12.07.2015 Views

Bladwijzer 4 (pdf, 1,9 mb) - Heemkunde Vlaanderen

Bladwijzer 4 (pdf, 1,9 mb) - Heemkunde Vlaanderen

Bladwijzer 4 (pdf, 1,9 mb) - Heemkunde Vlaanderen

SHOW MORE
SHOW LESS
  • No tags were found...

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

InhoudBeheer en organisatie:• Cultureel-erfgoedcellen in <strong>Vlaanderen</strong>. Wie zijn ze en wat doen ze?• In de praktijk: Erfgoedcel Aalst• Jongeren en heemkunde: want heemkunde is hip!Onderzoek:• Academische geschiedschrijving en heemkunde:waar ontmoeten ze elkaar?• De stadsplannen van Jacob van Deventer.Een schitterende bron voor de stads- en dorpsgeschiedenisOntsluiting:• Lokaal erfgoed op maat van kinderen?!• Pak de [erfgoed]zak. Praktijkvoorbeeld van een erfgoedpakketvoor het lager onderwijs• Drp zkt vrhaalActiviteiten in de kijkerCOLOFON• Verantwoordelijke uitgever:Fons DierickxGrote Baan 1939310 Herdersem• Contactgegevens:<strong>Heemkunde</strong> <strong>Vlaanderen</strong> vzwZoutwerf 5 - 2800 MechelenT 015 20 51 74www.heemkunde-vlaanderen.beinfo@heemkunde-vlaanderen.beapril 2012 - nr.4• Eindredactie:<strong>Heemkunde</strong> <strong>Vlaanderen</strong> vzw• Lay-out en druk: drukkerij De Bie


Cultureel-erfgoedcellenin <strong>Vlaanderen</strong>Wie zijn ze en wat doen ze?Lokale erfgoedverenigingen hebben ongetwijfeldal gehoord van erfgoedcellen of er zelfs al mee samengewerkt.Erfgoedcellen - de officiële naam luidt‘cultureel-erfgoedcellen’ - zijn nog relatief jongespelers in de erfgoedsector, waarvan er de laatstejaren wel een heel aantal zijn bijgekomen. Westaan er niet altijd bij stil, maar achter deze cultureel-erfgoedcellenzit een behoorlijke ingewikkeldestructuur, met verschillende overheden en subsidiestromen.In deze bijdrage geef ik een korte schetsvan de precieze doelstellingen en werkwijze van decultureel-erfgoedcellen. Vragen die achtereenvolgensaan bod komen zijn: “wat is de link tussencultureel-erfgoedcellen en cultureel-erfgoedconvenants?”;“welke veranderingen staan vandaag optil voor de cultureel-erfgoedcellen?” en “wat zijnhun opdrachten?” Afronden doe ik met enkele veelgesteldevragen over de werking van de cultureelerfgoedcellen.1. Cultureel-erfgoedcellen encultureel-erfgoedconvenantsEen cultureel-erfgoedcel is verbonden aan een cultureel-erfgoedconvenant.Dat is een overeenkomsttussen enerzijds de Vlaamse Gemeenschap en anderzijdseen stad of een intergemeentelijk samenwerkingsverband(dit is een officiële samenwerkingvan omliggende gemeenten met rechtspersoonlijkheid).Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bestaateen aparte regeling: daar is een convenant afgeslotenmet de Vlaamse Gemeenschapscommissie(die commissie kan je beschouwen als de overheidvoor de Vlamingen in Brussel) 1 .verzamelen, bewaren, onderzoeken als het openstellenvan het erfgoed. Geïntegreerd betekent datde omgang met het cultureel erfgoed niet op zichstaat, maar heel bewust wordt samengewerkt metandere sectoren, zoals toerisme, onderwijs, jeugdwerkof welzijn.Om een convenant te kunnen afsluiten, moeten delokale besturen bereid zijn om zelf stevig werk temaken van hun cultureel-erfgoedbeleid en daarvoorook een extra financiële inspanning leveren.Als het convenant is afgesloten, krijgen zij nog welbijkomende middelen van de Vlaamse Gemeenschap.Deze Vlaamse subsidies wenden zij ondermeer aan voor extra personeel dat de cultureel-erfgoedcelvormt. Een cultureel-erfgoedcel heeft alsopdracht het lokale cultureel-erfgoedveld te versterkendoor in te zetten op de uitwisseling van kennisen expertise en het maatschappelijke draagvlakvoor het cultureel erfgoed mee te helpen vergroten.Dadelijk verduidelijk ik wat deze opdracht preciesin de praktijk betekent. Hier wil ik nog aanstippendat zo’n convenant niet alleen de doelstellingenbevat die de Vlaamse Gemeenschap subsidieert ofde cultureel-erfgoedcel realiseert. Ook zijn er deengagementen opgenomen die de betrokken lokaleoverheden op zich nemen met het oog op een betereontsluiting voor en zorg van het cultureel erfgoedop hun grondgebied. Bijvoorbeeld: ook desteun die de gemeente zelf biedt aan heemkringen,via subsidies of huisvesting, wordt opgenomen inhet convenant.2. Wijzigingen op komst| 1 | beheer & organisatie - 04 2012Het convenant bevat afspraken voor een duurzaamlokaal cultureel-erfgoedbeleid in de betrokken stadof het intergemeentelijk samenwerkingsverband.Kenmerkend aan zo’n convenant is de integrale engeïntegreerde benadering van cultureel erfgoed. Integraalbetekent dat er aandacht is voor zowel hetDe eerste cultureel-erfgoedconvenants werden in2000 afgesloten met Antwerpen, Gent en Brugge.Anno 2012 zijn er liefst 21 gemeenten of intergemeentelijkesamenwerkingsverbanden waarmeeeen cultureel-erfgoedconvenant is afgesloten, verspreidover heel <strong>Vlaanderen</strong>.


