rïrsj e*-).

382 Avond Gebd voor den Sabbat.de Hirub (101) geftelt en de fabbatslichtenaangeftoken moeten worden. Zo men in twyfelis of het reeds duister is, dan niet, zalmen de eetwaaren, waar van men verzekertis, niets van afgezondert te hebben, niet vertienen;de vaten niet reinigen noch de lichtenaanfteeken: maar van de, voor vast nochniet vertiende, eetwaaren een tiende afzonderen,de Hirub plaatfen, en de fpyze welkemen des Sabbats heet wil nuttigen, in dedaar toe bereide plaatfen ftellen.nn rpj?Myne Geloofsgenooten! laat ons gczaamentlykden Rustdag te gemoed treeden: laaten wyons bereiden den Sabbat te vieren.Daar de HEERE , wiens Naam en WeezenEen is, en Wien alle eerbied, luister en lof,behooren, ons, in één enkel Godfpraak, hetwaarneemen en herinneren van dien Gedenkdagbevolen heeft.Ja laat ons den Sabbat te gemoed treeden:den Sabbat eene bron van zegen, zedert dealoudheid ingeftelt; praaiende offchoon na hetfcheppingswerk gebooren , als cerfteling inGods voorbefchikking.Koninglyke Stad, Zetel des Heiligdoms! ver-C IOT ) Hirub avfl? van a-w harab vermengen. Deezeis insgelyks een der Rabbynfche Geboden, ingefteltter oorzaake dat het aan gebuurcn , in eene afgefchutteplaats veroorlooft zoude zyn , elkander des Sabbatshet nodige te kunnen overzenden. Zie Nota i. enwyders Beth Jofeph ifte Deel. Hoofdft. 366 en volg.