als PDF document. - Jeugdboekenweek
als PDF document. - Jeugdboekenweek
als PDF document. - Jeugdboekenweek
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
LESTIPS<br />
werken met boeken in de klas
Inhoudsopgave<br />
Inleiding 5<br />
<strong>Jeugdboekenweek</strong> in de bib 7<br />
Kleuters 9<br />
Lestip 1 – Anton kan toveren 10<br />
Lestip 2 – Dit is geen doos 13<br />
Lestip 3 – Het krijtje 17<br />
Lestip 4 – Ik voel een voet! 22<br />
Lestip 5 – Wat is dat? 25<br />
Lestip 6 – Wie knipt de tenen van de reus 28<br />
Eerste leerjaar 33<br />
Lestip 1 – En ze leefden nog lang en gelukkig 34<br />
Lestip 2 – Keepvogel: de uitvinding 37<br />
Lestip 3 – Letterdromen met Do 41<br />
Lestip 4 – Piet stoer wil een draak 44<br />
Lestip 5 – Sjaantje doet <strong>als</strong>of 46<br />
Lestip 6 – Waar is de woe-la-la? 49<br />
Tweede en derde leerjaar 53<br />
Lestip 1 – De dromen van Boeba 54<br />
Lestip 2 – De hoed van de tovenaar 59<br />
Lestip 3 – Het is echt echt waar 64<br />
Lestip 4 – Hier is de boze heks 67<br />
Lestip 5 – Jani Kekke en de blauwe dagdromer 71<br />
Lestip 6 – Paperasje 76<br />
Vierde en vijfde leerjaar 81<br />
Lestip 1 – De lange weg naar huis 82<br />
Lestip 2 – De zoektocht van Gwyn 87<br />
Lestip 3 – Een Midzomernachtsdroom 91<br />
Lestip 4 – Ik was een rat 95<br />
Lestip 5 – Sebastiaan Duister 100<br />
Lestip 6 – Wist je dat mijn broer breekbaar is? 105<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – inhoudsopgave | 3
Zesde leerjaar 111<br />
Lestip 1 – De uitvinding van Hugo Cabret 112<br />
Lestip 2 – Het zwarte geheimenboek 117<br />
Lestip 3 – Linus 121<br />
Lestip 4 – Raven’s Gate 125<br />
Lestip 5 – Rijmen en verzen 130<br />
Lestip 6 – Tobie Lolness: op de vlucht 135<br />
Makkelijk lezen 139<br />
Lestip 1 – De laatste trein 140<br />
Lestip 2 – Encyclopedie van de fantasie 145<br />
Lestip 3 – Het dansende licht 150<br />
Lestip 4 – Ik zie, ik zie... een boek vol fantasie 155<br />
Lestip 5 – In Schemerland 160<br />
Lestip 6 – Lafcadio, de leeuw die terugschoot 166<br />
Over de samenstellers 171<br />
Colofon 172<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – inhoudsopgave
<strong>Jeugdboekenweek</strong> 15-29 maart 2009<br />
‘Dat heeft geen zin,’ zei Alice. ‘Onmogelijke dingen kun je nou eenmaal<br />
niet geloven.’<br />
‘Ik denk dat je gewoon nog niet zo veel ervaring hebt,’ zei de Koningin.<br />
‘Toen ik zo oud was <strong>als</strong> jij oefende ik elke dag een halfuur. Er waren dagen<br />
waarop ik voor het ontbijt al zes onmogelijke dingen had geloofd.’<br />
uit: Alice in Spiegelland / Lewis Carroll<br />
Het vermogen van kinderen om onmogelijke dingen te geloven, dat willen<br />
we tijdens de <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 aanscherpen. Want is de kindertijd niet<br />
de periode in het leven dat je fantasie nog onbezoedeld is, nog niet beperkt<br />
door volwassen realiteitszin? En zorgt dat niet voor de mooiste dromen, de<br />
spannendste middagen en de meest beklijvende herinneringen aan klassieke<br />
kinderboeken?<br />
Onder het motto Achter de spiegel zetten we boeken over fantasie in de kijker:<br />
verhalen die de realiteit regelrecht of net heel subtiel aan hun laars lappen. Samen<br />
met Lyra Belacqua en Sebastiaan Duister betreden we volkomen verzonnen,<br />
onbestaande werelden met eigen wetten en bizarre bewoners. Sommige<br />
nog enigzins verwant aan onze wereld, andere zo verschillend dat je haast niets<br />
meer herkent. Of we reizen samen met Alice vanuit het dagelijkse leven door<br />
een konijnenpijp naar een wereld waar alles anders is. Maar ook <strong>als</strong> we in deze<br />
wereld blijven, wachten ons ‘onmogelijke dingen’. Een buurmeisje met rosse<br />
vlechtjes dat paarden kan optillen. Een houten pop die tot leven komt en liegt<br />
<strong>als</strong>of het gedrukt staat.<br />
Zet samen met de kinderen uit je klas een stap achter de spiegel en kom<br />
terecht in een wereld vol heksen en elfjes, geesten en dwergen, draken en<br />
eenhoorns, superkrachten en toverspreuken, ingebeelde vriendjes en pratende<br />
knuffels...<br />
Wij willen graag je gids zijn tijdens deze reis en helpen je op weg met deze<br />
lestips bij de boeken uit de boekenpakketten van de <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – inleiding |
Deze suggesties zijn geordend per leeftijd en behandelen telkens een van de<br />
geselecteerde titels. Bij ‘Aanzet’ vind je suggesties om het boek bij je leerlingen<br />
te introduceren. Onder ‘Verwerkingsactiviteiten’ staan tips voor een creatieve<br />
verwerking of nabespreking. Wie de reis nog wat wil verlengen, vindt<br />
bij ‘En verder’ extra ideeën om met het boek aan de slag te gaan. Om aan te<br />
sluiten bij de realiteit van je klas, vermelden we bij elke tip de bijbehorende<br />
eindtermen die je met de activiteiten realiseert. Maar vergeet vooral niet om<br />
de verbeelding aan de macht te houden…<br />
We wensen je een fantastische <strong>Jeugdboekenweek</strong>!<br />
De hele ploeg van Stichting Lezen<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – inleiding
De <strong>Jeugdboekenweek</strong> in de bib,<br />
het leven van A tot Z<br />
In maart bruist het in de bibliotheken: kinderen ontdekken spelenderwijs de<br />
bib van a tot z, ontmoeten jeugdauteurs in levende lijve en krijgen er een<br />
passie voor lezen: het boek in al zijn vormen. Locus, <strong>als</strong> nieuw steunpunt<br />
voor het brede lokale culturele veld en erfopvolger van VCOB en Cultuur-<br />
Lokaal, ondersteunt bibliotheken bij deze activiteiten met een spel en een<br />
Inspiratiegids.<br />
Met ‘Stapel-op Boeken’ ontdekken kinderen al spelend en stapelend een<br />
heleboel fantastische boeken en leren ze de bib kennen. Dit spel voor kinderen<br />
van de lagere school is makkelijk aanpasbaar aan de doelgroep, de<br />
plaatselijke mogelijkheden of de vooropgestelde leerdoelen.<br />
De Inspiratiegids van Locus levert een massa ideeën voor activiteiten in de<br />
bib. Ook voor leerkrachten is de gids interessant, want de bib is de partner<br />
bij uitstek <strong>als</strong> het over jeugdliteratuur en informatiegeletterdheid gaat. De<br />
Inspiratiegids kan je gratis downloaden op www.locusnet.be.<br />
Wil je weten er in jouw bibliotheek te gebeuren valt tijdens de <strong>Jeugdboekenweek</strong>,<br />
heb je zin om samen een activiteit ineen te boksen, of wil je gewoon<br />
beter kennismaken met wat de bib te bieden heeft? Neem dan contact op met<br />
de bibliothecaris of de medewerkers van de jeugdafdeling. De adressen en openingsuren<br />
van de Vlaamse bibliotheken vind je op www.bibliotheek.be. Achtergrondinformatie<br />
en praktijkvoorbeelden van grote en kleine samenwerkingen<br />
vind je op de website www.schoolenbibliotheek.be.<br />
Chris De Bremme<br />
Locus<br />
chris.debremme@locusnet.be - www.locusnet.be<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – inleiding |
Kleuters<br />
Anton kan toveren, Ole Könnecke, Davidsfonds/Infodok, 2007<br />
Dit is geen doos, Antoinette de Jong, Lannoo, 2008<br />
Het krijtje, Iris van der Heide en Marije Tolman (ill.), Lemniscaat, 2005<br />
Ik voel een voet! Maranke Rinck en Martijn van der Linden (ill.),<br />
Lemniscaat, 2008<br />
Wat is dat? Antje Damm, Gottmer, 2007<br />
Wie knipt de tenen van de reus? Jan Smeekens (comp.), Ingrid Godon (ill.),<br />
Kristien Aertssen (ill.) en Sylvia Weve (ill.), Davidsfonds/Infodok, 2008<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – kleuters |
Lestip 1<br />
Anton kan toveren<br />
Anton kan toveren<br />
Ole Könnecke<br />
Davidsfonds/Infodok, 2007<br />
Over het boek<br />
Anton heeft een veel te grote tovertulband, waarmee hij – tot zijn eigen<br />
stomme verbazing – echt kan toveren. Althans, daar lijkt het toch op. Een<br />
boom wil zo gauw niet lukken, maar een vogeltje is in een wip weggetoverd.<br />
Vriend Lucas gelooft niets van Antons magische krachten, maar wordt<br />
dan zelf weggetoverd. Of toch niet? Nee, toch niet, want daar is hij, samen<br />
met Nina en Laura. De twee lopen te treuren om hun weggevlogen vogeltje.<br />
Weggevlogen? Dat tovert Anton toch meteen terug?!<br />
Met sobere taal en veelzeggende details bouwt de auteur een meesterlijk spel<br />
op. Anton is dan misschien geen magiër, hij tovert in geen tijd een lach op je<br />
lippen.<br />
Aan de slag<br />
Aanzet<br />
Kom op met een tovertulband naar het model van Anton. Hilariteit verzekerd!<br />
Leg uit wat voor een speciaal hoofddeksel dat ding wel is. Vraag of er<br />
iemand een spulletje bij zich heeft dat je mag wegtoveren. Doe dat met de<br />
knipoog: kleuters moeten hun ogen dicht doen, je zet je tulband over het<br />
voorwerp en heft die met voorwerp erin weer op… Zo kunnen kleuters<br />
spontaan reageren op je erg ruime interpretatie van ‘toveren’. Of zij het dan<br />
beter kunnen? Laat een kleuter eens proberen met je tulband….<br />
Vertellen<br />
De prenten van dit verhaal lenen zich uitstekend tot vertellen met kamishibai<br />
(vertelkastje). In dit boek komt het op de details aan. Kleuters krijgen daarom<br />
beter geen twee platen tegelijkertijd zien. In het raam van het vertelkastje<br />
krijgen de verfijnde details vanzelf meer nadruk en platen komen één na één.<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – kleuters
Bovendien heb je de handen vrij om het verhaal met gebaren extra tot leven<br />
te wekken.<br />
Verwerkingsactiviteiten<br />
Richt je kleuterklas in <strong>als</strong> een tovenaarskabinet. Laat kleuters het tovenaarshoofddeksel<br />
kiezen dat hen het beste past en laat ze aan de slag gaan met<br />
allerlei tover-/goocheltrucs.<br />
Je kan je inspireren op de aloude goocheldozen met hun touwen waarvan de<br />
knopen zomaar ineens verdwijnen, met hun balletjes die zich op mysterieuze<br />
wijze verplaatsen van het ene potje naar het andere, enz. Ook veeleer natuurkundige<br />
proefjes, die je eerst eens samen met een klein groepje uitprobeert,<br />
kunnen hun plaats hier krijgen: rodekoolsap ziet paars, maar kleurt rood <strong>als</strong><br />
je er azijn aan toevoegt; een dennenappel opent zijn schubben in koud water,<br />
maar sluit ze weer <strong>als</strong> ze opwarmen; citroensap gemengd met 10 druppels<br />
afwasmiddel en een lepel bakpoeder verandert in een magisch schuimend<br />
goedje…<br />
Van twee grote dozen waar een kleuter in kan staan kan je samen een toverbox<br />
maken: een kast met dubbele wand, waarbij de ene kleuter (de tovenaar)<br />
de andere kleuter (een ‘slachtoffer’ uit het publiek) weg kan toveren.<br />
Abracadabra, doek over de box – ondertussen verhuist het ‘slachtoffer’ achter<br />
de v<strong>als</strong>e wand – en weg is ‘Lucas’!<br />
Muzische Vorming - 3 Drama - 3.2 en - 3.3<br />
Wereldoriëntatie - 1 Natuur - 1.5<br />
Nodig een goochelaar uit in de klas, liefst een old school goochelaar met zwart<br />
pak, cape en/of zwarte hoed. Vraag of hij enkele verdwijntrucs wil komen<br />
doen. Nodig gerust de hele kleuterschool uit en maak er een heuse tovervoorstelling<br />
van. Misschien willen de kleuters ook wel showen met de trucs<br />
die ze in hun tovenaarskabinet zelf hebben ontwikkeld? Met bovendien hun<br />
eigen, zelf ontworpen tovertulband op het hoofd!<br />
Vraag de goochelaar ook om de kleuters één eenvoudige truc te leren.<br />
Wereldoriëntatie - 4 Maatschappij - 4.1<br />
Nederlands - 1 Luisteren - 1.3<br />
Nederlands - 2 Spreken - 2.8<br />
En verder…<br />
Ga met de kleuters in de kring zitten. Je geeft de tovertulband door. Wat willen<br />
kleuters graag weggetoverd zien? Wat willen ze graag terug? Kunnen<br />
ze het niet weg- of terugtoveren? Hoe dan? Zijn ze ooit <strong>als</strong> eens iets kwijt<br />
geweest? En wie heeft dat dan ‘teruggetoverd’?<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – kleuters |
Probeer er een sfeervol en gevoelig gespreksmoment van te maken, waarbij de<br />
kern uiteraard niet het magische, maar veeleer het waardevolle, onmisbare is.<br />
Nederlands - 1 Luisteren - 1.6<br />
Nederlands - 2 Spreken - 2.12<br />
Wereldoriëntatie - 3 Mens - 3.5<br />
Speel toverestafette op het speelplein. Laat de kleuters elkaar aflossen en de<br />
toverstok doorgeven.<br />
LO - 1.6 en - 3.9 en - 3.12<br />
Speel een hoorspelletje: ‘zoek het vogeltje’. Breng een – voor kleuters – veel<br />
te grote hoed mee naar de klas en een fluitje. Er fladdert een fluitend vogeltje<br />
door de klas (kleuter vleugelt door de klas en blaast ondertussen op het<br />
fluitje), ‘Anton’ (kleuter met te grote hoed) wil het beestje wegtoveren, zegt<br />
een spreuk en zet dan z’n veel te grote toverhoed op. Het vogeltje verstopt<br />
zich. Onder zijn king size hoed probeert ‘Anton’ op het gehoor af het vogeltje<br />
te vinden.<br />
Wereldoriëntatie - 1 Natuur - 1.6<br />
Zorg voor materiaal waarmee je een heus toverhoedenatelier kan opstarten.<br />
Kleuters ontwerpen hun gedroomde toverhoed, -tulband, - pet, - muts,<br />
kortom –hoofddeksel. Voorzie voldoende textiel, oude hoeden, pluimen, kralen,<br />
linten…<br />
Hou naderhand een toverhoedenmodeshow voor een andere kleuterklas. Laat<br />
de kleuters elkaars exotische prachttoverhoeden bewonderen.<br />
Stimuleer de kleuters om zich volop in de waardigheid van het magiërsambt<br />
in te leven: hoe loopt een echte tovenaar, hoe kijkt en beweegt hij? Laat hen<br />
iets onder hun hoed vandaan toveren.<br />
Muzische Vorming - Beeld - 1.4<br />
Muzische Vorming - 3 Drama - 3.3<br />
Muzische Vorming - 6 Attitudes - 6.3<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – kleuters
Lestip 2<br />
Dit is geen doos<br />
Dit is geen doos<br />
Antoinette de Jong<br />
Lannoo, 2008<br />
Over het boek<br />
Het knap vormgegeven Dit is geen doos voert een konijntje op met zijn doos.<br />
Maar is het wel een doos? Dit boek laat de vele gedaanten van een eenvoudige<br />
kartonnen doos zien en is opgedragen aan ‘alle kinderen die in dozen<br />
zitten’. Een hardleerse stem in het boek blijft het konijn telkens bestoken met<br />
vragen: waarvoor dient de doos, waarom ziet die er zo uit, waarom zit konijn<br />
erop/erin/eronder… Maar het konijn blijft erbij: het is géén doos. Wel een<br />
vliegtuig, een robotpak, een konijnenberg, een raket, een brandend flatgebouw<br />
dat dient geblust, en ga zo maar door.<br />
Het boek kan in de eerste en tweede kleuterklas aangeboden worden.<br />
Aan de slag<br />
Aanzet<br />
De introductie van het verhaal smeekt – wat dacht je? – om een doos. Breng<br />
een groot, gaaf exemplaar mee naar de klas, een waar je zelf in kan. Vertel de<br />
kleuters dat dat de auto is waarmee je vanochtend naar school bent gereden.<br />
Of ze hem niet mooi vinden? Knalrood, grote koplampen, superleuke stickers<br />
op de deuren en vensters. Zien ze wel? Wellicht sputteren kleuters tegen: ‘Dat<br />
is een doos!’ Maar… dit is geen doos, natuurlijk!<br />
Laat kleuters daarna gerust zelf ‘instappen’ in de doe-<strong>als</strong>of-doos en laat hen<br />
verwoorden – <strong>als</strong> dat lukt – welk vehikel het in hun fantasie is geworden. Het<br />
boek is alleszins geïntroduceerd.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – kleuters | 3
Vertellen<br />
Dit is geen doos is geen voorleesboek, het bevat erg weinig en bovendien een<br />
zeer repetitieve tekst. Het zou zonde zijn om de mooie, sobere prenten niet<br />
te tonen, maar je kan het ook wel dramatiserend vertellen (<strong>als</strong> eerste of <strong>als</strong><br />
tweede vertelbeurt, afhankelijk van de fantaseervaardigheid van je klasgroep).<br />
Jij <strong>als</strong> konijn met je doos die geen doos is.<br />
Je kan het verhaal ook behoorlijk makkelijk omzetten in een tafelpoppenspel<br />
met een knuffelkonijn en een doos op maat. Zo’n tafelpoppenspel is meer<br />
aangewezen bij jongere kleuters, omdat je niet verdwijnt achter een of ander<br />
onheilspellend doek. Je blijft voortdurend zichtbaar en je kan direct in interactie<br />
gaan. Bovendien kunnen de attributen, poppen en tafel nadien in een<br />
hoek, waarin kleuters het verhaal naspelen.<br />
Misschien introduceer je best een tweede personage. Dat personage kan telkens<br />
h<strong>als</strong>starrig blijven bevestigen dat het een doos is, terwijl konijn op zijn<br />
olifant, in zijn raket, in zijn racekar… zit.<br />
Verwerkingsactiviteiten<br />
Ga met je kleuters in de kring zitten en zet een stevige kartonnen doos in het<br />
midden met de gesloten zijde bovenaan. Vraag de kleuters wat daar staat: ‘Een<br />
doos?’ Vertel hen dat het geen doos is. Vraag hen wat het wel kan zijn en wat<br />
ze met de doos kunnen doen.<br />
Wellicht komen jullie samen al vlug op… trommelen. Laat een paar kleuters<br />
proberen en daarna een paar kleuters tegelijkertijd. Geef elke kleuter dan een<br />
kartonnen doos en vraag dat ze die met de gesloten zijde bovenaan voor zich<br />
zetten, tussen hun benen. Zeg het spreekversje: ‘Dit ìs geen doos / Dit ìs geen<br />
doos / Dit is / een / trom! / Rombombom! / Rombombom! / Rom! Bom!<br />
Bom!.’ Roffel ondertussen ritmisch mee, met je handen op de doos. Laat de<br />
kleuters meedoen. Speel met luid en stil en snel en traag, één hand of twee<br />
handen (je kan dat met een prent per variatie duidelijk maken). Zorg ook<br />
voor stokjes, misschien wel verschillende (lichter en zwaarder, met een zacht<br />
of hard uiteinde…).<br />
Muzische Vorming - 2 Muziek - 2.2 en - 2.5<br />
Laat de kleuters uit grote en kleine dozen en met allerhande kosteloos materiaal<br />
hùn ‘dit-is-geen-doos’-doos bouwen. Voorzie bruikbare spullen op<br />
niveau met voldoende variatie: voor wielen, een stuur, lampen, een antenne,<br />
oren, een staart… Blik er achteraf uitgebreid op terug. Is dat nu nog een doos?<br />
Nee, dat is geen doos, maar een…<br />
Muzische Vorming - 1 Beeld -1.2 en - 1.4 en - 1.5<br />
Voorzie in je klas een hoek met niets dan dozen in alle formaten, liefst allemaal<br />
in bruin karton (zo<strong>als</strong> de buitenkant van het boek). Laat de kleuters zich<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – kleuters
vrij inleven, laat ze construeren en combineren. Na het experimenteren met<br />
de dozen kan je echt aan het bouwen gaan. Laat de kleuters een stad, straat,<br />
gebouw maken, enkel met dozen en eventueel met bruine tape om het sober<br />
te houden. Zeker niet met verf en kleurige liflafjes: zo blijf je in de stijl van<br />
het boek.<br />
Ook leuk is een krabbelpaal of krabbelwand, waaraan verschillende soorten<br />
papier en karton (glad, ruw, met ribbels, dik…) zijn bevestigd en waarop kleuters<br />
met blauwe balpennen mogen kriebelen, schrijven of tekenen. Op die<br />
manier verkennen ze verschillende schrijf- en tekenvlakken en -ondergronden.<br />
Laat je inspireren door Jan Fabre: <strong>als</strong> tekenaar staat hij bekend om zijn<br />
Bic-art, tekeningen met balpen.<br />
Muzische Vorming - 6 Attitudes - 6.3<br />
Nederlands - 5 Taalbeschouwing - 5.3<br />
Bied – nadat je het verhaal hebt nagespeeld <strong>als</strong> tafelpoppenspel – het decor, de<br />
poppen en attributen <strong>als</strong> verteltafel aan. Al dan niet door jou begeleid kunnen<br />
kleuters het verhaal naspelen en uitbreiden, woorden hernemen, rollen innemen…<br />
Een unieke kans om aan woordenschatuitbreiding te doen, niet in het<br />
minst voor kleuters met Nederlands <strong>als</strong> tweede taal. Introduceer gerust een<br />
tweede personage. Geef regelmatig spel- en inleefsuggesties.<br />
Nederlands - 1 Luisteren - 1.5 en - 1.6<br />
Nederlands - 2 Spreken - 2.2 en - 2.10 en - 2.13<br />
Nederlands - 5 Taalbeschouwing - 5.5<br />
En verder…<br />
Organiseer een vrij bewegingsspel met dozen in alle mogelijke formaten.<br />
Als ze maar stevig zijn! Laat de kleuters eerst vrij experimenteren, snuffelen,<br />
schuiven, klimmen en kruipen. Observeer en stimuleer na een tijdje gericht.<br />
Wat wordt de doos bij kleuter X? Wat doet kleuter Y met zijn doos? Wie zit<br />
er met twee in een doos? Speel in op het spel van de kleuters en verwijs naar<br />
Konijn uit het boek. Benoem voertuigen en voorwerpen, herhaal woorden<br />
en begrippen uit het verhaal. Rijd, vlieg of vaar mee. Als de dozen maar geen<br />
dozen meer zijn.<br />
Muzische Vorming - Beweging - 1.1 en - 3.1 en - 3.2 en - 3.3<br />
Maak samen met kleuters bruine postpakketten, geïnspireerd op de omslag<br />
van het prentenboek. Zorg voor kleine kartonnen doosjes of doosjes verpakt<br />
in dat kenmerkende bruine pakpapier. Laat hen hun eigen postzegels en poststempels<br />
ontwerpen – zorg voor enkele voorbeelden – en laat hen het pakket<br />
versieren en optuigen zo<strong>als</strong> ze willen. Je gaat hier nog niet te ver richting ontluikende<br />
geletterdheid, maar bepaalde impulsen kan je wel al geven. Vraag hen<br />
wat ze in het pakje willen versturen, aan wie van de klas ze het pakje willen<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – kleuters |
toezenden, waar het klevertje met het stempeltje of symbooltje van hun eigen<br />
‘naam’ hoort en waar dat van de ‘geadresseerde’. Alle pakjes gaan in de grote<br />
postzakken. Op een bepaald moment is er een postpakje voor ieder kind.<br />
Nederlands - 4 Schrijven - 4.3<br />
Muzische Vorming - 1 Beeld - 1.1 en - 1.4<br />
Breng het versje ‘Rommele rommele roosje’ van Ann Verhoeven aan. Voor de<br />
jongste kleuters is het erg geschikt.<br />
Rommele rommele roosje<br />
Schudden met een doosje<br />
Oortjes open, luister goed<br />
Wat het kleine doosje doet<br />
Even kijken wat er ligt<br />
Doosje open, doosje dicht<br />
Het speelse van al wat verrassend en leuk is aan doosjes en hun inhoud, is de<br />
inhoudelijke kern van dit versje. Laat de kleuters dat speelse zelf ondervinden<br />
door allerlei waarnemings-, verrassings- en bewegingsspelletjes te doen met<br />
dozen en doosjes. Laat hen de doosjes openen en sluiten, ermee schudden en<br />
gooien, erin piepen, eraan ruiken, een doosje-in-een-doosje-in-een-doosje<br />
steken... Elk kind komt aan bod, terwijl ze telkens het versje horen en beleven,<br />
zonder dat ze zich daar al te zeer bewust van zijn. En toch zal je merken dat ze<br />
steeds meer en meer mee zeggen.<br />
Nederlands - 2 Spreken - 2.13<br />
Nederlands - 5 Taalbeschouwing - 5.5<br />
Introduceer het konijntje uit het boek <strong>als</strong> themapop die tijdens korte momentjes<br />
uit haar ‘doos’ (de ene dag een luchtballon, de andere dag een kasteel…) tevoorschijn<br />
komt en leuke raadspelletjes, tastspelletjes, voelspelletjes of ta<strong>als</strong>pelletjes<br />
speelt met de kleuters. Ofwel slaat ze gewoon een praatje. In elk geval is Konijn<br />
tuk op dozen en wil ze weten wat de kleuters hele dagen met die leuke dingen<br />
uitspoken. Laat Konijn ook elke dag een andere doos meebrengen: een schoendoos,<br />
een brooddoos, een schuddoos…<br />
Nederlands - 1 Luisteren - 1.3<br />
Nederlands - 2 Spreken - 2.7<br />
Verwante titels<br />
De doos van beertje, Mario Boon, De Eenhoorn, 2003<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – kleuters
Lestip 3<br />
Het krijtje<br />
Het krijtje<br />
Iris van der Heide en Marije Tolman (ill.)<br />
Lemniscaat, 2005<br />
Over het boek<br />
Wat doe je <strong>als</strong> je een krijtje vindt, maar het je niet lukt om er een mooie<br />
tekening mee te maken? Simpel: je ruilt het. Sara ruilt het stomme krijtje voor<br />
de knikkers van Tim. Als ook de knikkers niet blijken te werken, ruilt Sara ze<br />
dan maar voor Sams lolly. En Sams lolly voor Robbies jojo en die jojo weer<br />
voor Mathildes fluit. Dan ziet Sara Ben hinkelen. Dat wil ze ook wel eens uitproberen.<br />
Als de hinkelbaan echter weggeregend raakt, is Sara ten einde raad.<br />
Gelukkig is Ben nog in de buurt. Mét een krijtje! Ze tekenen een hinkelspel<br />
en samen hinkelen ze de hele dag.<br />
Sara fantaseert een eind weg om de andere kinderen tot een speel- of snoepgoedruil<br />
te bewegen, maar ze mist zelf de nodige verbeelding om alleen met<br />
haar nieuwe speeltje te spelen. Terwijl de anderen meteen opgaan in het spel<br />
en de fantasie, is Sara meteen uitgespeeld en gaat ze op zoek naar iets nieuws.<br />
Samen spelen blijkt voor haar de enige oplossing.<br />
Een verhaal voor de oudste kleuters met een boodschap, in alle speelsheid<br />
verteld.<br />
Aan de slag<br />
Aanzet<br />
Zorg voor een bord en een rood krijtje in de kring. Vraag de kleuters wat je<br />
daarmee zou kunnen tekenen. Teken enkele dingen die de kleuters opnoemen.<br />
Teken ook een zeemeermin, een draak en een raket. Fantaseer met de<br />
kleuters over hoe fantastisch het zou zijn <strong>als</strong> die wezens of die dingen plots<br />
echt zouden leven: de zeemeermin die begint te zwemmen zo<strong>als</strong> in de Grote<br />
Stille Zee, of de draak die door het woud host, de raket die opstijgt richting<br />
maan. Benadruk nog eens hoe ‘fantastisch’ dat zou zijn.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – kleuters |
Vertellen<br />
Naargelang van je kleuterdoelgroep en de voorafgaande vertelbeurten, kan<br />
je dit verhaal op verschillende manieren aanbieden. Je kan het vertellen met<br />
het prentenboek, maar je kan het ook gewoon voorlezen: de taal is helder en<br />
beeldend. Sta tijdens de verschillende voorleesbeurten zeker voldoende stil<br />
bij ‘moeilijke’ of verrassende begrippen <strong>als</strong> ‘duf’, ‘professor’, ‘de Grote Stille<br />
Zee’. Gezien de vele details en de relatief kleine figuren op de platen, leent<br />
het boek zich ook tot vertellen met beamer: scan de prenten in, maak er een<br />
Power Point van en projecteer die op een muur of een scherm.<br />
Als je de aanzet-activiteit vaak genoeg herhaalt, <strong>als</strong> je bewust de moeilijkere<br />
termen en begrippen gebruikt en er voldoende mee speelt tijdens de gelinkte<br />
momentjes en activiteiten, dan krijgen die begrippen snel een concrete invulling<br />
voor de kinderen. Erbij stilstaan tijdens het lezen hoeft dan misschien niet meer.<br />
Verwerkingsactiviteiten<br />
i n de ho e k e n<br />
In Het krijtje kom je pagina na pagina in een ‘andere wereld’ terecht: van de<br />
‘gewone’ stoep naar een woud vol draken, van dat woud naar een drukbevist<br />
koraalrif van de Grote Stille Zee, van daar naar de ruimtebasis waar een raket<br />
opstijgensklaar staat om via een laan met joekels van bomen weer ‘gewoon’ op<br />
de stoep te eindigen. Als je rond dit boek werkt zou elk van die ‘werelden’ zijn<br />
plaats kunnen krijgen in de klas. Allemaal tegelijkertijd, een voor een, geïntegreerd,<br />
het hangt er maar van af hoe lang je rond het boek wil werken.<br />
s t o e p - e n hi n k e l h o e k j e<br />
Creëer met grijze stoeptegels of grijs plaveisel een stukje stoep in de klas<br />
waarop kleuters naar hartenlust krijttekeningen kunnen maken. Als het mooi<br />
weer is kan dat ook op de speelplaats. Laat kleuters kennismaken met en<br />
genieten van het hinkelspel. Breng varianten aan. Zorg voor opdrachten: de ‘2’<br />
overslaan, telkens een hinkelvlak overslaan, van hinkelbeen wisselen…<br />
Wiskunde - 1.2 en - 1.3<br />
LO - 1.2 en - 1.4<br />
Muzische Vorming - 1 Beeld - 1.4<br />
d r a k e n h o e k<br />
Zorg voor boeken over draken (cf. Bibliografie), miniatuurdraken mét<br />
minia tuurnatuur, geluiden, films, 3D-platen.... Laat kleuters opzoeken,<br />
lezen, kijken, tekenen, fantaseren en spelen.<br />
Wereldoriëntatie - 1 Natuur - 1.8<br />
Nederlands - 3 Lezen - 3.4<br />
Nederlands - 2 Spreken - 2.10<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – kleuters
h o e k v a n de gr o t e st i l l e ze e<br />
Installeer een snorkelbak: zorg voor grote snorkelbrillen en spullen zo<strong>als</strong><br />
schelpen, stenen en schatkistjes die kunnen zinken. Maak de snorkel na elke<br />
beurt weer schoon.<br />
Laat kleuters aan de hand van waterdicht geplastificeerde schat- en schelpkaarten<br />
gericht snorkelen naar dingen. Op die kaarten kunnen ze met een stift<br />
aanvinken wat ze zoal opgedoken hebben, waar de schatten en vondsten precies<br />
lagen. Je kan ook met aantallen werken: ze moeten vier zulke, vijf andere<br />
schelpen, zes keien… opduiken.<br />
Duidelijke afspraken zijn hier uiteraard aangewezen, want je doet natuurlijk<br />
echt water in de bak. Misschien toch beter even wachten op lekker lenteweer<br />
zodat je kleuters buiten kunnen snorkelen.<br />
Wereldoriëntatie - 1 Natuur -1.5<br />
Wiskunde - 1 Getallen 1.2<br />
o n d e rwat e rw e r e l d<br />
Kleed een hoek helemaal in het blauw in en tuig die op met levensechte<br />
uitgeknipte prenten van zeedieren. Die zeedieren kan je ook met een nylon<br />
draadje aan het plafond hangen. Voorzie zwemvliezen, duikbrillen, spulletjes<br />
voor een zeemeermin of -man… Maak er een echte onderwaterwereld van.<br />
Wereldoriëntatie - 1 Natuur - 1.1 en - 1.7<br />
Muzische Vorming - 3 Drama - 3.2<br />
ru i m t e s t a t i o n<br />
Creëer een heus ruimtestation. Met een oude computer, televisie, walkie talkies,<br />
pen en papier, microfoons, foto’s en boeken over het ruimtewezen richten<br />
de kleuters dat zelf in. Ook de raket hoort hierbij. Misschien kan je die<br />
tijdens een groepswerk laten maken uit een grote doos en kosteloos materiaal.<br />
Anders wordt het een aantal stoelen en veel fantasie!<br />
Muzische Vorming - 3 Drama - 3.2<br />
Wereldoriëntatie -2 Technologie - 2.4 en - 2.5<br />
Nederlands - 3 Lezen - 3.4<br />
Nederlands - 4 Schrijven - 4.2<br />
Nederlands - 5 Taalbeschouwing - 5.2 en - 5.5<br />
d r a m a t i s e r e n<br />
Het krijtje smeekt om het samen met kleuters te dramatiseren. Dat kan je, <strong>als</strong> je<br />
wil, groots aanpakken.<br />
Laat een aantal kleuters op grote stukken karton of papier werken aan decors,<br />
geïnspireerd op de tot de verbeelding sprekende landschappen uit het prentenboek.<br />
Met een stempel- of andere techniek creëren ze een brede stoep<br />
zo<strong>als</strong> op plaat 1. Een ander groepje schildert een indrukwekkende draak in<br />
zijn jungle zo<strong>als</strong> op plaat 2. Andere kleuters werken het zee-, ruimte-, duinenen<br />
heuvellandschap uit. Ook de slotplaat, een stoep mèt rode hinkelbaan, mag<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – kleuters |
niet ontbreken. Zo geef je kleuters toegang tot een weelde aan beeldende<br />
technieken en kansen tot zinvol groepswerk, terwijl ze ondertussen eigenlijk<br />
aan close reading doen met het boek bij de hand en een mise-en-scène of verfilming<br />
voorbereiden.<br />
De dramatisering zelf kan twee richtingen uitgaan: ofwel spelen ze het verhaal<br />
echt helemaal live, dia- en monologen inbegrepen, ofwel spelen ze het verhaal<br />
wel non-verbaal uit, maar neem jij de rol van verteller op. Laat dat afhangen<br />
van de taalnoden en –mogelijkheden van je klasgroep. Zorg voor verkleedkleren<br />
(rood jurkje voor het hoofdpersonage, konijnenmuts voor het meisje<br />
met de konijnenwens,…) en voor de onmiskenbare attributen uit het boek<br />
(krijtje, knikkers, jojo…).<br />
Bouw deze activiteit geleidelijk op. Uiteraard kan de activiteit pas slagen na herhaaldelijke<br />
vertel- en voorleesbeurten, hetzij voor de hele klas, hetzij aan groepjes:<br />
kleuters moeten het verhaal helemaal bezitten. Daarna ga je losse scènes spelen.<br />
Laat kleuters daarbij gerust ook improviseren: de inleving staat op de eerste<br />
plaats. Na een aantal losse scènes probeer je die tot een geheel te smeden.<br />
Als je de hele klas wil laten acteren, kan je met verschillende Sara’s werken. Je kan<br />
er ook voor kiezen om niet-acterende kleuters een andere taak te geven: decors<br />
wisselen, filmen, foto’s nemen, rekwisieten aangeven, make-up verzorgen…<br />
Als je het filmt, zo<strong>als</strong> gesuggereerd, krijgt het geheel nog eens een meerwaarde.<br />
Misschien wordt voor een keer de film wel beter dan het boek. Het is<br />
voor kleuters alleszins een magisch moment om zichzelf eens op het grote of<br />
kleine scherm te zien.<br />
Nederlands - 1 Luisteren - 1.2 en - 1.6<br />
Nederlands - 2 Spreken - 2.10<br />
Muzische Vorming - 3 Drama - 3.2<br />
Muzische Vorming - 5 Media - 5.3 en - 5.4<br />
En verder…<br />
Samen met een groepje kleuters kan je je afvragen: ‘Wat <strong>als</strong> Ben Sara niet was<br />
komen helpen en niet met dat krijtje was komen aanlopen?’ Je doet <strong>als</strong>of dat<br />
niet gebeurd is en verzint samen met de kleuters extra ruilepisodes. Vraag hen<br />
voor welke magische spulletjes Sara het krijtje ook nog had kunnen ruilen en<br />
welke speciale krachten Sara het krijtje had kunnen toedichten. Schrijf op wat<br />
de kleuters je vertellen en laat hen hun episodes ook effectief ‘uitschrijven’.<br />
Schrijf er ook in jouw handschrift bij wat de kleuters je over hun uitgeschreven<br />
stuk vertellen. Het vervolg kan een plaatsje krijgen in de boekenhoek en<br />
moet zeker eens worden verteld in de kring.<br />
Nederlands - 1 Luisteren - 1.5 en - 1.6<br />
Nederlands - 2 Spreken - 2.7 en - 2.8 en - 2.10<br />
Nederlands - 3 Lezen - 3.1 en - 3.3<br />
Nederlands - 4 Schrijven - 4.1 en - 4.2 en - 4.3<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – kleuters
Maak van Het krijtje een bewegingsverhaal. Laat de kleuters hinkelen, rennen,<br />
springen, vliegen en rondsluipen <strong>als</strong> draken in een dichtbegroeid oerwoud;<br />
laat ze zwemmen in en roeien op de Grote Stille Zee; laat hen pijlsnel opstijgen<br />
<strong>als</strong> een ruimteschip of fietsen door de bomen met een konijn op het<br />
stoeltje achteraan, net <strong>als</strong> Mathilde.<br />
Ofwel maak je van het verhaal een parcours met bewegingsopdrachten: een<br />
standje springen, lopen of slalommen met zwemvliezen aan, een standje klimmen<br />
richting maan, een hinkelstandje, een fietsstandje…<br />
LO - 1.1 en - 1.2 en - 1.6 en - 1.31 en - 1.32<br />
Muzische Vorming - 4 Beweging - 4.2<br />
Hou een verdiepend kringgesprek met kleuters rond het opzet: ‘Als ik een<br />
wensjojo had…’. Een échte wensjojo zet het gesprek en de fantasie wellicht<br />
op weg. Laat de kleuters hun wensen ook uittekenen, schrijf er zelf bij wat ze<br />
wensen.<br />
Een andere inv<strong>als</strong>hoek is deze: zoek een aantal platen die tot de verbeelding<br />
spreken. Vraag de kleuters welke tekening zij graag tot leven zagen komen. En<br />
in welke getekende wereld ze graag terecht zouden komen. Vraag hen wat er<br />
dan gebeuren zou.<br />
Wereldoriëntatie - 3 mens - 3.5 en -3.6<br />
Verwante titels<br />
Het verhaal van het jongetje en het meisje, Dominique Maes, Clavis, 2002<br />
De wens, Elle van Lieshout, Erik Van Os en Paula Gerritsen (ill.), Lemniscaat, 2006<br />
Paultje en het paarse krijtje, C. Johnson, Annie M.G. Schmidt (vert.), Lemniscaat, 2001<br />
Boeken over draken<br />
Kleine draak, Lieve Baeten, Clavis, 2000<br />
Heimween, Dirk Nielandt en An Candaele (ill.), Davidsfonds/Infodok, 2006<br />
Ik wil een hond, David LaRochelle en Hanako Wakiyama (ill.), Lemniscaat, 2008<br />
Kijk eens wat ik gevonden heb, Timothy Knapman, Ploegsma, 2007<br />
Drakologie, Dugald Steer, Van Goor, 2004<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – kleuters |
Lestip 4<br />
Ik voel een voet!<br />
Ik voel een voet!<br />
Maranke Rinck en Martijn van der Linden (ill.)<br />
Lemniscaat, 2008<br />
Over het boek<br />
Schildpad, Vleermuis, Octopus, Vogel en Bok hangen te soezen in hun hangmat.<br />
Plots hoort één van hen iets ritselen. Van schrik en zenuwachtigheid<br />
buitelen de vijf vrienden hun hangmat uit en gaan ze op verkenning. Elk van<br />
hen voelt wel iets van de indringer: een voet, een vleugel, een tentakel… en<br />
telkens reuzengroot. Geen twijfel mogelijk: een Schild-Muis-Octo-Vogel-Bok<br />
ligt op de loer, klaar om toe te slaan. Tot er getrompetter klinkt en het bijeen<br />
gevoelde dier een lieve olifant blijkt te zijn, die net zo kleurrijk is <strong>als</strong> de vijf<br />
en zonder probleem bij hen in de hangmat mag. Hèhè!<br />
Ik voel een voet is een prachtig vormgegeven repeteerverhaal voor oudere kleuters:<br />
dieren met een vacht van kleurrijke mozaïeken komen tot leven tegen<br />
een pikzwarte achtergrond die meteen tot de verbeelding spreekt. Een boek<br />
voor vier- en vijfjarigen.<br />
Aan de slag<br />
Aanzet<br />
Geen toepasselijker aanzet denkbaar dan een tastspel waarbij je kleuters een<br />
onderdeel van een voorwerp laat voelen en hen laat raden wat het voorwerp<br />
is: de tuit van een koffiekan, het oor van een boekentas, de neus, het haar van<br />
een medekleuter… Ongetwijfeld vergissen kleuters zich op een kostelijke<br />
manier.<br />
Vertellen<br />
De prachtige platen van het boek lenen zich tot een erg sfeervolle vertelbeurt.<br />
Omdat alle warm gekleurde figuren mooi afsteken op een zwarte achter-<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – kleuters
grond, zou je bij een tweede vertelbeurt de platen ook kunnen projecteren:<br />
vertellen met overheadprojector of beamer.<br />
Verwerkingsactiviteiten<br />
De prenten van Ik voel een voet kunnen kleuters tot beeldende verwerking aan<br />
de hand van allerlei technieken inspireren.<br />
Zo hebben de dieren uit het boek wel iets van lappenpoppen: met allerlei<br />
fleurige restjes en staaltjes stof kan je samen met hen zulke personages, of misschien<br />
wel een Schild-Muis-Octo-Vogel-Bok maken. Allerlei technieken met<br />
textiel zijn denkbaar: opvullen van sokken, panty’s, oude handschoenen, zelfs<br />
plastic werkhandschoenen.<br />
Met veel aandacht voor details, net <strong>als</strong> op de prenten in het boek, kunnen<br />
kleuters ze met stofjes en draadjes bekleven, ze kunnen ze naaien en beschilderen,<br />
tot ze zo’n kleurrijk dier uit het boek bekomen. Door de kleuters de<br />
dierenfiguren grondig te laten bestuderen, krijgen ze wellicht ideeën voor<br />
kleurrijke patronen.<br />
Ondertussen kan je met een ander groepje kleuters een hangmat weven. Op<br />
die manier kunnen kleuters het boek met hun eigen poppen naspelen aan de<br />
verteltafel, in de vertelhangmat.<br />
Beide knutselactiviteiten kan je <strong>als</strong> wisselgroepswerk aanbieden, een hele<br />
week lang.<br />
Muzische Vorming - 1 Beeld - 1.1 en - 1.2 en - 1.3 en - 1.4<br />
Maak, eventueel samen met je kleuters, schimmenpoppen van de personages<br />
en speel het verhaal uit <strong>als</strong> een schimmenspel. De achtergrond op de platen<br />
nodigt daar in elk geval toe uit. Gebruik stevig karton en eventueel splitpennen<br />
om van bepaalde dieren de kop, de poten of de vleugels te kunnen laten<br />
bewegen. Maak de figuren vast op fijne, maar stevige stokjes. Na jouw spelbeurt<br />
kunnen kleuters in een hoek het schimmenspel naspelen.<br />
Muzische Vorming - 1 Beeld - 1.4<br />
Nederlands - 2 Spreken - 2.10 en - 2.13<br />
Naar aanleiding van het prentenboek liggen spelletjes taalbeschouwing voor<br />
de hand. Ga met een groepje kleuters samen zitten met het boek bij de hand,<br />
papier en stiften. Laat hen het boek hervertellen aan de hand van de prenten<br />
en sta naderhand stil bij het neologisme Schild-Muis-Octo-Vogel-Bok. Stel<br />
de kleuters volgende vragen:<br />
- Waarom kiezen de dieren precies deze naam?<br />
- Welke woorden hoor je in de naam?<br />
- Hoe zou zo’n Schild-Muis-Octo-Vogel-Bok eruit zien?<br />
- Kan iemand een Schild-Muis-Octo-Vogel-Bok tekenen?<br />
- Kan je meer van zulke beesten fantaseren? Hoe heten ze? Kan je ze tekenen?<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – kleuters | 3
Achteraf in de kring mogen de bedenkers allerlei eigenschappen van hun<br />
Dino-Poes-Oli-Beer of Kangoe-Drome-Hazen-Gaai verzinnen en delen met<br />
de andere kleuters.<br />
Een uitbreiding op die opdracht is de volgende: laat de kleuters een dier uit<br />
het verhaal of een dier naar keuze boetseren en vraag hen om naderhand het<br />
dier in tweeën of drieën te snijden. Vraag welke dieren ze kunnen maken<br />
met al die losse koppen, poten, rompen en vleugels. Als afsluiter kan je het<br />
versje Lijmen van Joke van Leeuwen gebruiken (cf. Bibliografie) waarin een<br />
ik-figuur drie stenen beestjes laat vallen, verkeerd aan elkaar lijmt en zo drie<br />
nieuwe beestjes krijgt.<br />
Nederlands - 5 Taalbeschouwing - 5.5<br />
En verder…<br />
Ook van kleuters kunnen we grappige mixbeestjes maken. Neem foto’s van<br />
iedereen, in dezelfde pose en op hetzelfde formaat. Knip enkele foto’s doormidden<br />
in de lengte, enkele in de breedte en enkele in drie stukken. Laat<br />
hen enkele ‘mixkleuters’ samensmelten en vraag de kleuters hen een naam te<br />
geven.<br />
Muzische Vorming - 5 Media - 5.3<br />
Nederlands - 5 Taalbeschouwing - 5.5<br />
Geef een creatief tekendictee waarin je speelt met supergrote en megakleine<br />
dierlijke ledematen. Geef opdrachtjes <strong>als</strong>: ‘je fantasiedier heeft twee supergrote<br />
poten’, ‘heeft een hele kleine minivleugel en één reuzenvleugel’, ‘heeft twee<br />
kleine tentakels, net <strong>als</strong> Octopus’… Lijken de dieren die de kleuters tekenden<br />
op elkaar? Wat zijn de verschillen? Hoe heten de dieren? Kleuters kunnen dit<br />
daarna ook zelfstandig in een groepje doen.<br />
Nederlands - 1 Luisteren - 1.4<br />
Muzische Vorming - 6 Attitudes - 6.5<br />
Maak samen met de kleuters dierenmaskers: de koppen van de personages uit<br />
Ik voel een voet in bonte kleurmotieven. Met de maskers en een hangmat kunnen<br />
kleuters het verhaal naspelen en uitbreiden in een hoek. Misschien past er<br />
wel een hangmat in de buurt van je boekenhoek?<br />
Muzische Vorming - 1 Beeld - 1.4<br />
Muzische Vorming - 3 Drama - 3.2 en - 3.3<br />
Nederlands - 2 Spreken - 2.10<br />
Bibliografie<br />
Ozo heppie en andere versjes, Joke van Leeuwen, Querido, 2001<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – kleuters
Lestip 5<br />
Wat is dat?<br />
Wat is dat?<br />
Antje Damm<br />
Gottmer, 2008<br />
Over het boek<br />
Wat is dat? is niet zomaar een prentenboek. Het is een fotoboek waarin alles<br />
is wat het is én ook nog iets anders. Elke pagina bevat een foto: de ene beeldt<br />
een voorwerp af, de volgende toont hetzelfde voorwerp maar met iets extra’s.<br />
Daardoor verandert het ding ineens in iets nieuws: een bolletje wol wordt een<br />
schaap, een schuursponsje een egel, een kraan wordt een zwaan, een wasknijper<br />
een krokodil. Zo volgt het ene raadsel na het andere.<br />
Wat is dat? is niet meteen een vertelboek, goed voor een halfuurtje in de kring:<br />
het bevat geen verhaal, de opeenvolging van analoge fotoraadsels leent zich<br />
niet tot een chronologische toon- en vertelbeurt. Het is vooral een boek waarmee<br />
je met een groepje kleuters aan de slag moet, om te kijken, te raden, te<br />
fantaseren, honderduit te praten en achteraf zelf aan het transformeren te gaan.<br />
Aan de slag<br />
Aanzet<br />
Het is leuk om het boek te introduceren aan de hand van een figuurtje dat<br />
je in elkaar geknutseld hebt naar analogie met het boek. Een tot schaap veredelde<br />
bol wol, een tot hagedis gebombardeerde groene peper, een wasspeld<br />
annex krokodil. Speel een stukje poppenspel. Laat de kleuters reageren.<br />
Of je legt een aantal attributen in het midden van de kring of op tafel die op<br />
