07.03.2015 Views

Voor Wie Haar Soms Geweld Aandoet. Momenten nr.5 met ... - Demos

Voor Wie Haar Soms Geweld Aandoet. Momenten nr.5 met ... - Demos

Voor Wie Haar Soms Geweld Aandoet. Momenten nr.5 met ... - Demos

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

2009 <strong>nr.5</strong> | www.demos.be<br />

<strong>Voor</strong> wie haar soms<br />

geweld aandoet<br />

momenten <strong>met</strong> focus op vernieuwing<br />

WIM DE PAUW<br />

KATLEEN PELEMAN, WILFRIED DEFILLET EN TINE MALLENTJER<br />

WILLEM SCHINKEL<br />

FILIP DE RYNCK EN KAROLIEN DEZEURE<br />

EVELYNE DECEUR<br />

MYRIAM STOFFEN<br />

HANS DEWITTE, JOON BILCKE, MATTIAS DEPYPERE EN GEERT SIX<br />

CITYMINE(D)<br />

TOM DUTRY EN KATHLEEN BAUTMANS<br />

LAURE VAN HOECKE


2009 <strong>nr.5</strong> | www.demos.be<br />

<strong>Voor</strong> wie haar soms<br />

geweld aandoet<br />

momenten <strong>met</strong> focus op vernieuwing<br />

INGE VAN DE WALLE in gesprek <strong>met</strong> WIM DE PAUW (G)een spoor van vernieuwing.<br />

Vlaams cultuurbeleid sinds de jaren tachtig<br />

KATLEEN PELEMAN, WILFRIED DEFILLET EN TINE MALLENTJER Allochtone<br />

artiesten diversifiëren om te overleven. Etnisch-culturele herkomst in een hokje blijven steken?<br />

WILLEM SCHINKEL Schaf het integratiebeleid af. Spreken over integratie is een vorm van<br />

Sociale Hypochondrie<br />

IVO JANSSENS in gesprek <strong>met</strong> FILIP DE RYNCK EN KAROLIEN DEZEURE <strong>Voor</strong> wie<br />

haar soms geweld aandoet. Over de ondraaglijke lichtheid van participatie<br />

EVELYNE DECEUR Made by OYA. Transversaal vernieuwen bij rocsa<br />

JANA KERREMANS in gesprek <strong>met</strong> MYRIAM STOFFEN van Zinneke “We blijven onszelf<br />

constant kritisch bevragen.”<br />

JANA KERREMANS in gesprek <strong>met</strong> HANS DEWITTE, JOON BILCKE, MATTIAS<br />

DEPYPERE EN GEERT SIX Nomadisch vs buurtgericht werken in de sociaal-artistieke<br />

praktijk<br />

CITYMINE(D) De stad als emanciperende biotoop<br />

TOM DUTRY Iedereen gelukkig? Een visie op sociale duurzaamheid in<br />

stadsvernieuwingsprojecten<br />

INGE VAN DE WALLE in gesprek <strong>met</strong> KATHLEEN BAUTMANS Creëer je Wijk in Gent.<br />

Duurzame projectsubsidiëring: een paradox?<br />

LAURE VAN HOECKE Iedereen in de digitale kloof


voor wie haar soms geweld aandoet<br />

intro<br />

BART ROGÉ<br />

Nieuw, nieuwer, nieuwst. Je hebt het vast al opgemerkt: er is een nieuwe ploeg ministers<br />

aan de slag. En <strong>met</strong> nieuwe mensen komen nieuwe klemtonen en daarmee ook - opnieuw<br />

- nieuwe vragen. Vernieuwing brengt beweging. Het ‘va-et-viens’ van hetgeen dat is, wordt<br />

bevraagd. Opruimen, plaats maken, lucht geven... Maar betekent nieuw altijd anders? En is<br />

anders altijd beter?<br />

Na tien jaar beleidsinspanningen van Bert Anciaux en de aangekondigde besparingen maakt<br />

het gapende ongekende iedereen toch wat zenuwachtig. Vandaag heb je drie beleidsdomeinen<br />

– cultuur, jeugdwerk en sport - netjes verdeeld over evenveel ministers. <strong>Voor</strong>dien waren<br />

cultuur, jeugdwerk en sport één en hetzelfde beleidsdomein, <strong>met</strong> als een rode draad daardoor<br />

‘participatie’. De doelstelling was duidelijk en iedereen kon zich er mee identificeren: het<br />

brede en diverse aanbod dat in de loop der jaren werd uitgebouwd, koppelen aan een even<br />

ruim en uiteenlopend publiek. “Moeten we niet meer van cultuur ‘voor’ naar cultuur ‘van’<br />

mensen evolueren?“, vroeg de voormalige minister zich af, en wij beaamden dat... <strong>met</strong> de<br />

nodige nuances natuurlijk.<br />

In deze optiek zou <strong>Momenten</strong> <strong>nr.5</strong> een nummer worden over vernieuwing... of juist niet. Want<br />

is beleid wel het juiste instrument om aan te sturen op vernieuwing? Is beleid er niet vooral<br />

om een plaats te geven aan vernieuwing? En als het nieuwe een plaats krijgt, smijten we dan<br />

het oude overboord? We gingen dus op zoek naar de nuances in ‘vernieuwing’. Inge Van de<br />

Walle ging praten <strong>met</strong> Wim De Pauw, die een stevig pleidooi houdt voor vernieuwing vanuit<br />

de kunsten zelf. Een duidelijk onderscheid tussen kunstbeleid en publieksbeleid moet de autonomie<br />

van de kunstenaar rijmen <strong>met</strong> de maatschappelijke en politieke doelstellingen van<br />

een cultuurbeleid.<br />

SCHOON GENOEG VAN AL DATZELFDE GEPRAAT<br />

Maar zijn kunstenaars als enige verantwoordelijk voor innovatie? <strong>Wie</strong> is - of zijn - de motor<br />

van vernieuwing? Zijn het de sectoren die zichzelf telkens opnieuw uitvinden als antwoord<br />

op een wisselend beleid? Spelen ze daadwerkelijk in op maatschappelijke ontwikkelingen?<br />

Of zijn het nieuwe groepen uit onze samenleving die hun plaats opeisen en zo de sectoren in<br />

beweging brengen?<br />

[momenten_ 2


intro<br />

Minderhedencentrum de8 en Samenlevingsopbouw Antwerpen-stad organiseerden een behoefteanalyse<br />

van artiesten van andere etnisch-culturele herkomst. In hoeverre hebben deze<br />

artiesten een plaats verworven binnen het culturele veld? De bevindingen zijn bedroevend: de<br />

artiest wordt vooral gevraagd als drager van een cultuur; zijn etnische herkomst geldt als een<br />

visitekaartje. Waar cultuur geen maatschappelijk doel heiligt, speelt dat visitekaartje in zijn<br />

nadeel. Het culturele veld hanteert dan kwaliteitsargumenten die vooralsnog het autonoom<br />

westerse kunstbegrip niet in vraag stellen. Tot zover de vernieuwing.<br />

Etnische herkomst als visitekaartje... wel erkenning als allochtone artiest, niet als artiest<br />

tout court. Hiermee raken we de kern van een gevoelige discussie. <strong>Wie</strong> heeft er geen schoon<br />

[momenten_ 3


voor wie haar soms geweld aandoet<br />

genoeg van al datzelfde gepraat in termen van allochtonen en autochtonen, waarbij de eersten<br />

meer op de laatsten moeten gaan lijken, maar dat alleen al vanwege hun visitekaartje<br />

niet kunnen? Willem Schinkel stelt voor om eens te proberen andere vragen te stellen: wat<br />

is er mis <strong>met</strong> een samenleving die altijd maar over ‘integratie’ blijft doordrammen? Is de samenleving<br />

zelf niet aan wat kritische bevraging toe?<br />

DENKEN IN VERBANDEN, NIET IN STRUCTUREN<br />

Dat is ook het startpunt van Ivo Janssens in zijn gesprek <strong>met</strong> Filip de Rynck en Karolien Dezeure.<br />

Het potentieel voor innovatie zit volgens hen bij burgers, bij organisaties en bewegingen<br />

die autonoom van de private sfeer, de markt en de overheid kunnen bewegen. Wat<br />

ontbreekt zijn vitale coalities tussen die burgers en het beleid. De meningen worden spitant<br />

wanneer cultuurparticipatie aan bod komt. Routinegedrag geciteerde gewoontes en een weinig<br />

flexibel organisatieformat zorgen ervoor dat nieuw initiatief, en andere initiatiefnemers,<br />

weinig aan bod komen. Culturele organisaties moeten hun beleid in vraag durven stellen. Differentiatie<br />

is daarin een sleutelbegrip, maar de discussie wordt onzorgvuldig gevoerd.<br />

Denken in verbanden, niet in structuren. Dat is alvast de analyse die rocsa maakt. Ze onderzoeken<br />

hoe een sociaal-artistiek traject - Made by OYA – kan evolueren naar een duurzaam<br />

sociaal-economisch project. De vernieuwing waarmee ze geconfronteerd worden, gaat verder<br />

dan de ‘eigen gehanteerde <strong>met</strong>hoden’. Het is een vraagstelling die hen breed en diep raakt, en<br />

die bovendien verder reikt dan de eigen niche en sector.<br />

Zowel kleinVerhaal als de Unie der Zorgelozen kregen we rond de tafel voor een discussie over<br />

het ‘traditioneel’ buurtgericht sociaal-artistiek werk. Naast het spanningsveld nomadisch<br />

werken vs buurtgericht werken worden vraagstukken aangeraakt als: ‘Hoe ga je als duurzame<br />

werking om <strong>met</strong> de voortdurende eis tot “vernieuwing?” ’ of: ‘Op welke manier verfrist het<br />

sociaal-artistiek werk de kunstenwereld.<br />

De Zinneke Parade zal volgend jaar voor de 6 de keer plaatsvinden en wordt datzelfde jaar -<br />

voor het eerst - structureel gesubsidieerd binnen het kunstendecreet. Jana Kerremans vroeg<br />

Myriam Stoffen uit over de groei en organisatievorm. Een projectlogica moet vermijden dat<br />

Zinneke een instelling wordt. Daarnaast loopt er een internationaal project, dat de kijk op<br />

stedelijke contexten fris houdt. “We blijven onszelf constant kritisch bevragen”, stelt ze.<br />

EEN NIEUWE BENADERING EN EEN GERICHT TRANSVERSAAL BELEID<br />

Als het gaat over vrij (burger)initiatief en stadscontexten, dan spant City Mine(d) de kroon.<br />

Opgericht als ‘een vereniging voor het organiseren van stedelijke projecten’ groeide ze uit tot<br />

een network facilitator van officiële, maar ook - en vooral - van kleine, tijdelijke en informele<br />

initiatieven. Met deze werkvorm nodigt City Mine(d) u en ik uit om mee vorm te geven aan<br />

een echte stadsbeweging.<br />

[momenten_ 4


intro<br />

Participatie aan stadsvernieuwing? Samenlevingsopbouw Gent hernieuwde recent haar convenant<br />

<strong>met</strong> de lokale overheid. Tom Dutry staat stil bij hun manier van werken, en moet<br />

toegeven dat de praktijk ver staat van het theoretisch model. Het oorspronkelijke traject werd<br />

verlaten om te werken <strong>met</strong> wat er was, vanuit een solide samenwerking <strong>met</strong> de verschillende<br />

wijkorganisaties. Uitgangspunt werd verduurzaming van de positieve effecten naar aanleiding<br />

van de stadsvernieuwing, en specifiek ‘sociale duurzaamheid’. Het stadsbestuur van<br />

Gent maakt al enkele jaren middelen vrij om initiatieven van haar burgers te valoriseren. ‘Creeer<br />

je Wijk’ is de nieuwste projectsubsidiëring van de dienst Kunsten en loopt parallel <strong>met</strong> de<br />

stadsvernieuwing in Gent. Tegelijk is het een instrument om de binding tussen organisaties<br />

en de wijk waarin ze actief zijn te verstevigen.<br />

Afsluiten doen we <strong>met</strong> de digitale kloof. Laure van Hoecke van het Vlaams Steunpunt Nieuwe<br />

Geletterdheid, een afdeling van LINC vzw, bepleit een minder naïeve benadering van het probleem<br />

van de digitale kloof. Het digitaal plan van minister Van Quickenborne, zo stelt ze,<br />

schenkt geen aandacht aan het verwerven van informatievaardigheden en aan het inschakelen<br />

van digitale media binnen de eigen leefwereld. Daarmee schiet het zijn doel voorbij.<br />

De digitale kloof treft niet alleen groepen aan de onderkant van de maatschappij. Dat maakt<br />

dat sociale, culturele en vrijetijdsorganisaties dagdagelijks worden geconfronteerd <strong>met</strong> ‘digitale<br />

kansengroepen’. Van Hoecke ziet ze als de ideale speler om ICT op een relevante manier<br />

in de leefwereld van mensen binnen te brengen. Ook hier een pleidooi voor een nieuwe benadering<br />

en een gericht transversaal beleid.<br />

[momenten_ 5


[momenten_ 6<br />

voor wie haar soms geweld aandoet


(g)een spoor van vernieuwing<br />

(G)een spoor van<br />

vernieuwing<br />

Vlaams cultuurbeleid<br />

sinds de jaren tachtig<br />

INGE VAN DE WALLE<br />

Nieuw, nieuwer, nieuwst. Toverwoorden die de beleidsnota’s van de cultuurministers<br />

van de voorbije dertig jaar opleukten. Hun gedeelde dada, over de partijgrenzen<br />

heen, is echter niet vrijblijvend. Het criterium ‘nieuw’ binnen het cultuurbeleid<br />

is geen garantie voor daadwerkelijke vernieuwing. Zo luidt de stelling van Wim<br />

De Pauw in zijn boek ‘Absoluut modern’. De afwezigheid van een duidelijke<br />

omschrijving maakt ‘vernieuwing’ bovendien tot een leeg begrip, waardoor het<br />

vatbaar is voor willekeur en manipulatie. Om te komen tot echte vernieuwing vanuit<br />

de kunsten zelf, moeten we terug naar een voorwaardenscheppend cultuurbeleid<br />

dat vertrekt vanuit cultuur als waarde op zich.<br />

IN GESPREK MET WIM DE PAUW<br />

Inge: Sinds de jaren 1980 figureert het begrip<br />

‘vernieuwing’ opvallend in het Vlaamse<br />

cultuurbeleid, zowel in het discours als in<br />

de kwaliteitsbeoordeling van de culturele<br />

sector. Waarom precies het accent op vernieuwing<br />

in het cultuurbeleid? En vanwaar<br />

de recente kritiek op het begrip?<br />

Wim De Pauw: Tijdens de uitbouw van het<br />

Vlaamse cultuurbeleid zag je in de periode<br />

van begin jaren zestig tot eind jaren zeventig<br />

een aantal CVP-ministers de revue passeren.<br />

Zij legden het accent op participatie,<br />

gemeenschapsvorming en de democratisering<br />

van cultuur. Het cultuurbeleid focuste<br />

op het ondersteunen van sociaal-cultureel<br />

werk en het oprichten van culturele centra.<br />

Vanaf de jaren tachtig braken de twee daaropvolgende<br />

liberale cultuurministers <strong>met</strong><br />

het beleid van hun voorgangers en hadden<br />

zij, vanuit hun ideologie, veel meer aandacht<br />

voor de autonomie van de kunstenaar. Het<br />

accent verschoof van participatie (vraaggericht)<br />

naar creatie (aanbodgericht). Nadien<br />

[momenten_ 7


voor wie haar soms geweld aandoet<br />

bleef het beleid naargelang de ideologie van<br />

de cultuurministers schipperen tussen die<br />

twee polen, maar de aandacht<br />

voor vernieuwing is<br />

de rode draad.<br />

Het cultuurbeleid stond<br />

ook niet los van een<br />

aantal maatschappelijke<br />

ontwikkelingen. Zo<br />

verwees Patrick Dewael<br />

(PVV, minister van cultuur<br />

tussen 1985 en 1992)<br />

expliciet naar het boek<br />

‘De derde golf’ van Alvin<br />

Toffler. Er was een nieuw en radicaal anders<br />

beleid nodig als antwoord op de problemen<br />

die het postindustriële tijdperk stelde, zoals<br />

het uiteenvallen van waardesystemen en het<br />

verbrokkelen van vaste waarden zoals gezin,<br />

kerk en staat.<br />

Je had in 1980 ook een sterk veranderde beleidscontext.<br />

Door de staatshervorming van<br />

1980 werd cultuur een bevoegdheid van de<br />

gemeenschappen. Het cultuurbeleid van de<br />

Vlaamse Gemeenschap was doordrongen<br />

van de gedachte dat wat Vlaanderen zelf<br />

mocht gaan doen, dat men dat ook anders,<br />

beter en dus ook voor een deel nieuwer wou<br />

gaan doen.<br />

Parallel <strong>met</strong> die evoluties was er begin jaren<br />

tachtig ook de Vlaamse golf binnen de podiumkunsten<br />

die de kop opstak. Het Vlaams<br />

Theatercircuit (nu Vlaams Theaterinstituut)<br />

speelde een grote rol in het verspreiden van<br />

de vernieuwing die vanuit de praktijk kwam.<br />

Podiumkunstenaars kregen ook het etiket<br />

‘vernieuwend’ mee, en vanuit het beleid<br />

werd daar ook op ingespeeld.<br />

Nu lijkt er een omslag te zijn en is er veel<br />

meer weerstand vanuit verschillende politieke<br />

partijen tegen het begrip vernieuwing<br />

“Vrijheid en<br />

autonomie<br />

bieden het beste<br />

klimaat voor<br />

kunstenaars.”<br />

in het cultuurbeleid. Misschien heeft men<br />

ingezien dat het beleid gefaald heeft? In 1993<br />

werd het criterium vernieuwing<br />

ingevoerd binnen<br />

de podiumkunsten.<br />

En wat bleek? De grote<br />

breuken dateren eigenlijk<br />

van ervoor. Het beleid kan<br />

dus ook contraproductief<br />

werken. Door vernieuwing<br />

van bovenuit op te<br />

leggen, zet het beleid eigenlijk<br />

een rem op de organische<br />

ontwikkeling in<br />

de kunsten. Vernieuwing moet van onderuit<br />

komen, vanuit sterke individuen in de kunsten.<br />

Het beleid moet de vernieuwing uiteraard<br />

toelaten, maar niet opleggen. Er bestaat<br />

natuurlijk ook kwaliteit binnen de kunsten<br />

die niet noodzakelijk vernieuwend is.<br />

Inge: Vernieuwing wordt vanuit het beleid als<br />

een belangrijk kwaliteitscriterium naar voren<br />

geschoven. Wat zijn daar de gevolgen van?<br />

Wim: Het gevolg is dat je het woord ‘vernieuwing’<br />

overal ziet opduiken in allerlei dossiers,<br />

zonder dat daar een duidelijk effect of heldere<br />

inhoud aan gekoppeld wordt. Subsidies verkrijgen<br />

wordt dan een kwestie van de juiste<br />

woordjes te gebruiken in een dossier, om goed<br />

te scoren bij de beoordelingscommissie.<br />

Bovendien: in beleidsdocumenten staat nergens<br />

omschreven wat ‘vernieuwing’ betekent.<br />

Het is een lege doos waar men alles in<br />

kan onderbrengen. Dus kan men er ook mee<br />

schermen om kunstenaars uit de gesubsidieerde<br />

sector te weren: er is toch niemand die<br />

weet wat het criterium vernieuwing inhoudt.<br />

Een transparant beleid kun je dat niet noemen.<br />

[momenten_ 8


(g)een spoor van vernieuwing<br />

Begrijp me niet verkeerd, ik ben niet tegen<br />

vernieuwing in de kunsten, maar ik heb wel<br />

een probleem <strong>met</strong> het begrip vernieuwing<br />

in de context van het cultuurbeleid. Kunstenaars<br />

spreken zelf niet graag over vernieuwing.<br />

Uit mijn interviews voor het boek blijkt<br />

ook dat baanbrekende<br />

kunstenaars in de podi-<br />

“Er is teveel<br />

van hetzelfde.<br />

Wat leidt tot<br />

een kloof <strong>met</strong><br />

het doorsnee<br />

publiek, wat<br />

op zijn beurt<br />

ook weer<br />

effecten heeft<br />

op het vlak van<br />

participatie.”<br />

umkunsten niet bewust<br />

vernieuwing nastreven.<br />

Ze doen gewoon wat ze<br />

moeten doen. Ze spreken<br />

ook liever over evolutie<br />

dan over vernieuwing.<br />

Ze hebben het over het<br />

uitdiepen van hun oeuvre,<br />

en ze benadrukken<br />

dat het een traag proces<br />

betreft. Maar dat is<br />

vaak niet vernieuwend<br />

genoeg voor de beoordelingscommissies.<br />

Die<br />

commissies zullen vanuit<br />

hun culturele bagage een<br />

sterke nadruk leggen op<br />

vernieuwing, de minister<br />

zal vanuit zijn politieke rol een groot maatschappelijk<br />

engagement vragen van de kunstenaars.<br />

Dat is toch wel een spanningsveld<br />

waar je niet naast kan kijken in het cultuurbeleid.<br />

Inge: Ex-minister van cultuur Bert Anciaux<br />

legde in zijn cultuurbeleid een sterk accent<br />

op participatie, als oproep naar de kunstensector<br />

en kunstenaars. U gaat daar sterk<br />

tegenin en zegt dat kunst moet worden beoordeeld<br />

op zijn intrinsieke kwaliteit en niet<br />

op zijn publieksbereik. Terug dus naar het<br />

beleid van voorgaande ministers, die vooral<br />

voorwaarden wilden scheppen?<br />

Wim: De christendemocraten legden vanuit<br />

de participatiegedachte de klemtoon op het<br />

verenigingsleven en het sociaal-culturele<br />

werk. Anciaux koppelde de participatiegedachte<br />

aan de kunstensector en de kunstenaars<br />

zelf. Je kunt de kunstenaars en de kunstensector<br />

niet zomaar<br />

opzadelen <strong>met</strong> de verantwoordelijkheid<br />

voor<br />

de participatie van moeilijk<br />

te bereiken groepen.<br />

<strong>Voor</strong>gaande ministers<br />

wilden vooral gunstige<br />

voorwaarden scheppen,<br />

Anciaux benaderde de<br />

kunst vooral instrumenteel.<br />

Cultuur moest voor<br />

hem vooral een bindmiddel<br />

zijn voor het gemeenschapsleven,<br />

waarmee<br />

onverdraagzaamheid en<br />

verzuring kunnen worden<br />

gekeerd. Maar niet elke<br />

instelling kan of moet<br />

<strong>met</strong> interculturaliteit bezig<br />

zijn. En in de praktijk<br />

zie je toch ook dat werken aan interculturaliteit<br />

het beste functioneert wanneer organisaties<br />

daar zelf voor kiezen, en niet wanneer<br />

een overheid het hen oplegt.<br />

Inge: Moet je qua maatschappelijke verantwoording<br />

binnen de culturele sector geen<br />

onderscheid maken tussen de verschillende<br />

soorten actoren, zoals kunstenaars, instellingen<br />

of cultuurbemiddelaars? Je kan toch<br />

niet iedereen ontslaan van maatschappelijke<br />

verantwoordelijkheid?<br />

Wim: Je zou inderdaad beleidsmatig een onderscheid<br />

kunnen maken tussen een beleid<br />

[momenten_ 9


voor wie haar soms geweld aandoet<br />

dat enerzijds op creatie is gericht en anderzijds<br />

op productie. In mijn boek verwijs ik<br />

hiervoor naar het voorstel van Winsemius<br />

hieromtrent. Zij stelt voor om een duidelijk<br />

onderscheid te maken tussen beleid dat gericht<br />

is op de kunsten (kunstbeleid) en beleid<br />

dat gericht is op het kunstpubliek (publieksbeleid).<br />

Het kunstbeleid kan dan aanbodgericht<br />

werken en volgens artistiek-inhoudelijke<br />

doelstellingen. Het publieksbeleid is<br />

primair vraaggericht en kan dan sterker door<br />

de overheid worden aangestuurd.<br />

Inge: Er is een nieuwe minister van Cultuur<br />

wiens voorganger de krijtlijnen van het<br />

cultuurbeleid voor een aantal jaren heeft<br />

vastgelegd. Dat lijkt op het eerste zicht een<br />

goede manier om een duurzaam cultuurbeleid<br />

te voeren. Waar zitten de angels in dit<br />

verhaal?<br />

Wim: De nieuwe minister zal een aantal<br />

principiële keuzes moeten maken. Ten eerste:<br />

trekt de nieuwe minister de lijn door van<br />

Anciaux, die cultuur zag als een instrument<br />

om maatschappelijke en politieke doelstellingen<br />

te realiseren? Of vertrekt het cultuurbeleid<br />

vanuit een visie waarin cultuur een<br />

waarde op zich is? Laat het duidelijk zijn:<br />

kunst kán ingezet worden als een middel<br />

om sociale doelstellingen te realiseren. Maar<br />

een benadering die kunst slechts betekenis<br />

toekent in de mate dat zij een bijdrage levert<br />

tot het realiseren van maatschappelijke en<br />

sociale doelstellingen, doet afbreuk aan de<br />

eigenwaarde van kunst. Wat mij betreft mag<br />

de balans in de komende beleidsperiode terug<br />

doorslaan naar een herstel van de intrinsieke<br />

waarde van kunst.<br />

Ten tweede: gaat de nieuwe minister voor<br />

een voorwaardenscheppend of inhoudsbepalend<br />

beleid? Minister Anciaux zat sterk op<br />

het tweede spoor <strong>met</strong> vrij directe inhoudelijke<br />

ingrepen via criteria zoals interculturaliteit.<br />

Waardoor hij dicht op het vel zat van<br />

het doen en laten van kunstinstellingen. Ik<br />

ben er nochtans van overtuigd dat vrijheid<br />

en autonomie het beste klimaat bieden voor<br />

kunstenaars. Vlaanderen kent een lange traditie<br />

in het cultuurbeleid van de overheid die<br />

zich op een afstand plaatst. In de afgelopen<br />

beleidsperiodes verdween dit principe naar<br />

de achtergrond om plaats te ruimen voor<br />

een sterke bemoeienis vanwege de overheid.<br />

Hoog tijd dus voor een eerder voorwaardenscheppend<br />

beleid.<br />

Ten derde: gaat de nieuwe minister voor een<br />

smalle versus een ruime cultuurbenadering?<br />

Het begrip cultuur werd in het Vlaamse cultuurbeleid<br />

almaar ruimer geïnterpreteerd.<br />

Het is de verdienste van Anciaux dat bijvoorbeeld<br />

de volkscultuur of de cultuur van het<br />

alledaagse leven kan rekenen op bijzondere<br />

beleidsaandacht. Deze verruiming van het<br />

cultuurbegrip betekent ongetwijfeld een verrijking<br />

van het culturele landschap. Indien<br />

hierdoor meer mensen aansluiting vinden bij<br />

het aanbod is dit zonder meer positief. Dit<br />

mag echter niet leiden tot het banaliseren en<br />

verdringen van minder evidente of op experiment<br />

gerichte kunstvormen.<br />

Inge: Vernieuwing in het beleid was tot nog<br />

toe een lege doos, zo stelt u. Hoe zouden de<br />

nieuwe minister van cultuur en de beoordelingscommissies<br />

het begrip vernieuwing<br />

dan wel kunnen invullen? Of kunnen we<br />

vernieuwing maar beter laten vallen als<br />

beoordelingscriterium?<br />

Wim: Vernieuwing kan je inderdaad beter<br />

laten vallen als beoordelingscriterium. Er is<br />

[momenten_ 10


(g)een spoor van vernieuwing<br />

dringend nood aan reflectie, waarbij we ook<br />

moeten luisteren naar wat kunstenaars zelf<br />

naar voren schuiven. <strong>Voor</strong> kunstenaars zelf<br />

is vernieuwing in ieder geval geen zaligmakend<br />

criterium. Als je <strong>met</strong> kunstenaars gaat<br />

praten, dan merk je dat zij het criterium vernieuwing<br />

helemaal niet zo belangrijk vinden,<br />

maar dat zij zaken als noodzakelijkheid, integriteit,<br />

authenticiteit, ambacht, inhoud en<br />

intensiteit naar voren schuiven. Kunstenaars<br />

die vernieuwing wel naar voren schuiven,<br />

koppelen die vernieuwing aan andere aspecten<br />

dan beleidsmakers. Vernieuwing heeft<br />

dan te maken <strong>met</strong> het zich constant aanpassen<br />

aan de veranderende maatschappelijke<br />

context, of vernieuwing is het op zoek gaan<br />

naar de diepte of het in de diepte op zoek<br />

gaan naar de essentie. Dat zijn ook zinvolle<br />

omschrijvingen van de term vernieuwing.<br />

Als je die invullingen naast de criteria legt<br />

die vooral door de vorige minister gehanteerd<br />

werden, dan kom je al snel op een spanningsveld.<br />

De minister hamerde op interculturaliteit,<br />

diversiteit en maatschappelijke relevantie;<br />

de commissies zetten vernieuwing<br />

voorop en gingen zo vaak lijnrecht in tegen<br />

de kunstintrinsieke criteria die door kunstenaars<br />

naar voren werden geschoven. De<br />

sling erbeweging tussen behoud en vernieuwing<br />

slaat nu teveel door in de richting van<br />

het experiment. Er is teveel van hetzelfde.<br />

Wat leidt tot een kloof <strong>met</strong> het doorsnee<br />

publiek, wat op zijn beurt ook weer effecten<br />

heeft op het vlak van participatie. En het gevoerde<br />

participatiebeleid biedt daarvoor niet<br />

zomaar een oplossing.<br />

Vanuit mijn visie op de vrije keuze heb ik ook<br />

een aantal bedenkingen bij het participatiedecreet.<br />

Sinds het accent op participatie<br />

blijkt uit de VRIND-cijfers dat de cultuurparticipatie<br />

gedaald is. Met het beleid heb<br />

je geen impact op participatie. Je kan alleen<br />

drempels wegnemen. Er gaat momenteel teveel<br />

dwang uit van de overheid om te participeren.<br />

De vrijheid om te participeren of niet<br />

te participeren moet blijven bestaan.<br />

BIOGRAFIE<br />

Wim De Pauw studeerde in 1997 af aan de Vrije<br />

Universiteit Brussel als licentiaat in de Sociale<br />

en Culturele Agogiek, specialisatie ‘Culturele<br />

Agogiek’. In 2006 promoveerde hij aan diezelfde<br />

universiteit tot ‘doctor in de Pedagogische<br />

Wetenschappen – richting Sociale en Culturele<br />

Agogiek’. Momenteel werkt hij als docent aan<br />

de vakgroep Agogische Wetenschappen en als<br />

verantwoordelijke bij de Dienst Cultuur van de<br />

Vrije Universiteit Brussel.<br />

W. De Pauw, Absoluut Modern. Cultuur en beleid<br />

in Vlaanderen, Brussel, VUBPRESS, 2007.<br />

Over Absoluut Modern: “Absoluut Modern is<br />

een veelzijdig en informatief boek <strong>met</strong> een<br />

verfrissende aanpak, die veel ruimte biedt<br />

voor de kunstenaars, in woord en beeld.”<br />

(Boekmancahier jg. 21, voorjaar 2009)<br />

[momenten_ 11


allochtone artiesten diversifiëren om te overleven<br />

Allochtone artiesten<br />

diversifiëren om te<br />

overleven<br />

Etnisch-culturele herkomst<br />

in een hokje blijven<br />

steken?<br />

KATLEEN PELEMAN, WILFRIED DEFILLET, TINE MALLENTJER<br />

“Mijn workshopaanbod voor scholen is uitgebreid, aangepast aan de vraag. Daarom ben<br />

ik nu ook bezig <strong>met</strong> dansworkshops. De verkoop van schilderijen gaat nog stroef. Af en toe<br />

wat succes. Maar ik wil niet inspelen op populaire tendensen. Ik ben in de eerste plaats<br />

kunstenaar.”<br />

Iedere kunstenaar maakt keuzes, meer of minder principiële, meer of minder commerciële.<br />

Bovenstaande getuigenis illustreert de moeilijke combinatie van realisme en idealisme, gevat<br />

in de woorden van een artiest van allochtone herkomst.<br />

Allochtone kunstenaars bewegen zich nog steeds in de marge van het kunstenaarscircuit.<br />

Antwerps minderhedencentrum de8 en Samenlevingsopbouw Antwerpen-stad werkten<br />

jarenlang <strong>met</strong> allochtone verenigingen en artiesten 1 . Allochtone artiesten zijn actief in het<br />

sociaal-culturele veld of binnen de eigen gemeenschap. Weinigen maken de overstap naar<br />

de professionele sector. Erkenning voor hun werk krijgen ze op vele manieren, maar zelden<br />

vanuit de culturele sector. Ondanks hun grote inzet en de passie voor hun vak weten ze geen<br />

volwaardige plek in het Vlaamse culturele veld te veroveren.<br />

Om meer inzicht te krijgen in hun plaats in de samenleving, hun kansen en beperkingen, organiseerden<br />

we een behoefteanalyse van artiesten van andere etnisch-culturele herkomst. In<br />

[momenten_ 13


voor wie haar soms geweld aandoet<br />

de tweede helft van 2008 hielden we vijftien interviews <strong>met</strong> allochtone artiesten, aangevuld<br />

<strong>met</strong> gesprekken <strong>met</strong> actoren uit de cultuursector.<br />

De vijftien artiesten werken in verschillende disciplines, van muziek en dans over beeldende<br />

kunst tot literatuur. Met wisselend succes, <strong>met</strong> een beperkt of een uitgebreid netwerk.<br />

