12.07.2015 Views

Beschikking Wet milieubeheer - ProRail

Beschikking Wet milieubeheer - ProRail

Beschikking Wet milieubeheer - ProRail

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

eperkt kwetsbaar object op perceel F 1799 slechts op de rand binnen risicocontour ligt en enkel sprakekan zijn van matig tot zware industriële activiteiten, vinden we het aanvaardbaar dit risico te vergunnen.Het groepsrisico ligt onder de oriënterende waarde. Deze waarden zijn opgenomen in de Nota 'Omgaanmet risico's'. Wij vinden het groepsrisico aanvaardbaar omdat dit onder de oriënterende waarde ligt enhet aanwezige risico met name betrekking heeft op groepen minder dan 10 personen.De risicoanalyse is ter advies voorgelegd aan de Provincie Zeeland. De provincie merkt op 24 januari2004 het volgende op:1. de risico-contour voor plaatsgebonden risico ligt buiten de inrichtingsgrens hetgeen zorgvuldigheidvereist. Rekening dient te worden gehouden of nu ofwel in de toekomst sprake kan zijn van eengevoelige bestemming. Tevens dient te worden getoetst of er in het kader van Openbare Ruimteontwikkelingen ter plaatse zijn;2. er is geen toekomstprognose gemaakt;3. er is geen verkeersaantrekkende werking/transportrisico's beschouwd;4. de verblijfsduur op het emplacement wordt voorgesteld deze te limiteren tot een redelijk niveau;5. de risico-analyse is doorgerekend met vergunde waarden van toeleveranciers van onder andereHydro Agri Sluiskil (heden Yara Sluiskil b.v.). De actuele situatie is echter 10 % van hetgeen isopgegeven in de aanvraag. De Provincie adviseert om enkel de actuele situatie te vergunnen ofwelde 10-6 contour op de terreingrens met inachtname dat er geen hoge transportrisico's naar hetachterland worden verbonden. In de vergunningaanvraag wordt veel milieuruimte geclaimd.6. zeer toxische gassen zoals chloor uitsluiten in de vergunning7. toetsen aan het plan van aanpak Kanaalzone.Hierover merken wij puntsgewijs het volgende op:1. Hiertoe verwijzen wij naar de eerder uitgevoerde beoordeling op de QRA waarin derisicocontouren buiten de inrichting nader zijn beschouwd. De gevraagde risicoruimte levert in datopzicht geen belemmering op om deze te vergunnen.2. Er is geen uitvoerige toekomstprognose gemaakt. De prognose van het aantal rangeerbewegingenvoor de toekomst is volgens de aanvrager voor zover bekend reeds in het aantal rangeerbewegingenverwerkt welke in de risicoanalyse is meegenomen.3. De verkeersaantrekkende werking via de openbare weg en over water neemt ons inziens enkel afwanneer gevaarlijke stoffen per spoor worden vervoerd. De transportrisico's hoeven niet te wordenmeegenomen in de risico-analyse omdat het doorgaande spoorverkeer geen onderdeel uitmaakt vande inrichting. Bij de beoordeling van de <strong>Wet</strong> <strong>milieubeheer</strong> vergunning zijn deze niet meegenomen.4. De aanvrager heeft aangegeven dat de in de risico-analyse aangegeven verblijfsduur een reëlewaarde is.5. De rangeeractiviteiten met wagons beladen met gevaarlijke stoffen die in de aanvraag zijnopgegeven en welke in de risicoanalyse zijn uitgewerkt, leiden niet tot een onaanvaardbaar risicobuiten de inrichting. Aan deze vergunning kunnen geen eisen ten aanzien van transportrisico's voordoorgaand treinverkeer worden gesteld. Daarnaast kunnen de risico's van doorgaand treinverkeer in"het achterland" eveneens niet worden gereguleerd middels deze vergunning.6. De aanvraag bevat geen verzoek tot het transport van chloor. In de voorschriften van dezemilieuvergunning is expliciet nog eens bepaald dat het vervoer van chloor verboden is.7. In het Plan van Aanpak staat vermeld dat het individueel risico van de huidige en nieuwe bedrijvenniet groter mag zijn dan 10-~/jaar in de aangrenzende wijken. Deze norm is inmiddels achterhaald.beschikking <strong>Wet</strong> <strong>milieubeheer</strong> <strong>ProRail</strong> Terneuzen-aansluiting pagina 7 van 1 1kenmerk: 57371Wm023 15


