09.07.2015 Views

Samenleven met verschillen

Samenleven met verschillen

Samenleven met verschillen

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Uitgave 19 in de serie Dynamics of Governance (Dynamiek van Bestuur)Uitgever: Dynamics of Governance, Faculteit der Sociale Wetenschappen,Vrije Universiteit, Amsterdam© 2010 J. Broekhuizen en R. van WonderenOmslagontwerp: S. van der Ploeg, Room for ID’s, NieuwegeinFoto omslag: iStockphoto TMDruk- en bindwerk: Reprografie Vrije Universiteit, AmsterdamNiets in deze uitgave mag worden verveelvoudigden/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie,microfilm of op welke andere wijze ook zondervoorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.No part of this publication may be reproduced, stored in aretrieval system or transmitted in any form or by any means,electronic, mechanical or photocopying, recording, or otherwisewithout the prior permission of the author.ISBN: 978-90-78223-19-12


InhoudSamenvatting en aanbevelingen 5Inleiding 19Leeswijzer 211 Oorspronkelijk meetinstrument vertrouwen en polarisatie 231.1 Samenhang van items 241.2 Evenredige bijdrage items 251.3 Samenvatting 262 Polarisatie en vertrouwen in en rondom Amsterdam 272.1 Polarisatie en vertrouwen in Amsterdam 272.2 Verschillen tussen gemeenten 282.3 Verschillen tussen stadsdelen 302.4 Verschillen tussen buurtcombinaties 312.5 Relatie tussen polarisatie en vertrouwen 333 Literatuurverkenning achtergronden van polarisatie 373.1 Afbakening van het begrip ‘polarisatie’ 373.2 Risico- en protectieve factoren voor polarisatie 394 De samenhang van individuele en buurtkenmerken <strong>met</strong>polarisatie 534.1 Individueel en buurtniveau 534.2 Sekse, leeftijd, herkomst en opleidingsniveau 544.3 Ervaren verloedering, overlast, criminaliteit en veiligheidin de buurt 594.4 Vertrouwen in politie in de buurt 614.5 Sociaal economische status van de buurt 624.6 Etnische samenstelling van een buurt 634.7 Residentiële mobiliteit in de buurt 664.8 Samenvatting 675 Ontwikkeling en toetsing nieuw meetinstrument polarisatie 695.1 Inhoudelijke keuzes bij ontwikkelen meetinstrument 695.2 Inhoud testvragenlijst 735.3 Resultaten test online-panel O+S 785.4 Keuzeproces 825.5 Voorlopige keuze items 855.6 Extra testfase 89Bijlage 1 Steekproef Veiligheidsmonitor 933


Bijlage 2 Figuur afhankelijke variabelen 95Bijlage 3 Steekproef testfase 3 96Bijlage 4 Tabellen hoofdstuk 5 986 Literatuur 1154


Samenvatting en aanbevelingenAanleiding en doelstellingen van het onderzoekDe onderlinge verstandhouding tussen bevolkingsgroepen is een actueelmaatschappelijk thema. Sociaal vertrouwen tussen bewoners uitbevolkingsgroepen heeft positieve gevolgen voor het tegengaan vansociaal isolement, het thuisvoelen in de buurt en het bevorderen vanleefbaarheid en het elkaar aanspreken en corrigeren bij ongewenst gedrag,aldus de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) inVertrouwen in de Buurt (2005).Tegenover vertrouwen staat polarisatie. Polarisatie tussenbevolkingsgroepen wordt vaak geassocieerd <strong>met</strong> radicalisering enveiligheidsproblemen (incidenten) zoals de recente spanningen tussenMarokkaanse en Molukse jongeren in Culemborg. In de praktijk zijnspanningen echter niet direct zichtbaar in de vorm van incidenten; veelvaker is sprake van onderhuidse spanningen. Bevolkingsgroepen ervarenoverlast van elkaar, er is sprake van onderlinge irritaties, (soms)gevoelens van angst of intimidatie. Uiteindelijk kan polarisatie zichtbaarworden door gedrag. Soms door intimidatie of bedreigingen. Maar eerderdoor subtieler gedrag zoals elkaar uit de weg gaan (vermijden).Polarisatie laat zich hiermee definiëren als een proces: de verscherpingvan tegenstellingen tussen bevolkingsgroepen in buurten kan resulteren inspanningen tussen deze groepen en toename van segregatie langs etnischeen religieuze lijnen.De behoefte aan meer inzicht in vertrouwen en polarisatie tussenbevolkingsgroepen was voor stadsdeel Amsterdam Oud-Zuid in 2007aanleiding om onderzoek uit te laten voeren in vier wijken. Hetvoormalige stadsdeel maakte zich namelijk zorgen over de intolerantehouding van groepen inwoners ten opzichte van elkaar. Men had hetgevoel weinig zicht te hebben op de aanwezigheid van mogelijkeonderlinge spanningen tussen bevolkingsgroepen, en op de oorzakenervan.In het onderzoek, uitgevoerd door het Verwey-Jonker Instituut ende Vrije Universiteit, leerstoel veiligheid en burgerschap, in samenwerking<strong>met</strong> Dienst Onderzoek en Statistiek, zijn de aard en oorzakenvastgesteld van spanningen in vier buurten. Het onderzoek heeft eeninstrument opgeleverd voor het <strong>met</strong>en van vertrouwen en polarisatietussen bevolkingsgroepen in buurten. Dit instrument is vanaf 2008opgenomen in de Amsterdamse Veiligheidsmonitor en bestaat uit tweepolarisatie items en vijf vertrouwen items. De Veiligheidsmonitor wordt5


jaarlijks onder ongeveer 12.000 bewoners uit heel Amsterdam enAmstelland afgenomen.De data die hiermee beschikbaar komen, betreffen de eersteaanleiding voor het huidige onderzoek. Op basis van de twee items die inde Veiligheidsmonitor zijn opgenomen kan polarisatie in buurten in kaartgebracht worden en kunnen explorerende analyses plaatsvinden naar aanpolarisatie gerelateerde factoren. Hiermee wordt een leemte in deempirische kennis over polarisatie opgevuld. In tegenstelling tot deprocessen die aan sociale cohesie en vertrouwen in buurten ten grondslagliggen (bijvoorbeeld Gijsberts e.a. 2009, Lancee en Dronkers 2008) is ernamelijk vooralsnog weinig empirisch onderzoek verricht naarverklarende factoren voor polarisatieprocessen op wijkniveau.De tweede aanleiding betreft het ontwikkelen van een polarisatiemeetinstrument <strong>met</strong> meer dan twee items. Een meetinstrument dat uitmeer items bestaat is betrouwbaarder en biedt de mogelijkheid meerderedimensies van ‘polarisatie’ te kunnen <strong>met</strong>en.Aan onderhavig onderzoek liggen drie doelstellingen ten grondslag.1. De eerste doelstelling is om vertrouwen en polarisatie tussenbevolkingsgroepen na (voormalig) stadsdeel Oud-Zuid ook in geheelAmsterdam te onderzoeken. Analyses op de AmsterdamseVeiligheidsmonitor bieden een geografisch inzicht in de verhoudingentussen bevolkingsgroepen in alle Amsterdamse buurtcombinaties.2. De tweede doelstelling van het onderzoek is het verkrijgen van meerinzicht in de achtergronden, risico- en protectieve factoren van polarisatietussen bevolkingsgroepen. Zoals eerder geteld, is weinig empirischonderzoek verricht naar de verklarende factoren voor polarisatieprocessenop wijkniveau. Door middel van een theoretische en literatuurverkenning,alsmede de explorerende toetsing van enkele hieruit voortkomendefactoren, draagt dit onderzoek bij aan het opvullen van deze lacune aankennis. Deze kennis geeft ook inzicht in de vraag of polarisatieprocessenkunnen worden voorkomen of tegengegaan door beleid.3. De derde doelstelling betreft de uitbreiding van het oorspronkelijkepolarisatiemeetinstrument. Met de kennis die is opgedaan in hettheoretische kader en de empirische toetsing van risico- en protectievefactoren, zijn nieuwe polarisatie-items ontwikkeld en vervolgens getoetst.Deze nieuwe items komen tegemoet aan de <strong>verschillen</strong>de dimensies enfasen waarin polarisatie plaats kan vinden. Dit uitgebreide meet-6


instrument zal in de toekomst ingezet worden om polarisatietendensen inAmsterdamse stadsdelen nog beter te signaleren.Doelstelling 1Stand van zaken sociaal vertrouwen en polarisatie in AmsterdamGeografische spreiding van polarisatie en sociaal vertrouwen in buurtenDe twee polarisatie-items die vanaf 2008 in de Veiligheidsmonitor zijnopgenomen luiden als volgt: ‘In deze buurt wonen bevolkingsgroepenwaar ik niet zo positief over denk’ en ‘Ik voel wel eens spanningen <strong>met</strong>buurtgenoten die uit een andere cultuur dan ikzelf afkomstig zijn’. Dezeitems geven een indicatie van de aanwezigheid van polarisatieprocessenin stadsdelen en buurtcombinaties. Van de Amsterdammers geeft 21%aan dat in zijn of haar buurt bevolkingsgroepen wonen waar hij of zij nietzo positief over denkt; 19% van de Amsterdammers voelt wel eensspanningen <strong>met</strong> buurtgenoten die uit een andere cultuur afkomstig zijn.Er zijn aanzienlijke geografische <strong>verschillen</strong> tussen stadsdelen inde mate waarin bewoners de beide polarisatie items bevestigen. Figuur 1laat op grafische wijze zien in welke buurtcombinaties in Amsterdamhoog gescoord wordt op deze twee polarisatie-items 1 . In rodebuurtcombinaties is er een indicatie dat er sprake is van veel polarisatietussen bevolkingsgroepen, in donker groene buurtcombinaties van juistweinig polarisatie. Wat direct opvalt, is dat vooral in de stadsdelenNieuw-West en West sprake is van veel buurtcombinaties waarininwoners hoog scoren op polarisatie. Dit geldt ook voor meerderebuurtcombinaties in Oost en Noord en voor enkele buurtcombinaties inZuid en Zuidoost. 2In welke mate sprake is van sociaal vertrouwen in de <strong>verschillen</strong>debuurtcombinaties wordt <strong>met</strong> kleuren getoond in figuur 2. Vijf items zijnin de Veiligheidsmonitor opgenomen om dit vertrouwen te <strong>met</strong>en. Watdirect opvalt, is dat in het centrum en omliggende buurten en in Zuidsprake is van (redelijk) veel sociaal vertrouwen. Vooral in Nieuw-Westen delen van Noord en Oost liggen buurtcombinaties waar het vertrouwenvan inwoners lager is. In grote lijnen blijken de buurten en stadsdelen <strong>met</strong>veel gevoelens van polarisatie ook de buurten en stadsdelen te zijn waarmen weinig vertrouwen in de buurt heeft.1 Amsterdam telt 7 stadsdelen, 97 buurtcombinaties en 470 buurten. Eenbuurtcombinatie heeft een gemiddelde schaalgrootte van 8.000 inwoners en bestaatuit meerdere buurten.2 Het gaat om gemiddelde scores per buurtcombinatie. Scores van buurten binnendeze buurtcombinaties kunnen van elkaar <strong>verschillen</strong>.7


Figuur 1 Polarisatie in de buurt in Amsterdamlegendaveel polarisatieredelijk veel polarisatieweinig polarisatieheel weining polarisatiebuiten beschouwingBron: Veiligheidsmonitor 2008Figuur 2 Vertrouwen in de buurt in Amsterdamlegendaheel weinig vertrouwenweinig vertrouwenredelijk veel vertrouwenveel vertrouwenbuiten beschouwingBron: Veiligheidsmonitor 20088


Doelstelling 2Inzicht in risico- en protectieve factoren voor polarisatieIn dit onderzoek is een verkenning uitgevoerd naar factoren die volgenswetenschappelijke theorieën en literatuur het ontstaan vanpolarisatieprocessen in buurten tussen bevolkingsgroepen kunnenverklaren. Polarisatie definiëren we hierbij als: “de verscherping vantegenstellingen tussen groepen in de samenleving die kan resulteren inspanningen tussen deze groepen en toename van segregatie langsetnische en religieuze lijnen”(Ministerie van Binnenlandse Zaken).Om te bepalen of de op theorie gebaseerde factoren ook werkelijkeen rol spelen, zijn multi-level analyses uitgevoerd op de gegevens van deAmsterdamse Veiligheidsmonitor. In de Veiligheidsmonitor gevenjaarlijks 12.000 Amsterdammers informatie over tal van onderwerpen dieals relevant voor polarisatieprocessen naar voren zijn gekomen in onstheoretisch kader. Enkele demografische kenmerken van buurten zijn tenbehoeve van deze analyses gekoppeld aan de Veiligheidsmonitor.We bespreken in deze paragraaf zes factoren die blijkens detheorie- en literatuurverkenning een rol kunnen spelen bij het ontstaanvan polarisatie in buurten. Vijf van deze factoren hebben we in de huidigestudie empirisch getoetst. De zesde factor (botsende gedragsstijlen enopvattingen), hebben we niet op de Veiligheidsmonitor kunnen toetsen,maar is wel relevant ten behoeve van de uitbreiding van het polarisatiemeetinstrument.1) Etnische diversiteitDe etnische diversiteit in buurten is de eerste factor die een rol kan spelenbij het ontstaan van polarisatieprocessen. Verschillende theorieën zijn vantoepassing op de relatie tussen etnische diversiteit, wederzijdsebeeldvorming en relaties tussen bevolkingsgroepen. In de socialeidentificatie theorie wordt gesteld dat enkel door de aanwezigheid vanmeerdere sociale groepen een behoefte ontstaat aan groepsidentiteit(Tajfel, 1982; Turner, 1999). Personen identificeren zich <strong>met</strong> de eigengroep omdat individuele leden van die groep grotendeels dezelfdekenmerken hebben. Tegenstellingen tussen <strong>verschillen</strong>de etnischegroepen zullen zich versterken. Dit komt tot uitdrukking in wij-zij denkentussen de groepen, sociale identificatie en contra-identificatie, dat weerresulteert in een negatievere houding ten aanzien van elkaar.Op basis van conflicttheorie (o.a. Shadid, 1998) kan verwachtworden dat het resultaat van intergroepscontact in buurten afhankelijk isvan de condities waaronder dat contact plaatsvindt. Spontane contactentussen bevolkingsgroepen kunnen bij <strong>verschillen</strong>de opvattingen ofleefstijlen leiden tot wederzijds onbegrip en zelfs tot verdere9


stigmatisering en polarisatie leiden. Ten slotte voorspelt de recent doorPutnam ontwikkelde constricttheorie dat etnische diversiteit voor mindervertrouwen tussen buurtgenoten zorgt (2007).Tot slot geldt in etnisch diverse wijken dat bewoners minderbekend en vertrouwd zijn <strong>met</strong> elkaar. Belangrijker dan persoonlijkcontact is dat bewoners over voldoende informatie beschikken om elkaarte herkennen en sociaal weten te plaatsen (‘men kent elkaar niet, maar iswel bekend <strong>met</strong> elkaar’). Dit wordt aangeduid <strong>met</strong> de term ’publiekefamiliariteit’ (Blokland-Potters, 2008). Wanneer dit niet het geval is,kunnen bewoners het gevoel krijgen dat hun straat of buurt niet langervan henzelf is, het wordt dan lastig om anderen aan te spreken op hun(onfatsoenlijk) gedrag. Er is dan sprake van mistrust: de anoniemeverhouding van bewoners tot elkaar en het niet kunnen inschatten watmen van elkaar kan verwachten (‘men weet het simpelweg niet meer’). Inzulke omstandigheden kunnen negatieve verhoudingen tussenbevolkingsgroepen makkelijker ontstaan.Samengevat, veronderstellen we op basis van deze theorieën dat ersprake is van een samenhang tussen de etnische diversiteit in een buurt engevoelens van polarisatie.Analyses op de Veiligheidsmonitor laten in lijn hiermee zien datnaarmate buurtcombinaties etnisch meer divers zijn (hoger scoren op dezogeheten Herfindahlindex) de kans op hogere scores op de beidepolarisatie-items toeneemt. Datzelfde is ook het geval bij een hogeraandeel niet-westerse allochtone inwoners in een buurt.2) Fysieke en sociale overlast en criminaliteitEen volgende factor die een rol kan spelen bij het ontstaan vanpolarisatieprocessen is het ervaren van fysieke en sociale overlast encriminaliteit in een buurt. Volgens social disorganisation theory encollective efficacy theory staat in buurten <strong>met</strong> veel fysieke en socialeoverlast en criminaliteit het vertrouwen en de verstandhouding tussenbevolkingsgroepen onder druk (Morenoff et al., 2001; Sampson &Raudenbusch, 2004). Uit de literatuur blijkt dat de veiligheidsbeleving inhet bijzonder sterk samenhangt <strong>met</strong> overlast en intimiderend gedrag vanjongeren in de openbare ruimte (Van Gemert 2006). Jongeren diehinderlijk rondhangen op pleinen en in portieken dragen bij aan het ‘nietthuis voelen in de buurt’ en het niet kunnen inschatten van het gedrag vananderen (‘mistrust’). Omdat allochtone jongeren oververtegenwoordigdzijn in jeugdgroepen die rondhangen in de buurt, en relatief vaak zijnbetrokken bij zichtbare overlast en criminaliteit in de publieke ruimte,kan dit de negatieve beeldvorming over bepaalde bevolkingsgroepenvergroten. Op basis hiervan verwachten we dat onveiligheid en10


criminaliteit in de buurt, <strong>met</strong> name veroorzaakt door jongeren, leidt toteen toename van gevoelens van polarisatie in een buurt.Consistent <strong>met</strong> deze verwachting, blijkt uit de analyses op deVeiligheidsmonitor dat in buurten <strong>met</strong> bovengemiddeld veel fysieke ensociale overlast, onveiligheid en criminaliteit vaker sprake is van hogerescores op de beide polarisatie items. Polarisatie hangt het sterkst samen<strong>met</strong> items die betrekking hebben op overlast en criminaliteit die voorbewoners ‘dagelijks zichtbaar’ zijn in de wijk of die een intimiderendkarakter hebben. Het gaat in het bijzonder om vormen van overlast vanjongeren, jeugdcriminaliteit, bedreigingen, mensen die op straat wordenlastig gevallen, naroepen op straat, bekladdingen en vernielingen. Tervergelijking, problemen zoals drugsoverlast, hondenpoep, fietsendiefstal,en vermogensdelicten hangen veel minder samen <strong>met</strong> polarisatie.3) Functioneren van de politieAls polarisatie in wijken gerelateerd is aan zichtbare overlast enproblemen waar bewoners dagelijks mee te maken hebben, dan is hetmogelijk dat de inzet van de politie, als soort van protectieve factor,polarisatie deels kan voorkomen en tegengaan. Het functioneren van depolitie is hiermee de derde factor die van invloed kan zijn op processenvan polarisatie. Volgens een recent rapport van de Politieacademie kan depolitie (in het bijzonder de wijkagent) spanningen in buurten voorkomendoor zichtbare aanwezigheid op straat en door nauwe samenwerking vande politie <strong>met</strong> sleutelpersonen uit de wijk en <strong>met</strong> organisaties zoals buurtenjongerenwerk, straatcoaches, ondernemers, kerken en moskeeën, enscholen (Adang, Quint en Van der Wal, 2010).Voor bewoners blijkt hierin vooral van belang te zijn dat de nadrukvan de politie niet alleen op repressie ligt. Belangrijker is dezichtbaarheid voor bewoners van de inspanningen van de politie, debenaderbaarheid van de politie en het gevoel van bewoners dat de politiezich richt op de problemen die er volgens bewoners het meest toe doen.(vergelijk het concept van Reassuring Policing, Innes 2005).De analyses op de Veiligheidsmonitor laten zien dat een hogerewaardering van het functioneren van de politie in de buurt inderdaadsamen gaat <strong>met</strong> lagere scores op de polarisatie items. Naarmate bewonerspositiever zijn over vooral de zichtbaarheid en benaderbaarheid van depolitie in de buurt neemt de mate van polarisatie af.4) Sociaal-economische statusOok de sociaal-economische status (SES: inkomen, werk, opleiding) vaneen buurt kan een rol spelen bij het ontstaan van polarisatieprocessen. Deetnische competitietheorie (Sherif, 1967; LeVine & Campbell, 1965)suggereert dat in wijken <strong>met</strong> een lage sociaal-economische status meer11


competitie bestaat tussen bevolkingsgroepen. De motieven hierachter zijneen gevoel van achterstelling en het geloof dat de aanwezigheid vanandere bevolkingsgroepen een bedreiging is voor de kansen opbaanzekerheid.Ook de wijkoriëntatie van bewoners speelt een rol bij het ontstaanvan negatieve opvattingen ten aanzien van andere bevolkingsgroepen.Bewoners <strong>met</strong> een lage sociaal-economische status hebben een hogerebuurtgerichtheid: ze brengen meer tijd door in de eigen wijk, en hunsociale netwerk is vaker geconcentreerd in de eigen wijk (RMO, 2009).Hierdoor worden ze vaker dan bewoners <strong>met</strong> een hoge sociaaleconomischestatus geconfronteerd <strong>met</strong> de problemen in een buurt,evenals <strong>met</strong> de bevolkingsgroepen die deze problemen veroorzaken. Inbuurten waar veel mensen wonen <strong>met</strong> een lage economische status is erhierdoor een groter risico dat negatieve opvattingen ten aanzien vanandere bevolkingsgroepen ontwikkeld worden.De analyses op de gegevens van de Veiligheidsmonitor bevestigendat in buurten <strong>met</strong> een gemiddeld lagere sociaal-economische status (eengemiddeld laag opleidingsniveau of huishoudinkomen of een hoogaandeel niet-werkende werkzoekenden) de kans op hogere scores op depolarisatie items toeneemt.5) Residentiële mobiliteit en toenemende etnische concentratieStudies laten zien dat ongunstige beeldvorming tussen bevolkingsgroepenwordt versterkt door snelle verkleuring van buurten (Kluft, 2009), zelfs insterkere mate dan door het absolute aandeel van etnische minderheden indie buurt (Gijsberts en Dagevos, 2007). Veranderingen in buurten (zoalseen snel veranderende samenstelling van de bevolking) kunnen leiden toteen gevoel van vervreemding. Het verlies van sociale verbanden in zulkebuurten bij de zittende, veelal autochtone bewoners, draagt extra bij aanhet ontstaan van wij-zij tegenstellingen (Hooghe, 2007). Hier kanoverigens tegenin worden gebracht dat in buurten <strong>met</strong> een hogeresidentiële mobiliteit ook geldt dat bewoners meer langs elkaar heenleven, zich minder gelegen laten liggen elkaar, en dat hierdoor minderprikkels zijn voor een wij-zij denken.In onze data-analyses vinden we dat residentiële mobiliteit tothogere scores op de polarisatie items leidt. Als de gemiddelde woonduurin een buurt afneemt, nemen de scores op de polarisatie items toe. Desnelheid waarin een buurt ‘verkleurt’ door de instroom van niet westerseallochtonen lijkt hier echter niet de oorzaak van te zijn. Een toenemendaandeel niet-westerse allochtonen in een buurt resulteert namelijk niet inhogere scores op de polarisatie items.12


In onderstaand schema worden de resultaten van de theoretischeverkenning en de empirische toetsing samengevat:Theorieën/ literatuur Factor Toetsing1. Sociale identificatie theorieRealistische conflict theorieConflicttheorieConstricttheoriePublieke familiariteit2. Social disorganisation theoryCollective efficacy theoryEtnische diversiteit In etnisch diverse buurten ismeer polarisatie, hetzelfdegeldt voor buurten <strong>met</strong> meerniet-westerse allochtonen.Fysieke en socialeoverlast encriminaliteit3. Policing paradox Waargenomenfunctioneren vande politie in debuurt4. Realistische conflict theorieEtnocentrismeWijkoriëntatie5. Residentiële mobiliteit entoenemende etnischeconcentratieSociaaleconomischestatusResidentiëlemobiliteit entoenemendeetnischeconcentratieIn buurten waar inwoners meeroverlast en criminaliteitervaren, in het bijzonderzichtbare en terugkerendeoverlast door jongeren, is meerpolarisatie.In buurten waar bewoners hetfunctioneren van de politiemeer waarderen, is minderpolarisatie.In buurten <strong>met</strong> een lageresociaal economische status, ismeer polarisatie.In buurten <strong>met</strong> (snelle)toenemende etnischeconcentratie, is niet meerpolarisatie. Residentiëlemobiliteit op zich hangt welsamen <strong>met</strong> polarisatie.6. Botsende gedragsstijlen en opvattingenEen volgende factor die een rol kan spelen in polarisatieprocessen is hetbotsen van gedragsstijlen en opvattingen tussen bevolkingsgroepen. Inbuurten <strong>met</strong> een grote diversiteit aan bevolkingsgroepen zijn er minderwaarden en normen die vanzelfsprekend gedeeld worden, wat totonduidelijkheid, ontoelaatbaar gedrag, veel ergernis en gevoelens vanonveiligheid kan leiden (Bolt en Torrance, 2005). Het samenleven in dewijk hangt mede af van de mate waarin er gelijkgerichte opvattingenbestaan over (ongeschreven) regels in de buurt. Ongeschreven regels gaanover gewenst gedrag (bijvoorbeeld het elkaar groeten), maar gaan ookongewenst gedrag tegen. Veel gehoorde conflicten over wat er wel en niet‘hoort’ in de openbare ruimte betreffen het schoonhouden van semiprivate(trappenhuizen, portieken) en publieke ruimten, het verkeerdaanbieden van huisvuil, en het tot ‘s avonds laat buitenspelen van(allochtone) kinderen (Blokland-Potters, 1998).De factor ‘botsen van gedragsstijlen en opvattingen’ hebben we inhet huidige onderzoek niet kunnen toetsen omdat in de13


Veiligheidsmonitor hierover relevante vragen ontbreken. Indirect hebbenwe wel aanwijzingen voor de juistheid van de theorie gevonden. Bij deontwikkeling van nieuwe items voor het meetinstrument is explicietaandacht gegeven aan tegenstellingen tussen bevolkingsgroepen inomgangsvormen en in normen en waarden betreffende het schoonhoudenvan de buurt. Bij een directe vraag naar de oorzaken van spanningen in debuurt, antwoorden de respondenten vaak dat <strong>verschillen</strong> in opvattingenover het schoonhouden van de buurt tot spanningen leiden.Doelstelling 3Uitbreiding van het polarisatie meetinstrumentOmdat tot dusverre slechts twee items beschikbaar waren om polarisatiein de buurt te <strong>met</strong>en, is het meetinstrument in het huidige onderzoekuitgebreid. Bij de ontwikkeling van dit uitgebreide meetinstrument wordtervan uitgegaan dat polarisatie meerdere aspecten kent, die alsverschijningsvormen binnen een proces kunnen worden opgevat. Er kanonderscheid gemaakt worden tussen cognitieve, emotionele engedragmatige aspecten van polarisatie. Het cognitieve aspect vanpolarisatie verwijst naar de beelden en kennis die bevolkingsgroepen overelkaar hebben. Emoties ontstaan zodra bevolkingsgroepen daadwerkelijkoverlast van elkaar ervaren, er is sprake van onderlinge irritaties enonprettige gevoelens (‘emotie 1’), die kunnen uitmonden in het ervarenvan spanningen (‘emotie 2’). Uiteindelijk kan polarisatie zichtbaarworden door gedrag. Soms door intimidatie of bedreigingen. Maar eerderdoor subtieler gedrag zoals elkaar uit de weg gaan (vermijden).De doelstelling was om een polarisatieschaal te ontwikkelenwaarin items zijn opgenomen die polarisatie <strong>met</strong>en op de <strong>verschillen</strong>defasen van polarisatie (cognitie, emotie, gedrag). Daarbij was het debedoeling items te ontwikkelen op zowel het meer individuele vlak als opbuurtniveau. Figuur 3 laat zien voor welke combinatie van fase en niveauitems zijn ontwikkeld (de groen gekleurde vlakken). De argumentatievoor deze keuze staat weergegeven in hoofdstuk 5.14


Figuur 3individuNIVEAUbuurtcognitie <strong>verschillen</strong> <strong>met</strong> buurtgenoten <strong>verschillen</strong> tussen buurtgenoten<strong>met</strong> een andere afkomst<strong>met</strong> een andere afkomstFASENemotie 1 onprettig voelen onprettige gevoelens bij buurtgenotendoor deze <strong>verschillen</strong>door deze <strong>verschillen</strong>emotie 2 spanningen voelen spanningen tussen buurtgenotendoor deze <strong>verschillen</strong>door deze <strong>verschillen</strong>gedrag contact vermijden contact vermijding tussen buurtgenotendoor deze spanningendoor deze spanningenDaarnaast was het doel een polarisatieschaal te ontwikkelen waarmeeinzichtelijk kan worden gemaakt welke specifieke achtergrondenpolarisatie in een buurt heeft. Op basis van de literatuurstudie naar risicoenprotectieve factoren van polarisatie, en de daaropvolgende toetsinghiervan op de Amsterdamse Veiligheidsmonitor, hebben we de etnischediversiteit in de buurt alsmede de ervaren overlast van jongeren kunnenidentificeren als achtergronden van polarisatie. Beide factoren zijn in denieuwe polarisatie-items opgenomen. Vervolgens zijn naar aanleiding vantheorie over het ontstaan van spanningen door botsende normen enwaarden nieuwe polarisatie-items ontwikkeld waarin ‘<strong>verschillen</strong> innormen en waarden over het schoonhouden van de buurt’ en‘<strong>verschillen</strong>de omgangsvormen’ tussen bewoners centraal staan.Zestien nieuwe polarisatie-items zijn uiteindelijk ontwikkeld en getestonder 1673, voornamelijk autochtone, Amsterdammers uit het onlinepanelvan O+S. Na een uitgebreid keuzeproces (beschreven in hoofdstuk5) zijn acht polarisatie-items uitgekozen. Een extra testfase waarin dezeacht items aan 302 respondenten van de Veiligheidsmonitor zijnvoorgelegd, liet zien dat het meetinstrument betrouwbaar is voor zowelautochtone als allochtone respondenten. In tabel 4 wordt weergegeven uitwelke acht items het uitgebreide meetinstrument zal bestaan.15


Tabel 4 Meetinstrument polarisatie1. Ik voel wel eens spanningen <strong>met</strong> buurtgenoten die uit een andere cultuur danikzelf afkomstig zijn2. In deze buurt wonen bevolkingsgroepen waar ik niet zo positief over denk3. De sterke <strong>verschillen</strong> in religieuze achtergrond van bevolkingsgroepen indeze buurt zorgen voor spanningen4. Het geeft mij een onprettig gevoel dat er in deze buurt bevolkingsgroepenwonen <strong>met</strong> andere normen en waardenIk ben tevreden over de bevolkingssamenstelling in deze buurt 15. Het geeft mij een onprettig gevoel dat er in deze buurt bevolkingsgroepenwonen <strong>met</strong> andere omgangsvormen6. Jongeren uit andere bevolkingsgroepen zorgen voor overlast in deze buurt endit zorgt voor spanningen7. De <strong>verschillen</strong> in opvattingen van <strong>verschillen</strong>de bevolkingsgroepen over hetschoonhouden van deze buurt zorgt voor spanningen8. De spanningen tussen bevolkingsgroepen in deze buurt zorgen ervoor datmensen uit <strong>verschillen</strong>de bevolkingsgroepen contact <strong>met</strong> elkaar vermijden1Neutraliserend item, opgenomen om de negatieve sequentie te doorbreken, meerhierover in hoofdstuk 5AanbevelingenVan de Amsterdammers geeft 21% aan wel eens spanningen te ervaren<strong>met</strong> buurtgenoten die uit een andere cultuur afkomstig zijn dan henzelf.En 19% van de Amsterdammers bevestigt dat er in hun buurtbevolkingsgroepen wonen waar men niet zo positief over denkt. Insommige buurtcombinaties en stadsdelen liggen deze scores aanzienlijkhoger. We hebben eerder polarisatie gedefinieerd als een proces, waarbijde verscherping van tegenstellingen tussen groepen in wijken kanresulteren in spanningen tussen deze groepen. Een incident is vrijwelnooit de oorzaak van polarisatie in een buurt, maar het gevolg. Het tijdigsignaleren door bestuurders en professionals van polarisatieprocessen isdaarom belangrijk. Het uitgebreide meetinstrument voor polarisatie, datwordt opgenomen in de nieuwe Veiligheidsmonitor, is hierbij eenhulpmiddel. Door het grote aantal respondenten stadsbreed kan wordeningezoomd tot op buurtniveau en worden vastgesteld of er buurten zijnwaar polarisatie tussen bevolkingsgroepen toeneemt (of afneemt).16