| 2 | beheer & organisatie - 04 2012Op dit moment staan er enkele belangrijke veranderingenop til voor de lokale besturen met eencultureel-erfgoedconvenant. De Vlaamse Gemeenschapwil steden en gemeenten blijven ondersteunenin de ontwikkeling van hun cultureel-erfgoedbeleid.Wel zal de manier waarop dit gebeurt,veranderen. Zo zal zij in de toekomst alleen nogcultureel-erfgoedconvenants kunnen sluiten metintergemeentelijke samenwerkingsverbanden en deVlaamse Gemeenschapscommissie. Dit betekentconcreet dat een aantal steden die vandaag eencultureel-erfgoedconvenant hebben lopen (Hasselt,Kortrijk en Aalst) hun werking zullen moetenuitbreiden door te gaan samenwerken met omliggendegemeenten, als zij nog door de Vlaamse Gemeenschapondersteund willen worden voor hunlokaal cultureel-erfgoedbeleid.Vijf steden (Antwerpen, Gent, Brugge, Leuven enMechelen) krijgen een aparte regeling. Zij kunnennog wel als individuele gemeente ondersteund wordenvoor de ontwikkeling van het lokale cultureelerfgoedbeleid,maar hiervoor zullen zij geen convenantmeer afsluiten. In plaats zal met een andereformule worden gewerkt (via “beleidsprioriteiten”en “meerjarenplannen”).Voor alle duidelijkheid: dit zijn nog plannen. Omdie te kunnen realiseren is een aanpassing van deregelgeving vereist, met name van het Cultureelerfgoeddecreetvan 2008. Daar is men nu volopmee bezig. De Vlaamse Regering hechtte inmiddelshaar tweede principiële goedkeuring aan het voorontwerpvan nieuw decreet. Het is de bedoeling dathet Vlaams Parlement het nieuwe decreet definitiefzal goedkeuren voor de zomer van 2012.Planlastvermindering?De aanleiding tot de aanpassing van de regelingmet de cultureel-erfgoedconvenants is hetDecreet op de Planlastvermindering, dat hetVlaams Parlement op 6 juli 2011 heeft goedgekeurd.Dit Planlastendecreet legt nieuwe,algemene regels op over de wijze waarop gemeentenen provincies subsidies aanvragen enverantwoorden bij de Vlaamse overheid. Als gevolgvan dit decreet moeten een aantal anderedecreten worden aangepast. Een ervan is hetCultureel-erfgoeddecreet van 2008, met namewat betreft de bepalingen over de cultureel-erfgoedconvenants.Wil je meer weten over planlastverminderingen de aanpassing van het Cultureel-erfgoeddecreet?Raadpleeg de website van de betrokkenVlaamse administraties: het agentschap BinnenlandsBestuur (http://binnenland.vlaanderen.be)en het agentschap Kunsten en Erfgoed(www.kunstenenerfgoed.be).


3. In de praktijkTerug naar vandaag: wat betekent een cultureelerfgoedconvenantnu in de praktijk? Op basis vanhet huidige Cultureel-erfgoeddecreet, kunnen decultureel-erfgoedconvenants vandaag drie soortendoelstellingen bevatten:a) versterken van het lokale cultureel-erfgoedvelden vergroten van het maatschappelijk draagvlak;b) ondersteunen van de lokale cultureel-erfgoedactoren;c) uitbouwen van een cultureel-erfgoedforum.a) Versterken van het lokale cultureel-erfgoedvelden vergroten draagvlakIn de eerste plaats bevat elke convenant doelstellingenom het lokale cultureel-erfgoedveld te versterkenen de bevolking te sensibiliseren over cultureelerfgoed. De cultureel-erfgoedcel probeert dezedoelstellingen te realiseren door diverse projectenop te starten en/of te coördineren. Deze projectenkunnen resulteren in de meest uiteenlopendepublieksgerichte acties, gaande van een tentoonstellingof publicatie, tot websites, erfgoedkoffers,wandelroutes, erfgoedklassen, theatervoorstellingenen zelfs festivals. Maar de cultureel-erfgoedcellenzetten ook in op de minder zichtbare kant vanhet cultureel-erfgoedwerk, met bijvoorbeeld registratie-en conservatieprojecten, wetenschappelijkonderzoek of calamiteitenplanning. Of zij co<strong>mb</strong>ineren,vanuit een integrale benadering, erfgoedzorgmet -ontsluiting. Een mooi voorbeeld hiervanzijn de beeldbanken, waarbij zowel wordt ingezetop onderzoek, registratie, bewaring als ontsluitingvan foto- en beeldmateriaal.Deze projecten hebben meestal een achterliggendedoelstelling: de cultureel-erfgoedcel wil zo lokalecultureel-erfgoedactoren met elkaar laten samenwerkenen bruggen bouwen naar andere beleidsdomeinen.Neem bijvoorbeeld de organisatie van eententoonstelling. De cultureel-erfgoedcel zal zo’nproject niet volledig zelf uitwerken, maar hiervoorsamenwerken met een heemkundige kring, een lokaalmuseum, het gemeentearchief, de toeristischedienst en de gidsenbond. Het is de bedoeling dat aldeze actoren in zo’n projecten hun eigen expertiseinbrengen, die met elkaar delen en zo van elkaar leren.Precies door deze expertise-uitwisseling – overde grenzen van sectoren en organisaties heen – wilde cultureel-erfgoedcel experimenteren stimuleren,een meerwaarde creëren voor zowel erfgoedspelersals publiek en zo ook het draagvlak vergroten voorcultureel erfgoed in de eigen stad of regio.Cultureel-erfgoedcellen beschouwen lokale erfgoedverenigingenals een volwaardige en heelwaardevolle partner om mee samen te werken.Zij vragen hen dan ook geregeld om mee te werkenaan een cultureel-erfgoedproject of om onderzoeksresultaten,expertise of collectiestukken terbeschikking te stellen. Zo’n samenwerking is vooreen erfgoedvereniging niet altijd evident: vele verenigingenhebben al de handen vol met hun dagelijksewerking en zitten met heel eigen problemendie zich vaak situeren op het vlak van huisvesting,middelen of mensen. Toch kan zo’n samenwerkingmet andere actoren en een cultureel-erfgoedcelheel wat voordelen opbrengen. Verenigingen kunnenzo hun werking extra zichtbaar maken of eenproduct uitwerken dat ze anders moeilijk op huneentje kunnen realiseren. Om een voorbeeld te geven:de erfgoedcel Brugge heeft in 2010 intensiefsamengewerkt met de heemkringen rond het project‘Onderweg van Steenbrugge naar Ingelmunster’.Centraal in dit project stond een 18de-eeuwsekaart van een oude steenweg. Deze kaart werdgedigitaliseerd en toegankelijk gemaakt via het internet.Dit vormde de aanleiding voor een boeiendesamenwerking met de heemkundige kringen uit degemeenten op het traject van deze steenweg. Dekringen bestudeerden de kaart en schreven bondigeteksten over de plaatsnamen die op de kaart stondenvermeld. Deze informatie werd vervolgens toegankelijkgemaakt via de online versie van de kaart(zie www.historischebronnenbrugge.be). Op dezemanier werd lokaal historisch onderzoek op eenheel verrassende en eigentijdse manier ontslotennaar een breed publiek. Dit bijzondere project wasnatuurlijk alleen maar mogelijk omdat de krachtenwerden gebundeld. Het is een cliché, maar wel eenmet een grond van waarheid: samen sta je zoveelsterker.b) Ondersteuning van cultureelerfgoedverenigingenEen cultureel-erfgoedconvenant bevat ook doelstellingenom cultureel-erfgoedverenigingen te ondersteunen.Dit past binnen het ‘complementaircultureel-erfgoedbeleid’, waarbij is afgesproken| 3 | beheer & organisatie - 04 2012


