ELIAS CANETTI PARTY TIJDENS DE BLITZ
ELIAS CANETTI PARTY TIJDENS DE BLITZ
ELIAS CANETTI PARTY TIJDENS DE BLITZ
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>ELIAS</strong> <strong>CANETTI</strong><br />
<strong>PARTY</strong><br />
<strong>TIJ<strong>DE</strong>NS</strong> <strong>DE</strong> <strong>BLITZ</strong><br />
<strong>DE</strong> ENGELSE JAREN<br />
VERTAALD DOOR ELLY SCHIPPERS<br />
UITGEVERIJ <strong>DE</strong> ARBEI<strong>DE</strong>RSPERS<br />
AMSTERDAM · ANTWERPEN<br />
Uitgegeven uit de nalatenschap door Kristian Wachinger.<br />
Met een nawoord door Jeremy Adler.<br />
Deze uitgave is mede tot stand gekomen dankzij een subsidie<br />
van het Goethe Instituut/Internationes.<br />
Copyright © 2003 erven Elias Canetti/<br />
Carl Hanser Verlag München, Wenen<br />
Copyright Nederlandse vertaling © 2005 Elly Schippers/<br />
BV Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam<br />
Oorspronkelijke titel: Party im Blitz<br />
Oorspronkelijke uitgave: Carl Hanser Verlag München, Wenen<br />
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door<br />
middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder<br />
voorafgaande schriftelijke toestemming van BV Uitgeverij De Arbeiderspers,<br />
Herengracht 370-372, 1016 CH Amsterdam. No part of this book may be reproduced in<br />
any form, by print, photoprint, microfilm or any other means, without written<br />
permission from BV Uitgeverij De Arbeiderspers, Herengracht 370-372, 1016 CH<br />
Amsterdam.<br />
Omslagontwerp: Nico Richter<br />
Omslagillustratie: Hulton-Deutsch Collection /CORBIS<br />
ISBN 90 295 6283 8 / NUR 320<br />
www.arbeiderspers.nl<br />
1
HERINNERINGEN UIT ENGELAND<br />
UIT ENGELAND<br />
Ik ben in de war over Engeland, het was een heel leven, ingelast tussen een vroeger en<br />
een later, en in feite voldoende voor alles.<br />
Na de chaos is het de vraag wat deze schijnbare orde kan opleveren. Ach, welke orde.<br />
Bijna dacht je al: een orde voor eeuwig. Nauwelijks was de oorlog gewonnen, de<br />
overwinningsfeesten, het vuur in Hampstead Heath, of het verval begon. Een tijdje<br />
duurde de orde van de oorlog nog voort. Veel dingen waren op de bon, je nam het zoals<br />
het was. Mopperen is in dit land nooit gevaarlijk – zo leek het. Ooit moet het gevaarlijk<br />
geweest zijn, toen de bijbelse twisten uitbraken, in de verre zeventiende eeuw. Nog<br />
altijd kan ik niet geloven dat die tijd heeft bestaan. Het komt me voor als een zeer<br />
enerverende geschiedenis, met wonderbaarlijke verhalen. Een taal die nog stamt uit de<br />
tijd van de bijbelvertaling of het grote drama. Hoe dicht was Engeland toen? Schotland<br />
was nog Schotland en Ierland pas schijnbaar veroverd. Maar de Engelsen zwierven al op<br />
alle zeeën, beroofden Spanjaarden, voerden oorlog tegen Hollanders en onthoofdden<br />
een jaar na het einde van de Dertigjarige Oorlog hun koning. Wat had dat met elkaar te<br />
maken? Werd die oorlog naar het eiland verplaatst toen hij op het vasteland eindelijk<br />
afgelopen was?<br />
Ik denk aan de grote schrijvers sinds Shakespeare die in de zeventiende eeuw nog een<br />
rol speelden: mensen als Ben Jonson, John Donne, Milton, Dryden en de jonge Swift.<br />
Wat een proza in de eerste helft van die eeuw! Burton, sir Thomas Browne, John<br />
Aubrey, ik krijg nooit genoeg van ze. Bunyan, George Fox. Hobbes, hij alleen al<br />
oneindig groot. Hoe armzalig is Duitsland vergeleken daarmee! Spanje meer. Frankrijk<br />
genoeg, maar de grootste literatuur in die eeuw is de Engelse.<br />
Ook in de volgende eeuw is ze meer dan die van alle andere landen. In de negentiende<br />
