Een symptoom lezen - Psychoanalyse Lacan - Freud
Een symptoom lezen - Psychoanalyse Lacan - Freud
Een symptoom lezen - Psychoanalyse Lacan - Freud
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>Een</strong> <strong>symptoom</strong> <strong>lezen</strong> 1<br />
Jacques-Alain Miller<br />
1<br />
Ik moet jullie de titel van het volgende congres van de NLS kenbaar maken, hem<br />
rechtvaardigen en jullie zo enkele overwegingen voorstellen die kunnen dienen als<br />
bakens voor het opstellen van de klinische werken die hij zal oproepen. 2 Die titel heb ik<br />
gekozen op grond van twee aanduidingen die jullie voorzitster, Anne Lysy, mij gaf. De<br />
eerste is dat de Raad van de NLS wenste dat het volgende congres over het <strong>symptoom</strong><br />
zou gaan, de tweede dat de plaats van het congres Tel-Aviv zou zijn. De vraag was dus<br />
te determineren welk accent, welke buiging, welk impuls moest gegeven worden aan het<br />
thema van het <strong>symptoom</strong>. Ik heb dat overwogen in functie van de lessen die ik<br />
wekelijks in Parijs geef en waarin ik mijn uiteenzetting met <strong>Lacan</strong> houd en met de<br />
hedendaagse praktijk van de psychoanalyse, een praktijk die niet meer helemaal of<br />
misschien zelfs helemaal niet meer die van <strong>Freud</strong> is. Ten tweede heb ik overwogen welk<br />
accent aan het thema van het <strong>symptoom</strong> moest gegeven worden in functie van de plaats,<br />
Israël. En na rijp beraad heb ik dus volgende titel gekozen: een <strong>symptoom</strong> <strong>lezen</strong>, to read<br />
a symptom.<br />
Kunnen <strong>lezen</strong><br />
Zij die <strong>Lacan</strong> <strong>lezen</strong> hebben hier ongetwijfeld een echo herkend van wat hij zegt in zijn<br />
geschrift “Radiophonie”, dat je terugvindt in de bundel Autres écrits op pagina 428. Hij<br />
onderstreept daar dat de jood hij is die kan <strong>lezen</strong> i . Het is precies dit kunnen <strong>lezen</strong> dat in<br />
Israël zal moeten ondervraagd worden, het kunnen <strong>lezen</strong> in de praktijk van de<br />
psychoanalyse. Ik wil daar onmiddellijk aan toevoegen dat het kunnen <strong>lezen</strong>, zoals ik<br />
het opvat, het goed spreken vervolledigt, dat goed spreken dat bij ons een slogan<br />
geworden is. Ik wil zelfs grif volhouden dat het goed spreken in de psychoanalyse niets<br />
is zonder het kunnen <strong>lezen</strong>, dat het goed spreken zich in de psychoanalyse grondvest op<br />
het kunnen <strong>lezen</strong>. Als men zich aan het goed spreken houdt, dan bereikt men slechts de<br />
helft van wat aan de orde is. Goed spreken en kunnen <strong>lezen</strong> bevinden zich aan de kant<br />
van de analyticus, het is zijn voorrecht en zijn lot, maar in het verloop van de<br />
analytische ervaring dragen goed spreken en kunnen <strong>lezen</strong> zich over op de analysant.<br />
Dat die dus buiten elke pedagogie aanleert goed te spreken en te kunnen <strong>lezen</strong>. De kunst<br />
van het goed spreken, dat is de definitie van die traditionele discipline die als naam de<br />
1 Vertaling door Hubert Van Hoorde, lid van de Kring voor <strong>Psychoanalyse</strong> van de NLS.<br />
2 Jacques-Alain Miller stelde aan het eind van het congres van de NLS dat op 2 en 3 april 2011 te Londen<br />
doorging het thema van het volgende congres voor, dat zal doorgaan in Tel-Aviv in juni 2012. De tekst<br />
werd opgesteld door Dominique Holvoet, maar niet door de auteur nage<strong>lezen</strong>.
