22.09.2013 Views

GreenCalc - DGMR

GreenCalc - DGMR

GreenCalc - DGMR

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>GreenCalc</strong><br />

een calculatie- en communicatiemodel om milieubelasting van<br />

gebouwen meetbaar en vergelijkbaar te maken<br />

Inhoud<br />

1 Inleiding<br />

2 <strong>GreenCalc</strong><br />

3 Berekening milieulasten door materiaalgebruik; TWIN-model<br />

4 De energiegebruiksberekening<br />

5 De drinkwatergebruiksberekening<br />

6 Milieukosten als gevolg van mobiliteit<br />

7 Monetarisering van de milieulasten<br />

8 Werken met <strong>GreenCalc</strong><br />

9 Tot slot<br />

Door:<br />

Kees van der Linden, AaCee Bouwen en Milieu te Zeist<br />

Marleen Spiekman en Ieke van Gaalen, <strong>DGMR</strong> Raadgevende Ingenieurs b.v. te 's Gravenhage<br />

Michiel Haas, Nederlands Instituut voor Bouwbiologie en Ecologie te Naarden<br />

Paul Koster, Bouw en milieukundig adviesbureau “Bouwinfo Koster” te Amstenrade en “BGK Building<br />

Information” te Hoevelaken<br />

Dit is een nieuwe versie van het artikel uit het Praktijkhandboek Duurzaam Bouwen (versie april 2000)<br />

<strong>GreenCalc</strong> 1


1 Inleiding<br />

Duurzaam Bouwen is inmiddels voor vrijwel alle bij de bouw betrokkenen een levend<br />

begrip geworden. Toch is het een "jonge tak van sport". Het begrip werd officieel<br />

geïntroduceerd in 1989 met "bijlage 2: Duurzaam Bouwen" bij het Nationaal<br />

Milieubeleidsplan Plus.<br />

Voor die tijd betrof aandacht voor milieu met name energiegebruik; nu werd het in de<br />

volle breedte neergezet. In dit artikel wordt ingegaan op methoden om betrokken<br />

partijen in de bouw een oordeel over de mate van duurzaamheid van een bouwwerk<br />

te kunnen laten maken. Van eenvoudige checklists in het beginstadium van<br />

Duurzaam Bouwen tot complexere rekenmethodieken om een integraal oordeel over<br />

de duurzaamheid van een bouwwerk te kunnen maken. Recentelijk verscheen een<br />

nieuwe versie van het computerprogramma om integraal de mate van duurzaamheid<br />

van een gebouw te kunnen wegen. De methode is vertaald in het Windows<br />

Computerprogramma <strong>GreenCalc</strong>. Dit artikel beschrijft de achtergronden en<br />

mogelijkheden van <strong>GreenCalc</strong>.<br />

Achtergronden<br />

Als snel (vanaf 1992) verschenen publicaties/hulpmiddelen voor het kiezen van<br />

materialen bij het realiseren van gebouwen.<br />

Als voorbeeld het volgende (niet volledige) lijstje:<br />

- Handleiding Duurzame Woningbouw (SEV / W|E Adviseurs)<br />

- Checklist Bouwen en Milieu / DCBA-methode (Gemeente Dordrecht / BOOM)<br />

- NIBE Milieuclassificatie Bouwmaterialen (NIBE)<br />

- experimentele SEV Milieuclassificatie woningen (SEV / NIBE)<br />

Op het gebied van energie werd, via het Bouwbesluit, in 1996 de energieprestatienorm<br />

ingevoerd. Ook op het gebied van water en mobiliteit ontstonden bruikbare<br />

methoden voor het inschatten van mogelijke besparingen en milieu-effecten.<br />

Een overkoepelende visie op duurzaam bouwen in de utiliteitsbouw werd onder<br />

andere gepresenteerd in de brochures van de Rijksgebouwendienst getiteld<br />

”Rijkshuisvesting en Milieu" van 1991 en 1996.<br />

In de Paasbrieven (1993 - 1997) van de Inspectie Milieuhygiëne Rijkshuisvesting over<br />

"Verzonken milieulasten", werd een basis gelegd voor de nu in <strong>GreenCalc</strong> verwerkte<br />

monetarisering van de milieulasten.<br />

Vanaf 1996 verschenen de nationale Pakketten Duurzaam Bouwen (SBR en brancheorganisaties<br />

/ DHV AIB) waarin een aantal standaard maatregelen wordt gegeven en<br />

een groot aantal aanbevelingen voor duurzaam bouwen worden gedaan die niet<br />

alleen materiaal- en energiegebruik betreffen, maar ook aspecten als indeling van<br />

plattegronden (gesloten keukens, enz.). Deze pakketten betreffen in eerste instantie<br />

de woningbouw.<br />

Sinds november 1998 is ook het Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen Utiliteitsbouw<br />

beschikbaar.<br />

<strong>GreenCalc</strong> 2


Nieuwe generatie: beoordeling milieubelasting<br />

Daarnaast dient zich nu een tweede generatie hulpmiddelen aan, die een meer<br />

kwantitatieve beoordeling van de milieubelasting door het bouwen mogelijk maakt.<br />

Daarbij worden ook computerapplicaties ontwikkeld ter ondersteuning van het nemen<br />

van verstandige (ontwerp)beslissingen:<br />

- Eco-Quantum Woningbouw (SBR en SEV / W|E Adviseurs en IVAM)<br />

- <strong>GreenCalc</strong> (Sureac / <strong>DGMR</strong>)<br />

Voor beide ontwikkelingen geldt dat men zich (wat betreft de milieubelasting van<br />

bouwmaterialen) zoveel mogelijk baseert op LCA-studies (LevensCyclus Analyse).<br />

Waar die niet beschikbaar zijn worden kwantitatieve gegevens uit de literatuur<br />

gebruikt. Bij het binnen <strong>GreenCalc</strong> gebruikte TWIN-model (NIBE) worden behalve de<br />

kwantificeerbare gegevens ook (nog) niet kwantificeerbare zaken in de beschouwing<br />

betrokken, zoals aantasting van het landschap en dergelijke.<br />

Eco-Quantum berekent de milieubelasting door materiaal- en energiegebruik.<br />

Over Eco-Quantum kan informatie worden verkregen via de internet site van IVAM<br />

(http://www.ivambv.uva.nl) op de pagina "Sustainable Building".<br />

Dit artikel gaat verder in op de mogelijkheden die worden geboden met <strong>GreenCalc</strong>.<br />

In <strong>GreenCalc</strong> wordt een integrale beoordeling van een gebouwontwerp mogelijk op de<br />

aspecten materialen, energie, water en mobiliteit.<br />

<strong>GreenCalc</strong> 3


2 <strong>GreenCalc</strong><br />

<strong>GreenCalc</strong> is het eerste, op de markt verkrijgbare instrument van de nieuwe lichting<br />

rekenmodellen die de komende jaren ontwikkeld zullen worden om de milieubelasting<br />

op een kwantitatieve manier inzichtelijk te maken.<br />

<strong>GreenCalc</strong> is ontwikkeld om in alle stadia van de planontwikkeling de veroorzaakte<br />

milieubelasting door het gebouw te kwantificeren. In de initiatieffase zijn nog niet veel<br />

invoerparameters beschikbaar, maar kunnen verschillende gebouwconcepten al wel<br />

met elkaar vergeleken worden. Gedurende de volgende fases kan door de<br />

opdrachtgever en/of de architect via verdere verfijningen van de invoer een<br />

toenemende nauwkeurigheid bereikt worden met betrekking tot het inzicht in de<br />

veroorzaakte milieubelasting. Doordat de resultaten gebaseerd zijn op meetbaar<br />

gemaakte gegevens, wordt het mogelijk de milieubelasting van een gebouw(ontwerp)<br />

in een getal uit te drukken en te vergelijken met een alternatieve oplossingen. Op<br />

deze wijze kunnen geheel verschillende varianten met elkaar vergeleken worden.<br />

Figuur 1: Met het rekenprogramma <strong>GreenCalc</strong> is het mogelijk een afweging te maken tussen de<br />

milieubelasting van een huisvestingsoplossing in een oud klooster in Amsterdam of een nieuwbouw in<br />

de wei met alle mogelijk duurzame opties als serres, zonnecollectoren en een milieubewuste<br />

materiaalkeuze.<br />

<strong>GreenCalc</strong> 4


Modules<br />

<strong>GreenCalc</strong> is opgebouwd uit vier modules; materiaal, energie, water en mobiliteit.<br />

De materiaalmodule is gebaseerd op het TWIN-model, waarin naast kwantitatieve<br />

gegevens ook niet-kwantificeerbare gegevens worden verwerkt om een volledige<br />

beoordeling van materialen mogelijk te maken.<br />

De energiemodule is gebaseerd op de NEN 2916, waarmee ook de Energie Prestatie<br />

Norm voor utiliteitsbouw berekend wordt. Wel biedt <strong>GreenCalc</strong>, in tegenstelling tot de<br />

Energie Prestatie Norm, mogelijkheden om het gebruikersgedrag te modelleren.<br />

De module watergebruik is gebaseerd op de WaterPrestatieNormering zoals die<br />

voor de Rijksgebouwendienst en de gemeente en provincie Utrecht, met<br />

ondersteuning van NOVEM is opgesteld door bureau opMAAT.<br />

De bepaling van mobiliteit is complex; er zijn veel factoren en afwegingen te maken.<br />