| 4 | beheer & organisatie - 04 2012dat het lokale bestuursniveau verantwoordelijkheidopneemt voor de cultureel-erfgoedorganisaties dieeen lokale werking ontwikkelen (zie kader).Complementair cultureel-erfgoedbeleid?De Vlaamse overheid, de provincies en de stedenvoeren elk een cultureel-erfgoedbeleid. Infunctie van een betere afstemming tussen dezedrie bestuursniveaus is een protocol geslotentussen de Vlaamse Gemeenschap, de VlaamseVereniging van Steden en Gemeenten (VVSG)en de Vereniging van Vlaamse Provincies (VVP)over de uitbouw van een ‘complementair cultureel-erfgoedbeleid’.Dat protocol bevat eenaantal afspraken over welk bestuursniveau debasisverantwoordelijkheid draagt om een ondersteuningsbeleiduit te bouwen voor welkecultureel-erfgoedorganisaties, in het bijzondermusea, archieven en erfgoedbibliotheken. Zostelt het protocol dat elk bestuursniveau verantwoordelijkis voor die cultureel-erfgoedorganisatiesdie een werking hebben die relevantis voor dat niveau. Dit betekent bijvoorbeelddat van steden en gemeenten wordt verwachtdat ze een ondersteuningsbeleid ontwikkelenvoor de cultureel-erfgoedorganisaties met eenlokale werking en uitstraling. De Vlaamse overheiden de provincies zijn op hun beurt verantwoordelijkvoor die organisaties met respectievelijkeen Vlaamse en een provinciale werkingen uitstraling.Die ondersteuning kan vele vormen aannemen,afhankelijk van de specifieke noden en problemenvan lokale cultureel-erfgoedorganisaties in de gemeenteof binnen het intergemeentelijke samenwerkingsverband.De ondersteuning kan inhoudelijkzijn, bijvoorbeeld een cursus georganiseerddoor de cultureel-erfgoedcel. Bij het aanbiedenvan zo’n cursus werkt de cultureel-erfgoedcel heelvaak samen met andere organisaties, bijvoorbeeld<strong>Heemkunde</strong> <strong>Vlaanderen</strong>. Of er wordt voorzien inlogistieke ondersteuning, zoals een uitleendienst.De steun kan zelfs financieel zijn. Zo kunnen heelwat lokale besturen dankzij het cultureel-erfgoedconvenanteen apart subsidiereglement voor cultureel-erfgoedprojectenuitwerken. Meestal gaathet om beperkte vormen van projectsubsidies, dieideaal zijn voor kleinere cultureel-erfgoedprojectendie moeilijk in aanmerking komen voor provincialeof Vlaamse subsidies. In de praktijk zien we dat ookheel wat heemkringen al een gebruik hebben kunnenmaken van deze subsidies.Vanuit het convenant kunnen ook werkingssubsidiesworden gegeven. In <strong>Vlaanderen</strong> krijgen alleerkende musea die zijn ingedeeld bij het lokale musea,tot en met 2014, jaarlijks een bedrag van 12500 euro van de Vlaamse Gemeenschap. Als dezemusea in een convenantsgebied liggen, dan voegtde Vlaamse Gemeenschap deze subsidies toe aande werkingssubsidies voor het convenant. Dit bedragmoeten de betrokken lokale besturen vervolgensovermaken aan het erkende museum in kwestie.c) Cultureel-erfgoedforumCultureel-erfgoedconvenants kunnen ten slottedoelstellingen bevatten over de uitbouw van eencultureel-erfgoedforum. Volgens het Cultureelerfgoeddecreetmoet een cultureel-erfgoedforum,vanuit een netwerk, het verhaal van de gemeentevertellen via het cultureel erfgoed op het grondgebied.Anno 2012 zijn de cultureel-erfgoedforanog opgevat als een experiment en daarom staanzij niet ingeschreven in alle convenants. AlleenAntwerpen, Gent, Brugge en de Vlaamse Gemeenschapscommissiehebben in hun convenant doelstellingenrond een cultureel-erfgoedforum. In depraktijk zien we dat de cultureel-erfgoedfora in devier steden heel verschillend worden ingevuld. InAntwerpen gebeurt dit door het Museum aan deStroom (MAS), in Gent door het StadsmuseumGent (STAM) en in Brugge door het Bruggemuseum.Bij de Vlaamse Gemeenschapscommissie is hetforum niet verbonden aan een bepaalde toonplek.Daar kiest men voor een aparte werking met verschillendesamenwerkingsverbanden over sectorenen instellingen heen.4. Cultureel-erfgoedconvenants invraag en antwoordHet is de lezer allicht duidelijk: een cultureel-erfgoedconvenantis een behoorlijk ingewikkeld gegeven.Enerzijds omdat er verschillende bestuursniveausbij zijn betrokken, anderzijds omdat eenconvenant verschillende soorten doelstellingen bevat.In de praktijk blijkt dan ook dat heel wat erfgoedverenigingenen andere erfgoedspelers vragenhebben over de precieze werking en reikwijdte van


zo’n convenant. Om af te ronden zet ik nog enkeleveelgestelde vragen op een rijtje:1. Kan een erfgoedvereniging een cultureel-erfgoedconvenantaanvragen?Nee, alleen een gemeente, een intergemeentelijksamenwerkingsverband of de Vlaamse Gemeenschapscommissiekan een convenant aanvragen.Hiervoor moet zij een cultureel-erfgoedbeleidsplanindienen bij de bevoegde administratie, het agentschapKunsten en Erfgoed van de Vlaamse Gemeenschap.De Vlaamse Gemeenschap verwachtdat dit plan optimaal inspeelt op de specifieke eigenschappenvan het cultureel erfgoed en de cultureel-erfgoedorganisatiesop het grondgebied vande betrokken gemeenten. Vandaar dat de gemeenteof het intergemeentelijke samenwerkingsverbandook lokale cultureel-erfgoedverenigingen moet betrekkenbij de opmaak van het beleidsplan.2. Kan elke stad of een intergemeentelijk samenwerkingsverbandeen aanvraag dienen?In de huidige regeling kan in principe elke gemeenteof intergemeentelijk samenwerkingsverbandeen aanvraag indienen, mits zij voldoet aanenkele voorwaarden (bv. rechtspersoonlijkheid)en criteria (bv. minimum van 25.000 inwoners).Niet elke aanvraag wordt echter goedgekeurd. Devoorbije jaren kreeg de Vlaamse Gemeenschap gemiddeld4 à 5 aanvragen per jaar, waarvan zij ertelkens meestal 1 à 2 goedkeurde. Een belangrijkcriterium voor de goedkeuring van een aanvraag isin de eerste plaats de aanwezigheid van cultureelerfgoed, cultureel-erfgoedorganisaties en expertiseover dat cultureel erfgoed. Kortom, er moet voldoende‘kritische massa’ aan erfgoed en expertiseaanwezig zijn. Andere beoordelingscriteria zijn demanier waarop de visie en de doelstellingen zijn geformuleerdin het beleidsplan, de mate waarin decultureel-erfgoedgemeenschap was betrokken bijdat plan en de inbreng van de lokale besturen zelf.Ook de regionale spreiding van de aanvraagdossierskan een belangrijk criterium zijn.In dit verband moet worden vermeld dat deze aanvraagprocedurehoogstwaarschijnlijk zal veranderenmet het nieuwe Cultureel-erfgoeddecreet. Hierbovenhad ik al aangegeven dat, volgens de huidigevoorstellen, in de toekomst alleen de Vlaamse Gemeenschapscommissieen intergemeentelijke samenwerkingsverbandeneen aanvraag kunnenindienen en dat er voor enkele steden een aparteregeling zal worden uitgewerkt. Als het nieuwe decreetwordt goedgekeurd, situeert de volgende indiendatumvoor een aanvraag zich wellicht beginjanuari 2014.Het is mogelijk dat deze voorstellen nog (lichtjes)zullen wijzigen in de loop van volgendemaanden. Voor een laatste stand van zaken ishet daarom aangewezen dat je de website vanhet agentschap Kunsten en Erfgoed raadpleegt(www.kunstenenerfgoed.be).3. Beheert de cultureel-erfgoedcel zelf een collectie?Het is niet de bedoeling dat de cultureel-erfgoedcelzelf een collectie beheert. Wel kan zij, zoals hierbovenaangegeven, via projecten het draagvlak vergrotenvoor de aanwezige cultureel-erfgoedcollectiesop het grondgebied of samenwerking rond dezecollecties stimuleren. Ook kan zij organisaties, individuenen gemeentebesturen ondersteunen bij hetbeheer van hun collectie, door vorming of begeleidingof door te verwijzen naar specialisten terzake.4. Waarom wordt het onroerend erfgoed nietmeegenomen in het convenant?In <strong>Vlaanderen</strong> maken we een onderscheid tussenonroerend en cultureel erfgoed. Onroerend erfgoedzijn bijvoorbeeld monumenten, landschappen ofarcheologische sites. Cultureel erfgoed is de naamdie de Vlaamse overheid geeft aan roerend (bv. objecten,archiefstukken, documenten, foto’s…) enimmaterieel erfgoed (bv. feesten, a<strong>mb</strong>achten, tradities,dialecten, culinair erfgoed…).Die opdeling is ook verankerd op niveau van deVlaamse overheid. Cultureel erfgoed is daar Gemeenschapsmaterieen valt onder het beleidsdomeinCultuur. Onroerend erfgoed is Gewestmaterieen valt onder het beleidsdomein Ruimtelijke Ordening,Woonbeleid en Onroerend Erfgoed. Beidebeleidsdomeinen hebben op dit ogenblik een eigenregelgeving, een eigen administratie en eigensubsidiestromen. De Vlaamse subsidies voor decultureel-erfgoedconvenants komen vanuit het beleidsdomeinCultuur, op basis van het Cultureel-| 5 | beheer & organisatie - 04 2012


