08.07.2015 Views

preek over 1 Samuel 21-22 - Hans-Jan Roosenbrand

preek over 1 Samuel 21-22 - Hans-Jan Roosenbrand

preek over 1 Samuel 21-22 - Hans-Jan Roosenbrand

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

David en Doëg (Het leven van David, deel IV):<strong>preek</strong> <strong>over</strong> 1 Samuël <strong>21</strong>-<strong>22</strong>Een paar details in dit verhaal schetsen in grote lijnen de situatie van het volkIsraël op dat moment:[dia 1.1] Achimelech, de priester in Nob komt David ongerust (zeg maar gerust:in paniek) tegemoet. Toen Samuël naar Bethlehem kwam om David te zalven,kwamen de oudsten van die stad hem ook al bevend tegemoet (1 Sam. 16). Datzegt iets <strong>over</strong> de tijd waarin Israël leefde. Iedereen is bang. Dat is natuurlijkgeen compliment voor Saul. Zijn koningschap had bepaald niet gebracht wat demensen hadden gehoopt toen ze om een koning vroegen (1 Sam. 8). Debeloofde rust in het beloofde land was ver te zoeken. Niemand zit ‘onbezorgdonder zijn eigen wijnrank of vijgeboom’. Dat is een beeld dat de Bijbel gebruiktvoor de rust die God voor zijn volk in gedachten had (1 Kon. 5:5; Micha 4:4).De enige die hier wél onder een boom zit is Saul, maar hij zit met zijn speer inde hand en ook hij is ongerust, beter gezegd: paranoïde. Hij voelt zich alleen enis bang dat zijn mannen hem in de steek zullen laten. Saul is allang niet meerbezig met God, hij is het centrum geworden van zijn eigen koninkrijk. Eenkoninkrijk dat weinig meer met God te maken heeft. Saul gebruikt beloftegrondom mensen aan zich te binden (<strong>22</strong>:7) Saul gebruikt wat God geeft voorzichzelf.[dia 1.2] Het heiligdom bevindt zich te Nob. De tabernakel was na deverwoesting van Silo (waar Eli rechtsprak) verplaatst naar Nob. [dia 2] Dichtbijde plaats waar Saul regeert (Gibea) en ook iets dichterbij Jeruzalem, waar laterde tempel gebrouwd zal worden. Maar het is echt iets voor Saul om op enigeafstand van het heiligdom te regeren. Bovendien: de tabernakel is een legehuls: de Ark staat namelijk nog steeds in het huis van Abinadab in Kirjat-jearim(1 Sam. 7:1). Niet alleen het volk, maar ook het heiligdom heeft geen rust.


Wat moeten wij daar nou mee? Met zo’n bijbelgedeelte? Ik stel voor dat wehet volgende doen: in de wereld van Israël onder Saul herkennen we onzeleefomgeving. Weinig ruimte voor God. Onzekerheid alom. En in Davidswoestijntroep herkennen we onszelf. Zooitje ongeregeld, maar toch. Het is netzoals in de tijd van Jezus in Israël. Als je hem volgde had je het zwaar. En deenige die zien dat Hij koning is dat zijn zijn volgelingen en de demonen (o.a.Matt. 8; Marcus 3). Zoals in deze geschiedenis alleen de Filistijnen David koningnoemen (<strong>21</strong>:11). Zo is het ook nu. [dia 6 – leeg scherm]De geschiedenis speelt zich af in het heiligdom van Nob. Op sabbat. Dat wetenvan Jezus, die deze geschiedenis aanhaalt in zijn gesprek met de Farizeeën diehem en zijn leerlingen ervan beschuldigden dingen te doen die op sabbatverboden waren.Deze geschiedenis speelt zich af op sabbat, de dag die aan God gewijd is, in eenheiligdom. Een heiligdom is ook een plaats die gewijd is aan God. Dat zou jekunnen vergelijken met een kerk op zondag. Doe dat maar, met deze plaats.Hier, nu vanochtend en volgende week, als we samen het Heilig Avondmaalvieren. Maar je kunt op twee manieren in de kerk zitten en avondmaal vieren.Zoals David. Of als Doëg.Laten we beginnen met de laatste: Doëg, de Edomiet. Een nakomeling vanEsau. Doëg is opzichter van Sauls herders (<strong>21</strong>:8). Waarschijnlijk wordt hiermeebedoeld: hoofd van Sauls paleiswacht. Doëg had dus een belangrijke positieaan het hof van Saul en hij moet goed op de hoogte zijn geweest van wat erspeelde tussen Saul en David. Hij kende David goed. Heeft met hem aan tafelgezeten.Doëg is sluw, een geslepen politicus. Hij is in Nob vanwege ‘een of andereverplichting aan de HEER’ (lett. afgezonderd voor de HEER, <strong>21</strong>:8), voor eenreinigingsritueel of een ritueel van boetedoening misschien – maar als hij Davidziet, ziet hij zijn kans schoon. Een kans om een wit voetje te halen bij Saul.David weet trouwens ook wel hoe laat het is als hij merkt dat Doëg ook in Nobverblijft. In hoofdstuk <strong>22</strong> zegt David tegen de enige <strong>over</strong>levende van hetbloedbad in Nob (Abjatar): ‘Toen ik die dag in Nob merkte dat de Edomiet Doëger ook was, was ik er al bang voor dat hij Saul zou inlichten.’