eeuw nog steeds. Wat is er in deze eeuw met het land gebeurd! Ik woonde in Engeland<br />
toen zijn geest in verval raakte. Ik was getuige van de roem van iemand als Eliot. Zal<br />
men zich daar ooit voldoende voor schamen? Een Amerikaan brengt uit Parijs een<br />
Fransman mee, die op jonge leeftijd verdween (Laforgue), besprenkelt hem met zijn<br />
levensonlust, leeft waarachtig als bankbediende, terwijl hij al het vroegere beoordeelt en<br />
kleineert wat meer adem heeft dan hij, hij laat zich door zijn spilzieke landgenoot, die<br />
de grootheid en spanning heeft van een gek, verwennen en presenteert als resultaat: zijn<br />
impotentie, waar hij het hele land van in kennis stelt, hij geeft zich over aan elke orde<br />
die oud genoeg is, tracht elk elan te verhinderen, een woesteling van het niets, een<br />
loopjongen van Hegel, een schender van Dante (in welk deel van de hel zou die hem<br />
opsluiten?), dunne lippen, harteloos, vroegoud, Blake even onwaardig als Goethe en<br />
elke lava die afgekoeld is voordat hij heet was, kat noch vogel noch pad, al helemaal<br />
geen mol, gehoorzaam aan God, naar Engeland gezonden (alsof ik teruggestuurd was<br />
naar Spanje), met kritische steken in plaats van tanden, gekweld door een manzieke<br />
vrouw – zijn enige excuus –, zozeer gekweld dat een boek als Het martyrium hem<br />
2
mislukt zou zijn als hij eraan had durven beginnen, een beleefde Tom in Bloomsbury,<br />
door de nobele Virginia geduld en uitgenodigd, ontsnapt aan iedereen die hem terecht<br />
heeft bekritiseerd, en ten slotte onderscheiden met een prijs die niet werd toegekend aan<br />
Virginia, niet aan Pound, niet aan Dylan, aan niemand die hem verdiend zou hebben –<br />
met uitzondering van Yeats.<br />
Van de roem van deze erbarmelijke figuur was ik getuige. Ik hoorde voor het eerst<br />
van hem – ik kende zijn naam nog niet – toen ik – helemaal in het begin – in Hyde Park<br />
Gardens woonde. Jasper Ridley, een jongeman die in Oxford had gezeten en een paar<br />
maanden voor het uitbreken van de oorlog de man van Cressida Bonham-Carter werd,<br />
noemde hem vriendelijk docerend de nieuwe, de eigenlijke dichter, en gaf me ter<br />
‘introductie’ zijn Elizabethan Essays cadeau. Een paar jaar later sneuvelde hij op zeer<br />
jonge leeftijd en liet Cressida, zijn weduwe, met hun zoontje achter. Aan die<br />
vriendelijke, ijverige, openhartige, vrolijke, zwakke man, aan wie ik heel goede<br />
herinneringen bewaar, heb ik de naam te danken van de droogste figuur van de eeuw,<br />
over wie ik later, toen hij zich tegen het einde van de oorlog met het geloof van zijn<br />
voorvaderen begon bezig te houden om het vervolgens op te geven voor dat van de<br />
koningen, steeds meer hoorde, zoveel dat er bijna niets anders overbleef.<br />
Aan hem had ik eigenlijk moeten zien wat er met Engeland gebeurde. Maar de oorlog<br />
kwam ertussen, waarin Engeland de wereld voor het laatst het beste gaf wat het had, het<br />
eerste verzet tegen de waan die alles dreigde te verzwelgen. Men is dit land voor veel<br />
dingen dankbaar en uit de ware geschiedenis van de mensheid is het evenmin weg te<br />
denken als Florence en Venetië, Athene en Parijs. Maar dat ik in diezelfde oorlogstijd<br />
het geluk van zijn ..... ontving, maakte me ongevoelig voor de geur van slapte die Eliot<br />
verspreidde.<br />
Ik kan me niet inhouden, en over Engeland al helemaal niet. Slavenhouders had je<br />
overal, maar waar kwam het behalve op de Engelse plantages tot een onverbiddelijkheid<br />
van de vrijheid. Waar kwam het tot een weigering, die al bij de quakers begon. Waar<br />