het eerste gezicht niet veel met elkaar gemeen hebben. Laat de kleuters er iets<br />
mee bouwen. Vraag hen of ze ook nog andere dingen kunnen bedenken.<br />
Toon het boek en sta stil bij de cover en de titel. Laat de kleuters eventueel<br />
raden wat de inhoud zou kunnen zijn. Kies er vervolgens een aantal foto’s<br />
uit om rond te raden en te praten. Laat kleuters misschien zelf ook een aantal<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – kleuters |
fotomysteries tonen en er vragen bij stellen. Laat hen in elk geval volop aan<br />
het woord, associërend, discussiërend waar het lukt.<br />
Wat is dat? is een echt kijk- en praatboek waarmee je vele keren met groepjes<br />
kleuters kan werken, zonder dat je veel meer materiaal nodig hebt dan het<br />
boek zelf.<br />
Verwerkingsactiviteiten<br />
Een logisch vervolg op de boekaanbieding is de kleuters zelf met materiaal<br />
aan het werk laten gaan om het te vervormen tot iets nieuws. Je kan je beperken<br />
tot de spulletjes uit het boek, maar die kan je ook makkelijk uitbreiden,<br />
wat de fantasie nog meer de vrije loop laat. Kleuters die graag willen nabouwen,<br />
moeten dat natuurlijk kunnen: het boek staat binnen handbereik.<br />
Naar analogie met het boek kan ook jij of kunnen ook de kleuters voor-enna-foto’s<br />
maken. Zo creëren kleuters hun eigen versie van Wat is dat? Een<br />
kleuter kiest bijv. een schaar om van te vertrekken: jij (of de kleuter zelf)<br />
neemt een foto van de schaar en daarna van het ding waarin de kleuter de<br />
schaar getransformeerd heeft. Oudere kleuters kunnen er – op verschillende<br />
manieren, net zo<strong>als</strong> in het boek – telkens de vraag ‘Wat is dat?’ aan toevoegen.<br />
Zo krijg je een origineel nieuw klasboek voor in de boekenhoek.<br />
Muzische Vorming - 1 Beeld - 1.1 en - 1.5<br />
Muzische Vorming - 5 Media - 5.2 en - 5.3<br />
Nederlands - 2 Spreken - 2.4 en - 2.5<br />
Nederlands - 5 Taalbeschouwing - 5.5<br />
Met oudere kleuters kan je de link met ready mades in de moderne kunst leggen:<br />
doodgewone voorwerpen die kunstwerpen worden, <strong>als</strong> ze op een aparte manier<br />
gegroepeerd of gecombineerd worden. De spullen uit het boek (knopen, wasspelden,<br />
dennenappels, bollen wol, een stuk zeep…) en uitbreidingen daarop zijn<br />
vast tot een kunstwerk samen te smeden. Misschien kunnen de mini-kunstenaars<br />
ook uitleggen wat het geworden is en hoe het kunstwerk heet. Laat hen er ook<br />
naamkaartjes bijmaken. Een tentoonstelling dringt zich op!<br />
Laat je inspireren door kunstenaars <strong>als</strong> Marcel Duchamp, Joseph Beuys, Klaas<br />
Oldenburg en Marcel Broodthaers.<br />
Muzische Vorming - 1 Beeld - 1.1 en - 1.2<br />
Muzische Vorming - 6 Attitudes - 6.3 en - 6.5<br />
Naar aanleiding van het boek kan je een soort geheugenspelletje aanbieden,<br />
waarin kleuters de spullen van de foto’s telkens moeten koppelen aan het<br />
voorwerp of het dier waarin het is getransformeerd. Dat kan in sommige<br />
gevallen met materiaal, in andere gevallen op papier. Zo heb je een bolletje<br />
wol enerzijds, een pluchen schaap of prent van een schaap anderzijds, een<br />
wasspeld en een speelgoedkrokodil, een schuurborstel en de prent van een<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – kleuters
egel. Je kan het gamma ook uitbreiden met combinaties die niet in het boek<br />
voorkomen.<br />
Je kan ook een tastspelletje spelen met attributen uit het boek. Vraag de kleuters<br />
wat het attribuut echt is en wat het werd in Wat is dat?<br />
Wereldoriëntatie - 1 Natuur - 1.5 en - 1.6<br />
Wereldoriëntatie - 2 Technologie - 2.1<br />
Nederlands - 5 Taalbeschouwing - 5.5<br />
En verder…<br />
Het boterhammenmuisje in het boek nodigt uit tot een koude bereiding<br />
samen met de kleuters, erg makkelijk door jong en oud uit te voeren. Sneetjes<br />
gezond bruin (!) brood worden zodanig belegd dat ze in smakelijke muisjes,<br />
maskers, vissen, en wat voor creaturen dan ook veranderen.<br />
Wereldoriëntatie - Natuur - 1.6 en - 1.10<br />
Verwante titels<br />
Het krijtje, Iris van der Heide en Marije Tolman (ill.), Lemniscaat, 2005<br />
Mijn held, Ingrid en Dieter Schubert, Lemniscaat, 2004<br />
Wat schilt er met je? Joost Elffers en Saxton Freymann (ill.), CEGO, 2001<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – kleuters |
Lestip 6<br />
Wie knipt de tenen van de reus?<br />
Wie knipt de tenen van de reus? Versjesgroeiboek voor kleuters<br />
Jan Smeekens (comp.), Ingrid Godon (ill.), Kristien Aertssen (ill.)<br />
en Sylvia Weve (ill.)<br />
Davidsfonds/Infodok, 2008<br />
Over het boek<br />
Aan de slag<br />
Wie knipt de tenen van de reus is een bloemlezing met versjes voor kinderen van<br />
2 tot 6 jaar. Het bevat klassiekers van kleppers <strong>als</strong> Willem Wilmink, Hans en<br />
Monique Hagen, Geert de Kockere en Miep Diekman, maar ook recentere<br />
versjes, bijvoorbeeld uit Mijn eerste Van Dale of uit Paperasje van Iene Biemans.<br />
Alles is knap geïllustreerd door Ingrid Godon, Kristien Aertssen en Sylvia Weve.<br />
In elke kleuterklas op elk moment van de dag valt er wel iets mee te doen. De<br />
leeftijdscategorieën in de bundel (tot drie jaar, vanaf vier jaar…) neem je beter<br />
met een korreltje zout. Als leerkracht kan je zelf beter de beginsituatie van je<br />
kleuters inschatten.<br />
Een geïllustreerde poëziebundel is een handig hebbeding: je hebt een keur<br />
aan kinderversjes bij elkaar, met bovendien mooie tekeningen erbij. Dat maakt<br />
dat hij zeker ook een plaats moet krijgen in de boekenhoek. Als je rond een<br />
versje uit de bundel werkt, kan je dat met een bladwijzer tussen de bladzijden<br />
duidelijk maken, zo kunnen kleuters zelf ‘lezen’ en de bijbehorende plaat<br />
bekijken. Voor een poëziemomentje tussendoor, <strong>als</strong> omstandigheden of toevalligheden<br />
erom smeken; voor een taalbeschouwelijk momentje; een ogenblikje<br />
talige rust… Je hebt je bundel bij de hand.<br />
Wat volgt zijn ideeën rond poëziebeleving of speelse poëziemomentjes bij<br />
enkele versjes uit de bundel. Een bloemlezinkje uit de bloemlezing…<br />
Peuters en jongere kleuters<br />
Geluiden (p.32)<br />
Klak klak<br />
met mijn tong.<br />
Hup hup<br />
reuzesprong.<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – kleuters
Klap klap<br />
met mijn handen.<br />
Tik tak<br />
met mijn tanden.<br />
En trek ik aan mijn oor…<br />
tatutatuu<br />
tatutatuuu!<br />
(Mieke van Hooft)<br />
Een leuk, beetje absurdistisch speelversje waarin een sirene gaat loeien <strong>als</strong><br />
kleuters aan hun oor trekken. Ideaal <strong>als</strong> taaltussendoortje bij de kleintjes. Laat<br />
de peuters en kleuters het versje vooral uitvoeren, gewaar worden, actief beleven.<br />
Ze klakken met hun tong, klappen in hun handen en klapperen met hun<br />
tanden. En trekken ze aan hun oor, dan…<br />
Varieer door er een stapversje van te maken: vrij in de kring, in één lange<br />
trein, met zware passen, lichte muizenstapjes… Ook ‘trek ik aan jouw oor’ is<br />
mogelijk. In dat geval luiden kleuters elkaars sirene.<br />
LO - 1.26<br />
Muzische Vorming - 2 Muziek - 2.5<br />
Nederlands - 2 Spreken - 2.13<br />
Fietsen (p.23)<br />
Ik fiets op mijn fiets.<br />
Ik bel met mijn bel.<br />
Ik trap op mijn trappers.<br />
Kijk eens hoe snel!<br />
(Liesbeth Schlichting, Betty Sluyzer, Marja Verburg)<br />
Opnieuw een leuk doeversje voor de peuters en de jongste kleuters.<br />
Zet een blinkende fiets in de kring, versierd met linten aan het stuur en met<br />
een heldere fietsbel. Laat de kleuters kijken, voelen, reageren. Daarna ga je<br />
dramatiseren: je wordt een kleuter, zet een kleurige fietshelm op en trekt een<br />
fluojasje aan. Je toont wat je allemaal kan met je fiets, hoe mooi die bel klinkt,<br />
waar je voeten moeten staan <strong>als</strong> je fietst… Op die manier werk je naar het<br />
versje toe en kan je het introduceren.<br />
Dan is het aan de kleuters. Ze nemen hun (denkbeeldige) stuur vast, plaatsen<br />
hun voeten op de trappers en rinkelen met de bel. Ondertussen herhaal je het<br />
versje enkele keren.<br />
Breng een fietsstuur met bel mee: een kleuter mag eens alleen doen <strong>als</strong>of hij<br />
fietst. Alle andere kleuters fietsen er in een lange rij achteraan. Ring ring!<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – kleuters |
Deel tot slot belletjes uit: je zegt het versje samen met de kleuters op en laat<br />
hen ondertussen ritmisch rinkelen met de belletjes.<br />
Muzische Vorming - 3 Drama - 3.4<br />
Muzische Vorming - 6 Attitudes - 6.2<br />
Nederlands - 1 Luisteren - 1.3<br />
Nederlands - 2 Spreken - 2.13<br />
Oudere kleuters<br />
Met deze toverspreuk verander ik je in een…? (p.26)<br />
driemeldrammeldreutelee<br />
draaijedriemaalrond<br />
diekopdiekopdiekopdee<br />
hurkdanopdegrond<br />
sliekomslakomslekelee<br />
hipwelzevenkeer<br />
kwikkelkwekkelkwakkelee<br />
endoehetnogeens weer<br />
(Joke van Leeuwen)<br />
Een lekker speelversje voor oudere kleuters dat kleuters op hun manier kunnen<br />
invullen. Als kleuterleidster kan je er allerlei thema’s inpassen.<br />
Laat kleuters varianten bedenken van Van Leeuwens absurde formules, ga<br />
met hen op zoek naar verwante ritmische en rijmende spreukjes waar een<br />
opdracht in verwerkt zit. Daarvoor moeten de kleuters het versje uiteraard<br />
al vaak gehoord hebben, zodat ze meerma<strong>als</strong> hebben kunnen horen hoe<br />
metrisch en muzikaal elke regel in elkaar zit. Deze activiteit lukt wellicht het<br />
best met een groepje kleuters: schrijf hun verzonnen rijmformules zelf op en<br />
laat hen ze ook uitschrijven. Zij tekenen bijvoorbeeld de opdracht uit – genre<br />
‘tikeensopjeneus’. Later kan je met de zelfgevonden rijmpjes van de kleuters<br />
aan de slag.<br />
Nederlands - 4 Schrijven - 4.2<br />
Nederlands - 5 Taalbeschouwing - 5.5<br />
Vind je me mooi? (p.41)<br />
Vind je me mooi? vroeg de prinses.<br />
De lakei uit Engeland zei: yes yes.<br />
De lakei uit Frankrijk zei: oui, oui.<br />
De lakei uit Spanje zei: si, si.<br />
De lakei uit Duitsland zei: ja, ja.<br />
3 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – kleuters
Maar wat zei<br />
de Russische lakei<br />
tegen zijn prinses?<br />
Niet si, niet oui, niet yes.<br />
Hij zei ook niet: ja, ja.<br />
Nee, nee, hij zei: da, da.<br />
Wie deed toen dolblij: yes!<br />
Allicht, ja:<br />
de prinses.<br />
(Ienne Biemans)<br />
Dit gedicht uit Biemans’ Paperasje is een taalbeschouwelijk taalfeestje. Het is<br />
een erg fascinerend versje voor de oudste kleuters omdat verschillende talen<br />
naast elkaar staan en vergeleken kunnen worden, zonder dat het al te schools<br />
wordt.<br />
Maak van het versje een stukje poppenspel. Je hebt een prinsessenpop en<br />
vijf ‘lakeienpoppen’ nodig, of misschien kan je telkens dezelfde mannenpop<br />
gebruiken met een ander jasje. Speel niet in een poppenkast – dat blijft tenslotte<br />
een erg begrensd raampje – maar creëer een eenvoudig, suggestief decor<br />
met doeken, stokken, stoelen en meer van dat. Werk het versje voldoende<br />
uit: geef de prinses een herkenbaar karakter mee. Misschien voelt ze zich een<br />
beetje onzeker, draait en keert ze voor de spiegel en wil ze toch eens van<br />
iemand horen dat ze best wel mooi is. De antwoorden van de lakeien kunnen<br />
een erg grappig effect hebben: breid de ‘ja, ja’, ‘yes, yes’ en varianten in<br />
elk geval uit met enkele zinnetjes waarin nog woorden uit de respectieve taal<br />
voorkomen. Geef elke lakei ook iets karakteristieks mee, zodat het echt vijf<br />
verschillende types worden. Houd het bij de Russische lakei een beetje mysterieuzer,<br />
laat hem niets meer zeggen dan ‘da, da’ en toon daarop de verrukking<br />
– yes! – van de prinses. Doek!<br />
Het gesprek dat daarop volgt – wat denken jullie dat die laatste lakei antwoordde?<br />
– wordt allicht erg boeiend. Bespreek de ja-varianten die de kleuters<br />
hebben gehoord, haal er de lakeipoppen misschien bij.<br />
Na het stukje poppenspel met gesprek is het tijd om het gedichtje te introduceren<br />
in zijn eigenlijke vorm. Doe dat met de poppen erbij en herhaal het<br />
enkele keren. Stel de kleuters naderhand vragen.<br />
Dan is het tijd om het versje zelf te beleven. Speel een rollenspel met de<br />
kleuters: wie is prinses, wie zijn de vijf lakeien? De eerste keer zeg je het hele<br />
versje zelf, maar daarna mogen de lakeien zelf ‘oui, oui’, ‘ja, ja’ enz. zeggen.<br />
Begeleid vooral de inleving van de kleuters, ga in op de manier waarop de<br />
kleuter-prinses kijkt, beweegt, op de verschillen tussen de kleuters-lakeien.<br />
(Zie ook: de lessuggesties voor het tweede en derde leerjaar).<br />
Nederlands - 1 Luisteren - 1.5<br />
Nederlands - 2 Spreken - 2.10 en - 2.13<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – kleuters | 3
Nederlands - 5 Taalbeschouwing - 5.1 en - 5.5<br />
Muzische Vorming - 3 Drama - 3.2 en - 3.3 en - 3.5<br />
Als verwerkende spelvorm kan je met de kleuters een spreekkoor vormen<br />
dat volmondig ‘ja’ zingt. Verdeel de kleuters in Russen, Duitsers, Fransen,<br />
Spanjaarden en Engelsen. Doe er, naargelang van de grootte of culturele<br />
samenstelling van je klasgroep, gerust een aantal nationaliteiten van af of voeg<br />
er net andere nationaliteiten aan toe.<br />
Voorzie kaartjes waarop telkens ‘ja’ in een andere taal staat met de vlag van het<br />
land dat bij die taal hoort en kaartjes met symbolen voor luid, stil en pauze.<br />
Met die kaartjes zal je het spreekkoor dirigeren.<br />
Begin met ‘ja’: je geeft tempo en ritme aan, kleuters zingspreken ‘Ja. Ja. Ja.<br />
Ja…’. Daar voeg je een taal aan toe. Dirigerend met je kaartjes krijg je iets<br />
<strong>als</strong> ‘Ja. Ja. Ja. Ja. Oui! Oui! Oui! Oui! Ja. Ja. Ja…’. Inspelend op de gemoedstoestand<br />
en karaktertrekken van de personages, kan je ook je spreekkoor<br />
‘gemoedsvol’ laten spreken. Je voorziet dan ‘emokaartjes’ om <strong>als</strong> dirigent te<br />
gebruiken en om extra kleur te geven aan je koor.<br />
Breid een en ander uit afhankelijk van wat je klasgroep kan en wil. Je kan dit<br />
ook over verschillende muzikale momentjes verdelen.<br />
Muzische Vorming - 2 Muziek - 2.4 en - 2.5<br />
Nederlands - 2 Spreken - 2.13<br />
Nederlands - 3 Lezen - 3.2<br />
Uitsmijter<br />
Weet je wat ik durf? (p. 53)<br />
Weet je wat ik durf?<br />
Aan een olifanteslurf,<br />
ene, tweeë, drieë,<br />
met een reuzenzwaai,<br />
dat zie je,<br />
boven op die hoge rug.<br />
En dan<br />
langs het staartje<br />
weer terug!<br />
(Nannie Kuiper)<br />
3 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – kleuters
1 e leerjaar<br />
En ze leefden nog lang en gelukkig, Henri van Daele en Thé Tjong-Khing<br />
(ill.), Davidsfonds/Infodok, 2003<br />
Keepvogel: de uitvinding, Wouter van Reek, Leopold, 2007<br />
Letterdromen met Do, Harriët van Reek, Querido, 2007<br />
Piet stoer wil een draak, Kim Vandyck en Frow Steeman (ill.), De<br />
Eenhoorn, 2006<br />
Sjaantje doet <strong>als</strong>of, Sjoerd Kuyper en Daan Remmerts de Vries (ill.),<br />
Nieuw Amsterdam, 2007<br />
Waar is de woe-la-la? Ann Lootens en Marja Meijer (ill.), Clavis, 2007<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – eerste leerjaar | 33
Lestip 1<br />
En ze leefden nog lang en gelukkig<br />
En ze leefden nog lang en gelukkig<br />
Henri van Daele en Thé Tjong-Khing (ill.)<br />
Davidsfonds/Infodok, 2003<br />
Over het boek<br />
Voor deze bijzondere bundel herschreef Henri van Daele een veertigtal<br />
gekende en minder gekende klassieke sprookjes voor kinderen van vandaag.<br />
Ali Baba, Het meisje met de zwavelstokjes, Blauwbaard en De gouden gans, je<br />
vindt ze allemaal in dit boek. Bij elk sprookje hoort een prachtige illustratie<br />
van Thé Tjong-Khing. Een bundel die in geen enkele schoolbib mag ontbreken!<br />
Aan de slag<br />
In de verwerkingssuggestie staat Koning Lijsterbaard centraal, een minder<br />
bekend Grimm-sprookje.<br />
Uiteraard kan je ook andere sprookjes uit deze schitterende bundel voorlezen.<br />
Kies voor de minder bekende sprookjes: je verruimt er de sprookjeskennis van<br />
je leerlingen mee.<br />
Aanzet<br />
Ga na wat je leerlingen weten over sprookjes. Stel een woordveld op met <strong>als</strong><br />
kernwoord ‘sprookjes’. Stel volgende vragen:<br />
- Welk woord lees je op de flap?<br />
- Waaraan denk je <strong>als</strong> je dit woord leest?<br />
- Wat voel je <strong>als</strong> je dit woord leest?<br />
- Wat ruik, proef... je <strong>als</strong> je dit woord leest?<br />
Als de leerlingen er zelf niet opkomen, kan je het woordveld zelf verder aanvullen<br />
met: ‘Er was eens...’, ‘En ze leefden nog lang en gelukkig’, ‘Oude verhalen<br />
die worden doorverteld’...<br />
Is de link tussen ‘sprookjes’ en het woord of de uitdrukking van een leerling<br />
niet meteen duidelijk, dan mag hij of zij de link hardop uitleggen aan de klas.<br />
Wereldoriëntatie - 3 Mens - 3.1<br />
3 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – eerste leerjaar
Geef de flap met het woordveld een bijzondere plaats in de klas. Probeer de<br />
sprookjessfeer te visualiseren door het woordveld te versieren met passende<br />
kleuren en tierlantijntjes. Kinderen mogen ook spullen van thuis meebrengen.<br />
Vraag de leerlingen of ze al van Koning Lijsterbaard hebben gehoord. Toon de<br />
prent (p. 46) die bij het sprookje hoort. Bekijk ze aandachtig met de kinderen.<br />
Vraag hen welke kleren de personages dragen, wat ze aan het doen zijn, hoe<br />
ze kijken… Zijn er elementen in het sprookjeswoordveld die ze in de prent<br />
herkennen? Zijn er nieuwe elementen om het woordveld aan te vullen?<br />
Nederlands -2 Spreken - 2.5<br />
Voorlezen<br />
Lees het verhaal interactief voor. Check vooraf de moeilijke woorden en uitdrukkingen<br />
die relevant zijn voor het sprookje. Zoek oplossingen om ze uit<br />
te leggen: aanwijzen, intonatie aanpassen, uitbeelden, een synoniem verzinnen,<br />
naar een ander stuk van de tekst verwijzen…<br />
Verwerkingsactiviteiten<br />
Maak een eigen Koning Lijsterbaard-boek met illustraties van de kinderen.<br />
Verdeel het sprookje in verschillende passages. Per twee mogen de kinderen<br />
er eentje uitkiezen. Laat hen samen plannen en overleggen wat ze erbij<br />
zouden tekenen. Bemiddel waar nodig. Bied zeker ook hulp aan bij het<br />
opschrijven.<br />
Het is niet erg <strong>als</strong> niet elke passage uit het verhaal aan bod komt, passages<br />
mogen ook dubbel voorkomen. Om de betrokkenheid hoog te houden, is het<br />
belangrijker dat de duo’s de passage zelf uitkiezen en verantwoorden dan dat<br />
alles netjes volgt.<br />
Met pastelkrijtjes of waterverf mogen de duo’s hun passage illustreren.<br />
Gebruik voldoende dik tekenpapier, net <strong>als</strong> Thé Tjong-Khing zelf, zodat het<br />
papier niet te snel gaat krullen door de verf.<br />
Muzische Vorming - 1 Beeld - 1.4 en - 1.5 en - 1.6<br />
Muzische Vorming - 3 Drama - 3.3<br />
Zijn alle kunstwerkjes af? Laat elk duo zijn illustratie aan de rest van de klas<br />
presenteren. Samen leg je de prenten in chronologische volgorde. Zijn er<br />
meerdere illustraties bij dezelfde passages? Dan sta je samen stil bij de verschillende<br />
accenten. Van passages zonder illustraties voeg je enkel de tekst toe.<br />
Zo krijgt het boek stilaan vorm.<br />
Bekijk daarna En ze leefden nog lang en gelukkig samen met de klas: Hoe ziet de<br />
cover eruit? En de achterflap? Hoe zijn de pagina’s genummerd? Hoe is het<br />
boek gelijmd en ingebonden?<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – eerste leerjaar | 3
Tot slot maak je de transfer naar het Koning Lijsterbaard-boek: alle namen van<br />
de ‘schrijvers en illustratoren’, de leerlingen van je klas dus, komen op de<br />
cover, net <strong>als</strong> de nieuwe titel. Maak het boek echt af door het in te binden.<br />
Muzische Vorming - 6 Attitudes - 6.4 en - 6.5<br />
Geef het boek een centrale plaats in de klas en geef de kinderen de kans om<br />
het te lezen.<br />
Nederlands - 2 Spreken - 2.2 en - 2.5 en - 2.7<br />
En verder…<br />
Scan het Koning Lijsterbaard-boek in. Maak er een Powerpoint-presentatie van.<br />
De tekst kan je opnemen met Audacity. Het digitale Koning Lijsterbaard-boek<br />
kan je laten beluisteren en bekijken in de luisterhoek. Als je de scans van de<br />
illustraties verkleint, kan je elk kind een eigen cd’tje bezorgen met de digitale<br />
versie van ‘hun’ Koning Lijsterbaard.<br />
3 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – eerste leerjaar
Lestip 2<br />
Keepvogel, De uitvinding<br />
Keepvogel: de uitvinding<br />
Wouter van Reek<br />
Leopold, 2007<br />
Over het boek<br />
Keepvogel, een soort loopvogel met een rode cape, is druk aan het lezen in<br />
een boek vol uitvindingen. Hij wil zelf ook iets uitvinden. Samen met hond<br />
Tungsten ontwerpt Keepvogel een vlierbesplukmachine. Het resultaat is niet<br />
helemaal wat Keepvogel en Tungsten voor ogen hadden…<br />
Een origineel boek met prachtige illustraties die de licht bevreemdende sfeer<br />
van het boek zeer goed weergeven. Het werd bekroond met het Zilveren<br />
Penseel 2007.<br />
Aan de slag<br />
In dit boek zijn de details in de prenten erg belangrijk, ze ondersteunen het<br />
verhaal. Maak daarom een digitale versie van het boek die je projecteert tijdens<br />
het voorlezen. De projectie zorgt meteen ook voor een andere sfeer:<br />
door de uitvergrote prenten kunnen de leerlingen echt in het verhaal kruipen.<br />
Aanzet<br />
Voor je het boek introduceert, peil je naar de voorkennis over uitvindingen:<br />
- Wanneer is iets een uitvinding?<br />
- Welke uitvinding(en) ken je?<br />
- Wat zou jij ooit willen uitvinden? Waarom?<br />
- Wat vind je de beste uitvinding ooit? Waarom?<br />
Stel samen met de leerlingen een definitie op van een ‘uitvinding’. Noteer de<br />
criteria op een flap.<br />
Nederlands - 2 Spreken - 2.5<br />
De leerlingen krijgen een kopie van het binnenwerk vooraan in het boek.<br />
Zorg ervoor dat de hele tekening op één blad papier kan, omdat de twee<br />
pagina’s van het binnenwerk één geheel vormen.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – eerste leerjaar | 3
Vraag je leerlingen om de kopie in duo’s te ‘lezen’. Wellicht merken de leerlingen<br />
op dat ze de pagina’s niet kunnen lezen: er staan geen lettertekens op<br />
het binnenwerk, enkel tekeningen en geheimzinnige tekentjes. Maak hen<br />
duidelijk dat je niet alleen woorden en zinnen kan lezen, maar dat je ook met<br />
tekeningen een boodschap kan overbrengen. Op die manier kan je tekeningen<br />
dus wel ‘lezen’. Stof voor een klasdiscussie!<br />
Nederlands - 3 Lezen - 3.1<br />
Muzische Vorming - 1 Beeld - 1.3<br />
Hou een klasgesprek over de tekens die Keepvogel gebruikt en de lettertekens<br />
waarmee leerlingen leren lezen. Vraag hen of ze andere tekens kennen, zo<strong>als</strong><br />
pictogrammen, Chinees, Arabisch… Breng zelf enkele voorbeelden mee, laat<br />
leerlingen er ook meebrengen. Bekijk de oogst en probeer enkele dingen te<br />
ontcijferen.<br />
Nederlands - 6 Taalbeschouwing - 6.5<br />
Verwerkingsactiviteiten<br />
Neem het boek deel per deel door. Projecteer telkens de pagina’s van het deel<br />
waarrond je werkt.<br />
d e e l 1 – p r e n t 6: t u n g s t e n bi j bl a n c o bl a d<br />
Lees het eerste deel van het verhaal voor. Tungsten en Keepvogel omschrijven<br />
een uitvinding <strong>als</strong> ‘Iets heel eenvoudigs dat nog niet bestaat en dat toch erg<br />
handig is.’ Vraag je leerlingen om Keepvogels definitie van een uitvinding<br />
met de klasdefinitie te vergelijken. Laat hen voorspellen wat voor bijzonders<br />
Tungsten en Keepvogel zouden uitvinden. Prent 9 verklapt wat ze willen<br />
uitvinden, namelijk een uitschuifbare vlierbessengrijper: ‘Waarom kopen<br />
Tungsten en Keepvogel die niet gewoon in de winkel?’<br />
Vul de criteria van Keepvogels definitie van uitvindingen aan op de flap.<br />
Gebruik visuele ondersteuning waar nodig. De flap dient <strong>als</strong> houvast bij alle<br />
verdere klasgesprekken rond het thema.<br />
Toon prent 10, 11 en 12: Tungsten en Keepvogel tekenen er lustig op los, de<br />
vlierbessengrijper krijgt vorm…<br />
Rol een behangrol of onbedrukt krantenpapier uit. Laat de leerlingen plaatsnemen<br />
aan één lange zijde van de rol, elk met een zwarte stift. Elke leerling<br />
mag een eigen uitvinding bedenken en tekenen. De uitvinding moet wel aan<br />
de criteria op de flap voldoen die je samen met hen hebt opgesteld. De tekening<br />
mag lekker groot zijn: van de ene rand van het papier tot de andere rand!<br />
Bekijk hierna de resultaten en laat die kort aan elkaar voorstellen.<br />
Muzische Vorming - 1 Beeld - 1.4 en - 1.5 en - 1.6<br />
3 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – eerste leerjaar
d e e l 2 – p r e n t 13: d e m a c h i n e g r i j p t k e e p vo g e l b e e t<br />
Lees het verhaal vanaf prent 13 in een ‘machinaal’ tempo voor: drammend en<br />
repetitief. Oefen vooraf, zodat je niet voor verrassingen komt te staan <strong>als</strong> je<br />
voorleest.<br />
Laat je leerlingen daarna verder tekenen aan de schetsen die ze eerder maakten.<br />
Daag hen uit om van hun ontwerpen één geheel, één machine te maken.<br />
De tekeningen met elkaar verbinden zal soms grote, soms kleine ingrepen<br />
vergen: een achterwand die doorloopt, een trap of ladder die van het ene toestel<br />
naar het andere loopt, een rollende band…<br />
Elke leerling levert een bijdrage, hoe minimaal ook! Je kan boven- en onderaan<br />
extra bladen aan de rol kleven, zodat de kinderen uit het oorspronkelijke<br />
formaat kunnen breken, net <strong>als</strong> Keepvogel.<br />
Muzische Vorming - 1 Beeld - 1.4 en - 1.5 en -1.6<br />
Muzische Vorming - 6 Attitudes - 6.3 en -6.4 en - 6.5<br />
d e e l 3 – p r e n t 21: k e e p vo g e l h a a lt d e uitvinding w e g<br />
Lees het laatste stuk van het verhaal voor. Keer daarna terug naar de rol met<br />
tekeningen: jullie eigen ‘Keepmachine’. Laat de leerlingen aan weerszijden van<br />
de rol staan en kies een onderdeel uit: Wie kan een geluid verzinnen bij het<br />
onderdeel? Je kan hen zelf geluiden laten maken, maar je kan net zo goed met<br />
vindmateriaal of echte instrumenten werken. Even experimenteren vooraf<br />
met de instrumenten kan helpen om zowel schroom <strong>als</strong> overenthousiasme op<br />
te vangen.<br />
Laat een leerling een ritme tikken dat past bij het gekozen onderdeel van de<br />
‘Keepmachine’. Nodig de andere leerlingen uit om mee te doen. Je kan hen<br />
laten variëren met de sterkte en het tempo. Je doet je hand omlaag <strong>als</strong> de leerlingen<br />
het ritme zachtjes moeten tikken, omhoog <strong>als</strong> het luider moet. Spreek<br />
ook signalen af voor langzaam en snel tikken.<br />
Muzische Vorming - 2 Muziek - 2.2<br />
En verder…<br />
Laat de leerlingen in een kring plaatsnemen. Neem zelf ook plaats in de kring<br />
met een doek in de handen. Jij bent het begin van de machine, de leerling<br />
rechts van jou het einde. Het doek moet tot aan het einde van de machine<br />
raken. Elk deeltje van de machine (elke leerling dus) moet eraan meewerken.<br />
Geef het doek door aan het kind links van jou met enkele typische robotbewegingen.<br />
Stimuleer de leerlingen om je voorbeeld te volgen.<br />
Laat de leerlingen plaatsnemen in de ruimte. Vraag hen geluiden van machines<br />
na te bootsen. Je kan ook opnames van geluiden beluisteren. Leerlingen laat<br />
je het ritme in de geluiden ervaren door hen te laten bewegen op het ritme.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – eerste leerjaar | 3
Met grote of kleine bewegingen, je laat hen vrij. Later kunnen de leerlingen<br />
zelf ritmische deuntjes bij hun bewegingen bedenken. Werk afwisselend met<br />
een kijk- en doegroep. Bespreek zowel het ritme, de bewegingen en de ervaringen<br />
van de leerlingen bij dit bewegingsspelletje.<br />
Muzische Vorming - 4 Beweging - 4.3 en - 4.4<br />
Neem met de leerlingen een kijkje op www.keepvogel.nl. Op deze website<br />
kunnen ze ontdekken hoe Keepvogel onstaan is en hoe de auteur te werk<br />
gaat bij het maken van de illustraties. Je vindt er ook een link om zelf te<br />
experimenteren met het computerprogramma én om zelf tekenfilmpjes te<br />
maken. Ten slotte kan je er de filmpjes van Keepvogel bekijken en Keepvogelspelletjes<br />
spelen.<br />
Muzische Vorming - 1 Beeld - 1.4<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – eerste leerjaar
Lestip 3<br />
Letterdromen met Do<br />
Letterdromen met Do<br />
Harriët van Reek<br />
Querido, 2007<br />
Over het boek<br />
In haar reis doorheen dit boek komt Do allerlei letters tegen. Ze ontmoet<br />
een R die de R niet kan uitspreken, gaat langs bij een eenzame O, passeert<br />
thuis bij de B, komt de wilde letters tegen en belandt zelfs even in het<br />
letterziekenhuis. Dit boek is een echte aanrader voor de eersteklassers, voor<br />
wie deze lettertekens op korte tijd plots heel wat aandacht en energie opeisen.<br />
Dit boek laat zien dat letters gelukkig ook een fantasierijke kant hebben. Ook<br />
de prenten getuigen van evenveel fantasie: wilde, onvoorspelbare potloodlijnen,<br />
gekraste kleurvlakken en veel wit voor het rustige evenwicht.<br />
Een wonderlijke tocht door letterland!<br />
Aan de slag<br />
Aanzet<br />
Wijs de leerlingen erop hoeveel letters zij het afgelopen schooljaar geleerd<br />
hebben. Tel de letters, en vraag hen welke woorden ze al kunnen lezen met<br />
die letters. Schrijf de woorden op een grote flap. Het mag gerust een grote<br />
verzameling worden. Echt af is die natuurlijk nooit, dus geef tijd om de verzameling<br />
te laten groeien.<br />
Peil naar de gevoelens en ervaringen die leren lezen oproept. Geef de leerlingen<br />
een invulzin <strong>als</strong> aanzet: ‘Ik kan al lezen en dit vind ik ... omdat ...’. Ga<br />
rond bij de kinderen en noteer dit voor jezelf. Laat hen de zin in stilte aanvullen:<br />
niet voor alle kinderen is leren lezen een succeservaring.<br />
Nederlands - 1 Luisteren - 1.3<br />
Nederlands - 2 Spreken - 2.1 en - 2.5<br />
Verdeel de klas in duo’s. Elk duo zoekt naar zoveel mogelijk manieren om<br />
letters te vormen: letters vormen met touw, letters uitbeelden met het hele<br />
lichaam of met de vinger op de rug van de andere leerling schrijven… Of<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – eerste leerjaar |
letters van schuurpapier maken die je geblinddoekt laat voelen en benoemen.<br />
Maak mooie foto’s van de resultaten. Verzamel ze in een leuk alfabet-kijkboek.<br />
Leg het daarna in de leeshoek van de klas.<br />
Muzische Vorming - 1 Beeld - 1.6<br />
Verwerkingsactiviteiten<br />
Dit boek kan je perfect in verschillende stukken aanbieden: het bevat meerdere<br />
verhalen die elk op zich staan. Breng het verhaal in een kleine groep, of<br />
klassikaal met een projectie van de prenten. Het is in elk geval belangrijk dat<br />
elke leerling de prenten goed ziet: de tekst van Letterdromen met Do is summier<br />
en onlosmakelijk verbonden met de gedetailleerde illustraties. Laat je verwonderen<br />
door dit boek vol vreemde wezentjes, ongebruikelijke humor, ta<strong>als</strong>pelletjes<br />
en -grapjes.<br />
Nederlands - 6 Taalbeschouwing - 6.5<br />
Kies een voorwerp uit in de klas. Vertel je leerlingen op welke manier jij een<br />
letter ziet in dat voorwerp. Nodig de leerlingen uit om ook een voorwerp of<br />
een beeld te zoeken waarin zich volgens hen een letter schuilhoudt. Laat hen<br />
het voorwerp en de letter voorstellen aan de rest van de klas: zien andere leerlingen<br />
de letter ook? Met deze oefening stimuleer je een manier van kijken<br />
die de fantasie sterk voedt.<br />
Muzische Vorming - 6 Attitudes - 6.1<br />
Ga met de leerlingen in en rond de school op ontdekkingstocht naar beelden<br />
die letters bij hen oproepen: een holletje in de boom kan voor de O staan,<br />
in het ijzerwerk van de schoolpoort kan een K verstopt zitten… Neem de<br />
tijd om de contouren van al die denkbeeldige letters te laten betasten. Laat<br />
de leerlingen verzinnen wat de denkbeeldige letter op die plaats en in die<br />
omstandigheden, zou kunnen denken of voelen: voelt de K in de schoolpoort<br />
zich groot, sterk en blij wanneer hij ’s ochtends de kinderen onder zijn benen<br />
door ziet wandelen?<br />
Leg de denkbeeldige letters digitaal vast: zo kan je nadien een origineel letterboekje<br />
maken. Je noteert er ook de verzinsels bij van je leerlingen. Die<br />
alfabetboekjes kan je het volgende schooljaar ook gebruiken voor je nieuwe<br />
eersteklassertjes.<br />
Muzische Vorming - 1 Beeld - 1.2<br />
En verder…<br />
Van het verhaal over de R kan je een geconcentreerde luisteroefening maken.<br />
Lees het voor zonder de prenten te tonen, die zorgen voor te veel afleiding.<br />
Lees langzaam en bedachtzaam zodat de kinderen horen wat er mis is met het<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – eerste leerjaar
verhaal. Als ze ontdekt hebben dat de R de r-klank niet uitspreken kan, kan<br />
je aan het fantaseren gaan. Zelf verhaaltjes zonder ‘r’ maken, een andere letter<br />
verbannen of het P-taaltje aanleren bijvoorbeeld.<br />
Nederlands - 6 Taalbeschouwing - 6.3<br />
Ontwerp samen een eigen, nieuw alfabet met fantasietekens. Schrijf er<br />
geheime boodschappen mee en hang ze op in school. Maak andere klassen<br />
nieuwsgierig naar de betekenis van de briefjes.<br />
Laat je voor het nieuwe alfabet inspireren door Letterdromen met Do, maar ook<br />
door andere geschriften, kalligrafie en de kunstwereld.<br />
Zo maakte het kunstenaarsduo Rombouts en Droste vele jaren geleden een<br />
schitterend nieuw alfabet, het AZART. Hiermee toonden ze aan hoe klein de<br />
grens is tussen taal en kunst. Wie de namen van dit duo even op Google intikt,<br />
krijgt meteen zicht op deze wondere wereld…<br />
Neem ook eens een kijkje op www.bemboszoo.com. Op deze (Engelstalige)<br />
site wordt op originele wijze gespeeld met het lettertype Bembo. Wanneer je<br />
klikt op een letter uit het alfabet, verschijnt eerst de naam van een dier die<br />
met de betreffende letter begint. Daarna vormen de letters een afbeelding van<br />
het dier. Zeer inspirerend!<br />
Muzische Vorming - 1 Beeld - 1.6<br />
Muzische Vorming - 6 Attitudes - 6.1 en - 6.4<br />
ICT - 5<br />
Verwante titels<br />
Jubelientje leert lezen, Hans Hagen en Philip Hopman (ill.), Querido, 2006<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – eerste leerjaar | 3
Lestip 4<br />
piet stoer wil een draak<br />
piet stoer wil een draak<br />
Kim Vandyck en Frow Steeman (ill.)<br />
De Eenhoorn, 2006<br />
Over het boek<br />
Piet Stoer wil een huisdier. Niet zo maar eentje, hij wil een heuse draak! Maar<br />
Piets ouders willen geen draak in huis. Boos loopt Piet weg. Onderweg hoort<br />
hij allerlei geluiden en telkens denkt het jongetje dat het een draak is. Tot slot<br />
komt Piet bij een poort waarachter hij ook nog een hok ziet. Zou daar een<br />
draak wonen?<br />
Een zeer herkenbaar verhaal voor jonge lezers, geschreven op AVI 2-niveau.<br />
Aan de slag<br />
Aanzet<br />
Laat de leerlingen die thuis een huisdier hebben er een foto van meebrengen.<br />
Kinderen die geen huisdier hebben, mogen bedenken welk dier ze graag zouden<br />
hebben en waarom. Hou een klasgesprek over de foto’s en de ‘bedachte<br />
huisdieren’:<br />
- Wie staat er op jouw foto?<br />
- Wat wil je vertellen over je huisdier?<br />
- Wie heeft er bij jou thuis dit huisdier gekozen? Waarom?<br />
- Wie verzorgt het huisdier?<br />
- Waarin slaapt jouw huisdier?<br />
- Waarom heb je (g)een huisdier?<br />
- Als je huisdier er niet meer zou zijn, zou je het missen? Wat zou je precies<br />
missen? Wat niet?<br />
- Waarom wil je een huisdier?<br />
- Welk huisdier zou je graag hebben en waarom?<br />
- Wat zou je doen met dat huisdier?<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – eerste leerjaar
Stel daarna het boek voor. Laat hen de titel zelf lezen. Bespreek de cover:<br />
waarover zou het verhaal gaan, denken ze? Sluit aan bij het klasgesprek over<br />
huisdieren.<br />
Nederlands - Spreken - 2.5<br />
Leerlingen kunnen dit boekje zelf lezen, vanwege het AVI 2-niveau. Moedig<br />
hen aan door het verhaal zelf voor te lezen met aandacht voor expressie en<br />
visuele ondersteuning van de prenten. Wanneer de leerlingen aan je lippen<br />
hangen, onderbreek je het voorlezen, bijvoorbeeld wanneer Piet besluit thuis<br />
weg te gaan.Daarna stimuleer je hen om het verhaal zelf uit te lezen. Geef hen<br />
voldoende tijd.<br />
Verwerkingsactiviteiten<br />
Opnieuw verwijs je naar het klasgesprek over huisdieren. Bekijk de foto’s,<br />
vraag leerlingen zonder huisdier hoe hun gewenste dier eruit zou zien. Laat<br />
de leerlingen hun eigen of ‘bedachte’ huisdier boetseren. Terwijl de klei aan<br />
het drogen is, laat je de leerlingen uit kosteloos materiaal een huis maken voor<br />
het dier: Hoe groot moet het huis zijn? Slaapt het dier binnen in huis? Of in<br />
een schuur buiten? Hoe zorgen ze ervoor dat het dier zich echt thuis voelt in<br />
het huis?<br />
Laat de leerlingen tot slot hun huisdier beschilderen en er een naam voor<br />
bedenken. Bewonder elkaars dieren uitgebreid.<br />
Muzische Vorming - 1 Beeld - 1.4 en - 1.5 en - 1.6<br />
Je kan de leerlingen ook fantasiedieren laten ontwerpen, bijvoorbeeld een<br />
beest waarin ze delen van bestaande huisdieren samenbrengen. Je kan afbeeldingen<br />
van dieren gebruiken en die laten verknippen. In het bijzondere kijken<br />
speelboek Verborgen dieren (cf. Bibliografie) vind je een voorbeeld van hoe<br />
je dieren combineren kan. Laat de leerlingen een naam verzinnen voor het<br />
dier, maar ook een biotoop, eigenschappen en favoriet voedsel. Zo stellen ze<br />
een ‘biologische’ fiche op. Stel de collages en fiches tentoon in een heuse fantasiedierentuin.<br />
Muzische Vorming - 1 Beeld - 1.4 en - 1.5 en - 1.6<br />
Bibliografie<br />
Pissebed Fred, Imme Dros en Harrie Geelen (ill.), Querido, 2007<br />
Verborgen dieren, Pittau en Gervais, Lannoo, 2008<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – eerste leerjaar |
Lestip 5<br />
Sjaantje doet <strong>als</strong>of<br />
Sjaantje doet <strong>als</strong>of<br />
Sjoerd Kuyper en Daan Remmerts de Vries (ill.)<br />
Nieuw Amsterdam, 2007<br />
Over het boek<br />
Sjaantje doet <strong>als</strong>of is een ontroerend boek over hoe je iemand kan missen.<br />
Sjaantje houdt de herinneringen aan haar gestorven opa levend door met hem<br />
allerlei net-<strong>als</strong>of-avonturen te organiseren. Ze doen <strong>als</strong>of ze koekjes kopen,<br />
<strong>als</strong>of de zon schijnt, <strong>als</strong>of ze prachtig kunnen zingen… En heel even lijkt het<br />
<strong>als</strong>of opa er echt nog is.<br />
Van het absurde sfeertje en de surrealistische, suggestieve illustraties in collagetechniek<br />
zullen heel wat lezers zeker genieten.<br />
Aan de slag<br />
Ga niet te vluchtig over het ‘doen <strong>als</strong>of’-thema in Sjaantje doet <strong>als</strong>of. Het hele<br />
verhaal is erop gebaseerd. Leerlingen moeten het ‘doen <strong>als</strong>of’ goed kunnen<br />
onderscheiden van de werkelijkheid om het boek helemaal te kunnen waarderen.<br />
Dit boek is ook bruikbaar om een moeilijk bespreekbaar thema <strong>als</strong> de dood<br />
aan te brengen.<br />
Aanzet<br />
Het gedicht ‘Marc groet ‘s morgens de dingen’ (Paul van Ostaijen) raakt de<br />
kern van het ‘doen <strong>als</strong>of’ en is daarom een gepaste opener. Vooraf vraag je de<br />
leerlingen goed te luisteren naar wat Marc precies doet ’s morgens en wat daar<br />
zo bijzonder aan is. Zo richt je hun aandacht volledig op het gedicht. Daarna<br />
draag je het voor.<br />
Marc groet ’s morgens de dingen<br />
Dag ventje met de fiets op de vaas met de bloem<br />
ploem ploem<br />
dag stoel naast de tafel<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – eerste leerjaar
dag brood op de tafel<br />
dag visserke-vis met de pijp<br />
en<br />
dag visserke-vis met de pet<br />
pet en pijp<br />
van het visserke-vis<br />
goeiendag<br />
Daa-ag vis<br />
dag lieve vis<br />
dag klein visselijn mijn<br />
(Paul van Ostaijen)<br />
Kom terug op de vraag die je vooraf stelde: Praten de leerlingen ook tegen<br />
dingen die niet kunnen antwoorden? Waarom? Hebben ze andere mensen al<br />
eens horen praten tegen levenloze dingen?<br />
Geef zelf een aantal voorbeelden: praten tegen de computer <strong>als</strong> die eigenzinnig<br />
doet, de deur verwijten dat ze openstaat <strong>als</strong> je er tegen aan botst, kleine<br />
geheimpjes vertellen aan een knuffelbeer…<br />
Door ertegen te praten, doe je <strong>als</strong>of voorwerpen echt bestaan. Ga verder in op<br />
‘doen <strong>als</strong>of’:<br />
- Wie doet wel eens <strong>als</strong>of?<br />
- Wat doe je dan precies?<br />
- Waarom doe je <strong>als</strong>of?<br />
- Praat je wel eens tegen iemand die er niet is? Waarom? Wat vertel je dan?<br />
Nederlands - 2 Spreken - 2.1 en - 2.5<br />
Las verschillende ‘doe <strong>als</strong>of’-momenten in over een langere tijdspanne. Maak<br />
er een ritueel van om te doen <strong>als</strong>of, telkens <strong>als</strong> je met de leerlingen van de<br />
speelplaats naar de klas gaat. Je laat hen bijvoorbeeld doen <strong>als</strong>of ze een hond<br />
met zich meebrengen, <strong>als</strong>of ze een hele zware boekentas dragen, <strong>als</strong>of ze een<br />
koning of koningin zijn, <strong>als</strong>of ze naast hun oma wandelen…<br />
Muzische Vorming - 3 Drama - 3.5 en - 3.6<br />
Lees het verhaal verschillende keren voor, met én zonder ondersteuning van<br />
de prenten. Geef de leerlingen tijd om te wennen aan de tekst. Laat hen de<br />
‘doe <strong>als</strong>of’-tekeningen van het koekje, de winkelwaren, het geld... zeker<br />
ontdekken.<br />
Nederlands - 3 Lezen - 3.5<br />
Hou een klasgesprek over de illustraties in Sjaantje doet <strong>als</strong>of. Peil naar de<br />
appreciatie: laat leerlingen verwoorden waarom ze de prenten mooi of niet<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – eerste leerjaar |
mooi, raar of gewoon vinden. Is hun oordeel gebaseerd op de vormen, de<br />
kleuren, het onderwerp… van de prenten?<br />
Muzische Vorming - 1 Beeld - 1.3<br />
Verwerkingsactiviteiten<br />
Na de aanzetactiviteiten heeft ‘doen <strong>als</strong>of’ wellicht een concretere invulling<br />
gekregen. Leerlingen mogen nu een vervolgverhaal bedenken. Eén leerling<br />
geeft de aanzet: ‘Ik doe <strong>als</strong>of en…’ (cf. ‘Ik ga op reis en neem mee…’). De<br />
volgende leerling herhaalt en vult aan.<br />
Op een flap teken je telkens iets <strong>als</strong> visueel geheugensteuntje bij elke aanvulling,<br />
wat handig is voor kinderen die minder taalvaardig zijn. Laat de flap hangen<br />
zodat je het ‘verhaal’ telkens opnieuw kan verder zetten. Die stapsgewijze<br />
opbouw is erg zinvol voor eersteklassers: voor hen kan dit spel nog moeilijk zijn.<br />
Muzische Vorming - 3 Drama - 3.3<br />
