21.09.2013 Views

DENIS DIDEROT BRIEVEN AAN SOPHIE

DENIS DIDEROT BRIEVEN AAN SOPHIE

DENIS DIDEROT BRIEVEN AAN SOPHIE

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>DENIS</strong> <strong>DIDEROT</strong><br />

<strong>BRIEVEN</strong> <strong>AAN</strong> <strong>SOPHIE</strong><br />

VERTAALD EN VAN EEN<br />

NAWOORD EN <strong>AAN</strong>TEKENINGEN<br />

VOORZIEN DOOR<br />

ANNEKE BRASSINGA<br />

UITGEVERIJ DE ARBEIDERSPERS · AMSTERDAM · ANTWERPEN<br />

De vertaalster kreeg voor deze vertaling een opdracht van de stichting Amsterdams Fonds voor<br />

de Kunst en werkbeurzen van de stichting Fonds voor de Letteren.<br />

De uitgave werd mede mogelijk gemaakt door ondersteuning van het Franse Ministerie van<br />

Buitenlandse Zaken.<br />

Copyright Nederlandse vertaling © 1995 Anneke Brassinga/<br />

BV Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam<br />

Oorspronkelijke titels: Correspondance en Lettres à Sophie Volland<br />

Uitgave: Éditions de Minuit, 1970 en Gallimard, 1984<br />

Omslagillustratie voorplat: portret van Diderot,<br />

door Michel van Loo, 1767 (Louvre)<br />

Omslagillustratie achterplat: `Souper der Encyclopédisten',<br />

met opgeheven hand -- Voltaire, rechts van hem Diderot.<br />

Gravure, Musée Carnavalet (fotografie Bulloz, Paris)<br />

ISBN 90 295 1343 8 / CIP


Vrijdagochtend [10 mei 1759]<br />

Om acht uur gisterochtend vertrokken we naar Marly. 1 We kwamen om half elf aan. We<br />

bestelden een uitgebreid diner en zwermden uit door de paleistuin, waar me vooral het contrast<br />

trof tussen de verfijnde aanleg van de berceaus en de bosschages en de ongetemde natuur, het<br />

rijzig fond van zwaar, welig geboomte. De paviljoens lijken, zoals ze afgezonderd en half in het<br />

lommer verscholen staan, behuizingen voor de gedienstige bosgeesten wier meester het grote<br />

huis in hun midden bewoont. Ze geven het geheel een feeërieke aanblik, die naar mijn hart was.<br />

In een tuin moeten niet al te veel beelden staan, deze was me iets te dichtbevolkt. Men<br />

moet standbeelden zien als schepsels die de eenzaamheid liefhebben en zoeken, net als dichters,<br />

filosofen, verliefden; zulke wezens zijn niet gewoon. Een paar mooie beelden, verstolen op de<br />

meest afgelegen plekjes opgesteld, ver van elkaar, dat is me het liefst; ze roepen me, ik ga naar ze<br />

op zoek of tref ze bij toeval aan; ze houden me staande en ik voer lange gesprekken met ze; dat is<br />

genoeg; meer beelden zijn storend.<br />

Droefgeestig gestemd dwaalde ik doelloos door de tuinen. De anderen verdwenen met<br />

stevige pas voor ons uit, wij volgden langzaam, baron Von Gleichen en ik. 2 Zijn gezelschap deed<br />

me goed. We waren allebei vervuld van dezelfde, onuitgesproken, gevoelens. Het is wonderlijk<br />

hoe gevoelige naturen elkaar haast woordloos kunnen verstaan. Een terloops woord, momenten<br />

van afwezigheid, een vage, losse opmerking, een zweem van droefenis, een verhulde zinspeling,<br />

de klank van de stem, de tred, de gelaatsuitdrukking, het zwijgen, de aandachtige blik, al die<br />

dingen verraden hen aan elkaar. We spraken weinig, voelden veel en hadden het beiden moeilijk,<br />

maar hij was dieper te beklagen dan ik. Ik kon af en toe mijn blik naar de stad richten, zijn ogen<br />

waren meestal ter aarde gewend en zochten daar iemand die niet meer is.<br />

We kwamen bij een beeld dat me trof door de eenvoud, de kracht en het sublieme van het<br />

onderwerp. Het stelt een centaur voor die een kind op de rug draagt. De tere vingertjes van het<br />

kind reiken naar de kop van het brute beest, houden het bij een haarlok, als bij een teugel, vast. U<br />

zou het gezicht van de centaur moeten zien, de houding van zijn kop, de verzaligde uitdrukking,<br />

zijn respect voor het tirannieke kind naar wie hij omkijkt alsof hij haast geen voet zou durven<br />

verzetten.<br />

Een ander beeld dat me nog sterker bekoorde was dat van een oude faun die vol<br />

vertedering een boreling in zijn armen houdt. Dat van Agrippina bij het baden valt tegen, maar<br />

misschien stond ik op de verkeerde plek.<br />

We deelden onze rondgang in tweeën. Voor het diner bezochten we het laaggelegen deel<br />

van het park. We aten met smaak. Onze brave baron 3 was in een dolle bui. Hij is zo origineel.<br />