2<br />
retorica draagt. De psychoanalyse laat zich zeker met de retorica in, maar ze beperkt er<br />
zich alleszins niet toe. Het komt mij voor dat het kunnen <strong>lezen</strong> het verschil maakt. De<br />
psychoanalyse is niet louter een zaak van luisteren, listening, zij is ook een zaak van<br />
lezing, reading. In het veld van de taal neemt de psychoanalyse wellicht haar<br />
vertrekpunt in de functie van het spreken, maar zij refereert toch aan de schriftuur. Er is<br />
een afstand tussen spreken en schrijven, tussen speaking en writing. Welnu, het is in die<br />
afstand dat de psychoanalyse werkzaam is, het is dat verschil dat de psychoanalyse<br />
ontgint.<br />
Ik zal een meer persoonlijke toets toevoegen aan de keuze die ik voor deze titel gemaakt<br />
heb, “een <strong>symptoom</strong> <strong>lezen</strong>”, aangezien het net het kunnen <strong>lezen</strong> is dat <strong>Lacan</strong> mij heeft<br />
toegeschreven. U vindt dat in het motto van zijn geschrift “Télévision”, in de bundel<br />
Autres écrits op pagina 509, waarin ik hem namens de televisie een bepaald aantal<br />
vragen stelde en hij nam als motto voor de tekst die mits enkele aanpassingen weergaf<br />
wat hij gezegd had: “Hij die me ondervraagt weet mij te <strong>lezen</strong>.” ii <strong>Lacan</strong> heeft mij dus<br />
aangeduid met het kunnen <strong>lezen</strong>, althans het kunnen <strong>Lacan</strong> <strong>lezen</strong>. Dat certificaat heeft<br />
hij me toegekend omwille van de notities waarmee ik zijn discours in de kantlijn<br />
gescandeerd heb, en waarvan er vele refereren aan zijn formules genaamd mathemen.<br />
De kwestie van het kunnen <strong>lezen</strong> gaat mij dus heel zeker aan.<br />
Het geheim van de ontologie<br />
Na deze inleiding zal ik het punt aanhalen waarop ik met mijn lessen dit jaar gekomen<br />
ben en dat rechtstreeks naar deze affaire van lezing voert, en wel van de lezing van het<br />
<strong>symptoom</strong>. Ik ben dezer dagen bezig de conceptuele tegenstelling te articuleren tussen<br />
het zijn en de existentie. En dit is een etappe op de weg waarlangs ik het zijn en het<br />
reële wil onderscheiden en met elkaar in tegenstelling brengen, being and the real.<br />
Het komt er voor mij op aan de grenzen van de ontologie, van de doctrine van het zijn te<br />
belichten. Het zijn de Grieken die de ontologie uitgevonden hebben. Maar zij hebben er<br />
zelf de grenzen van aangevoeld aangezien een aantal onder hen een discours heeft<br />
ontwikkeld dat expliciet naar een aan gene zijde van het zijn verwees, beyond being. In<br />
dit aan gene zijde van het zijn, waarvan je moet aannemen dat zij de noodzaak hebben<br />
aangevoeld, hebben zij de Ene geplaatst, the one. Wie de cultus van de Ene in het<br />
bijzonder heeft ontwikkeld als aan gene zijde van het zijn is de genaamde Plotinus. Hij<br />
heeft het eeuwen later uit een lectuur van Plato gehaald, meer bepaald uit Plato’s<br />
Parmenides. Hij heeft het dus gehaald uit een bepaald kunnen <strong>lezen</strong> van Plato. En<br />
voorbij Plato is er Pythagoras, mathematicus doch mysticus-mathematicus. Het is<br />
Pythagoras die het getal vergoddelijkte, zelfs heel in het bijzonder de Ene,en die, hij<br />
toch, geen ontologie bedreef, maar wat in technische termen op basis van het Grieks een<br />
henologie heet, dit wil zeggen een doctrine van de Ene. Mijn stelling is dat het niveau<br />
van het zijn noodzakelijkerwijze een aan gene zijde van het zijn oproept.
