Mei - Historische Kring Haaksbergen

17e jaargang no. 2 - mei 1984 - Verschijnt 4 x per jaar
ORGAAN VAN DE
HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN

Aold Hoksebarge
REDAKTIE:
W. E. ten Asbroek
F. G. M. Gebbink-Broekhuis
J. G. L. Overbeeke
ADMINISTRATIE:
A. J. Temmink, Eibergsestraat 108, 7481 HN Haaksbergen,
Postrek. 2547699 t.n.v. Penningmeester Historische Kring Haaksbergen
„Aold Hoksebarge" wordt toegezonden aan de leden van de „Historische Kring Haaksbergen".
Zij betalen voor lidmaatschap en abonnement f 15,— per jaar.
Publikatie of overname van artikelen, geheel of gedeeltelijk, alleen toegestaan met schriftelijke
toestemming van de auteurs.
Bestuur van de Historische Kring Haaksbergen
D. Jordaan J.G.H.zn.
J. G. L. Overbeeke
A. J. Temmink
B. E. Asbreuk
W. E. ten Asbroek
Mej. R. Brummelhuis
F. G. M. Gebbink-Broekhuis
H. J. J. ten Hagen
J. B. A. Leusink
J. F. Overbeek
Morsinkhofweg 34
Voorzitter
Fazantstraat 13
Secretaris
Eibergsestraat 108
Postrekening 2547699
Penningmeester
Benteloseweg 23
Van Heemskerkstraat 11
Dr. Ariënsstraat 8
Kolenbranderweg 53
Mozartstraat 46
Nachtegaalstraat 13
Bevertstraat 14
7481 TT Haaksbergen tel. 11248
7481 BG Haaksbergen tel. 11634
7481 HN Haaksbergen
7482 PN Haaksbergen tel. 05405-214
7482 BS Haaksbergen tel. 14799
7481 JL
7482 SE
Haaksbergen
Haaksbergen
tel. 13594
tel. 12559
7482 VD Haaksbergen tel. 13509
7481 AT
7481 CX
Haaksbergen
Haaksbergen
tel. 12023
tel. 11564

VERENIGINGSNIEUWS
.
1069
Op maandag 2 april j.l. bezochten 95 leden van onze kring de jaarvergadering,
die gehouden werd in de Richtershof. De jaarverslagen van secretaris
en penningmeester over 1983 werden ongewijzigd goedgekeurd. De aftredende
bestuursleden voorzitter D. Jordaan en secretaris J. G. L. Overbeeke
werden onder applaus voor een periode van vijf jaar herkozen. Aangekondigd
werden twee excursies, in juni naar Zutphen en in de nazomer naar
een plaats in Duitsland.
Na een pauze hield de bekende heer Henk L. Kok uit Enschede een met
dia's verluchte lezing over „Witte Wieven, Legende en Werkelijkheid". Zijn
humoristisch getinte causerie werd door alle aanwezigen zeer gewaardeerd
en met een dankbaar applaus beloond.
JAARVERSLAG 1983
De belangrijkste aktiviteiten van de historische kring in 1983 waren:
Het inrichten van een kleine stand op een tentoonstelling in het Provinciehuis
te Zwolle op 5 september 1983. Alle Overijsselsche historische verenigingen
waren daar present in verband met de herdenking van het 125-jarig
bestaan van de Vereeniging voor Overijsselsch Regt en Geschiedenis.
In juni werd door de Haaksbergse Ondernemers Vereniging een feestweek
georganiseerd om de herinrichting van het dorpscentrum te vieren. Op haar
verzoek verschaften wij foto- en brochuremateriaal en een overzicht van alle
in 1795 en 1830 aanwezige Haaksbergse zakenlieden.
Mede door de herinrichting van de kom, waardoor de loop van enkele straten
gewijzigd werd, was het nodig enige straatnamen te veranderen. Ons bestuurslid,
tevens lid zijnde van de zgn. straatnaamcommissie, verleende daarbij
zijn medewerking, waardoor o.a. de naam van het eerste gedeelte van de
Enschedesestraat in Ruisschenborg veranderd werd.
De openbare M.A.V.O. aan de Veldkampstraat verzocht ons een historische
naam te bedenken voor zijn school. Op ons voorstel werd gekozen voor de
nieuwe naam Nortwic-M.A.V.O.
In 1983 vonden volgende lezingen en filmvoorstellingen plaats:
9 februari: In de Richtershof een kleurenfilm „Dat Aolle Mönsterland" van
Werner Altemöller uit Burgsteinfurt. 170 bezoekers.
11 april: In hotel Morssinkhof een lezing met dia's „Varen waren geen water
is" door Drs. G. J. Schutten. 50 bezoekers.
30 november: In de Technische School oude films en journaalgedeeltes over
gebeurtenissen in Twente vanaf 1930 door H. Kraayenbrink van de Provinciale
Bibliotheekcentrale te Borne. 160 bezoekers.
De excursies in 1983 waren:
2 juli: Lochem en kasteel Verwolde bij Laren. 40 deelnemers,
l oktober: Burgsteinfurt, slot en Banjo, en Borghorst, hallenkerk. 100 deelnemers.
Op 31 december 1983 telde onze vereniging 365 leden.

1070
DE TAAL VAN HAAKSBERGEN (LX)
BERNARD TE LINTELO (17)
De broedskoo wodden vuer in den stal ezat en duer iedereene bekekken. 't
Beest was der heelemoale beduusd van, nog nooit hadden ze urn zoolange
an staon gapen, 't Was net o'" 't zeggen wol: ,,Ik kan toch neet helpen, dat ze
miej zon mooi strik um den kop hebt ebonden!"
As noo alles op zien plaatse was wodden er nog es epreuvet, ezongen en e-
sprongen en eandeluk gongen ze allemoale vreuluk op 't hoes an.
Zooak al veteld hebbe, wodden vueroet al oaverleg, wee met mekaar zollen
goan as neugers, nen breur van den brugom en een breur van de broed en dan
noaberjongs.
Een dag of wat vuer de broedlachte tradden ze smorgens al biej tieds noar
den brugom, 't zondaagsge pak an, nen stok, met een mooi reusken dran,
in de haand en de pette versierd met strikskes en papieren bloomen. Heel
vrooger hadden ze der nen hoogen hood biej op ehad, de zoerkooltonne,
zeeren grappenmakers.
Ze kregen breefkes met de naams van degennige dee ze vezeuken mosten,
beproaten met mekaar eers, hoo ze 't beste en vuerdeeligste loopen konnen
en noodat ze eerst etrakteerd wazzen, gongen ze der op los.
't Riemsel harren ze good van boeten eleerd, doar mankeerden niks an; um
de buerte zollen ze neugen.
Kwammen ze biej nen boer, dan begon der ééne van de neugers:
Goeien dag in 't hoes!
Wat stoa 'k hier kroes,
Meut miej de hond,
Of ik sloa ne tot stront!
Hier zet ik mien stok en staf
En weet neet wat ik zeggen mag.
Ik stoa hier te stotteren en te stameren,
Ze kiekt miej an oet alle heuke en kameren.
Doar steurt miej hee,
En ik wet neet wee!
Mer loat ik miej ees bezinnen,
Of ik neet weet, woar 'k mot beginnen.
Doar steurt miej Getjaan van Hommelenborg als brugom
en Jannoa van Nettelenkamp as broed,
Dee loat oew neugen
Op ne tonne beer vief, zesse,
'n Aanker foezel tien, twaalven
Een scheppel sokker en ne wanne vol rozienen,
Doar zoi oew Woensdaggenmorgen
Biej Groot Nettelenkaamp op loaten veschienen
Hoesgezetten
Nums der oet vegetten,
Vroo kommen en lange blieven,