Laat leerlingen een collage samenstellen rond iets dat ze missen of iemand die<br />
ze erg graag nog eens willen terugzien. Inspiratie daarvoor kunnen ze halen<br />
uit een bespreking van de prenten uit Sjaantje doet <strong>als</strong>of:<br />
- Wat zie je op de tekeningen waarop Sjaantje en haar opa ‘<strong>als</strong>of’ doen?<br />
- Hoe heeft de illustrator de prenten gemaakt? Welke materialen heeft hij<br />
gebruikt?<br />
- Wat valt jou nog meer op aan de prenten?<br />
Bied je leerlingen een waaier aan materialen aan: grote vellen papier, stof,<br />
stalen behangpapier, verschillende soorten gekleurd papier, scharen, lijm,<br />
verf, penselen... In groepjes mogen de leerlingen een collage maken. Vooraf<br />
vertellen de leerlingen wat precies hun bijdrage zal zijn aan het groepswerk.<br />
Ze mogen hun fantasie de vrije loop laten gaan. Nadien maak je tijd om de<br />
groepswerken te bespreken. Bespreek wat ze hebben afgebeeld, welk materiaal<br />
ze hebben gebruikt en waarom.<br />
Muzische Vorming - 1 Beeld - 1.1 en - 1.2 en - 1.3 en - 1.4<br />
Muzische Vorming - 1 Beeld - 1.5 en - 1.6<br />
Bibliografie<br />
Marc groet ’s morgens de dingen, Paul van Ostaijen en Paul Verrept (ill.), Clavis, 1998<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – eerste leerjaar
Lestip 6<br />
waar is de woe-la-la?<br />
waar is de woe-la-la?<br />
Ann Lootens en Marja Meijer (ill.)<br />
Clavis, 2007<br />
Over het boek<br />
Sem en Fien logeren bij hun oom en horen vanuit hun bed vreemde geluiden.<br />
Bang gaan ze beneden hun oom zoeken. Gelukkig weet hij waar de<br />
geluiden vandaan komen: van de woe-la-la. Samen met oom gaan Sem en<br />
Fien op zoek.<br />
Dit boekje werd geschreven op AVI 1-niveau. De schrijver slaagt er, ondanks<br />
dit eenvoudige niveau, toch in een herkenbaar verhaal te schrijven. De prachtige<br />
illustraties maken het verhaal af. Een ideaal boek om jonge lezers zin te<br />
geven in een spannend verhaal.<br />
Aan de slag<br />
Aanzet<br />
Het centrale thema in waar is de woe-la-la? is erg herkenbaar voor jonge<br />
kinderen: de angst voor het donker, voor vreemde geluiden… Vertrek van<br />
die herkenbaarheid voor een dramamoment <strong>als</strong> introductie van het boek.<br />
De leerlingen moeten zich inbeelden dat ze in bed liggen, net voor het slapengaan.<br />
Je vertelt zo spannend mogelijk wat Fien en Sem overkomt in het<br />
donker. Je stelt bijkomende vragen:<br />
- Wat hoor jij <strong>als</strong> je in je bed ligt voor je in slaap valt?<br />
- Wat doe je <strong>als</strong> je vreemde geluiden hoort?<br />
- Hoe voel je je dan?<br />
Muzische Vorming - 3 Drama - 3.5<br />
Toon het boek en bespreek de cover: kunnen ze voorspellen waarover het<br />
boek gaat op basis van de titel en de illustratie? Laat een leerling eventueel<br />
de achterflaptekst lezen. Dat maakt de leerlingen meteen duidelijk dat ze<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – eerste leerjaar |
het boekje, op AVI 1-niveau, ook zelf kunnen lezen. Geef hen daarvoor voldoende<br />
tijd. Sta vooraf stil bij de mooie illustraties die de tekst ondersteunen.<br />
Overweeg duo-lezen: een zwakkere en sterkere leerling lezen om beurten een<br />
pagina van het verhaal. Zo verliezen zwakkere lezers de verhaallijn niet uit het<br />
oog en gaat het verhaal ook voor hen vooruit.<br />
Nederlands - 3 Lezen - 3.5<br />
Verwerkingsactiviteiten<br />
In waar is de woe-la-la staan vreemde geluiden centraal. Enkele luister- en<br />
geluidenspelletjes zijn daarom ideaal <strong>als</strong> verwerking. Presenteer ze niet allemaal<br />
na elkaar: geconcentreerd luisteren is nog geen makkelijke klus voor<br />
jonge kinderen. Voor je aan de spelletjes begint, bespreek je de rol van geluiden<br />
in het boek: Waar in het verhaal komen ze voor? Hoe? Maken ze het verhaal<br />
anders, sterker, leuker, spannender?<br />
Geef leerlingen de opdracht om even muisstil te zijn. Laat die tijdspanne niet<br />
langer duren dan enkele minuten. Vraag hen om geconcentreerd te luisteren.<br />
Nadien sommen ze op welke geluiden ze hoorden.<br />
Je kan leerlingen niet alleen naar de stilte laten luisteren… Als verdieping op<br />
de vorige activiteit, kan je leerlingen naar bekende en onbekende geluiden<br />
laten luisteren. Verzamel vooraf spullen die een geluid maken, maak eventueel<br />
geluidsopnamen op een cd’tje: de tanden van een kam waarover je je vingers<br />
laat glijden, papier dat je verfrommelt, twee knikkers die je tegen elkaar slaat,<br />
voetstappen…<br />
Verduister een ruim lokaal waarin je de leerlingen met de ogen dicht op de<br />
grond laat liggen: zo kunnen ze meer genieten van de opdracht. Ze moeten<br />
stil zijn wanneer jij een geluid laat horen. Als ze een geluid herkennen, mogen<br />
ze dat aangeven en het kort benoemen. Afsluiten van de opdracht doe je met<br />
een rustgevend muziekje.<br />
Muzische Vorming - 2 Muziek - 2.1<br />
Muzische Vorming - 5 Media - 5.5<br />
Laat leerlingen zelf voorwerpen verzamelen die geluid maken. In duo’s laat je<br />
hen raden naar elkaars geluiden. Deze opdracht hoort ook thuis in de verduisterde<br />
ruimte uit de vorige opdracht.<br />
Muzische Vorming 2 - Muziek - 2.1 en - 2.2<br />
Maak met je leerlingen een geluidenwandeling in en rond de school en registreer<br />
de waargenomen geluiden met een dictafoon of cassetterecorder. In<br />
kleine groepjes maken ze een aantal opnames, ze noteren ook kort, met jouw<br />
hulp, wat ze registreerden. Zorg voor voldoende materiaal en eventueel extra<br />
ondersteuning van ouders of leerkrachten. Organiseer een quiz met de opge-<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – eerste leerjaar
nomen geluiden. Elke groep laat zijn registraties horen aan de rest van de klas:<br />
die moeten raden om welk geluid het gaat.<br />
Muzische Vorming - 5 Media - 5.3<br />
Bibliografie<br />
De luisterwandeling, Paul Showers en Aliki (ill.), De Vries-Brouwers, 1992<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – eerste leerjaar |
2 e en 3 e leerjaar<br />
De dromen van Boeba, Agnès de Lestrade en Tom Schamp (ill.), Lannoo,<br />
2008<br />
De hoed van de tovenaar, Tove Jansson, Clavis, 2007<br />
Het is echt echt waar, Kristel Deweerdt en Veronique Govaert (ill.),<br />
Lannoo, 2007<br />
Hier is de boze heks, Hanna Kraan en Annemarie van Haeringen (ill.),<br />
Lemniscaat, 2005<br />
Jani Kekke en de blauwe dagdromer, Lisa Boersen en Linda Groeneveld<br />
(ill.), Nieuw Amsterdam, 2007<br />
Paperasje, Ienne Biemans en Jan Jutte (ill.), Nieuw Amsterdam, 2006<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – tweede en derde leerjaar | 3
Lestip 1<br />
De dromen van Boeba<br />
De dromen van Boeba<br />
Agnès de Lestrade en Tom Schamp (ill.)<br />
Lannoo, 2008<br />
Over het boek<br />
Bakker Boeba vervult alle dromen door zoete, hartige of kruidige gebakjes<br />
te maken. Elke dorpsbewoner heeft zijn voorkeuren en koestert dromen<br />
over liefde, het eind van de oorlog of een genezen been. Op een dag vertrekt<br />
bakker Boeba. Voortaan staan zijn klanten er alleen voor om hun dromen te<br />
realiseren en daarom gaan ze samenwerken. Met succes: <strong>als</strong> Boeba op een dag<br />
onverwachts terugkomt, is het hun beurt om hem van hun lekkernijen te<br />
laten proeven.<br />
Met dit bijzonder originele prentenboek in kalendervorm creëerde Tom<br />
Schamp een feest van vormen en Caraïbische kleuren waarop je niet uitgekeken<br />
raakt. Alleen al op zoek gaan naar alle initialen die in het boek verstopt<br />
zitten, loont de moeite. Draai het boek best een kwartslag naar rechts en laat<br />
het kijkavontuur beginnen!<br />
Aan de slag<br />
Aanzet<br />
Breng enkele reproducties van schilderijen mee waarop de naam en/of de<br />
initialen van de kunstenaar duidelijk vermeld staat, en enkele werken zonder<br />
naam of initialen. Bespreek en speel met het ‘fenomeen’: Wie heeft dit al eens<br />
gezien? Waarom doet de kunstenaar dat? Doen alle kunstenaars dit?<br />
Vergelijk de volledige naam met de initialen: Wat betekenen de letters?<br />
Betekenen de initialen hetzelfde <strong>als</strong> de volledige naam? Kunnen ze de naam<br />
afleiden uit de initialen?<br />
Laat de kinderen omgekeerd ook de afkorting van voluit geschreven namen<br />
bedenken: Kunnen ze hun eigen initialen maken? Laat hen met pen of inkt<br />
een mooie letter bedenken om hun initialen mee te vormen. Of laat hen op<br />
de computer een lettertype uitzoeken dat bij hen past.<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – tweede en derde leerjaar
Keer terug naar de reproducties: Waar staan de naam of initialen op de schilderijen<br />
gewoonlijk? Passen ze erbij? Vinden ze het schilderij beter zonder of<br />
met naam?<br />
Neem er nu voor het eerst het boek bij. Bekijk en bespreek de kaft. Waar staat<br />
hier een naam? Welke namen staan er op? Bekijk eventueel ook nog andere<br />
boeken.<br />
Leg het boek enkele dagen in de boekenhoek. Geef de opdracht om zo vaak<br />
mogelijk in het boek te kijken. Laat hen gericht op zoek gaan naar de initialen<br />
van Tom Schamp (TS). Wie er het meeste vond, mag hun vindplaats<br />
aan de rest van de klas onthullen en mag het hele verhaal voorlezen. Wie wil,<br />
krijgt hulp van jou bij het lezen.<br />
Muzische Vorming - 1 Beeld - 1.3<br />
Nederlands - 3 Lezen - 3.5<br />
Verwerkingsactiviteiten<br />
Las een moment Filosoferen met kinderen in rond het thema ‘dromen’(cf. 2 e<br />
maandag ‘zonder dromen kunnen we niet leven’). Filosoferen met kinderen<br />
is een gespreksmethode waarbij je in groep een onderwerp, vraag, kwestie,<br />
woord of begrip onderzoekt. Je behandelt de filosofische vragen vooral op<br />
een abstract niveau. Het concrete en het persoonlijke laat je zoveel mogelijk<br />
los. Bij Filosoferen met kinderen doe je vooral een beroep op de natuurlijke<br />
nieuwsgierigheid van kinderen, de kritische zin, het luisteren naar elkaar, het<br />
bereid zijn om dingen in vraag te stellen om daarna <strong>als</strong> groep tot een besluit,<br />
een overeenkomst te komen. Anders dan in een kringgesprek waarin samen<br />
over een zelfde onderwerp gepraat wordt, is het filosofische gesprek er één<br />
van verwondering en onderzoek. Op een filosofische vraag is er vaak geen<br />
eenduidig antwoord te vinden. Grote kans dat het antwoord in jouw klas<br />
anders is dan dat in de klas van je collega. Als leerkracht ben je vooral een<br />
moderator: je brengt je eigen mening of kennis zo min mogelijk aan in het<br />
gesprek. Laat je leiden door wat de kinderen aangeven en ga er spontaan op<br />
in. Stel de kinderen gerust: er zijn geen foute antwoorden mogelijk. Flink<br />
doorvragen is de boodschap.<br />
Vragen ter inspiratie voor een filosofeersessie rond dromen zijn:<br />
- Zijn dromen echt op het moment dat je ze droomt?<br />
- Kun je ook dromen wanneer je wakker bent?<br />
- Zijn er dromen die steeds weerkeren?<br />
- Droom je in kleur, met geur, met geluid?<br />
- Betekenen dromen iets?<br />
- Willen dromen iets vertellen?<br />
- Waar komen (jouw) dromen vandaan?<br />
- Zijn dromen een vorm van fantasie?<br />
- Kan je kiezen waarover je droomt?<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – tweede en derde leerjaar |
- Kan je stoppen met dromen?<br />
- Waarom dromen we?<br />
- Zou het een verschil uitmaken <strong>als</strong> we nooit meer zouden dromen?<br />
- Dromen dieren ook?<br />
- Komen dromen soms uit?<br />
- Kan een droom ook een wens zijn?<br />
- Wat is het verschil tussen een droom en een wens?<br />
- Hebben de dorpsbewoners van Boeba dromen of wensen?<br />
- Wat hebben de taarten van Boeba met de dromen/wensen te maken?<br />
- Vind je de vergelijking tussen taarten en dromen mooi? Gaat de vergelijking<br />
voor elke wens/droom op? Zijn er andere manieren/metaforen om je<br />
dromen voor te stellen?<br />
- Komen alle dromen in het boek uit? Hoe?<br />
- Speelt dit boek zich af in de fantasie of in de realiteit? Waarom?<br />
- Wat is jouw grootste wens/droom? Hoe zou je die voorstellen?<br />
Nederlands - 2 Spreken - 2.7<br />
Wereldoriëntatie - 3 Mens - 3.1<br />
Het zuiderse kleurenpalet uit De dromen van Boeba is de inspiratiebron en leidraad<br />
voor alle tekenopdrachten die de kinderen krijgen. Bekijk en bespreek<br />
het vorm- en kleurgebruik in het boek. Wijs hen tegelijkertijd op de locatie<br />
van het verhaal en de invloed ervan op het kleurgebruik. Breng eventueel<br />
foto’s van enkel Caraïbische landen mee om de kleurexplosie te illustreren.<br />
Vergelijk ze met foto’s uit Belgische steden.<br />
Muzische Vorming - 1 Beeld - 1.3<br />
Beluister klassikaal diverse muziekstijlen (bijvoorbeeld van verschillende<br />
Putamayo-cd’s, een reeks met wereldmuziek). Vraag hen welke ritmes ze horen,<br />
welke stemmingen die oproepen, welke prenten uit het boek passen bij de<br />
ritmes. Als je hen het boek vaak genoeg hebt laten bekijken, zijn er zeker<br />
prenten die ‘blijven hangen’ zijn.<br />
Heb je leerlingen in het derde leerjaar? Dan kan je de opdracht uitbreiden.<br />
Zorg voor voldoende cd’s in de klas, of laat kinderen zelf muziek meebrengen<br />
op cd of mp3-speler. In kleine groepjes koppelen ze verschillende soorten<br />
muziek aan de prenten uit De dromen van Boeba. Daarna stellen ze hun vondsten<br />
aan elkaar voor: het ene groepslid toont de prenten, een ander laat de<br />
fragmenten horen.<br />
Bespreek ook het overlegproces per groepje. Wellicht ontdekten de leerlingen<br />
dat smaken erg kunnen verschillen. Vonden ze het moeilijk om samen te<br />
beslissen? Welke moeilijkheden hebben ze ervaren?<br />
Wie wil kan daarna dezelfde opdracht klassikaal herhalen: Komen de leerlingen<br />
tot een muzikaal compromis? Als het lukt, kan je het boek voorstellen aan<br />
de andere klassen van de school. Maak er een multimediale presentatie van.<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – tweede en derde leerjaar
Scan de prenten in, projecteer ze. Spreek af wie voorleest, wie de projectie<br />
bedient, wie de muziek.<br />
Muzische Vorming - 2 Muziek - 2.1<br />
Muzische Vorming - 5 Media - 5.3<br />
Sociale vaardigheden - Domein samenwerking 3<br />
In Boeba’s bakkerij wordt flink wat gebakken. Zelf ‘taart bakken’ ligt dus voor<br />
de hand. Spreek ouders aan om te helpen. Ter inspiratie breng je foto’s van<br />
taart mee, bijvoorbeeld van grote bruidstaarten. Je kan ook gebruik maken<br />
van Taarten van Abel en Taarten en toetjes (cf. Bibliografie).<br />
- Knip enkele cirkels uit karton, snij er taartpunten uit. Elk kind krijgt een<br />
taartpunt en een bol klei.<br />
- Van de klei laat je ze pannenkoeken maken die ze in repen snijden. Met<br />
drie repen maken ze ‘muurtjes’ aan elke zijde van de kartonnen taartpunt.<br />
Daar bovenop komt een deksel. Lange vingers uit klei dienen <strong>als</strong> afwerking<br />
tegen de ronde achterkant van de taartpunt, lijnen aan de zijkant doen de<br />
taart op laagjesgebak lijken. Fruitstukjes of slagroomtoefjes kunnen ook.<br />
- Zorg dat alle randen mooi glad zijn, zodat de taartpunt niet barst bij het<br />
drogen.<br />
- Schilder de taartpunten met plakkaatverf of, nog beter, acrylverf. Vernis de<br />
taart.<br />
Neem een foto van elk kind met zijn taart, al dan niet met koksmuts op: het<br />
vertrekpunt voor een zelfportret met taart. Op een groot vel papier laat je<br />
hen de foto natekenen, met Chinese inkt voor de contouren, ecoline voor de<br />
invulling van de kleurvlakken.<br />
Deze tekeningen scan je in en druk je af op prentkaartformaat. Schrijf er<br />
achteraan een mooie wens op. Verstuur ze naar de andere klassen of naar de<br />
ouders van de kinderen en nodig hen uit voor jullie tentoonstelling.<br />
Muzische Vorming - 1 Beeld - 1.6 en Attitudes - 6.4<br />
En verder…<br />
Als je dit boek met de kinderen bekijkt, valt hen misschien de richting van de<br />
prenten op. Als dat niet het geval is, maak je hen hierop attent. Kennen ze zelf<br />
nog boeken of andere dingen die op deze manier ‘gelezen’ worden?<br />
Dit boek ziet er uit <strong>als</strong> een kalender, met elke dag van de eerste week een<br />
wens. Maak een scheurkalender voor de rest van het schooljaar met voor<br />
elke dag een wens, een spreuk, een tekening, een opdracht, een gedachte om<br />
over te praten… Bespreek met de kinderen het concept, de invulling en het<br />
formaat van de kalender. Wat kan er allemaal in de kalender? Wie stelt zich<br />
waarvoor verantwoordelijk? Stel een planning op, stel de deelverantwoordelijken<br />
aan en laat de kalender groeien. Jij blijft de eindverantwoordelijke. Roep<br />
regelmatig deelverantwoordelijken samen om te peilen naar hun vorderingen.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – tweede en derde leerjaar |
Geef de kalender een ereplaatsje in de klas. Elke dag mag een ander kind een<br />
blaadje afscheuren. Dat kind is dan meteen ook verantwoordelijk voor het<br />
lezen en het begeleiden van de ‘opdracht’ van die kalenderdag.<br />
Muzische Vorming - 1 Beeld - 1.4 en Attitudes - 6.4<br />
De prenten van Tom Schamp met zijn aparte gevoel voor humor doen surrealistisch<br />
aan. Vergelijk zijn werk eventueel met reproducties van surrealisten<br />
zo<strong>als</strong> René Magritte en Salvador Dalí of illustratoren <strong>als</strong> Anthony Brown.<br />
Bespreek de gelijkenissen met de kinderen. Voelen ze zich aangesproken door<br />
de vreemde humor? Toont de illustrator de wereld zo<strong>als</strong> hij echt is? Is de<br />
wereld van de illustrator een droomwereld of fantasie? Hoe weten ze dat? Ter<br />
inspiratie kan je met hen ook op verkenning gaan in De snor van Dalì, Salvador<br />
Dalì en Kunstschatten (cf. Bibliografie).<br />
Wijs hen op de vele ronde vormen die Tom Schamp in de prenten verwerkte.<br />
Laat hen hun eigen droom- of fantasiewereld ontwerpen met zoveel mogelijk<br />
ronde vormen en felle kleuren. Werken met wasco of ecoline geeft meteen<br />
het mooiste, felle resultaat.<br />
Muzische Vorming - 1 Beeld - 1.1<br />
s p e c e r i j e n - e n kru i d e n p ro e v e r i j<br />
Zorg voor een gevarieerd gamma aan kruiden. Laat de kinderen blind proeven.<br />
Nadien verwoorden ze, eventueel op papier, waaraan ze denken bij deze<br />
smaak. Ze mogen enkel losse woorden noteren. Nadien kiezen ze elk een<br />
favoriet kruid of een favoriete smaak. Met de woorden die ze erbij verzonnen,<br />
bedenken ze een gepaste wens: ‘Ik wens (je) een pittige, honingzoete, wrange,<br />
zeezoutige, blauwzwarte, dolkscherpe, zoldermuffe…’<br />
Elk kind maakt een kleurrijk schilderijtje van zijn specerij en schrijft er zijn<br />
wens onder. Internet kan helpen om de juiste afbeelding van de plant te vinden,<br />
in winkels met exotische koopwaar kan je vast ook terecht. Net <strong>als</strong> in<br />
De dromen van Boeba kan je ook papieren taartonderleggers verwerken in dat<br />
schilderijtje.<br />
Muzische Vorming - 1 Beeld - 1.2<br />
Bibliografie<br />
De snor van Dalì, Gerrit Komrij, Waanders, 2005<br />
Kunstschatten, Rosie Dickins, Standaard, 2007<br />
Salvador Dalì, Leonie Bennett, Corona, 2007<br />
Taarten en toetjes, Kolet Janssen en Robert Inghelram, Davidsfonds/Infodok, 2005<br />
Taarten van Abel, Vassalucci, 2004<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – tweede en derde leerjaar
Lestip 2<br />
De hoed van de tovenaar<br />
De hoed van de tovenaar<br />
Tove Jansson<br />
Clavis, 2007<br />
Over het boek<br />
In de vallei ontwaken de Moemins en hun vrienden stilaan uit hun winterslaap.<br />
Ze zien dat het een mooie lente zal worden en gaan op pad. Op de top<br />
van een berg merken ze dat iemand al eerder wakker werd, want er ligt een<br />
hoge zwarte hoed. De hoed blijkt van een tovenaar te zijn. Dat zorgt meteen<br />
voor heel wat spannende avonturen…<br />
Humor, spanning, dingen om over na te denken én de sfeervolle pentekeningen<br />
vormen de ideale combinatie voor uren (voor)leesplezier.<br />
Tove Jansson overleed in 2001, haar boeken over de Moemins werden al in de<br />
jaren ’70 naar het Nederlands vertaald. Maar de fantasievolle avonturen van<br />
het fictieve Moeminvolkje zijn nog steeds springlevend: sommige boeken zijn<br />
verfilmd door grote Japanse animatiefilmstudio’s, Eva Bal van de Kopergietery<br />
in Gent baseerde haar voorstelling Wilde dingen op de verhalen van Tove<br />
Jansson. De hoed van de tovenaar verscheen op cd bij Luisterboek.<br />
Aan de slag<br />
Aanzet<br />
Laat de leerlingen op zoek gaan naar een toverhoed. Je verzint een zoektocht<br />
doorheen de school en de schoolomgeving. Voor de aanwijzingen gebruik<br />
je mysterieuze woorden uit het verhaal, bijvoorbeeld: ‘volg de Hemuul tot<br />
aan…’, ‘op het eilandje van de Hattifnatten vinden jullie…’, ‘Moemin neemt<br />
je nu mee naar…’, ‘stap met Wifselstapjes tot…’. In de toverhoed, een grote,<br />
gekke hoed, zitten genummerde opdrachten. Elk nummer staat voor één van<br />
de zeven hoofdstukken uit De hoed van de tovenaar. Haal elke dag een opdracht<br />
uit de hoed en lees een stukje voor uit het bijbehorende hoofdstuk.<br />
Wereldoriëntatie - 6 Ruimte - 6.1<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – tweede en derde leerjaar |
Voorlezen<br />
Lees Het begin (p.7) en Het eerste hoofdstuk (p.10) voor. Daarna leg je een voorwerp<br />
in de toverhoed. Vraag de kinderen of ze net zo nieuwsgierig <strong>als</strong> jij zijn<br />
waarin het voorwerp zal omgetoverd zijn de volgende dag. Met een knipoog<br />
fluister je hen toe dat ze de magie een handje mogen helpen.<br />
Misschien speelt een leerling het spel wel mee? Zo niet, dan steek je zelf iets<br />
anders in de hoed. Met veel vertoon haal je elke dag een nieuw voorwerp uit<br />
de hoed en eventueel een opdracht en lees je een (hoofd)stukje uit het boek.<br />
Toon geen illustraties, noch de cover, terwijl je de hoofdstukken voorleest. Na<br />
enkele hoofdstukken laat je je leerlingen tekeningen maken van de Moemins<br />
en de andere figuren uit het verhaal: Hoe zijn ze tot die tekeningen gekomen?<br />
Was de taal uit het verhaal een hulp? Schrijft de auteur in beelden? Werden<br />
ze door iets anders geholpen? Werd hun fantasie geprikkeld of vonden ze het<br />
verhaal veeleer saai?<br />
Confronteer hun tekeningen met de originele illustraties: Spreekt de stijl van<br />
Tove Jansson hen aan? Kennen ze boeken die gelijkaardig geïllustreerd zijn?<br />
Muzische Vorming - 1 Beeld - 1.1 en Attitudes - 6.4<br />
Verwerkingsactiviteiten<br />
h o o f d s t u k 2<br />
Waarin wordt verteld hoe Moem verandert in een griezel, hoe hij de Mierenleeuw te<br />
grazen neemt, en over de geheime nachtwandeling van Moem en Snuisterik.<br />
Het dier in dit hoofdstuk zet aan om zelf fantasiedieren samen te stellen.<br />
i d e n t i t e i t s k a a rt<br />
Kinderen vermelden diersoort, naam, uitzicht, hoogte, lengte, breedte, gewicht,<br />
kleur, de favoriete plek, het favoriete tv-programma, het lievelingseten, het<br />
lievelingsvak… van hun fantasiedier op een zelfgemaakte identiteitskaart.<br />
Na elke stap bespreek je de aangevulde identiteitsgegevens met de kinderen.<br />
Stimuleer hen telkens om te overdrijven, om niet te ernstig te zijn. Nadien<br />
mogen ze de volledige identiteitskaart hardop voorlezen. Een ‘pasfoto’ maakt<br />
het af.<br />
o p s p o r i n g ve r z o c h t<br />
Slecht nieuws! Het fantasiedier is verdwenen: weggelopen of ontvoerd.<br />
Leerlingen spelen een rollenspel per twee. De ene leerling is de eigenaar van<br />
het dier die de verdwijning meldt. De andere speelt een politieagent die de<br />
gegevens voor het opsporingsbericht noteert: naam en adres van de eigenaar,<br />
telefoonnummer, een beschrijving van het dier, waar het dier voor het laatst<br />
gezien werd, welke beloning de eerlijke vinder krijgt…<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – tweede en derde leerjaar
Als vervolg op de dramaopdracht kan je de leerlingen een opsporingsaffiche<br />
laten maken met alle gegevens die ze verzameld hebben in het ‘telefoongesprek’.<br />
Hang de affiches uit op school en maak de andere leerlingen lekker<br />
nieuwsgierig.<br />
Muzische Vorming - 3 Drama - 3.6<br />
h o o f d s t u k 3<br />
Waarin de Bisamrat zich terugtrekt in de ruige natuur en daar iets onbeschrijfelijks<br />
meemaakt.<br />
Las een sessie Filosoferen met kinderen in over ‘nadenken’ en ‘alleen zijn’. Als<br />
inleiding lees je een verhaal van de wandelende tak van Toon Tellegen over<br />
nadenken voor (cf. Bibliografie). Volgende vragen kunnen <strong>als</strong> richtsnoer voor<br />
een gesprek met je leerlingen dienen:<br />
- Wat is nadenken?<br />
- Wat is het verschil tussen denken en nadenken?<br />
- Kunnen we over alles nadenken?<br />
- Waarom denken we na?<br />
- Hoe denken we na?<br />
- Wanneer denken we na?<br />
- Kan je met nadenken alles oplossen?<br />
- Kan je ‘niet nadenken’? Kan je stoppen met nadenken?<br />
- Lukt nadenken het beste alleen of met meerdere personen?<br />
- Als je nadenkt ben je dan eigenlijk alleen?<br />
- Kan je met te veel zijn om na te denken?<br />
- Is alleen zijn hetzelfde <strong>als</strong> eenzaam zijn?<br />
- Ben je eenzaam <strong>als</strong> je alleen bent?<br />
- Is eenzaamheid altijd slecht? Is alleen zijn soms ook goed?<br />
- Kan je je ook alleen voelen met veel mensen om je heen?<br />
- Kan je je niet alleen voelen, ook al ben je alleen?<br />
- Is er een verschil tussen ‘je alleen voelen’ en ‘alleen zijn’?<br />
Nederlands - 2 Spreken - 2.7<br />
Wereldoriëntatie - 3 Mens - 3.1<br />
h o o f d s t u k 5<br />
Dat gaat over de Koningsrobijn, over het lijnvissen van Troel en de dood van de mammeloek.<br />
En verder over het Moeminhuis, dat verandert in een rimboe.<br />
Stop met voorlezen op pagina 108 bij ‘In plaats daarvan’. Laat de kinderen per<br />
twee voorspellen wat er verder in de Moeminvallei gebeurde. Ze mogen het<br />
eventueel in stripvorm uitwerken, of <strong>als</strong> korte tekstblokjes met een illustratie<br />
erbij. Kinderen zonder inspiratie kan je stimuleren met een aantal vragen:<br />
- Reageren alle personages op dezelfde manier?<br />
- Is het huis gewoon weg? Zo ja, is het ergens heen? Waar?<br />
- Staat er iets anders op de plek van het verdwenen huis? Zijn er andere kleuren,<br />
geuren, dingen voor in de plaats gekomen?<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – tweede en derde leerjaar |
- Is één van de figuren verantwoordelijk voor het verdwenen huis?<br />
- Hoe pakken ze het verder aan?<br />
Kinderen die zelf vlot aan het werk gaan, stel je geen vragen. Zo vermijd je<br />
dat het voor hen een geleid opstel wordt in plaats van een fantasieprikkelende<br />
opdracht. De vragen zijn er vooral voor klassen die niet regelmatig aan vrij of<br />
creatief schrijven doen.<br />
Nederlands - 4 Schrijven - 4.4<br />
Muzische Vorming - 1 Beeld - 1.6<br />
h e t la a t s t e ho o f d s t u k<br />
Dat erg lang is en gaat over het vertrek van Snuisterik, de onthulling van de inhoud<br />
van de geheimzinnige koffer, over Mamamoen, die haar tasje terugkrijgt en uit blijdschap<br />
een groot feest geeft, en over de tovenaar die ten slotte in de Moeminvallei<br />
belandt.<br />
w i f s e lt a a l<br />
Spreek in de Wifseltaal: je voegt gewoon het achtervoegsel –sel aan elk woord<br />
toe. Lees uitdrukkelijk enkele zinnen vanaf pagina 137 voor en vraag wie ontdekt<br />
heeft hoe de taal in elkaar zit. Spreek af dat jullie één dag, ook buiten de<br />
lesuren, enkel in de Wifseltaal zullen spreken: complimentjes geven of geheimzinnige<br />
briefjes sturen naar andere klassen. Je kan ook een eigen klastaal verzinnen<br />
in plaats van de Wifseltaal.<br />
r o b i j n<br />
Op pagina 139-140 staat een beschrijving van de robijn. Laat de kinderen de<br />
robijn tekenen: Wat baseren ze op het verhaal? Hoe zien ze de robijn zelf?<br />
Hoe ziet hun robijn er uiteindelijk uit?<br />
Moem is erg onder de indruk van de robijn (cf. p.141). Daardoor denkt hij<br />
aan andere dingen dan wat hij in realiteit ziet. Geef een ‘robijn’ door in de<br />
kring (bijvoorbeeld een rood lichtje of een rode steen) en vraag wie zijn<br />
mooiste herinnering wil vertellen. Creëer zowel letterlijk <strong>als</strong> figuurlijk een<br />
veilige, magische sfeer <strong>als</strong> je dit gesprek wil doen.<br />
s c h a t k o f f e r t j e<br />
Op pagina 142 is Mamamoem haar tasje kwijt! Vraag aan de kinderen hun<br />
lievelingsvoorwerp mee te brengen. Als het lukt, bezorg je elk kind een klein<br />
koffertje (van collega’s, vrienden, de kinderen zelf, de kringwinkel). Elk kind<br />
maakt zijn eigen schatkoffertje. Daarin zitten het lievelingsvoorwerp en enkele<br />
foto’s en teksten die hen na aan het hart liggen. Geef hen voldoende tijd om<br />
het schatkoffertje aan te vullen.<br />
Creëer een opnamestudio: een hoekje in de klas met enkele doeken in één<br />
kleur en een ‘podium’. Elk kind neemt plaats op het podium met zijn schatkoffer,<br />
neemt er een voorwerp uit en vertelt erover. Maak een tentoonstelling<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – tweede en derde leerjaar
van de schatkoffertjes, hou een toonmoment met de video-opnames. Nodig<br />
de andere klassen of de ouders van de leerlingen uit.<br />
Nederlands - 5 Attitudes<br />
Muzische Vorming - 1 Beeld - 1.6 en 3 Drama - 3.5<br />
Bibliografie<br />
Misschien wisten zij alles. Alle verhalen over de eekhoorn en de andere dieren, Toon Tellegen en<br />
Mance Post (ill), Querido, 1996 (p. 85)<br />
Verwante titel<br />
Het boek over Miezel, Moem en Kleine Mie, Tove Jansson, Clavis, 2008<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – tweede en derde leerjaar | 3
Lestip 3<br />
Het is echt echt waar<br />
Het is echt echt waar<br />
Kristel Deweerdt en Veronique Govaert (foto’s)<br />
Lannoo, 2007<br />
Over het boek<br />
‘Het mooiste boek van de wereld of is dat een beetje overdreven?’ Dit kleine<br />
fotoboekje gaat over wat er is en wat je zou willen dat er is, over liegen, fantaseren<br />
en overdrijven. Tekst en foto’s vullen elkaar aan in een bijzondere vormgeving.<br />
Een boek dat aanzet tot meedromen; zelf zoeken naar eigen verzinseltjes en<br />
gebeurtenissen waar alles lekker uit de hand liep… een hebbeding om in te<br />
snuisteren en pagina per pagina te ontdekken.<br />
Het boek leent zich niet tot voorlezen. Leg het in de boekenhoek zodat de<br />
leerlingen er op eigen houtje in kunnen bladeren.<br />
Aan de slag<br />
Aanzet<br />
Lees een fragment voor uit Ik maak nooit iets mee behalve (cf. Bibliografie). Elk<br />
verhaal begint met ‘Ik maak nooit iets mee behalve…’. Elk verhaal vormt een<br />
mooie aanzet voor een gesprek over toeval, serendipiteit en verveling:<br />
- Wie kan een voorbeeld geven van iets dat opeens gebeurde, iets dat niet<br />
gepland was?<br />
- Vond je dat leuk of net niet en waarom?<br />
- Als er niets gebeurt, verveel je je dan?<br />
- Zorg je er soms zelf voor dat er iets gebeurt, <strong>als</strong> je je verveelt? Zo ja, wat?<br />
- Hou je van onverwachte dingen? Vind je het fijn <strong>als</strong> een uitstap of gebeurtenis<br />
anders uitdraait dan verwacht?<br />
- Maken onverwachte wendingen de dingen boeiender of net niet?<br />
- Als je iets aan je vrienden vertelt, doe je dat altijd precies zo<strong>als</strong> het gebeurd is?<br />
- Maak je dingen wel eens interessanter dan ze zijn? Zwak je een verhaal<br />
soms af? Wanneer doe je dat en waarom?<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – tweede en derde leerjaar
Vertel dat er in de klasbib een boekje ligt waarin ze vrij kunnen kijken. Geef<br />
hen de tijd om dat te doen. Peil op informele manier naar hun reacties op Het<br />
is echt echt waar.<br />
Nederlands - 2 Spreken - 2.7 en 1 Luisteren - 1.9 en 5 Attitudes<br />
Verwerkingsactiviteiten<br />
De trappen van vergelijking zijn geen leerstof voor het tweede of derde leerjaar,<br />
maar alle kinderen kennen er spontaan wel een aantal. Verzin een zin en<br />
vraag of iemand die zin wil overdrijven. Creatief zijn verplicht! Bij een zin<br />
<strong>als</strong> ‘Soms ben ik gewoon stom, maar sommige dagen ben ik nog stommer<br />
dan andere en heel uitzonderlijk voel ik mij allerstomst’ vraag je wie stom<br />
‘nog stommer’ kan maken. Mogelijke antwoorden: superstom, megastom,<br />
keistom…<br />
Daarna is het aan de leerlingen zelf, in groepjes per drie, vooraan in de klas.<br />
Iemand bedenkt een zin die een situatie weergeeft, bijvoorbeeld: ‘Het regende<br />
en ik werd nat.’ De volgende leerling gaat een stapje verder: ‘Het regende en<br />
ik werd natter.’ De derde leerling zoekt naar nog meer overdrijving. Oefen<br />
een paar keer tot iedereen de opdracht goed onder de knie heeft. Daarna voeg<br />
je er een drama-element aan toe: de overdrijving moet ook merkbaar zijn in<br />
de mimiek, lichaamshouding en intonatie.<br />
Nederlands - 5 Taalbeschouwing - 6.2<br />
Muzische Vorming - 3 Drama - 3.3 en - 3.5<br />
Na de vorige opdracht kunnen de leerlingen situaties overdrijven. Organiseer<br />
een wedstrijdje ‘opscheppen’. Schrijf een paar situaties op kaartjes of laat de<br />
leerlingen er bedenken. In groepjes spelen ze de situatie na, sterk overdreven.<br />
Als enkele groepjes dezelfde situatie naspelen, kunnen ze meteen ervaren hoe<br />
hun fantasie verschilt van elkaar. Werk met speelgroepjes en kijkgroepjes, wissel<br />
regelmatig. Het publiek rangschikt de speelgroepjes volgens ‘sterkte’ van<br />
overdrijven.<br />
Muzische Vorming - 3 Drama - 3.6<br />
En verder…<br />
Kopieer de foto’s uit het boek. Hang ze uit in de gang op school. Bij elke foto<br />
hang je een groot blad en een stift. Vraag aan je eigen leerlingen en leerlingen<br />
van andere klassen om erge, stoere of straffe uitspraken te verzinnen bij de<br />
foto’s. Wanneer de oogst voldoende rijk is, pikt elk kind er zijn favoriete uitspraak<br />
uit. Daarna stuur je elk kind om beurten op pad met een wegwerp- of<br />
digitale camera voor een foto die bij de uitspraak past.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – tweede en derde leerjaar |
Met de foto’s maak je een nieuw boekje. Nodig Kristel Deweerdt en/of<br />
Veronique Govaert van Het is echt echt waar uit op de presentatie van het<br />
nieuwe boekje. Maak er een heuse kunstvernissage van.<br />
Muzische Vorming - 5 Media 5.3<br />
Nederlands - 4 Schrijven - 4.6<br />
Bibliografie<br />
Ik maak nooit iets mee, Guust Middag, De Bezige Bij, 1996<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – tweede en derde leerjaar
Lestip 4<br />
Hier is de boze heks<br />
Hier is de boze heks<br />
Hanna Kraan en Annemarie van Haeringen (ill.)<br />
Lemniscaat, 2005<br />
Over het boek<br />
Haas, uil, egel en merel hebben het best naar hun zin in het dierenbos. Enkel<br />
het geplaag en getover van de boze heks gooien zo nu en dan roet in het eten.<br />
Maar eigenlijk is de boze heks nog zo’n kwaaie niet, ze houdt er gewoon erg<br />
van anderen te plagen. Meestal kunnen de dieren niet lang boos op haar blijven,<br />
meer nog, het dierenbos zou niet hetzelfde zijn zonder haar! Enkel <strong>als</strong> ze<br />
een keertje echt boos is, doet ze iets verschrikkelijks…<br />
Een selectie van dertig herkenbare, prachtig geschreven verhalen uit de zes<br />
boeken over de boze heks - de warme, zwierige waterverfillustraties van<br />
Annemarie van Haeringen laten het bos en al zijn bewoners helemaal tot<br />
leven komen. Bij Luisterboek verscheen een cd waarop Hanna Kraan een<br />
selectie verhalen voorleest. In 1997 zond Villa Achterwerk een tv-serie uit,<br />
geïnspireerd op de verhalen over de boze heks. De serie verscheen op dvd.<br />
Aan de slag<br />
Aanzet<br />
Vraag de kinderen om zich een groot bos voor te stellen waar heel veel dieren<br />
wonen. De dieren zijn bevriend met elkaar, maar er woont ook een boze<br />
heks. Laat de leerlingen voorspellen wat er kan misgaan in een bos waar een<br />
heks woont. Schrijf de voorspellingen op een flap of een groot bord. Telkens<br />
<strong>als</strong> je een verhaaltje voorgelezen hebt, overlopen de leerlingen of een van hun<br />
voorspellingen uitgekomen is. Vink ze aan.<br />
Nederlands - 5 Attitudes<br />
Muzische Vorming - 3 Drama - 3.5<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – tweede en derde leerjaar |
Voorlezen<br />
Lees een verhaaltje voor <strong>als</strong> introductie. Kies een representatief verhaal waarin<br />
alle hoofdfiguren - egel, haas, uil, merel en de boze heks - goed getypeerd<br />
worden. Som hierna samen met de kinderen alle personages op, noteer ze<br />
op een groot vel papier. Maak een tekening bij elk personage of bedenk een<br />
symbool. Schrijf ook enkele karaktereigenschappen op van elk figuur.<br />
Bepaalde figuren in het boek gebruiken graag moeilijke woorden. Kies zelf<br />
lukraak een aantal zinnen uit die moeilijke woorden bevatten. Start elke dag<br />
met het voorlezen van drie zinnen met moeilijke woorden. De kinderen luisteren<br />
aandachtig en proberen te achterhalen wie de zin gezegd kan hebben.<br />
Hun keuze kan je hen uiteraard gewoon op papier laten schrijven of tekenen,<br />
of je kan een leerling het personage laten aanduiden op de overzichtsflap. Wil<br />
je het origineler aanpakken? Laat de kinderen dan tekeningen maken van de<br />
vijf personages, laat ze uiknippen. Elk kind heeft zijn eigen collectie. Denken<br />
ze dat egel aan het woord was? Dan steken ze het egelpopje in de lucht.<br />
Na elke oefening laat je de kinderen hun keuze beargumenteren. Kinderen<br />
die hetzelfde personage uitkozen, vergelijken hun argumenten.<br />
Nederlands - 6 Taalbeschouwing - 6.2<br />
Muzische Vorming - 1 Beeld - 1.6<br />
Overloop de illustraties in het boek met de kinderen. Daaruit kiezen ze hun<br />
favoriete prenten. Kopieer die prenten en stel een top X samen: ze mogen net<br />
zoveel prenten uitkiezen <strong>als</strong> jij verhalen wil en kan voorlezen. Hang de prenten<br />
in volgorde op. Lees elke dag het corresponderende verhaal voor. Een verwerkingsactiviteit<br />
bij elk verhaal hoeft niet, de kinderen mogen ook gewoon<br />
genieten van een verhaal.<br />
Nederlands - 5 Attitudes<br />
Muzische Vorming - 1 Beeld - 1.1<br />
Verwerkingsactiviteiten<br />
f l u i s t e r k ru i d (p.48)<br />
In dit verhaal betovert de heks het gras in het dierenbos. Als de dieren er<br />
doorheen wandelen, fluistert het gras gemene dingen op rijm over de dieren.<br />
Ga na het voorlezen zelf gedichten of zinnen schrijven met de leerlingen.<br />
Elk kind schrijft een zin op een strookje, knipt het op een willekeurige plaats<br />
in twee en gooit de twee helften in een pot. Om beurt neemt elk kind een<br />
strookje uit de pot. De halve zin is de start van een nieuwe zin (tweede leerjaar)<br />
of van een gedicht of verhaal (derde leerjaar).<br />
Je kan ook een fluisterhaag maken. Elk kind neemt een halve zin uit de pot.<br />
De klas verdeelt zich in twee groepen die zich recht tegenover elkaar <strong>als</strong> een<br />
haag opstellen: links rij A, rechts rij B. Elk kind heeft zijn strookje bij de hand.<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – tweede en derde leerjaar
Stap de haag binnen <strong>als</strong> een soort dirigent (of laat een kind dirigent zijn). Als<br />
je ter hoogte van het eerste paar kinderen komt, zegt kind A zijn stuk zin.<br />
Kind B vult onmiddellijk zijn helft aan. Je kan traag of net heel snel doorheen<br />
de haag stappen. Lezers moeten alert zijn en zich aanpassen aan het tempo van<br />
de ‘dirigent’. Duid regelmatig een andere dirigent aan. Laat de kinderen in de<br />
haag ook vaak van plaats verwisselen. Je krijgt zo telkens andere combinaties<br />
van zinnen. Het nonsens- of fantasiegehalte daarvan zal hoog zijn. Neem de<br />
zinnen op, beluister ze achteraf. Een bespreking van de nonsenszinnen is niet<br />
alleen grappig, maar ook zinvol.<br />
Nederlands - 5 Attitudes<br />
Muzische Vorming - 3 Drama - 3.3 en - 3.6<br />
d e te n t (p.79)<br />
Uil heeft een gedicht gemaakt en wil het graag laten horen. Maar voor hij het<br />
voordragen kan, komt er steeds weer iets anders tussen. Als het eindelijk zover<br />
is, blijkt hij zich enkel de eerste twee verzen te herinneren en twee woorden<br />
van het derde vers: ‘Blaadjes dwarrelen en takken kraken / nu zou appeltaart<br />
wel smaken. / Alle paden…’ (p.83).<br />
Wat uil niet kan, kunnen jouw leerlingen wel: het gedicht afmaken. Bespreek<br />
eerst met de kinderen of ze dit een gedicht vinden: Herkennen ze de versjes<br />
<strong>als</strong> een gedicht? Moeten gedichten rijmen? Moet het vervolg rijmen op de<br />
twee eindwoorden? Hoe lang wordt het gedicht?<br />
Als je klas niet gewoon is om zelfstandig te schrijven, kan je het gedicht zin<br />
per zin met hen opbouwen. Geef de kinderen de kans om eerst een aantal<br />
dingen op te schrijven. Enkele leerlingen lezen hun vondsten hardop voor. De<br />
klas kiest in overleg een zin uit. Zo groeit het gedicht zin per zin.<br />
Nederlands - 4 Schrijven - 4.4<br />
En verder…<br />
Kies enkele verhalen uit waarin de heks van plan is om iets ‘stouts’ te doen.<br />
Lees voor, maar geef de kinderen vooraf de opdracht je te onderbreken <strong>als</strong> ze<br />
vermoeden dat de heks weer iets uitsteken zal. Ze mogen de mogelijke stoute<br />
daad van de heks invullen en voorspellen. Zoek met de klas hoe ze dit probleem<br />
zelf zouden aanpakken en oplossen. Koppel tijdens het gesprek telkens<br />
terug naar de grote overzichtsflap waarop de eigenschappen van de personages<br />
vermeld staan. Laat de oplossing aansluiten bij het karakter van (één van) de<br />
dieren.<br />
Pas deze suggestie eventueel ook toe in de verhalen uit de top X van de klas.<br />
Nederlands - Vaardigheden<br />
Wereldoriëntatie - 3 Mens - 3.1<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – tweede en derde leerjaar |
Bibliografie<br />
Hier is de boze heks, Hanna Kraan, Luisterlezen, 2006 (2 cd’s van 154 min. met een selectie verhalen<br />
uitgekozen en voorgelezen door auteur)<br />
Verhalen van de boze heks, Hanna Kraan, VPRO, 2000 (dvd en video van televisieserie in Villa<br />
Achterwerk uit 1997)<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – tweede en derde leerjaar
Lestip 5<br />
Jani Kekke en de blauwe dagdromer<br />
Jani Kekke en de blauwe dagdromer<br />
Lisa Boersen en Linda Groeneveld (ill.)<br />
Nieuw Amsterdam, 2007<br />
Over het boek<br />
Tim is een onopvallende jongen, je kan hem zelfs een beetje een sloom kereltje<br />
noemen. Maar zo<strong>als</strong> iedereen heeft hij natuurlijk ook talenten: Tim kan<br />
bijzonder klein en fijn tekenen én hij is een kei in het dagdromen.<br />
Jani Kekke is een zandmannetje. Tim en Jani ontmoeten elkaar wanneer Jani<br />
per ongeluk te veel zand in de ogen van de koningin strooit, zodat die voor<br />
100 jaar in slaap dreigt te vallen. Alleen Tim kan de koningin op tijd wakker<br />
kussen en zo Jani Kekke redden. Maar hoe geraakt de jongen tot bij de<br />
koningin? Met de hulp van de Russische au pair verzint hij een plan.<br />
Jani Kekke en de blauwe dagdromer is een hartverwarmend sprookje met duidelijke<br />
knipogen naar een heleboel klassiekers uit de kinderliteratuur.<br />
Aan de slag<br />
Aanzet<br />
