TeksT Jenneke vAn de streek Beeld vIncent Boon
8 <strong>interview</strong> mednet 07I2012 CuRRICuLuM VItAE Cees-Rein van den Hoogenband (63) haalde in 1974 de artsenbul aan de Rijksuniversiteit utrecht. Hij specialiseerde zich tot huisarts en chirurg in <strong>het</strong> AZM. Daar promoveerde hij in 1982 op Diagnostic and Therapeutic Aspects of Inversion Trauma of the Ankle Joint. Hij ging in 1986 naar <strong>het</strong> St. Anna Ziekenhuis in Geldrop. Daar is hij sinds 2008 medisch directeur van topSupport, <strong>het</strong> medisch sportgezondheidscentrum. In 2010 stopte hij als chirurg. Van den Hoogenband was 25 jaar clubarts en hoofd van de medische staf van PSV. Hij ging vier keer als arts naar de Olympische Spelen. Dit jaar is hij chef-arts van <strong>het</strong> team. Van den Hoogenband is getrouwd en heeft twee zonen. men en waterpolo op topniveau hebben bedreven. “Sportgeneeskunde was de eerste cursus die ik deed nadat ik was afgestudeerd als arts. Ik wilde me naast de huisartsopleiding breder oriënteren. Ik werd team arts van de waterpoloploeg van PSV.” Na de huisartsopleiding volgde Van den Hoogenband de opleiding tot algemeen chirurg in Maastricht bij prof. dr. Co Greep. “Greep was heel sportminded. Hij stimuleerde artsen om de sportgeneeskunde te ontwikkelen.” Van den Hoogenband werd teamarts bij de voetbalclubs MVV en Roda JC en bemoeide zich <strong>met</strong> grote sportevenementen in Maastricht. “Wij gingen zover dat wij in Maastricht een sportpoli hebben opgericht. Daar werkte ik veel samen <strong>met</strong> oud-wereldkampioen schaatsen en inspanningsfysioloog Harm Kuipers.” In 1986 werd Van de Hoogenband chirurg in <strong>het</strong> St. Anna Ziekenhuis in Geldrop, van oudsher <strong>het</strong> ziekenhuis van sportvereniging PSV. “De toenmalig clubarts van voetbalclub PSV, Carel van de Brekel, vroeg of ik hem wilde vervangen. Ik vond dat heel leuk, ik was in Eindhoven opgegroeid en echt een PSV-man.” In 2008 werd hij medisch directeur van TopSupport, <strong>het</strong> medisch sportgezondheidscentrum van <strong>het</strong> ziekenhuis. Van den Hoogenband: “In al die jaren ontwikkelde ik expertise. Ik werd gevraagd mijn mening te geven en ben geleidelijk aan in zeer uitdagende functies gerold.” De doelgroep voor sportgeneeskundige spreekt hem aan. “Dat zijn mensen die <strong>met</strong> hun lichaam willen presteren. Mensen die wat willen en niet zes weken <strong>met</strong> hun voetje omhoog gaan zitten na een enkelblessure. Zij verwachten actief meedenken van de arts zodat ze snel hun hobby of ‘sportgeneeskunde was sluitpost op de begroting van sportclubs’ sport weer kunnen oppakken. Binnen de patiëntengroep fascineren de topsporters vooral. Dat zijn mensen die tot op de grens willen gaan. Ik houd daar wel van, niet alleen in de sportwereld, maar ook in de zaken- en artiestenwereld. Je kunt in de comfortzone blijven leven, maar <strong>het</strong> is zo leuk als mensen de uitdaging aangaan. Mijn opleider professor Greep noemde dat altijd mensen <strong>met</strong> zelfrijzend bakmeel.” Of hij zelf ook een type is dat de grenzen opzoekt? “Ik heb niet <strong>het</strong> talent om dat te doen in de sport, maar zoek wel de grenzen in de geneeskunde op. Ik probeer de kwaliteit op een zo hoog mogelijk niveau te brengen en te houden.” HOGER Van den Hoogenband krijgt twee opdrachten mee: de medische staf bij de Olympische Spelen in Londen leiden en de topsportgeneeskunde in Nederland op een hoger plan brengen. Technisch directeur Hendriks vond dat <strong>het</strong> maar matig gesteld was <strong>met</strong> de topsportgeneeskunde in Nederland en dat Nederland daarin steeds verder achter liep bij andere landen. NOC/NSF wil allereerst de topsportgeneeskunde centraliseren. Plan is om de medische begeleiding te hergroeperen naar vier centra en deze te koppelen aan de Centra voor Topsport en Onderwijs (CTO) in Papendal in Arnhem, en in Heerenveen, Amsterdam en Eindhoven. “Wij hebben in Nederland 900 geregistreerde topsporters. Het is heel inefficiënt om de medische begeleiding voor hen over <strong>het</strong> land te verdelen. Gecentraliseerd, is <strong>het</strong> voor de sporters duidelijk waar ze terecht kunnen.” Die kennis moet van verschillende disciplines en op topniveau zijn: ongevalsgeneeskunde, blessurepreventie, uitgebreid topsportmedisch onderzoek, cardiovasculaire screening, infectieziekten, inspanningsastma, psychiatrische begeleiding bij mentale problemen vanwege de enorme prestatiedruk. Van den Hoogenband wil de wereldtop van specialisten in deze disicplines uitnodigen voor scholing. “Zo blijkt dat er meer medailles verloren gaan door een eenvoudig lullig griepje dan vanwege een kapotte voorste kruisband. Noorse collega’s hebben <strong>met</strong> heel stringente, maar eenvoudige hygiënemaatregelen <strong>het</strong> infectiepercentage teruggebracht van 18,7 procent bij de Olympische Spelen in Turijn naar ongeveer 7 procent in Vancouver. Ik heb hen uitgenodigd om mijn artsen uit te leggen hoe dit regime tot stand is gekomen. En zo wil ik weten hoe inspanningsastma bij sporters ontstaat.” Van den Hoogenband wil naar zo’n drie tot vier topsportartsen per topsportcentrum <strong>met</strong> daarnaast een netwerk van specialisten in diverse ziekenhuizen. Hij zit ook in een taskforce die sportgeneeskunde uit <strong>het</strong> sociaal-medisch register naar een klinisch specialisme wil overhevelen. “Die status hoort bij de sportgeneeskunde anno 2012 en we zitten er dichtbij. Daar komt bij: bewegen is een bewezen en heel essentiële, geneeskundige activiteit. Intensieve beweegprogramma’s kunnen veel ziekten voorkomen, zoals hartvaatziekten, diabetes, en herstel bevorderen, zoals na chemotherapie. Een cardioloog moet dat er niet bij willen doen, daar weet een sportarts veel meer van.” Met dat alles gaat hij verder na de Olympische Spelen. Nu houdt hij zich vooral bezig <strong>met</strong> ‘een hoop georganiseer’. Zoals <strong>het</strong> samenstellen van de medische staf, medicijnen bestellen en dopingregels controleren.