Klik hier voor de scriptie van Mounia Saidi. - Flitspanel.nl
Klik hier voor de scriptie van Mounia Saidi. - Flitspanel.nl
Klik hier voor de scriptie van Mounia Saidi. - Flitspanel.nl
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Conclusie<br />
In dit hoofdstuk is gekeken welke factoren <strong>van</strong> invloed zijn op <strong>de</strong> behoefte en het<br />
gebruik <strong>van</strong> gezinsvrien<strong>de</strong>lijk beleid. Aan <strong>de</strong> hand <strong>van</strong> <strong>de</strong> hypothesen die in dit<br />
hoofdstuk zijn getoetst, wordt een samenvatting <strong>van</strong> het hoofdstuk gegeven. In dit<br />
hoofdstuk zijn <strong>de</strong> hypothesen getoetst. Deze wor<strong>de</strong>n één <strong>voor</strong> één behan<strong>de</strong>ld. De<br />
behoefte aan gezinsvrien<strong>de</strong>lijk beleid wordt verklaard door geslacht, partner en <strong>de</strong><br />
aanwezigheid <strong>van</strong> kin<strong>de</strong>ren on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> twaalf jaar. De hypothese dat vrouwen meer<br />
behoefte hebben aan gezinsvrien<strong>de</strong>lijk beleid kan slechts ge<strong>de</strong>eltelijk aangenomen<br />
wor<strong>de</strong>n, aangezien <strong>de</strong>ze slechts <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verklaring <strong>van</strong> behoefte aan calamiteitenverlof<br />
significant was. De twee<strong>de</strong> hypothese was dat Rijksambtenaren met kin<strong>de</strong>ren on<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />
twaalf jaar meer behoefte hebben aan gezinsvrien<strong>de</strong>lijk beleid. Deze hypothese kan<br />
<strong>voor</strong> sommige regelingen aangenomen wor<strong>de</strong>n, aangezien Rijksambtenaren met<br />
kin<strong>de</strong>ren on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> twaalf jaar significant meer behoefte had<strong>de</strong>n aan structureel<br />
thuiswerken en ou<strong>de</strong>rschapsverlof. Ver<strong>de</strong>r kan <strong>de</strong> hypothese dat Rijksambtenaren<br />
zon<strong>de</strong>r partner meer behoefte hebben aan gezinsvrien<strong>de</strong>lijk beleid niet geheel<br />
aangenomen, noch verworpen wor<strong>de</strong>n. Uit <strong>de</strong> regressieanalyse is naar voren gekomen<br />
dat Rijksambtenaren met partner min<strong>de</strong>r behoefte hebben aan structureel thuiswerken.<br />
Rijksambtenaren met partner hebben echter meer behoefte aan het ou<strong>de</strong>rschapsverlof.<br />
Tevens zijn <strong>de</strong> controlevariabelen <strong>van</strong> invloed op <strong>de</strong> behoefte aan gezinsvrien<strong>de</strong>lijk<br />
beleid. Naarmate een Rijksambtenaar ou<strong>de</strong>r wordt, heeft hij min<strong>de</strong>r behoefte aan<br />
sommige regelingen. Ver<strong>de</strong>r heeft het opleidingsniveau invloed op <strong>de</strong> behoeften: hoger<br />
opgelei<strong>de</strong>n hebben significant meer behoefte aan flexibele werkarrangementen. Hoger<br />
opgelei<strong>de</strong>n hebben echter min<strong>de</strong>r behoefte aan het calamiteitenverlof. Tot slot hebben<br />
Rijksambtenaren die gemid<strong>de</strong>ld meer dan 33 uur werken min<strong>de</strong>r behoefte aan flexibele<br />
begin- en eindtij<strong>de</strong>n en calamiteitenverlof dan Rijksambtenaren die min<strong>de</strong>r dan 33 uur<br />
werken.<br />
Het gebruik <strong>van</strong> gezinsvrien<strong>de</strong>lijk beleid wordt het sterkst beïnvloed door <strong>de</strong> behoefte<br />
aan gezinsvrien<strong>de</strong>lijk beleid. Ook heeft gepercipieer<strong>de</strong> aanwezigheidscultuur en<br />
informatie<strong>voor</strong>ziening invloed op het gebruik <strong>van</strong> gezinsvrien<strong>de</strong>lijk beleid. Hypothesen<br />
3a ten aanzien <strong>van</strong> informatie<strong>voor</strong>ziening en 3b ten aanzien <strong>van</strong> aanwezigheidscultuur<br />
kunnen dus <strong>voor</strong> sommige regelingen aangenomen wor<strong>de</strong>n. Hoewel <strong>de</strong> meeste<br />
Rijksambtenaren hun organisatiecultuur over het algemeen als on<strong>de</strong>rsteunend ervaren,<br />
heeft on<strong>de</strong>rsteuning geen significante invloed op het gebruik <strong>van</strong> gezinsvrien<strong>de</strong>lijk<br />
beleid.<br />
Het gebruik kan in sommige gevallen beïnvloed wor<strong>de</strong>n door het hebben <strong>van</strong> een<br />
partner of kin<strong>de</strong>ren on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> twaalf jaar. Zodoen<strong>de</strong> kunnen hypothesen 2b en 2c<br />
ge<strong>de</strong>eltelijk aangenomen wor<strong>de</strong>n. Hypothese 2a wordt echter verworpen aangezien er<br />
geen significante verschillen zijn in gebruik tussen mannen en vrouwen. Ook kunnen<br />
leeftijd, opleidingsniveau en aantal werkuren <strong>van</strong> invloed zijn op het gebruik <strong>van</strong><br />
gezinsvrien<strong>de</strong>lijk beleid. Tot slot blijkt dat <strong>de</strong> invloed betreffen<strong>de</strong> het gebruik verschilt<br />
per regeling. Er kan in dit geval niet gesproken wor<strong>de</strong>n over <strong>de</strong> invloed op typen beleid,<br />
Rijk aan Gezinsvrien<strong>de</strong>lijk Beleid? <strong>Mounia</strong> Saïdi<br />
81