3<br />
De Grieken die een ontologie ontwikkelden, hebben de nood aan een steunpunt gevoeld,<br />
een onwrikbaar steunpunt dat het zijn hun precies niet verschafte. Het zijn verschaft<br />
geen onwrikbare fundering aan de ervaring, aan het denken, precies omdat er een<br />
dialectiek van het zijn is. Het zijn stellen is meteen ook het niets stellen. En stellen dat<br />
het zijn dit is, betekent meteen dat het niet dat is, dus is het dat ook als zijn<br />
tegenstelling. Het mangelt het zijn merkwaardig genoeg aan zijn en niet zomaar bij<br />
toeval, maar op essentiële wijze. De ontologie mondt altijd uit op een dialectiek van het<br />
zijn. <strong>Lacan</strong> wist dit zo bijzonder goed dat hij precies het zijn van het subject van het<br />
onbewuste als een gebrek aan zijn definieert. Hij ontgint daarmee de dialectische<br />
vermogens van de ontologie. De vertaling van het Franse “manque à être” door want to<br />
be voegt er iets heel kostbaars aan toe, met name de notie van het verlangen. Want is<br />
niet alleen de act, in want zit er verlangen, zit er de wil en precies het verlangen te doen<br />
zijn wat niet is. Het verlangen legt de brug tussen being and nothingness. We vinden dit<br />
verlangen in de psychoanalyse terug op het niveau van het verlangen van de analyticus,<br />
dat de analytische operatie animeert als verlangen het onbewuste tot zijn te brengen, dat<br />
er op gericht is het verdrongene zichtbaar te maken zoals <strong>Freud</strong> zei. Uiteraard is wat<br />
verdrongen is een want to be bij uitstek, wat verdrongen is, is geen actueel zijn, het is<br />
geen effectief uitgesproken woord, wat verdrongen is, is een virtueel zijn dat in de staat<br />
van het mogelijke verkeert, dat al dan niet zal verschijnen. De operatie die het<br />
onbewuste tot zijn brengt, is geen ingreep van de Heilige Geest, het is een talige ingreep<br />
door de analyse in werking gezet. De taal is die functie die doet zijn wat niet existeert.<br />
Het is net wat de logici hebben moeten vaststellen, zij waren tot wanhoop gedreven<br />
door het feit dat de taal in staat was te doen zijn wat niet existeert en daarom hebben ze<br />
gepoogd het gebruik ervan te normeren in de hoop dat hun kunstmatige taal slechts zou<br />
benoemen wat existeert. In wezen moet men daar geen tekort van de taal in zien, maar<br />
haar vermogen. De taal is schepper en zij schept in het bijzonder het zijn. Al bij al is het<br />
zijn waarover de filosofen het al altijd hebben slechts een zijn van taal, dat is het geheim<br />
van de ontologie.<br />
<strong>Een</strong> discours dat tot het reële zou horen<br />
Daar is er voor de filosofen zelf een duizeling die de duizeling van de dialectiek is.<br />
Omdat het zijn de tegenstelling van de schijn is, maar ook omdat het zijn niets anders<br />
dan schijn is, een zekere modaliteit van de schijn. En het is nu die kwetsbaarheid die<br />
intrinsiek is aan het zijn die de uitvinding van een term rechtvaardigt die zijn en schijn<br />
verenigt, de term van “semblant”, uiterlijke schijn. “Semblant”, uiterlijke schijn is een<br />
woord dat wij in de psychoanalyse gebruiken en waardoor wij pogen te vatten wat<br />
tegelijk en op onafscheidbare wijze zijn en schijn is. Ik heb indertijd gepoogd dit woord<br />
in het Engels te vertalen door de uitdrukking make believe. Als men er inderdaad in<br />
gelooft, is er geen verschil tussen schijn en zijn. Het is een kwestie van geloof.<br />
Welnu, mijn stelling, die een stelling is over de filosofie vanuit de psychoanalytische<br />
ervaring, is dat de Grieken nu precies omdat ze zo gegrepen waren in die duizeling,
4<br />
daarom een aan gene zijde van het zijn hebben gezocht, een aan gene zijde van de<br />
schijn. Wat wij het reële noemen is dit aan gene zijde van de uiterlijke schijn, een aan<br />
gene zijde dat problematisch is. Is er een aan gene zijde van de schijn, van de<br />
“semblant”? Het reële zou, zo men wil, een zijn wezen maar geen zijn van taal, het zou<br />
niet door de dubbelzinnigheden van de taal geraakt zijn, het zou onverschillig zijn ten<br />
aanzien van het make believe.<br />
Dat reële, waar hebben de Grieken dat gevonden? Zij vonden het in de mathematica en<br />
overigens, sinds de mathematica verder is gegaan zoals de filosofie verder is gegaan,<br />