1071
Aans ke we 't neet op kriegen.
Mocht ik der wat oet vegetten,
Dan zal de brugom en de broed
Met sokker en foezel vebettern.
Hei ons noo wal vestoan,
Dan wille wiej 'n huusken veerder goan.
Wodden de oole leu alleene neuget, dan was 't:
Hoesgezetten
De jongen der oet vegetten!
Of harren ze mer nen halven dag, 's noamiddaags wat merre, dan zear den
neuger:
Doar zoi oew Woensdaggennoamiddag
Biej Hommelenborg op loaten veschienen.
Later to Getjaan en Jannoa oold wodden en euren oldsten zönne der biej in
leeten trouwen, was dat riemsel neet mooi genog meer. Den eenen neuger
„dichten" der wat biej of veraandern hier of doar wat, den aaiulern was 't
nog neet noar 't zinne en dear der nog wat biej of wat of, tot der 't volgende
nieje riemsel ontston, woarmerre de broedlachtenneugers sins dee tied de
gasten vezochten:
l en Neuger:
Goeien dag!
Hier zet ik mien stok en staf
En neem mijn pet voor U allen af.
Doar stoa Te noo binnen,
Wat zal ik noo beginnen
Ik bun wat dom en ongeleerd,
Daarom valt mij de rede zoo verkeerd!
Maar vrienden wees eens even stil
En luister naar wat ik U zeggen wil.
As iej allemoale miej zoo wilt vesteuren,
Dan kui van mien riemsel niks heuren.
Wat ik hier wil, dat zult ge wel weten,
Want een bruiloft wordt niet licht vergeten.
Al van die praat of van dat woord
Hebt ge zeker wel wat gehoord.
Ik komme neet oet 't Oosten of oet 't Westen,
Ik bun neet van de slimsten, ok neet van de besten,
Mer ik komme van hooger haand, van brugom en broed,
Dee stuert ons der allebeide op oet,
Um oew te neugen op de broedlachte
Van Hendrik van Hommelenborg
En Miene van Teutelenbosch.
Dee loat oew neugen,
Dat zal oew heugen.
Dee loat oew dagen,
Dat zal oew behagen,

1072
Op zat sokker en foezel
En ne wanne vol rozienen,
Doar zoi oew Woensdaggensmorgen
Biej Teutelenbosch op loaten veschienen,
Hoesgezetten
Nums der oet vegetten.
Mer noo loak miej es bedeinken,
Dan kui miej wah mangs nen borrel inscheinken,
Dee zette miej doar mer kaant en klaor,
Dan kon iej oew gaank wah goan.
Dee beiden wilt noo samen leven,
Mer eers ne broedlachte geven
Op jenever en brandewijn
Wat zult ge daar vroolijk op zijn.
Op wat koffie en wat bier,
Dat doet ons groot plezier.
Komt vrienden al te maal
Op zoo'n bruiloftsmaal,
Daar wat te eten en te drinken is,
Komt vrienden aan zoo'n bruilof tsdisch.
Jonk en old, groot en klein,
Allen moeten op die bruiloft zijn,
Daar krijgt ge drank van allerlei soort,
En een maaltijd, zooals het behoort.
Want er is veel wittebrood gebakken,
Met koffie en schinkenplakken.
Want de bruidegom hoopt van zijn leven
Nooit een bruiloft weer te geven.
De bruid, die hij nu heeft,
Hoopt hij te houden zoolang hij leeft.
Nu ben ik wat kort van zinnen,
Daarom zal mijn kameraad eens beginnen.
2en Neuger:
Ik kan oe zeggen, het deut miej leed,
Dat mien kameroad 't neet wieder weet.
Mer dan zal ik oew neugen
Dat zal oew heugen,
Dan zal ik oew dagen,
Dat zal oew behagen.
Op gestokken ossen en geslachte zwienen,
Op hazen en konienen
En op proemen en rozienen.
Ook jenever en brandewijn
Zal er op die bruiloft zijn.
Die zult ge daar drinken
Wanneer de glazen zullen klinken
Want de brugom en de broed

1073
Wilt 't maken op die bruiloft goed.
Daar kunt ge rooken op uw gemak
Uit lange pijpen, lekkere tabak.
En ook dansen als mijnheer
Want doar kump ook violensmeer.
's Middags um half ééne
Is 't muziek al op de beene
Um één uur, dat is gewist,
Dan zit 't muziek al op de kist.
En as ze dan begint te strieken
Begint de jongs noar de meakes te kieken.
Dan zui daansen as Jaan en Greet,
Dat oew den schoem op de rugge steet.
Doarumme roa 'k oew an:
Zet't de schoone in 't smeer,
Dan doot biej 't daansen
De teene neet zeer.
lej kont better nen pezerik koopen,
As met kapotte teene loopen.
Vroo kommen en lange blieven,
Aanders ke we der gen wille van kriegen.
Vrienden hei ons noo wal gehoord
We moeten nog verder voort.
Hei ons noo wal verstoan
Loat dan de glaasjes um de toafel goan.
De neugers zeet ze oaveral wah geane kommen. Wee zol der neet noa ne
broedlachte willen Doarumme mot ze der goan zitten en wodt ze op kloar
met sokker etrakteerd. Komt ze biej noa familie van de brugom of van de
broed, dan mot ze an toafel schikken en merre etten of as 't gen ettenstied is,
dan haalt de vrouwe nen bollen spek oet den wiemen en deut eur nen has of
wat in de panne, doar kont ze dan brood biej etten. Mangs bakt ze eur ok
wah gauw 'n paar pannekoken der biej. En as ze dee achter de kneupe hebt
zitten, kont de jongs der weer tegen. Wat ducht oew Broedlachtenneugers
hebt 't nog neet zoo slech, as ze mer zoo wies bunt, dat ze neet meer van den
Jan Doedel nemt, as ze verdraegen kont en kriegt ze wat oet den wiemen,
dan mot ze neet van veerten goan zitten, mer anriegen . Dan hooft ze ok
neet bange te weean, dat ze 's oavens langs de weg loopt te slingeren.
Asse zoo vreande, noabers en kunnigheid, allemoale harren eneugd, zonder
der eene oaver te sloan, dan gongen ze noar 't hoes van den brugom, woar
ze verslag oetbrachten van alles wat er den dag zooal gebuerd was. Ze mosten
an toafel schikken en wodden etrakteerd op spekpannekoke en beschutenpap
Draank wodden eur wol eprissenteerd, mer doar wodden biejnoa aait
vuer bedaankt.
De neugers gongen op de broedlachte met de vlesge rond um in te schenken.
F. Gebbink-Broekhuis