Op basis van een aantal scenario's (opgesteld op basis van o.a. locatie en gebruiker)<br />

is inzicht te verkrijgen in milieu-effecten als gevolg van mobiliteit.<br />

De milieubelasting, zoals bepaald in de verschillende modulen, wordt uiteindelijk<br />

uitgedrukt in guldens. Dit is gedaan om zo goed mogelijk aan te sluiten bij bekende<br />

begrippen binnen de doelgroep.<br />

Achtereenvolgens worden nu de aspecten materiaalgebruik, energie, watergebruik en<br />

mobiliteit, zoals die worden berekend binnen <strong>GreenCalc</strong>, kort besproken. Afgesloten<br />

wordt met een hoofdstuk over de monetarisering van de milieulasten en een<br />

beschouwing over de gebruiksmogelijkheden in de praktijk.<br />

<strong>GreenCalc</strong> 5


3 Berekening milieulasten door materiaalgebruik; TWIN-model<br />

Het TWIN-model vindt zijn basis in de promotiestudie van dr. ir. E.M. Haas ("TWINmodel;<br />

Milieu Classificatie-model Bouw", NIBE 1997) aan de TU Eindhoven. Zie ook<br />

hoofdstuk B 260.10 in het Praktijkhandboek Duurzaam Bouwen.<br />

Grondstoffen, materialen en constructies worden beoordeeld op de volgende<br />

aspecten:<br />

- grondstoffen (uitputting voorraden)<br />

- verontreinigingen (emissies tijdens winning, productie, gebruik, sloop en afvalfase)<br />

- afval (hoeveelheid en gevaarlijkheid afval)<br />

- hinder (stank en kans op calamiteiten)<br />

- aantasting (van natuur en landschap)<br />

- energiegebruik<br />

- herbruikbaarheid (en/of recyclebaarheid)<br />

- repareerbaarheid<br />

- levensduur<br />

- gezondheid<br />

Voor de classificatie van materialen en constructies wordt door het NIBE gebruik<br />

gemaakt van gegevens uit LCA-studies. Dit soort gegevens zijn echter (nog) niet voor<br />

alle aspecten voorhanden. Daarom wordt een en ander aangevuld met gegevens uit<br />

de literatuur. Voor de aspecten die niet in kwantitatieve termen te vatten zijn wordt<br />

een verantwoorde inschatting gemaakt, altijd op basis van gegevens uit de literatuur.<br />

Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een indeling in “niveaus” waaraan<br />

“milieubelastingspunten" hangen.<br />

Gezondheid wordt bij de beoordeling van materialen binnen het TWIN model als een<br />

apart item, expliciet meegenomen. Binnen <strong>GreenCalc</strong> worden echter alleen de andere<br />

negen aspecten beschouwd.<br />

De officiële milieumaten nemen aspecten waarvoor geen kwantitatieve gegevens<br />

beschikbaar zijn niet mee in de beoordeling. Daarmee kan echter een grotere fout<br />

ontstaan in het eindoordeel dan wanneer een zorgvuldige inschatting van de ontbrekende<br />

gegevens wordt gemaakt. Hierin is het TWIN-model van het NIBE uniek.<br />

Onderstaande figuur toont een en ander.<br />

<strong>GreenCalc</strong> 6


Grondstoffen<br />

Emissies<br />

Afval<br />

Hinder<br />

Aantasting<br />

Energie<br />

Herbruikbaarheid<br />

Repareerbaarheid<br />

Levensduur<br />

Gezondheid<br />

0 2 4 6 8 10 12<br />

Figuur 2: Vergelijking milieumaten (LCA) en TWIN beoordeling met "theoretisch"<br />

(werkelijk) milieuprofiel.<br />

Wanneer uitsluitend die items worden bekeken waarvoor "harde" gegevens (LCA)<br />

voorhanden zijn wordt maar een beperkt gedeelte van het "milieuprofiel" beoordeeld.<br />

Vergeleken met het "theoretische" (werkelijke) milieuprofiel ontstaat, ondanks<br />

afwijkingen van de werkelijkheid bij het inschatten van de ontbrekende items (TWIN),<br />

altijd een meer aan de werkelijkheid beantwoordende beoordeling.<br />

De verzamelde milieubelastingen voor de verschillende aspecten, worden in<br />

<strong>GreenCalc</strong> via de monetarisering uitgedrukt in dezelfde grootheid (gulden) en op die<br />

manier vergelijkbaar en sommeerbaar gemaakt. Van groot belang blijft het echter om<br />

ook naar de tussenresultaten te kijken en niet alleen naar het eindcijfer van een totaal<br />

gebouwontwerp.<br />

<strong>GreenCalc</strong> 7<br />

TWIN<br />

LCA<br />

theoretisch


Voor TWIN-resultaat, classificatie in zes stappen; in <strong>GreenCalc</strong> slechts twee<br />

Om met het TWIN-model tot resultaten te komen, waarbij vergelijkingen mogelijk zijn<br />

tussen producten of zelfs gebouwen, moeten er zes stappen doorlopen worden. In<br />

<strong>GreenCalc</strong> worden slechts twee stappen doorlopen, omdat de monetarisering in<br />

plaats komt van het normaliseren, wegen, corrigeren en classificeren.<br />

De voor <strong>GreenCalc</strong> relevante stappen "inventariseren" en "aggregeren" worden<br />

hierna kort besproken.<br />

milieu-ingrepen aggregeren milieu-ingrepen normaliseren milieueffecten wegen milieu-index<br />

als equivalent (distance to target) als milieuprofiel<br />

broeikaseffect<br />

CO 2<br />

CH 4<br />

CO 2 -equivalenten<br />

overige verontreiniging<br />

verzuring<br />

SO 2<br />

NO x<br />

SO 2 -equivalenten<br />

overige milieu-index<br />

(classificatie)<br />

biotische<br />

....<br />

....<br />

abiotische uitputting<br />

tempo<br />

winplaats ....<br />

figuur 3: schema waarin voor enkele onderdelen van de TWIN-matrix wordt<br />

aangegeven hoe een en ander geaggregeerd, genormaliseerd en gewogen wordt tot<br />

er één milieu-index ontstaat; in de toepassing voor <strong>GreenCalc</strong> worden de gegevens<br />

reeds gemonetariseerd na de aggregatie-stap<br />

Inventariseren<br />

Tijdens de inventarisatiestap worden de relevante milieu- en gezondheidsgegevens<br />

van een product verzameld. Daarbij wordt een product in zijn toepassing bekeken.<br />

Alle levensfasen worden in beschouwing genomen: winning van grondstoffen,<br />

productie van materialen, constructie, gebruik en onderhoud, sloop en<br />

afvalverwerking.<br />

Indien mogelijk worden milieu-ingrepen kwantitatief vastgesteld met behulp van<br />

bestaande levenscyclusanalyses (dit geldt voor verontreiniging, grondstoffen, afval en<br />

energie). Waar dit niet mogelijk is, wordt gewerkt met kwalitatieve gegevens uit<br />

vakliteratuur (dit geldt voor hinder, en aantasting). De kwantitatieve gegevens<br />

vertegenwoordigen de hoogste vorm van nauwkeurigheid. Kwalitatieve gegevens<br />

garanderen een volledige beoordeling, ook wanneer gekwantificeerde uitspraken nog<br />

niet mogelijk zijn.<br />

<strong>GreenCalc</strong> 8<br />

....


Aggregeren<br />

Tijdens de aggregatiestap worden de milieugegevens gesorteerd naar milieueffecten.<br />

De kwantitatieve gegevens worden gewogen bij elkaar opgeteld volgens de<br />

equivalentenmethode ontwikkeld door het CML. Hierbij wordt gekeken naar de<br />

relatieve bijdrage van een milieu-ingreep aan een milieueffect. Eén kg CH4 heeft<br />

bijvoorbeeld een vier maal zo grote bijdrage aan het broeikaseffecten dan één kg<br />

CO2. Eén kg CH4 kan, uitgaande van dit gegeven, worden uitgedrukt in vier kg CO2equivalenten.<br />

Kwalitatieve milieugegevens worden eveneens gesorteerd naar milieueffect. Om het<br />

subjectieve aspect, dat een kwalitatieve beoordeling eigen is, zoveel mogelijk in te<br />

kaderen zijn de kwalitatieve milieucriteria ingedeeld volgens verschillende<br />

prestatiebeschrijvingen. Afhankelijk van het prestatieniveau worden aan de<br />

kwalitatieve milieudata milieubelastingspunten toegekend.<br />

Voor de verschillende aspecten wordt de in cijfers te kwantificeren milieubelasting<br />

bepaald in kg CO2, kg SO2, megajoule energiegebruik, enz.<br />

Voor de (nog) niet kwantificeerbare aspecten worden (nog) niet kwantificeerbare<br />

aspecten geschat op basis van een schaalverdeling.<br />

Als voorbeeld wordt de schaal voor het beoordelen van de uitputting van biotische<br />

grondstoffen gegeven, zie tabel 1.<br />

Tabel 1: De schaal voor het beoordelen van de uitputting van biotische grondstoffen<br />

niveau verhouding grondstoffen:<br />

uitputting biotische grondstoffen<br />

voorbeeld<br />

0 >4 aanwas veel groter dan verbruik, schapenwol, zetmeel of bij<br />

geen sprake van uitputting of<br />

recycle of afvalprodukt uit<br />

andere processen als grondstof<br />

recycling houtspaanders<br />

1 3-4 aanwas groter dan verbruik, bij<br />

enigszins groeiend verbruik<br />

geen uitputting te verwachten<br />

vlas of zeegras<br />

2 2-3 aanwas iets groter dan verbruik, duurzaam beheerd Noord<br />

bij gelijkblijvend verbruik geen<br />

uitputting te verwachten<br />

Europees naaldhout<br />

3 1-2 aanwas ongeveer vergelijkbaar<br />

met verbruik, toenemend<br />

verbruik leidt tot uitputting<br />

kurk uit kurkplantages<br />

4 0,5-1 aanwas kleiner dan verbruik, op<br />

langere termijn uitputting<br />

5 0,25-0,50 aanwas kleiner dan verbruik, op<br />

middellange termijn uitputting<br />

6 0,125-0,25 roofbouw, aanwas beperkt in western red cedar uit Noord<br />

verhouding tot verbruik,<br />

uitputting op korte termijn (30-50<br />

jaar)<br />

Amerika<br />

7


De indeling in niveaus is steeds zodanig dat een zekere veiligheidsmarge aanwezig is<br />