Om de kinderen voor te bereiden op het onderwerp van het boek en om hen<br />
zich goed te kunnen laten inleven in het hoofdpersonage Tim, is een sessie<br />
Filosoferen Met Kinderen (cf. lestips bij De dromen van Boeba) rond ‘talenten’ of<br />
‘dromen’ ideaal.<br />
t a l e n t e n<br />
Lees eerst een fragment voor uit Jan en het gras van Harrie Geelen<br />
(cf. Bibliografie):<br />
‘Alle mensen konden iets, maar Jan kon niets. Behalve tekenen. Maar tekenen<br />
telt niet. Zijn vader kon bier drinken zonder dronken te worden. En zijn<br />
moeder kon een dik boek in één dag uitlezen. En zijn zus had al een echte<br />
viool. Jan groef een gat in de tuin en zei in de grond: “Ik kan helemaal niets.”<br />
Hij deed de kuil dicht, ging naar binnen en moest naar bed.’<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – tweede en derde leerjaar |
Daarna kan je aan het filosoferen gaan met volgende vragen <strong>als</strong> leidraad:<br />
- Wanneer kan je iets? Als je bewezen hebt dat je het kan? Of <strong>als</strong> je denkt dat<br />
je iets kan?<br />
- Wanneer kan je niets? Als iedereen zegt dat je niets kan? Of <strong>als</strong> alles wat je<br />
doet mislukt?<br />
- Zijn er talenten die niet meetellen?<br />
- Is het ene talent waardevoller dan het andere? Wie bepaalt dat?<br />
- Kan je iets bedenken wat je nooit zou kunnen?<br />
- Bestaan er mensen die niets kunnen?<br />
- Kan je iets bedenken waarin je goed bent?<br />
- Ken je nog mensen die daar goed in zijn? Of ben je daar uniek in?<br />
- Wanneer is iemand uniek of speciaal?<br />
- Kan je voelen of je zelf uniek of speciaal bent? Hoe weet je dat dan?<br />
- Als je speciaal bent, behandelen de mensen je dan anders? Waarom?<br />
- Kan speciaal zijn ook vervelend zijn?<br />
o v e r (d a g )dr o m e n 1<br />
- Is dagdromen hetzelfde <strong>als</strong> dromen?<br />
- Doet iedereen het? Wie wel? Wie niet? Doen koningen en koninginnen<br />
ook aan dagdromen?<br />
- Wanneer dagdroom je? Waarover?<br />
- Zou een koningin over andere dingen dagdromen dan ‘gewone’ mensen?<br />
- Is fantaseren hetzelfde <strong>als</strong> dagdromen?<br />
- Zie jij je (dag)dromen voor je ogen?<br />
- Zijn er dingen of momenten of mensen die ervoor zorgen dat je aan het<br />
dagdromen gaat?<br />
Nederlands - 2 Spreken - 2.7<br />
Wereldoriëntatie - 3 Mens - 3.1<br />
Voorlezen<br />
Het boek telt een honderdtal pagina’s, maar het lettertype is groot en er zijn<br />
veel illustraties. Als je elke dag een lesuur voorleest – dat hoeft daarom niet<br />
vlak na elkaar – kan je dit boek in ongeveer een week uit hebben. Het boek<br />
zit vol actie en humor: een makkelijk succesverhaal waarnaar de kinderen uitkijken.<br />
Je kan de verwerkingsactiviteiten makkelijk tussendoor doen, maar je<br />
kan er net zo goed enkele uitpikken en uitvoeren na het voorlezen.<br />
Muzische Vorming - 3 Drama - 3.3<br />
1 Op zoek naar meer inspiratie voor een filosofeersessie over dromen? Meer richtvragen vind je bij de lestips over De<br />
dromen van Boeba.<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – tweede en derde leerjaar
Verwerkingsactiviteiten<br />
n a c h t b o e k e n 2<br />
Sommige mensen houden een dagboek bij. Daarin schrijven ze over de<br />
gebeurtenissen van de dag, over wie ze ontmoet hebben, wat er gezegd werd.<br />
Of ze noteren wat ze gegeten hebben, welke kleren ze droegen, of wat hen<br />
opvalt in de natuur. Gedachten en gevoelens, ja misschien zelfs hun dagdromen,<br />
vertrouwen ze hun dagboek toe.<br />
Introduceer het concept ‘nachtboeken’. Veel nachtboeken zijn er nog niet<br />
geschreven, maar je zou er wel over je dromen, nachtmerries, verzuchtingen,<br />
dagdromen, de wereld zo<strong>als</strong> jij je die verbeeldt, in kunnen schrijven. Een<br />
nachtboek kan een prachtverzameling persoonlijke indrukken vormen, die je<br />
delen kan met anderen.<br />
Doe elk kind een boek met onbedrukte pagina’s cadeau. Je vindt ze in discountwinkels<br />
voor weinig geld. In dat nachtboek mogen ze helemaal vrij<br />
tekenen en schrijven. Geef kinderen ook het recht om de leerkracht niet in<br />
het boek te laten lezen, maar er zelf dingen uit te selecteren die ze wel openbaar<br />
willen maken. Bedoeling is veeleer de fantasie en het schrijfplezier van de<br />
kinderen aan te wakkeren, dan hun technische taalkennis na te gaan.<br />
Niet alle kinderen vinden het even fijn om vrij gelaten te worden. Je kan hen<br />
een aantal richtlijnen meegeven ter inspiratie voor een nachtboek:<br />
- Welke slaaprituelen heb je? In welke houding slaap je? Word je op dezelfde<br />
manier wakker dan <strong>als</strong> je in slaap viel?<br />
- Schrijf over gebeurtenissen overdag die je slaap en dromen ’s nachts kunnen<br />
beïnvloeden. Geef ook een voorbeeld: wie een toets heeft de volgende dag,<br />
kan daar ’s nachts akelig over dromen.<br />
- Verzin een nachtmerrie en schrijf over iets wat in de klas heel erg fout zou<br />
kunnen gaan. Laat je fantasie de vrije loop en beschrijf de nare droom met<br />
veel geuren, kleuren, geluiden en gevoelens.<br />
- Beschrijf snoep waarover je (dag)droomt en dat heel anders smaakt dan het<br />
eruitziet.<br />
- Beschrijf een absurde en vreemde ontmoeting met een idool.<br />
- Bedenk een ervaring die zich achterstevoren afspeelt.<br />
- Wie durft, mag schrijven over zijn donkere kant. Wat vind je bijvoorbeeld<br />
niet mooi aan jezelf?<br />
Nederlands - 4 Schrijven - 4.4<br />
De kinderen mogen niet alleen schrijven, maar ook tekenen in hun nachtboek.<br />
Ook voor dat beeldende aspect kan je inspirerende voorbeelden geven.<br />
Er zijn heel wat hedendaagse kunstenaars die fascinerende kunst-, reis- en<br />
logboeken maken. Enkele mooie voorbeelden zijn:<br />
2 Deze verwerkingsactiviteit is gebaseerd op een project uit 2005-2006 dat werd uitgewerkt met Daniel Billiet. Met<br />
dank aan de auteur voor de toestemming om de activiteit in deze lestips te mogen opnemen.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – tweede en derde leerjaar | 3
Peter Greenaway, El Lissitzky, Marion Bloem (Thuis), Anselm Kiefer, Hanne<br />
Darboven (Kinder dieser Welt), Kiki Smith, Marlene Dumas (Wet dreams), Walter<br />
Swennen en Jan Florizoone (Pif), Henri Matisse (Jazz) en Mary Kelly.<br />
Ook andere kinderboeken kunnen inspiratie bieden: Nachtgedachten, Op reis in<br />
dromenland of het Nacht-Wimmelbuch van Rotraut Susanne Berner, eenzelfde<br />
serie <strong>als</strong> de seizoensboeken die bij Lannoo verschenen (cf. Bibliografie).<br />
Muzische Vorming - 6 Attitudes - 6.1 en - 6.5<br />
Muzische Vorming - 1 Beeld - 1.1<br />
En verder…<br />
Tekenwedstrijd<br />
Bied de kinderen een groot assortiment teken- en schildermateriaal aan: verschillende<br />
potloodsoorten, houtskool, pennen en inktsoorten, stiften in alle diktes<br />
en kleuren, water- en plakkaatverf, penselen in verschillende diktes, wasco,<br />
notenbister, rietpennen én papier in allerlei afmetingen. Met dat materiaal<br />
mogen ze eerst experimenteren. Sta nadien even stil bij de resultaten: Wat zijn<br />
de bevindingen? Welk materiaal leent zich het best waarvoor? Welke materialen<br />
zijn minder geschikt voor bepaalde opdrachten? Kunnen ze iets opsteken van<br />
elkaar?<br />
Daarna hou je een tekenwedstrijd. In het boek maakt Tim een mini-tekening<br />
voor de koningin. Breid dit uit en geef de kinderen de opdracht om de kleinste,<br />
de breedste, de sm<strong>als</strong>te of de grootste tekening te maken. Het onderwerp mogen<br />
ze zelf kiezen. Het staat hen ook vrij om in de vier disciplines mee te strijden of<br />
om zich toe te leggen op één categorie. Na afloop vergelijk je de werken.<br />
Muzische Vorming - 1 Beeld - 1.5<br />
Kekkesland<br />
Jani de kleine zandstrooier is een Kekke. In het boek staan illustraties waarop<br />
je de Kekkes aan het werk ziet. Maar je krijgt niet precies te weten hoe hun<br />
straat, hun stad, hun wereld eruit ziet. Ga met de klas aan het dagdromen over<br />
Kekkesland:<br />
- Wat kan je doen in Kekkesland?<br />
- Hoe ziet het land eruit?<br />
- Welke kleur overheerst in Kekkesland?<br />
- Zijn er dingen in Kekkesland die wij niet kennen?<br />
- Zijn er dingen die we wel kennen, maar die er anders uitzien bij de Kekkes?<br />
- Hebben de Kekkes specifieke leefgewoontes?<br />
- Heeft het werk van de Kekkes invloed op hun huizen en stad?<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – tweede en derde leerjaar
Als inspiratie kan je er Spaghetti van Menetti (cf. Bibliografie) bij halen. Dat<br />
boekje vertelt het verhaal over een stadje waarin iedereen sprieterig dun is.<br />
Het leuke is dat alles in dit boek consequent dun getekend is: huizen, dieren,<br />
ballonnen, kinderen…alles!<br />
Bespreek met de klas de mogelijkheden om Kekkesland voor te stellen: Met<br />
een pentekening zo<strong>als</strong> in het boek zelf? Met een maquette? Of willen ze op<br />
grotere schaal werken met dozen?<br />
Ook een stad bouwen op internet is een originele manier om Kekkesland<br />
vorm te geven. Laat je inspireren door de website die illustrator Pieter<br />
Gaudesaboos, vormgever van de materialen van de <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009,<br />
ontwikkelde in opdracht van stedebouwkunde Gent: www.bunkerhotel.net/<br />
stad. Deze site verscheen samen met het boek Stad (cf. Bibliografie), dat ook<br />
inspiratie kan bieden <strong>als</strong> je iets wil vertellen over hoe steden ontstaan. Als je<br />
op de site klikt op het sterretje in de tv, kan je aan de slag om je eigen stad te<br />
ontwerpen. Een andere bruikbare (maar Engelse) site is www.citycreator.com.<br />
Hier kan je kiezen uit drie soorten steden om uit te bouwen.<br />
Muzische Vorming - 1 Beeld - 1.6<br />
ICT - 5<br />
Bibliografie<br />
Jan en het gras, Harrie Geelen, Van Goor, 1995<br />
Nacht-Wimmelbuch, Rotraut Susanne Berner, Gerstenberg, 2008 (nog niet in het Nederlands<br />
verschenen)<br />
Nachtgedachten, Michèle Lemieux, Lemniscaat, 1996<br />
Op reis in dromenland, Sara Fanelli, Querido, 1999<br />
Spaghetti van Menetti, Kees Leibbrandt en Carl Hollander (ill.), Ploegsma, 2008<br />
Stad, Koen de Poorter en Pieter Gaudesaboos (ill.), Lannoo, 2005<br />
Van boeken ga je denken, Filosoferen met kinderen aan de hand van jeugdliteratuur, Richard Anthone<br />
en Silvie Moors, Acco, 2002 3<br />
3 Wie delen van het boek gratis bekijken wil, kan dat op volgende website:<br />
http://books.google.be/books?id=2w4352gXl_IC<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – tweede en derde leerjaar |
Lestip 6<br />
Paperasje<br />
Paperasje<br />
Ienne Biemans en Jan Jutte (ill.)<br />
Nieuw Amsterdam, 2006<br />
Over het boek<br />
Paperasje is een klein meisje met een vreemd hoedje op haar hoofd. Niet<br />
enkel haar hoedje is vreemd, ook de avonturen die ze beleeft zijn niet alledaags.<br />
Ienne Biemans vertelt die avonturen in korte gedichten die elk op zich<br />
kunnen staan, maar samen een bijzonder geheel vormen.<br />
Paperasje is een dichtbundel met een bijzondere sfeer die ook uit de illustraties<br />
spreekt. Soms sprookjesachtig, af en toe absurd en bijzonder geschikt om voor<br />
te lezen.<br />
Aan de slag<br />
Aanzet<br />
Lees elke dag een gedicht voor. Kies er die gedichten uit waarvan je vermoedt<br />
dat ze bij je klas zullen aanslaan. Van enkele gedichten vind je hieronder een<br />
verwerking.<br />
Verwerkingsactiviteiten<br />
‘ik sc h r i j f je’ (p.7)<br />
s p i e g e l p o rt r e t<br />
Je kan dit gedicht over spiegelschrift heel letterlijk nemen en de kinderen hun<br />
portret op een spiegel laten schilderen. Meng wat afwasproduct bij de verf:<br />
de verf pakt dan beter op de spiegel. Laat de kinderen de contouren van hun<br />
gezicht, zo<strong>als</strong> ze die in de spiegel zien, rechtstreeks op de spiegel tekenen.<br />
Maak een digitale portretfoto van elk kind. Spiegel de foto met de computer:<br />
een spiegelfunctie zit in elk fotoprogramma. Bespreek het resultaat: Heeft het<br />
spiegelportret dezelfde uitdrukking <strong>als</strong> het de digitale portretfoto?<br />
Muzische Vorming - 1 Beeld - 1.6 en 5 Media - 5.3<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – tweede en derde leerjaar
s p i e g e lv e r k e n n i n g<br />
Laat de kinderen hun klas, school of schoolomgeving verkennen met een<br />
spiegeltje: een bijzonder fascinerende ervaring. Geef elk kind een klein (hand)<br />
spiegeltje en laat ze rondlopen. Ze mogen enkel kijken in de spiegel, die ze<br />
horizontaal voor zich houden.<br />
Laat de kinderen voor alle veiligheid eerst in duo’s werken: de ene leerling<br />
kijkt in het spiegeltje, terwijl de andere begeleidt. De begeleider kan kleine<br />
kijksuggesties geven:<br />
- Zie je ook dat de lichten in de gang aan zijn?<br />
- Kan jij de ramen zien?<br />
- Zie je die tekeningen aan de muur hangen?<br />
- Merk je hoe snel de wolken voorbij jagen?<br />
- Schijnt de zon ook zo fel in jouw ogen?<br />
- Merk je dat de bomen al blaadjes krijgen?<br />
Wie genoeg zelfvertrouwen heeft, kan alleen op stap. Baken het af te leggen<br />
traject af en geef hen gerichte kijkopdrachten mee (zo<strong>als</strong> kleuren, lichtelementen<br />
of wolken in de spiegel waarnemen). Als de kinderen weer binnen<br />
zijn, mogen ze over hun ervaringen vertellen, maar ze mogen er net zo goed<br />
over tekenen of er een mental map 4 van maken.<br />
Laat toe dat kinderen ook ‘fantasiewerelden’ naar voren brengen. Vergelijk de<br />
resultaten – verhalen, tekeningen, mental maps – en bespreek de gelijkenissen<br />
en verschillen. Vraag hen ook hoe die verschillen ontstaan: Kijkt iedereen op<br />
een andere manier? Kijkt iedereen enkel met zijn ogen? Of spelen gevoelens<br />
ook mee, net zo<strong>als</strong> de kennis die je hebt en je eigen referentiekader?<br />
Sociale vaardigheden - Domein samenwerking - 3<br />
s p i e g e l s c h r i f t (d e r d e le e r j a a r )<br />
- Laat de kinderen ‘gewoon’ schrijven en zet er dan een spiegeltje tegenaan<br />
zodat het spiegelschrift te zien is.<br />
- Eén kind staat binnen en één kind buiten, elk aan de andere kant van het<br />
raam. Eén van hen schrijft in de wasem van hun adem iets op het raam. De<br />
ander raadt wat er staat.<br />
- Laat kinderen in duo’s boodschappen in spiegelschrift ontcijferen.<br />
- Op www.fi.uu.nl/toepassingen/00056/toepassing_wisweb.html, vind je<br />
veel inspiratie rond ‘spiegelen’. Vooral <strong>als</strong> je met het zwarte bolletje aan het<br />
schuiven gaat, bekom je verrassende resultaten!<br />
Wiskunde - 3 Meetkunde - 3.6<br />
4 Een mental map (Nls.: mentale kaart) duidt aan hoe een individu zijn ruimtelijke omgeving structureert. Het gaat om de persoonlijke<br />
perceptie van die omgeving: het is dus geen geografische kaart, maar een weergave van het beeld dat een individu in gedachten heeft.<br />
De geografische werkelijkheid komt meestal niet overeen met een mental map. Mentale kaarten verschillen ook sterk van elkaar,<br />
omdat elk individu anders naar de werkelijkheid kijkt. Een mental map is ‘mentaal’, bevindt zich met andere woorden in het brein van<br />
een individu. Maar via mondelinge verslagen, tekeningen of driedimensionaal werk kan iedereen wel proberen om zijn of haar mental<br />
map vorm te geven.<br />
Wie meer info wil, surft naar http://www.identiteitenbranding.nl/pdf/Mariahoeve_Mental_mapping_WSA.pdf. Je kan er ook het<br />
boek Leuker leren (Bernard Lernout en Inge Provost, De Boeck, 2003) op naslaan.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – tweede en derde leerjaar |
‘w o o r d e n , k o m d a n ’ e n ‘ v i n d je me mo o i ?’ 5<br />
v o o r l e z e n en be s p r e k i n g (t w e e d e le e r j a a r )<br />
Lees eerst het gedicht op pagina 25 voor en bespreek het met de klas:<br />
- Wat valt je onmiddellijk op in het gedicht?<br />
- Begrijp je de vreemde woorden?<br />
- Welke talen herken je?<br />
- Begrijp je het gedicht, ondanks de vreemde talen?<br />
Lees nu ook het gedicht op pagina 9 over woorden voor. Zoek met de kinderen<br />
naar woorden die ze kennen uit andere talen. Als je geluk hebt, kan je een<br />
mooie ‘verzameling’ in je eigen klas bijeen sprokkelen.<br />
Betrek de ouders of grootouders erbij om de verzameling rijker te maken en<br />
om de vreemde woorden nadien met de kinderen te komen kalligraferen, bijvoorkeur<br />
met pen en inkt, op mooi papier. Scan de resultaten in en projecteer<br />
ze met de beamer in de eetzaal tijdens het middageten, of tijdens de donkere<br />
ochtendspeeltijd op de muur van de speelplaats. Zo krijgen de resultaten meteen<br />
een platform en kan iedereen ervan mee genieten. Deze opdracht kan het<br />
zelfbeeld van heel wat (anderstalige) kinderen ten goede komen.<br />
Nederlands - 2 Spreken - 2.7 en 4 Schrijven - 4.1<br />
v r e e m d e w o o r d e n (d e r d e le e r j a a r )<br />
Lees het gedicht voor en hou een nabespreking (cf. werkwijze tweede leerjaar).<br />
Daarna geef je meteen een huistaak mee: mooie en vreemde woorden<br />
verzamelen. Achteraf stel je zinnen samen met die (woorden)schat aan verschillende<br />
talen. Dat mogen gerust nonsenszinnen zijn: betekenisloze zinnen<br />
die enkel steek houden qua klank en ritme. Muzikaal talent in huis? Maak er<br />
dan een nonsensrap van.<br />
Met voki op internet (www.voki.com) (cf. second life) kan je de kinderen zelf<br />
een sprekend personage (speaking avator) laten maken. Ze kunnen het bovendien<br />
met hun eigen stem teksten laten uitspreken. Laat hen de verzameling<br />
mooie, vreemde woorden inspreken en deel ze met een andere klas uit de<br />
eigen of een andere school.<br />
Nederlands - 4 Schrijven - 4.1<br />
Muzische Vorming - 2 Muziek - 2.2<br />
ICT - 5 en 6<br />
‘hé , k i j k ee n s na a r mi j op ’ (p.35)<br />
Dit raadselgedicht over een kersenpit doet denken aan de raadselrijmpjes van<br />
Riet Wille. Haal haar bundel Raad het maar (cf. Bibliografie) uit de bibliotheek.<br />
Kopieer enkele raadsels, nummer ze en deel ze uit. Per twee zoeken ze<br />
naar een oplossing. Elk duo schuift zijn raadsel nadien door totdat alle duo’s<br />
5 Bij de lestips voor kleuters over het boek Wie knipt de tenen van de reus? vind je extra tips om rond dit gedicht te<br />
werken.<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – tweede en derde leerjaar
alle raadsels gezien hebben. Schrijf de nummers op bord, vraag naar oplossingen.<br />
Bij verrassende antwoorden, vraag je om uitleg: sommige leerlingen<br />
komen vast met leuke alternatieven!<br />
Wie zin heeft, mag ook een raadsel op rijm zetten.<br />
Nederlands - 4 Schrijven - 4.6<br />
‘he t ho n d j e v a n de j a g e r ’ (p.38 en 39)<br />
Dit gedicht leent zich uitstekend voor een gesprek rond absurde humor. Lees<br />
het voor en vraag de kinderen om er een tekening bij te maken. Hang de<br />
resultaten aan bord, toon dan de originele illustratie van Jan Jutte. Zijn er kinderen<br />
die net <strong>als</strong> de illustrator letterlijk katjes in de bomen getekend hebben?<br />
De ideale aanleiding voor een gesprek rond letterlijk en figuurlijk taalgebruik.<br />
Kunnen ze nog situaties bedenken waarin iemand een uitspraak per ongeluk<br />
letterlijk opneemt, waardoor de uitspraak plots gek en absurd wordt? Gooi alle<br />
remmen los voor deze denkoefening.<br />
Op zoek naar meer geschikte voorleestips bij dit onderwerp? In de bibliografie<br />
bij deze lestips vind je enkele titels van Daniil Charms (absurd taalgebruik)<br />
en Nicolaas Matsier (letterlijk taalgebruik).<br />
Nederlands - 6 Taalbeschouwing 6.2<br />
Muzische Vorming - 1 Beeld - 1.6<br />
En verder…<br />
Tot slot nog enkele opdrachten waarin je de hele bundel kan betrekken.<br />
Het woordenboek van Paperasje<br />
Focus op het bijzondere taalgebruik in de bundel. Laat kinderen uit het derde<br />
leerjaar per twee zoeken naar woorden die ze bijzonder vinden. Als je geen<br />
bundel hebt voor elk duo, werk je met gekopieerde fragmenten. Woorden die<br />
ze niet kennen, zoeken ze op in het woordenboek. Met die woorden trekken<br />
ze naar het tweede leerjaar: de leerlingen uit die klassen maken illustraties bij<br />
de woorden. Als referentiepunt voor die illustraties toon je de prenten in het<br />
Van Dale Junior Woordenboek. Tegelijk moeten ze de tekeningen in de stijl van<br />
Jan Jutte maken: inkleuren mag dus enkel met blauw. Met de geïllustreerde<br />
woorden ga je opnieuw in het derde leerjaar aan de slag. Laat hen de woorden<br />
alfabetisch rangschikken en op een verzorgde manier tot een woordenboek<br />
bundelen. Meteen een persoonlijk klaswoordenboek dat kan blijven groeien.<br />
Vergeet niet om de illustratoren uit het tweede leerjaar een exemplaar cadeau<br />
te doen.<br />
Nederlands - 6 Taalbeschouwing - 6.2<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – tweede en derde leerjaar |
Nieuw verhaal (voor het derde leerjaar)<br />
Maak kopies van de gedichten. Werk in groepjes van vier. Geef elk groepje<br />
enkele gedichten, lukraak door elkaar. Laat de kinderen de gedichten aaneenbreien<br />
tot één verhaal: door de volgorde te veranderen, te zoeken naar mogelijke<br />
samenhang en er stukjes tussen te schrijven zodat het een nieuw verhaal<br />
wordt. Ook hier zijn er geen beperkingen of remmen. Laat het maar mooie,<br />
gekke verhalen worden.<br />
Elk nieuw verhaal kan een deel worden van de verhalenbundel die jullie met<br />
de klas maken. Op www.issuu.com kan je de teksten digitaal publiceren.<br />
Nederlands – 4 Schrijven - 4.8<br />
ICT – 2, 3 en 8<br />
Bibliografie<br />
Een stinkdier is een prachtig beest, Daniil Charms en Gerda Dendooven (ill.), Querido, 1999<br />
Ida stak een zebra over, Nicolaas Matsier, Querido, 1987<br />
Nietes welles, Daniil Charms en Gerda Dendooven (ill.), Querido, 1997<br />
Paperasje ging op reis, Ienne Biemans en Jan Jutte (ill.), Nieuw Amsterdam, 2008<br />
Raad het maar…, Riet Wille en Kristien Aertssen (ill.), De Eenhoorn, 2005 (AVI 1)<br />
Van Dale juniorwoordenboek Nederlands, Marja Verburg, Erica van Rijsewijk e.a.,Van Daele, 2006<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – tweede en derde leerjaar
4 e en 5 e leerjaar<br />
De lange weg naar huis, Michael De Cock en Gerda Dendooven (ill.),<br />
Davidsfonds/Infodok, 2008<br />
De zoektocht van Gwyn, Jenny Nimmo, Clavis, 2007<br />
Een Midzomernachtsdroom, William Shakespeare en Almud Kunert (ill.),<br />
De Vier Windstreken, 2008<br />
Ik was een rat, Philip Pullman en Harmen van Straaten (ill.), Van Goor,<br />
2008<br />
Sebastiaan Duister, Philip Caveney, Pimento, 2007<br />
Wist je dat mijn broer breekbaar is? Mikaël Ollivier, Lannoo, 2005<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – vierde en vijfde leerjaar |
Lestip 1<br />
De lange weg naar huis:<br />
het verhaal van Odysseus<br />
De lange weg naar huis: het verhaal van Odysseus<br />
Michael de Cock en Gerda Dendooven (ill.)<br />
Davidsfonds/Infodok, 2008<br />
Over het boek<br />
De lange weg naar huis vertelt de avonturen van Odysseus, de ‘man van duizend<br />
listen’. Hij moet zijn vrouw Penelope en pasgeboren zoon Telemachos – Makos<br />
– achterlaten om met de Griekse soldaten te gaan vechten in Troje. Tien<br />
jaar later, wanneer de oorlog voorbij is, kan Odysseus eindelijk terug naar huis<br />
varen. Hij kan bijna niet wachten om zijn vrouw en zoon terug te zien. Maar<br />
de terugreis duurt eindeloos lang en de zee is niet zonder gevaren…<br />
Het verhaal van de Griekse held is eeuwenoud en wereldberoemd, maar Michael<br />
De Cock maakt er een nieuwe, betoverende bewerking van op kinderformaat.<br />
De opvallende en vrij sobere prenten van Gerda Dendooven maken<br />
het geheel af. Ideaal om grondig te bekijken tijdens het beluisteren van de cd<br />
die bij het boek zit.<br />
Aan de slag<br />
Aanzet<br />
d e tro j a a n s e oo r l o g en ody s s e u s<br />
Toon de cover. Lees de titel en de achterflaptekst (van ‘Op een dag…’ tot ‘…<br />
knaagt de heimwee’). Het boek sluit naadloos aan bij een les over de Trojaanse<br />
oorlog – hoofdpersonage Odysseus vertelt immers over zijn avonturen op weg<br />
naar huis na die oorlog. Vraag je leerlingen of ze Odysseus kennen. Komt er<br />
geen reactie, laat een of meer vrijwilligers dan opzoekwerk doen. Beperk hun<br />
zoekveld tot bijvoorbeeld de schoolbibliotheek of twee websites die je zelf<br />
opgeeft. Het resultaat presenteren ze voor de klas, meteen een prima inleiding<br />
op het boek.<br />
Nederlands - Lezen - 3.5<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – vierde en vijfde leerjaar
Hang een flap in A3-formaat centraal in de klas. Bovenaan teken je een tijdslijn:<br />
van - 3500 v.Chr. tot nu. Laat - 1200 v.Chr. eruit springen. Daaronder<br />
teken je de contouren van Turkije en Griekenland met een aantal eilanden<br />
rond. De Trojaanse oorlog zou zich rond - 1200 v.Chr. afgespeeld hebben,<br />
Troje ligt in het huidige Turkije en Odysseus is op weg naar Ithaka, een rotsachtig<br />
eiland bij Griekenland: Weten ze Turkije of Griekenland liggen? Zijn ze<br />
er al geweest?<br />
Zorg voor een originele versie van de Odyssee en de bewerkingen door Imme<br />
Dros en Simone Kramer (cf. Bibliografie). Leg de boeken samen met De lange<br />
weg naar huis op een tafel in de klas. Elke leerling mag kiezen welk van de<br />
versies hen het meest aanspreekt. Hun keuze verantwoorden ze met minstens<br />
twee argumenten. Zo kunnen ze iets zeggen over bijvoorbeeld het verschil in<br />
vertelstijl, lay-out of illustraties. Met deze oefening maak je duidelijk dat eenzelfde<br />
verhaal op verschillende manieren kan worden naverteld.<br />
Wereldoriëntatie - Historische tijd - 5.9*<br />
Verwerkingsactiviteiten<br />
v o o r l e z e n<br />
Odysseus is een culturele klassieker van formaat, maar tegelijkertijd ook een<br />
uitstekend voorleesverhaal: met spannende en emotionele passages en grootse<br />
taferelen die uitgebreid beschreven worden (naar: Leesbeesten en boekenfeesten,<br />
cf. Bibliografie). Het boek bestaat uit een inleiding en elf korte hoofdstukken<br />
die telkens min of meer op zichzelf staan. Als je tien minuutjes voorleest per<br />
dag, heb je het in twaalf dagen uit.<br />
Leerlingen die meer tijd nodig hebben om het verhaal te verwerken, kunnen<br />
de bijbehorende cd – eventueel al tijdens het voorlezen – mee naar huis nemen.<br />
Moeilijke lezers hebben er vaak baat bij om een verhaal meerdere keren<br />
te horen.<br />
Wie wil mag hoofdstuk per hoofdstuk de route van Odysseus fantasierijk<br />
weergeven op de kaart: ideaal <strong>als</strong> visuele ondersteuning.<br />
Muzische Vorming - Drama - 3.3<br />
Lees de inleiding en de twee eerste hoofdstukken uit dit epos of heldendicht:<br />
een verhaal in dichtvorm over beroemde helden en gebeurtenissen uit de geschiedenis<br />
van een volk. Sta na het tweede hoofdstuk, ‘Hoe ik een held werd’,<br />
stil bij de grote en kleine helden en heldinnen in het leven van de leerlingen:<br />
- Bestaan jouw helden en heldinnen echt? Of zijn het fantasiewezens?<br />
- Wat maakt iemand tot een held of een heldin?<br />
- Staan helden en heldinnen hun hele leven in de kijker? Of enkel op bepaalde<br />
momenten?<br />
- Bestaan er ook helden achter de schermen?<br />
- Waarin ben je zelf een held?<br />
Nederlands - Lezen - 3.5<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – vierde en vijfde leerjaar | 3
h e l d e n te bo e k (c o n t r a c t w e r k )<br />
Iedere leerling krijgt een blanco A3-vel. Op het papier komt een foto of tekening<br />
van een grote of kleine held uit zijn of haar leven. Daarnaast komen een<br />
aantal ‘paspoortgegevens’: naam, land, heldendaden… En tot slot maken ze –<br />
later - een heldenepos: een gedicht over de held. Bespreek de lay-out van het<br />
A3-papier: In welke hoek komt de foto of tekening? Hoeveel plaats voorzien<br />
ze voor het verhaal? Hoe moet het paspoort eruit zien en in welk hoek van<br />
het blad komt het?<br />
Samen vormen de vellen het Grote Helden- en Heldinnenboek van Klas X.<br />
h e l d e n e p o s<br />
Vertrek van het gedicht Het punt met mij is dat ik alles kan uit het gelijknamige<br />
boek (cf. Bibliografie).<br />
Het punt met mij is dat ik alles kan.<br />
Natuurlijk. Alles doe ik wat je vraagt,<br />
til eigenhandig auto’s van de straat,<br />
verpulver bergen, haal<br />
van dertig hoog je weggelopen kat,<br />
kijk door een muur, schop elke bal exact<br />
waar hij naartoe moet, plas de verste straal,<br />
laat skateboards met een olie landen op de steilste daken,<br />
kan van de allerzwaarste bommen poeier maken.<br />
Je denkt dat ik dit maar verzin. Je moest eens<br />
weten wat ik verder allemaal,<br />
wie ik ’s nachts versla, hoe ik in hun eigen taal<br />
met draken praat, wereldsteden bewaak!<br />
Vraag niet hoe ik het doe. Ik die zacht praat<br />
en vechten haat. Alleen<br />
mijn opa S. weet hier het fijne van. (p.22)<br />
De meeste leerlingen kunnen op deze leeftijd geen gedicht schrijven zonder<br />
een goede voorbereiding.<br />
Bied eerst het bovenstaande gedicht van Eva Gerlach aan. Daarna geef je hen<br />
vier kleine opdrachten, die ze telkens moeten beantwoorden in korte zinnen:<br />
- Noteer acht dingen waarin je held(in) goed is. Als ze bijvoorbeeld goed is in<br />
breien, dan schrijf je ‘Ze kan de langste sja<strong>als</strong> breien’.<br />
- Som drie dingen op waarvan je vermoedt dat je held(in) ze zou kunnen.<br />
- Schrijf twee watjeseigenschappen op van je held(in).<br />
- Schrijf de naam van iemand waarbij je held(in) helemaal zichzelf kan zijn.<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – vierde en vijfde leerjaar
Geef de leerlingen na deze voorbereiding twee versies van het gedicht van<br />
Eva Gerlach. Eén volledige versie en één versie waarbij je enkel de vet-cursieve<br />
tekst behoudt. De ontbrekende stukken vullen ze chronologisch in aan<br />
de hand van wat ze opschreven bij de opdrachten, met respect voor de lay-out<br />
van het oorspronkelijke gedicht. De acht heldeneigenschappen komen na ‘Alles<br />
doe ik wat je vraagt’, de resultaten van de tweede opdracht na ‘Je denkt<br />
dat ik dit maar verzin…verder allemaal’. De watjeseigenschappen komen na<br />
‘Vraag niet hoe ik het doe’, de naam uit de vierde opdracht vullen ze in na<br />
‘Alleen…’.<br />
Nederlands - Schrijven - 4.4 en 4.7<br />
b e e l d e n g e d i c h t<br />
Leerlingen die geen affiniteit hebben met schrijven of dichten, kan je een<br />
beeldengedicht laten maken over hun held(in). Een beeldengedicht is een collagevorm<br />
waarin een leerling met beelden, foto’s, tekeningen, letters en woorden<br />
in een mooie compositie uitdrukt wat die held(in) voor hem of betekent.<br />
De leerlingen kunnen zich laten inspireren door de illustratiestijlen van Gerda<br />
Dendooven uit De lange weg naar huis of de bijzondere zwart-wittekeningen<br />
van Harrie Geelen in de Odysseus-bewerking van Imme Dros.<br />
Muzische Vorming - Beeld - 1.6<br />
Kleef nadien de teksten en tekeningen op de A3-vellen. Voorzie een toonmoment<br />
voor de (beelden)gedichten in de klas. Bind de A3-vellen nadien in. Het<br />
overzichtsblad met de tijdslijn en de verzamelde informatie tijdens het lezen<br />
van het boek vormt de eerste pagina. Geef het heldenboek een centrale plek<br />
in de klas.<br />
En verder<br />
Over Trojaanse en andere oorlogen<br />
Neem een grote landkaart en een blanco blad papier. Vraag de leerlingen<br />
welke oorlogen ze kennen: echte oorlogen, maar ook oorlogen uit verhalen<br />
en spelletjes.<br />
Duid de echte oorlogen aan op de landkaart: afgelopen oorlogen krijgen een<br />
andere kleur dan oorlogen die nog steeds woeden. Op het blad papier noteer<br />
je de fantasie-oorlogen.<br />
Hou een klasgesprek over oorlogen:<br />
- Wie wil graag meer weten over oorlogen? Wie wil er niks over weten?<br />
Waarom?<br />
- Welke oorlogsaspecten interesseren je het meest? (Bijvoorbeeld: wapens,<br />
geografie, tactiek, de verhalen van kinderen in een oorlog, goede doelen om<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – vierde en vijfde leerjaar |
de sporen van oorlog uit te wissen, de verhalen van vrienden of familie die<br />
in of dichtbij een oorlogsgebied wonen…)<br />
- Ken je verhalen van mensen die terugkeerden uit een oorlog?<br />
- Waarom zouden mensen het oorlogsthema in verhalen en fantasie willen<br />
verwerken, denk je?<br />
Wereldoriëntatie - Mens - 3.1<br />
Bibliografie<br />
Atlas van de oudheid, Simon Adams, Biblion, 2007<br />
De omzwervingen van Odysseus, Simone Kramer en Els van Egeraat (ill.), Ploegsma, 2007<br />
Het oude Griekenland, Peter Ackroyd, Standaard, 2006<br />
Het punt met mij is dat ik alles kan, Eva Gerlach en Charlotte Vonk (ill.), Querido, 2008<br />
Ilios en Odyssee, Imme Dros en Harrie Geelen (ill.), Querido, 2005<br />
Leesbeesten en boekenfeesten: hoe werken (met) kinder- en jeugdboeken? Jan van Coillie, Davidsfonds/<br />
Infodok, 1999<br />
Odyssee, Homerus, Querido, 1997<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – vierde en vijfde leerjaar
Lestip 2<br />
De zoektocht van Gwyn<br />
De zoektocht van Gwyn<br />
Jenny Nimmo<br />
Facet, 2007<br />
Over het boek<br />
Op zijn negende verjaardag krijgt Gwyn van zijn excentrieke oma vijf vreemde<br />
cadeautjes: een stukje zeewier, een verwrongen metalen broche, een gele<br />
sjaal, een blikken fluitje en een kapot paardje. Al snel wijzen ze uit dat Gwyn<br />
over toverkracht beschikt. Zo ontdekt hij de verrukking en de kracht van het<br />
toveren, maar ook de eenzaamheid en de verantwoordelijkheid ervan.<br />
Een magisch, soms angstaanjagend en betoverend verhaal.<br />
Aan de slag<br />
Aanzet<br />
f a n t a s i e in vi s g r a a t m o t i e f<br />
Laat het boek rondgaan, maar verberg de achterflaptekst. Geef de leerlingen<br />
een papier waarop je onderstaand visgraatdiagram hebt overgenomen. In de<br />
balk links schrijven ze de titel van het boek, in de rechthoek rechts schrijven<br />
de leerlingen in enkele trefwoorden of zinnetjes waarover het boek volgens<br />
hen zal gaan.<br />
Laat hen nadenken over de elementen waarop hun verwachtingen over het<br />
verhaal gebaseerd zijn: de coverillustratie, de titel, de dikte van het boek, de<br />
naam van de auteur… Natuurlijk kunnen ook ontbrekende elementen hun<br />
verwachtingen sturen (bijvoorbeeld: de cover bevat geen goudkleur, dus het<br />
gaat niet over prinsessen).<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – vierde en vijfde leerjaar |
Elke inspiratiebron schrijven ze op een schuine pijl van het diagram. Ze mogen<br />
ook pijlen toevoegen. Wanneer de hele klas zijn eigen visgraatdiagram<br />
heeft afgewerkt, schuift elke leerling bijvoorbeeld drie plaatsen door. Iedere<br />
leerling maakt zo kennis met de fantasie van de rest van de klas en kan vaststellen<br />
of medeleerlingen dezelfde of net heel andere fantasiebronnen gebruiken.<br />
Bespreek de gelijkenissen en verschillen achteraf.<br />
Nederlands - Taalbeschouwing - 6.2<br />
Verwerkingsactiviteiten<br />
Lees op pagina 5 voor van het begin tot bij ‘… en misschien kun jij dat ook<br />
wel!’ Vraag de leerlingen wat hen het meest opgevallen is in verband met de<br />
stijl, de inhoud of de algemene sfeer van het fragment.<br />
Nederlands - Luisteren - 1.9<br />
m a g i e in de kl a s<br />
Verzamel een uitgebreid gamma aan papier en knutsel- en recyclagemateriaal.<br />
De klas wordt een magische plek waar toveren mogelijk wordt. Voorzie lange<br />
zwarte en gouden stroken papier, sterren en manen. Laat de leerlingen cirkels<br />
in gekleurd papier beschilderen. Leg ze onder theelichtjes in glazen.<br />
t o v e n a a r s in ee n kr i n g<br />
Laat de leerlingen in een kring plaatsnemen. Vraag de leerlingen vooraf of<br />
ze, net <strong>als</strong> Gwyn, kleine en voor andere waardeloze, voorwerpen hebben die<br />
hen geluk brengen. Wie wil, mag erover vertellen in het kringgesprek. Daarna<br />
vraag je waar ze het meest nieuwsgierig naar zijn in De zoektocht van Gwyn.<br />
Lees tot slot verder voor van pagina 5 (‘De tovenaars, jongen…’) tot en met<br />
pagina 10 (‘Vrolijk neuriënd ging hij de tuin weer in’).<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – vierde en vijfde leerjaar
- Welk figuur vond je het boeiendst? Is dat de hoofdfiguur, denk je?<br />
- Had je het gevoel <strong>als</strong>of je het verhaal zelf meemaakte? Of voelde je je een<br />
buitenstaander?<br />
Nederlands - Luisteren - 1.9<br />
fa m i l i e f oto<br />
Laat leerlingen die eenzelfde figuur uit het boek boeiend vonden naast elkaar<br />
zitten. Zo krijg je verschillende groepjes leerlingen: supporters van Gwyns<br />
vader, Gwyns moeder, Bethan en Gwyn zelf. Uit elk groepje kies je iemand<br />
die Gwyn of een van zijn familieleden wil vertegenwoordigen op een ‘familiefoto’.<br />
De klas beslist of Gwyns grootmoeder ook op de foto moet.<br />
Voor je de foto neemt, sta je even stil bij hoe die eruit moet zien:<br />
- Wie staat dicht bij elkaar? Wie staat verder uit elkaar?<br />
- Hoe kijkt iedereen? Wie kijkt recht in de lens? Wie kijkt naar iets of iemand<br />
anders?<br />
- Hoe kan de verdwenen zus Bethan een plekje innemen op de foto? Hoe<br />
geef je aan dat ze afwezig, maar toch belangrijk is?<br />
Neem de tijd om de foto op een respectvolle manier in scène te zetten. De<br />
subgroepjes geven feedback aan hun ‘familielid’ zodat de uiteindelijke foto<br />
eruit ziet zo<strong>als</strong> zij hem in gedachten hadden. Kader de foto in en plaats hem<br />
bij De zoektocht van Gwyn tijdens de <strong>Jeugdboekenweek</strong>.<br />
Muzische Vorming - Media - 5.5<br />
Muzische Vorming - Beeld - 1.6<br />
t u s s e n re a l i t e i t en f a n t a s i e<br />
Lees op pagina 22 vanaf ‘Zwijgend wasten ze verder af ’ tot ‘Was hij echt een<br />
tovenaar?’ op pagina 26. In dit fragment lopen realiteit en fantasie voor het eerst<br />
echt door elkaar. Maak twee kolommen: elementen die verwijzen naar de realiteit<br />
komen in de ene kolom, fantastische elementen komen in de andere kolom.<br />
- Waar precies ligt de grens tussen fantasie en realiteit?<br />
- Ken je nog verhalen waar extreme natuurelementen een deur naar de fantasiewereld<br />
vormen?<br />
Vertel aan de klas dat Gwyn zijn spinnetje Arianwen heeft genoemd wat ‘zilverwit’<br />
betekent. Lees dan verder: vanaf pagina 34, het begin van het hoofdstuk,<br />
tot en met ‘Het meisje had naar hem geglimlacht voor ze verdween, en<br />
hij wist dat ze echt was’ op pagina 36.<br />
- Zou je ook zo’n spinnetje willen? Waarom (niet)?<br />
- Hoe zou je je voelen <strong>als</strong> je wist dat je zo een spinnetje had: blij, verantwoordelijk,<br />
bezwaard, onder druk, opgetogen, vrolijk, uitverkoren…?<br />
- Denk je, net zo<strong>als</strong> Gwyn, dat het meisje in het web Bethan was? Of was het<br />
iemand anders?<br />
- Zou je het zelf fijn vinden om heel even iemand terug te zien die er niet<br />
meer is?<br />
Nederlands - Spreken - 2.6<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – vierde en vijfde leerjaar |
En verder<br />
Je kan dit boek uitstekend verder analyseren met vragen uit Vertel eens van<br />
Aidan Chambers (cf. Bibliografie).<br />
- Wat vond je leuk, mooi of goed aan dit boek?<br />
- Waar had je meer willen over weten?<br />
- Wat vond je niet leuk?<br />
- Wat was er moeilijk of onduidelijk?<br />
- Waar speelt het verhaal?<br />
- Hoe lang duurt het verhaal?<br />
- Deed één van de figuren in het boek je denken aan iemand die je kent? Of<br />
aan figuren in andere boeken?<br />
- Als de schrijver je zou vragen wat er anders of beter zou kunnen, wat zou je<br />
dan zeggen?<br />
- Wat zou je je vrienden over dit boek willen vertellen?<br />
Nederlands - 5 Vaardigheden<br />
Bibliografie<br />
Vertel eens: kinderen, lezen en praten, Aidan Chambers, Querido, 1995<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – vierde en vijfde leerjaar
Lestip 3<br />
Een Midzomernachtsdroom<br />
Een Midzomernachtsdroom,<br />
William Shakespeare, Barbara Kindermann en Almud Kunert (ill.)<br />
De Vier Windstreken, 2008<br />
Over het boek<br />
Op een nacht dwalen vier verliefden door het bos. Ze weten niet dat ze in<br />
het elfenrijk van koning Oberon zijn beland. De brutale bosgeest Puck ziet<br />
zijn kans schoon om verwarring te schoppen. Gelukkig zorgt koning Oberon<br />
ervoor dat alles weer in orde komt.<br />
Een Midzomernachtsdroom is gebaseerd op William Shakespeares gelijknamige<br />
toneelstuk. Deze begrijpelijke en grappige bewerking voor kinderen leest <strong>als</strong><br />
een spannend sprookje dat je meeneemt naar een fantastische wereld van elfen<br />
en feeën. De kleurrijke en gedetailleerde tekeningen geven het verhaal een<br />
extra dimensie.<br />
Aan de slag<br />
Aanzet<br />
Toon de cover van het boek en lees de eerste twee regels van het verhaal: ‘Het<br />
is lang geleden. Ver weg in Griekenland gebeuren rare dingen. Is het de werkelijkheid?<br />
Of toch een droom? Dat weet eigenlijk niemand.’<br />
Vraag hen wat ‘midzomernacht’ betekent. Achteraan in het boek (onderaan in<br />
het tekstje over Shakespeare) kan je volgende verklaring vinden: ‘De titel van<br />
het stuk verwijst naar de Sint-Jansnacht (23-24 juni) waarin volgens een oud<br />
volksgeloof de spreekwoordelijke ‘midzomerwaanzin’ dreigde.’<br />
Leg het begrip ‘midzomernacht’ verder uit in eigen woorden: zou die bijzondere<br />
nacht een verklaring zijn voor de rare dingen die in Griekenland<br />
gebeurden?<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – vierde en vijfde leerjaar |
Verwerkingsactiviteiten<br />
Scan de illustraties van het boek in of stel ze met transparanten voor aan de<br />
groep. Op basis van de prenten fantaseren ze in kleine groepjes over het mogelijke<br />
verhaalverloop. Eén leerling uit elke groep vat het fantasieverhaal samen.<br />
Lees daarna het hele boek voor. Liefst in één ruk door, of in twee keer, <strong>als</strong> het<br />
eerste niet haalbaar is voor jouw klas. Het kost je even tijd, maar het gaat wel<br />
om een echte klassieker! De kans is klein dat je leerlingen dit boek in hun<br />
latere leven nog zullen ontdekken. Vraag hen na het voorlezen hoeveel elementen<br />
uit Een Midzomernachtsdroom in hun eigen fantasieverhaal terugkomen.<br />
d r a m a t i s c h sp e l<br />
Deze uitgave van Een Midzomernachtsdroom is een droom op zich: het transformeert<br />
een complexe toneeltekst tot een prettig leesbare tekst zonder dialogen.<br />
De tekeningen verwijzen wel nog naar de oorspronkelijke vorm: de illustrator<br />
heeft de personages weergegeven <strong>als</strong> poppetjes die met touwen door elfjes<br />
voortbewogen worden.<br />
Het boek nodigt in elk geval uit tot ‘dramatisch spel’: ‘Voor dramatisch spel<br />
heb je geen podium nodig. Elke ruimte kan dienst doen. Basis is dat het zelf<br />
uitgedachte spel met elkaar beleefd wordt en ook aan mekaar getoond wordt’<br />
(uit: Honderd dramaspelen, cf. Bibliografie).<br />
Het is dus niet de bedoeling dat je de tekst tot een heus toneel verwerkt.<br />
Zorg voor een aantal kegels. Elke kegel vertegenwoordigt een dramaspelvorm<br />
die jij haalbaar ziet voor je klas. Geef bij elke kegel voldoende uitleg over de<br />
typische kenmerken van de werkvorm. Als geheugensteuntje kan je enkele<br />