1074
WONINGEN OOSTENSTRAAT IV
HUIZEN NRS. 20 EN 21
„In den namen onzess Heren Jesu Christi. Amen. In den Jaire als men
schreeff dusent vijff hundert seven und tachtentig nha der gebuerten ons
Heylants iss er een testament gemaeckt van Gebbe to Averbekke van Twecklo
" aldus begint de laatste wilsbeschikking van Gebbe Averbekke, die in
een armenhuisje aan het kerkhof te Enschede verbleef. Arm was ze echter
niet, want ze vermaakte diverse bedragen o.a. aan het Lieve Vrouwengilde
te Enschede ten behoeve van de armen en aan kinderen van haar overleden
broer, onder wie genoemd werd Geert Averbeeke wonende te Haaksbergen.
Deze is de oudst bekende bewoner van een huis, dat stond op de Dorper
Kamp, in 1830 huis nr. 20 of 21. Op deze plaats werd in het verpondingsregister
van 1602 Kamp Werner alias Werner Averbeeke vermeld. Deze was
omstreeks 1590 gehuwd, vermoedelijk met een dochter van een Wissinkserf
in Eppenzolder. Werner had minstens twee zonen, Arend en Jacob geheten,
die beiden timmerman en houthandelaar waren. Jacob woonde in
huis nr. 21, Arend in nr. 20. Met de laatste vervolgen wij de geschiedenis.
HUIS NR. 20
Arend was twee keer getrouwd. Vóór 1632 met Maria Smidt, dochter van
Berndt en vóór 1651 met Gerdtken NN. Arend overleed in juli 1661. Opvolger
in het huis werd zijn zoon Werner, vermoedelijk uit het eerste huwelijk,
die omstreeks 1673 huwde met Jenneke Bouwmeester. Hij overleed
kort na 1716. Werner was diaken van de NH kerk en smid. Hij was bovendien
voorvader van een smedengeslacht Averbeek, dat tot 1813 in huis nr.
20 woonde. Achtereenvolgens waren dat
Arend Averbeek, NH lidmaat 1695, overleden 1727 en gehuwd 1701 12/6
met Aaltje Lankheet, dochter van kerkmeester Jan Lankheet.
Jan Averbeek, NH lidmaat 1726, gehuwd 1737 17/11 met Berendje Roerink
uit Buurse. Jan testeerde op 5 juni 1759 en overleed kort daarna.
Arend Averbeek, NH gedoopt 1738 28/11, overleden ca. 1802, gehuwd
1761 15/11 met Herberdina Scholten uit Buurse.
Jan Averbeek, NH gedoopt 1769 14/5, overleden 1813 30/2, gehuwd 1793
23/6 met Janna Morsinkhof, dochter van Berend. In 1804 verbrandde hun
huis, maar werd nadien weer opgebouwd.
De volgende bewoner was wel een zoon, maar de eerste die geen smid werd.
Zijn naam was Berend Jan Averbeek, geboren 1802 9/2, overleden 1836
27/2. Berend Jan was bakker en huwde op 20 mei 1827 te Neede met Elisabeth
Meijer, geboren 1800 25/9 als dochter van Adam Meijer te Amsterdam.
Elisabeth hertrouwde op 20 november 1838 te Haaksbergen met de
6 juni 1811 geboren Arend Jan Gakink, die werkte op de Jordaansbleek.
Door zijn vrouw leerde hij het bakkersvak en werd hij ook bakker. Hun zoon
Johannes Frederikus Gakink werd op 25 maart 1839 geboren. Elisabeth
Meijer overleed op 14 december 1883, enkele dagen nadat genoemde zoon