sindsdien beschouwen de mathematici zichzelf grif als platonici in die zin dat zij<br />
geenszins geloven dat zij hun eigen object scheppen, maar wel dat zij een reële spellen<br />
dat daar al is. En zoiets doet dromen, het deed <strong>Lacan</strong> in ieder geval dromen.<br />
<strong>Lacan</strong> heeft ooit een seminarie gehouden onder de titel “D’un discours qui ne serait pas<br />
du semblant”. iii Die formule is geheimzinnig gebleven, zelfs toen het seminarie<br />
gepubliceerd was, omdat de titel van dit seminarie zich zowel onder een conditionele als<br />
onder een negatieve vorm aandient. Maar, onder die vorm roept hij een discours op dat<br />
tot het reële zou horen, dat is het wat hij wil zeggen. <strong>Lacan</strong> is beschroomd geweest en<br />
heeft het niet gezegd onder die vorm die ik onthul, hij heeft het alleen onder een<br />
conditionele en negatieve vorm gezegd: Over een discours dat tot het reële zou horen,<br />
over een discours dat vanuit het reële zou vertrekken, zoals de mathematica. Het was<br />
<strong>Lacan</strong>s droom de psychoanalyse op het niveau van de mathematica te tillen.<br />
In dat opzicht moet worden gezegd dat het alleen in de mathematica is dat het reële niet<br />
varieert – al weze het dat het op de marges toch wat varieert. In de mathematische<br />
fysica, die de mathematica inlijft en er nochtans op steunt, is de notie van het reële heel<br />
glibberig omdat zij er toch de erfgenaam is van het aloude idee van de natuur en dat<br />
men met de kwantummechanica, met het onderzoek van zijn voorbij het atoom toch kan<br />
zeggen dat het reële in de fysica onzeker geworden is. De fysica kent polemieken tussen<br />
fysici die nog heviger zijn dan die in de psychoanalyse. Wat voor de ene reëel is, is voor<br />
de ander slechts schijn. Zij maken propaganda voor hun notie van het reële omdat men<br />
van een bepaald ogenblik af de observatie in rekening is gaan brengen. Van dat<br />
ogenblik af interfereert het samengestelde complex van de observator en de<br />
observerende instrumenten en dan wordt het reële relatief aan het subject, dit wil zeggen<br />
dat het ophoudt absoluut te zijn. Men kan zeggen dat het subject zodoende een scherm<br />
voor het reële optrekt. Dit is niet het geval in de mathematica. Hoe krijgt men in de<br />
mathematica toegang tot het reële, door welk instrument? Men krijgt er ongetwijfeld<br />
toegang door de taal, maar door een taal die geen scherm voor het reële vormt, een taal<br />
die het reële is. Het is een taal die tot haar stoffelijkheid gereduceerd is, een taal die<br />
herleid is tot haar betekenende materie, het is een taal die gereduceerd is tot de letter. In<br />
de letter, en dit in tegenstelling tot de homofonie, is het niet het zijn, being, dat men<br />
vindt, in the letter is not being that you find, het is the real.
De bliksemschicht van het onbewuste en het verlangen van de analyticus<br />
5<br />
Ik stel voor vanuit deze premissen de analyse te ondervragen. Waar is het reële in de<br />
psychoanalyse? Deze vraagt dringt zich op in de mate waarin een psychoanalyticus de<br />
duizeling van het zijn niet niet kan ervaren aangezien hij in zijn praktijk overspoeld<br />
wordt door de scheppingen, door de schepsels van het spreken. Waar is het reële in dit<br />
alles?<br />
Is het onbewuste reëel? Neen! Dat is het makkelijkst te geven antwoord. Het onbewuste<br />
is een hypothese, wat een fundamenteel perspectief blijft, ook al kan men ze verlengen<br />
of variëren. Voor <strong>Freud</strong> is het onbewuste – u herinnert zich dat wel – het resultaat van<br />
een deductie. <strong>Lacan</strong> vertaalt dit het nauwst erbij aansluitend als hij onderstreept dat het<br />
subject van het onbewuste een verondersteld subject is, dit wil zeggen een hypothetisch<br />
subject. Het is dus geen reële. En men kan zich zelfs afvragen of het een zijn is. U<br />
herinnert zich dat <strong>Lacan</strong> liever zegt dat het een verlangen te zijn is eerder dan een zijn.<br />
Het onbewuste heeft niet meer zijn dan het subject zelf. Wat <strong>Lacan</strong> schrijft als de<br />
doorstreepte S is iets dat geen zijn heeft, dat slechts het zijn van het tekort heeft en dat<br />
moet geschieden. Wij weten het allemaal wel, alleen moeten we er eenvoudigweg de<br />