kwam het tot meer dan abstracties, niet tot Hegel, maar ook niet tot de genadeloze<br />
gevoelsuitbarstingen van Wagner en Nietzsche.<br />
Het ergste van Engeland is de dorheid, het leven als geleide mummie. Het is niet,<br />
zoals wel gedacht wordt, het Victoriaanse (het masker van de huichelarij kan afgerukt<br />
worden en er zit iets achter), het is de aanbevolen dorheid, die begint met maathouden<br />
en rechtvaardigheid en eindigt met emotionele impotentie.<br />
Om waarachtig te zijn zou je elke overbodige vernedering moeten vinden die je in<br />
Engeland hebt ondergaan en die zodanig met leven moeten vullen dat je de pijn weer<br />
voelt; en daarna elke tederheid die je een vernedering trachtte te besparen: ze<br />
vergelijken, tegen elkaar afwegen en weer in het niet laten verzinken.<br />
Het een zowel als het ander en beide tegelijk, dat zou de waarheid zijn.<br />
Enkele dingen die weer tot leven gebracht moeten worden:<br />
Mei 1945: het einde van de oorlog. De manier waarop de overwinning werd gevierd.<br />
De vuren in Hampstead Heath. De dansende menigte in Downshire Hill. Verbazing,<br />
walging, verrukking.<br />
Hetta en William Empson. Hun party’s die nooit waren als andere party’s, alleen al<br />
omdat Empson nooit zijn mond hield, onafgebroken aan het woord was, heel<br />
verstandige dingen zei en nooit naar iemand luisterde die niet dezelfde uiterst<br />
gecultiveerde taal sprak als hij. In de tientallen jaren dat ik Hetta en hem heb gekend (ik<br />
woonde vlak bij hen in de buurt) heeft die buitengewoon schrandere man, een van de<br />
3
este en eigenzinnigste kenners van de Engelse literatuur, die daar in Japan en China les<br />
in gaf en lang in het oosten leefde, niet één zin tegen me gezegd waarop een antwoord<br />
werd verwacht. Tot op de dag van vandaag weet ik niet of hij een bepaald idee van me<br />
had. Toen niet lang na de oorlog een groep schrijvers hem als leermeester begon te zien<br />
(als reactie op de euforie van Dylan Thomas), ontmoette ik een paar van hen op zijn<br />
party’s die Auto-da-Fé goed kenden, serieus namen en bediscussieerden. Zelf heeft hij<br />
er tegenover mij nooit een woord aan vuilgemaakt, maar hij zou het gelezen moeten<br />
hebben, hij was een vriend van Arthur Waley, die zijn bewondering ervoor nooit onder<br />
stoelen of banken stak. Ik weet niet of hij er iets van af wist. Dag en nacht verslond hij<br />
boeken, een door en door intellectueel en literair man, professor in de letteren in<br />
Sheffield, even beroemd om zijn boeken over literaire onderwerpen als om zijn<br />
gedichten. Ik hoorde hem vaak spreken, hij was geestig en scherp, uiterst snel, niet van<br />
zijn onderwerp af te brengen, overlopend van verklarende kennis, zeer persoonlijke<br />
meningen en exacte geleerdheid, misschien wel de vlotste, geïnspireerdste, helderste<br />
spreker onder de Engelse schrijvers die ik heb meegemaakt.<br />
Hoe langer Thatcher niet meer aan het roer staat, hoe vrediger en vriendelijker mijn<br />
herinnering aan Engeland wordt. Opeens schieten me dingen te binnen waarvan ik daar<br />
heb genoten en dingen die me bevielen aan mensen die respect en karakter hadden. De<br />
echt hevige antipathieën worden niet minder, met elke herinnering nemen ze toe, ik<br />
krijg de naam Eliot niet op papier zonder weer tegen hem van leer te trekken. Misschien<br />
was het de manier waarop hij zijn leven had ingericht wat me het meest aan hem<br />
irriteerde, zijn vroege bereidheid tot een leven op een bank, en later de<br />
vanzelfsprekende leiding van een zeer gerenommeerde uitgeverij, die hem macht over<br />
schrijvers gaf. Ten slotte zijn beslissing om op latere leeftijd toneelstukken te gaan<br />