op 8 december 1883 gehuwd was met Hilligje ten Hoorn, geboren 28 augustus
1858 te Hoogeveen. Johannes Frederikus Gakink was zadelmaker en
Hilligje ten Hoorn vroedvrouw. Zij overleed in 1894. Haar gezin bleef nog
tot 1913 in huis nr. 20 wonen, waarna het pand betrokken werd door de
te Tubbergen geboren Bernardus Steggink, zijn vrouw Arnolda Johanna
Schuurman en hun acht kinderen, die voordien aan de overzijde van de straat
gewoond hadden. Deze familie oefende tot ongeveer 1950 een kruideniersbedrijf
uit. Het pand werd daarna gekocht door Theo Bösing.
HUIS NR. 21
Uit het vervolg van de historie is gebleken, dat in dit huis in 1651 Jacob
Averbeeke woonde, een broer van de bij huis nr. 20 vermelde Arend. Mogelijk
was dit huis in 1602 al aanwezig met als bewoner Kamp Hendrik, van
wie verder niets bekend is. Gezien zijn naam moet hij echter wel ongeveer
hier gewoond hebben. Jacob was reeds vóór 1623 getrouwd met een van het
erve Groothuis in Brammelo afkomstige vrouw, Kinderen uit dit eerste huwelijk
verkochten namelijk in 1663 een gedeelte van de Sassenmolenkamp,
die eigendom was van het erve Groothuis. In 1637 hertrouwde Jacob met
Swenne Kemerink, dochter van Evert. Op 22 februari 1647 maakten Jacob
en Swenne hun testament, waaruit het jaar van hun huwelijk blijkt. Hoewel
uit het tweede huwelijk een zoon Hendrik geboren werd, werd de/e geen
opvolger in het huis, waarschijnlijk omdat hij in 1683 met een meisje uit
Ottenstein trouwde en daarheen verhuisde. Opvolger in huis nr. 21 werd
dochter Aaltje Averbeek, die op paasmaandag 1668 huwde met Jan te Lintelo,
zoon van Jan. Na haar overlijden hertrouwde Jan op 23 oktober 1681
met Berendje Veldkamp, dochter van Jan. Opvolger werd de zoon uit het
eerste huwelijk, Arend geheten, die op 9 mei 1717 trouwde met Grietje
Langezaal, dochter van Thias. In de bekende registers van 1720 en 1723
werden zowel vader Arend als zoon Jan te Lintelo vermeld. Arends dochter
Anna huwde op 6 augustus 1741 met Hendrik Kuipers uit Buurse. Anna
overleed al spoedig, waarna Hendrik op kerstmis 1749 hertrouwde met Jenneke
Klein Langelo.
Volgens de registers van 1751 en 1764 woonde Hendrik in huis nr. 21. In
1767 bouwde hij er een nieuw huis getuige een gevelsteen, die in dit huis
aanwezig was. Uit zijn eerste huwelijk werd in 1742 een zoon Jan Hendrik
geboren, die op 26 januari 1772 trouwde met Janna ten Spoolder uit Rekken,
waar Jan Hendrik ook ging wonen. Uit de volkstelling van 1795 blijkt
dat het pand toen verhuurd was aan Derk Ordelmans en de weduwe Stille,
een naaister. De te Rekken geboren zoon, ook Jan Hendrik Kuipers geheten,
huwde in 1810 met Johanna Wolterink uit Buurse, die op 20 juli 1822 in
huis nr. 21 overleed. Hierop hertrouwde Jan Hendrik eind van dit jaar met
Aleida Broshuis uit Neede. Deze overleed op 3 september 1825, waarna Jan
Hendrik voor de derde keer trouwde, nu met Gezina Morsink uit Enter. Bij
de volkstelling van 1830 werd het huis bewoond door het laatste echtpaar
met zoon Christiaan uit het tweede huwelijk, geboren 1824, en zoon Ar-
1075

1076
nold uit het derde huwelijk, geboren 1827. Inwonend was de weduwe Hesselink-Leppink
niet een zoontje van drie jaar. Jan Hendrik Kuiper overleed
op 7 juli 1836. Zijn weduwe woonde er nog in 1840. Het huis werd daarna
verhuurd aan verschillende echtparen en hun kinderen. Vermeld werden 26
gezinnen, van wie de meesten er slechts enkele jaren woonden. Meer dan 10
jaar woonden er alleen het gezin van Frederik Ordelmans-Waanders met 2
kinderen en dat van Gerrit Jan Wissink-Hondelink. In 1858 emigreerde vanuit
dit pand het echtpaar Johannes Scholten, grofsmid, met zijn vrouw
Johanna Maria van der Poel en l kind naar Brazilië. Omstreeks 1930 werd
het pand bewoond door een nazaat van de laatste eigenaar Kuipers, genaamd
Hermanus Johannes Kuipers, geboren in 1899, en zijn vrouw Aleida Gerarda
Ooink. Hij was chauffeur van dokter Scaf en zij hielp in de winkel van Theo
Bösing, nadat deze hier zijn manufacturenzaak gevestigd had. Theo Bösing
bracht de panden 20 en 21 weer bijeen.
HUIS NR. 22
In het verpondingsregister van 1600/1602 werd dit huis reeds vermeld. Het
was eigendom van en werd bewoond door Jan Lansink, die ook Kamp Jan
genoemd werd. Opvolgende bewoners werden zijn zoon Jan Lansink en zijn
vrouw Judith Oynck. Schuldeisers van dezen legden op 15 april 1667 beslag
op hun huis. Hun kinderen protesteerden hiertegen, omdat niet hun ouders,
maar zij eigenaren waren en het huis op 8 juli 1641 van grootmoeder geërfd
hadden. De vrouw van Kamp Jan moet dus in 1641 overleden zijn. Jan Lansink
Jr. werd nog als bewoner vermeld in de vuurstedenregisters van 1675
en 1682. Hij overleed vóór 1688. Zijn zoon Joan huwde op 2 december 1688
met Margaretha de Wolf, dochter van Wolfgang Theodorus de Wolf, burgemeester
van Ottenstein. Hun zoons waren de bekende Haaksbergse pastoor
Theodorus Lansink en de opvolger in huis nr. 22 Daniël Albertus. Voor meer
gegevens over pastoor Lansink en de ook in dit huis geboren Catharina de
Hartog-Lansink, schenkster van het avondmaalszilver, verwijzen we naar de
Historie der Kerken.
Daniël Albertus huwde op 30 november 1738 met Eva Lankheet. Hij werd in
1751 nog als eigenaar en bewoner vermeld. Zijn financiële omstandigheden
waren echter verre van rooskleurig, waardoor het pand op 26 januari 1756
executorieel verkocht moest worden aan Hendrik Budde, koopman te Deventer.
Hij betaalde er f 2005,- voor. Deze verhuurde het huis aan de medisch
doctor Johan Buursink, die in het hoofdgeldregister als bewoner vermeld
werd. Hij overleed in januari 1768. Zijn weduwe bleef er wonen. Van 1771
tot 1775 woonde er ook de bakker Jan ten Rouwenhorst. Op 9 november
1774 werd het huis openbaar verkocht door kinderen van predikant Bachine,
schoonzoon van Hendrik Budde. Koper was een halfbroer van de 1768 overleden
medisch doctor, eveneens een medisch doctor en ook Johan geheten,
in 1780 gehuwd met Anna Maria Nijtert uit Oldenzaal. Deze verhuurde het
huis aan zijn zuster Berendina Buursink uit Buurse,die op 17 augustus 1777
trouwde met Johannes Theodorus de Reuver, die uit het Bentheimse stamde.