ten aanzien van het ontstaan van uitputting. Dit is noodzakelijk omdat uit de literatuur<br />

blijkt dat er grote verschillen kunnen bestaan in inschatting van winbare<br />

hoeveelheden en voorraden.<br />

Het criterium uitputting biotische grondstoffen wordt omschreven als de verhouding<br />

tussen lokale aanwas per jaar en lokale winning per jaar. Wanneer een produkt uit<br />

meer dan één grondstof bestaat, wordt een gemiddelde berekend op basis van<br />

gewichtsverhoudingen.<br />

Deze inschaling wordt geobjectiveerd door de verhouding tussen de lokale<br />

economisch winbare voorraad en de winning per jaar als criterium te nemen.<br />

Iedere hogere klasse in de schaal brengt een groter aantal milieubelastingspunten<br />

met zich mee.<br />

Invoer gebouwafmetingen en materiaalkeuze in <strong>GreenCalc</strong><br />

In <strong>GreenCalc</strong> worden na de projectgegevens de algemene gebouwafmetingen en de<br />

toegepaste materialen en de daarbij behorende hoeveelheden ingevoerd.<br />

In het programma kunnen voor één project verschillende gebouwontwerpen, met<br />

daarin weer verschillende scenario's (materiaaltoepassingen, installatietypen) worden<br />

aangemaakt.<br />

Figuur 4: Invoerscherm "hoofdafmetingen gebouw. Deze gegevens worden<br />

voornamelijk gebruikt in de modulen "energie" en "water"<br />

<strong>GreenCalc</strong> 10


In vervolgschermen worden de materialen en de toegepaste hoeveelheden ingevoerd.<br />

Deze kunnen worden opgeroepen uit de bij het programma behorende database. In<br />

de database zijn de bij de betreffende constructies behorende milieugegevens<br />

bijeengebracht.<br />

Dit betreft gegevens over:<br />

grondstofgebruik (uitputting); broeikaseffect (kg CO2/ton); ozonlaagaantasting (kg cfk/ton);<br />

verzuring (kg SO2/ton); vermesting (kg fosfaat/ton); zware metalen (kg lood/ton); wintersmog<br />

(kg stof/ton); zomersmog (kg etheen/ton); pesticiden (kg/ton); afval (kg/ton); hinder (stank,<br />

geluid, licht in pnt/ton); kans op calamiteiten (pnt/ton); aantasting (pnt/ton); uitputting energie<br />

bronnen (pnt/ton); totaal energiegebruik (opgeslagen in het materiaal én vervoer naar de<br />

bouwplaats in MJ/ton).<br />

De gegevens worden uitgedrukt per functionele eenheid. Voor een funderingsbalk<br />

bijvoorbeeld, is dat een m 1 , voor een vloer- of wandconstructie een m 2 ; sanitaire<br />

producten en dergelijke gaan "per stuk".<br />

Naast milieugegevens bevat de database ook andere (o.a. voor de<br />

energiegebruiksberekening) noodzakelijke gegevens zoals de<br />

warmtegeleidingscoëfficiënt van de materialen, en dergelijke.<br />

Voor samengestelde constructies kiest men uit de database de verschillende lagen.<br />

Een spouwmuur bijvoorbeeld, bouwt men op uit buitenspouwblad, isolatie en<br />

binnenspouwblad, waarbij ook de betreffende diktes kunnen worden aangegeven.<br />

Figuur 5: Scherm voor het invoeren van constructies (materialen).<br />

<strong>GreenCalc</strong> 11


Het resultaat van de berekening kan op verschillende manieren worden<br />

gepresenteerd. In figuur 6 wordt de verdeling van de milieukosten van de materialen<br />

over de verschillende milieu-effecten gegeven.<br />

Figuur 6: Resultaat van de berekening van de milieulasten van de gekozen<br />

materialen; getoond wordt de verdeling over de verschillende milieu-effecten<br />

<strong>GreenCalc</strong> 12


4 De energiegebruiksberekening<br />

De energiemodule van het programma <strong>GreenCalc</strong> is bedoeld om het energiegebruik<br />

in de gebruiksfase van een utiliteitsgebouw te bepalen, in diverse fasen van het<br />

ontwerpproces. De module bepaalt het energiegebruik voor de energieposten<br />

"verwarming", "koeling", ventilatoren", verlichting", "tapwaterverwarming",<br />

"bevochtiging", pompen" en “apparatuurgebruik".<br />

In <strong>GreenCalc</strong> zijn drie verschillende methoden opgenomen om het energiegebruik van<br />

het gebouw te bepalen. Allereerst kan het energiegebruik van het (kantoor)gebouw<br />

bepaald worden met behulp van een opengewerkte versie van de<br />

energieprestatienorm NEN 2916-1997 voor utiliteitsgebouwen. Deze methode wordt<br />

hierna uitgebreid beschreven.<br />

Bij de andere twee methoden die in <strong>GreenCalc</strong> opgenomen zijn, kan het resultaat van<br />

een EPC berekening die gemaakt is met NPR 2917:1999 of NPR 5129:1999 voor<br />

Windows, geimporteerd worden. Ook kunnen handmatig de gegevens van een<br />

gemaakte EPC berekening ingevoerd worden.<br />

Voor de berekening is grotendeels de bepalingsmethode van de NEN 2916-1997<br />

"Energieprestatie van utiliteitsgebouwen" overgenomen. Het gebouwgebruik in de<br />

vorm van bedrijfstijden, aanwezigheid, branduren van de verlichting, draaiuren van de<br />

ventilatoren en de koelmachine etc. zijn echter, in afwijking van de norm,<br />

invoerparameters. Als "default" waarden zijn de getalswaarden uit de norm<br />

aangehouden. Vermogens voor ventilatoren, eventuele koelmachines, verlichting,<br />

apparatuur en liften worden ingeschat. Daardoor is het mogelijk om al in een vroeg<br />

stadium, als nog niet alle details van het ontwerp bekend zijn, toch vast een<br />

benaderende berekening te maken. In het stadium dat de specifieke gegevens<br />

bekend zijn, kunnen deze alsnog worden ingevoerd.<br />

Gebouwmodellering<br />

De gebouwmodellering is vereenvoudigd ten opzichte van die bij de<br />

energieprestatienorm. Het rekenmodel in <strong>GreenCalc</strong> kent slechts één energiesector,<br />

bestaande uit één gebouwfunctie. In principe is dit een kantoorgebouw. Doordat de<br />

standaard gebruiksfactoren deels aanpasbaar zijn, is het mogelijk de<br />

energieberekening voor andere typen utiliteitsgebouwen enigszins te benaderen.<br />

Het klimatiseringssysteem en de warmteopwekking is voor het gehele gebouw gelijk.<br />

De energiegebruiksberekening voor ruimteverwarming<br />

Het energiegebruik voor verwarming wordt berekend uit de warmtebalans van het<br />

gebouw. Deze warmtebalans wordt per maand berekend als de som van de<br />

maandgemiddelde transmissieverliezen en ventilatiewarmteverliezen, waarop de<br />

warmtewinst van interne warmte en zonnewarmte, gewogen voor de mate van<br />

benutting, in mindering wordt gebracht. De transmissieverliezen worden bepaald op<br />

basis van de in de materialenmodule opgegeven vloer, gevel en dakconstructies.<br />

Voor de bepaling van de ventilatieverliezen zijn het ventilatievoud,<br />

ventilatieregelingen en het eventuele warmteterugwinsysteem van belang.<br />

Uitgangspunt is een gebouw met goede naad en kierdichting.<br />

<strong>GreenCalc</strong> 13


De behoefte aan primair energiegebruik voor ruimteverwarming wordt vervolgens<br />

bepaald door het rendement voor warmte-opwekking en de energiezuinigheid van het<br />

klimatiseringssysteem (systeemrendement) in rekening te brengen.<br />

Het energiegebruik voor ruimteverwarming wordt uitgedrukt in m 3 aeq.<br />

Ten opzichte van de berekening voor het primaire energiegebruik voor ruimte<br />

verwarming in de energieprestatienorm kan een aantal variabelen vrij worden<br />

ingevoerd:<br />

• De specifieke luchtvolumestroom van de in de winter te verwarmen verse lucht<br />

wordt bepaald op basis van het gemiddelde ventilatievoud in het gebouw, dus van<br />

vertrekken en verkeersruimten tezamen. De omrekening van netto gebouwinhoud<br />

naar gebouw oppervlakte is gebaseerd op een gemiddelde netto<br />

verdiepingshoogte van 2,7 m.<br />

• Voor de bepaling van de interne warmtelast gaat de norm uit van vaste waarden<br />

voor de interne warmteproductie van apparaten, personen en verlichting. De<br />

tijdfracties waarin de betreffende interne warmteproducties aanwezig zijn, zijn<br />

bepaald bij een bedrijfstijd van 8:00 tot 18:00, een 40 urige werkweek met 100%<br />

aanwezigheid van de werknemers. Als definitie van bedrijfstijd wordt hier de tijd<br />

aangehouden waarin zowel verwarming als ventilatie in bedrijf zijn.<br />

De rekenmethode in <strong>GreenCalc</strong> bepaalt de interne warmteproductie van personen<br />

daarentegen op basis van het aantal werknemers. De methode bepaalt de interne<br />

warmteproductie van verlichting en apparatuur op basis van het geïnstalleerde<br />

vermogen, waarbij rekening gehouden wordt met eventuele armatuurafzuiging van<br />

de verlichting en auto-powerdownfuncties op de PC’s. De bedrijfstijd, de<br />

gemiddelde werktijd per werknemer en de gemiddelde aanwezigheid zijn variabel.<br />