trefwoorden op de kegel kleven, bijvoorbeeld ‘bevriezen’ bij tableau vivant.<br />
De leerlingen zetten zich bij de kegel waarvan de werkvorm hen het meest<br />
aanspreekt. Als leerkracht heb je een bijzondere rol: leerlingen die volgens jou<br />
verkeerd kiezen, leg je uit waarom ze misschien beter voor een andere vorm<br />
kiezen. Zorg er ook voor dat de groepjes evenwichtig worden samengesteld.<br />
In dramatisch spel gaat het niet om het resultaat, maar om het proces: het uitzoeken<br />
van een tekstfragment, de voorbereiding van de tekst, de beslissing wie<br />
welke rol speelt, het stap voor stap vormgeven aan het spel, het samenwerken<br />
met anderen, het inoefenen, het verzamelen van rekwisieten, het maken van<br />
afspraken…<br />
Zijn er leerlingen in je klas voor wie dramatisch spel te moeilijk is, geef hen<br />
dan een opdracht <strong>als</strong> rekwisiteur, souffleur of decorbouwer. Voor de decorelementen<br />
kunnen ze zich baseren op de illustraties uit het boek.<br />
Daarnaast help je <strong>als</strong> leerkracht de opdracht mee voorbereiden. Je voorziet<br />
voldoende tijd en ruimte om te kunnen oefenen, je stimuleert de leerlingen,<br />
stuurt de opdrachten bij waar nodig (bijvoorbeeld: de samenstelling of grootte<br />
van het groepje of het spelniveau, een ander fragment uitkiezen) en houdt een<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – vierde en vijfde leerjaar
oogje in het zeil bij het hele proces. Leg elke opdracht duidelijk uit, moedig<br />
elke leerling aan.<br />
(naar: Honderd dramaspelen, cf. Bibliografie).<br />
Muzische Vorming - Drama - 3.3 en 3.1<br />
De volgende dramatische werkvormen komen uit Leesbeesten en boekenfeesten<br />
(cf. Bibliografie).<br />
t a b l e a u vi v a n t<br />
Een tableau vivant zet de essentie van een passage om in een onbeweeglijk<br />
tafereel, <strong>als</strong>of een bepaald beeld wordt bevroren. Je kan bijvoorbeeld ook een<br />
episode omzetten in verschillende tableaus. Deze werkvorm is uitstekend geschikt<br />
voor leerlingen die graag energie steken in verkleden en kunnen genieten<br />
van het weergeven van één beeld of een beperkt aantal beelden.<br />
In groep zoeken de leerlingen inspiratie voor het beeld dat ze willen uitbeelden<br />
in de cover van het boek, in een illustratie, een bepaald personage of een<br />
bepaalde scène uit het boek.<br />
p a n t o m i m e<br />
Pantomime is dramatisch spel zonder klank, maar met beweging en mimiek.<br />
Doordat je geen klank gebruikt, heeft pantomime vaak iets overdrevens. De<br />
groep kiest een scène uit het boek die ze uitbeelden. Deze werkvorm spreekt<br />
vooral leerlingen aan die spreken vanuit een rol nog te moeilijk vinden, maar<br />
die wel willen experimenteren met andere expressievormen.<br />
p o p p e n s p e l<br />
De manier waarop Een Midzomernachtsdroom is weergegeven, inspireert sommige<br />
leerlingen misschien tot een poppenspel. De illustraties verwijzen er zelf<br />
voortdurend naar. Ook hier kiest de groep een scène uit het boek en zet die<br />
om in een poppenspel. De leerlingen kunnen dan samen beslissen om ofwel<br />
poppen te kiezen, te maken of aan te kleden dan wel om zelf <strong>als</strong> poppen te<br />
bewegen. In het laatste geval kunnen ze bewegen <strong>als</strong> houten poppen of zo<strong>als</strong><br />
in de illustraties <strong>als</strong> poppen aan touwtjes. Deze werkvorm past bij leerlingen<br />
die graag met hun stem werken: die staat centraal in poppenspel.<br />
v e r t e l p a n t o m i m e<br />
Vertelpantomime is een variant op pantomime: een verteller brengt een tekst<br />
die de mimespelers uitbeelden. De verteller verkleedt zich en haalt daarvoor<br />
inspiratie uit de illustraties in het boek.<br />
v e rt e lt h e at e r<br />
Een verteller leest de beschrijvende passages uit het verhaal voor. De acteurs<br />
nemen de dialogen voor hun rekening en voeren uit wat de verteller aangeeft.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – vierde en vijfde leerjaar | 3
v e rt e l l e n<br />
Een Midzomernachtsdroom is vrij complex, bevat veel onverwachte wendingen<br />
en tal van boeiende personages. Daarom kunnen leerlingen die daarvoor het<br />
lef en enthousiasme hebben, het verhaal (of een fragment) opnieuw vertellen<br />
op hun eigen manier zonder dat het saai wordt. Natuurlijk is hier een goede<br />
voorbereiding cruciaal, en vooral dan de afstemming op de doelgroep waarvoor<br />
ze gaan vertellen.<br />
Muzische Vorming - Drama - 3.2 en 3.3 en 3.5 en 3.6<br />
En verder<br />
Vraag de leerlingen of ze William Shakespeare en/of zijn werken kennen. Aan<br />
het klasprikbord hang je een grote afbeelding van Shakespeare. Geef een naam<br />
aan de gereserveerde plek op het prikbord, bijvoorbeeld: ‘Bekende Koppenbord’,<br />
‘Wie is wie’, ‘Knappe koppen’…<br />
Verdeel de klas in een aantal groepen. Elk groepje zoekt info op over Shakespeare.<br />
Selecteer vooraf welke sites of boeken ze kunnen raadplegen (cf. Bibliografie).<br />
Over Shakespeare is immers veel geschreven. Laat de leerlingen<br />
zijn geboorteplaats en -datum opzoeken, zijn belangrijkste werken, bekende<br />
citaten, met wie hij getrouwd was, of hij kinderen had… Daarnaast mogen ze<br />
zelf nog enkele weetjes verzamelen.<br />
De resultaten noteer je op vooraf klaargemaakte stroken of velletjes papier:<br />
de info maakt zo een professioneler indruk. Hang de strookjes daarna op het<br />
prikbord. De foto in één hoek, in afzonderlijke puntjes de belangrijkste bijzonderheden.<br />
Om het <strong>Jeugdboekenweek</strong>-thema ‘Fantasie’ aan te houden, voorzie je ook een<br />
plekje op het prikbord voor gekke bijnamen van Shakespeare, bijvoorbeeld<br />
‘Sjakie Spier’.<br />
Leren leren 2<br />
Bibliografie<br />
Honderd dramaspelen, Paul Rooyackers. Panta Rhei, 1993<br />
Leesbeesten en boekenfeesten: hoe werken (met) kinder- en jeugdboeken? Jan van Coillie, Davidsfonds/<br />
Infodok, 1999<br />
Shakespeare: zijn werk en zijn leven, Michael Rosen en Robert Ingpen (ill.), Zirkoon, 2001<br />
Vertel eens: kinderen, lezen en praten, Aidan Chambers. Querido, 1995<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – vierde en vijfde leerjaar
Lestip 4<br />
Ik was een rat<br />
Ik was een rat<br />
Philip Pullman en Harmen van Straaten (ill.)<br />
Van Goor, 2007<br />
Over het boek<br />
Er worden nog sprookjes geschreven in de 21 ste eeuw! De titel geeft het niet<br />
meteen aan, maar in dit verhaal zit een hedendaagse, spannende, humoristische<br />
versie van Assepoester verborgen. Al op de eerste pagina van het boek<br />
brengt een krant die niet vies is van roddels groot nieuws: de prins werd op<br />
het Zomerbal betoverd door een mooi meisje dat nadien op mysterieuze<br />
wijze verdween. En ondertussen komt een wereldvreemde jongen – hij beweert<br />
een rat geweest te zijn – in de handen van een aantal onbetrouwbare<br />
opportunisten terecht, wat ervoor zorgt dat de roddelpers hem verguist.<br />
Pas helemaal aan het einde wordt duidelijk hoe deze kleine jongen en de<br />
nieuwe Assepoester met elkaar in verband staan. Leefden ze nog lang en gelukkig?<br />
Aan de slag<br />
Aanzet<br />
Kopieer de eerste pagina van Ik was een rat op A3, hang het papier aan de klasdeur.<br />
Het is een nieuwsbericht uit ‘Het Algemeen Volksblad’ met elementen<br />
die zo uit Assepoester weggelopen zijn. Vraag hen of het bericht hen ergens<br />
aan denken doet. Leggen de leerlingen het verband niet, lees dan het eenvoudige<br />
verhaal van Assepoester voor en zoek samen naar gelijkenissen tussen het<br />
sprookje en het nieuwsbericht uit Ik was een rat.<br />
Neem het boek erbij en toon hen de cover. Vertel hen dat het papier aan de<br />
deur een kopie uit dit boek is. Lees het eerste hoofdstuk, ‘Ik was een rat!’, helemaal<br />
voor.<br />
- Heb je dingen gehoord die Kareltjes verhaal in verband kunnen brengen<br />
met Assepoester?<br />
- Ken je nog andere verhalen of teksten waarin een sprookje verweven zit?<br />
Welke?<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – vierde en vijfde leerjaar |
- In hoeverre mag je een sprookje aanpassen of gebruiken in een andere<br />
tekst? Hoe herkenbaar moet het origineel blijven?<br />
Als dit in jouw klas een verhitte discussie wordt, is het een goed idee om de<br />
oorspronkelijke Assepoester-versie van Grimm voor te lezen. Voor velen zal<br />
snel duidelijk worden dat ze niet de oorspronkelijke Grimm-versie kennen<br />
maar wel de Disney-versie waar bijvoorbeeld maar één bal is in het paleis en<br />
waar de muizen Assepoesters jurk mee helpen maken.<br />
Nederlands - Taalbeschouwing - 6.2<br />
Verwerkingsactiviteiten<br />
s p ro o k j e s at e l i e r<br />
Geef de leerlingen de opdracht hun favoriete sprookje uit te zoeken en dat<br />
boek mee te brengen naar de klas. Maak in één hoek van de klas een sprookjesatelier<br />
waar hun boeken een gepast plekje krijgen. Een leuk idee is om elke<br />
dag een andere leerling het uithangbord van het atelier te laten zijn. De leerling<br />
vestigt expliciet de aandacht op het atelier op zijn of haar manier en zet<br />
één of meerdere sprookjes in de kijker: door zich te verkleden in een sprookjesfiguur<br />
bijvoorbeeld, kiezelsporen aan te leggen, peperkoeken constructies te<br />
bouwen…<br />
Nederlands - Spreken - 2.7<br />
s t e l l i n g e n s p e l<br />
Kareltje is een opmerkelijke figuur in dit boek. Hij is met niets of niemand te<br />
vergelijken. Hij hoort nergens bij en toch verovert hij snel het hart van Sjaan<br />
en Bert.<br />
- Wie zou Kareltje ook in huis genomen hebben? Wie niet? Waarom?<br />
- Wat is een page-uniform?<br />
- Hoe zou je je voelen <strong>als</strong> een jongetje in page-uniform aan je deur staat?<br />
Span een gekleurd touw doorheen de klas zodat niemand ertegenaan loopt,<br />
maar je er tegelijkertijd wel dingen kan aanhangen. Laat iedereen een foto van<br />
zichzelf een aantal keer kopiëren en voorzie een grote hoeveelheid wasknijpers.<br />
Het touw staat voor een waardeschaal. Het ene uiteinde betekent ‘ik zou<br />
Kareltje meteen vertrouwen, mocht hij aan mijn deur staan’, het andere uiteinde<br />
‘ik zou Kareltje meteen wantrouwen’. Vraag de leerlingen om hun eigen<br />
foto op een gepaste plaats tussen de twee uiteinden te hangen.<br />
Breid het gesprek uit naar hun leven in het algemeen, vraag hen na te denken<br />
of ze graag vertrouwde dingen doen of net heel nieuwsgierig zijn naar nieuwe<br />
dingen en verandering. Opnieuw duiden ze hun positie aan met een foto<br />
op een (nieuw) touw dat je door de klas gespannen hebt.<br />
Misschien komen jullie tijdens dit gesprek tot de vaststelling dat vertrouwen<br />
en wantrouwen heel contextgebonden zijn. Door voor elke nieuwe context<br />
een nieuw touw te hangen, laat je hen telkens situatiegericht zoeken.<br />
Wereldoriëntatie - Mens - 3.1<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – vierde en vijfde leerjaar
z e l f v o o r l e z e n<br />
Sprookjes zijn in oorsprong verhalen die mondeling doorverteld werden en<br />
later zijn opgeschreven. Het woord ‘sprookje’ stamt af van ‘sproke’ dat op zijn<br />
beurt afgeleid is van ‘gesproken’. Wij leren sprookjes in de meeste gevallen<br />
niet meer kennen door mondelinge overlevering. Ze worden ons gezellig<br />
voorgelezen tijdens het fijnste kwartiertje van de dag. En boeiend voorlezen<br />
kan je leren!<br />
Verdeel de klas in groepjes van drie. Deel de groepjes in aan de hand van een<br />
lijst van de lievelingssprookjes van de leerlingen zodat ‘dezelfde sprookjes’ niet<br />
bij mekaar in een groepje zitten. Elke leerling bereidt zich thuis voor om later<br />
zijn of haar lievelingssprookje voor te lezen aan de andere twee leerlingen.<br />
Voorlezen is een kunst op zich. Zonder voorbereiding kan je niet voorlezen.<br />
Het is ook een kwestie van durf: je moet je stem en je lichaam durven gebruiken<br />
(zie ook: Leesbeesten en boekenfeesten, cf. Bibliografie).<br />
De volgende richtlijnen zijn oorspronkelijk geschreven voor volwassenen.<br />
Vierde- en vijfdeklassers hebben doorheen de voorbije jaren oefenkansen gekregen<br />
in het technisch (voor)lezen. Normaal gezien moeten ze een gewone<br />
tekst vloeiend kunnen lezen. Van zo’n voorleesmoment kunnen ze meer maken,<br />
met volgende richtlijnen. Ze zijn samen te vatten onder het letterwoord<br />
s t a p v i a .<br />
- Stemkleur: om personages te typeren, kan je je stem vervormen. Dat is echter<br />
niet eenvoudig. Makkelijker is het om een personage te typeren door<br />
hem of haar harder of zachter, sneller of trager te laten spreken.<br />
- Tempo: lees niet te snel, laat de woorden niet voor je uit hollen. Pas je tempo<br />
aan: vertraag om de spanning te doen oplopen en versnel bij de climax.<br />
- Ademhaling: zoek een vertelritme dat past bij je ademhaling.<br />
- Pauzes: haspel het verhaal niet af. Las hier en daar ook iets langere pauzes in,<br />
bijvoorbeeld om de spanning op te voeren.<br />
- Volume: gebruik je stemvolume om de aandacht vast te houden. Als je stiller<br />
spreekt, spitst het publiek de oren. Door plotseling luider te praten laat je de<br />
luisteraars opschrikken.<br />
- Intonatie: hoed je voor een voorleesdreun waarbij de toon telkens stijgt aan<br />
het eind van een zin of waarbij de adjectieven te veel accent krijgen. Laat je<br />
stem dalen en stijgen om gevoelens uit te drukken of sfeer op te roepen.<br />
- Articulatie: articuleer duidelijk.<br />
(uit: Leesbeesten en boekenfeesten, p.307, cf. Bibliografie)<br />
Je kan de leerlingen ook laten surfen naar www.kennisnet.nl/cpb/po/kids/<br />
thema/tips/, waar ze live voorleestips krijgen.<br />
Illustreer de voorleesopdracht meteen door zelf verder voor te lezen. Lees<br />
pagina’s 23-24 ‘Het politiebureau’ en pagina 29 tot en met pagina 35 ‘School’.<br />
Geef hen de s t a p v i a -tips mee en laat de leerlingen thuis oefenen op een kopie<br />
van het door hen gekozen sprookje. Daarop maken ze aantekeningen voor<br />
het voorlezen. Moedig de leerlingen aan om bij wijze van oefening na school-<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – vierde en vijfde leerjaar |
tijd met twee af te spreken. Voorzie tussendoor zelf tijd <strong>als</strong> voorleescoach voor<br />
hun vragen of om de onzekere leerlingen een duwtje in de rug te geven.<br />
Lees tussendoor het hoofdstuk ‘Ganzenweer’ voor (p.73-81). Nodig hen ook<br />
uit om de mooie illustraties van Harmen van Straaten uitgebreid te bekijken<br />
<strong>als</strong> het boek in het sprookjesatelier staat.<br />
Voorzie een ruimte die groot genoeg is zodat verschillende groepjes kunnen<br />
voorlezen zonder elkaar te storen. Geef hen nadien de kans om hun ervaringen<br />
te delen.<br />
- Vond je het voorlezen fijn? In welke van de zeven punten was je goed?<br />
- Wat was het grootste verschil tussen thuis voorbereiden en voorlezen voor<br />
twee klasgenootjes?<br />
- Wat vind je het fijnst: zelf voorlezen of voorgelezen worden?<br />
Nederlands - Taalbeschouwing - 6.2<br />
Muzische Vorming - Drama - 3.6<br />
En verder<br />
Sprookjes zonder woorden<br />
Edward Elgar is een klassiek componist die een aantal werken heeft geschreven<br />
met een hoog sprookjesgehalte. Aubade uit de Nursery Suite en Dream<br />
Children (Naxos, 2004) kunnen uitstekend dienen <strong>als</strong> achtergrondmuziek bij<br />
het voorlezen (zie: ‘Verwerkingsactiviteiten’). Ook de hoes van de cd verdient<br />
een plaatsje in het sprookjesatelier.<br />
Liefste Assepoester…<br />
Omdat sprookjes oorspronkelijk uit een mondelinge traditie stammen, inspireren<br />
ze velen tot schrijven en herschrijven. Laat leerlingen Kareltjes verhaal<br />
verder schrijven vanaf het fragment waar jij met voorlezen gestopt bent. Vraag<br />
hen om te fantaseren over de link tussen Kareltjes verhaal en Assepoester, zo<br />
blijf je het dichtst bij het boek.<br />
Een tweede mogelijkheid volgt het voorbeeld van Janet en Allan Ahlberg in De<br />
puike postbode, of Briefgeheimpjes (cf. Bibliografie). In dit boek brengt de postbode<br />
post voor en door sprookjesfiguren. Laat de leerlingen een brief schrijven<br />
naar een personage uit het boek (bijvoorbeeld Kareltje, Sjaan of Bert) of<br />
naar een uitverkoren sprookjesfiguur. Ze mogen zich ook verplaatsen in een<br />
sprookjesfiguur en diens gedachten neerpennen. De rugdokter van De prinses<br />
op de erwt zou een officieel verslag kunnen maken na een grondig onderzoek<br />
van de prinses, Klein Duimpje zou een brief in hele kleine lettertjes kunnen<br />
schrijven en de prins zou een brief aan Sneeuwwitje kunnen schrijven.<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – vierde en vijfde leerjaar
Bundel alle verhalen tot Het fantasiesprookjesboek van klas X en leg het in het<br />
sprookjesatelier.<br />
Nederlands - Schrijven - 4.4<br />
Er was eens… en freeze!<br />
Verdeel de klas in groepjes. Elk groepje kiest een bekend sprookje uit. Ze kiezen<br />
figuranten voor zowel de personages <strong>als</strong> de attributen in het sprookje. Bij<br />
Roodkapje zoekt het groepje iemand die de wolf spelen wil, de grootmoeder,<br />
Roodkapje zelf, het mandje met lekkers, een bloem (die dan geplukt wordt en<br />
‘au’ zegt)…<br />
De personages en voorwerpen nemen een plaats in en gaan aan het spelen: ze<br />
bewegen en spreken. Het spelmoment duurt slechts enkele minuten. Daarna<br />
bevriezen de spelers tot een sprookjesschilderij. De toeschouwers proberen te<br />
achterhalen welk sprookje wordt uitgebeeld.<br />
Muzische Vorming - Drama - 3.6 en 3.2<br />
Bibliografie<br />
De puike postbode, of Briefgeheimpjes, Janet Ahlberg, Allan Ahlberg en Ernst van Altena (bew.),<br />
Gottmer, 1997<br />
Grimm: volledige uitgave van de 200 sprookjes verzameld door de gebroeders Grimm, Jacob Grimm,<br />
Wilhelm Grimm en Charlotte Dematons (ill.). Lemniscaat, 2008<br />
Leesbeesten en boekenfeesten: hoe werken (met) kinder- en jeugdboeken? Jan van Coillie, Davidsfonds/<br />
Infodok, 1999<br />
Wand of youth suites, Edward Elgar (componist), James Judd (dirigent) en New Zealand Symphony<br />
Orchestra (uitvoerder), Naxos, 2004 [cd]<br />
www.kennisnet.nl/cpb/po/kids/thema/tips/<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – vierde en vijfde leerjaar |
Lestip 5<br />
Sebastiaan Duister<br />
Sebastiaan Duister<br />
Philip Caveney<br />
Pimento, 2007<br />
Over het boek<br />
Sebastiaan Duister, half mens, half elf, is op weg naar het verre Keladon waar<br />
hij hofnar hoopt te worden bij koning Septimus. Maar er is een probleem:<br />
Sebastiaan erfde het humoristische talent van zijn vader niet. Bijgevolg vindt<br />
niemand hem grappig. Zijn zeurderige, klagende en cynische buffaloop Max<br />
laat het dan ook niet na hem daarop te wijzen. Tijdens hun tocht naar Keladon<br />
ontmoeten ze de kleine maar moedige krijger Cornelius en de o-zoknappe<br />
en bijzonder verwaande prinses Karijn. Samen maken ze heel wat<br />
avonturen mee.<br />
Een grappig en spannend boek dat je vaak hardop aan het lachen brengt.<br />
Aan de slag<br />
Aanzet<br />
Laat iedereen tegen een afgesproken dag een verhaal(fragment), een strip of<br />
een mopje meebrengen dat ze erg grappig vinden. Deel gekleurde kartonnetjes<br />
en papierklemmen uit. Iedere leerling geeft op het stukje karton argumenten<br />
waarom wat hij of zij meebracht zo grappig is en probeert medeleerlingen<br />
nieuwsgierig te maken met die argumenten. Het kartonnetje hangen<br />
ze aan het verhaal, de strip, het mopje…<br />
Nederlands - Schrijven - 4.4<br />
Maak een hoek vrij in de klas voor de grappige verhalen, strips, mopjes… en<br />
zoek een aantrekkelijke naam voor deze hoek. Om op dreef te komen, mogen<br />
een aantal vrijwilligers hun ‘grapje’ op een originele manier voorstellen aan<br />
de klas.<br />
Lees daarna de eerste zeven regels van het boek voor tot en met ‘prins der<br />
dwazen’. Zo luidt de bijnaam van Sebastiaan omdat hij hofnar is, maar er niks<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – vierde en vijfde leerjaar
van bakt. Laat je leerlingen nadenken over een bijnaam voor zichzelf, die<br />
beeldrijk is en iets over hun karakter onthult.<br />
Geef hen een paginabreed stukje karton van ongeveer zes centimeter lang.<br />
Laat het hen dubbelvouwen, zodat je een naamkaartje krijgt. Bovenaan, in het<br />
midden, schrijven ze hun echte naam in drukletters. Daaronder schrijven ze<br />
hun bijnaam. Dat naamkaartje zetten ze in de ‘grappige boekenhoek’ bij hun<br />
persoonlijke grappige verhaal, mopje…<br />
Wereldoriëntatie - Mens - 3.1<br />
Nederlands - Schrijven - 4.7<br />
Verwerkingsactiviteiten<br />
Lees het eerste hoofdstuk tot ... ‘gewoon een kwestie van tijd’ (p.15).<br />
- Is het talent om moppen te vertellen iets waarmee je geboren wordt of is<br />
het iets dat je kan leren?<br />
- Hoeveel manieren kennen jullie om grappig te zijn?<br />
- Helpt publiek om grappig te kunnen zijn of maakt dat het moppen vertellen<br />
net moeilijker?<br />
f a n t a s i e (s)t a a lt j e<br />
Auteurs van fantasieverhalen zijn vaak erg goed in het spelen met taal (al is uiteraard<br />
dat niet exclusief het terrein van fantasy auteurs). Ze draaien hun hand<br />
niet om voor woordspelingen, klankspel, originele beelden, nieuwe woorden<br />
en suggestieve beschrijvingen.<br />
Lees het derde en het vierde hoofdstuk helemaal voor. Vraag de leerlingen<br />
daarna waarom dit volgens hen een fantasieverhaal is. Bewijzen halen ze uit de<br />
tekst, jij noteert ze op een groot vel papier. De informatie wordt verderop nog<br />
gebruikt.<br />
Plaats hun suggesties in verschillende kolommen. Voorzie een kolom voor<br />
‘woordspelingen’, ‘klankspel’, ‘originele beelden’, ‘nieuwe woorden’ en ‘suggestieve<br />
beschrijvingen.’ Je vult de titels (‘woordspelingen’ etc.) evenwel<br />
niet op voorhand in: je zoekt achteraf samen met de leerlingen het verband<br />
tussen de suggesties per kolom. Misschien vinden je leerlingen nog andere<br />
bewijzen van fantasietaal die nog extra kolommen vragen. Naast de taal is<br />
er immers ook vaak de strijd tussen goed en kwaad, een onbestaande tijd of<br />
plek, bijzondere personages… (naar: Leesbeesten en boekenfeesten, cf. Bibliografie).<br />
Maak van de ontdekte fantasie(s)taaltjes een mooi overzicht. Geef duidelijk<br />
aan welke fantasie-elementen jullie kennen en som ze op. Een fijn idee is<br />
om elk element op een gekleurd blad papier te zetten en daar eventueel een<br />
regenboog mee te maken. Elk papier heeft afscheurbare strookjes. Herkennen<br />
je leerlingen een fantasie-element in een boek? Dan steken ze een strookje in<br />
het boek bij de betreffende passage. In een boek kunnen na verloop van tijd<br />
verschillende strookjes zitten. Nieuwsgierige klasgenootjes kunnen zo ont-<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – vierde en vijfde leerjaar |
dekken welke diverse fantasie(s)taaltjes je in boeken terugvinden kan.<br />
Nederlands - Taalbeschouwing - 6.2<br />
g ro e p s w e r k<br />
Verdeel de klas in groepjes. Geef elk groepje een kopie van het derde en vierde<br />
hoofdstuk. Elk groepje krijgt een andere opdracht om de hoofdstukken te<br />
verwerken. Zorg voor extra hulp om de verschillende groepjes te begeleiden.<br />
f a n ta s i e d i e r e n<br />
Max de buffaloop is een fantasiedier dat verzonnen is door de auteur, Philip<br />
Caveney. Laat leerlingen die hun fantasie kwijt kunnen in dieren ook een<br />
fantasiewezen bedenken en dat zo concreet mogelijk invullen. Laat hen een<br />
soortnaam (zo<strong>als</strong> buffaloop) bedenken, een roepnaam (Max) en een beschrijving<br />
van hoe het dier eruit ziet. Daarna brengen ze hun fantasiedieren tot<br />
leven door ze te knutselen of te tekenen. Bezorg hen een waaier aan knutsel-<br />
en recyclagemateriaal waarmee ze hun nieuwe dierenvriend kunnen<br />
uitbeelden.<br />
Na het knutselmoment komt het karakter van dier aan bod:<br />
- Had je voor het knutselen of tekenen al bepaalde karaktereigenschappen<br />
voor je dier in gedachten?<br />
- Zijn bepaalde karaktertrekjes veranderd nu je het dier geknutseld of getekend<br />
voor je ziet?<br />
- Kan je dier spreken? Hoe klinkt dat dan?<br />
- Wat eet of drinkt jouw dier (niet)?<br />
- Waar houdt jouw dier zich de hele dag mee bezig?<br />
- Wat doet jouw dier graag? Wat niet?<br />
Sommige leerlingen zullen graag voor de hele klas vertellen over hun fantasiedier.<br />
Voor anderen is het fijner om de dieren tentoon te stellen op een<br />
gepaste plek in de klas. Op die plek kunnen ze klasgenootjes op een meer<br />
informele manier vertellen over hun dier.<br />
Muzische Vorming - Beeld - 1.6<br />
v e rt e lt h e at e r of ve r t e l p a n t o m i m e<br />
Verschillende scènes in derde en vierde hoofdstuk zie je zo voor je gebeuren:<br />
het ideale uitgangspunt voor theater met of zonder woorden. Kies een passage<br />
uit een van beide hoofdstukken. Onder begeleiding herschrijven leerlingen de<br />
passage tot een dialoog of een verteltekst. Laat hen de passage eerst grondig<br />
lezen. Daarna spelen ze de tekst bij wijze van experiment. De zinnen die ze in<br />
hun spel gebruiken kunnen ze op papier zetten. Na de klassikale oefening kunnen<br />
ze in groepjes verder werken aan de tekst ter voorbereiding op een stukje<br />
verteltheater of vertelpantomime (cf. lestips bij Een Midzomernachtsdroom).<br />
Bij verteltheater is er een verteller en brengen de personages zo nu en dan een<br />
stukje dialoog. Als leerkracht zorg je ervoor dat het gekozen fragment niet te<br />
lang is. Bewaak het herschrijven: stimuleer hen om korte zinnen te gebruiken.<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – vierde en vijfde leerjaar
Bij vertelpantomime is het uitgangspunt hetzelfde. Je kiest een fragment met<br />
veel (uit)beeldtaal. Eén verteller vertelt en de anderen beelden uit wat verteld<br />
wordt. Dialogen moeten ze dus herschrijven naar verteltekst. Misschien wil<br />
iemand wel de javralat zijn?<br />
Muzische Vorming - Drama - 3.6<br />
r e i s b r o c h u r e<br />
In het derde en vierde hoofdstuk worden drie plaatsnamen genoemd waar de<br />
auteur maar een klein beetje uitleg bij geeft: Keladon, Golmira en Tannis. Deze<br />
klinkende namen kunnen de fantasie van de leerlingen uitstekend stimuleren:<br />
Wat zou er te beleven zijn in deze drie plaatsen?<br />
Laat de leerlingen bladeren in reisbrochures om inspiratie op te doen. Laat<br />
hen één bestemming uitkiezen waarover ze in eerste instantie naar hartenlust<br />
mogen brainstormen. Verzamel een aantal reisbrochures en sta samen stil bij<br />
de structuur die een reisbrochure heeft: Komen er foto’s of tekeningen in hun<br />
brochure? Welke munt wordt vermeld in de prijslijsten?<br />
Leren leren - 2<br />
i n t e rv i e w<br />
Leerlingen met journalistieke ambities kunnen een interview verzinnen met<br />
een personage uit het derde of vierde hoofdstuk: Sebastiaan, Max, Cornelius…<br />
Het interview moet eerst grondig worden voorbereid op papier: Wat willen ze<br />
te weten komen over de personages? Een antwoord fantaseren ze er achteraf<br />
zelf bij. Als het interview uitgetikt en geprint is, kunnen ze een tijdschrift uitzoeken<br />
en hun interview over een bestaand interview kleven. Ook de cover<br />
en de inhoudstafel passen ze subtiel aan.<br />
Willen ze een foto van de geïnterviewde dan verkleden ze zich of knutselen<br />
ze iets om het resultaat achteraf digitaal vast te leggen. De grootte van de foto<br />
kunnen ze achteraf bijwerken.<br />
Nederlands - Schrijven - 4.4<br />
r e c e p t e n<br />
Hoe smaakt elfenkoffie? Wat moet er zeker in en wat zeker niet? Met welke<br />
ingrediënten komt javralat aan het spit helemaal tot zijn recht? Moeten de hoeveelheden<br />
precies zijn? Of volstaat een ‘handjevol van dit’ en een ‘handjevol<br />
van dat’ zo<strong>als</strong> bij de tv-kok Jamie Oliver?<br />
Bekijk samen een kookprogramma op dvd of video en een aantal kookboeken<br />
(cf. Bibliografie): Hoe ziet de indeling van een kookboek eruit? Hoe<br />
vinden ze snel terug welke ingrediënten en welk materiaal ze nodig hebben?<br />
Zien ze hoe de handelingen stap voor stap beschreven worden?<br />
Maak een klein receptenboekje <strong>als</strong> bijlage bij Sebastiaan Duister: krijgt het recept<br />
om ‘enorme windstoten te kunnen laten ontsnappen’ een plaatsje in het<br />
receptenboekje of toch maar liever niet? Laat de leerlingen de voorstelling van<br />
het receptenboekje opluisteren met aangepaste drankjes en hapjes.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – vierde en vijfde leerjaar | 3
t o o n m o m e n t<br />
Voorzie voldoende ruimte - en eventueel extra publiek - en geef de leerlingen<br />
die graag tonen wat ze voorbereid hebben de kans om hun ding voor een<br />
groep te brengen.<br />
Leren leren - 2<br />
En verder<br />
Een nieuwe cover<br />
Laat je leerlingen in groepjes een nieuwe cover maken voor dit boek. Ze kunnen<br />
bestaande elementen toevoegen aan de huidige cover, maar ze mogen net<br />
zo goed een volledig nieuwe cover verzinnen. Laat hen experimenteren met<br />
prenten, foto’s en verschillende soorten papier(kwaliteit). Vaak zijn illustraties<br />
in boeken en de covers handwerk dat nadien gescand wordt. Daardoor lijkt<br />
het soms <strong>als</strong>of het op de computer gemaakt is. Extra fijn wordt het <strong>als</strong> er zich<br />
onder vaders, moeders, broers of zussen een talentvolle graficus of IT’er bevindt<br />
die je leerlingen wil inwijden in een grafisch computerprogramma.<br />
Muzische Vorming - Beeld - 1.6<br />
Bibliografie<br />
Bij ons is alles lekker, Angela Prins, Lemniscaat, 2004<br />
Het grote griezelkookboek, Roald Dahl, De Fontein, 2007<br />
Jamie: de basis van het koken, Jamie Oliver, Kosmos-Z&K, 2002<br />
Koken = wetenschap, Christine Keil en Bernhardt Link, Standaard, 2008<br />
Spaghetti met een schaar, Rianne Buis, Ploegsma, 2004<br />
Leesbeesten en boekenfeesten: hoe werken (met) kinder- en jeugdboeken? Jan van Coillie. Davidsfonds/<br />
Infodok, 1999<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – vierde en vijfde leerjaar
Lestip 6<br />
Wist je dat mijn broer breekbaar is?<br />
Wist je dat mijn broer breekbaar is? En mijn moeder Amerikaanse is en mijn<br />
vader niet kan horen en mijn jongste broer hoogbegaafd is en ik aan geheugenverlies<br />
lijd?<br />
Mikaël Ollivier<br />
Lannoo, 2005<br />
Over het boek<br />
Marie van tien – die zich om een imagoprobleem te voorkomen Daphne van<br />
elf noemt – verhuist met haar familie van het platteland naar een buitenwijk<br />
van Parijs. Ze fantaseert zich een spannend leven bij elkaar terwijl ze al haar<br />
nieuwe buren een bezoekje brengt. Haar eigen leugens gaan een eigen leven<br />
leiden en botsen hier en daar zelfs tegen die van anderen.<br />
Een dun en hilarisch boek met herkenbare situaties waarover we wel graag<br />
lezen maar liefst zelf niet in verzeild geraken.<br />
Aan de slag<br />
Aanzet<br />
Lees de achterflaptekst voor. Teken een lange lijn op het bord of op een stuk<br />
papier. Aan de ene kant schrijf je ‘waarheid’, aan de andere kant ‘leugen’. Zoek<br />
samen met je leerlingen de nuances tussen deze twee begrippen. Vraag hen of<br />
‘een verzinsel’, ‘een leugentje om bestwil’, ‘een misverstand’, ‘een herformulering’…<br />
simpelweg leugens zijn of toch dichter bij de waarheid aanleunen.<br />
Vraag hen ook naar alle mogelijke onderlinge verschillen tussen al deze begrippen.<br />
Laat hen ook voorbeelden geven van de begrippen: Gebruiken ze<br />
voorbeelden van zichzelf of van andere mensen? Waarom?<br />
Wereldoriëntatie - Mens - 3.1<br />
Verwerkingsactiviteiten<br />
v e rt e l p e r s p e c t i e v e n<br />
Lees een aantal titels van hoofdstukken voor, te beginnen met ‘24 augustus’:<br />
- Hoe stel je je het boek voor nu je de titels gehoord hebt?<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – vierde en vijfde leerjaar |
- Stel dat je de opdracht kreeg om een boek te schrijven met data <strong>als</strong> hoofdstuktitels,<br />
hoe zou je dat aanpakken?<br />
Zorg dat je een stapel boeken uit de schoolbibliotheek bij de hand hebt, of<br />
vraag hen op voorhand om een boek mee te brengen dat ze recent gelezen<br />
hebben. Leg in je eigen woorden de verschillende vertelperspectieven uit (cf.<br />
onderstaand citaat).<br />
‘De alwetende verteller: deze verteller speelt zelf geen rol in het verhaal. Hij<br />
staat boven het verhaal en vertelt over de personages in de hij- of zij-vorm.<br />
De verteller weet van alle personages wat ze zien, horen, denken en voelen.<br />
Hij weet ook meer dan zijn personages: wat er eerder is gebeurd, wat er tegelijkertijd<br />
op andere plaatsen gebeurt en hoe het verhaal verder gaat. In sommige<br />
verhalen spreekt de verteller zelfs de lezer toe of geeft hij commentaar<br />
of uitleg.<br />
De ik-verteller: de verteller is een ik-figuur die <strong>als</strong> personage meespeelt in<br />
het verhaal. De lezer ziet alles wat er gebeurt door zijn of haar ogen en weet<br />
wat hij/zij denkt en voelt. Je leert dus dat personage goed kennen en je<br />
leeft dan meestal eenvoudig met hem of haar mee. Van de andere personages<br />
weet je alleen wat de ik-figuur over hen vertelt. Van hun innerlijk weet je<br />
niets. De lezer krijgt hierdoor wel een subjectieve kijk op het verhaal. Of<br />
het beeld dat de ik-figuur van de anderen en zichzelf schetst juist is weet je<br />
nooit. En je moet ook maar aannemen dat de beschrijving van de gebeurtenissen<br />
klopt.<br />
De hij/zij-verteller: de lezer neemt het verloop van de gebeurtenissen en de<br />
beschrijvingen van de personages waar door de ogen van één van de personages<br />
in het verhaal. Het lijkt dus op het ik-verhaal maar het grote verschil is dat<br />
het in de hij- of zij-vorm staat. Er is dus eigenlijk wel een verteller maar de<br />
lezer merkt dat niet, omdat je ook hier te maken hebt met de subjectieve kijk<br />
van die ene figuur op de wereld om hem heen. Je kent haar of zijn gevoelens<br />
en gedachten, maar niet die van de andere figuren van het verhaal. En <strong>als</strong> je<br />
iets van de anderen te weten komt, moet je maar aannemen dat dit ook klopt.’<br />
(uit: Leeskracht!, p. 43-44, cf. Bibliografie)<br />
Vraag hen daarna opnieuw welk vertelperspectief het best zou aansluiten bij<br />
een boek met data <strong>als</strong> hoofdstuktitels. Lees pagina’s 15 tot en met 20 voor<br />
(vanaf ‘Eetkamer van de Delauniers’): Welk vertelperspectieven worden hier<br />
gebruikt?<br />
Laat hen even de verschillende vertelperspectieven nagaan in hun boek.<br />
Bevestig drie grote vellen papier op een plaats in de klas die de leerlingen<br />
uitnodigt om zelf aanvullingen te gaan maken. Op elk van de vellen papier<br />
neem je de bovenstaande tekst of je eigen tekst over van één van de vertelperspectieven.<br />
De leerlingen krijgen tijdens de <strong>Jeugdboekenweek</strong> of de rest van<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – vierde en vijfde leerjaar
het schooljaar de kans om elk boek dat ze gelezen hebben onder te brengen<br />
bij het juiste vertelperspectief of de juiste vertelperspectieven <strong>als</strong> het verhaal<br />
meerdere soorten vertellers bevat.<br />
Nederlands - Taalbeschouwing - 6.2<br />
b r e i n s t o r m i n g<br />
Lees de tekst voor onder het hoofdstuk ‘24 augustus’:<br />
Om de pil te vergulden hebben papa en mama gezegd dat papa veel geld zal<br />
verdienen met zijn nieuwe baan. Het is een ‘belangrijke promotie’ en een ‘niet<br />
te missen kans’ en een ‘uitdaging’. Sindsdien heeft papa een mobieltje dat elk<br />
weekend rinkelt en hij heeft zijn woordenschat uitgebreid met ‘biznesplen’,<br />
‘breinstorming’ en ‘tiemspiriet’. (p. 8)<br />
Hou een nabespreking:<br />
- Wat betekent de uitdrukking ‘om de pil te vergulden’?<br />
- ‘Belangrijke promotie’ en ‘niet te missen kans’ en ‘uitdaging’ staan tussen<br />
haakjes in dit fragment. Waarom? Wat wil de auteur daarmee duidelijk maken?<br />
- Biznesplen, breinstorming en tiemspiriet zijn woorden uit het Engels die mensen<br />
in bedrijven gemakkelijk in de mond nemen waar ook ter wereld. Gebruiken<br />
jouw ouders, ooms, tantes…ook termen uit een andere taal <strong>als</strong> ze<br />
over hun werk vertellen?<br />
- Welke woorden in je dagelijkse leven heb je zelf overgenomen uit het Engels?<br />
Bestaat er een alternatief in het Nederlands? Indien niet, welk Nederlands<br />
woord zou je dan verzinnen?<br />
Levert dit klasgesprek veel Engelse woorden en Nederlandse alternatieven op,<br />
al dan niet verzonnen, leg dan een Ingeburgerde Engelse Woorden-lijst of Fantasiewoordenboek<br />
aan. Hou de boeken ‘levend’: zorg ervoor dat ze nieuwe vondsten<br />
kunnen toevoegen. Dat kan door het boek op computer te maken, maar net<br />
zo goed door een papieren versie te maken met per letter voldoende ruimte<br />
om nieuwe woorden te noteren.<br />
Nederlands - Taalbeschouwing - 6.2<br />
e r b i j ho r e n<br />
Ga in op volgend citaat: ‘Op slag krijg ik een knoop in mijn maag. Wat voor<br />
indruk zal ik wekken bij mensen die net zo vaak naar Amerika gaan <strong>als</strong> ik<br />
naar de kapper? (p. 12)’<br />
- Wat heeft er jou ooit toe aangezet om een leugentje te vertellen?<br />
- Heeft liegen altijd te maken met een vorm van ‘erbij willen horen’?<br />
- Hoe belangrijk is het om ‘erbij te horen’?<br />
- Wat voel je <strong>als</strong> je bang bent er niet bij te zullen horen?<br />
- Kennen jullie mensen die er heel bewust voor kiezen nergens bij te horen<br />
en daar heel gelukkig mee zijn?<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – vierde en vijfde leerjaar |
- Zijn er nog andere redenen om te liegen, behalve om ergens bij te horen?<br />
Wereldoriëntatie - Mens - 3.1<br />
s c h r i j f o p d r a c h t<br />
Lees daarna het hoofdstuk ‘30 augustus’ voor van pagina 45 tot en met het<br />
dagboekfragment op pagina 51. In dit fragment zitten verschillende vertelvormen<br />
verwerkt (een stukje beschrijving vanuit de ik-verteller, een brief en<br />
een dagboekfragment): Waarom zou de auteur die verschillende vertelvormen<br />
gebruiken?<br />
Nederlands - Taalbeschouwing - 6.2<br />
Om aan de slag te gaan met verschillende vertelvormen kan je de leerlingen<br />
de opdracht geven om drie dagen lang elke dag iets over zichzelf in de<br />
ik-vorm te schrijven. De datum van de dag is meteen de titel van het stukje.<br />
Daarnaast gebruiken ze ook minstens één andere vertelvorm. Zo zou iemand<br />
een stukje kunnen schrijven waarin hij vertelt hoe hij een nieuwe taart leerde<br />
bakken en tegelijkertijd er een recept aan kunnen toevoegen met persoonlijke<br />
opmerkingen. Iemand anders kan in de ik-vorm een verslag van een voetbaltraining<br />
geven en er een spelersopstelling met commentaar aan toevoegen.<br />
Leerlingen die minder makkelijk schrijven geef je een kopie van het laatste<br />
fragment zonder de brief en het dagboek. Kies samen met hen daaruit een<br />
kort fragmentje op maat uit dat ze herschrijven vanuit de alwetende verteller.<br />
Je kan er ook voor kiezen om leerlingen die het moeilijk hebben met schrijven<br />
de opdracht mondeling te laten uitvoeren, eventueel ingesproken op cassette.<br />
Trek voldoende tijd uit voor de bespreking:<br />
- Was dit een makkelijke of moeilijke opdracht? Waarom?<br />
- Wat heb je bijgeleerd over schrijven?<br />
Nederlands - Schrijven - 4.4<br />
En verder<br />
De titel<br />
Wist je dat mijn broer breekbaar is? En mijn moeder Amerikaanse is en mijn vader<br />
niet kan horen en mijn jongste broer hoogbegaafd is en ik aan geheugenverlies lijd? is<br />
een erg lange titel.<br />
- Hoe belangrijk is een titel voor een boek? Moet je er veel kunnen uit afleiden<br />
of moet een titel mysterieus zijn?<br />
- Ken je nog boeken met een lange titel?<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – vierde en vijfde leerjaar
- Wat vind je van deze titel? Vind je de titel de beste keuze voor dit boek?<br />
- Welke titel zou je zelf aan dit boek geven?<br />
- Is er een titel van een bestaand boek of een bestaande film die goed bij dit<br />
boek zou passen?<br />
Nederlands - Taalbeschouwing - 6.2<br />
Waar gebeurd! Waar gebeurd?<br />
Maak groepjes van drie. Laat de leerlingen elkaar een straf waar gebeurd<br />
verhaal vertellen. Uit de drie verhalen kiezen ze er één waarvan ze zich alle<br />
details goed kunnen inprenten. De eerste leerling vertelt het verhaal zo<strong>als</strong> het<br />
gebeurd is, de tweede leerling overdrijft en de derde leerling gaat er helemaal<br />
over zodat het oorspronkelijke verhaal bijna onherkenbaar wordt.<br />
Nederlands - Spreken - 2.7<br />
Nederlands - Taalbeschouwing - 6.2<br />
Talent - liegen<br />
Daphne is in het boek nogal in de wolken over haar talent om leugens te vertellen.<br />
Laat elke leerling zoeken naar een leugen die hij of zij ooit zelf verteld heeft.<br />
- Klonk je leugen geloofwaardig?<br />
- Had je spijt toen je je leugen vertelde? Of had je er plezier in?<br />
- Klonk het <strong>als</strong> een slecht verzonnen verhaal? Of klonk het zo goed dat je er<br />
zelf in ging geloven?<br />
- Waarom koos je op een bepaald ogenblik voor een leugen?<br />
Wereldoriëntatie - Mens - 3.1<br />
Verwante titel<br />
Als ik niet toevallig de waarheid gezegd had, Ingelin Angerborn, Lannoo, 2007<br />
Bibliografie<br />
Leeskracht! Gids voor literaire competentie op school, Toin Duijx (eindred.) en Marc Van Bavel<br />
(comp.) (et al.), Davidsfonds/Infodok, 2003<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – vierde en vijfde leerjaar |
6 e leerjaar<br />
De uitvinding van Hugo Cabret, Brian Selznick, Mynx, 2007<br />
Het zwarte geheimenboek, Fiona Higgins, Querido, 2007<br />
Linus, Mieke Versyp, Sabien Clement (ill.) en Pieter Gaudesaboos (ill.),<br />
Lannoo, 2007<br />
Raven’s gate, Anthony Horowitz, Clavis, 2007<br />
Rijmen en verzen, Roald Dahl en div. ill., Rubenstein, 2007<br />
Tobie Lolness: op de vlucht, Timothée de Fombelle en François Place (ill.),<br />
Querido, 2008<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – zesde leerjaar |
Lestip 1<br />
De uitvinding van Hugo Cabret<br />
De uitvinding van Hugo Cabret<br />
Brian Selznick<br />
Mynx, 2007<br />
Over het boek<br />
Hugo Cabret, een twaalfjarige jongen, woont in een verborgen ruimte van<br />
een druk station in Parijs in de jaren ‘30. Daar zorgt hij voor de klokken. Ondertussen<br />
bouwt hij aan een geheimzinnige machine. Daarvoor steelt hij wel<br />
eens wat speelgoedmaterialen van Georges, een oudere man die een winkeltje<br />
uitbaat in hetzelfde station. Hugo raakt bevriend met Isabelle, een meisje dat<br />
bij Georges inwoont. Samen ontrafelen ze het geheim van de machine.<br />
Deze ode aan de eerste filmmakers is gebaseerd op waargebeurde personen<br />
en feiten. De knappe lay-out en de mooie stripachtige tekeningen maken van<br />
dit verhaal een sfeervol, nostalgisch en uiterst origineel boek. Het is <strong>als</strong> het<br />
ware een stomme film in boekvorm met realistische zwart-wittekeningen die<br />
het verhaal geregeld overnemen. Je leert in dit boek flink wat bij over de geschiedenis<br />
van de film: het is gebaseerd op het leven van Georges Méliès, die<br />