erfgoeddecreet. Het is dan ook de bedoeling datdeze middelen alleen voor cultureel erfgoed wordenaangewend, niet voor onroerend erfgoed. Decultureel-erfgoedcel kan uiteraard wel samenwerkenmet onroerend-erfgoedorganisaties, mits zo’nsamenwerking bijdraagt tot een betere zorg voor enontsluiting van cultureel erfgoed. Ook kan de erfgoedcelje natuurlijk doorverwijzen als je een specifiekevraag hebt over onroerend erfgoed.5. Is een cultureel-erfgoedcel eennieuw soort erfgoedvereniging?Erfgoedcellen in cijfersAnno 2012 zijn 21 cultureel-erfgoedconvenants,waarvan:- 8 met een stad- 12 met een intergemeentelijk samenwerkingsverband- 1 met de Vlaamse GemeenschapscommissieDe cultureel-erfgoedcellen hebben allemaaleen website, behalve (voorlopig nog)de twee jongste. Een overzicht vind je opwww.erfgoedcellen.be.| 6 | beheer & organisatie - 04 2012Voor wie er nog aan zou twijfelen: een cultureelerfgoedcelis geen erfgoedvereniging. Een cultureel-erfgoedcelis verbonden aan een gemeente,een intergemeentelijk samenwerkingsverband ofde Vlaamse Gemeenschapscommissie. De personeelsledenzijn in dienst van zo’n lokaal bestuur.De cultureel-erfgoedcellen hebben ook niet de bedoelingom zich in de plaats te stellen van erfgoedverenigingen.Wel is het hun opdracht om lokalecultureel-erfgoedverenigingen te ondersteunen enhen te stimuleren om samen te werken met elkaaren met andere organisaties.Gregory Vercauteren(FARO. Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed) 2De auteurGregory Vercauteren is stafmedewerker bij FARO. Hij isdaar het aanspreekpunt voor het lokaal cultureel-erfgoedbeleiden de erfgoedcellen in het bijzonder.Gregory.vercauteren@faronet.be02 213 10 721Voor de volledigheid vermeld ik nog dat er ook cultureel-erfgoedconvenants kunnen worden afgesloten met de provincies. Aangezien die een heelander soort afspraken bevatten en er geen cultureel-erfgoedcel aan deze convenanten is verbonden, laat ik deze provinciale convenanten hierbuiten beschouwing.2Ik dank het agentschap Kunsten en Erfgoed, Cor van Istendael (cultureel-erfgoedcel Noorderkempen), Hilde Cuyt (CO7), Annelies Lieten en EvaVan Hoye (Mechelen), Ans Van De Cotte (Land van Rode) en Aline Verbeeck (TERF) voor hun suggesties en opmerkingen bij een eerdere versievan deze tekst. Uiteraard ben alleen ik verantwoordelijk voor eventuele fouten in dit artikel.


