rapport - Vlaamse Landmaatschappij
rapport - Vlaamse Landmaatschappij
rapport - Vlaamse Landmaatschappij
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Productiedruk per gemeente wordt gekozen als selectievariabele omdat het een indicator is<br />
van de regionale verschillen inzake de beschikbaarheid van mest waarbij aangenomen<br />
wordt dat deze een effect heeft op mestgebruik en –acceptatie.<br />
Als quotumvariabele wordt productiedruk per gemeente toegepast op de subpopulatie van<br />
laag accepterende bedrijven. Voor de hoog accepterende bedrijven is dat minder relevant<br />
aangezien dit een controlegroep is. De omvang van de subgroepen wordt beschreven in<br />
figuur 5. De steekproef zal derhalve bestaan uit bedrijven met een lage acceptatiegraad<br />
waarvan 62% gevestigd is in mestarm gebied, 31 % in middengebied en 7% in mestdicht<br />
gebied.<br />
Tabel 5: Beschrijving van de populatie in relatie met gemeentelijke productiedruk<br />
Aantal<br />
relaties<br />
% van totale<br />
populatie<br />
% van pop. met<br />
lage<br />
acceptatiegraad<br />
Lage acceptatiegraad in mestarm gebied 6 832 15 62<br />
Lage acceptatiegraad in middengebied 3 493 7 31<br />
Lage acceptatiegraad in mestdicht gebied 787 2 7<br />
Populatie met lage acceptatiegraad 11 112 24 100,0<br />
Hoge acceptatiegraad 20 924 45<br />
Geen plaatsingsruimte en relaties buiten<br />
Vlaanderen.<br />
14 355 31<br />
Totaal populatie 46 391 100,0<br />
Bron: Mestbank<br />
Acceptatiegraden per teeltgroep<br />
Om de quota-steekproef op te stellen worden zes teeltgroepen onderscheiden: grasland,<br />
maïs, granen, suikerbieten, vollegrondsgroenten en aardappelen. Deze selectie werd<br />
vooropgesteld in het onderzoeksvoorstel en de relevantie van de categorieën werd<br />
bevestigd tijdens de kwalitatieve onderzoeksronde. Deze teeltgroepen worden gebruikt om<br />
de representativiteit van de steekproef te waarborgen. In functie van de bevindingen kan<br />
later ingegaan worden op specifieke teelten.<br />
De tabel op de volgende pagina toont het aandeel van respectievelijk lage- en hoge<br />
acceptatiegraden en de bedrijven zonder plaatsingsruimte in de totale grondoppervlakte<br />
per teeltgroep. In totaal wordt 26% van de teeltoppervlakte bewerkt door een relatie met<br />
een lage acceptatiegraad. Vooral de teeltgroepen bieten en granen scoren hoger dan<br />
gemiddeld. Het aandeel lage acceptatiegraden van deze teelten bedraagt respectievelijk<br />
35% en 38% van de totale oppervlakte.<br />
22