Aanknopingspunten voor beleidUit het theoretisch kader, en bevestigd door de analyses, blijkt dat aan hetontstaan van polarisatieprocessen tussen bevolkingsgroepen in buurteneen complex samenspel van factoren ten grondslag ligt. Polarisatie tussenbevolkingsgroepen is geen onveranderlijk construct dat is verankerd indiepliggende psychologische processen van intolerantie, noch ispolarisatie een onvermijdelijk gevolg van het feit dat <strong>verschillen</strong>debevolkingsgroepen en religies <strong>met</strong> elkaar (moeten) samenleven in wijken.Het goede nieuws is dat oorzaken en oplossingen voor polarisatieprocessentussen bevolkingsgroepen deels te vinden zijn in de wijk, en inmeer of mindere mate zijn te beïnvloeden door beleid. Het gaat hierbijom in het bijzonder om overlast en jeugdcriminaliteit en ongelijkgerichteopvattingen over wat wel en niet hoort in de openbare ruimte. Webeperken ons op deze plaats nu verder tot deze, door beleid tebeïnvloeden, factoren.De analyses op de Veiligheidsmonitor hebben uitgewezen dat ‘hetbeleven van spanningen’ sterk verband houdt <strong>met</strong> ’zichtbare’ overlast encriminaliteit waarmee bewoners dagelijks worden geconfronteerd. Omdatjongeren uit sommige bevolkingsgroepen zijn oververtegenwoordigd injongerengroepen die zich zichtbaar manifesteren in de buitenruimte,straalt hun gedrag af op alle leden van deze bevolkingsgroepen. Prioriteitvoor de aanpak in een buurt van dit soort overlast kan daarom eenbelangrijke voedingsbodem voor polarisatie de wind uit de zeilen nemen.In de analyses hebben we tevens geconstateerd dat zichtbaarheidvan de politie in de buurt samenhangt <strong>met</strong> minder hoge scores oppolarisatie items. Om spanningen in de wijk tegen te gaan ligt‘reassurance policing’ (Innes, 2005) voor de hand, waarbij de politie(wijkagent) zichtbaar is en aanspreekbaar is voor bewoners, waarbijbewoners het gevoel hebben dat de politie prioriteit geeft aan deoverlastproblemen waar men dagelijks mee wordt, en waar de wijkagentnauw contact heeft <strong>met</strong> sleutelpersonen en organisaties uit de buurt.De volgende aan polarisatie ten grondslag liggende factor diemogelijk door beleid te beïnvloeden is, betreft irritaties en spanningen diehet gevolg zijn van uiteenlopende opvattingen tussen bevolkingsgroepenover wat wel en niet hoort in de openbare ruimte. Bij de ontwikkeling vanhet nieuwe meetinstrument is naar voren gekomen dat het hebben vanandere opvattingen over het schoonhouden van portiek van de buurt kanleiden tot onprettige gevoelens en spanningen. Mensen voelen zichmachteloos over de problemen in de eigen buurt en zijn daardoor eerdergeneigd andere bevolkingsgroepen verantwoordelijk te stellen voor deproblemen.17


Aanknopingspunten voor verdiepend onderzoekDe analyse op de twee polarisatie-items die aan de 12.000 respondentenvan de Veiligheidsmonitor zijn voorgelegd, heeft meer inzicht gebracht inde factoren die samenhangen <strong>met</strong> polarisatie. Op grond van dit onderzoekkan geconcludeerd worden dat de belangrijke risicofactoren dieonderliggend zijn aan het ontstaan van polarisatieprocessen nietonveranderlijk zijn maar mogelijk kunnen worden beïnvloed door beleid.Een effectieve aanpak van polarisatie in buurten vergt echter verdermaatwerk en vereist verdieping in de specifieke omstandigheden enachtergronden van de buurten. Door aanvullend onderzoek in debetreffende buurten wordt, zowel kwantitatief (<strong>met</strong> het nieuwontwikkelde meetinstrument) als kwalitatief, beter inzicht in de aard enachtergronden van spanningen verkregen.18


InleidingDe onderlinge verstandhouding tussen bevolkingsgroepen is een actueelmaatschappelijk thema. Sociaal vertrouwen tussen bewoners uitbevolkingsgroepen heeft positieve gevolgen voor het tegengaan vansociaal isolement, het thuisvoelen in de buurt en het bevorderen vanleefbaarheid en het elkaar aanspreken en corrigeren bij ongewenst gedrag,aldus de Wetenschappelijke Raad voor het regeringsbeleid (WRR) inVertrouwen in de Buurt (2005). Polarisatie tussen bevolkingsgroepenwordt gezien als een breed maatschappelijk probleem dat de socialesamenhang en de onderlinge solidariteit in de samenleving bedreigt en datvoorkomen en ingedamd moet worden (Ministerie BZK: Actieplanpolarisatie en radicalisering 2007-2011).Polarisatie tussen bevolkingsgroepen wordt vaak geassocieerd <strong>met</strong>radicalisering en veiligheidsproblemen (incidenten) zoals de spanningentussen Marokkaanse en Molukse jongeren in Culemborg. In de praktijkzijn spanningen echter niet direct zichtbaar in de vorm van incidenten;veel vaker is sprake van onderhuidse spanningen. Uiteindelijk kanpolarisatie zichtbaar worden door gedrag. Denk aan bekladding,intimidatie en bedreigingen. Maar ook subtieler gedrag zoalsstigmatiseren en pesten.Om incidenten te voorkomen is het belangrijk dat bestuurders enprofessionals polarisatieprocessen in buurten vroegtijdig signaleren. Omeffectief beleid te kunnen ontwikkelen is het belangrijk inzicht teverwerven in de factoren die polarisatie kunnen tegengaan of juistaanwakkeren.Deze wens tot vroegtijdige signalering was voor stadsdeelAmsterdam Oud-Zuid in 2007 aanleiding om onderzoek uit te latenvoeren naar sociaal vertrouwen en polarisatie tussen bevolkingsgroepenin vier wijken. Het stadsdeel maakte zich namelijk zorgen over deintolerante houding van groepen inwoners ten opzichte van elkaar. Menhad het gevoel weinig zicht te hebben op de aanwezigheid van mogelijkeonderlinge spanningen tussen bevolkingsgroepen, en op de oorzakenervan. In opdracht van Oud-Zuid heeft het Verwey-Jonker Instituut insamenwerking <strong>met</strong> de Dienst Onderzoek en Statistiek van de gemeenteAmsterdam en de leerstoel Veiligheid en Burgerschap van de VrijeUniversiteit bijna 1100 bewoners in de buurten Diamantbuurt,Apollobuurt, Marathonbuurt en Hoofddorppleinbuurt geïnterviewd(Boutellier e.a. 2007, Van Wonderen en Boutellier 2007). Een nieuwontwikkeld onderzoeksinstrument om vertrouwen en polarisatie inbuurten te <strong>met</strong>en, bestaande uit vijf vertrouwens- en twee polarisatieitems,werd hierbij ingezet.19


Om polarisatie tussen bevolkingsgroepen in alle buurten van Amsterdamin beeld te krijgen, is het in Oud-Zuid ontwikkelde polarisatie-vertrouwenmeetinstrument opgenomen in de Amsterdamse Veiligheidsmonitor diejaarlijks onder ongeveer 12.000 bewoners uit heel Amsterdam enomliggende gemeenten wordt afgenomen.De data die hiermee beschikbaar komen, betreffen de eersteaanleiding voor het huidige onderzoek. Op basis van de twee items die inde Veiligheidsmonitor zijn opgenomen kan polarisatie in buurten in kaartgebracht worden en kunnen explorerende analyses plaatsvinden naar aanpolarisatie gerelateerde factoren. Hiermee wordt een leemte in deempirische kennis over polarisatie opgevuld. In tegenstelling tot deprocessen die aan sociale cohesie en vertrouwen in buurten ten grondslagliggen (bijvoorbeeld Gijsberts e.a. 2009, Lancee en Dronkers 2008) is ernamelijk vooralsnog weinig empirisch onderzoek verricht naarverklarende factoren voor polarisatieprocessen op wijkniveau.De tweede aanleiding betreft het ontwikkelen van een polarisatiemeetinstrument <strong>met</strong> meer dan twee items. Een meetinstrument dat uitmeer items bestaat is betrouwbaarder en biedt de mogelijk meerderedimensies van ‘polarisatie’ te kunnen <strong>met</strong>en.Aan onderhavig onderzoek liggen drie doelstellingen ten grondslag.1. De eerste doelstelling is om vertrouwen en polarisatie tussenbevolkingsgroepen na (voormalig) stadsdeel Oud-Zuid ook in geheelAmsterdam te onderzoeken. Analyses op de AmsterdamseVeiligheidsmonitor bieden een geografisch inzicht in de verhoudingentussen bevolkingsgroepen in alle Amsterdamse buurtcombinaties.2. De tweede doelstelling van het onderzoek is het verkrijgen van meerinzicht in de achtergronden, risico- en protectieve factoren van polarisatietussen bevolkingsgroepen. Vooralsnog is weinig empirisch onderzoekverricht naar de verklarende factoren voor polarisatieprocessen opwijkniveau. Door middel van een theoretische en literatuurverkenning,alsmede de explorerende toetsing van enkele hieruit voortkomendefactoren, draagt dit onderzoek bij aan het opvullen van deze lacune aankennis. Deze kennis geeft ook inzicht in de vraag of polarisatieprocessenkunnen worden voorkomen of tegengegaan door beleid.3. De derde doelstelling betreft de uitbreiding van het oorspronkelijkepolarisatiemeetinstrument. Met de kennis die wordt opgedaan in hettheoretische kader en de empirische toetsing van risico- en protectievefactoren, kunnen nieuwe polarisatie-items worden ontwikkeld en getoetst.Deze nieuwe items komen tegemoet aan de <strong>verschillen</strong>de dimensies en20


fasen waarin polarisatie plaats kan vinden. Dit uitgebreide meetinstrumentzal in de toekomst ingezet worden om polarisatietendensen inAmsterdamse stadsdelen nog beter te signaleren.LeeswijzerHoofdstuk 1 gaat in op de evaluatie van het oorspronkelijkemeetinstrument dat uit twee polarisatie en vijf vertrouwensitems bestaat.In hoofdstuk 2 wordt <strong>met</strong> behulp van dit meetinstrument in kaart gebrachtin hoeverre er sprake is van polarisatie en vertrouwen op buurtniveau inAmsterdam. Op basis van theorie en literatuur wordt in hoofdstuk 3verkend welke factoren kunnen samenhangen <strong>met</strong> polarisatie in buurten.Hoofdstuk 4 laat de resultaten zien van explorerende analyses op degegevens van de Veiligheidsmonitor. In het hoofdstuk wordt besprokenof de theoretische verwachtingen over welke factoren samenhangen <strong>met</strong>polarisatie empirisch kunnen worden bevestigd. In hoofdstuk 5 staat deuitbreiding van het polarisatie-instrument centraal.21


1 Oorspronkelijk meetinstrument vertrouwen enpolarisatieZoals in de inleiding is beschreven, heeft het Verwey-Jonker Instituut in2007 een meetinstrument ontwikkeld om vertrouwen en polarisatie inbuurten te <strong>met</strong>en. Dit meetinstrument bestaat uit zeven items in totaal:twee polarisatie- en vijf vertrouwen-items (zie tabel 1.1).Tabel 1.1 Meetinstrument polarisatie en vertrouwenPolarisatie-itemsIn deze buurt wonen bevolkingsgroepen waar ik niet zo positief over denkIk voel wel eens spanningen <strong>met</strong> buurtgenoten die uit een andere cultuur danikzelf afkomstig zijnVertrouwen-itemsIk voel mij thuis bij de mensen die in deze buurt wonenIn deze buurt gaan mensen uit <strong>verschillen</strong>de bevolkingsgroepen op een prettigemanier <strong>met</strong> elkaar omIk woon in een gezellige buurt waar veel saamhorigheid isAls ik op vakantie ga dan durf ik mijn huissleutel aan de buren toe te vertrouwenIk heb evenveel vertrouwen in buurtgenoten die mijn cultuur delen als inbuurtgenoten die uit een andere cultuur afkomstig zijnDe ontwikkeling van het meetinstrument heeft plaatsgevonden in vierbuurten in Oud-Zuid, een voormalig stadsdeel van Amsterdam. De smalleonderzoekslocatie, alsmede het relatief lage aandeel allochtonerespondenten, roept de vraag op hoe het meetinstrument functioneertwanneer analyses worden gedaan in een breder gebied en onder een meerdiverse groep bewoners.Om meer inzicht te krijgen in de betrouwbaarheid van hetinstrument worden in dit hoofdstuk analyses uitgevoerd op gegevens uitde Veiligheidsmonitor, waarin de zeven items die vertrouwen enpolarisatie <strong>met</strong>en vanaf 2008 zijn opgenomen. Deze monitor wordtjaarlijks onder ongeveer 12.000 bewoners uit heel Amsterdam enomliggende gemeenten afgenomen. Het aantal enquêtes per voormaligstadsdeel 3 in Amsterdam fluctueert tussen de 346 en 1196. In deAmstelland gemeenten zijn 2387 enquêtes afgenomen. De etnischeherkomst van de respondenten (bepaald op geboorteland ouders) is voor69% Nederlands, maar de <strong>verschillen</strong>de etnische groepen zijn qua aantalgoed vertegenwoordigd (Marokkanen n = 487, Turken n = 338,3 In 2010 is Amsterdam overgestapt van een stelsel van 14 stadsdelen, naar een stelsel<strong>met</strong> 7 stadsdelen. In deze rapportage wordt ingegaan op de ‘voormalige’ 14stadsdelen.23


Surinamers n= 576, Antillianen n = 108). Verdere achtergrondkenmerkenvan de onderzoeksgroep staan in bijlage 1.In het onderzoek dat in Oud-Zuid is uitgevoerd, worden depolarisatie- en vertrouwen-items samengevoegd in een zogenaamdecontinuümschaal. Vertrouwen wordt hierbij gezien als de ene pool vanhet continuüm, polarisatie als de andere pool. Aangezien in deze schaaltwee polarisatie-items en vijf vertrouwen-items zijn opgenomen, komt devraag op of er wel sprake is van een continuüm. Is de bijdrage vanvertrouwen en polarisatie evenredig wanneer beide in één instrumentworden opgenomen? Het instrument is daarom opnieuw bekeken. Om tebepalen of de vijf vertrouwensitems en de twee polarisatie-items samenéén meetinstrument kunnen vormen, staan twee vragen centraal:1. In hoeverre hangen de items <strong>met</strong> elkaar samen, <strong>met</strong>en ze dezelfdetendensen in de samenleving?2. Leveren de polarisatie- en de vertrouwensitems een evenredigeinput in het gezamenlijke meetinstrument?1.1 Samenhang van itemsOm de eerste vraag te beantwoorden wordt allereerst een zogenaamdefactoranalyse uitgevoerd. Met deze analyse wordt nagegaan hoeveel<strong>verschillen</strong>de overkoepelende factoren er gedestilleerd kunnen worden uitde zeven items die polarisatie (2) en vertrouwen <strong>met</strong>en (5) en welke itemstot welke factor behoren (op welke factor de items een hoge‘factorlading’ hebben).Uit de factoranalyse komen twee afzonderlijke factoren naar voren(tabel 1.2). Alle items hebben een hoge ‘lading’ op de eerste factor, devertrouwens-items positief en de polarisatie-items negatief. Depolarisatie-items hebben echter ook een hoge lading op de tweede factordie onderscheiden wordt. Door de gevonden factormatrix te roteren(Varimax rotatie) wordt getracht een situatie te creëren waarbij één itemslechts hoog laadt op één factor en laag op alle andere factoren. De tweepolarisatie-items hebben nu geen hoge lading meer op de eerste, maaralleen op de tweede factor. De polarisatie-items worden nu van devertrouwen-items gescheiden.Opvallend is dat de items: ‘Ik heb evenveel vertrouwen inbuurtgenoten die mijn cultuur delen als in buurtgenoten die uit eenandere cultuur afkomstig zijn’ en ‘In deze buurt gaan mensen uit<strong>verschillen</strong>de bevolkingsgroepen op een prettige manier <strong>met</strong> elkaar om’zowel op factor één als factor twee een redelijk hoge lading hebben. Dereden hiervoor wordt duidelijk wanneer inhoudelijk naar deze twee itemsgekeken wordt. Evenals de twee polarisatie-items hebben deze twee24


vertrouwensitems namelijk een etnische component: er wordt aandachtbesteed aan andere bevolkingsgroepen en culturen.Tabel 1.2 Factoranalyse items die polarisatie en vertrouwen <strong>met</strong>en (principalecomponenten analyse)geen rotatievarimax-rotatiefactorlading factorlading factorladingcomponent 1 component 2 component 1factorladingcomponent 2Ik voel mij thuis bij de mensen diein deze buurt wonen ,769 ,359 ,830 -,177In deze buurt gaan mensen uit<strong>verschillen</strong>de bevolkingsgroepen opeen prettige manier <strong>met</strong> elkaar om ,782 ,123 ,698 -,373Ik woon in een gezellige buurt waarveel saamhorigheid is ,704 ,450 ,833 -,066In deze buurt wonenbevolkingsgroepen waar ik niet zopositief over denk -,604 ,577 -,135 ,824Als ik op vakantie ga dan durf ikmijn huissleutel aan de buren toe tevertrouwen ,504 ,280 ,571 -,081Ik heb evenveel vertrouwen inbuurtgenoten die mijn cultuur delenals in buurtgenoten die uit eenandere cultuur afkomstig zijn ,654 -,212 ,394 -,563Ik voel wel eens spanningen <strong>met</strong>buurtgenoten die uit een anderecultuur dan ikzelf afkomstig zijn -,546 ,629 -,057 ,831Bron: Veiligheidsmonitor 2008Uit de factoranalyse blijkt dat de polarisatie-items en vertrouwens-items<strong>met</strong> elkaar samenhangen, maar dat er wel een onderscheid tussen beide is.Om na te gaan of de zeven items wel in één instrument opgenomenkunnen worden is vervolgens een zogenaamde Chronbach’s alfaberekend, een maat die laat zien of de items in de schaal hetzelfde <strong>met</strong>en,of ze intern consistent zijn. Deze score betreft 0.78 (op een maat diefluctueert tussen 0 en 1), wat betekent dat de zeven items voldoendeconsistent zijn om in één instrument opgenomen te worden.1.2 Evenredige bijdrage itemsDe tweede vraag die opkomt, betreft de onevenredige verdeling van hetaantal polarisatie-items (twee items) versus vertrouwensitems (vijf items).Deze onevenredigheid doet namelijk vermoeden dat het samenvoegenvan de polarisatie- en vertrouwensitems in één meetinstrument ertoe leidtdat vooral de vertrouwensitems de score op het instrument bepalen.25


Om hierin ook empirisch een bevestiging te krijgen, zijn drieafzonderlijke schalen berekend: één schaal <strong>met</strong> alleen vertrouwensitems,één <strong>met</strong> de twee polarisatie-items en één <strong>met</strong> alle items (de zogenaamde‘continuümschaal’). Vervolgens is nagegaan in hoeverre deze drieschalen <strong>met</strong> elkaar samenhangen. Tabel 1.3 geeft zogenaamde PearsonCorrelaties tussen de drie schalen weer. Deze fluctueren tussen 0 en 1,waarbij een score van 0 betekent dat er geen samenhang is, en een scorevan 1 duidt op 100% samenhang.Tabel 1.3 Samenhang tussen de vertrouwen-, polarisatie- encontinuümschaalvertrouwenschaal polarisatieschaal continuümschaalvertrouwenschaal **1,00polarisatieschaal **-,28 **1,00continuümschaal **,94 **-,59 **1,00Wat direct opvalt, is dat vooral de vertrouwenschaal sterk samenhangt<strong>met</strong> de continuümschaal (0.94). De correlatie tussen de polarisatie- encontinuümschaal is veel lager (-0.28). De scheve verhouding tussen hetaantal vertrouwensitems en het aantal polarisatie-items is hiervan deoorzaak. Wanneer de zeven items tot één instrument samengevoegdworden, dan leveren de vertrouwensitems dus, zoals verwacht, eenonevenredig sterke bijdrage. Het is dus niet mogelijk op basis van dehuidige zeven items een meetinstrument te maken waarbij polarisatie envertrouwen van even groot belang zijn.1.3 SamenvattingAnalyses in dit hoofdstuk hebben uitgewezen dat de vertrouwen- enpolarisatie-items een vrij grote samenhang kennen. In principe zouden zesamen een meetinstrument kunnen vormen. De onevenredige verdelingvan het aantal items dat vertrouwen en polarisatie meet is hiervoor echterwel een belemmering. Deze bevinding is de eerste aanleiding om in hethuidige project nieuwe polarisatie-items te ontwikkelen.Door nieuwe polarisatie-items toe te voegen aan de twee items diereeds bestaan wordt ten eerste een volwaardig polarisatiemeetinstrumentontwikkeld. Ten tweede kunnen deze items waarschijnlijk zorgen vooreen vertrouwen- en polarisatiemeetinstrument waarin beide facetten eenevenredige rol spelen.De ontwikkeling van het nieuwe polarisatiemeetinstrument staatcentraal in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 3 en 4 wordt echter eerst dieperingegaan op de factoren die aan polarisatie gerelateerd zijn, eerst volgensde literatuur, vervolgens volgens de empirie. Deze hoofdstukken biedeneen inhoudelijk kader voor het ontwikkelen van het meetinstrument.26


2 Polarisatie en vertrouwen in en rondomAmsterdamIn dit hoofdstuk wordt allereerst ingegaan op de aanwezigheid vanpolarisatie en vertrouwen in Amsterdam en Amstelland gemeenten. Inhoeverre zijn de respondenten het eens <strong>met</strong> de zeven items die in deVeiligheidsmonitor polarisatie en vertrouwen <strong>met</strong>en?Eerder onderzoek in Oud-Zuid wees uit dat de aanwezigheid vanpolarisatie en vertrouwen varieert tussen buurten. In de Diamantbuurt ismen het bijvoorbeeld vaker eens <strong>met</strong> de items die polarisatie <strong>met</strong>en dan inde Hoofddorppleinbuurt en de Apollobuurt (Boutellier et al. 2007).Vervolgens wordt in dit hoofdstuk nagegaan in hoeverre polarisatieen vertrouwen samenhangen. Zijn buurten of stadsdelen <strong>met</strong> inwoners<strong>met</strong> veel vertrouwen ook de buurten of stadsdelen waarin weinigpolarisatie is?2.1 Polarisatie en vertrouwen in AmsterdamVan de Amsterdamse respondenten uit de Veiligheidsmonitor blijktongeveer één vijfde het eens te zijn <strong>met</strong> de stellingen die polarisatie<strong>met</strong>en: ‘In deze buurt wonen bevolkingsgroepen waar ik niet zo positiefover denk’ (21%) en ‘Ik voel wel eens spanningen <strong>met</strong> buurtgenoten dieuit een andere cultuur dan ikzelf afkomstig zijn’ (19%, zie tabel 2.1).Tussen de 59 en 74% van de respondenten is het eens <strong>met</strong> vier vande vijf items die vertrouwen <strong>met</strong>en. Opmerkelijk is dat een beduidendkleiner deel van de respondenten het eens is <strong>met</strong> de vijfdevertrouwenstelling: ‘Ik woon in een gezellige buurt waar veelsaamhorigheid is’, namelijk iets meer dan één derde van de respondenten(39%). Een reden hiervoor kan het woordje ‘veel’ in deze stelling zijn.Het is mogelijk dat respondenten vaker hadden ingestemd <strong>met</strong> de stellingals over ‘saamhorigheid’ in plaats van over ‘veel saamhorigheid’gesproken was.27


Tabel 2.1 Aandeel respondenten dat het eens is <strong>met</strong> de polarisatie- envertrouwenitems%(helemaal) eensPolarisatie-itemsIn deze buurt wonen bevolkingsgroepen waar ik niet zopositief over denk 20,6Ik voel wel eens spanningen <strong>met</strong> buurtgenoten die uit eenandere cultuur dan ikzelf afkomstig zijn 19,4VertrouwenitemsAls ik op vakantie ga dan durf ik mijn huissleutel aan de burentoe te vertrouwen 74,2Ik voel mij thuis bij de mensen die in deze buurt wonen 65,0In deze buurt gaan mensen uit <strong>verschillen</strong>debevolkingsgroepen op een prettige manier <strong>met</strong> elkaar om 60,7Ik heb evenveel vertrouwen in buurtgenoten die mijn cultuurdelen als in buurtgenoten die uit een andere cultuur afkomstig 59,2Ik woon in een gezellige buurt waar veel saamhorigheid is 38,5Bron: Veiligheidsmonitor 20082.2 Verschillen tussen gemeentenIn figuur 2.2 en tabel 2.3 worden gevoelens van polarisatie per gemeentegetoond.Respondenten uit Ouderkerk a/d Amstel ervaren weinig gevoelensvan polarisatie in de buurt. Slechts 5 en 6% is het eens <strong>met</strong> de tweepolarisatie-items (tegen 21 en 19% gemiddeld in Amsterdam-Amstelland). Inwoners uit Amsterdam uiten de meeste gepolariseerdegevoelens: respectievelijk 22 en 21% is het eens <strong>met</strong> de twee polarisatieitems.Vertrouwen in de buurt wordt vooral vaak gerapporteerd inOuderkerk aan de Amstel en de Kwakel. Dit is juist minder het geval inAmsterdam en Diemen.Het is verder opmerkelijk dat het verschil in score op de tweestellingen groter is in Aalsmeer en Diemen dan in de overige gemeenten.In Aalsmeer en Diemen is men het verhoudingsgewijs minder vaak eens<strong>met</strong> het item dat spanningen <strong>met</strong> een ander cultuur meet in verhouding tothet niet positief denken over andere bevolkingsgroepen.28


Figuur 2.2 Score op polarisatie-items per gemeente, % (helemaal) eens%25niet positief andere bevolkingsgroepenspanning <strong>met</strong> andere cultuur20151050AmsterdamAalsmeerAmstelveenDe KwakelDiemenDuivendrechtKudelstraatOud. a/d Amst.UithoornBron: Veiligheidsmonitor 2008Tabel 2.3 Scores op vertrouwen- en polarisatie-items per regiogemeente, % (helemaal) eenspolarisatie-itemsvertrouwenitemsniet pos.bevolkingsgroepspanningburencultuurthuisvoelenprettigeomganggezelligebuurtburensleutelvertrouwenburencultuurAmsterdam 22,0 20,9 63,1 59,7 37,1 71,5 58,8Aalsmeer 19,4 13,5 77,4 64,1 48,3 86,9 53,6Amstelveen 10,8 11,2 72,9 69,7 39,8 84,7 64,2De Kwakel 9,5 10,5 79,4 64,7 70,2 91,7 55,7Diemen 18,1 12,7 65,1 63,5 38,8 82,8 63,3Duivendrecht 13,3 14,3 70,7 69,2 43,6 87,1 66,0Kudelstraat 13,0 9,2 76,9 49,1 48,7 92,4 49,0Ouderk. a/d Ams. 4,7 5,9 83,8 72,4 52,2 93,6 59,6Uithoorn 15,5 11,8 73,5 66,5 43,8 83,8 63,9totaal AmsterdamAmstelland 20,6 19,4 65,0 60,7 38,5 74,2 59,2Bron: Veiligheidsmonitor 200829


2.3 Verschillen tussen stadsdelenIn figuur 2.4 en tabel 2.5 worden de scores op de twee polarisatie-itemsper voormalig stadsdeel in Amsterdam weergegeven. De scores op deitems die polarisatie <strong>met</strong>en zijn in de stadsdelen Bos en Lommer, DeBaarsjes, Amsterdam-Noord, Geuzenveld-Slotermeer, Osdorp, Slotervaarten Zeeburg hoger dan gemiddeld. In Bos en Lommer en Osdorpdenken bewoners in vergelijking tot de andere stadsdelen vaker niet zopositief over bevolkingsgroepen die in de buurt wonen (34% versus 22%gemiddeld). Vooral in Geuzenveld-Slotermeer en Slotervaart voelt menspanningen <strong>met</strong> buurtgenoten uit een andere cultuur (31 en 30% tegen21% gemiddeld). In Centrum en Zuideramstel zijn er het minstegevoelens van polarisatie.Figuur 2.4 Score op polarisatie-items per stadsdeel, % (helemaal) eens%4035302520151050CentrumWesterparkBron: Veiligheidsmonitor 2008niet positief andere bevolkingsgroepenspanning <strong>met</strong> andere cultuurOud-WestZeeburgBos en LommerDe BaarsjesAmsterdam-NoordGeuzenveld-Slot.OsdorpSlotervaartZuidoostOost-Watergraafs.Oud-ZuidZuideramstel30


Tabel 2.5 Scores op vertrouwen- en polarisatie-items per stadsdeel, % (helemaal) eenspolarisatie-itemsvertrouwen-itemsniet pos.bevolkingsgroepspanningburencultuurthuisvoelenprettigeomganggezelligebuurtburensleutelIn de stadsdelen Bos en Lommer, De Baarsjes, Amsterdam-Noord,Geuzenveld-Slotermeer, Osdorp, Slotervaart en Zuidoost is er sprake vanlage scores op de vertrouwensitems. Vooral in Bos en Lommer voelt menzich relatief minder vaak thuis bij de mensen in de buurt (49% versus63% gemiddeld). In Slotervaart vinden de bewoners minder vaak dat demensen uit <strong>verschillen</strong>de bevolkingsgroepen prettig <strong>met</strong> elkaar omgaan(47% tegen 60% gemiddeld). Vooral in Bos en Lommer en Slotervaartwordt minder vaak gevonden dat het een gezellige buurt <strong>met</strong> veelsaamhorigheid is (28 en 27% versus 37% gemiddeld). In Zuidoost durvende inwoners het minst de huissleutel bij vakantie aan de buren toe tevertrouwen (63% tegen 72% gemiddeld). Respondenten uit Bos enLommer, Osdorp en Slotervaart geven ten slotte minder vaak aan dat zeevenveel vertrouwen hebben in buurtgenoten van dezelfde cultuur als inbuurtgenoten die uit een andere cultuur afkomstig zijn (50-51% versus59% gemiddeld).vertrouwen burencultuurCentrum 8,2 10,9 71,6 63,4 39,3 79,1 66,3Westerpark 22,6 21,2 65,9 65,4 38,2 69 63,6Oud-West 17,3 18,4 70,9 70,4 43,7 73,7 62,1Zeeburg 28,3 23,8 64,3 57,2 40,0 69,4 58,1Bos en Lommer 34,4 28,1 48,8 51,5 28,1 54,5 50,6De Baarsjes 26,7 27,4 55,4 61,4 31,3 67 59,2Amsterdam-N. 26,1 23,6 58,8 56,1 41,5 71,3 56,5Geuzenveld-Sl. 30,5 30,8 56,6 53,1 33,5 62,9 54,6Osdorp 34,0 27,7 55,3 51,9 32,8 70,6 51,3Slotervaart 32,9 29,9 52,1 47,1 27,2 68,9 49,5Zuidoost 23,1 15,9 61,9 62,0 40,3 62,7 59,5Oost-Watergraafs. 21,8 22,9 63,7 59,0 40,4 73,0 58,1Oud-Zuid 15,8 16,8 69,3 63,7 37,2 76,9 61,0Zuideramstel 12,4 12,3 68,5 63,1 31,6 80,9 62,0totaal Amsterdam 22,0 20,9 63,1 59,7 37,1 71,5 58,8Bron: Veiligheidsmonitor 20082.4 Verschillen tussen buurtcombinatiesEen top-10 van buurten die het hoogste scoren op de twee polarisatieitemsstaat weergegeven in tabel 2.6. In Slotervaart geeft 40% van derespondenten aan dat er in de buurt bevolkingsgroepen wonen waar hij/zijniet zo positief over denkt (tegen een gemiddelde van 22% in geheel31