Als persoon hebben ze een verschillende migratiegeschiedenis. Sommige artiesten behoren<br />

tot de nieuwe eerste generatie – de nieuwkomers –<br />

waarvan niet iedereen over geldige verblijfspapieren<br />

De artiest wordt<br />

gevraagd als<br />

drager van<br />

een cultuur,<br />

zijn etnische<br />

herkomst<br />

geldt als het<br />

ware als zijn<br />

visitekaartje.<br />

beschikt. Anderen zijn hier opgegroeid. Maar ze zien<br />

zichzelf stuk voor stuk als artiest, werken <strong>met</strong> een<br />

passie voor cultuur en hebben een duidelijke visie op<br />

de plaats van kunst en cultuur in hun leven. Uit deze<br />

gesprekken komen duidelijke structuren naar boven,<br />

herkenbare problemen en onverwacht scherpe vragen.<br />

Dit artikel gaat niet over het artistieke product, maar<br />

over de artiest. We analyseren niet het artistieke werk,<br />

we gaan niet op zoek naar actuele kwaliteitscriteria,<br />

maar zetten de persoon centraal. Minimaal maken we<br />

hier en daar plaats voor het standpunt van een actor<br />

uit de cultuursector of voor actuele theoretische discussies.<br />

De invalshoek van dit artikel volgt daarmee de<br />

gemeenschappelijke opdracht van onze beide organisaties:<br />

het bevorderen van gelijke kansen van etnischculturele<br />

minderheden. Centraal staat de vraag welke plaats allochtone artiesten innemen in<br />

de samenleving, hoe zij tegemoet komen aan vragen van de samenleving en welke noden en<br />

knelpunten zijzelf hierbij ervaren.<br />

VRAAG EN AANBOD<br />

Eerst geven we een bredere kijk op de markt waarin allochtone artiesten zich bewegen. De<br />

indruk heerst dat artiesten <strong>met</strong> een andere etnisch-culturele herkomst in een hokje blijven<br />

steken, maar is dat zo? Waar komen allochtone artiesten aan bod en hoe kijken ze daar zelf<br />

naar?<br />

SAMEN BELEVEN<br />

Eerst en vooral zijn er de circuits binnen de eigen gemeenschap. Allochtone artiesten staan<br />

op de podia van privéfeesten en evenementen binnen hun eigen netwerken. Vaak hebben ze<br />

goede banden <strong>met</strong> het verenigingsleven. De artiesten waarderen deze circuits omwille van<br />

de sociale contacten <strong>met</strong> leden van de eigen gemeenschap. Ze bieden publiek en artiest een<br />

kans om samen de cultuur en tradities van het land van herkomst te beleven. Publiek en<br />

artiest delen dezelfde interpretatiekaders, dezelfde waarderingsschaal.<br />

[momenten_ 14


allochtone artiesten diversifiëren om te overleven<br />

In dit eerste circuit komt cultuur het dichtst in de buurt van cultuurbeleving, in de betekenis<br />

van samen genieten van de gemeenschappelijke cultuur. Het is cultuur <strong>met</strong> een functie,<br />

gemeenschapscultuur, heteronome cultuur. Uiteenlopende cultuurvormen vinden hier hun<br />

plaats. Mensen verenigen zich op deze manier rond<br />

beeldende kunsten, zoals films of verhalen, maar ook<br />

rond de traditionele elementen binnen een religieuze<br />

sfeer. Veel voorkomend zijn verenigingen die oude ritmes,<br />

instrumenten en traditionele dansen weer tot<br />

leven brengen. Maar het publiek staat ook open voor<br />

vernieuwing, gaat enthousiast mee in de vermenging<br />

van oude en nieuwe, westerse en niet-westerse elementen.<br />

Populair en gespecialiseerd binnen de heteronome<br />

cultuur is de mode. Bij grote en kleine evenementen<br />

tonen ontwerpers kleding die je, volgens de<br />

bril waardoor je kijkt, omschrijft als traditioneel <strong>met</strong><br />

hedendaagse accenten, of modern <strong>met</strong> in het oog<br />

springende etnische accenten, accessoires of stoffen.<br />

DE WERELDKUNSTEN<br />

Een tweede netwerk draait rond de wereldkunstencentra,<br />

de multiculturele evenementen en festivals.<br />

Deze hebben als expliciete doelstelling om andere<br />

culturen in de kijker te zetten. Ze vormen een logische<br />

Daar waar<br />

cultuur geen<br />

maatschappelijk<br />

doel heiligt,<br />

speelt de<br />

allochtone<br />

identiteit in het<br />

nadeel van de<br />

artiesten. En<br />

blijven deuren<br />

gesloten.<br />

partner voor allochtone artiesten. In de kunstencentra zoals het Zuiderpershuis liggen de<br />

verwachtingen rond professionaliteit en authenticiteit echter hoog, en voor de meeste artiesten<br />

die we spraken, blijven deze deuren gesloten. Maar zomerfestivals en multiculturele<br />

evenementen bieden ook kleinere artiesten reële kansen. Festivals in de wereldmuziek, zoals<br />

Mano Mundo of Sfinks festival, geven steeds vaker podiumkansen aan allochtone artiesten<br />

van eigen bodem. Een Afrikaanse muzikant verwoordt mooi de motivatie van allochtone artiesten<br />

om hieraan deel te nemen: “Ik kom van een ander continent, ik vind dat er hier nood<br />

is aan diversiteit. Ook wil ik mijn eigen cultuur tonen. Ik geloof in multiculturaliteit. Tot nu toe<br />

staan er weinig voorstellingen van Afrikaanse herkomst op de podia. Iemand moet iets doen<br />

om de verschillende culturen bijeen te brengen.”<br />

Het publiek dat opdaagt voor dergelijke multiculturele activiteiten kan erg verschillen. Omdat<br />

wereldkunstencentra zich vaak aansluiten bij meer elitaire of exclusieve cultuurvormen<br />

uit andere landen, trekken zij eerder een blank middenklassepubliek aan, <strong>met</strong> specifieke<br />

interesses in exotische kunstbeleving. Bovendien ontbreekt vaak de link tussen de geprogrammeerde<br />

artiest en de etnische gemeenschappen in de stad. En al heeft het centrum zijn<br />

etnisch-gerichte promotiekanalen en netwerken nog zo goed uitgebouwd: als er geen herkenning<br />

optreedt, werkt een Arabische artiest net zo min drempelverlagend als een Vlaamse.<br />

[momenten_ 15


voor wie haar soms geweld aandoet<br />

Een breder publiekspotentieel hebben laagdrempelige en gratis stadsoptredens. Wanneer<br />

ze divers en herkenbaar programmeren, <strong>met</strong> aandacht voor het feelgood-potentieel, lokken<br />

deze makkelijker een multicultureel publiek. De locatie vormt hier een bijkomende troef.<br />

Stadsfestivals brengen cultuur in de openbare ruimte, op pleinen en in straten. In veel landen<br />

dé plaatsen waar cultuurbeleving thuis hoort, eerder dan in pluche zetels in gesloten zalen.<br />

Het succes van de Murga in Antwerpen past in deze logica. Als het volk niet naar het optreden<br />

komt, komt het optreden naar het volk.<br />

Het artistieke<br />

circuit haakt<br />

af op het<br />

traditionalisme<br />

van allochtone<br />

artiesten.<br />

CULTUUR MET EEN BOODSCHAP<br />

Tenslotte treffen we allochtone artiesten het vaakst aan in sociaal-artistieke projecten, bij<br />

workshops in scholen en in andere sociaal-culturele initiatieven. Deze activiteiten stimuleren<br />

interactie tussen culturen en gemeenschappen. Ze wenden kunst en cultuur aan als een<br />

middel om te werken rond emancipatie, diversiteit, sociale cohesie. De artiesten krijgen de<br />

kans om de mooie kanten van hun cultuur te promoten<br />

bij het Belgische publiek, doorspekt <strong>met</strong> een positieve<br />

boodschap. Een doelstelling die perfect blijkt<br />

aan te sluiten bij de drijfveer van sommige allochtone<br />

artiesten of verenigingen. Dergelijke interculturele activiteiten<br />

brengen dan ook artiest en publiek dichter bij<br />

elkaar. Meer dan het beleven van cultuur gaat het hier<br />

om het leren, het verwerven van inzichten, het opdoen<br />

van nieuwe ervaringen door cultuur. Meer dan multiculturaliteit<br />

ervaren de artiesten hier de interculturaliteit.<br />

Het positieve, niet-geproblematiseerde verhaal van de<br />

diverse samenleving krijgt hier een plaats. Een Marokkaanse<br />

vrouw die workshops kalligrafie en zijdeschilderen<br />

geeft, vertelt ons: “Wij willen een poort zijn tussen twee culturen. We willen erkenning<br />

geven, maar ook erkenning krijgen, en een ontmoetingsplek vormen voor twee verschillende<br />

culturen. Het is ook de bedoeling dat Belgen kennis maken <strong>met</strong> de Arabische cultuur.”<br />

KANSEN EN BEPERKINGEN IN DE CULTUURSECTOR<br />

In de samenleving hebben allochtone artiesten dus een zekere plaats verworven, een plaats<br />

verbonden <strong>met</strong> een duidelijke functie. Verplaatsen we onze blik naar het culturele veld als<br />

een bijzondere afdeling binnen de samenleving, een afdeling <strong>met</strong> eigen gewoontes en principes.<br />

Met een eigen cultuur als het ware. In hoeverre heeft de artiest binnen dit culturele veld<br />

een structurele plaats verworven? Wat maakt hem anders dan de collega-artiesten? En hoe<br />

ervaart de artiest de sector?<br />

ALLOCHTOON OF ARTIEST<br />

De eerste bedenking is ongetwijfeld de meest fundamentele. In de verschillende circuits die<br />

aan bod kwamen, neemt de allochtone artiest nadrukkelijk de positie in van allochtoon. De<br />

[momenten_ 16


allochtone artiesten diversifiëren om te overleven<br />

artiest wordt gevraagd als drager van een cultuur; zijn etnische herkomst geldt als het ware<br />

als zijn visitekaartje. Hiermee raken we de kern van een gevoelige en complexe discussie. Die<br />

trouwens start bij het gebruik van het woord allochtoon. Werken we niet, door het schrijven<br />

van dit artikel, mee aan het telkens opnieuw benoemen en reproduceren van de tweedeling<br />

allochtoon-autochtoon? Een tweedeling die in de dagelijkse praktijk geen betekenis heeft en<br />

uiteenvalt in een eindeloze reeks deelidentiteiten? Een groot relativeringsvermogen is op zijn<br />

plaats wanneer je het begrip allochtoon hanteert. Waar mogelijk geven we de voorkeur aan het<br />

werken <strong>met</strong> de brede diversiteit tussen mensen. Maar tegelijkertijd willen we een ander waardevol<br />

principe naar voren schuiven, namelijk dat iedere persoon voor zichzelf die deelidentiteit<br />

naar voren mag schuiven die hij of zij in een bepaalde context belangrijk vindt. En in het kader<br />

van cultuurbeleving kiezen heel wat allochtone artiesten ervoor om hun etnische herkomst<br />

nadrukkelijk te benoemen. Vanuit een persoonlijke motivatie, of als strategie.<br />

Maar de consequenties reiken verder dan gewild. Verschillende artiesten ervaren dat de vanzelfsprekende<br />

associatie <strong>met</strong> hun etnische herkomst stigmatiserend kan werken. Het geeft anderen<br />

argumenten om hen – bijna per definitie – ver van het mainstream culturele veld te plaatsen.<br />

Wat zijzelf zien als onlosmakelijk verbonden <strong>met</strong> hun persoonlijkheid, wordt door de sector ingevuld<br />

als een fundamenteel tekort. Bij alle personen waarmee wij spraken, brak deze frustratie<br />

<strong>met</strong> golven door. Zoals dezelfde Afrikaanse muzikant het verwoordt: “Als ik optreed in een<br />

school, dan is de associatie <strong>met</strong> mijn origine belangrijk. Dat is enerzijds positief, maar anderzijds<br />

betekent het ook minder erkenning van mijn kwaliteiten als artiest… Ik word niet voldoende geaccepteerd<br />

als artiest. Wel als allochtone artiest, niet als artiest tout court.”<br />

GESLOTEN DEUREN<br />

Dat formele erkenning voor hun artistieke kwaliteiten uitblijft, blijkt uit het feit dat allochtone<br />

artiesten niet of moeilijk doordringen in de reguliere programmering van de huizen. Daar<br />

waar cultuur geen maatschappelijk doel heiligt, speelt de allochtone identiteit in het nadeel<br />

van de artiesten. En blijven deuren gesloten. Meerdere factoren spelen hier een rol, waarbij<br />

sectorgebonden, artiestgebonden en publiekgebonden factoren op elkaar inspelen en de uitsluiting<br />

in stand houden.<br />

De artiesten zelf benadrukken hun beperkte inzicht in de sector, hun gebrek aan netwerken<br />

en contacten <strong>met</strong> de juiste personen. Daarnaast maken ook taalbarrières de weg naar<br />

de instellingen tot een hindernissenparcours. Taalvaardigheid speelt een rol bij mondelinge<br />

communicatie, maar weegt vooral door bij het opstellen van contracten en subsidiedossiers.<br />

De programmatoren van hun kant klagen vooral over het gebrek aan professionaliteit, zowel<br />

technisch als artistiek. De stap van cultuur beoefenen naar het ontwikkelen van een podiumact<br />

vraagt artistieke begeleiding, iets waaraan het allochtone artiesten vaak ontbreekt.<br />

Deze organisator verwoordt dit als volgt: “Vaak dient zich hier een groep aan, een groep <strong>met</strong><br />

een achterban. Maar <strong>met</strong> een groep kunnen wij niets doen, wij willen een artistiek product.<br />

Een vereniging is iets totaal anders dan een productie. Een socio-culturele vereniging op een<br />

[momenten_ 17


voor wie haar soms geweld aandoet<br />

Eens voorbij de<br />

grenzen van de<br />

grote steden<br />

slinken de<br />

podiumkansen<br />

voor allochtone<br />

artiesten<br />

richting nul.<br />

podium, dat is shit. Een vereniging moet keuzes maken, daar moet iemand hen in stimuleren.”<br />

Maar structureel ingebedde verschillen in kunst- en kwaliteitsbegrip staan een mogelijke samenwerking<br />

tussen culturele instellingen en allochtone artiesten nog het meest in de weg.<br />

Het artistieke circuit haakt af op het traditionalisme van allochtone artiesten. Deze actor uit<br />

het culturele veld verwoordt de drempel om <strong>met</strong> allochtone kunstenaars te werken in termen<br />

van een kwaliteitsargument: “De kwaliteit mag niet te<br />

onderscheiden zijn van die van de andere producties.<br />

Dat betekent dat traditionele producties vaak niet kunnen:<br />

wij vragen een hedendaagse interpretatie, een vertaling<br />

naar een breed publiek.” Culturele instellingen<br />

hanteren kwaliteitsargumenten die vooralsnog het<br />

autonome westerse kunstbegrip niet in vraag stellen.<br />

Meerdere opiniemakers ontwikkelden en publiceerden<br />

nochtans al meer objectiveerbare kwaliteitscriteria,<br />

geschikt voor beoordeling tegen een etnisch diverse<br />

achtergrond. Maar vooralsnog beperkt dat zich tot<br />

boeiende discussies op hogere discussiefora, ver van<br />

de dagelijkse beslissingen. Het mag duidelijk zijn dat<br />

cultuur als gemeenschapsvormend element, cultuur<br />

als drager van de multiculturele boodschap, niet kan<br />

voldoen aan het noodzakelijke kwaliteitscriterium van<br />

autonomie.<br />

Verder betekent ook de keuze van het publiek onmiskenbaar een rem op het doorbreken van<br />

allochtone artiesten. Het publiek maakt groepen en gezelschappen groot, en het publiek wil<br />

grote groepen en gezelschappen zien. Bij de gemiddelde Vlaamse cultuurparticipant is de<br />

interesse voor een artiest <strong>met</strong> vreemde roots uiterst beperkt. <strong>Voor</strong> een avondje cultuur maakt<br />

hij of zij bij voorkeur een veilige keuze, en gaat hiervoor af op een bekende naam, een herkenbaar<br />

thema, een mediafiguur.<br />

Daarbij is de gemiddelde Vlaamse cultuurparticipant niet-stedelijk. Hij of zij komt in het dagelijkse<br />

leven weinig in aanraking <strong>met</strong> etnisch-culturele diversiteit. Etnisch-culturele minderheden<br />

wonen in Vlaanderen immers nog steeds geconcentreerd in een beperkt aantal steden<br />

en regio’s. Als we praten over kansen en beperkingen van allochtone artiesten, moeten we<br />

de geografische dimensie absoluut in rekening brengen. Want dat niet-stedelijke Vlaamse<br />

publiek drukt zwaar op de rem. Eens voorbij de grenzen van de grote steden slinken de podiumkansen<br />

voor allochtone artiesten richting nul.<br />

Toch gaan er deuren open en zijn we zeker niet blind voor een aantal geslaagde interculturele<br />

initiatieven. Steeds vaker wagen culturele instellingen zich aan samenwerkingsverbanden<br />

<strong>met</strong> allochtone artiesten of verenigingen, hiertoe aangemoedigd door de overheid. Dit stimu-<br />

[momenten_ 18


allochtone artiesten diversifiëren om te overleven<br />

leert de onderlinge uitwisseling en het samen experimenteren, in de hoop dat er interessante<br />

kruisbestuivingen ontstaan. Ook hier worden allochtone artiesten meestal in het kader van<br />

een kortdurend project in huis gehaald. Hoe positief deze projecten ook worden geëvalueerd,<br />

het blijven geïsoleerde experimenten, die er zelden in slagen om in de sturende organen en bij<br />

de reguliere medewerkers van de instelling de nodige mentaliteitsomslag teweeg te brengen.<br />

CULTUUR ALS OVERLEVINGSSTRATEGIE<br />

Dat kunst en cultuur voor een inkomen moeten zorgen, is geen minderwaardig thema voor allochtone<br />

kunstenaars. Gemiddeld hebben deze mensen niet de financiële middelen om jaren<br />

voor zichzelf te werken. Evenmin beschikken ze over een diploma dat hen garandeert dat ze<br />

op elk moment terug kunnen instappen in de reguliere arbeidsmarkt. Cultuur als inkomensbron<br />

mag dus benoemd worden, het maakt deel uit van de identiteit van de artiesten, die<br />

creatief zoeken om op eigen kracht <strong>met</strong> de inzet van eigen talenten een inkomen bijeen te<br />

harken. In de gesprekken ging het niet alleen over schoonheid en kwaliteit, maar ook over het<br />

dagelijkse overleven: “Mijn eerste motivatie? Geld. Er moet brood op de plank komen.”<br />

Cultuur als overlevingsstrategie biedt trouwens perspectieven voor een tewerkstellingsbeleid,<br />

dit op een moment dat activering een sleutelbegrip is geworden. Het artiestenstatuut<br />

vormt een wettelijk antwoord hierop, maar is nog niet ingeburgerd bij allochtone artiesten.<br />

Twee van de vijftien geïnterviewde artiesten waren bezig om het nodige dossier op te bouwen.<br />

LAVEREN OM AAN DE VERWACHTINGEN TE VOLDOEN<br />

De boodschap die de allochtone artiest vanuit de samenleving krijgt, is kortom erg dubbelzinnig.<br />

De gevestigde instellingen, die over de meeste financiële middelen beschikken en de<br />

culturele toon bepalen, staan sceptisch tegenover folklore en traditionele kunsten. Zij blijven<br />

conform aan de heersende westerse culturele kwaliteitsnormen en dragen vernieuwing<br />

en autonomie hoog in het vaandel. Daarnaast wordt de artiest in de sociaal-culturele sector<br />

juist omwille van zijn etnisch-culturele identiteit hartelijk onthaald. Daar primeert de maatschappelijke<br />

boodschap en de gemeenschapsvormende functie. Het multiculturele festival<br />

vraagt een etnisch-gekleurd maar toch breed herkenbaar en gezellig aanbod. En wanneer de<br />

artiest binnen de eigen gemeenschap zijn werk aanbiedt, moet hij ook daar tegemoetkomen<br />

aan andere verwachtingen. Daar zal hij beoordeeld worden op virtuositeit en genrespecifieke<br />

technische kwaliteiten.<br />

Zo staat de allochtone artiest voor de grote uitdaging om een aanbod uit te werken dat bij<br />

een erg uiteenlopend doelpubliek kan aanslaan. Hij laveert hiermee tussen folklore en experiment,<br />

tussen ‘allochtoon zijn’ en ‘artiest zijn’. De verwachtingen van elk doelpubliek zijn hoe<br />

dan ook etnisch gekleurd. Deze uitspraak illustreert duidelijk hoe allochtone artiesten op een<br />

creatieve manier <strong>met</strong> de meest uiteenlopende verwachtingen trachten om te gaan: “<strong>Soms</strong> wil<br />

het publiek traditionele dansen, de dansen die zij beschouwen als Afrikaans. De cultuurcentra<br />

[momenten_ 19


voor wie haar soms geweld aandoet<br />

willen eerder vernieuwende dansen, die eventueel gebaseerd zijn op traditionele dansen. Zij<br />

beschouwen dan de dansers als artiesten. Men heeft ons ook eens gevraagd iets te doen <strong>met</strong><br />

het Filharmonisch orkest, dan werkten we <strong>met</strong> een regisseur, dat was hard werken om iets te<br />

creëren.” De allochtone artiest dient te diversifiëren om te overleven.<br />

WAAR BLIJFT DE ERKENNING?<br />

Het verhaal van de allochtone artiest is dus zeker niet één van enkel drempels en gesloten<br />

deuren. Zowel in de sociaal-culturele sector als in de artistieke sector stijgt de vraag naar<br />

performances die de diversiteit in de huidige samenleving representeren. Bijna alle artiesten<br />

die we spraken, vonden binnen bepaalde netwerken hun weg. Maar tegelijkertijd knaagt de<br />

frustratie over het gebrek aan erkenning vanuit de sector voor wat zij presteren.<br />

Nochtans pleiten cultuurtheoretische opiniemakers al jaren aanhoudend voor een verruiming<br />

van het cultuurbegrip, voor het insluiten en op die manier erkennen van meer vormen van<br />

kunst- en cultuurbeleving, waaronder het sociaal-artistieke, de jongeren- en garagecultuur,<br />

het etnische aanbod. Een uitbreiding van het cultuurbegrip maakt de weg vrij voor nieuwe<br />

artistieke kruisbestuivingen, voor een reëel diverse cultuursector. Ongetwijfeld houdt de realisatie<br />

van deze visie ook een zekere bedreiging in. Waarom draaien de grote stemmen uit de<br />

culturele wereld nog steeds hun hoofd weg voor deze nieuwe diversiteit? <strong>Wie</strong> is erbij gebaat<br />

dat allochtone artiesten enkel worden ingezet in een specifiek multicultureel kader, veilig<br />

gescheiden van het reguliere gedeelte? Wat als de allochtone artiesten enkel hun diensten<br />

mogen bewijzen wanneer de organisatie – <strong>met</strong> de beste bedoelingen – wil bewijzen dat zij<br />

een divers beleid voert?<br />

En ten slotte: een volwaardige erkenning van het allochtone aanbod en de allochtone artiest,<br />

kan niet zonder de even volwaardige erkenning van het allochtone publiek. En al klinkt dit<br />

triviaal, waarom wordt er geargumenteerd dat een zaal die voor 90% gevuld is <strong>met</strong> mensen<br />

van Turkse herkomst toch minder wenselijk is dan een zaal <strong>met</strong> 90% autochtone Belgen?<br />

Mag een allochtone artiest ook binnen de cultuursector zijn ontwapenende mengeling van<br />

traditie en moderniteit brengen voor een overwegend Afrikaans publiek? Of telt een Vlaamse<br />

toeschouwer voor twee?<br />

Om te eindigen <strong>met</strong> de woorden van een van de geïnterviewde allochtone artiesten: “Ik geloof<br />

dat kunst een universele praktijk kan zijn.”<br />

NOOT<br />

1. Divers!City, een samenwerkingsproject van Antwerps minderhedencentrum de8 en Samenlevingsopbouw<br />

Antwerpen-stad, had als doelstelling het ondersteunen van allochtone sociaal-culturele verenigingen. Het project<br />

werd eind december 2008 afgerond.<br />

[momenten_ 20


voor wie haar soms geweld aandoet<br />

Schaf het<br />

integratiebeleid af<br />

Spreken over integratie<br />

is een vorm van Sociale<br />

Hypochondrie<br />

WILLEM SCHINKEL<br />

De Nederlander Willem Schinkel is een nieuwe stem in het integratiedebat. Met zijn boek<br />

‘Denken in een tijd van sociale hypochondrie. Aanzet tot een theorie voorbij de maatschappij’<br />

deed hij alvast veel stof opwaaien in Nederland. ‘Denken in een tijd van sociale hypochondrie’<br />

is een radicale maatschappijkritiek. Hij veegt de vloer aan <strong>met</strong> het huidige denken over de<br />

maatschappij in het algemeen en het denken over integratie in het bijzonder. Dat is nogal wat.<br />

Zijn nieuwste boek, ‘De gedroomde Samenleving’, herneemt zijn diagnose van de ‘integratie’-<br />

problematiek zoals eerder uiteengezet in ‘Denken in een tijd van sociale hypochondrie’, maar<br />

is toegankelijk geschreven en zeker bedoeld voor een breed publiek. Als inleiding op beide<br />

publicaties en vanwege de nieuwste polemieken rond integratie – om het nu even niet over<br />

hoofddoeken of regularisatie te hebben - neemt <strong>Momenten</strong> een artikel van Schinkel over dat<br />

vorig jaar in het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken verscheen. Een analyse uit Nederland<br />

dus, tegen de saaiheid van steeds hetzelfde type onderzoek, dat steeds weer hetzelfde beweert.<br />

De samenleving ligt in een sociaal-hypochondrische stuip. Ze zit in haar maag <strong>met</strong> ‘niet-geïntegreerden’.<br />

Maar we kunnen beter het integratiebeleid afschaffen. Want dat bestendigt<br />

alleen maar de scheiding tussen samenleving en te integreren burgers.<br />

Als het in kwesties op het gebied van ‘integratie’ ergens op aankomt, is het wel op het stellen<br />

van radicaal andere vragen. <strong>Wie</strong> heeft er geen schoon genoeg van al datzelfde gepraat in<br />

termen van allochtonen en autochtonen, waarbij de eersten meer op de laatste moeten gaan<br />

lijken, maar dat alleen al vanwege hun label (‘allochtonen’) niet kunnen? <strong>Wie</strong> wordt er in de<br />

wetenschap – en ik spreek vanuit de sociologie – niet horendol van de saaiheid van steeds<br />

[momenten_ 22


schaf het integratiebeleid af<br />

hetzelfde type onderzoek, dat steeds weer hetzelfde beweert: er is een meer of minder grote<br />

‘afstand van allochtonen tot de samenleving’? <strong>Wie</strong> wordt er nog niet murw van het gebrek<br />

aan reflectie over die steeds weer gebruikte, maar nooit gedefinieerde termen: ‘integratie’, ‘de<br />

samenleving’? En wie voelt zich nog goed in deze maatschappij, die zichzelf diagnosticeert<br />

als ziek, als gebrekkig ‘geïntegreerd’?<br />

Laten we dus eens proberen andere vragen te stellen. Zoals: wat is dat voor raar fenomeen,<br />

een maatschappij die zichzelf op haar ‘integratie’ onderzoekt? Laten we eens geen ‘integratieanalyse’<br />

maken, maar een analyse van het verschijnsel van een samenleving die integratieanalyses<br />

van zichzelf maakt. Een maatschappij die<br />

zowel arts als patiënt is. ‘Integratie’ is een term die<br />

van oudsher op organismen, op lichamen van toepassing<br />

is. Wat voor lichaam is dat, dat zichzelf voor ziek<br />

verklaart en genezing zoekt?<br />

SOCIALE HYPOCHONDRIE<br />

Het oudste denken over het sociale leven begrijpt de<br />

samenleving al als een lichaam. Dat is bijvoorbeeld het<br />

geval in de Griekse polis, zoals beschreven door Plato en<br />

Aristoteles. Ook in de middeleeuwen ging het om het<br />

corpus mysticum, ook wel het corpus christi. Dat waren<br />

lichamen, <strong>met</strong> als hoofd een heerser of een heersende<br />

elite, <strong>met</strong> daaronder, in de regio’s van het hart (de nobele<br />

inborst) een militaire aristocratie, en <strong>met</strong>, analoog<br />

aan de lagere regionen van het lichaam, het plebs. En<br />

“De opvatting<br />

van een<br />

samenleving als<br />

sociaal lichaam<br />

leidt tot een<br />

levensgroot<br />

probleem: de<br />

dood.”<br />

als het denken over de samenleving dan in de negentiende eeuw een eigen wetenschap krijgt,<br />

de sociologie, is het eerste denkmodel dat daarin wordt gehanteerd opnieuw dat van het lichaam.<br />

Sociologie, dat is altijd organicisme geweest, in meer of minder expliciete vorm.<br />

Een sociaal lichaam vormt, net als een menselijk lichaam, een geheel dat bestaat uit delen,<br />

maar het is ook meer dan de som der delen. Sterker nog: in een lichaam hebben alle delen hun<br />

vaste plaats en rol in het geheel, en ze ontlenen hun betekenis aan het geheel. En als in zo’n geheel<br />

de delen niet perfect op het geheel zijn afgestemd, dan is het geheel geschonden. Een ongeschonden<br />

geheel heet <strong>met</strong> een Latijnse term integer. De ‘integratie’ van zo’n lichaam is dus<br />

een afstemmingsprobleem van delen op het geheel, waarbij het geheel boven de delen gaat.<br />

De opvatting van een samenleving als sociaal lichaam leidt tot een levensgroot probleem: de<br />

dood. Een lichaam moet immers wel sterven. Om dat te negeren, hanteert de samenleving<br />

allerhande strategieën die haar eigen sterfelijkheid, haar einde, moeten negeren en wegdrukken.<br />

Dat negeren gebeurde in het verleden bijvoorbeeld door te veronderstellen dat het einde<br />

niet zomaar een einde is, maar een doel-einde, een perfectionering en vervolmaking van de<br />

samenleving.<br />

[momenten_ 23


voor wie haar soms geweld aandoet<br />

Dat denken, dat in voormoderne tijden religieus en in moderne tijden utopisch van aard was,<br />

heeft zijn alomvattende greep op het sociaal lichaam inmiddels verloren. Zeker toen de gesteldheid<br />

van het lichaam verzwakte tot de zogenoemde postmoderne conditie, verloren utopische<br />

verhalen hun wervingskracht. In zo’n lichamelijke conditie is er nog maar één manier<br />

om de reflectie op het einde van het lichaam te onderdrukken, en dat is de exclusieve focus<br />

op de ziektes van het lichaam. <strong>Wie</strong> zich obsessief focust op zijn ziektes, vergeet zijn dood. De<br />

sociaal-hypochondrische samenleving is geboren.<br />

OBSESSIE MET INTEGRATIE<br />

Het hedendaagse denken over integratie heeft alle kenmerken van een sociaal-hypochondrische<br />

gedachtewisseling. Het bestendigt een scheiding tussen ‘de samenleving’ en mensen<br />

die ‘buiten de samenleving staan’: zij zijn een bedreiging voor de hygiëne van het sociaal<br />

lichaam. Iedere migrant is per definitie lichaamsvreemd aan het bestaande sociaal lichaam.<br />

Daarom spreken we in termen van ‘afstand tot de samenleving’.<br />

Dat miskent echter het feit dat de samenleving niet zo hard is als een fysiek lichaam en dat<br />

het ‘binnen’ en het ‘buiten’ van de samenleving uitkomsten zijn van een discursief proces,<br />

van een sociale constructie. Wat ‘buiten’ of ‘binnen’ de samenleving is, is immers een discutabel<br />

onderscheid. Uiteraard zijn de te ‘integreren’ burgers wel degelijk onderdeel van de<br />

samenleving, maar zijn ze simpelweg een deel dat die samenleving minder waardeert. Ze<br />

staan niet alleen ‘buiten de samenleving’, maar bevinden zich ook aan de ‘onderkant van de<br />

samenleving’, en dus daarbinnen. Er is dus sprake van een paradox.<br />

“Autochtone<br />

Nederlanders<br />

worden voorgesteld<br />

als een etnisch<br />

neutrale categorie,<br />

en dat is de<br />

norm. Zij hebben<br />

‘dispensatie<br />

van integratie’<br />

ontvangen.”<br />

Het ‘integratieprobleem’ wordt als een ziekte beschouwd<br />

en als antwoord probeert de samenleving<br />

zich te zuiveren van alles wat er zogenaamd<br />

vreemd aan is. Uitgangspunt is: wie ‘niet geïntegreerd’<br />

is, staat erbuiten. <strong>Soms</strong> blijkt dat pas<br />

achteraf. Dan denken we dat iemand een geïntegreerd<br />

lid van de samenleving is, maar blijkt dat<br />

ineens niet zo te zijn. Zo antwoordde toenmalig<br />

minister Verdonk op de vraag of Mohammed B.<br />

niet eigenlijk volgens alle maatstaven volledig<br />

‘geïntegreerd’ was: “Nou, kennelijk toch niet.”<br />

Iemand die een moord pleegt, kan kennelijk geen<br />

lid zijn van de samenleving; moorden komen in<br />

de samenleving blijkbaar niet voor. Eigenlijk is<br />

de samenleving een volledig vredig oord, dat het<br />

[momenten_ 24


schaf het integratiebeleid af<br />

te stellen heeft <strong>met</strong> allerhande narigheid in haar omgeving. Een gezond lichaam dat voortdurend<br />

door bacteriën en parasieten wordt bedreigd.<br />

Maar het sociaal lichaam probeert iets onmogelijks: de zelfzuivering mislukt omdat de buitenkant<br />

ook de onderkant is. Het sociaal lichaam zit in zijn maag <strong>met</strong> die niet-geïntegreerden.<br />

Dat is waarom het hypochondrisch is. Hypo-chondria betekent immers letterlijk: onderbuikgevoelens.<br />

Zo maakt de hypochonder zich druk om de onrust in de wereld na 9/11<br />

en om daaraan gerelateerde fenomenen: enkele tientallen mensen die in burka’s lopen, een<br />

enkeling die vrouwen geen hand schudt. Zo onzeker is deze hypochonder, dat er dagen moet<br />

worden vergaderd over handen schudden of over dubbele nationaliteiten in het parlement. Ja,<br />

hij heeft zware en aan het grote geopolitieke gebeuren gerelateerde gezondheidsproblemen.<br />

En dus zoekt hij bescherming, sociale hygiëne, zuivering van inbreuken op zijn gezonde, geintegreerde<br />

gestel.<br />

ZUIVERINGSSTRATEGIEËN<br />

De sociaal-hypochondrische samenleving tobt over integratie en heeft verschillende zuiveringsstrategieën<br />

die duidelijk moeten maken wat zich binnen en buiten de samenleving bevindt:<br />

1 De genealogisering van integratie, dat wil zeggen: de overdracht van het integratieprobleem<br />

op volgende generaties ‘migranten’. Het spreken over ‘tweede en derde generatie<br />

migranten’ is natuurlijk onzinnig, omdat het in het geheel geen migranten betreft. Maar<br />

er spreekt wel het idee uit dat wie zoon of dochter van een migrant is, nog altijd geen<br />

onderdeel is van de samenleving en een afstand te overbruggen heeft. Dat levert de verzekering<br />

op dat het sociaal lichaam ook in de toekomst onderscheid kan maken tussen<br />

‘de samenleving’ en een omgeving van ‘niet-geïntegreerden’ daarbuiten.<br />

2 De dispensatie van etniciteit en integratie: autochtone Nederlanders worden voorgesteld<br />

als een etnisch neutrale categorie, en dat is de norm. Zij hebben ‘dispensatie van<br />

integratie’ ontvangen. Integratie speelt slechts bij personen die buiten de samenleving<br />

staan. Autochtonen zijn dat slechts wanneer ze zich aan de onderkant van de samenleving<br />

bevinden: als ze (ex-)gedetineerd, werkloos of gek zijn. <strong>Wie</strong> géén dispensatie van<br />

integratie ten deel valt, blijft altijd een zekere afstand tot de samenleving behouden.<br />

Ook wie ‘geïntegreerd’ is, blijft een ander die potentieel kan terugvallen in wezensvreemde<br />

culturele uitingen.<br />

3 Het culturisme, ofwel een culturele vorm van racisme, dat uitgaat van het inherente<br />

conflict tussen culturen. In het culturisme bestaat een rangorde van culturen waarbij de<br />

‘dominante cultuur’, ofwel de ‘cultuur’ van de samenleving, bovenaan staat. In het culturisme<br />

wordt de verklaring voor sociaaleconomische achterstanden en voor criminaliteit gevonden<br />

in de culturele achtergrond van een burger. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt<br />

in geen geval bij de samenleving. Deze nadruk op cultuur heeft een uitsluitend effect en<br />

[momenten_ 25


voor wie haar soms geweld aandoet<br />

is sociologisch uiterst problematisch. De ‘cultuur’ van ‘Marokkanen’ kan bijvoorbeeld niet<br />

verklaren waarom er zo’n verschil is tussen generaties Marokkaanse Nederlanders. Sterker<br />

nog: dat verschil maakt duidelijk dat het in het geheel niet de ‘cultuur’, maar de positie van<br />

mensen in een omgeving is die hun handelen bepaalt. Mensen handelen in reactie op, en<br />

<strong>met</strong> voortdurende creatieve aanpassing aan, omstandigheden. ‘Cultuur’ is een schijnverklaring,<br />

van het soort: ‘Waarom doet Mohammed dit? Omdat relatief veel Mohammeds dit<br />

doen.’ <strong>Wie</strong> uitgaat van een dergelijke culturele bepaaldheid, kan bovendien niet verklaren<br />

waarom die cultuur in het ene geval wel, en in het andere geval niet tot problemen leidt.<br />