schrijven, met de opvoering waarvan hij geld kon verdienen; hij heeft er nooit een<br />
geheim van gemaakt dat dat zijn doel was.<br />
Nu heb ik persoonlijk nooit iets met hem te maken gehad. Ik kende hem maar heel<br />
oppervlakkig. Maar gedurende enkele jaren ontmoette ik bij Kathleen Raine wel<br />
geregeld zijn waakhond John Hayward, die in Chelsea met hem samenwoonde en bij<br />
wie Eliot door de kamer moest om in de zijne te komen. John Hayward was verlamd en<br />
zat aan een rolstoel gekluisterd, uit zichzelf kon hij zich niet verplaatsen, altijd moest<br />
iemand zijn rolstoel duwen. Zijn gezicht was misvormd door een enorme onderlip<br />
waarvan het rode vlees onmogelijk viel te verbergen; daardoor kreeg het een enigszins<br />
dierlijke uitdrukking, wat weer in contrast stond met de persklare zinnen die hij te allen<br />
tijde zonder problemen produceerde. Hij was een grondig kenner van de Engelse<br />
literatuur, vooral van de poëzie, de door hem samengestelde anthologieën gingen door<br />
voor goed. Voorzover ik me kan herinneren begon zijn kwaal, de verlamming, al in<br />
Cambridge, waar hij vroeger woonde, hij was toen nog jong. Het was voor hem een<br />
geluk dat Eliot, toen hij naar Chelsea kwam, met hem ging samenwonen, daardoor werd<br />
hij een gewild figuur. Eliot ging niet naar party’s, het was bekend dat hij dat soort<br />
openbare gelegenheden meed, maar John Hayward liet zich wel dolgraag uitnodigen.<br />
Een of andere jonge vrouw, meestal uit Chelsea, bood aan hem te komen halen, zijn<br />
woning lag, als ik me niet vergis, op de tweede verdieping, hij moest met zijn rolstoel in<br />
de lift worden gezet, naar beneden gebracht, uit de lift gehaald, naar de straat geduwd en<br />
naar de plaats van de party gereden. Ze deden het met genoegen, onder mooie meisjes<br />
was het een beetje mode om in die behulpzame rol in het openbaar gezien te worden.<br />
Omdat hij dolgraag op party’s kwam en met aantrekkelijke vrouwen praatte, had hij ze<br />
4
voor het uitkiezen en kon hij zelfs af en toe speciale wensen uiten. In zijn gesprekken<br />
begon hij op een gegeven moment over Eliot en liet hij doorschemeren dat hij ervoor<br />
kon zorgen dat iemand bij hem op de thee werd gevraagd. Door dat vooruitzicht, hoe<br />
onwaarschijnlijk het ook leek dat het werkelijkheid zou worden, nam hij iedereen voor<br />
zich in: men respecteerde hem nog meer dan zijn verdiensten als criticus<br />
rechtvaardigden, op party’s zochten de mensen hem op, soms moesten ze in de rij staan<br />
om hun opwachting bij hem te maken en hij, wel wetend dat het hun vooral om Eliot te<br />
doen was, schroomde niet hun ijver iedere keer weer aan te wakkeren.<br />
Er moet verschil worden gemaakt tussen de eerste jaren tot in de oorlog, de tijd daarna<br />
in Amersham en vervolgens de langste tijd in Hampstead. Die perioden moeten echt uit<br />
elkaar worden gehouden.<br />
In de eerste was je een verloren emigrant, blij dat je gered was, bedenkelijk door de<br />
oorlog waaraan je niets hebt bijgedragen, hoewel je besefte dat hij ook tegen jou en je<br />
hele familie werd gevoerd. De aanvallen op Londen vormden het hoogtepunt van die<br />
tijd. Een zekere moed – onbekommerd om het eigen risico – gaf me mijn gevoel van<br />
eigenwaarde terug. Je hoefde je er niet toe te lenen zelf te doden. Maar je was ook niet<br />
laf in de nachten dat half Londen in brand stond.<br />
Die periode begon in januari 1939 en duurde tot de herfst van 1941 toen we naar<br />
Amersham verhuisden, bijna drie jaar dus. De relatieve afzondering van emigranten,<br />