Stelt u zich een olijke sater voor, spits, losbandig, viriel, te midden van een groepje kuise,<br />

delicate, kwijnende gestalten. Zo zat hij in ons midden. Mijn lieve Sophie was door hem niet<br />

gechoqueerd of in verlegenheid gebracht, want mijn Sophie is man en vrouw al naar het haar<br />

belieft. Mijn vriend Grimm had hij evenmin in verlegenheid gebracht of gechoqueerd, want die<br />

gunt de verbeelding altijd de vrije teugel en stoort zich alleen aan grapjes die misplaatst zijn. O,<br />

we misten hem deerlijk, onze vriend! Het heerlijkst moment aan tafel was toen we ons hart<br />

uitstortten, onze afwezige vrienden ten tonele voerden en hun lof zongen! Wat een warmte in<br />

onze bewoordingen, in onze gevoelens en ideeën! Wat een geestdrift! Wat een vreugde schonk<br />

het ons, over hen te praten! Hoe graag zouden zij ons hebben aangehoord! O, beste Grimm, wie<br />

zal u mijn woorden overbrengen?<br />

We zaten lang aan tafel, maar de tijd vloog om. Daarna togen we naar het hogergelegen


deel van de tuinen. Het viel me in dat waterpartijen altijd het mooist zijn als er een cascade bij is<br />

of een stroom, maar dat die ontbreken in deze tuinen. We spraken over kunst, poëzie, filosofie en<br />

liefde; over de glorie en nietigheid van onze ondernemingen, over het gevoel, de aaltjes van<br />

onsterfelijkheid, 4 over mensen, goden en vorsten; over ruimte en tijd, leven en dood. Het was een<br />

koor van stemmen waarin de dissonanten van de baron steeds de boventoon voerden. Toen de<br />

wind opstak en de avond kil begon te worden keerden we naar het rijtuig terug.<br />

Baron Von Gleichen heeft veel gereisd. Op de terugweg onderhield hij ons met verhalen,<br />

over de staatsinquisiteurs in Venetië, die altijd tussen de biechtvader en de beul in lopen, over de<br />

barbaarse ideeën aan het Siciliaanse hof, waar men een antieke zegekar met bas-reliëfs, paarden<br />

en al aan de monniken heeft gegeven, die het brons hebben gesmolten om er kerkklokken van te<br />

gieten. We kwamen erop doordat in Marly een cascade is afgebroken, waarvan het marmer nu de<br />

kapelmuren van de St.-Sulpice siert. Ik zei niet veel. Ik luisterde, of liet mijn gedachten dwalen.<br />

Tussen acht en negen stapten we uit bij het huis van onze vriend. Ik heb daar zitten uitrusten tot<br />

een uur of tien.<br />

Van vermoeienis en treurigheid viel ik in slaap. Ja, melieve: en treurigheid. Ik zie de<br />

toekomst somber in. De ziel van uw moeder is verzegeld met de zeven zegels uit de Apocalyps.<br />

Op haar voorhoofd staat geschreven: mysterie. In Marly zag ik twee sfinxen, die deden me aan<br />

haar denken. Ze heeft ons, en zichzelf, meer beloofd dan ze kan gestand doen. Maar ik vind<br />

troost en steun in de zekerheid dat niets ons beider ziel kan scheiden. Het is al zo vaak gezegd,<br />

geschreven, gezworen. Laat het in ons geval waar zijn. Sophie, het zal aan mij niet liggen.<br />

M. de Saint-Lambert nodigt ons uit, de baron en mij, om naar Epinay te komen en een<br />

poosje bij Mme d'Houdetot te logeren. Ik sla het af, daar doe ik goed aan, nietwaar? Wee hem die<br />

afleiding zoekt! Hij kan die overal vinden en van zijn smart genezen, terwijl ik de mijne wil<br />

koesteren tot het bittere einde. Ik ben bang u weer te zien; maar het zal toch moeten; het lot<br />

behandelt ons alsof deze onverbrekelijke band door pijn moet worden gesmeed.<br />

Adieu, melieve. Laat Lanau alstublieft een briefje brengen.<br />

Apropos, legt u niet te veel beslag op de goede wil van uw zuster; spreekt u alleen over<br />

ons als uw gevoelens u te machtig worden, of als zij ernaar vraagt. Onze vrienden, zelfs de<br />

innigste, kunnen deze zaken niet van groot belang achten. Gelieven aanhoren, hen beklagen,<br />

moet men geleerd hebben. Zij is er nog niet ervaren in, moge dat zo blijven!<br />

Ik kus de ring die u gedragen hebt.<br />

[1. Marly was een kasteel van Louis XIV, gebouwd door Mansart, en in de negentiende eeuw<br />

afgebroken. Het lag niet ver van Parijs. 2. Henri, baron Von Gleichen was de gezant in Parijs van<br />

de markgraaf van Bayreuth, die geabonneerd was op Grimms Correspondance littéraire (zie<br />

nawoord). De vrouw van de markgraaf was overleden op 14 oktober 1758; vandaar de<br />

melancholie die Diderot in hem bespeurt. 3. `De baron' is Diderots aanduiding voor baron<br />

d'Holbach (1723-1789), fervent atheïst en horend tot de kring van Encyclopédisten, bij wie hij<br />

vaak zal logeren, op kasteel Grandval. De baron, van oorsprong Duits, was tot Fransman<br />

genaturaliseerd en achtereenvolgens met twee zusters, zijn achternichten, getrouwd. Zijn<br />

schoonmoeder, Madame d'Aine, wordt in de brieven vanuit Grandval vaak sprekend opgevoerd.<br />

4. De `aaltjes': de Engelse priester en geleerde John T. Needham had die ontdekt in stilstaand<br />

water en er een theorie over de spontane generatie op gebaseerd. In 1765 werd zijn theorie door<br />

Spallanzani weerlegd.]


