C%6 H E D E N B A A & S C H E LES rx.<br />

ren, en toen het niet langer in hun vermogen<br />

was zulks te doen, wierden de konsten en we­<br />

tenfehappen herboren hrde vijftiende en zestien­<br />

de eeuw, en bragten licht en kennis met zich.<br />

Toen begonnen de menfehen te denken en te<br />

handelen als redelijke wezens, 't Is nogthans te<br />

betreuren dat het oorlog in ieder tijdvak gewoed<br />

heeft, ten nadceie en ter verwocstinge van 't<br />

menfchelijke gedacht. De ftaatzucht van eenen<br />

willekeurigen, de ftreeken der kabinetten, de<br />

haat en nijd der natiën hebben zelfs in beichaaf-<br />

de tijden, de aarde met rampen overladen. —<br />

Mogen de ftervelingen niet langer den 'geesfel<br />

des oorlogs gevoelen! mogen in deze verlichte<br />

eeuw godsdienst en geleerdheid eene liefderijke<br />

en deugdzame gencigtheid aan de menfchelijke<br />

ziel mededeelen! wanneer men het Christendom<br />

behoorlijk heeft leeren kennen en men acht geeft<br />

op deszelfs voorfebriften, wanneer de billijke<br />

gevoelens van de rechten van den mensch indruk<br />

maken op het menlchelijk gemoed, dan zuilen<br />

vrijheid cn geluk, algemeen de overhand verkrij­<br />

gen, cn ieder mensch zal zijnen evenmensch be­<br />

handelen gelijk hij van zijnen evenmensch zal<br />

wenfehen behandelt te worden. Maar helaas!<br />

voor het tegenwoordige zijn 'er flechts weinige,<br />

vergelijkender wijze gefproken, verlicht, wijs<br />

en toegevende; de grootfte hoop is nog onkundig<br />

onverdraagzaam en dwaas.<br />

DE


7<br />

EES ix. G E S C H I E D E N I S . ÖZ<br />

DE zeden der maatfehappij tc verbeteren en<br />

aantekweeken en het geluk der menfehen te bevorder<br />

"li daat zeer veel in dc macht van hun,<br />

die in 't bewind zijn; en zoo zij zulks niet doen,<br />

verdienen zij den naam niet van overheden. Dc<br />

ondeugden, 't is waar, zullen zich geftadig laten<br />

Beat, en he' bijzonder eigenbelang zal het algemeen<br />

welzijn tegenwerken; maar indien eene<br />

verlichte en wellamengeftelde regcering ondernoeme<br />

de ondeugd te hervormen en in toom te<br />

houden; indien men eenvoudige 'en onzijdige<br />

wetten met kracht en menfchelijkheid doet werken;<br />

indien de middelen en pogingen, welke<br />

ftrekken om een volk te onderwijzen en ftaande<br />

te houden behoorlijk aangemoedigt worden; indien<br />

deugd en nuttige begaaftheden eene billijke<br />

achting verwerven; indien de leden van een' ftaat<br />

door eene verftandige en deugdzame opvoeding<br />

bekwaam gemaakt worden voor de verfchillende<br />

posten, welke zij 't eenigen tijde ftaan te bekleeden;<br />

indien de jeugd niet verfpilt word in die<br />

zdndige najagingen, welke het bederf eener natie<br />

zijn, durven wij verzekeren dat roem en geluk<br />

het gevolg daar van zuilen zijn in alle de deelen<br />

der wereld daar men dezelve zal uitöeffcnen.<br />

D E gefchiedenis behoorde derhalven de men­<br />

fehen te leeren alles aantewenden om die kwalen<br />

te verwijderen, welke voor de maatfehappij vcr-<br />

derflijk zijn; om de gebreken van het bewind<br />

weg


628 H E B E N B A A t S C H E LES IX,<br />

weg te nemen, het bewind zelfs te verbeteren<br />

en het algemeen welzijn te vestigen op eenen<br />

goeden grondflag. Zij behoorde de Geestelijkheid<br />

te leeren de deugd en 't geluk der Christenen<br />

te bevorderen door eene goede leer en een<br />

o-oed voorbeeld. Zij behoorde alle menfehen te<br />

leeren dat de volmaaktheid niet te vinden zij in<br />