In de praktijk:de werking van de erfgoedcel AalstDe opdracht van een Erfgoedcel werd eerder indit artikel toegelicht. We trachten kort te illustrerenop welke wijze deze opdracht door ErfgoedcelAalst concreet in de praktijk wordt gebracht. DeErfgoedcel Aalst is partner in verschillende initiatievenwaarvan de oplevering in de loop van 2012is gepland. Het zijn zowel kleine al dan niet inhoudelijkeof financiële engagementen als projectenwaarbij een duidelijke trekkersrol wordt opgenomen.Er is de restauratie en digitale ontsluiting vande kaart van het Land van Aalst; een tentoonstelling,publicatie en wandeling rond de heilige Gudula;een gratis vormingsaanbod rond erfgoed; deopstart van een uitleendienst voor erfgoedverenigingen;een tentoonstelling, publicatie, fietstochten educatief pakket rond de historische romansvan L.P. Boon; coördinatie, promotie en uitwerkingvan erfgoeddag; een educatief project rond AalstCarnaval; medewerking aan een colloquium rondCarnaval in Binche, etc. Ondertussen wordt ookal gewerkt aan de voorbereiding van projecten diede komende jaren hun beloop zullen kennen zoalsWO I, textiel, Circus Barnumproject…Het Aalsterse erfgoed onder de aandacht brengenis een belangrijke opdracht van Erfgoedcel Aalst.Beleidsmatig werd er sinds de oprichting van deErfgoedcel in 2009 naar gestreefd om de projectente koppelen aan landelijke of stedelijke evenementenzoals Week van de Smaak, Erfgoeddag,het Boonjaar, het Gudulajaar, stadsfestival Cirk...Ook de Erfgoedkrant, het meest laagdrempeligecommunicatiekanaal van de Erfgoedcel, wordt indezelfde logica thematisch gekaderd om bepaaldeinitiatieven in de kijker te zetten. Er wordt gebruikgemaakt van vaste rubrieken waarbij ook erfgoedverenigingenen individuen een forum krijgen omzich voor te stellen. Driemaal per jaar komt de erfgoedkrantals katern van stadskrant ‘DenderendAalst’ terecht in de bus van alle inwoners van Aalst.Andere belangrijke communicatiekanalen zijn denieuwsbrief en de erfgoedcelwebsite waarin alle lopendeen geplande projecten en alle erfgoedverenigingenworden voorgesteld. De erfgoedcelwebsiteis op haar beurt geïntegreerd in de portaalwebsitevoor Aalsters erfgoed: www.madeinaalst.be . Opdeze website kunnen bezoekers de collecties doorzoekenvan het stedelijk museum, het D.A.D.D. (inhet bijzonder de veelbezochte krantendatabank),het stadsarchief (beeldbank, levensverhalen, genealogischedatabank) en informatie vinden overAalst Carnaval als immaterieel cultureel erfgoed.Een voorbeeld van een project waarbij zorg voorerfgoed, samenwerking en kennisdeling centraalstaan, is het project rond de kaart van het Land vanAalst. Een restauratie- en ontsluitingsdossier bijde Koning Boudewijnstichting werd goedgekeurdvoor de kaart van het Land van Aalst van Lecler uit1784. De bedoeling van het project is om deze gigantischekaart (2,21 x 3,03 meter) te restaurerenen te digitaliseren. Op die manier kan ze in optimaleomstandigheden bewaard worden en tegelijkontsloten worden via het internet. In het projectwordt samengewerkt met lokale en bovenlokaleerfgoedactoren. Zowel het Rijksarchief, FARO, deerfgoeddienst van de provincie Oost-<strong>Vlaanderen</strong>als de Geschiedkundige Vereniging Het Land vanAalst maken samen met de Aalsterse stedelijke erfgoedactoren(Erfgoedcel Aalst, ’t Gasthuys - StedelijkMuseum Aalst en Stadsarchief Aalst) deel uitvan het begeleidingscomité. De ontsluiting van dekaart gebeurt op twee niveaus. Op een eerste niveauzullen beschrijvingen van de figuratieve elementenop de kaart via een daartoe ontwikkelde kaartenviewerpubliek worden ontsloten. Hiervoor wordtsamengewerkt met heemkundigen en experten uitde gehele regio van het historische Land van Aalst.Opgesplitst in 4 gebieden coördineren respectievelijkde Erfgoedcel Aalst, de Erfgoedcel Viersprong- Land van Rode, de cultuurbeleidscoördinator Geraardsbergenen het stadsarchief Oudenaarde degegevensverzameling. Op deze manier wordt dekennis en expertise van de lokale heemkundigengedeeld en op een laagdrempelige toegankelijk gemaakt.Een tweede niveau van ontsluiting betreftde contextuele informatie. Enerzijds zal duidingworden gegeven bij het historische Land van Aalst.Anderzijds zal onderzoek worden gedaan naar deontstaansgeschiedenis van de kaart en haar situ-| 7 | beheer & organisatie - 04 2012


| 8 | beheer & organisatie - 04 2012ering ten opzichte van andere kaarten door eenwerkgroep van experten. De Erfgoedcel brengt dezeexperten samen en ondersteunt dit onderzoek financieel.Het kan dan bijvoorbeeld gaan om ondersteuningbij opzoekingswerk (in de BibliothèqueNationale de France) of deelname aan een studiedag(Open Kaart: Cartografie van Liber Floridustot GIS op 28 april in het SteM te Sint Niklaas). Dewebapplicatie met de digitale kaart van het Landvan Aalst zal online worden geplaatst op de websitewww.madeinaalst.be in de loop van juni 2012.Ter gelegenheid hiervan zal een publieksmomentworden georganiseerd.Voor een Erfgoedcel is het belangrijk om domeinoverschrijdendte werken. Zo worden in het Boonprojectvan de Erfgoedcel Aalst verschillende bruggengebouwd tussen erfgoed en andere domeinenzoals onderwijs, toerisme, theaterkunsten, etc.Vooreerst zal vzw MOOSS, gespecialiseerd in erfgoededucatie,een educatief pakket ontwikkelenvoor scholieren van het secundair onderwijs. Hetconcept van de historische romans van Boon wordtdaarbij vertaald naar de lessen Nederlands en Geschiedenis.Naast het educatief project werd samenmet de toeristische dienst van de stad Aalst en metsteun van toerisme Oost-<strong>Vlaanderen</strong> ook een fietstochtdoor de historische romans uitgewerkt. Tenslottezal ook met de theatersector werden samengewerkttijdens de Erfgoeddag op 22 april. Rondhet thema helden zal een evocatie van Jan De Lichteworden geënsceneerd op de Grote Markt van Aalst.Een professionele regisseur en hoofdacteur werkenhierbij samen met mensen uit het Aalserse verenigingsleven(poppentheater, amateurtheater, vendelzwaaiers,erfgoed…).van erfgoeddag zal worden voorgesteld, werd doorde Erfgoedcel financieel ondersteund. Ondersteuningvan het erfgoedveld kan echter ook anderevormen aan nemen. Het kan zowel gaan om eengratis vormingsaanbod als om een gratis uitleendienst.Zo werd in de loop van februari en maarteen gratis cursusreeks aangeboden. Specialisten inhun vakgebied (o.a. van <strong>Heemkunde</strong> <strong>Vlaanderen</strong>)introduceerden de deelnemers respectievelijk innieuwe media voor erfgoedverenigingen; digitaliserenen digitaal archiveren; en mondelinge geschiedenis.Afstemming op de noden en de behoeftenvan de erfgoedverenigingen is hierbij essentieel. Ditgeldt evenzeer voor de uitleendienst van de ErfgoedcelAalst die in de loop van 2012 zal worden opgestart.In de eerste plaats zullen toestellen kunnenworden uitgeleend in functie van digitalisatie. Zozal er opnameapparatuur ter beschikking wordengesteld voor de digitalisatie van geluid (audiorecorder),beeld (digitaal fototoestel en camcorder) endocumenten (scanner). Daarnaast zullen voor deorganisatie van activiteiten, zoals een lezing of eenvoorstelling, ook een laptop, beamer en projectieschermworden voorzien.Als laatste aandachtspunt willen we toelichten opwelke manier de Erfgoedcel Aalst het erfgoedveldondersteunt. Aangezien pas in de loop van 2012een operationeel subsidiereglement is gepland,worden op dit moment nog geen subsidies verleenddoor de Erfgoedcel Aalst. Ondersteuning gebeurtevenwel al door middel van directe participatiein projecten. Zo is Erfgoedcel Aalst bijvoorbeeldpartner in het Gudulaproject van de HeemkundigeKring De Faluintjes. Samen met andere partnerszoals ’t Gasthuys - Stedelijk Museum Aalst en dearcheologische dienst van intercommunale SOLVAinhoudelijk bijgedragen tot de Gudulatentoonstelling.Ook de Gudulawandeling die ter gelegenheidRaf De MeyErfgoedcel Aalst