eerste Engelse vrienden, intensieve vriendschap met Franz Steiner en Kae Hursthouse.<br />
Door de antropoloog Steiner en de Nieuw-Zeelandse Kae Hursthouse kwam er iets van<br />
de uitgestrektheid van het Engelse wereldrijk in mijn leven, heel belangrijk was de rol<br />
die het Student Movement House daarbij speelde: Gower Street. Daarvoor: 1939 Hyde<br />
Park Gardens bij de familie Huntington. Hyde Park Corner. Eerste literaire bijeenkomst<br />
die ik in Engeland meemaakte, een party die anders was dan de latere Engelse party’s.<br />
L. H. Myers, die vroeg of je Kafka had gekend. Philip Toynbee die hetzelfde vroeg.<br />
Gesprekken over de nazi’s, het was de tijd tussen München en Praag. De oorlog hing in<br />
de lucht, Mrs. Huntington, een grote, mooie vrouw, die getrouwd was met de<br />
Amerikaanse uitgever van Putnam’s: de lift in het huis, ik was ondergebracht op de<br />
bovenste verdieping, in de kamer van dochter Alfreda, mijn eigenlijke gezelschap was<br />
de gouvernante, een Zwitserse die me al in Parijs had gekeurd, de schare jonge meisjes<br />
in Parijs, de een nog mooier dan de ander. Zonder eraan te denken was ik weer in villa<br />
Yalta, maar tussen allemaal Engelse vrouwen. Een huis Pinkie Esher. – Alfreda<br />
behandelde me bijzonder hartelijk, ik weet niet in welke kamer zij na haar terugkeer uit<br />
Parijs woonde. Ze rende me op straat achterna toen ik – zoals ze dacht – naar het British<br />
Museum ging. Een idealistisch, aantrekkelijk meisje dat met iedereen het beste voorhad,<br />
in haar kamer hing een schilderij van Van Gogh. – Ik ging echter niet naar de Reading<br />
Room van het British Museum, maar naar de Warburg Library. Ernst Gombrich, die<br />
daar werkte, had me geïntroduceerd. Op aanbeveling van zijn moeder was ik bij de<br />
familie Huntington terechtgekomen. Uit de Warburg Library mocht ik ook boeken<br />
meenemen die ik nodig had.<br />
Mr. Huntington deed meteen onaangenaam toen ik in zijn huis verscheen. Hij vroeg<br />
of ik in Wenen in een appartement of in een huis had gewoond. Hij was verbaasd toen<br />
hij hoorde dat mijn vrouw ook in Engeland was, ik vertelde hem dat ze bij haar broer in<br />
Surrey woonde. Hij vroeg wat haar broer deed, ik zei: ‘He is a small business man.’ Dat<br />
kon je van Bucky nauwelijks zeggen, maar ik voelde het snobisme van Mr. Huntington<br />
en geneerde me de waarheid te vertellen. Bucky, die getrouwd was met een Engelse uit<br />
5
Manchester, was een onschuldige, doodgoeie, niet erg gerespecteerde man, eigenlijk een<br />
Chaplin-figuur, die al van alles had geprobeerd om zichzelf, zijn vrouw en zijn zoontje<br />
te onderhouden. In Manchester had hij een kapperszaak gehad. Nu had hij al jaren een<br />
snoepwinkeltje in Lightwater bij Bagshot, Surrey. Ik was te laf om het te vertellen. Mr.<br />
Huntington zou het ook niet graag gehoord hebben, ik zei: ‘He is a small business man’,<br />
of zei ik ‘a very small business man’ en ik weet niet meer of ik zijn naam ‘Calderon’<br />
heb genoemd.<br />
De gouvernante, miss Hübler, was altijd streng, zoals ze dat gewend was met haar<br />
meisjes, van wie ze jongedames wilde maken. Het grote moment in het leven van deze<br />
mooie schepseltjes was hun introductie aan het hof. Dit jaar was Alfreda aan de beurt en<br />
als ik in de nursery naast mijn kamer met miss Hübler praatte, kwam dat uitgebreid ter<br />
sprake. Het was mijn eerste kennismaking met de voorname Engelse gebruiken. De<br />
andere, veel opwindender kennismaking vond plaats op enkele minuten afstand, in<br />
Hyde Park Corner, waar ik elke avond naartoe ging.<br />
Engeland staat ver van me af. Ik ben er al vijf jaar niet meer geweest. Het begint weer<br />