Als defaultwaarde zijn de waarden uit de norm aangehouden.<br />

• De glas-kozijn verdeling van de ramen is niet zoals in de norm standaard 75% -<br />

25%, maar variabel.<br />

• De opwekkings- en systeemrendementen zijn overgenomen uit de norm. Er kan<br />

echter met afwijkende rendementen worden gerekend.<br />

De energiegebruiksberekening voor koeling<br />

De norm kent twee berekeningsmethoden voor het bepalen van het energiegebruik<br />

voor koeling. Eén op basis van het vermogen van de koelmachine en het aantal<br />

vollasturen per jaar en één op basis van de koelbehoefte. In <strong>GreenCalc</strong> is uitsluitend<br />

de eerste methode overgenomen.<br />

Het aantal vollasturen per jaar van de koelmachine is variabel en heeft als<br />

defaultwaarde de standaard waarde uit de norm.<br />

In een vroeg stadium van het ontwerpproces, als het vermogen van de koelmachine<br />

nog niet bekend is, kan het vermogen van de koelmachine indicatief worden<br />

berekend. Dit gebeurt met de vuistregels uit ISSO-publicatie 43 “Concepten voor<br />

klimaatinstallaties”, op basis van de interne warmtelast op vertrekniveau door<br />

werkzame massa (scheidingswand, borstwering, plafond), zontoetreding, personen,<br />

verlichting en apparatuur.<br />

Er vindt geen afronding van het vermogen plaats.<br />

Het energiegebruik voor koeling wordt uitgedrukt in kWh.<br />

<strong>GreenCalc</strong> 14


Figuur 7: Het invoerscherm voor verwarming, koeling en ventilatie<br />

De energiegebruiksberekening voor ventilatoren<br />

Ook voor het bepalen van het energiegebruik van de ventilatoren kent de norm twee<br />

berekeningsmethoden. Eén op basis van het opgesteld vermogen van de ventilatoren,<br />

het aantal draaiuren en een eventuele regeling en één op basis van de<br />

luchtvolumestroom. In <strong>GreenCalc</strong> is uitsluitend de eerste methodiek overgenomen.<br />

Voor het inschatten van de vermogens van de ventilatoren zijn de vuistregels uit<br />

ISSO-publicatie 43 “Concepten voor klimaatinstallaties” overgenomen. De vuistregels<br />

zijn gebaseerd op het maximale ventilatiedebiet en het drukverschil over de<br />

luchtkanalen op basis van het ventilatiesysteem. Er vindt geen afronding van het<br />

vermogen plaats. Het aantal draaiuren van de ventilatoren is gekoppeld aan de<br />

bedrijfstijd. De vaste bedrijfstijd uit de norm van 8:00 tot 18:00 is als defaultwaarde<br />

ingevoerd. Een langere bedrijfstijd levert natuurlijk een hoger aantal draaiuren op.<br />

Het energiegebruik voor ventilatoren wordt uitgedrukt in kWh.<br />

De energiegebruiksberekening voor verlichting<br />

Het energiegebruik voor verlichting wordt berekend aan de hand van het vermogen<br />

van de geïnstalleerde verlichtingsarmaturen, de branduren en de<br />

verlichtingsregelingen.<br />

De branduren zijn gekoppeld aan de bedrijfstijd. De vaste bedrijfstijd uit de norm van<br />

8:00 tot 18:00 is opgenomen als defaultwaarde voor het aantal branduren in de dag-<br />

en avondperiode. Indien gewenst is het aantal branduren ook handmatig in te voeren.<br />

<strong>GreenCalc</strong> 15


Door de keuze van een verlichtingssysteem, bijvoorbeeld plafondarmaturen met HFverlchting<br />

of werkplekverlichting met conventionele verlichting, wordt een inschatting<br />

gemaakt van het vermogen van de geïnstalleerde velichtingsarmaturen. Het is<br />

natuurlijk ook mogelijk het vermogen handmatig in te vullen. De oppervlakte van de<br />

daglichtsector (dat gedeelte van een vertrek waar volgens de norm met een<br />

daglichtbijdrage voor de verlichting mag worden gerekend) wordt ingevoerd als<br />

percentage van het gebruiksoppervlakte van het gebouw.<br />

Het energiegebruik voor verlichting wordt uitgedrukt in kWh.<br />

De energiegebruiksberekening voor warm tapwater, bevochtiging en pompen<br />

Het energiegebruik voor warm tapwater wordt bepaald op basis van de jaarlijkse netto<br />

warmtebehoefte voor warmtapwater, een eventuele zonneboiler en de<br />

energieverliezen door het toegepaste distributiesysteem en de wijze van<br />

warmteopwekking.<br />

Het energiegebruik voor bevochtiging wordt berekend aan de hand van de<br />

hoeveelheid te bevochtigen lucht, het bevochtigingssysteem (electrisch of nietelectrisch)<br />

en eventuele vochtterugwinning uit retourlucht.<br />

Bij de bepaling van het energiegebruik voor pompen wordt standaard uitgegaan van<br />

energiebesparende pompregelingen.<br />

De bepalingsmethoden zijn geheel conform de norm.<br />

Het energiegebruik voor warm tapwater wordt uitgedrukt in m 3 aeq en het<br />

energiegebruik voor bevochtiging en pompen wordt uitgedrukt in kWh.<br />

De energiegebruiksberekening voor apparatuur en liften<br />

Het energiegebruik voor apparatuur en liften wordt berekend op basis van het totale<br />

geïnstalleerde vermogen en de tijdfractie dat de apparatuur en de liften in gebruik<br />

zijn.<br />

Het vermogen voor apparatuur wordt ingeschat op basis van het opgestelde<br />

vermogen aan PC’s en printers per vertrek. Het vermogen voor liften wordt ingeschat<br />

op basis van intensief, normaal of gering gebruik. De tijdfractie dat de apparatuur en<br />

de liften worden gebruikt is gerelateerd aan de gemiddelde werktijd en aanwezigheid<br />

van de werknemers.<br />

Zowel de vermogens voor apparatuur en liften als de tijdfracties dat de apparatuur en<br />

liften in gebruik zijn, kunnen ook handmatig worden ingevoerd.<br />

De energiepost apparatuurgebruik en liften wordt niet in de norm meegenomen.<br />

Het energiegebruik voor apparatuurgebruik en liften wordt uitgedrukt in kWh.<br />

Correctiepost<br />

Om nieuwe energiebesparende technieken te kunnen waarderen is een correctiepost<br />

opgenomen. Hiermee kan het jaarlijkse aardgasverbruik of electriciteitsverbruik<br />

worden verhoogd of verlaagd.<br />

Worden bijvoorbeeld PV-cellen toegepast met een opbrengst van jaarlijks 10.000<br />

kWh, dan kan deze opbrengst middels de correctiepost worden meegenomen in de<br />

energiegebruiksberekening van het gebouw.<br />

Groene stroom<br />

Steeds vaker komt het voor dat in een gebouw gebruik gemaakt wordt van groene<br />

stroom. Dit is elektriciteit die op een duurzame manier, bijvoorbeeld door middel van<br />

<strong>GreenCalc</strong> 16


wind- of zonne-energie, opgewekt wordt. Bij de meest energiebedrijven kan een<br />

hoeveelheid groene stroom per jaar ingekocht worden. Dit getal kan in <strong>GreenCalc</strong><br />

ingevoerd worden. In de milieukosten scoort groene stroom beter dan ‘normale’<br />

stroom.<br />

Enegieprestatie<br />

Naast het energiegebruik in de gebruiksfase wordt de energieprestatiecoëfficiënt van<br />

het kantoorgebouw bepaald. De rekenmethode voor het bepalen van de<br />

energieprestatiecoëfficiënt van het kantoorgebouw (EPC) is geheel conform de NEN<br />

2916-1997.<br />

Weergave resultaten<br />

Behalve in een taartpunt diagram<br />

kunnen de resultaten per module<br />

ook worden weergegeven in een<br />

tabel, zie figuur 8.<br />

Naast de milieulasten (guldens) worden<br />

hierbij ook de resultaten van de<br />

berekening in m 3 aardgas equivalent<br />

(verwarming en warm tapwater) of kWh<br />

(koeling, ventilatie, verlichting, enz.).<br />

In het overzicht wordt ook de energieprestatiecoëfficiënt, berekend volgens<br />

NEN 2916, gegeven. Ten opzichte van een volledige berekening volgens de norm, is<br />

de enige vereenvoudiging, dat hier is uitgegaan van maar één energiesector:<br />

"kantoor".<br />

<strong>GreenCalc</strong> 17


Figuur 8: Overzicht berekeningsresultaten energiemodule<br />

<strong>GreenCalc</strong> 18


5 De drinkwatergebruiksberekening<br />

De watermodule bevat de volgende onderdelen:<br />

- voorzieningen<br />

- sanitair<br />

- regenwater<br />

In de watermodule wordt het totale drinkwatergebruik en de hoeveelheid afvoerwater<br />

naar het riool berekend in m 3 . Indien substitutie van drinkwater door regenwater<br />

plaatsvindt wordt tevens de benodigde inhoud van het regenwaterreservoir in m 3<br />

berekend.<br />

De berekeningsmethodiek in <strong>GreenCalc</strong> is overgenomen van de<br />

waterprestatienormering, ontwikkeld door Bureau opMAAT en BOOM in opdracht van<br />

Novem en de Rijksgebouwendienst en uitgebreidt voor de gemeente en provincie<br />