nodige gevolgtrekkingen uit maken. Wij weten wel dat het onbewuste in de<br />
psychoanalyse onderworpen is aan de plicht tot zijn. Het is onderworpen aan een<br />
imperatief dat wij als analyticus vertegenwoordigen. En het is in die zin dat <strong>Lacan</strong> stelt<br />
dat het statuut van het onbewuste ethisch is. Als het statuut van het onbewuste ethisch<br />
is, dan behoort het niet tot de orde van het reële, dat wil dit zeggen. Het statuut van het<br />
reële is niet ethisch. Het reële is in zijn manifestaties eerder unethical, het gedraagt zich<br />
niet erg goed naar ons goeddunken. Zeggen dat het statuut van het onbewuste ethisch is,<br />
is precies zeggen dat het gerelateerd is aan het verlangen, en eerst en vooral aan het<br />
verlangen van de analyticus die de analysant ertoe poogt te brengen dat hij dit verlangen<br />
overneemt.<br />
Op welk moment van de analytische praktijk is men genoodzaakt tot een deductie van<br />
het onbewuste over te gaan? <strong>Een</strong>voudigweg als men bij voorbeeld in het spreken van de<br />
analysant oude herinneringen ziet terugkeren die tot dan vergeten waren. Men is wel<br />
gedwongen te veronderstellen dat die herinneringen in het interval ergens verbleven in<br />
een zeker gebied van zijn, een gebied dat onbekend blijft, onbereikbaar blijft voor<br />
kennis en waarvan men nu net zegt dat het de tijd niet kent. Laten we om nog meer het<br />
ontologisch statuut van het onbewuste na te bootsen op de korrel nemen wat <strong>Lacan</strong> zijn<br />
formaties noemt die precies het vluchtige statuut van het zijn belichten. Dromen<br />
verdwijnen. Het zijn schepsels die niet consistent zijn en waarvan we in de analyse vaak<br />
slechts flarden ter beschikking hebben. De lapsus, faalhandeling, de geestigheid zijn
momentane schepsels die als bliksemschichten verschijnen en waaraan men in de<br />
analyse een waarheidsgehalte 3 toekent, maar die onmiddellijk weer verdwijnen.<br />
Confrontatie met de symptomatische resten<br />
6<br />
En dan is er in die formaties van het onbewuste het <strong>symptoom</strong>. Waarom geven we het<br />
<strong>symptoom</strong> een plaatsje tussen de formaties van het onbewuste anders dan omdat het<br />
<strong>Freud</strong>iaanse <strong>symptoom</strong> ook waarheid is. Men geeft het een waarheidsgehalte en men<br />
duidt het. Maar het onderscheidt zich van alle andere formaties van het onbewuste door<br />
zijn standvastigheid. Het heeft een andere modaliteit van zijn. Opdat er een <strong>symptoom</strong><br />
zou zijn in <strong>Freud</strong>iaanse zin moet er ongetwijfeld zin in het spel zijn. Het moet duidbaar<br />
zijn.Dit is wat voor <strong>Freud</strong> precies het verschil uitmaakt tussen <strong>symptoom</strong> en remming.<br />
De remming is eenvoudigweg de beperking van een functie. En als zodanig heeft een<br />
remming geen waarheidsgehalte. Opdat er <strong>symptoom</strong> zou zijn, moet het fenomeen ook<br />
blijven duren. De droom verandert bij voorbeeld van statuut als het om een repetitieve<br />
droom gaat. Als de droom repetitief is, impliceert men een trauma. De faalhandeling<br />
wordt, als ze zich herhaalt, symptomatisch en kan zelfs het hele gedrag inpalmen. Op<br />
dat ogenblik verleent men het het statuut van <strong>symptoom</strong>. In die zin is het <strong>symptoom</strong> dat<br />
wat de psychoanalyse ons als het meest reële oplevert.<br />
Met betrekking tot het <strong>symptoom</strong> gaat de vraag branden om de correlatie te denken, de<br />
conjunctie te denken tussen het ware en het reële. In die zin is het <strong>symptoom</strong> een Janus,<br />
heeft het twee gezichten, een zijde van waarheid en een reële zijde. Wat <strong>Freud</strong> ontdekt<br />
heeft en wat in zijn tijd een sensatie was, is dat een <strong>symptoom</strong> geduid wordt als een<br />
droom, het wordt geduid in functie van een verlangen en het is een waarheidseffect.<br />
Maar die ontdekking kent, zoals u weet, een tweede tijd, namelijk het persisteren van<br />
het <strong>symptoom</strong> na de duiding, wat <strong>Freud</strong> ontdekt heeft als een paradox. Het is inderdaad<br />
een paradox als het <strong>symptoom</strong> eenvoudig een zuiver zijn van taal is. Als men in de<br />
