11.07.2015 Views

2008 - Ziekenhuis Oost-Limburg

2008 - Ziekenhuis Oost-Limburg

2008 - Ziekenhuis Oost-Limburg

SHOW MORE
SHOW LESS
  • No tags were found...

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Zorg voor kwaliteit en patiëntveiligheid >2. Aandacht voor zorg2.1. Psycho-sociale zorgDe Epsoma-psychologen zijn actief op alle afdelingen van hetziekenhuis en worden geconfronteerd met alle mogelijkemedische pathologieën. Om in deze werking efficiëntie envervangbaarheid te koppelen aan een hoge graad van specialismeis bewust gekozen om alle psychologen vast te linkenaan enkele ‘niche-afdelingen’, waar ze de eerste aanspreekpersonenzijn, en alsdusdanig voldoende ervaring en expertisekunnen uitbouwen. Anderzijds heeft iedere psycholoogeen gedeelde verantwoordelijkheid met betrekking tot afdelingenwaar nog geen vast multidisciplinair overleg of geformaliseerdsamenwerkingsmodel mee is opgezet. Hiertoewerd een ad hoc regeling uitgewerkt. Voor verschillendepatiëntengroepen bestaan er ondertussen tandemfuncties. Zowerd in de loop van <strong>2008</strong> ook voor de cardiale patiënt defunctie ontdubbeld, waardoor de continuïteit van zorggewaarborgd wordt.De intense samenwerking tussen sociaal verpleegkundigen,psychologen en liaisonpsychiater wordt steeds verder gezet.De voorbereidingen voor een geïntegreerd elektronisch psycho-sociaaldossier worden gelegd.Het totaal aantal dossiers opgevolgd door sociaal verpleegkundigenvan de dienst patiëntenbegeleiding bedroeg 9.368in <strong>2008</strong> waarbij er een duidelijke toename wordt vastgesteldvan sociale intakes wat betreft cardiale revalidatiedossiers.■ Guido van Hamme, teamcoördinator psychologie:“Om in de psycho-sociale zorg efficiëntie en vervangbaarheidte koppelen aan een hoge graad van specialisme iservoor gekozen om alle psychologen te linken aan ‘nicheafdelingen’.Daar zijn ze de eerste aanspreekpersonen enals dusdanig kunnen ze voldoende ervaring en expertiseuitbouwen.”2.2. Diëtiste en psychologe op IVFBij de opstart van IVF-behandelingen krijgt elk koppel eengesprek met zowel de IVF-consulente, de psychologe ensinds vorig jaar ook de diëtiste.De diëtiste informeert het koppel over enkele levensstijlprincipesdie invloed kunnen hebben op de vruchtbaarheid. Zokomt voeding als gespreksonderwerp naar voren, maar ookonderwerpen zoals de invloed van roken op de vruchtbaarheiden het belang van voldoende beweging.2.3. WelbevindenmeterPsychologische problemen bij kankerpatiënten in remissiekomen frequent voor, maar gaan nog té vaak onopgemerktvoorbij aan zorgverleners. Na de acute fase van diagnose,ingreep en nabehandeling, belanden patiënten vaak in hetgekende ‘zwarte gat’: de medische controles verminderenimmers en de aandacht en ondersteuning van de omgevingneemt af. Psychologische en andere problemen nemen echtertoe, zo blijkt uit een bevraging bij onze borstkankerpatiënten.Sinds eind 2007 pogen de onco-psychologen via deWelbevindenmeter in het borstcentrum continuïteit van zorgaan te bieden, tot ver na de acute fase. DeWelbevindenmeter is een gevalideerd screeningsinstrumentdat is afgeleid van de Amerikaanse Distress thermometer(NCCN, 2003). De welbevindenmeter wordt twee keer aanonze borstkankerpatiënten aangeboden: een eerste metingvindt plaats gemiddeld 7 weken na de operatie. Een tweedemeting volgt na gemiddeld 10 maanden.De preliminaire resultaten bevestigen de toename in eenaantal probleemgebieden. De meest opvallende toenamesitueert zich binnen de lichamelijke problemen, zoals pijn envermoeidheid (35 à 40%). Daarnaast wordt over de hele lijneen toename vastgesteld wat betreft psychologische problemenen/of problemen met de omgeving. Dertig à 40% vande borstkankerpatiënten geeft bij een tweede meting aansignificante zorgen, angsten, prikkelbaarheid en eenzaamheidte ervaren. Vlak na de ingreep zijn deze problemen aanwezigbij ‘slechts’ 5 à 15% van de patiënten. Bij een eerste metingervoer 53% van de patiënten significant verhoogde algemenelast, bij een tweede meting was dit percentage toegenomentot 72%.In dezelfde zin zien de onco-pychologen ook een toename inhulpvragen na verloop van tijd. Bij een eerste bevragingvroeg 9% naar bijkomende ondersteuning. Bij een tweedemeting vroeg reeds 23% om verdere hulp. Afhankelijk van deaard van de problemen, worden patiënten vervolgens gecontacteerddoor de borst- of sociaal verpleegkundige of de psychologe.Van daaruit worden zij georiënteerd naar de meestgepaste hulp.De welbevindenmeter is een eenvoudig te gebruiken enuiterst nuttig instrument gebleken. Hiermee slagen de oncopsychologenerin tegemoet te komen aan de noden van onzepatiënten, op een laagdrempelige en gerichte wijze. Hetbevordert de communicatie tussen patiënt en zorgverlener enbiedt de vaak onontbeerlijke zorg aan na de acute fase. Hetgebruik van dit instrument is dan ook systematisch opgenomenin de werking.De resultaten van dit pilootonderzoek heeft de oncopsychologenvan het ZOL er tevens toe aangezet om het gebruik vandeze welbevindenmeter binnen meerdere oncologische patiëntengroepente implementeren.■ Sabine Markovitz, psychologe: “De welbevindenmeteris eenvoudig in gebruik en uiterst nuttig. Geschikt omtegemoet te komen aan de noden van onze patiënten, opeen laagdrempelige en gerichte wijze. Het bevordert decommunicatie tussen patiënt en zorgverlener en biedt devaak onontbeerlijke zorg, na de acute fase.”2.4. Bariatrische heelkunde:multidisciplinaire omkaderingSinds begin <strong>2008</strong> wordt elke kandidaat voor obesitaschirurgiedoor een multidisciplinair team met een chirurg, een endocrinoloog,een diëtiste en een psycholoog gezien. De chirurgbespreekt met de patiënt de heelkundige mogelijkheden ende procedure. De endocrinoloog bekijkt de medische proble-10 <strong>Ziekenhuis</strong> <strong>Oost</strong>-<strong>Limburg</strong> I Jaarverslag <strong>2008</strong>

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!