Zaterdagochtend [2 juni 1759]<br />

Hier is dan, mijn standvastige, dierbare vriendin, het geschrift van de grote drogredenaar. Ik heb<br />

het niet gelezen. Ik heb nog niet de gemoedsrust hervonden om een onpartijdig oordeel te kunnen<br />

vellen. Uitstel is beter dan overhaast onrecht. Ook u moet op uw hoede zijn, en zorgen dat het<br />

ongenoegen over de persoon zich niet uitstrekt tot de auteur. Stelt u zich voor hem open alsof ik<br />

volstrekt niet over hem te klagen had. 1<br />

Het is dus mogelijk, welbespraakt en gevoelig te zijn, en geen eer te hebben, noch echte<br />

vriendschap, noch deugd, noch oprechtheid! Ik vind dat vreselijk. Hij is te beklagen, die man, als<br />

hij niet over een waterdichte antimoraal beschikt. En als hij wel maatstaven van recht en onrecht<br />

heeft uitgedacht die hem met zijn laaghartige handelwijze verzoenen, beklaag ik hem nog eens te<br />

meer! Een mens en zijn moraal zijn één en onafscheidelijk. Wie voortdurend paradoxen schrijft<br />

kan in zijn gedrag moeilijk een eenvoudig mens zijn. Zie naar uzelf, lieve Sophie, waarom bent u<br />

zo oprecht, zo frank en vrij in uw woorden? Doordat diezelfde eigenschappen ten grondslag<br />

liggen aan uw karakter en u tot maatstaf dienen in uw gedrag. Het zou hoogst merkwaardig zijn<br />

als iemand die in zijn gedachten en woorden altijd het kwaad beleed zich altijd als een goed<br />

mens zou gedragen. Verdwazing van het denken werkt in op het hart, en vice versa. Laten wij er<br />

altijd voor zorgen, melieve, dat ons leven de waarheid trouw is. Hoe hoger ik u kan achten, des te<br />

liever zult u me zijn; hoe meer deugden ik u betoon, des te meer zult u van me houden. Wat zou<br />

ik alle ondeugd schuwen, als Sophie mijn enige rechter was!<br />

Ik heb in haar hart een standbeeld opgericht dat tot elke prijs ongeschonden moet blijven.<br />

Wat zou ik haar pijn doen als ik me schuldig maakte aan iets dat me in haar ogen omlaaghaalt!<br />

Het is toch waar, dat u me liever dood ziet dan verdorven? Blijf dus altijd van me houden, dan<br />

kan geen ondeugd me verleiden. Met uw steun kan ik het goede niet verzaken. Wat is er<br />

heerlijker dan een goed mens met open armen te verwelkomen, hem te omhelzen en tegen u aan<br />

te drukken! Dat gevoel heiligt onze liefkozingen; wat stelt minnekozen voor als het geen<br />

uitdrukking is van de mateloze achting die gelieven elkaar toedragen? Het genot van alledaagse<br />

minnaars is zo klein en erbarmelijk! Terwijl onze omhelzingen vol verrukking zijn, vol grandeur<br />

en vuur. O kom, Sophie, kom. Mijn hart gloeit. De ontroering die u zo mooi maakt verschijnt op<br />

mijn gezicht. Ik stort tranen. Ah! was u maar bij me, om mijn genot te delen! Wat zou u gelukkig<br />

zijn als u me nu zag! Wat zou u ingenomen zijn met mijn vochtige ogen, mijn blik, mijn gelaat!<br />

Waarom moeten ze toch per se twee mensen in de weg staan wier geluk de hemel zo'n lust voor<br />

het oog was! Ze weten niet hoeveel kwaad ze doen; we moeten het hun vergeven.<br />