Thans dient voldaan te worden aan de normen van het BEVI. Daarin wordt voor het individueelrisico (thans plaatsgebonden risico) een grenswaarde genoemd van 10-~/jaar.<strong>ProRail</strong> heeft een integraal veiligheidsbeleid waarmee in de organisatie wordt gewerkt. Dit is in deaanvraag onder hoofdstuk 15.1 beschreven. Op landelijk niveau is een calamiteitenplan ontwikkeld welkeingeval van een incident wordt toegepast. Daarnaast is voortvloeiend uit het landelijk beleid voor deplaatselijke situatie een Trein Incident Management (TM) opgezet waarbij diverse scenario's zijnuitgewerkt en is aangegeven welke hulpverleningsdiensten daarbij noodzakelijk zijn. Bij een incident inZeeuws-Vlaanderen kan tevens gebruik worden gemaakt van de bedrijfsbrandweer van DOW voor debestijding van incidenten.Het Besluit Risico's Zware Ongevallen is niet van toepassing op de inrichting. Voorts is bij het opstellenvan de voorschriften ten aanzien van externe veiligheid, gebruik gemaakt van de voorbeeldvoorschriftendie zijn opgenomen in de Circulaire: Risicobenadering voor NS-goederenemplacementen.EnergieBij de beoordeling van de vergunningaanvraag is rekening gehouden met het aspect zuinig omgaan metenergie. Circa 90 % van het totaalverbruik van energie komt voor rekening aan het verbruik bij het rijdenvan treinen. De N.V. Nederlandse Spoorwegen, het ministerie van Economische Zaken en de NOVEM(Nederlandse onderneming voor energie en milieu B.V.) hebben op 2 juli 1997 een intentieovereenkomstondertekend om te komen tot een meerjarenafspraak voor energie. Het beleid is met name toegespitst ophet beheersen van de hoofdvraag naar energie van het landelijk spoorwegnet. In de vergunning zijnderhalve verder geen voorschriften opgenomen ter beperking van het energieverbruik.Verkeer en vervoerIn artikel 1.1, lid 2 van de <strong>Wet</strong> <strong>milieubeheer</strong> is aangegeven dat onder de bescherming van het milieu ookmoet worden verstaan de zorg voor het beperken van de nadelige gevolgen voor het milieu van hetpersonen- en goederenverkeer van en naar de inrichting.De <strong>Wet</strong> <strong>milieubeheer</strong> biedt naast de mogelijkheden om de verkeersaantrekkende werking van eeninrichting te beperken geen verdere mogelijkheid harde voorschriften met betrekking tot verkeer envervoer aan de vergunning te verbinden. Het is niet mogelijk in de vergunning een bepaalde vervoerwijzevan goederen verplicht voor te schnjven, ook niet voor specifieke goederen stromen. Ook kan geencompleet goederen vervoersplan worden opgelegd. In de vergunning zijn derhalve geen voorschriftengesteld ten aanzien van vervoersbewegingen.AfvalIn het vooroverleg is vastgesteld volgens de systematiek uit de Leidraad afval- en emissiepreventie in demilieuvergunning (InfoMil, Den Haag 1996) dat de omvang van afval en emissie niet aanwezig is.Daarom is er verder geen aandacht aan het aspect preventie besteed in deze vergunning.Ten aanzien van het grondstoffenverbruik hebben wij het niet nodig geacht om hierover voorschriften opte nemen daar het grondstoffenverbruik beperkt blijft tot het verstoken van brandstof in de locomotieven.Voor preventiemaatregelen wordt verwezen naar het hoofdstuk 'Energiepreventie'.beschikking <strong>Wet</strong> <strong>milieubeheer</strong> <strong>ProRail</strong> Terneuzen-aansluiting pagina 8 van 1 1kenmerk: 5737/Wm023 15


