Kwaliteitsklassen en monitoring van de beheertypen Inhoudsopgave

More documents

Recommendations

Info

Monitoring Parameter Methode Frequentie Structuurelementen Bepaling bedekking 6 jaar Vegetatie Vegetatiekartering alléén indien sprake kan zijn van aanwezigheid Natura2000-habitattype H6120 Stroomdalgraslanden 12 jaar Planten Inventarisatie kwalificerende soorten 6 jaar Dagvlinders Inventarisatie kwalificerende soorten 6 jaar Ruimtelijke condities GIS-analyse en veldwaarneming 6 jaar 108
N12.02 Kruiden- en faunarijk grasland Er hoeft geen kwaliteitsbepaling te worden gedaan wanneer dit type met minder dan 0,5 hectare in een gebied aanwezig is. Afbakening • Het betreft grasland, de grasachtigen (monocotylen) zijn dominant, maar kruiden (dicotylen) en mossen hebben een oppervlakteaandeel van tenminste.20% • Er wordt geen bemesting toegepast, met uitzondering van ruige stalmest (max. 20 ton per ha per jaar) of bekalking. • De graslanden zijn niet tot andere beheertypen te rekenen (zie afbakening andere graslanden). • Vrijwel jaarlijks in winter en voorjaar langdurig overstroomde weilanden worden niet tot dit beheertype maar tot Zilt- en overstromingsgrasland gerekend Structuur Dit beheertype omvat droge tot vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke graslanden. Ze omvat een scala aan bloemrijke vegetaties van vrij schrale typen kamgrasweiden tot tamelijk voedselrijke witbolgraslanden. Vochtige hooilanden met grondwaterinvloed, overstromingsgraslanden, natte en droge schraallanden en glanshaverhooilanden vallen buiten dit type, maar worden als zelfstandige beheertypen onderscheiden. De planten die in dit beheertype voorkomen zijn merendeels algemenere soorten die weinig specifieke eisen aan de abiotische omgeving stellen. Flora en vegetatie zijn daarom niet bepalend voor de kwaliteit van dit beheertype, en de milieu- en watercondities slechts in beperkte mate. Wel is het belangrijk om te streven naar een zo groot mogelijke variatie in voedselrijkdom en vochtigheid. Variatie in structuur is belangrijk voor faunasoorten die in dit grasland voorkomen. Zo zorgt een afwisseling tussen korte en hoge vegetatie met plaatselijk ruigte en struweel voor verschil in microklimaat, hetgeen van belang is voor dagvlinders, andere insecten, reptielen, vogels en kleine zoogdieren. Binnen het kruiden- en faunarijk grasland zijn grasachtigen dominant, maar kruiden en mossen hebben een oppervlakteaandeel van tenminste 20%. De volgende kwalificerende structuurelementen worden onderscheiden: Structuurelement Minimum % Maximum % Hoog struweel, incl. braam-, gagel- en bremstruweel 5 20 Ruigte 5 20 Solitaire bomen en kleine bosjes (>5 m) 1 5 Meter slootlengte / hectare* 100 - *Slootlengte is in meter/ha, geen percentage Kwaliteitsbepaling Goed: indien minimaal 3 of meer kwalificerende structuurelementen aanwezig zijn. Matig: indien 2 kwalificerende structuurelementen aanwezig zijn. Slecht: indien 0-1 kwalificerend structuurelement aanwezig is. 109
Page 1 and 2:
Kwaliteitsklassen en monitoring van
Page 3 and 4:
N01.01 Zee en wad Van dit type moet
Page 5 and 6:
Kwalificerende sleutelsoorten van g
Page 7 and 8:
Planten: Broedvogels: armbloemige w
Page 9 and 10:
Monitoring Parameter Methode Freque
Page 11 and 12:
Planten: Broedvogels: besanjelier,
Page 13 and 14:
Ruimtelijke condities Bij de interp
Page 15 and 16:
Flora en fauna Biotische kwaliteit
Page 17 and 18:
Ruimtelijke condities Bij de interp
Page 19 and 20:
Structuurelement Minimum Maximum Ee
Page 21 and 22:
Variabele Goed Matig Slecht rivier
Page 23 and 24:
Hydrologie GIS-analyse en veldwaarn
Page 25 and 26:
Beschaduwing (bovenloop) 50 beeklen
Page 27 and 28:
Matig: indien de totaalbeoordeling
Page 29 and 30:
Natuurlijke begroeiing tot 100 m va
Page 31 and 32:
Totaal P (mg P/l) ≤ 0,01 0,01-0,0
Page 33 and 34:
N04.02 Zoete plas Er hoeft geen kwa
Page 35 and 36:
Kwaliteitsbepaling Goed: indien min
Page 37 and 38:
Slecht: indien minstens 3 variabele
Page 39 and 40:
planten met drijfbladeren element o
