Staat van het

lotf GENERAAL RAPPORT VAN•sde Afd, Volgens de opgaave daar by gedaan, zouden. CemKas. alle de nog onafgeftorven Lyfrenten te zaameugenoomen jaarlyks bedraagcn de fomma vanƒ74164 - 2 - 4; waar onder gevonden wordenƒ2149,'.-13-1. van de Lyfrenten die voorlietjaar 1744 uit bet Subfidie der Barrière wierdenbetaald; dan op pag 54 is aangemerkt, dat byliet cesfeercn der betaaling van dit Subfidie dcProvinciën en bet Landfchap Drenthe haddenovcrgcnoomen en zederd jaarlyks tot op heedenten Comptoire Generaal der Unie gefumeerdeene fomma van ƒ202406-19-3. en dat van diefom ƒ 111776-19-3 moest ftrekken voor debetaaling der jaarlykfche Lyfrenten: dit maaktAis een verfchil van ƒ90278-6-2 het geen UHoog Mog. niet zal verwonderen, wanneer zyconfiderecren het notabel verfterf en de daar uitgevolgde vermindering , welke in een tydvakvan 42 jaaren noodwendig moest plaats hebben;Misfehicn zal men echter vraagen, waarom ditverfterf aan de Provinciën van jaar tot jaar nietis goed gedaan, even zoo als de Raad gewoonis te doen met het verfterf der overige voor reekeningder Provinciën loopende, aangezien uitvergelyking van de grootte der fom van de Lyfrententhands nog voor onafgeftorven opgegeeven,met de fom door de Provinciën jaarlyksgefurneerd, ten duidelykftc blykt, dat de Provinciënmeerder aan de Generaliteit hebben betaald,dan de Generaliteit aan de Houders vanLyfrenten,Deeze bedenking fchynt met regt te kunnengemaakt worden , wy remarquecren daarom ,eot wegneeming van dezelve. Dat de Raad ditmeerder betaalde heeft geëmployeerd, om aande Generaliteits Kas zoo veel mogelyk vergoedingte bezorgen van de aanzienlyke fommengelds, zeederd het jaar 1744 uit het OrdinarisInkomen van de Generaliteit by kening betaald,dje bevoorens uit het fubfidie der Barrière waren