Deze was winkelier. Op 21 december 1782 kon hij het pand voor f 2000,-
van zijn zwager kopen. Zijn dochter Helena trouwde op 28 januari 1806
met Jan Hendrik Brons, geboren te Schapen in de graafschap Lingen. Dit
echtpaar werd in 1830 als bewoner van huis nr. 22 vermeld. Eigenaren waren
toen de erfgenamen van J. Th. de Reuver. Deze verkochten het huis op
25 januari 1831 aan de weduwe Lammersman-Wamelink. Haar dochter Maria
Sophia Aleida Josephina Elisabeth trouwde op 24 november 1835 met de
metselaar Jan Hendrik Langezaal. Deze werden in 1850 als eigenaren en bewoners
opgegeven. Zij hadden het pand bij schenkingsakte van 7 november
1836 verworven. In april 1856 emigreerde het gezin Langezaal-Lammersman
naar Noord Amerika.
Daarna woonden er diverse gezinnen o.a. dat van de veearts Carel van Hummel,
dat in 1859 naar Hengelo vertrok; het gezin Vierdag-Hondelink, dat in
1889 met 15 personen naar Enschede vertrok. Opvolgers werden de in 1857
te Eibergen geboren logementhouder Anthony Hasselo, zijn vrouw de in
1863 te Dinxperlo geboren Hendrika Bruggink met 2 kinderen. Kort voor
1910 vertrokken de Hasselo's naar Buurse op het café de Kruisboer. Opvolgers
werden de in 1870 te Neede geboren Jan Hendrik Scheggetman, zijn
tweede vrouw, de in 1875 te Mettman geboren Wilhelmina Odink met 7
kinderen. Dit gezin vertrok kort voor de eerste wereldoorlog naar de Bekkevosweg.
In pand nr. 22 kwam toen café Snuverink. Omstreeks 1920 bouwde
Herman Broekhuis er een nieuw winkel- en woonhuis met daarbij een bloemisterij.
De bloemisterij werd overgenomen door H. van Veen. In 1982 werd
hier de supermarkt Torro gebouwd.
HUIS NR. 23
Op 16 september 1826 verkocht J. Th. de Reuver, de bewoner van huis nr.
22, 3000 m2 van zijn eigendom aan de tapper Johannes Wijlens, de bewoner
van huis nr. 42. Deze ging er niet zelf wonen, maar bouwde er wel een huis,
dat volgens de volkstelling van 1830 verhuurd was aan de commies te paard
Franciscus Jacobus Vos en zijn gezin. In 1840 werd het pand bewoond door
de weduwnaar Jan Hendrik Ticheler en het gezin van zijn dochter Johanna,
die in 1834 met Gradus Waanders, winkelier, gehuwd was. Na Johanna's
overlijden hertrouwde Gradus in 1844 met Anna Hondelink. In 1850 waren
zowel Jan Hendrik als Gradus overleden. Bewoners waren de weduwe Anna
Waanders-Hondelink en drie stiefkinderen. Omstreeks 1855 werd het huis
bewoond door de huisschilder Hermannus Klaassen, zijn vrouw Johanna
Wessels en drie kinderen. Nog vóór 1860 werden als opvolgers vermeld de in
1796 geboren veldwachter Jan te Kiefte met zijn vrouw Berendina Meijers
en hun zoon, de in 1825 geboren rijksveldwachter Hendrik Jan te Kiefte
met zijn vrouw Hermina Hilderink en vier kinderen. Daarna woonden er nog
de gezinnen van Salomon Frankenhuis, totaal vier personen en van Johannes
Antonius Jansen, hakkeren winkelier, totaal vijf personen. In 1881 werd het
pand bewoond door de arts Jan Jacob Lokker met vijf gezinsleden. Na het
vertrek van deze naar Coevorden in 1886 werd het pand in eigendom be-
1077

1078
woond door Jan Herman Wisselink, geboren te Hellendoorn op 30 mei 1847,
gehuwd met Hendrika Companje uit Vriezenveen. Jan Harmen overleed in
1904. Zijn weduwe woonde er nog tot 1920. Het pand werd toen door de
gemeente Haaksbergen aangekocht voor f 29000,-. Het werd verbouwd tot
gemeentehuis en burgemeesterswoning, In augustus 1921 verhuisde men het
gemeentehuis van de markt naar het nieuwe pand. Na 1940 werd het voor
andere gemeentelijke doeleinden gebruikt tot 1964. Toen werd er het huidige
postkantoor gebouwd.
W. E. ten Asbroek - J. B. A. Leusink - J. G. L. Overbeeke
NIJHUIS OP LAAKMORS IN DE HONES
Hendrik Schol ten op Laakmors had twee zonen, die op Laakmors trouwden.
Frederik Egbert werd opvolger op het erve Laakmors en voor Jan, die in
1741 trouwde, werd omstreeks dit jaar een tweede huis op Laakmors gebouwd,
die we naar Jans schoonzoon Jan of Jan Hendrik Nijhuis „Nijhuis op
Laakmors" noemden. Met Jan beginnen we de stamreeks op dit deel Laakmors.
A. JAN SCHOLTEN, overleden 1785 3/3, gehuwd 1741 26/3 met JANNA
SWERINK uit Brammelo, overleden 1783 14/4
Kinderen:
1. Toone Scholten, gedoopt 1741 29/10
2. Hendrik Scholten, gedoopt 1750 1/3. Hij verkocht op 26 november
1787 zijn erfdeel, zijnde een vijfde, aan zijn neef Toone op Laakmors
3. Jan Harmen Scholten, gedoopt 1753 31/5, eerste gehuwd met NN en
dan 1781 4/11 hertrouwd met Anna Geertrui Averbeek. Jan Harmen
verhuisde nogal eens. Bij zijn tweede huwelijk woonde hij in Uitdam,
in 1788 te Durgerdam en in 1798 te Diepenheim. Hij werd ook eigenaar
van een vijfde deel Laakmors bewoond door Nijhuis.
4. Toone Scholten, gedoopt 1755 9/2
5. CATHARINA SCHOLTEN, zie B
6. Joannes Scholten (tweeling) gedoopt 1758 11/6 met aantekening
„dood"
7. Fredericus Scholten, gedoopt 1758 11/6 (tweeling)
Aannemende, dat de eerstgenoemde Toone en Joannes jong overleden zijn,
werd het deel Laakmors van Jan Scholten in vijf delen geërfd door de onder
2, 3, 4, 5 en 7 genoemden. Anna Geertrui Scholten-Averbeek testeerde op 4
juni 1801 en overleed kort daarna. Op 5 oktober van hetzelfde jaar kocht
Jan Handrik Nijhuis (zie B) haar één vijfde deel en het door hemzelf bewoonde
één vijfde deel bij executoriéle distractie. Op onbekende wijze werd hij
voor 1825 ook eigenaar van de delen van Toone en Fredericus. Jan Scholten
en zijn broer Frederik Egbert werden in 1740 door de drost beboet wegens
stropen. Jagen zat Jan in het bloed, in 1747 en 1756 werd hij vermeld als
jager van de Graaf van Rechteren, landrentmeester van Twente.