De hedendaagse criminalisering van de ‘cultuur van moslims’ is een vorm van culturisme<br />

die een sociaal-hypochondrische samenleving in staat stelt zichzelf te zuiveren van en te<br />

wapenen tegen gezondheidsproblemen van buitenaf.<br />

4 De retoriek van het multiculturealisme: hier gaat het om het forceren van een breuk<br />

<strong>met</strong> het verleden door culturistisch te spreken over integratie. Het idee is hier dat Nederland<br />

jarenlang een multicultureel beleid heeft gevoerd dat de eigen cultuur van migranten<br />

heeft gestimuleerd en zo uiteindelijk tot polarisatie heeft geleid. Tegenover dat<br />

‘oude’ of ‘verouderde denken’ staat het wereldwijs geworden realisme dat eenzijdige<br />

assimilatie de beste weg naar integratie is. Maar het ‘oude denken’ heerst, zo luidt de<br />

retoriek, nog altijd in beleid en politiek. De ‘linkse kerk’ is alomtegenwoordig, zo wil het<br />

complot. De realiteit is natuurlijk dat culturistisch denken – denken in termen van culturele<br />

problemen en van de noodzaak tot eenzijdige aanpassing – inmiddels dominant<br />

is geworden, en die dominantie juist behoudt door haar te verhullen.<br />

DE INTEGRATIE VOORBIJ<br />

Het is niet alleen het beleid dat de tegenstelling tussen ‘binnen’ en ‘buiten’ de samenleving<br />

reproduceert. Ook de sociologie van de integratie, die arts van het sociaal lichaam die uiteindelijk<br />

de diagnose stelt, draagt daaraan bij. Zo wordt ‘sociaal-culturele integratie’ doorgaans<br />

– bijvoorbeeld door het SCP (Sociaal en Cultureel Planbureau, red.) – ‘ge<strong>met</strong>en’ aan de<br />

hand van het aantal ‘contacten’ dat allochtonen <strong>met</strong> autochtonen hebben. En wel precies<br />

zo, niet andersom. Dan blijkt dat allochtonen relatief weinig contacten hebben <strong>met</strong> autochtonen,<br />

en dat zou garant staan voor een gebrekkige ‘sociaal-culturele integratie’. Maar voor<br />

contacten, zou je zeggen, zijn twee kanten nodig. Autochtonen hebben dus omgekeerd ook<br />

weinig contacten <strong>met</strong> allochtonen, maar dat is alleen voor die laatsten een probleem! Sterker<br />

nog: autochtonen zijn degenen die het minste contact hebben <strong>met</strong> leden van andere etnische<br />

groepen, maar nergens wordt hun ‘sociaal-culturele integratie’ geproblematiseerd. <strong>Voor</strong> de<br />

‘integratie’ van Iliass, mijn Marokkaans-Nederlandse collega, maakt het dus uit of hij contact<br />

heeft <strong>met</strong> mij; voor mijn eigen ‘integratie’ maakt dat totaal geen verschil. Autochtonen hebben<br />

die contacten natuurlijk helemaal niet nodig; zij horen sowieso bij de samenleving, ze<br />

bezetten de machtsposities om de grenzen van ‘de samenleving’ te bewaken, en zij hebben<br />

bovendien dispensatie van integratie gekregen.<br />

[momenten_ 26


schaf het integratiebeleid af<br />

“Mensen handelen<br />

in reactie op, en<br />

<strong>met</strong> voortdurende<br />

creatieve<br />

aanpassing aan,<br />

omstandigheden.<br />

‘Cultuur’ is een<br />

schijnverklaring.”<br />

Zo ligt de samenleving in een sociaal-hypochondrische<br />

stuip. Ze zit in haar maag <strong>met</strong> die ‘niet-geïntegreerden’,<br />

die wel en niet binnen zijn. Integratiebeleid<br />

is een vorm waarmee de samenleving zich<br />

probeert te zuiveren. In feite is er amper concreet<br />

‘integratiebeleid’, maar gaat het om een vorm van<br />

spreken die bepalend is voor de manier waarop de<br />

werkelijkheid wordt gezien: als ‘samenleving’ <strong>met</strong><br />

‘te integreren’ burgers daarbuiten. Integratiepolitiek<br />

is in die zin een vorm van sociale hygiëne. Met<br />

alle beste bedoelingen, dat staat buiten kijf. Maar<br />

in plaats van de beoogde integratie wordt precies<br />

het tegenovergestelde bereikt. Integratiebeleid<br />

bereikt zijn doel daarom nog het meest door het af<br />

te schaffen. Door het te transformeren in een beleid<br />

dat een radicaal andere taal spreekt, en niet voortdurend uitgaat van ‘binnen’ en ‘buiten’<br />

de samenleving. Want of het integratiebeleid nu links of rechts is, onbedoeld wordt daarmee<br />

de scheiding tussen binnen en buiten gereproduceerd. Dat komt omdat dit beleid berust op<br />

een lichamelijk denken dat van tevoren uitgaat van een vastomlijnde samenleving waar anderen<br />

(nog) geen deel van uitmaken. Als je dat idee loslaat, kom je tot radicaal andere vragen.<br />

En de alledaagse problemen tussen mensen in stadswijken dan?<br />

Daar doe je toch echt het beste wat aan door het integratiebeleid af te schaffen. Schaf het af<br />

en voer een egalitair beleid, gericht op gelijkheid van sociale uitgangsposities. Pak problemen<br />

aan zonder die eerst in de mystieke terminologie van ‘integratie’ te gieten. Niemand weet<br />

toch wat daarmee precies wordt bedoeld. Probeer het in het beleid eens zonder – in historische<br />

volgorde – ‘welzijn’, ‘leefbaarheid’, ‘integratie’ en ‘burgerschap’. Al die hedendaagse<br />

zogenaamd ‘praktische’ begrippen, zoals de ‘cultuur van migranten’, hun ‘afstand tot de samenleving’,<br />

hun gebrekkige ‘integratie’, daar is slechts één ding ‘praktisch’ aan: in de praktijk<br />

reproduceren ze steeds weer een scheiding tussen ‘de samenleving’ en de ‘te integreren’ burgers.<br />

Een scheiding die zolang bestaat als nodig wordt geacht. Net als die samenleving zelf,<br />

dat sociaal lichaam, dat maar leeft zolang als het denkt nog ziek te kunnen zijn.<br />

BIOGRAFIE<br />

Willem Schinkel is als socioloog werkzaam aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en auteur<br />

van de boeken ‘Denken in een tijd van sociale hypochondrie, Aanzet tot een theorie voorbij de<br />

maatschappij’. Kampen: Klement, 2007 en ‘De gedroomde samenleving’. Kampen: Klement, 2008<br />

Dit artikel verscheen in Tijdschrift voor sociale vraagstukken no.4/april 2008. TSS Tijdschrift<br />

voor sociale vraagstukken biedt actualiteit en diepgang over politiek, beleid en praktijk van<br />

sociale kwesties.<br />

www.socialevraagstukken.nl<br />

[momenten_ 27


voor wie haar soms geweld aandoet: over de ondraaglijke lichtheid van participatie<br />

VOOR WIE HAAR SOMS<br />

GEWELD AANDOET:<br />

OVER DE ONDRAAGLIJKE<br />

LICHTHEID VAN<br />

PARTICIPATIE<br />

IVO JANSSENS<br />

Filip De Rynck en Karolien Dezeure hebben een inspirerend boek geschreven. De titel:<br />

‘Burgerparticipatie in Vlaamse steden. Naar een innoverend participatiebeleid’.<br />

Dit artikel loopt over twee sporen. Een eerste deel verzamelt een paar hoofdelementen van het<br />

boek, waarbij de klemtoon op het begrip ‘vitale coalities’ komt te liggen. Een tweede deel bevat<br />

een geresumeerde versie van het gesprek dat ik onlangs <strong>met</strong> de auteurs in kwestie voerde. En<br />

vooraf lees je een intro waarin het gaat over de noodzaak van een nieuwe maatschappijdiagnose,<br />

en vooral van een nieuwe remedie wanneer ‘participatie’ tegen het licht wordt gehouden.<br />

IN GESPREK MET FILIP DE RYNCK EN KAROLIEN DEZEURE<br />

Een recensie gelezen van Herman Jacobs in Knack van 10 september 2008 die me altijd is bijgebleven.<br />

David Van Reybrouck gaat in zijn publicatie ‘Pleidooi voor populisme’ zowat het grootste<br />

probleem van onze huidige democratie te lijf: de groeiende kloof tussen hoog- en laaggeschoold<br />

in onze samenleving. Hij baseert zich op het werk van de Nederlandse bestuurskundige Mark Bovens<br />

en de Vlaamse socioloog Koen Pelleriaux. ‘Kloof’ is dan nog betrekkelijk zacht uitgedrukt.<br />

“<strong>Wie</strong> een hogere studie heeft volbracht, lijkt wel in een ander land te wonen dan wie enkel de<br />

lagere of middelbare school heeft kunnen bezoeken”, zoals Van Reybrouck het uitdrukt.<br />

De laaggeschoolden vormen 76 procent van de bevolking, maar zelfs nog geen 7 procent van<br />

de parlementaire volksvertegenwoordiging. Mark Bovens’ term hiervoor, ‘diplomadiplomatie’,<br />

is zonder meer raak. De combinatie van politieke ondervertegenwoordiging en cognitief-cultureel<br />

onevenwicht verklaart volgens dit pamflet voor een groot deel de aantrekkingskracht van<br />

het huidige politieke populisme, zowel ter linker- als ter rechterzijde. De laaggeschoolden zit-<br />

[momenten_ 29


voor wie haar soms geweld aandoet<br />

Wanneer burgers,<br />

de samenleving<br />

en de politiek<br />

veranderen,<br />

verandert ook<br />

de betekenis<br />

van participatie<br />

en moet het<br />

participatiebeleid<br />

worden bijgesteld.<br />

ten veel vaker in de hoek waar de klappen vallen,<br />

wantrouwen en angst tegenover anderen (‘de’<br />

politiek, ‘de’ vreemdelingen) zijn er veel wijder<br />

verbreid dan bij de gelukkigen die hoog zijn opgeleid.<br />

Het resultaat is navenant: men heeft “de<br />

laaggeschoolden aan de markt cadeau gedaan<br />

nog lang voordat het proces van culturele emancipatie<br />

was voltooid”, zoals Van Reybrouck zeer<br />

terecht opmerkt. “Intellectuele verwaarlozing”<br />

is hun deel. Dat is wat in eerste instantie moet<br />

veranderen. De auteur besluit <strong>met</strong> een boutade:<br />

er is niet minder, maar beter populisme nodig.<br />

Een relevante vraag vinden we terug in een stelling<br />

van Eric Corijn: “Dienen recente initiatieven<br />

zoals sociaal-artistieke werkingen om subgroepen<br />

te activeren tot deelname aan de bestaande<br />

samenleving? Of kunnen ze ook aangewend<br />

worden om dat maatschappelijk model zelf kritisch<br />

te bevragen en alternatieven te formuleren? Is <strong>met</strong> andere woorden de samenleving zelf<br />

niet aan activering toe?”<br />

De combinatie van de analyse van het spanningsveld tussen laag- en hoogopgeleiden <strong>met</strong><br />

de kwestie of de samenleving zelf niet aan een grondige bevraging toe is, vormt een prima<br />

verantwoording voor de uitdaging die ‘participatie’ heet.<br />

INNOVEREND PARTICIPATIEBELEID<br />

‘Participatie’ en de ‘burgermaatschappij’ zijn twee sleutelbegrippen. Tegelijk zijn ze uitgegroeid<br />

tot containerbegrippen, waaraan verschillende betekenissen worden gegeven en waarbij<br />

verschillende invalshoeken worden gehanteerd.<strong>Voor</strong> een goed begrip kijken we even na hoe<br />

deze twee begrippen in de publicatie ‘Burgerparticipatie in Vlaamse steden’ worden ingevuld.<br />

Als rode draad fungeert het gegeven dat wanneer burgers, de samenleving en de politiek<br />

veranderen, dan ook de betekenis van participatie verandert en het participatiebeleid moet<br />

worden bijgesteld.<br />

Participatie wordt omschreven als een feitelijk proces waarin gemeenschap wordt gevormd.<br />

Mensen geven vorm aan de samenleving en dus aan de politiek in en door interactie <strong>met</strong> elkaar.<br />

Op vele manieren is iedereen betrokken. En dat proces komt tot stand via consensus en<br />

conflict. Om die reden vormt participatie een gelaagd begrip: in gestructureerde organisaties,<br />

in tijdelijke verbanden, in netwerken, rond one-issues, in scholen, in wijken...<br />

[momenten_ 30


voor wie haar soms geweld aandoet: over de ondraaglijke lichtheid van participatie<br />

Participatie heeft een duidelijke democratische connotatie. Want participatie heeft betrekking<br />

op de interactie <strong>met</strong> mensen in de ‘small scale democracy’ in het dagelijks leven én in de ‘big<br />

scale democracy’ als het gaat over thema’s die zich zowel op buurt- als wereldniveau kunnen<br />

situeren. Overigens volstaan de routines en praktijken van de representatiedemocratie niet<br />

meer. Problemen in de samenleving kunnen niet meer door het bestuur worden opgelost omdat<br />

het bestuur nu eenmaal verkozen is. Participatieve democratie is een noodzaak, die niet in de<br />

plaats komt van, maar wel als een vernieuwende visie op de representatiedemocratie.<br />

Het door de auteurs gehanteerde burgerschapsconcept maakt het mogelijk dat iedereen in<br />

de samenleving als burger wordt erkend. Mensen moeten niet per se aan bijzondere voorwaarden<br />

voldoen of bijzondere vaardigheden hebben om te kunnen participeren. Participatie<br />

is veelvormig en gaat eerder over samen <strong>met</strong> mensen dingen doen en daardoor maatschappelijke<br />

betrokkenheid tonen. Van het beleid wordt dan verondersteld dat het een verbinding<br />

verzorgt door participatieve processen op te zetten <strong>met</strong> een open interactie, waardoor het<br />

beleid precies vorm krijgt. Het gaat om een inclusieve aanpak. Vaak primeert echter de exclusieve<br />

benadering, waardoor heel wat mensen worden uitgesloten.<br />

Ook de burgermaatschappij wordt dus - net als participatie - gekaderd in een breed perspectief.<br />

Het gaat hier om alle soorten maatschappelijke verbanden, in welke vorm dan ook. Participatie<br />

is dan zelf gemeenschapsvorming die een verbinding maakt tussen diverse opvattingen,<br />

waarderingen en houdingen, door ze een publiek karakter te geven en ze <strong>met</strong> elkaar<br />

in wederzijdse aanspreekbaarheid en tegensprekelijkheid te zetten. Het zich leren herkennen<br />

in anderen en tegelijk het leren zien van gemeenschappelijkheden vormt hier het leitmotief.<br />

De auteurs opteren voor de term ‘burgermaatschappij’ en niet voor ‘middenveld’, hoewel beide<br />

termen vanuit een wetenschappelijke benadering perfect inwisselbaar zijn. ‘Burgermaatschappij’<br />

betekent zoveel als georganiseerde autonomie, en tekent de krijtlijnen uit waarbinnen het<br />

participatiegebeuren zich afspeelt. De auteurs hanteren een definitie die nauw aansluit bij de<br />

omschrijving die de Verenigde Verenigingen hanteren: “De burgermaatschappij is het gedifferentieerd<br />

en dynamisch geheel van organisaties en bewegingen die door burgers worden beheerd<br />

en die een autonome positie innemen tussen de private sfeer, de markt en de overheid. De<br />

burgermaatschappij vervult sociale functies, democratische of culturele en politieke functies.”<br />

NAAR VITALE COALITIES<br />

Belangrijk is dat er een koppeling tot stand komt tussen het beleidskader en de burgermaatschappij.<br />

Die verbinding wordt te weinig gemaakt. Zo zijn er enerzijds de participatie-initiatieven<br />

en anderzijds is er de steun voor het verenigingsleven. Die lijken wel los van elkaar te<br />

staan. En precies die verbinding vormt de basis voor het participatiebeleid.<br />

In ons land is er - gelet op de voortdurende discussies en conflicten - sprake van autonome<br />

initiatieven, en die geven <strong>met</strong>een aan dat er een publieke cultuur aanwezig is waarin het debat<br />

[momenten_ 31


voor wie haar soms geweld aandoet<br />

kan worden ingebed. Maar zoals eerder vermeld, vraagt een veranderende samenleving om<br />

een bijstelling van het participatiebeleid.<br />

Treedt het beleid<br />

niet te veel en te snel<br />

in de plaats van de<br />

burgermaatschappij?<br />

Op de tweede plaats primeert een strategische<br />

basiskeuze. Die houdt in dat zowel het beleid<br />

als de lokale actoren het belang zien en erkennen<br />

van een innovatieve burgermaatschappij.<br />

Dat is de essentie van wat een algemene<br />

strategie zou kunnen zijn: vanuit dat belang<br />

redeneren en handelen. Dat zou ook betekenen<br />

dat deze keuze wordt gehanteerd als uitgangspunt<br />

en basiscriterium voor en evaluatie van het lopende beleid. En in dat verband is er<br />

weinig aandacht gegaan naar de impact van het beleid op de burgermaatschappij en omgekeerd.<br />

De derde invalshoek heeft te maken <strong>met</strong> de ruimte die de burgermaatschappij toebedeeld<br />

krijgt. Eén belangrijke kritische vraag als voorbeeld: treedt het beleid niet te veel en te snel in<br />

de plaats van de burgermaatschappij? En decentralisatie mag dan wel de dynamiek van de<br />

burgermaatschappij bevorderen, ze mag niet leiden tot een overkill aan nieuwe lokale regelgevingen.<br />

Want dan blijft het probleem, alleen is het van bestuursniveau veranderd.<br />

Verder blijkt dat de kenmerken en de dynamiek van de burgermaatschappij verschillen van<br />

stad tot stad. Zo vergrijst het klassieke verenigingsleven in de grote steden en kalft de eertijds<br />

centrale positie ten dele af. En de invloed van de diversiteit is groter in Antwerpen, Brussel<br />

en Gent dan in de kleinere steden. Dat vraagt om een publiek en tegensprekelijk en intelligent<br />

debat over de rol van de overheid.<br />

Tenslotte is er het pleidooi voor een evolutie naar een meer kaderstellende overheid, waarbij<br />

diezelfde overheid op een stimulerende manier meer kansen geeft aan lokale netwerken om<br />

op hun ritme en in hun stijl te werken.<br />

OVER DIALOGISCHE RELATIE EN VITALE COALITIES<br />

Het uitwerken van een dialogische relatie tussen het beleid en de burgermaatschappij vormt<br />

de zuurstof voor vitale coalities. De burgermaatschappij bouwt vanuit en omwille van haar<br />

autonomie macht en tegenmacht op. Conflicten en belangentegenstellingen kunnen voor<br />

een beleid knap lastig zijn. Tegelijk vormen ze momenten van reflectie en meningsvorming<br />

en scherpen ze de keuzes aan.<br />

Maar ook de burgermaatschappij loopt niet altijd een foutloos parcours. Binnen de burgermaatschappij<br />

zelf doen zich fenomenen van machtsvorming voor. Bovendien krijgen heel wat<br />

subgroepen omwille van opleiding en inkomen geen toegang tot de burgermaatschappij. En<br />

er zijn organisaties binnen de burgermaatschappij die het niet zo nauw nemen <strong>met</strong> een open<br />

en verdraagzame samenleving.<br />

[momenten_ 32


voor wie haar soms geweld aandoet: over de ondraaglijke lichtheid van participatie<br />

In een dialogische relatie brengt de overheid afwegingskaders in, bepaalt ze minimale voorwaarden<br />

en stelt ze harde eisen als het over basisrechten en elementaire basisplichten gaat.<br />

De overheid moet zich op deze punten en over de manier waarop ze deze realiseert laten bevragen.<br />

De overheid zelf moet kritisch zijn ten opzichte van wie wat inbrengt. <strong>Voor</strong>waarde is<br />

dan wel dat die overheid <strong>met</strong> één stem spreekt ten aanzien van de eigen strategische keuzes.<br />

De autonomie van de burgermaatschappij vormt de basis van een participatief stadsleven. De<br />

legitimiteit van handelen is steeds meer het product en het resultaat van processen waarin<br />

de burgermaatschappij een fundamentele rol speelt. De manier waarop oplossingen worden<br />

gezocht voor problemen is al even belangrijk voor de legitimiteit als de inhoud van de oplossingen.<br />

De representatieve democratie kan de legitimiteit niet meer halen uit de hiërarchie. De<br />

uitkomst en <strong>met</strong>een ook de legitimiteit liggen in de verbinding tussen de representatieve en de<br />

participatieve democratie die moet leiden tot de legitimiteit van processen. Het is in de omslag<br />

van inputdenken (gezag vloeit voort uit verkiezingen en regels) naar outputdenken (gezag is<br />

het product van de manier van werken) dat de burgermaatschappij een cruciale rol speelt. Het<br />

is door het tot stand brengen van deze verbindingen tussen overheid, markt en burgermaatschappij<br />

dat ‘vitale coalities’ groeien voor de aanpak van complexe maatschappelijke problematieken.<br />

Vitale coalities streven een bepaald doel na. Ze zijn evenzeer processen van betekenisgeving:<br />

er komen betekenissen tot stand die verder gaan dan samen iets realiseren. En rond<br />

die coalities ontstaat een serie spanningsvelden: tussen bijvoorbeeld het institutioneel denken<br />

van een bestuur en het situationeel denken vanuit concrete situaties, tussen het instrumentele<br />

(eerder het accent op het product) en het culturele (eerder het accent op het proces). Vitale<br />

coalities veronderstellen dat het opzetten van participatiearrangementen in samenspraak <strong>met</strong><br />

de burgermaatschappij gebeurt vanuit een meer overlegde positie. Het opzetten van deze arrangementen<br />

kan ook gebeuren vanuit de dynamiek van de burgermaatschappij.<br />

Het participatiebeleid dat we ontwikkelen, bevat een duidelijke oproep aan tal van lokale<br />

actoren om veel meer dan nu hun eigen verantwoordelijkheid kritisch te bekijken en deel te<br />

nemen aan maatschappelijke coalities. Gedeelde verantwoordelijkheid heet dat dan. Vitale<br />

coalities tussen overheid en burgermaatschappij steunen op tweezijdigheid, op onderhandeld<br />

partnerschap, op afspraken over de respectievelijke rollen, op evaluatie en bijsturing. Via<br />

deze coalities worden mensen anders bereikt, worden meer mensen anders bereikt.<br />

Simpel uitgedrukt: burgers kunnen zelf ook wat. Hun engagement neemt alleen maar toe. En<br />

de overheid kan het niet meer alleen. Een coalitie vraagt om andersoortige samenwerkingsverbanden,<br />

om andersoortige capaciteiten, om een andersoortig denken en handelen.<br />

IN GESPREK MET FILIP DE RYNCK EN KAROLIEN<br />

In het interview geeft Filip De Rynck regelmatig aan dat hij de zaken zwart-wit formuleert.<br />

<strong>Voor</strong>deel is dat rechtlijnigheid primeert en dat de impliciete en expliciete aanbevelingen voor<br />

een groot deel van de organisaties die opereren binnen de culturele sector aan duidelijkheid<br />

niets te wensen overlaten.<br />

[momenten_ 33


voor wie haar soms geweld aandoet<br />

Burgerparticipatie en cultuurparticipatie ageren vanuit een andere sfeer. Er is sprake van een<br />

zekere dubbelheid en van een zeker verband. De slotvraag blijft echter dezelfde: welke keuzes<br />

moeten op gemeentelijk vlak gemaakt worden? Ook bij cultuur gaat het om een verbreding<br />

van het bereik dat resulteert in afgelijnde beleidskeuzes.<br />

De manier waarop<br />

oplossingen<br />

worden gezocht<br />

voor problemen<br />

is al even<br />

belangrijk voor<br />

de legitimiteit als<br />

de inhoud van de<br />

oplossingen.<br />

De zekerheid: als vele mensen participeren, krijg<br />

je hoe dan ook meer discussie en meer dynamiek,<br />

en die interacties hebben effecten op het beleidsniveau.<br />

<strong>Voor</strong>waarde is evenwel dat gemeentelijke<br />

circuits opengebroken moeten worden. En dat<br />

is zonder meer noodzakelijk als je andere dan de<br />

klassieke stemmen wil horen. Want hoe bereik<br />

je mensen die voortdurend in uitsluiting leven en<br />

geen stem in het kapittel hebben? Corijn schrijft<br />

niet toevallig dat het eerst om zeggenschap gaat,<br />

en pas dan om participatie.<br />

Een mooi raakpunt tussen burger- en cultuurparticipatie<br />

wordt volgens De Rynck gevormd door sociaal-artistieke<br />

projecten die focussen op wijkwerkingen<br />

of op een stadsproject. Dat heeft alles te<br />

maken <strong>met</strong> het genereren van een betrokkenheid<br />

en een inspraak binnen kwaliteitsvolle <strong>met</strong>hodes eigen aan die projecten. En die werkwijze<br />

staat in schril contrast <strong>met</strong> de werkmanieren van de ‘overgeleverde’ inspraakorganen, zoals<br />

de cultuur- en andere adviesraden.<br />

Eén voorbeeld ter illustratie, uit een Vlaamse centrumstad. Wanneer de schepen van cultuur<br />

aandringt op een verbreding van de samenstelling van de raad, zijn het in eerste instantie de<br />

actuele vertegenwoordigers die hiertegen verzet aantekenen. De (eigen) belangen primeren<br />

boven de logische verandering. Samenleving en lokale contexten evolueren. Dat maakt dat<br />

de lokale representatie moet worden aangepast, zodat je andere mensen in het vizier van de<br />

vertegenwoordiging brengt.<br />

Een ander positief en meer specifiek voorbeeld van die raakontwikkeling tussen burger- en cultuurparticipatie<br />

is het rocsa-project in Gent. Dit project verbreedt het sociaal-artistieke knooppunt<br />

tot een wijkdimensie, waarbij de focus komt te liggen op hoe in de toekomst aan huisvesting<br />

kan worden gedaan. Die verruiming speelt zich af om een dubbele as: enerzijds zijn er de<br />

beleidseffecten, anderzijds worden nieuwe manieren uitgeprobeerd om mensen te betrekken.<br />

<strong>Voor</strong>al dat laatste vormt een knelpunt. Geïnstitutionaliseerde organisaties mogen de invulling<br />

van participatie niet beperken tot activiteiten die ze tot nog toe gewend zijn om te orga-<br />

[momenten_ 34


voor wie haar soms geweld aandoet: over de ondraaglijke lichtheid van participatie<br />

niseren. Ze moeten ingaan tegen deze ‘macht van de gewoonte’ en op zoek gaan naar andere<br />

manieren van betrokkenheid die andere mensen en subgroepen aanspreken. Hierin ligt de<br />

nieuwe, fundamentele werkwijze inzake een reële en zinvolle participatie verscholen.<br />

Die nieuwe werkmanier is vaak gebaseerd op een mix van bestaande netwerken, waarin het<br />

middenveld, hooggeschoolden, gewone<br />

mensen en vrijwilligers hun plek<br />

opeisen. Zaak is om alle aanwezige<br />

competenties te detecteren en in te<br />

zetten, zodat er een mobiliserend effect<br />

ontstaat.<br />

Een beleid vanuit een bepaalde sector<br />

valt te veel samen <strong>met</strong> een organisatieformat<br />

die gebaseerd is op de eerder<br />

geciteerde gewoonte. En dit wordt nog<br />

versterkt door de sterke professionalisering<br />

van de meeste sectoren. Routinegedrag<br />

vormt er de grootste gemene<br />

deler. Daarom stappen sectoren best<br />

af van hun instrumentele kijk, proberen<br />

ze inzicht te verwerven in de meer<br />

fundamentele mechanismen en beperken<br />

ze het innovatieve niet tot een<br />

Een sociaal-artistiek<br />

project creëert<br />

op kwalitatief en<br />

kwantitatief vlak<br />

veel meer effecten<br />

dan een klassieke<br />

organisatievorm die<br />

hoofdzakelijk denkt<br />

en werkt vanuit het<br />

middengroepgegeven.<br />

eenmalig gebeuren. De beheersingsrelatie die momenteel eigen is aan de globale culturele<br />

sector, <strong>met</strong> name het puur geïnstitutionaliseerd ageren binnen de krijtlijnen van sectorale<br />

domeinen, staat een reële participatie in de weg. Of hoe het eigenbelang, het profileren, het<br />

invullen van outputs waarbij producten primeren op processen en het dwangmatige karakter<br />

van het ‘<strong>met</strong>en’ het participatieverhaal richting kansengroepen blokkeren.<br />

Het beheersingsdenken wordt versterkt door de criteria die de overheid oplegt: kwaliteit, effecten,<br />

het <strong>met</strong>en. Waarom wil een overheid dat eigenlijk weten? Want het vertrekken vanuit<br />

het klassieke sjabloon gaat voorbij aan de beïnvloeding, het insnijden in de realiteit die reële<br />

verandering genereert. Enige bescheidenheid is hier de boodschap. Beleidsmatig komt <strong>met</strong>en<br />

en het gehanteerde vocabularium neer op het <strong>met</strong>en van de louter aan de organisatie opgelegde<br />

outputs. Terwijl de reële effecten op mensen en op hun evolutie de facto een prioriteit<br />

zouden moeten vormen. Meten kan ook een perfide karakter krijgen. Bij de participatie van<br />

mensen in armoede, bijvoorbeeld, speelt vrij frequent het generatieaspect. Deze vaststelling<br />

noopt tot een ander tijdspad, andere para<strong>met</strong>ers en criteria als het op ‘<strong>met</strong>en’ aankomt.<br />

Eén van de fundamentele elementen van het beheersingsdenken is gebaseerd op het hanteren<br />

van een batterij ‘termen’. Termen die vaak refereren aan oude betekenissen die intussen<br />

[momenten_ 35


voor wie haar soms geweld aandoet<br />

nieuwe invullingen zouden moeten krijgen. Zo heeft de term ‘organisatie’ vandaag een heel<br />

andere betekenis dan in de jaren 1970. Een sociaal-artistiek project creëert op kwalitatief<br />

en kwantitatief vlak veel meer effecten dan een klassieke organisatievorm die hoofdzakelijk<br />

denkt en werkt vanuit het middengroepgegeven. Dat komt omdat het sociaal-artistieke organisatiemodel<br />

niet-evidente lokale verbindingen benut, op een andere manier bemiddeling<br />

invult, een andere creatievorm voorstaat en een compleet nieuwe publiek genereert.<br />

Het feit dat in de nieuwe legislatuur de sectoren cultuur, jeugd en sport zijn versnipperd onder<br />

verschillende ministers komt het participatiegegeven niet ten goede. Dat verknippen van bevoegdheden<br />

speelt trouwens ook op het lokale niveau. Vaak wordt er gewerkt in beperkte en<br />

kunstmatige segmenten. En elk segment pretendeert wel dat participatie moet toenemen,<br />

maar groepen vallen als zodanig niet onder één bepaalde noemer.<br />

Differentiatie vormt het sleutelbegrip waarbij mensen op een andere manier worden betrokken.<br />

De discussie wordt echter onzorgvuldig gevoerd. Door ondermeer het hoog professionaliseringsgehalte<br />

zijn de betrokken actoren eerder een deel van het probleem dan van de<br />

oplossing. De beschotten blijven overeind. Maar de etiketten functioneren niet meer. Of: hoe<br />

deze benadering van het participatieverhaal contraproductief werkt. Want ondanks de sterke<br />

toename van professionelen blijft de kloof tussen de politiek en de burger, tussen de cultuur<br />

en de burger overeind.<br />

CODA<br />

Het beheersingsdenken van de culturele sector gaat in tegen de maatschappelijke evolutie<br />

en dynamiek. Culturele organisaties moeten hun beleid in vraag durven stellen. Een gedecentraliseerde<br />

aanpak vormt de aangewezen manier, waarbij op dat lokaal niveau van onder<br />

naar boven wordt gewerkt. “Wat en wie trek je binnen op een ‘vernieuwende’ manier?”, is de<br />

cruciale vraag.<br />

BIBLIOGRAFIE<br />

De Rynck F.,Dezeure K. (2009) ‘Burgerparticipatie in Vlaamse steden. Naar een innoverend<br />

participatiebeleid’, Vanden Broele, Brugge 2009.<br />

Van Reybrouck D.(2008)’ Pleidooi voor Populisme. Pamflet’, Querido, Amsterdam/Antwerpen<br />

2008.<br />

Jacobs, H. (2008) recensie in ‘Knack’ 10 september 2008.<br />

Corijn, E. (2009) ‘Het maatschappelijk debat niet uit de weg gaan’ in S(O)AP, <strong>Demos</strong>, Brussel<br />

2009.<br />

BIOGRAFIE<br />

Filip De Rynck is hoogleraar Bestuurskunde aan de Hogeschool Gent.<br />

Karolien Dezeure is wetenschappelijk medewerker van de Hogeschool Gent in het kader van<br />

het Steunpunt Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen.<br />

[momenten_ 36


voor wie haar soms geweld aandoet<br />

Made by OYA.<br />

Transversaal vernieuwen<br />

bij rocsa<br />

EVELYNE DECEUR<br />

Vzw rocsa is een Gentse sociaal-artistieke werking die sinds 2005 actief is in de wijk Rabot-<br />

Blaisantvest. Het letterwoord ‘rocsa’ staat voor ‘recht op cultuur, sociaal en artistiek’. Drie<br />

jaar geleden trok rocsa resoluut de kaart van de stedelijkheid. Sinds dan focust ze op al wat<br />

in en rondom een stad leeft, beweegt en beleefd wordt. Zo heeft rocsa <strong>met</strong> de ‘rocsa singers’<br />

een eigen zanggroep in huis, organiseert ze filmavonden, startte ze onlangs het sociaalartistiek-economisch<br />

textielproject ‘Made by OYA’ op en beheert ze ‘de Site’, een creatieve<br />

ontmoetingsplaats.<br />

Ieder sociaal-artistiek traject is een zoektocht. Een traject dat ontstaat vanuit een vraag,<br />

nood en/of opportuniteit. Deelnemers, medewerkers en kunstenaars zoeken vervolgens naar<br />

een eigen manier en een eigen taal om die nood op een artistieke en sociale manier te verbeelden,<br />

vorm te geven en uiteindelijk terug te geven aan een (liefst zo divers mogelijk) publiek.<br />

Tot daar de theorie.<br />

In de praktijk reikt een ‘sociaal-artistiek traject’ vaak een stuk verder. Het werken in diverse<br />

contexten impliceert immers dat sociaal-artistieke werkingen steeds opnieuw een eigen<br />

<strong>met</strong>hodiek, een ‘eigen taal’ moeten ontwikkelen. Deze ‘eigen taal’ ontstaat buiten de gekende<br />

kaders van de sociale en artistieke sector. Meer zelfs: ze dringt vaak (ongewild) binnen<br />

in andere (beleids)domeinen. Een sociaal-artistieke werking zoals rocsa, die vertrekt<br />

vanuit haar positie in een stad en wijk, inspeelt op de talenten van (kwetsbare) deelnemers<br />

en hen uitdaagt, ontdekt zo vaak een nieuwe en ongekende dynamiek die een stuk verder<br />

reikt dan wat ‘sociaal-artistiek’ in de zin van ‘artistiek <strong>met</strong> een sterke sociale inslag’ wordt<br />

genoemd. Of nog: de context van waaruit we werken, de talenten van onze (kwetsbare)<br />

deelnemers, de creaties die hieruit voortvloeien... zijn divers, niet in één (sociaal-artistiek)<br />

hokje te plaatsen.<br />

[momenten_ 38


made by oya. transversaal vernieuwen bij rocsa<br />

Transversaliteit en vernieuwing zijn <strong>met</strong> andere woorden eigen aan de sociaal-artistieke praktijk.<br />