Amsterdam). Van de respondenten die in de buurt Erasmuspark wonen,rapporteert 36% spanningen te voelen <strong>met</strong> buurtgenoten die uit eenandere cultuur afkomstig zijn (tegen 21% gemiddeld). Enkele buurtenscoren op beide polarisatie-items hoog: Slotervaart, Overtoomse Veld,Transvaalbuurt en de Westlandgracht.Tabel 2.6 Top-10 scores op de twee polarisatie-itemsbuurtcombinatie% (helemaal)eens nietpositiefbevolkingsgroepenbuurtcombinatie% (helemaal)eensspanningenbevolkingsgroepen1. R85 Slotervaart 40,9 1. H38 Erasmuspark 36,12. G35 IJburg West 39,0 2. R85 Slotervaart 35,93. Q82 Osdorp-Midden 38,2 3. R86 Overtoomse Veld 35,64. R86 Overtoomse37,8 4. U30 Transvaalbuurt 33,6Veld5. H39 De Kolenkit 37,0 5. P78 Geuzenveld 33,66. R87 Westland-gracht 36,3 6. J41 Van Galenbuurt 32,37. H38 Erasmuspark 36,1 7. R87 Westlandgracht 31,98. U57 Betondorp 35,4 8. J42 Hoofweg e.o. 31,79. N69 Buiksloter-meer 35,3 9. Q83 Osdorp-Midden 31,610. U30 Transvaal-buurt 35,0 10. P77 Slotermeer-31,1ZuidwestBron: Veiligheidsmonitor 2008Om op grafische wijze inzicht te kunnen geven in <strong>verschillen</strong> tussenbuurtcombinaties in de mate van polarisatie, zijn de scores van de tweeafzonderlijke polarisatie-items vervolgens samengevoegd. In figuur 2.7wordt weergegeven in welke mate de respondenten die in <strong>verschillen</strong>debuurtcombinaties wonen polarisatie ervaren in de buurt 4 .De kleuren rood t/m donker groen zijn toegekend door na te gaanin hoeverre de gemiddelde score op de twee polarisatie-items afwijkt vanhet gemiddelde in Amsterdam. Een buurt heeft een rode kleur gekregenindien de score in de buurt meer dan één standaarddeviatie hoger is danhet gemiddelde en een oranje kleur indien de score wel hoger is, maarminder dan één standaarddeviatie. De buurt is donkergroen gekleurd inhet geval van een score op de polarisisatie-items die minder dan éénstandaarddeviatie lager is dan gemiddeld en lichtgroen als de score wellager is, maar minder dan één standaarddeviatie.Wat direct opvalt, is dat vooral in Nieuw-West sprake is van veelpolarisatie. In Centrum en Zuid is er juist weinig sprake van polarisatie.4 Van de 92 buurtcombinaties in de dataset worden er 83 in de analyse meegenomen.Het selectiecriteria ligt op 20 respondenten of meer.32


Figuur 2.7 Polarisatie per buurtcombinatie, twee items gemiddeldlegendaveel polarisatieredelijk veel polarisatieweinig polarisatieheel weining polarisatiebuiten beschouwing* buurtcombinaties < 20 respondent = buiten beschouwingBron: Veiligheidsmonitor 2008In figuur 2.8 wordt op vergelijkbare wijze als in figuur 2.7 <strong>met</strong> kleurengetoond in welke mate de respondenten die in <strong>verschillen</strong>debuurtcombinaties wonen vertrouwen in de buurt hebben. Wat directopvalt, is dat vooral in Nieuw-West buurtcombinaties liggen waar hetvertrouwen laag is. In het centrum en omstreken is het vertrouwen juisthoog. In Zuidoost, Amsterdam-Noord en een deel van Zeeburg en Oost-Watergraafsmeer is er weinig vertrouwen.2.5 Relatie tussen polarisatie en vertrouwenVergelijking van figuur 2.7 (polarisatie) en figuur 2.8 (vertrouwen) geeftreeds globaal een indicatie van de relatie tussen polarisatie en vertrouwenin en buurt. In stadsdelen waar veel polarisatie is, is er op het oog juistweinig vertrouwen.33


Figuur 2.8 Vertrouwen per buurtcombinatie, vijf items gemiddeldlegendaheel weinig vertrouwenweinig vertrouwenredelijk veel vertrouwenveel vertrouwenbuiten beschouwing* buurtcombinaties < 20 respondent = buiten beschouwingBron: Veiligheidsmonitor 2008Om op stadsdeelniveau te bepalen hoe groot de samenhang tussengevoelens van polarisatie en vertrouwen is, is per stadsdeel nagegaan inhoeverre men het in vergelijking tot ‘het gemiddelde van Amsterdam’<strong>met</strong> de twee polarisatie-items en de vijf vertrouwenstellingen eens is.De gegevens in tabel 2.9 geven weer dat in stadsdelen waarrespondenten gemiddeld lager op vertrouwen scoren, de respondentenjuist hoger scoren op de items die polarisatie <strong>met</strong>en (of omgekeerd). Erzijn echter twee uitzonderingen: Zeeburg (iets meer dan gemiddeldvertrouwen, iets meer dan gemiddeld polarisatie) en Zuidoost (gemiddeldvertrouwen, iets minder dan gemiddeld polarisatie). Een hoge mate vanpolarisatie gaat op stadsdeelniveau dus niet in alle gevallen samen <strong>met</strong>een lage mate van vertrouwen (of omgekeerd).Het is mogelijk dat dit veroorzaakt wordt door de afzonderlijkebuurtcombinaties die zich in een stadsdeel bevinden. Zo kan eenstadsdeel een buurt bevatten <strong>met</strong> veel polarisatie en een andere buurt <strong>met</strong>veel vertrouwen, waardoor op stadsdeelniveau geen contrast tussenvertrouwen en polarisatie wordt gevonden.34


Tabel 2.9 Vergelijking score vertrouwenschaal en score polarisatieschaal perstadsdeelpolarisatievergeleken <strong>met</strong>gemiddelde 5vertrouwenvergeleken <strong>met</strong>gemiddeldeCentrum -- ++Westerpark - +Oud-West - ++Zeeburg + +Bos en Lommer ++ --De Baarsjes + -Amsterdam-Noord + -Geuzenveld-Slotermeer ++ -Osdorp ++ -Slotervaart ++ --Zuidoost - 0Oost-Watergraafsmeer - +Oud-Zuid - +Zuideramstel -- +gemiddelde stadsdeel n.v.t. n.v.t.Bron: Veiligheidsmonitor 2008De vraag die dus opkomt, is in hoeverre op het niveau vanbuurtcombinatie polarisatie en vertrouwen in de buurt de verwachtecontrasterende werking hebben. Zijn buurten <strong>met</strong> veel polarisatie buurten<strong>met</strong> weinig vertrouwen? In tabel 2.10 staan Pearson Correlaties (<strong>met</strong> eenmaximale score van 1.00) weergegeven die de samenhang tussenpolarisatie en vertrouwen op buurtniveau per item laat zien.Tabel 2.10 Samenhang polarisatie en vertrouwensitems op buurtcombinatie niveau, n= 92prettigeomganggezelligebuurtburensleutelvertrouwenburenthuis voelenniet positief Pearsonbevolkingsgroep Correlation -,724(**) -,529(**) -,689(**) -,619(**) -,695(**)spanning buren Pearsoncultuur Correlation -,593(**) -,302(**) -,476(**) -,329(**) -,433(**)5 Vergelijkbaar <strong>met</strong> de toegekende kleuren in de figuren 2,7 en 2.8:++ meer dan 1 standaarddeviatie meer dan gemiddelde stadsdeel + meer dangemiddelde stadsdeel, maar minder dan 1 standaarddeviatie 0 gemiddeld - meer dan 1standaarddeviatie minder dan gemiddelde stadsdeel + minder dan gemiddeldestadsdeel, maar minder dan 1 standaarddeviatie35


De samenhang tussen de twee polarisatie- en vijf vertrouwensitems blijkttussen de -.33 en -.73 te liggen. In buurten waar veel respondentenaangeven zich bij de mensen in de buurt thuis te voelen is er dus sprakevan weinig respondenten die rapporteren dat er bevolkingsgroepen in debuurt wonen waar hij/zij niet zo positief over denkt (-.72). Een andervoorbeeld: in buurten waar respondenten vaak zeggen dat er veelgezelligheid en saamhorigheid is, zijn er minder vaak mensen dieaangeven spanningen te voelen <strong>met</strong> buurtgenoten uit een andere cultuur (-.48).In de meeste buurten hangt een hoge score op polarisatie dus samen<strong>met</strong> een lage score op vertrouwen. De samenhang is echter geen 100%. Erzijn ook buurten waar polarisatie en vertrouwen in de buurt nietsamenhangen.De buurten waarbij het verwachte contrast tussen polarisatie envertrouwen niet bestaat staan in tabel 2.11 weergegeven. In deWestindische Buurt is er bijvoorbeeld sprake van redelijk weinigpolarisatie, maar ook van redelijk weinig vertrouwen. Op deWeesperzijde gaat redelijk veel polarisatie samen <strong>met</strong> redelijk veelvertrouwen.Nader onderzoek dient te worden uitgevoerd om te bepalen welkefactoren er toe leiden dat sommige buurten en stadsdelen zowelvertrouwen als polarisatie genereren en andere buurten een combinatievan weinig vertrouwen en weinig polarisatie hebben.Tabel 2.11 Buurten zonder een groot contrast tussen vertrouwen en polarisatieredelijk weinig polarisatie enredelijk weinig vertrouwenredelijk veel polarisatie enredelijk veel vertrouwenA09 Oostelijke Eilanden/Kadijken C15 Centrale MarktJ43 Westindische Buurt C16 Frederik HendrikbuurtT96 Holendrecht/Reigerbos D19 Van LennepbuurtT97 Gein G33 Oostelijk HavengebiedW53 IJsselbuurt N60 VolewijckN65 Tuindorp OostzaanP79 EendrachtU27 WeesperzijdeU29 DapperbuurtU57 BetondorpU58 De OmvalV24 Oude PijpV48 StadionbuurtBron: Veiligheidsmonitor 200836


3 Literatuurverkenning achtergronden vanpolarisatieIn tegenstelling tot de processen die aan sociale cohesie en vertrouwen inbuurten ten grondslag liggen (bijvoorbeeld Gijsberts e.a. 2009, Lancee enDronkers 2008) is er vooralsnog weinig aandacht besteed aan verklarendefactoren voor polarisatieprocessen op wijkniveau. In de nationale eninternationale literatuur is slechts een gering aantal empirische studiesuitgevoerd naar risico- en beschermende factoren voor het ontstaan vanpolarisatie tussen bevolkingsgroepen (Boutellier et al. (2007) en VanWonderen & Boutellier (2007). Aanzienlijk meer onderzoek is verrichtnaar risico- en protectieve factoren voor het ontstaan van sociaalvertrouwen tussen bevolkingsgroepen.Uit de onderzoeken van Boutellier en Van Wonderen, alsmede uithoofdstuk 1 van dit onderzoek, is naar voren gekomen dat er sprake isvan een aanzienlijke samenhang tussen sociaal vertrouwen en polarisatie.Bovendien laten deze studies zien dat veel risicofactoren diesamenhangen <strong>met</strong> afnemend sociaal vertrouwen tegelijkertijd eentoenemende polarisatie tussen bevolkingsgroepen voorspellen. In debespreking van wetenschappelijke literatuur in dit hoofdstuk besteden wedaarom zowel aandacht aan literatuur die direct op polarisatie gericht is,als aan literatuur over sociaal vertrouwen in buurten, die we op processenvan polarisatie toepassen.In dit hoofdstuk bakenen we als eerste het begrip ‘polarisatie’ af.Omdat er weinig eenduidigheid is over wat onder ‘polarisatie’ wordtverstaan, is het belangrijk een heldere en scherpe werkdefinitie vanpolarisatie te hanteren. Vervolgens beschrijven we, op basis van eenuitgebreide literatuurstudie, welke factoren mogelijk een rol spelen bij het(ontstaan van) polarisatieprocessen. In hoeverre deze factoren ookdaadwerkelijk samenhangen <strong>met</strong> polarisatie is een empirische vraag diein hoofdstuk 4 van dit rapport zal worden beantwoord door middel vanstatistische toetsing.3.1 Afbakening van het begrip ‘polarisatie’‘Polarisatie’ is net zoals ‘sociale cohesie’ en ‘sociaal vertrouwen’ eencontainerbegrip. Daarom moet duidelijk worden afgebakend wat onder‘polarisatie’ wordt verstaan. In 2009 is de bundel Polarisatie.Bedreigend en verrijkend van de Raad voor MaatschappelijkeOntwikkeling (RMO) verschenen, gevolgd door het advies Polariserenbinnen onze grenzen. In de bundel belichten auteurs van uiteenlopende37


disciplines (zoals psychologie, sociologie, culturele antropologie,politicologie) oorzaken en gevolgen van polarisatie. Opvallend is dewijde range aan contexten en betekenissen waarin in de publicaties overpolarisatie wordt gesproken. Polarisatie wordt geassocieerd <strong>met</strong>: De (groeiende) kloof tussen autochtonen en islamitischeallochtonen; Incidenten tussen bevolkingsgroepen; Verscherpte tegenstellingen in de politiek, de <strong>verschillen</strong> tussenpartijen worden scherper gemarkeerd, en de debatten worden feller; Polarisatie in de dagelijkse omgang, doordat burger steeds meer inindividuele onderhandelingsrelaties treden, verharden standpuntenen ontstaan conflicten.In de praktijk van de gemeenten worden eveneens uiteenlopendebetekenissen aan polarisatie toegekend. Het Verwey-Jonker Instituut(Van Wonderen en Magry, 2008) heeft in gemeenten geïnventariseerdhoe en in hoeverre het begrip polarisatie ingang vindt. De omschrijvingendie professionals en beleidsmakers in gemeenten geven aan het begrippolarisatie variëren sterk. Wel associëren veel geïnterviewdeprofessionals en beleidsmakers het begrip polarisatie aan radicalisering,en ongeregeldheden in probleembuurten. Het breed interpreteerbarebegrip polarisatie kan volgens veel geïnterviewden worden toegespitst enverwoord als spanningen of tegenstellingen tussen bevolkingsgroepen.Het begrip ‘bevolkingsgroep’ roept de vraag op om wat voorbevolkingsgroepen het eigenlijk gaat. Betreft polarisatie spanningentussen bevolkingsgroepen op basis van etniciteit, of van leeftijdsgroepen(jongeren, ouderen), of van specifieke categorieën zoals studenten,zwervers, junks etc.? In onderzoek dat het Verwey-Jonker Instituut in2007 heeft uitgevoerd naar vertrouwen en polarisatie tussenbevolkingsgroepen in de Marathonbuurt 6 , hebben Van Wonderen enBoutellier (2007) expliciet aan bewoners gevraagd om aan te geven overwelke bevolkingsgroepen men niet zo positief denkt. De overgrotemeerderheid van de bewoners geeft aan niet positief te denken overspecifieke bevolkingsgroepen van etnische herkomst. Daarnaast steldenenkele bewoners negatief te denken over jongeren. Andere categorieënwerden (vrijwel) niet genoemd.6 In samenwerking <strong>met</strong> de Leerstoel Veiligheid en Burgerschap van de VrijeUniversiteit en dienst O+S van de gemeente Amsterdam.38


Fasen in het polarisatieprocesPolarisatie tussen bevolkingsgroepen kent meerdere aspecten, die als eenproces kunnen worden opgevat (Van Wonderen, 2008; Trendanalysepolarisatie en radicalisering, 2009). Er kan een onderscheid gemaaktworden tussen cognitie, emotie en gedrag. Deze kunnen zich opindividueel- en buurtniveau manifesteren.Cognitie is kennis, in dit geval kennis over bevolkingsgroepen enover <strong>verschillen</strong> tussen bevolkingsgroepen. Dit houdt in dat personenbevolkingsgroepen associëren <strong>met</strong> bepaalde kenmerken evenals dat zijvinden op deze kenmerken te <strong>verschillen</strong> van buurtgenoten uit anderebevolkingsgroepen.Over processen van attributie van kenmerken aan groepen is veelbekend geworden binnen sociaal psychologische onderzoekstradities ophet gebied van stereotypering en social identity theory (Tajfel en Turner,1986). Deze attributie gaat doorgaans gepaard <strong>met</strong> negatieve emoties tenopzichte van (leden van) andere bevolkingsgroepen. Mensen kunnen eenonprettig of vervelend gevoel krijgen als zij een discrepantie ervarentussen de eigen opvattingen, normen en waarden of gedrag en die vanandere bevolkingsgroepen in de buurt. Onder onprettig of vervelendgevoel vallen emoties zoals irritatie, frustratie, vervreemding. Dit kaneventueel leiden tot ‘spanningen’ of mensen voelen zich angstig ofbedreigd. Tenslotte kan polarisatie zichtbaar worden door gedrag datvolgt op de negatieve emoties. Denk aan bekladding en bedreigingen.Maar ook subtieler gedrag zoals vermijden, stigmatiseren, beledigen enpesten.Definitie polarisatieSamengevat, vindt polarisatie vaak langs etnische lijnen plaats en is ersprake van <strong>verschillen</strong>de fasen in de ontwikkeling van polarisatie. Dedefinitie van polarisatie die hierop aansluit en die wij daarom overnemenvan het Ministerie van BZK voor dit onderzoek is: “de verscherping vantegenstellingen tussen groepen in de samenleving die kan resulteren inspanningen tussen deze groepen en toename van segregatie langsetnische en religieuze lijnen”. In het huidige onderzoek spitsen we dedefinitie vervolgens toe op tegenstellingen en spanningen tussenbevolkingsgroepen in buurten, opdat deze goed aansluit bij actuelebeleidsvragen op gemeentelijk en stadsdeelniveau.3.2 Risico- en protectieve factoren voor polarisatieIn deze theoretische verkenning gaan we na welke factoren mogelijk eenrelatie hebben <strong>met</strong> polarisatie tussen bevolkingsgroepen in wijken.39


Oftewel, van welke in een wijk aanwezige factoren uit theorieën,literatuur en eerder onderzoek naar voren komt dat ze samenhangen <strong>met</strong>polarisatie tussen bevolkingsgroepen in die wijk.Etnische diversiteit in buurtenVerschillende theorieën gaan in op de relatie tussen etnische diversiteit inbuurten en verhoudingen tussen bevolkingsgroepen. In de eerste plaatsbespreken we de sociale identificatie theorie en de realistische conflicttheorie evenals de contact-, conflict en constricttheorie. In de tweedeplaats focussen we op mechanismen van vervreemding en onbegriptussen bevolkingsgroepen in etnisch diverse buurten.Sociale identificatie theorieDe sociale identificatie theorie (Tajfel, 1982; Turner, 1999) stelt dat ergeen sprake hoeft te zijn van een werkelijk (belangen) conflict voor hetontstaan van negatieve denkbeelden en spanningen tussen bevolkingsgroepen.Enkel door de aanwezigheid van meerdere sociale groepenontstaat een behoefte aan groepsidentiteit. Mentale processen resulterenin een negatieve houding tegenover andere bevolkingsgroepen en eendaarmee samenhangende positieve houding tegenover de eigen groep:etnocentrisme. Men identificeert <strong>met</strong> de eigen groep omdat individueleleden van die groep grotendeels dezelfde kenmerken hebben,bijvoorbeeld dezelfde religie. De groepen waarmee men zich het minstidentificeert hebben kenmerken die het minst lijken op die van de eigengroep. In wijken <strong>met</strong> een grote diversiteit aan etnische groepen, zullenvolgens de sociale identificatietheorie de tegenstellingen tussen de<strong>verschillen</strong>de etnische groepen zich versterken. Dit komt tot uitdrukkingin wij-zij denken tussen de groepen, dat weer resulteert in een negatieverehouding ten aanzien van elkaar.De mentale processen waarin het wij-zij denken tot uitdrukkingkomt, worden door Eisinga en Scheepers (1989; in: Schrijenberg, 2006))sociale identificatie en sociale contra-identificatie genoemd. Socialeidentificatie vindt plaats <strong>met</strong> de groep waartoe men zich voelt behoren ensociale contra-identificatie ten opzichte van de andere groep. In hetverlengde van deze redenering valt te verwachten dat er ten opzichte vanbepaalde etnische groepen vaker contra-identificatie plaatsvindt dan tenopzichte van andere groepen. Mogelijke groepen waarmee autochtonenzich minder identificeren, of zelfs tegen afzetten, zijn groepen die hetverst van de in-group afstaan. Te denken valt dan bijvoorbeeld aanmensen <strong>met</strong> een sterk afwijkende manier van leven, die daarmeesamenhangend andere normen en waarden hebben (Schrijenberg, 2006).Maar ook <strong>verschillen</strong> in religie kunnen hierin een rol spelen. Zo laatonderzoek van Verkuyten (2007) zien dat Turks-Nederlandse moslims40


hun religieuze in-group positiever beoordelen dan mensen <strong>met</strong> een anderereligie of de ‘niet gelovigen’.Realistische conflict theorieOok de realistische conflict theorie voorspelt in etnisch diverse wijkenmeer wij-zij tegenstellingen. Competitie om schaarse goederen en deperceptie van dreiging leiden tot een negatieve, vijandige houding tenopzichte van andere (etnische) groepen (Sherif, 1967; LeVine &Campbell, 1965). De realistische conflict theorie stelt dat stereotypenhiervan het gevolg zijn. Deze competitie om schaarse goederen endreiging is groter onder mensen <strong>met</strong> een lagere sociaal-economischestatus. Etnocentrisme en stereotypering zijn, volgens Campbell, hetautomatische en noodzakelijke gevolg van dit proces. De realistischeconflict theorie staat ook wel bekend als etnische competitietheorie. Wijzijtegenstellingen betreffen niet alleen allochtonen versus autochtonen.Aangezien in het bijzonder allochtonen vaker laagopgeleid zijn is,vooronderstelt de theorie (vooral) competitie tussen allochtone groepenom bijvoorbeeld schaarse banen en huizen.ContacthypotheseDe contacthypothese (Allport, 1954; Pettigrew, 1998) stelt dat bestaandevooroordelen en stereotypen tussen bevolkingsgroepen juist zullenverminderen naarmate interpersoonlijk contacten tussen de betreffendegroepen toenemen. Een aantal voorwaarden en factoren zijn gesteldwaaronder deze stereotypeverandering het meest waarschijnlijk is. Dekans op vermindering is het grootst als het wederzijds contact frequent,langdurig en gevarieerd is. Daarnaast geldt dat de invloed van het contactop de verandering van vooroordelen en stereotypen het grootst is wanneerde contactpersonen een gelijke status bezitten, een gezamenlijk doeltrachten te bereiken en ondersteund worden door de omgeving.In tegenstelling tot de realistische conflicttheorie gaat decontacthypothese van een positieve invloed van etnische diversiteit op hetaantal inter-etnische contacten en daarmee op etnische tolerantie uit. Hetachterliggende idee is dat buurtbewoners in wijken <strong>met</strong> een diverseetnische samenstelling meer ontmoetingskansen hebben en daarmee meerkansen om elkaar beter te leren kennen. Onderzoek van onder meerLinville en Fischer (1993) lijkt het gelijk van de contacthypothese tebevestigen. Meer contact tussen bevolkingsgroepen bevordertidentificatie, doorbreking van stereotypering en wederzijdse tolerantie.ConflicthypotheseDe laatste jaren zijn er echter ook tegengestelde effecten van intergroepscontactgevonden, waardoor er twijfel is gerezen over de algemene41


geldigheid van de hypothese. Er is kritiek op de contacttheorie geuit.Meer contact leidt niet altijd tot acceptatie en tolerantie.Onderzoek in Nederlandse buurten <strong>met</strong> veel <strong>verschillen</strong>de etnischegroepen (Dagevos 2005, Van der Laan-Bouma 2005, Gijsberts enDagevos 2007 en Tolsma et al.2008) wijst uit dat ontmoetingen tussenleden van <strong>verschillen</strong>de bevolkingsgroepen ongeconditioneerd zijn en eenvluchtig karakter hebben. Uit onderzoek van onder meer Niekerk et al.(1989) blijkt dat mensen die op deze wijze <strong>met</strong> elkaar in contact komendaarin juist een bevestiging kunnen vinden van bestaande (voor)oordelenen stereotypen. Het resultaat van intergroepscontact is volgens criticivooral afhankelijk van de omstandigheden waaronder dat contactplaatsvindt (Shadid, 1998). Spontane contacten tussen bevolkingsgroepenkunnen bij <strong>verschillen</strong>de opvattingen of leefstijlen leiden tot wederzijdsonbegrip en zelfs tot verdere stigmatisering en polarisatie leiden.Een nuancering op de conflicthypothese is dat in veel etnischheterogeen samengestelde buurten bevolkingsgroepen langs elkaar heenleven. Men vermijdt het contact <strong>met</strong> elkaar, er is sprake van noncommunicatie(Van Stokkom, 2008). Vermijding zou in dit geval juisteen dempend effect op polarisatie kunnen hebben. Op het moment datetnische groepen elkaar niet in de weg zitten, vermijding mogelijk is, zaler minder kans zijn op spanningen. Vermijding is niet langer mogelijkindien in een buurt bepaalde groepen (zoals jongeren) zich in de openbareruimte nadrukkelijk manifesteren en etaleren.ConstricthypotheseRobert Putnam laat in een recent artikel (2007) zien dat naarmate eenwoonbuurt etnisch gemengder is, dit juist resulteert in minder sociaalvertrouwen, minder sociale netwerken en minder burgerschap. Op basisvan een onderzoek in 40 Amerikaanse woonbuurten claimt Putnam datetnische diversiteit in de woonbuurt het onderling vertrouwen tussenbewoners (binnen én tussen) bevolkingsgroepen ondermijnt. Putnam stelt:hoe groter de etnische diversiteit is in een wijk, ge<strong>met</strong>en <strong>met</strong> deHerfindahlindex 7 , hoe minder sociaal vertrouwen tussenbevolkingsgroepen. Putnam stelt verder dat ‘in ethnically diverseneighbourhoods people tend to hunker down. Trust (even of one’s ownrace) is lower, altruism and community cooperation rarer, friends fewer‘(p.137). (…) ‘In colloquial language, people living in ethnically diversesettings appear to ‘hunker down’ – that is, to pull in like a turtle’ (p.149).Kortom, mensen trekken zich terug als een schildpad in zijn schild.Putnam verwerpt op grond van zijn onderzoeksbevindingen deeerder besproken contacthypothese. Hij stelt daarnaast ook dat etnische7 De Herfindahl-index toont de kans dat twee random geselecteerde individuen uit<strong>verschillen</strong>de etnische groepen komen en loopt van 0 tot 1.42


diversiteit (en daarmee vergroting van de kansen op contact tussenetnische groepen) niet alleen resulteert in verminderd sociaal vertrouwentussen etnische groepen (zoals ook voorspelt door de conflicthypothese),maar tevens in verminderd sociaal vertrouwen binnen etnische groepen.Putnam formuleert op basis van dit resultaat een nieuwe hypothese: deconstricthypothese. Deze hypothese luidt: ‘sociaal vertrouwen binnen entussen bevolkingsgroepen (en daarmee bindend en overbruggend sociaalkapitaal) neemt af naarmate een buurt etnisch diverser is’. Samengevatstelt de constricthypothese dat in een heterogene buurt zowel bonding alsbridging sociaal kapitaal afneemt, wat leidt tot anomie en sociale isolatie 8 .Ook de constricthypothese heeft het nodige commentaaropgeroepen. Volgens Gesthuizen et al. (2008) is het onduidelijk op basisvan welke theoretische verklaringen Putnam tot zijn constricthypothesekomt. Zij vermoeden dat de constrictheorie stelt dat ‘hoe diverser eensociale context is in termen van (etnische groeperingen), hoe mindermensen van de eigen groep er zijn waarmee men bekend is en waarinmen zich herkent, en hoe minder mensen er van de eigen groep zijn bijwie men zich op het gemak voelt en hoe minder men dientengevolge zalomgaan <strong>met</strong> personen uit de eigen bevolkingsgroep’ (p. 16).Vervreemding is het gevolg.Lancee en Dronkers (2008) hebben het onderzoek van Putnamherhaald in de Nederlandse context, waarbij zij sociaal vertrouwenuitsplitsen in individueel vertrouwen in de naast wonende buren enwederzijds vertrouwen tussen etnische groepen. De resultaten van dezeanalyse bevestigen dat etnische diversiteit van een woonbuurt negatiefsamenhangt <strong>met</strong> het sociaal vertrouwen tussen bewoners op buurtniveau.Lancee en Dronkers hebben echter geen steun gevonden voor debevinding van Putnam dat een grotere etnische diversiteit van eenwoonbuurt samenhangt <strong>met</strong> minder sociaal vertrouwen tussen de etnischegroepen die in deze buurt wonen.Onderzoek van Van Oirschot en Slot (2010) laat ten slotte zien datook in Amsterdamse buurten een hogere etnische diversiteit in buurten toteen afname van vertrouwen in de buurt leidt. Een belangrijke bevinding isechter dat hetzelfde het geval is bij een hoger aandeel niet-westerseallochtonen.Wantrouwen, publieke familiariteit en vervreemdingTot slot geldt in etnisch diverse wijken dat bewoners minder bekend envertrouwd zijn <strong>met</strong> elkaar. Bewoners dienen te beschikken over‘voldoende informatie om andere bewoners te herkennen en sociaal te8 Bonding sociaal kapitaal wil zeggen dat binnen een bevolkingsgroep sprake is van sterke onderlingebindingen tussen individuen, waarbij wederkerigheid, vertrouwen, solidariteit en betrokkenheidcentraal staan. Bridging sociaal kapitaal is de capaciteit om diverse bevolkingsgroepen te verenigenen te verbinden.43


plaatsen’ (Vrom Raad, 2006), zie ook Blokland-Potters (2006). Wanneerdit niet het geval is, zouden bewoners het gevoel kunnen krijgen dat hunstraat, buurt of stad niet langer van henzelf is. De verhoudingen tussenbewoners komen daardoor onder druk te staan. Het wordt dan lastig, nietlonend of zelfs gevaarlijk om anderen aan te spreken op onfatsoenlijkgedrag of om de openbare ruimte schoon te houden (Uytermark &Duyvendak, 2006) en daarmee om contact <strong>met</strong> mensen uit anderegroepen te leggen. Als we de mensen in onze buurt niet meer kennen,hebben we meer moeite <strong>met</strong> weten wie we kunnen vertrouwen en wieniet. De socioloog Sztompka heeft dit probleem omschreven <strong>met</strong> hetonderscheid in trust, distrust en mistrust (Blokland-Potters 2006: 9). Trust(vertrouwen) en distrust (wantrouwen) spreken voor zich. ‘Mistrust’beschrijft het probleem dat we niet meer weten of we onze buurmanmoeten vertrouwen of wantrouwen. We leven in een onzekere situatiewaarin we bij gebrek aan kennis over de ander niet weten wat voorinschatting we over de ander moeten maken: we weten niet of we onssociaal moeten identificeren of distantiëren van de ander (Adriaanse2006: 18). Veel problemen <strong>met</strong> interetnische contacten hebben te maken<strong>met</strong> mistrust. Vooral veel achterstandswijken kampen <strong>met</strong> mistrust: deanonieme verhouding van burgers tot elkaar en de complete afwezigheidvan verwachtingen ten aanzien van de ander. Men weet het simpelwegniet en houdt zich bijgevolg voor de zekerheid afzijdig (RMO, 2005b).Wantrouwen tussen bevolkingsgroepen neemt af bij een groterepublieke familiariteit (Blokland-Potters (2006). Publieke familiariteit zittussen bonding en bridging in, tussen het hebben van contacten <strong>met</strong> deeigen homogene groep (bonding) en de groepsoverstijgende contacten<strong>met</strong> mensen die de beschikking hebben over andere netwerken (bridging)(Putnam 2000). Of in de termen van de VROM_Raad (2006): ‘Men kentelkaar niet echt, maar is wel bekend <strong>met</strong> elkaar’. Engbersen en Engbersen(2008) stellen dat publieke familiariteit níet wil zeggen dat <strong>verschillen</strong>debevolkingsgroepen heel intensief <strong>met</strong> elkaar contacten onderhouden, wéldat het belangrijk is dat groepen elkaar niet uit het oog verliezen en zichbewust zijn van elkaars aanwezigheid. Zo wordt voorkomen dat bewonersvan elkaar vervreemden en angstig voor elkaar worden.Verwachting 1. We verwachten op basis van de besproken theorieën eneerder uitgevoerde studies dat een grotere etnische diversiteit in buurtende kans op polarisatie tussen bevolkingsgroepen vergroot.Etnische diversiteit is op zichzelf geen afdoende verklaring voor eentoenemende kans op polarisatie in een buurt. Volgens de contacthypotheseis het immers zo dat naarmate interpersoonlijke contacten44