Utrecht.<br />

Besparingen op het drinkwaterverbruik kunnen plaatsvinden door waterbesparende<br />

toiletten, kranen en douches. En tevens door voor de toiletspoeling en de<br />

besproeiing van de groenvoorzieningen drinkwater te vervangen door regen- of<br />

oppervlaktewater.<br />

Drinkwatergebruik<br />

Helaas zijn onderzoeksgegevens over drinkwatergebruik in kantoren schaars. De<br />

rekenmethodiek is gebaseerd op drinkwatergebruiksgegevens van kantoren uit 1985,<br />

aangevuld met gegevens uit 1993.<br />

Het drinkwatergebruik in een kantoorgebouw is afhankelijk van de voorzieningen die<br />

in het gebouw aanwezig zijn. Op basis van de onderzoekcijfers wordt het gemiddelde<br />

watergebruik in een kantoor met eenvoudige voorzieningen voor het bereiden van<br />

koffie en thee (pantry) geraamd op circa 24 liter per werknemer per dag. Hiervan<br />

wordt het grootste gedeelte, namelijk zo’n 16,5 liter, gebruikt voor toiletspoelingen (2<br />

spoelingen à 8,25 liter per keer), 3,5 liter voor overig persoonlijk gebruik en 4 liter<br />

voor onderhoud. In kantoorgebouwen met een kantine blijkt het energiegebruik<br />

ongeveer 15 liter hoger te zijn. Ook de aanwezigheid van sportvoorzieningen,<br />

tuinbesproeiing en luchtbevochtiging verhogen het drinkwatergebruik van een<br />

kantoorgebouw, zie tabel 2.<br />

Tabel 2: Overzicht van het watergebruik in kantoorgebouwen<br />

Voorziening gebruik per werknemer [ltr/dag]<br />

toilet 17<br />

keuken 15<br />

onderhoud 4<br />

persoonsgebonden 3<br />

sportvoorziening 3<br />

tuin 5<br />

luchtbevochtiging 3<br />

totaal 50 (waarvan 34% warm water)<br />

De rekenmethode steld in eerste instantie het watergebruik in een kantoor vast op<br />

basis van het aantal personen en voorzieningen.<br />

<strong>GreenCalc</strong> 19


Waterbesparende maatregelen<br />

Vervolgens kunnen waterbesparende maatregelen het watergebruik reduceren. Met<br />

zelf sluitende kranen en eengreepsmengkranen is een besparing van 10% te<br />

bereiken. Kranen met volumestroombegrenzers en waterbesparende douchekoppen<br />

besparen zo’n 30% water. Niet alle kraantypen zijn echter overal geschikt.<br />

Zelfsluitende kranen zijn in keukens heel onhandig en volumestroombegrenzers zijn<br />

niet toepasbaar in situaties waar in korte tijd veel water wordt gevraagd.<br />

Aangezien het watergebruik voor toiletspoelingen in kantoorgebouwen het grootste<br />

aandeel in het watergebruik vormt is veel waterbesparing te realiseren met behulp<br />

van waterbesparende toiletten. Ten opzichte van de standaard toilet met 9 ltr per<br />

spoeling is de waterbesparing van bijvoorbeeld een toilet met spoelonderbreker 40%<br />

en een urinoir 70%.De besparing van drinkwater geeft een evenredige vermindering<br />

van de afvoer van water naar het riool.<br />

Figuur 9: Voorbeeld invoer eigenschappen sanitair<br />

<strong>GreenCalc</strong> 20


Regenwater<br />

Een andere mogelijkheid om drinkwater te besparen is door regenwater te gebruiken<br />

voor de toiletspoeling en de tuinbesproeiing. De mate van drinkwaterbesparing is<br />

afhankelijk van de dakoppervlakte en de grootte van het drinkwaterreservoir. In lage<br />

kantoorgebouwen is het mogelijk om met een klein waterreservoir 70% tot 85%<br />

drinkwater te besparen op het water dat gebruikt wordt voor de toiletspoeling. Naast<br />

de besparing van drinkwater wordt in de rekenmethodiek ook de benodigde inhoud<br />

van het regenwaterreservoir en de hoeveelheid afvalwater naar het riool berekend.<br />

De hoeveelheid water die wordt opgevangen en gebruikt kan worden voor substitutie<br />

van drinkwater is mede afhankelijk van het type dakbedekking. Voor daken met<br />

dakpannen geldt dat 90% van het water dat op het dak terechtkomt uiteindelijk kan<br />

worden gebruikt, voor daken met bitumen/gind is dit 80% en voor vegetatiedaken<br />

geldt dat slechts 20% kan worden gebruikt.<br />

<strong>GreenCalc</strong> 21


6 Milieukosten als gevolg van mobiliteit<br />

Bij het bepalen van milieueffecten van gebouwen is één van de belangrijke factoren<br />

de feitelijke bereikbaarheid van een gebouw. Door een gebouw op een specifieke<br />

plaats te situeren oefent men effect uit op de ecologie. Bereikbaarheid heeft een<br />

zeer duidelijke en niet mis te verstane invloed, die sterk afhankelijk is van korte<br />

termijn effecten vanuit overheidsbeleid, economische ontwikkeling, enz.<br />

De <strong>GreenCalc</strong>-module “(milieu)bereikbaarheid” voor gebouwen, bevat de volgende<br />

onderdelen:<br />

- locatie<br />

- openbaar vervoer<br />

- eigen vervoer<br />

Binnen de mobiliteitsmodule wordt de milieucomponent bereikbaarheid van een<br />

gebouw beoordeeld. Het gebruik van de verschillende vervoermiddelen (voet/fiets,<br />

trein, bus en auto) wordt ingeschat aan de hand van diverse invoergegevens.<br />

Afhankelijk van de vervuiling per reizigerskilometer (varieert per vervoermiddel)<br />

worden de verzonken milieulasten in guldens berekend.<br />

Figuur 10: Voorbeeld invoer uitgangspunten eigen vervoer<br />

<strong>GreenCalc</strong> 22


Achtergrond<br />

Als men een gebouw situeert in een dichtbevolkt gebied (bijvoorbeeld een<br />

stedelijk bebouwing); goed bereikbaar met de diverse openbaarvervoer<br />

voorzieningen en vervolgens maatregelen treft om een gebouw voor autovervoer<br />

minder aantrekkelijk te maken, zal de hoeveelheid emissie van schadelijke stoffen<br />

zoals koolstof- en zwavelverbindingen relatief gering zijn. In ieder geval gunstig<br />

afsteken ten opzichte van een gebouw gelegen in het buitengebied, slecht bereikbaar<br />

met het openbaar vervoer en een aanzienlijke kostenloze parkeervoorziening.<br />

Deze voorbeelden herkent iedereen als een milieuvriendelijke en een milieuonvriendelijke<br />

situatie. Beoordelen aan de hand van deze criteria is simpel en de<br />

keuze is snel gemaakt.<br />

In feite ligt de praktijk veel complexer. De opsomming van beïnvloedende factoren is<br />

dusdanig, dat er grof geschat meer dan 10 miljoen afwegingen gemaakt kunnen<br />

worden. Dit zijn dan zowel omgevings-, als gebouw-, gebruiks-, en<br />

gezondheidsfactoren.<br />

Om toch een begrijpelijk en overzichtelijk beeld te kunnen scheppen, is voor de<br />

<strong>GreenCalc</strong> bereikbaarheidsmodule een duidelijke selectie gemaakt. Daarvoor is een<br />

beperkt (25) aantal scenario’s samengesteld. Deze scenario’s benaderen globaal de<br />

situatie, waarin <strong>GreenCalc</strong> op dit moment functioneel is. Het resultaat geeft een<br />

inzicht in de gemiddelde bereikbaarheid met behulp van de verschillende<br />

vervoersmiddelen, van een gebouw op een locatie uitgaande van een gebruiksfunctie,<br />

waarna een milieuoordeel wordt gegeven. De module berekent de hoeveelheden van<br />

de schadelijke stoffen die vrijkomen door energie emissie bij het gebruik van<br />

vervoermiddelen in het algemeen.<br />

Ook is in de beschouwing betrokken de vervuiling en aantasting, veroorzaakt door de<br />

gebruikte grondstoffen in de vervoermiddelen en die van de benodigde infrastructuur.<br />

Een en ander op basis van hetgeen terugkomt in de kringloop, door sloop van de<br />

vervoerstoepassing; alles in de vorm van LCA/TWIN-uitkomsten.<br />

Beoordelingscriteria<br />

De criteria voor locatie waarvoor een keuze gemaakt moet worden binnen het<br />

programma om een uitkomst te genereren zijn de volgende:<br />

1. Ligging/functie gebouw<br />

• Locaties (5 keuze mogelijkheden)<br />

• Bebouwingsdichtheden (een 5-tal keuzen)<br />

• Aard van de werkzaamheden (een 3-tal keuzen)<br />

2. Openbaarvervoer condities<br />

• Frequenties van het openbaarvervoer<br />

• Afstanden tot meest nabije opstapplaatsen<br />

3 Eigenvervoer condities<br />

• Afstand tot meest nabije snelweg aansluiting<br />

• Afstand tot meest nabije parkeergelegenheid<br />

• Soort ontsluitingsweg (5 keuzen)<br />

• Voorzieningen langzaam verkeer (6 keuzen)<br />

• Aantal personen per auto<br />

<strong>GreenCalc</strong> 23


De verschillende gegevens worden als variabelen ingevoerd en leveren het<br />

eindresultaat op. Een probleem dat zich hierbij voordoet is, dat er de mogelijkheid<br />

bestaat, dat er geen kantoorlocatie buiten het stadscentrum ligt. Het begrip<br />

bevolkingsdichtheid is dan ook gedefinieerd als de bevolkingsdichtheid tot 25 km rond<br />

de aangegeven locatie. Feitelijk is dat ook af te lezen uit het hoogste getal van 600<br />

personen per ha. Dit is voor een stedelijke locatie een veel te laag getal en betekent<br />

per bewoner 167 m 2 grondoppervlakte, echter voor een gemiddelde van een<br />

stedelijke locatie met een omgeving binnen een straal van 25 km, komt dit redelijk in<br />

de buurt.<br />

Nadere uitwerking<br />

De straal rond het gebouw dat in ogenschouw wordt genomen is wordt aangehouden<br />

op 25 km rond het gebouw. Steekproefsgewijze onderzoek door enquêtering, in<br />