dit leven; dat goed en kwaad te famen gcfnengt<br />

zijn; dat ' wij geduldig behooren te verdragen<br />

wat niet te verhelpen is, cn dat wij ons geftadig<br />

behooren toëteleggen om dc maatfchappijlijke<br />

plichten te vervullen in vrede te leven met allen<br />

en aan allen en iegelijk wel te doen. Wij bevorderen<br />

ons eigen welzijn, wanneer wij te raden<br />

gaan met het welzijn van onzen naasten.<br />

NA den lezer on 1<br />

er 't oog gebragt te hebben<br />

de menigte dwingelanden, die de wereld onderdrukte,<br />

de méhigte dolzinnigen, die dezelve verwoestte,<br />

de menigte dweepers die bedrogen<br />

wierden', zou men Vragen kunnen van wat nut<br />

voor 't menschdom geweest zijn, de veröverin-<br />


EES rx. GESCHIEDENIS. 6"aO<br />

gen, hunne ftaatkunde, deze verdwenen alle met<br />

hun. De geweldige fchokken, welke zij aan de<br />

wereld gaven, hebben naaulijks een fpoor ach­<br />

tergelaten. Wij flaan het oog met oneindig meer<br />

genoegen op de ontdekkingen van Vasco de Ga-<br />

ma en van Colorabus, op de zectogten van Ma-<br />

gellan en Drake, op de groote veranderingen<br />

door Luther en Calvijn te weeg gebragt in hét<br />

ftaatkundige en godsdienstige van Europa, op den<br />

arbeid van Copcrnicus en Tijcho Brahé, van<br />

Kepler en Galileo, op dc werken van Bacon,<br />

Descartes, Newton en Locke; de voortbrcngzels<br />

van Tasfo, Shakespcar, Ben- Johnfbn en Drijden,<br />

van Corncille, Raphael cn Michel Angelo. De<br />

iïudie van godsdienstige waarheden, van konsten<br />

en wetenfehappen en fraije letteren, hebben een'<br />

gezegenden invloed op het hart cn brengen duur­<br />

zamer vruchten voort dan de gémeenzaamfte<br />

kennis met overwinningen, ftaatkunde en ftreeken<br />

van vorsten en ftaatsmannen.


Bij den Drukker dezes, zijn mede gedrukt,<br />

de volgende Werken van Smaak.<br />

G. DUWBAK het Kerkelijk cu Wereldlijk Deventer.<br />

Tweede Deel. In Folie.<br />

H. BLAIR Lesfen over dc Redekunst en fraaije Weeteufchappen.<br />

Uit het Engelsen. 3 Deelen. ïn 8vo.<br />

J. PRIESTLEIJ Letftn over de Gefchiedkïöde en Algemeene<br />

Staatkunde. Uit het Eögelsch. a Deelen. In 8>'°.<br />

DE PAUW Wijsgeerige Befpiegelingea over de Grieken.<br />

Uit het Franich. 2 Deelen. In 8 • J<br />

.<br />

E. J. GiiEvc ültima Capita Likiri Jobi;'nenvpe Cap.<br />

XXXVIII. — XLII pars, ad Greecvm Verfionem receafitt,<br />

notisque iöftructa. A-jcedit Tracutus de metris<br />

Hebrai'cii prefcrtim Jobaeis, Pars II. Complectens<br />

Cap. XL, XLI, & XLII: 1-6. et Libtllum de Metriï.<br />

In 4;-.<br />

BIBLIOTHECA CLAssic.v fivc Lexicon Manur.le quo<br />

nomina propria pleraaue apud Scriptorus Graecos &Romanos<br />

maxime Clasficös Obvia ffiustrahtpr. In 8**.<br />

J. J. G. SCHELLER Aanleiding tot eene Taal- cn Oordeelkundige<br />

Verklaaring van de Schriften der Ouden ,<br />

en tot eene gepaste navolging van Cicero. Uit het<br />

Hoogdmtsch. Iu 8-o.<br />

J. J. G. SCHELLER Beknopte Latijmehe Spraakkunst,<br />

of Grammatica voor de Scholen. Uit het Hoogduitsch.<br />

In •'o. •..<br />

J. G. RÖCHLING Handleiding tot de Syntaxis der La- '<br />

tijnfcae 'Taai, Yoigends de Spraakkuude van Schel/er.<br />

Uit het Hoogduitsch. In 8»'°.<br />

H. BOSSCHA Initi* Lectionis Seholasticae, of Eerfte<br />

Ltesoeffeningen voor de Latynjche Schooien. In 8v°.<br />

LÏES-LESJES voor Kinderen van Drie Jaaren.<br />

T * * D R U K K E R I J E V A N<br />

JUR.RI AAN PHILIP DE LANGE.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!