Foto: Henriëtte Guest i n t e r v i e w j o e r i v a n d e n s t e e n h o v e n , v o o r z i t t e r k e n n i s l a n d : ‘Huidige kenniseconomie Het nieuwe kabinet investeert netto helemaal niets in onderwijs, onderzoek en innovatie, constateert Joeri van den Steenhoven. De voorzitter van Kennisland waarschuwt dat de <strong>internationale</strong> positie van de Nederlandse kenniseconomie <strong>op</strong> het spel staat. En presenteert een eigen plan om ons land over de hele linie slimmer te maken. 8 | november 2010 | transfer
verscherpt contrasten’ “Mijn passie is het vernieuwen van de samenle- ving.” Niet iedereen zal er warm voor l<strong>op</strong>en, Joeri van den Steenhoven (39) wel. Hij is voorzitter en mede-<strong>op</strong>richter van Kennisland. Al elf jaar staat Van den Steenhoven aan het roer van deze onafhankelijke denktank, die <strong>op</strong> allerlei manieren probeert de Nederlandse kenniseconomie te versterken. Hetzij door onderzoek te doen, hetzij door het debat <strong>op</strong> te zoeken of computers neer te zetten in achterstandswijken. In het kantoor van Kennisland aan de Amsterdamse Keizersgracht laat Van den Steenhoven zijn nieuwste product zien: de Kenniseconomie Monitor 2010, getiteld Voorbij de tegenstellingen in een slimmer Nederland. Volgens Van den Steenhoven is het niet het zoveelste rapport over het feit dat Nederland, vergeleken bij andere landen, zo weinig geld uitgeeft aan R&D. Maar een nieuwe visie <strong>op</strong> de staat van de Nederlandse kenniseconomie. Nederland is volgens deze monitor achtste in de ‘moederindex van de kenniseconomie’. Op basis van vijftien veelgebruikte rankings, zoals de Global Competiveness Index en de Times Higher Education Ranking, heeft Kennisland de positie van Nederland bepaald. Dat Nederland achtste staat, betekent dat er zeven landen zijn die als kenniseconomie <strong>op</strong> meer dan de helft van deze vijftien rankings beter scoren dan Nederland. Nederland is een goede allrounder, volgens Van den Steenhoven, maar haalt de t<strong>op</strong> niet. Nieuwe bedrijvigheid De zeven die het beter doen, zijn Denemarken, Zweden, Canada, Singapore, Zwitserland, de Verenigde Staten en Finland. Wat kan Nederland van hen leren? Volgens Van den Steenhoven geldt dat veel landen die qua samenstelling en economie <strong>op</strong> Nederland lijken, altijd net even sneller l<strong>op</strong>en om hun kenniseconomie te versterken. Dat is goed zichtbaar tijdens deze economische crisis. “Kijk naar Finland”, zegt hij. “Nokia kondigde in september 2009 al een initiatief aan om de economie te stimuleren. Duizenden ongebruikte octrooien van de multinational kwamen beschikbaar voor Finse ondernemers. Nokia en de Finse overheid deden daar nog eens 8 miljoen euro durfkapitaal bij. Dat heeft tot veel nieuwe bedrijvigheid geleid.” Internationalisering kan wat migratie niet kan: de vergrijzing van krimpregio’s <strong>op</strong>lossen De Kennisland-voorzitter is daarom allesbehalve tevreden over het regeerakkoord van het nieuwe kabinet. “Als je naar deze crisis kijkt, dan kiezen veel van de landen die boven ons staan in de moederindex ervoor om te investeren in onderwijs, kennis en innovatie. Onze regering investeert anderhalf miljard in onderwijs, maar bezuinigt hetzelfde bedrag. Als je naar onderzoek en innovatie kijkt, gaan we er fors <strong>op</strong> achteruit, omdat alle middelen voor onderzoek en innovatie, die voornamelijk uit het FES-fonds kwamen, worden geschrapt.” Van den Steenhoven is wel positief over de beslissing van het kabinet om innovatie te concentreren bij het ministerie van Economische Zaken (EZ). “Het Innovatieplatform kwam niet goed uit de verf, omdat OCW en EZ te weinig met elkaar samenwerkten.” Het in juni <strong>op</strong>geheven Innovatieplatform was een project uit de hoge hoed van Kennisland. Van den Steenhoven deed samen met Frans Nauta, mede<strong>op</strong>richter van Kennisland, onderzoek in Finland. Ze stuitten <strong>op</strong> een Fins platform dat het functioneren van het kennis- en innovatiesysteem kritisch tegen het licht hield, en voor doorbraken moest zorgen. Dat had Nederland ook nodig, vonden ze. Het Innovatieplatform kwam er, en Nauta werd de eerste secretaris. Het platform liep volgens Nauta uit <strong>op</strong> een fiasco, waarover hij een boek schreef. Digitale trapvelden Van den Steenhoven had zelf ook geho<strong>op</strong>t <strong>op</strong> meer concrete resultaten, in plaats van “een boel <strong>op</strong> zich best mooie rapporten”. Maar het platform heeft volgens hem wel bijgedragen aan de bekendheid van het begrip kenniseconomie. “Dat is uit het politieke debat niet meer weg te slaan.” Een nieuw innovatieplatform hoeft er van hem niet te komen. “Zo’n platform zou geld moeten verdelen, maar er lijkt geen geld te verdelen.” Hoe probeert Kennisland om niet in dezelfde val te l<strong>op</strong>en als het Innovatieplatform, en wél tastbaar resultaat te boeken? “Wij proberen juist heel concreet projecten uit te voeren”, zegt Van den Steenhoven. Tussen 2000 en 2004 bouwde de denktank bijvoorbeeld vierhonderd ‘digitale trapvelden’. transfer | november 2010 | 9