12.07.2015 Views

KNGF-richtlijn Beroerte (V-12/2004) - Kennisnetwerk CVA NL

KNGF-richtlijn Beroerte (V-12/2004) - Kennisnetwerk CVA NL

KNGF-richtlijn Beroerte (V-12/2004) - Kennisnetwerk CVA NL

SHOW MORE
SHOW LESS
  • No tags were found...

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>KNGF</strong>-<strong>richtlijn</strong> <strong>Beroerte</strong>Interventies gericht op arm- en handvaardigheidwaarbij aanwijzingen bestaan voor meerwaardeDe werkgroep vond aanwijzingen dat de volgendeinterventies een meerwaarde hebben binnen de fysiotherapie:1 sensibiliteitstraining van de paretische arm; [F.4]2 spierkrachttraining van de bovenste extremiteit;[F.6]3 bilateraal oefenen van cyclische bewegingspatronenmet de bovenste extremiteit; [F.7]4 het gebruik van slings, armorthesen en strappingtechnieken.[F.17]Sensibiliteitstraining (niveau 3) [F.4]Sensibiliteitsstoornissen zijn een belangrijke belemmeringom motorische vaardigheden te leren. Er zijnaanwijzingen dat sensibiliteitstraining van de paretischearm vooral effectief is voor de somatosensibiliteitzelf, maar de generalisatie naar een betere vaardigheidblijft onduidelijk. De werkgroep adviseert omsensibiliteitsstoornissen niet als een opzichzelfstaandprobleem te behandelen, maar om de behandelingervan, waar mogelijk, te integreren in bestaandeoefenprogramma’s die gericht zijn op het verbeterenvan arm- en handvaardigheid. Het sensibiliteitprogrammakan hierbij bestaan uit bijvoorbeeld de volgendeoefeningen 1) het identificeren van cijfers ofletters die door de therapeut in de hand of op de armvan de patiënt getekend worden; 2) het wassen vande hand met water van verschillende temperatuur of3) het onderscheiden van vorm, gewicht of structuurvan objecten die in de fysiotherapeut in de hand vande patiënt plaatst. De dieptesensibiliteit (proprioceptie)kan geoefend worden in zowel liggende, zittendeals staande houding. De fysiotherapeut vraagt aan depatiënt om zowel de paretische als niet-paretischeextremiteit te positioneren in verschillende hoekstandenvan gewrichten.De werkgroep raad aan bij het evalueren van de sensibiliteiteen betrouwbaar meetinstrument te gebruiken,bijvoorbeeld de gemodificeerde versie van hetNottingham Sensory Assessment (NSA).Spierkrachttraining van de bovenste extremiteit(niveau 3) [F.6]Problemen met spierkracht in de paretische arm zijngerelateerd aan een verminderde arm- en handvaardigheid.Als voorbeeld kan worden genoemd het vermogenom de paretische hand naar de mond te bewegen.Bovendien wordt aangenomen dat eenverminderde knijpkracht leidt tot een minder inzetbarearm aan de paretische zijde. De meeste studiesdie het effect van training van spierkracht hebbenbestudeerd, hebben zich gericht op de onderste extremiteit.In slechts enkele onderzoeken is het effect vankrachttraining op de bovenste extremiteit beoordeeld.Training van knijpkracht van de handspieren leiddein 2 studies tot een verschillend resultaat. In één studieis sprake van een krachttoename in de hand tengevolge van repeterende flexie en extensiebewegingenvan de paretische pols/hand tegen een lichte weerstand.De andere studie toont geen verschil in knijpkrachtaan. Onduidelijk is daarmee of krachttrainingeffectief is voor het verbeteren van spierkracht van deparetische arm bij patiënten met een <strong>CVA</strong>.Bilateraal oefenen van cyclische bewegingspatronen(niveau 3) [F.7]Er zijn aanwijzingen dat het oefenen van actieve,repeterende, cyclische bewegingen van de paretischearm een positief effect heeft op bewegingsuitslag,spierkracht en arm- en handvaardigheid. In een aantalonderzoeken wordt hierbij gebruikgemaakt vanspeciaal voor dit doel ontworpen apparatuur, de zogehetenBilateral Arm Trainer with Rhythmic AuditoryCueing (BATRAC). De patiënt zit hierbij aan een tafelwaarop een apparaat staat met 2 onafhankelijk vanelkaar bewegende hendels. De hendels moeten doorde patiënt met beide handen voor- en achterwaartsworden bewogen, waarbij de paretische hand wordtgefixeerd aan de hendel. De bewegingen kunnen synchroonen alternerend worden uitgevoerd. Het bewegingsritmeis afgesteld op de voorkeurssnelheid vande patiënt. Deze voorkeurssnelheid wordt bepaalddoor de patiënt de cyclische bewegingen gedurende 5minuten op comfortabele snelheid uit te laten voeren.Tijdens de training kan een metronoom wordengebruikt om het bewegingsritme aan te geven en synchronisatietussen beide armbewegingen te bevorderen.Als alternatief voor deze (BATRAC-)apparatuur kaneen handgedreven ergometer worden gebruikt, waar-26 V-<strong>12</strong>/<strong>2004</strong>

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!