na een succesvolle carrière totaal geruïneerd raakte en samen met zijn vrouw<br />
– noodgedwongen - een tijdje werkte in een stationskiosk. Achteraf werd hij<br />
gelukkig in ere hersteld.<br />
Aan de slag<br />
Aanzet<br />
Op de dag dat je start met het boek hang je goed zichtbaar een klein sleuteltje<br />
met een koordje om je nek. Als de leerlingen daarnaar vragen zeg je dat het<br />
een gestolen sleutel is die later goed van pas kan komen bij het oplossen van<br />
een geheim. Verder ga je er niet op in.<br />
Je toont de cover van het boek en laat een leerling de titel lezen.<br />
- Over welke uitvinding zou het gaan in dit boek?<br />
- Wat voor soort boek verwacht je dat het zal zijn?<br />
- Vind je de cover mooi? Waarom (niet)?<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – zesde leerjaar
Zeg meteen dat het boek ontzettend dik lijkt, maar dat het voor bijna de<br />
helft uit tekeningen bestaat. Hang vijf gekopieerde tekeningen uit het boek<br />
in willekeurige volgorde aan het bord: pagina’s 54-55 (Hugo kijkt van achter<br />
zijn klok naar de speelgoedkraam van papa Georges), pagina’s 120-121<br />
(Hugo zit in zijn kamer en kijkt naar de automaton), pagina’s 220-221<br />
(Isabelle valt en de sleutel om haar nek wordt zichtbaar), pagina’s 346-347<br />
(Hugo staat voor het gebouw van de ‘académie du cinéma français’) en pagina’s<br />
450-451 (Hugo vlucht terwijl de stationschef in de achtergrond de<br />
ladder afkomt).<br />
Bespreek de tekeningen en peil naar de verwachtingen van de leerlingen:<br />
- Welke personages zie je op de tekeningen?<br />
- Op welke plaatsen spelen de getekende scènes zich af?<br />
- Wat vind je van de tekenstijl? Vind je de tekeningen mooi? Waarom (niet)?<br />
- Geven de tekeningen meer informatie over het inhoud van het boek?<br />
- Wat kom je zoal te weten door aandachtig te kijken?<br />
- In welke volgorde zouden de tekeningen voorkomen in het verhaal?<br />
- Hoe kunnen we nog meer te weten komen over de inhoud van het boek,<br />
zonder het echt te lezen?<br />
Nederlands - 2 Spreken - 2.5<br />
Lees de achterflaptekst voor. Die geeft meteen al heel wat prijs over de inhoud<br />
van het boek. Geef de leerlingen de opdracht dat ze aandachtig moeten<br />
luisteren, maar vooral ook kijken, terwijl je de eerste 72 pagina’s voorleest.<br />
Zorg ervoor dat iedereen de tekeningen goed kan zien. Zij vertellen immers<br />
het grootste stuk van het verhaal. Lees de korte inleiding en het eerste hoofdstuk<br />
van deel één (De dief) tot en met pagina 71. Bespreek:<br />
- Wat vond je van het eerste hoofdstuk? Was het spannend, grappig…?<br />
- Wat stond er in het notitieboekje? Wat voor tekeningen waren het?<br />
- Waarom was het volgens jullie zo belangrijk voor Hugo om het boekje te<br />
houden?<br />
- Zal hij het boekje ooit terugkrijgen? Hoe zou hij dat aanpakken, denk je?<br />
Nederlands - 1 Luisteren - 1.9<br />
Nederlands - 2 Spreken - 2.5<br />
Verwerkingsactiviteiten<br />
Een van de belangrijke thema’s in De uitvinding van Hugo Cabret is het ontstaan<br />
van de film. Een aantal voorlopers hiervan zijn de phenakistiscoop, de<br />
thaumatroop, de zootroop en de folioscoop. Kies één of meer van de volgende<br />
animaties die je de leerlingen laat maken. Om tijd te besparen tijdens de voorbereidingen<br />
kan je vooraf de werkbladen van de verschillende animaties printen.<br />
Die vind je bijvoorbeeld op de website van het Nederlands Instituut voor<br />
Animatiefilm (http://www.niaf.nl, kies links bovenaan voor ‘het niaf’ en ga<br />
dan naar ‘educatie’). Ook Technopolis geeft enkele tips om te experimenteren<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – zesde leerjaar | 3
met illusies (www.technopolis.be, klik bovenaan op ‘experimenteer’, kijk dan<br />
bij ‘experimenteer thuis’ en kies voor ‘illusies’).<br />
p h e n a k i s t i s c o o p<br />
De leerlingen tekenen op een stuk wit karton een cirkel met een straal van 10<br />
cm. Ze verdelen de cirkel in acht gelijke delen en tekenen in elk deel gleuven<br />
van 0,5 x 4 cm. Ze bedenken daarna een beweging, die heel goed te herhalen<br />
is: een lopend mannetje of een stuiterende bal. Op de tekeningen verdelen ze<br />
nu die beweging in tien kleine stapjes (bewegingsfasen). Ze zorgen ervoor dat<br />
de eerste tekening weer aansluit op de laatste. De verschillen tussen de tekeningen<br />
zijn best niet te groot. Ze knippen de cirkel uit, knippen er gleuven<br />
in en bevestigen hem met een duimspijker op een stokje. Ze gaan nu voor de<br />
spiegel staan, draaien de phenakistiscoop rond en kijken door de gleuven naar<br />
de spiegel. Het effect is verrassend.<br />
t h a u m a t r o o p<br />
De leerlingen tekenen twee cirkels op een stuk wit karton, knippen ze uit en<br />
tekenen op elke zijde een deel van het geheel, bijvoorbeeld een vis op de ene<br />
kant en een kom op de andere zijde. Ze lijmen beide kanten tegen elkaar nadat<br />
er eerst een dun stokje tussen werd gelegd. Ze laten daarna het stokje snel<br />
draaien tussen duim en wijsvinger. De vis zal zwemmen in de kom omdat het<br />
netvlies het beeld van de vis even vasthoudt. Het lijkt wel een wonderschijf!<br />
Probeer ook een vogel in een kooi, een wolk en regen of een zon en een gezicht.<br />
z o o t r o o p<br />
De leerlingen knippen een strook zwart karton uit van 30 x 66 cm. Ze knippen<br />
elf gleuven uit van 1 x 7 cm op gelijke afstanden van elkaar. Ze verdelen<br />
een strook wit karton van 7 x 66 cm in elf gelijke vakjes. Ze splitsen nu één<br />
beweging in elf tekeningen op, één per vakje. In het eerste en elfde vakje<br />
moeten de tekeningen op dezelfde plaats staan. Ze lijmen het witte karton<br />
daarna met de rugzijde op het zwarte karton. Dan lijmen ze de uiteinden<br />
van het zwarte karton op elkaar en verkrijgen ze een soort trommel. Om de<br />
animatie te bekijken moet je de trommel in het midden ergens op bevestigen.<br />
Dat kan bijvoorbeeld een stok zijn met daarin een spijker of punaise, maar je<br />
kan de trommel ook op de draaischijf van een oude pick-up plaatsen of een<br />
draaiende schijf nemen die in de keuken of aan tafel wordt gebruikt. De leerlingen<br />
draaien de (wonder) trommel rond en kijken door de gleuven naar de<br />
animatie aan de binnenkant.<br />
f o l i o s c o o p<br />
De leerlingen knippen een aantal velletjes tekenpapier van 10 x 7 cm uit en<br />
nummeren ze. Ze tekenen nu een figuurtje op de velletjes en laten elke tekening<br />
een beetje verschillen van de vorige. Ze kiezen bijvoorbeeld voor een<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – zesde leerjaar
mannetje dat iets weggooit. Op de eerste tekeningen tekenen ze het voorwerp<br />
in de hand van het mannetje. Daarna zweeft het voorwerp in de lucht.<br />
Tekeningen moeten op dezelfde hoogte staan en zoveel mogelijk op de rechterhelft<br />
van de velletjes.<br />
De potloodtekeningen laat je overtrekken met dikke lijnen zodat de figuurtjes<br />
goed zichtbaar zijn. De leerlingen maken er een boekje van door de blaadjes<br />
aan elkaar te nieten. Als ze de bladzijden nu heel snel tussen hun duim door<br />
laten glippen, begint het figuurtje te bewegen.<br />
Probeer ook de zon die opkomt of een boom die groeit.<br />
Muzische Vorming - 1 Beeld - 1.1 en 1.5<br />
Wereldoriëntatie - 2 Technologie - 2.5 en 2.6<br />
En verder<br />
Je toont de leerlingen opnieuw de tekening (p.346-347) waarop Hugo voor<br />
de ‘académie du cinema français’ staat. Je vertelt dat hij op zoek is naar een<br />
boek over de allereerste films die ooit gemaakt werden. Je leest het fragment<br />
in het boek vanaf pagina 348 tot op het einde van het hoofdstuk (p.370), terwijl<br />
je de prenten toont.<br />
Daarna laat je de film Le Voyage dans la Lune (cf. www.archive.org/details/le_<br />
voyage_dans_la_lune) zien aan de klas. Daarin reist een groep wetenschappers<br />
naar de maan. Ze stuiten er op vreemde maanwezentjes. Een beroemde scène<br />
is de landing van de raket in het oog van de maan (cf. illustratie op p.362-363).<br />
De film duurt ongeveer acht minuten. Vooral het inschepen en de landing op<br />
de maan zijn interessant (na ongeveer 3 min). Bespreek het filmpje:<br />
- Wat zijn de grootste verschillen met onze hedendaagse films?<br />
- Kon je het verhaal goed volgen?<br />
- Welk soort film was dit volgens jullie? 1<br />
Je kan ook de allereerste film ooit gemaakt tonen: L’arrivée d’un train à la<br />
Ciotat. Geef de titel in op www.youtube.com. Het filmpje duurt maar 56 seconden.<br />
Vergelijk het filmpje met de getekende stills uit die film op pagina’s<br />
357-358 in De uitvinding van Hugo Cabret.<br />
Muzische Vorming - 5 Media - 5.1 en 5.2 en 5.5<br />
Je laat de leerlingen een tekening maken bij een fragment uit het boek. Je<br />
vraagt hen om enkel potloden te gebruiken en zoveel mogelijk te experimenteren<br />
met grijstinten. Voorzie zoveel mogelijk potloden met verschillende<br />
hardheden. Als leerlingen het moeilijk vinden om aan de opdracht te beginnen,<br />
kan je hen eerst nog enkele illustraties uit het boek tonen. De afbeeldingen<br />
vanaf pagina 426 tot 461 zijn daarvoor ideaal - ze illustreren de vlucht van<br />
Hugo.<br />
1 Het gaat om de eerste science fiction-film.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009– zesde leerjaar |
Kies voor een tekstfragment dat niet geïllustreerd wordt in het boek. Zo kunnen<br />
ze hun fantasie de vrije loop laten. Geef elke leerling ook een kopie van<br />
het fragment <strong>als</strong> geheugensteuntje tijdens het lezen.<br />
Als je de tekening achteraf opplakt en van een zwarte rand voorziet, verkrijg<br />
je hetzelfde effect <strong>als</strong> de illustraties van Selznick. Je bespreekt samen met de<br />
leerlingen de resultaten.<br />
Muzische Vorming - 1 Beeld - 1.5 en 1.6<br />
Muzische Vorming - 6 Attitudes - 6.3 en 6.4 en 6.5<br />
Websites<br />
www.archive.org/details/le_voyage_dans_la_lune<br />
www.niaf.nl<br />
www.technopolis.be<br />
www.youtube.com<br />
www.donaquichotte.nl: homepage van het Nederlandse gezelschap Dona Quichotte dat voor<br />
scholen workshops organiseert rond animatiefilms en een ‘flipboekshow’ brengt waarin onder<br />
andere de film van Méliès is opgenomen.<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – zesde leerjaar
Lestip 2<br />
Het zwarte geheimenboek<br />
Het zwarte geheimenboek<br />
Fiona Higgins<br />
Querido, 2007<br />
Over het boek<br />
In Pagus Parvus, een afgelegen duister dorp, perst Jeremias Rotter alle inwoners<br />
af. Op een dag beslissen de dorpsbewoners dat ze hun leven niet langer<br />
door angst willen laten bepalen. Dat lukt hen dankzij de komst van de geheimenpandjesbaas<br />
Joe Zabbidou en zijn zakkenrollende hulpje Ludo Flint.<br />
Dit bijzondere en spannende verhaal baadt in een sfeer van miserie, achterdocht<br />
en een strijd voor het bestaan. Een sfeervol en beeldend verhaal met<br />
een verrassend slot waarin alle puzzelstukjes netjes op hun plaats vallen.<br />
Aan de slag<br />
Aanzet<br />
Start met het gedicht ‘Geheim’ van Hans en Monique Hagen (cf. Bibliografie):<br />
‘ik heb een geheim, wil je weten wat het is, je mag drie keer raden… mis…<br />
mis…mis, het geheim zit in een doosje en het doosje dat zit dicht, niemand<br />
kan het openmaken, je raadt het altijd mis, ik heb een geheim en ik weet zelf<br />
niet wat het is’. Na het lezen hou je een kort klasgesprek over geheimen.<br />
Je kan ook starten met een zwart boek waarop in drukletters ‘top secret’ geschreven<br />
staat. In het boek plak je een van de geheimen uit Het zwarte geheimenboek,<br />
bij voorkeur een ander verhaal dan het verhaal dat je verder in de les<br />
gebruikt. Zeg dat niemand in het boek mag kijken omdat alle verhalen die<br />
er in staan uitermate geheim zijn. Enkel wie in de loop van de volgende lessen<br />
zelf een geheim opbiecht, krijgt toegang tot het boek. Start in de klas een<br />
gesprek over ‘geheimen’. Als je werkt met de Axenroos in de lessen sociale<br />
vaardigheden, kan je wellicht het lesmateriaal dat bij de uil hoort, gebruiken<br />
tijdens het volgende kringgesprek.<br />
- Heb je geheimen?<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – zesde leerjaar |
- Deel je die met iemand? Of hou je je geheimen voor jezelf?<br />
- Met hoeveel kan je een geheim delen voor het geen geheim meer wordt?<br />
- Kan je bijvoorbeeld met de klas een geheim hebben?<br />
- Waarom hou je iets geheim?<br />
- Wat gebeurt er <strong>als</strong> een geheim uitkomt? Heb je zelf al eens een geheim verklapt?<br />
- Heb je ooit al eens een geheime boodschap gekregen van iemand? Hoe was<br />
dat?<br />
- Is een geheime boodschap hetzelfde <strong>als</strong> een geheim? Kan je het verschil<br />
uitleggen? Of situaties bedenken waarin het verschil duidelijk wordt?<br />
- Wanneer mag je iets dat je gehoord of gezien hebt niet verzwijgen?<br />
- Wat betekent beroepsgeheim?<br />
Sociale Vaardigheden - 1 Relatiewijzen - 1.8<br />
Nederlands - 2 Spreken - 2.6<br />
Vraag iedere leerling om een ‘geheim, persoonlijk voorwerp’ mee te brengen<br />
tijdens een volgende les. Het voorwerp wordt voorlopig nog niet getoond<br />
aan de klas en zit verstopt, bijvoorbeeld in een geheimendoos. De<br />
leerlingen beslissen zelf of ze het geheim later zullen verklappen of tonen<br />
aan de klas.<br />
Verwerkingsactiviteiten<br />
Laat de leerlingen kennismaken met de drie belangrijke personages uit het<br />
boek: Ludo Flint, het hoofdpersonage; de geheimenpandjesbaas Joe Zabbidou<br />
en slechterik van dienst Jeremias Rotter. Dat doe je door de eerste twee<br />
hoofdstukken (p.13-20) voor te lezen. Hou een korte nabespreking:<br />
- Welke personen spelen een belangrijke rol in dit verhaal?<br />
- Wie zou het hoofdpersonage zijn?<br />
- Wie vond je meteen al sympathiek of onsympathiek? Waarom?<br />
- Vond je het fragment spannend? Hoe kwam dat?<br />
Ga verder in op het personage Joe Zabbidou, de geheimenpandjesbaas. Leg<br />
kort uit wat een ‘pandjesbaas’ is. Terwijl je het derde hoofdstuk De aankomst<br />
voorleest (p.21-24) laat je de leerlingen Joe zo nauwkeurig mogelijk tekenen.<br />
Na het lezen mogen ze hun tekeningen afwerken. Vergelijk de resultaten en<br />
geef ze een plaats in de klas. Vertel je klas daarna dat het hoog tijd is voor een<br />
eerste geheim.<br />
Muzische Vorming - 1 Beeld - 1.6<br />
In Het zwarte geheimenboek staan vijf verhalen waarin een geheim wordt opgebiecht.<br />
Rond die geheimen is het hele boek opgebouwd. Je leest het eerste<br />
geheim aan de klas voor: De bekentenis van de doodgraver (p.57-62). Schrijf de<br />
titel vooraf op het bord en peil naar de verwachtingen:<br />
- Wat is precies een doodgraver?<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – zesde leerjaar
- Zou dat een prettig beroep zijn? Waarom (niet)?<br />
- Welk geheim zou een doodgraver met zich mee kunnen dragen?<br />
Na het lezen ga je even in op de inhoud van het verhaal:<br />
- Wat was nu precies het geheim van Obadja Spade?<br />
- Wat voor iemand is de doodgraver?<br />
- Vind je zijn naam goed gekozen? Waarom (niet)?<br />
- Waarom verklapt hij zijn geheim niet aan andere mensen?<br />
- Waarom zou hij zijn geheim aan Joe en Ludo komen vertellen?<br />
De laatste vraag brengt je bij de kern van het verhaal. De dorpsbewoners<br />
vertellen hun geheim om hun hart te luchten. Joe Zabbidoe neemt het in<br />
onderpand in ruil voor wat geld. Hij koopt <strong>als</strong> het ware hun geheimen af. Zo<br />
krijgen mensen de kans om berouw te tonen en hun fouten goed te maken.<br />
Het antwoord op die laatste vraag verklap je uiteraard niet. Stimuleer in plaats<br />
daarvan hun nieuwsgierigheid. Dat kan door zelf nog enkele hoofdstukken<br />
voor te lezen: tot het achtste en negende hoofdstuk kan dat makkelijk zonder<br />
al te veel prijsgeven. Wellicht raken ze voldoende geïntrigeerd om het boek<br />
zelf te willen verder lezen.<br />
Muzische Vorming - 3 Drama - 3.3<br />
Nederlands - 2 Spreken - 2.5<br />
En verder<br />
Laat de leerlingen een geheimendoos meebrengen (cf. ‘Aanzet’) met daarin<br />
een geheim voorwerp of een geheime boodschap. De dozen verzamel je in<br />
een geheime hoek in de klas. Aan het eind van de lessenreeks rond Het zwarte<br />
geheimenboek mogen de leerlingen die willen hun geheim verklappen. Dat<br />
doen ze door het op te schrijven in het zwarte geheimenboek. Daarin kleefde<br />
je zelf al een tweede geheim uit Het zwarte geheimenboek. Het is niet de bedoeling<br />
om de verhalen voor te lezen: iedereen kan ze in het geheime klasboek<br />
bekijken. Dat geeft je meteen ook de kans om er nog meer ‘geheime informatie’<br />
of berichten in geheimtaal of code in te noteren. Stimuleer je leerlingen<br />
om er ook raadsels en rebussen in te zetten. Om inspiratie op te doen kan je<br />
hen vooraf laten lezen in Geheimtaal en Cryptodinges: geheime geschriften en raadsels<br />
ontcijferd (cf. Bibliografie).<br />
Je kan de geheimen ook gewoon laten verklappen in een kringgesprek. Elke<br />
leerling licht een tipje van de sluier op door drie tips te geven over zijn of<br />
haar geheim. Of medeleerlingen stellen vragen en de geheimbezitters mogen<br />
enkel met ja of nee antwoorden.<br />
Wereldoriëntatie - 3 Mens - 3.1 en 3.7<br />
Sociale Vaardigheden - 1 Relatiewijzen - 1.8<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – zesde leerjaar |
De titel op de cover van het boek is typografisch erg interessant en biedt kansen<br />
om creatief te schrijven. Het is een mooie combinatie van kleur, contrast<br />
en vorm. Bespreek vooraf klassikaal de cover waarbij je voldoende aandacht<br />
schenkt aan de typografie van de titel.<br />
Daarna laat je de leerlingen een fictieve titel van een boek bedenken. Dat kan<br />
eventueel een boek zijn over hun geheim. Wie het geheim niet verklappen<br />
wil, kan mysterieus blijven.<br />
Laat de titel vormgeven op papier in A4- of A5-formaat. In een volgende stap<br />
laat je hen een passende rug en een fictieve achterflaptekst bedenken. Tot slot<br />
kan je de cover op een afgevoerd boek kleven, waardoor je een nieuw boek<br />
krijgt. Dezelfde opdracht kan je ook toepassen op Tobie Lolness.<br />
Muzische vorming - 1 Beeld - 1.3 en 6<br />
Attitudes - 6.4 en 6.5<br />
Joe Zabbidou heeft een veelkleurige kikker <strong>als</strong> huisdier. Hij bewaart die in<br />
een glazen bak op de toonbank. De kikker speelt een belangrijke rol verderop<br />
in het verhaal. In Hoofdstuk 44 (‘Blad gescheurd uit Amfibieën van het zuidelijk<br />
halfrond’) krijg je een verklaring voor het gedrag van de (pijlgif)kikker. Laat<br />
leerlingen individueel of in groepjes informatie over gifkikkers bekijken (cf.<br />
Bibliografie) en geef er enkele eenvoudige opdrachtjes bij. Enkele interessante<br />
websites:<br />
- www.zoo-logics.com/reptielen/amfibieen.htm<br />
- users.telenet.be/pijlgifkikkers.be/gifkikkers.html<br />
- nl.wikipedia.org/wiki/Pijlgifkikkers<br />
- www.gifkikker.nl/Gifkikkers/tabid/53/Default.aspx<br />
Wereldoriëntatie - 1 Natuur - Levende natuur, 1.3 en 1.4 en 7 Brongebruik<br />
Verwante titels<br />
De naam van dit boek is geheim, Pseudonimus Bosch, Querido, 2008<br />
Het geheim van Villa Argo, Ulysses Moore, Bakermat, 2006 (meerdelige reeks)<br />
Bibliografie<br />
Cryptodinges: geheime geschriften en raadsels ontcijferd, Siska Goeminne, Ingrid Verbauwhede en<br />
Nanne Meulendijks (ill.), Lannoo, 2008<br />
Geheimtaal: dema gi schewerel dvangeh eimsch rifte nenver borge nscha tten, Henk Hokke, Cantecleer,<br />
2002<br />
Kikkers, Martin Schwabacher, Corona, 2005<br />
Lichtjes in je ogen, Hans en Monique Hagen, Marit Tornqvist (ill.), Querido, 2006<br />
Misschien een olifant, Hans en Monique Hagen, Marit Törnqvist (ill.), Van Goor, 1990<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – zesde leerjaar
Lestip 3<br />
Linus<br />
Linus<br />
Mieke Versyp, Sabien Clement en Pieter Gaudesaboos (ill.)<br />
Lannoo, 2007<br />
Over het boek<br />
Dit bijzondere prentenboek vertelt het verhaal van Linus, een eenzaam kind<br />
in een saaie buurt. Hij is wanhopig op zoek naar een vriendje maar zijn – duidelijk<br />
verdrietige – mama helpt hem niet. Plots staat zijn grote broer voor de<br />
deur. Hij heet Boris, is drijfnat en in zijn zak spartelt een visje. Bovendien vertelt<br />
Boris de meest fantastische verhalen over een pingpongballenfabriek, een<br />
wonderbaarlijke boom en een grote witte vlakte.<br />
Een troostfantasie met verrassende details. Fascinerend en ontroerend.<br />
Aan de slag<br />
Aanzet<br />
Vraag de leerlingen vooraf om fruitstickertjes mee te brengen. Die zijn een<br />
opvallend element in het boek. Je vindt ze o.a. terug in het binnenwerk van<br />
het boek en op de deuren van Linus’ nachtkastje.<br />
De dag waarop je het boek introduceert hang je enkele wegwijzers op in de<br />
buurt van je klas. Daarop kan staan: ‘Naar mijn klas’- ‘Ik wacht op je’- ‘Je bent<br />
er bijna’. Op die manier prikkel je de nieuwsgierigheid en maak je een link<br />
met de zoektocht van Linus naar een vriend. Meer wegwijzers vind je in het<br />
boek op pagina 4.<br />
Verwerkingsactiviteiten<br />
Lees het verhaal van Boris en de wonderbaarlijke boom voor. De leerlingen<br />
vraag je aandachtig te luisteren: nadien moeten ze een aantal prenten in de<br />
goede volgorde zetten. Vermeld vooraf ook duidelijk de titel van het verhaal,<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – zesde leerjaar |
leg uit dat het verhaal een fragment is uit Linus en toon de cover. Bespreek<br />
kort met de klas wat er op de cover staat.<br />
Nederlands - 1 Luisteren - 1.5<br />
Begin bovenaan op pagina 27 naast het titelblad van ‘Boek Nr. 2’ (cf. ‘Twijgjes<br />
en bladeren vlogen rakelings langs mijn oren. Boven mij ging de wolf woest<br />
te keer...’) en eindig onderaan op pagina 31 (cf. ‘… aan mijn grote broer stond<br />
op de envelop’).<br />
Na het fragment stel je volgende vraagjes:<br />
- Wie speelde er mee in het verhaal?<br />
- Kon je het verhaal goed volgen? Waren er moeilijke stukjes bij? Welke?<br />
- Hoe vond je het verhaal? Spannend, grappig, geheimzinnig…?<br />
- Kom je te weten waar en wanneer het verhaal zich afspeelt?<br />
- Kan iemand het verhaal kort opnieuw vertellen?<br />
- Ben je de namen van de twee broers die de hoofdrol spelen in dit verhaal te<br />
weten gekomen?<br />
Nederlands - 2 Spreken - 2.7<br />
Maak een kopie van de laatste twee pagina’s – een soort stripverhaal - van het<br />
fragment. Verwijder de nummertjes die de volgorde aangeven. Zorg ervoor<br />
dat er ruimte overblijft om de twintig nummers opnieuw aan te vullen. Kleef<br />
bijvoorbeeld blanco ronde stickertjes op de oorspronkelijke nummers. Vraag<br />
aan de leerlingen om de verhaalfragmentjes te nummeren.<br />
Daarna zoeken de leerlingen een kleur die volgens hen bij de fragmenten<br />
hoort. Ze brengen die aan op de tekeningen. Dat kan met verschillende materialen<br />
(ecoline, krijt, verf, potlood…), afhankelijk van wat ze willen kleuren<br />
en welk effect ze beogen om een stemming weer te geven. Ze mogen ook<br />
kiezen om met die kleur kleine details op te vullen of er een groter vlak kleur<br />
mee te geven.<br />
Nederlands - 3 Lezen - 3.5<br />
Muzische vorming - 1 Beeld - 1.5<br />
Bespreek na afloop met de leerlingen de mogelijke oplossingen en laat ze vertellen<br />
waarom ze een bepaalde volgorde kozen. Vergelijk hun ingekleurde versie<br />
met het originele prentenboek. Toon ook de vorige pagina’s die je voorlas.<br />
Bespreek:<br />
- Wat vinden jullie van de originele kleuren?<br />
- Zijn ze goed gekozen ? Waarom (niet)?<br />
- Welke versies van je medeleerlingen vind je geslaagd? Waarom?<br />
Muzische Vorming - 1 Beeld - 1.3<br />
Het bovenstaande fragment leent zich ook tot een speloefening. Herschrijf<br />
het tot een dialoog (of laat je leerlingen dat doen) tussen Boris, de wolf en de<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – zesde leerjaar
vier wezentjes. Laat het fragment een aantal keer expressief lezen door verschillende<br />
leerlingen voor je het laat spelen. Met enkele eenvoudige attributen<br />
(appels, envelop, een tafel of bank <strong>als</strong> boom) en wat fantasie krijg je een mooi<br />
stukje teksttoneel of improvisatietheater.<br />
Muzische Vorming - 3 Drama - 3.6<br />
Blader nu doorheen het ganse boek. Vermeld kort waarover het gaat en lees<br />
eventueel het begin van het boek voor tot pagina 12 (cf. ‘… wie kan spelen,<br />
kan ook opruimen’, zei ze. ‘Vooruit’’).<br />
Nederlands - 4 Schrijven - 4.8<br />
Laat de leerlingen vooral kennismaken met de overige prenten en de uitgekiende<br />
vorm van het boek. Vraag naar hun reacties en vermeld dat het boek<br />
vorig jaar de Gouden Uil Jeugdliteratuur kreeg vanwege die speciale combinatie<br />
tussen illustraties en tekst. Bijzonder is vooral dat twee illustratoren samen<br />
aan de slag gingen: Pieter Gaudesaboos en Sabien Clement. Laat je leerlingen<br />
kennismaken met enkele andere werken van de illustratoren (cf. Bibliografie)<br />
en laat hen op de websites www.gaudesaboos.be en www.sabienclement.be<br />
kijken. Halen ze daarna de stijlen van beide illustratoren uit Linus?<br />
Muzische Vorming - 1 Beeld - 1.3<br />
En verder<br />
Je kan de leerlingen een affiche laten maken van dit boek. Vraag hen om niet<br />
de originele cover te gebruiken, maar een pagina uit het boek <strong>als</strong> basis voor<br />
de affiche. Geef de opdracht om reclame te maken voor het boek. Op de affiches<br />
moeten de belangrijkste gegevens komen (auteur, illustratoren, uitgeverij),<br />
net <strong>als</strong> een korte inhoud en/of waardering.<br />
Nederlands - 4 Schrijven - 4.4 en 4.7<br />
Je kan de fruitstickertjes die de leerlingen meebrachten verwerken in één<br />
gezamenlijke klassikale affiche. Laat de leerlingen bijkomend zelf stickertjes<br />
ontwerpen. Gebruik daarvoor allerlei soorten blanco stickertjes. Linus kan het<br />
thema van de stickertjes zijn, maar de leerlingen kunnen zich ook laten leiden<br />
door de andere <strong>Jeugdboekenweek</strong>-boeken of de overige boeken van Pieter Gaudesaboos<br />
en/of Sabien Clement. De stickers in Linus zijn overigens allemaal<br />
door Gaudesaboos ontworpen: het zijn imitaties van bestaande stickers of<br />
verwijzingen naar zijn vroeger werk. Maak ook gebruik van de <strong>Jeugdboekenweek</strong>-zegeltjes<br />
die Pieter Gaudesaboos ontwierp.<br />
Bestellen kan op www.jeugdboekenweek.be<br />
Muzische Vorming - 1 Beeld - 1.6<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – zesde leerjaar | 3
Het boek biedt een leuke instap rond het thema ‘verzamelen’. Je vindt er naast<br />
de verzameling fruitstickertjes ook een aantal originele postzegels met spreekwoorden.<br />
Je kan een klasgesprek houden over wat kinderen (en volwassenen)<br />
zoal verzamelen en waarom ze dat doen. Ook bijzondere en originele verzamelingen<br />
kunnen zo aan bod komen. Een interessante interactieve website<br />
ter aanvulling hiervan is www.nooitgenoeg.be van Tapis plein en www.vlaanderenverzamelt.be<br />
van de vzw Volkskunde Vlaanderen. Tapis plein bracht naar<br />
aanleiding van de familie-expo Nooit genoeg ook een gelijknamige publicatie<br />
uit met 50 privé-collecties en evenveel portretten van de verzamelaars. Voor<br />
kinderen verscheen in dit kader Briek van Pieter Gaudesaboos.<br />
Nederlands - 2 Spreken - 2.1 en 2.2<br />
Met een kringgesprek ga je na hoe de leerlingen het boek gesmaakt hebben.<br />
Laat ze zich voorstellen dat ze het boek moeten promoten bij andere leerlingen.<br />
- Is het een grappig, humoristisch boek?<br />
- Welk gevoel had je na het beluisteren of lezen van het verhaal?<br />
- Aan welk soort lezers zou je Linus aanraden?<br />
- Stel dat je het in een catalogus moet plaatsen, welke trefwoorden zou je aan<br />
Linus toekennen?<br />
Check ook hoe leerlingen omspringen met de diepere laag in Linus:<br />
- Herken je het gevoel van het verdriet, van iemand missen?<br />
- Herken je de troost van een fantasievriendje?<br />
Wereldoriëntatie - Mens - 3.1<br />
Bibliografie<br />
1, 2, 3 piano, Pieter Gaudesaboos, Lannoo, 2005<br />
Briek, Annick Lesage, Pieter Gaudesaboos (ill.) en Lieven Gouwy (muziek), Lannoo,<br />
2008<br />
De aap komt uit de mouw, Sabien Clement, Lannoo, 2005<br />
En iedereen ging op zijn mieren zitten, Paul de Moor en Sabien Clement (ill.), Lannoo, 2008<br />
Het grote verlangen, Dorien en Sabien Clement (ill.), Lannoo, 2006<br />
Hoe oma plots verdween, Pieter Gaudesaboos, Lannoo, 2004<br />
Lodewijk de koningspinguïn, Dimitri Leue en Sabien Clement (ill.), Lannoo, 2004<br />
Negen schijfjes banaan, op zoek naar een plekje om te slapen, Pieter Gaudesaboos, Lannoo, 2004<br />
P. en ik, Geert de Kockere, Sabien Clement (ill.), De Eenhoorn, 2002<br />
Roodlapje, Pieter Gaudesaboos, Lannoo, 2004<br />
Stad, Koen de Poorter en Pieter Gaudesaboos (ill.), Lannoo, 2005<br />
Sunjata, Pieter Embrechts en Sabien Clement (ill.), Lannoo, 2008<br />
Nooit genoeg: over verzamelen en verzamelaars, Tapis plein vzw, Lannoo, 2008<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – zesde leerjaar
Lestip 4<br />
Raven’s gate<br />
Raven’s gate<br />
Anthony Horowitz<br />
Facet, 2007 2<br />
Over het boek<br />
Na een mislukte overval wordt de 14-jarige Matt in een heropvoedingproject<br />
geplaatst. Hij komt terecht op een boerderij op het platteland waar ontsnappen<br />
onmogelijk is. ’s Nachts ontdekt hij in de bossen rondom het dorp een<br />
ontmantelde kerncentrale waarmee vreemde dingen aan de hand zijn. Langzaam<br />
maar zeker komt hij te weten dat iedereen in de kleine gemeenschap<br />
betrokken is bij de terugkeer van Het Kwaad. Eenmaal in handen van de<br />
handlangers van het Kwaad blijkt Matt <strong>als</strong> offer te dienen tijdens een oud magisch<br />
ritueel. Hoe dieper Matt bij de gebeurtenissen rond Ravenpoort betrokken<br />
raakt, hoe bloedstollender dit spannende verhaal wordt…<br />
Aan de slag<br />
Aanzet<br />
Toon vooraf de cover van Raven’s gate. Toon eventueel ook de covers van de<br />
twee vervolgdelen Evil Star en Nightrise. Vooral de covers van de drie laatste<br />
uitgegeven boeken passen prima bij de inhoud en sfeer van de verhalen.<br />
Laat vijf korte instrumentale muziekfragmenten horen (bijvoorbeeld van Vangelis,<br />
Morricone, Wim Mertens, Philip Glass, Craig Armstrong...). Leerlingen<br />
kiezen er een fragment uit dat best bij de inhoud van het boek past. Ze beargumenteren<br />
hun keuze. Probeer één fragment unaniem te selecteren. Later<br />
gebruik je dat fragment <strong>als</strong> achtergrondmuziek bij de spannende passages in<br />
het boek.<br />
Muzische vorming - 2 Muziek - 2.1<br />
2 Ravenpoort werd in 2007 door Facet opnieuw uitgegeven met <strong>als</strong> titel Raven’s gate. Naast de titel zijn ook omslag en<br />
lay-out binnenin vernieuwd, inhoudelijk is het boek volledig identiek.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009– zesde leerjaar |
Ga kort in op de titel en subtitel van het boek: Raven’s gate en De kracht van<br />
vijf. Peil naar de verwachtingen:<br />
- Wat zou (een) Raven’s gate zijn?<br />
- Welke soort poorten ken je?<br />
- Waarom gebruikt de schrijver een tweede titel?<br />
- Wat zou het cijfer vijf betekenen?<br />
- Wat valt je op aan het logo van De kracht van vijf dat afgebeeld staat op de<br />
cover (vijf kleine cirkels in een grote cirkel)?<br />
Als je al wat verklappen wil, kan je een leerling de achterflaptekst laten lezen.<br />
De subtitel wordt er duidelijk in verklaard.<br />
Nederlands - 2 Spreken - 2.5<br />
Verwerkingsactiviteiten<br />
Anthony Horowitz is een meesterverteller. Het verhaal stuwt vooruit, elk<br />
hoofdstuk eindigt met een flinke cliffhanger en lijkt wel geschreven <strong>als</strong> een<br />
filmscenario. Daardoor is het boek erg bruikbaar voor expressief lezen. Werk<br />
met vier fragmenten die een mooi beeld geven van het verhaal.<br />
f r a g m e n t 1 - ‘j a y n e du i v e r e l l ’<br />
Het fragment begint met ‘Ze waren de roltrappen van Holborn metrostation<br />
aan het repareren’ (p.36) en eindigt met ‘Om de een of andere reden had Will<br />
Scott zichzelf omgebracht’ (p.41).<br />
Je onderbreekt het fragment halfweg op pagina 37 na ‘Toen draaide Jayne<br />
Duiverell zich om’.<br />
- Wat voor iemand is Jayne Duiverell, denk je?<br />
- Hoe loopt dit fragment af volgens jou? Waarom?<br />
Geef de opdracht om in minstens honderd woorden te verzinnen hoe het<br />
fragment afloopt. Als beginzin gebruiken de leerlingen de slotzin van het zopas<br />
gelezen fragment. Om te voorkomen dat enkel vlotte schrijvers tot een<br />
goed resultaat komen, bereid je de schrijftaak klassikaal voor met een aantal<br />
gerichte vragen:<br />
- Waar is het verhaal gestopt?<br />
- Wat zou de eerste gebeurtenis kunnen zijn die daarop volgt?<br />
- Wie doet daarin mee ? Duikt er nog een extra personage op?<br />
- Waar speelt het verhaal zich af ? Welke bijzondere (enge?) plaats zou dat<br />
kunnen zijn?<br />
- Wanneer vindt de gebeurtenis plaats? Welk vreemd of belangrijk tijdstip kan<br />
je bedenken?<br />
- Wordt het spannend, griezelig, romantisch, grappig, avontuurlijk…?<br />
- Hoe loopt de gebeurtenis af? Wat zijn de gevolgen?<br />
Laat leerlingen in duo’s over de vragen nadenken. Daarna schrijven ze het<br />
verhaal uit, alleen of per twee. Nadien mogen enkele leerlingen hun frag-<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – zesde leerjaar
ment voorlezen. Lees dan pas het originele slot van het eerste fragment.<br />
Bespreek kort met de leerlingen de afloop en of die strookte met hun verwachtingen.<br />
Als hulpmiddel kan je het fragment situeren en een aantal personages ‘introduceren’.<br />
Schrijf de namen van de personages uit het verhaal op een strook<br />
papier. Noteer, eventueel klassikaal, de gegevens die de leerlingen al weten.<br />
Wie wil kan een robotfoto maken van de personages. Hang alles op een prikbord.<br />
Zo krijg je, net <strong>als</strong> in detectiveseries op tv, een overzichtsbord met alle<br />
info. Vul het prikbord steeds verder aan.<br />
Nederlands - 4 Schrijven - 4.4 en 4.7 en 4.8<br />
f r a g m e n t 2 - ‘m a t t pr o b e e r t te on t s n a p p e n ’<br />
Het fragment begint met ‘Het kostte Matt maar even om naar het kruispunt<br />
te fietsen’ (p.71) en eindigt met ‘Hij draaide zijn fiets en peddelde traag terug<br />
naar de boerderij’ (p.74). Na het lezen bespreek je het fragment:<br />
- Wat gebeurt er volgens jullie met Matt?<br />
- Waarom kan hij niet ontsnappen?<br />
- Wat zou Jayne Duiverell met hem van plan zijn?<br />
Nederlands - 1 Luisteren - 1.9<br />
Nederlands - 2 Spreken - 2.5<br />
Voor je de twee volgende fragmenten leest, situeer je ze in het verhaal. Vertel<br />
dat Matt en een bevriend journalist, Richard Cole, op bezoek gaan bij professor<br />
Dravid. Die werkt in het Museum voor Natuurlijke Historie in Londen.<br />
Het derde fragment vindt plaats tijdens hun gesprek met de professor, het<br />
vierde fragment onmiddellijk daarna.<br />
f r a g m e n t 3 - ‘d e be wa k e r v a n he t mu s e u m ’<br />
Het derde fragment begint met ‘Er was ’s nachts maar één bewaker in het museum’<br />
(p.188) en eindigt met ‘Hij keek niet één keer om’ (p.190).<br />
- Wat is er volgens jullie aan de hand?<br />
- Vind je dat bewaker zomaar zijn post zomaar mag verlaten?<br />
Nederlands - 1 Luisteren - 1.9<br />
Nederlands - 2 Spreken - 2.5<br />
f r a g m e n t 4 - ‘d e do o d v a n pr o f e s s o r dr a v i d ’<br />
Het vierde fragment begint met ‘De drie verlieten het kantoor’ (p.198) tot ‘En<br />
de deuren zaten op slot’ (p.199).<br />
- Wie heeft de professor vermoord? Waarom zou dat gebeurd zijn?<br />
- Denken jullie dat Matt en Richard nog kunnen ontsnappen?<br />
Je vertelt de leerlingen dat het verhaal vanaf nu naar een ongelooflijk spannend<br />
einde gaat. Daarna krijgt iedereen die het boek wil lezen nu de kans om<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – zesde leerjaar |
dat te doen. Het kan interessant zijn om meerdere exemplaren in de klas te<br />
hebben.<br />
Nederlands - 1 Luisteren - 1.9<br />
Nederlands - 2 Spreken - 2.5<br />
En verder<br />
De vier bovenstaande fragmenten kan je gebruiken om expressief lezen in te<br />
oefenen. Geef voldoende voorbereidingstijd en enkele tips:<br />
- Las voldoende pauzes in, zeker op spannende momenten. Duid de pauzes<br />
vooraf aan.<br />
- Zoek moeilijke woorden op en herhaal ze even voor jezelf.<br />
- Varieer in intonatie en volume.<br />
- Lees niet te snel.<br />
- Kijk je publiek aan <strong>als</strong> je voorleest.<br />
De muziekfragmenten die ze eerder in de aanzet uitkozen, speelt op de achtergrond,<br />
<strong>als</strong> ondersteuning. Bespreek achteraf kort of de muziek het voorleesmoment<br />
spannender maakte.<br />
Breng één van de fragmenten later opnieuw voor de vijfdeklassers om ze<br />
nieuwsgierig te maken naar de boeken van Anthony Horowitz. Zwakkere<br />
lezers kan je een makkelijker stukje laten voorlezen of een uitspraak van een<br />
personage. Zo vallen ze niet uit de boot.<br />
Laat de leerlingen een bladwijzer maken met titel en korte inhoud van enkele<br />
van zijn boeken. Dat geven ze mee <strong>als</strong> geheugensteuntje voor de vijfdeklassers<br />
die een boek van Horowitz willen lezen.<br />
Muzische Vorming - 3 Drama - 3.6<br />
De hoofdpersonages uit Raven’s gate worden door Horowitz zeer uitvoerig en<br />
beeldend beschreven. Dat maakt ze erg bruikbaar voor eenvoudige improvisaties.<br />
Tijdens de fragmenten die eerder aan bod kwamen, maakten de leerlingen<br />
al kennis met enkele personages zo<strong>als</strong> Matt, Jayne Duiverell, de bewaker uit<br />
het museum en professor Dravid. Een leerling kiest een personage en neemt<br />
plaats op een stoel vooraan in de klas of <strong>als</strong> deel van een kring, wat minder<br />
bedreigend is. Je stelt zelf enkele beginvragen die de leerlingen beantwoorden<br />
vanuit het gekozen personage. Ze passen hun intonatie en stemvolume aan,<br />
maar ook hun mimiek en lichaamstaal. Overloop vooraf nog eens de informatie<br />
over de personages die jullie op het overzichtsbord verzameld hebben.<br />
Enkele instapvragen zijn:<br />
- Wie zijn je beste vrienden?<br />
- Wat kan je goed?<br />
- Wat zijn je lievelingskleren?<br />
- Waar word je echt blij van? Wanneer was je voor het laatst erg kwaad?<br />
- Welke muziek vind je mooi?<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – zesde leerjaar
Daarna laat je de leerlingen nog enkele vragen bedenken. Benadruk dat het de<br />
bedoeling is te achterhalen wat iemand denkt en voelt.<br />
Bruikbare scènes zijn de inbraak in het pakhuis met <strong>als</strong> personages de nachtwaker,<br />
David en zijn spitsbroeder Kelvin (p.11-19); de ontmoeting tussen<br />
Jayne Duiverell en haar overvaller (p.36-37) en de ontdekking van de krachtcentrale<br />
in het midden van het woud (David en Tom Burgess, p.77-83).<br />
Situeer het fragment in het verhaal. Je laat hen het improvisatiemoment voorbereiden<br />
aan de hand van een aantal vraagjes (cf. de schrijfopdracht bij Fragment<br />
1 uit de verwerkingsactiviteiten). Na hun improvisatie geven jij en/of de<br />
rest van de klas korte, zo positief mogelijke feedback. Meer ideeën vind je in<br />
De mondenboom (cf. Bibliografie).<br />
Muzische Vorming - 3 Drama - 3.5 en 3.6 en 3.7<br />
Muzische Vorming - 6 Attitudes 6.4 en 6.5<br />
Bibliografie<br />
Evil Star, Anthony Horowitz, Facet, 2007<br />
Nightrise, Anthony Horowitz, Facet, 2007<br />
De mondenboom: ideeën om toneel te spelen, Tanja Oostvogels en Herwig De Weerdt, Studio<br />
Tween (ill.), Afijn, 2005<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – zesde leerjaar |
Lestip 5<br />
Rijmen en verzen<br />
Rijmen en verzen<br />
Roald Dahl en diverse illustratoren<br />
Rubinstein, 2007<br />
Over het boek<br />
Deze nieuwe verzamelbundel bevat ongeveer alle gedichten en liedjesteksten<br />
die Roald Dahl ooit schreef. Naast enkele bekende sprookjesbewerkingen<br />
bevat de bundel heel wat liedteksten uit klassiekers <strong>als</strong> De Reuzenperzik en de<br />
Sjakie-verhalen. Quentin Blake zorgde voor de illustraties bij de zeven hoofdstukken<br />
en voor het omslag. Vijfentwintig andere illustratoren maakten tekeningen<br />
bij de gedichten.<br />
Het boek is een must voor elke (school)bibliotheek en een hebbeding voor<br />
iedere Dahlliefhebber!<br />
Aan de slag<br />
Aanzet<br />
Zet voor de introductie van het boek een doos op een onopvallende plaats in<br />
de klas. Je schrijft erop:<br />
‘Opgelet!’ – ‘Gevaarlijk beest!’ – ‘Allergisch voor verwende kinderen’ – ‘Niet<br />
openmaken’ – ‘Rotbeest’. Willen leerlingen de doos openen, zeg hen dan dat<br />
ze daarvoor eerst de naam van het beest moeten raden. Om de dag (of om de<br />
halve dag of elk lesuur) geef je hen een aantal tips: ‘Ik ben een zoogdier’, ‘Ik<br />
woon in Amerika’, ‘Ik ben familie van de luiaard’, ‘Helaas heb ik geen tanden’,<br />
‘Ik heb een lange tong en een kleine maag’, ‘Ik lust graag kleine wriemelende<br />
diertjes’…<br />
Als ze ‘miereneter’ antwoorden, open je de doos. Haal er de afbeelding van<br />
het beest uit.<br />
Daarna nemen de leerlingen plaats in kleine groepjes. Ze krijgen de opdracht<br />
om de naam van een persoon te vinden. Geef opnieuw tips die meer onthullen<br />
over Roald Dahl, zonder meteen te verklappen dat het om een auteur<br />
gaat: ‘Ik werd geboren in Wales in 1916’, ‘Mijn ouders waren Noors en noem-<br />
3 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – zesde leerjaar
den mij naar de beroemde ontdekkingsreiziger Roald Amundsen’, ‘Ik was<br />
piloot tijdens WOII’, ‘Toen ik werd overgeplaatst naar Washington, startte mijn<br />
schrijversloopbaan’, ‘Mijn eerste verhalen verschenen in een Amerikaanse<br />
krant’, ‘Volwassenen zijn vaak slechteriken in mijn boeken’, ‘Ik schreef Rotbeesten<br />
en Rijmsoep’, ‘Ik overleed in 1990’, ‘Veel van mijn boeken zo<strong>als</strong> De fantastische<br />
meneer vos werden bekroond’, ‘Mijn boeken Sjakie en de chocoladefabriek,<br />
Mathilda, de GVR en De heksen werden succesvol verfilmd’.<br />
Elk groepje krijgt een paar dagen de tijd om het verband tussen een ‘miereneter’<br />
en ‘Roald Dahl’ te zoeken. Maak een gleuf in de miereneterdoos, elk<br />
groepje steekt er zijn oplossing in. Bespreek en vergelijk de antwoorden. Lees<br />
daarna het gedicht ‘De Miereneter’ (p.82-87) voor en introduceer het boek.<br />
Muzische Vorming - 3 Drama - 3.3<br />
Wereldoriëntatie - 1 Natuur - Levende natuur 1.3 en 7 Brongebruik<br />
Hou een kort gesprek over Roald Dahl:<br />
- Ken je nog andere boeken van Roald Dahl?<br />
- Vind je zijn verhalen interessant, leuk, spannend…? Waarom?<br />
- Heb je al een verfilming gezien van één van zijn boeken? Wat vond je ervan?<br />
Zorg voor een zo groot mogelijk boekenaanbod van Roald Dahl in de klas.<br />
Verwerkingsactiviteiten<br />
Vraag de leerlingen om enkele sprookjesfiguren op te sommen. Lees het gedicht<br />
‘Wek met kinderen’ (p.124-126), imiteer een akelige (sprookjes)heks.<br />
Vooraf geef je hen de opdracht om zo snel mogelijk de naam van de sprookjesfiguur<br />