Jongeren en heemkunde:Want heemkunde is hip!Juliaan Claerhout-kring uit Wielsbeke:een voorbeeld van intergenerationeel werken‘Natuurlijk staan wij te popelen om nieuwe medewerkers!’Het was het eerste wat ik te lezen kreegtoen ik als jonge geschiedenisstudent contact opnammet de Juliaan Claerhout-kring, het heemkundigegenootschap van Ooigem, Wielsbeke enSint-Baafs-Vijve. Ik had enkel wat interesse in dewerking getoond, maar als een pitbull sprong hetbestuur op mij om mij net niet te verscheuren toenze mij binnentrokken in de heemkring. Als achtergrond:ik ben een 25-jarige historicus-archivaris, enik kan mij in het kort omschrijven als plattelander,hardrocker en vrijwilliger. In 2005 werkte ik aan eenstudie rond het kerkelijke leven van mijn geboortedorpSint-Baafs-Vijve in het kader van mijn geschiedenisopleidingaan de KULAK (Kortrijk). Toenik informatie vroeg aan de plaatselijke heemkringwerd ik bijna verplicht om – als ik informatie wilde– ook in het bestuur te komen. Omdat ik meestaleen brave jongen ben, ging ik uiteindelijk in opde uitnodiging om een bestuursvergadering bij tewonen. Ik was 19 jaar en ik stond op dat momentbijna met één been in een heemkring. De eerstevergadering vergeet ik nooit. Niet alleen omdat ikmij opeens wel heel erg een snotneus voelde, maarvooral omdat de voorzitter die vergadering ontslagnam. Wat volgde was een chaotische avond, waarzelfs ik even als voorzitter werd voorgedragen. Hetangstzweet brak me net niet uit, maar overweldigdwas ik zonder meer. Zo erg zelfs dat ik even niet wistof ik wel in het bestuur wilde gaan.| 9 | beheer & organisatie - 04 2012Auteurs en bestuur 2005-2006


| 10 | beheer & organisatie - 04 2012Wat daarna volgde, lees je in deze bijdrage die eengenuanceerde neerslag vormt van mijn getuigenisin het kader van de workshop ‘Jongeren & heemkunde’tijdens de studiedag <strong>Heemkunde</strong> Actueel inGent op zaterdag 19 nove<strong>mb</strong>er 2011. In dit artikelpleit ik voor een intergenerationeel bestuur waarbijjongeren en ouderen samen aan de heemkundigekar trekken, en daarmee wil ik deels ingaan tegenhet artikel van Rob Bartholomees van de ‘TervuerscheJeugd van Tegenwoordig’ in <strong>Bladwijzer</strong> 3. Ik wilde evolutie van de Wielsbeekse heemkring naar eenjonger bestuur en een frissere en modernere heemkundigeaanpak hier graag uit de doeken doen aande hand van drie tijdsperiodes: ‘De praatbarak’(1981-2007), ‘Het grote schisma’ (2007-2011) en‘De hippe heemkring’ (2011-…).De praatbarak (1981-2007)De Juliaan Claerhout-kring werd in 1981 opgerichtin de nasleep van het ‘Jaar van het Dorp’ (1978) endat op initiatief van de Wielsbeekse cultuurraad.De heemkring werd genoemd naar priester-amateurarcheoloogJuliaan Claerhout (1859-1929),bijgenaamd ‘de pastoor met de spade’. Toen warenbijna alle bestuursleden ook leden van de cultuurraad.Stilaan kwamen er ook nieuwe bestuursledenbij en lanceerde men de driemaandelijke Leiesprokkels,kleine heemkundige tijdschriftjes. In 1989werden de tijdrovende tijdschriftjes vervangen doorhet tweejaarlijkse Leiesprokkels-Jaarboek waarvanhet 12de in oktober 2012 verschijnt. De heemkringkende al bij al een vrij succesvolle geschiedenis,maar nam pas echt een vlucht voorwaarts eind dejaren ‘90 toen twee jonge(re) mensen (MoniqueClaerhout en Michaël Delange) zich engageerdenvoor de heemkring. Zij zouden zich vooral toespitsenop de Leiesprokkels-Jaarboeken. Ikzelf werdin 2005 in de heemkring getrokken, maar had directduidelijk gemaakt dat ik eerst even wilde komen‘kijken’ vooraleer een definitieve beslissing tenemen. Net zoals veel andere nieuwe (en vooraljonge) vrijwilligers wilde ik eerst even de kat uit deboom kijken alvorens concrete engagementen aante gaan.In 2005 bestond het bestuur uit voornamelijk ouderebestuursleden, met – los van mezelf – dus nogtwee jongere bestuursleden. Er zaten – mezelf meegerekend– twee historici in het bestuur, de anderebestuursleden waren amateurhistorici. Eigenlijkdus best wel een scheeftrekking op het vlak vanacademische onderzoeksmethoden, maar ook ophet vlak van jonge en vrouwelijke bestuursleden.Het bestuur was zo opgedeeld dat alle bestuursleden,zo’n 15 in totaal, over alles konden beslissen.Er was dus een soort ‘algemeen bestuur’. Hetaantal bestuursleden steeg ook exponentieel: wieauteur was, werd automatisch ook bestuurslid.Redactievergaderingen bestonden niet als dusdanig,alles gebeurde in de gewone bestuursvergadering.Wat volgde waren ellenlange discussies overartikels, maar vooral ook over punten en komma’s,over verschillende interpretaties, over oude vetes,enz. Een doorsnee bestuursvergadering was vaakmeer een praatbarak van verzamelaars dan wel eenbestuur van een vereniging. Gevolg: vergaderingenvan minstens 3 uur met eindeloze discussies. Iedereenhoorde sowieso alles wat de heemkring aanbelangde,maar er was geen grote betrokkenheidomdat er gewoon geen structuur in zat. Ik neem hetnu niemand kwalijk, want de situatie was gewoonorganisch zo gegroeid met de forse uitbreiding vanhet aantal bestuursleden. Toen was ik minder enthousiast.Want wat gebeurt er? Ik was jong, een beetje wild,tamelijk enthousiast. Mijn engagement was echtingegeven door een grote interesse in de geschiedenisvan mijn dorp, maar vooral ook door eenpublieksgerichte insteek om die geschiedenis vooreen breder publiek te ontsluiten. Ik wilde met deheemkring vooruit, nieuwe wegen inslaan, maardat kon niet. Er was bijna geen bewegingsruimte.De voorzitter zei mij zelfs expliciet niet zo hard vanstapel te lopen. Frustratie loerde echt om de hoek,want ik voelde mij een beetje overbodig. De heemkringwas – los van de Leiesprokkels-Jaarboeken eneen erfgoedactiviteit – helemaal niet publieksgericht.Het logische gevolg van die verschillende verwachtingenwas dat ik mijn betrokkenheid sterk invraag stelde en de heemkring half de rug toekeerde.Door de lange vergaderingen, de grijzere omgeving,de weinige bewegingsruimte had ik – nu weet ik ‘tesnel’ – de conclusie gemaakt dat een heemkringsynoniem stond voor stoffig, saai, oubollig. Nietsvoor mij dus. Niet dat ik hip was, maar ik was nuook niet echt saai. En al zeker niet grijs.