tussen bevolkingsgroepen toenemen de negatieve wederzijdse beeldenjuist zullen verminderen.De conflicthypothese stelt hier tegenover dat het resultaat vanintergroeps-contact afhankelijk is van de omstandigheden waaronder datcontact plaatsvindt. In geval van <strong>verschillen</strong>de opvattingen of leefstijlenkunnen contacten leiden tot wederzijds onbegrip en zelfs tot verderestigmatisering en polarisatie. De constricthypothese, tot slot, stelt datetnische diversiteit in de woonbuurt het onderling vertrouwen tussen (enbinnen) bevolkingsgroepen ondermijnt.De vraag is nu onder welke condities etnische diversiteit in buurtende kans op spanningen tussen bevolkingsgroepen kan vergroten. Hierbijfocussen we op mechanismen van onbegrip, wantrouwen envervreemding tussen bevolkingsgroepen.Botsende leefstijlen en onbegripIn wijken <strong>met</strong> een grote diversiteit aan bevolkingsgroepen zijn er minderwaarden en normen die vanzelfsprekend gedeeld worden, wat totonduidelijkheid, ontoelaatbaar gedrag, veel ergernis en gevoelens vanonveiligheid kan leiden. Bolt en Torrance (2005) stellen dat samenlevenin de wijk mede afhangt van de mate waarin er gelijkgerichte opvattingenbestaan over de (ongeschreven) regels in de buurt. Wanneer mensen ineen buurt gelijke ideeën hebben over wat er wel en niet ‘hoort’ komt ditvolgens Bolt en Torrance de sociale kwaliteit in die wijk ten goede. Ditomvat de manier waarop bewoners in het dagelijks leven <strong>met</strong> elkaaromgaan. Ongeschreven regels schrijven de bewoners gewenst gedragvoor (je groet elkaar), maar gaan ook ongewenst gedrag tegen (zoals devuilnis te vroeg buiten zetten). De verwachting is dat gelijkgerichtheidvan levensstijlen in een buurt resulteert in een prettiger omgang <strong>met</strong> deburen en meer tevredenheid <strong>met</strong> de bevolkingssamenstelling (Bolt et al,2008). Conflicten naar aanleiding van wat er wel en niet ‘hoort’ in desemi-private of openbare ruimte (botsende normen en waarden) hebbenveel te maken <strong>met</strong> begrip en sociaal vertrouwen, of beter gezegd: <strong>met</strong> hetontbreken daarvan (zie bijvoorbeeld Gowricharn 2002; Mercken 2002).Ook Blokland-Potters (1998) wijst op conflicterende ideeën engedragingen van bevolkingsgroepen over het gebruik van zowel de semiprivateals de openbare ruimte, zoals portieken, parken en pleinen. Veelgehoorde problemen zijn conflicten over het schoonhouden van semiprivateen openbare ruimten (schoonhouden van trappenhuizen enportieken, stoepje vegen), het verkeerd aanbieden van huisvuil, hetonderhoud van groen, het tot ‘s avond laat buitenspelen van (allochtone)kinderen. Dergelijke problemen zijn veelal terug te voeren op wederzijdsonbegrip en vooral onwetendheid. Als bevolkingsgroepen hieroverconflicterende opvattingen hebben dan kunnen spanningen ontstaan,45


ijvoorbeeld tussen ouderen en jongeren of tussen allochtonen enautochtonen. Maar ook verschil in opvattingen over opvoedingsstijlenspelen hier een rol (Blokland-Potters, 1998; Elias en Scotson, 1985).Verwachting 2. Op basis van resultaten uit eerdere studies kanverondersteld worden dat ongelijkgerichte opvattingen tussenbevolkingsgroepen over wat er wel en niet ‘hoort’ in de semi-private enpublieke ruimte de kans op polarisatie vergroot.Residentiële mobiliteit en toenemende concentratieWantrouwen en spanningen in buurten hangen zoals eerder gesteld samen<strong>met</strong> botsende leefstijlen en etnische diversiteit. Dit geldt vermoedelijk inhet bijzonder voor wijken <strong>met</strong> sociaal-demografische mutaties.Veranderingen (zoals snel veranderende bevolkingssamenstellingen ineen buurt) kunnen leiden tot afwijkende of zelfs tegenstrijdigeopvattingen. Onderzoek van Gijsberts en Dagevos (2007) laat zien datongunstige beeldvorming tussen bevolkingsgroepen in buurten sterkerwordt bepaald door snelle verkleuring van de buurt dan door het absoluteaandeel van etnische minderheden in die buurt. Veranderingen kunnen totconflicten leiden (Toulmin, 1994). In buurten die een veranderingsprocesvan de bevolkingssamenstelling ondergaan kunnen <strong>verschillen</strong>deopvattingen leven onder de oude en de nieuwe bewoners. Vooral innaoorlogse wijken (maar ook in veel oudere 19 e eeuwse en begin 20 eeeuwse wijken) is de bevolkingssamenstelling soms snel veranderd, <strong>met</strong>een instroom van veelal allochtone bevolkingsgroepen <strong>met</strong> andere en ookonderling soms zeer <strong>verschillen</strong>de waarden en gedragsstijlen. Vooraltussen moslims en niet-moslims lijkt sprake van conflicterende normenen waarden (SCP, 2007). Er is duidelijk sprake van een zekere afwijzingvan elkaars leefwijze en culturele waarden (Gijsberts 2005). Deopvattingen van <strong>verschillen</strong>de bevolkingsgroepen over elkaar zijn mindergunstig in buurten die snel van etnische samenstelling zijn veranderd(Kluft, 2009).In buurten die te maken hebben <strong>met</strong> snelle bevolkingsveranderingenzullen nieuwe bewoners zich bovendien minder snel binden aande buurt, zeker bewoners die verwachten de buurt spoedig weer teverlaten. De sociale identificatie theorie argumenteert in deze dat in zulkebuurten <strong>met</strong> snel wisselende bevolkingssamenstellingen bewoners(zittende bewoners én nieuwe bewoners) zich minder kunnenidentificeren <strong>met</strong> bewoners uit andere bevolkingsgroepen, waardoorvooroordelen en etnocentrisme toenemen (Hooghe, 2007). Hier kanoverigens tegenin worden gebracht dat in wijken <strong>met</strong> een hogeresidentiële mobiliteit ook geldt dat mensen in zulke wijken meer naast46


elkaar heen leven, zich minder gelegen laten liggen aan elkaar, en dathierdoor minder prikkels zijn voor een sterk wij-zij denken.Bij de cultureel dominante groepen in deze wijken kan sprake zijnvan uitsluiting en discriminatie tegenover de cultureleminderheidsgroepen (De Jong, 2009). Sommige onderzoekers spreken indit verband over vervreemding en een ‘beredeneerd vooroordeel’ bijmaatschappelijk kwetsbare autochtone groepen die geconfronteerdworden <strong>met</strong> een verlies van verworven rechten, sociale netwerken enculturele vanzelfsprekendheden in hun (vaak grootstedelijke)leefomgeving (Billig, Condor, Edwards, e.a., 1988; Verkuyten, 1997).Schillemans en Verhagen (2005) wijzen op het hoge verloop vanbewoners in achterstandsbuurten, waar soms gedeelten als ‘hotelstraten’bekend staan. De kwaliteit van deze buurten is vaak laag. Bewonersbeschouwen de buurt als een tijdelijke plek om te wonen, namelijk tot hetmoment dat zij over de mogelijkheden en middelen beschikken om teverhuizen naar een kansrijkere (middenklasse-)buurt.Verwachting 3. Op basis van resultaten uit eerdere studies verwachtenwe dat een grote jaarlijkse in- en uitstroom van bewoners, en in hetbijzonder een toename van het aandeel bewoners van niet westerseafkomst in een buurt, de kans op polarisatie tussen bevolkingsgroepenvergroot.Sociaal-economische statusIn de voorafgaande paragrafen hebben we betoogd dat etnische diversiteiten residentiële mobiliteit, gemediëerd door processen van vervreemding,botsende leefstijlen en beleving van overlast, kan leiden tot meerintolerantie en spanningen tussen bevolkingsgroepen. Echter ook sociaaleconomischekenmerken (inkomenspositie, het hebben van werk enopleidingsniveau) kunnen een rol spelen bij verhoudingen tussenbevolkingsgroepen. Aanwijzingen hiervoor kunnen worden afgeleid uitde realistische conflict theorie en de sociale identificatietheorie (eerdertoegelicht in de sectie etnische diversiteit in buurten), evenals doorstudies over wijkoriëntatie.Realistische conflict theorieVolgens de realistische conflict theorie (Sherif, 1967; LeVine &Campbell, 1965) zal in wijken <strong>met</strong> een lage sociaal-economische statuscompetitie bestaan tussen bevolkingsgroepen. Deze competitie omschaarse goederen en dreiging is groter onder mensen <strong>met</strong> een lageresociaal-economische status. In overeenstemming <strong>met</strong> de realistischeconflict theorie suggereert de theorie van bedreigde economischebelangen (Falter, 1991) dat vooral laaggeschoolden negatief denken over47


andere groepen. De motieven hierachter zijn een gevoel van achterstellingen het geloof dat de aanwezigheid van andere bevolkingsgroepen eenbedreiging is voor hun tewerkstellingkansen. In wijken <strong>met</strong> veellaaggeschoolden is meer kans op het ontstaan van wij-zij tegenstellingenen dientengevolge op polarisatieprocessen.EtnocentrismeDe sociale identificatie theorie voorspelt eveneens dat de aanwezigheidvan veel laaggeschoolden en lage inkomens in een buurt negatieveverhoudingen tussen bevolkingsgroepen bevorderen. Uit onderzoek naaretnocentrisme blijkt namelijk dat individuen binnen de samenleving nietin min of meer gelijke mate etnocentrisch zijn. Met name lageropgeleiden blijken sterker etnocentrisch te zijn (vgl. Eisinga & Scheepers1989; Scheepers et al., 1989, 1990; Billiet et al., 1992).WijkoriëntatieOok de wijkoriëntatie van mensen kan een rol spelen bij het ontstaan vanopvattingen ten aanzien van andere bevolkingsgroepen. De RMO stelt inhaar advies De wijk nemen (2009; vergelijk ook Blokland, 2000) dat deactieradius van sommige mensen de wijk overstijgt en van andere mensenniet of nauwelijks. De gerichtheid van bewoners op hun wijk hangthierbij af van sociale netwerken (sommige mensen gaan veel om <strong>met</strong>buren en hebben veel vrienden en familie in de wijk, terwijl anderemensen hun netwerken meer in de hele stad of in het hele land hebben);werk (of gebrek hieraan; ouderen en werklozen brengen meer tijd door inhun eigen wijk); culturele oriëntatie (gericht op de buurt of binnenstad);participatie in de buurt of participatie buiten de buurt. Bewoners <strong>met</strong> eengeringe buurtgerichtheid, waaronder bovengemiddeld veel hogeropgeleiden, worden relatief minder geconfronteerd <strong>met</strong> problemen in eenbuurt, evenals <strong>met</strong> de bevolkingsgroepen die deze problemenbovengemiddeld veroorzaken. Deze personen, die vaker in buurten <strong>met</strong>een hogere sociaal-economische status wonen, lopen hierom minder kansop het ontwikkelen van negatieve opvattingen ten aanzien van dezebevolkingsgroepen.Verwachting 4. Uit de besproken theorieën en studies vloeit deverwachting voort dat in wijken <strong>met</strong> een gemiddeld lage sociaaleconomischestatus meer polarisatie tussen bevolkingsgroepen zalworden aangetroffen dan in wijken <strong>met</strong> een gemiddeld hoge sociaaleconomischestatus.48


Fysieke en sociale overlast en criminaliteitDe volgende potentiële risicofactor voor het ontstaan van polarisatie inbuurten betreft beleving van overlast en criminaliteit. Wij lichten dit toeaan de hand van de Social disorganisation theory en de collective efficacytheory.Social disorganisation theory en collective efficacy theorySociale disorganisatie wordt gedefinieerd als het onvermogen omgemeenschappelijke waarden te realiseren en om effectieve socialecontrole hierop uit te oefenen (Morenoff et al., 2001). Socialdisorganisation theory beweert dat een gebrek aan sociale organisatieresulteert in afnemend sociaal vertrouwen, wat wordt veroorzaakt doortekortschietende informele sociale controle. De laatste jaren wordt hetbelang van de sociale organisatie van de buurt steeds meer onderkend,mede vanwege de invloedrijke publicaties van Sampson en collega’s(Sampson & Groves, 1989; Sampson et al., 1997; Sampson &Raudenbusch, 2004). Zij introduceerden de term collective efficacy, dathet vermogen van een groep om een doel te bereiken betreft. Specifiekvoor een buurt gaat het dan vooral om de effectiviteit van de informelesociale controle. Bewoners dienen bereid te zijn om elkaar aan te sprekenop hun gedrag en bovendien moeten ze erop kunnen vertrouwen dat ookandere buurtbewoners bereid zijn om in te grijpen als dat nodig is (Bolt etal, 2008).Collective efficacy is volgens Bolt et al. in de literatuur vooralvanuit criminologisch perspectief toegepast. Vanuit de literatuurbetreffende collective efficacy (Bolt et al, 2008; Sampson &Raudenbusch, 2004) is af te leiden dat de collective efficacy, sociaalvertrouwen en de daarmee samenhangende onderlinge verstandhoudingentussen bevolkingsgroepen kleiner zijn in buurten <strong>met</strong> veel fysiekeoverlast (vandalisme, graffiti, verloedering) en sociale overlast(burenoverlast, rondhangende jongeren, drugs- en drankoverlast).Uit onderzoek naar collective efficacy komt ook een verband naar vorentussen criminaliteit, sociale disorde en sociaal vertrouwen (Morenoff etal. 2001, Sampson et al. 1997).Ervaren overlast, onveiligheid en criminaliteitOppelaar en Wittebrood (2006) illustreren dat sociale cohesie(gedefinieerd als sociale verhoudingen en sociale omgang tussen mensenbinnen buurten) positief samenhangt <strong>met</strong> beleving van veiligheid. Boers,Van Steden en Boutellier (2008) laten zien dat veiligheidsbeleving vooreen belangrijk deel is gerelateerd aan sociaal vertrouwen in buurten (intermen van saamhorigheid en betrokkenheid). De beleving vanonveiligheid wordt meer bepaald door overlastsituaties door andere49


uurtbewoners en door zichtbare problemen als vernielingen enverloedering van de buitenruimte dan door andere criminaliteit. Metoverlast en verloedering worden veel mensen dagelijks geconfronteerd,dit is niet het geval bij bijvoorbeeld inbraak. Overlastsituaties enverloedering ondermijnen het veiligheidsgevoel, niet omdat ze allemaalzo ernstig zijn, maar omdat ze het idee laten postvatten dat de straat‘niemandsland’ is en dat het samenleven zelf is aangetast. (Van Stokkom,2008)Verwachting 5. Op grond van de besproken theorieën en eerdere studiesveronderstellen we dat meer polarisatie zal bestaan tussen bevolkingsgroepenin buurten waarin de bewoners bovengemiddeld vaak aangevendat ze 1) verloedering en vervuiling in de buitenruimte ervaren, 2) socialeoverlast ervaren en 3) zich in hun buurt onveilig voelen.Overlast en criminaliteit door jongerenWe verwachten in het bijzonder een sterke samenhang van polarisatie <strong>met</strong>aan jongeren gerelateerde overlast, onveiligheid en criminaliteit 9 . Vanden Brink & Schuyt (2003: intimidatie en overlast in de openbare ruimte)wijzen op het feit dat overlast en intimiderend gedrag in de openbareruimte niet te onderschatten factoren zijn in de wijze waarop burgers hunomgeving beleven. Van Gemert (2006: botsingen van jongeren <strong>met</strong> debuurt) benoemt groepen jongeren die botsen <strong>met</strong> de buurt expliciet, zoals‘de hangjeugd van de hoofdstedelijke Diamantbuurt’ (p. 41). Van Gemertlaat zien dat overlastgevend en soms intimiderend gedrag van groepenhangjongeren polarisatie in de hand kan werken. Zich vervelendejongeren veroorzaken overlast en maken dingen kapot. Daarop ontstaanaanvaringen <strong>met</strong> buurtbewoners en winkeliers. Degenen die klagenkunnen de groep tegen zich in het harnas jagen waarna kleine incidentenuit kunnen groeien tot slepende conflicten die diep ingrijpen in de buurt.Volgens Van Gemert is het daarbij opvallend dat er vaak groepenMarokkaanse jongeren bij betrokken zijn. Deze sociale overlast of socialedisorde, leidt tot een afname van sociaal vertrouwen en mogelijk dus ooktot polarisatie.Groepjes jongeren die rondhangen in de openbare ruimte dragen bijaan ‘het niet thuisvoelen op straat’ van buurtbewoners en het niet kunneninschatten van anderen (mistrust). Op basis van onderzoek in vier wijkenin Rotterdam schrijft Blokland-Potters (2007) dat de aanwezigheid vanjongeren op pleinen en straten bijdraagt aan gevoelens van onveiligheid.Jongeren nemen ruimte in, bakenen territorium af, geven bewoners eenonprettig gevoel, dit zet kwaad bloed bij bewoners.9 In de Veiligheidsmonitor is een dergelijk onderverdeling te maken naar items. Ditlichten we toe in de analysesectie.50


Bovendien zijn de criminaliteitscijfers onder bepaalde migrantengroepenhoog en vooral jeugdige (12-17) en jongvolwassen (18-24) allochtonenkomen vaker dan autochtonen in aanraking <strong>met</strong> politie en justitie(Bruinsma en Bernasco, 2004)).Omdat allochtone jongeren vooraloververtegenwoordigd zijn in zichtbare criminaliteit die zich afspeelt inde openbare ruimte zoals diefstal, auto inbraak en in criminelejeugdgroepen die rondhangen in de wijk, kan dit de negatievebeeldvorming over bepaalde bevolkingsgroepen bevorderen.Uit de resultaten van het onderzoek van Boutellier et al. (2007) inAmsterdam Oud-Zuid bleek dat ‘beleving van veel overlast in de buurt’de belangrijkste voorspeller is van hoge scores op de beide polarisatieitemsover de vier onderzochte buurten heen 10 . Nadere analyses vanindividuele items in de schalen wijzen uit dat beleving van overlastvooral is gerelateerd aan ervaren overlast op straat door kinderen enjongeren, en aan overlast door specifieke etnische groepen; en is veelminder gerelateerd aan overlast door directe buren of aan overlast doorrandgroepen zoals alcoholisten, junks. Op straat rondhangende kinderenen jongeren zorgen <strong>met</strong> veel lawaai en agressief gedrag voor eenonprettige sfeer op straat. Als overlastgevende kinderen en jongeren toteen bepaalde bevolkingsgroep behoren dan wordt de ervaren overlastgeprojecteerd op de bevolkingsgroep als geheel. Buurtbewonersontwikkelen een negatieve houding tegenover de bevolkingsgroepenwaartoe de jongeren behoren. Het gedrag van de jongeren wordt doorbuurtbewoners ook vaak gezien als een bevestiging van het negatievebeeld dat ze al hadden over bepaalde bevolkingsgroepen.Verwachting 6. Op grond van de bovenstaande overwegingen enbevindingen verwachten we dat polarisatie vooral sterk samenhangt <strong>met</strong>de overlast en criminaliteit die wordt veroorzaakt door jongeren.Optreden politie in de wijkenAls polarisatie in wijken gerelateerd is aan zichtbare problemen enoverlast waar men dagelijks mee te maken heeft, zoals jongerenoverlast,intimidatie, geluidsoverlast, verloedering en vandalisme, dan is inzet vande politie hierop mogelijk een protectieve factor die processen vanpolarisatie kan tegengaan. Het optreden van de politie kan namelijkbelangrijk zijn voor het veiligheidsgevoel van bewoners. Veiligheidsprioriteitendie worden gesteld door bewoners en politie lopen echter nietaltijd synchroon (Van Wonderen en Engbersen, 2010). Hoewel de politiehaar best doet de veiligheid in wijken te vergroten blijft een deel van de10 Vergelijk het onderzoek van Boers (2008). Uit haar analyses blijkt dat de perceptievan criminaliteit en overlast in de buurt de beste voorspeller is vanveiligheidsbeleving, meer dan gerapporteerd slachtofferschap.51


ewoners zich toch onveilig voelen. Het slachtofferschap vanveelvoorkomende criminaliteit zoals geweld, vandalisme, inbraken endiefstal uit auto’s is in de laatste jaren gestaag gedaald. Desalniettemin isen blijft de onveiligheidbeleving van bewoners in vooral naoorlogsewijken en begin 20 e eeuwse wijken op een hoog niveau. Het aandeelburgers dat zich onveilig voelt daalt niet of nauwelijks (CCVTrendsignalement maatschappelijke veiligheid 2010).Dit wordt ook wel de ‘policing paradox’ genoemd, waarbij dalendecriminaliteitscijfers samengaan <strong>met</strong> stijgende gevoelens van onveiligheid.Het Nederlandse politiebeleid staat al weer jaren nadrukkelijk in het tekenvan rechtshandhavende functies, zoals opsporing en misdaadbestrijding.Niettemin lijkt die voortvarende aanpak over de hoofden van burgersheen te gaan. De aanpak van onveiligheid wordt te weinig afgestemd opde specifieke behoeften van de bewoners (Van Stokkom, 2008).Bewoners maken zich allereerst zorgen over overlast, en minderover misdaadproblemen. Bewoners vinden dan ook dat de politie zich(meer) op de overlastproblematiek zou moeten richten (Van Stokkom,2008). Dit is in lijn <strong>met</strong> het concept Reassurance Policing dat erop isgericht deze kloof tussen politie en bevolking te dichten (Innes, 2005).Daarvoor focust de politie zich op zogenaamde ‘signal crimes’, waarvanverondersteld wordt dat ze de grootste impact hebben op de gevoelensvan onveiligheid bij de bevolking. Op deze manier wil men deonveiligheidsgevoelens bij de bevolking doen dalen, het vertrouwen vande bevolking in de politie doen toenemen én de perceptie over deeffectiviteit van de politie positief beïnvloeden.In een recent verschenen rapport van de Politieacademie (Adang,Quint en Van der Wal, 2010) bevestigen de onderzoekers de conclusie datetnische spanningen en incidenten in wijken kunnen worden voorkomenals de nadruk van de politie dient niet te veel op alleen repressie ligt.Belangrijker is de (zichtbare) aanwezigheid en benaderbaarheid (doorbewoners en professionals) van agenten in de wijken en de nauwesamenwerking van de politie <strong>met</strong> andere organisaties zoals buurt- enjongerenwerk, straatcoaches, ondernemers, kerken en moskeeën enscholen. In het bijzonder is de rol van de wijkagent relevant (Adang et al.2010). Hij kent immers de problemen in de wijk en heeft, als het goed is,regelmatig overleg <strong>met</strong> sleutelpersonen en bewoners in de wijk.Verwachting 7. Op basis hiervan, verwachten we dat naarmate bewonersmeer tevreden zijn over het functioneren van de politie in hun buurt, demate van polarisatie in deze buurten afneemt.52


4 De samenhang van individuele enbuurtkenmerken <strong>met</strong> polarisatieIn dit hoofdstuk worden enkele explorerende analyses uitgevoerd op detwee polarisatie-items die in de Veiligheidsmonitor zijn opgenomen.Deze analyses bieden een eerste inzicht in de factoren die <strong>met</strong> polarisatiesamenhangen, inzichten die gebruikt kunnen worden voor de nadereontwikkeling van het polarisatie meetinstrument (hoofdstuk vijf).Ten eerste zal nagegaan worden in hoeverre de scores op de tweeitems die polarisatie <strong>met</strong>en <strong>verschillen</strong> tussen respondenten <strong>met</strong><strong>verschillen</strong>de achtergrondkenmerken, bijvoorbeeld tussen mannen envrouwen of oudere en jongere respondenten.Ten tweede worden analyses uitgevoerd die de in hoofdstuk driegeformuleerde verwachtingen over de samenhang tussen buurtkenmerkenen polarisatie toetsen. Zo wordt bijvoorbeeld nagegaan of de etnischeheterogeniteit van een buurt samenhangt <strong>met</strong> gevoelens van polarisatie(verwachting 1).4.1 Individueel en buurtniveauOm de invloed van buurtkenmerken op juiste wijze vast te stellen dienenmulti-level analyses te worden uitgevoerd. Een multi-level analyse betrefteen multivariate regressieanalyse <strong>met</strong> zowel buurt- als individuelekenmerken, waarin gecorrigeerd wordt voor de overeenkomsten die erzijn tussen individuen omdat ze in dezelfde buurt wonen. In de multilevelanalyses die in dit hoofdstuk worden uitgevoerd, worden de tweepolarisatie-items afzonderlijk als afhankelijke variabele opgenomen. Totdusverre, is vooral aandacht besteed aan het wel of niet instemmen <strong>met</strong>de polarisatie-items. Deze wijze van presenteren levert bevindingen opdie makkelijk te interpreteren zijn, maar er gaat ook nuance verloren,bijvoorbeeld tussen het eens zijn en het helemaal eens zijn. In eenregressieanalyse worden deze nuances wel meegenomen 11 .Om te bepalen in hoeverre gevoelens van polarisatie bij individuensamenhangen in een buurt, is allereerst gekeken naar het percentage teverklaren variantie op buurt- en individueel niveau. Er is dus nagegaan inhoeverre <strong>verschillen</strong> in scores op de twee polarisatie-items veroorzaakt11 Nadere analyse wijst verder uit dat deze ‘meer complete’ variabelen ook meer eennormale verdeling kennen (assumptie voor regressieanalyse). In de analyses die indit hoofdstuk worden uitgevoerd, is er dus voor gekozen om polarisatie-items tegebruiken die lopen van waarde 1 (helemaal niet eens) tot 5 (helemaal eens). Ziebijlage 2.53


worden door <strong>verschillen</strong> tussen buurten, dan wel tussen individuen.Indien buurten er niet toe doen, hoeft er geen multi-level analyseuitgevoerd te worden.Tabel 4.1 Individueel- en buurtniveau% te verklaren variantieindividuelebuurtniveau niveauIn deze buurt wonen bevolkingsgroepen waarik niet zo positief over denk 7,6 92,4Ik voel wel eens spanningen <strong>met</strong> buurtgenotendie uit een andere cultuur dan ikzelf afkomstigzijn 3,9 96,1Bij beide items die polarisatie <strong>met</strong>en, blijkt verreweg de meeste variantieveroorzaakt te worden op het individuele niveau (zie tabel 4.1). Zo ligt8% van de te verklaren variantie van het eerste item op buurtniveau en92% op individueel niveau. Anders gesteld, hangen de scores op dit itemvan individuen in één buurt voor 0.08 samen (op een maximalesamenhang van 1.00). Dit betekent dus, dat buurtkenmerken wel vaninvloed zijn op individuele gevoelens van polarisatie, waardoor eenmulti-level analyse uitgevoerd dient te worden om hiervoor te corrigeren.De individuele kenmerken zijn echter wel verreweg hetbelangrijkste. Dit is om twee redenen geen opvallende bevinding. Teneerste speelt het individuele niveau bij veel andere fenomenen, zoalsvertrouwen in de buurt, ook de belangrijkste rol (zie bijvoorbeeld VanOirschot 2010). Ten tweede betreffen dit twee losse items, waardoorindividuele variantie in grote mate tot uiting komt. Indien een schaalscoreontwikkeld wordt op basis van meerdere items, dan worden individueleoutliers op afzonderlijke items minder van belang. Vermoedelijk neemtde te verklaren variantie op buurtniveau hierdoor iets toe.4.2 Sekse, leeftijd, herkomst en opleidingsniveauAllereerst is voor <strong>verschillen</strong>de individuele kenmerken nagegaan inhoeverre ze van invloed zijn op het instemmen <strong>met</strong> de twee polarisatieitems:het niet positief denken over en spanningen <strong>met</strong> anderebevolkingsroepen in de buurt.Figuur 4.2 laat zien in hoeverre mannen en vrouwen niet zopositief denken over bevolkingsgroepen in de buurt (item 1) enspanningen voelen <strong>met</strong> buurtgenoten uit een andere cultuur (item 2).Mannen blijken iets meer gevoelens van polarisatie te hebben dan54


vrouwen. Zo is bijvoorbeeld 23% van de mannen niet zo positief overandere bevolkingsgroepen in de buurt tegen 19% van de vrouwen.Figuur 4.2 Score op polarisatie-items, mannen versus vrouwenItem 1: bevolkingsgroepen niet zo positiefItem 2: spanningen buurtgenoten andere cultuurvrouw item 1191962(helemaal) eensman item 1232058eens noch oneens(helemaal) oneensvrouw item 2182161man item 2212258%0 20 40 60 80 100Bron: Veiligheidsmonitor 2008In figuur 4.3 wordt weergeven hoe gevoelens van polarisatiesamenhangen <strong>met</strong> het opleidingsniveau van de respondenten. Er blijktsprake te zijn van een ‘lineair verband’. Hoe lager het opleidingsniveau,des te vaker ervaren de respondenten gevoelens van polarisatie in debuurt. Zo voelt bijvoorbeeld 28% van de respondenten die geen opleidinghebben genoten spanningen <strong>met</strong> buurtgenoten van een andere cultuur,tegen 14% van de wetenschappelijk geschoolden.55


Figuur 4.3 Score op polarisatie-items, naar opleidingsniveauItem 1: bevolkingsgroepen niet zo positiefWO141570HBO181864MBOHAVO/VWO232318216056(helemaal) eenseens noch oneens(helemaal) oneensVMBO/MAVO272449LBO252550PO282052Geen282745%0 20 40 60 80 100Item 2: spanningen buurtgenoten andere cultuurWO161866HBO182062MBO212157(helemaal) eensHAVO/VWO202257eens noch oneens(helemaal) oneensVMBO/MAVO222553LBO212554PO212159Geen292546%0 20 40 60 80 100Bron: Veiligheidsmonitor 200856