In Doëg schuilt het levensgrote gevaar van religie. Hij is ook in het heiligdom,laten we dat niet vergeten. Hij was daar niet om David te verraden maarvanwege een serieuze, godsdienstige zaak. En toch is hij niet met zijn hart bijGod. Het ene moment ondergaat hij vroom de rituelen in de tabernakel, hetvolgende moment doodt hij eigenhandig alle priesters van datzelfde heiligdom.Dat is natuurlijk behoorlijk extreem. Maar toch. Je kunt dus in het heiligdomzitten terwijl je niet met je hart bij God bent. Sterker nog, je bent er niet voorGod maar voor jezelf. Je bent hier niet om jezelf in dienst te stellen van Godmaar om God te gebruiken. Om een vroom sausje <strong>over</strong> je leven te gieten. Jegeeft je niet <strong>over</strong> aan God maar zoekt een dekmantel om je ‘ik’, jeeigengerechtigheid wat op te poetsen. Ik ben niet zoals de anderen op mijnwerk of op school. Ik ga naar de kerk…Doëg is netjes. Doëg kan zich niet voorstellen dat iemand het heiligdombinnenkomt zoals David. Buiten adem, manipulerend en graaiend (geef me vijfbroden!) Doëg volgt de regels. Alleen, kerk of heiligdom staan voor hem indienst om hogerop te komen in de politiek.Het kan zomaar. Het kan er ook in sluipen. Dat je de verbinding met Godverliest. Je zingt, je noemt de Naam van God, je bidt, je luistert maar er kruipteen onecht toontje in. Iets on-echts, iets oneerlijks. In plaats van dichter bijGod te komen, raak je verder bij Hem vandaan. In religie schuilt het gevaar datje God gebruikt in plaats van Hem te gehoorzamen.Het kan zijn dat dan de verkeerde dingen belangrijk worden. En dat, als eranderen komen die die dingen waar jij zo aan gehecht bent, bedreigen en voorjouw gevoel ontheiligen, je afhaakt. Het kan zelfs zijn dat je je energie dan richttégen het heiligdom. Tegen datgene dat je vroeger zo lief was. Dat je de kerk derug toekeert. Verwoest, zoals Doëg. Maar dan met woorden.Genoeg Doëg. David is een goed tegengif. Iemand met Godsbesef. Iemand dieecht, eerlijk is. Angstig eerlijk tegen<strong>over</strong> God. Als David bij Abimelech komt zegtDavid ‘De koning heeft me belast met een opdracht waarvan niemand iets magweten.’


Wacht even. Is dat wel helemaal ‘eerlijk’? Sommigen zeggen: David liegt.Begrijpelijk misschien, maar hij liegt. Hij is gewoon op de vlucht. Niks geheimeopdracht. Maar denk nu eens na. David wás toch in het geheim – in de beslotengemeenschap van Bethlehem – gezalfd? Hij had toch een geheime missie, inopdracht van de Koning: God? Ja, natuurlijk hoort Abimelech in zijn woorden:de koning, Saul. Maar David is op z’n hoede. Abimelech was priester in wat Saulgebruikte als zíjn heiligdom. In dienst van Saul. Twee dingen wijzen in dierichting: het zwaard van Goliat werd daar – als nationale trofee – bewaakt. Eniemand uit de hofhouding van de koning gaat juist daarheen om aan zijnreligieuze verplichtingen te voldoen.David is op z’n hoede. Maar hij komt het heiligdom binnen als vluchteling. Envraagt brutaal om wat brood. Gewoon brood is er niet. Wel heilig brood. Brooddat gewijd was voor de dienst aan God. Toonbrood. Maar daarmee bedoelenwe geen showbrood, maar letterlijk: brood dat voor het aangezicht van GODlag. Dat brood was, omdat de Ark op een andere plaats stond, het meest heiligedat er in het heiligdom te vinden was. Het enige dat het brood scheidde vanhet heilige der heilige (de meest heilige ruimte) was een gordijn.Twaalf broden, die staan voor de relatie tussen God en zijn volk. Wat het broodheilig maakte was de afstand tot de troon van God in het meest heilige deelvan het heiligdom. Iedere Sabbat-morgen werden de broden ververst doornieuwe, die dan in twee rijen van 6 op een gouden tafel werden gelegd (Lev24:5–9; Ex. 26:35). De enige die ervan mochten eten waren de priesters zelf, enwel op een heilige plaats, dus binnen de muren (of doeken) van het heiligdom.Abimelech buigt de regels. Want David en zijn mannen zijn geen priesters en zijnemen de broden mee de woestijn in. Nood breekt wet, moet Abimelechgedacht hebben. Jezus laat later weten dat Hij het met Abimelech eens is. Ikdenk dat Abimelech zonder het zelf te weten op een hele diepe manier degeest van de wet onderscheidt: zoals Jezus als Gods gezalfde met zijn mannenmocht eten op Sabbat omdat Hij belangrijker was dan de Sabbat, zo mochtDavid met zijn mannen eten van het heilige toonbrood.Abimelech vervult hier door een uitzondering te maken en zonder het zelf teweten, de wet van God.