Arnhem en Utrecht, heeft aangetoond, dat dit bij benadering de straal is, waar het<br />

merendeel van de gebruikers van kantoorgebouwen woont (vof BGK Building<br />

Information maart 1996).<br />

Het verloop van de vestigingscurve rond een gebouw ziet er bijvoorbeeld uit, zoals<br />

gegeven in figuur 11.<br />

waarden vestigingspercentage<br />

40<br />

35<br />

30<br />

25<br />

20<br />

15<br />

10<br />

5<br />

0<br />

spreiding vestiging kantoorpersoneel<br />

0<br />

5<br />

10<br />

Figuur 11: Voorbeeld verdeling afstand wonen - werken kantoorpersoneel<br />

15<br />

de beoordeelde straal vanaf<br />

gebouw met een interval van<br />

5 km.<br />

<strong>GreenCalc</strong> 24<br />

20<br />

25<br />

spreiding<br />

vestigingspercentage<br />

toename afstand vanaf<br />

locatie


Verificatie gegevens<br />

Voor het eerst is het mogelijk, dat een beoordeling plaats vindt van de<br />

(milieu)bereikbaarheid van een gebouw. De hiertoe ontwikkelde rekenmethodiek is<br />

uniek en opgebouwd vanuit een situatie, waar <strong>GreenCalc</strong> zijn sterkte in vindt,<br />

namelijk de breedte van beoordelen.<br />

De aannamen zijn in de praktijk getoetst. Er is een aantal vereenvoudigingen<br />

doorgevoerd om al doende het aantal in te vullen gegevens te beperken en het<br />

programma toegankelijk te houden voor iedere gebruiker.<br />

In de <strong>GreenCalc</strong> module is dit teruggebracht tot een dikke drieduizend<br />

keuzemogelijkheden en na afwegen en vergelijking worden uiteindelijk een 25 tal<br />

defaultpakketten als keuze aangeboden.<br />

Aan de opzet liggen ondermeer planologische kengetallen ten grondslag, om een<br />

herkenbare onderbouwing te bewerkstelligen. Thans volgt door toepassing een<br />

verdere toetsing. Tot op heden blijkt de op deze wijze berekende toegankelijkheid<br />

goeddeels overeen te stemmen met de feitelijkheid.<br />

Verzonken milieukosten<br />

Tenslotte moet de vertaalslag naar verzonken milieukosten plaatsvinden. Door op de<br />

geconstateerde vervuiling de <strong>GreenCalc</strong> kentallen (monetariseren) toe te passen,<br />

wordt deze omgerekend naar verzonken milieukosten. Daarmee komt er een<br />

prijskaartje aan te hangen van de feitelijk veroorzaakte milieuschade.<br />

Gebouweigenaren en gebruikers kunnen daarmee de met de mobiliteit<br />

samenhangende milieukosten in hun "milieu-jaarrekening" betrekken.<br />

De bereikbaarheid strekt zich uit tot alle categorieën van verkeer (m.u.v. mogelijk later<br />

nog in te voegen vlieg- en scheepvaartverkeer). Hierbij wordt ook met<br />

bezettingsgraden van bijvoorbeeld auto’s rekening gehouden, zodat de directe<br />

effecten van carpoolen zichtbaar gemaakt worden.<br />

Door de toegepaste rekenmethode kunnen bereikbaarheidsscenario’s<br />

vergelijkenderwijs naast elkaar gezet en afgewogen worden.<br />

Conclusies<br />

Het is duidelijk, dat de bereikbaarheid van een gebouw een grote invloed heeft op de<br />

milieuvriendelijkheid van een gebouw. Tot op heden verkregen resultaten binnen het<br />

“<strong>GreenCalc</strong>” programma tonen dit al duidelijk aan.<br />

Het beoordelen van een gebouw op zijn milieukwaliteit zonder een beoordeling van<br />

de (milieu)bereikbaarheid van het gebouw blijkt een uitkomst te geven die aanzienlijk<br />

afwijkt van een beoordeling, waarin deze component wel wordt meegenomen. Werken<br />

met de (milieu)bereikbaarheidsmodule levert al heel snel het inzicht, dat goed<br />

gestructureerd, geïntegreerd openbaarvervoer, voorwaarde is om te komen tot<br />

vermindering van milieuvervuiling door mobiliteit.<br />

<strong>GreenCalc</strong> 25


7 Monetarisering van de milieulasten<br />

De grootste winstmogelijkheden voor duurzaam bouwen liggen nog voor de start van<br />

het ontwerp- of bouwproces, in de initiatieffase. In deze fase wordt in feite de keuze<br />

gemaakt voor wel of niet duurzaam bouwen. De keuzes die daar worden gemaakt, zijn<br />

essentieel voor het uiteindelijk behalen van milieuwinst. Denk aan de afweging tussen<br />

nieuwbouw, renovatie en aanpassing van het bestaande gebouw of verhuizing naar<br />

een ander bestaand pand. Ook de keuze voor eigen bureaus of wisselwerkplekken,<br />

de keuze voor een locatie in relatie tot de mobiliteit en de oriëntatie op de zon zijn<br />

bepalend. Niet zelden wordt in de initiatieffase onvoldoende nagedacht over aspecten<br />

van duurzaam bouwen, waarna in het vervolgtraject wordt getracht de milieubelasting<br />

te beperken.<br />

Duurzaam bouwen moet daarom een integraal onderdeel gaan vormen van de<br />

besluitvormingsprocessen. Bestaande rekenmodellen geven hiervoor niet voldoende<br />

bruikbare informatie. Om aan te sluiten bij de "taal" van de beslissers in de bouw, is<br />

bij de ontwikkeling van <strong>GreenCalc</strong> een analogie gezocht met de bedrijfseconomie.<br />

Daarom worden de milieulasten uitgedrukt in guldens (of een andere geldeenheid,<br />

bijvoorbeeld de euro).<br />

De keuze voor een milieu-economisch model biedt grote voordelen. Technisch<br />

wetenschappelijke uitgangspunten alleen, bieden onvoldoende mogelijkheden om het<br />

totale milieu-effect van een gebouw in een vroegtijdig stadium te kunnen beoordelen.<br />

Economische modellen geven de mogelijkheid om voorspellingen te doen op basis<br />

van afgesproken en erkende procedures. Er wordt daarbij een groot belang gehecht<br />

aan volledigheid van gegevens. Daarbij wordt met enige nuance aangekeken tegen<br />

de mate van nauwkeurigheid, waarin de verschillende gegevens bepaald worden. Bij<br />

bedrijfseconomische modellen worden aannames gedaan, bijvoorbeeld over het<br />

verloop van de rente over een periode van dertig jaar, die een grotere onzekerheid<br />

vertonen, dan de onderbouwde aannamen die bij <strong>GreenCalc</strong> gedaan worden bij het<br />

bepalen van de milieulasten.<br />

De milieu-effecten worden in <strong>GreenCalc</strong> uiteindelijk uitgedrukt in geld in plaats van<br />

kilogram CO2, mega joule of milieubelastingspunten. Deze vertaling, de<br />

monetarisering, biedt als voordeel dat alle milieueffecten in één getal gevat kunnen<br />

worden. Tegenover gevoelsmatige overwegingen staat een tastbaar begrip: geld. Ook<br />

de milieukosten die (gedeeltelijk) worden afgewenteld op de samenleving, worden zo<br />

zichtbaar gemaakt.<br />

De milieukosten zijn de herstel- of preventiekosten van de totale milieuschade die<br />

optreedt door de bouw en het gebruik van een gebouw. Dit zijn kosten die worden<br />

afgewenteld op de samenleving en die vroeg of laat te voorschijn komen. De<br />

milieukosten worden berekend op basis van het daadwerkelijke ontwerp van een<br />

gebouw en hebben betrekking op de totale levensduur daarvan.<br />

Voor een aantal milieu-effecten zijn de kosten inmiddels vastgesteld: broeikas-effect,<br />

vermesting, verzuring, afval, energie en water. Voor de overige milieu-effecten is<br />

vooralsnog een inschatting gemaakt. In 1999 zullen ook de kosten van deze milieueffecten<br />

worden vastgesteld. De kosten van milieueffecten worden bepaald door na<br />

<strong>GreenCalc</strong> 26


te gaan hoeveel preventie (bijvoorbeeld isolatie van een gebouw) of herstel (binding<br />

van CO2 door boom-aanplant) van het effect kost.<br />

Er zit overigens een bandbreedte in de milieukosten. Afhankelijk van het (gekozen)<br />

duurzaamheidsniveau en het tijdspad om dat te bereiken kunnen de milieukosten een<br />

factor 10 uiteen liggen. Zo liggen de kosten voor preventie van het broeikaseffect<br />

tussen f 0,20 en f 0,80 per kg CO2. Om de milieukosten zoveel mogelijk te laten<br />

aansluiten bij de bedrijfskosten is gekozen voor de laagste kosten.<br />

Milieukosten en milieubudget<br />

Om een afweging te kunnen maken, moeten kosten worden afgezet tegen baten.<br />

Hiervoor worden de begrippen milieukosten en milieubudget geïntroduceerd.<br />

De milieukosten zijn de herstel- of preventiekosten van de totale milieuschade, die<br />