analyse te maken heeft met scheppingen van taal, dan duidt men ze, dit wil zeggen dat<br />
men ze reduceert. Men herleidt taalschepsels tot niets, tot het niets. De paradox is hier<br />
die van de rest. Er is een x die rest voorbij de <strong>Freud</strong>iaanse duiding. <strong>Freud</strong> heeft dit op<br />
diverse wijzen benaderd. Hij heeft de negatieve therapeutische reactie in stelling<br />
gebracht, de doodsdrift en hij heeft het perspectief opengetrokken tot de stelling dat het<br />
einde van de analyse als zodanig steeds wat hij symptomatische resten noemde, liet<br />
voortbestaan. Vandaag heeft onze praktijk zich verlengd tot voorbij dat <strong>Freud</strong>iaanse<br />
punt, ver voorbij het punt waar de analyse voor <strong>Freud</strong> haar eindpunt vond. Het is precies<br />
een einde waarvan <strong>Freud</strong> stelde dat er steeds een rest blijft en dat men de analyse na een<br />
tijdje terug moet opnemen, tenminste voor wat de analyticus betreft. <strong>Een</strong> korte pauze en<br />
men herbegint. Dat was het ritme stop and go zoals men het nu in het Frans uitdrukt.<br />
Maar dat is onze praktijk niet. Onze praktijk reikt verder dan het punt waar <strong>Freud</strong> dacht<br />
dat er eindes aan de analyse waren, zelfs als men de analyse moet hervatten gaat onze<br />
3 “sens de vérité”
7<br />
praktijk toch verder dan wat <strong>Freud</strong> als einde van de analyse beschouwde. In onze<br />
praktijk maken we dan de confrontatie van het subject mee met de symptomatische<br />
resten. Men komt wel langs het moment van de ontcijfering van de waarheid van het<br />
<strong>symptoom</strong>, maar men komt aan bij de symptomatische resten en daar roept men geen<br />
halt toe. De analyticus roept geen halt toe en de analysant evenmin. In die periode<br />
bestaat de analyse uit de directe confrontatie van het subject met wat <strong>Freud</strong> de<br />
symptomatische resten noemde en waaraan wij een heel ander statuut toekennen. Onder<br />
de naam van symptomatische resten is <strong>Freud</strong> gebotst op het reële van het <strong>symptoom</strong>, op<br />
wat in het <strong>symptoom</strong> buiten de zin 4 ligt.<br />
Het genot van het spreekwezen<br />
Reeds in Remming, <strong>symptoom</strong> en angst stipte <strong>Freud</strong> in het tweede hoofdstuk het<br />
<strong>symptoom</strong> aan uitgaande van wat hij de driftbevrediging noemde, “als het teken en het<br />
substituut (Anzeichen und Ersatz) van een driftbevrediging die niet plaats heeft<br />
gegrepen” iv . Hij legt het verder uit in het derde hoofdstuk uitgaande van de<br />
dwangneurose en de paranoia terwijl hij aantekent dat het <strong>symptoom</strong> zich eerst als een<br />
vreemd lichaam aandient ten aanzien van het ik en zich er dan meer en meer mee poogt<br />
te verenigen, dit wil zeggen er zich poogt in in te lijven. Hij zag in het <strong>symptoom</strong> het<br />
resultaat van de verdringing. Uiteraard is het op deze twee hoofdstukken, en eigenlijk<br />
op het hele boek dat men zal moeten werken in het perspectief van het volgende<br />
congres.<br />
Ik wou dit onderstrepen: is het genot dat hier aan de orde is primair? In zekere zin, ja.<br />
Men kan stellen dat het genot tot het lichaam als zodanig behoort, dat het een<br />
lichamelijk gebeuren is. In die zin is een lichaam wat geniet, maar reflexief. <strong>Een</strong><br />
lichaam is wat van zichzelf geniet, dit is wat <strong>Freud</strong> de auto-erotiek noemde. Maar dit<br />
geldt voor elk levend lichaam. Men kan stellen dat het statuut van het levende lichaam<br />
precies is van zichzelf te genieten. Wat het lichaam van het spreekwezen daar van<br />
onderscheidt, is dat zijn genot de incidentie van het spreken ondergaat. En een<br />
<strong>symptoom</strong> getuigt er precies van dat er een gebeurtenis is geweest die dit genot heeft<br />
getekend in de <strong>Freud</strong>iaanse zin van het Anzeichen en die een Ersatz heeft ingevoerd, een<br />
genot dat niet hoort, een genot dat het passende genot verstoort, met name zijn genot<br />
van zijn natuur, zijn aard als lichaam. Dus neen, in die zin is het genot waarvan sprake<br />
in het <strong>symptoom</strong> niet primair. Het wordt door de betekenaar geproduceerd. En het is nu<br />