Die identiteit brengt, naast vooral uitdagingen, ook knelpunten <strong>met</strong> zich mee.<br />

ROCSA IN RABOT-BLAISANTVEST<br />

Binnen het kader van de stadsvernieuwingsbeweging ‘Bruggen naar Rabot’ verhuisde rocsa,<br />

naast een buurtwerking ook een spelotheek, een woonwinkel en centrum voor Samenlevingsopbouw,<br />

in 2005 naar de wijk Rabot-Blaisantvest. Enkele jaren geleden werd deze wijk door<br />

de Koning Boudewijnstichting uitgeroepen tot de armste grootstedelijke wijk van Vlaanderen.<br />

De cijfers zijn illustratief: het is de dichtstbevolkte buurt in Gent, <strong>met</strong> meer dan 70 nationaliteiten,<br />

meer dan een vierde van de inwoners is jonger dan 20 jaar, de wijk heeft het<br />

laagste gemiddelde inkomen in Gent, enzovoort.<br />

De verhuis naar Rabot-Blaisantvest betekende voor rocsa een nieuwe start, zowel intern als<br />

extern: een nieuw team <strong>met</strong> een nieuwe visie gooide de boeg radicaal om. Dat was nodig.<br />

Sociaal-artistiek werken is per definitie contextgebonden werken. De omringende context<br />

van de wijk Rabot-Blaisantvest bleek niet alleen vrij kwetsbaar, maar ook grotendeels verzuurd.<br />

De focus bij de bewoners lag voornamelijk op overleven, eerder dan op samenleven,<br />

de hoogdringendheid van het ‘oplossen’ van schrijnende armoedeproblemen vrat alle energie<br />

van de sociale partners op, groots opgezette inspraakmomenten verzandden in algehele<br />

[momenten_ 39


voor wie haar soms geweld aandoet<br />

‘klaagmomenten’… Het negatieve imago van de buurt had niet enkel de bewoners, maar ook<br />

de professionelen die er werkten in de tang.<br />

“Het werken in<br />

diverse contexten<br />

impliceert dat<br />

sociaal-artistieke<br />

werkingen steeds<br />

opnieuw een eigen<br />

<strong>met</strong>hodiek, een<br />

‘eigen taal’ moeten<br />

ontwikkelen.”<br />

CREATIEVE ONTMOETINGEN OP DE SITE<br />

Kort na het aantreden van het nieuwe rocsa-team deed zich een ongelofelijke opportuniteit<br />

voor. De gebouwen van een oude fabriek werden gesloopt, en in afwachting van een sanering en<br />

verkaveling kwam een gigantisch open terrein braak te liggen midden in de wijk. Een aanvankelijk<br />

negatief discours over overlast, vervuiling en een mogelijk gebrek aan sociale controle werd<br />

gecounterd. Samen <strong>met</strong> enkele bewoners, buurtpartners<br />

en sociale en culturele partners nam rocsa<br />

het initiatief om deze plek een ‘tijdelijke creatieve<br />

invulling’ te geven onder de noemer ‘de Site’.<br />

Rocsa werd trekker van het project. De stuurgroep<br />

voor de Site (bestaande uit vertegenwoordigers<br />

van Samenlevingsopbouw, Buurtwerk Rabot-<br />

Blaisantvest, vzw Jong, Dienst Kunsten, Dienst<br />

Gebiedsgerichte Werking en Vernieuwing, Milieudienst<br />

en de Dienst Feestelijkheden van de Stad<br />

Gent) koos hiermee bewust voor een jonge sociaal-artistieke<br />

partner die de nodige meerwaarde<br />

kon bieden en een positief kader scheppen voor<br />

stadsvernieuwing. Dit vanuit de idee dat stadsvernieuwing<br />

niet enkel stedenbouwkundig, maar ook<br />

sociaal en cultureel krachtige impulsen aan een<br />

buurt kan geven. “Rocsa kan door haar structuur én haar eigenheid als geen andere organisatie<br />

kort op de bal spelen en het ‘bindmiddel’ zijn tussen de verschillende sociale, culturele en artistieke<br />

organisaties die de Site doen groeien en leven.” (Visietekst de Site, mei 2008)<br />

Op de Site worden naast de dagelijkse bedrijvigheid op de voetbalveldjes, in de volkstuintjes<br />

en op het strand, geregeld evenementen en kortlopende projecten opgezet. Zo werd tijdens<br />

het laatste weekend van juni tegelijkertijd de muziekhappening ‘Afro Root Festival 09’ en<br />

‘Camping Nomade’, een mobiel ‘kunst-tent-werken’-kamp, georganiseerd. Door op één plek<br />

verschillende mensen <strong>met</strong> verschillende interesses en achtergronden samen te brengen, door<br />

de Site doordacht als presentatieplek te gebruiken en buurtgebonden en buurtoverstijgende<br />

activiteiten naast elkaar te tonen, stimuleren we de culturele uitwisseling en de verknoping<br />

van sociale relaties tussen groepen van binnen en buiten de wijk, mét resultaat.<br />

MADE BY OYA = SOCIAAL-ARTISTIEK, EN ECONOMISCH?<br />

Zo ontstond ook het project ‘Made by OYA’ op de Site. Verschillende vrouwen van voornamelijk<br />

Turkse origine kwamen er samen om te ‘handwerken’. Hun handwerkjes verkochten ze<br />

[momenten_ 40


made by oya. transversaal vernieuwen bij rocsa<br />

vervolgens aan een (zeer) zacht prijsje. We koppelden deze vrouwen aan drie textielkunstenaars:<br />

textielontwerpers Sofie De Ville (onder meer Textielmuseum Tilburg, winnaar Portfolio<br />

07) en Julie Maeseele (onder meer Kaat Tilley, 20 jonge Wolven vs. Rogier van der Weyden)<br />

en (theater)kostuumontwerpster Katrien Baetslé (onder meer de Queeste, Isabelle de Borchgrave).<br />

En het klikte.<br />

Sinds het najaar van 2008 komen 35 vrouwen wekelijks samen om te weven, haken, breien en<br />

naaien. Ondertussen staan zo’n 60 geïnteresseerden op een wachtlijst. Niet alleen textielcultuur,<br />

-geschiedenissen en -kennis worden uitgewisseld, de verbeelding van de vrouwen wordt<br />

door Sofie, Katrien en Julie ook ‘getriggerd’ door het aanreiken van nieuwe materialen, door<br />

het werken <strong>met</strong> niet-alledaagse ontwerpen, door samen naar musea te gaan (voor velen een<br />

eerste ervaring)... Hun ‘ambacht’ wordt zo verfijnd en ‘artistiek’ uitgedaagd.<br />

Momenteel werken de vrouwen aan een eerste eigen collectie en aan ‘Bruidsschat’, een artistieke<br />

installatie. “Met Bruidsschat willen we het gebruik van tradities in een hedendaagse<br />

context stimuleren. We focussen op de beleving, de ambachtelijke en emotionele waarde en<br />

de artistieke vertaling van het concept ‘bruidsschat’.” (Conceptnota Bruidsschat, juni 2009)<br />

Dit najaar verzamelen en archiveren de vrouwen materiaal in hun scrapbooks en op moodboards.<br />

In het voorjaar zullen ze via abstractie van dit verzameld materiaal tot een nieuw en<br />

eigentijds geheel komen: een bruidsschat voor de 21ste eeuw, ontstaan in de hedendaagse<br />

samenleving. De installatie zal voor het eerst aan een publiek worden getoond in het Gentse<br />

MIAT tijdens de Gentse Feesten. Daarna gaat Bruidsschat op tournee langsheen musea, tentoonstellingsruimtes,<br />

trouwbeurzen enzovoort.<br />

Tot zover en in een notendop Made by OYA als sociaal-artistiek traject ‘pur sang’.<br />

Op vraag van de deelnemers zetten we een stap verder: vanuit het sociaal-artistiek traject<br />

onderzoeken we in hoeverre we een duurzaam sociaaleconomisch traject kunnen opzetten.<br />

Heel wat deelnemers komen immers uit een vrij kwetsbare positie. Hun textielkennis vormt<br />

nu al een (beperkte) bron van inkomsten: ze verkopen zelfgebreide sjaals en ‘patikler’, maken<br />

gordijnen voor een zacht prijsje... Waarom dan niet de gezamenlijke creaties verkopen? Niet<br />

alleen de deelnemers zijn vragende partij, op een eerste openatelierdag in juni lokten we ook<br />

heel wat nieuwsgierigen en kooplustigen.<br />

Maar hoe organiseer je zo’n sociaal-artistieke economie? Samen <strong>met</strong> onder meer de Dienst<br />

Economie, de Stedelijke Integratiedienst van de Stad Gent en het sociaaleconomisch expertisecentrum<br />

De Punt bekijken we hoe we één en ander kunnen vormgeven. En dat is niet makkelijk.<br />

Ofwel zijn de bestaande sociaaleconomische structuren te stringent en zijn ze vooral<br />

bedoeld als een opstap naar een reguliere economie. Ofwel is het onmogelijk om vanuit de<br />

verschillende statuten van de vrouwen een ‘sociaaleconomisch profiel’ te boetseren… Onze<br />

zoektocht staat nog in de kinderschoenen, en vormt voor alle betrokken partijen een stevige,<br />

maar boeiende opgave.<br />

[momenten_ 41


voor wie haar soms geweld aandoet<br />

EEN SOCIAAL-ARTISTIEK KADER VOOR EEN VERNIEUWENDE,<br />

TRANSVERSALE WERKING<br />

De koppeling van sociaal-artistiek en sociaaleconomisch is nieuw en uniek. Het illustreert<br />

een denken buiten de gekende kaders, een honger naar vernieuwing en een transversale<br />

visie. Maar voor wie denkt in verbanden - en niet in structuren - is het moeilijk om binnen<br />

opgelegde (beleids)structuren begrepen en erkend te worden. Sociaal-artistieke werkingen<br />

zouden nochtans het ideale kader moeten vormen om sectoroverschrijdend te werken. De<br />

Memorie van Toelichting van het Kunstendecreet (december 2003) waaronder het sociaalartistieke<br />

werk ressorteert, stelt: “Waar oorspronkelijk armoedebestrijding en toeleiding<br />

naar cultuur naar voor werd geschoven,<br />

worden vandaag ook<br />

“Op vraag van de<br />

deelnemers zetten we<br />

een stap verder: vanuit<br />

het sociaal-artistiek<br />

traject onderzoeken<br />

we in hoeverre<br />

we een duurzaam<br />

sociaaleconomisch traject<br />

kunnen opzetten.”<br />

begrippen als ‘stedelijke ontwikkeling’<br />

aangehaald. De sociaal-artistieke<br />

praktijk was, is en blijft een<br />

zeer divers scala van werkingen en<br />

processen die worden opgezet.<br />

Een van de kenmerken van goede<br />

sociaal-artistieke werkingen is hun<br />

capaciteit om steeds buiten de kaders<br />

te denken en te werken.” Sociaal-artistieke<br />

werkingen worden<br />

binnen de Memorie verder toegelicht<br />

onder ‘omkadering’. “Omkadering<br />

behelst alle initiatieven die<br />

genomen worden om tot een beter<br />

begrip, bekendheid of kennis van<br />

de kunsten te komen.”<br />

Samengevat: sociaal-artistieke werkingen mogen dan wel denken en werken buiten de kaders,<br />

een artistieke finaliteit moet voorop staan.<br />

Ook in Made by OYA is onze eerste betrachting om een goed artistiek resultaat neer te zetten.<br />

Tijdens de ateliers wordt evenwel telkens duidelijk dat het project steeds nieuwe en andere<br />

opportuniteiten stelt, in de eerste plaats een (sociaal-)economische.<br />

Onze ‘andere’ aanpak en niet-evidente vragen impliceren voor de (sociaal-)economische samenwerkingspartners<br />

een totaal ander denken. Ondertussen kwam er voor Made by OYA<br />

ook al interesse vanuit andere hoeken: vormingsorganisaties zijn geïnteresseerd in hoe we<br />

het taalprobleem en het analfabetisme van een aantal vrouwen counteren door ‘textiel als<br />

taal’ te hanteren, een commercieel textielbedrijf is bereid de Made by OYA-producten mee<br />

te verkopen op beurzen, we werden geselecteerd voor Quartier Bricolé, een laboproject voor<br />

erfgoedactualisering dat startkansen wil bieden aan ontwerpers van ambachtelijk design,<br />

enzovoort.<br />

[momenten_ 42


made by oya. transversaal vernieuwen bij rocsa<br />

Zo beperken we ons niet langer tot ‘vernieuwing van de eigen gehanteerde <strong>met</strong>hoden’, zoals<br />

het criterium in het Kunstendecreet luidt, maar gaan we op zoek naar een vernieuwing die<br />

breed en diep raakt, die verder reikt dan de eigen niche en vernieuwend is voor ook andere<br />

sectoren. We volgen de huidige beoordelingscommissie sociaal-artistiek werk in haar recente<br />

Landschapstekening: “Innoverende initiatieven en/of <strong>met</strong>hodes moeten het gevolg zijn van<br />

een organisch consequente keuze en mogen ook hier verdieping niet in de weg staan.” Maar<br />

dan lezen we: “Er mag nog wat meer van hetzelfde zijn.” Vernieuwing van het sociaal-artistieke<br />

landschap schuilt volgens de commissie voornamelijk in het verkennen van “disciplines die<br />

minder aan bod komen zoals dans, beeldende kunst en muziek” en het geografisch overschrijden<br />

van grenzen via een internationale werking, het ontplooien van werkingen in landelijke<br />

gebieden enzovoort. Nergens is nog sprake van ‘stedelijkheid’ en/of ‘transversaliteit’. Wijkgericht<br />

werken kan de sociaal-artistieke praktijk weliswaar bevruchten, maar dan vooral “<strong>met</strong><br />

betrekking tot het verhogen van de sociale mix”.<br />

Vernieuwing lijkt zich zo te beperken tot het (beter) geografisch spreiden van sociaal-artistieke<br />

werkingen en het verbreden van de artistieke input en de groep deelnemers. Maar vernieuwing<br />

is ook het zoeken naar nieuwe soorten kwaliteit, naar lege plekken. Het is eigen<br />

aan het sociaal-artistiek werk om buiten de bestaande kaders te denken en te werken. Ons<br />

werk fungeert vaak als katalysator: via een artistiek verbeeldingsproces worden op een creatieve<br />

manier nieuwe oplossingen en antwoorden gezocht en aangereikt. Die oplossingen en<br />

antwoorden beperken zich niet tot één enkel beleidsdomein of bureaucratie. We moeten in<br />

dialoog <strong>met</strong> deelnemers, kunstenaars en diverse samenwerkingspartners (ook niet-sociale<br />

en/of -artistieke actoren) dan ook onze deskundigheden durven delen. In het belang van onze<br />

deelnemers moeten we de grenzen van het sociaal-artistieke ‘pur sang’ durven overschrijden.<br />

We moeten durven vernieuwen over sectoren heen, transversaal, en zo onze eigen werking én<br />

die van onze partners verbreden en verdiepen.<br />

BIOGRAFIE<br />

Evelyne Deceur is coördinator van rocsa. Vanuit twee projecten, de Site en Made by OYA, onderzoekt<br />

zij de mogelijkheden en moeilijkheden van het transversaal vernieuwend werken in<br />

de sociaal-artistieke praktijk.<br />

[momenten_ 43


zinneke<br />

Zinneke<br />

“We blijven onszelf<br />

constant kritisch<br />

bevragen.”<br />

JANA KERREMANS INTERVIEWT MYRIAM STOFFEN VAN ZINNEKE VZW<br />

Om de twee jaar neemt de Zinneke Parade<br />

in mei de Brusselse straten in, en elke keer<br />

komen meer en meer mensen genieten van<br />

een prachtige stoet van uitbundig dansende,<br />

zingende en gekostumeerde mensen en hun<br />

installaties. Wat toeschouwers wel eens<br />

vergeten, is dat achter zo’n parade anderhalf<br />

jaar intens sociaal-artistiek proceswerk<br />

schuilgaat.<br />

Buurtbewoners uit het Brussels Hoofdstedelijk<br />

Gewest verenigen zich <strong>met</strong> tal van lokale<br />

organisaties, instellingen, collectieven<br />

en comités in ‘Zinnodes’, en werken er <strong>met</strong><br />

begeleidende kunstenaars aan artistieke<br />

projecten. Anderhalf jaar later vormen alle<br />

Zinnodes samen de grote Zinneke Parade.<br />

Zinneke wil als stadsproject alle mogelijke<br />

bestaande muren, grenzen en mentale barrières<br />

tussen instellingen, mensen, wijken,<br />

sociale en culturele groepen weghalen. Mensen<br />

uit verschillende taalgemeenschappen,<br />

culturele of sociale groepen die het anders<br />

heel moeilijk hebben om een aanknopingspunt<br />

te vinden, werken samen. Tijdens de<br />

Parade eisen de bewoners van de grootstad<br />

de straat terug op. De stad wordt een open<br />

ruimte, een plaats voor iedereen, een plaats<br />

om samen te feesten.<br />

De Zinneke Parade zal in 2010 voor de zesde<br />

keer plaatsvinden. Wat ooit begon als project<br />

binnen de structuur van Brussel 2000, Europese<br />

Cultuurhoofdstad, vindt nu plaats binnen<br />

een groter geheel, de vzw/asbl Zinneke.<br />

De organisatie wordt vanaf 2010 voor de<br />

eerste maal in haar geschiedenis structureel<br />

gesubsidieerd als sociaal-artistieke werking<br />

binnen het Kunstendecreet.<br />

<strong>Demos</strong> ging op zoek naar de uniciteit van Zinneke,<br />

en naar de vernieuwing die het project<br />

bracht in 2000 – en anno 2009 nog steeds<br />

brengt. Hieronder volgt de weergave van het<br />

gesprek <strong>met</strong> Myriam Stoffen, directeur van<br />

Zinneke vzw/asbl.<br />

Jana: <strong>Voor</strong> welke soort vernieuwing zorgde<br />

Zinneke in 2000?<br />

Myriam Stoffen: Zinneke betekende een radicale<br />

vernieuwing in het Brussel van het jaar<br />

2000. De Parade werd opgezet vanuit drie<br />

objectieven: verbindingen tussen bewoners<br />

van Brusselse wijken en gemeenten faciliteren,<br />

de openbare ruimte van de stad terugge-<br />

[momenten_ 45


voor wie haar soms geweld aandoet<br />

ven aan haar bewoners, om te delen <strong>met</strong> de<br />

verschillende gemeenschappen, en Brussel<br />

op de kaart zetten als boeiend en bruisend<br />

stadslabo. Bovendien bestond er toen in de<br />

stad geen enkel echt volksfeest, laat staan<br />

een feest dat de diversiteit van Brussel wilde<br />

uitdragen en vieren.<br />

Zinneke schreef zich ook in in het sociaalartistieke<br />

alternatief voor het socio-cultureel<br />

werk, en vulde mee de leemte die binnen de<br />

professionalisering van dat laatste domein<br />

was gegroeid. Zinneke wilde de artistieke<br />

participatie van alle groepen Brusselaars<br />

bevorderen en professioneel omkaderen.<br />

Bovendien was Zinneke uniek als puur menselijk<br />

project: Zinneke moet drijven op puur<br />

menselijke energie. Zo werken we al van bij<br />

de aanvang aan een parade zonder ontploffingsmotoren.<br />

In dat opzicht sluiten we trouwens<br />

perfect aan bij de huidige ecologische<br />

‘sustainability’ hype in artistieke middens.<br />

De schok die Zinneke veroorzaakte, was<br />

groot. Althans in Brussel gingen de ogen<br />

open. Echt uitstralen naar Vlaanderen of<br />

Wallonië deed Zinneke toen niet, zij het wel<br />

dat er van bij het begin groepen uit de andere<br />

landsdelen meewerkten. Na deze eerste editie<br />

bleek de interesse vanuit Wallonië groot,<br />

en sinds de laatste edities merken we dat<br />

ook de aandacht en deelname vanuit Vlaanderen<br />

gestaag toeneemt.<br />

Ondertussen staan we veel verder wat interne<br />

visievorming betreft. Toen ik in 2005<br />

aantrad als directrice van Zinneke was dat<br />

onmiddellijk een van mijn speerpunten;<br />

niet enkel het herdenken van de organisatiestructuur,<br />

maar ook het team volledig op<br />

de sporen krijgen wat betreft bewustzijn en<br />

visievorming. Het is belangrijk je eigen werkvormen<br />

blijvend te verdiepen.<br />

Jana: Van Zinneke Parade naar Zinneke als<br />

filosofie.<br />

Myriam: Klopt. Dat doe je door te werken<br />

<strong>met</strong> open geesten, door te leren van andere<br />

organisaties en structuren, en vooral door<br />

als team erg betrokken te blijven bij wat er<br />

gebeurt in de verschillende Zinnodes. Het<br />

Zinneke-team treedt niet op als veldwachter,<br />

maar wel als stimulator en immer betrokken<br />

partij. Hierin spelen ontvoogding en emancipatie<br />

een rol: we willen alle Zinnodes en hun<br />

deelnemers responsabiliseren, hen stimuleren<br />

en leren om zelf op zoek te gaan naar<br />

[momenten_ 46


zinneke<br />

middelen en <strong>met</strong>hodieken, en hen daarin<br />

degelijk begeleiden en professioneel omkaderen.<br />

We hebben voor deze biënnale bijvoorbeeld<br />

een muziekkunstenaar in huis die<br />

de muzikale begeleiding van alle Zinnodes<br />

mee opvolgt en die van bij de eerste reflecties<br />

rond de artistieke projecten in de wijken<br />

probeert het klankuniversum mee te denken<br />

in de dramaturgie. Hetzelfde geldt voor de<br />

opleiding <strong>met</strong>aalbewerking die we opgezet<br />

hebben en die een jaar zal duren, vanuit de<br />

hoop kunstenaars opnieuw te leren om gedurfde<br />

monumentale constructies te maken.<br />

Je moet doordacht aan de slag gaan <strong>met</strong> gemeenschapsvorming<br />

als je echt iets wil bereiken<br />

en een duurzaam effect genereren. Je<br />

moet vooral zorgen dat het van de mensen<br />

blijft. Eigenlijk moet je je constant afvragen:<br />

zijn we goed bezig, is dit nuttig? Wat willen<br />

we zeggen, wat willen we aankaarten? Dat<br />

is toch de essentie van dit werk: je doet het<br />

omwille van een engagement. Daar ligt de<br />

politieke taak van het sociaal-artistiek werk.<br />

We moeten blijven ingaan op problematieken<br />

als die van de toenemende armoede in<br />

deze stad, de gentrificatie en de sociale, culturele<br />

en territoriale spanningen die ermee<br />

gepaard gaan, de jongeren die hun plaats<br />

niet vinden of krijgen in onze samenleving,<br />

de sans-papiers... en nog gedurfder te werk<br />

gaan.<br />

<strong>Soms</strong> lijkt het wel of we maatschappijbevestigend<br />

bezig zijn. Sociaal-artistiek werk als<br />

pleister op de wonde van een falend sociaal,<br />

educatief en integratiebeleid. Terwijl projecten<br />

net dergelijke zaken moeten aanklagen,<br />

moeten schoppen en kritiek spuien. Zinneke<br />

fungeert dan als een soort ‘heterotopie’, een<br />

tijdelijke utopische realiteit, een gedeelde<br />

verbeelding die wordt vormgegeven door verschillende<br />

individuen en die de gedualiseerde<br />

en gesegmenteerde realiteit van Brussel<br />

niet louter wegstopt.<br />

Jana: Zinneke is dus niet louter een parade<br />

van de vrolijkheid?<br />

Myriam: Zinneke mag geen parade van vrolijkheid<br />

zijn die het verdriet verbergt, wel de<br />

parade die de positieve kracht van de stad<br />

toont en versterkt. De sociale agenda van<br />

[momenten_ 47


voor wie haar soms geweld aandoet<br />

Brussel is torenhoog. Het<br />

verdriet dat er is, mag je<br />

niet verbergen.<br />

Die kritische functie van<br />

Zinneke moeten we nog<br />

verder uitdiepen. Onze<br />

<strong>met</strong>hodiek van participatieve<br />

creatie werkt het<br />

verglijden naar een zekere<br />

consensus in de hand.<br />

Het blijft een knoop: hoe<br />

kunnen we conflicten en<br />

problematieken – of zoals<br />

ze zo mooi zeggen in<br />

het Frans: ‘les enjeux’ -<br />

artistiek vertalen vanuit<br />

de deelnemers, en toch<br />

nog zorgen voor een intense<br />

en confronterende<br />

samenwerking <strong>met</strong> een coherent maar niet<br />

‘leeg’ resultaat?<br />

Maar net dit laatste vormt de positieve<br />

kracht van het project. Van bij aanvang was<br />

de doelstelling van Zinneke aan te tonen dat<br />

Brussel meer is dan een ‘functie’ (dixit Bart<br />

De Wever) en een probleemgebied, en dat<br />

over de taalgrenzen en culturele ‘barrières’<br />

heen mensen samen kunnen werken aan een<br />

groots samenlevingsproject voor deze stad.<br />

We zien de realiteit van Brussel als een kans<br />

in plaats van als een probleem. Er is enorm<br />

veel potentieel aanwezig in de stad. Kijk alleen<br />

al eens naar het aantal jongeren. Brussel<br />

is een zeer jonge stad, <strong>met</strong> bovendien<br />

sterk gediversifieerde wijken, geen getto’s.<br />

Redelijk uniek. Daar moet je iets mee doen.<br />

“Zinneke mag<br />

geen parade van<br />

vrolijkheid zijn<br />

die het verdriet<br />

verbergt, wel<br />

de parade die<br />

de positieve<br />

kracht van de<br />

stad toont en<br />

versterkt.”<br />

Jana: Zinneke vzw/asbl werd onlangs door<br />

de Vlaamse Overheid erkend als sociaal-artistieke<br />

werking in het Kunstendecreet. Jullie<br />

zijn al tien jaar bezig en leefden die hele tijd<br />

van kleinere projectsubsidies<br />

allerhande. Was het<br />

cultuurbeleid nog niet<br />

klaar voor jullie?<br />

Myriam: Onderschat het<br />

‘gewicht’ van de Brusselse<br />

locatie niet. Het<br />

blijft problematisch om<br />

als Brusselse meertalige<br />

organisatie Vlaamse subsidies<br />

vast te krijgen. Je<br />

kent dat probleem omgetwijfeld,<br />

en je ziet het bij<br />

meerdere collega’s. Ik geloof<br />

niet dat iemand ooit<br />

heeft getwijfeld aan de<br />

‘goede bedoelingen’ van<br />

een project als Zinneke,<br />

en uiteraard is Zinneke<br />

sociaal-artistiek ‘pur sang’. Het lijkt gewoon<br />

soms of men bang is dat de Vlaamse Brusselse<br />

identiteit wordt ondergesneeuwd door<br />

een bende Brusselse ‘interculturalisten’. Het<br />

is net door alle mogelijke organisaties en<br />

bewoners te laten werken aan een samen<br />

te bedenken artistiek project dat ongeziene<br />

ontmoetingen plaatsvinden en er echt kennis<br />

wordt gemaakt <strong>met</strong> de Andere. En de Andere<br />

ontmoeten en ermee samenwerken, is<br />

jezelf en je eigen culturele referenties beter<br />

leren kennen. Dat geldt ook voor de Brusselse<br />

Vlamingen of de Vlaamse/Nederlandstalige<br />

Brusselaars. Bovendien ‘ontsluit’ Zinneke<br />

meer dan welk ander groots project de<br />

Nederlandstalige organisaties en bewoners<br />

van deze stad naar alle mogelijke gemeenschappen.<br />

Het weze gezegd.<br />

Jana: Hoe houden jullie Zinneke fris?<br />

Myriam: Vernieuwing zit ingebakken in de<br />

Zinneke-formule, want ze wordt automa-<br />

[momenten_ 48


zinneke<br />

tisch gegenereerd door het<br />

concept van de biënnale - 2<br />

jaar werken aan de opbouw<br />

van nieuwe samenwerkingen,<br />

de creatie van 20<br />

à 30 artistieke projecten,<br />

een Parade die elke editie<br />

herdacht wordt en een<br />

slotfase van intense evaluaties<br />

<strong>met</strong> alle betrokkenen<br />

(deelnemers, partners,<br />

kunstenaars, coördinatieteam).<br />

Door op die manier te werken, genereer<br />

je permanent nieuwe artistieke invalshoeken,<br />

frisse samenwerkingen en ideeën.<br />

We blijven ook naar de motivatie peilen van<br />

alle geïnteresseerde partners, nieuw of ancien.<br />

Zo blijf je adept van een projectlogica<br />

en vermijd je de valkuil van de instellingslogica.<br />

Op dergelijke formule zit nog lang geen<br />

sleet.<br />

Zoals ik al zei, blijven we onszelf constant<br />

kritisch bevragen. Dan komen we weer op<br />

die aandacht voor interne visievorming en<br />

kennis- en ervaringsuitwisseling. Sinds een<br />

tijdje heeft Zinneke een internationaal project<br />

lopen, in samenwerking <strong>met</strong> het ‘Belfast<br />

Carnival’ van The Beat Initiative uit Belfast<br />

en de ‘Par Tot Parata’ van Associazione Culturale<br />

Oltre uit Bologna. Twee stedelijke<br />

contexten die zich middenin een gigantische<br />

urbanistische transformatie bevinden.<br />

In Belfast zit men midden in het ‘Northern<br />

Ireland peace process’ en zie je een enorme<br />

‘boom’ aan commerciële en infrastructurele<br />

ingrepen in het stadscentrum – een ware<br />

zeepbel van ondoordachte investeringen.<br />

Ook kent de stad sinds het vredesproces een<br />

toeloop van immigranten, en dat zijn ze daar<br />

verre van gewoon.<br />

“We zien de<br />

realiteit van<br />

Brussel als een<br />

kans in plaats<br />

van als een<br />

probleem.”<br />

Tegelijk zitten de politieke<br />

breuklijnen en<br />

spanningen van vroeger<br />

nog erg diep in de<br />

wijken, in de bevolking<br />

en zelfs de jeugd ingebakken,<br />

als levendig<br />

en vaak nog tastbaar<br />

erfgoed dat bovendien<br />

deel uitmaakt van hun<br />

identiteit. Het Belfast<br />

Carnival heeft ginds het<br />

politiek beladen concept ‘parade’ geclaimd<br />

en getransformeerd naar een gemeenschapsvormend<br />

carnaval dat wijken wil verbinden.<br />

In Bologna – ooit een levendige, actieve en<br />

kritische studentenstad – zie je een ware verburgerlijking,<br />

in combinatie <strong>met</strong> het eeuwig<br />

behoudsgezinde patrimoniale cultuurbeleid<br />

van Italië. De mensen van Associazone Culturale<br />

Oltre willen minder gevestigde kunstvormen<br />

valideren en integreren in een grote<br />

parade ‘voor iedereen’. Ze werken <strong>met</strong> een<br />

microbudget en boeken schitterende resultaten.<br />

In ons samenwerkingsverband willen<br />

onze drie organisaties mekaar versterken,<br />

inspireren, bevragen en helpen waar het kan.<br />

Het ontbreekt dus niet aan boeiende plannen...<br />

[momenten_ 49


nomadisch vs buurtgericht werken in de sociaal-artistieke praktijk<br />

Nomadisch vs<br />

buurtgericht werken<br />

in de sociaal-artistieke<br />

praktijk<br />

JANA KERREMANS<br />

Aanleiding tot dit gesprek is de workshop op de <strong>Demos</strong>-studiedag L!NT op 20 mei 2009 over<br />

de ‘nomadische’ <strong>met</strong>hodiek van vzw kleinVerhaal. Die herdenkt het ‘traditioneel’ buurtgericht<br />

sociaal-artistiek werk. kleinVerhaal strijkt neer op een plek en zet daar gedurende enkele<br />

maanden een intensief sociaal-artistiek proces op. Na afloop trekt kleinVerhaal verder, en<br />

continueren lokale ‘ambassadeurs’ de projecten.<br />

We plaatsen de nomadische <strong>met</strong>hodiek van kleinVerhaal in dialoog <strong>met</strong> het duurzame<br />

buurt- en stadsgericht werken van de Unie der Zorgelozen uit Kortrijk. De Unie is een<br />

sociaal-artistieke beweging in de wijken Venning en Veemarkt, <strong>met</strong> theater als voornaamste<br />

maar niet enige discipline. Zowel kleinVerhaal als de Unie der Zorgelozen werden erkend als<br />

sociaal-artistieke werking binnen het Kunstendecreet voor de periode 2010-2012.<br />

Hans Dewitte (kleinVerhaal) en Joon Bilcke, Mattias Depypere en Geert Six (Unie der<br />

Zorgelozen) gaan rond de tafel zitten. <strong>Voor</strong> <strong>Demos</strong> tekent Jana Kerremans, stafmedewerker<br />

sociaal-artistieke praktijken, het gesprek op. Naast het spanningsveld nomadisch werken versus<br />

buurtgericht werken worden vraagstukken aangeraakt als ‘Hoe ga je als duurzame werking om<br />