Vanochtend zie ik u niet. Monsieur Petit zou ik niet thuis treffen, en ik word hier<br />

opgehouden door M. de Chimène. Vannacht heb ik zijn tragedie gelezen en er voor Grimm een<br />

uittreksel van gemaakt. Vanavond ga ik naar de nieuwe komedie, ook al om Grimm een plezier<br />

te doen. Zijn we niet een mooi drietal, een zielseenheid, u, ik en hij? Wie zou de verschrikkelijke<br />

leemte moeten vullen als een van u beiden me ontviel? Leeft dus beiden lang, als u niet wilt dat<br />

ik op een dag een eenzaam roepende in de woestijn ben.<br />

Ik zit parterre, achter in het midden; vanaf die plek zal mijn blik u zoeken. Na het naspel,<br />

of misschien nog voor dat begint, ga ik naar huis om mijn indruk op schrift te stellen en mijn<br />

vriendenplicht te doen. 2<br />

Morgen op het middaguur ben ik op de afgesproken plaats. U kunt op me rekenen. O, al<br />

die innige momenten die ik me omwille van uw moeder moet ontzeggen! Ik heb mijn gedachten<br />

laten gaan over de onwil van uw zuster. Ze acht me dus niet hoog genoeg om samen met haar in<br />

een doosje te worden bewaard? 3 Dat is niet de reden, lieve Sophie. Zou ze niet bang zijn dat op


een dag, als u nog leeft of er niet meer bent... Uw moeder zal ons dus bij alle tedere, onschuldige<br />

genoegens die wij bedenken, dwarsbomen? Zegt u Mme Le Gendre dat de twee portretjes te<br />

plaatsen zijn zoals zij het wil...; zegt u haar dat ik een hoogstaand mens ben, dat niets kan tornen<br />

aan mijn gevoel voor u; zegt u haar dat ik bij het nageslacht in hoog aanzien zal staan; dat ik een<br />

leeftijd heb bereikt waarop het karakter van een mens niet meer verandert... zegt u haar hoe<br />

gevleid ik zou zijn, en hoe gelukkig u, als u haar en mij, mij en haar samen bij u had om naar te<br />

kijken, om ons allebei vast te houden... roep haar het komend afscheid in gedachten, als zij naar<br />

Chalons terugkeert en u naar Parijs. Als ze u haar portret weigert, hecht ze aan het uwe ook niet.<br />

Madame, denk er goed over na, doet u uw zuster geen verdriet. Laat uw gevoel spreken,<br />

dat geeft altijd goede raad. Ik zie graag dat mensen scrupuleus zijn, maar ook dat ze af en toe hun<br />

scrupules opzij kunnen zetten... Als u later maar bij uzelf kunt zeggen: `Ik heb er goed over<br />

nagedacht.' ...Vreemd, nietwaar, dat een jaloers man zo spreekt, zo aandringt. Ben ik stoïcijns<br />

geworden? Ik weet het niet. Ik heb alleen het gevoel dat ik vurig iets verlang dat me zou hebben<br />

gekwetst als het zonder mijn instemming was gebeurd. Dat zou me verdriet hebben gedaan. Maar<br />

nu is het mijn wens; het is een gunst waarvoor ik Mme Le Gendre oneindig dankbaar zou zijn,<br />

want hiermee doen we u een plezier zoals het u het liefst is.<br />

Als uw zuster instemt met ons verzoek, als u ons beiden in uw doosje hebt, Sophie, past u<br />

dan op, kijkt u niet inniger naar haar dan naar mij. Kust u haar niet vaker dan mij. Als u het wel<br />

doet, zal ik het merken.<br />

Adieu, melieve, tot morgen. Ach, wat een heerlijke avond, gisteren! U was zo aangedaan,<br />

zo teder; en Mademoiselle Boileau was een engel. Ze genoot van uw geluk en het mijne. Dat kan<br />

alleen een aanminnig hart.<br />

[1. Jean-Jacques Rousseau (1712-1778) is de `grote sofist', met zijn Lettre à M. d'Alembert sur<br />

les spectacles, verschenen in september 1758. Rousseau kondigde hierin publiekelijk zijn breuk<br />

met Diderot aan, na zestien jaar vriendschap: `Dit is een gebrekkig, stijlloos geschrift, vol fouten.<br />

Ik leef in eenzaamheid, en heb het niemand kunnen laten lezen. Vroeger had ik een Aristarchus,<br />

streng en scherp was zijn blik. Ik heb hem niet meer, ik heb met hem afgedaan; maar ik zal<br />

levenslang om hem treuren, en hij zal aan mijn liefde veel meer missen dan aan mijn werken.'<br />

Een voetnoot hierbij gaf een citaat: `Al trekt ge tegen uw vriend ook het zwaard, wanhoop niet:<br />

het komt weer terecht; Al zet ge een mond op tegen uw vriend, wees niet bevreesd; het kan nog<br />

worden hersteld; Maar voor schimpen, trots, geheimen verklappen, en voor geniepige zetten gaat<br />

iedere vriend op de loop.' (Ecc. 22: 21,22) De verwijdering tussen Diderot en Rousseau dateerde<br />

al van 1756, toen Rousseau zich terugtrok op het landgoed Montmorency van Madame d'Epinay,<br />

niet ver van Parijs. Diderot liet toen een personage in zijn toneelstuk Le Fils naturel zeggen:<br />

`Een goed mens leeft in de gemeenschap, alleen een booswicht zoekt de eenzaamheid.' In boek 9<br />

van zijn Confessions, II, gaat Rousseau in op alle amoureuze en andere verwikkelingen die tot de<br />

breuk leidden. De Lettre à d'Alembert was een scherpe stellingname tegen het artikel `Genève' in<br />

deel VII van de Encyclopédie, en tegen de goddeloze Encyclopédisten. 2. De markies de<br />

Chimène, of Ximène, had het stuk Dom Carlos geschreven. Diderot besprak vaak als<br />

vriendendienst toneel voor Grimms Correspondance littéraire. 3. Een snuifdoosje; het deksel<br />

daarvan was vaak aan de binnenkant versierd met fijn geschilderde portretjes. Marie-Charlotte<br />

Volland, de meer dan vijftien jaar jongere zuster van Sophie, woonde in Chalons, zij was<br />

ongelukkig getrouwd met Jean-Gabriel Le Gendre, `ingénieur du Roi'. Haar ambivalente houding<br />

jegens mannen zal nog vaak ter sprake komen.]