B. CATHARINA SCHOLTEN, gedoopt 1756 19/9, overleden na 1821, gehuwd
1779 16/12 met (Jan) HENDRIK NIJHUIS, zoon van Berend uit
de Rutbeek, gedoopt 1745 25/2, overleden 1807 21/3.
Kinderen:
1. Johannes Nijhuis, gedoopt 1779 12/12
2. HENDRIK NIJHUIS, zie C
3. Jan Nijhuis, gedoopt 1783 14/9, overleden 1783 25/9
4. Janna Nijhuis, gedoopt 1784 19/9
5. Jannes Nijhuis, gedoopt 1786 5/11
6. Jenneke Nijhuis, gedoopt 1790 17/3
7. Berendina Nijhuis, gedoopt 1792 14/3
8. Berend Jan Nijhuis, gedoopt 1794 3/8, gehuwd 1832 18/3 met Arendina
Wargerink, dochter van Arend, weduwe van Gerrit Jan Jasink.
Na haar overlijden hertrouwde Berend Jan met Johanna Teutelink,
dochter van Jan. Hij was landbouwer in de gemeente Lonneker.
9. Berendina Nijhuis, gedoopt 1798 22/4, gehuwd 1835 24/4 met Jan
Harmen te Rijth, zoon van Jannes.
10. Aaltje Nijhuis, gedoopt 1802 30/1
De vader van Jan Hendrik of Hendrik Nijhuis, Berend Nijhuis had in 1767
driekwart deel van de Kattenstaart gekocht van Frederik Egbert Scholten.
Het andere kwart erfde J. H. Nijhuis van zijn schoonvader Jan Scholten.
C. HENDRIK NIJHUIS, gedoopt 1781 12/8, overleden 1837 4/6, gehuwd
1807 16/8 met JENNEKE NIJHOF alias LEUSINK, dochter van Berend
onder Enschede.
Kinderen:
1. Hendrina Nijhuis, gedoopt 1808 16/1, gehuwd 1830 2/10 met Hendrik
Westendorp, zoon van Hendrik
2. Gerrit Jan Nijhuis, gedoopt 1809 28/2, overleden voor 1839
3. JAN HENDRIK NIJHUIS, zie D
4. Janna Nijhuis, geboren 1813 31/1, gehuwd 1836 5/3 met Jan Harmen
ter Maat, zoon van Jan
5. Aaltje Nijhuis, geboren 1816 1/12
6. Christiaan Nijhuis, geboren 1822 3/4, gehuwd 1851 26/3 met Gerritdina
te Rijt, dochter van Harmen, Neede
7. Berend Jan Nijhuis, geboren 1824 5/11
Op 6 juli 1839 testeerde Jenneke Leusink, weduwe van Hendrik Nijhuis. Erfgenaam
werd haar zoon Jan Handrik. De andere kinderen Hendrina, Janna,
Aaltje, Christiaan en Berend Jan kregen elk f 25,-.
D. JAN HENDRIK NIJHUIS, gedoopt 1810 16/11, gehuwd 1833 8/8 met
GEERTJE BREUKERS, gedoopt Enschede 1808 8/11, dochter van
Gradus Breukers of Brakers.
Het huis van Jan Hendrik Nijhuis (kadaster nr. D 71) brandde in 1841 af. Er
werd een nieuw gebouwd (nu Koekoek-wönner genaamd), dichter bij de
Buurserstraat (kadaster nr. D 252). Blijkbaar was Jan Hendrik Nijhuis door
de brand in armoede en moeilijkheden gekomen. Om uit de nood te geraken
1079

1080
werden op 6 juni 1847 zijn huis en landerijen op het Laak mors en zijn land
de Kattenstaart, waar inmiddels een woning het Haasje gebouwd was, verkocht
aan Jan Bos op de Koekoek. Daarom wordt de boerderij nu Koekoekwönner
genoemd. Tot de verkoop moest Jan Hendrik natuurlijk zijn medewerking
verlenen, maar hij was gevlucht. Daarom werd de hulp van de rechtbank
te Almelo ingeroepen. Op 5 juni 1847 schreef burgemeester Verbeek
van Haaksbergen aan de officier van justitie te Almelo: „J. H. Nijhuis vreest
gevangen genomen te worden. Hij laat zich niet in het openbaar zien en
slaapt niet meer in huis. Hij heeft zijn goederen verkocht en wil vertrekken".
Op 9 juni vulde de burgemeester nog aan: „J. H. Nijhuis is onvindbaar. Hij
zou zich in Pruisen ophouden en reeds heden de reis naar Amerika aanvaarden".
Zijn vrouw en nog in leven zijnde kinderen verlieten kort daarop het
plaatsje Nijhuis op Laakmors.
De volgende bewoners waren prachters van de opvolgende eigenaren: eerst
Gerrit Jan Bos, zoon van Jan Bos op Koekoek, geboren 1829 6/5 en dan
Egbert Scholten, schoonzoon van Gerrit Jan Bos, geboren Borculo 1863
11/2.
Van de bewoners van Koekoek Wönner zijn bekend: Hendrik Wissink, geboren
1820 6/7 en zijn vrouw Janna Voogd, geboren 1822 20/11, vermeld
van 1850 tot 1870, Gerhard Hukker, geboren Zelhem 1848 30/3, vermeld
in 1897 en Jan Hendrik Hietbrink, geboren Eibergen 1866 6/1, vermeld in
1909.
W. E. ten Asbroek - J. G. L. Overbeeke
DE LAARVELD-ERVEN IN LANGELO, HET LAARVELD
In de rentmeestersrekeningen van het drostambt Haaksbergen is reeds in
1531/32 sprake van de „Laeringgaerden" bij het erve Wildering, nu Wilder
geheten. Het is niet duidelijk of deze gaarden toen bewoond werd, maar
zeker is, dat het landbouwgrond was, waaruit Karel V, heer van Overijssel,
inkomsten genoot. Misschien behoorde hij tot het Lutke en Lamanshuis
(zie AH blz. 653/654 en blz. 726/727) vermeld in 1411, waarschijnlijk voorlopers
van de erven Grote en Luttike Twenhuis. In het veld bij La- of Laarman
werd tussen 1600 en 1675 een erf Laarveld gesticht, dat in 1677 bewoond
werd door Hendrik Scholten, zoon van de uit Buurse afkomstige
Albert Scholten (zie artikel Scholten Vaarwerk te Buurse onder D 5). Met
deze Albert zullen we de reeks bewoners op Laarveld beginnen.
A. ALBERT SCHOLTEN, zoon van Hendrik, overleden maart-juni 1662,
natuurlijke vader van Hendrik, zoon van ANNA TER MAAT, dochter
van Hendrik.
Op 6 december 1652 werd Albert door Anna aangesproken vooreen schadevergoeding
wegens het verwekken van het kind. Het is niet bekend, hoeveel