Page 41 and 42:
Afstand tot dichtstbijzijnde natuur
Page 43 and 44:
eedte rietkraag Plas/meer 3 M Verla
Page 45 and 46:
Totaal N (mg N/l) ≤1,3 1,3-1,9
Page 47 and 48:
N05.01 Moeras Er hoeft geen kwalite
Page 49 and 50:
Figuur. Ranges waarbij voor moeras
Page 51 and 52:
Tot de kwalificerende soorten kunne
Page 53 and 54:
Milieu- en watercondities De beoord
Page 55 and 56:
N06.02 Trilveen Van dit type moet o
Page 57 and 58: Trilvenen komen optimaal voor onder
Page 59 and 60: Broedvogels: Libellen: blauwborst,
Page 61 and 62: Ruimtelijke condities Wanneer het b
Page 63 and 64: Flora en fauna Biotische kwaliteit
Page 65 and 66: Monitoring Parameter Methode Freque
Page 71 and 72: Milieu- en watercondities De beoord
Page 73 and 74: N07.01 Droge heide Er hoeft geen kw
Page 75 and 76: Externe beïnvloeding Stikstofdepos
Page 77 and 78: Tot de kwalificerende soorten kunne
Page 79 and 80: N08.01 Strand en embryonaal duin Er
Page 81 and 82: N08.02 Open duin Er hoeft geen kwal
Page 83 and 84: Het duinzand van open duinen raakt
Page 85 and 86: N08.03 Vochtige duinvallei Van dit
Page 87 and 88: wegzakt hangt mede af van de liggin
Page 89 and 90: N08.04 Duinheide Er hoeft geen kwal
Page 93 and 94: Kwaliteitsbepaling Goed: indien min
Page 97 and 98: ) Externe beïnvloeding Stikstofdep
Page 99 and 100: Tot de kwalificerende soorten kunne
Page 103 and 104: Flora en fauna De biotische kwalite
Page 107: Flora en fauna Biotische kwaliteit
Page 111 and 112: N12.03 Glanshaverhooiland Er hoeft
Page 113 and 114: N12.04 Zilt- en overstromingsgrasla
Page 119 and 120: N12.06 Ruigteveld Er hoeft geen kwa
Page 121 and 122: N13.01 Vochtig weidevogelgrasland V
Page 123 and 124: N13.02 Wintergastenweide De monitor
Page 125 and 126: N14.01 Rivier- en beekbegeleidend b
Page 127 and 128: Doorgaans is de nutriëntrijkdom in
Page 129 and 130: N14.02 Hoog- en laagveenbos Er hoef
Page 135 and 136: N15.01 Duinbos Er hoeft geen kwalit
Page 137 and 138: Externe beïnvloeding Stikstofdepos
Page 139 and 140: Structuurkenmerken Hoeveelheid Geme
Page 141 and 142: N16.01 Droog bos met productie Er h
Page 143 and 144: N16.02 Vochtig bos met productie Er
Page 145 and 146: N17.01 Vochtig hakhout en middenbos
Page 147 and 148: N17.02 Droog hakhout Er hoeft geen
Page 149 and 150: N17.03 Park- en stinzenbos Er hoeft
Page 151 and 152: N17.04 Eendenkooi Een eendenkooi is
Page 153 and 154: Flora en fauna: De biotische kwalit
Page 155 and 156: Milieu- en watercondities: Monitori
Page 157 and 158: A 02.01 Botanisch waardevol graslan
Page 159 and 160:
A 02.02 Botanisch waardevol akkerla
Page 161 and 162:
Literatuurverwijzingen Om te komen
Page 163 and 164:
Bijlage 1: Rode Lijstsoorten voor k
Page 165 and 166:
Gekroesd gaffeltandmos Dicranum spu
Page 167 and 168:
Akkerviltkruid Filago arvensis Vaat
Page 169 and 170:
Kalkraket Calepina irregularis Vaat
Page 171 and 172:
Stinkende kamille Anthemis cotula V
Page 173 and 174:
Ortolaan Emberiza hortulana Vogels
Page 175 and 176:
08AA 08A-a RG Berula erecta-[Sparga
Page 177 and 178:
10AB01 09B2c Eriophoro-Caricetum la
Page 179 and 180:
36RG02 36A-b RG Myrica gale-[Salici
Page 181 and 182:
N07.01 Droge heide CODE_VN Code_SBB
Page 183 and 184:
23RG01 14-i RG Ammophila arenaria-C
Page 185 and 186:
N09.01 Schor of kwelder CODE_VN Cod
Page 187 and 188:
16B1d Ranunculo-Senecionetum aquati
Page 189 and 190:
16BC01A 16C4b Lolio-Cynosuretum typ
Page 191 and 192:
16C4b Lolio-Cynosuretum typicum 2 1
Page 193 and 194:
37AB01D 37-d Pruno-Crataegetum clem
Page 195 and 196:
Bijlage 3: Overzicht structuureleme
Page 197 and 198:
Bijlage 4: Koppeling tussen de SNL-
Page 199 and 200:
H3150 Meren met krabbenscheer en fo
Page 201 and 202:
H6430_B Ruigten en zomen (harig wil
Page 203 and 204:
H9120 Beuken-eikenbossen met hulst
Page 205 and 206:
- 06.01 Veenmosrietland en moerashe
Page 207 and 208:
Bijlage 5: Koppeling tussen de SNL-
show all

Kwaliteitsklassen en monitoring van de beheertypen Inhoudsopgave

Create successful ePaper yourself

Delete template?

Save as template?