Bodemverbeterende eigenschappen van sloot - Stowa
Bodemverbeterende eigenschappen van sloot - Stowa
Bodemverbeterende eigenschappen van sloot - Stowa
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
STOWA 2003-06 ONKRUIDKUNDIGE EFFECTEN<br />
enkele mensen met ervaring) <strong>van</strong> hun relatieve frequentie op akkers. Kweek heeft als enige<br />
drie plussen gekregen, omdat de soort zeer algemeen is op akkers. Soorten met 2 plussen<br />
kunnen lokaal of in specifieke situaties in hoge frequenties voorkomen. Soorten met 1 plus<br />
komen bijna nooit in hoge aantallen en meestal onder extreme omstandigheden voor.<br />
Bitterzoet komt <strong>van</strong> nature niet voor op akkers. De soort is opgenomen, omdat via plantendelen<br />
de bodem besmet zou kunnen worden met de bruinrotbacterie (Ralstonia solanacearum).<br />
Fluitenkruid en Jacobskruiskruid waren ons niet bekend als akkeronkruid, maar zijn<br />
toegevoegd omdat zij zijn gesignaleerd in praktijksituaties (mogelijk alleen in grasland).<br />
In de tekst <strong>van</strong> bijlage 1 zijn per soort oecologische kenmerken en de status als onkruid<br />
opgesomd die bepalend zijn voor zowel hun voorkomen in <strong>sloot</strong>- en oevervegetaties als hun<br />
optreden als akkeronkruid.<br />
Tenzij anders aangegeven zijn de oecologische kenmerken ontleend aan: Weeda et al. (1985<br />
- 1994) en Website 'Wilde planten in Nederland en België (Internetsite 2002). Voor hun status<br />
als onkruid zijn diverse andere bronnen geraadpleegd.<br />
2.3 ONKRUIDBESTRIJDING IN ENKELE CULTUURGEWASSEN<br />
Als een onkruid via <strong>sloot</strong>maaisel wordt geïntroduceerd op een akkerbouwperceel, bepalen<br />
teeltsysteem (biologisch of geïntegreerd) en gewaskeuze in hoeverre dit onkruid met de<br />
regulier toegepaste bestrijdingsmiddelen en -methoden wordt bestreden. In tabel 2 zijn voor<br />
4 gewassen in een geïntegreerd systeem de opties aangegeven voor chemische onkruidbestrijding<br />
afhankelijk <strong>van</strong> de onkruidsamenstelling. Bij de onkruidbestrijding worden inzichten<br />
gebruikt om het middelengebruik zoveel mogelijk te beperken (MLHD 2002). MLHD staat<br />
voor de minimale dosering <strong>van</strong> een middel of mengsel die nog net dodelijk is voor het<br />
onkruid. De onkruidtabel op de website bevat 56 soorten die vrij algemeen voorkomen en<br />
waar<strong>van</strong> er 7 tevens voorkomen in <strong>sloot</strong>oevers (tabel 1). In de tabel betekent één + een matige<br />
werking door de MLHD-dosering, maar dat een hogere dosering (de MLHD-dosering is<br />
meestal veel lager dan de wettelijk toegestane dosering) het onkruid voldoende kan onderdrukken<br />
om schade aan het gewas te voorkomen. Twee en drie maal + betekent dat bestrijding<br />
meestal afdoende zal zijn. Een - betekent, dat in de meeste gevallen geen werkzame<br />
middelen beschikbaar zijn voor die teelt of dat het middel niet is getoetst op het betreffende<br />
onkruid.<br />
Van de twee éénjarigen is Waterpeper in alle 4 gewassen goed te bestrijden zonder extra<br />
inspanning. Voor Veerdelig tandzaad geldt dat alleen in het gewas Biet. Omdat de werkzaamheid<br />
<strong>van</strong> herbiciden tegen deze soort vooral in Biet (op dalgrond) is getoetst, is het<br />
mogelijk dat de werkzaamheid <strong>van</strong> bestrijdingsmiddelen in andere gewassen niet eenduidig<br />
is vastgesteld. Van de overblijvende soorten is Kweekgras goed te bestrijden in Maïs met<br />
enkele herbicide-combinaties. Haagwinde is ook goed te bestrijden in Maïs, maar tegen<br />
kosten <strong>van</strong> een extra herbicide. De soorten Akkerdistel, Heermoes en Veenwortel zijn in alle<br />
4 gewassen volgens MLHD niet goed te bestrijden (hier en daar een enkele +). Voor de overblijvende<br />
soorten zijn kiemplanten (uit gekiemd zaad) mogelijk wel gevoelig voor de toegepaste<br />
lage doseringen. Kiemplanten die echter ontsnappen aan de bestrijding, kunnen uitgroeien<br />
tot planten die zich vegetatief vermeerderen en in het daaropvolgende jaar weinig<br />
gevoelig zijn voor de herbiciden. Voorgaand onderzoek aan <strong>sloot</strong>maaisel heeft dit aangetoond<br />
voor Ridderzuring en Grote brandnetel (Figuur 1; Van der Zweerde e.a. 2001).<br />
18