een eiland voor me te worden, een eiland in de trant van mijn herinneringen, ik begin<br />
het al te idealiseren, ik droom al van een bezoek daar alsof het een plaats is uit mijn<br />
vroege jeugd. Ik was drieëntachtig toen ik er voor het laatst was. Veel dingen begrijp je<br />
niet in de vorm waarin ze zich voordoen. Waarmee zijn ze verweven?<br />
Wat was er zo typerend aan dat het zich heeft vastgezet waar je het het minst<br />
vermoedt? Partijdige, door kranten gevoede gevoelens werken averechts. Het waren<br />
altijd gemeenplaatsen en dat blijven ze ook. Maar er is iets anders wat nooit met<br />
partijdigheid te maken heeft gehad en lange tijd zeg maar onvermeld is gebleven. Als<br />
daarvan iets opduikt, moet je het meteen grijpen, het komt vlug op en is nog vlugger<br />
verwelkt.<br />
Ik ben over William Empson gaan vertellen, voor wie ik altijd een vreemde ben<br />
gebleven, omdat het een vriendin van zijn vrouw was die me bij hen introduceerde. De<br />
Empsons hadden een groot, ruim huis in Haverstock Hill, waarvan het grootste deel<br />
verhuurd was. Hetta, die afkomstig was uit een Boerenfamilie in Zuid-Afrika, was een<br />
verstokte communiste. Ze was een heel mooie vrouw en haalde twee soorten mensen in<br />
huis. De ene soort bestond uit intellectuelen van elke afkomst en kleur met wie ze zich<br />
door haar overtuiging verbonden voelde. Alle woningen in het pand stelde ze hun ter<br />
beschikking, met uitzondering van die van haarzelf. Haar minnaars, waarvan ze er in de<br />
loop der jaren heel wat versleet, haalde ze soms ook in haar eigen woning. Empson leek<br />
daar geen enkel bezwaar tegen te hebben. Hij had een scherpe, altijd actieve, veelzijdige<br />
literaire geest, die zich bekwaamd had aan de hand van de Metaphysical Poets uit het<br />
begin van de zeventiende eeuw, maar ook in een school van taalsociologen (I. A.<br />
Richards) in Cambridge. Zijn geest werd altijd door zulke processen in beslag genomen,<br />
de rest liet hij over aan Hetta. Je had de indruk dat ieder zijn eigen leven leidde, zonder<br />
de ander in de weg te zitten, met respect voor alles wat typisch voor hem was, ook als<br />
het lijnrecht tegenover de eigen persoon stond. Voor Empson zelf leek seksualiteit niets<br />
te betekenen, je was eigenlijk een beetje verbaasd dat uit deze relatie twee jongens<br />
waren voortgekomen, die midden tussen de chaotische liefdesrelaties van hun moeder<br />
opgroeiden zonder daar last van te hebben.<br />
Op de door hen gegeven party’s, die heel ongedwongen waren, verschenen vrienden<br />
van beiden, of vrienden van vrienden die ze mochten meenemen. Daardoor ging het er<br />
werkelijk bont aan toe, zonder gewichtigdoenerij. Een zeer beroemde schrijver kon twee<br />
6
uur lang aanwezig zijn geweest en met Empson geanimeerde gesprekken hebben<br />
gevoerd zonder dat je het merkte, zelfs zonder dat je het wist. Er werd geen ophef van<br />
hem gemaakt. Hij werd niet op z’n ‘Europees’ van de een naar de ander gesleept en aan<br />
iedereen voorgesteld, noch creëerde men een geheimzinnige aura van exclusiviteit, van<br />
hoogmoed rond hem. Hij was aanwezig zoals ieder ander en als Empson belangstelling<br />
voor hem had, dan had hij Empson ook veel te zeggen. Als Empson geen belangstelling<br />
voor hem had, dan verliet hij de party even onopvallend als hij was gekomen en hoorde<br />
je meestal niet eens dat hij was geweest.<br />
In mijn herinnering zijn dit de enige grotere party’s in Hampstead die werden<br />
gegeven omwille van zichzelf en niet om gevestigde posities te consolideren of carrière<br />