[7 juni 1759]<br />

Goedemorgen, melieve. Ik kon gisteren niet komen. De baron, die soms de vreemdste streken<br />

uithaalt tegenover zijn vrienden, was helemaal niet thuis voor het middagmaal. Ik ging naar het<br />

Palais-Royal en verzocht de portier van onze vriend 1 een brief voor mij in ontvangst te nemen,<br />

als die kwam. 's Avonds ging ik weer; geen brief.<br />

Vandaag zie ik u ook niet, tenzij misschien in de avonduren. Als het nu stormachtig weer<br />

werd, met stromende regen en pikdonkere wolken, sprong ik in een fiacre en kwam aangesneld.<br />

Werd het maar zulk weer! Kon ik u maar zien! Hoe komt het toch dat ik u elke dag meer ga<br />

verafgoden? Hield u tot nu toe een deel van uw kwaliteiten voor me verborgen of zag ik ze niet?<br />

Ik heb geen woorden voor de diepe indruk die u op me maakte toen we eergisteren even samen<br />

waren. Ik denk dat het komt doordat u nog meer van mij houdt.<br />

Hierbij het bericht van de baron dat zojuist kwam, en een brief die ik gisteren van Mme<br />

Le Gendre ontving. Brengt u haar mijn complimenten over. Lieve Sophie, gelooft u voor altijd in<br />

wat ik voor u ben; u weet het.<br />

Hierbij gaan enkele papieren waar u me om had gevraagd.<br />

[1. Vermoedelijk de portier van Georges Le Roy; een van de contactadressen van Diderot en<br />

Sophie, voor als ze beiden in Parijs waren. Le Roy was koninklijk jachtopziener en medewerker<br />

aan de Encyclopédie. Hij schreef het geruchtmakend artikel `Cerf', waarin tegen alle heersende<br />

dogma's in, van Descartes en van de Kerk, werd betoogd dat ook herten een `age de raison'<br />

hebben, dat dieren geen machines zijn -- wat inhield dat de mens niet het enige schepsel met een<br />

(al dan niet goddelijke) ziel zou zijn.]<br />

[15 juni 1759]<br />

Hierbij de brief van Grimm. 1 Ik heb hem nog eens herlezen. Denkt u zich in hoe het hem te<br />

moede zal zijn als hij hoort dat de man die hem een maand of wat geleden bij het afscheid in de<br />

armen sloot, met de woorden: `Een kus voor mijn zoon, een voor mijn dochter, en een voor mijn<br />

kleindochter geef ik u mee' niet meer leeft. Hij is, omhelsd door twee van zijn kinderen, vredig<br />

ingeslapen, zonder pijn, zonder doodsnood. Mijn vader was een onvergetelijk man voor ieder die<br />

hem ontmoette. Grimm zal hem gedenken en om hem rouwen.<br />

U zult mijn gedachten aan hem verzachten. Ze zullen me niet loslaten, ook niet als ik bij<br />

u ben, maar al wat hij oproept aan ontroering en droefenis zal vervloeien met de tederheid en<br />

hartstocht die u me ontlokt, en dat samengaan van gevoelens zal me in een staat van diepe<br />

verrukking brengen. Ah! bleef het altijd maar zo! Het is genoeg een liefhebbend minnaar en een<br />

liefhebbende zoon te zijn, een man die zowel dankbaar als teder kan zijn en het lijkt me dat ik die<br />

twee kwaliteiten bezit. Er zou geen sprake meer zijn van uitbundige vreugde. De ziel zou maar<br />

bij tijd en wijle openbloeien; maar die ene lichtstraal van blijheid zou als een zonnestraal die op<br />

een bewolkte, sombere dag uit de hemel daalt, des te fonkelender schijnen.