optreedt door de bouw en het gebruik van een gebouw. De kosten hebben, evenals<br />

het milieubudget, betrekking op de totale levensduur van het gebouw.<br />

Het milieubudget wordt opgesteld op basis van het ambitieniveau en het programma<br />

van eisen. Uitgerekend wordt wat de milieukosten zijn als het programma van eisen-<br />

in een nieuwbouw wordt gerealiseerd die geheel aan de eisen van de opdrachtgever<br />

en het milieubeleid van de overheid voldoet. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een<br />

referentiegebouw. De uitkomsten van de <strong>GreenCalc</strong> berekening voor het<br />

referentiegebouw, vormen het kader waaraan een ontwerp getoetst wordt. Dit<br />

betekent bijvoorbeeld, dat bij renovatie van een gebouw milieuwinst wordt geboekt<br />

door hergebruik van materialen. Daarentegen zal het energiegebruik van een<br />

gerenoveerd gebouw vaak hoger zijn.<br />

De verhouding tussen de milieukosten (de werkelijke kosten) en het milieubudget (de<br />

door de opdrachtgever gestelde referentie) geeft aan in welke mate het ontwerp<br />

voldoet aan de eisen van de opdrachtgever. Daarnaast kan bij het berekenen van<br />

meerdere ontwerpen een vergelijking worden gemaakt tussen de duurzaamheid van<br />

verschillende ontwerpen.<br />

Doordat zowel het milieubudget als de milieukosten met <strong>GreenCalc</strong> worden berekend,<br />

en door de milieukosten uit te drukken als percentage van het milieubudget, vallen<br />

onzekerheden in het rekenprogramma voor een belangrijk deel weg. Er zijn<br />

bijvoorbeeld definitieverschillen in de milieubelasting van bakstenen. In de ene<br />

definitie wordt uitgegaan van het bakken van baksteen met als brandstof gas, terwijl in<br />

de andere definitie wordt uitgegaan van kolen als brandstof. Ook verschillen definities<br />

ten aanzien van het in de beschouwing betrekken van het transport van materialen of<br />

het vervoer van werknemers naar de fabriek.<br />

Milieu-index<br />

Nieuw in <strong>GreenCalc</strong> is de milieu-index. Bij de milieu-index worden de milieukosten<br />

van het gebouw vergeleken met de milieukosten van een referentiegebouw. Dit<br />

referentiegebouw is hetzelfde gebouw als het beschouwde gebouw, maar dan met<br />

materialen en technieken uit 1990. Welke technieken en materialen in het<br />

rekenprogramma aangehouden moeten worden voor het referentiegebouw, staat<br />

vermeld in de helpfile.<br />

Het voordeel van het gebruik van de milieu-index is dat gebouwen met verschillende<br />

afmetingen ook met elkaar vergeleken kunnen worden.<br />

<strong>GreenCalc</strong> 27


De milieu-index wordt als volgt bepaald:<br />

milieukosten<br />

referentiegebouw<br />

milieu index =<br />

× 100<br />

milieukosten<br />

gebouw<br />

Het referentiegebouw heeft dus een milieu-index van 100.<br />

De milieu-index wordt alleen uitgerekend wanneer twee of meer scenario’s ingevoerd<br />

zijn. Hierbij is het bovenste scenario altijd het referentiescenario (1990) met als<br />

milieu-index 100. Voor de andere scenario’s de milieu-index uitgerekend ten opzichte<br />

van het referentiegebouw uit 1990. Hoe hoger de milieu-index is, hoe duurzamer het<br />

gebouw.<br />

Relatie milieukosten l bouwkosten<br />

De milieukosten zijn niet rechtstreeks vergelijkbaar met bouwkosten. Dat is ook niet<br />

het uitgangspunt van <strong>GreenCalc</strong>. Door verhoging van de bouwkosten (gebruik<br />

duurzame materialen, energiebesparingsmaatregelen) dalen de milieukosten. In<br />

eerste instantie moet bij beslissers duidelijk worden welke milieu-effecten een gebouw<br />

heeft. <strong>GreenCalc</strong> biedt de beslissers vervolgens de mogelijkheid een onderbouwde<br />

afweging te maken tussen verschillende milieusparende opties.<br />

MiKa en MiJa<br />

Sureac heeft een milieukaart (MiKa) ontwikkeld en werkt aan de ontwikkeling van een<br />

milieu-jaarrekening (MiJa).<br />

Een MiKa wordt opgesteld in de initiatief-, ontwerp- en bouwfase van een project en<br />

geeft in één oogopslag inzicht in de verwachte duurzaamheid van een gebouw.<br />

Op deze kaart worden het milieubudget en de milieukosten van een gebouw<br />

opgenomen. Bij elk gebouwontwerp worden drie typen milieukaarten opgesteld:<br />

MiKa 1: initiatieffase (programma van eisen/budgetkaart);<br />

MiKa 2: ontwerpfase (aanbesteding);<br />

MiKa 3: bouwfase/oplevering (openingsbalans milieujaarrekening).<br />

Bij de initiatieffase wordt het milieubudget vastgesteld op basis van het programma<br />

van eisen. Hier wordt het milieu ambitieniveau vastgelegd, hetgeen met de MiKa 1<br />

inzichtelijk en afrekenbaar gemaakt wordt. Wanneer het programma van eisen<br />

gewijzigd wordt, wordt een nieuw milieubudget opgesteld. MiKa 2 en 3 geven de<br />

beslissers in de bouw inzicht in de duurzaamheid van het ontwerp en moeten<br />

bijdragen aan duurzaam bouwen. Daarnaast kunnen het milieubudget en de<br />

openingsbalans worden vastgelegd in een accountantsverklaring, waarmee het een<br />

vastgestelde en harde grens vormt voor de overgang van de bouw- naar de<br />

gebruiksfase.<br />

De MiJa wordt opgesteld in de gebruiksfase van een gebouw. Op basis van meting<br />

van een aantal parameters wordt jaarlijks de daadwerkelijke duurzaamheid van het<br />

gebruik van het gebouw vastgesteld.<br />

De MiJa geeft inzicht in de duurzaamheid van het gebruik; hier worden de<br />

uitgangspunten van het programma van eisen getoetst aan de werkelijke situatie.<br />

<strong>GreenCalc</strong> 28


Tijdens de gebruiksfase worden jaarlijks verlies- en winstrekeningen (milieubalans)<br />

opgesteld. Door het energie- en waterverbruik, de mobiliteit, de bezettingsgraad van<br />

het gebouw en de afschrijvingskosten van het materiaal te meten kan nagegaan<br />

worden of de werkelijke milieukosten het milieubudget niet overschrijden. Het<br />

energiegebruik is bijvoorbeeld te bepalen aan de hand van de energierekening,<br />

mobiliteit aan de hand van reiskostenvergoedingen. De MiJa geeft tevens inzicht in<br />

hoeverre de milieugoederen duurzaam gebruikt worden. De technische levensduur<br />

van vloerbedekking bedraagt bijvoorbeeld vijftien jaar. Wanneer deze al naar zeven<br />

jaar vervangen moet worden, is er geen sprake van duurzaam gebruik. Deze kosten<br />

worden zichtbaar gemaakt op de MiJa.<br />

<strong>GreenCalc</strong> wordt hiertoe uitgebreid met een module waarmee tijdens de gebruiksfase<br />

de milieukosten kunnen worden bepaald: "<strong>GreenCalc</strong> duurzaam beheren". Wanneer<br />

het milieubudget niet overschreden wordt, vindt een bijboeking plaats op de<br />

milieubalans. Overigens worden alleen de totale milieukosten afgezet tegen het<br />

milieubudget. Dat betekent dat te hoge milieukosten ten aanzien van bijvoorbeeld<br />

mobiliteit worden weggestreept tegen lagere energiekosten.<br />

Wanneer een gebruiker het milieubudget overschrijdt, moet deze naar maatregelen<br />

zoeken om bijvoorbeeld het energiegebruik te beperken of de bezettingsgraad te<br />

verhogen. Een andere mogelijkheid is dat een eigenaar/gebruiker bij overschrijding<br />

van het energiebudget maatregelen neemt om de extra energiebehoefte te vullen met<br />

duurzame energie, bijvoorbeeld windenergie. Zo blijft de gebruiker binnen het<br />

milieubudget en kan de extra milieubelasting worden beperkt.<br />

Wanneer blijkt dat het milieubudget ondanks aanvullende maatregelen niet gehaald<br />

kan worden moet worden nagegaan waar de kostenoverstijging aan te wijten is.<br />

Mogelijk kan dit leiden tot bijstelling van het milieubudget. Foutieve berekeningen<br />

kunnen gedeeltelijk vermeden worden door uitkomsten te toetsen aan algemene<br />

ervaringscijfers.<br />

Om daadwerkelijk tot een afrekening te kunnen komen is het wenselijk dat de totale<br />

gebouwenvoorraad van grote organisaties, zoals een ministerie, een bank, wordt<br />

opgenomen in een milieubalans. Dit biedt mogelijkheden tot verevening. Wanneer<br />

een gebouw het milieubudget jaarlijks overschrijdt kan bij de bouw van een nieuw<br />

gebouw worden ingezet op extra verlaging van de milieukosten om de milieubalans<br />

als geheel in balans te brengen.<br />

Om dit mogelijk te maken wordt een milieutaxatie voor bestaande gebouwen<br />

ontwikkeld, vergelijkbaar met de taxatiemethodiek van onroerend goedmakelaars. Op<br />

basis van een milieutaxatierapport (MiKa 3) kunnen bestaande gebouwen in de<br />

milieubalans worden opgenomen.<br />

Levensduur<br />

De milieukosten worden bepaald voor de gehele levensduur van een gebouw. Het lijkt<br />

logisch dat een langer gebruik van een gebouw hogere milieukosten met zich<br />

meebrengt; in 75 jaar wordt meer energie en water verbruikt dan in 30 jaar.<br />