te maken. Het was nooit saai, je raakte altijd wel in gesprek met iemand die interessante<br />
dingen had meegemaakt of een bijzonder karakter had. Maar je moest je er niets van<br />
aantrekken dat je zelf helemaal niemand was, wat met mij in Engeland tientallen jaren<br />
het geval was en ook in de laatste jaren slechts oppervlakkig is veranderd. Ik genoot de<br />
sympathie van Hetta, die nauw bevriend was met Friedl, ze hield van mensen en was<br />
buitengewoon tolerant.<br />
Haar politieke overtuiging, die terug te voeren was op jeugdervaringen tussen streng<br />
religieuze Boeren en hun zwarte ondergeschikten, was door niets aan het wankelen te<br />
brengen, maar ze werd er als mens ook niet door beperkt. Behalve haar sympathie had<br />
ik in dit huis lange tijd niemand. Er kwamen veel emigranten, bekende, onbekende,<br />
kruiperige, trotse, ik was een van hen, de bijzondere nuances interesseerden de heer des<br />
huizes niet, de Engelse letterkunde was zijn enige passie. Haar vreemdheid hield hem<br />
niet bezig, hij was bezig met het grotere, het echte vreemde: de landen waar hij<br />
jarenlang had gewoond en onderwezen – Japan, China. Misschien had hij een beetje<br />
Chinees geleerd – ik kan het niet echt geloven. Zijn haar, dat nogal dun was, droeg hij<br />
als een Chinese wijze. Toch geloof ik dat hij ook tijdens zijn Chinese, in politiek opzicht<br />
buitengewoon enerverende tijd in werkelijkheid helemaal de persoon was die ik in<br />
Engeland heb gekend, gevormd door het ritme, het vocabulaire en de spirituele kracht<br />
van de vroege Engelse poëzie.<br />
Tegenover deze man was ik dus tot totale machteloosheid veroordeeld. Deze man zou<br />
niet op het idee gekomen zijn om met mij over Chinese massa’s te praten. Het zou me<br />
hevig geïnteresseerd hebben, maar wat had hij daarover moeten zeggen? Hij zou het<br />
geklets gevonden hebben, en daar kon hij absoluut niet tegen.<br />
Ik ging dus graag, maar enigszins beschaamd naar Empson. Je werd uitgenodigd,<br />
maar voor Empson was je helemaal niemand. Er waren daar veel mensen die helemaal<br />
niemand waren, maar er waren ook veel anderen, zodat het een noch het ander iets<br />
bijzonders was.<br />
NIEMAND IN ENGELAND<br />
OF<br />
<strong>DE</strong> STILTE <strong>DE</strong>R VERACHTING<br />
Je kunt het omschrijven als een oefening in de kunst je in gezelschap te bewegen. Je<br />
komt bijeen in een beperkte ruimte, heel dicht bij elkaar, maar zonder elkaar aan te<br />
raken. Het lijkt gedrang, maar dat is het niet. Vrijheid bestaat in de afstand tot de ander,<br />
ook al is die tot een millimeter geslonken. Je beweegt je behendig langs anderen, die je<br />
aan alle kanten insluiten, zonder dat er sprake is van lichamelijk contact. Je blijft zuiver<br />
7
en van elke aanraking verschoond. Het zou van gebrek aan wellevendheid getuigen je<br />
ook maar door de geringste aanraking te laten bezoedelen. Wie zelf niet wil draaien, zijn<br />
rug recht wil houden, verstaat de kunst de anderen om zich heen te laten draaien. In<br />
terughoudendheid, een soort onthouding die ook actief kan zijn, maakt de mens zich<br />
waar. Hij is volmaakt als hij niets van zich laat zien. Wie zo bekend is dat iedereen hem<br />
van dichtbij of veraf herkent, hoort eigenlijk niet thuis op een party, tenzij hij zo’n<br />
meester is in het veinzen dat het hem lukt volkomen te verdwijnen.<br />
Ideaal zou een situatie zijn waarin heel veel mensen bij elkaar komen van wie je er<br />
niet weinig zou willen leren kennen, maar die zich van hun kant nooit bekendmaken.<br />
Het raadsel mag niet kleiner worden, anders zakt de party in als een doorzeefde ballon.<br />
