12 Hoofdstuk 1 - Inleiding waaraan de buitenplaats moet voldoen wil deze zich kwalificeren. Deze is als volgt: “Het geheel wordt met name gevormd door een, eventueel thans verdwenen, in oorsprong versterkt huis, kasteel, buitenhuis of landhuis, met bijgebouwen, omgeven door tuinen en/of park met één of meer van de volgende onderdelen, zoals grachten, waterpartijen, lanen, boomgroepen, parkbossen, (sier)weiden, moestuinen, ornamenten. De samenstellende onderdelen, een ensemble vormend, van terreinen (met beplanting), lanen, waterpartijen en -lopen, gebouwen, bouwwerken en ornamenten zijn door opzet of ontwerp van tuin en park en het (utilitair) gebruik historisch en architectonisch met elkaar verbonden en vormen zo een onlosmakelijk geheel. Onderdeel van de historische buitenplaats vormen die gebouwen, bouwwerken en tuinornamenten, die compositorisch deel uitmaken van het ontwerp of opzet en inrichting van de tuin- en /of parkaanleg dan wel dienen voor gebruik in samenhang met de oorspronkelijke bestemming.” (Stichting Particuliere Buitenplaatsen, 2012, www.stiching-phb.nl) Werkmethode Voor onze werkmethode in ons verslag gaan wij uit van de definitie van professor T.Spek. Het omschrijft duidelijk wat een buitenplaats definieert. Door de beperkte tijd waarin dit rapport tot stand komt zijn er ter aanvulling enkele selectiecriteria opgesteld. Op deze manier zullen de meest beeldbepalende buitenplaatsen in kaart gebracht worden. Als onderzoeksbasis hebben we de huidige gegevens vergeleken met de kadastrale minuteplannen van 1832 om op deze manier vast te stellen of het om een buitenplaats gaat. De reden dat we deze kaarten gebruiken is omdat deze snel interpretabele en correcte historische gegevens bevatten. Wij zien een minimale oppervlakte van vijf hectare als vereiste. Landgoed Definitie landgoed De meest voorkomende omschrijving van een landgoed is als volgt: “Een groot stuk grond van meerdere hectare, met landerijen, tuinen en daarop vaak een of meerdere landhuizen, een kasteel, grote boerderij of kerk.” (Landgoederen.net, 2012, www. landgoederen.net) Natuurschoonwet 1928 De Natuurschoonwet van 1928 zorgt ervoor dat bij het overlijden van een landgoedeigenaar voorkomen wordt dat het landgoed versnipperd wordt. Daarbij geeft deze wet fiscale tegemoetkomingen aan eigenaren mits deze het onroerende goed als landgoed behouden en daarmee het natuurschoon bevorderen. Een landgoed moet aan verschillende voorwaarden voldoende voordat deze onder deze wet kan vallen. Het moet bijvoorbeeld groter dan vijf hectare zijn en een aaneengesloten gebied vormen. De omschrijving van een NSW-landgoed luidt als volgt: “Een landgoed is een, in Nederland gelegen, geheel of gedeeltelijk met bossen of andere houtopstanden bezette onroerende zaak – daaronder begrepen dat waarop een buitenplaats of andere, bij het karakter van het landgoed passende, opstallen voorkomen – voor zover het blijven voortbestaan van die onroerende zaak in zijn karakteristieke verschijningsvorm voor het behoud van het natuurschoon wenselijk is.” (Landgoederen.net, 2012, www.landgoederen.net) Werkmethode Voor onze werkmethode in ons verslag gaan we uit van de eerst genoemde definitie. Hierbij hebben we om dezelfde reden als bij de buitenplaatsen gekozen voor een selectie op basis van de kadastrale minuteplannen van 1832 en dat het landgoed uit minimaal vijf hectare bestaat.
2 Gemeente Brummen