Grondsto ffenlwaterbesparingBinnen de inrichting worden geen grondstoffen of water opgeslagen. Er zijn geen voorschnften in devergunning opgenomen om het duurzaam gebruik van grondstoffen of water te stimuleren.AfvalwaterBinnen de inrichting ontstaat geen afvalwater. Er zijn geen voorschriften in de vergunning opgenomenvoor afvalwater.BodemUit de aanvraag blijkt dat er binnen de inrichting geen potentieel bodembedreigende stoffen aanwezig zijnof bodembedreigende activiteiten plaatsvinden. Vanwege het handelen met gevaarlijke stoffen en deaanwezigheid van smeer- en hydraulische oliën in locomotieven, denken wij dat er wel in geringe matepotentiële bodembedreigende stoffen aanwezig zijn. Om binnen de inrichting de gevolgen van eenmogelijke lekkage te kunnen beperken is voorgeschreven dat binnen de inrichting absorptiemiddelaanwezig moet zijn. Overige bodembeschermende voorzieningen of maatregelen worden niet nodiggeacht. Het vastleggen van een nul- en eindsituatie is niet nodig.OverigensDe aanvraag is overigens getoetst aan het belang van de bescherming van het milieu. Verlening van devergunning is niet in strijd met dit belang, mits aan deze vergunning voorschriften worden verbonden methet oog op het voorkomen of beperken van de nadelige gevolgen voor het milieu, die de inrichting kanveroorzaken.Adviezen en bedenkingen n.a.v. de ontwerp-beschikkingSchnftelii ke bedenkingenNaar aanleiding van de ter inzage legging van de ontwerp-beschikking zijn schriftelijk bedenkingeningebracht. De ontwerp-beschikking lag van 4 mei 2005 tot en met 2 juni 2005 ter inzage. Op 2 juni 2005hebben wij van: OVET B.V. Stevedores, Schuttershofweg 1, Verbrugge Terminals B.V., Zwedenweg 1en De Hoop Terneuzen B.V., Duitslandweg 2, allen gevestigd in Terneuzen, bedenkingen ontvangen ophet vergunnen van de toe te laten geluidsbelasting met betrekking tot de inrichting. Voorafgaand aan hetindienen van de bedenking heeft op 2 juni 2005 een bespreking plaatsgevonden met de bedrijven Ovet ende Hoop over de ontwerp-beschikking, specifiek gericht op het aspect geluid. In het overleg is ambtelijkaangegeven dat de bedrijven tot 10 juni 2005 de gelegenheid krijgen om de ingediende bedenkingschriftelijk te motiveren. Op 15 juni 2005 heeft De Hoop Terneuzen B.V. de bedenking ingetrokken. Op20 juni 2005 heeft Verbrugge Terminals B.V. de bedenking ingetrokken. OVET B.V. heeft geenaanvullende motivatie toegezonden.Daarnaast heeft <strong>ProRail</strong>, De Veste 18 te Eindhoven op 2 juni 2005 bedenkingen ingediend tegenvoorschriften 2.1.2 en 2.1.3 vanwege het voorschrijven van absorptiemiddelen binnen de inrichting.Daartoe wordt verwezen naar de reactie op de zienswijze die in de gedoogbeschikking van 16 juni 2004voor de inrichting is afgegeven. Hierin is met redenen aangegeven waarom er geen absorptiemiddel wordtvoorgeschreven in de voorwaarden van de gedoogbeschikking. Binnen de inrichting is geen ruimtebeschikking <strong>Wet</strong> <strong>milieubeheer</strong> <strong>ProRail</strong> Terneuzen-aansluiting pagina 9 van 1 1kenmerk: 5737lWm023 15