De gegevens in figuur 4.4 laten zien dat over het algemeen de jongererespondenten het iets vaker eens zijn <strong>met</strong> de polarisatie-items.Bijvoorbeeld 24% van de 16-20 jarigen is niet zo positief overbevolkingsgroepen in de buurt tegen 19% van 65 plussers.Figuur 4.4 Score op polarisatie-items, naar leeftijdItem 1: bevolkingsgroepen niet zo positiefItem 2: spanningen buurtgenoten andere cultuur16 t/m 20 item 124205621 t/m 34 item 122186035 t/m 49 item 121196150 t/m 64 item 1201962(helemaal) eens65 en ouder item 1192358eens noch oneens(helemaal) oneens16 t/m 20 item 221 t/m 34 item 235 t/m 49 item 250 t/m 64 item 265 en ouder item 2212019162519202324210 20 40 60 80 100Bron: Veiligheidsmonitor 2008In hoeverre respondenten <strong>met</strong> een <strong>verschillen</strong>de etnische herkomstinstemmen <strong>met</strong> de polarisatie-items staat weergegeven in figuur 4.5.Vooral Turkse respondenten blijken veel gevoelens van polarisatie tehebben: 33% is het eens <strong>met</strong> het eerste item (niet positief denken overbevolkingsgroepen) en 27% <strong>met</strong> het tweede item (spanningen <strong>met</strong>buurtgenoten <strong>met</strong> een andere cultuur).In alle multi-level analyses die in de komende paragrafenbesproken worden, wordt gecontroleerd (constant gehouden) voor deindividuele achtergrondkenmerken waarvan is gebleken dat ze een relatiehebben <strong>met</strong> polarisatie in de buurt, namelijk sekse, leeftijd, herkomst enopleidingsniveau. Er wordt dus nagegaan, of bijvoorbeeld ervarenoverlast in de buurt een samenhang heeft <strong>met</strong> polarisatie, ongeacht ofiemand bijvoorbeeld man, jong of van Surinaamse herkomst is.6060596054%57


Figuur 4.5 Score op polarisatie-items, naar etnische herkomstItem 1: bevolkingsgroepen niet zo positiefAntillen/Aruba232353Turkije332245Nederland201961(helemaal) eenseens noch oneens(helemaal) oneensMarokko202060Suriname221860overig212059%0 20 40 60 80 100Item 2: spanningen buurtgenoten andere cultuurAntillen/Aruba182557Turkije271755NederlandMarokko191918226359(helemaal) eenseens noch oneens(helemaal) oneensSuriname161866overig192160%0 20 40 60 80 100Bron: Veiligheidsmonitor 200858


4.3 Ervaren verloedering, overlast, criminaliteit enveiligheid in de buurtIn hoofdstuk drie is de verwachting uitgesproken dat respondenten die inde buurt meer verloedering en vervuiling, sociale overlast, criminaliteiten onveiligheid ervaren ook meer gevoelens van polarisatie hebben.Vooral de aan jongeren gerelateerde overlast en criminaliteit wordt opbasis van literatuur een belangrijke rol toegedicht.Enkele multi-level analyses zijn uitgevoerd om na te gaan inhoeverre de geformuleerde verwachtingen in Amsterdam op gaan. Deresultaten van de multi-level analyses staan in tabel 4.6 weergegeven. Inmodel 1 t/m 4 zijn de vier thema’s, verloedering, sociale overlast,criminaliteit en onveiligheid, afzonderlijk in de analyse opgenomen. Elkthema (uitgezonderd onveiligheid) bevat meerdere variabelen. In model 5zijn alle relevante kenmerken uit model 1 t/m 4 samengevoegd.Tabel 4.6 toont b-waarden, die aangeven in hoeverre de score op dedesbetreffende variabele samenhangt <strong>met</strong> de score op de twee polarisatieitems.Per punt dat de score op de variabele omhoog gaat, neemt de scoreop polarisatie <strong>met</strong> de b-waarde toe. De score op de polarisatie-items (diefluctueert tussen de 1 en de 5) ligt gemiddeld bijvoorbeeld .27 hoger vooreen respondent die rapporteert dat jeugdcriminaliteit soms voor komt(score 1), dan bij een respondent die aangeeft dat dit niet het geval is(score 0). Er is gemiddeld dus een verschil in score op de polarisatieitemsvan .54 (tweemaal .27) tussen respondenten die zeggen datjeugdcriminaliteit vaak (score 2) versus nooit (score 0) voorkomt.De mate van invloed van alle variabelen in één model zijn <strong>met</strong>elkaar te vergelijken. Zo kan gesteld worden, dat het voorkomen vanbekladdingen op muren en gebouwen sterker samenhangt <strong>met</strong> polarisatiedan het voorkomen van hondenpoep (b-waarde .14 versus .06 bij item 1) .Alleen <strong>met</strong> het kenmerk ‘ervaren onveiligheid’ moet voorzichtigheidbetracht worden bij vergelijkingen, aangezien dit kenmerk een andereschaalconstructie kent (0 = nooit, 1 = zelden, 2 = soms, 3 = vaak).Model 1 laat zien dat verloedering in de buurt een relatie heeft <strong>met</strong>polarisatie in de buurt en dat vooral bekladding van muren en gebouwenen rommel op straat hierbij van belang zijn.Uit model 2 komt naar voren dat respondenten die meer socialeoverlast ervaren, ook meer gevoelens van polarisatie in de buurt hebben.Met name het ervaren van overlast van groepen jongeren hangt samen<strong>met</strong> een hogere score op de polarisatie-items. Het voorkomen vandronken mensen op straat hangt daarentegen niet samen <strong>met</strong> polarisatie.Model 3 toont dat sommige criminele gedragingen in de buurt welgerelateerd zijn aan polarisatie, maar andere niet. Vermogensdelicten(zoals diefstal uit auto’s en inbraak uit woningen) kennen geen59


samenhang <strong>met</strong> gevoelens van polarisatie. Het voorkomen vanjeugdcriminaliteit en bedreiging juist wel.Uit model 4 kan geconcludeerd worden dat respondenten die zichonveilig voelen in hun buurt, ook meer polarisatie ervaren. De verwachtesamenhang tussen verloedering, sociale overlast, criminaliteit, onveilig enpolarisatie in een buurt (zoals geformuleerd in hoofdstuk 3), wordt doordeze bevindingen bevestigd.Tabel 4.6 Samenhang ervaren verloedering, sociale overlast, criminaliteit enonveiligheid in de buurt en de twee polarisatie-items (multi-level analyse)model 1 model 2 model 3 model 4 model 5b-waarde b-waarde b-waarde b-waarde b-waardeervaren… 1 2 1 2 1 2 1 2 1 2verloedering envervuilingbekladdingmuren/gebouwen .14 .17 -- --rommel op straat .13 .11 -- --hondenpoep .06 .04 -- --sociale overlastoverlast groepenjongeren .23 .19 .17 .10overlast omwonenden .15 .16 .10 .11ongewenste aandacht .15 .16 .07 .07lastig vallen straat .11 .13 -- --dronken mensen opstraat -- --criminaliteitjeugdcriminaliteit .27 .27 .13 .19bedreiging .14 .19 .09 .10vernielingtelefooncellen etc. .11 .07 .08 --geweldsdelicten .08 .05 -- --beschadigingauto’s .07 .04 -- --fietsendiefstal -- -- -- --diefstal uit auto’s -- -- -- --inbraak woningen -- -- -- --straatroof -- -- -- --drugsoverlast -- -- -- --onveiligheid buurt .27 .29 .13 .121 = niet positief denken over bevolkingsgroepen in de buurt 2 = spanningen <strong>met</strong>buurtgenoten uit een andere cultuur - Alleen b-waarden van kenmerken diesignificant (p


Model 5 laat ten slotte zien welke ervaren buurtkenmerken het meest vanbelang zijn. Dit blijkt de ervaren sociale overlast te zijn, <strong>met</strong> nameoverlast van groepen jongeren, criminaliteit, vooral van jeugd, en het zichonveilig voelen in de buurt. Ook dit is in lijn <strong>met</strong> de eerder geformuleerdeverwachting dat vooral aan jeugdgerelateerde buurtproblemen vaninvloed zouden zijn op polarisatie in de buurt. Enkele vormen vancriminaliteit en het voorkomen van verloedering en vervuiling spelen inmodel 5 geen rol meer in de mate van polarisatie in een buurt.4.4 Vertrouwen in politie in de buurtTevredenheid over het functioneren van de politie in de buurt, geldtmogelijk als beschermende factor voor polarisatie (zie hoofdstuk 3). Omdit te onderzoeken zijn zes items in model 1 opgenomen: drie items dieeen positieve oordeel over de politie <strong>met</strong>en, drie items <strong>met</strong> een negatievetendens (tabel 4.7).Tabel 4.7 Samenhang vertrouwen in de politie in de buurt en twee polarisatieitems(multi-level analyse)model 1b-waarde1 2de politie biedt de burgers in deze buurt bescherming -0.13 -0.10de politie pakt de zaken in deze buurt efficiënt aan -- --de politie doet in deze buurt haar best -- --de politie komt hier te weinig uit de auto 0.06 0.05de politie heeft hier te weinig tijd voor 0.06 0.05je ziet de politie in de buurt te weinig 0.08 0.051 = niet positief denken over bevolkingsgroepen in de buurt 2 = spanningen <strong>met</strong>buurtgenoten uit een andere cultuur - Alleen b-waarden van kenmerken diesignificant (p


items. Per punt toename op bijvoorbeeld het item ‘je ziet de politie in debuurt te weinig’ neemt de score op polarisatie-item 1 toe <strong>met</strong> 0.08 punt.Zoals verwacht, is er een samenhang tussen vertrouwen in depolitie en polarisatie in de buurt. Naarmate men meer op de politievertrouwt, nemen gevoelens van polarisatie af.4.5 Sociaal economische status van de buurtCompetitie om schaarse goederen in wijken (realistic conflict theory) enwijkgerichtheid van inwoners (wijkoriëntatie) leiden tot een verhoogdekans op gevoelens van polarisatie in buurten <strong>met</strong> een lagere sociaaleconomische status (zie hoofdstuk 3). De verwachting is daarom dat eenlage sociaal economische status van een buurt samengaat <strong>met</strong> een hogeremate van polarisatie.De sociaal economische status van de buurt wordt in dit onderzoekbepaald door drie kenmerken: het gemiddelde opleidingsniveau, hetgemiddelde inkomen van huishoudens en het aandeel niet-werkendewerkzoekenden. Aangezien deze drie buurtkenmerken sterk <strong>met</strong> elkaarsamenhangen (correlaties tussen .55 en .61 op een maximale samenhangvan 1.00) is het niet mogelijk ze in één model op te nemen 12 . In drieafzonderlijke modellen wordt dus nagegaan in hoeverre dezebuurtkenmerken samenhangen <strong>met</strong> de door de individu gerapporteerdepolarisatie in de buurt. De b-waarden van de drie sociaal economischefactoren kunnen overigens niet onderling elkaar vergeleken worden, doorgrote <strong>verschillen</strong> in de ‘range’ van waarden 13 .De resultaten van model 1, 2 en 3 tonen aan dat alle drie dekenmerken die de sociaal economische status van de buurt <strong>met</strong>en eensignificante samenhang hebben <strong>met</strong> de polarisatie-items (tabel 4.8). Inbuurten waar het gemiddelde opleidingsniveau hoger is, het gemiddeldehuishoudeninkomen hoger en het aandeel niet-werkende werkzoekendenlager, is minder sprake van polarisatie.Samengevat: hoe hoger de sociaal economische status van debuurt, des te minder gevoelens van polarisatie. Deze bevindingcorrespondeert <strong>met</strong> de eerder uitgesproken verwachte samenhang.12 De onafhankelijke variabelen mogen in een regressieanalyse geen hoge samenhang<strong>met</strong> elkaar hebben. Anders ontstaan er multicollineariteit-problemen, waardoor heteffect van de afhankelijke variabele arbitrair wordt.13 Opleiding loopt van 2 -3.85, inkomen van 18,1-57,9 (*1000) en niet-werkendewerkzoekenden van 0,8-9,3.62


Tabel 4.8 Samenhang gemiddeld opleidingsniveau, huishoudeninkomen enaandeel niet-werkende werkzoekenden in een buurt en twee polarisatieitems(multi-level analyse)model 1 model 2 model 3b-waarde b-waarde b-waarde1 2 1 2 1 2gemiddeld opleidingsniveau -.50 -.31gemiddeld huishoudeninkomen -,02 -,02aandeel niet-werkende,10 ,08werkzoekenden1 = niet positief denken over bevolkingsgroepen in de buurt 2 = spanningen<strong>met</strong> buurtgenoten uit een andere cultuur - Alleen b-waarden van kenmerken diesignificant (p


Tabel 4.9 Samenhang etnische diversiteit en het aandeel niet-westerseallochtonen in een buurt en de twee polarisatie-items (multi-level analyse)model 1 model 2b-waardeb-waarde1 2 1 2etnische diversiteit (Herfindahl-index) 0.18 0.15aandeel niet-westerse allochtonen 0.01 0.011 = niet positief denken over bevolkingsgroepen in de buurt 2 = spanningen <strong>met</strong>buurtgenoten uit een andere cultuur - Alleen b-waarden van kenmerken diesignificant (p


samenstelling <strong>verschillen</strong>, wat mogelijk tot een <strong>verschillen</strong>de mate vanpolarisatieprocessen leidt.Figuur 4.10 Samenhang etnische diversiteit en polarisatie in een buurt, tweeitems gemiddeld3,532,5polarisatie21,510,500 0,1 0,2 0,3 0,4 0,5 0,6 0,7 0,8 0,9diversiteit* buurtcombinaties < 20 respondent = buiten beschouwingBron: Veiligheidsmonitor 2008Figuur 4.11 Samenhang aandeel niet-westerse allochtonen en polarisatie ineen buurt, twee items gemiddeld3,532,5polarisatie21,510,500 10 20 30 40 50 60 70 80 90% niet westerse allochtonen* buurtcombinaties < 20 respondent = buiten beschouwingBron: Veiligheidsmonitor 200865


4.7 Residentiële mobiliteit in de buurtOp basis van eerder uitgevoerde onderzoeken is in hoofdstuk drie deverwachting geformuleerd, dat vooral veranderingen in de samenstellingvan buurten tot gevoelens van polarisatie kan leiden. De beeldvormingover andere etnische groepen, blijkt minder positief te zijn in buurtenwaar bijvoorbeeld het aandeel allochtonen is toegenomen.Om te bepalen in hoeverre deze verwachting klopt, is nagegaan ofde gemiddelde woonduur in een buurt, alsmede de ontwikkeling in hetaandeel niet-westerse allochtonen tussen 2001 en 2009 samenhangt <strong>met</strong>gevoelens van polarisatie.Model 1 laat zien, dat wanneer de gemiddelde woonduur in eenbuurt (die fluctueert tussen 1,5 en 15,1 jaar) <strong>met</strong> een jaar toeneemt, descore op de polarisatie-items respectievelijk <strong>met</strong> 0.04 en 0.03 afneemt(tabel 4.12). Deze bevinding bevestigt de verwachte samenhang tussenresidentiële mobiliteit en polarisatie.Tabel 4.12 Samenhang woonduur en de ontwikkeling in het aandeel nietwesterseallochtonen en de twee polarisatie-items (multi-level analyse)model 1 model 2b-waarde b-waarde1 2 1 2gemiddelde woonduur -0.04 -0.03ontwikkeling aandeel niet-westerse-- --allochtonen (2001-2009)1 = niet positief denken over bevolkingsgroepen in de buurt 2 = spanningen <strong>met</strong>buurtgenoten uit een andere cultuur - Alleen b-waarden van kenmerken diesignificant (p


omslagpunt waarop het aandeel niet-westerse allochtone inwoners totmeer polarisatie leidt. Nader onderzoek zal hier uitsluitsel over moetengeven.4.8 SamenvattingGevoelens van polarisatie in de buurt <strong>verschillen</strong> tussen mensen <strong>met</strong>bepaalde individuele kenmerken. Mannen vinden bijvoorbeeld vaker danvrouwen dat er bevolkingsgroepen zijn waar ze niet zo positief overdenken. Jongere respondenten ervaren meer polarisatie in de buurt danoudere respondenten en Turkse respondenten zijn het vaker <strong>met</strong> de tweepolarisatie-items eens dan respondenten van een andere etnischeherkomst. Ten slotte nemen de gevoelens van polarisatie toe naarmate derespondenten een lager opleidingsniveau hebben.Een aantal multi-level analyses is uitgevoerd om na te gaan inhoeverre buurtkenmerken samenhangen <strong>met</strong> polarisatie in de buurt. Deverwachtingen die hieromtrent zijn uitgesproken in hoofdstuk drie, zijnstapsgewijs aan de orde gekomen.Ten eerste blijken ervaren verloedering, sociale overlast,criminaliteit en onveiligheid in de buurt samen te hangen <strong>met</strong> gevoelensvan polarisatie. Vooral aan jeugd gerelateerde overlast en criminaliteitzorgen voor een sterkere mate van polarisatie. Ook respondenten die zichonveilig voelen in de buurt scoren hoger op de twee polarisatie-items.Een tweede kenmerk dat samenhangt <strong>met</strong> polarisatie in de buurtbetreft het vertrouwen in de politie in de buurt. Respondenten die vindendat de politie in de buurt voldoende bescherming aan de burgers biedt,hebben minder gevoelens van polarisatie. Respondenten die minderpositief zijn over de politie in de buurt, scoren juist hoger op de tweeitems die polarisatie in de buurt <strong>met</strong>en.De sociaal economische status van de buurt is een derdebuurtfactor die in relatie staat tot de mate van polarisatie. In buurtenwaarin de sociaal economische status, vastgesteld op basis vanopleidingsniveau, huishoudeninkomen en arbeidsparticipatie, hoger is, isde mate van polarisatie juist lager.Een vierde buurtkenmerk waar naar gekeken is, is de etnischesamenstelling van de buurt. In buurten die meer etnisch divers zijn, maarook in buurten <strong>met</strong> een hoger aandeel niet-westers allochtone inwoners iser meer sprake van polarisatie. Het is nog onduidelijk of deze processenvoor allochtone en autochtone bewoners gelijk zijn. Verder is hetmogelijk dat diversiteit niet altijd op dezelfde wijze samenhangt <strong>met</strong>polarisatie.67


Het laatste kenmerk van buurten dat in dit hoofdstuk centraal stond, is deresidentiële mobiliteit in de buurt. Respondenten uit buurten waar debewoners gemiddeld al langer wonen, hebben gemiddeld mindergevoelens van polarisatie. Dit blijkt echter niet veroorzaakt te wordendoor veranderingen in de etnische samenstelling van de buurt. Deontwikkeling van het aandeel niet-westerse allochtonen in een buurttussen 2001 en 2009 hangt namelijk niet samen <strong>met</strong> gevoelens vanpolarisatie. Dit spreekt dus tegen de verwachting tegen die in hoofdstukdrie geuit is, dat voornamelijk veranderingen in de etnische samenstellingvan buurten tot gevoelens van polarisatie kan leiden. Het bevestigt echterwel de verwachting dat residentiële mobiliteit op zich voor meerpolarisatie zorgt.68


5 Ontwikkeling en toetsing nieuw meetinstrumentpolarisatieDe oorspronkelijke polarisatieschaal bestaat uit twee afzonderlijke items,namelijk: ‘In deze buurt wonen bevolkingsgroepen waar ik niet zopositief over denk’ en ‘Ik voel wel eens spanningen <strong>met</strong> buurtgenoten dieuit een andere cultuur dan ikzelf afkomstig zijn’. Deze twee items geveneen indicatie waar in de stad mogelijk problemen zijn <strong>met</strong> polarisatie enzijn daardoor bruikbaar om de aanwezigheid van polarisatie in wijken tesignaleren.In hoofdstuk 1 is gebleken dat er meer polarisatie-items nodig zijnom een evenredige ‘continuumschaal’ te ontwikkelen, waarbijvertrouwen en polarisatie een even grote rol spelen. Om polarisatie alsconstruct goed te <strong>met</strong>en is ook een uitbreiding van de schaal <strong>met</strong>meerdere items gewenst. Polarisatie kent namelijk meerdere dimensies enmeerdere oorzaken die niet in twee items te bevatten zijn. Tevens is eeninstrument bestaande uit twee items te gevoelig voor toevalligefluctuaties in antwoorden van respondenten. Om een goed beeld tekrijgen van polarisatie in buurten is het daarom belangrijk eenpolarisatiemeetinstrument <strong>met</strong> meerdere items te ontwikkelen.In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ontwikkeling van eeninstrument dat polarisatie in de buurt meet. Het doel was een schaal <strong>met</strong> 6à 8 items te ontwikkelen, dat meerdere facetten van polarisatie beslaat.De twee oorspronkelijke items gaan mogelijk ook deel uit maken van hetnieuwe instrument. Zij worden dus naast een aantal nieuwe polarisatieitemsmeegenomen in het keuzeproces.Dit hoofdstuk gaat allereerst in op de inhoudelijke keuzes diegemaakt zijn bij het ontwikkelen van de nieuwe items (paragraaf 5.1) enop de test van de nieuwe items (paragraaf 5.2 en 5.3). Het keuzeprocesstaat vervolgens centraal (paragraaf 5.4). Het hoofdstuk sluit af <strong>met</strong> eenvoorlopige keuze van items en de beschrijving van een extra testfase(paragraaf 5.5 en 5.6).5.1 Inhoudelijke keuzes bij ontwikkelen meetinstrumentAfbakening polarisatieInterviews die in het kader van de eerder uitgevoerde studie naarvertrouwen en polarisatie <strong>met</strong> bewoners uit Oud-Zuid zijn gehouden,wezen uit dat de meeste respondenten ‘bevolkingsgroepen’ interpreterenals ‘etnische groepen’ (Boutellier e.a. 2007). Naar aanleiding van deze69


evinding, is ervoor gekozen om polarisatie langs etnische lijnen te<strong>met</strong>en. Hiernaast is het van belang aandacht te schenken aan de<strong>verschillen</strong>de fasen waaruit polarisatie bestaat. De volgende, op dezepunten aansluitende definitie van polarisatie, wordt daarom gebruikt bijhet ontwikkelen van nieuwe polarisatie-items: De verscherping vantegenstellingen tussen groepen in de samenleving die kan resulteren inspanningen tussen deze groepen en toename van segregatie langsetnische en religieuze lijnen 16 .Algemene etnische polarisatie-itemsAllereerst zijn enkele zogenaamde algemene etnische polarisatie-itemsontwikkeld. Dit zijn items die nagaan of er ‘over het algemeen’ sprake isvan onprettige gevoelens of spanningen tussen bevolkingsgroepen in debuurt, bijvoorbeeld: Ik vind het vervelend dat er in deze buurt mensenwonen die uit een andere bevolkingsgroep komen dan ikzelf en In mijnbuurt zijn er spanningen tussen mensen uit <strong>verschillen</strong>de bevolkingsgroepen.Specifieke etnische polarisatie-items (<strong>verschillen</strong>de oorzakenpolarisatie)Polarisatie kan betrekking hebben op <strong>verschillen</strong>de soorten tegenstellingen,bijvoorbeeld tegengestelde normen en waarden (ideologische ofsociaal-culturele tegenstelling) en tegengestelde belangen (‘last vanelkaar hebben’). Uit het onderzoek dat in Oud-Zuid is uitgevoerd en uitde literatuurverkenning en de explorerende analyses van het huidigeonderzoek komen <strong>verschillen</strong>de factoren naar voren die invloed kunnenuitoefenen op polarisatie in buurten, namelijk <strong>verschillen</strong> in omgangsvormen,<strong>verschillen</strong> in normen en waarden over het schoonhouden van debuurt, overlast van jongeren en religieuze <strong>verschillen</strong>. Om aandacht tegeven aan deze mogelijke aanleidingen tot polarisatie, zijn naastalgemene etnische polarisatie-items ook etnische polarisatie-itemsontwikkeld waarin deze factoren zijn opgenomen, bijvoorbeeld in hetvolgende item: ‘Ik vind het vervelend dat buurtgenoten uit anderebevolkingsgroepen andere opvattingen hebben over het schoonhoudenvan deze buurt’.Tabel 5.1 Mogelijke achtergronden van polarisatie<strong>verschillen</strong> omgangsvormenoverlast jongeren<strong>verschillen</strong> visie schoonhouden buurt <strong>verschillen</strong> religieuze achtergrond16 Zie ook hoofdstuk 3, theoretische verkenning.70


Meerdere facetten polarisatie-itemsPolarisatie kent meerdere facetten, die elkaar min of meer procesmatig, in<strong>verschillen</strong>de fasen, opvolgen. Er kan een onderscheid gemaakt wordentussen vier fasen: cognitie, emotie fase 1, emotie fase 2 en gedrag. Dezekunnen zich op individueel- en buurtniveau manifesteren. Hieronder staatdit schematisch weergegeven en onder het schema volgt een naderetoelichting.Figuur 5.2individuNIVEAUbuurtcognitie <strong>verschillen</strong> <strong>met</strong> buurtgenoten <strong>verschillen</strong> tussen buurtgenoten<strong>met</strong> een andere afkomst<strong>met</strong> een andere afkomstFASENemotie 1 onprettig voelen onprettige gevoelens bij buurtgenotendoor deze <strong>verschillen</strong>door deze <strong>verschillen</strong>emotie 2 spanningen voelen spanningen tussen buurtgenotendoor deze <strong>verschillen</strong>door deze <strong>verschillen</strong>gedrag contact vermijden contact vermijding tussen buurtgenotendoor deze spanningendoor deze spanningen1. CognitieCognitie is kennis, in dit geval kennis over <strong>verschillen</strong> tussenbevolkingsgroepen. Dit houdt in dat mensen vinden dat zij<strong>verschillen</strong> van buurtgenoten die uit een andere bevolkingsgroepkomen of dat er <strong>verschillen</strong> zijn tussen bevolkingsgroepen in debuurt.2. Emotie, fase 1De eerste fase van emotie is een onprettig of vervelend gevoel datmensen kunnen krijgen als zij vinden dat ze <strong>verschillen</strong> van ledenvan andere bevolkingsgroepen of dat er <strong>verschillen</strong> zijn tussenbevolkingsgroepen in de buurt.3. Emotie, fase 2Dit onprettige gevoel kan leiden tot een individueel gevoel vanspanning <strong>met</strong> andere buurtgenoten, de zogenaamde tweedeemotionele fase. Als meerdere bewoners deze spanningen voelen,dan kan dat leiden tot spanningen tussen bevolkingsgroepen in debuurt.4. GedragAls de bewoners zich door de spanningen in de buurt laten leidenin hun gedrag, kan dit voor een verwijdering tussen buurtgenoten71


<strong>met</strong> een andere herkomst leiden. Er is dan sprake vancontactvermijding tussen <strong>verschillen</strong>de bevolkingsgroepen.Het waarnemen van <strong>verschillen</strong> <strong>met</strong> buurtgenoten <strong>met</strong> een andereafkomst (cognitie) kan op zichzelf staand niet als polarisatie gezienworden. Het betreft wel een voorwaarde voor onprettige gevoelens(emotie fase 1), alsmede voor spanningen (emotie fase 2), beide welindicaties van gevoelens van polarisatie.Motivatie voor keuzeHet is niet mogelijk om alle polarisatiefasen op zowel buurt- alsindividueel niveau te <strong>met</strong>en. We hebben daarom besloten per niveau éénfacet te selecteren (de groen gekleurde factoren in figuur 5.2). Deze keuzewordt als volgt beargumenteerd.1) Cognitie: Mensen weten goed van zichzelf of zij <strong>verschillen</strong> zientussen bevolkingsgroepen. Het is veel lastiger om aan geven of anderendenken dat er <strong>verschillen</strong> zijn. Cognitie wordt dus meegenomen opindividueel niveau.2) Emotie, fase 1 (onprettig gevoel): De kennis over <strong>verschillen</strong> kanleiden tot een onprettig gevoel. Of dit zo is kan je alleen vaststellen doorook hier op individueel niveau naar te vragen. Het is voor mensenmakkelijker om hun eigen gevoelens te kennen dan die van anderen.3) Emotie, fase 2 (spanningen): Het is voor mensen lastig om voorzichzelf aan te geven dat zij spanning voelen tussen zichzelf en anderen.Een vraag hiernaar kan als vervelend ervaren worden en dit kan leiden totsociaal wenselijke antwoorden of het stoppen <strong>met</strong> invullen van devragenlijst. Een vraag over spanningen in de buurt ligt daardoor meervoor de hand. Daarnaast leiden individuele gevoelens van spanning nietdirect tot polarisatie; dit is een groepsproces. Spanning in de buurt wordtdus ge<strong>met</strong>en op buurtniveau. 174) Gedrag: Door de grote gevoeligheid van een vraag of iemand spanningvoelt <strong>met</strong> iemand uit een andere bevolkingsgroep en contact daardoorvermijdt, is er een grote kans op sociaal wenselijke antwoorden. Het isdaarom beter de respondenten te vragen naar de contactvermijding dieplaatsvindt tussen bevolkingsgroepen in de buurt. Dit sluit overigens ookgoed aan op het buurtniveau waarop polarisatie plaatsvindt (een individukan niet gepolariseerd zijn).17 Eén van de oorspronkelijke polarisatie-items: ‘Ik voel wel eens spanningen <strong>met</strong>buurtgenoten die uit een andere cultuur dan ikzelf afkomstig zijn’ meet wel emotie,fase 2 op individueel niveau. Dit item wordt ook in het keuzeproces meegenomen.72


Deze gedragscomponent van polarisatie wordt alleen ge<strong>met</strong>en op eenmeer algemeen niveau, dus niet voor <strong>verschillen</strong>de oorzaken vanpolarisatie. Het is namelijk te moeilijk voor respondenten aan te geven ofspanningen die tot contactvermijding in de buurt leiden veroorzaaktworden door bijvoorbeeld jongerenoverlast of religieuze <strong>verschillen</strong>.5.2 Inhoud testvragenlijstPolarisatie-itemsZoals besproken in de voorafgaande paragraaf zijn de <strong>verschillen</strong>defacetten van polarisatie meegenomen bij de ontwikkeling van polarisatieitems.Bijvoorbeeld, het zich onprettig voelen (emotie fase 1 individu),maar ook spanningen tussen buurtgenoten (emotie fase 2 buurt) of hetvermijden van buurtgenoten (gedrag buurt). Daarnaast wordt niet alleennaar polarisatie ‘algemeen’ gekeken, maar ook naar <strong>verschillen</strong>dedimensies van polarisatie, zoals <strong>verschillen</strong> in religieuze achtergrond ofandere normen en waarden over het schoonhouden van de buurt.Tabel 5.3 geeft een overzicht van alle polarisatie-items dieontwikkeld zijn en die zijn opgenomen in de testvragenlijst.Respondenten die in de vragenlijst aangeven dat ze geen<strong>verschillen</strong> <strong>met</strong> buurtgenoten zien (1), krijgen geen vragen over emotiesen gedrag (2, 3 en 4). Respondenten die geen individuele onprettigegevoelens rapporteren (2), krijgen wel vragen over spanningen opbuurtniveau (3). Respondenten die geen spanningen in de buurt (3)rapporteren, wordt niet gevraagd naar contactvermijding in de buurt (4).73


Tabel 5.3 Polarisatie-items in de testvragenlijst (deel 1)algemene etnischepolarisatiecognitie individuEmotie 1 individuEmotie 2 buurtGedragetnische polarisatienormen/waardencognitie individuemotie 1 individuemotie 2 buurtgedragetnische polarisatiereligieuze achtergrondcognitie individuemotie 1 individuemotie 2 buurtIn deze buurt wonen <strong>verschillen</strong>de bevolkingsgroependoor elkaar.Ik vind het vervelend dat er in deze buurt mensen wonendie uit een andere bevolkingsgroep komen dan ikzelf.In mijn buurt zijn er spanningen tussen mensen uit<strong>verschillen</strong>de bevolkingsgroepen.Deze spanningen zorgen ervoor dat mensen uit<strong>verschillen</strong>de bevolkingsgroepen in mijn buurt contact <strong>met</strong>elkaar vermijdenIn deze buurt wonen bevolkingsgroepen <strong>met</strong> normen enwaarden die anders zijn dan die van mijHet geeft mij een onprettig gevoel dat er in deze buurtbevolkingsgroepen wonen <strong>met</strong> andere normen en waardenDat de bevolkingsgroepen in deze buurt <strong>verschillen</strong>denormen en waarden hebben, zorgt voor spanningen in debuurtDeze spanningen zorgen ervoor dat mensen uit<strong>verschillen</strong>de bevolkingsgroepen in mijn buurt contact <strong>met</strong>elkaar vermijdenEr wonen bevolkingsgroepen in mijn buurt <strong>met</strong> een sterk<strong>verschillen</strong>de religieuze achtergrondDat bevolkingsgroepen in mijn buurt een sterk<strong>verschillen</strong>de religieuze achtergrond hebben, geeft mij eenonprettig gevoelDe sterke <strong>verschillen</strong> in religieuze achtergrond vanbevolkingsgroepen in deze buurt zorgen voor spanningenin de buurt74