net die incidentie van de betekenaar die van het genot van het <strong>symptoom</strong> een<br />
gebeurtenis maakt en niet zomaar een fenomeen. Het genot van het <strong>symptoom</strong> getuigt<br />
ervan dat er een gebeurtenis plaats heeft gegrepen, een lichaamsgebeuren waarna het<br />
“natuurlijke genot” – tussen aanhalingstekens – dat men zich kan voorstellen als het<br />
natuurlijke genot van het levende lichaam, vertroebeld en afgeleid raakte. Dit genot is<br />
4 “hors-sens”
niet primair, maar gaat wel vooraf aan de zin die het subject eraan verleent, en die hij<br />
eraan verleent door zijn <strong>symptoom</strong> als zijnde duidbaar.<br />
8<br />
Om dit beter te vatten kan men beroep doen op de tegenstelling tussen metafoor en<br />
metonymie. Er is een metafoor van het genot van het lichaam, die metafoor vormt de<br />
gebeurtenis, gebeurtenis die <strong>Freud</strong> de fixatie noemt. Dit veronderstelt zoals voor elke<br />
metafoor de actie van de betekenaar, maar van een betekenaar die buiten de zin 5 om<br />
opereert. En na de metafoor van het genot is er de metonymie van het genot, dit wil<br />
zeggen zijn dialectiek. Van dan af voorziet de betekenaar zich van betekenis. <strong>Freud</strong><br />
heeft het erover in Remming, <strong>symptoom</strong> en angst, hij heeft het over die symbolische<br />
Bedeutung, de symbolische betekenis die een zeker aantal objecten merkt.<br />
Van het beluisteren van de zin naar de lectuur van wat buiten de zin 6 ligt<br />
Men mag gerust stellen dat dit zijn weerslag heeft op de analytische theorie. In die<br />
analytische theorie heeft men lang een verhaaltje verteld over het genot, een verhaaltje<br />
waarin het oergenot te vinden was in de verhouding tot de moeder, waarin het<br />
plaatsvinden van de castratie aan de vader te wijten was en waarin het driftmatig<br />
genieten objecten vond die als Ersatz de stop op de castratie vormden. Dit is een<br />
bijzonder robuust apparaat dat zo werd geconstrueerd, dat meteen de contouren van de<br />
analytische operatie volgt. Maar het is toch, als ik het wat fors uitdruk, een mythische<br />
superstructuur waarmee men er een tijd inderdaad is in geslaagd de symptomen op te<br />
heffen door ze in het kader van die superstructuur te duiden. Maar door het <strong>symptoom</strong><br />
in het kader van deze superstructuur te duiden, door nu net te verlengen wat ik de<br />
metonymie van het genot noemde, daardoor heeft men het <strong>symptoom</strong> ook doen zwellen,<br />
dit wil zeggen dat men het met zin gevoed heeft. Welnu, daar schrijft mijn “een<br />
<strong>symptoom</strong> <strong>lezen</strong>” zich in.<br />
<strong>Een</strong> <strong>symptoom</strong> <strong>lezen</strong> gaat in de andere richting, het bestaat namelijk uit het spenen van<br />
het <strong>symptoom</strong> van zin. Het is daarom dat <strong>Lacan</strong> in de plaats van <strong>Freud</strong>s<br />
duidingsapparaat – dat <strong>Lacan</strong> zelf had geformaliseerd en uitgeklaard, met name de<br />
oedipale driehoek – een driehoek heeft gesteld die geen zin heeft, met name die van het<br />
Reële, het Symbolische en het Imaginaire. Maar als men de duiding van haar oedipale<br />
kader verplaatst naar het borromeïsche kader, verandert het functioneren van de duiding<br />
zelf: die gaat van het beluisteren van de zin over tot de lectuur van wat buiten de zin<br />
ligt.<br />
Als men zegt dat de psychoanalyse een zaak van luisteren is, moet men elkaar goed<br />
begrijpen, zeg dat wel. Wat men beluistert, is altijd de zin, en de zin roept verder zin op.<br />
Elke psychotherapie bevindt zich op dat niveau. Het mondt er altijd op uit dat het de<br />
patiënt is die moet luisteren, die naar de therapeut moet luisteren. Nu gaat het er in<br />
5 idem<br />
6 idem
tegendeel om te onderzoeken wat de psychoanalyse is en wat ze vermag op het niveau<br />
van de lezing, als men afstand neemt van de semantiek – en daar verwijs ik jullie naar<br />
de waardevolle aanwijzingen omtrent deze lectuur in <strong>Lacan</strong>s geschrift met de titel “<br />
L’étourdit” v ; op de pagina’s 491 en volgende van de Autres écrits bespreekt <strong>Lacan</strong> de<br />
homofonie, de grammatica en de logica.<br />
9<br />