<strong>met</strong> de voortdurende eis tot vernieuwing?’ of ‘Op welke manier verfrist het sociaal-artistiek werk<br />

de kunstenwereld?’.<br />

IN GESPREK MET HANS DEWITTE, JOON BILCKE,<br />

MATTIAS DEPYPERE EN GEERT SIX<br />

Hans Dewitte (kleinVerhaal): Wat we zeker<br />

tijdens dit gesprek in het achterhoofd moeten<br />

houden, is dat de nomadische <strong>met</strong>hodiek<br />

binnen het sociaal-artistieke veld nieuw<br />

is, en niet kan terugblikken op een traditie.<br />

Dat we vandaag het verschil maken in een<br />

kwetsbare buurt is evident, maar hoe dit proces<br />

zich zal ontwikkelen op langere termijn<br />

kunnen we nog niet inschatten: hoe houden<br />

we een band <strong>met</strong> de mensen ter plaatse?<br />

Hoe zorgen we er voor dat ze bij ons terecht<br />

blijven kunnen?<br />

[momenten_ 51


voor wie haar soms geweld aandoet<br />

Geert Six (Unie der Zorgelozen): Wanneer je<br />

ergens tijdelijk aan de slag gaat, weet je dat<br />

het moment komt dat je die plek verlaat en<br />

zal denken: wat gaat er gebeuren wanneer<br />

we weg zijn? Dat weten wij ook bij de Unie,<br />

vanuit de samenwerking in de periode 2003-<br />

2005 <strong>met</strong> het toenmalige Nieuwpoorttheater<br />

op locatie in de Muide. We kwamen tot<br />

de constatering dat je niet tegelijk én in<br />

Kortrijk én in Gent <strong>met</strong> 40 mensen aan de<br />

slag kan gaan, en het<br />

werk <strong>met</strong> die beide groepen<br />

kunt continueren<br />

op eenzelfde intensieve<br />

manier.<br />

Hans: Als we <strong>met</strong> klein-<br />

Verhaal landen in een<br />

wijk, dan bouwen we niet<br />

enkel aan een netwerk<br />

van participanten: we<br />

gaan eveneens op zoek naar lokale actoren<br />

en dit zowel binnen het culturele veld (een<br />

cultuurcentrum, een museum…) als binnen<br />

het sociale veld (buurthuis, OCMW, samenlevingsopbouw,<br />

straathoekwerk…). In Waregem,<br />

bijvoorbeeld, namen we het OCMW,<br />

de SOM, de integratieambtenaar… mee in<br />

de dagdagelijkse werking van het project,<br />

om zo het potentieel van een wijk zichtbaar<br />

te maken. Wanneer je dan na een gans parcours<br />

opnieuw vertrekt <strong>met</strong> je tentenkamp,<br />

blijft er wel degelijk een groep aan participanten<br />

en lokale actoren over die verder aan<br />

de slag wil <strong>met</strong> de opgestarte dynamiek. We<br />

blijven na zo’n intens proces in contact <strong>met</strong><br />

die groep, maar dan eerder als coach, waarbij<br />

we tools aanreiken om plannen verder te<br />

ontwikkelen. Uiteraard is dat wel een minder<br />

intense begeleiding dan tijdens het eigenlijke<br />

project.<br />

“Het ideaalscenario<br />

is dat<br />

de lokale actoren<br />

het heft zelf in<br />

handen nemen.”<br />

Joon Bilcke (Unie der Zorgelozen): Dus eigenlijk<br />

vertrek je niet van nul, maar vanuit<br />

een bedding waaraan je iets toevoegt?<br />

Hans: Er is niet altijd een bedding. In Waregem<br />

was er één persoon om de wijken te<br />

coördineren, maar dat was een veel te groot<br />

gebied, dus kon die persoon enkel administratief<br />

en juridisch ondersteunen. Rond de<br />

integratie tussen de diverse gemeenschappen<br />

gebeurde er weinig.<br />

We zijn een jaar op voorhand<br />

gestart <strong>met</strong> het zoeken<br />

naar partners, zowel<br />

provinciaal als lokaal. Na<br />

afloop van het traject was<br />

er een mooie situatie ontstaan,<br />

en beslisten het<br />

gemeentebestuur en het<br />

OCMW om een wijkwerker<br />

fulltime op die bepaalde<br />

wijk te zetten. Het project heeft dus naast de<br />

dialoog die tussen de gemeenschappen ontstond<br />

eveneens op beleidsniveau een bedding<br />

gecreëerd, van waaruit de problematiek<br />

van een multiculturele wijk structureel en<br />

fulltime kan worden aangepakt.<br />

Mattias Depypere (Unie der Zorgelozen):<br />

Gaan jullie altijd eerst naar een plek, om dan<br />

pas te kiezen welke artiest je erbij gaat betrekken?<br />

Hans: We gaan eerst kijken naar welke problematieken<br />

er per plek voorliggen en waar<br />

we relevant kunnen zijn. Daarnaast onderzoeken<br />

we of het lokaal beleid zin heeft in<br />

een project. Het gaat echt om het samenwerken<br />

<strong>met</strong> lokale entiteiten. Als er sterke<br />

indicaties zijn én naar engagement én naar<br />

het continueren op langere termijn, dan zijn<br />

[momenten_ 52


nomadisch vs buurtgericht werken in de sociaal-artistieke praktijk<br />

de voorwaarden vervuld om een project op te<br />

starten. Dan zoeken we uit welke discipline<br />

best ‘matcht’ <strong>met</strong> de context en welke kunstenaar<br />

we erbij kunnen betrekken.<br />

AMBASSADEURS<br />

Joon: Wat gebeurt er precies na afloop van<br />

een project of traject? Jullie spreken over ambassadeurs<br />

vanuit de groep van deelnemers<br />

die projecten continueren. Blijven er ook artiesten<br />

betrokken bij de wijk?<br />

Hans: Ook voor de kunstenaars is het parcours<br />

intens, na twee maanden ‘kruipen’ die<br />

bij wijze van spreken naar huis. We proberen<br />

wel een poule aan te leggen van kunstenaars<br />

waarop we kunnen rekenen en terugvallen.<br />

Kunstenaars die voeling hebben <strong>met</strong> sociaalartistiek<br />

werk. Dat op zich is een permanente<br />

zoektocht. Sommige kunstenaars voelen de<br />

context aan, anderen dan weer helemaal<br />

niet. Sommige mensen springen erg onzorgvuldig<br />

om <strong>met</strong> het fragiele van sociaalartistiek<br />

werk, die ‘roven’ als het ware van<br />

de mensen om hun eigen ding te doen. Daar<br />

we telkens <strong>met</strong> nieuwe kunstenaars in zee<br />

gaan, blijft het toch altijd een beetje afwachten<br />

en voortdurend bijsturen doorheen het<br />

proces. Na die twee maanden ter plekke zijn<br />

het vooral de deelnemers die het roer overnemen.<br />

Bijna maandelijks komen we samen<br />

<strong>met</strong> de ambassadeurs om de opgestarte dynamiek<br />

warm te houden.<br />

Geert: Het ideaalscenario is dat de lokale actoren<br />

het heft zelf in handen nemen. Jullie<br />

reiken hen eigenlijk een <strong>met</strong>hodiek aan. Het<br />

resultaat van die processen kan dan fragieler<br />

zijn, natuurlijk, maar puur democratisch is<br />

zoiets alleen maar correct.<br />

Hans: In Waregem, bijvoorbeeld, organiseert<br />

een groep van 15 deelnemers de opvolging. Zij<br />

nodigen muzikanten uit in de wijk, organiseren<br />

buurtevenementen, etcetera. Het beleid<br />

in Waregem zit één keer per maand samen<br />

<strong>met</strong> de groep deelnemers. Ze nemen dus<br />

niet enkel initiatief, maar krijgen eveneens<br />

een signaalfunctie en kunnen plaatselijke<br />

problemen en noden aankaarten. Een mooi<br />

voorbeeld kregen we van de OCMW-voorzitter.<br />

Het beleid had een profiel uitgeschreven<br />

voor de nog aan te werven buurtwerker, en<br />

de ambassadeurs hadden aangestuurd op<br />

een gesprek omdat zij toch zeker ook hun<br />

zeg wilden hebben in het opstellen van dat<br />

profiel. Een jaar geleden heerste in die wijk<br />

het gevoel van ‘hier lukt nu eens nooit iets’.<br />

Er verscheen recentelijk een uiterst negatief<br />

bericht over de wijk in de kranten. De ambassadeurs<br />

hebben die journalist uitgenodigd en<br />

een soort van persconferentie gegeven om<br />

vooral het andere gezicht van de wijk zichtbaar<br />

te maken. Het geeft voldoening zo’n<br />

dingen te zien ontstaan. Maar natuurlijk lukt<br />

het niet overal, er zijn ook ambassadeursgroepen<br />

waarin zo’n dingen veel moeilijker<br />

gaan.<br />

Joon: kleinVerhaal is oorspronkelijk ontstaan<br />

uit Bruggeplus. Was het een bewuste keuze<br />

om nomadisch te gaan werken en stad Brugge<br />

te verlaten? En in welke zin doen jullie iets<br />

anders dan bijvoorbeeld een sociaal-artistieke<br />

werking die op verschillende plekken in de<br />

stad werkt?<br />

Hans: Er is natuurlijk geen enkele werking<br />

die alleen maar in zijn eigen straat werkt. Wij<br />

stonden voor de keuze. Of we werden een<br />

puur Brugs verhaal, of we trokken door de<br />

regio West-Vlaanderen om te werken op ver-<br />

[momenten_ 53


voor wie haar soms geweld aandoet<br />

schillende plekken. Na heel wat intern overleg<br />

<strong>met</strong> lange lijsten pro’s en contra’s, besloten<br />

we finaal om rond te trekken en zo in het<br />

experiment van het nomadische te duiken.<br />

Naast tal van productionele hindernissen<br />

(onder andere het oprichten van een mobiel<br />

atelier) ontstond er ook een financiële puzzel:<br />

we krijgen ondersteuning van de stad<br />

Brugge voor onze Brugse projecten, maar 20<br />

kilo<strong>met</strong>er verder moeten we ondersteuning<br />

zoeken bij compleet andere partners. Netwerken<br />

wisselen bij elk project, en de nazorg<br />

neemt steeds toe. Wij zijn nu iets meer dan<br />

twee jaar bezig en hebben op een plek of zes<br />

gewerkt.<br />

TER PLEKKE<br />

Geert: De vraag is of die keuze voor het nomadische<br />

ontstaat uit de noodzaak van een<br />

organisatie of uit een noodzaak van plekken?<br />

Ik noem dat ‘roepende plekken’. Daarmee<br />

bedoel ik: je kan bijvoorbeeld ook een<br />

dergelijke keuze maken om je organisatie in<br />

gang te houden vanuit de idee ‘we moeten<br />

iets anders doen’. Kom je dan wel tegemoet<br />

aan de plek?<br />

Hans: Bij aanvang trokken we naar die locaties<br />

die <strong>met</strong> een concrete vraag kwamen, nu<br />

zoeken we vooral zelf naar relevante plekken.<br />

Daarna gaan we in gesprek <strong>met</strong> lokale<br />

beleidsmensen om te horen of zij zich willen<br />

engageren. Er komen wel steeds meer<br />

aanvragen. Maar prioritair blijven de plekken<br />

plaatsen waarvan wij vinden: hier is het nodig.<br />

Oostende is zo’n voorbeeld: eigenlijk is<br />

dit een stad waar gerust drie sociaal-artistieke<br />

werkingen aan de slag kunnen. ‘Uut Mien<br />

Hérte’ (sociaal-artistiek theaterproject in De<br />

Nieuwe Stad in Oostende – red.) was daar<br />

wellicht het eerste sociaal artistieke project.<br />

Joon: <strong>Wie</strong> zijn dan ‘we’? <strong>Wie</strong> trekt er allemaal<br />