Daarentegen worden de materiaalkosten over een langere periode afgeschreven.<br />

<strong>GreenCalc</strong> 29


De milieukosten (of gebruikskosten) door mobiliteit, energie-, water- en ruimtegebruik<br />

en toekomstig onderhoud c.q. vervangingen (o.a. vloerbedekking) worden echter niet<br />

contant gemaakt (gekapitaliseerd) naar het moment dat een gebouw in gebruik wordt<br />

genomen, zoals bij zuiver economische beschouwingen. De milieubelasting in de<br />

toekomst weegt immers net zo zwaar (misschien juist zelfs zwaarder) dan op dit<br />

moment.<br />

Bezettingsgraad<br />

Het milieubudget gaat uit van een bepaalde bezettingsgraad van het gebouw. De<br />

bezettingsgraad wordt uitgedrukt in gebruiksuren. Het milieubudget wordt aangepast<br />

wanneer blijkt dat de daadwerkelijke bezetting afwijkt van de verwachte bezetting.<br />

Een lagere bezetting leidt tot een lager milieubudget. Leegstand van kantoorruimte is<br />

verspilling en dat komt tot uiting op de MiJa.<br />

<strong>GreenCalc</strong> 30


8 Werken met <strong>GreenCalc</strong><br />

Een binnen <strong>GreenCalc</strong> aangemaakt bestand bevat één project.<br />

Binnen een project kunnen verschillende gebouwontwerpen worden aangemaakt,<br />

om de milieubelasting van diverse gebouwvormen met elkaar te kunnen vergelijken<br />

en keuzes te maken. Bestaande gebouwontwerpen kunnen binnen een project<br />

worden gedupliceerd, om op eenvoudige wijze een aangepast ontwerp in te kunnen<br />

voeren. In een ontwerp worden de basisgegevens van een gebouw vastgelegd,<br />

zoals bruto vloeroppervlakte, gebruiksoppervlakte, oriëntatie en oppervlakte van<br />

gevels, glaspercentage, aantal werknemers, en dergelijke (zie ook figuur 4).<br />

Binnen een gebouwontwerp kunnen één of meer scenario’s worden aangemaakt.<br />

In een scenario wordt de milieubelasting van een gebouwontwerp uitgewerkt, zodat<br />

de invloed van verschillende materiaalkeuzes, installatietypen, enz. kan worden<br />

beoordeeld. Bestaande scenario's kunnen binnen het gebouwontwerp worden<br />

gedupliceerd, om een aangepast scenario te kunnen maken, zonder veel gegevens<br />

opnieuw te moeten invoeren.<br />

Scenario; modulen<br />

Elk scenario bestaat uit vier modulen, waarin gegevens over het gebouw worden<br />

vastgelegd:<br />

• in de materialenmodule: materiaalkeuze, hoeveelheden en isolatiewaarden;<br />

• in de energiemodule: gebouwklimatisering, installaties en energiebesparende<br />

maatregelen;<br />

• in de watermodule: (drink)waterbesparende maatregelen;<br />

• in de mobiliteitsmodule: gegevens met betrekking tot de gebouwlocatie en het<br />

woon-werkverkeer.<br />

De invoer van de modulen is uniek voor een scenario. Zie hiervoor de in de vorige<br />

paragrafen, bij de bespreking van de modulen, gegeven voorbeelden.<br />

Variaties binnen modulen komen tot uitdrukking in verschillende scenario’s.<br />

In figuur 12 wordt de structuur getoond.<br />

<strong>GreenCalc</strong> 31


Project<br />

Gebouwontwerp A (nieuwbouw)<br />

Senario 1<br />

Senario 2<br />

Gebouwontwerp B (nieuwbouw)<br />

Senario 1<br />

Materialen 1<br />

Energie 1<br />

Water 1<br />

Mobiliteit 1<br />

Materialen 2<br />

Energie 2<br />

Water 2<br />

Mobiliteit 2<br />

Gebouwontwerp C (nieuwbouw)<br />

Senario 3<br />

Senario 4<br />

Materialen 1<br />

Energie 1<br />

Water 1<br />

Mobiliteit 1<br />

Materialen 3<br />

Energie 3<br />

Water 3<br />

Mobiliteit 3<br />

Materialen 4<br />

Energie 4<br />

Water 4<br />

Mobiliteit 4<br />

Figuur 12: Overzicht van de bestandsstructuur binnen <strong>GreenCalc</strong>:<br />

(project, ontwerpen, scenario's, modulen)<br />

De in dit stuk getoonde voorbeeldschermen zijn afkomstig van een <strong>GreenCalc</strong><br />

berekening voor een kantoorgebouw.<br />

De berekeningen voor het gerealiseerde ontwerp worden vergeleken met een<br />

referentiesituatie.<br />

Via de in <strong>GreenCalc</strong> opgenomen mogelijkheid voor export van de resultaten naar<br />

voorgeprogrammeerde uitvoerbladen (tabellen en grafieken) in Excel, kunnen de<br />

resultaten van verschillende scenario's naast elkaar worden gezet. Dit wordt getoond<br />

in figuur 13 en 14.<br />

<strong>GreenCalc</strong> 32


12 000 000<br />

10 000 000<br />

8 000 000<br />

6 000 000<br />

4 000 000<br />

2 000 000<br />

-<br />

Figuur 13: vergelijking totaalresultaten gebouw met referentiegebouw<br />

7 000 000<br />

6 000 000<br />

5 000 000<br />

4 000 000<br />

3 000 000<br />

2 000 000<br />

1 000 000<br />

-<br />

1 000 000-<br />

2 000 000-<br />

Totaal overzicht Milieukosten<br />

Overzicht Milieukosten Energie<br />

Figuur 14: Vergelijking uitkomsten module energie gebouw en referentie<br />

Voorbeeld Milieuindex referentie<br />

1990<br />

Voorbeeld Milieuindex<br />

Milieuvriendelijk<br />

Voorbeeld Milieuindex referentie<br />

1990<br />

Voorbeeld Milieuindex<br />

Milieuvriendelijk<br />

<strong>GreenCalc</strong> 33<br />

0 0<br />

0 0


Naast de overall uitkomsten ontstaat uiteraard ook een grote hoeveelheid informatie<br />

op onderdelen.<br />

Met <strong>GreenCalc</strong> is een krachtig instrument ter beschikking gekomen, waarmee op een<br />

onderbouwde/gestructureerde wijze kan worden gewerkt aan het verder terugbrengen<br />

van de milieubelasting door huisvesten en bouwen.<br />

<strong>GreenCalc</strong> 34


9 Tot slot<br />

<strong>GreenCalc</strong> is ontwikkeld op basis van de knowhow van onderstaande organisaties.<br />

Stichting Sureac<br />

Deze stichting is opgericht door milieuadviesbureau het Nederlands Instituut voor<br />

Bouwbiologie en Ecologie (NIBE) en accountantskantoor BDO CampsObers.<br />

<strong>GreenCalc</strong> is eigendom van Sureac.<br />

Nederlands Instituut voor Bouwbiologie en Ecologie<br />

Het NIBE heeft met behulp met het TWIN-model een methode ontwikkeld om de<br />

milieubelasting van grondstof, materiaal, produkt en bouwdeel uit te drukken in zowel<br />

kwantitatieve grootheden (bv. kg CO2) als kwalitatieve milieubelastingspunten. Deze<br />

methode is wetenschappelijk onderbouwd door een afgerond promotieonderzoek aan<br />

de TU Eindhoven. Tevens heeft het NIBE veel ervaring met het samenstellen van de<br />

milieukaarten (MiKa's) voor klanten die werken aan de ontwikkeling en realisatie van<br />

bouwprojecten.<br />

BDO CampsObers<br />

BDO heeft via een monetarisering van milieubelastingspunten een brug geslagen<br />

naar de 'klassieke' bedrijfseconomie. Het Centre of excellent vastgoed van BDO<br />

heeft deze methodiek vertaald naar milieu-investeringen, -afschrijvingen,<br />

kapitalisering en rendement. Bovendien kan een milieu verlies- en winstrekening<br />

worden opgesteld. Op die manier krijgen de portefeuillehouders van vastgoed een<br />

instrument in handen om op bedrijfseconomische wijze met de exploitatie de<br />

milieukwaliteit van de voorraad te sturen.<br />

Erasmus Universiteit<br />

De Erasmus Universiteit heeft de monetarisering van de milieubelastingspunten<br />

wetenschappelijk getoetst aan de waardering van het milieu en aan de consistentie<br />

binnen het economische verkeer.<br />

<strong>DGMR</strong><br />

<strong>DGMR</strong> heeft niet alleen ervaring op het gebied van energie en andere bouwfysiche<br />

aspecten, maar ook op het gebied van software-ontwikkeling. Deze combinatie heeft<br />

geresulteerd in het professionele softwareprogramma <strong>GreenCalc</strong>-design, waarin de<br />

modules bouwmaterialen, energie, water en mobiliteit zijn opgenomen.<br />

De energiemodule is door <strong>DGMR</strong> opgesteld.<br />

BEDS<br />

BEDS is ondergebracht in Sureac en verzorgt de research en development. BEDS<br />

heeft de mobiliteitsmodule voor <strong>GreenCalc</strong> ontwikkeld.<br />

opMAAT<br />

Met haar kennis van dit specifieke terrein heeft opMAAT, in opdracht van<br />

Rijksgebouwendienst en gemeente en provincie Utrecht, de basis voor de<br />

watermodule zoals die in <strong>GreenCalc</strong> wordt gebruikt, ontwikkeld.<br />

<strong>GreenCalc</strong> 35

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!