Het clinamen van het genot op de korrel nemen<br />
De lectuur, het kunnen <strong>lezen</strong> bestaat erin een afstand te scheppen met het spreken en de<br />
zin die het meevoert, en dit uitgaande van de schriftuur als buiten de zin gelegen, als<br />
Anzeichen, als letter, uitgaande van zijn materialiteit. Daar waar het spreken altijd<br />
spiritueel is, als ik het zo mag zeggen, en dat de duiding die zich op het vlak van het<br />
spreken ophoudt slechts de zin doet zwellen, daar neemt de discipline van het <strong>lezen</strong> de<br />
materialiteit van de schriftuur op de korrel, dit wil zeggen de letter in de mate waarin<br />
die de gebeurtenis van het genot produceert die de vorming van de symptomen<br />
determineert. Het kunnen <strong>lezen</strong> mikt op die initiële schok, een schok die als een<br />
clinamen van het genot is – clinamen is een term uit de filosofie der stoïcijnen.<br />
Voor <strong>Freud</strong>, die van de zin uitging, deed het zich voor als een rest, maar in wezen is die<br />
rest nu net wat aan de oorsprong van het subject zelf ligt, het is in zekere zin de<br />
oergebeurtenis die tegelijk permanent is, dit wil zeggen die zich onophoudelijk herhaalt.<br />
Dit is wat men ontdekt, wat zich ontbloot in de verslaving, in het “een glas te veel” waar<br />
we daarnet over hoorden vi . De verslaving is de wortel van het <strong>symptoom</strong> dat bestaat uit<br />
de onblusbare herhaling van de zelfde Ene. Het is de zelfde, dit wil zeggen dat het niet<br />
wordt opgeteld. Men heeft dus nooit “ik heb drie glazen gedronken, dus het is genoeg”,<br />
men drinkt steevast het zelfde glas nog eens. Dat is de wortel zelf van het <strong>symptoom</strong>.<br />
Het is in die zin dat <strong>Lacan</strong> heeft kunnen stellen dat een <strong>symptoom</strong> een et caetera is. Dit<br />
wil zeggen de terugkeer van de zelfde gebeurtenis. Men kan veel doen met de herhaling<br />
van het zelfde. Men kan precies zeggen dat het <strong>symptoom</strong> in die zin als een fractaal is<br />
omdat het fractale object aantoont dat de herhaling van het zelfde door opeenvolgende<br />
applicaties je de meest extravagante vormen oplevert en zelfs, zo kon men stellen, de<br />
meest complexe die het discours van de mathematica kan bieden.<br />
De duiding als kunnen <strong>lezen</strong> mikt op de reductie van het <strong>symptoom</strong> tot zijn initiële<br />
formule, dit wil zeggen tot de materiële ontmoeting van een betekenaar en het lichaam,<br />
met name de zuivere impact van de taal op het lichaam. Dan moet men, om het<br />
<strong>symptoom</strong> te behandelen, wel langs de beweeglijke dialectiek van het verlangen gaan,<br />
maar men moet zich ook losmaken van de begoochelingen van de waarheid die dit<br />
ontcijferen aanbrengt en voorbij de vastheid van het genot mikken op de opaakheid van<br />
het reële. Als ik dat reële zou willen doen spreken, dan zou ik het toeschrijven wat de<br />
god van Israël in het brandend braambos zegt alvorens de geboden te uiten die zijn reële<br />
aankleden: “ik ben wat ik ben”. vii
10<br />
i<br />
<strong>Lacan</strong> J., “Radiophonie”, Autres Écrits, Paris, Seuil, 2001, p. 428.<br />
ii<br />
<strong>Lacan</strong> J., “Télévision”, Autres Écrits, Paris, Seuil, 2001, p.509.<br />
iii<br />
<strong>Lacan</strong> J., Le Séminaire, Livre XVIII, D’un discours qui ne serait pas du semblant, Paris, Seuil, 2006.<br />
iv <strong>Freud</strong> S., Inhibition, symptôme et angoisse, 1926, Paris, PUF, 1986, p. 7.<br />
v <strong>Lacan</strong> J., “L’étourdit”, Autres écrits, Paris, Seuil, 2001, pp. 491-493.<br />
vi<br />
J.-A. Miller verwijst naar de tussenkomst van onze collega Gabriela van den Hoven van de London<br />
Society of the NLS “The Symptom in an Era of Disposable Ideals”, de symptomen in het tijdperk van de<br />
wegwerpidealen.<br />
vii<br />
Maar Mozes sprak opnieuw tot God: ‘Als ik nu bij de Israëlieten kom en hun zeg: De God van uw<br />
vaderen zendt mij tot u, en zij vragen: Hoe is zijn naam? Wat moet ik dan antwoorden?<br />
Toen sprak God tot Mozes: Ik ben die is – Ehyeh asher Ehyeh (Exodus 3, 13-14a). Dit is de versie zoals in<br />
de Willibrord vertaling uit 1978. In de “Statenbijbel” luidt de vertaling van die uitspraak: Ik zal zijn die<br />
ik zijn zal. (hvh)