mee naar een nieuwe plek?<br />

Hans: Heel kleinVerhaal trekt mee: in onze<br />

werkvorm moeten we nooit de keuze maken<br />

wie meegaat en wie achterblijft om de<br />

dagdagelijkse werking te doen, want die is er<br />

niet. We trekken <strong>met</strong> ons hele atelier en de<br />

bijhorende bende naar de werkplekken. We<br />

trekken een atelier op in de wijk en sleuren<br />

de ganse productionele keuken mee. Van<br />

zodra de ontmoetingen in die wijk opgestart<br />

zijn, nodigen we er ook de ambassadeurs van<br />

andere plekken uit. De ene keer <strong>met</strong> succes,<br />

de andere keer minder. Ze komen altijd wel<br />

af, dat is duidelijk. De combinatie van de ambassadeurs<br />

uit Waregem en de deelnemers<br />

van Zwankendamme, bijvoorbeeld, werkte<br />

uitstekend: dat klikte echt.<br />

Joon: Dat is dus een fundamenteel verschil<br />

<strong>met</strong> de Unie. De voorbije jaren is de Unie een<br />

soort van gezelschap geworden, een vaste<br />

groep van spelers die je jaar na jaar meeneemt.<br />

Wij volgen dus de logica van een<br />

toneelgezelschap <strong>met</strong> 40 spelers, niet de logica<br />

van een organisatie die op verschillende<br />

plekken projecten gaat opzetten. Op die manier<br />

ontwikkel je een eigen taal, je scherpt ze<br />

aan door ze voorstelling na voorstelling uit te<br />

puren. De Unie-taal wordt herkenbaar <strong>met</strong><br />

haar eigen esthetiek, en haar eigen inhoud.<br />

Hoe verhoudt zich dat tot het nomadische?<br />

Wel, het is altijd boeiend om spelers mee te<br />

nemen naar een andere plek om daar verbindingen<br />

te maken. Zoals in 2005 een aantal<br />

Zorgelozen meespeelden in het wijkproject<br />

‘Tram 40’, of in 2007 in de voorstelling ‘Legal.<br />

Illegal’, beide in Gent. Zo hou je de taal die je<br />

als gezelschap ontwikkelt vers: door nieuwe<br />

mensen, nieuwe plekken en nieuwe manie-<br />

[momenten_ 54


nomadisch vs buurtgericht werken in de sociaal-artistieke praktijk<br />

ren van werken toe te laten, door je theatertaal<br />

uit te dragen en anderen <strong>met</strong> je taal te<br />

confronteren. Doelstelling is wel dat we dit<br />

zoveel mogelijk collectief kunnen doen, niet<br />

dat twee of drie Zorgelozen een soort geprivilegieerden<br />

worden.<br />

Geert: Wat je ook niet wil is dat je theatertaal<br />

een her<strong>met</strong>ische taal wordt. Het moet<br />

een taal zijn waar iedereen altijd direct kan<br />

instappen. Zo kunnen onze ‘ambassadeurs’<br />

- bij ons zijn dat dus de spelers <strong>met</strong> ervaring -<br />

de nieuwkomers er zonder probleem in meepakken.<br />

<strong>Voor</strong> onze voorbije fietstocht had<br />

één van onze ‘anciens’ een tekst geschreven<br />

en er <strong>met</strong> drie mensen die nog niet gespeeld<br />

hadden een theatrale lezing<br />

van gebracht. Zoiets<br />

is het resultaat van het<br />

continue werk van jaren,<br />

en het geeft tegelijk nieuwe<br />

perspectieven voor de<br />

toekomst. Tezelfdertijd<br />

sluit deze terugkoppeling<br />

aan bij het mandaat dat<br />

we als sociaal-artistieke<br />

werking hebben: blijvend<br />

aan de slag gaan <strong>met</strong><br />

“Er is natuurlijk<br />

geen enkele<br />

werking die<br />

alleen maar in<br />

eigen straat<br />

werkt.”<br />

mensen die het echt nodig hebben, zij die<br />

elders uit de boot vallen de kans geven om<br />

mee in de boot te stappen. Methodisch moet<br />

je dan inzetten op de drie nieuwkomers en<br />

op die ancien die iets maakt uit noodzaak en<br />

dit naar hen terugkoppelt, en dit dan weer<br />

verbinden <strong>met</strong> de ‘haves’. Dat is niet evident.<br />

Het legt ook de vinger op een aantal wonden.<br />

<strong>Soms</strong> betaal je een kunstenaar een maand<br />

om <strong>met</strong> je te werken terwijl een lid van de<br />

Unie de fietstocht organiseert, daar gidsende<br />

teksten over de geschiedenis van de streek<br />

bij schrijft en er ook nog een voorstelling <strong>met</strong><br />

drie ‘eerstelingen’ voor maakt. Zo iemand is<br />

echt van onschatbare waarde voor de Unie,<br />

zo iemand creëert mee die sociaal-artistieke<br />

taal, en zijn eigen sociaal-artistieke taal.<br />

En die wordt daar niet voor betaald. Maar<br />

je weet: als we hem betalen, dan komen er<br />

vodden van. Laat ons vooral niet vergeten<br />

dat er al veel mensen in de praktijk staan<br />

en als deelnemers en vrijwilligers een groot<br />

engagement opnemen zonder echt erkend of<br />

vergoed te worden.<br />

Hans: Klopt. Een kunstenaar binnenhalen en<br />

die mens betalen, en je dan afvragen: ‘klopt<br />

dat nu eigenlijk, dat we die mens zoveel betalen?’<br />

Je moet die zaken in vraag stellen.<br />

VERNIEUWING,<br />

KWALITEIT EN<br />

FRAGILITEIT<br />

Geert: Het woord ‘vernieuwing’<br />

is problematisch:<br />

wat moet er vernieuwd<br />

worden als het<br />

goed gaat? Je moet nieuwe<br />

verhalen ontwikkelen,<br />

en daarvoor nieuwe<br />

middelen zoeken, maar<br />

je moet toch niet vernieuwen omdat het ‘bon<br />

ton’ is? Laat ons eerst wat continueren.<br />

Hans: Vernieuwing zie ik sowieso wel passen<br />

bij de ganse sociaal-artistieke werkvorm.<br />

Vernieuwen is zoeken naar andere vormen<br />

en andere kunsten, naar een eigen nieuwe<br />

taal. Zo’n zoektocht starten <strong>met</strong> een groep<br />

mensen is op zich al vernieuwend. Heel die<br />

nomadische zoektocht draagt ook bij tot<br />

dat zoeken naar nieuwe vormen. Een dergelijke<br />

werkwijze zorgt ervoor dat je telkens<br />

alle denkpatronen moet overboord gooien.<br />

[momenten_ 55


voor wie haar soms geweld aandoet<br />

Niet enkel de vorm waarin je iets gaat gieten<br />

moet je vernieuwen, maar ook je hele manier<br />

van omgaan <strong>met</strong> mensen. Elke groep is<br />

anders. Je moet telkens opnieuw beginnen.<br />

Joon: De facto kan je zeggen<br />

dat de Unie naast<br />

een praktijk van gemeenschapsopbouw,<br />

een les<br />

in het verweren, ook een<br />

soort opleiding is in het<br />

spelen en creëren, van<br />

theater maar ook van<br />

andere disciplines. Maar<br />

het is niet de bedoeling<br />

dat we een school of<br />

kweekvijver worden voor<br />

individuele kunstenaars.<br />

Het is uitdrukkelijk de bedoeling<br />

dat onze ambassadeurs<br />

- bij ons zijn dat dus de spelers <strong>met</strong><br />

ervaring - de opgedane knowhow terugkoppelen<br />

naar nieuwe mensen, dat ze ze betekenisvol<br />

kunnen maken voor een hele groep en<br />

inzetbaar voor de creatieve ontwikkeling van<br />

andere Zorgelozen.<br />

“Als je mensen<br />

kunt verbinden<br />

in een creatief<br />

proces, moet<br />

je een zekere<br />

fragiliteit<br />

toestaan.”<br />

Hans: Wanneer je het dan hebt over de<br />

‘anciens’ die zaken opstarten <strong>met</strong> nieuwkomers,<br />

wel, dat is de fase waarin wij in<br />

tweede instantie willen geraken <strong>met</strong> onze<br />

ambassadeurs. Dat ze zelf het heft in handen<br />

nemen, zelf initiatieven nemen, nieuwe<br />

groepen betrekken en wij hen daarin<br />

kunnen ondersteunen. We weten niet altijd<br />

of dat zal lukken, maar tegelijk houdt dat<br />

ons scherp.<br />

Joon: Het moeilijkste daarbij lijkt mij het bewaken<br />

van een soort kwaliteit van de output.<br />

Als je het zelf doet, dan stel je eigen kwaliteitseisen,<br />

maar hoe doe je dat dan als je<br />

projecten doorgeeft?<br />

Hans: We maken bij wijze van spreken een<br />

handleiding. Stap per stap. We trachten<br />

hierin niet te technisch<br />

over te komen, want dan<br />

haal je het spontane eraf.<br />

Het kan dus wel dat je<br />

zelf minder wild bent van<br />

een activiteit die door de<br />

ambassadeurs wordt opgezet,<br />

maar je moet dat<br />

kunnen loslaten, want<br />

het is gedragen door de<br />

mensen zelf.<br />

Geert: Daar raken we een<br />

van de grootste spanningsvelden<br />

binnen dat<br />

sociaal-artistieke, namelijk de vraag: welk<br />

soort kwaliteit streven we na? Als je mensen<br />

kunt verbinden in een creatief proces,<br />

moet je een zekere fragiliteit toestaan. Ik<br />

vind bepaalde uitingen niet altijd goed als<br />

product, maar als je die dingen ziet ontstaan,<br />

dan stoot je op een sociale kwaliteit.<br />

Daar moet het sociaal-artistieke volgens mij<br />

op blijven inzetten. Als je dat vergeet, kan<br />

je gewoon beter als reguliere kunstenorganisatie<br />

een aanvraag indienen binnen het<br />

Kunstendecreet. Dit alles neemt niet weg<br />

dat we een maximale artistieke kwaliteit<br />

moeten nastreven, maar niet ten koste van.<br />

Hoewel de vraag naar wat ‘artistieke kwaliteit’<br />

nu eigenlijk is natuurlijk pertinent<br />

blijft.<br />

Hans: Je moet blijven zoeken. Die artistieke<br />

glimpen die je ziet, zijn een vertrekpunt.<br />

Vanaf dit punt moet je de vaardigheid ont-<br />

[momenten_ 56


nomadisch vs buurtgericht werken in de sociaal-artistieke praktijk<br />

wikkelen om die glimpen eruit te halen en<br />

daarmee verder te werken. We hebben altijd<br />

een blauwdruk wanneer we in een wijk neerstrijken.<br />

Onderweg voel je dan: lukt het nog?<br />

Gaat de groep mee? Dan moet je je concept<br />

kunnen loslaten en je laten leiden door de<br />

input van de groep. Zo kom je soms op een<br />

eindresultaat dat helemaal anders is dan<br />

wat je je hebt voorgesteld. Intern zorgt dit<br />

wel eens voor discussie, niet in het minst<br />

<strong>met</strong> de kunstenaar die we meenemen… De<br />

slotsom blijft een streven naar hoge artistieke<br />

kwaliteit.<br />

Joon: <strong>Voor</strong> mij gaat het niet over het tegemoet<br />

te komen aan een bepaalde artistieke<br />

lat, maar eerder over het voelen van een potentie<br />

die nog niet aangeroerd is, en daarop<br />

inspelen. Dat kan een artistieke, creatieve<br />

of (inter)menselijke potentie zijn. En dan is<br />

net interessant dat een theatermaker en een<br />

buurtwerker die verschillende potenties zien<br />

en <strong>met</strong> elkaar kunnen verbinden.<br />

Mattias: Dat streven naar kwaliteit heeft<br />

meestal gewerkt door bepaalde zaken te<br />

verbinden <strong>met</strong> iets anders. Iemands teksten<br />

kunnen werken binnen de context van<br />

een fietstocht, wat een sociale activiteit is,<br />

maar kunnen evengoed werken binnen een<br />

voorstelling waar nog 15 andere teksten van<br />

deelnemers in zitten. Sowieso krijg je dan<br />

een andere kwaliteit. Dat zag je ook toen bijvoorbeeld<br />

een glasraam van een Unie-lid een<br />

andere functie kreeg binnen het decor van<br />

een productie, wanneer er andere mensen bij<br />

worden betrokken. Het is dat soort verbindingen<br />

dat werkt. Als je bepaalde fragiele zaken<br />

volledig loslaat en ze laat zwemmen, dan verzinken<br />

ze in het niets, terwijl ze in een groter<br />

geheel net perfect tot hun recht komen.<br />

Geert: Wanneer je zo’n zaken ziet ontstaan,<br />

heb je als maker snel de neiging om dingen<br />

toe te voegen. Belangrijker is om dingen<br />

te laten groeien. Je kan immers ook te snel<br />

iets toevoegen. Je kan wel teksten van deelnemers<br />

verbeteren, maar ideaal is om <strong>met</strong><br />

hen in dialoog te gaan over wat ze hebben<br />

geschreven. Er zijn door Zorgelozen goede<br />

en minder goede verhalen geschreven voor<br />

de Jeugdboekenweek, maar iedereen zat<br />

daar toch maar <strong>met</strong> zijn of haar verhaal. En<br />

dan pas kan je als maker beginnen denken:<br />

“Tiens, misschien moeten we eens een kinderproductie<br />

maken?”<br />

Hans: Dat gaat dan over de glinstering. In<br />

een context potentieel zien en er verder mee<br />

aan de slag gaan.<br />

GUERRILLA<br />

Jana: Was het een bewuste keuze om een<br />

kleine plattelandsgemeente als Zwankendamme<br />

(gemeente tussen Brugge en Zeebrugge<br />

– red.) aan te pakken? In dergelijke<br />

gemeenten ontbreekt het vaak aan gemeenschapsvormende<br />

initiatieven en aan een beleid<br />

rond sociaal-artistiek werk. In zulke gemeenten<br />

zijn vaak minder opvangnetwerken<br />

en meer verdoken armoede.<br />

Hans: Door de economische crisis verliezen<br />

veel dokwerkers in Zwankendamme hun werk.<br />

Bovendien worden de woonkernen bedreigd<br />

door de uitbreiding van de haven van Zeebrugge<br />

en de aanleg van een rangeerstation van de<br />

NMBS. Wij willen die mensen dus instrumenten<br />

aanreiken om hun stem te laten horen. Of<br />

dat dan Zwankendamme is of Oostende, dat<br />

maakt niet zoveel uit. We willen lokale problematieken<br />

aankaarten, niet omzeilen. De sociaal-artistieke<br />

praktijk heeft inderdaad de nei-<br />

[momenten_ 57


voor wie haar soms geweld aandoet<br />

ging om de stad in te trekken, in die stedelijkheid<br />

<strong>met</strong> de bijhorende problematieken. Onze<br />

nomadische <strong>met</strong>hodiek geeft daar inderdaad<br />

al een antwoord op. Vaak is het inderdaad net<br />

in de kleine gemeenten dat de armoede nog<br />

erg verdoken is. En de miserie bijgevolg veel<br />

schrijnender kan zijn.<br />

Joon: Een voordeel van jullie <strong>met</strong>hodiek lijkt<br />

me dat je autonomer kan werken, je hebt<br />

immers geen geschiedenis die je meesleept<br />

naar een nieuwe plek. Eigenlijk voeren jullie<br />

een soort guerrilla uit.<br />

Hans: Dat klopt, maar we hopen bovenal een<br />

guerrillabeweging te zijn die iets blijvends<br />

in gang krijgt. <strong>Soms</strong> is het ook echt nodig.<br />

Ook in Waregem wist men niet wat sociaalartistieke<br />

projecten waren of konden zijn.<br />

Natuurlijk bestaat het risico dat het op een<br />

plek niet lukt. In Kortrijk staat het sociaal-artistieke<br />

daarentegen wel stevig op de kaart.<br />

Geert: Mij lijkt het wel geestig om ergens aan<br />

te komen waar ze niet weten wat sociaal-artistiek<br />

is, want dan heeft men er ginds geen<br />

vast idee over en kan je gewoon ongestoord<br />

een project opzetten en je ding doen. Dan<br />

moet je je niet bezighouden <strong>met</strong> het vermoeiende<br />

geleuter over wat sociaal-artistiek<br />

werk nu juist inhoudt. De mensen kijken dan<br />

vooral op: “Amai waar kom jij mee af, dat<br />

moet pas vermoeiend werk zijn” (lacht).<br />

Hans: Natuurlijk moet je om je project te<br />

verwezenlijken wel het beleid mee hebben,<br />

of toch een beetje. Je moet mensen vooral<br />

overtuigen om mee te stappen in het proces.<br />

Anders geef je toch maar een kort prikje <strong>met</strong><br />

een project, en dan ben je weer weg. Duurzaamheid<br />

is een niet te verwaarlozen factor.<br />

Jana: Staan de lokale besturen soms niet<br />

<strong>met</strong> open armen te wachten om jullie, vanuit<br />

de gemeenschapsvormende ‘verplichtingen’<br />

van het lokaal cultuurbeleid, te recupereren<br />

als de ‘redders’ van de sociale cohesie?<br />

Hans: Ja, en dan kijken wij erg argwanend<br />

terug (lacht). <strong>Soms</strong> merk je dat er pogingen<br />

zijn om ons te recupereren, voornamelijk<br />

door een beleidsfiguur die al ideeën heeft<br />

over een gemeenschapsvormend proces of<br />

een ludieke manier zoekt om zijn burgers te<br />

betrekken bij besluitvorming. We gaan daar<br />

enkel op in wanneer we zien dat ons proces<br />

echt wordt meegenomen, en dat onze deelnemers<br />

echt een forum krijgen en zaken kunnen<br />

aankaarten. <strong>Soms</strong> zie je de beleidsmensen<br />

dan twijfelen: “Oei, zouden we die van<br />

kleinVerhaal wel meepakken in dit proces?”<br />

Het gaat erover dat je bewaakt dat mensen<br />

jouw verhaal – en dan vooral het verhaal van<br />

je deelnemers - niet tot hun verhaal maken.<br />

Een enkele keer kregen we tegenwind van<br />

een bepaalde politieke partij die duidelijk<br />

oppositie voerde tegen onze aanwezigheid.<br />

Multicultureel samenleven was voor hen<br />

geen optie, en wij wilden dit vooral promoten<br />

als de kracht van die wijk.<br />

Joon: Blijft het niet moeilijk om mensen ter<br />

plekke achter te laten? Heb je soms niet zo<br />

het gevoel: “We hadden nog een stap verder<br />

kunnen zetten, nu zijn we net zover gekomen”?<br />

Hans: Dat counter je door sterk in te zetten<br />

op die continuering door de ambassadeurs.<br />

We nemen de opvolging daarvan echt au sérieux.<br />

Aan de andere kant zijn we erg intens<br />

bezig gedurende die weken of maanden, en<br />

dan is het echt niet slecht om wat gas terug<br />

[momenten_ 58


nomadisch vs buurtgericht werken in de sociaal-artistieke praktijk<br />

te nemen, en even afstand te nemen. Aan<br />

ons werktempo houd je dat anders niet vol.<br />

Herkenbaar zeker?<br />

maar er zijn weinig artiesten die het artiestzijn<br />

kunnen afleggen en die op de langere<br />

termijn willen investeren in een groep.<br />

Geert: Zeer herkenbaar. Je hebt een verhaal<br />

laten ontstaan, laten<br />

groeien, je creëert samen<br />

een taal, en langzaamaan<br />

kom je terecht<br />

in zo’n groot verhaal,<br />

iets wat je eigenlijk gewoon<br />

niet meer kunt<br />

realiseren. Je organisatie<br />

bestaat dan plots uit<br />

tientallen mensen. Ik<br />

weet dat ik <strong>met</strong> de doorstromers<br />

nog 10 of 20 toneelstukken<br />

kan maken,<br />

goede stukken, want<br />

het ‘matcht’ tussen ons.<br />

Dan is dat toch een echt<br />

gezelschap? Langs de<br />

andere kant zit je <strong>met</strong> de<br />

gevaren dat je daardoor<br />

niet meer herademt, of<br />

bewust nieuwe paden<br />

inslaat, omdat je schatplichtig<br />

bent aan één bepaalde context en<br />

groep. Maar we zijn ons er zeker van bewust<br />

dat we ons in een uitzonderlijke situatie bevinden,<br />

dat je <strong>met</strong> zoveel mensen zover kan<br />

komen. Natuurlijk moet je bewaken dat we<br />

geen sekte worden, geen al te afgesloten geheel.<br />

Dat houden we in het oog, er kan geen<br />

doorstroming zijn zonder instroming. Er<br />

moeten wissels zijn op de toekomst. Dat is<br />

een belangrijk punt. Waar zijn ze, de nieuwe<br />

jonge mensen die het sociaal-artistieke gaan<br />

continueren? Waar zitten de jonge artiesten<br />

die op een consequente manier de boel gaan<br />

overnemen? Menig sociaal werker is bereid,<br />

“De sociaalartistieke<br />

praktijk<br />

heeft de neiging<br />

om de stad in te<br />

trekken, in die<br />

stedelijkheid <strong>met</strong><br />

de bijhorende<br />

problematieken.<br />

We willen lokale<br />

problematieken<br />

aankaarten, niet<br />

omzeilen.”<br />

Jana: Er is dus duidelijk vraag naar opvolging<br />

van jullie kant. Ook elders<br />

is er veel vraag naar<br />

sterke sociaal-artistieke<br />

kunstenaars. Er is een<br />

grote nood aan opleidingen,<br />

hoort men. In<br />

de Vlaamse sociaalculturele<br />

opleidingen<br />

zit er volop motivatie bij<br />

studenten en docenten<br />

en bestaat er een al een<br />

redelijk grote zichtbaarheid<br />

van de werkvorm.<br />

Daar ontstonden de<br />

voorbije jaren nieuwe<br />

opleidingen als kunsten<br />

cultuurbemiddeling,<br />

waarbinnen het sociaal-artistiek<br />

werk als<br />

<strong>met</strong>hodiek een plaats<br />

kan krijgen. Maar in de<br />

kunstopleidingen is het<br />

voorlopig erg mager, al begint hier en daar<br />

wel een vraag te ontstaan. Dan is de vraag:<br />

heeft het zin om kunstenaars opleiden tot<br />

sociaal-artistiek werkers? En welke para<strong>met</strong>ers<br />

hanteer je dan? Engagement kan je<br />

niet aanleren. De keuze voor sociaal-artistiek<br />

werk mag niet voortkomen vanuit een ‘hype’<br />

of het opportunisme van een maker die<br />

hoopt zijn voordeel te halen uit een ‘gat in<br />

de markt’.<br />

Hans: <strong>Voor</strong> die studenten die deze werkvorm<br />

van nature al meedragen is het toch ook zinvol<br />

om sociaal-artistiek werk in opleidingen<br />

[momenten_ 59


voor wie haar soms geweld aandoet<br />

vast te leggen, en hen instrumenten en vaardigheden<br />

aan te bieden. Intuïtief werken is<br />

een grote kracht, maar het kan geen kwaad<br />

om af en toe stil te blijven staan en te kijken:<br />

“Hoe komt het nu dat iets is ontstaan,<br />

en hoe komt het dat dit werkt, en dat weer<br />

niet? Hoe kunnen we nu nog onze <strong>met</strong>hodes<br />

gaan verbeteren?”<br />

Geert: Het ‘opportunisme’ waarover Jana<br />

sprak, dreigt het basiswerk van het sociaal-artistieke<br />

te ondermijnen. Als sociaalartistieke<br />

organisatie of project ben je een<br />

provocatieve beweging voor de samenleving.<br />

Dat is het mandaat dat we hebben gekregen,<br />

zoveel jaren terug. We moeten er voor zorgen<br />

dat ons maatschappijkritisch verhaal, onze<br />

onderzoekscel, niet wordt ontdaan van zijn<br />

subversieve kracht. Anno 2009 heeft men<br />

het liefst van al dat we zoethoudertjes zijn,<br />

niet dat we de hele tijd gaan zeggen wat er<br />

allemaal mis is in de samenleving.<br />

Hans: Het mes snijdt natuurlijk aan twee<br />

kanten. Erkenning krijgen maakt soms dat je<br />

gerecupereerd wordt, maar zonder die erkenning<br />

ben je volledig afhankelijk van de lokale<br />

partners.<br />

Geert: Op dat moment heb je liever dat het<br />

geld van Brussel komt (lacht).<br />

CRISIS<br />

Geert: Je moet wel goed onthouden dat de<br />

mensen die komen kijken vaak de achterliggende<br />

processen niet zien. Toeschouwers<br />

willen een resultaat zien. Men zegt wel dat<br />

alles moet gaan over cohesie en gemeenschap,<br />

maar ik vraag me af in hoeverre dat<br />

gemeend is. Het is belangrijk te weten waar<br />

de medestanders zitten. De pers maakt er<br />

weinig plaats voor, al hebben we een beetje<br />

geluk <strong>met</strong> theater, dat moet gezegd, <strong>met</strong><br />

enkele medestanders. Maar pers over beeldende<br />

kunst of film in het sociaal-artistieke?<br />

Laat staan dat de aandacht van een museumdirecteur<br />

of curator erheen zal gaan. Let<br />

wel, je moet er niet per sé willen tussenstaan<br />

hé, maar het is me te doen om de mogelijkheden<br />

om er te kunnen staan.<br />

Hans: Die erkenning van de reguliere huizen,<br />

daar gaat het me niet eens over. Het gaat<br />

me wel over: hoe kunnen we de kwaliteit<br />

overbrengen van wat er binnen het sociaalartistieke<br />

gemaakt wordt? Hoe kan je er voor<br />

zorgen dat die kwaliteit gezien wordt?<br />

Geert: Dat kan door je eigen werk zo straf<br />

mogelijk te maken, zodat je zelf overtuigd<br />

bent, en de mensen rond jou. De samenleving<br />

heeft dat wel gezien hoor, dat er iets in<br />

zit, en zeker ook de beleidsmakers, anders<br />

zaten we hier nu niet <strong>met</strong> zijn allen rond de<br />

tafel (lacht).<br />

Jana: Misschien moet je niet eens gaan uitpuren<br />

hoe je mensen de tools aanreikt om<br />

een voorstelling correct te lezen. Maak dat<br />

je voorstelling of interventie gewoon sterk<br />

genoeg is doordat ze iets teweegbrengt bij<br />

de toeschouwer, bij een wijk, bij een publiek.<br />

Zoals goede kunst moet doen. Een snaar raken,<br />

roeren en ontroeren. Anders ga je de zogenaamde<br />

sociaal-artistieke kwaliteit net zo<br />

vastklinken als de conventies van de reguliere<br />

huizen aan wier deur het sociaal-artistiek<br />

werk staat te morrelen.<br />

Geert: Kijk wat we hebben meegemaakt tijdens<br />

het Community Arts Festival in Rotterdam.<br />

De benadering van ‘community arts’<br />

[momenten_ 60


nomadisch vs buurtgericht werken in de sociaal-artistieke praktijk<br />

ginds was anders dan die uit het sociaal-artistiek<br />

werk in Vlaanderen. Maar misschien<br />

was dat dan ook weer een andere vorm, een<br />

ander soort werk. Je voelt dat de beweegredenen<br />

wel gelijkaardig moeten zijn, want<br />

het gaat over werken<br />

<strong>met</strong> mensen. Maar het<br />

artistieke was ginds iets<br />

helemaal anders, waardoor<br />

de Unie helemaal<br />

niet in het community<br />

arts-plaatje en hun artistieke<br />

referentiekaders<br />

paste. Stiekem vind ik<br />

dat wel een heel plezante<br />

situatie, maar soms<br />

ook frustrerend. Het wil<br />

in elk geval zeggen dat<br />

je toch op de een of andere<br />

manier uitzonderlijk<br />

bent. Dat je wel de<br />

plaatselijke potenties<br />

en geschiedenissen kan<br />

verzamelen om kunst<br />

mee te maken, kunst<br />

die ontroert, die troost<br />

biedt, of die provoceert<br />

en kritische pijnpunten<br />

uit de samenleving aanraakt<br />

en representeert. Dat doet de meeste<br />

kunst niet meer. <strong>Wie</strong> stelt überhaupt nog iets<br />

in vraag? Behalve een Benjamin Verdonck of<br />

nu een Tomas Bellinck. Het is economische<br />

crisis, maar waar is de crisis? Het feit dat de<br />

kunst dat niet aanpakt, en de sociale sector<br />

ook amper, dat duidt op een ander soort crisis,<br />

een stevige mentale crisis. Sociaal-artistiek<br />

werk is ontstaan uit een crisis. Omdat<br />

het extreemrechtse gedachtegoed opkwam,<br />

moest er ineens iets gebeuren in de probleemwijken.<br />

Wat, dat wisten ze niet. Alleen<br />

“Het is<br />

economische<br />

crisis, maar<br />

waar is de crisis?<br />

Het feit dat de<br />

kunst dat niet<br />

aanpakt, en de<br />

sociale sector<br />

ook amper, duidt<br />

op een ander<br />

soort crisis: een<br />

stevige mentale<br />

crisis.”<br />

een paar gedreven buurtwerkers en dronken<br />

kunstenaars, die wisten wel iets. Men weet<br />

niet hoe de democratie moet evolueren, ook<br />

al bestaat ze nog maar 60 jaar. Ongelooflijk<br />

geestig om dan onze unieke positie erbij te<br />

betrekken: we krijgen geld<br />

van de samenleving die<br />

in crisis is, om de crisis<br />

te gaan detecteren in de<br />

samenleving en te gaan<br />

zeggen waarom die crisis<br />

er is. Problemen detecteren,<br />

weergeven, een lokaal<br />

beleid bewust maken van<br />

bepaalde problematieken,<br />

en dan vervolgens een<br />

productie maken die ontroert.<br />

In wezen gaat het<br />

daarom, dat de voelhorens<br />

van de samenleving<br />

en de problematieken veel<br />

meer bij ons liggen dan<br />

in het reguliere circuit en<br />

het amateurcircuit. We<br />

moeten er ons bewust van<br />

zijn dat wat wij doen erg<br />

zuiver politiek is. Het is<br />

bij momenten zeer provocatief<br />

voor de traditionele<br />

kunsten dat wij nu een bepaalde som uit de<br />

subsidiepot krijgen. Maar <strong>met</strong> die provocatie<br />

moet je iets doen, je moet in dialoog gaan. Je<br />

engagement uitleggen en proberen door te<br />

geven.<br />

Hans: Wij trachten ons engagement door<br />

te geven door elke keer weer op een nieuwe<br />

plek aan te komen, en <strong>met</strong> een andere kunstenaar<br />

te werken.<br />

Geert: Het sociaal-artistieke is een zoektocht<br />

naar nieuwe samenlevingsmodellen.<br />

[momenten_ 61


voor wie haar soms geweld aandoet<br />

Wat sociaal-artistiek werk doet is zeggen:<br />

“Ik speel overheid, pastor, sociaal werker en<br />

kunstenaar tegelijkertijd. Wat de overheid<br />

niet meer kan doen, doen wij.” Ook al zijn er<br />

gigantische netwerken van sociaal werkers,<br />

straathoekwerkers en armoedeverenigingen:<br />

we stellen vast dat de armoede alleen maar<br />

groeit. Blijkbaar moet er nog steeds een autonome<br />

actie worden opgezet om armoede<br />

bij het beleid aan te kaarten. Dat is toch ongelooflijk?<br />

We moeten ons realiseren dat de<br />

maatschappij de laatste 15 jaar enorm veel<br />

modellen gecreëerd heeft, onder andere het<br />

straathoekwerk, het sociaal-artistiek werk<br />

etcetera. We moeten goed beseffen dat daar<br />

nu aan zal worden getornd, onder het mom<br />

van de crisis. Kijk naar de kunsten, en dus<br />

naar het sociaal-artistieke. Die stijging van<br />

subsidies is toch snel verworven geweest.<br />

Dat waren de luxejaren. Het zal snel gedaan<br />

zijn.<br />

Joon: In diezelfde lijn kan je zeggen dat het<br />

sociaal-artistieke naast de andere gesubsidieerde<br />

sectoren evenzeer een deel is van het<br />

probleem als van de oplossing. We zetten<br />

ons in voor onze gemeenschap, en krijgen<br />

daar geld voor van onze gemeenschap.<br />

Hans: Eigenlijk koopt de samenleving ons<br />

vrij om een project te kunnen doen. Daarover<br />

gaat het. Net het feit dat we geen officiële<br />

functie hebben, dat we geen hulpverleners<br />

zijn, maakt ook de kracht uit van onze praktijk.<br />

We komen niet bij de mensen langs <strong>met</strong><br />

een vaste agenda, maar open en bloot. Zo<br />

kan die relatie op een meer pure basis beginnen<br />

en zo krijg je je deelnemers mee. Op het<br />

einde van de rit zien ze wel: “Ok, ik kan dit<br />

theater wel aan, en ik durf mijn mond meer<br />

te roeren”, maar dat is niet de hoofdreden. Je<br />

moet erg voorzichtig en bewust <strong>met</strong> die relaties<br />

omgaan.<br />

[momenten_ 62


voor wie haar soms geweld aandoet<br />

De stad als<br />

emanciperende<br />

biotoop<br />

Citymine(d) over<br />

paradox, opties,<br />

structuur en toekomst<br />

van de stad.<br />

In een poging om beter <strong>met</strong> de spanning lokaal-internationaal om te gaan, en om de<br />

vernieuwende organisatievormen die op lokaal niveau ontstaan binnen de informele creatieve<br />

sector op internationale schaal in de praktijk te zetten, ondergaat City Mine(d) momenteel<br />

een grondige transformatie. <strong>Haar</strong> rol verschuift in toenemende mate van productiehuis voor<br />

stedelijke interventies naar middel voor uitwisseling van contacten, kennis en ervaringen.<br />

In de overtuiging dat stedelijke en economische ontwikkeling niet enkel wordt gerealiseerd<br />

door officiële instanties, maar ook door kleine, tijdelijke en informele initiatieven van u en<br />

mij, nodigt City Mine(d) iedereen uit om mee vorm te geven aan een stedelijke beweging<br />

die streeft naar positieve vrijheid en een duurzame stad. <strong>Demos</strong> voelde zich onmiddellijk<br />

geroepen en vroeg om tekst en uitleg. Wat volgt is een uiteenzetting over het concept van de<br />

duurzame stad en over een organisatievorm die daar het best bij past.<br />

In het kielzog van Brusselse stedelijke acties zoals ‘Hotel Central’, ‘Sens Unique’ en ‘Fondation<br />

Legumen’, besloot in de zomer van ‘97 een aantal mensen tot het oprichten van ‘een<br />

vereniging voor het organiseren van stedelijke projecten’. De vereniging had als drieledige ambitie<br />

het zich toe-eigenen van de stad (MIJN stad), het promoten van de stad als goudmijn of<br />

bron van inspiratie, ideeën en initiatieven (stadsMIJN) en het ondersteunen en ondernemen<br />

van acties voor een meer rechtvaardige stad (onderMIJN de stad). De leden van de vereniging<br />

kozen in tweetalig Brussel voor neutraal Engels, voegden als teken des tijds haakjes toe, en<br />

de naam City Mine(d) was geboren.<br />

[momenten_ 64


de stad als emanciperende biotoop<br />

Met deze tekst kijkt City Mine(d) vanuit vier invalshoeken naar de stad: de stad als paradox,<br />

de stad die opties biedt, de stad als structuur, en tenslotte wat de toekomst in petto heeft<br />

voor de stad en City Mine(d). De invalshoeken zijn geïnspireerd door eigen projecten van City<br />

Mine(d), waarbij de teller al enkele jaren geleden gestopt is op 99 initiatieven, en concepten<br />

geformuleerd door aanverwante onderzoekers. De tekst poogt het paradoxale karakter van<br />

de stad te duiden, en te illustreren waarom City Mine(d) haar toch als emanciperende biotoop<br />

ziet. Het concept ‘positieve vrijheid’ wordt gebruikt om die opportuniteiten toe te lichten,<br />

waarbij interventies een middel worden om netwerken te initiëren. Vervolgens wordt een alternatief<br />

concept van de duurzame stad besproken, samen <strong>met</strong> organisatievormen die kunnen<br />

bijdragen tot het duurzamer maken van die stad. Uiteindelijk wordt <strong>met</strong> dat materiaal<br />

gekeken naar de kansen die er zijn voor de initiatieven van individuen en collectieven in zich<br />

internationaliserende steden.<br />

DE PARADOX STAD: TEGENSTELLINGEN DIE EIGEN ZIJN<br />

Sinds de vroegste pogingen om de stad te beschrijven, worstelen onderzoekers <strong>met</strong> de tegenstellingen<br />

die haar kenmerken. De Duitse socioloog Max Weber, bijvoorbeeld, schrijft in 1921:<br />

“Een stad is een dicht aaneen grenzende inplanting van huizen, die een nederzetting vormen<br />

van een omvang die geen plaats laat voor familiariteit tussen buren.” Stedelingen genieten<br />

van een anonimiteit die hen bevrijdt van de nauwe sociale controle van een dorpsgemeenschap,<br />

maar dit gaat wel ten koste van vertrouwdheid en geborgenheid. Het is maar een van<br />

de paradoxen die eigen zijn aan de stad, en haar tot het voorwerp van zowel hoop als angst<br />

maakt voor de meest diverse mensen. De tegenstellingen die City Mine(d) bezighouden, situeren<br />

zich enerzijds in de bebouwde ruimte van de stad, anderzijds in de stedelijke economie.<br />

Hedendaagse topklasse architectuur vormt vaak het internationale gezicht van de stad. Niet<br />

zelden bevinden de gebouwen zich echter naast woningen waarvan de structuur niet altijd<br />

gegarandeerd is. Als bijvoorbeeld in London de beroemde Swiss Re toren (beter bekend als<br />

‘Gherkin’, of Augurk) zou omvallen, is de kans reëel dat hij op een van de armzaligste wijken<br />

van het Verenigd Koninkrijk terecht komt. Hoewel minder iconisch, moet het Brusselse<br />

Zuidstation <strong>met</strong> haar aanpalende buurten qua contrast niet onderdoen voor de Londense<br />

situatie.<br />

Economisch zijn de tegenstellingen vaak nog flagranter. Steden zijn de motoren van de Westerse<br />

economie en tegelijk plaatsen van extreme economische uitsluiting. Zo is Londen de<br />

zesde rijkste stad van de wereld, en tegelijk leven 1 op 2 (!) kinderen er in armoede. Brussel<br />

kan worden beschouwd als de tweede rijkste regio van Europa, en toch stelt 1 op 4 gezinnen<br />

er gezondheidszorg uit om financiële redenen.<br />

SCHAAL, VERSCHEIDENHEID EN DICHTHEID<br />

En toch lijkt de aantrekkingskracht van de stad sterker dan de afkeer die ze opwekt. Sinds<br />

2008 leven 1 op 2 wereldburgers in een stad. Toen in januari 2008 hevige sneeuwval het trein-<br />

[momenten_ 65


voor wie haar soms geweld aandoet<br />

verkeer in het Zuiden van China deed stilvallen, bleek dat niet minder dan 200 miljoen dorpelingen<br />

naar de stad pendelden om te gaan werken. De Wereldbank linkt deze aantrekking aan<br />

de vaststelling dat wanneer mensen naar de stad trekken, hun lonen er 40 tot 50% hoger liggen<br />

dan in de agrarische economie. Dat was zo in het 19 e -eeuwse Europa, en dat geldt nu nog<br />

steeds voor ontwikkelingslanden. Een<br />

Steden bieden ons<br />

de mogelijkheid om<br />

uit een divers aanbod<br />

van materiële of zelfs<br />

intellectuele goederen<br />

een persoonlijke keuze<br />

te maken.<br />

realiteit die gestoeld is op eigenschappen<br />

die de stad onderscheiden van elke<br />

kleinere gemeenschap, namelijk haar<br />

schaal, verscheidenheid en dichtheid.<br />

Een greep eenvoudige economie laat<br />

toe om uit te leggen waarom een groot<br />

aantal inwoners de stad ten goede komt.<br />

Het fenomeen heet ‘schaalvoordelen’ en<br />

betekent dat wanneer het aantal gebruikers<br />

verhoogt ook de voordelen toenemen,<br />

omdat de kost per eenheid daalt.<br />

Vergelijk het <strong>met</strong> de gemeenschappelijke<br />

aankoop van een duur huishoudapparaat, zoals een wasmachine. Als meerdere gebruikers<br />

de machine bezigen en bijdragen tot aankoop- en onderhoudskosten, zal de kost per gebruiker<br />

flink dalen. <strong>Voor</strong> de stad geldt dit ook. Diensten als transport, handel en onderwijs worden per<br />

eenheid goedkoper wanneer er meerdere gebruikers zijn. Concreet vertaalt zich dit als volgt: 25<br />

woningen per vierkant van 100m op 100m maken het rendabel om een busdienst in te leggen, en<br />

60 woningen laten een lightrail toe - <strong>met</strong> alle comfortverhoging van dien.<br />

Bovendien maken meer gebruikers ook specialisatie mogelijk. In een economisch model zouden<br />

we per groep gebruikers een wasmachine kunnen aanschaffen die aan de specifieke noden<br />

van iedere groep beantwoordt; in de stad laat het toe om meer specifieke diensten te<br />

leveren. Denk maar aan onderwijs. Het feit dat meer kinderen onderwijs nodig hebben, vraagt<br />

niet alleen dat meer scholen worden gebouwd, maar laat ook toe om meer specifieke scholen<br />

te bouwen. Naargelang noden en overtuiging kunnen verschillende opleidingsniveaus en pedagogische<br />

modellen aangeboden worden, gaande van kleuteronderwijs tot gespecialiseerde<br />

academische opleidingen, of modellen geïnspireerd op Steiner, Fröbel, Montessori of zelfs<br />

Illich. Het is de grote vraag die specialisatie toelaat. Steden bieden ons de mogelijkheid om<br />

uit een divers aanbod van materiële of zelfs intellectuele goederen een persoonlijke keuze te<br />

maken, gaande van kledij en objecten naar onze persoonlijke smaak, meer of minder exotische<br />

maaltijden, populaire of elitaire films, gevestigde voetbalclubs of underdogs, abdijbier<br />

of pils... De keuzes zijn eindeloos.<br />

Schaal en diversiteit hebben enkele waarde wanneer ze geconcentreerd bestaan, vandaar de<br />

derde karakteristiek van de stad: dichtheid. Dichtheid is een voorwaarde voor het ontwik-<br />

[momenten_ 66


de stad als emanciperende biotoop<br />

kelen van duurzame steden en buurten, omdat ze energie- en landgebruik kan beperken.<br />

Bovendien laat de nabijheid die het gevolg is van dichtheid sociale voorzieningen toe, en gemengde<br />

buurten waarin niet enkel etnische maar ook generatiesegregatie kan worden tegengegaan,<br />

wat een vergrijzende bevolking een nieuw perspectief op zelfstandig wonen biedt.<br />

DE ZELFVERSTERKENDE OPWAARTSE SPIRAAL<br />

Ondanks de tegenstellingen lijkt de balans toch in het voordeel van de stad over te slaan. Bedrijfsleiders<br />

komen naar steden omdat ze daar de juiste vaardigheden en productie- en distributie-infrastructuur<br />

vinden. Hoe meer bedrijven, des te beter de infrastructuur. Werknemers<br />

<strong>met</strong> een opleiding trekken naar de stad omdat daar een grote vraag is naar hun vaardigheden.<br />

Op zijn beurt komt dit de bedrijven ten goede, omdat ze betere vaardigheden aangeboden<br />

krijgen. Consumenten shoppen dan weer graag in de stad omdat daar het aanbod groter,<br />

meer divers en geconcentreerder is. En zo lijken de eigenschappen van de stad mekaar te versterken<br />

in een opwaartse spiraal van welvaart. Als die tegenstellingen er nu eens niet waren...<br />

MICRONOMICS<br />

Met ‘Micronomics’ heeft City Mine(d) een proces gelanceerd rond kleinschalig initiatief<br />

en stedelijke economie. Met een zo breed mogelijke definitie van economie - ”Strategieën<br />

die mensen ontwikkelen om hun welvaartsniveau, gezondheid of geluk te vergroten”<br />

- werd er op zoek gegaan naar micro-initiatieven. Dit zijn initiatieven die mensen<br />

opstarten gebruik makend van ‘waar ze goed in zijn’ door opleiding, ervaring, talent<br />

of inzicht. De term bleek een gemeenschappelijke noemer te zijn voor initiatieven van<br />

schoolverlatende kunstenaars, opstartende ondernemers en mensen zonder papieren.<br />

De benadering vanuit het initiatief, eerder dan vanuit de soms hachelijke maatschappelijke<br />

situatie waarin de initiatiefnemer zich bevindt, werkt de-stigmatiserend en daar-<br />

[momenten_ 67


voor wie haar soms geweld aandoet<br />

om ook emanciperend. Het Micronomics festival is de aanleiding om op zoek te gaan<br />

naar micro-initiatieven, ze te tonen aan het brede publiek, en politieke aandacht en<br />

steun te vragen. Het kleinschalige festival van 2008 mobiliseerde voldoende enthousiastelingen<br />

om in 2009 groter uit te pakken, en om nu een coalitie te hebben die in 2010<br />

kan tonen waar micro-initiatieven toe in staat zijn. De aanvankelijk Brussels-Londense<br />

groep rond Micronomics heeft nu leden in 13 Europese steden, is ingeschreven in een samenwerking<br />

van 12 Europese universiteiten, en brengt jonge ondernemers samen <strong>met</strong><br />

beginnende kunstenaars, stedelijke activisten, architecten, volksvertegenwoordigers,<br />

koks, mensen zonder papieren, professoren, designers, een vicepremier, knutselaars,<br />

bankdirecteurs, barmannen, politieke dissidenten, tolken...<br />

DE OPTIE STAD: MEER DAN STEDELIJK OVERLEVEN<br />

Het blijkt dat zowel voor bedrijfsleider, werknemer als consument de stad een weelde aan<br />

kansen en mogelijkheden biedt. Niet iedereen beschikt echter over macht en middelen om<br />

dat potentieel te vervullen. ‘Stadslucht maakt vrij’, luidt het spreekwoord, maar vrijheid<br />

heeft vele gezichten. In 1958 maakte Isaiah Berlin een onderscheid tussen negatieve vrijheid<br />

– waarbij hindernissen worden weggenomen – en positieve vrijheid. Het laatste is volgens<br />

Berlin de capaciteit om verschillende opties te hebben en zonder dwang uit die opties een<br />

keuze te kunnen maken. Het onderscheid wordt ook wel eens geformuleerd als ‘vrijheid van’<br />

(dwang) voor negatieve vrijheid, en ‘vrijheid voor’ (het nemen van initiatief) voor positieve<br />

vrijheid.<br />

Het is die vrijheid die het werk van City Mine(d) motiveert. Hierin schuilt immers een emancipatie<br />

die verschillende – zelfs schijnbaar niet gefragiliseerde – individuen en groepen kunnen<br />

delen. Het is tegelijk een voorwaarde voor sociale integratie en het creëren van een gevoel van<br />

veiligheid, als voor artistieke en creatieve expressie. Het is positieve vrijheid die toelaat meer<br />

te doen dan ‘overleven’ in de stad.<br />

Door stedelijke interventies in de stad hoopt City Mine(d) een netwerk en opties te bieden<br />

aan diegenen die het wel eens aan keuzes ontbreekt. Vreemd genoeg gaat het hier niet enkel<br />

over armen, of wat men wel eens kansengroepen noemt. De emancipatie waar City Mine(d) in<br />

gelooft, gaat veel breder. De projecten op publieke plaatsen zijn pas succesvol als ze op zich<br />

een diverse groep van actoren betrekken. De interventies streven naar het op gang brengen<br />

van communicatie tussen mensen waartussen geen banden bestaan. City Mine(d) noemt<br />

deze samenwerkingen netwerken, en vaak blijven de netwerken, wanneer de fysieke interventies<br />

al lang zijn opgeruimd, manieren voor betrokken om hun belangen te behartigen.<br />

LIMITE LIMITE<br />

Een voorbeeld van een dergelijke interventie is het project ‘Limite Limite’ in de Brabantwijk<br />

bij het Brusselse Noordstation. Aan de basis van Limite Limite lag de vraag van<br />

[momenten_ 68


de stad als emanciperende biotoop<br />

buurtbewoners naar een oplossing voor een braakliggende hoek die als sluikstort gebruikt<br />

werd. Mensen rond City Mine(d) hadden toen reeds ervaring <strong>met</strong> het aanleggen van parkjes<br />

op een ad-hoc manier: in de jaren ervoor was een stuk braakland in de Paviljoenwijk in<br />

Schaarbeek omgevormd tot grasland, en was van een gecontesteerd terrein in Kuregem,<br />

Anderlecht, een voetbalterrein gemaakt. De hoek van de Dupontstraat in Schaarbeek was<br />

echter te klein voor een park, en dus werd gekozen voor een andere optie. Met een 9-<strong>met</strong>er<br />

hoge transparante toren werd de hoek afgesloten, en tegelijk ter beschikking gesteld<br />

van de buurt als ontmoetings- en tentoonstellingsruimte. Naast de artistieke interventie<br />

werden ook een aantal strategische ambities geformuleerd: de interventie moest het potentieel<br />

hebben om het handelsmerk van de buurt te worden (hedendaagse architectuur<br />

die voor een keertje in de volksbuurt staat, en niet haar schaduw werpt over de buurt), en<br />

ze moest de buurt op een blijvende manier samenbrengen. Aan de eerste vereiste werd<br />

voldaan door een gedurfd ontwerp gekoppeld aan een marketingstrategie van affiches,<br />

postkaartjes en persartikels. De tweede vereiste werd een wezenlijk deel van het proces,<br />

waarbij de institutionele constructie evenveel aandacht vroeg als de bouwwerf. Beginnende<br />

bij de buurtbewoners en bij architect Chris Rossaert werd een netwerk uitgebouwd<br />

<strong>met</strong> de lokale bouwopleiding APAJ, <strong>met</strong> de hogescholen in de buurt, de lokale handelaars,<br />

de in de buurt gevestigde JP Morgan Bank en lokale en grootstedelijke overheidsdiensten.<br />

Toen na een bouw van 9 maanden de toren Limite Limite werd ingehuldigd, werd<br />

ook <strong>met</strong>een de non-profit organisatie Limite Limite boven de doopvont gehouden, die de<br />

verschillende betrokken op formele basis aan elkaar linkte. Het netwerk dat door de interventie<br />

was ontstaan, liet buurtbewoners en betrokkenen toe om op informele manier <strong>met</strong><br />

elkaar contact op te nemen, om zo verschillende visies op de toekomstige ontwikkeling<br />

van de buurt naast elkaar te leggen. De buurtbewoner kon zijn ongenoegen direct bij de<br />

burgemeester luchten, de burgemeester hoorde uit eerste hand de ervaringen op het terrein.<br />

In 2002 werd Limite Limite bekroond <strong>met</strong> de Thuis in de Stad-prijs voor innovatief<br />

en participatief initiatief, en ondertussen werd dit ontwikkelingsmodel door verscheidene<br />

academici beschreven als een “groeicoalitie van onder uit”.<br />

DE STRUCTUUR STAD: DUURZAME HARD- & SOFTWARE EN<br />

SOFTWARESCHRIJVERS<br />

De huidige toenemende verstedelijking gebeurt in een context van een meer mobiele, waardoor<br />

meer diverse, en ouder wordende bevolking, gecombineerd <strong>met</strong> regionale en wereldwijde politieke<br />

en economische integratie. Een groeiende bewustwording van de impact van de menselijke<br />

activiteit op de planeet en haar ecosysteem hebben het concept van de ‘duurzame stad’<br />

in de aandacht gebracht. Duurzame steden zouden de noden van hun huidige bewoners moeten<br />

vervullen zonder de kansen van toekomstige bewoners in gevaar te brengen. Toen Michael<br />

Bloomberg in 2006 zijn kandidatuur voor herverkiezing als burgemeester van New York stelde,<br />

was het ook zijn ambitie om van New York een duurzame stad te maken. Zijn doelstellingen<br />

om dit te realiseren waren betaalbare woningen, lokale parken, verbetering van het openbaar<br />

vervoer, zuivere lucht en rivieren en een uitbreiding van de watervoorziening.<br />

[momenten_ 69


voor wie haar soms geweld aandoet<br />

Hoewel Bloombergs ambities lovenswaardig en hoogdringend waren, zijn ze toch onvolledig om<br />

een stad duurzaam te maken. Bloombergs plan omvat het moderniseren en ‘groener’ maken van<br />

de infrastructuur, maar mist plannen voor het hernieuwen van bestuur, sociale relaties en verdeling<br />

van welvaart. Een stad kan immers pas<br />

duurzaam, rechtvaardig of eerlijk zijn wanneer<br />

De eigenschappen<br />

van de stad<br />

lijken mekaar te<br />

versterken in een<br />

opwaartse spiraal<br />

van welvaart. Als die<br />

tegenstellingen er nu<br />

eens niet waren...<br />

stedelingen betrokken worden bij de besluitvorming<br />

en het besteden van middelen – als<br />

wat City Mine(d) de ‘soft structures’ noemt<br />

voorhanden zijn om inspraak in het stedelijk<br />

bestuur te garanderen. ‘Soft structures’ zijn<br />

de manieren waarop mensen zich organiseren:<br />

strategieën, sociale relaties en netwerken.<br />

De software van de stad wordt geschreven<br />

door politici en ambtenaren, maar ook door<br />

informele actoren. De eersten ontwikkelen<br />

manieren van omgaan <strong>met</strong> de stad die zich<br />

soms uitdrukken in wetten, reglementen en<br />

instituten voor hulpverlening en ordehandhaving;<br />

de laatsten houden zich bezig <strong>met</strong> systemen van wederzijdse steun en uitwisseling.<br />

City Mine(d) is vooral betrokken bij dat laatste, door het samen organiseren van activiteiten<br />

of realiseren van interventies, het uitwisselen van vaardigheden, of het delen van ruimtes.<br />

Door interventies en initiatieven geeft City Mine(d) een aanzet voor nieuwe netwerken die<br />

betrokkenen kunnen aanwenden, voor het vergroten van hun positieve vrijheid en om meer te<br />

doen dan enkel ‘overleven’ in de stad. De soft structures van de stad zijn het geheel van alle<br />

software die de stad doet draaien.<br />

EEN CONTINU ONTWIKKELINGSPROCES<br />

Om steden duurzamer te maken, zullen dus ook deze structuren duurzamer gemaakt moeten<br />

worden. Dit betekent in wezen het bestuur van de stad democratischer, inclusiever of - als<br />

u echt wil - participatiever maken. Een decennium ervaring <strong>met</strong> steden laat City Mine(d) toe<br />

om drie vaststellingen te doen die leiden tot uitdagingen voor een meer duurzame stad. Eén:<br />

steden zijn dynamische entiteiten; twee: transparantie is een noodzakelijke voorwaarde voor<br />

participatie; drie: steden zijn concentraties van creativiteit.<br />

Het ligt voor de hand dat steden in de loop van de geschiedenis veranderen, en dat functies<br />

verdwijnen. Brussel had een stroom en heeft nu een kanaal (en een strand), Londen had<br />

ooit een van de drukste havens van Europa en heeft nu op dezelfde plaats het financiële<br />

centrum van het hele continent. Die veranderingen zijn te wijten aan veranderingen in economische<br />

functies en prioriteiten, die op hun beurt veroorzaakt worden door wijzigingen in<br />

koopkracht en in de smaak van de bevolking. Het punt is dat steden veranderen. Constant.<br />

[momenten_ 70


de stad als emanciperende biotoop<br />

En dat zal altijd zo zijn. De stad zoals we ze nu kennen, is in die optiek niet meer dan een<br />

snapshot van een proces.<br />

En daarin schuilt een eerste uitdaging voor de stad, namelijk het onderkennen van een continu<br />

stedelijk ontwikkelingsproces. De implicaties van deze visie zijn verreikend voor zowel<br />

beleid als burgers. Ze stelt namelijk de hele notie van ‘stadsontwikkelingsprojecten’ of ‘flagship<br />

ontwikkelingen’ in vraag. ‘Flagship ontwikkelingen’ zijn vastgoedontwikkelingen van<br />

een grote schaal, waarvan beweerd wordt dat ze verdere economische en vastgoedontwikkeling<br />

kunnen genereren, en die ook het imago van de stad in het buitenland kunnen bepalen.<br />

Denk maar aan het Guggenheim museum in Bilbao, Tate Modern in London, of <strong>met</strong> een<br />

kleiner publiek profiel (want) in Brussel de ontwikkeling van de Zuidwijk.<br />

ONTWIKKELEN VAN EEN TOEKOMST<br />

Het gaat hier om een visie die financieel en politiek ondersteund wordt door een groeicoalitie<br />

van overheid en business, en die in het beste geval ter consultatie wordt voorgelegd aan de<br />

lokale gemeenschap. Andere stadsontwikkelingsprojecten berusten minder op imagobepalende<br />

vastgoedontwikkeling, maar geloven evenzeer in city marketing, het aanprijzen van de<br />

stad in het buitenland om bezoekers of investeringen aan te trekken, en een visie op hoe de<br />

stad er over 5 of 10 jaar zou moeten uitzien. De toekomst kunnen zien is één ding, die visie<br />

opleggen aan de stadsbevolking is nog iets anders. Het is de overtuiging van City Mine(d) dat<br />

de stedelingen niet betrokken moet worden bij het realiseren van de toekomst, maar wel bij<br />

het ontwikkelen van een toekomst.<br />

Onderkennen dat steden in constante flux zijn, betekent ook onderkennen dat het toekomstbeeld<br />

dat stadsontwikkelingsprojecten of flagship-ontwikkelingen voorspiegelen ook maar tijdelijk<br />

van aard is. Een stelling die geïllustreerd wordt door het feit dat het Tate Modern museum<br />

in Londen, dat in 2000 zijn deuren opende, reeds in 2006 een goedkeurend antwoord kreeg<br />

op zijn vraag tot de bouw van een uitbreiding. Blijkbaar is de toekomst beter dan 10 jaar geleden<br />

werd gedacht. De vraag die zich opdringt is: “<strong>Wie</strong> kan of mag zich deze toekomst inbeelden?”<br />

Om een bredere bevolking te betrekken bij het ontwikkelen van de toekomst, volstaat het niet<br />

ze te consulteren over het naar voor geschoven project. Duurzame inspraak zou immers bestaan<br />

uit het betrekken van stedelingen in het proces dat vorm geeft aan de toekomst. Als we<br />

onderkennen dat de 2012 Olympics in London ook maar een moment zijn in de evolutie van de<br />

stad, is het misschien belangrijker om processen te ontwerpen waarin de bewoners van de East<br />

End hun plaats zien, en die ze mee kunnen sturen. De plaatselijke bevolking die dreigt geconfronteerd<br />

te worden <strong>met</strong> 4 jaar infrastructuurwerken, heeft misschien minder belang bij vorm<br />

en kleur van het hoofdstadion, dan bij hoe impact te hebben op en dus voordeel te halen uit de<br />

processen waarvan de opbouw en afbraak van het stadion deel uitmaken.<br />

Belang hechten aan het proces betekent ook een plaatselijke bevolking niet langer confronteren<br />

<strong>met</strong> stedelijke designs en synthesebeelden van de toekomst, maar wel de juiste ‘soft<br />

[momenten_ 71


voor wie haar soms geweld aandoet<br />

structures’ ontwerpen, de besluitvormingsmodellen en sociale processen die beslissingen<br />

informeren en implementeren. Als die structuren ontworpen kunnen worden op zo’n manier<br />

dat ze rekening houden <strong>met</strong> de dynamiek van de stad, kunnen ze ook aangewend worden<br />

voor duurzame, want door een bredere groep gedragen ontwikkelingsmodellen.<br />

PARTICIPATIE EN TRANSPARANTIE<br />

Nobelprijswinnaar Amartya Sen schrijft in zijn boek ‘Development as Freedom’: “In sociale<br />

interactie gaan mensen om <strong>met</strong> elkaar op basis van wat hen wordt aangeboden en wat ze<br />

terug mogen verwachten. Op die manier werkt de hele samenleving op de veronderstelling<br />

van vertrouwen. Transparantie gaat over een openheid die mensen mogen verwachten.” Lage<br />

betrokkenheid bij traditionele inspraakvergaderingen zou wel eens te wijten kunnen zijn aan<br />

een gebrek aan vertrouwen in het werkelijk een impact kunnen hebben op het uiteindelijke<br />

resultaat. Op zijn beurt vindt dit zijn oorzaak in de onduidelijkheid over wie waarvoor verantwoordelijk<br />

is - privé-investeerder of verkozen mandatarissen - en bijgevolg welke beslissingen<br />

gevormd worden vanuit een ondernemings- of verkiezingslogica.<br />

De complexiteit van de stad maakt dat haar bestuur versnipperd is geraakt over talloze agentschappen,<br />

instituten, ondernemingen en bestuursniveaus. Bovendien maken hervormingen<br />

van het staatsapparaat dat bevoegdheden verschuiven tussen het gemeentelijke, gewestelijke,<br />

federale of zelfs Europese niveau. Dit wordt problematisch wanneer de stedeling een<br />

mandaat wil schenken aan een politicus, of dit mandaat niet wenst te verlengen omwille van<br />

onvoldoende prestaties. Specifieke diensten zoals huisvuilophaling maken het fenomeen bevattelijker.<br />

Als ik tevreden ben over hoe mijn huisvuil in Brussel wordt opgehaald, is dat dan<br />

de verdienste van de Gemeentelijke Schepen van openbare netheid, of van de Gewestelijke<br />

Staatssecretaris van openbare netheid? In de logica van Sen betekent dit dat de stedeling<br />

niet weet wat hij mag terug verwachten wanneer hij een mandaat geeft, wat kan leiden tot<br />

een vertrouwensbreuk die iedere vorm van duurzame inspraak onmogelijk maakt.<br />