hij betalen moest. Zeker is, dat Albert Anna's kind als zijn zoon erkende.
Toen hij op 8 maart 1662 testeerde, vermaakte hij zijn erfenis aan zijn broers
en zusters, maar gaf aan zijn zoon Hendrik 1200 daalder en de „halve iemen"
(bijenvolk). Het is niet duidelijk, waar Albert woonde. Vermoedelijk aanvankelijk
op Scholten Vaarwerk, maar toen zijn schoonzuster daar in 1658 hertrouwde
met Hendrik ter Hofstede, ging hij mogelijk naar zijn zwager Geert
Lankheet op het gelijknamige erve in Langelo, waar hij in 1662 zijn testament
opstelde. Omdat zijn zoon en kleinkinderen ook Scholten Langelo en
Klein Langelo genoemd werden, was hij mogelijk boer op Klein Langelo
alias Vedders. Bij leningen aan Kamp Arend kreeg Albert reeds in 1652
land bij de Oostendorper Braak in onderpand. Mogelijk heeft hij ook dit
land bebouwd. Zeker is, dat Oostendorp eigenaar was van de ondergrond
van de Laarvelderven, zie hieronder.
1081
B. HENDRIK SCHOLTEN TE LANGELO, gehuwd 1680 18/7 met JEN-
NEKE TEN WESTENDORP, dochter van Berend uit Buurse, die 1699
16/12 hertrouwde met Jan Sjongen, zoon van Hendrik uit Rekken.
Kinderen uit het Ie huwelijk:
1. Albert Scholten te Langelo, gehuwd 1709 10/2 met Jenneke ten
Dijkhuis, dochter van Hendrik, Langelo, landbouwer op de lijf tocht
Dijkhuis
2. BEREND SCHOLTEN TE LANGELO, zie C
3. Harmken Scholten, gehuwd 1711 27/1 met Gerrit Nijenhuis, zoon
van Hendrik op Wilderink. Landbouwer op Klein Langelo alias Vedders.
Testeerde 31 januari 1773, overleden voor l september 1773.
4. Hendrik te Langelo, ongehuwd, mogelijk gedoopt Rekken 1685
30/8, testeerde 1747 31/10, overleden oktober 1773.
5. Roelof Klein Langelo, overleden pinksteren 1744.
6. Claas te Laarveld, gehuwd 1699 23/4 met Aaltje Morsinkhof, dochter
van Harmen Bloemena op Morsinkhof, zie LAARVELD/BOTTEROP
Hendrik Scholten was door de erfenis van zijn vader in goede doen gekomen.
In 1668 kocht hij met Jan Lankheet de helft van de woning Kriegerie (Klaashuis)
van Claas Morsinkhof, in 1680 een markslag bij Dijkhuis en in 1685
land op de Molenkamp in Langelo. In het register van de 500e penning anno
1675 werd hij aangeslagen naar een vermogen van f 1000,-. In 1677 was hij
reeds landbouwer op het Laarveld, zoals in de protocollen van 5 november
van dat jaar vernield. Hij werd ook Laarvedder genoemd. Eigenaren van het
Laarveld waren nog steeds Oostendorps. Bij erfdeling van 6 mei 1699 werden
de broers Albert en Berend Oostendorp voor f 1200,- eigenaren van het Laarveld.
C. BEREND SCHOLTEN OF KLEIN LANGELO, gehuwd 1711 18/1 met
GEESKEN TE LANGELO, dochter van Roelof Oostendorp.
Kinderen:
1. HENDRIK SCHOLTEN OP LANGELO alias LAARVELD, zie D
2. Jan Laarveld, gehuwd 1762 14/3 met Christia ter Bekke, overleden
november 1783. Jan was landbouwer op de Koldeweye in Langelo,

1082
op 14 februari 1784 verkocht aan Jan Hendrik Laarveld, zie D S
3. Berend Laarveld, knecht op Lankheet, overleden 1784 3/1
4. Harmina Klein Langelo, vermeld in testament van broer Berend d.d.
1761 2/3
5. Joanna Laarveld.
Op 18 september 1745 werd geprotocolleerd, dat Berend Klein Langelo op
eigen land van Hendrik Oostendorp woonde. Op 23 augustus 1753 werd het
land Laarveld van Hendrik Oostendorp publiek geveild. Er waren drie meiers:
Hendrik Scholten (C 1), Hendrik Laarveld (zie Laarveld/Botterop) en Claas
ter Helle (zie Laarveld/Helle), die allen hun deel kochten voor resp.f 926,-,
f 996,-en f 746,-.
D. HENDRIK SCHOLTEN alias LAARVELD, gehuwd 1740 28/2 met JAN-
NA HAGMAN te Langelo, overleden 1788 25/3
Kinderen:
1. Berend Laarveld, gedoopt 1740 4/7
2. Berendina Laarveld, gedoopt 1741 10/8, gehuwd 1782 8/12 met Berend
Wissink, Eppenzolder, en 1789 4/10 hertrouwd met Jan Onland,
zoon van Mannus, die 1794 19/1 hertrouwde met Fenne Eijsink
dochter van Hendrik
3. BEREND LAARVELD, zie E
4. Jan Hendrik Laarveld, gedoopt 1747 2/7
5. Jan Hendrik Laarveld, gedoopt 1750 10/6, overleden 1792 21/3, gehuwd
1778 12/7 met Geertruit Klein Langelo, overleden 1803 13/11
die 1793 8/12 hertrouwde met Jan Hendrik Bouwmeester, zoon van
Jan. Jan Hendrik Bouwmeester hertrouwde 1804 17/4 met Johanna
Teesselink. Jan Hendrik Laarveld was landbouwer op de Koldeweye.
Zijn zoon Rudolf werd boer op Schutjesgoor in Langelo.
6. Joanna Laarveld, gedoopt 1753 29/3
7. Gerardus Laarveld, gedoopt 1754 26/3
8. Bernardus Laarveld, gedoopt 1756 30/1, overleden 1819 12/9, gehuwd
1804 17/5 met Henrica Belshof, dochter van Berend, overleden
1837 11/4, die na Bernardus' overlijden hertrouwde met Johannes
ten Hagen. Bernardus Laarveld was de „ziener van Haaksbergen" en
woonde op het naar hem genoemde erve Kiekeberend aan de Hasseltweg.
9. RolefLaarveld,gedoopt 1757 14/6
10. Rolef Laarveld, gedoopt 1758 20/8
Volgens de volkstelling van 1748 woonde Hendrik op Laarveld met vrouw en
drie kinderen onder 10 jaar en zijn moeder als „meid" en een zieke zuster en
een knecht.
E. BEREND LAARVELD, gedoopt 1744 19/9, gehuwd 1778 22/11 met
ANNA KLEINSMAN alias Van de Höfte, dochter van Jan en Janna Kerkemeijer
te Boekelo onder Haaksbergen.
Kinderen:
l. Bernarda Laarveld, gedoopt 1779 23/12