De werking van droefenis op anderen is frappant. U hebt vast wel eens, op het land,<br />

gemerkt hoe de vogels opeens verstommen als er bij zonnig weer een wolkje komt hangen boven<br />

de plek waar het schalde van hun gezang. Een rouwkostuum is in de samenleving de wolk die,<br />

overtrekkend, de vogels een ogenblik doet verstillen. Als hij voorbij is zingen ze er weer op los...<br />

Hoe gaat het u vandaag? Hebt u goed geslapen? Slaapt u wel eens net als ik met open<br />

armen? Wat keek u me gisteren innig aan! De laatste tijd zijn uw ogen zo teder! Ah Sophie, u<br />

hield niet genoeg van me, als u nu meer van me houdt.<br />

Schrijft u me een regeltje, dan weet ik hoe de avond verder is verlopen.<br />

Leest u vooral de geschiedenis van die arme abbé de Prades. 2 Wat een verfoeilijk man!...<br />

Helaas zijn er velen zoals hij.<br />

Gegroet, melieve. Ik kus u, o! mijn kussen zijn niet slecht, wel? en ik beleef er altijd<br />

evenveel genot aan... altijd. Zij geloven daar niets van; maar het is zo, in tegenspraak met alle<br />

spreuken, zelfs die van Salomo. Die had te veel vrouwen om iets te begrijpen van wat er omgaat<br />

in een deugdzaam man die maar één vrouw hoogacht en liefheeft.<br />

[1. Didier Diderot was gestorven omstreeks 6 juni. Grimm had hem drie maanden voor zijn dood<br />

in Langres bezocht. In de Correspondance littéraire van maart 1771 schrijft hij over dat bezoek.<br />

2. De abbé de Prades (1724-1782) had in 1751 een these geschreven voor de theologische<br />

faculteit van de Sorbonne, die `per ongeluk' was goedgekeurd, vermoedelijk omdat niemand hem<br />

gelezen had, en vervolgens werd veroordeeld als `blasfemisch, ketters, dwalend in de leer, een<br />

pleidooi voor het materialisme', et cetera. Prades vluchtte naar Berlijn, en kwam daar als lezer in<br />

dienst van Frederik de Grote (de `verfoeilijke'). Diderot had in 1752 als pseudo-Prades een<br />

verweerschrift voor hem geschreven, Suite de l'apologie de M. l'Abbé de Prades. Prades was in<br />

1757 in ongenade gevallen en door de verlichte despoot gevangengezet.]<br />

[? 10 of 12 juli 1759]<br />

Ik schrijf blindelings. Ik was gekomen om u de hand te kussen en dan weer te gaan. Nu moet ik<br />

zonder beloning gaan. Maar ben ik niet al rijk beloond als ik u mijn liefde mag betonen? Het is<br />

negen uur. Ik schrijf u dat ik u liefheb; tenminste dat probeer ik, maar ik kan niet zien of de pen<br />

mijn verlangen gehoorzaamt. Zult u dan toch nog komen zodat ik het u kan zeggen, om dan weg<br />

te vluchten?<br />

Adieu, lieve Sophie, goedenacht. Zegt uw hart u niet dat ik hier ben? Dit is voor het eerst<br />

dat ik op de tast schrijf. Deze duisternis is geschapen voor tedere gedachten. Ik voel maar één<br />

ding: dat ik niet weg kan gaan. De hoop u te zien, al is het maar een ogenblik, maakt dat ik hier<br />

blijf zitten en doorpraat tegen u zonder te weten of er wel letters op het papier komen. Waar iets<br />

onleesbaars staat, moet u lezen dat ik u liefheb.<br />

[25 juli 1759]<br />

Ik kan niet vertrekken zonder u nog een woordje te schrijven. Er is u dus veel aan mij gelegen,<br />

melieve? Uw geluk, uw leven hangt af van de duurzaamheid van mijn liefde? U hebt niets te<br />

vrezen, lieve Sophie. Mijn liefde duurt lang, uw leven zal lang en gelukkig zijn. Ik heb nog geen


misstap begaan en zal daar nooit de neiging toe voelen; ik ben voor u de enige, u bent voor mij<br />

de enige, samen zullen we de zwarigheden dragen die het lot voor ons in petto heeft. U zult de<br />

mijne verlichten, ik de uwe. Kon ik u maar altijd zien zoals ik u deze maanden heb gezien; wat<br />

mij betreft moet u toegeven dat ik nog ben als op de eerste dag. Dat is geen verdienste van me,<br />

dat is wat u verdient. Echte kwaliteiten worden van dag tot dag duidelijker voelbaar voor de<br />

ander. De uwe, en vertrouw erop dat ik die met een scherp oog zie, maken mijn liefde<br />

standvastig. Geen hartstocht is ooit zozeer door de rede bezegeld als de mijne. Het is toch waar,<br />

Sophie, dat u zeer te beminnen bent? Zie uzelve. Kijk goed; als u ziet hoezeer u het waard bent te<br />

worden liefgehad, dan weet u hoeveel ik van u houd. Dat is de onveranderlijke maatstaf voor<br />

mijn gevoelens.<br />

Goedenacht, melieve; ik vertrek, vol van de zoetste en zuiverste vreugde die een man kan<br />

bezielen. Ik weet me bemind door de verhevenste van alle vrouwen. Mijn plaats is aan haar<br />

voeten; daar lig ik en kus ze.<br />

[Langres, 27 juli 1759]<br />

Ik heb u geschreven vanuit Nogent waar ik de eerste nacht sliep. De volgende ochtend vertrok ik<br />

tussen drie en vier uur; na een onafgebroken rit van bijna een etmaal stond ik voor de deur van<br />

mijn ouderlijk huis. Ik vond er mijn zuster en mijn broer in redelijk goede gezondheid, maar zo<br />

onverenigbaar van karakter dat ik me moeilijk kan voorstellen hoe ze ooit in vrede samen kunnen<br />

leven. De man die hen bond, en in bedwang hield, is niet meer.<br />

Mijn broer had alles voorbereid, ik hoop dan ook dat onze zaken met spoed en zonder<br />

problemen geregeld kunnen worden. Ik kan haast niet wachten tot ik u weerzie, melieve. Steeds,<br />

op elk moment, voel ik een gemis; en als ik er goed over nadenk blijkt altijd weer dat u het bent.<br />