Steden brengen door hun centrale functie kunstenaars en culturele instituten samen en bieden<br />

podium en publiek aan eenieder bevlogen schepper. Maar er is meer. Naast deze eerder<br />

geformaliseerde expressie biedt de stad ook plaats aan informele creativiteit. Het gaat hier<br />

om individuen, collectieven en organisaties die op een vernieuwende manier de stad in beweging<br />

brengen; groepen die creëren en produceren, werken en feestvieren, en dit op diverse<br />

domeinen, van het artistieke over het sociale tot het economische en politieke. Maar die vaak<br />

door de mazen van de officiële en gevestigde netten vallen, of bewust duiken. City Mine(d)<br />

bekent zijn oorsprong diep in deze stedelijke beweging, die reikt van het verenigingsleven<br />

over de krakersbeweging, politieke cafés <strong>met</strong> anarchistische sympathieën, buurthuizen <strong>met</strong><br />

artistieke ambities tot stadfilosofen <strong>met</strong> drang tot actie. Wat ze gemeen hebben is een gevoel<br />

van onbehagen bij hoe de stad nu is, een positieve, bijna vrolijke benadering van deze<br />

vaststelling, en het constructief aanwenden van hun creativiteit.<br />

[momenten_ 72


de stad als emanciperende biotoop<br />

NIEUWE ORGANISATIEVORMEN<br />

Deze informele creativiteit, hoewel zeer florissant in het midden van de jaren ‘90 in Brussel,<br />

is geen typisch Brussels fenomeen. Ze is wel eigen aan steden. Toen City Mine(d) rond 2002<br />

haar vleugels uitsloeg, en ook in Barcelona en Londen op zoek ging naar gelijkgestemden,<br />

bleek dat ook daar mensen zich mobiliseerden in de strijd<br />

voor de stad. De reactie op de ontwikkeling van Poble<br />

Nou tot nieuwe mediahub @22 bracht in Barcelona heel<br />

wat creatieve zielen samen. Een gelijkaardig fenomeen<br />

was te zien in Noord-Londen, waar de ontwikkeling van<br />

King’s Cross tot station voor de Eurostar naar Parijs en<br />

Brussel aardig wat reactie opwekte. Op verschillende<br />

manieren heeft City Mine(d) geprobeerd zichtbaarheid te<br />

geven aan deze informele creativiteit. Door debatten en<br />

conferenties, acties op publieke plaatsen en publicaties<br />

is gepoogd om dit stedelijk fenomeen te netwerken en zo<br />

te versterken. Binnen de informele creatieve sector wordt<br />

aanhoudend gezocht naar nieuwe samenwerkings- en<br />

uitwisselingsverbanden. Omdat deze een drang naar<br />

‘Stadslucht<br />

maakt vrij’,<br />

luidt het<br />

spreekwoord,<br />

maar vrijheid<br />

heeft vele<br />

gezichten.<br />

individuele expressie proberen te verbinden <strong>met</strong> een gezamenlijke inspanning, en bijgevolg<br />

autonomie en collectiviteit proberen te combineren, wordt hier grondig geëxperimenteerd<br />

<strong>met</strong> vernieuwende vormen van organiseren en structureren. Het zoeken naar een evenwicht<br />

tussen een efficiënte structuur en informele samenwerking is een vraag waar iedere netwerkorganisatie<br />

en niet-hiërarchische structuur mee kampt.<br />

BUNKER SOUPLE<br />

‘Bunker Souple’ illustreert een van de pogingen tot het opzetten van uitwisseling in de<br />

informele stedelijke creativiteit in Brussel. De inspanningen die geleverd werden in het<br />

kader van Bunker Souple dateren van voor het ontstaan van City Mine(d), en bestonden<br />

eerder parallel aan dan wel in de schoot van City Mine(d). Bunker Souple vertrok vanuit<br />

de vaststelling dat er onderhuids heel wat leefde in Brussel. Initiatieven, projecten en<br />

ideeën van individuen en collectieven die getuigen van een grote creativiteit op verschillende<br />

gebieden. Ondanks de onderlinge diversiteit hadden deze initiatieven een aantal<br />

gemeenschappelijke kenmerken in hun benadering: het ging om eclectische en vernieuwende<br />

creatieve uitingen die afweken van de platgetreden paden. “Autonomie, zowel in<br />

de zin van ‘uw eigen goesting doen’, als het niet afhankelijk zijn van criteria van buitenaf<br />

opgelegd, is een ander belangrijk kenmerk. Vaak is het een bewuste keuze om urgent en<br />

direct te ageren, wat een grote spontaneïteit en bewegingsvrijheid garandeert”, staat<br />

in de inleiding van het repertorium Bunker Souple uit 2000. Bunker Souple was geen<br />

organisatie, collectief, groepering of platform, en had ook niet die ambitie. Het was een<br />

middel tot uitwisseling (in de meest brede zin van het woord) van informatie, kennis<br />

en ervaringen. Een van de middelen om die uitwisseling te bekomen was het reeds ge-<br />

[momenten_ 73


voor wie haar soms geweld aandoet<br />

citeerde repertorium, dat naast contactadressen ook inhoudelijke informatie over de<br />

projecten gaf. Daarnaast bestonden er radioprogramma’s, een website, een faxsysteem,<br />

denk/actie ateliers en efemere cafés (kraakcafés, zeg maar). Bunker Souple had geen<br />

raad van bestuur of besluitvormingsorgaan. Op het bureau van City Mine(d) werd een<br />

nummering bijgehouden, en ieder die een Bunker Souple actie wou ondernemen, kreeg<br />

een nummer, om op die manier bij te houden wat gebeurde onder de naam Bunker Souple.<br />

Zo was Bunker Souple 4 een efemeer café op 25 maart 1998 op het gelijkvloers<br />

van Brussel 2000, Culturele Hoofdstad van Europa, onder het motto ‘Wanneer komt<br />

Brussel 2000 naar beneden?’. Bunker Souple 6 was een 7-daags denk/actie atelier als<br />

“aanzet tot vernieuwende en concrete resultaten om nieuwe stedelijke initiatieven te<br />

ondersteunen in hun ontstaans- en voortbestaanomstandigheden binnen het stedelijk<br />

weefsel”, aldus de uitnodiging. Per actie werd bekeken hoe best <strong>met</strong> het publiek gecommuniceerd<br />

werd. Zo werd voor Bunker Souple 4 pas enkele uren voor de afspraak<br />

een strooibiljet verspreid <strong>met</strong> daarop een afspraakpunt in de buurt; voor Bunker Souple<br />

6 werd een heuse persconferentie georganiseerd. Als<br />

De software van<br />

de stad wordt<br />

geschreven<br />

door politici en<br />

ambtenaren,<br />

maar ook door<br />

informele<br />

actoren.<br />

samenwerking slaagde Bunker Souple er in enig resultaat<br />

te halen, omdat het op zich ongestructureerd genoeg<br />

was om niet door een betrokkene toegeëigend te<br />

kunnen worden, en tegelijk regelmatig genoeg zichtbaar<br />

was om een eigen identiteit te hebben.<br />

DE TOEKOMST STAD: EMANCIPERENDE<br />

RELATIES<br />

Enerzijds hebben transport en immigratie, milieuproblemen,<br />

de geglobaliseerde economie en internationale<br />

media de wereld doen krimpen tot pocketformaat;<br />

anderzijds nopen discours rond oliepiek, CO2-uitstoot,<br />

klimaatverandering en voedselkilo<strong>met</strong>ers ons ertoe<br />

om op de lokale gemeenschap terug te plooien. Een creatieve en constructieve manier vinden<br />

om om te gaan <strong>met</strong> de spanning tussen het zeer lokale en het internationale lijkt voor City<br />

Mine(d) de uitdaging van de toekomst. Het gaat er hier in geen geval om de internationale<br />

marketing van de stad te verbeteren of een betere score te halen in benchmarking (het fenomeen<br />

waarbij zowel publieke als private instanties rangordes opstellen van steden aan de<br />

hand van zeer verschillende indicatoren, gaande van de kost van vastgoed over de leefbaarheid<br />

van de stad tot de kwaliteit van openbaar vervoer of hotels); het gaat eerder om hoe<br />

lokaal initiatief versterkt kan worden door internationale samenwerking.<br />

Als inleiding op de ‘Bruxel Glocal’ conferentie die City Mine(d) organiseerde in 2003, schreef<br />

Erik Swyngedouw over hoe ‘lokaal’ verzet in bijvoorbeeld het Midden-Oosten zich kan ma-<br />

[momenten_ 74


de stad als emanciperende biotoop<br />

nifesteren in om het even welke stad in de wereld, zoals gebeurde op 11 september 2001 in<br />

New York. “Het combineren van lokale en internationale connecties heeft allerlei breuken<br />

en spanningen versterkt: relaties zijn <strong>met</strong> elkaar verweven of opgesplitst in complexe, soms<br />

machteloos makende en soms emancipatorische manieren.” Het is die emancipatie waar City<br />

Mine(d) naar op zoek ging toen het in 2002 City Mine(d) Barcelona en City Mine(d) London<br />

initieerde.<br />

Zoals reeds gezegd wordt de stad bestuurd op verschillende niveaus, of schalen, zoals Neil<br />

Smith ze noemt. De kleinste schaal is de buurt, die wordt georganiseerd door buurtinstanties<br />

zoals de plaatselijke politie of wijkverantwoordelijken. De volgende schaal is de gemeente,<br />

waar burgemeester en schepencollege besturen. Vervolgens is er het grootstedelijke niveau,<br />

[momenten_ 75


voor wie haar soms geweld aandoet<br />

en zo kan men opklimmen tot het nationale en zelfs Europese niveau. Sommige actoren bereiken<br />

een patstelling in een conflict <strong>met</strong> de instituten op hun schaal. <strong>Haar</strong> internationaal<br />

profiel laat City Mine(d) toe om instituten van een andere schaal te betrekken, en zo de plaatselijke<br />

patstelling te doorbreken.<br />

YOUNG BLACK WOMEN’S GROUP<br />

Een voorbeeld was de Young Black Women’s buurtgroep uit Islington, die de plaatselijke<br />

feestzaal slechts één keer per jaar mocht gebruiken voor haar dansact. City Mine(d)<br />

leende hen een transparante bubbel als performanceruimte, en nodigde als ‘internationaal<br />

productiehuis’ ook de plaatselijke cultuurverantwoordelijken uit. Na het optreden<br />

gezien te hebben, nodigde het gerenommeerde danscentrum Saddler’s Wells de meisjes<br />

uit voor workshops, en zo hadden ze opeens erkenning genoeg om de plaatselijke<br />

weerstand te overwinnen. Naar analogie <strong>met</strong> het werk van Smith refereert City Mine(d)<br />

aan het fenomeen van zich tot een hogere schaal richten om een patstelling op te lossen<br />

als ‘jumping scales’, of schaalspringen, omdat het zich als organisatie van het zeer<br />

lokale naar het internationale en terug op het grootstedelijke richt.<br />

STAD EN COLLECTIEVE ACTIE!<br />

Naast de kern die aanwezig is in 4 landen, bestaat City Mine(d) nu voornamelijk uit een netwerk<br />

van gelijkgestemden in 13 Europese steden. City Mine(d) definieert zichzelf als een<br />

“netwerk van individuen uit heel Europa die bezig zijn <strong>met</strong> stad en collectieve actie. Door<br />

artistieke projecten, campagnes en debatten plaatst het actuele thema’s van buurt tot Europees<br />

niveau op de publieke en politieke agenda en geeft het initiatieven van individuen<br />

en collectieven een kader waarbinnen ervaring, contacten en kennis gedeeld kunnen worden.”<br />

Het werkt momenteel aan het in de praktijk brengen van deze definitie door de talloze<br />

bestaande internationale linken tussen geëngageerde stedelingen bruikbaar te maken voor<br />

lokaal initiatief.<br />

[momenten_ 76


voor wie haar soms geweld aandoet<br />

Iedereen gelukkig ?<br />

Een visie op sociale<br />

duurzaamheid in<br />

stadsvernieuwingsprojecten<br />

TOM DUTRY<br />

Eind 2003 sloot Samenlevingopbouw Gent vzw een convenant <strong>met</strong> de Stad Gent. Via<br />

dit convenant engageerde Samenlevingsopbouw zich om de participatie van bewoners<br />

te organiseren in de stadsvernieuwingsprojecten ‘Zuurstof voor de Brugse Poort’ en<br />

‘Bruggen naar Rabot’. Er werd gestart in één wijk, in 2004 kwam er een tweede bij, en sinds<br />

2007 wordt er in 3 wijken gewerkt aan de participatie van bewoners in de verschillende<br />

stadsvernieuwingsprojecten. Intussen is het eerste convenant afgelopen, en werd er gestart<br />

<strong>met</strong> een hernieuwd convenant, dat loopt tot 2013. De relatie lokale overheid – opbouwwerk<br />

is, na goed 6 jaar, “volwassen geworden”, zo geeft Tom Dutry aan. We vroegen hem uit<br />

over de verduurzaming van de activiteiten van Samenlevingsopbouw Gent. Wat zijn de<br />

randvoorwaarden om die (sociale) duurzaamheid te realiseren?<br />

Samenlevingsopbouw Gent vzw ondertekende in 2003 een convenant <strong>met</strong> de lokale overheid<br />

waarin de opdracht van Samenlevingsopbouw Gent, binnen de participatie van wijkbewoners<br />

aan stadvernieuwingsprojecten, werd vastgelegd. Er werd gestart in één wijk, in 2004<br />

kwam er een tweede bij, en sinds 2007 wordt er in drie wijken gewerkt aan de participatie van<br />

bewoners in de verschillende stadsvernieuwingsprojecten. Intussen is het eerste convenant<br />

afgelopen, en zijn we gestart <strong>met</strong> een hernieuwd convenant, dat loopt tot 2013.<br />

Er is sinds de start een lange weg afgelegd, waarbij er op verschillende terreinen een verschuiving<br />

merkbaar is: was het convenant bij de start een strak dwingend keurslijf, dan is dat nu<br />

veel meer een leidraad. De relatie lokale overheid – opbouwwerk is ‘volwassen geworden’, en<br />

het wantrouwen dat er in de aanvangfase was, is verdwenen. Er zijn heel wat meer partners<br />

[momenten_ 78


iedereen gelukkig ?<br />

op de kar gesprongen, die er mee voor hebben gezorgd dat naast de klassieke inspraak<strong>met</strong>hoden<br />

ook andere doe-participatie-<strong>met</strong>hodieken <strong>met</strong> succes worden toegepast…<br />

Kortom, als er in Gent gesproken wordt over de participatie aan stadsvernieuwing, dan<br />

spreekt men meestal in positieve termen. Maar zijn de resultaten ook altijd even positief?<br />

Is de modale bewoner na al die inspraak en participatie wel zo gelukkig als we soms willen<br />

denken? In dit artikel gaan we dieper in op de manier van aanpakken van de voorbije periode,<br />

en proberen we een eerlijk antwoord te geven.<br />

VAN DE 19 DE EEUWSE GORDEL NAAR HOOGBOUW<br />

Sinds meer dan 25 jaar werkt Samenlevingsopbouw Gent in een aantal wijken van de Oost-<br />

Vlaamse hoofdstad. Het werkterrein is niet meer exclusief de 19 de -eeuwse gordel rond het<br />

historische kerngebied: intussen werken we ook in andere zones (zones <strong>met</strong> een hoge concentratie<br />

van (sociale) hoogbouw). De thema’s waar we rond werken zijn heel divers: van een<br />

pro-actieve rechtenbenadering tot intercultureel samenleven, van een lerende samenleving<br />

tot wonen. Wat die projecten bindt, is de manier van werken:<br />

“We bestrijden sociale achterstelling, armoede en uitsluiting. We komen op voor een samenleving<br />

waarin mensen samen vorm kunnen geven aan hun leefomgeving. We doen dit vanuit<br />

een onafhankelijke opstelling, vanuit de praktijkervaring in het werkveld en vanuit een rechtstreeks,<br />

intens en regelmatig contact <strong>met</strong> diverse bewoners uit het Gentse.”<br />

We zien het als onze opdracht om alle relevante beleidsactoren te stimuleren in functie van<br />

een participatief én sociaal gecorrigeerd beleid. We doen dit samen <strong>met</strong> de bewoners waarmee<br />

we werken. We doen dit zonder dat we de verschillende groepen die hierin <strong>met</strong> uitsluiting<br />

bedreigd worden onderling tegen elkaar gaan opzetten. We hebben oog voor wat hen<br />

verbindt en zoeken daar waar diverse ideeën een verrijking kunnen zijn, zowel voor de betrokkenen<br />

zelf als voor de oplossingsvoorstellen die we samen <strong>met</strong> hen uitwerken rond concrete<br />

thema’s. “Zo bouwen we aan een samenleving die solidair, democratisch en intercultureel is.”<br />

SAMENLEVEN, ZICH VEILIG VOELEN, EEN BUURTLEVEN…<br />

Bij de start van de overeenkomst hadden we een duidelijk participatietraject voor ogen, dat<br />

verliep via 4 stappen: de inspraak bij de plannen; de terugkoppeling <strong>met</strong> het ‘concept’; de evaluatie<br />

na uitvoering; en de nazorg opzetten om het gebruik van de realisaties te optimaliseren.<br />

Algauw werd duidelijk dat dit een theoretisch model was. Niet alleen was er veel te veel tijd<br />

tussen de inspraak bij de plannen en de realisatie van die plannen: sommige deelprojecten<br />

zijn nu, anno 2009 nog steeds niet afgewerkt! Maar nog belangrijker dan de slechte fasering<br />

was de vaststelling dat er nood was aan een aantal stappen vóór de inspraak: de bewoners die<br />

meededen, waren niet zozeer geïnteresseerd in de technische of esthetische aspecten van<br />

een plan, maar wel in ‘samenleven’, ‘zich veilig voelen’, een ‘buurtleven’…<br />

Het werd ook snel duidelijk dat een stadsvernieuwingsverhaal veel meer omvat dan een louter<br />

stedenbouwkundige aanpak. De sociale component, de culturele peiler, veiligheid: het waren<br />

[momenten_ 79


voor wie haar soms geweld aandoet<br />

even belangrijke ‘levensdomeinen’ waar aan<br />

gewerkt moest worden. En die zaten oorspronkelijk<br />

niet in de aanpak…<br />

Een ander ‘fenomeen’ dat ervoor zorgde dat<br />

we het stappenplan achterwege lieten, waren<br />

de braakliggende terreinen die plots ontstonden.<br />

De timing van de afbraak werd moeiteloos<br />

gehaald, maar de herinvulling bleef uit.<br />

Plots werden er open ruimtes gecreëerd die<br />

om nieuwe tijdelijke invulling vroegen.<br />

“Een stadsvernieuwings<br />

verhaal<br />

omvat veel meer dan<br />

een louter stedenbouwkundige<br />

aanpak.”<br />

“‘de Site’ in de wijk Rabot is een braakliggend terrein <strong>met</strong> als toekomstige bestemming woningbouw.<br />

In afwachting worden er tijdelijke projecten opgezet, op basis van de gezamenlijke<br />

interesse, geformuleerde noden en behoeften van bewoners. De <strong>met</strong>hodiek is gestoeld op een<br />

nauwe samenwerking tussen bewoners, lokale overheid en wijkorganisaties.<br />

In de Brugse Poort is het aantal straatfeesten spectaculair gestegen, <strong>met</strong> de ‘komst’ van<br />

nieuwe open ruimtes (de afgebroken huizen). Hierdoor is een nieuwe dynamiek ontstaan, <strong>met</strong><br />

mensen die anders niet meewerken aan wijkopbouw.”<br />

NAAR EEN OPEN DIALOOG<br />

Het ‘snijpunt’ van bovenvernoemde veranderingen werd het scherpst ervaren in die nieuwe<br />

openbare ruimtes: het is op de openbare plaats dat de ‘confrontatie’ plaatsvindt, en hoe meer<br />

verschillend de microsamenleving is, hoe moeilijker het is om een gemeenschappelijk gebruik<br />

te vinden. Daarbij komt ook nog de vaststelling dat vooral mensen <strong>met</strong> een ‘verminderd algemeen<br />

veiligheidsgevoel’ niet voldoende draagkracht hebben om de ‘andere’ open tegemoet<br />

te treden. De mate waarin mensen veranderingen in hun omgeving en diversiteit als onveilig<br />

ervaren, hangt sterk samen <strong>met</strong> hun uitgangspositie. Mensen <strong>met</strong> een zekere werksituatie,<br />

voldoende inkomen, woonzekerheid... voelen zich veiliger dan mensen voor wie de sociale<br />

grondrechten niet verzekerd zijn.<br />

Vanuit het opbouwwerk hebben we gaandeweg het 4-stappentraject losgelaten, en kozen we<br />

om verschillende vormen van aangepaste participatie op te starten, te linken <strong>met</strong> elkaar, te<br />

dynamiseren en op het juiste moment op te starten. En dat hebben we zoveel als mogelijk<br />

vanuit een solide samenwerking <strong>met</strong> verschillende wijkorganisaties gedaan. “In de Brugse<br />

Poort zijn er door de jaren heen 2 netwerken ontstaan, ‘Babbelbabbel’ en ‘de Brugse Poort<br />

beweegt’. Dit zijn netwerken van buurtorganisaties die activiteiten planen en organiseren die<br />

rechtstreeks gekoppeld zijn aan het stadsvernieuwingsproject in de wijk.<br />

In het Rabot is het netwerk een stuurgroep die alle acties en activiteiten plant en organiseert.”<br />

MISSION IMPOSSIBLE?<br />

Gaandeweg ontstond meer en meer het gevoel dat we eigenlijk voor een onmogelijke opdracht<br />

stonden: duurzame inzet op poten zetten in nieuwe projecten die (nog) niet bestaan.<br />

[momenten_ 80


iedereen gelukkig ?<br />

De confrontatie <strong>met</strong> het uitblijven van de heropbouwfase was voor vele bewoners hard: een<br />

onteigening als eigenaar-bewoner of een gedwongen verhuis wegens verkoop aan de lokale<br />

overheid is altijd een emotionele gebeurtenis. Als dan ook nog eens blijkt dat de opbouw<br />

jaren aansleept, wordt het nog bitterder… en niet alleen voor de mensen die moesten verhuizen.<br />

De achterblijvers waren soms nog slechter af: ze werden geconfronteerd <strong>met</strong> open<br />

vlaktes die (nog) geen functie hadden, <strong>met</strong> alle gevolgen van dien (gevaar van sluikstort,<br />

drugsoverlast…). In dergelijke negatieve sfeer een opbouwend project opzetten, was geen<br />

sinecure.<br />

Toch was niet iedereen negatief ingesteld: er waren altijd een aantal bewoners die bleven<br />

geloven in de kansen die stadsvernieuwing biedt, en vanuit die positieve ingesteldheid zijn<br />

we herstart.<br />

VAN NAZORG NAAR DUURZAME NETWERKEN<br />

De term ‘nazorg’, de zogenaamde vierde en laatste stap uit ons participatietraject, zorgde<br />

voor enige verwarring: het ging niet over zorg nà het project, wat kon impliceren dat we daarmee<br />

pas op het eind van ons traject gingen starten, wanneer alle andere fases al waren afgelopen.<br />

En gezien de soms jarenlange tijd tussen afbraak en nieuwbouw, zou dit het einde<br />

betekenen van alle broze opgestarte netwerken.<br />

Veeleer dan nazorg ging het over verduurzaming van de positieve effecten van de activiteiten<br />

naar aanleiding van de stadvernieuwingsprojecten. De term verduurzamen dekt ook veel<br />

meer de lading van de inzet in de voorbije jaren, net omdat duurzaamheid bestaat uit verschillende<br />

delen: een ecologische, een economische en een sociale component. Vanuit het<br />

opbouwwerk leggen we de nadruk op de sociale component. Met sociale duurzaamheid wordt<br />

bedoeld: een rechtvaardige verdeling van welvaart en het creëren van ruimte om te participeren<br />

aan het maatschappelijk leven. In de huidige stadvernieuwingsprojecten realiseren we<br />

dit door te kiezen voor uitgebreide participatieprocessen, het inzetten van middelen voor het<br />

sociale luik, het invullen van tijdelijke open ruimtes…<br />

Vanuit het opbouwwerk willen we die rechtvaardige welvaartverdeling en participatie aan het<br />

maatschappelijk leven realiseren <strong>met</strong> de bewoners die in die wijken de zwakste posities innemen.<br />

Of, <strong>met</strong> andere woorden: wij willen een sociaal stadsvernieuwingsproces <strong>met</strong>, door<br />

en voor de bewoners van die wijken, en niet voor kapitaalkrachtige(r) nieuwkomers, die enkel<br />

omdàt ze kapitaalkrachtig zijn, het samenleven in een wijk kunnen revitaliseren. Dit wondermiddel<br />

‘sociale mix’, waar vooral de lokale overheid in gelooft, staat voor een statische en<br />

achterhaalde visie op samenleven. Bovendien: geen enkel empirisch onderzoek ondersteunt<br />

deze sociale mix-ideologie.<br />

NOODZAKELIJKE RANDVOORWAARDEN<br />

Via verschillende praktijkervaringen zijn we erin geslaagd om een aantal belangrijke randvoorwaarden<br />

te benoemen om die (sociale) duurzaamheid te realiseren:<br />

[momenten_ 81


voor wie haar soms geweld aandoet<br />

Verduurzamen is werken aan deel-hebben: werken aan participatie betekent zowel werken<br />

aan het deelhebben als deelnemen, waarbij extra aandacht voor de zwakke bewoners een<br />

noodzaak is.<br />

“In de Brugse Poort startte in ’07 het project ‘Babbelut’: een ontmoetingsactiviteit voor allochtone<br />

vrouwen. Via gerichte activiteiten betrekken we deze groep op de openbare ruimte. Door<br />

het wegvallen van dienstverlening op wijkniveau en de grotere aandacht van diensten voor<br />

middengroepen, is er zo goed als geen aanbod meer op maat voor deze doelgroep.<br />

Een laagdrempelige basisvoorziening in Ledeberg (de Kiosk) Rabot (de Site), Brugse Poort<br />

(Babbelut) heeft verschillende functies: een communicatiemiddel, ontmoeting…”<br />

Verduurzamen is participatie verruimen: participatie<br />

is meer dan praten over plannen. Mensen moeten zelf<br />

vorm kunnen geven aan hoe en waarover ze participeren.<br />

Mensen willen aangesproken worden op hun competenties<br />

en interesses, en er mag ook geen selectie<br />

gemaakt worden van waarover wel en niet kan worden<br />

gepraat.<br />

“De stadsvernieuwingsplannen waren oorspronkelijk<br />

vooral bakstenen plannen. Onder druk van de betrokken<br />

bewoners en wijkorganisaties is er ook aandacht bijgekomen<br />

voor de sociale, economische, culturele component.”<br />

Verduurzamen is tegengaan van sociale verdringing:<br />

een sociaal geïnspireerde langetermijnvisie en een integrale<br />

aanpak bieden veel meer kans op structurele<br />

oplossingen.<br />

Verduurzamen is toegankelijkheid verhogen: toegankelijkheid<br />

begint <strong>met</strong> participatie, waarbij mensen zelf<br />

vorm geven aan de publieke ruimte rondom hen.<br />

“Participatie<br />

stopt niet <strong>met</strong><br />

de realisatie<br />

van een project.<br />

We moeten de<br />

vinger aan de<br />

pols houden:<br />

hoe voelen<br />

en bewegen<br />

mensen zich in<br />

hun wijk?”<br />

“De Actiegroep Groene Vallei bestaat uit overtuigde ‘groene’ buurtbewoners, die dé gesprekspartner<br />

zijn als het gaat over de inrichting en onderhoud van het park de Groene Vallei. Hun<br />

klemtonen liggen op natuurlijke begroeiing en verwildering, geen verlichting… De bewoners<br />

uit de sociale appartementen naast het park schuiven andere prioriteiten naar voor: helder<br />

verlichte paden, geen duistere hoekjes waar druggebruikers zich kunnen wegstoppen…”<br />

Verduurzamen is kijken naar het feitelijke: we kijken niet probleemgericht en zetten onze criteria<br />

zoveel als mogelijk tussen haakjes. Dit betekent dat we oog leren hebben voor schijnbare<br />

details; voor het feitelijke eerder dan voor het oplosbare. “‘Hoe wordt een bepaalde locatie<br />

gebruikt?’ in plaats van ‘Waarvoor is die locatie bedoeld?’. ‘Waarom is er een conflict?’ in<br />

plaats van ‘<strong>Wie</strong> is de schuldige?’.”<br />

[momenten_ 82


iedereen gelukkig ?<br />

Verduurzamen is permanente dialoog: participatie stopt niet <strong>met</strong> de realisatie van een project.<br />

We moeten de vinger aan de pols houden: hoe voelen en bewegen mensen zich in hun wijk?<br />

Daarom is de dialoog belangrijk. Werken aan sociale duurzaamheid is maatwerk, zowel <strong>met</strong><br />

betrekking tot bewoners als <strong>met</strong> betrekking tot de openbare ruimte. Sociale cohesie kan pas<br />

ontstaan als men toegankelijkheid van de open ruimte creëert voor alle bevolkingsgroepen.<br />

Sterke groepen zijn ‘mee’ <strong>met</strong> het planologische en stedenbouwkundige verhaal. Dat hoeft<br />

niet te betekenen dat ze het ermee eens zijn, wel dat zij als gelijke rond de vergadertafel zitten.<br />

Door hun stevige maatschappelijke inbedding hebben zij de marge om zich in te laten<br />

<strong>met</strong> hun buurt.<br />

<strong>Voor</strong> zwakke groepen moeten er concrete randvoorwaarden vervuld zijn om hen te laten deelnemen.<br />

Participatie op hun maat betekent: ervoor zorgen dat hun inbedding in de buurt niet<br />

in het gedrang komt. Hun stem is even belangrijk als die van sterkere groepen en van ontwerpers.<br />

Zij moeten zich in hun omgeving blijven herkennen. Het deel-hebben kan men stimuleren<br />

door hen een rol te geven in de open ruimte, door activiteiten en projecten.<br />

RESULTATEN OP HET TERREIN<br />

Heeft de aanpak gewerkt? Kunnen we spreken van een omwenteling in het denken over en kijken<br />

naar stadsvernieuwingsprocessen? Zijn we erin geslaagd om de topdown planning om te<br />

draaien in een bottom-up werking? Zijn we erin geslaagd om een draagvlak te creëren bij de lokale<br />

overheid over onze manier van werken, in de plaats van het klassieke omgekeerde verhaal?<br />

Volgens ons is het nu nog te vroeg om hierover algemene uitspraken te doen, ook al heerst er bij<br />

een aantal mensen een gevoel van verandering in het denken over en kijken naar wijkplannen.<br />

De grote ‘lakmoesproef’ moet nog komen, zowel op het vlak van plannen hertekenen als ze<br />

uitvoeren, maar de goede praktijkverhalen zijn intussen doorgedrongen tot op het niveau van<br />

de planmakers. Er zijn wel mooie voorbeelden te geven van kleinere deelprojecten, en dat<br />

betekent toch wat.<br />

“Op de Site zijn momenteel 160 tuiniers aan het werk in hun moestuintje, naast de verschillende<br />

andere activiteiten. Eind 2010 moet er een oplossing gevonden worden, omdat dan de<br />

echte werken starten op het terrein. In ons eerste opzet zijn we geslaagd: verschillende groepen<br />

buurtbewoners komen regelmatig samen (tuinieren, sporten, culturele activiteiten, barbecueën)<br />

en daardoor ontstaan nieuwe activiteiten én worden de bewoners betrokken bij de<br />

stadsvernieuwing. Ons andere opzet bestaat erin om <strong>met</strong> diezelfde groep mensen een politieke<br />

vertaling te maken van datgene waar we de voorbije periode aan gewerkt hebben: zal er in de<br />

uiteindelijke plannen plaats zijn voor openbare tuintjes, een buurtbarbecue, sportinfrastructuur?<br />

Of, <strong>met</strong> andere woorden, slagen we erin de plannen te laten hertekenen zodat ze een<br />

aangetoonde bestaande nood invullen?<br />

In de Brugse Poort hebben we geïnvesteerd in de basiswerking Babbelut. Kunnen we <strong>met</strong> die<br />

groep allochtone vrouwen de bestaande drempels benoemen, bespreekbaar maken en weg-<br />

[momenten_ 83


voor wie haar soms geweld aandoet<br />

werken, zodat die groep ook in aanmerking komt voor bijvoorbeeld een van de nieuw te bouwen<br />

sociale woningen?<br />

In de wijk Rabot is een sociaal-artistiek textielproject gestart. Kunnen we de drempels aantonen<br />

waardoor bepaalde groepen niet aan werk geraken? En slagen we er in om een aantal van<br />

de deelnemers te laten doorstromen naar reguliere projecten? En kunnen we de aanpak van<br />

het textielproject overdragen aan de partners?”<br />

Als we erin slagen om, via onze participatieprocessen op maat, planologen en andere deskundigen<br />

te overtuigen om de plannen aan te passen, dan is onze lakmoesproef geslaagd.<br />

EN IS IEDEREEN NU GELUKKIG, OF ZAL IEDEREEN DAN GELUKKIG ZIJN?<br />

Het antwoord zal natuurlijk nooit volmondig ja of nee zijn, maar als we erin slagen om de<br />

sociale verdringing op de politieke agenda te plaatsen en aan te pakken, dan zijn we geneigd<br />

om ‘ja’ te antwoorden op voorgaande vraag. Dat betekent dat er nog werk aan de winkel is,<br />

en dat we onze politieke opdracht ten volle moeten opnemen. Daarvoor geven we onszelf tijd<br />

tot 2013, wanneer het huidige convenant ten einde loopt. En als we er inderdaad in slagen<br />

om vanuit de laagdrempelige maatwerkparticipatie de empowerment vorm te geven, zodat<br />

we <strong>met</strong> de zwakste groepen de politieke agenda mee kunnen sturen, dan kunnen we echt<br />

spreken van een sociale stadsvernieuwing.<br />

Bij deze mag je eind 2013 een vervolgartikel verwachten…<br />

LITERATUURLIJST<br />

De Meyer Patrice, Dutry Tom, Dimitri Vandenberghe, Sofie Claeyssens, Linze Magherman,<br />

Gülcan Sari, (sept ’08), ‘Iedereen gelukkig. Een visie op sociale duurzaamheid in stadsvernieuwingsprojecten’.<br />

De brochure : ‘Iedereen gelukkig. Een visie op sociale duurzaamheid in stadsvernieuwingsprojecten’<br />

kan je gratis bestellen bij Samenlevingsopbouw Gent vzw. (enkel verzendingskosten)<br />

Adres : Dok noord 7, 9000 Gent<br />

BIOGRAFISCHE NOOT<br />

Tom Dutry (°1970) werkt sinds 1993 bij samenlevingsopbouw Gent.<br />

[momenten_ 84


voor wie haar soms geweld aandoet<br />

Creëer je Wijk in<br />

Gent. Duurzame<br />

projectsubsidiëring:<br />

een paradox?<br />

INGE VAN DE WALLE<br />

Het voordeel van projectsubsidiëring is dat je flexibel kan inspelen op maatschappelijke<br />

tendensen, dat je nieuwe accenten kan leggen in het beleid. Het nadeel is navenant: vaak<br />

zijn (culturele) projecten eendagsvliegen die plotsklaps ophouden te bestaan, eens de<br />

middelen opgesoupeerd en het toonmoment achter de rug. Bij de dienst Kunsten van de<br />

stad Gent polsten we bij Kathleen Bautmans hoe zij deze heikele klip weten te omzeilen. De<br />

dienst kwam recent op de proppen <strong>met</strong> een reglement voor de projectsubsidiëring van een<br />

duurzaam artistiek initiatief. Valt een projectwerking wel te rijmen <strong>met</strong> duurzaamheid?<br />