Het lijkt op wat wij volgende week gaan doen. Brood dat apart gezet is voorplechtig religieus gebruik, ons Heilig (daar heb je dat woord weer!) Avondmaal,opeten. Als waren wij bij David. Trouwens, je hoort bij Jezus. En hoe doe je dat,volgende week? Kom je dan ook op de vlucht, brood halen, brood en wijn?David komt naar het heiligdom met een lege maag en ongewapend. Pakt broodwaartoe hij niet gerechtigd is plus het wapen van Goliath. Hij vertrekt met vollemaag en klaar voor het gevecht, de wereld in. In de Bijbel staat het zwaard voorhet Woord van God. Dat is niet zomaar een wilde associatie. Lees Hebreeën 4.Als David naar Nob komt, komt hij niet alleen voor het brood. Hij komt ookvoor het Woord van God. Om God te raadplegen. Dat weten we van Doëg(<strong>22</strong>:10).Als je zó komt, dan krijg je wat. Als vluchteling, vrijmoedig vragend. Met eenlege maag. Op zoek naar een Woord van God. Een detail uit de tekst: wanneerDavid bij de koning van Moab is, zegt hij: ‘‘Sta mijn vader en moeder alstubliefttoe om naar uw grondgebied uit te wijken tot ik weet wat God met mijvoorheeft.’ (<strong>22</strong>:3)Aan zoiets kan je zien dat David niet hypocriet is. Hij wil echt weten wat Godmet Hem voor heeft. En dan staat er ineens een profeet op, uit het niets: Gad(‘Blijf niet in de bergen, maar ga naar het land van Juda.’)Ik zou tegen iedereen vanmorgen willen zeggen: als je zo naar de kerk gaat enals je zo aan tafel komt, dan komt er een Woord, dan wórdt je gevoed, dan láátGod weten wat Hij met je voor heeft. Echt. God heeft met David voor dat hij denieuwe koning wordt die het volk een stukje dichterbij de beloofde rust in hetbeloofde land brengt. Zijn mannen volgen hem. Een zooitje ongeregeld, maartoch. Zij mogen straks genieten van die rust, in Jeruzalem, waar David koningwordt.Volg jij koning Jezus maar. Dan is dat Woord ook voor jou. Dan mag je met Hemmee-regeren, dan erf jij het land, dat nieuwe land waar iedereen onder zijneigen druivenstruik mag zitten. Dat land waar geen vijanden meer zijn. WaarGod is. Heel dichtbij. Daar mag jij onderkoning, onderkoningin zijn.


Weet je, dat mag nu al. Dat Woord dat heb je. Het is voor jou. Zoals het voor demannen van David en van Jezus was, nog voordat zij verhoogd werden. David inHebron, later in Jeruzalem. Jezus in de hemel. Nog voordat zij koning werden,nog in de woestijn dus was dat Woord voor hen.Welk Woord? Alles wat Jezus zegt, wat God belooft. Dat Woord maakt sterk.Het maakt je leven niet makkelijk, maar wel sterk. 1 Het draagt een belofte, erzit toekomst in. Vertrouw erop, leef ernaar. Praat er<strong>over</strong>. Het Woord dat sterkmaakt. En het brood dat vult. Het brood waartoe je niet gerechtigd bent. Maarwaarmee je de wereld weer in kunt. Gevoed met geloof, met vergeving, metheiliging. Met levenskracht, echte kracht voor een echt leven met God. Eenleven dat nu al begint en duurt tot in eeuwigheid.Maar wees geen Doëg.[amen]1 Lees Johannes 16:1-16.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!