Tabel 5.3 Polarisatie-items in de testvragenlijst (deel 2)etnische polarisatieomgangsvormencognitie individuemotie 1 individuemotie 2 buurtetnische polarisatieschoon houden buurtcognitie individuemotie 1 individuemotie 2 buurtetnische polarisatieoverlast jongerencognitie individuemotie 1 individuemotie 2 buurtIn deze buurt wonen bevolkingsgroepen die andereomgangsvormen hebben dan ikzelfHet geeft mij een onprettig gevoel dat er in deze buurtbevolkingsgroepen wonen <strong>met</strong> andere omgangsvormenDe <strong>verschillen</strong> in omgangsvormen van <strong>verschillen</strong>debevolkingsgroepen zorgen voor spanningen in de buurtBuurtgenoten uit andere bevolkingsgroepen hebbenandere opvattingen over het schoonhouden van dezebuurtIk vind het vervelend dat buurtgenoten uit anderebevolkingsgroepen andere opvattingen hebben over hetschoonhouden van deze buurtDe <strong>verschillen</strong> in opvattingen van <strong>verschillen</strong>debevolkingsgroepen over het schoonhouden van de buurtzorgt voor spanningen in deze buurtJongeren uit andere bevolkingsgroepen zorgen vooroverlast in mijn buurtIk vind het vervelend dat jongeren uit anderebevolkingsgroepen zorgen voor overlast in mijn buurtDat jongeren uit andere bevolkingsgroepen zorgen vooroverlast in mijn buurt, zorgt voor spanningen in mijnbuurtPolarisatie-vragenOm zeker te zijn dat we <strong>met</strong> de polarisatie-items het gehele spectrum vanpolarisatie in beeld krijgen is een aantal controlevragen gesteld. Dezevragen hebben een meer open karakter gekregen. Ze hebben een groteraantal antwoordcategorieën of betreffen een geheel open vraag. Teneerste is nagegaan tussen welke groepen de respondent vindt datpolarisatie plaatsvindt in de buurt: Tussen welke groepen zijn er volgens uspanningen in de buurt of door welke groep(en) worden spanningenveroorzaakt? Ten tweede zijn enkele vragen gesteld om te bepalenwaardoor polarisatie (spanningen) volgens de respondenten veroorzaaktwordt. Er is hierbij sprake van een sequentie van vragen: 1. Waar denkt udat deze spanningen tussen <strong>verschillen</strong>de bevolkingsgroepen doorkomen? 2. In welke mate zorgen de volgende onderwerpen voorspanningen tussen bevolkingsgroepen in uw buurt? en 3. Hoe vaak75


zorgen de volgende onderwerpen ervoor dat bevolkingsgroepen in debuurt contact <strong>met</strong> elkaar vermijden?Relevante etnische componentenBuiten de polarisatie-items en vragen worden er twee aan etnischecomponenten gerelateerde meetinstrumenten opgenomen in detestvragenlijst, die respectievelijk afkomstig zijn van O+S en van hetSCP. Hierdoor kan nagegaan worden in hoeverre de <strong>verschillen</strong>de nieuwepolarisatie-items samenhangen <strong>met</strong> meetinstrumenten die ook een vormvan verwijdering of tegenstelling tussen bevolkingsgroepen in kaartbrengen.Uit de Amsterdamse Burgermonitor is een vraag overgenomenover het beeld dat de respondent heeft over <strong>verschillen</strong>debevolkingsgroepen in de buurt (negatief – positief): Wat is uw beeld vande volgende personen in uw buurt? Hierbij wordt ingegaan op etnischegroepen, maar ook op religieuze groepen en op de seksuele geaardheidvan groepen 18 .Vier items die de mate van ‘etnische distantie’ <strong>met</strong>en zijn van dejaarrapportage integratie 2009 van het SCP overgenomen (SCP 2010). Erwordt nagegaan in hoeverre de respondent bezwaar heeft tegen vier<strong>verschillen</strong>de situaties: mensen uit een andere bevolkingsgroep als naaste buren; collega’s uit een andere bevolkingsgroep op het werk; kinderen uit een andere bevolkingsgroep in de klas van de eigenkinderen; dochter trouwen <strong>met</strong> iemand uit een andere bevolkingsgroep.Relevante andere componentenVervolgens zijn nog enkele andere constructen opgenomen waarvanverwacht wordt dat ze samenhangen <strong>met</strong> polarisatie.Het eerste construct betreft het gevoel van (on)veiligheid, over hetalgemeen en in de eigen buurt. De analyses op de twee polarisatie-items(zie hoofdstuk 4) wijst uit dat de ervaring van onveiligheid samenhangt<strong>met</strong> een lagere score op polarisatie-items.Waardering van de buurt (zoals een hoog rapportcijfers voor deleefomgeving of het rapporteren van speelmogelijkheden voor kinderen)is het tweede samenhangende construct dat ge<strong>met</strong>en wordt. Uit deanalyses die in hoofdstuk 4 zijn gedaan komt een samenhang naar vorentussen verloedering en polarisatie.Voorvallen en misdrijven zijn als derde samenhangend construct inde vragenlijst opgenomen. Uit de analyses in hoofdstuk 4 blijkt datbewoners die meer voorvallen en misdrijven rapporteren die gerelateerd18 Bijvoorbeeld: ‘Wat is uw beeld van Antillianen in uw buurt?’.76


zijn aan jeugdige overlast, jeugdcriminaliteit en verloedering, hogerscoren op polarisatie-items. Het ervaren slachtofferschap in de buurt isopgenomen als vierde construct. Uit extra analyses die in de huidigerapportage niet zijn opgenomen, is gebleken dat slachtofferschap tot eenhogere score op polarisatie-items leidt.Sociale vertrouwensitems Verwey-Jonker InstituutDe vijf items die vertrouwen in de buurt <strong>met</strong>en, afkomstig van hetVerwey-Jonker Instituut, zijn ook in de testvragenlijst opgenomen. Naaraanleiding van eerdere bevindingen (zie hoofdstuk 2) kan wordenaangenomen dat de nieuwe polarisatie-items een negatieve correlatiehebben <strong>met</strong> sociaal vertrouwen in de buurt. Deze samenhang is vanbelang, aangezien de nieuwe polarisatie-items <strong>met</strong> de vertrouwenitems ineen gezamenlijk meetinstrument opgenomen kunnen gaan worden.Inleiding polarisatie-items en vragen naar oordeel vragenlijstAlvorens de polarisatie-items uitgebreid te testen, is de vragenlijst eerstschriftelijk onder 10 respondenten getest, waarna de lijst <strong>met</strong> dezerespondenten besproken werd. Vervolgens is de lijst uitgezet onder eenklein gedeelte van het O+S onlinepanel (100 panelleden). Dit panelbestaat uit 4000 inwoners van Amsterdam die meerdere keren per jaargevraagd worden om via internet deel te nemen aan <strong>verschillen</strong>deonderzoeken.Uit deze testfasen kwam naar voren dat sommige respondentenkampen <strong>met</strong> gevoelens van onbehagen door de polarisatie-items. Devolgende opmerking werd bijvoorbeeld gemaakt door één van depanelleden: Ik maak geen onderscheid tussen mensen gebaseerd ophuidskleur, cultuur of geloof dus de meeste vragen waren voor mijirrelevant of zelfs pijnlijk.Op <strong>verschillen</strong>de wijzen is getracht om deze gevoelens in deuitgebreide testfase bij respondenten weg te nemen. Ten eerste is in devragenlijst, net voor de polarisatie-items en voor de vraag naarbevolkingsgroep, een uitgebreide inleiding opgenomen, waaronder:‘Amsterdammers <strong>verschillen</strong>, bijvoorbeeld in afkomst of doordat ze wel ofgeen kinderen hebben. In discussies in de politiek, de media, maar ook inhet gesprek van de dag wordt dit soort <strong>verschillen</strong> vaak gebruikt ommensen <strong>met</strong> elkaar te vergelijken of te beoordelen. Dit soort oordelengaat vaak een eigen leven leiden in de media zonder dat bekend is hoeAmsterdammers het samenleven <strong>met</strong> <strong>verschillen</strong>de mensen werkelijkervaren. Daarom stellen we u nu enkele vragen naar uw mening over dewijze waarop <strong>verschillen</strong>de mensen in uw buurt samenleven.’Ten tweede is de respondent aan het einde van de vragenlijst demogelijkheid geboden zijn mening over de vragenlijst te ventileren. De77


espondenten is gevraagd in hoeverre ze de vragenlijst leuk/vervelendvonden, moeilijk/makkelijk en in hoeverre ze geïrriteerd zijn geraakt doorde vragen. Ook was het mogelijk nog overige opmerkingen te maken.5.3 Resultaten test online-panel O+SDe ontwikkelde polarisatie-items zijn vervolgens uitgezet onder alledeelnemers aan het online-panel van O+S, behalve de 100 reedsbenaderde leden. Van de 3900 panelleden hebben er 1673 aan hetonderzoek deelgenomen (42%). Het merendeel van de respondenten isvan autochtone of westers allochtone afkomst en heeft een redelijk hoogopleidingsniveau (meer achtergrondkenmerken in bijlage 3).Scores polarisatie-itemsDe mate waarin de respondenten het <strong>met</strong> de <strong>verschillen</strong>de polarisatieitemseens zijn staat in tabel 5.4 weergegeven. Het aandeel respondentendat opmerkt dat er <strong>verschillen</strong> zijn tussen mensen in de buurt (‘cognitieindividu’) varieert vrij sterk (28-71%). Vooral <strong>verschillen</strong> tussenbevolkingsgroepen worden vaak gerapporteerd (71%). Het minst vaakwordt aangeven dat jongeren uit andere bevolkingsgroepen voor overlastzorgen in de buurt. Dit wordt echter nog wel door bijna één derde van derespondenten gerapporteerd (28%).Een onprettig gevoel door <strong>verschillen</strong> tussen bevolkingsgroepen(‘emotie 1’) wordt vooral ervaren als er <strong>verschillen</strong> zijn in opvattingenover het schoonhouden van de buurt (33%) en door overlast van jongeren.Onprettige gevoelens door bijvoorbeeld <strong>verschillen</strong> in religieuzeachtergrond komen veel minder vaak voor (7%).Ook spanningen in de buurt worden volgens de respondenten nietvaak veroorzaakt door religieuze <strong>verschillen</strong> (7%). Er wordt vooralgerapporteerd dat overlast van jongeren uit andere bevolkingsgroepenvoor spanningen in de buurt zorgt (18%).78


Tabel 5.4 Score op de trapsgewijs opgestelde polarisatie-itemscognitieindividu(opgemerkte<strong>verschillen</strong>)emotie 1individu(onprettiggevoel)emotie 2buurt(spanningen)gedrag(vermijding)algemene etnischepolarisatie 71% 5% 12% 3%etnische polarisatienormen/waarden 53% 10% 11% 8%etnische polarisatiereligieuze achtergrond 61% 7% 7% ----etnische polarisatieomgangsvormen 56% 10% 12% ----etnische polarisatieschoonhouden buurt 38% 33% 12% ----etnische polarisatieoverlast jongeren 28% 27% 18% ----Van de respondenten geeft ten slotte 3% aan dat spanningen tussenbevolkingsgroepen in de buurt ervoor zorgt dat mensen elkaar vermijden.Spanningen tussen bevolkingsgroepen <strong>met</strong> andere normen en waardenleiden volgens 8% van de respondenten tot vermijdingsgedrag.Scores polarisatie-vragenUit de afzonderlijke polarisatie-items waarin <strong>verschillen</strong>de aanleidingenvoor gevoelens van polarisatie zijn opgenomen, kwam naar voren datvooral de andere opvattingen van bevolkingsgroepen over hetschoonhouden van de buurt en overlast van jongeren tot een individueelonprettig gevoel leiden en dat overlast van groepen jongeren daarnaastvooral voor spanningen in de buurt zorgt (zie tabel 5.4).Om te bepalen of in deze polarisatie-items de belangrijksteoorzaken van polarisatie opgenomen zijn, is de respondent ook eenmaalmeer uitgebreid gevraagd (<strong>met</strong> meerdere antwoordmogelijkheden) welkeoorzaken er volgens hen zijn van spanningen tussen groepen in de buurt.Tabel 5.5 toont de antwoorden van drie opeenvolgende vragen 19 .19 1. directe vraag naar spanningen, 2. vervolgvraag naar de mate van spanningen, 3.vervolgvraag naar vermijding ten gevolge van de spanningen.79


Tabel 5.5 Meer uitgebreide vraag naar oorzaken van spanningen de buurt% % %spanningentotaal matebeperkte sterkemate%vermijdinggeen van de onderstaande 23 -- -- --mensen andere opvatting schoonhouden buurt 33 25 8 8jongeren die in de buurt rondhangen 33 21 12 13mensen <strong>met</strong> <strong>verschillen</strong>de normen en waarden 29 21 8 10mensen <strong>met</strong> een andere culturele achtergrond 20 15 5 7mensen anders denken opvoeden kinderen 19 15 4 6mensen <strong>met</strong> huisdieren en zonder huisdieren 16 14 2 2mensen <strong>verschillen</strong>de religieuze achtergrond 15 11 4 7drugsverslaafden die in de buurt rondhangen 14 10 4 6mensen uit <strong>verschillen</strong>de bevolkingsgroepen 14 9 5 7alcoholisten die in de buurt rondhangen 12 9 3 5mensen <strong>met</strong> kinderen en zonder kinderen 11 10 1 2mensen <strong>met</strong> een huurwoning en koopwoning 8 6 2 2mensen <strong>met</strong> hoge en lage inkomens 8 6 2 2mensen <strong>met</strong> een auto en zonder een auto 7 6 1 1Respondenten rapporteren wederom vooral dat het schoonhouden van debuurt en jongeren die in de buurt rondhangen tot spanningen leiden (beide33%). Ook <strong>verschillen</strong>de normen en waarden worden geregeld alsoorzaak van spanningen genoemd (29%). Deze drie oorzaken die hetmeest door respondenten genoemd worden, zijn reeds in polarisatie-itemsopgenomen.Wat opvalt, is dat bij deze polarisatie-vraag een groter aandeelrespondenten spanningen in de buurt rapporteert, dan bij de trapsgewijsopgestelde polarisatie-items (zie tabel 5.4). Maar liefst één derde van derespondenten geeft aan dat mensen <strong>met</strong> andere opvattingen over hetschoonhouden van de buurt of jongeren die rondhangen in de buurt voorspanningen in de buurt zorgen (tabel 5.5) tegen respectievelijk 12 en 18%bij de trapsgewijs opgestelde polarisatie-items (tabel 5.4).Voor deze <strong>verschillen</strong> zijn twee mogelijke verklaringen. De eerstedat in deze directe vraag niet bij elke antwoordcategorie gerefereerd isaan <strong>verschillen</strong> tussen bevolkingsgroepen. Bij deze directe vraag isbijvoorbeeld ‘jongeren die in de buurt rondhangen’ als antwoordmogelijkheidopgenomen, terwijl het polarisatie-item specifiek ingaat opoverlast van jongeren uit andere bevolkingsgroepen. Een tweede80


verklaring kan liggen in de langere aanloop naar het polarisatie-item datspanningen in de buurt meet bij de trapsgewijs opgestelde items.Respondenten worden eerst gevraagd of er <strong>verschillen</strong> bestaan, vervolgensof dit individueel gezien tot een onprettig gevoel leidt en dan pas ofdit tot spanningen in de buurt leidt.Respondenten die hebben aangegeven dat er spanningen zijn tussenmensen in de buurt (‘algemene polarisatie’), is gevraagd tussen wiespanningen bestaan of door wie spanningen veroorzaakt worden. Tabel5.6 vat samen welke antwoorden de respondenten het meest gegevenhebben.Tabel 5.6 Alle antwoorden die 2 keer of vaker zijn gegeven(n = 78)abs.Marokkanen (versus autochtonen) 16Marokkaanse jongeren (overlast, versus oudere autochtonen) 12allochtoon – autochtoon 9Antillianen (jeugd) 5yuppen-oorspronkelijke bewoners 4Afrikanen (jeugd) 4overlast (hang)jongeren 4ouders die kinderen niet in de hand houden 3vuil maken van straat, flat 3hoog-laag opgeleid 2leeftijd<strong>verschillen</strong> 2Spanningen tussen Marokkanen en autochtonen of spanningenveroorzaakt door overlast van Marokkaanse jongeren worden het meestdoor de respondenten naar voren gebracht. Gevolgd door spanningentussen allochtonen en autochtonen en door Antilliaanse (jeugdige)bewoners. In al deze gevallen is er dus sprake van polarisatie langsetnische lijnen. Dit is een bevestiging van de eerder gevonden indicatiedat etnische polarisatie een groot gedeelte van de algemene polarisatiebeslaat. De relatie is echter niet 1 op 1, aangezien spanningen die niet aanetniciteit gerelateerd zijn ook enkele malen genoemd worden.Bijvoorbeeld spanningen tussen yuppen en oorspronkelijke bewoners ofspanningen tussen hoog en laag opgeleiden.81


5.4 KeuzeprocesOp <strong>verschillen</strong>de wijzen wordt in deze paragraaf nagegaan welke items inhet uiteindelijke meetinstrument moeten worden opgenomen. Ten eerstewordt nagegaan of de polarisatie-items één of meerdere dimensies vanpolarisatie <strong>met</strong>en. Het is de bedoeling een instrument te ontwikkelen dat<strong>verschillen</strong>de dimensies beslaat. Ten tweede wordt gekeken in hoeverreer sprake is van variatie in de scores op de polarisatie-items tussen de<strong>verschillen</strong>de stadsdelen. Een goed meetinstrument bevat items die dediversiteit van stadsdelen naar voren doet komen. Een derde punt dat dekeuze van items beïnvloedt, betreft de samenhang van de polarisatieitems<strong>met</strong> andere meetinstrumenten en constructen. Er wordt gekekennaar de correlatie <strong>met</strong> twee meetinstrumenten die visie opbevolkingsgroepen en etnische distantie <strong>met</strong>en (resp. afkomstig van O+Sen het SCP), het verband <strong>met</strong> constructen die ervaren veiligheid encriminaliteit <strong>met</strong>en en de samenhang <strong>met</strong> de vijf vertrouwensitems vanhet Verwey-Jonker.Alleen de items die ingaan op emoties en gedrag wordenmeegenomen in dit keuzeproces. De items op het terrein van cognitie (‘erzijn <strong>verschillen</strong> tussen….’) <strong>met</strong>en feitelijk geen polarisatie. De vragennaar de aanleiding van polarisatie blijven buiten beschouwing aangezienhet voor de handzaamheid de bedoeling is dat het meetinstrument uit eenaantal items gaat bestaan.In deze paragraaf worden alleen de bevindingen van de<strong>verschillen</strong>de testen geschetst. In de volgende paragraaf (5.5) worden deresultaten samengevat en gebruikt om de werkelijke keuze maken.1. Dimensies in <strong>verschillen</strong>de itemsAlgemene polarisatie-items zijn items die gericht zijn op algemeneonprettige gevoelens en spanningen tussen buurtgenoten <strong>met</strong> een andereafkomst, dus niet op de oorzaken van polarisatie (zoals overlast vanjongeren of andere omgangsvormen). Door middel van een factoranalyseis nagegaan in hoeverre deze algemene etnische polarisatie-items één ofmeerdere dimensies <strong>met</strong>en 20 . Wanneer de individuele items bijvoorbeeldeen andere dimensie van polarisatie <strong>met</strong>en dan de buurtitems, dan zullenze op een andere factor laden.20 Respondenten die reeds bij het cognitie-item hebben aangegeven dat er geen<strong>verschillen</strong> zijn tussen bevolkingsgroepen (bijvoorbeeld in normen en waarden)hebben in deze analyse op de vervolgitems (onprettige gevoelens, spanningen buurt)het antwoord ‘helemaal oneens’ toegekend gekregen. De redenatie hierachter, is datrespondenten die geen <strong>verschillen</strong> zien, ook geen onprettige gevoelens ten opzichtevan deze <strong>verschillen</strong> kunnen hebben.82


De resultaten van de factoranalyse laten zien dat vijf van de zesitems hoog scoren op dezelfde factor (ladingen .66-.72) 21 . Alleen het item‘Ik vind het vervelend dat er in deze buurt mensen wonen die uit eenandere bevolkingsgroep komen dan ikzelf’ heeft een wat lagere lading(.48). Het merendeel van de algemene etnische polarisatie-items blijktondanks hun onderlinge <strong>verschillen</strong> toch min of meer dezelfde dimensiete <strong>met</strong>en. Ditzelfde komt naar voren bij de Cronbach’s alfa-test die deinterne betrouwbaarheid van de items van een schaal toetst. Deze betreftbij de zes algemene etnische polarisatie-items 0.91 (op een maximalescore van 1.00) en kan niet verbeteren door het weglaten van één of meeritems. Deze items <strong>met</strong>en dus eenzelfde dimensie van polarisatie.Vervolgens is een factoranalyse uitgevoerd waarin niet alleen dealgemene etnische polarisatie-items, maar ook de specifieke etnischepolarisatie-items en de twee oorspronkelijke polarisatie-items (van hetVerwey-Jonker Instituut) zijn opgenomen. Uit deze analyse komen drie<strong>verschillen</strong>de factoren naar voren 22 . Op de eerste factor laden dealgemene etnische polarisatie-items, alsmede enkele specifiekepolarisatie-items (zoals onprettig gevoel door <strong>verschillen</strong> inomgangsvormen en spanningen door religieuze <strong>verschillen</strong>). De tweedefactor betreft de items die polarisatie <strong>met</strong>en die veroorzaakt wordt dooroverlast van jongeren. De derde factor bevat de items die polarisatie<strong>met</strong>en die het gevolg is van <strong>verschillen</strong>de opvattingen over hetschoonhouden van de buurt en het item dat op individueel niveauonprettige gevoelens meet door het in een buurt wonen <strong>met</strong> mensen uiteen andere bevolkingsgroep. De twee oorspronkelijke polarisatie-itemsladen hoog op alle drie de onderscheiden factoren. Zij beslaan dusmeerdere dimensies 22 .2. Variatie in scores tussen stadsdelenAangezien Amsterdam uit stadsdelen bestaat die op verscheidenekenmerken zeer <strong>verschillen</strong>, bijvoorbeeld qua etnische samenstelling,opleidingsniveau van de bewoners etcetera, is het de verwachting dat erook diversiteit bestaat in de scores van de stadsdelen op de polarisatieitems.De nieuwe polarisatie-items dienen dus een distantiërendvermogen te hebben.De scores op de algemene polarisatie-items per stadsdeel, latenzien dat twee items minder onderscheidend vermogen hebben dan deandere items: ‘Ik vind het vervelend dat er in deze buurt mensen wonendie uit een andere bevolkingsgroep komen dan ikzelf’ en ‘Deze21 Zie tabel 1 in bijlage 5.22 Zie tabel 2 in bijlage 5.83


spanningen zorgen ervoor dat mensen uit <strong>verschillen</strong>debevolkingsgroepen in mijn buurt contact <strong>met</strong> elkaar vermijden’ 23 .Bij de specifieke polarisatie-items <strong>verschillen</strong> de scores alleenminder tussen de stadsdelen bij het item: ‘Dat bevolkingsgroepen in mijnbuurt een sterk <strong>verschillen</strong>de religieuze achtergrond hebben, geeft mijeen onprettig gevoel’ 24 .3. Samenhang meetinstrumenten O+S en SCPEr wordt vervolgens nagegaan in hoeverre de polarisatie-itemssamenhangen <strong>met</strong> een meetinstrument dat de mate van etnische distantiemeet, afkomstig van het SCP en een meetinstrument van O+S dat meethoe men over bevolkingsgroepen in de buurt denkt. Aangezien dezemeetinstrumenten ook vormen van etnische verwijdering en tegenstellingin kaart brengen, wordt verwacht dat de polarisatie-items <strong>met</strong> dezeinstrumenten samenhangen.De correlatie tussen de polarisatie-items en de tweemeetinstrumenten blijkt over het algemeen redelijk sterk te zijn 25 .Respondenten die aangeven dat ze er een bezwaar tegen hebben als hundirecte buren uit een andere bevolkingsgroep komen, geven bijvoorbeeldook geregeld aan dat het hen een onprettig gevoel geeft dat er in de buurtbevolkingsgroepen wonen <strong>met</strong> andere normen en waarden. Enrespondenten die bijvoorbeeld een negatief beeld hebben over Antillianenin de buurt, vinden ook vaker dat er in de buurt spanningen zijn tussenmensen uit <strong>verschillen</strong>de bevolkingsgroepen.Enkele polarisatie-items kennen gemiddeld een wat minder sterkesamenhang <strong>met</strong> de twee meetinstrumenten, bijvoorbeeld de items diegedrag <strong>met</strong>en, zoals ‘Deze spanningen zorgen ervoor dat mensen uit<strong>verschillen</strong>de bevolkingsgroepen in mijn buurt contact <strong>met</strong> elkaarvermijden’ en de items die algemene polarisatie <strong>met</strong>en, zoals ‘Het geeftmij een onprettig gevoel dat er in deze buurt mensen wonen <strong>met</strong> anderenormen en waarden’.4. Samenhang relevante constructenOok de samenhang <strong>met</strong> aanverwante constructen als ervaren veiligheid encriminaliteit is nader bekeken. Dit zijn constructen waarvan eerder isgebleken dat ze samenhangen <strong>met</strong> de twee oorspronkelijke polarisatieitems(zie hoofdstuk 4).Ook alle nieuwe polarisatie-items blijken te correleren <strong>met</strong>gevoelens van onveiligheid en criminaliteit 26 . Respondenten die zich23 Zie tabel 3 in bijlage 5.24 Zie tabel 4 in bijlage 5.25 Zie tabel 5 en 6 in bijlage 5.26 Zie tabel 7 en 8 in bijlage 5.84


onveilig voelen in de buurt, geven vaker aan dat ze het bijvoorbeeldvervelend vinden dat er in de buurt <strong>verschillen</strong> in opvattingen zijn tussenbevolkingsgroepen over het schoonhouden van de buurt. En respondentendie rapporteren dat jeugdcriminaliteit in de buurt voorkomt, stellen ookdat sterke <strong>verschillen</strong> in religieuze achtergrond van bevolkingsgroepen inde buurt voor spanningen zorgt.Bij één gedrag <strong>met</strong>end polarisatie-item is de samenhang <strong>met</strong> deconstructen wat minder sterk dan gemiddeld: ‘Deze spanningen zorgenervoor dat mensen uit <strong>verschillen</strong>de bevolkingsgroepen in mijn buurtcontact <strong>met</strong> elkaar vermijden’.5. Samenhang vertrouwensitemsDe nieuwe polarisatie-items hangen, zoals verwacht, negatief samen <strong>met</strong>de vijf vertrouwensitems van het Verwey-Jonker instituut 27 . Als eenrespondent bijvoorbeeld aangeeft dat hij zich thuis voelt bij de mensendie in de buurt wonen, dan is de kans groter dat hij minder vaakrapporteert dat jongeren uit andere bevolkingsgroepen voor overlast in debuurt zorgen, waardoor spanningen ontstaan. De samenhang <strong>met</strong> devertrouwensitems is wat minder sterk, maar nog wel aanwezig, bij devolgende twee polarisatie-items: ‘Deze spanningen zorgen ervoor datmensen uit <strong>verschillen</strong>de bevolkingsgroepen in mijn buurt contact <strong>met</strong>elkaar vermijden’ en ‘Ik vind het vervelend dat buurtgenoten uit anderebevolkingsgroepen andere opvattingen hebben over het schoonhoudenvan deze buurt’.5.5 Voorlopige keuze itemsOm te bepalen welke items het meest geschikt zijn om in het nieuwepolarisatie- meetinstrument op te nemen, is allereerst gekeken naar de inparagraaf 5.4 uitgevoerde analyses (samengevat in tabel 5.7). Items diepositief naar voren zijn gekomen uit (de meeste van) deze analysesmaken een kans om in het meetinstrument opgenomen te worden.27 Zie tabel 9 in bijlage 5.85


Tabel 5.7 Samenvatting analyses (deel 1)Ik vind het vervelend dat er in deze buurtmensen wonen die uit een anderebevolkingsgroep komen dan ikzelf.In mijn buurt zijn er spanningen tussenmensen uit <strong>verschillen</strong>debevolkingsgroepenDeze spanningen zorgen ervoor dat mensenuit <strong>verschillen</strong>de bevolkingsgroepen inmijn buurt contact <strong>met</strong> elkaar vermijdenHet geeft mij een onprettig gevoel dat er indeze buurt bevolkingsgroepen wonen <strong>met</strong>andere normen en waardenDat de bevolkingsgroepen in deze buurt<strong>verschillen</strong>de normen en waarden hebben,zorgt voor spanningen in de buurtDeze spanningen zorgen ervoor dat mensenuit <strong>verschillen</strong>de bevolkingsgroepen inmijn buurt contact <strong>met</strong> elkaar vermijdenDat bevolkingsgroepen in mijn buurt eensterk <strong>verschillen</strong>de religieuze achtergrondhebben, geeft mij een onprettig gevoelDe sterke <strong>verschillen</strong> in religieuzeachtergrond van bevolkingsgroepen indeze buurt zorgen voor spanningen in debuurtHet geeft mij een onprettig gevoel dat er indeze buurt bevolkingsgroepen wonen <strong>met</strong>andere omgangsvormenDe <strong>verschillen</strong> in omgangsvormen van<strong>verschillen</strong>de bevolkingsgroepen zorgenvoor spanningen in de buurtIk vind het vervelend dat jongeren uitandere bevolkingsgroepen zorgen vooroverlast in mijn buurtDat jongeren uit andere bevolkingsgroepenzorgen voor overlast in mijn buurt, zorgtemo 1individuemo 2buurtgedragbuurtemo 1individuemo 2buurtgedragbuurtemo 1individuemo 2buurtemo 1individuemo 2buurtemo 1individuemo 2buurt1. 2. 3. 4.- ++ + ++ -+ + +- -- + -+ ++ + ++ -+ + ++ -- - +- ++ + ++ -+ + ++ ++ + ++ -+ + ++ -+ + ++ ++ + +voor spanningen in buurt- = negatief, + = positief1 = variantie in scores tussen stadsdelen 2 = samenhang SCP en O+S meetinstrumenten3 = samenhang andere relevante constructen 4 = samenhangvertrouwensitems VJI. Schuin gedrukt zijn de uiteindelijk uitgekozen items.86


