Watercondities beschermde natuurgebieden - Natuur en ...

functies vanzelfsprekend onder het betreffende KRW-artikel 4.3 te vallen en is er
discussie mogelijk over de vraag wanneer een negatief effect ‘significant’ is. In een paar
gevallen suggereert de Denklijn zelfs dat elk effect op de ‘optimale’
waterhuishoudkundige inrichting gelijk staat met ‘significant negatief’. Het criterium
“verdwijnen > 5% kwalificerende soorten VHR” uit het Richtsnoer lijkt bovendien strijdig
met de bepalingen over beschermde gebieden in de KRW en de Vogel- en
Habitatrichtlijnen zelf. Bovendien vraagt de KRW om na de constatering van significant
negatieve effecten zoveel te zoeken naar alternatieven “voor het nuttige doel dat met
de kunstmatige of veranderde aard van het waterlichaam gediend wordt”. Hierover
reppen Denklijn noch Richtsnoer. Tenslotte kent de Denklijn een lijst met “positieve
maatregelen”, zoals aanleg vispassages, natuurvriendelijke oevers, en een natuurlijk
waterpeil voor grote wateren.
Uit de vergelijking van de provinciale waterplannen blijkt dat vrijwel alle provincies de
Landelijke Denklijn significante schade volgen, of een motivatie die daar sterk op lijkt (en
waarschijnlijk daarvan is van afgeleid). De enige uitzondering lijkt de provincie Flevoland,
waarin de landelijke denklijn niet expliciet genoemd wordt. Het werken met algemene
richtlijnen voor het invullen van het begrip ‘significante schade’ heeft als nadeel dat áls
er zich locale kansen voordoen om meer maatregelen te nemen, gemist worden.
Wat betreft verschillen in ambities kan het volgende worden opgemerkt. In de landelijke
denklijn wordt bij het beoordelen van significante schade rekening gehouden met de
functie van een gebied. Op deze manier kunnen de ambities per waterlichaam
verschillen. Dat er verschillen in ambities worden toegepast, wordt echter niet altijd
expliciet vermeld. Door het volgen van de landelijke denklijn gebeurt dit impliciet echter
wel.
17