Zodra te veel van de aanwezigen elkaar kennen, verandert de aggregatietoestand,<br />
onthouding wordt nietszeggende vriendelijkheid. De spanning van het niet-kennen is<br />
aantrekkelijker, vooral als je weet hoe belangrijk het zou zijn deze of gene te kennen.<br />
De hang naar hoger gezelschap is altijd manifest, hij wordt gedragen door de verering<br />
van het hoogste, maar in toom gehouden door de moeilijkheid er in de buurt te komen,<br />
en zelfs als dat lukt door de moeilijkheid het aan te raken. Dat leer je alleen als je je vlak<br />
bij anderen bevindt.<br />
Het lijkt weldadige bescheidenheid als zeer geziene lieden zich onder de mensen<br />
begeven en erin slagen zo weinig op de voorgrond te treden dat ze door niets worden<br />
herkend. Ze dragen geen maskers, maar stellen zich ook nooit voor. Je kunt een gesprek<br />
met iemand voeren zonder een idee te hebben wat hij is. Hij kan zich terugtrekken<br />
zonder het gevoel te hebben ergens toe verplicht te zijn. Er is niets beloofd, nergens<br />
over onderhandeld, het was een onschuldig beloeren dat elke gedachte aan een .....<br />
verheimelijkt. De een mag niet vermoeden hoezeer hij werd veracht, de ander mag niet<br />
laten merken welke macht hij zou hebben als het niet hier was.<br />
De macht is vanzelfsprekend geworden, maar hij heeft zich verdeeld en ..... zijn<br />
grenzen door verborgenheid te midden van anderen. Hij bevredigt niet als hij op<br />
gelijkheid stoelt en wordt herkend. Hij blijft – zeg maar uit consideratie – verborgen om<br />
degenen met veel minder macht niet af te schrikken. De letters die mensen als teken van<br />
erkenning achter hun naam dragen zijn afgelegd en worden in het gesprek pas<br />
gaandeweg zichtbaar. Vaak blijft degene met wie woorden werden gewisseld radeloos<br />
achter, ‘baffled’, zoals een mooie Engelse uitdrukking luidt, en steeds weer vraagt hij<br />
zich af: ‘Wie was dat? Wie kan dat geweest zijn?’<br />
De proporties in de gaten houden. Aymer, Gavin en hun moeder staan bij mij nog te<br />
zeer op de voorgrond. Waarschijnlijk vanwege de reizen die ik met Aymer heb gemaakt<br />
en die essentiële bestanddelen van het leven zijn geworden. Ik wil meer aan anderen<br />
denken en hen naar voren halen.<br />
Ik heb nog nauwelijks iets aangesneden wat verband houdt met Veronica<br />
Wedgwood. Het staat me tegen het werkelijke beeld van haar te geven dat ik met me<br />
meedraag. Ooit was zij de eerste Engelse die zich met enthousiasme en overtuiging voor<br />
Het martyrium heeft ingezet. Ze heeft tijd en energie in de vertaling gestoken. Ze was<br />
ook zeer ingenomen met Friedl, vooral met onze relatie: de leerlinge die van haar leraar<br />
houdt en zich met hartstocht door hem laat vormen. Friedl heeft haar later door haar<br />
manier van leven, door een tijdelijke afhankelijkheid van haar teleurgesteld. De<br />
veelvuldige afwijzing van Het martyrium, die echt zeer betrekkelijk was – het boek<br />
heeft toen al veel voor mensen betekend –, dan de pretentie van Massa en macht, dat<br />
eindelijk verscheen en dat ze door een uiterst positief artikel trachtte te promoten maar<br />
8
nooit echt heeft gelezen, mijn enorme teleurstelling toen ik erachter kwam dat ze het<br />
helemaal niet kende, dat het haar niet tot lezen had geprikkeld nadat ze er in de loop der<br />
jaren zoveel over had gehoord, ten slotte – en dat was de druppel – haar enthousiasme<br />
over Thatcher, waar ze als historica mee voor de draad kwam – ze zag in haar regering<br />
een nieuw elizabethaans tijdperk –, dat alles bij elkaar maakt het me vrijwel onmogelijk<br />
oprecht en uitvoerig over haar te praten.<br />
9