Tabel 5.7 Samenvatting analyses (deel 2)Ik vind het vervelend dat buurtgenoten uitandere bevolkingsgroepen andereopvattingen hebben over schoonhoudenbuurtDe <strong>verschillen</strong> in opvattingen <strong>verschillen</strong>debevolkingsgroepen over schoonhouden buurtzorgt voor spanningen in deze buurtIk voel wel eens spanningen <strong>met</strong>buurtgenoten die uit anderebevolkingsgroepen dan ikzelf afkomstig zijnemo 1individuemo 2buurtemo 2individu1. 2. 3. 4.+ -+ + -+ -+ + ++ ++ + +In deze buurt wonen bevolkingsgroepen waar emo 1ik niet zo positief over denkindividu+ ++ + +- = negatief, + = positief1 = variantie in scores tussen stadsdelen 2 = samenhang SCP en O+S meetinstrumenten3 = samenhang andere relevante constructen 4 = samenhangvertrouwensitems VJI. Schuin gedrukt zijn de uiteindelijk uitgekozen items.De meeste ontwikkelde polarisatie-items komen op een groot aantal vande onderzochte terreinen positief uit de test. Een uitzondering vormen deitems die de gedragsuiting van polarisatie <strong>met</strong>en. De scores op deze itemsvariëren bijvoorbeeld minder tussen stadsdelen dan de scores op deandere polarisatie-items. Verder is de samenhang <strong>met</strong> relevanteconstructen niet altijd hoog. Dit komt waarschijnlijk doordat vermijdingsgedrageen meer vergaande fase in het polarisatieproces betreft. Om hetgehele spectrum van polarisatie te slaan is het (ondanks deze watslechtere uitkomst op de analyses) daarom juist wel van belang een itemop dit meer extreme niveau van polarisatie op te nemen.Het is dus van belang om <strong>verschillen</strong>de fasen van polarisatie in hetinstrument op te nemen, dus buiten ‘gedrag’ ook ‘het zich onprettigvoelen’ (emotie fase 1) en het waarnemen van spanningen (emotie fase2). Ook wordt nagestreefd om items op te nemen die variëren in hetniveau van analyse; op het individu of de buurt gericht zijn. Ten slottewordt beoogd <strong>verschillen</strong>de oorzaken van polarisatie aan de orde te latenkomen en is ervoor gekozen enkele algemene items op te nemen.Naast de twee oorspronkelijke items, worden (voorlopig) zesnieuwe items aan het meetinstrument toegevoegd. In totaal zijn er vieritems op buurt- en vier op individueel niveau. Vier items <strong>met</strong>enspanningen in de buurt (emotie fase 2), drie items een vervelend ofonprettig gevoel (emotie fase 1), één vermijdingsgedrag (gedrag). Drieitems <strong>met</strong>en etnische polarisatie meer op algemene wijze, vijf itemsbrengen specifieke etnische polarisatie (ten gevolge van ideologische87


tegenstellingen en tegengestelde belangen) in kaart. De acht items die zijnuitgekozen voor nader onderzoek, staan in tabel 5.8 weergegeven. Deformulering van enkele items is iets aangepast, zodat ze ook alsafzonderlijk item kunnen fungeren.Tabel 5.8 Voorlopig gekozen items voor nieuwe polarisatie-meetinstrumentoorspronkelijk1. Ik voel wel eens spanningen <strong>met</strong> buurtgenoten die uit eenandere cultuur dan ikzelf afkomstig zijn2. In deze buurt wonen bevolkingsgroepen waar ik niet zopositief over denknieuw3. De sterke <strong>verschillen</strong> in religieuze achtergrond vanbevolkingsgroepen in deze buurt zorgen voor spanningen4. Het geeft mij een onprettig gevoel dat er in deze buurtbevolkingsgroepen wonen <strong>met</strong> andere normen en waardenindindbuurtindemo 2 algemeenemo 1 algemeenemo 2 specifiekemo 1 specifiekIk ben tevreden over de bevolkingssamenstelling in deze -- -- --buurt 15. Het geeft mij een onprettig gevoel dat er in deze buurtbevolkingsgroepen wonen <strong>met</strong> andere omgangsvormen6. Jongeren uit andere bevolkingsgroepen zorgen vooroverlast in deze buurt en dit zorgt voor spanningen7. De <strong>verschillen</strong> in opvattingen van <strong>verschillen</strong>debevolkingsgroepen over het schoonhouden van deze buurtzorgt voor spanningen8. De spanningen tussen bevolkingsgroepen in deze buurtzorgen ervoor dat mensen uit <strong>verschillen</strong>debevolkingsgroepen contact <strong>met</strong> elkaar vermijdentotaalindbuurtbuurtbuurt4 ind4 buurtemo 1 specifiekemo 2 specifiekemo 2 specifiekgedrag algemeen4 emo 23 emo 11 gedrag3 alg.5 spec.1 Neutraliserend itemIn het midden van het meetinstrument is een zogenaamd ‘neutraliserenditem’ opgenomen. De stelling ‘Ik ben tevreden over de bevolkingssamenstellingin deze buurt’ doorbreekt de sequentie van de acht negatiefgeformuleerde polarisatie-items. Deze onderbreking zorgt er enerzijdsvoor dat de vragen niet uitsluitend negatief gesteld zijn en dit maakt hetinvullen prettiger. Anderzijds is dit een controle op de gegevenantwoorden. Als vragen in een schaal op dezelfde negatieve (of positieve)manier gesteld worden, bestaat het risico dat respondenten ‘op de88


automatische piloot’ gaan invullen. Een tegenovergesteld item vereist datde respondenten opletten. Als bij alle items het antwoord hetzelfde is,bijvoorbeeld ‘helemaal mee eens’, is dit een indicatie dat de respondentinderdaad niet goed heeft opgelet of willekeurig antwoord heeft gegeven.Hier ontstaat dan de overweging om de respondent buiten beschouwing telaten bij het verwerken van de resultatenEen factoranalyse waarin de acht nieuwe items zijn opgenomen,laat zien dat alle items hoog laden op één factor (zie tabel 10 in bijlage 4).Dit is een eerste indicatie dat de acht items samen een consistente schaalvormen. De Chronbach’s alfa van .89 is een tweede indicatie voor deinterne betrouwbaarheid van de schaal. Pearson correlaties 28 tussen deacht items (tabel 11 in bijlage 4) geven weer dat de afzonderlijke items<strong>verschillen</strong>de dimensies van polarisatie <strong>met</strong>en. De correlaties liggennamelijk veelal rond de 0.50, wat aanduidt dat er wel sprake is vansamenhang, maar dat er geen volledige overlap tussen de scores op deitems is.5.6 Extra testfaseDe onderzoeksgroep van het O+S online panel is tot dusverre gebruiktom de polarisatie-items te testen. Dit panel vormt, zoals bijna altijd hetgeval is <strong>met</strong> online panels, geen volledige afspiegeling van deAmsterdamse populatie. Het panel bevat namelijk relatief weinigallochtone, laag opgeleide en jonge respondenten. Er is daarom voorgekozen een extra testfase te organiseren om de acht uitgekozenpolarisatie-items ook onder deze groepen te toetsen. De acht itemsworden hiertoe eenmalig in een extra steekproef van de online versie vande Veiligheidsmonitor opgenomen. In deze steekproef is het aandeelallochtone bewoners bewust over-sampeld, om een grotere kans te makenop een voldoende aandeel allochtone respondenten.Deze extra testfase is ook om een andere reden zinvol. Er kannamelijk worden nagegaan wat er gebeurt als de polarisatie-items nietingeleid worden. Tot dusverre zijn de items in de volgende volgorde aande respondenten voorgelegd:1. Er zijn <strong>verschillen</strong> tussen bevolkingsgroepen (cognitie)2. Ik vind deze <strong>verschillen</strong> onprettig (emotie fase 1 individu)3. Deze <strong>verschillen</strong> leiden tot spanningen in de buurt (emotie fase 2buurt)4. Deze spanningen leiden tot vermijden contact (gedrag buurt)28 Deze fluctueren tussen 0 en 1, waarbij een score van 0 betekent dat er geensamenhang is, en een score van 1 duidt op 100% samenhang.89


Alleen respondenten die <strong>verschillen</strong> tussen bevolkingsgroepen rapporteerdenwerden bijvoorbeeld door gelinkt naar vraag 2 en 3. En alleenrespondenten die vonden dat er spanningen in de buurt zijn, werdendoorgestuurd naar vraag 4. In de Veiligheidsmonitor (waar de itemsuiteindelijk in opgenomen worden) is het niet mogelijk ook alleinleidende stellingen aan de respondenten voor te leggen. Het instrumentzou dan te groot worden.De <strong>verschillen</strong>de polarisatie-items worden dus niet meer ingeleiddoor cognitievragen. Er ontstaan hierdoor zogenaamde ‘dubbelestellingen’, items waarbij zowel oorzaak (bijvoorbeeld <strong>verschillen</strong> inopvattingen over het schoonhouden van de buurt) als verschijnsel(spanningen in de buurt) zijn opgenomen. Respondenten kunnen dusalleen instemmen <strong>met</strong> deze items wanneer ze het <strong>met</strong> beide eens zijn.Hierdoor <strong>met</strong>en we op directe wijze het gehele fenomeen waar we in dezeitems naar op zoek zijn, namelijk polarisatie veroorzaakt door <strong>verschillen</strong>tussen bewoners in de buurt (waarbij de oorzaken zijn opgenomenwaarvan uit onderzoek is gebleken dat ze het meeste voorkomen). Deantwoordmogelijkheid ‘weet niet/geen mening’ biedt de respondenten diebijvoorbeeld geen overlast van jongeren ervaren uitkomst.Samengevat, is er in het nieuwe meetinstrument sprake van eendirecte wijze van presentatie van de polarisatie-items. Door het ontbrekenvan de inleidende vragen zijn de acht items hiernaast soms iets andersgeformuleerd dan in de eerdere testfase. In deze extra testfase wordtdaarom ook nagegaan in hoeverre de scores op de items <strong>verschillen</strong> <strong>met</strong>die van de eerdere testen.RespondentenAan de extra testfase hebben 302 respondenten deelgenomen. Van henwas 48% van niet-westerse allochtone herkomst. Van de niet-westerseallochtone respondenten was het merendeel Marokkaans, Surinaams, of‘overig niet-westers’ (zie tabel 5.9).Tabel 5.9 Respondenten extra testfase naar herkomstaantal %Nederlanders 114 37,7Marokko 40 13,2Turkije 21 7,0Suriname 46 15,2Ned Antillen en Aruba 7 2,3overig niet-westers 51 16,9overig westers 23 7,6totaal 302 10090


Betrouwbaarheid totale meetinstrumentDe betrouwbaarheid van het nieuwe meetinstrument is getest door eenChronbach’s alfa te berekenen. Zoals eerder gesteld, wordt hiermee deinterne consistentie van een set van items bepaald. De Chronbach’s alfavan de acht items is 0.91, dit betekent dat er sprake is van een hogeinterne consistentie (een alfa van 0.80 wordt als voldoende beschouwd).De Pearson Correlaties, die de samenhang tussen de <strong>verschillen</strong>de itemsaanduiden, liggen tussen de 0.4 en 0.6 (op een maximale score van 1.0).Hieruit kan afgeleid worden dat de items wel <strong>verschillen</strong>de dimensies enfasen van polarisatie <strong>met</strong>en.Verschillen tussen allochtone en autochtone respondenten?Om te bepalen of het nieuwe meetinstrument zowel voor allochtone alsautochtone respondenten betrouwbaar is, is de Chronbach’s alfa voorbeide groepen apart berekend. De Chronbach’s alfa van hetmeetintstrument was voor zowel allochtone als autochtone respondenten0.91. Het meetinstrument is dus betrouwbaar voor allochtone énautochtone respondenten.Verschil in scores door het niet inleiden van items?Ten slotte is in de extra testfase nagegaan of er een verschil in scores opde polarisatie-items ontstaat doordat de items niet worden ingeleid endoordat de formulering van enkele items iets is aangepast. De items dieeerst trapsgewijs opgesteld waren (zes van de acht items) blijken bij dedirecte wijze van presenteren een hoger aandeel instemmenderespondenten te hebben (zie tabel 12 in bijlage 4). Hieruit kangeconcludeerd worden (een conclusie die overigens voor elk onderzoekgeldt) dat consistentie in meet<strong>met</strong>hode noodzakelijk is voor hetbetrouwbaar vergelijken van scores. Wanneer men bijvoorbeeld depolarisatie van <strong>verschillen</strong>de buurten of groepen bewoners wiltvergelijken, dan dient men daarbij éénzelfde <strong>met</strong>hode toe te passen.91


Bijlage 1 Steekproef VeiligheidsmonitorIn onderstaande tabellen wordt weergegeven hoe de steekproef vanbewoners in Amsterdam-Amstelland er uit ziet op enkele belangrijkeachtergrondkenmerken: sekse, leeftijd, etniciteit en stadsdeel.Tabel 1 Sekseaantal %man 5825 47,1vrouw 6541 52,9totaal 12366 100Tabel 2 Leeftijdaantal %15 t/m 20 jaar 536 4,321 t/m 34 jaar 2449 19,835 t/m 49 jaar 3840 31,150 t/m 64 jaar 3485 28,265 en ouder jaar 2056 16,6totaal 12366 100Tabel 3 Etniciteitaantal %Nederland 8471 68,5Marokko 487 3,9Turkije 338 2,7Suriname 576 4,7Nederlandse Antillen/Aruba 108 ,9overige 2111 17,1onbekend 275 2,2totaal 12366 10093


Tabel 4 Stadsdeelaantal %Centrum 1221 9,9Westpoort 4 0,0Westerpark 401 3,2Oud-West 570 4,6Zeeburg 516 4,2Bos en Lommer 346 2,8De Baarsjes 572 4,6Amsterdam-Noord 1161 9,4Geuzenveld-Slotermeer 520 4,2Osdorp 532 4,3Slotervaart 551 4,5Zuidoost 789 6,4Oost-Watergraafsmeer 894 7,2Oud-Zuid 1196 9,7Zuideramstel 715 5,8buiten Amsterdam 2378 19,2totaal 12366 100,0Tabel 5 Beschikbare antwoorden op items die vertrouwen en polarisatie<strong>met</strong>enantwoordaanwezigontbreekt/weet nietIk voel mij thuis bij de mensen die in deze buurtwonen 11871 495In deze buurt gaan mensen uit <strong>verschillen</strong>debevolkingsgroepen op een prettige manier <strong>met</strong>elkaar om 10790 1576Ik woon in een gezellige buurt waar veelsaamhorigheid is 11496 870In deze buurt wonen bevolkingsgroepen waar ikniet zo positief over denk 11165 1201Als ik op vakantie ga dan durf ik mijn huissleutelaan de buren toe te vertrouwen 11442 924Ik heb evenveel vertrouwen in buurtgenoten diemijn cultuur delen als in buurtgenoten die uit eenandere cultuur afkomstig 10748 1618Ik voel wel eens spanningen <strong>met</strong> buurtgenotendie uit een andere cultuur dan ikzelf afkomstigzijn 10594 177294


CountCountCountCountBijlage 2 Figuur afhankelijke variabelenFiguur 1 Verdeling polarisatieschaal (dichotoom versus ordinaal)5000750040005000300020002500100000,00 0,20 0,40 0,60 0,80bevolkingsgroep niet positief1,00 2,00 3,00 4,00bevolkingsgroep niet positief750040005000300020002500100000,00 0,20 0,40 0,60 0,80spanning <strong>met</strong> buren1,00 2,00 3,00 4,00spanning <strong>met</strong> burenBron: Veiligheidsmonitor 200895


Bijlage 3 Steekproef testfase 3Tabel 1 Deelname test O+S online panel, lange en korte vragenlijstaantalpercentagelange vragenlijst 848 50,7korte vragenlijst 825 49,3totaal 1673 100Tabel 2 Etnische herkomstaantalpercentageSurinamers 23 1,4Antillianen 11 0,7Turken 5 0,3Marokkanen 4 0,2ov. niet-westerse allochtonen 27 1,6westerse allochtonen 193 11,5autochtonen 1343 80,3onbekend 67 4,0totaal 1673 100Tabel 3 Sekseaantal %man 825 49,3vrouw 821 49,1niet ingevuld/ontbrekend 27 1,6totaal 1673 10096


Tabel 4 Stadsdeelaantal %Centrum 226 13,5Amsterdam-Noord 118 7,1Oud-Zuid 153 9,1Bos en Lommer 49 2,9De Baarsjes 93 5,6Geuzenveld-Slotermeer 64 3,8Oost-Watergraafsmeer 145 8,7Osdorp 75 4,5Oud-West 100 6,0Slotervaart 109 6,5Westerpark 98 5,9Zeeburg 127 7,6ZuiderAmstel 129 7,7Zuidoost 117 7,0onbekend 80 4,2totaal 1673 100Tabel 5 Hoogst voltooide opleidingaantal %geen opleiding gevolgd of enkele jaren lagere school,basisschool gevolgd 2 ,1lagere school, basisschool, speciaal onderwijs 9 ,5VBO/LBO (huishoud-, ambachtschool), LTS, internebedrijfsopleiding, MBO-KORT, BBL/BOL 1-2,leerlingwezen, ULO 54 3,2MAVO, MULO, VMBO 88 5,3MBO-lang, interne opleiding op mbo-niveau, BBL/BOL3-4 120 7,2HAVO, VWO, HBS, MMS 172 10,3HBO, interne opleiding op hbo-niveau 522 31,2WO, universiteit, kandidaatsexamen 643 38,4opleiding in buitenland gevolgd 20 1,2weet niet/geen antwoord 43 2,6totaal 1673 100,097


Bijlage 4 Tabellen hoofdstuk 5Tabel 1 Factoranalyse, 1-factor oplossingalgemeenemo 1individualgemeenemo 2buurtetnischemo 1individuetnischemo 2buurtetnischgedragbuurtetnischnormenemo 1individuetnischnormenemo 2buurtetnischnormengedragbuurtladingfactor1Het geeft mij een onprettig gevoel dat er in deze buurtmensen wonen <strong>met</strong> andere normen en waarden 0,83Dat er in deze buurt mensen wonen <strong>met</strong> andere normen enwaarden zorgt voor spanningen in de buurt 0,88Ik vind het vervelend dat er in deze buurt mensen wonen dieuit een andere bevolkingsgroep komen dan ikzelf 0,65In mijn buurt zijn er spanningen tussen mensen uit<strong>verschillen</strong>de bevolkingsgroepen 0,81Deze spanningen zorgen ervoor dat mensen uit<strong>verschillen</strong>de bevolkingsgroepen in mijn buurt contact <strong>met</strong>elkaar vermijden 0,80Het geeft mij een onprettig gevoel dat er in deze buurtbevolkingsgroepen wonen <strong>met</strong> andere normen en waarden 0,84Dat de bevolkingsgroepen in deze buurt <strong>verschillen</strong>denormen en waarden hebben, zorgt voor spanningen in debuurt 0,90Deze spanningen zorgen ervoor dat mensen uit<strong>verschillen</strong>de bevolkingsgroepen in mijn buurt contact <strong>met</strong>elkaar vermijden 0,8398


Tabel 2 Factoranalyse, varimax rotatiealgemeenemo 1individualgemeenemo 2buurtetnischemo 1individuetnischemo 2buurtetnischgedragbuurtetnischnormenemo 1individuetnischnormenemo 2buurtetnischnormengedragbuurtetnischreligieemo 1individuetnischreligieemo 2buurtlading factor1 2 3Het geeft mij een onprettig gevoel dat er in dezebuurt mensen wonen <strong>met</strong> andere normen enwaarden. 0,73 0,21 0,26Dat er in deze buurt mensen wonen <strong>met</strong> anderenormen en waarden zorgt voor spanningen in debuurt. 0,76 0,31 0,21Ik vind het vervelend dat er in deze buurt mensenwonen die uit een andere bevolkingsgroep komendan ikzelf. 0,63 0,05 0,29In mijn buurt zijn er spanningen tussen mensen uit<strong>verschillen</strong>de bevolkingsgroepen. 0,74 0,31 0,15Deze spanningen zorgen ervoor dat mensen uit<strong>verschillen</strong>de bevolkingsgroepen in mijn buurtcontact <strong>met</strong> elkaar vermijden 0,70 0,41 0,02Het geeft mij een onprettig gevoel dat er in dezebuurt bevolkingsgroepen wonen <strong>met</strong> anderenormen en waarden 0,73 0,24 0,34Dat de bevolkingsgroepen in deze buurt<strong>verschillen</strong>de normen en waarden hebben, zorgtvoor spanningen in de buurt 0,77 0,39 0,21Deze spanningen zorgen ervoor dat mensen uit<strong>verschillen</strong>de bevolkingsgroepen in mijn buurtcontact <strong>met</strong> elkaar vermijden 0,72 0,45 0,02Dat bevolkingsgroepen in mijn buurt een sterk<strong>verschillen</strong>de religieuze achtergrond hebben, geeftmij een onprettig gevoel 0,70 0,09 0,25De sterke <strong>verschillen</strong> in religieuze achtergrond vanbevolkingsgroepen in deze buurt zorgen voorspanningen in de buurt 0,71 0,19 0,2299


Tabel 2 Factoranalyse, varimax rotatie (vervolg)etnisch omgangemo 1 individuetnisch omgangemo 2 buurtetnisch schoonemo 1 individuetnisch schoonemo 2 buurtetnisch overlastemo 1 individuetnisch overlastemo 2 buurtoorspronkelijkemo 2 individuoorspronkelijkemo 1 individulading factor1 2 3Het geeft mij een onprettig gevoel dat er indeze buurt bevolkingsgroepen wonen <strong>met</strong>andere omgangsvormen 0,70 0,11 0,44De <strong>verschillen</strong> in omgangsvormen van<strong>verschillen</strong>de bevolkingsgroepen zorgen voorspanningen in de buurt 0,76 0,25 0,33Ik vind het vervelend dat buurtgenoten uitandere bevolkingsgroepen andereopvattingen hebben over het schoonhoudenvan deze buurt 0,22 0,19 0,89De <strong>verschillen</strong> in opvattingen van<strong>verschillen</strong>de bevolkingsgroepen over hetschoonhouden van de buurt zorgt voorspanningen 0,34 0,28 0,81Ik vind het vervelend dat jongeren uit anderebevolkingsgroepen zorgen voor overlast inmijn buurt 0,19 0,90 0,22Dat jongeren uit andere bevolkingsgroepenzorgen voor overlast in mijn buurt, zorgt voorspanningen in mijn buurt 0,27 0,90 0,22Ik voel wel eens spanningen <strong>met</strong>buurtgenoten die uit anderebevolkingsgroepen dan ikzelf afkomstig zijn 0,38 0,40 0,32In deze buurt wonen bevolkingsgroepen waarik niet zo positief over denk 0,51 0,38 0,34100


Tabel 3 Scores op algemene polarisatie items, per stadsdeelemo 1ind,algem.emo 2buurt,algem.emo 1ind,etnischemo 2buurt,etnischgedragbuurtetnischemo 1ind,etn/noremo 2buurt,etn/norCentrum (n =124-225) 4,6 4,6 4,7 4,4 4,9 4,7 4,7 4,9Amsterdam-N (n= 51-118) 3,9 3,9 4,2 3,9 4,8 4,0 4,1 4,6Oud-Zuid (n = 84-152) 4,4 4,4 4,6 4,3 4,9 4,5 4,3 4,7Bos en Lommer (n= 20-49) 3,8 3,7 4,4 3,5 4,6 3,7 3,2 3,7De Baarsjes (n= 50- 93) 4,2 4,0 4,3 3,8 4,8 4,2 3,9 4,7Geuzenveld-Sl. (n = 29-64) 3,4 3,5 4,1 3,4 4,6 3,7 3,5 4,2Oost-Watergr. (n = 67-145) 4,3 4,2 4,6 4,0 5,0 4,4 4,3 4,9Osdorp (n = 38-75) 3,9 4,0 4,3 3,6 4,8 3,7 3,7 4,2Oud-West (n = 50-100) 4,4 4,3 4,6 4,1 4,8 4,5 4,2 4,7Slotervaart (n = 43-109) 3,8 3,7 4,3 3,8 4,8 3,7 3,8 4,3Westerpark (n = 49-98) 4,4 4,3 4,5 3,7 4,9 4,5 4,3 4,8Zeeburg (n = 64-127) 4,3 4,2 4,4 3,8 4,9 4,3 4,0 4,7ZuiderAmstel (n= 70-129) 4,6 4,6 4,7 4,6 5,0 4,6 4,6 5,0Zuidoost (n= 55-117) 4,2 4,2 4,3 3,8 4,9 4,3 4,2 4,7totaal (n = 815-1647) 4,2 4,2 4,5 4,0 4,9 4,3 4,2 4,7MIN 3,4 3,5 4,1 3,4 4,6 3,7 3,2 3,7MAX 4,6 4,6 4,7 4,6 5,0 4,7 4,7 5,0verschil 1,2 1,1 0,6 1,2 0,4 1,0 1,5 1,3gedragbuurt,etn/ norTabel 4 Scores op specifieke polarisatie items, per stadsdeelemo 1ind,religieemo 2buurt,religieemo1ind,omgangemo 2buurt,omgangemo 1ind,schoonemo 2buurt,schoonemo 1ind,overlastCentrum (n =124) 4,7 4,7 4,5 4,5 4,2 4,5 4,4 4,5Amsterdam-N. (n= 51) 4,1 4,3 3,9 3,9 3,5 4,0 4,1 4,2Oud-Zuid (n = 84) 4,6 4,5 4,3 4,4 4,3 4,5 4,3 4,4Bos en Lommer (n= 20) 4,1 3,1 3,9 3,3 2,9 3,3 3,3 3,5De Baarsjes (n= 503) 4,0 3,9 4,0 3,9 3,4 4,0 4,0 4,1Geuzenveld-Sl. (n = 29) 4,0 3,8 3,6 3,1 3,1 3,7 3,6 3,8Oost-Watergr. (n = 67) 4,5 4,4 4,4 4,3 3,8 4,3 4,0 4,2Osdorp (n = 38) 3,9 3,7 3,7 3,5 3,2 4,0 3,2 3,5Oud-West (n = 50) 4,4 4,3 4,2 4,2 4,0 4,3 4,2 4,4Slotervaart (n = 43) 3,9 3,6 3,8 3,7 3,5 3,9 3,4 3,6Westerpark (n = 49) 4,3 4,2 4,4 4,2 3,9 4,4 4,1 4,2Zeeburg (n = 64) 4,1 4,1 4,1 4,0 3,7 4,2 3,9 4,1Zuideramstel (n= 70) 4,4 4,4 4,5 4,5 4,4 4,7 4,4 4,6Zuidoost (n= 55) 4,5 4,5 4,1 4,2 3,5 4,1 4,4 4,5totaal (n = 815) 4,3 4,3 4,2 4,1 3,8 4,3 4,1 4,2MIN 3,9 3,1 3,6 3,1 2,9 3,3 3,2 3,5MAX 4,7 4,7 4,5 4,5 4,4 4,7 4,4 4,6verschil 0,8 1,6 1,0 1,5 1,5 1,4 1,2 1,1emo 2buurt,overlast101


Tabel 5 Pearson correlaties polarisatie-items en vier SCP stellingenbezwaar bij andere herkomstgroepdochterburen school collega trouwenHet geeft mij een onprettig gevoel dat er in dezebuurt mensen wonen <strong>met</strong> andere normen enwaarden. 0,22 0,08 0,17 0,15Dat er in deze buurt mensen wonen <strong>met</strong> anderenormen en waarden zorgt voor spanningen in debuurt 0,20 0,05 0,15 0,12Ik vind het vervelend dat er in deze buurt mensenwonen die uit een andere bevolkingsgroep komendan ikzelf 0,27 0,14 0,24 0,21In mijn buurt zijn er spanningen tussen mensen uit<strong>verschillen</strong>de bevolkingsgroepen 0,13 0,04 0,12 0,11Deze spanningen zorgen ervoor dat mensen uit<strong>verschillen</strong>de bevolkingsgroepen in mijn buurtcontact <strong>met</strong> elkaar vermijden 0,11 0,06 0,10 0,10Het geeft mij een onprettig gevoel dat er in dezebuurt bevolkingsgroepen wonen <strong>met</strong> anderenormen en waarden 0,25 0,15 0,20 0,19Dat de bevolkingsgroepen in deze buurt<strong>verschillen</strong>de normen en waarden hebben, zorgtvoor spanningen in de buurt 0,13 0,07 0,12 0,12Deze spanningen zorgen ervoor dat mensen uit<strong>verschillen</strong>de bevolkingsgroepen in mijn buurtcontact <strong>met</strong> elkaar vermijden 0,16 0,08 0,15 0,10Dat bevolkingsgroepen in mijn buurt een sterk<strong>verschillen</strong>de religieuze achtergrond hebben, geeftmij een onprettig gevoel 0,21 0,10 0,15 0,21De sterke <strong>verschillen</strong> in religieuze achtergrond vanbevolkingsgroepen in deze buurt zorgen voorspanningen in de buurt 0,14 0,06 0,09 0,13Het geeft mij een onprettig gevoel dat er in dezebuurt bevolkingsgroepen wonen <strong>met</strong> andereomgangsvormen 0,25 0,11 0,20 0,20102


Tabel 5 Pearson correlaties polarisatie-items en vier SCP stellingen (vervolg)bezwaar bij andere herkomstgroepdochterburen school collega trouwenDe <strong>verschillen</strong> in omgangsvormen van<strong>verschillen</strong>de bevolkingsgroepen zorgen voorspanningen in de buurt 0,16 0,07 0,16 0,14Ik vind het vervelend dat buurtgenoten uit anderebevolkingsgroepen andere opvattingen hebben overhet schoonhouden van deze buurt 0,17 0,12 0,12 0,14De <strong>verschillen</strong> in opvattingen van <strong>verschillen</strong>debevolkingsgroepen over het schoonhouden van debuurt zorgt voor spanningen in deze buurt 0,19 0,13 0,15 0,17Ik vind het vervelend dat jongeren uit anderebevolkingsgroepen zorgen voor overlast in mijnbuurt 0,16 0,13 0,05 0,15Dat jongeren uit andere bevolkingsgroepen zorgenvoor overlast in mijn buurt, zorgt voor spanningenin mijn buurt 0,18 0,13 0,05 0,17Ik voel wel eens spanningen <strong>met</strong> buurtgenoten dieuit andere bevolkingsgroepen dan ikzelf afkomstigzijn 0,26 0,11 0,18 0,16In deze buurt wonen bevolkingsgroepen waar ikniet zo positief over denk 0,29 0,17 0,18 0,25103


Tabel 6 Pearson correlaties, polarisatie-items en O+S stellingennegatief beeld over ….. in de buurtMarokkanenTurkenSurinamersAntilianenmoslimsalloch.Alg.Het geeft mij een onprettig gevoel dat er indeze buurt mensen wonen <strong>met</strong> anderenormen en waarden 0,42 0,26 0,19 0,30 0,37 0,28Dat er in deze buurt mensen wonen <strong>met</strong>andere normen en waarden zorgt voorspanningen in de buurt 0,41 0,21 0,16 0,30 0,32 0,22Ik vind het vervelend dat er in deze buurtmensen wonen die uit een anderebevolkingsgroep komen dan ikzelf 0,40 0,30 0,26 0,37 0,37 0,34In mijn buurt zijn er spanningen tussenmensen uit <strong>verschillen</strong>debevolkingsgroepen 0,35 0,19 0,18 0,26 0,28 0,20Deze spanningen zorgen ervoor dat mensenuit <strong>verschillen</strong>de bevolkingsgroepen inmijn buurt contact <strong>met</strong> elkaar vermijden 0,27 0,12 0,06 0,16 0,16 0,13Het geeft mij een onprettig gevoel dat er indeze buurt bevolkingsgroepen wonen <strong>met</strong>andere normen en waarden 0,47 0,28 0,17 0,33 0,37 0,34Dat de bevolkingsgroepen in deze buurt<strong>verschillen</strong>de normen en waarden hebben,zorgt voor spanningen in de buurt 0,44 0,22 0,10 0,28 0,31 0,25Deze spanningen zorgen ervoor dat mensenuit <strong>verschillen</strong>de bevolkingsgroepen inmijn buurt contact <strong>met</strong> elkaar vermijden 0,43 0,20 0,04 0,25 0,26 0,21Dat bevolkingsgroepen in mijn buurt eensterk <strong>verschillen</strong>de religieuze achtergrondhebben, geeft mij een onprettig gevoel 0,45 0,34 0,13 0,31 0,43 0,33104