Het grote schisma! (2007-2011)Mijn heemkundige verhaal leek ten einde, maar(gelukkig) wisten de andere jonge bestuursledenmij te overtuigen om toch nog de redactie vanLeiesprokkels verder af te werken. De redactieraadwas eigenlijk voornamelijk de verzameling van dejonge bestuursleden, waardoor de Leiesprokkels-Jaarboeken fris en modern waren, maar vaakbotsten met de rest van de bestuurswerking. In deperiode die ik hier schertsend ‘het grote schisma’noem, had de Juliaan Claerhout-kring eigenlijktwee ‘kampen’: enerzijds het algemeen bestuuren anderzijds de redactieraad. Beide kwamen ooksteeds meer los van elkaar te staan. Het bestuurbesliste nog steeds over alles, al werd Leiesprokkelsalleen nog maar ter info op de agenda geplaatst.De redactieraad begon echt haar eigen leven te leiden.De jongeren hokten daar samen en zetten zicheen beetje af tegen de oudere bestuursleden. Wewilden als jongere echt iets concreets doen, vooruitgaan, in plaats van oeverloos te praten in vergaderingen.Het moest allemaal erg concreet zijn omer onze aandacht bij te houden. De redactieraadbleek de ideale manier voor ons, jongere bestuursleden,om ons heemkundig te ontplooien. Redactievergaderingenverliepen kort, krachtig en vooralook efficiënt.Erfgoedwerkgroep 2007: een samenwerkingsverband tussende heemkring, het Davidsfonds, het André Demedtshuisen de cultuurdienst WielsbekeNu wil het toeval dat er toch – in eerste instantieuit respect – ook enkele oudere bestuursleden in deredactieraad zaten. En wat bleek: die vielen eigenlijkwel goed mee en stonden open voor de vernieuwendeen vaak ook wat gewaagde voorstellen vande jonge bestuursleden. Door onze wilde plannenaf te toetsen aan hun ervaringen kregen we eigenlijkeen mooie inhoudelijke en vormelijke samenhangvan de Leiesprokkels-Jaarboeken. Het besef groeideeigenlijk steeds meer dat het net die mix van jongen oud, historici en niet-historici en zelfs vrouwenen mannen was die de sterkte van het jaarboek wasgaan bepalen. Het zorgde voor een evenwichtigeLeiesprokkels met diverse invalshoeken en thema’s,die degelijk waren, maar toch fris en modern. Envooral ook verschillende generaties aanspraken. Deoudere bestuursleden hadden veel ervaring en wistengewoon ontzettend veel over de plaatselijke geschiedenis,kennis die wij als jongere bestuursledengewoon misten. Wij kwamen dan weer met nieuwe,Affiche Leiesprokkels| 11 | beheer & organisatie - 04 2012


| 12 | beheer & organisatie - 04 2012meer onderbouwde historische inzichten en vooralook frissere vormelijke en vooral ook communicatieveideeën. Ik kwam echt tot de conclusie dat mijnjeugdige Sturm und Drang helemaal niet hoefdete botsen met de oudere bestuursleden. Mijn enthousiasmevoor een aparte ‘jongerenwerking’waarbij we ons echt buiten de kring plaatsten wasgetemperd, vooral ook omdat bleek dat intergenerationeelwerken een duidelijke meerwaarde voorde redactieraad was. Het was net de mix van deideeën van jongeren en ouderen die de kracht vande Leiesprokkels-Jaarboeken uitmaakte. Het bleekstilaan tijd om dat intergenerationele beter toe tepassen op de volledige heemkring…Erfgoedfietstocht 2009De hippe heemkring (2011-…)Door de redactieraad had ik mijn enthousiasmevoor de Juliaan Claerhout-kring teruggevonden.Het begon echt weer te kriebelen om actiever tezijn. Bovendien had ik dankzij mijn professioneleloopbaan – ik coördineer o.a. De Nacht van de Geschiedenisvoor Davidsfonds Evenementen – ooknieuwe inzichten inzake heemkunde, bestuursstructurenen intergenerationeel werken. Met de komstvan twee nieuwe jonge en vrouwelijke bestuursleden(Griet Claerhout en Annelies Vandendriessche)werd overgegaan tot een gewaagde vernieuwingvan het bestuur en van de structuur. Daarvoormoest de panische angst om iedereen over alles teinformeren opzij gezet worden. Nu, het moet eerlijkheidshalvegezegd: die vernieuwing van de structuuren het bestuur was al langer aan de gang opeen spontane, officieuze manier. In februari 2011werd het allemaal officieel: Monique Claerhoutwerd de nieuwe, jonge, vrouwelijke voorzitter en ikzelfwerd de jonge, mannelijke ondervoorzitter. HetVoorzitter Monique Claerhout & ondervoorzitter Bert DeSmetbestuur zelf bestond nu uit een mix van jonge enoude, vrouwelijke en mannelijke bestuursleden. Destructuur werd vertakt in verschillende werkgroepen,die ik hieronder graag even wat uitgebreideraan bod laat komen.Algemene vergaderingDe algemene vergadering verenigt alle bestuursleden.Ze beslist alleen over de grote krijtlijnen, zoalsbv. de prijs van de jaarboeken, eventuele vergoedingen,aankoop van groot materiaal, publieke standpunten...De vergadering duurt nu nooit langerdan twee uur, behalve als er achteraf nog op ietsgeklonken moet worden. De algemene vergaderingkomt twee- à driemaandelijks samen, altijd op zaterdagvoormiddag.Dat tijdstip werd doelbewustgeprikt in functie van de drukke weekagenda vande jongere bestuursleden. De korte en efficiëntevergaderingen op een zaterdagvoormiddag zijn eenbelangrijke troef om jonge en/of nieuwe mensen teovertuigen om eens ‘de kat uit de boom te komenkijken’ bij een beginnend engagement. Ze kunnenzo stapsgewijs in de heemkring rollen.Feest van de vrijwilliger


Organigram HeemkringKernbestuurHet kernbestuur kent een zestal bestuursleden:een voorzitter-secretaris, een ondervoorzitter-penningmeester,een redactieverantwoordelijke en driekernbestuursleden. Het kernbestuur heeft de dagelijkseleiding van de heemkring, neemt dringendebeslissingen zelfstandig en voert de grote krijtlijnenuit zoals bepaald door de algemene vergadering.Het kernbestuur verzorgt ook de algemene communicatieen zorgt voor de taakverdeling binnen deheemkring. Maandelijks is er een korte, efficiëntevergadering. Belangrijk is vooral dat het kernbestuurbestaat uit de helft jongeren/historici en dehelft ouderen/niet-historici om de ideale mix op hetvlak van invalshoeken en achtergronden te verkrijgenin functie van een brede, maar onderbouwdepubliekswerking. Binnen het kernbestuur krijgen dejongeren dan ook de kans om daadwerkelijk mee tebouwen aan de Juliaan Claerhout-kring.Verschillende werkgroepenDe Juliaan Claerhout-kring beschikt ook over verschillendewerkgroepen, met een typisch ad hoc-karakter.Ze worden immers opgericht in functie vanhet te verrichten werk. Binnen de werkgroepen ishet wel wat moeilijker om intergenerationeel te werken,zeker op het vlak van inventarisatie en archiefwerking.Het zijn vooral de oudere, gepensioneerdebestuursleden die tijd kunnen vrijmaken voor hetarbeidsintensieve werk. De jongere bestuursledenhebben vaak geen tijd om dat te doen door eendrukkere (professionele) agenda. Het komt er dusbij de werkgroepen op neer om de tijdsindeling vande verschillende generaties zo optimaal mogelijk tebenutten en in te vullen. Het ad hoc-karakter zorgtvoor steeds wisselende samenstellingen binnen deverschillend ontstane werkgroepen.Schrijvers| 13 | beheer & organisatie - 04 2012RedactieraadDe redactieraad – die al van in de vorige fase eenmix tussen jongeren en ouderen was – blijft verderwerken zoals hij dat sinds 2007 heeft gedaan. Deredactieraad had gediend als geslaagd experimentdat model stond voor de nieuwe intergenerationelestructuur van de heemkring.Ik maak doelbewust binnen het organigram ookeen aparte groep voor de auteurs. De Juliaan Claerhout-kringbeschikt over flink wat goede schrijversdie geen bestuurslid zijn, maar ze schrijven wel elkLeiesprokkels-Jaarboek minstens één bijdrage. Ikheb persoonlijk liever tien goede losse schrijvers,dan twintig gewone bestuursleden. Die auteurszorgen er immers voor dat ons belangrijkste publieksproductkan blijven bestaan. Want draai ofkeer het zoals je wil, het jaarboek is de belangrijkste


