HOGESCHOOL VOOR WETENSCHAP & KUNST - Bart Meuris
HOGESCHOOL VOOR WETENSCHAP & KUNST - Bart Meuris
HOGESCHOOL VOOR WETENSCHAP & KUNST - Bart Meuris
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Afb.7. Nocturne 3, m.78-87. Copyright met de toestemming van Ce.Be.Dem, Brussel.<br />
Ryelandts vaardigheid in verband met de kerkmodi uit zich in het modale karakter van zijn<br />
muziek. Hier verwijzen we naar de Preludes op.62, waarvan de derde prelude een duidelijk<br />
voorbeeld vormt. (Zie DEEL 2, p.37-38).<br />
De zesde nocturne is veel traditioneler van toonspraak en dateert uit 1939. Dit is trouwens<br />
typisch voor de meeste composities uit Ryelandts laatste scheppingperiode. Deze nocturne<br />
sluit eerder aan bij Chopin en Brahms in haar voorkeuren voor vloeiende beweging binnen de<br />
maat en in het gebruik van polymetrische passages; 2 tegen 3.<br />
Ryelandt toont zijn vaardigheid in het ontwikkelen van beweging: vanuit de harmonie en<br />
vanuit ritmische cellen construeert hij sequensen, constant gevarieerd, tot een lange melodie.<br />
(Zie afb.8.) De beweging in het B-deel van de zesde nocturne is georganiseerd aan de hand<br />
van ritmische patronen, herhaald of subtiel gevarieerd, waarbij in de rechterhand een<br />
schijnpolyfonie ontstaat en er schijnbaar twee stemmen optreden. Ook in de vierde nocturne<br />
wendt Ryelandt deze technieken aan. (Zie afb.9.)<br />
59