te noteren. In de laatste zin van het gedicht wordt het antwoord<br />
trouwens gegeven.<br />
Nadien vraag je om zoveel mogelijk sprookjes en verhalen op te noemen<br />
waarin ‘heksen’ voorkomen. Je laat hen bovendien zoveel mogelijk afbeeldingen<br />
van heksen meebrengen. Hou een gesprek over alle mogelijke soorten<br />
heksen. Het gesprek en de afbeeldingen dienen <strong>als</strong> opwarmertje voor een dramamoment<br />
rond heksen.<br />
De leerlingen nemen plaats in een grote ruimte. Ze moeten voldoende bewegingsruimte<br />
hebben. Geef enkele opdrachten: ontwaken, zichzelf opknappen,<br />
een kijkje nemen in de glazen bol… Daarna geef je hen stemopwarming.<br />
Kies een spreuk uit die ze op alle mogelijke manieren uitspreken: zacht <strong>als</strong>of<br />
niemand hen horen mag, geheimzinnig, woedend, bezwerend… Ze doen dit<br />
gelijktijdig zodat iedereen ongestoord zijn heksentype kan spelen en met zijn<br />
intonatie kan variëren.<br />
Leerlingen die dat willen kunnen <strong>als</strong> keuzeactiviteit (bijvoorbeeld <strong>als</strong> opdracht<br />
bij contractwerk) de ’Verklaring van de opperheks’ (p. 155) helemaal verkleed<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – zesde leerjaar | 3
en zo expressief mogelijk voor anderen brengen. In Kijk maar uit, het stikt hier<br />
van de griezels, een leuk (en iets ouder) gedichtenboek van Colin MacNaugthon<br />
(cf. Bibliogafie) vind je ook erg bruikbare gedichten voor deze opdracht.<br />
Bekijk <strong>als</strong> afsluiter een filmfragment uit Heksen, bijvoorbeeld waarin de opperheks<br />
haar verklaring geeft.<br />
Muzische Vorming - 6 Attitudes - 6.4<br />
Muzische Vorming - 3 Drama - 3.3 en 3.5 en 3.6 en 3.7<br />
Ga na wat je leerlingen weten over Sneeuwwitje en de zeven dwergen:<br />
- Welke personages spelen mee in het sprookje?<br />
- Op welke plaatsen speelt het zich af?<br />
- Wie kan het sprookje kort navertellen?<br />
- Vind je het sprookje van Sneeuwwitje interessant, grappig, saai…? Waarom?<br />
Lees daarna de versie van Roald Dahl voor (p.26-36). Toon de prenten van<br />
Babette Cole. Laat de leerlingen reageren:<br />
- Wat vond je van Roald Dahls versie?<br />
- Welke stukjes vond je spannend?<br />
- Welke waren grappig? Waarom?<br />
- Wat heeft Dahl veranderd aan het originele sprookje? Wat vind je daarvan?<br />
Nederlands - 6 Taalbeschouwing - 6.5<br />
Je eindigt deze les met het gedicht ‘Meester Waardeloos’ op pagina 186, een<br />
gedicht dat nog nooit eerder in het Nederlands verscheen. Geef de leerlingen<br />
nog mee dat in Rijmen en verzen wel meer nieuwe gedichten zijn opgenomen<br />
en dat er behalve sprookjes ook heel andere gedichten in staan.<br />
En verder<br />
De vele illustraties in Rijmen en Verzen zijn mooi en erg divers. Laat de leerlingen<br />
van de diversiteit proeven en een waardeoordeel uitspreken. Kies een<br />
tiental illustraties uit, bijvoorbeeld die op pagina’s 29, 38, 45, 72, 103, 125, 132,<br />
160 en 172. Vraag aan de leerlingen om een Top 3 of Top 5 te maken van de<br />
reeks afbeeldingen.<br />
Sta stil bij de techniek en het materiaal die de verschillende illustratoren gebruikten:<br />
pentekeningen, collagetechniek, computertekeningen, acrylverf…<br />
Achtergrondinformatie vind je in Kinderboeken illustreren (cf. Bibliografie).<br />
Over elke prent spreken kinderen de leerlingen een waardeoordeel uit. Bereid<br />
de oefening voor door vooraf enkele bruikbare woorden aan te reiken:<br />
kleurrijk, fantasievol, verrassend, realistisch, grappig, somber, sprookjesachtig,<br />
expressief, kunstzinnig, teder, gezellig, eenvoudig, energiek, gevoelig, artistiek,<br />
kwetsbaar, poëtisch, schokkend, hard, chaotisch…<br />
Zo vermijd je dat ze elke prent ‘mooi’ of ‘lelijk’ vinden.<br />
3 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – zesde leerjaar
Als volgende stap kan je leerlingen een eigen verhaal of gedicht laten illustreren<br />
in de stijl die ze het meest waardeerden.<br />
Muzische Vorming - 1 Beeld - 1.1 en 1.5<br />
Het boek bevat een twintigtal zeer korte gedichten en/of liedjesteksten. Je laat<br />
ze door de leerlingen kopiëren op een kaart, eventueel met een illustratie. Uit<br />
een A4 haal je makkelijk vier kaartjes. Daarna kan je ze overal in de school<br />
verspreiden. Maak er eventueel een scheurblokje van en leg het neer of hang<br />
het op plaatsen waar veel leerlingen passeren. Je vindt korte gedichten op pagina’s<br />
14, 19, 80, 131, 152, 153, 155, 160-161, 164, 166, 167, 169, 170, 171, 172,<br />
174, 175, 180, 186 en 188. Zo kunnen leerlingen uit andere klassen op een<br />
ongedwongen manier kennismaken met de gedichten van Roald Dahl.<br />
Nederlands - 4 Schrijven - 4.7<br />
De gedichten/liedteksten uit Rijmen en verzen rijmen haast allemaal. Oefeningen<br />
rond rijmen en associaties – inhoudelijke verbanden tussen woorden –<br />
zijn daarom erg zinvol.<br />
- Je zet de leerlingen in een kring en doet een ‘associatieronde’. Geef een<br />
woord op. Een leerling zegt op zijn of haar beurt welk woord hij of zij<br />
daarmee associeert. Hij of zij geeft weer een nieuw woord op voor de associatie-oefening.<br />
- Je doet dezelfde oefening, maar je laat iedere leerling de uitgang van het<br />
woord herhalen, bijvoorbeeld: duizendpoot – oot<br />
- Je maakt nu een woordenslang van afwisselend associëren en rijmen, bijvoorbeeld:<br />
• Leerling 1: geeft een woord; inktvis<br />
• Leerling 2: herhaalt drie keer de uitgang : is, is, is en rijmt meteen: bis<br />
• Leerling 3: associeert op bis: publiek<br />
• Leerling 4: iek, iek, iek: kriek<br />
• Leerling 5: fruit<br />
• Leerling 6: uit, uit, uit: huid<br />
- Laat de leerlingen nu rijmend verhalen bouwen.<br />
• Ieder voegt eerst één, daarna twee korte zinnetjes toe aan een verzonnen<br />
verhaal.<br />
• De eerste zin rijmt op de tweede zin van je voorganger, je tweede zin<br />
bouwt verder aan het verhaal (rijmschema ab bc cd…), bijvoorbeeld:<br />
° Leerling 1: Kasper woonde in een hol, hij was een slimme rat<br />
° Leerling 2: Elke dag was er wel wat, vandaag had hij bezoek<br />
° Leerling 3: Hij droeg zijn coole broek, vanmorgen nog gekocht<br />
° Leerling 4: Met veel zorg uitgezocht…<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – zesde leerjaar | 33
Kies een tekening uit Rijmen en Verzen. Leerlingen verzinnen er een gedicht<br />
bij (op voorwaarde dat ze het originele gedicht bij die tekening nog niet lazen).<br />
Geef hen wel de eerste en de laatste zin van het originele gedicht op.<br />
Bruikbaar zijn: ‘Krokodillengedicht’ (p.160-161), ‘Het lied van de giraffe’<br />
(p.164-165) en ‘Plusser dan plus’ (p.171). Leerlingen voor wie de opdracht te<br />
moeilijk is, help je uiteraard een handje met dichten.<br />
Muzische Vorming - Attitudes 6.4<br />
Nederlands - 4 Schrijven - 4.8<br />
Nederlands - 6 Taalbeschouwing - 6.3<br />
Bibliografie<br />
Roald Dahl schreef talloze boeken voor kinderen en volwassenen. Naast zijn inmiddels klassiek<br />
geworden verhalen maakte hij ook een aantal boeken met enkel gedichten. Een aantal<br />
hiervan is opgenomen in Rijmen en Verzen. Heel wat gedichten zijn ook verkrijgbaar <strong>als</strong> luister-cd.<br />
Gruwelijke rijmen, Roald Dahl en Quentin Blake (ill.), De Fontein, 2005<br />
Het grote, grimmige, grandioze, griezelige, gruwelijke Roald Dahl luisterboek, Roald Dahl, Rubinstein,<br />
2003<br />
Kijk maar uit want het stikt hier van de griezels, Colin MacNaughton, Zirkoon, 1989<br />
Rijmsoep, Roald Dahl en Quentin Blake (ill.), De Fontein, 1990<br />
Rotbeesten, Roald Dahl en Quentin Blake (ill.), De Fontein, 2006<br />
Rotbeesten & gruwelijke rijmen, Roald Dahl, Rubinstein, 2006<br />
Kinderboeken illustreren, Martin Salisbury, Librero, 2005<br />
3 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – zesde leerjaar
Lestip 6<br />
Tobie Lolness<br />
Tobie Lolness<br />
Timothée de Fombelle en François Place (ill.)<br />
Querido, 2007<br />
Over het boek<br />
Tobie Lolness is dertien jaar en anderhalve millimeter groot. Hij woont met<br />
zijn ouders en de rest van het boomvolk in een reuzeneik. Dan doet zijn vader<br />
een revolutionaire uitvinding maar hij weigert zijn geheim prijs te geven.<br />
De familie Lolness wordt verbannen naar de Ondertakken en uiteindelijk zelfs<br />
ter dood veroordeeld. Tobie kan vluchten, maar wordt op de hielen gezeten<br />
door zijn eigen volk.<br />
Een boeiend avontuur over liefde, vriendschap en verraad, over omgaan met<br />
de natuur, over macht en corruptie, over verdriet en eenzaamheid. Een verhaal<br />
dat zonder twijfel zorgt voor uren onverv<strong>als</strong>t leesplezier.<br />
Aan de slag<br />
Aanzet<br />
Vraag de leerlingen om een zo klein mogelijk voorwerp – bij voorkeur kleiner<br />
dan vijf millimeter – mee te brengen: het hoofdpersonage in Tobie Lolness<br />
is immers maar anderhalve millimeter groot.<br />
Zet de titel van het boek achterstevoren op bord: ssenlol eibot. Laat hen de titel<br />
ontcijferen. Vraag daarna of ze in Tobie Lolness anderstalige woorden herkennen:<br />
lolness lijkt sterk op loneliness (‘eenzaamheid’). Dat is op zich een verwijzing<br />
naar het verhaal.<br />
Toon de cover van het boek. Zo zien de leerlingen meteen waar het verhaal<br />
zich afspeelt, namelijk in een boom. Lees daarna de achterflaptekst, verwijs<br />
naar de voorwerpen die de leerlingen meebrachten. Wandel, indien mogelijk,<br />
even met je leerlingen naar de dichtstbijzijnde boom. Hou enkele van hun<br />
voorwerpen tegen de boom. Zo visualiseer je hoe groot en immens de boom<br />
is voor Tobies volk.<br />
Nederlands - 1 Luisteren - 1.9 en 6 Taalbeschouwing - 6.3<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009– zesde leerjaar | 3
Verwerkingsactiviteiten<br />
Lees het eerste hoofdstuk voor, van pagina 9 tot 16: het is spannend en zet<br />
meteen de toon van het verhaal. De leerlingen maken er kennis met Tobie en<br />
de ernstige situatie waarin hij verkeert. Verklap de titel van het hoofdstuk nog<br />
niet. Hou een gesprek:<br />
- Wat vond je van het fragment?<br />
- Was het spannend, grappig, geheimzinnig, ontroerend, … ? Waarom vond je<br />
dat?<br />
- Wie zou Elisha zijn (een vriendin van vroeger)?<br />
- Zal Tobie erin slagen om uit handen van zijn achtervolgers te blijven?<br />
Vertel over de inhoudsopgave achteraan in het boek. De hoofdstuktitels in die<br />
inhoudstafel onthullen meer over het verhaalverloop. Schrijf enkele sprekende<br />
titels op, ook die van het eerste hoofdstuk (bijvoorbeeld: ‘de race tegen de<br />
winter’, ‘de zwarte weduwe’, ‘levend begraven’, ‘de hel van het graf’, ‘het geheim<br />
van Balaïna’, ‘in het nauw gedreven’, ‘de haat’, ‘vod’, ‘Nils Amen’, ‘nachtvlinder’).<br />
- Zijn de titels goed gekozen? Waarom (niet)?<br />
- Verklappen bepaalde titels je iets over het verhaal? Wat dan?<br />
- Welk hoofdstuk schept de grootste verwachtingen bij jou?<br />
- Welke hoofdstukken zitten volgens jou in het begin van het verhaal? Welke<br />
aan het eind? Waarom denk je dat?<br />
- Welke titel hoort bij het fragment dat ik net las, denk je?<br />
Daarna kiest de klas één hoofdstuk uit dat je gedeeltelijk of volledig voorleest.<br />
Tot slot nodig je leerlingen uit om het boek helemaal te lezen.<br />
Nederlands - 2 Spreken - 2.5<br />
De Franse uitgeverij Gallimard, maakte een website waarop Tobie Lolness: op de<br />
vlucht en het vervolg Tobie Lolness: de ogen van Elisha worden voorgesteld (www.<br />
gallimard-jeunesse.fr/tobie). De site is gemaakt in de stijl van het boek en bevat<br />
beperkte maar interessante informatie, weliswaar in het Frans. Je laat de leerlingen<br />
informatie opzoeken over de auteur en de hoofdpersonages (Tobie en<br />
Elisha). Je kan ook fragmenten uit beide boeken beluisteren in het Frans. Je laat<br />
het vijf minuten lange fragment uit het eerste boek horen. Leerlingen proberen<br />
zoveel mogelijk informatie op te pikken. Als je Franstalige leerlingen in je klas<br />
hebt, laat je ze het fragment navertellen. De andere leerlingen noteren tijdens<br />
het luisteren herkenbare woorden. Je bespreekt de antwoorden en daarna lees<br />
je hetzelfde fragment, waarin Tobie kennismaakt met Elisha, in het Nederlands.<br />
Het gaat om het hoofdstuk ‘Elisha’. Het fragment begint op pagina 42 met<br />
‘Honderd voet onder hem, midden in een enorme geblutste tak, lag een reusachtig<br />
meer’ en eindigt op pagina 45 met ‘Ik weet niet hoe ik weer thuis moet<br />
komen, zei Tobie, <strong>als</strong>of het de gewoonste zaak van de wereld was’.<br />
Wereldoriëntatie - 7 Brongebruik<br />
Frans - 1 Luisteren - 1.1 en 1.3<br />
3 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – zesde leerjaar
De titel op de cover van het boek is typografisch erg interessant en biedt kansen<br />
om creatief te schrijven. Het is een mooie combinatie van kleur, contrast<br />
en vorm. Bespreek vooraf klassikaal de cover waarbij je voldoende aandacht<br />
schenkt aan de typografie van de titel.<br />
Daarna laat je de leerlingen een fictieve titel van een boek bedenken.<br />
Laat de titel vormgeven op papier in A4- of A5-formaat. In een volgende stap<br />
laat je hen een passende rug en een fictieve achterflaptekst bedenken. Tot slot<br />
kan je de cover op een afgevoerd boek kleven, waardoor je een nieuw boek<br />
krijgt. Dezelfde opdracht kan je ook toepassen op Het zwarte geheimenboek.<br />
Muzische vorming - 1 Beeld - 1.3 en 6 Attitudes - 6.4 en 6.5<br />
En verder<br />
Laat de leerlingen een kaart of plattegrond maken van de boom. Geef hen een<br />
aantal aanwijzingen uit het boek die ze in de plattegrond moeten verwerken,<br />
bijvoorbeeld: de kruin, de ondertakken, het gevaarlijke spinnenweb, de molen<br />
van Olmek, het domein van de Gladhuiden, de geheime grot, de gevangenis<br />
in een maretakbol, de fokkerij van snuitkevers, de holle tak, de grens, het meer<br />
van Elisha, het huis van Azlan de beul en het graf. De rest mogen ze erbij verzinnen.<br />
De leerlingen werken op A4- of A3-formaat en gebruiken natuurlijke bruinen<br />
groentinten. Leuke voorbeelden van fantasiekaarten vind je in Het boek van<br />
bang en in De kaart van alles (cf. Bibliografie).<br />
Muzische vorming - 1 Beeld - 1.6<br />
Tobie Lolness speelt zich volledig af in een enkele reusachtige eik. En toch blijft<br />
die locatie boeien omdat de auteur er met allerlei fijne details een heuse wereld<br />
van maakt: van bloesems en maretakken over spinnenwebben van zwarte<br />
weduwes tot hars en insecten.<br />
Allemaal dankbare elementen voor een les Wereldoriëntatie. Wellicht vind je<br />
in je eigen methode of in die van je collega’s interessant materiaal om rond de<br />
verschillende natuurbegrippen te werken. In de bibliografie vind je heel wat<br />
interessante boeken, dvd’s en leerrijke websites ter inspiratie.<br />
Wereldoriëntatie - 7 Brongebruik en ICT - 6<br />
Een belangrijk gegeven uit het verhaal is de verbanning van de familie Lolness<br />
naar ‘de Ondertakken’.<br />
Om het begrip ‘verbanning’ duidelijker te maken laat je de leerlingen op zoek<br />
gaan naar recente krantenartikels waarin het woord voorkomt. Vrijwel alle<br />
Vlaamse kranten bieden gratis toegang tot hun archief zodat de leerlingen met<br />
een enkele klik artikels met trefwoorden ‘verbanning’ en ‘verbannen’ kunnen<br />
opzoeken. De woorden worden gemarkeerd, iedere leerling licht kort zijn gevonden<br />
tekst toe. Op die manier krijgt het begrip ‘verbanning’ een duidelijke<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – zesde leerjaar | 3
en diverse invulling. Uiteraard kan ook Napoleons verbanning naar het eiland<br />
Elba ter sprake komen. Mogelijke nieuwssites zijn www.hln.be, www.hbvl.be,<br />
www.hetnieuwsblad.be, www.gva.be, www.demorgen.be, www.standaard.be.<br />
Nederlands - 6 Taalbeschouwing - 6.1 / 6.3 en ICT - 6<br />
Verwante titel<br />
De minpins, Roald Dahl en Patrick Benson (ill.), De Fontein, 1992<br />
Boeken en bronnen over bomen<br />
Bomen wereldwijd, Rudolf Wittmann, Stichting Kunstboek, 2003<br />
Boom, ontdekken begint met één enkel woord, Gottmer, 2007<br />
Het bomenboek, Christa Carbo, Henk Kneepkens en Dorothé Koolen (ill.), Ploegsma, 2005<br />
www.hetklokhuis.nl (Kies achtereenvolgens voor de volgende onderdelen: ‘lees’, ‘de Klokhuisdossiers’,<br />
‘biologie’ en ten slotte ‘bomen’)<br />
Bibliografie<br />
De kaart van alles, Sara Fanelli, Querido, 1995<br />
De ogen van Elisha, Timothée de Fombelle, Querido, 2008<br />
Het boek van bang, Emily Gravett, Van Goor, 2007<br />
3 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – zesde leerjaar
Makkelijk lezen<br />
De laatste trein, Bies van Ede en Camila Fialkowski (ill.), Zwijsen, 2007<br />
Encyclopedie van de fantasie, Judy Allen en div. ill., Baeckens Books, 2008<br />
Het dansende licht, Tonke Dragt en div. ill., Leopold, 2005<br />
Ik zie, ik zie... een boek vol fantasie, Walter Wick en Jean Marzollo,<br />
Ploegsma, 2008<br />
In Schemerland, Astrid Lindgren en Marit Törnqvist (ill.), Querido, 2007<br />
Lafcadio, de leeuw die terugschoot, Shel Silverstein, Mozaïek, 2006<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009– makkelijk lezen | 3
Lestip 1<br />
De laatste trein<br />
De laatste trein<br />
Bies van Ede en Camila Fialkowki (ill.)<br />
Zwijsen, 2007<br />
Over het boek<br />
De lievelingsoom van Daan, oom Hans, koopt een oud stationnetje in Groningen.<br />
Het staat al jaren leeg en een trein komt er niet meer langs. De bewoners<br />
van het dorp vertellen dat het er spookt, maar daar heeft oom Hans<br />
nog niets van gemerkt. Hij renoveert het gebouw en Daan mag hem daarbij<br />
helpen. Wanneer Daan op een nacht wakker schrikt van een vreemd geluid,<br />
merkt hij in de wachtkamer een spookachtig personage op…<br />
Dit boek uit de reeks Zoeklicht dyslexie is speciaal geschreven voor kinderen<br />
die dyslectisch zijn.<br />
Het lezen wordt makkelijker en aantrekkelijker gemaakt door:<br />
- het speciaal voor dyslectici ontwikkelde lettertype, read regular;<br />
- het eenvoudige taalgebruik;<br />
- een kijkplaat met daarop de belangrijkste personages;<br />
- uitvouwplaten die tijdens het lezen kunnen worden geraadpleegd;<br />
- een luister-cd met het eerste hoofdstuk;<br />
- korte, toegankelijk geschreven hoofdstukken;<br />
- een overzichtelijke indeling en gebruik van licht getint papier;<br />
- kleurenillustraties die het verhaal ondersteunen.<br />
Het verhaal is eenvoudig, maar voldoende spannend om een brede groep<br />
leerlingen te boeien. Het is een uitstekende warmmaker voor andere titels uit<br />
deze reeks die leerlingen nadien zelfstandig kunnen lezen.<br />
Wie graag en goed leest, heeft hieraan een snel tussendoortje. Wie minder<br />
graag en goed leest krijgt op technisch vlak een doordacht opgebouwd verhaal<br />
op maat. De kloof tussen veellezers en niet-lezers, goede en minder goede<br />
lezers wordt er minder groot door.<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – makkelijk lezen
Aan de slag<br />
Aanzet<br />
Ga in de bibliotheek op zoek naar zoveel mogelijk boeken uit de Zoeklicht<br />
Dyslexie-reeks of eerder verschenen reeksen. Stal ze uit zodat de leerlingen de<br />
covers kunnen bekijken. Ze wandelen rustig rond en nemen de informatie<br />
van de covers in zich op. Zelf vestig je vooraf even de aandacht op de titel, de<br />
illustratie, de sfeer die de illustratie oproept…<br />
Lees de achterflaptekst voor en vraag de leerlingen om de titel van het boek<br />
die bij de tekst hoort op een blad te noteren. Laat hen vervolgens naar de bijbehorende<br />
cd luisteren: het eerste hoofdstuk wordt er op voorgelezen. Wie dat<br />
wil kan het antwoord nog wijzigen voor de verschillende antwoorden worden<br />
vergeleken en gekoppeld aan het boek.<br />
Daarna werk je verder met de covers van de overige boeken. Die mogen nog<br />
steeds niet aangeraakt worden. Kopieer vooraf de achterflap van elk aanwezig<br />
boek, bovenaan voorzie je ruimte waarop leerlingen de titel kunnen noteren.<br />
Verdeel de klas in groepen. Elke groep leest de verschillende teksten en gaat op<br />
zoek naar de bijbehorende titels. Nadien worden de verschillende antwoorden<br />
vergeleken en krijgen de leerlingen de kans om de boeken in te kijken.<br />
Deze opdracht kan je ook onder de vorm van hoekenwerk of contractwerk<br />
laten uitvoeren. Achteraan in het boek staat een overzicht van de covers die<br />
behoren tot deze reeks. De leerlingen vullen dan individueel de titel van het<br />
vermoedelijk bijhorende boek aan op de eigen kopie. Laat je deze opdracht<br />
uitvoeren per twee dan bevordert dat het gezamenlijke denkwerk. Wil je<br />
zoveel mogelijk leerlingen bewust betrekken bij deze kennismaking, dan verwerk<br />
je deze opdracht best klassikaal.<br />
Nederlands - 3 Lezen - 3.1<br />
Nederlands - 1 Luisteren - 1.9<br />
Leren leren 2<br />
Verwerkingsactiviteiten<br />
w i e w a t wa a r w a n n e e r …<br />
Gebruik de kijkplaat bij het boek. De belangrijkste personages worden er op<br />
voorgesteld. Zo kan je het eerste hoofdstuk makkelijk opfrissen. Stel vragen:<br />
- Wie doet mee in het verhaal?<br />
- Wat gebeurt er?<br />
- Wanneer gebeurt het?<br />
- Waar gebeurt het?<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – makkelijk lezen |
Betrek vooral onopvallend de leerlingen die moeite hebben met lezen bij<br />
deze activiteit. Het helpt hen bij het latere individueel lezen. Het eerste<br />
flapje, waarachter het personage Struwen Bart verborgen zit, hou je nog<br />
even dicht. Zodra bovenstaande vragen zijn beantwoord, vouw je het flapje<br />
uit. Laat de leerlingen in groepjes bedenken wie Struwen Bart is en wat hij<br />
zou doen in het verhaal. Daarna stellen ze hun veronderstellingen aan elkaar<br />
voor.<br />
Overloop de moeilijke woorden op de flapjes voor- en achteraan in het<br />
boek. Vraag je leerlingen om de ogen te sluiten. Jij leest de woorden voor,<br />
de leerlingen proberen zich de woorden voor te stellen. Woorden die ze<br />
zich moeilijk voor de geest kunnen halen, proberen ze te onthouden of snel<br />
op te schrijven. Nadien overloop je samen de woorden met de bijbehorende<br />
illustraties op de flapjes: Kunnen ze zich de woorden nu voorstellen?<br />
Schenk onopvallend aandacht aan de leerlingen met leesmoeilijkheden. Bij<br />
het individueel lezen biedt de combinatie van woord en tekening ondersteuning<br />
bij het herkennen, lezen en begrijpen van de woorden. Voor een groep<br />
leerlingen vormt dit een echte hulp: lezen wordt er prettiger op!<br />
Controleer in welke mate ze het gezicht van Struwen Bart herkennen bij het<br />
woord machinist. Maak hier nog even gebruik van wanneer leerlingen verder<br />
fantaseren over een mogelijk vervolg.<br />
Lees het vervolg van het verhaal zelf voor. Het is kort en biedt genoeg spanning<br />
om een groep een beperkte tijd te kunnen boeien. Controleer geregeld<br />
in welke mate de leerlingen betekenis geven aan wat ze horen, zonder al te<br />
ver uit te weiden. Hou aansluitend een klasgesprek:<br />
- Komt dit vervolg overeen met wat je zelf fantaseerde?<br />
- Kan alles in dit verhaal echt gebeuren? Welke fragmenten wel, welke niet?<br />
- Hoe zou je dit soort verhalen noemen?<br />
- Wisten de bewoners van Groningen dat Struwen Bart echt bestond?<br />
- Wat zou er met Struwen Bart gebeurd kunnen zijn?<br />
Deze sterk gestuurde verwerking richt zich in de eerste plaats tot de leerlingen<br />
die moeilijkheden hebben met lezen. Het is vooral de bedoeling dat zij<br />
deze boeken leren kennen en de voordelen ervaren die de extra ondersteuning<br />
biedt. Maak daarom afspraken met de bibliotheek zodat de Zoeklicht Dyslexie-reeks<br />
een tijd kan circuleren in de klas. De boeken kan je dan gebruiken<br />
tijdens het vrij lezen.<br />
Nederlands - 5 Vaardigheden<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – makkelijk lezen
En verder<br />
Groeten van Struwen Bart<br />
‘Daan en zijn oom wisten zeker dat Struwen Bart wél echt had bestaan. Ze<br />
hadden hem tenslotte met eigen ogen zien wegrijden. En ze waren ervan<br />
overtuigd dat Bart ergens in de wereld van de spoken nog steeds op zijn laatste<br />
trein reed.’ (p.41-42)<br />
Laat de leerlingen een postkaart ontwerpen die de oude machinist vanuit zijn<br />
nieuwe verblijfplaats verstuurt. Overloop samen wat er op de voorkant kan<br />
staan. Laat de leerlingen vrij in het gebruik van materiaal en techniek. Bespreek<br />
de verschillende mogelijkheden en effecten. Met potlood of stift kan<br />
je bijvoorbeeld heel fijn tekenen, waterverf kan je mooi laten overlopen <strong>als</strong> je<br />
een mysterieuze achtergrond wil en een tekenprogramma op de computer is<br />
dan weer handig <strong>als</strong> je veel wil uitproberen…<br />
Misschien schrijft Struwen Bart ook wel een aantal zinnen op de postkaart?<br />
Omdat het beter is dat zijn bestemming geheim blijft, gebruikt hij geheimschrift.<br />
Ontwerp samen met de leerlingen een code voor dat geheimschrift. Je<br />
kan hiervoor eventueel bepaalde lettertypes op de computer gebruiken. Wanneer<br />
iedereen dezelfde code gebruikt, kunnen leerlingen elkaars postkaartjes achteraf<br />
ontcijferen. Om inspiratie op te doen kan je hen vooraf laten lezen in Geheimtaal<br />
en Cryptodinges: geheime geschriften en raadsels ontcijferd (cf. Bibliografie).<br />
Muzische Vorming - 1 Beeld - 1.6<br />
Luisterspel<br />
Beluister klassikaal de opname van het eerste hoofdstuk op de cd: een inspiratiebron<br />
voor een eigen luisterspel. In groepjes maken de leerlingen een<br />
opname van de eerste pagina’s van een zelfgekozen boek met een cassette- of<br />
mp3-speler. Het is de bedoeling dat de luisteraars door de opname zin krijgen<br />
om het boek te lezen.<br />
De leerlingen kiezen een boek uit de klasbibliotheek of brengen hun lievelingsboek<br />
mee van thuis. Het is handig <strong>als</strong> nieuwsgierige leerlingen de andere<br />
boeken na de opnames ook kunnen lezen. Wil je de leerlingen met leesmoeilijkheden<br />
bewust de kans geven om op hun niveau te kunnen deelnemen aan<br />
de opdracht, voorzie dan een aantal makkelijk lezen-boeken waarbij nog geen<br />
luister-cd hoort.<br />
Verdeel de rollen, zodat de dialogen door verschillende leerlingen ingevuld<br />
worden. Leerlingen met leesmoeilijkheden worden zo betrokken bij de opname<br />
en niet extra geconfronteerd met hun moeilijkheden. Geef leerlingen de<br />
opdracht vloeiend, maar niet te snel voor te lezen. Enkel zo kunnen luisteraars<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – makkelijk lezen | 3
de tekst goed verstaan <strong>als</strong> ze naar de opname luisteren. Verwijs eventueel naar<br />
de lessen technisch lezen en voorlezen (cf. de lestip Ik was een rat bij vierde en<br />
vijfde leerjaar). Bepaalde geluiden op de achtergrond kunnen ze integreren<br />
tijdens het lezen. Voor ze beginnen voorlezen kunnen leerlingen een achtergrondmuziekje<br />
dat de stemming van het verhaal weergeeft uitzoeken en opnemen.<br />
Wanneer de opnames van de tekstfragmenten klaar zijn, worden ze voorgesteld<br />
aan de andere leerlingen, eventueel ook aan andere klassen.<br />
Muzische Vorming - 5 Media - 5.3<br />
Bibliografie<br />
Cryptodinges: geheime geschriften en raadsels ontcijferd, Siska Goeminne en<br />
Nanne Meulendijks (ill.), Lannoo, 2008<br />
Makkelijk lezen mediagids, Biblion<br />
www.makkelijklezenplein.nl<br />
www.stichtingmakkelijklezen.nl<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – makkelijk lezen
Lestip 2<br />
De encyclopedie van de fantasie<br />
De encyclopedie van de fantasie<br />
Judy Allen en diverse illustratoren<br />
Baeckens Books, 2008<br />
Over het boek<br />
Blader door dit informatieve boek en ontdek de bijzondere wereld van legenden,<br />
fabels, folklore en magie. Maak kennis met tientallen mythische wezens,<br />
bizarre figuren en geheimzinnige monsters. Hoe zien ze eruit? Waar komen ze<br />
vandaan? Hebben ze echt bestaan?<br />
Deze encyclopedie is een uitvoerig werk met veel kleurrijke illustraties. Die<br />
maken het boek toegankelijk voor wie niet van lezen houdt of daar moeite<br />
mee heeft. Een boek om in te snuisteren en langzaam te verkennen.<br />
Aan de slag<br />
Aanzet<br />
Zorg voor een plek in de klas waar je de <strong>Jeugdboekenweek</strong> visueel voorstelt.<br />
Op een prikbord breng je het <strong>Jeugdboekenweek</strong>-thema ‘Fantasie’ aan. Daar<br />
rond maak je plaats voor uitnodigingen, affiches, krantenknipsels, illustraties…<br />
Bij elke tekst die op het prikbord belandt, vraag je de leerling waarom hij of<br />
zij de tekst aan het bord wil en wat de bedoeling van de tekstschrijver volgens<br />
hem of haar is.<br />
Op dit prikbord vullen de leerlingen ook de informatie aan die ze tijdens de<br />
verwerkingsactiviteit uit het boek halen.<br />
Schenk tijdens het verkennen van dit boek aandacht aan de fragmenten die<br />
jou het meest hebben aangesproken. Dat kan om verschillende redenen zijn:<br />
- je kwam iets te weten dat je helemaal niet wist,<br />
- het fragment sluit aan bij jouw belangstelling en bij die van je leerlingengroep,<br />
- het fragment sluit aan bij de actualiteit,<br />
- ….<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – makkelijk lezen |
Bij de start van de <strong>Jeugdboekenweek</strong> nodig je de leerlingen uit in de voorleeshoek<br />
en introduceer jouw fragment. Dat kan bijvoorbeeld onder de vorm<br />
een wist-je-datje: ‘Wist je dat… er zich in wouden en bosrijke gebieden veel<br />
geesten ophouden?’ (cf. ‘Diep tussen de bomen temidden van vaag licht en<br />
vreemde geluiden is hun aanwezigheid goed te voelen’, p.34). Lees daarna het<br />
volledige fragment:<br />
‘De Groene Man is een mysterieuze en machtige geest. Niemand weet hoe<br />
oud hij is. Hij dateert zeker uit de voorchristelijke tijd; er zijn gravures van<br />
zijn bladerig hoofd in veel christelijke kerken terug te vinden… Hij sterft<br />
in de winter maar wordt iedere lente opnieuw geboren. Lang geleden werd<br />
aangenomen dat alleen een menselijk offer zijn voortbestaan kon verzekeren.<br />
Ook vandaag nog zijn er steden in Europa waar zijn beeltenis in 1 meiprocessies<br />
wordt meegedragen’ (p. 37).<br />
Na een kort gesprek over het waarheidsgehalte van de informatie, stel je de<br />
cover van de Encyclopedie van de fantasie voor. Laat de leerlingen hun verwachtingen<br />
verwoorden:<br />
- Is dit een verhalend of informatief boek, denk je?<br />
- Vind je het een aantrekkelijk boek?<br />
- Heb je zin om het te verkennen?<br />
- …<br />
Lees de achterflaptekst voor, stel samen de verwachtingen bij. Lees <strong>als</strong> afsluiter<br />
van de eerste kennismaking met het boek de inleiding van de auteur voor:<br />
‘Wat is fantasie?’ (p.10-11). Het voorwoord van Jonathan Stroud op pagina’s 8<br />
en 9 biedt ook een fijne instap om het begrip fantasie te bespreken. Strouds<br />
tekst sluit ook mooi aan bij de benadering van fantasie in In Schemerland, een<br />
ander boek uit het Makkelijk lezen-pakket.<br />
Nederlands - 6 Taalbeschouwing - 6.1<br />
Verwerkingsactiviteiten<br />
Kopieer de inhoudstafel op pagina’s 5 tot en met 7 op een overzichtelijke wijze<br />
op een blad. Bezorg het aan de leerlingen, overloop samen het geheel en<br />
ga na of iedereen de titels begrijpt. Aan de typische benamingen schenk je nu<br />
nog geen aandacht, zo prikkel je hun aandacht. Wijs eveneens op het belang<br />
van dit overzicht in een boek: wanneer maken ze gebruik van een inhoudstafel?<br />
Selecteer vooraf een tiental fragmenten die je zelf zal voorlezen. Kies voor<br />
korte teksten die moeilijke lezers kunnen aanspreken. Bijvoorbeeld: ‘Veel heksen<br />
kunnen van gedaante veranderen, meestal in dieren, vaak katten of hazen.<br />
Als een heks in de gedaante van een haas gewond geraakt, zal zij of hij die<br />
verwonding behouden <strong>als</strong> ze weer de menselijke gedaante aanneemt’ (p.90) of<br />
‘Lang geleden werd verondersteld dat versteende schedels van dinosaurussen<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – makkelijk lezen
of botten van grote beren overblijfselen waren van draken. De hele geschiedenis<br />
door zijn er nepdraken gefabriceerd’ (p.54). Je kan ook een kleurenkopie<br />
of gescande figuur uit het boek tonen, bijvoorbeeld de eenhoorn op pagina<br />
57 of een weerwolf op pagina 109.<br />
Per twee zoeken de leerlingen in de gekopieerde inhoudstafel het hoofdstuk<br />
en de ondertitel waarin de informatie die jij leest of toont zou kunnen<br />
voorkomen. Ze noteren hun oplossingen. De resultaten vergelijk je samen en<br />
situeer je in het boek. Deze opdracht heeft twee bedoelingen. Enerzijds leren<br />
de leerlingen een inhoudstafel kennen en gebruiken, in dit geval van een informatief<br />
boek. Anderzijds, en dat is voor deze doelgroep belangrijk, krijgen<br />
ze zonder zelf te veel moeten lezen een overzicht van wat het boek te bieden<br />
heeft.<br />
Ga verder in op de fragmenten waarvoor de leerlingen extra belangstelling<br />
tonen. De teksten zijn niet altijd eenvoudig en bovendien klein gedrukt. Anderzijds<br />
zijn ze kort en kan je ermee aan begrijpend lezen doen. Fris enkele<br />
aandachtspunten op voor het begrijpend lezen, bijvoorbeeld: een zin lezen<br />
<strong>als</strong> een geheel, rekening houden met leestekens en de betekenis van moeilijk<br />
woorden opzoeken of afleiden uit de context. Dat kan een hulp zijn voor<br />
leerlingen wanneer ze individueel aan het lezen gaan.<br />
Geef je leerlingen enkele dagen de tijd om zelf in het boek op zoek te gaan<br />
naar interessante fragmenten, onder de vorm van hoeken-, contract- of huiswerk.<br />
Stel een beurtrol op, zodat iedereen de kans krijgt het boek in te kijken.<br />
Ze kiezen een fragment uit dat ze kopiëren, overschrijven of -typen. Illustraties<br />
mogen ze natekenen. Bij het fragment bedenken ze een vraag waarop een<br />
lezer antwoord moet kunnen vinden in de tekst, de vraag en de oplossing<br />
gaan in een gesloten doos. De tekst zelf prikken ze op het prikbord.<br />
Klasgenoten nemen regelmatig een kijkje naar de verzameling fragmentjes op<br />
het prikbord. Wanneer iedereen de opdracht heeft uitgevoerd, organiseer je een<br />
quiz. Stel de vragen die de leerlingen in de doos stopten. Vooraf even nakijken<br />
is altijd handig. In groepjes van vier geven de leerlingen een antwoord op de<br />
vragen. Ze steunen op de informatie die ze op het prikbord konden lezen. Bij<br />
elke vraag is er telkens één leerling die vooraf het juiste antwoord weet.<br />
In een nagesprek schenk je aandacht aan de volgende punten:<br />
- Waren er vragen waarop jij geen antwoord wist, maar een andere leerling<br />
wel? Hoe komt dat, denk je?<br />
- Heb je figuren leren kennen waarvan je nooit eerder had gehoord?<br />
- Zijn er figuren die je graag zou willen ontmoeten? Waar? Wanneer? Waarom?<br />
- Zijn er figuren die je een beetje bang maken?<br />
- Heb je toevallig boeken gelezen of films bekeken die je in de kaders van het<br />
boek kan terugvinden?<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – makkelijk lezen |
- Zijn er figuren waarvan jij denkt dat ze echt bestaan?<br />
Voorkom uiteraard dat leerlingen bang worden door de laatste vraag.<br />
Leren leren - 2.2<br />
Wereldoriëntatie - 7 Brongebruik<br />
Nederlands - 3 Lezen - 3.5<br />
En verder<br />
Quiz!<br />
Nu ze het boek klassikaal en individueel hebben verwerkt, zijn de leerlingen<br />
vertrouwd met behoorlijk wat informatie uit het boek. Nu kan je het boek<br />
aan andere klassen (of (groot)ouders) laten voorstellen. Dat kan met een quiz.<br />
De herhaling van de quizopdracht heeft zo zijn voordelen. De leerlingen<br />
hebben in de quizopdracht uit de vorige verwerkingsopdracht onder jouw<br />
begeleiding heel wat bruikbaar quizmateriaal verzameld. Bovendien kunnen<br />
ze ook de organisatie van de quiz grotendeels zelf in handen nemen. Ontwerp<br />
samen of in groepjes een uitnodiging. Bespreek daarbij de bedoeling van een<br />
uitnodiging. De lezer moet zin krijgen om te komen! Overloop welke informatie<br />
er op de uitnodiging moet staan:<br />
- Wanneer en waar vindt de quiz plaats?<br />
- Voor wie is de quiz bedoeld? Voor leeftijdsgenoten? Voor volwassenen?<br />
Waarom zou je niet een keer naar een bejaardentehuis trekken?<br />
- Wat is het quizthema? Zorg voor een onderwerp dat aansluit bij het boek<br />
en het thema ‘Fantasie’.<br />
Beslis ook samen welke vorm de uitnodiging moet krijgen: een affiche of een<br />
strooibriefje?<br />
In groepjes van vier verwerken de leerlingen een aantal fragmenten uit het<br />
boek die je op voorhand kopieert. Na het lezen van de fragmenten bedenken<br />
ze een vraag en drie mogelijke antwoorden waaruit de quizdeelnemers moeten<br />
kiezen, bijvoorbeeld:<br />
‘Al honderd jaren doen verhalen de ronde van geheimzinnig aapachtige wezens<br />
die boven de sneeuwlijn in afgelegen berggebieden leven. Hoe heet dit<br />
wezen in de Himalaya? De bigfoot, de yeti of de sasquatch?’<br />
De leerlingen verzinnen op basis van de info uit het boek ook een verklaring<br />
die ze aan de quizdeelnemers meegeven. Ze beslissen ook hoe ze die info aan<br />
het publiek meedelen. Iemand kan zich <strong>als</strong> een professor verkleden en een<br />
stukje aanvullende info uit het boek lezen, iemand kan zich in de betreffende<br />
figuur verkleden en wat meer uitleg over zichzelf geven, iemand interviewt<br />
een medeleerling-professor of –ontdekkingsreiziger en vraagt hem naar meer<br />
informatie…<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – makkelijk lezen
De groepjes ontwerpen ook een aantal bladwijzers, afhankelijk van het aantal<br />
quizdeelnemers. Op de bladwijzers komt een illustratie uit het boek die hen<br />
het meest aansprak en de gegevens van het boek voor wie zelf aan het lezen<br />
wil gaan.<br />
Elke groep bepaalt wie het publiek zal toespreken. Klassikaal zoek je een mogelijkheid<br />
om de antwoorden van de deelnemers snel te controleren.<br />
Nederlands - 2 Spreken - 2.2<br />
Nederlands - 2 Spreken - 2.7<br />
Muzische Vorming - 3 Drama - 3.2<br />
Nederlands - 3 Lezen - 3.5<br />
Nederlands - 4 Schrijven - 4.1<br />
Vrij lezen<br />
Dit boek is nooit helemaal uitgelezen en dus uiterst geschikt voor vrij lezen.<br />
Zorg voor een moment in je lesrooster waarin leerlingen individueel in het<br />
boek kunnen lezen. In de infokaders van het boek vind je verwijzingen naar<br />
verwante boeken en films. Die boeken kan je ook aanbieden bij het boekenaanbod<br />
tijdens ‘vrij lezen’. Leer de leerlingen hoe ze met de bibliografische<br />
gegevens meer informatie over de boeken kunnen opzoeken op internet.<br />
Bibliografie<br />
In Schemerland, Astrid Lindgren, Marit Törnqvist (ill.) en Rita Törnqvist (vert.), Querido, 2007<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – makkelijk lezen |
Lestip 3<br />
Het dansende licht<br />
Het dansende licht<br />
Tonke Dragt en diverse illustratoren<br />
Leopold, 2005<br />
Over het boek<br />
Deze bundel is een echte aanrader voor wie van sprookjes en avonturen<br />
houdt. Zes langere en kortere verhalen vertellen over prinsen, prinsessen en<br />
draken. Magie en fantasie zwaaien de plak. Elk verhaal is bijzonder geschikt<br />
om voor te lezen. Bij ieder verhaal horen tekeningen in kleur; telkens een<br />
andere illustrator maakte ze. Als je nooit eerder iets las van Tonke Dragt is dit<br />
een mooie kennismaking met haar prachtige verhalen.<br />
Aan de slag<br />
Aanzet<br />
Vraag de leerlingen of ze menen dat feeën echt bestaan. Laat hen in kleine<br />
groepjes lijstjes aanleggen van personages of objecten die niet echt bestaan of<br />
tot de fantasiewereld behoren. Ze kunnen zich uiteraard laten inspireren door<br />
de fantasiewezens in de Encyclopedie van de fantasie. Vergelijk de lijstjes:<br />
- Zijn er woorden die op zowat elke lijst voorkomen?<br />
- Zijn er woorden die voor sommige leerlingen nieuw of onbekend zijn?<br />
- Zijn er woorden die discussie uitlokken?<br />
Hieraan koppel je een gesprek over het <strong>Jeugdboekenweek</strong>-thema. Wat verstaat<br />
je leerlingengroep onder fantasie? Met welke vormen zijn ze vertrouwd?<br />
Zorg voor een plek in de klas die je tijdens de <strong>Jeugdboekenweek</strong>, maar liefst<br />
ook daarnaast, <strong>als</strong> voorleeshoek inricht. Hang de lijstjes op een prikbord in de<br />
voorleeshoek. Ook alle verdere teksten en affiches die aan bod komen tijdens<br />
de <strong>Jeugdboekenweek</strong> hang je hier.<br />
Introduceer Het dansende licht bij je leerlingen. Stel de auteur voor aan de<br />
hand van de informatie op de achterflaptekst. Hang extra info over de auteur<br />
aan het prikbord. Ook voor website-adressen die de leerlingen zelfstandig<br />
kunnen raadplegen maak je plaats.<br />
Muzische Vorming - 3. Drama - 3.3<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – makkelijk lezen
Verwerkingsactiviteiten<br />
Het boek bevat zes verschillende verhalen. Je kan ze los van elkaar voorlezen.<br />
Maar met de volgende opdracht kan je ze aan elkaar verbinden.<br />
k wa rt e t s p e l<br />
Controleer vooraf in welke mate de leerlingen vertrouwd zijn met kwartetspelen.<br />
Het is de bedoeling dat ze van het boek, waaruit je de zes verhalen<br />
voorleest, een kwartetspel maken. Elk verhaal is goed voor vier kaarten, met<br />
op elk van die kaarten de titel van het verhaal en vier woorden: het kernwoord<br />
in vet, de drie andere woorden - waarmee ze hun kwartet moeten vervolledigen<br />
– niet. Bij het kernwoord van elke kaart tekenen ze een passende<br />
illustratie.<br />
Als een leerling een medeleerling tijdens het spel vraagt om ‘de vrucht uit het<br />
verhaal De twee koningen’, dan vraagt hij om een kaart waarop een vrucht getekend<br />
staat en het woord ‘vrucht’ in vet geschreven of getypt staat, tussen drie<br />
andere woorden die met het verhaal te maken hebben.<br />
Om zoveel mogelijk bruikbare kernwoorden uit elk verhaal te verzamelen,<br />
noteer je elke titel vooraf op een flap. Na het voorlezen noteren de leerlingen<br />
op de flap die woorden die volgens hen de belangrijkste schakels vormen in<br />
dit verhaal: namen van personages of objecten die in de fantasiewereld thuishoren.<br />
Omdat leerlingen elkaar vaak inspireren geef je hen de tijd om de flap<br />
aan te vullen tot het volgende voorleesmoment. Overloop dan eerst samen de<br />
woorden en ga na in welke mate ze echt bij het verhaal en het thema horen.<br />
Daarna lees je het volgende verhaal voor. De flappen blijven zichtbaar hangen.<br />
Nadat het laatste verhaal is voorgelezen en de woordenverzameling werd<br />
besproken, verdeel je de klas in groepen. Elke groep werkt een kwartetspel<br />
uit dat bestaat uit 24 kaarten (vier kaarten voor elk van de zes verhalen).<br />
Ze kiezen zelf welke vier woorden bij het verhaal horen. Hoe ze tekst en<br />
illustraties verwerken, bepalen ze zelf. Laat ze vooraf wel experimenteren met<br />
verschillende mogelijke materialen. Potloden, stiften, pennen zijn handig om<br />
de (kern)woorden fijn weer te geven. Met verschillende schilder- en druktechnieken<br />
kan je dan weer een magische sfeer creëren op de achterkant van<br />
elke kaart. Ook de illustraties uit het boek, die erg uiteenlopend zijn qua stijl,<br />
