12.07.2015 Views

Jan van den Noort, Ongemerkt aan zijne financiën ontwassen, Een ...

Jan van den Noort, Ongemerkt aan zijne financiën ontwassen, Een ...

Jan van den Noort, Ongemerkt aan zijne financiën ontwassen, Een ...

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Vanuit deze positie formuleerde Wagner zijn staatssocialistische economischetheorieën. Op twee punten betekende zijn theorie een breukmet de gangbare klassiek economische opvattingen. Zowel <strong>aan</strong> hetproduktiviteitsbegrip als <strong>aan</strong> de motieven voor economisch handelen gafhij een geheel andere inhoud.In Wagner’s theorieën wordt de staat opgevat als een produktiehuishouding. 15Evenals dat in de particuliere bedrijfshuishoudingen het geval is wor<strong>den</strong>produktiefactoren <strong>aan</strong>gewend voor de vervaardiging <strong>van</strong> produkten. Zobezien vormen de overheidsuitgaven de input <strong>van</strong> het produktieproces,terwijl de output wordt gevormd door een veelheid <strong>van</strong> goederen endiensten die door de overheid wordt geleverd.Waar Wagner in de staatsuitgaven een produktief <strong>aan</strong>wen<strong>den</strong> <strong>van</strong>produktiefactoren zag, hanteer<strong>den</strong> de klassieke eeonomen een engerproduktiviteitsbegrip. In hun ogen was de overheid een consumptiehuishouding.Zij beschouw<strong>den</strong> de overheidsuitgaven voornamelijk <strong>van</strong>uithet oogpunt, dat dergelijke bestedingen middelen onttrekken <strong>aan</strong> deproduktieve besteding door particuliere bedrijfshuishoudingen. 16Het spreekt voor zich, dat de klassieke visie minder ruimte liet voorde sterk uitdijende overheidsuitgaven dan de Wagneri<strong>aan</strong>se. Klassiekeeeonomen als Smith en Stuart-Mill beperkten de rol <strong>van</strong> de overheidtot een <strong>aan</strong>tal welomschreven taken. 17 Wagner daarentegen definieerdede staatstaak zo ruim, dat vrijwel alle activiteiten ertoe kon<strong>den</strong> wor<strong>den</strong>gerekend. In Wagner’s woor<strong>den</strong>: De moderne staat moet steeds minderalleen ‘rechtsstaat’, steeds meer ‘welvaartsstaat’ wor<strong>den</strong>. 18 De eersteuitgebreide theorie over de toelaatbaarheid <strong>van</strong> overheidskrediet- noodzakelijk om die welvaartsstaat mogelijk te maken - is <strong>van</strong> zijnhand. 19Afbakening en onderverdeling economisch terrein<strong>Een</strong> ander belangrijk verschil tussen Wagner en de klassieken is gelegenin de psychologische basis <strong>van</strong> hun economische theorieën. Waar deklassieken een motief, het eigenbelang, als grondslag voor economischhandelen zagen nam Wagner een bredere basis. Hij onderscheidde drieorganisatieprincipes: 201. Het ‘privatwirtschaftliche Princip’, dat verwantschap vertoont methet door de klassieke economen gepostuleerde ‘eigenbelang’. Het berustop het behalen <strong>van</strong> eigen economisch voordeel. Concurrentie is hier hetregulerende principe. Bekostiging heeft plaats met behulp <strong>van</strong> de prijs,die tot stand komt op de markt <strong>van</strong> vraag en <strong>aan</strong>bod.2. Het ‘gemeinwirtschaftliche Princip’, met name het ‘zwangsgemeinwirtschaftlichePrincip’, dat zich niet op individuele maar opmaatschappelijke doelstellingen baseert. Bekostiging <strong>van</strong> de gesteldedoelen heeft plaats op grond <strong>van</strong> een besluit <strong>van</strong> een autoriteit. Deze steltde hoogte en de wijze <strong>van</strong> verdeling vast. Wagner benadrukt het belang<strong>van</strong> met name het ‘zwangsgemeinwirtschaftliche Princip’, dat nog een stapverder gaat en dwang hanteert als regulerend principe.3. Het ‘caritatieve Princip’. Zowel het streven naar eigen economischvoordeel als de autoritaire vaststelling en verdeling <strong>van</strong> de kosten ontbreekthier. De ‘Trieb des inneren Gebots zum sittlichen Handeln’ ligt tengrondslag <strong>aan</strong> dit principe.Volgens deze principes wordt in de individuele en gemeenschappelijkebehoeften voorzien. In wisselende verhoudingen zijn ze alle drie, zowel ophet terrein <strong>van</strong> de individuele als dat <strong>van</strong> de gemeenschappelijke behoeftenwerkzaam. ‘Privatwirtschaften’ zijn dus niet enkel en alleen werkzaamvolgens het ‘privatwirtschaftliche Princip’, noch beperken zij zich tot debevrediging <strong>van</strong> individuele behoeften. ‘Gemeinwirtschaften bewegenzich eveneens op andere terreinen en volgens andere principes, dan hunnaam doet vermoe<strong>den</strong>.Over ‘Caritativwirtschaften’ liet Wagner zich minder duidelijk uit, maarhet ligt in de lijn <strong>van</strong> zijn betoog, dat ook deze een bredere oriëntatiebezitten. De drie genoemde principes delen het terrein op een heel anderewijze in dan de in de eerste paragraaf genoemde indeling op basis <strong>van</strong>bekostiging en die op basis <strong>van</strong> voorzieningswijze.Bij Wagner st<strong>aan</strong> de motieven voor economisch handelen centraal.Ieder <strong>van</strong> de drie door hem genoemde principes heeft voor- en nadelen,die ze meer of minder geschikt maken voor het gestelde doel. Wagner gafdaar<strong>van</strong> een <strong>aan</strong>tal voorbeel<strong>den</strong>, maar bleef met opzet tamelijk vaag overde uiteindelijk te maken keuze. Hij meende, ‘dass es keine absolut richtige,8 9

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!