aanwezig om het voorgeschreven materiaal in op te slaan. Daarnaast heeft <strong>ProRail</strong> een bedenkingingebracht tegen voorschrift 4.2.1. In voorschrift 4.2.1 wordt een jaarlijkse keuring vereist van deblustoestellen welke binnen de inrichting aanwezig zijn. <strong>ProRail</strong> geeft aan dat de locomotieven, waaropde blusmiddelen aanwezig zijn, geen expliciet onderdeel vormen van de inrichting. Verzocht wordt om degenoemde voorschriften uit de vergunning te verwijderen.Ten aanzien van deze bedenkingen overwegen wij het volgende:Bedenking t.a.v. geluidsbelasting:- In de <strong>Wet</strong> <strong>milieubeheer</strong>vergunning kan geen verdeling van de geluidbelasting van de inrichtingenbinnen een geluidszone worden geregeld. Ook het zonemodel dat hierop van toepassing is kentgeen verdeling. De toets ten aanzien van de toegestane geluidsbelasting die de inrichtingveroorzaakt binnen de geluidszone is uitgewerkt in de paragraaf "Geluid en Trillingen" in deoverwegingen en de daarbij aangegeven conclusies. Wij vinden de toegestane geluidsbelastingacceptabel.Bedenking op voorschriften 2.1.2 en 2.1.3 :- In de gedoogbeschikking is aangegeven dat vanwege de beperkte hoeveelheid smeeroliën enbestrijdingsmiddelen die slechts tijdelijk binnen de inrichting aanwezig zullen zijn, het onredelijkwordt geacht om hiervoor opslagvoorzieningen en absorptiemateriaal voor te schrijven. Terecht isopgemerkt dat dit niet overeenstemt met de overwegingen die in de ontwerp-beschikking zijnuitgewerkt. Ons inzicht hierin hebben we met het oog op de definitieve vergunningsituatieherzien.- Uitgaande van de voorwaarden die artikel 17.1 van de <strong>Wet</strong> <strong>milieubeheer</strong> stelt, kan wordenoverwogen om voorschriften 2.1.2 en 2.1.3 achterwege te laten. Artikel 17.1 stelt dat 'degene diede inrichting drijft treft bij een ongewoon voorval onmiddellijk de maatregelen die redelijkerwijsvan hem kunnen worden verlangd, om de gevolgen van die gebeurtenis te voorkomen of, voorzover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, zoveel mogelijk te beperken en ongedaan temaken'. De vergunninghouder is daarmee zelf verantwoordelijk om binnen de inrichting denodige voorzieningen aanwezig te hebben om onmiddellijke maatregelen te kunnen treffen dieredelijkerwijs van hem kunnen worden verlangd als gevolg van een ongewoon voorval.- Met het gebruik van absorptiemiddel kan bij een ongewoon voorval waarbij een bodembelastendestof vrijkomt, een bodemverontreiniging beperkt blijven. Wij vinden dit een maatregel dieredelijkerwijs snel dient te worden genomen wanneer zich een ongewoon voorval voordoet.- Door voor te schrijven dat absorptiemiddel binnen de inrichting aanwezig is, kunnen bij eengeringe lekkage van gevaarlijke stoffen, redelijkerwijs te treffen maatregelen onmiddellijk wordengenomen en artikel 17.1 van de <strong>Wet</strong> <strong>milieubeheer</strong> worden nageleefd.- Hulpverlening georganiseerd van buiten de inrichting met eventuele milieukundige ondersteuning,kan niet direct actie ondernemen wanneer een lekkage van een bodembelastende stof wordtopgemerkt. Enkel aanwezig personeel kan direct maatregelen treffen. Wij zijn van mening dat deaanwezigheid en het gebruik van grit binnen de inrichting tot een beperktere milieubelasting leidtingeval van een lekkage.- <strong>ProRail</strong> stelt dat er geen ruimte aanwezig is om het voorgeschreven absorptiemateriaal in op teslaan. In een eenvoudige box kan absorptiegrit ook droog worden opgeslagen. Juist ingeval vaneen geringe spil bij gebruik van grit, wordt een dreigende bodemverontreiniging beperkt enmogelijk voorkomen.Bedenking op voorschiften 4.2.1 :beschikking <strong>Wet</strong> <strong>milieubeheer</strong> <strong>ProRail</strong> Terneuzen-aansluiting pagina 10 van 1 1kenmerk: 5737Wm023 15


- De locomotieven vormen ons inziens wel een expliciet onderdeel van de inrichting wanneerhiermee activiteiten worden verricht welke inrichtinggebonden zijn zoals het rangeren vantreinstellen. Wij concluderen dat binnen de inrichting wel een blusmiddel aanwezig is waarvoor invoorschrift 4.2.1. een voorwaarde is gesteld van bereikbaarheid en functioneren van hetblusmiddel.ConclusieAlgemeenUit de overwegingen volgt dat er geen aanleiding is om af te wijken van onze ontwerpbeschikking. Wijblijven van mening dat de gevraagde vergunning onder voorschriften ter bescherming van het milieu kanworden verleend.ConclusieUit de overwegingen volgt dat de gevraagde vergunning onder voorschriften ter bescherming van hetmilieu kan worden verleend.BesluitAlgemeenGelet op de <strong>Wet</strong> <strong>milieubeheer</strong> en de hiervoor genoemde overwegingen besluiten wij de gevraagdevergunning te verlenen, overeenkomstig de aanvraag en de daarbij behorende bescheiden.Verhouding aanvraag-vergunningDe gehele aanvraag maakt deel uit van de vergunning, met uitzondering van bijlage 1 en 2. De verleendevergunning geldt voor eenieder die de inrichting drijft. Deze draagt er zorg voor dat de aan de vergunningverbonden voorschriften worden nageleefd.Terneuzen, 3 augustus 2005,Hoogachtend,afdelin sh ofd Milieu en Natuurc*M. dvvan Burgemeester en <strong>Wet</strong>houders,beschikking <strong>Wet</strong> <strong>milieubeheer</strong> <strong>ProRail</strong> Terneuzen-aansluitingkenmerk: 5737íWm03215pagina l l van l l