Ik heb wat boeken bij me, ze zullen ongeopend blijven; papieren, maar ik zal er geen blik in<br />

slaan.<br />

Wat een geluk dat ik met rechtschapen mensen van doen heb! Anderen zouden weten te<br />

profiteren van mijn melancholie. Ik vind alles goed, want alles lijkt me goed; wat ik bij<br />

geredekavel zou winnen is niet de tijd waard die dat zou kosten. Zodra het eind van mijn verblijf<br />

in zicht komt zal ik Madame uw moeder vragen wat haar wensen zijn. 1<br />

Ik kijk uit naar uw brieven. Schrijft u me vooral hoe het Madame Le Gendre en de kleine<br />

gaat. Soms komt me weer haar beeld voor ogen, een moeder die haar zieke kind liefderijk in de<br />

armen houdt, het hoofdje tegen de borst, en urenlang, in deze ondraaglijke hitte zo zit; dat<br />

ontroert me diep. Wat zou ik verheugd zijn als ik in haar maar een sprankje van de gevoelens had<br />

gewekt die zij bij mij oproept. Ze is werkelijk een bijzondere vrouw. Leest u haar dit alstublieft<br />

niet voor.<br />

Adieu, mijn lieve, mijn innig beminde. Wanneer zal ik u weerzien? Zo snel mogelijk, dat<br />

staat vast. Ik had u het relaas beloofd van mijn laatste ochtend in Parijs; ik heb nu niet de moed u<br />

erover te vertellen. Ik zou liefst alles vergeten wat anderen me aandoen. 2 Het ga u goed. Let op<br />

uw gezondheid, vergeet niet hoezeer ik daaraan hecht. Het bezoek stroomt hier af en aan, bij elke<br />

regel die ik schrijf word ik gestoord, en het ergert me dat men me lastig valt, nu wij samen zijn.<br />

Adieu, adieu; ik moet u verlaten, er wachten priesters, monniken, advocaten, rechters,<br />

dieren in alle soorten en maten en kleuren, maar ik kan geen afscheid nemen voor ik u heb<br />

bezworen dat alleen mijn liefde voor u me in leven houdt. Als mijn lieve Sophie maar van me<br />

houdt; als mijn vriend Grimm maar van me houdt; als Mme Le Gendre maar van me houdt en me


hoogacht. Als die drie me goedgezind zijn en als ik mezelf kan nageven dat ik dat enigszins<br />

verdien, is alles goed.<br />

Langres, 27 juli 1759.<br />

Brengt u mijn complimenten over aan Mlle Boileau.<br />

[1. Madame Volland had haar rijtuig voor deze reis aan Diderot afgestaan, dat in haar inventaris<br />

wordt beschreven als `een diligence met twee zitplaatsen, het koetswerk grijsgeschilderd, de<br />

kussens gevuld met dons en overtrokken met gele velours d'Utrecht, versierd met drie spiegels,<br />

het geheel op vier wielen'. Op de terugreis zouden Madame Volland en Diderot samen van Isle<br />

naar Parijs rijden. 2. Vlak voor zijn vertrek had zich tussen Diderot en zijn vrouw een heftige<br />

scène afgespeeld.]<br />

[Langres, 31 juli 1759]<br />

Ik ben hier amper vier dagen, het lijkt wel vier jaar. De tijd gaat zo langzaam. Ik voel me<br />

moedeloos.<br />

Ik zal u iets vertellen over onze huiselijke omstandigheden, nu u me daar permissie voor<br />

geeft. Het is om te beginnen onmogelijk drie mensen te verzinnen die meer van elkaar<br />

verschillen dan mijn zuster, mijn broer en ik. Zusje is kwiek, bedrijvig, vrolijk, doortastend,<br />

heethoofdig en langzaam bekoelend, ze maakt zich nooit zorgen over vandaag of morgen, laat<br />

zich door niets en niemand de wet voorschrijven; ze is vrijgevochten in haar doen en laten en nog<br />

meer in haar woorden: een soort vrouwelijke Diogenes. Ik ben de enige man die ze ooit heeft<br />

liefgehad maar ze houdt dan ook veel van me. Als ik geniet is zij in de zevende hemel; ze zou het<br />

niet overleven als ik ongelukkig was.<br />

De abbé is van nature goedhartig en bezadigd, maar door de godsdienst is hij een echte<br />

pietlut geworden, een en al scrupule. Het is een tobberige, gesloten, veel te bedachtzame,<br />

humeurige man. Hij loopt altijd rond met een onhanteerbare maatstaf waar hij ieders handelwijze<br />

aan moet toetsen, en kwelt daarmee zichzelf en anderen. Hij is een soort christelijke Heraclitus,<br />