kunnen hen inspireren.<br />
Spreek samen het formaat en de papierkeuze af, zodat de kaarten makkelijk<br />
hanteerbaar zijn. Wanneer de kwartetspellen klaar zijn, worden ze eerst in de<br />
verschillende groepen gespeeld en eventueel uitgewisseld. Mocht dat nodig<br />
blijken, dan passen groepjes hun kaarten aan voor ze het spel voorstellen in<br />
andere klassen.<br />
Nederlands - 5 Vaardigheden<br />
Muzische Vorming - 1 Beeld - 1.6<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – makkelijk lezen |
v o o r l e z e n<br />
Leerlingen uit de doelgroep ‘Makkelijk lezen’ genieten wellicht nog het meest<br />
van boeken en verhalen <strong>als</strong> ze worden voorgelezen. Terwijl ze luisteren nemen<br />
ze de woordenschat en taalgebruik op en raken ze vertrouwd met de verhaallijn<br />
en personages. Voorzie daarom een vast tijdstip om voor te lezen tijdens<br />
de <strong>Jeugdboekenweek</strong>. Een schemerlamp of kandelaar zorgt voor de juiste sfeer<br />
bij Het dansende licht.<br />
Lees expressief voor met aandacht voor je mimiek, intonatie en lichaamstaal<br />
en kijk je publiek regelmatig aan: zo behoud je de betrokkenheid. Controleer<br />
of de leerlingen mee zijn, zonder het verhaal uit het oog te verliezen. Moeilijke<br />
woorden of begrippen verduidelijk je (kort en bondig!) tijdens het lezen<br />
met een synoniem of korte vergelijking.<br />
De encyclopedie van de fantasie, een andere titel uit het Makkelijk lezen-pakket,<br />
biedt achtergrondinformatie bij de verhalen. Verwijs er tijdens het voorlezen<br />
of vertellen naar. Laat de encyclopedie in de luisterhoek liggen. Leerlingen<br />
die willen kunnen dan herlezen wat jij voor de hele groep hebt gebracht. Dat<br />
geldt ook voor het boek Het dansende licht. Als het uit is, krijgt het een plaats<br />
in de boekenhoek waar leerlingen het vrij kunnen (her)lezen.<br />
Muzische Vorming - 3 Drama - 3.3<br />
Nederlands - 5 Vaardigheden<br />
En verder<br />
Illustratoren en hun werk<br />
Blijf na elk verhaal stilstaan bij de illustraties. Noteer de naam van de illustrator<br />
op de flap: leerlingen raken er zo mee vertrouwd. Op internet zoeken ze<br />
zoveel mogelijk boeken met tekeningen van die illustrator. De titels noteer je<br />
ook op de flap. Dat doe je voor elke illustrator. Thuis of in de klas- of schoolbibliotheek<br />
gaan de leerlingen zelfstandig op zoek naar de titels op de flap.<br />
Nadat alle verhalen werden voorgelezen kan je klassikaal op zoek in de openbare<br />
bibliotheek. Met een lijstje van titels gaan de leerlingen op zoek naar nog<br />
meer illustraties van deze personen. In de klas laat je hen de illustraties groeperen<br />
en de verschillende tekenstijlen met elkaar vergelijken:<br />
- Welke illustrator geniet je voorkeur?<br />
- Zijn er illustraties uit verschillende boeken waarin je dezelfde stijl herkent?<br />
Laat de boeken een tijdje liggen en geef de leerlingen de kans om ze geregeld<br />
in te kijken.<br />
Muzische Vorming - 1 Beeld - 1.1 en 1.4<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – makkelijk lezen
Tonke Dragt en haar werk<br />
In het deel ‘andere boeken van Tonke Dragt’ worden negen andere boeken<br />
van deze auteur voorgesteld. Noteer de titels op een lijst en bezorg ze aan<br />
elke leerling. Zelf lees je de korte inhoud die bij elke titel hoort voor. Geef<br />
dit fragment een nummer. Per twee zoeken de leerlingen welke titel bij welk<br />
fragment hoort. Ze plaatsen het nummer vóór de titel. Soms zit een deel van<br />
de titel in het fragment verwerkt. Begin met die fragmenten. Dat maakt de<br />
luisteropdracht makkelijker en het zorgt bovendien voor succeservaringen:<br />
broodnodig voor de motivatie van moeilijke lezers om geboeid te raken door<br />
het werk van Tonke Dragt.<br />
Nadat alle fragmenten werden voorgelezen, bezorg je de duo’s een blad waarop<br />
de fragmenten (zonder titel) in volgorde te lezen zijn. De duo’s herlezen<br />
de fragmenten, controleren hun oplossingen, vergelijken ze en passen ze aan.<br />
Daarna vergelijken ze de fragmenten met de oorspronkelijke pagina in het<br />
boek.<br />
Hierop kan je de volgende opdracht laten aansluiten. Leerlingen kiezen het<br />
boek uit dat hen het meest aansprak en ontwerpen er een cover voor. De oorspronkelijke<br />
cover mogen ze nog niet zien. Ze laten zich inspireren door de<br />
verschillende illustratiestijlen waarmee ze tijdens de vorige opdrachten kennismaakten.<br />
Zorg voor verschillende materialen en voldoende tijd voor experimenteren<br />
voor leerlingen de opdracht definitief uitwerken.<br />
Ze mogen van elkaar niet weten bij welke titel ze een cover ontwerpen. Op<br />
een afgesproken tijdstip brengen ze hun illustratie mee. Op de achterkant<br />
schrijven ze de titel. Hang de tekeningen op en bespreek de resultaten:<br />
- Wat valt je op aan wat er wordt afgebeeld?<br />
- Wat valt je op aan het materiaal dat werd gebruikt?<br />
- Wat valt je op aan de vorm of kleuren die werden gebruikt?<br />
- Wat wordt er voorgesteld op de illustratie, denk je?<br />
- Welk gevoel roept de illustratie bij je op?<br />
Als je de werken aan het bord hangt, kunnen de kijkers er het nummer van de<br />
vermoedelijke titel bij plaatsen. Die worden nadien vergeleken met de titel die<br />
op de achterkant vermeld staat. Als je illustraties bij dezelfde titels groepeert,<br />
ontstaat er misschien een top 10:<br />
- Zijn er titels die een duidelijke voorkeur kenden?<br />
- Zijn er titels die geen voorkeur kenden?<br />
Ga met de leerlingen op zoek naar de werkelijke afbeelding op de cover. Dat<br />
kan op internet of in de bibliotheek. Zo kunnen leerlingen het boek ontlenen.<br />
Het populairste boek maakt misschien kans om voorgelezen te worden?<br />
Muzische Vorming - 5 Media - 5.5<br />
Muzische Vorming - 1 Beeld - 1.6<br />
Wereldoriëntatie –3 Mens - 3.1<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – makkelijk lezen | 3
Verwante titel<br />
De encyclopedie van de fantasie, Judy Allen en div. ill., Baeckens Books, 2008<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – makkelijk lezen
Lestips 4<br />
Ik zie ik zie ... een boek vol fantasie<br />
Ik zie ik zie... een boek vol fantasie<br />
Walter Wick en Jean Marzollo<br />
Ploegsma, 2008<br />
Over het boek<br />
Dit is een zoekboek over fantasie, het vijfde deel uit een reeks zoekboeken.<br />
Elke foto, die een dubbele pagina beslaat, toont een grote hoeveelheid voorwerpen.<br />
De tekst erbij bestaat uit vier zinnen op rijm en noemt voorwerpen<br />
die op de foto terug te vinden zijn. Op de laatste pagina’s vind je extra zoeksuggesties.<br />
Maar pas op: zoeken is moeilijker dan het lijkt!<br />
Een boek dat uitnodigt om eindeloos te kijken naar schijnbaar waardeloze<br />
prullaria en om zelf nieuwe raadsels te verzinnen.<br />
Aan de slag<br />
Aanzet<br />
f a n t a s e r e n<br />
Zoek zelf vooraf een aantal voorwerpen waarvan je bijna zeker weet dat de<br />
leerlingen ze niet kennen. De eerste werkvorm bied je klassikaal aan. Vertrek<br />
van één voorwerp. Leerlingen die het voorwerp kennen, vraag je even te zwijgen.<br />
Samen vormen zij de luisterende jury. Je toont het voorwerp en vraagt<br />
wat het zou kunnen zijn. Voor je ze in groepjes aan het denken zet, noteer je<br />
een aantal vragen op het bord waarop ze kunnen terugvallen:<br />
- Wat zie je?<br />
- Waaruit is het voorwerp gemaakt?<br />
- Waarvoor zou het gebruikt worden?<br />
- Wie zou het gebruiken?<br />
- Wanneer zou het gebruikt kunnen worden?<br />
- Zou het nu nog gebruikt worden of stamt het voorwerp uit vroegere tijden?<br />
- Welke naam zou dit voorwerp kunnen hebben?<br />
- …<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – makkelijk lezen |
Elke groep krijgt even de tijd om een antwoord te zoeken op de vragen. Vervolgens<br />
vergelijken ze hun antwoorden. Jij of de luisterende jury, <strong>als</strong> die er is,<br />
bevestigen de antwoorden. Vergeet niet om de creatieve vondsten van de verschillende<br />
groepen te appreciëren.<br />
Wanneer je het gevoel hebt dat het fantaseren voldoende is aangewakkerd,<br />
geef je elke groep een verschillend ‘vreemd’ voorwerp. Mochten er leerlingen<br />
zijn die het voorwerp kennen, dan wisselen ze van groep zodat iedereen onbevangen<br />
aan het denken kan gaan. Ook nu onderwerpen ze de voorwerpen<br />
aan een onderzoek. Hun bevindingen stellen ze achteraf voor. Ze kiezen zelf<br />
hoe ze dat doen:<br />
- Je bent een gids in het museum en je vertelt het publiek zo enthousiast mogelijk<br />
over dit voorwerp.<br />
- Je bent een marktkramer en maakt reclame voor je voorwerp met de bedoeling<br />
dat de klanten het kopen.<br />
- Je schrijft een stukje voor een krant waarin je het hebt over een zonderlinge<br />
vondst.<br />
- Je maakt een reclameadvertentie voor dit voorwerp in de krant.<br />
- Je speelt een dramastukje waarin de betekenis van het voorwerp duidelijk<br />
wordt voor de kijkers.<br />
Na elke presentatie geven medeleerlingen feedback: Wat vonden ze goed aan<br />
de presentatie?<br />
Nederlands - 2 Spreken - 2.2 en 2.6<br />
Sociale Vaardigheden - 1 Relatiewijzen - 1.5<br />
Muzische Vorming - 6 Attitudes - 6.4<br />
a s s o c i ë r e n<br />
Laat de leerlingen plaatsnemen in een kring. Zeg een willekeurig woord<br />
en vraag de leerling naast je om het eerste woord dat daarna in zijn of haar<br />
woord opkomt hardop uit te spreken. De volgende leerling doet hetzelfde en<br />
zo ga je door, tot de kring rond is. Je kan hier eindeloos variëren, uitbreiden<br />
en beperken. Een rondje werkwoorden of adjectieven, een rondje voeding,<br />
dieren, voertuigen, lekkernijen, gevoelens… Op een speelse wijze maak je de<br />
betekenis van hyponiemen en hyperoniemen duidelijk zonder daarom de begrippen<br />
zelf te gebruiken.<br />
Herhaal de opdracht, maar vertrek nu van het woord ‘fantasie’. Laat de leerlingen<br />
gelijktijdig het eerste woord dat hen te binnen schiet opschrijven. Op<br />
die manier laten ze zich niet afleiden door de associatie die de voorgaande<br />
leerlingen maakten. Laat ze hun woord gelijktijdig in de lucht steken: Zijn er<br />
woorden die door meerdere leerlingen gekozen werden? Zijn er woorden die<br />
om verduidelijking vragen? Zijn er leerlingen die hun associatie willen verduidelijken?<br />
Welke woorden roepen onmiddellijk andere associaties op?<br />
Ga zelf na op welke wijze jouw leerlingengroep fantasie benadert en vul hun<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – makkelijk lezen
gedachten eventueel aan: Als ze weten dat het thema van de <strong>Jeugdboekenweek</strong><br />
‘Fantasie’ is, gaan ze dan aan iets anders denken? Laat hen het eerste<br />
boek dat ze met fantasie associëren opschrijven. Vergelijk vervolgens de verschillende<br />
vondsten en vul aan.<br />
Nederlands - 6 Taalbeschouwing - 6.2<br />
Verwerkingsactiviteiten<br />
v e r k e n n e n<br />
Stel Ik zie, ik zie… een boek vol fantasie voor met behulp van de achterflaptekst.<br />
Na een eerste globale klassikale kennismaking met het boek, laat je de leerlingen<br />
– individueel of in kleine groepjes – het boek verder verkennen. Zo<br />
krijgt elke leerling de kans om de raadsels bij de illustraties op te lossen. Niet<br />
elk raadsel hoeft opgelost, want het boek blijft langere tijd in de klas, het kan<br />
een plaats krijgen in hoekenwerk en kan worden ontleend tijdens vrij lezen.<br />
Het boek garandeert eindeloos kijk- en zoekplezier.<br />
Wanneer iedereen vertrouwd is met het opzet van Ik zie, ik zie… een boek vol<br />
fantasie, lees je de laatste pagina voor: de auteur vertelt er hoe het boek gemaakt<br />
is. Sta samen stil bij de verschillende foto’s en hoe die gemaakt werden:<br />
Welke illustratie geniet hun voorkeur?<br />
Sommige illustraties vormen gewoon een verzameling van voorwerpen: Kunnen<br />
ze er een overkoepelende naam (een hyperoniem) voor bedenken?<br />
In andere illustraties krijgen voorwerpen dan weer een heel andere functie<br />
dan we gewend zijn. Zo wordt een ruimtelandschap opgebouwd met metalen<br />
keukenvoorwerpen en worden hout en mos gecombineerd tot een woud. Leg<br />
hier de link met de boeken van Joan Steiner. In Je gelooft je ogen niet creëert ze<br />
landschappen met alledaagse voorwerpen. Ook hier nodigen teksten op rijm<br />
uit tot kijken en zoeken.<br />
Nederlands - 3 Lezen - 3.1<br />
s c h r i j v e n v a n ra a d s e l s<br />
De raadsels op rijm bij elke illustratie zijn eenvoudig en volgen steeds eenzelfde<br />
ritme. Lees de raadsels een aantal keer door met de leerlingen. Laat ze<br />
de woorden of woorddelen vervangen door een nonsenswoord bijvoorbeeld<br />
‘pom’. Zo zal hen opvallen dat sommige woorden uit verschillende delen (lettergrepen)<br />
bestaan en dat hetzelfde ritme zich steeds herhaalt. Breng de tekst<br />
schematisch op het bord:<br />
Ik zie een vlieg-tuig een klok en een ap-pel<br />
- - - - - - - - - - -<br />
Twee vis-sen op reis in het druk-ke ver-keer<br />
- - - - - - - - - - -<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – makkelijk lezen |
Een ze-bra op wie-len een eend-je,<br />
- - - - - - - - -,<br />
Een huis voor een vo-gel een kat en een beer<br />
- - - - - - - - - - -<br />
Vraag om zoveel mogelijk namen van objecten te vervangen door namen van<br />
andere voorwerpen die op de illustratie voorkomen en die in het ritme passen.<br />
Leerlingen geven de raadsels aan elkaar door, lossen elkaars raadsels op en<br />
vergelijken de resultaten met elkaar.<br />
Nederlands - 4 Schrijven - 4.8<br />
En verder<br />
Een vanzelfsprekend vervolg is dat leerlingen op zoek gaan naar voorwerpen<br />
die met elkaar verband houden, voorwerpen die gegroepeerd kunnen worden.<br />
Bedenk samen een aantal hyperoniemen, <strong>als</strong> kledingstukken, bureaumateriaal,<br />
tuingereedschap… en verzamel materiaal. Misschien ontstaat er met dit<br />
materiaal ook een landschap waarin niets is wat het lijkt. Laat de leerlingen<br />
experimenteren met een digitaal fototoestel: eenzelfde professionele resultaat<br />
bereiken zal moeilijk zijn, maar ze kunnen wel ervaren wat de mogelijkheden<br />
van het toestel zijn.<br />
Muzische Vorming - 5 Media - 5.5<br />
Zijn er leerlingen die denken alle details gezien te hebben? Die alle raadsels<br />
hebben opgelost? Toon hen dan de extra zoekplaatjes achteraan in het boek:<br />
een nieuwe uitdaging! Hier leent het boek zich uiteindelijk het meest toe:<br />
kijken en herbekijken, ontdekken en herontdekken. Wie dit boek echt weet te<br />
appreciëren, kan in de bibliotheek op zoek gaan naar de uitgaven in dezelfde<br />
reeks.<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – makkelijk lezen
Verwante titels<br />
Ik zie, ik zie... een boek vol kerst, Walter Wick, Jean Marzollo en Nannie Kuiper (vert.), Ploegsma,<br />
2007<br />
Ik zie, ik zie... een boek vol raadsels, Walter Wick, Jean Marzollo en Nannie Kuiper (vert.), Ploegsma,<br />
2007<br />
Ik zie, ik zie... een boek vol schatten, Walter Wick, Jean Marzollo en Nannie Kuiper (vert.), Ploegsma,<br />
2007<br />
Ik zie, ik zie... een boek vol geheimen, Walter Wick, Jean Marzollo en Nannie Kuiper (vert.),<br />
Ploegsma, 2007<br />
Je gelooft je ogen niet, Joan Steiner, Thomas Lindley (foto’s) en Miek van Thiel-Hoofd (vert.),<br />
Gottmer, 1998<br />
Je gelooft je ogen niet, junior, Joan Steiner, Thomas Lindley (foto), Miek van Thiel-Hoofd (vert.)<br />
Gottmer, 2000<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – makkelijk lezen |
Lestip 5<br />
In Schemerland<br />
In Schemerland<br />
Astrid Lindgren en Marit Törnqvist (ill.)<br />
Querido, 2007<br />
Over het boek<br />
Thomas heeft iets aan zijn been waardoor hij waarschijnlijk nooit meer zal<br />
kunnen lopen. Maar elke avond, net wanneer het begint te schemeren, staat<br />
meneer Rozenstaf aan zijn raam. Hij neemt Thomas mee naar Schemerland,<br />
een plek waar Thomas alles kan. En tegen de tijd dat het helemaal donker is,<br />
ligt Thomas alweer in zijn bed.<br />
Dit boek met zijn sfeervolle illustraties geeft aan hoe de verbeelding de bovenhand<br />
neemt in de uitzichtloze wereld van het zieke kind. In Schemerland<br />
is een toegankelijk warm fantasieverhaal waarin het recht van elk kind om te<br />
dromen mooi in de verf wordt gezet.<br />
Aan de slag<br />
Aanzet<br />
k i j k e n na a r de lu c h t<br />
Bij de herwerking van dit boek nodigde Astrid Lindgren (de auteur van In<br />
Schemerland) Marit Törnqvist (de illustrator) uit voor een ballonvaart boven<br />
Stockholm. Zo kon de illustrator zich beter inleven in de sfeer van het schemeruur<br />
en kon ze de invloed van het licht op de lucht en de wereld beter in<br />
zich opnemen. Voor je het boek in de klas brengt, nodig je de leerlingen uit<br />
om buiten naar de lucht te kijken. Benadruk vooral de lucht, niet de wolken:<br />
- Welke kleur heeft de lucht nu?<br />
- Ken je daar een bestaande naam voor?<br />
- Kan je er zelf een naam voor uitvinden?<br />
- Is er meer dan één kleur of kleurtint te zien?<br />
- Welke kleur(tint) is het meest aanwezig?<br />
- Welke kleur(tint) is er wel, maar merk je nauwelijks op?<br />
- Welk gevoel hoort volgens jou bij deze lucht?<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – makkelijk lezen
Terug in de klas vertel je dat er veel meer kleuren bestaan dan er namen voor<br />
zijn. In het boek Een halve hond heel denken licht Joke van Leeuwen op pagina<br />
40 toe hoe ontwerpers en drukkers nummers gebruiken in plaats van namen<br />
om de juiste kleuren te benoemen.<br />
Illustreer die werkwijze met staalkaarten uit de verfwinkel. Laat de leerlingen<br />
in de staalkaarten zoeken naar de kleuren van de lucht die ze daarvoor zagen.<br />
Je kan eventueel ook gebruik maken van het kleurenpalet op de computer.<br />
Laat geen enkele mogelijkheid onbenut om samen naar de lucht te kijken.<br />
Vraag de leerlingen om dat ook ’s avonds na schooltijd te doen, laat hen hun<br />
waarnemingen noteren en meebrengen naar de klas. Bespreek de waarnemingen<br />
en maak opnieuw gebruik van bovenstaande vragen: Worden er nu andere<br />
kleuren genoemd?<br />
Als leerlingen meer vertrouwd raken met het – al dan niet verwonderd – kijken<br />
naar de lucht, schenk je meer aandacht aan de invloed van het licht. Joke<br />
van Leeuwen beschrijft in hetzelfde boek op pagina 36 ook hoe we iets zien<br />
doordat er licht in onze ogen valt:<br />
‘Eigenlijk schiet het licht erin, met een snelheid van 300.000 kilometer per seconde.<br />
Is het veel licht, dan worden onze pupillen kleiner. Is het weinig licht,<br />
dan worden onze pupillen groter. Ons netvlies vangt de beelden op. In dat<br />
netvlies zitten ongeveer honderd miljoen staafjes en zeven miljoen kegeltjes.<br />
Met de kegeltjes zien we de kleuren, de staafjes helpen ons in de schemering<br />
en het donker.’ Haal een aantal technische naslagwerken in de klas, voor wie<br />
geïnteresseerd is in meer wetenschappelijke achtergrond.<br />
Verzamel zoveel mogelijk tijdschriften, fotomateriaal en reproducties van diverse<br />
schilderijen waarop de invloed van licht op de lucht duidelijk merkbaar<br />
is. Voor schilderijen leveren volgende namen prachtig materiaal: Claude Monet,<br />
William Turner, René Magritte, Edward Hopper en John Constable.<br />
Bekijk het materiaal samen met de leerlingen en maak gebruik van de bovenstaande<br />
vragen tijdens het aansluitende gesprek.<br />
Nederlands - 2 Spreken - 2.7<br />
Nederlands - 1 Luisteren - 1.9<br />
Muzische Vorming - 3 Drama - 3.5<br />
w e e r g e v e n v a n de lu c h t<br />
Organiseer een workshop ‘lucht op papier brengen’. Werk met een doorschuifsysteem<br />
zodat leerlingen kunnen experimenteren met verschillende<br />
materialen en technieken. Je kan je laten inspireren door het volgende aanbod:<br />
aquarelpotloden, gewone kleurpotloden, zachte pastelkrijtjes, oliepastelkrijtjes,<br />
inkt, ecoline, schoolverf, dikke, dunne, puntige of stompe penselen, contékrijtjes,<br />
waterverf, sponsjes om te ‘wassen’, verfrollen, verschillende soorten<br />
papier…<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – makkelijk lezen |
Doorloop vooraf met de leerlingen de verschillende werkplekken, illustreer<br />
hoe ze de materialen het best gebruiken. Wie met waskrijt van donker naar<br />
licht wilt, zet geleidelijk aan steeds minder kracht. Met inkt en waterverf bereik<br />
je verschillende gradaties door er steeds meer water bij te doen. Door aan<br />
conté wit toe te voegen wordt de toon steeds lichter. Pastelkrijtjes zijn duur<br />
maar je kan er kleuren mooi mee mengen. Je kan een tint wazig maken of<br />
twee kleuren in elkaar laten overlopen door er met een wattenstaafje over te<br />
wrijven. Te veel wrijven zorgt dan weer voor een grauw resultaat.<br />
Lucht bestaat niet alleen uit blauw- of witschakeringen, soms bevat ze ook andere<br />
tinten. ’s Avonds bevat de lucht andere kleuren dan ’s ochtends of overdag.<br />
Een donkere lucht verkrijg je door donkerder blauw toe te voegen. Meng je<br />
zwart door je kleuren dan bekom je alweer een grauwe massa. Maak je het blad<br />
nat eer je er op schildert, meng het water dan met behangerslijm: de kleuren<br />
vloeien dan mooi in elkaar over. Als je het blad met tape over de randen aan je<br />
bank vastkleeft, gaat het bij overvloedig watergebruik minder krullen.<br />
Zorg ervoor dat de leerlingen het hele blad gebruiken. Nodig ze daarom uit<br />
om vooral goed te kijken naar de lucht en er de verschillende schakeringen in<br />
te ontdekken. Nodig hen vooraf uit om van één kleur zoveel mogelijk tinten<br />
te maken. Ze vertrekken van een lichtere tint en voegen daar geleidelijk een<br />
donkerdere tint aan toe. Bij het schilderen blijf je het best bij waterverf en<br />
aanverwanten, plakkaatverf is meteen zo een massa. Ecoline leent zich uitstekend<br />
tot de nat-in-nattechniek: het blad nat maken met een spons of borstel,<br />
en dan verf aanbrengen en mooi in elkaar laten overvloeien. Ecoline bestaat<br />
uit sterke kleurpigmenten, dus de kleuren zijn zelden zacht. Je kan eerst de<br />
ecoline aanlengen met water in allerlei potjes.<br />
Voorzie een sjabloon van een landschap onderaan elk blad: de horizon maakt<br />
de grens tussen lucht en aarde duidelijk. Het sjabloon kan je zelf maken en<br />
voor iedereen kopiëren, leerlingen die willen ontwerpen het zelf.<br />
Wie dat wenst kan ook de computer inschakelen. Diverse tekenprogramma’s<br />
nodigen uit tot experimenteren met kleuren. Een schone werkplek met weinig<br />
opruimwerk gegarandeerd!<br />
Muzische Vorming - 1 Beeld - 1.6<br />
In een nabespreking laat je de leerlingen vertellen bij hun werk:<br />
- Was het moeilijk om lucht vast te leggen?<br />
- Met welke materialen heb je graag gewerkt?<br />
- Over welk resultaat ben je het meest tevreden?<br />
- Welke resultaten geven je het gevoel dat het avond is?<br />
- Kijk je nu op een andere manier naar de lucht dan daarvoor?<br />
- Welk gevoel geeft de lucht je?<br />
Wereldoriëntatie - 3 Mens - 3.1<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – makkelijk lezen
Verwerkingsactiviteiten<br />
v o o r l e z e n<br />
Hierop aansluitend lees je het verhaal In Schemerland voor. De tekst is eenvoudig<br />
en vraagt weinig toelichting. Na het lezen sta je samen stil bij de volgende<br />
aandachtspunten:<br />
‘Als de schemering valt, komt mama de kamer binnen en zegt: “Zullen we het<br />
licht nu aandoen? Of wil je net <strong>als</strong> anders nog even schemeren?” En dan zeg<br />
ik dat ik net <strong>als</strong> altijd nog even wil schemeren.’ (p. 5).<br />
- Bestaat het werkwoord ‘schemeren’?<br />
- Wat bedoelt Thomas <strong>als</strong> hij ‘nog even wil schemeren’?<br />
- Kan jij je voorstellen dat je zou willen schemeren?<br />
- Wanneer zou je dat doen, op welk tijdstip, naar aanleiding van welke gebeurtenis?<br />
- Wil je vanavond nagaan wanneer de schemering valt en dit tijdstip tegen<br />
morgen noteren?<br />
‘Meneer Rozenstaf woont in Schemerland. Dat land heet ook wel Het Land<br />
Dat Er Niet Is.’ (p.5)<br />
- Bestaat Schemerland volgens jou?<br />
- Bestaat meneer Rozenstaf dan eigenlijk?<br />
- Wat zou je zelf willen?<br />
- Is er een andere invulling voor het land dat er niet is?<br />
- Moet het er daarom echt niet zijn of kan het ook op een andere manier<br />
geïnterpreteerd worden?<br />
Daarmee raak je misschien een diepere laag in het verhaal, een leven na de<br />
dood. Alleen <strong>als</strong> je leerlingen daarvoor open staan en je zelf aanvoelt dat dit<br />
onderwerp niet te gevoelig ligt, kan je het aanraken: ‘Misschien verkent Thomas<br />
het leven na dit leven…’<br />
Nederlands - 5 Vaardigheden<br />
e e n ei g e n sc h e m e r l a n d<br />
Het voorwoord van Jonathan Stroud op pagina 8-9 in De encyclopedie van de<br />
fantasie sluit mooi aan bij de manier waarop fantasie in dit verhaal een rol<br />
speelt. Bezorg de leerlingen een kopie van het voorwoord en laat hen de gelijkenis<br />
met In Schemerland vinden.<br />
Daarna kiezen ze uit hun eigen experimenten de meest geslaagde schemerlucht:<br />
de omslag voor hun eigen schemerverhaal! Op de cover stempelen,<br />
schrijven of kleven ze de titel en de naam van de auteur en illustrator. In dit<br />
geval zijn ze dat zelf. Op de achterflap kleven ze een geschreven of getypte<br />
tekst. Verwijs tijdens het inventariseren van ideeën naar de vragen die aansloten<br />
bij het voorlezen. Laat hen zich voorstellen dat ze ook af en toe naar<br />
Schemerland willen verdwijnen:<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – makkelijk lezen | 3
- Wie zou jij daarvoor uitnodigen?<br />
- Welke naam heeft je genodigde?<br />
- Hoe ziet hij of zij eruit?<br />
- Wat zou jij heel goed kunnen in Schemerland?<br />
- Is dat iets dat je in werkelijkheid niet zo goed kan maar zou willen kunnen?<br />
Om het schrijven voor iedereen haalbaar te houden, maken ze gebruik van de<br />
zinnen op de achterflap van het boek. Die vullen ze aan met eigen materiaal:<br />
‘Iedere avond <strong>als</strong> het begint te schemeren tikt een klein …… tegen het raam,<br />
…………..…. neemt mij dwars door het raam mee naar Schemerland. Dat is<br />
een heel bijzonder land, waar ik ……………’<br />
Wie zijn tekst wil uitbreiden of wie de binnenkant van het omslag wil voorzien<br />
van een eigen verhaal, mag dat uiteraard!<br />
Nederlands - 5 Vaardigheden<br />
En verder<br />
Op het einde van haar leven werden een aantal bestaande verhalen van Astrid<br />
Lindgren heruitgegeven. In Schemerland, dat eerder deel uitmaakte van de<br />
bundel Er zit een rover in het bos-bos-bos is één van die werken. Ga op zoek naar<br />
deze bundel, en vergelijk de twee uitgaven van In Schemerland: Van welke uitgave<br />
houden ze het meest?<br />
Muzische Vorming - 3 Drama - 3.5<br />
Als je de bibliotheek tijdig waarschuwt, kunnen ze een aantal titels van Astrid<br />
Lindgren en Marit Törnqvist voor jou en je leerlingen apart houden. Verken<br />
onder begeleiding de infrastructuur van de bibliotheek. Laat de leerlingen in<br />
groepjes op zoek naar zoveel mogelijk titels van beide auteurs en laat hen de<br />
achterflaptekst aan elkaar voorlezen. Aan de hand van die tekst en de illustraties<br />
in de boeken, verdelen ze het aanbod in twee groepen: fantasieverhalen of<br />
realistische verhalen. Misschien kan je de boeken ook ontlenen. Zo kunnen ze<br />
geruime tijd deel uitmaken van het aanbod tijdens vrij lezen.<br />
Leren leren 2<br />
Verhalenreis van Astrid Lindgren (cf. Bibliografie) bevat verschillende fragmenten<br />
uit haar boeken. De sfeervolle, gedetailleerde tekeningen, gebaseerd op<br />
de taferelen die te zien zijn in het Astrid Lindgren-huis in Stockholm, werden<br />
gemaakt door Marit Törnqvist. Op de bijbehorende cd werden de ingelezen<br />
fragmenten aangevuld met Zweedse achtergrondtekstjes. Bied het prentenboek<br />
<strong>als</strong> smaakmaker aan in de luisterhoek. Op www.astridlindgren.nl maak<br />
je kennis met het werk en het leven van deze schrijfster. Wie liever een boek<br />
wil, kan het prachtig uitgegeven Astrid Lindgren, haar leven in beelden uitkijken.<br />
Muzische vorming - 5 Media - 5.5<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – makkelijk lezen
Titels en bibliografie<br />
Astrid Lindgren, haar leven in beelden, Johan Erséus en Rita Verschuur (vert.), Ploegsma, 2007<br />
De encyclopedie van de fantasie, Judy Allen, Baeckens Books, 2008<br />
Een halve hond heel denken, een boek over kijken, Joke van Leeuwen, Querido, 2008<br />
Er zit een rover in het bos, Astrid Lindgren, Anneke Hohmann (ill.) en Rita Verschuur (vert.),<br />
Ploegsma, 1970<br />
Schilderen, gids voor de jonge kunstenaar, E. Waters en A. Harris, Gottmer, 1996<br />
Tekenen, gids voor jonge kunstenaars, Jude Welton en Karin Kuiter (vert.), Gottmer, 1994<br />
Verhalenreis, Astrid Lindgren, Marit Törnqvist (ill.) en Rita Törnqvist-Verschuur (vert.), Hoogland<br />
en Van Klaveren, 2007<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – makkelijk lezen |
Lestip 6<br />
Lafcadio<br />
Lafcadio, de leeuw die terugschoot<br />
Shel Silverstein<br />
Mozaïek, 2006<br />
Over het boek<br />
Lafcadio de leeuw komt op een dag oog in oog te staan met een jager. Hij<br />
rent niet weg: hij vindt ‘jager’ een mooi woord. Na een kort praatje met de<br />
man eet hij hem op. Lafcadio neemt het geweer van de jager en wordt de<br />
beste en ook enige schutter van de jungle. Een tijdje later gaat hij in het circusleven.<br />
Miljoenen kinderen en volwassenen toont hij zijn schiettrucs. Als<br />
Lafcadio de Grote wordt hij steeds beroemder. Langzaam begint hij meer op<br />
een mens dan op een leeuw te lijken. Tot hij op een dag <strong>als</strong> jager op safari tegenover<br />
zijn eigenlijke soortgenoten staat. Hij beseft dat hij nergens bij hoort:<br />
hij is geen echte mens, maar ook geen echte leeuw meer…<br />
Al lijkt het een beetje triest, het is een bijzonder mooi verhaal. Met een humoristische<br />
stijl en expressieve zwart-wittekeningen weet de auteur een breed<br />
publiek voor zich te winnen.<br />
Laat je tijdens het lezen en verkennen van dit boek meevoeren door de dialoog<br />
waarin de auteur zich tot de lezer richt. Beeld je in hoe jij je luisterende<br />
leerlingengroep kan betrekken in het verhaal. Denk na over een voorleeshoek<br />
waarin luisteraars ontspannen kunnen luisteren en waarin je hen de bijbehorende<br />
illustraties kan laten zien. Plan een optimaal voorleesmoment per dag<br />
waar je gedurende deze <strong>Jeugdboekenweek</strong> niet van afwijkt.<br />
Aan de slag<br />
Aanzet<br />
Voor je de leerlingen laat kennismaken met Lafcadio peil je naar hun voorkennis<br />
over leeuwen. Op een flap noteren ze wat ze weten. Geef hen een aantal<br />
dagen, zo kunnen ze elkaar inspireren. Tijdens de bespreking ga je samen na<br />
hoe ze aan de informatie komen:<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – makkelijk lezen
- Heb je dat op tv of in <strong>document</strong>aires gezien?<br />
- Heb je dat gelezen?<br />
- Heb je dat in werkelijkheid gezien?<br />
Wanneer iedereen zich goed kan voorstellen hoe een leeuw eruitziet en beweegt,<br />
trek je naar een open ruimte. Je leerlingen zoeken een plek waar ze<br />
ongestoord individueel kunnen bewegen. Nodig hen uit om zich in te leven<br />
in een leeuw met mondelinge opdrachten: ‘Je beeldt je in dat je een jonge<br />
sterke leeuw of leeuwin bent. Onder de warme zon lig je uitgestrekt te soezen<br />
in het warme zand. Af en toe open je een oog en sla je met je lome poot<br />
naar een vlieg. Je voelt je maag grommen en besluit om langzaam op te staan.<br />
Rek je hele lijf. Voel hoe je poten weer zin krijgen om te bewegen en hoe je<br />
nagels zich scherpen…’.<br />
Met die verhalende manier van opdrachten geven laat je leerlingen aanvoelen<br />
hoe soepel en krachtig het lijf van een leeuw kan zijn. Daarna geef je elke<br />
leerling een lang penseel, het verlengde van hun leeuwenpoot. In een paar<br />
denkbeeldige lijnen schilderen ze hiermee in de lucht:<br />
- een leeuw die loom ligt te slapen<br />
- een leeuw die zich uitrekt<br />
- een leeuw die zich klaarmaakt om aan te vallen<br />
- een rennende leeuw<br />
- …<br />
Vervolgens dopen ze hun penseel in zwarte verf en voeren ze dezelfde opdracht<br />
uit op grote bladen. Met een paar lijnen proberen ze de beweging van<br />
de leeuw weer te geven. Hang de resultaten op en overloop samen welke<br />
bewegingen er in de lijnen terug te vinden zijn. Misschien herkennen ze in<br />
sommige lijnen wel een leeuw of een deel van een leeuwenlijf?<br />
Aansluitend op de opdracht toon je de cover van het boek. Peil naar de verwachtingen<br />
die titel, illustratie en naam van auteur oproepen.<br />
Muzische Vorming - 3 Drama - 3.5<br />
Muzische Vorming - 1 Beeld - 1.6<br />
Verwerkingsactiviteiten<br />
Verplaats je in de rol van oom Shelby en lees het verhaal voor. Aan de volgende<br />
fragmenten kan je de voorgestelde activiteiten koppelen.<br />
s i t u e r e n in de ti j d en de r u i m t e<br />
Oom Shelby ontmoet de leeuw op vrijdag 17 december. Het jaartal wordt<br />
niet vermeld. Ga samen in het colofon op zoek naar het jaar waarin dit boek<br />
voor het eerst geschreven is: 1963. Laat de leerlingen het jaartal situeren op de<br />
tijdslijn.<br />
- Was jij toen al geboren?<br />
- Ken je iemand die in 1963 geboren is?<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – makkelijk lezen |
Hij ontmoette de leeuw voor het eerst in Chicago. Vraag de leerlingen op te<br />
zoeken waar Chicago ligt.<br />
- Welke taal wordt er gesproken in Chicago?<br />
- Kan je je voorstellen hoe oom Shelby’s stem in het Amerikaans klinkt?<br />
Dat het verhaal zich in Amerika afspeelt, merk je vooral <strong>als</strong> volwassene. Leg<br />
dan ook geregeld zelf de link waar dat kan voor je leerlingen.<br />
m o o i kl i n k e n d e w o o r d e n<br />
‘Jagers,’ zei hij tegen zichzelf, ‘wat zouden jagers zijn?’ En hij zei het woord jagers<br />
een paar keer hardop achterelkaar: ‘Jagers, jagers.’ En weet je hij vond het<br />
woord jagers leuk klinken. Weet je net zo<strong>als</strong> sommige mensen het leuk vinden<br />
om waterlandkerkje of droedel of geroezemoes of habbekrats te horen, vond<br />
hij het woord jagers leuk klinken.’ (p.15)<br />
Vraag de leerlingen of zij ook zo’n woorden kennen die alleen al prettig zijn<br />
om uit te spreken, los van hun betekenis. Wil je er dieper op ingaan, dan kan<br />
je een lijst leuk klinkende woorden aanleggen op een prikbod.<br />
Waterlandkerkje is een dorp in Nederland. Laat de leerlingen op landkaarten<br />
mooi klinkende plaatsnamen zoeken. Aan plaatsnamen in Nederland, België<br />
en Zuid-Afrika kan je misschien een betekenis koppelen; bij plaatsnamen in<br />
andere landen kan je puur op de klank afgaan. Anderstalige leerlingen kunnen<br />
de mooist klinkende woorden uit hun taal voorstellen.<br />
De jonge leeuw denkt dat hij van marshmallows houdt: ‘Ik hou van<br />
hoe het woord marshmallow klinkt en <strong>als</strong> ze net zo smaken <strong>als</strong> klinken<br />
– mmmmmmmmmm! – dan weet ik gewoon dat ik ervan zal houden.’ (p.19).<br />
Het roosteren van marshmallows is een gekend gebruik in Amerika. Vraag de<br />
leerlingen of zij ook woorden kennen die lekker ‘klinken’. Vanzelfsprekend<br />
rooster je enkele marshmallows, zodat iedereen kan proeven of ze werkelijk zo<br />
lekker zijn <strong>als</strong> de klank laat vermoeden.<br />
Nadat de jonge leeuw geoefend heeft in het schieten, schiet hij het derde<br />
hoofdstuk terug op een groep jagers waarvoor al de andere leeuwen op de<br />
vlucht gingen. ‘Na een tijdje kwamen alle andere leeuwen uit hun schuilplaats<br />
tevoorschijn gekropen en ze konden hun ogen niet geloven en zeiden: “Hé<br />
wat gebeurt er hier?” en “Hé, wat is er aan de hand?” en “Asjemenou zeg,” en<br />
dat soort dingen. Ze waren allemaal verrast en gelukkig en ze gingen allemaal<br />
lunchen en daarna gingen ze liggen en slapen in de zon met een glimlach op<br />
hun gezicht en met kleine beetjes rode wol in hun snorharen.’ (p.32).<br />
Eerder vroeg de auteur zich af: ‘of hun mond niet raar aanvoelde <strong>als</strong> ze denken<br />
aan het opeten van een rood petje’ (p.21).<br />
Peil, voor je verwijst naar dit fragment, in welke mate de leerlingen weten<br />
waar die kleine beetjes rode wol vandaan komen. Zo ervaren ze hoe de schrijver<br />
speelt met taal. Vooral in de volgende passages komt dat ta<strong>als</strong>pel tot uiting.<br />
Lees daarom zonder al te veel onderbrekingen het vervolg van het verhaal<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – makkelijk lezen
voor. Laat je leerlingen ervaren hoe de leeuw vol verwondering kennismaakt<br />
met de mensenwereld en meer mens dan leeuw lijkt te worden.<br />
Muzische Vorming - 1 Drama - 3.3<br />
Nederlands - 6 Taalbeschouwing - 6.3<br />
En verder<br />
Lees de laatste zin op de voorlaatste pagina voor, wanneer Lafcadio alleen de<br />
vallei in loopt: ‘En hij wist niet echt wat er hem te wachten stond, maar hij<br />
wist dat er iets zou gebeuren, want er gebeurt altijd wel iets, toch?’<br />
Dit is het moment om op zoek te gaan met de leerlingen naar wat er daarna<br />
zou kunnen gebeuren. Lafcadio heeft al alles gehad wat hij maar wensen kon,<br />
maar misschien ontmoet hij een personage, of ontdekt hij een voorwerp dat<br />
zijn leven een andere wending kan geven.<br />
Verzamel samen ideeën waaruit de leerlingen een keuze maken. Bij het voorstellen<br />
van het vervolg van dit verhaal kunnen ze, afhankelijk van hun interesse,<br />
kiezen uit verschillende mogelijkheden:<br />
- een illustratie van het nieuwe personage dat Lafcadio’s leven een nieuwe<br />
wending zal geven;<br />
- een tekst waarin ze het vervolg uitschrijven;<br />
- een strip waarin de ontmoeting met een nieuw personage en het vervolg<br />
daarop wordt voorgesteld;<br />
- een vertelmoment waarin ze zelf in oom Shelby’s huid kruipen en de luisteraars<br />
vertellen wat ze nog te weten kwamen na Lafcadio’s verdwijning;<br />
- een brief of ansichtkaart ontwerpen waarop Lafcadio oom Shelby laat weten<br />
hoe het verder met hem gaat (cf. de lestips bij De laatste trein);<br />
- een dramastuk waarin ze de dolende, zoekende leeuw uitbeelden;<br />
- een improvisatiestuk waarin iemand de dolende leeuw speelt en er een kind<br />
invalt en zegt: ‘ik ben…’ waarop de leeuw dan inspeelt.<br />
- …<br />
Nederlands - 5 Vaardigheden<br />
Het boek blijft in de klas: leerlingen kunnen het individueel (her)lezen en<br />
(her)bekijken tijdens de momenten ‘vrij lezen’. Voorzie voor deze vrije leesmomenten<br />
ook ander werk van Shel Silverstein. Arthur Japin vermeldt: ‘Shel<br />
Silverstein zei in De Gulle boom alles wat er te zeggen viel in nog geen vijftig<br />
zinnen en een aantal tekeningen.’ Laat de leerlingen dat zelf ervaren.<br />
Neem een kijkje op de website www.shelsilverstein.com. De site is Engelstalig,<br />
maar je hebt de mogelijkheid om aan te geven dat je een niet-Engelstalige<br />
bezoeker bent. Zo worden zoveel mogelijk gegevens vertaald. Zoek een aantal<br />
poëziebundels op van de auteur, zodat je leerlingen ook van zijn poëzie kan<br />
laten proeven.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – makkelijk lezen |
Verwante titel<br />
De gulle boom, Shel Silverstein en Arthur Japin (vert.), Mozaïek, 2008<br />
| Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – makkelijk lezen
Over de samenstellers<br />
i n g r i d an t h e u n i s werkt op de Pedagogische Begeleidingsdienst van de<br />
stad Gent voor w o c k , Werken aan Onderwijs, Cultuur en Kunst. Deze cel<br />
slaat een brug tussen onderwijs en de culturele wereld. In die functie is ze<br />
vooral bezig met muzische en buurtgerichte projecten, kinderliteratuur en<br />
filosoferen met kinderen. Dat gebeurt voornamelijk via nascholingen en via<br />
begeleiding op klas- of schoolniveau.<br />
h e d w i g e b u y s werkt <strong>als</strong> zorgcoördinator en boekenjuf in een lagere school,<br />
waar ze zoveel mogelijk het lezen wil stimuleren. Daarnaast werkt ze mee<br />
aan cursussen voor ouders en leerkrachten. Op die manier ziet ze wat er leeft<br />
in scholen die buiten haar dagelijkse werkdomein vallen en kan ze de theorie<br />
meteen aan de praktijk koppelen. Verder bespreekt ze kinderboeken in<br />
Klapper-Pluizer.<br />
v a n j a co l s o n werkte een tiental jaar <strong>als</strong> juf, voornamelijk in het eerste leerjaar.<br />
Sinds twee jaar werkt ze voor het Onderwijssecretariaat van Steden en<br />
Gemeenten van de Vlaamse Gemeenschap (o v s g ). Daar begeleidt ze scholen in<br />
een project waar de nadruk ligt op taalvaardigheid. Kinderboeken hebben zowel<br />
professioneel <strong>als</strong> in haar gezin altijd al een bijzondere plaats gekregen.<br />
s t i j n de p a e p e is germanist en geeft Nederlands en taalvaardigheid aan studenten<br />
Bachelor Kleuteronderwijs van de Arteveldehogeschool in Gent. Hij<br />
combineert een kritische kijk op kinderliteratuur met een grote liefde voor het<br />
genre en schrijft zelf al eens een verhaal of een gedicht voor kleuters. Verder is<br />
hij docent aan het Katholiek Hoger Instituut voor Opvoedkunde waar hij taaldidactiek<br />
in de kleuterschool samen met mensen uit het werkveld behandelt.<br />
m a r i j k e de r è s e is van opleiding psychologe en psychotherapeute. Ze werkt<br />
in haar praktijk met adolescenten en volwassenen en brengt binnen het kader<br />
van therapie geregeld kinderboeken aan. Ze schrijft, beweegt en danst graag.<br />
Speelsheid en een groot hart zijn haar codewoorden.<br />
f r a n s ho e s geeft vooral talen in het zesde leerjaar van een lagere school. In<br />
zijn klas is plaats voor een ruime boekenhoek mét salon. Hij probeert de (voor)<br />
leesmicrobe zoveel mogelijk door te geven aan zijn collega’s. Voor l i n c (Centrum<br />
voor Lezen en Informatie) verzorgt hij al 15 jaar lezingen en workshops.<br />
Hij werkte <strong>als</strong> redacteur mee aan www.schoolenbibliotheek.be van Locus en<br />
leest wekelijks met veel plezier boeken voor blinden en slechtzienden in.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 – samenstellers |
c o l o f o n<br />
<strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009<br />
Achter de spiegel<br />
Lestips, werken met boeken in de klas<br />
Redactie: Ingrid Antheunis, Hedwige Buys, Vanja Colson, Marijke Derèse,<br />
Frans Hoes, Stijn De Paepe<br />
Coördinatie en eindredactie: Stichting Lezen<br />
Illustraties: Pieter Gaudesaboos<br />
Grafisch ontwerp: Compagnie Paul Verrept<br />
De <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2009 vindt plaats van 15 tot 29 maart 2009. De <strong>Jeugdboekenweek</strong><br />
is een project van Stichting Lezen. Stichting Lezen wordt gesubsidieerd<br />
door de Vlaamse overheid.<br />
Stichting Lezen is het expertisecentrum voor leesbevordering. Het Focuspunt<br />
Jeugdliteratuur vormt een bijzondere opdracht binnen Stichting Lezen en<br />
staat voor de deskundigheidsbevordering inzake jeugdliteratuur.<br />
www.stichtinglezen.be<br />
www.jeugdboekenweek.be<br />
V.u. Majo de Saedeleer, Frankrijklei 130/4, 2000 Antwerpen.