-Pkenmerk: 5737lWm023 15BIJLAGE 1 :Voorschriften bij de vergunning ingevolge de <strong>Wet</strong> <strong>milieubeheer</strong> voor deinrichting gelegen op het adres: parallel aan de mr. F.J. Haarmanweg te Terneuzenkadastrale aanduiding: Gemeente Terneuzen, sectie F, nummer(s) 1803, 1866,1817,1923 (ged.) en 1812 (ged.).Behoort bij het besluit van het College van Burgemeester en <strong>Wet</strong>houders van gemeenteTerneuzen van 3 augustus 2005.beschikking <strong>Wet</strong> <strong>milieubeheer</strong> <strong>ProRail</strong> - Terneuzen aansluitingpagina 1 van 10


ppppkenmerk: 57371Wrn023 15INHOUDSOPGAVE1 . ALGEMEEN ...................................................................................................................... 31.1 Gedragsvoorschriften ................................................................................................ 31.2 Registratie ................................................................................................................. 31.3 Onvoorziene gebeurtenissen ...................................................................................... 42 . BODEM ............................................................................................................................. 42.1 Algemeen ................................................................................................................... 43 . ELECTRISCHE INSTALLATIE ...................................................................................... 44 . BRANDVEILIGHEID ....................................................................................................... 54.1 Algemeen ................................................................................................................... 54.2 Blusmiddelen ............................................................................................................. 54.3 Calamiteitenorganisatie .............................................................................................. 55 . EXTERNE VEILIGHEID .................................................................................................. 55.1 Algemeen ................................................................................................................... 55.2 Organisatorische maatregelen ................................................................................... 65.3 Vergund risico .......................................................................................................... 6. .5.4 Risicobeoordeling ....................................................................................................... 66 . GELUID ............................................................................................................................. 7BIJLAGE 2: BEGRIPPENBIJLAGE 3: VERGUNNINGPUNTEN GELUIDbeschikking <strong>Wet</strong> <strong>milieubeheer</strong> ProRaiI . Terneuzen aanshiting pagina 2 van 10


Ppkenmerk: 5737lWrn023 151. ALGEMEEN1.1 Gedragsvoorschriften1.1.1De inrichting moet schoon worden gehouden en in goede staat van onderhoud verkeren.1.1.2Installaties of onderdelen van installaties welke buiten bedrijf zijn gesteld, moeten zijnverwijderd tenzij deze in een goede staat van onderhoud verkeren.1.1.3Degene die de inrichting drijft is verplicht om aan alle in de inrichting werkzame enleidinggevende personen een schriftelijke instructie te verstrekken, met het doel gedragingenhunnerzijds uit te sluiten die het gevolg zouden kunnen hebben dat de inrichting nietovereenkomstig de voorschriften, dan wel met de overtreding van een of meer van dievoorschriften in werking is.Een zodanige instructie behoort aan een daartoe aangewezen ambtenaar op diens verzoek teworden getoond.Er moet toezicht worden gehouden op het naleven van deze instructie.1.1.4Het vorige voorschrift heeft eveneens betrekking op personeel van derden dat binnen deinrichting werkzaamheden verricht.- - A1.2 Registratie1.2.1Op een door <strong>ProRail</strong> aangegeven plaats moet een centraal registratiesysteem aanwezig zijnwaarin informatie omtrent onderhoud, metingen, keuringen, controles en gegevens vanrelevante milieu-onderzoeken worden bijgehouden. In het registratiesysteem moet ten minstede volgende informatie zijn opgenomen:keuringen brandblusmiddelen en -installaties;- akoestisch onderzoek van DGMR rapport C.2003.0432.B;- de kwantitatieve risico analyse (QRA);- schriftelijke instructies die aan de, binnen de inrichting aanwezigevervoersbedrijven zijn verstrekt;- een logboek waarin alle ongewone voorvallen binnen de inrichting zijn- .- -- geregistreerd.-Hierin-dient ondermeer- het-volgende-te zijn-aangegeven: - - -a. botsing, ontsporing, brand, explosie en het vrijkomen van lading;b. bedrijfsstoornissen waardoor de kans op gevaar, schade en hinder istoegenomen.1.2.2Van de ongewone voorvallen, als bedoeld in voorschrift 1.2.1, moeten in het logboek voortsde genomen veiligheidsmaatregelen worden beschreven, alsmede, indien bij het voorval meerdan 100 kg gevaarlijke vloeistoffen of gassen zijn vrijgekomen, de weersgegevens ten tijdebeschikking <strong>Wet</strong> <strong>milieubeheer</strong> <strong>ProRail</strong> - Terneuzen aansluiting pagina 3 van 10