IN GESPREK MET KATHLEEN BAUTMANS<br />

Inge: Vanwaar de keuze voor projectsubsidiering<br />

van een duurzaam artistiek initiatief?<br />

Kathleen Bautmans: We merkten dat bij<br />

Kunst in de Buurt, een wedstrijdformule voor<br />

vernieuwende artistieke projecten <strong>met</strong> bewoners,<br />

een aantal projecten tussen de mazen<br />

van het net glipten. Die projecten waren<br />

op zich wel zinvol, maar niet vernieuwend en<br />

artistiek genoeg binnen het kader van Kunst<br />

in de Buurt. Vaak gaat het over projecten die<br />

gekoppeld zijn aan een aantal trekkersfiguren<br />

in de wijk. Omdat we die dynamiek niet<br />

verloren wilden laten gaan, zijn we vanuit<br />

de dienst Kunsten op zoek gegaan naar een<br />

nieuw kader.<br />

We geven nu al een structurele subsidie aan<br />

sociaal-artistieke projecten. Met dit nieuwe<br />

kader was het niet de bedoeling om mensen<br />

of organisaties structureel te subsidiëren,<br />

wel dat er binnen de projecten aandacht is<br />

voor verankering en samenwerking <strong>met</strong> de<br />

buurt. Om op die manier tot duurzame artistieke<br />

projecten te komen voor de wijk.<br />

Dat is dan de oproep Creëer je Wijk geworden,<br />

waarbij organisatoren twee keer per jaar<br />

[momenten_ 86


iedereen gelukkig ?<br />

duurzame artistieke initiatieven kunnen indienen.<br />

Inge: Hoe hangt dit reglement samen <strong>met</strong><br />

andere reglementeringen en het ruimere<br />

cultuur- en stedelijk beleid?<br />

Kathleen: Het cultuurbeleid van de stad<br />

heeft een ruime waaier<br />

aan ondersteuningen<br />

ten aanzien van de<br />

sector, gaande van de<br />

beschikbaarstelling van<br />

zalen en materiaal tot<br />

subsidies. Eén van deze<br />

instrumenten is het<br />

reglement voor de subsidiëring<br />

van culturele<br />

projecten. De focus ligt<br />

hier heel sterk op ‘creatie’<br />

– tijdelijke projecten<br />

en artistieke kwaliteit – en vertrekt van<br />

bij de aanbodzijde. Met Creëer je Wijk ligt er<br />

net geen druk op het product, maar krijgt het<br />

duurzaam proces alle aandacht. De initiatieven<br />

spreiden zich uit over meerdere maanden<br />

tot anderhalf jaar.<br />

De projectondersteuning binnen Creëer je<br />

Wijk loopt ook parallel <strong>met</strong> de stadsvernieuwing<br />

in Gent, vanuit het besef dat niet enkel<br />

stedenbouwkundige investeringen noodzakelijk<br />

zijn, maar dat ook culturele input nodig<br />

is. Want stadsvernieuwing is niet enkel<br />

een verhaal van stenen, maar gaat ook over<br />

de mensen in de wijk. Een cultureel project<br />

kan evengoed een krachtige impuls geven<br />

voor creatieve en actieve wijken. We zetten<br />

hierbij op verschillende sporen in: gaande<br />

van de kleinschalige ‘DeWijk aan Zet’-projecten<br />

over de Creëer je Wijk-projecten tot<br />

structurele subsidiëring van sociaal-artistieke<br />

projecten.<br />

“Stadsvernieuwing<br />

is niet enkel<br />

een verhaal van<br />

stenen, maar gaat<br />

ook over de mensen<br />

in de wijk.”<br />

Gent zet ook sterk in op gebiedsgerichte werking,<br />

DeWijk aan Zet is een initiatief van de<br />

Dienst Stedelijke Vernieuwing en Gebiedsgerichte<br />

Werking. In 2006 en 2007 was telkens<br />

175.000 euro voorzien voor betoelaging van<br />

initiatieven die de bewoners zélf nemen om<br />

het samenleven in hun buurt te bevorderen.<br />

In 2007 werden 119<br />

aanvragen goedgekeurd<br />

door de ‘wijkjury’s’.<br />

Een groot deel van de<br />

initiatieven zijn straatfeesten,<br />

maar er zijn<br />

ook veel linken <strong>met</strong><br />

cultuur. Bijvoorbeeld<br />

de Murga-fanfare, een<br />

buurtfanfare in de wijk<br />

Sluizeken-Tolhuis-Ham,<br />

geïnspireerd op het<br />

schippersverleden van<br />

de buurt. Buurtbewoners werden betrokken<br />

bij verschillende ateliers, rond muziek,<br />

woord, beeld, dans. De opstart kaderde in De<br />

Wijk Ontpopt, een artistiek samenwerkingsproject<br />

tussen de scholen, de wijk en de bewoners.<br />

De fanfare groeide en er sloten nieuwe<br />

partners aan. De fanfare verzelfstandigde<br />

en wil bouwen aan een duurzaam en blijvend<br />

karakter. Vandaar krijgen ze nu middelen via<br />

Creëer je Wijk.<br />

DUURZAAM IN DE BUURT<br />

Inge: Hoe beoordelen jullie de factor duurzaamheid<br />

binnen de projecten?<br />

Kathleen: De projectjury gaat na in hoeverre<br />

er sprake is van een concreet netwerk<br />

in de wijk. Zoals het in de criteria staat<br />

uitgeschreven: “De werking is artistiek en<br />

cultureel georiënteerd, maar mikt niet op<br />

autonome artistieke creatie: ze vlecht zich<br />

in het culturele weefsel van de wijk in en<br />

[momenten_ 87


voor wie haar soms geweld aandoet<br />

zoekt er een breed lokaal draagvlak om de<br />

actieve kunstbeleving van bewoners te kunnen<br />

stimuleren.” De jury bestaat uit mensen<br />

uit het sociaal-artistieke veld die begaan en<br />

vertrouwd zijn <strong>met</strong> de projecten en de stad.<br />

We vragen ook dat de indieners vertrekken<br />

vanuit kennis van de actoren en het publiek<br />

in de wijk.<br />

Inge: Welke effecten<br />

heeft Creëer je Wijk tot<br />

nog toe gehad?<br />

Kathleen: Er zijn twee<br />

oproepen per jaar, één<br />

in februari en één in<br />

oktober. Daarmee worden<br />

dan telkens 5 à 6<br />

projecten goedgekeurd<br />

van telkens 5.000 tot<br />

15.000 euro. We merken<br />

dat de projecten<br />

vooral ingediend worden door organisaties<br />

<strong>met</strong> toch wel een staat van dienst in de wijk.<br />

Een aantal projecten had tot nog toe geen<br />

enkel kader om op terug te vallen, een aantal<br />

andere projecten gaat uit van vzw’s die al ondersteuning<br />

krijgen, maar initiatieven opzetten<br />

naast hun reguliere werking.<br />

Een nieuw initiatief is bijvoorbeeld de Ledebirds,<br />

een Ledebergs orkest dat eigen<br />

jazz- en folkcomposities speelt, en pop- en<br />

rockliedjes waar ze een eigen draai aan geven.<br />

Zij willen heel duidelijk het engagement<br />

opnemen om zich in te schakelen in de buurt.<br />

Daarvoor waren ze op zoek naar een vaste<br />

stek in Ledeberg. Het is immers niet altijd<br />

gemakkelijk om al die instrumenten telkens<br />

weer te versleuren om een repetitie te kunnen<br />

organiseren. De vraag om ruimte, repetitielokalen<br />

en werkruimte is trouwens een<br />

“Vernieuwing in de<br />

betekenis van ‘nog<br />

niet eerder gezien’<br />

is zeker geen<br />

must of belangrijk<br />

selectiecriterium.”<br />

vraag die vaak terugkomt. Naast de vraag<br />

om meer procesbegeleiding en artistieke<br />

deskundigheid.<br />

Een project zoals CirQ bijvoorbeeld is heel<br />

moeilijk te vatten in de reguliere subsidiëring.<br />

Via Creëer je Wijk krijgen ze nu middelen<br />

om zich te verankeren in de Muidewijk,<br />

door middel van een atelier/cirQ-kunstfabriek<br />

waarin medewerkers én buurtbewoners<br />

samenwerken,<br />

brainstormen... Andere<br />

initiatieven zoals bijvoorbeeld<br />

Ambrosia’s<br />

tafel krijgen al subsidies,<br />

maar werkten een<br />

nieuw project uit voor<br />

de wijk Nieuw Gent.<br />

Vanuit kunstenaar<br />

Shabini’s blik wordt<br />

een multimediaal traject<br />

opgezet waarin de<br />

volledige wijk betrokken wordt. Het initiatief<br />

slaat de brug tussen de maar liefst 76 verschillende<br />

nationaliteiten van Nieuw Gent.<br />

STRUCTURELE INBEDDING<br />

Inge: Welke ondersteuning biedt de dienst<br />

Kunsten aan de projecten om te komen tot<br />

duurzame resultaten?<br />

Kathleen: We vragen sowieso aan de indieners<br />

of ze bereid zijn om samen te werken en<br />

informatie uit te wisselen <strong>met</strong> de stadsdiensten<br />

en andere actoren die op het terrein actief<br />

zijn. Daarnaast vragen we ook dat de initiatieven<br />

openstaan voor coaching en feedback.<br />

De projectjury geeft in zijn feedback al<br />

een aantal elementen aan om het project te<br />

verduurzamen en structureel in te bedden<br />

in de wijk. Met de dienst Kunsten gaan we<br />

samen <strong>met</strong> de projecten op zoek naar de mogelijkheden.<br />

We nemen <strong>met</strong> alle projecten<br />

[momenten_ 88


iedereen gelukkig ?<br />

telefonisch contact op en/of gaan langs. We<br />

bieden die begeleiding indien gewenst ook<br />

voor projecten die niet geselecteerd zijn. Wat<br />

mankeert er aan het project? Binnen welk<br />

kader kan het project wel passen? Met welke<br />

organisaties of diensten kunnen we de mensen<br />

in contact brengen?<br />

De nood aan ondersteuning vanuit de dienst<br />

Kunsten is verschillend naargelang de ervaring<br />

van de organisatie. <strong>Voor</strong> bijvoorbeeld een<br />

jonge organisatie als de Ledebirds is de nood<br />

aan infrastructuur groot. Hun project levert<br />

een bijdrage voor de wijk, maar het is niet de<br />

bedoeling dat hun project leidt tot overlast,<br />

wel tot beter samenleven. Een goed lokaal<br />

en een goede geluidsisolatie is dus noodzakelijk.<br />

We proberen dus mee te zoeken naar<br />

een concrete oplossing, maar evengoed op<br />

het beleidsniveau signalen door te spelen.<br />

Omtrent die algemene nood aan infrastructuur<br />

proberen we vanuit de dienst Kunsten<br />

samen te werken <strong>met</strong> andere partners binnen<br />

de stad. Zo ook bijvoorbeeld voor het<br />

muziekhuis Goeste Majeur, een initiatief<br />

van een aantal gedreven, professionele muzikanten<br />

die verbonden zijn <strong>met</strong> de Brugse<br />

Poort, Bij De Vieze Gasten en De Propere<br />

Fanfare. Ze organiseren muzikale buurtprojecten,<br />

workshops, geven individuele lessen<br />

en organiseren een kinderfanfare. Eigenlijk<br />

doen ze op een alternatieve manier aan muziekeducatie.<br />

Zij kunnen wel een paar jaar<br />

middelen krijgen vanuit Creëer je Wijk, maar<br />

het is wel de bedoeling dat we samen <strong>met</strong><br />

andere actoren zoeken naar een structurele<br />

inbedding.<br />

Inge: Het vernieuwende, uitzonderlijke of<br />

experimentele karakter van een projectvoorstel<br />

staat altijd in verhouding tot z’n<br />

omgeving. In hoeverre houden jullie daar<br />

rekening mee?<br />

Kathleen: Vernieuwing in de betekenis van<br />

‘nog niet eerder gezien’ is zeker geen must<br />

of belangrijk selectiecriterium. We geloven<br />

op zich wel in de vernieuwende kracht<br />

van projecten, maar je moet dat inderdaad<br />

beoordelen op basis van de wijk en de context.<br />

In de steden beginnen murga’s overal<br />

op te duiken, maar de murga is op zich wel<br />

een goede en nieuwe aanpak voor de wijk<br />

Sluizeken-Tolhuis-Ham. Hetzelfde geldt voor<br />

Goeste Majeur. Zij doen aan muziekeducatie:<br />

op zich niks nieuws, maar ze doen dat wel<br />

<strong>met</strong> een vernieuwende <strong>met</strong>hodiek. Dat kan<br />

een impuls bieden voor andere initiatieven,<br />

zoals het deeltijds kunstonderwijs.<br />

We geloven er sterk in dat dynamiek dynamiek<br />

aantrekt. Doordat de stadsvernieuwing<br />

zich concentreert op een aantal wijken, zoals<br />

nu bijvoorbeeld in Ledeberg, merk je dan wel<br />

dat er eigenlijk weinig projecten worden ingediend<br />

uit bijvoorbeeld de buurgemeenten<br />

of de stationsbuurt. Creëer je Wijk begint nu<br />

goed te lopen en bekend te raken, maar we<br />

zullen ook vanuit de dienst Kunsten het reglement<br />

evalueren en waar nodig bijsturen,<br />

bijvoorbeeld op het vlak van spreiding. Maar<br />

als we zien wat Creëer je Wijk teweegbrengt,<br />

geloven we heel hard in de projectoproep.<br />

[momenten_ 89


iedereen in de digitale kloof<br />

Iedereen in de<br />

digitale kloof<br />

LAURE VAN HOECKE<br />

‘De digitale kloof’: de term klinkt velen onbekend in de oren. Nochtans geeft de beeldende<br />

<strong>met</strong>afoor een idee van wat de digitale kloof is. Het heeft ‘iets te maken <strong>met</strong> de digitale<br />

maatschappij’ en ‘het gaat om degenen die niet <strong>met</strong> de computer kunnen werken’.<br />

Onwillekeurig denkt men aan senioren die opgegroeid zijn in een analoge maatschappij. Het<br />

bezit van multimedia wordt ook vaak geassocieerd <strong>met</strong> welstand, wat zou betekenen dat<br />

mensen in kansarmoede zich daardoor aan de verkeerde kant van de kloof bevinden.<br />

BEZIT<br />

Met dit denkbeeld zit men niet zo ver van de werkelijkheid, maar er gaan heel wat nuances<br />

verloren. De digitale kloof is namelijk een problematisch begrip. Het deelt de maatschappij op<br />

in ‘haves’ en ‘have-nots’. Het gaat ervan uit dat de mensen die zich in de digitale kloof bevinden<br />

ofwel geen computer bezitten, een groep die al snel lijkt samen te vallen <strong>met</strong> de kansarmen.<br />

Of degenen die niet de instrumentele vaardigheden beheersen om een computer te gebruiken. 1<br />

Het is <strong>met</strong> andere woorden een probleem van de personen die geen ‘digitale natives’ zijn. Dit is<br />

echter een ‘naïeve’ benadering van het probleem van de digitale kloof, waardoor ook de oplossingen<br />

die aangereikt worden onvoldoende dekkend zijn. Als je deze redenering volgt, is de digitale<br />

kloof op een eenvoudige manier te overbruggen. Mensen zonder computer kan je er een geven.<br />

En instrumentele vaardigheden, zogenaamde knoppenkennis, kan je eenvoudig aanleren. De<br />

enige reden waarom de digitale kloof nog niet overbrugd is, volgens dit betoog, is een kwestie<br />

van tijd. Het is een oplossing die op zich niet fout is. Kansengroepen zoals ouderen, werklozen<br />

en laaggeschoolden voorzien van infrastructuur is een nobel doel. De financiële drempel is immers<br />

één van de oorzaken van het ontstaan van de digitale kloof.<br />

In het digitaal plan ‘België. Digitaal hart van Europa 2010-2015’ dat minister Van Quickenborne<br />

onlangs heeft voorgesteld, ligt de focus duidelijk op deze visie. De digitale kloof wordt<br />

binnen dit plan voornamelijk voorgesteld als een probleem van bezit: “Homebanking en online<br />

shopping zijn ingeburgerd. Hoewel een derde van de Belgische gezinnen nog altijd niet op<br />

[momenten_ 91


voor wie haar soms geweld aandoet<br />

de computer zit, en dus ook niet online. We moeten er dus voor zorgen dat iedereen mee kan<br />

op de digitale kennistrein, dat iedereen toegang krijgt tot ICT en internet.” De doelstellingen<br />

die voorgesteld worden in dit plan kaderen dan ook voornamelijk binnen de strategie van het<br />

goedkoop verstrekken van infrastructuur: “1) 90% van de gezinnen is aangesloten op breedband<br />

in plaats van vandaag 64%; 2) Minstens 1 op 2 leerlingen vanaf 6 jaar heeft een computer<br />

of een netbook als lesinstrument, op dit ogenblik is dit slechts 1 op 8 leerlingen; 3) 50% van<br />

de inwoners surft mobiel, op dit ogenblik is dit 9%; 4) 50% van de facturen wordt elektronisch<br />

verzonden, nu is dit slechts 1%; 5) 1 op 3 werknemers telewerkt regelmatig tegenover 18% nu.” 2<br />

FACETTEN<br />

Toch blijven er openbare computerruimtes onbenut, blijven computers in de verpakking of<br />

vangen ze stof in een donker hoekje van de kamer. Hoe komt dit? De digitale kloof is blijkbaar<br />

toch moeilijker op te lossen dan gedacht. De digitale kloof is immers geen ééndimensioneel<br />

probleem, in tegenstelling tot wat de term suggereert. Naast het bezit van computers en de<br />

instrumentele vaardigheden bestaat de digitale kloof immers uit nog andere facetten. Zo<br />

heeft men tevens informatievaardigheden nodig. Dit zijn<br />

<strong>met</strong>hodes om online informatie op te sporen: ‘zoeken,<br />

We hebben<br />

geen<br />

specialisten<br />

nodig maar<br />

communicatie,<br />

interactie en<br />

vormingswerk.<br />

selecteren, begrijpen, evalueren en verwerken’. Inzicht in<br />

de structuur van een website en het herkennen van persuasieve<br />

bronnen zijn hierbij essentieel. Maar zelfs tot<br />

het toepassen van digitale informatievaardigheden op<br />

een eenvoudig niveau, namelijk het gebruiken van een<br />

zoekmachine, is 1/3 van de Belgische bevolking niet in<br />

staat! 3<br />

Verder is het gebruik van informatie binnen het eigen levenskader<br />

belangrijk. Men moet een idee hebben van hoe<br />

digitale media kunnen ingeschakeld worden om de eigen<br />

levenssituatie te verbeteren. 4 Deze complexe vaardigheden<br />

zijn niet enkel een zaak van personen in armoede of<br />

senioren. Informatievaardigheden verwerven is een leerproces waarmee iedereen, ook jij en<br />

ik, geconfronteerd wordt. Benedict Wydooghe, docent e-cultuur aan KATHO, is het dan ook<br />

niet eens <strong>met</strong> de negatieve connotatie van het begrip ‘digitale kloof’: “Behalve de negatieve<br />

formulering, suggereert de digitale kloof de klassieke tweedeling die in een vorig tijdperk<br />

thuishoort. Alleen ingenieurs of bruggenbouwers weten de kloof tussen de information haves<br />

en information have-nots te overbruggen. Dit beeld klopt niet: we hebben geen specialisten<br />

nodig maar communicatie, interactie en vormingswerk. Bovendien is het geen zaak van eenrichtingscommunicatie:<br />

de docent, de vormingswerker is voor een stuk zijn autoriteit kwijt en<br />

dient vooral te luisteren en in te spelen waar hij kan. De kloof suggereert een statisch karakter<br />

maar de bestaande sociale ongelijkheid - klasse, leeftijd, sekse en etniciteit - wordt niet weerspiegeld<br />

op het net.” 5<br />

[momenten_ 92


iedereen in de digitale kloof<br />

MULTIPLICATOREFFECT<br />

Het verwerven van informatievaardigheden en het inschakelen van digitale media binnen de<br />

eigen leefwereld zijn niet enkel afhankelijk van de sociale positie. Het zijn vaardigheden die<br />

enerzijds nauw samenhangen <strong>met</strong> de ‘gewone’ vaardigheden van geletterdheid. Anderzijds<br />

zorgen digitale media voor een multiplicatoreffect, waardoor het inzetten van deze vaardigheden<br />

veel sterker kan renderen. Digitale media maken het adagium ‘kennis is macht’ alleen<br />

maar actueler. Anderzijds is deze kennis voor iedereen binnen handbereik mits het bezit<br />

van een computer, een internetverbinding en de juiste<br />

attitude. Een flinke portie durf en nieuwsgierigheid<br />

is mooi meegenomen. ICT verandert de wereld. Het<br />

heeft de macht om de verhoudingen die de wereld tot<br />

nu toe domineerden cruciaal te veranderen.<br />

Deze veranderingen zijn echter niet vanzelfsprekend.<br />

Het erkennen van de meerwaarde van ICT en het leren<br />

omgaan <strong>met</strong> de content is cruciaal. Hierbij mag men<br />

niet uit het oog verliezen dat het moeilijker is voor<br />

onder meer laaggeschoolden, allochtonen en kansarmen<br />

om zich een weg te banen door deze informatiestroom.<br />

Ook jongeren worden schromelijk overschat.<br />

Ze bezitten fenomenale instrumentele vaardigheden:<br />

ze navigeren vingervlug door het nieuwe internet en<br />

laten hierbij hun ouders, leraars en begeleiders ver<br />

achter zich. Dit betekent echter niet dat ze de nodige<br />

kritische houding hebben ten opzichte van de inhoud.<br />

Bovendien spitsen deze vaardigheden zich vooral toe<br />

In het algemeen<br />

kan men<br />

stellen dat het<br />

gebruik van<br />

ICT afhankelijk<br />

is van de hele<br />

leefwereld<br />

waarin elke<br />

persoon zich<br />

beweegt.<br />

op het vlak van de ‘vrijetijdscontext’ en minder op wat de maatschappij van hen verwacht<br />

op de arbeidsmarkt. In vergelijking <strong>met</strong> senioren hebben zij dan weer weinig last <strong>met</strong> het<br />

lineair denken. Met andere woorden: ze hebben de ‘klikreflex’. Maar dit impliceert niet dat ze<br />

gemakkelijk de juiste informatie vinden, beoordelen en verwerken. Media-educatie en mediawijsheid<br />

worden daarom steeds belangrijkere concepten binnen het onderwijs.<br />

In het algemeen kan men stellen dat het gebruik van ICT afhankelijk is van de hele leefwereld<br />

waarin elke persoon zich beweegt. Het hangt samen <strong>met</strong> de multimediatoepassingen die<br />

vrienden en familie gebruiken en die binnen de school- en werkomgeving courant worden<br />

gebruikt. Het valt hierdoor slechts gedeeltelijk samen <strong>met</strong> de sociologische categorieën die<br />

men gewoonlijk hanteert, zoals leeftijd, sekse, etniciteit en opleiding. Volgens Jan A.G.M. Van<br />

Dijk, expert op vlak van het thema informatieongelijkheid, zal de kloof samenvallen <strong>met</strong> “de<br />

mensen die ICT en informatie kunnen inzetten voor het verbeteren van de eigen positie, en<br />

de mensen die dat niet kunnen”. 6 ICT is een cruciaal element in de informatiemaatschappij<br />

en netwerkmaatschappij. Enerzijds kan dit de oude verhoudingen openbreken, maar ander-<br />

[momenten_ 93


voor wie haar soms geweld aandoet<br />

zijds zullen er nieuwe, zelfs grotere maatschappelijke ongelijkheden kunnen ontstaan tussen<br />

gebruikers en niet-gebruikers. Om dit te vermijden moet het stimuleren van het gebruik van<br />

ICT kaderen binnen een bredere aanpak van het aanleren van informatievaardigheden. Indien<br />

we deze breuklijnen verwaarlozen, wordt de kloof tussen degenen die deze vaardigheden beheersen<br />

en degenen die ze niet beheersen enkel dieper, en mogelijk onoverbrugbaar.<br />

Naast vrienden<br />

en familie zijn<br />

socio-culturele en<br />

vrijetijdsorganisaties<br />

de ideale spelers<br />

om digitale<br />

kansengroepen de<br />

ogen te openen.<br />

VERSNIPPERDE PROBLEMATIEK, VERSNIPPERD BELEID<br />

De digitale kloof treft dus alle lagen van de maatschappij. Iedereen heeft zijn eigen drempels,<br />

afhankelijk van hoogstpersoonlijke kenmerken en omgeving. De digitale drempels overwinnen<br />

wordt een kwestie van maatwerk. Waar senioren momenteel een grote inhaalbeweging<br />

maken op vlak van ICT, worden er steeds nieuwe breuken zichtbaar. Iemand die tijdens het<br />

uitoefenen van zijn job niet in contact komt<br />

<strong>met</strong> ICT of slechts een specifiek aspect ervan<br />

gebruikt, heeft vaak geen tijd om digitale<br />

vaardigheden te ontwikkelen. Dit is geen<br />

groep aan de onderkant van de maatschappij,<br />

maar kan toch een ‘digitale kansengroep’<br />

zijn. De digitale kloof is een fenomeen waar<br />

iedereen deel van uitmaakt. Het beslaat zoveel<br />

verschillende groepen in de maatschappij<br />

en bestrijkt zo’n oppervlakte aan thema’s,<br />

zoals e-cultuur, e-government, e-gezondheid,<br />

e-leren, e-mobiliteit en e-economie, dat het<br />

onmogelijk is om de digitale finesses van al<br />

deze onderwerpen te beheersen. Dit is een<br />

zwakte en tevens de sterkte van het medium.<br />

De digitalisering van de maatschappij kan<br />

aangewend worden om bruggen te bouwen tussen doelgroepen. Ze biedt de mogelijkheid om<br />

grenzen te laten vervagen, om kleinkinderen in contact te laten treden <strong>met</strong> hun grootouders,<br />

om onafhankelijk van opleiding kennis te vergaren, zowel fysiek als mentaal andersvaliden<br />

uit hun isolement te laten breken. Deze integratie moeten we stimuleren en ondersteunen.<br />

Mensen moeten geprikkeld worden om ICT aan te wenden om hun levenskwaliteit te verbeteren.<br />

Naast vrienden en familie zijn socio-culturele en vrijetijdsorganisaties de ideale spelers om<br />

digitale kansengroepen de ogen te openen. En hier wringt vaak het schoentje. De organisaties<br />

kennen wel de interesses van hun doelgroepen, maar ze hebben zelf onvoldoende kennis<br />

over de manier waarop ze ICT kunnen aanwenden om op deze interesses in te spelen. Multimediale<br />

middelen vragen om een specifieke kennis en didactiek. Hiernaast moeten deze<br />

organisaties het vaak stellen <strong>met</strong> infrastructuur van een povere kwaliteit. Op deze laatste<br />

drempel focussen verschillende initiatieven van de overheid, maar de materiële omkadering<br />

[momenten_ 94


iedereen in de digitale kloof<br />

van digitale initiatieven is nog steeds aan zwaktes onderhevig is, zoals het up-to-date houden<br />

van het materiaal en de dure internetaansluiting. De kloof op dit vlak kan echter vrij eenvoudig<br />

verholpen worden. Het plan van Van Quickenborne duidt op heel wat initiatief van de<br />

overheid op dit vlak. De opleiding, en vooral het prijskaartje ervan, wordt hierbij wat over het<br />

hoofd gezien. Het uitdelen van computers aan mensen zonder hen duidelijk te maken wat<br />

men ermee kan doen, is echter een omgekeerde beweging. Eerst moeten mensen geprikkeld<br />

worden, waarbij duidelijk wordt wat ze allemaal kunnen doen <strong>met</strong> multimedia. Binnen dit kader<br />

fungeert de jaarlijkse digitale week als een inspirerend activiteitenplatform. Driehonderd<br />

gratis activiteiten, gericht op zowel het brede publiek als op specifieke kansengroepen, laten<br />

mensen proeven van ICT en zetten Vlaamse initiatieven in de kijker.<br />

Er is nood aan een combinatie van verschillende aspecten om de digitale kloof te overbruggen:<br />

een computer om thuis te oefenen, een goedkopere internetaansluiting, opleidingsmogelijkheden<br />

en – zeker niet onbelangrijk – de kennis van welke opleidingen voorhanden zijn<br />

en welke opleiding past bij wiens interesses en behoeften. Computers geven en hierbij geen<br />

of een zeer beperkte opleiding voorzien, heeft daarom geen zin. Een integrale aanpak is dus<br />

cruciaal. De digitale kloof is een problematiek die bevoegdheidsoverschrijdend is: ze is onlosmakelijk<br />

verbonden <strong>met</strong> cultuur, onderwijs, armoedebestrijding, mobiliteit, bestuur, financiën,<br />

werkgelegenheid… Momenteel proberen deze verschillende domeinen ieder op de eigen<br />

manier de digitale kloof te overbruggen. De eerste stappen worden gezet in de richting van<br />

samenwerkingsverbanden en het bundelen van de krachten, maar om dit op een efficiënte<br />

manier te organiseren is er nood aan een overkoepelend platform. Een netwerk waarin de<br />

verschillende bevoegdheden elkaar ontmoeten en van elkaars projecten op de hoogte blijven.<br />

Niet enkel op beleidsniveau, maar ook binnen het werkveld is een kennisuitwisseling tussen<br />

verschillende domeinen noodzakelijk. Het Vlaams Steunpunt Nieuwe Geletterdheid draagt<br />

daar zijn steentje toe bij door initiatieven te verenigen in een netwerk. Budgetten worden op<br />

die manier effectief besteed, kennis wordt gedeeld en krachten verenigt.<br />

Het is tijd voor een duurzame ondersteuning van digitalekloofinitiatieven waar alle overheden<br />

toe bijdragen. De digitale kloof is een problematiek van alle lagen van de bevolking. Projecten<br />

die de digitale kloof overbruggen, kunnen daarom een kruispunt vormen voor mensen<br />

<strong>met</strong> een verschillende sociale of culturele achtergrond, van verschillende leeftijden en <strong>met</strong><br />

een verscheiden opleidingsniveau. Maar eerst is er nood aan structureel overleg en structurele<br />

financiering. Enkel op die manier wordt het potentieel van multimedia om de participatie<br />

van kansengroepen te verhogen en de sociale cohesie te versterken volledig benut.<br />

BIOGRAFIE<br />

Laure Van Hoecke is historica en filosofe van opleiding. Zij is werkzaam bij het Vlaams Steunpunt<br />

Nieuwe Geletterdheid, een afdeling van LINC vzw. Het VSNG is een netwerk van organisaties,<br />

steden, gemeenten, bibliotheken, bedrijven, onderzoekscentra en overheidsinstelling-<br />

[momenten_ 95


voor wie haar soms geweld aandoet<br />

en die zich inzetten in de strijd tegen de digitale kloof. Ieder jaar organiseert het steunpunt de<br />

Digitale Week, een sensibiliseringscampagne rond het thema digitale kloof.<br />

BIBLIOGRAFIE<br />

Valenduc, G. en Brotcorne, P. (2008) ‘Ontwikkeling van digitale vaardigheden en verkleining<br />

van ongelijkheden.’ Namen / Brussel.<br />

Van Dijk, J. (2003), ‘De Digitale Kloof wordt dieper. Van ongelijkheid in bezit naar ongelijkheid<br />

in vaardigheden en gebruik van ICT.’ Amsterdam / Den Haag.<br />

Vlaams Steunpunt Nieuwe Geletterdheid, (2009), ‘Aanbevelingen inzake digitale kloof voor<br />

de Vlaamse regering.’ Leuven.<br />

Wydooghe, B., (2009), ‘De digitale kloof voorbij.’ (http://gameovergames.skynetblogs.be)<br />

http://www.vincentvanquickenborne.be/digitaalplannl.pdf<br />

MEER WETEN?<br />

Commissie Digitaal Vlaanderen, (2008), Maatschappelijke beleidsnota Digitaal Vlaanderen,<br />

Brussel.<br />

Anne-Marie Moreas, (2007) Digitale Kloof in Vlaanderen (SVR Rapport), Brussel.<br />

viWTA, (2007), Dossier Armoede en Technologie, Brussel.<br />

Game over? Een blog over e-cultuur, http://gameovergames.skynetblogs.be<br />

www.vsng.be – www.digitaleweek.be<br />

NOTEN<br />

1. Deze instrumentele vaardigheden zijn de basisvaardigheden die men nodig heeft om een computer te bedienen.<br />

Het zijn vaardigheden die te maken hebben ‘<strong>met</strong> het manipuleren van hardware en software’ (Valenduc, G. en<br />

Brotcorne, P. (2008) Ontwikkeling van digitale vaardigheden en verkleining van ongelijkheden, 11)<br />

2. http://www.vincentvanquickenborne.be/digitaalplannl.pdf<br />

Noot: Het plan van Vincent Van Quickenborne spreekt wel degelijk van opleiding, maar in tegenstelling tot de<br />

plannen op vlak van infrastructuur, blijven zijn ideeën op dit vlak vrij vaag en worden hier geen budgetten aan<br />

gekoppeld.<br />

3. Valenduc, G en Brotcorne, P. (2008), 22<br />

4. Valenduc, G en Brotcorne, P., (2008) 12 & Vlaams Steunpunt Nieuwe Geletterdheid, (2009), Aanbevelingen inzake<br />

digitale kloof voor de Vlaamse regering.<br />

5. Wydooghe, B., (2009) De digitale kloof voorbij. (http://gameovergames.skynetblogs.be)<br />

6. Van Dijk, J. (2003), De Digitale Kloof wordt dieper. Van ongelijkheid in bezit naar ongelijkheid in vaardigheden en<br />

gebruik van ICT, 7.<br />

[momenten_ 96


COLOFOON<br />

<strong>Momenten</strong> is een periodieke publicatie van Dēmos vzw<br />

Sainctelettesquare 19 – 1000 Brussel<br />

Verantwoordelijke uitgever: Ivo Janssens<br />

Redactie: Ivo Janssens, Jana Kerremans, Bart Rogé en Inge Van de Walle<br />

Eindredactie: Jan De Ryck<br />

Vormgeving en druk: EPO<br />

Secretariaat: Wendy Heymans<br />

Foto’s: Via Flickr onder creative commons: Kevin Steel p.3 en 6; fabbio p.12, 21 en 37; an untained eye p.50 en 77;<br />

cayusa p.85; dsevilla p.90. Archieffoto’s: Rocsa p.39; Zinneke p.45, 46 en 47; Citymine(d) 62, 67 en 75.<br />

<strong>Momenten</strong> nabestellen<br />

Wilt u elke nieuw nummer van <strong>Momenten</strong> automatisch ontvangen, dan volstaat het om u in te schrijven via www.<br />

demos.be/momenten. Nabestellen kan via info@demos.be <strong>met</strong> de vermelding van jaargang en nummer. Na<br />

bevestiging vragen we u om €8 per exemplaar te storten op rekeningnummer 001-3185140-27.


<strong>Momenten</strong> is een periodieke publicatie van Dēmos vzw, kenniscentrum voor participatie<br />

en democratie. Dēmos stelt zich als doel om de maatschappelijke participatie aan<br />

cultuur, jeugdwerk en sport te verhogen, verbreden, vernieuwen en verdiepen. Dēmos<br />

vertrekt daarbij van een groot geloof in solidariteit, interculturaliteit, gelijkwaardigheid,<br />

empowerment en rechtvaardigheid. Het kenniscentrum neemt bij al haar acties steeds het<br />

leefwereldperspectief van kansengroepen mee en streeft actief naar samenwerking.<br />

<strong>Momenten</strong> verzamelt visies die, telkens vanuit een eigen benadering, het maatschappelijk<br />

debat rond participatie en democratie willen voeden. Deelnemen en deelhebben aan cultuur,<br />

jeugdwerk en sport omvat een veelvoud aan contexten. Begrippen krijgen er meerdere<br />

betekenissen, roepen om dialoog of stranden in complexiteit.<br />

<strong>Momenten</strong> wil verschillende meningen belichten en polsen naar de consequenties ervan.<br />

Reageren kan via e-mail naar redactie@demos.be of op onze weblog www.demos.be/blog<br />

www.demos.be

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!