Tabel 6 Pearson correlaties, polarisatie-items en O+S stellingen (vervolg)negatief beeld over ….. in de buurtMarokkanenTurkenSurinamersAntilianenmoslimsalloch.Alg.De sterke <strong>verschillen</strong> in religieuzeachtergrond van bevolkingsgroepen in dezebuurt zorgen voor spanningen in de buurt 0,39 0,26 0,09 0,26 0,30 0,24Het geeft mij een onprettig gevoel dat er indeze buurt bevolkingsgroepen wonen <strong>met</strong>andere omgangsvormen 0,43 0,30 0,22 0,36 0,36 0,31De <strong>verschillen</strong> in omgangsvormen van<strong>verschillen</strong>de bevolkingsgroepen zorgenvoor spanningen in de buurt 0,42 0,21 0,14 0,29 0,28 0,22Ik vind het vervelend dat buurtgenoten uitandere bevolkingsgroepen andereopvattingen hebben over het schoonhoudenvan deze buurt 0,38 0,21 0,13 0,33 0,24 0,21De <strong>verschillen</strong> in opvattingen van<strong>verschillen</strong>de bevolkingsgroepen over hetschoonhouden van de buurt zorgt voorspanningen in deze buurt 0,42 0,21 0,12 0,35 0,27 0,24Ik vind het vervelend dat jongeren uitandere bevolkingsgroepen zorgen vooroverlast in mijn buurt 0,48 0,15 0,13 0,32 0,27 0,20Dat jongeren uit andere bevolkingsgroepenzorgen voor overlast in mijn buurt, zorgtvoor spanningen in mijn buurt 0,51 0,17 0,12 0,33 0,29 0,22Ik voel wel eens spanningen <strong>met</strong>buurtgenoten die uit anderebevolkingsgroepen dan ikzelf afkomstigzijn 0,41 0,27 0,21 0,35 0,35 0,28In deze buurt wonen bevolkingsgroepenwaar ik niet zo positief over denk 0,54 0,31 0,25 0,44 0,42 0,32105


Tabel 7 Pearson correlaties polarisatie-items en ervaren onveiligheid en criminaliteit in debuurtcijferonveiliggevoelonveiliggevoelbuurtwoonomgevingcijferleefbaarheidcijferveiligheidjeugdcriminaliteitHet geeft mij een onprettiggevoel dat er in deze buurtmensen wonen <strong>met</strong> anderenormen en waarden. 0,32 0,37 -0,30 -0,44 -0,42 0,36Dat er in deze buurt mensenwonen <strong>met</strong> andere normen enwaarden zorgt voor spanningenin de buurt 0,31 0,35 -0,31 -0,46 -0,44 0,42Ik vind het vervelend dat er indeze buurt mensen wonen dieuit een andere bevolkingsgroepkomen dan ikzelf 0,24 0,27 -0,24 -0,36 -0,35 0,29In mijn buurt zijn erspanningen tussen mensen uit<strong>verschillen</strong>debevolkingsgroepen 0,29 0,33 -0,30 -0,44 -0,44 0,46Deze spanningen zorgen ervoordat mensen uit <strong>verschillen</strong>debevolkingsgroepen in mijnbuurt contact <strong>met</strong> elkaarvermijden 0,18 0,21 -0,13 -0,23 -0,25 0,23Het geeft mij een onprettiggevoel dat er in deze buurtbevolkingsgroepen wonen <strong>met</strong>andere normen en waarden 0,23 0,27 -0,29 -0,41 -0,38 0,40Dat de bevolkingsgroepen indeze buurt <strong>verschillen</strong>denormen en waarden hebben,zorgt voor spanningen in debuurt 0,23 0,30 -0,26 -0,41 -0,41 0,46Deze spanningen zorgen ervoordat mensen uit <strong>verschillen</strong>debevolkingsgroepen in mijnbuurt contact <strong>met</strong> elkaarvermijden 0,24 0,30 -0,19 -0,34 -0,36 0,39Dat bevolkingsgroepen inmijn buurt een sterk<strong>verschillen</strong>de religieuzeachtergrond hebben, geeft mijeen onprettig gevoel 0,20 0,24 -0,28 -0,37 -0,34 0,32106


Tabel 7 Pearson correlaties polarisatie-items en ervaren onveiligheid en criminaliteit in debuurt (vervolg)cijferonveiliggevoelonveiliggevoelbuurtwoonomgevingcijferleefbaarheidcijferveiligheidjeugdcriminaliteitDe sterke <strong>verschillen</strong> inreligieuze achtergrond vanbevolkingsgroepen in dezebuurt zorgen voor spanningenin de buurt 0,18 0,25 -0,27 -0,38 -0,39 0,40Het geeft mij een onprettiggevoel dat er in deze buurtbevolkingsgroepen wonen <strong>met</strong>andere omgangsvormen 0,18 0,25 -0,33 -0,42 -0,37 0,39De <strong>verschillen</strong> inomgangsvormen van<strong>verschillen</strong>debevolkingsgroepen zorgen voorspanningen in de buurt 0,19 0,28 -0,29 -0,41 -0,40 0,47Ik vind het vervelend datbuurtgenoten uit anderebevolkingsgroepen andereopvattingen hebben overschoonhouden buurt 0,18 0,23 -0,22 -0,32 -0,32 0,35De <strong>verschillen</strong> in opvattingenvan <strong>verschillen</strong>debevolkingsgroepen overschoonhouden buurt zorgt voorspanningen in deze buurt 0,26 0,30 -0,22 -0,37 -0,40 0,39Ik vind het vervelend datjongeren uit anderebevolkingsgroepen zorgen vooroverlast in mijn buurt 0,32 0,34 -0,21 -0,32 -0,43 0,50Dat jongeren uit anderebevolkingsgroepen zorgen vooroverlast in mijn buurt, zorgtvoor spanningen in mijn buurt 0,34 0,35 -0,21 -0,34 -0,44 0,52Ik voel wel eens spanningen<strong>met</strong> buurtgenoten die uit anderebevolkingsgroepen dan ikzelfafkomstig zijn 0,31 0,32 -0,23 -0,36 -0,41 0,38In deze buurt wonenbevolkingsgroepen waar ik nietzo positief over denk 0,29 0,34 -0,27 -0,40 -0,41 0,40107


lastigvallenTabel 8 Pearson correlaties polarisatie-items en ervaren criminaliteit in de buurtoverlastbekladdingnafluitenrommeljongerenvernielingslachtofferHet geeft mij een onprettig gevoel dat er indeze buurt mensen wonen <strong>met</strong> anderenormen en waarden. 0,21 0,37 0,27 0,35 0,29 0,32 0,18Dat er in deze buurt mensen wonen <strong>met</strong>andere normen en waarden zorgt voorspanningen in de buurt 0,25 0,39 0,28 0,38 0,30 0,36 0,18Ik vind het vervelend dat er in deze buurtmensen wonen die uit een anderebevolkingsgroep komen dan ikzelf 0,15 0,30 0,18 0,26 0,22 0,26 0,09In mijn buurt zijn er spanningen tussenmensen uit <strong>verschillen</strong>de bevolkingsgroepen 0,26 0,44 0,31 0,38 0,30 0,42 0,15Deze spanningen zorgen ervoor dat mensenuit <strong>verschillen</strong>de bevolkingsgroepen in mijnbuurt contact <strong>met</strong> elkaar vermijden 0,14 0,23 0,11 0,19 0,14 0,25 0,09Het geeft mij een onprettig gevoel dat er indeze buurt bevolkingsgroepen wonen <strong>met</strong>andere normen en waarden 0,17 0,32 0,25 0,34 0,25 0,29 0,13Dat de bevolkingsgroepen in deze buurt<strong>verschillen</strong>de normen en waarden hebben,zorgt voor spanningen in de buurt 0,24 0,39 0,28 0,39 0,25 0,36 0,15Deze spanningen zorgen ervoor dat mensenuit <strong>verschillen</strong>de bevolkingsgroepen in mijnbuurt contact <strong>met</strong> elkaar vermijden 0,22 0,37 0,16 0,28 0,22 0,34 0,15Dat bevolkingsgroepen in mijn buurt eensterk <strong>verschillen</strong>de religieuze achtergrondhebben, geeft mij een onprettig gevoel 0,17 0,33 0,21 0,29 0,21 0,27 0,10108


Tabel 8 Pearson correlaties polarisatie-items en ervaren criminaliteit in de buurt (vervolg)overlastbekladdingnafluitenrommeljongerenvernielinglastigvallenslachtofferDe sterke <strong>verschillen</strong> in religieuzeachtergrond van bevolkingsgroepen in dezebuurt zorgen voor spanningen in de buurt 0,24 0,38 0,26 0,35 0,22 0,30 0,13Het geeft mij een onprettig gevoel dat er indeze buurt bevolkingsgroepen wonen <strong>met</strong>andere omgangsvormen 0,21 0,33 0,25 0,34 0,29 0,32 0,15De <strong>verschillen</strong> in omgangsvormen van<strong>verschillen</strong>de bevolkingsgroepen zorgenvoor spanningen in de buurt 0,27 0,40 0,28 0,38 0,29 0,36 0,16Ik vind het vervelend dat buurtgenoten uitandere bevolkingsgroepen andereopvattingen hebben over het schoonhoudenvan deze buurt : 0,22 0,32 0,29 0,31 0,18 0,23 0,10De <strong>verschillen</strong> in opvattingen van<strong>verschillen</strong>de bevolkingsgroepen over hetschoonhouden van de buurt zorgt voorspanningen in deze buurt 0,25 0,35 0,27 0,34 0,21 0,29 0,12Ik vind het vervelend dat jongeren uit anderebevolkingsgroepen zorgen voor overlast inmijn buurt 0,28 0,42 0,28 0,57 0,24 0,37 0,16Dat jongeren uit andere bevolkingsgroepenzorgen voor overlast in mijn buurt, zorgtvoor spanningen in mijn buurt 0,29 0,44 0,28 0,56 0,25 0,39 0,16Ik voel wel eens spanningen <strong>met</strong>buurtgenoten die uit anderebevolkingsgroepen dan ikzelf afkomstig zijn 0,23 0,38 0,21 0,36 0,25 0,37 0,19In deze buurt wonen bevolkingsgroepenwaar ik niet zo positief over denk 0,22 0,38 0,23 0,40 0,27 0,34 0,15109


Tabel 9 Pearson correlaties polarisatie-items en vijf vertrouwensitems Verwey-Jonker1. 2. 3. 4. 5.Het geeft mij een onprettig gevoel dat er in dezebuurt mensen wonen <strong>met</strong> andere normen enwaarden -0,41 -0,27 -0,19 -0,39 -0,42Dat er in deze buurt mensen wonen <strong>met</strong> anderenormen en waarden zorgt voor spanningen in debuurt -0,41 -0,25 -0,19 -0,35 -0,42Ik vind het vervelend dat er in deze buurt mensenwonen die uit een andere bevolkingsgroep komendan ikzelf -0,29 -0,18 -0,17 -0,40 -0,34In mijn buurt zijn er spanningen tussen mensenuit <strong>verschillen</strong>de bevolkingsgroepen -0,36 -0,24 -0,22 -0,33 -0,35Deze spanningen zorgen ervoor dat mensen uit<strong>verschillen</strong>de bevolkingsgroepen in mijn buurtcontact <strong>met</strong> elkaar -0,19 -0,13 -0,11 -0,21 -0,25Het geeft mij een onprettig gevoel dat er in dezebuurt bevolkingsgroepen wonen <strong>met</strong> anderenormen en waarden -0,41 -0,30 -0,16 -0,45 -0,46Dat de bevolkingsgroepen in deze buurt<strong>verschillen</strong>de normen en waarden hebben, zorgtvoor spanningen in de buurt -0,39 -0,27 -0,17 -0,39 -0,45Deze spanningen zorgen ervoor dat mensen uit<strong>verschillen</strong>de bevolkingsgroepen in mijn buurtcontact <strong>met</strong> elkaar vermijden -0,30 -0,23 -0,15 -0,36 -0,44Dat bevolkingsgroepen in mijn buurt een sterk<strong>verschillen</strong>de religieuze achtergrond hebben,geeft mij een onprettig gevoel -0,31 -0,25 -0,16 -0,39 -0,38De sterke <strong>verschillen</strong> in religieuze achtergrondvan bevolkingsgroepen in deze buurt zorgenvoor spanningen in de buurt -0,31 -0,23 -0,16 -0,36 -0,33Het geeft mij een onprettig gevoel dat er in dezebuurt bevolkingsgroepen wonen <strong>met</strong> andereomgangsvormen -0,39 -0,30 -0,17 -0,44 -0,41110


Tabel 9 Pearson correlaties polarisatie-items en vijf vertrouwensitems Verwey-Jonker (vervolg)1. 2. 3. 4. 5.De <strong>verschillen</strong> in omgangsvormen van<strong>verschillen</strong>de bevolkingsgroepen zorgen voorspanningen in de buurt -0,36 -0,27 -0,17 -0,36 -0,38Ik vind het vervelend dat buurtgenoten uit anderebevolkingsgroepen andere opvattingen hebbenover het schoonhouden van deze buurt -0,22 -0,18 -0,11 -0,30 -0,30De <strong>verschillen</strong> in opvattingen van <strong>verschillen</strong>debevolkingsgroepen over het schoonhouden van debuurt zorgt voor spanningen in deze buurt : -0,27 -0,20 -0,13 -0,36 -0,37Ik vind het vervelend dat jongeren uit anderebevolkingsgroepen zorgen voor overlast in mijnbuurt -0,27 -0,18 -0,18 -0,34 -0,36Dat jongeren uit andere bevolkingsgroepenzorgen voor overlast in mijn buurt, zorgt voorspanningen in mijn buurt -0,28 -0,20 -0,19 -0,36 -0,38Ik voel wel eens spanningen <strong>met</strong> buurtgenotendie uit andere bevolkingsgroepen dan ikzelfafkomstig zijn -0,30 -0,21 -0,17 -0,47 -0,46In deze buurt wonen bevolkingsgroepen waar ikniet zo positief over denk -0,35 -0,20 -0,21 -0,51 -0,451 = Ik voel mij thuis bij de mensen die in deze buurt wonen2 = Ik woon in een gezellige buurt waar veel saamhorigheid is3 = Als ik op vakantie ga dan durf ik mijn huissleutel aan de buren toe te vertrouwen4 = Ik heb evenveel vertrouwen in buurtgenoten die mijn cultuur delen als inbuurtgenoten die uit een andere cultuur afkomstig zijn5 = In deze buurt gaan mensen uit <strong>verschillen</strong>de bevolkingsgroepen op een prettigemanier <strong>met</strong> elkaar om111


Tabel 10 Factoranalyse acht nieuwe polarisatie-itemsladingfactor 1Ik voel wel eens spanningen <strong>met</strong> buurtgenoten die uit anderebevolkingsgroepen dan ikzelf afkomstig zijn 0,82In deze buurt wonen bevolkingsgroepen waar ik niet zo positief over denk 0,76De sterke <strong>verschillen</strong> in religieuze achtergrond van bevolkingsgroepen in dezebuurt zorgen voor spanningen in de buurt 0,73Het geeft mij een onprettig gevoel dat er in deze buurt bevolkingsgroepenwonen <strong>met</strong> andere normen en waarden 0,80Het geeft mij een onprettig gevoel dat er in deze buurt bevolkingsgroepenwonen <strong>met</strong> andere omgangsvormen 0,72Dat jongeren uit andere bevolkingsgroepen zorgen voor overlast in mijn buurt,zorgt voor spanningen in buurt 0,67De <strong>verschillen</strong> in opvattingen van <strong>verschillen</strong>de bevolkingsgroepen over hetschoonhouden van de buurt zorgt voor spanningen in deze buurt 0,77Deze spanningen zorgen ervoor dat mensen uit <strong>verschillen</strong>debevolkingsgroepen in mijn buurt contact <strong>met</strong> elkaar vermijden 0,73Tabel 11 Pearson Correlaties tussen de acht gekozen polarisatie-items1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.1.Ik voel wel eens spanningen <strong>met</strong> buurtgenotendie uit andere bevolkingsgroepen danikzelf afkomstig zijn 1,002. In deze buurt wonen bevolkingsgroepenwaar ik niet zo positief over denk 0,56 1,003. De sterke <strong>verschillen</strong> in religieuze achtergrondvan bevolkingsgroepen in deze buurtzorgen voor spanningen in de buurt 0,50 0,54 1,004. Het geeft mij een onprettig gevoel dat er indeze buurt bevolkingsgroepen wonen <strong>met</strong>andere normen en waarden 0,70 0,49 0,55 1,005. Het geeft mij een onprettig gevoel dat er indeze buurt bevolkingsgroepen wonen <strong>met</strong>andere omgangsvormen 0,48 0,52 0,43 0,44 1,006. Dat jongeren uit andere bevolkingsgroepenzorgen voor overlast in mijn buurt, zorgtvoor spanningen in buurt 0,44 0,39 0,39 0,42 0,43 1,007. De <strong>verschillen</strong> in opvattingen van<strong>verschillen</strong>de bevolkingsgroepen over hetschoonhouden van de buurt zorgt voorspanningen in deze buurt 0,56 0,45 0,45 0,56 0,50 0,55 1,008. Deze spanningen zorgen ervoor datmensen uit <strong>verschillen</strong>de bevolkingsgroepenin mijn buurt contact <strong>met</strong> elkaar vermijden 0,49 0,48 0,47 0,52 0,48 0,42 0,46 1,00112


Tabel 12 Scores op de acht nieuwe polarisatie-items, extra testfase%spanningenbuurtgenoten1.% bevolkingsgroepenniet zo positief2.%spanningen doorreligieuze<strong>verschillen</strong>3.%vervelend gevoelanderenormen/waarden4.helemaal meeeens 3,6 5,0 4,6 3,6mee eens 13,6 13,2 14,6 7,9neutraal 19,5 23,5 23,2 21,5mee oneens 35,4 33,4 30,8 38,4helemaal meeoneens 16,9 14,9 10,6 18,5weet niet / geenmening 10,9 9,9 16,2 9,9totaal 100,0 100,0 100,0 100,0online O+Spanel(helemaal)mee eens17%(22% VM)18%(21% VM) 7% 10%% spanningendoor overlastjongeren5.% onprettig gevoelandereomgangsvormen6.% spanningendoor schoonhoudenbuurt7.% contactvermijdingdoorspanningen8.helemaal meeeens 4,6 3,0 5,0 2,0mee eens 14,6 7,9 17,2 8,9neutraal 23,2 24,2 22,2 25,2mee oneens 30,8 37,7 28,1 33,1helemaal meeoneens 10,6 14,9 8,6 13,6weet niet / geenmening 16,2 12,3 18,9 17,2totaal 100,0 100,0 100,0 100,0online O+Spanel(helemaal)mee eens 18% 10% 12% 3%113


114


6 LiteratuurAdang, O, Quint, H. & Van der Wal, R. (2010). Zijn wij anders? WaaromNederland geen grootschalige etnische rellen heeft. Amsterdam: ReedBusiness.Adriaanse, C. (2004). Succesfactoren van wijken die werken. Delft: OTBTU Delft.Allport, G.W. (1954). The nature of prejudice. Reading, MA: AddisonWestley.Billiet, J., Eisinga, R. & Scheepers, P. (1992). Etnocentrisme in de LageLanden, opinies over eigen en ander volk in Nederland en Vlaanderen.Sociologische Gids, 38 (5/6), 300-323.Billig, M., Condor, S., Edwards, D., Gane, M., Middleton, D.J. andRadley, A. (1988). Ideological Dilemmas: A Social Psychology ofEveryday Thinking. London: Sage.Blokland-Potters, T. (1998). Wat stadsbewoners bindt. Sociale relaties ineen achterstandswijk. Kampen: Kok Agora.Blokland-Potters, T. (2000). Politiek als curiositeit. Over milieu,dominantie en politieke participatie. In F. Hendriks en P. Tops (redactie)Stad in spagaat. Institutionele innovatie in het stadsbestuur (pp. 81-96).Assen: Van Gorcum.Blokland-Potters, T. (2006). Het sociaal weefsel van de stad. Cohesie,netwerken en korte contacten. Oratie. Erasmus Universiteit Rotterdam.Blokland-Potters, T. (2007). De halve wereld achter de voordeur, hetopbouwwerk op straat. MO Samenlevingsopbouw, 26 (215), 32-39.Blokland, T. (2008). Oog voor elkaar. Veiligheidsbeleving en socialecontrole in de grote stad. Amsterdam: Amsterdam University Press.Boers, J. (2008). Angst en vertrouwen. Het effect van positieve ennegatieve factoren op veiligheidsbeleving. Amsterdam: Vrije Universiteit.Boers, J., Steden, R. van, & Boutellier, H. (2008). Het effect vanpositieve en negatieve factoren op veiligheidsbeleving: Een kwantitatieve115


studie onder inwoners van Amsterdam. Tijdschrift voor Veiligheid, 7(3),34-52.Bolt, G. & Torrance, M.I. (2005). Stedelijke herstructurering en socialecohesie. Utrecht: Nethur.Bolt, G., Van Kempen, R. & Van Beckhoven, E. (2008). Oorzaken vanbuurtverval. In: Bloei en verval van vroeg-naoorlogse wijken. Den Haag:Nicis Institute.Boutellier, H., Wonderen, R. van, Tan, S., Groot, I. de & S. Nieborg(2007). Sociaal vertrouwen in Oud-Zuid. Literatuurverkenning enontwikkeling van een meetinstrument. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut.Brink, G. van den, & Schuyt, K. (2003). Van kwaad tot erger: wordt hetgeweld nu ook gedemocratiseerd? In: Schuyt, K. & Brink, G. van den(redactie). Publiek geweld. Amsterdam: Amsterdam University Press.Bruinsma, G.J.N. & Bernasco, G. (2004). De stad en sociale onveiligheid,een state-of-the-art van wetenschappelijke kennis in Nederland. Leiden:Nederlands Centrum Criminaliteit en Rechtshandhaving.CCV (2010). Trendsignalement Maatschappelijke Veiligheid.Dagevos, J. (2005). Gescheiden werelden. De etnische signatuur vanvrijetijdscontacten van minderheden. Sociologie, 1 (1), 52-69.Eisinga, R en P. Scheepers (1989). Etnocentrisme in Nederland.Theoretische en empirische modellen. Nijmegen: ITS.Elias, N. & Scotson, J.L. (1965). The established and the outsiders: asociological inquiry into community problems. London: Frank Gass.Engbersen, R. & Engbersen, G. (2008). Voorbij de wijk. Over oudevragen en nieuwe antwoorden voor de aanpak van vroeg-naoorlogsewijken. In: Bloei en verval van vroeg-naoorlogse wijken. Den Haag:Nicis Institute.Falter, J.W. (1991). Hitlers wähler. München: Verlag C.H. Beck.Gemert, F. van (2006). Leven op het breukvlak. Essay: Jeugdgroepen inconflict. Secondant, 20 (3/4), 40-45.116


Gesthuizen, M., Van der Meer, T., & Scheepers, P. (2009). Ethnicdiversity and social capital in Europe: tests of Putnam's thesis inEuropean countries. Scandinavian Political Studies, 32 (2), 121-142.Gijsberts, M. (2005). Opvattingen van autochtonen en allochtonen overde multi-etnische samenleving’. In: Jaarrapport Integratie 2005 (pp. 189-205). Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau/WODC/CentraalBureau voor de Statistiek.Gijsberts, M. en J. Dagevos (2007). Interventies voor integratie. Hettegengaan van etnische concentratie en het bevorderen van interetnischcontact. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.Gowricharn, R. (2002). Integration and social cohesion: The case of theNetherlands. Journal of Ethnic and. Migration Studies, 28(2), 259–273.Hart, J. de (2002). Theoretische uitgangspunten, conceptualisering endoelstellingen. In: J. de Hart, F. Knol, C. Maas-de Waal & T. Roes(redactie). Zekere banden. Sociale cohesie, leefbaarheid, veiligheid (pp.3-30). Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP).Hooghe, M. (2007). Ethnocentrism. In: International Encyclopedia of theSocial Sciences. Philadelphia: MacMillan Reference.Innes, M. (2005). Why ‘soft’ policing is hard: On the curiousdevelopment of Reassurance Policing, how it became NeighbourhoodPolicing and what this signifies about the politics of police reform.Journal of Community and Applied Social Psychology, 15 (3), 156-169.Jong, de J.D.A. (2007). Kapot moeilijk : een etnografisch onderzoek naaropvallend delinquent groepsgedrag van 'Marokkaanse' jongens.Amsterdam: Aksant.Kluft, M. (2009). Professionaliteit verankerd. Vraagstuk A: Versterkingvan sociale cohesie. Utrecht: Movisie.Laan Bouma-Doff, W. van der, 2005. De buurt als belemmering? Assen:Van Gorcum.Lancee, B. & Dronkers, J. (2008). Ethnic diversity in neighborhoods andindividual trust of immigrants and natives: A replication of Putnam(2007) in a West-European country. Paper presented at the International117


Conference on Theoretical Perspectives on Social Cohesion and SocialCapital.Levine, R. A. and Campbell, D. T. (1972). Ethnocentricism: theories ofconflict, ethnic attitudes and group behavior, New York: Wiley.Linville, P.W., & Fischer, G.W. (1993). Exemplar and abstractionprocesses of perceived group variability and stereotypicality. SocialCognition, 11, 92-125.Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (2007).Actieplan Polarisatie en Radicalisering 2007-2010.Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (2008).Trendanalyse polarisatie en radicalisering.Morenoff, J.D., Sampson, R.J. & Raudenbush, S.W. NeighborhoodInequality, Collective Efficacy, and the Spatial Dynamics of Homicide.Criminology 39(3), 517-560.Niekerk, M. van, Sunier, T. & Vermeulen, H. (1989). Bekende vreemden:Surinamers, Turken en Nederlanders in een naoorlogse wijk. Amsterdam:Het Spinhuis.Oirschot, van L. & Slot J. (2010). Verschillende voorspellers vanvertrouwen in de buurt. Sociale cohesie in Amsterdam. Nog nietgepubliceerd.Oppelaar, J. & Wittebrood, K. (2006). Angstige burgers? Dedeterminanten van gevoelens van onveiligheid onderzocht. Den Haag:Sociaal en Cultureel Planbureau.Pettigrew, T.F. (1998). Intergroup contact theory. Annual Review ofPsychology, 49, 65-85.Putnam, R.D. (2000). Bowling alone: The collapse and revival ofAmerican community. New York: Simopn and Schuster.Putnam, R. D. (2007). E Pluribus Unum: Diversity and community in thetwenty-first century. The 2006 Johan Skytte prize lecture. ScandinavianPolitical Studies, 30(2), 137-174.118


Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (2004). Sociale veiligheidorganiseren, naar herkenbaarheid in de publieke ruimte. Den Haag: Raadvoor Maatschappelijke Ontwikkeling.Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (2005a). Eenheid,verscheidenheid en binding. Over concentratie en integratie van etnischeminderheden in Nederland. Den Haag: Sdu.Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (2005b). Niet langer <strong>met</strong> deruggen tegen elkaar. Een advies over verbinden. Den Haag: Sdu.Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (2009). De wijk nemen. Eensubtiel samenspel van burgers, maatschappelijke organisaties enoverheid. Amsterdam: SWP.Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (2009). Polarisatie.Bedreigend en verrijkend. Amsterdam: SWP.Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (2009). Polariseren binnenonze grenzen. Amsterdam: SWP.Sampson, R. J. & Groves, W. B. (1989). Community structure and crime:testing social-disorganization theory. The American Journal of Sociology,94, 774-802.Sampson R.J., Raudenbusch, S.W & Earls, F. (1997). Neighborhoods andViolent Crime: a multilevel study of collective efficacy. Science,277(5328), 918- 924.Sampson, R. J. & Raudenbush, S. W. (2004). The Social Structure ofSeeing Disorder. Social Psychology Quarterly. 67(4) 319-342.Scheepers, P., Felling, A. & Peters, J. (1990) Social conditions,authoritarianism and ethnocentrism; a theoretical model of the earlyFrankfurt School updated and tested. European Sociological Review, 6(1), 15-29.Scheepers, P., Felling, A. & Peters, J. (1989) Etnocentrisme in Nederland,theoretische bijdragen empirisch getoetst. Sociologische Gids, 36 (1), 31-47.Schillemans, T. & Verhagen, S. (2005). Van spreidingsbeleid naarverleidingsbeleid. Socialisme & Democratie, 62 (9), 13–22.119


Schrijenberg, A. (2006). Etnische Concentratie en Tolerantie: Contact ofCompetitie? Over de invloed van etnische concentratie en socialekenmerken op de houding van autochtonen ten aanzien van etnischeminderheden. Afstudeerscriptie. Tilburg: Universiteit van Tilburg,Faculteit der Sociale Wetenschappen.Schuyt, K. (2003). Jeugd, criminaliteit en geweld: naar eeninterdisciplinair programma van onderzoek. In: Schuyt, K. & Brink, G.van den (redactie). (2003). Publiek geweld. Amsterdam: AmsterdamUniversity Press.Shadid, W.A. (1998). Grondslagen van interculturele communicatie.Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum.Shaw, C. & McKay, H.D. (1942). Juvenile Delinquency and UrbanAreas. Chicago: University of Chicago Press.Sherif, M. (1967). Group Conflict and Cooperation. London: Routledge& Kegan Paul.Sociaal en Cultureel Planbureau (2007). Interventies voor integratie. Hettegengaan van etnische concentratie en bevorderen van interetnischcontact. Den Haag: SCP.Sociaal en Cultureel Planbureau (2009). Sociale veiligheid ontsleuteld.Veronderstelde en werkelijke effecten van veiligheidsbeleid. Den Haag:SCP.Stokkom, B. van (2008). Bange burgers, doortastende dienstverleners. In:H. Boutellier en R. Van Steden (redactie). Veiligheid en burgerschap ineen netwerksamenleving. Den Haag: Boom juridische uitgevers.Sztompka, P. (1999). Trust: a sociological theory. Cambridge:Cambridge University Press.Tajfel, H. (1982). Social psychology of intergroup relations. AnnualReview of Psychology, 33, 1-39.Tolsma, J., Van der Meer, T. & Gesthuizen, M. (2009). The impact ofneighbourhood and municipality characteristics on social cohesion in theNetherlands. Acta Politica, 44, (3), 286-313.120


Turner, J. C. (1999). Some current Issues in Research on Social Identityand Self-categorization Theories. In Ellemers, N., Spears, R. & Doosje,B. (Eds.), Social Identity. Oxford: Blackwell.Uitermark, J., & Duyvendak, J.W. (2006). Ruimte maken voorstraatburgerschap. Rotterdam: Projectbureau Sociale IntegratieGemeente Rotterdam.Uitermark, J. en Duyvendak J.W. (2006) Sociale integratie: straataanpakin de praktijk. B3. Essay Mensen maken de stad. Ruimte maken voorstraatburgerschap. Amsterdam/Rotterdam: Universiteit vanAmsterdam/Gemeente Rotterdam.Verkuyten, M. (1997). Redelijk racisme. Gesprekken over allochtonen inoude stadswijken. Amsterdam: Amsterdam University Press.Verkuyten, M. (2007). Religious Group Identification and Inter-ReligiousRelations: A Study Among Turkish-Dutch Muslims. Group processesand Intergroup Relations, 10 (3), 342-357.VROM-Raad (2006). Stad en Stijging. Sociale stijging als leidraad voorstedelijke vernieuwing. Den Haag: VROM-raad.Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (2005). Vertrouwen inde buurt. Amsterdam: Amsterdam University Press.Wilsem, J. van (2003). Onbedoelde gevolgen van inbraakpreventie? Eenempirische studie naar doelwitverplaatsing en delictverplaatsing vanslachtofferschap. Tijdschrift voor Veiligheid en Veiligheidszorg, 2 (1), 27-43.Wonderen, R. van (2008). Naar een monitor polarisatie en sociaalvertrouwen tussen bevolkingsgroepen. Tijdschrift voor Veiligheid (7) 1,60-65.Wonderen, R. van & Boutellier, H. (2007). Sociaal vertrouwen in deMarathonbuurt. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut.Wonderen, R. van & Engbersen, R. (te verschijnen in 2010). Werken aanhet wegnemen van mistrust. SEV-experiment Veilige Wijken afgerond.Tijdschrift voor de Volkshuisvesting.121


Wonderen, R. van & Magry. (2008). Polarisatie en sociaal vertrouwen inde buurt: een oriënterend onderzoek in zes gemeenten naar de aanpakvan polarisatie en sociaal vertrouwen. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut.122

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!