altijd klaar om te jeremiëren over de verdwazing van zijn medemensen. Hij zegt nooit veel,<br />

luistert des te meer, en zelden tot zijn tevredenheid.<br />

Het dunkt mij dat ik, vreedzaam, meegaand, toegeeflijk als ik ben -- misschien wel té --<br />

aardig het midden tussen hen houd. Ik ben als het ware de olie die de twee knersende raderen<br />

belet in gekrijs uit te barsten als ze ineengrijpen. Maar wie moet de machine soepel laten lopen<br />

als ik weer vertrokken ben? Ik zie het somber in. Ik ben er huiverig voor hen nader tot elkaar te<br />

brengen want het zou zo'n knal geven als het op een dag tot een breuk zou komen. Wel zijn er<br />

twee eigenschappen die we alle drie gemeen hebben: rechtsgevoel en belangeloosheid. Goddank<br />

zal alles snel en goed zijn afgehandeld zonder dat ik me er echt in hoef te mengen. Mijn vader<br />

heeft ons dertigduizend franc aan uitstaand geld nagelaten, graan ter waarde van veertigduizend<br />

franc, een huis in de stad, twee aardige stulpjes op het land, wijngaarden, handelswaren, een stuk<br />

of wat kredietbrieven, en meubilair zoals paste bij een man van zijn stand. Mijn broer en zuster<br />

zullen ruimer worden bedeeld dan ik, daar ben ik blij om. Laten zij nemen wat ze willen, dan kan<br />

ik weer gaan. Hoe komt het dat ik me vroeger zo gemakkelijk voegde naar het leven dat men hier<br />

leidt terwijl ik het nu onverdraaglijk vind? Dat komt, melieve, doordat ik toen niet liefhad en nu<br />

wel.


De dingen op zichzelf zijn niets, ze zijn niet aangenaam of bitter. Onze ziel maakt ze zo,<br />

en die van mij wil hier van de dingen niets weten. Alles maakt me moedeloos en treurig, alles<br />

staat me tegen. Maar als ik hoorde dat mijn lief hier kwam; zodra zij hier zou zijn werd alles<br />

door haar aanwezigheid op slag prachtig. Nu ik mijn omgeving zo anders zie, ben ik natuurlijk<br />

zelf ook heel anders om te zien. Men vindt me hier ernstig, vermoeid, afwezig, dromerig,<br />

verstrooid. Niemand frappeert me of zegt iets waardoor ik de oren spits; tegenover alles en<br />

iedereen voel ik me even onverschillig en laatdunkend. Toch heeft men hier net als overal<br />

pretenties, en ik merk dat men zich steeds heimelijk gegriefd voelt. Zij die me het hoogst achten<br />

gaan het meest gebukt onder mijn gebrek aan aandacht; en ik sta ervan te kijken hoe anderen zich<br />

als dwazen de schuld of de verdienste geven van ons humeur. Goed of slecht, zij willen de eer<br />

aan zich trekken, terwijl ze er volstrekt buiten staan. Ah! Als ik hen uit de droom durfde helpen<br />

zou ik zeggen: `Ik zou jullie allemaal even aardig vinden, als mijn Sophie maar hier was; en toch,<br />

jullie kunnen niet in haar schaduw staan, de vergelijking zou in haar voordeel uitvallen, maar ik<br />

zou gelukkig zijn en een gelukkig man kijkt niet zo nauw.' Komt u toch snel en verzoen me met<br />

deze stad. Maar neen, dat kan niet. Ik moet haar verafschuwen tot op het ogenblik dat ik er<br />

vandaan ga om naar u terug te keren. Ik voel nu al dat de gedachte daaraan mijn laatste dagen<br />

hier glans zal geven.<br />

Ik heb uw twee brieven tegelijk ontvangen. Alles wat u me schetst maak ik mee. Ik heb<br />

mijn tol betaald voor het water en de lucht, maar misschien zal dat me alleen maar goeddoen.<br />

Moeten brieven naar Isle niet worden geadresseerd aan Monsieur Desmarets? 1 Ik reis dus samen<br />

met uw moeder terug. Dat had ik verwacht. Ik had niet gehoopt via Roger nog iets van u te horen,<br />

maar ik heb gezocht in het pakje van uw moeder en tussen de bekleding van het rijtuig, het<br />

verbaasde me dat ik niets vond.<br />

Grimm weet dat ik hier ben; waarom heeft hij me dan niet geschreven? Hij verwaarloost<br />

me. Vergoedt u wat hij me te kort doet. Vertelt u me hoe het u gaat, hoe het uw dierbare zuster<br />

gaat. Als u tijdens mijn afwezigheid af en toe een bezoek brengt aan ons kasteeltje, laat mij er<br />

dan bij zijn. 2 Ik laat er vaak mijn gedachten over gaan hoe we ons samenleven kunnen<br />

vervolmaken, en ik vind dat er iemand moet zijn die ieders vertrouweling is en die altijd als<br />

vredestichter kan optreden. Wat denkt u? Alles welbeschouwd is het mij liever als die rol aan een<br />

vrouw wordt toebedeeld dan aan een man.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!