kenmerk: 57371Wm023 15van het voorval. Hierbij gaat het onder meer om de windrichting, windsnelheid entemperatuur tijdens het voorval.1.2.3<strong>ProRail</strong> moet binnen 14 dagen nadat deze beschikking van kracht is, aan het bevoegd gezagschriftelijk bekend maken waar de locatie van het centraal registratiesysteem is, zoalsaangegeven in voorschrift 1.2.1.1 .2.4De drijver van de inrichting dient aan het bevoegd gezag op diens verzoek zo spoedigmogelijk een opgave te doen van de locatie van de spoorwagons beladen met gevaarlijkestoffen binnen de inrichting en de aard van hun inhoud.1.3 Onvoorziene gebeurtenissen1.3.1Onderhoudswerkzaamheden, waarvan redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat dezebuiten de inrichting nadelige gevolgen voor het milieu kunnen veroorzaken, dan wel dathiervan in de omgeving meer nadelige gevolgen voor het milieu worden ondervonden dan uitde normale bedrijfsvoering voortvloeit moeten ten minste 2 dagen voor de aanvang van deuitvoering worden gemeld bij de afdeling Milieu en Natuur van de gemeente Terneuzen.2. BODEM2.1 Algemeen2.1.1Het is verboden bodembelastende vloeistoffen definitief op of in de bodem te brengen.TOELICHTING:Oppervlaktewater, hemelwater of drinkwater zijn hiervan uitgezonderd, indien daaraan geenverontreinigende stoffen zijn toegevoegd, de concentratie verontreinigende stoffen niet dooreen bewerking van het water is toegenomen en indien daaraan geen warmte is toegevoegd.Binnen de inrichting moet 50 kg absorptiegrid aanwezig zijn.2.1.3Het materiaal zoals bedoeld in voorschrift 2.1 .2 moet te allen tijde beschikbaar zijn.3. ELECTRISCHE INSTALLATIE3.1.1De elektrische installatie moet voldoen aan NEN 101 0.beschikking <strong>Wet</strong> <strong>milieubeheer</strong> <strong>ProRail</strong> - Terneuzen aansluiting pagina 4 van 10


kenmerk: 5737lWm023 154. BRANDVEILIGHEID4.1 Algemeen4.1.1Binnen de inrichting mag geen brandgevaarlijke begroeiing aanwezig zijn; onkruid en grasmoeten kort worden gehouden; dor hout, bladeren en afgesneden onkruid of gras moetenregelmatig worden verwijderd.4.2 Blusmiddelen4.2.1Blusmiddelen moeten voor een ieder duidelijk zichtbaar en gemakkelijk bereikbaar zijn, voordirect gebruik gereed zijn en in goede staat van onderhoud verkeren.4.3 Calamiteitenorganisatie4.3.1De vergunninghouder dient ervoor zorg te dragen dat bij een incident, naast het landelijkCalamiteitenplan Rail wordt gehandeld volgens de meest recente versie van het TreinIncidenten Management (TM).4.3.2Het personeel van bedrijven die werkzaam zijn binnen de inrichting, moeten zijn geïnstrueerden getraind ten aanzien van handelingen bij ongewone voorvallen en houden zich daarbij aanhet Calamiteitenplan Rail5. EXTERNE VEILIGHEID5.1 Algemeen5.1.1Met chloor beladen wagens mogen niet binnen de inrichting worden gerangeerd.De vergunninghouder moet voortdurend nagaan op welke wijze het risico tengevolge vanhandelingen met wagens beladen met gevaarlijke stoffen in de inrichting kan worden beperkt.5.1.3Toegang tot de inrichting moet voor toezichthoudende instanties te allen tijde zijn verzekerd.beschikking <strong>Wet</strong> <strong>milieubeheer</strong> <strong>ProRail</strong> - Terneuzen aansluiting pagina 5 van 10