2. Johannes Hendrikus Laarveld, gedoopt 1780 15/10
3. Gerhardus Johannes Laarveld, gedoopt 1782 12/9
4. Johannes Hendrikus Laarveld, gedoopt 1783 29/8
Volgens het brouwboek van Hendrikus Waanders in de Dom werden
op 1783 27/7, 1785 26/1 en 1787 22/5 drie kinderen van
het „heerschap" Berend op het Laarveld begraven.
5. Joanna Laarveld, gedoopt 1784 13/8, overleden 1856 14/10, gehuwd
1811 16/8 met Gerrit Jan Veehof, zoon van Gerhardus, gedoopt
1768 23/8, overleden 1841 6/11, timmerman in de Blankenborg
nr. 173.
6. Hendrika Laarveld, gedoopt 1786 22/1, overleden 1855 9/5, gehuwd
1813 21/10 met Jan Hendrik ter Weele, zoon van Hendrikus,
gedoopt 1782 23/10, landbouwer op Aaftink in Langelo
7. JOHANNES HENDRIKUS LAARVELD, zie F I
8. JOHANNES LAARVELD, zie F II
F I JOHANNES HENDRIKUS LAARVELD, gedoopt 1787 19/11,
overleden 1844 3/5, gehuwd 1812 11/2 met GEZIENA BOONK,
dochter van Joannes en Jenneke Volmerink, gedoopt 1789 22/3.
Johannes Hendrikus was landbouwer op Laarveld, Omdat hij geen kinderen
had, werd zijn broer Johannes opvolger, zie F II
F II JOHANNES LAARVELD, gedoopt 1789 16/12, overleden 1856
3/12, gehuwd Neede 1823 19/4 met JANNA GEERTRUID TE
RIETMOLE, dochter van Nicolaas en Janna Lenderink, gedoopt
1792 1/3 te Rietmolen.
Kinderen:
1. Anna Laarveld, geboren Neede 1823 12/8
2. Catharina Laarveld, geboren Neede 1827 17/1, overleden Haaksbergen
1857 26/1, metselaar, ongehuwd
4. GERRIT JAN LAARVELD, zie G
5. Janna Geertruida Laarveld, geboren Haaksbergen 1832 21/9.
Johannes Laarveld was metselaar van beroep. Tot ca. 1832 woonde hij in de
gemeente Neede, ging toen naar Haaksbergen, maar vertrok l mei 1841 opnieuw
naar Neede. Vandaar verhuisde hij op 12 februari 1846 weer naar
Haaksbergen, waar hij zijn in 1844 overleden broer Jan Hendrik op Laarveld
opvolgde.
1083
G. GERRIT JAN LAARVELD, geboren Neede 1829,25/4 overleden Haaksbergen
1897 6/12 als weduwnaar van drie vrouwen. Hij huwde n.l. drie
maal: 1859 22/7 met Johanna Geertruida Assink, geboren 1835 27/6,
overleden 1865 7/7, dochter van Hendrikus en Anna ten Hoopen, 1866
30/6 met Catharina Komman, geboren 1839 8/6, overleden 1875 16/4,
dochter van Christiaan en Johanna Lankheet, en tenslotte 1875 2/9 met
GRADA ELLENBROEK, geboren 1844 21/2, overleden 1891 11/6,
dochter van Hendrikus en Berendina Eijsink.
Kinderen uit het Ie huwelijk:

1084
1. Johannes Hendrikus Laarveld, geboren 1861 28/1, overleden 1872
26/1
2. Bernardus Laarveld, geboren 1865 1/7, overleden 1865 12/9
Kinderen uit het 2e huwelijk:
3. Johannes Laarveld, geboren 1867 6/8, overleden 1947 29/9, gehuwd
1893 29/4 met Johanna Geertruida Michorius, dochter van Joannes
en Joanna Geertruid Meijerink, geboren 1853 8/12, overleden 1933
12/7. Zij woonde in de Götte, Eibergsestraat
4. Jan Laarveld, geboren 1870 16/4, gehuwd 1899 21/10 met Anna
Gerridina Schartman, dochter van Martinus en Joanna Bouwmeester,
geboren in 1862. Zij woonden in het dorp Lonneker.
5. Bernardus Laarveld, geboren 1872 28/11, werkte in wereldoorlog
1914-1918 in Duitsland en is daar zoekgeraakt.
Kinderen uit het 3e huwelijk :
6. CATHARINA LAARVELD, zie H
7. Hendrikus Laarveld, geboren 1879 1/2, overleden 1950 6/2, gehuwd
met Anette Catharina Gerarda Michorius, geboren 1882 25/12, overleden
1957 15/6. Zij woonden te Enschede.
H. CATHARINA LAARVELD, geboren 1876 9/11, gehuwd 1897 2/10 met
JAN HENDRIK WIJLENS, geboren 1873 22/12, metselaar op Laarveld,
zoon van Gerrit Jan en Aleida ten Broeke.
Erfopvolger werd hun zoon Hendrik Wijlens.
KLEINE VOORVALLEN (XI)
W. E. ten Asbroek - J. G. L. Overbeeke
Op 8 juli 1763 stelde Derk te Lintelo Hzn. zich garant voor de penningen,
die de commies Herman Rattink op het Oost Indische huis te Enkhuizen
voor zijn minderjarige kinderen zou ontvangen en die nagelaten waren door
Hermans zoon Hendrik Rattink, die in 1760 als „constapelsmaat" naar Oost
Indié gevaren was met het schip Ibraleen of Itralein (slecht leesbaar).
Op 3 juni 1765 liet de drost beslag leggen op de vaderlijke erfportie van
Geertje Conhuurne in het huis Rikkerinkbroek genaamd (thans Mariënbroek
in Boekelo), waar zij met haar moeder, zuster en broer woonde. Zij had een
boete van 30 oude schilden of 63 gulden niet betaald, die haar opgelegd
was „wegens het begaan van hoererij en daaruit in onechte gekraamd
hebbend". Weer was een gezin in de vernieling gekomen.
Op 27 augustus 1765 verklaarde Arend Kleinsman, dat hij een koe in het
voer had, eigendom van de bouwman Jannes Assink, „zijnde blauw schimmelt
met een korte start, een kolle voor de kop en ouwd 3 jaaren". Tegenwoorden
maakt men kalverschetsen.
W. E. ten Asbroek