kenmerk: 57371Wm023 155.1.4De inrichting moet goed toegankelijk zijn voor brandweer- en hulpverleningsvoertuigen.5.2 Orrzanisatorische maatregelen5.2.1Personeel van de binnen de inrichting aanwezige vervoerders, dient te beschikken over eendoelmatig communicatiesysteem waarmee direct in verbinding kan worden getreden met devoor de betreffende inrichting aangewezen procesleiding.5.2.2Ten behoeve van de ongevallenbestrijding moet de vergunninghouder onmiddellijk eenberoep kunnen doen op een goed uitgeruste en opgeleide hulpverleningsploeg, die bij eenongewoon voorval zo spoedig mogelijk bij het voorval aanwezig moet zijn.5.2.3In de inrichting moet binnen 3 maanden nadat deze vergunning van kracht is, ter bepaling vande windrichting, minimaal één goed op afstand zichtbare windzak worden aangebracht. Dezewindzak dient ook 's-nachts, indien wordt gerangeerd, zichtbaar te zijn. Voorts dient in deinrichting binnen 3 maanden nadat deze vergunning van kracht is, een thermometer aanwezigte zijn ter bepaling van de temperatuur in de buitenlucht.5.3 Vergund nsico5.3.1De l~-~/jaar-contour voor het plaatsgebonden risico die op een afstand is gelegen vanmaximaal 50 meter gerekend vanaf wissels 1NlB en 70, veroorzaakt door activiteiten binnende inrichting, mag niet worden overschreden.5.3.2Voor de overige lodljaar plaatsgebonden risico's die aanwezig zijn vanwege activiteiten diebinnen de inrichting plaatsvinden, mag het plaatsgebonden risico, met uitzondering van deplaatsgebonden risicocontour van 50 meter gerekend vanaf wissels 1NlB en 70, niet buitende inrichtingsgrens komen.5.4 Risicobeoordeling5.4. lBij een dreigende overschrijding van de risicocontour van het plaatsgebonden risico (PR)dient dit onmiddellijk te worden gemeld aan het bevoegd gezag.5.4.2Jaarlijks moet de vergunninghouder vóór 1 april aan het bevoegd gezag een opgave doen vanhet aantal wagens beladen met gevaarlijke stoffen, uitgesplitst naar GEVI-nummer, dat in hetvoorafgaande jaar in de inrichting behandeld is. In de opgave moet met deze gegevens eenvergelijking worden gemaakt met de wagenaantallen per stofcategorie die als uitgangspuntzijn gebmikt in de Kwantitatieve Risico Analyse (QRA) van 1 december 2003.beschikking <strong>Wet</strong> <strong>milieubeheer</strong> <strong>ProRail</strong> - Terneuzen aansluiting pagina 6 van 10


kenmerk: 57371Wm0231 55.4.3Indien blijkt dat de wagenaantallen per stofcategorie groter zijn dan de uitgangspunten van dein voorschrift 5.4.2 genoemde QRA of wanneer blijkt dat wagens zijn beladen met productendie onder een stofcategorie vallen welke niet in de in voorschrift 5.4.2 genoemde QRA zijnopgenomen, moet een nieuwe QRA worden opgesteld. De QRA moet voor 1 oktober van hetbetreffende jaar bij het bevoegd gezag zijn ingediend.- - .6. GELUID6.1.1Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT), veroorzaakt door de in de inrichtingaanwezige toestellen en installaties en de daarin verrichte werkzaamheden en plaatsvindendeactiviteiten mag, op vergunningpunt 1 met rijksdriehoekscoördinaten (X = 47.235,l; Y =370.261,O) op een hoogte van 5 meter niet meer bedragen dan:- 63 &(A) tussen 07.00 en 19.00 uur;- 49 &(A) tussen 19.00 en 23.00 uur;- 46 &(A) tussen 23.00 en 07.00 uur;op vergunningpunt 2 met rijksdriehoekscoördinaten (X = 47.295,3; Y = 370.002,5) op eenhoogte van 5 meter niet meer bedragen dan:- 63 dB(A) tussen 07.00 en 19.00 uur;- 48 &(A) tussen 19.00 en 23.00 uur;- 45 &(A) tussen 23.00 en 07.00 uur.op vergunningpunt 3 met rijksdriehoekscoördinaten (X = 47.342,l; Y = 368.683,8) op eenhoogte van 5 meter niet meer bedragen dan:- 45 &(A) tussen 07.00 en 19.00 uur;op vergunningpunt 4 met rijksdriehoekscoördinaten (X = 46.767,4; Y = 368.933,3) op eenhoogte van 5 meter niet meer bedragen dan:- 47 &(A) tussen 07.00 en 19.00 uur;De vergunningpunten 1 t/m 4 voor "<strong>ProRail</strong> Temeuzen Aansluiting" zijn aangegeven opbijlage 3.6.1.2Controle op of berekening van de in de voorschrift 6.1.1 vastgelegde geluidsniveaus dient tegeschieden overeenkomstig de "Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai 1999",.-.- . uitgegeven door-het-Ministerie-van-Volkshuisvesting,-Ruimtelij ke-Ordening-en.Milieubeheer.-- _ .beschikking <strong>Wet</strong> <strong>milieubeheer</strong> <strong>ProRail</strong> - Terneuzen aansluiting pagina 7 van 10


kenmerk: 57371Wm023 15BIJLAGE 2: BEGRIPPENBEPERKT KWETSBAAR OBJECTIe verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal tweewoningen per hectare, en2e dienst- en bedrijfswoningen van derden;kantoorgebouwen, voorzover zij niet onder een 'kwetsbaar object', onder c, vallen;hotels en restaurants, voorzover zij niet onder een 'kwetsbaar object', onder c, vallen;winkels, voorzover zij niet onder een 'kwetsbaar object', onder c, vallen;sporthallen, zwembaden en speeltuinen;sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden,voorzover zij niet onder 'kwetsbare objecten', onder d, vallen;bedrijfsgebouwen, voorzover zij niet onder 'kwetsbare objecten', onder c, vallen;objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen wordenuit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven,het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voorzelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen 'kwetsbare objecten'zijn, enobjecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- ofelektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover dieobjecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnenvrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.DESKUNDIG PERSOONBijvoorbeeld BHV'erGEPROJECTEERD BEPERKT KWETSBAAR OBJECTnog niet aanwezig beperkt kwetsbaar object dat op grond van het voor het desbetreffendegebied geldende bestemmingsplan toelaatbaar isGEPROJECTEERD KWETSBAAR OBJECTnog niet aanwezig kwetsbaar object dat op grond van het voor het desbetreffende gebiedgeldende bestemmingsplan toelaatbaar isGROEPSRISICOcumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden alsrechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en eenongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken isGEVAARLIJKE STOFFENstoffen die op basis van het Besluit verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen vande <strong>Wet</strong> milieugevaarlij ke stoffen (WMS) als zodanig worden aangemerkt.GEVI-code: het gevaarsidentificatienummer voor een gevaarlijke stof, als bedoeld in hetbepaalde onder 1 80 1, van het RID.KWETSBAAR OBJECTa. woningen, niet zijnde woningen als bedoeld in onderdeel a, onder a;b. gebouwen bestemd voor het bedrijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag,van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:beschikking <strong>Wet</strong> <strong>milieubeheer</strong> <strong>ProRail</strong> - Terneuzen aansluiting pagina 8 van 10


kenmerk: 5737tWm023 1 5a. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen,b. scholen, ofc. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeeltevan de dag aanwezig zijn, zoals:a. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500m2 per object, ofb. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan hetgezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt en winkels meteen totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2000 m2 per winkel, voorzoverin die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis isgevestigd, end. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50personen gedurende meerdere aaneengesloten dagenLANGTIJDGEMIDDELDE BEOORDELINGSNIVEAU (LAR,LT)Gemiddelde van de afwisselende niveaus van het ter plaatse optredende geluid, gemeten in deloop van een bepaalde periode en vastgesteld en beoordeeld overeenkomstig de 'Handleidingmeten en rekenen industrielawaai', uitgave 1999.NEN:een door het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI) uitgegeven norm.NEN 1010:Veiligheidsvoorschriften voor laagspanningsinstallaties.ONBRANDBAAR:het onbrandbaar zijn overeenkomstig het bepaalde in NEN 6064.PLAATSGEBONDEN RISICOrisico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon dieonafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolgvan een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijkeQRA:Kwantitatieve risico analyselUD: Reglement concernant le transport International ferroviaire des marchandiseDangereuses, welke reglement is opgenomen in het Reglement vervoer over de spoorweg vangevaarlijke stoffen (VSG; Stcrt. 1990, 102);Voor zover een DIN-, DIN-ISO, NEN-, NEN-EN-, NEN-ISO-, NVN-norm, AI-blad, BRL,- ---- CPR of NIX-waarnaar in-een-voorschrift.venvezen~wordt, betrekking heeft-op de-uitvoering - . .-van constructies, toestellen, werkhiigen en installaties, wordt bedoeld de norm, BRL, CPR,NPR of het AI-blad die voor de datum waarop de vergunning is verleend het laatst isuitgegeven met de daarop tot die datum uitgegeven aanvullingen of correctiebladen dan wel -voor zover het op voornoemde datum reeds bestaande constructies, toestellen, werktuigen eninstallaties betreft - de norm, BRL, CPR, NPR of het AI-blad die bij de aanleg of installatievan die constructies, toestellen, werktuigen en installaties is toegepast, tenzij in hetvoorschrift anders is bepaald.beschikking <strong>Wet</strong> <strong>milieubeheer</strong> <strong>ProRail</strong> - Terneuzen aansluiting pagina 9 van 10


- - - -kenmerk: 5737lWm023 15BIJLAGE 3: VERGUNNINGPUNTEN GELUIDP P- Pbeschikking <strong>Wet</strong> <strong>milieubeheer</strong> <strong>ProRail</strong> - Terneuzen aansluitingP-pagina 1 O van 1 O


vergunningpunten <strong>ProRail</strong> "Terneuzen Aansluiting"

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!