– in tegenstelling tot vroeger – ook zelf spontaande weg naar de heemkring vinden met vragen en/ofsuggesties. Ze ervaren de heemkring steeds meer alseen ‘jonge’ en vooral frisse en eigentijdse erfgoedvereniging.Nieuw fotoboekje Juliaan Claerhout-kringDe laatste zaken op orde brengen in het André DemedtsmuseumHet gevolg van de intensieve pers- en publiekswerkingheeft er ook voor gezorgd dat er van het laatsteLeiesprokkels-Jaarboek (2009-2010) meer dan500 exemplaren verkocht zijn, waar we bij de vorigejaarboeken bleven steken op 350 à 400 stuks. Vooreen plattelandskring is 550 exemplaren een uitstekendresultaat, zeker als blijkt dat een derde van dekopers van buiten de gemeente komt. Steeds meermensen verlaten het geboortedorp, maar willen naverloop van tijd toch teruggrijpen naar de Heimat.Vandaar ook dat we met de heemkring sterk inzettenop het verzamelen van (digitale) adressen zodatwe die kopers ook blijvend kunnen informeren.Als vervolg op de succesvolle jaarboeken werd in2011 ook een nieuw fotoboekje gelanceerd, waarvanop een maand tijd meer dan 100 exemplarenwerden verkocht. Nog voor ze goed en wel aangekondigdwaren, waren ze uitgeput. <strong>Heemkunde</strong>lijkt dus echt wel hip te zijn in Wielsbeke. Het feitdat we vanuit de heemkring de laatste jaren sterkhebben ingezet – net door die jonge bestuursleden– op publiekswerking, speelt hierbij zeker een rol.Zo verleenden we onder meer onze medewerkingaan een nieuwe toeristische route (De vlaskoorde),lieten we de grafsteen van ridder de Cro<strong>mb</strong>rugghe(belangrijke adellijke familie van Wielsbeke uit de17de eeuw) beschermen, gaven we adviezen in hetkader van de renovatie van de parochiezaal en eenontmoetingscentrum (met aandacht voor cultuurhistorischeaspecten, o.a. authentiek glas-in-loodraam)en waren we voortrekker bij de vernieuwingvan het André Demedtsmuseum in Sint-Baafs-Vijve(zie ook bladwijzer 1). Op die manier wil de JuliaanClaerhout-kring echt een dynamische indruk nalatenop het brede publiek.UitdagingenIs het bij de Juliaan Claerhout-kring dan allemaalrozengeur en maneschijn? Absoluut niet. We kampenmet een paar belangrijke uitdagingen waar wede komende jaren grondig werk van moeten maken.Ondanks ons hippe imago hebben we nogsteeds te weinig instroom van nieuwe vrijwilligers,niet alleen jongeren. Dat het hier om een bredersocio-cultureel vrijwilligersprobleem gaat, staatals een paal boven water. Maar dat betekent nietdat we ons in zelfbeklag moeten wentelen, er moetwel degelijk (en dringend) gehandeld worden omdie nieuwe instroom te verzekeren. Een werkpuntvoor 2012 dus. We hebben echter wel een sterkeinstroom van nieuwe auteurs. Zij worden dan welgeen bestuurslid, maar zorgen wel voor het voortbestaanvan ons jaarboek. Niet onbelangrijk. Eentweede belangrijke uitdaging is om nog meer jongeremensen te betrekken bij het heemkundig verhaal,ook als koper of deelnemer. Publieksgerichteerfgoedactiviteiten blijken gemakkelijker jongeremensen aan te trekken, vaak ook gezinnen. Zo organiseerdenwe een tweetal jaar geleden een erfgoedactiviteitrond plaatselijke volksverhalen, meto.a. een kinderzoektocht. Meer dan 400 mensenwaren aanwezig, de meerderheid van hen jongegezinnen. Maar het probleem daarbij is dat hetorganiseren van die erfgoedactiviteiten veel te arbeidsintensiefis in vergelijking met het aantal ac-| 15 | beheer & organisatie - 04 2012


tieve bestuursleden waarover we beschikken. Eenderde belangrijke uitdaging is dat er nog steeds eenbetere wisselwerking tussen jongere en oudere bestuursledenen tussen historici en niet-historici nodigis. Het blijft een constant en arbeidsintensiefwerkpunt.Er is dus zeker nog werk aan de winkel om de JuliaanClaerhout-kring nog beter en aantrekkelijkerte maken. Maar het mag duidelijk zijn: heemkundeis terug hip in Wielsbeke. En dat bewijs werd op9 juli 2011 bewezen toen onze heemkring de JuliaanClaerhout-prijs, de cultuurtrofee van de Wielsbeeksecultuurraad, in ontvangst mocht nemen.De motivatie: de Juliaan Claerhout-kring ontsluitop een frisse en aantrekkelijke manier de geschiedenisvan Groot-Wielsbeke voor een breed publiek enwerkt daarbij drempelverlagend. Bovendien mengtde Juliaan Claerhout-kring zich in het publieke erfgoeddebatvan de gemeente en zorgt zij ervoor dater ook daadwerkelijk stappen in functie van de bewaringvan het Wielsbeekse erfgoed worden genomen.Laureaat worden van de Juliaan Claerhoutprijswas een belangrijke erkenning en waarderingvan het harde werk van de laatste 30 jaar en derecente vernieuwing van de heemkring. En daar zijnwe terecht trots op.Bert De SmetOndervoorzitter-penningmeesterJuliaan Claerhout-kring Wielsbeke| 16 | beheer & organisatie - 04 2012Juliaan Claerhout-kring wint Juliaan Claerhout-prijs


Academische geschiedschrijvingen heemkunde:waar ontmoeten ze elkaar?Een getuigenis van een heemkundige ten veldeTijdens de recente studiedag ‘<strong>Heemkunde</strong> Actueel’bracht Lut Bavay namens de HeemkundigeKring van Erpe-Mere een getuigenis overhaar ervaringen met het thema ‘Academischegeschiedschrijving versus heemkundigegeschiedschrijving’. De Heemkundige Kringvan Erpe-Mere is al meer dan 50 jaar actiefen heeft een werkgebied dat acht vroegeredorpen beslaat. De vereniging geeft een driemaandelijkstijdschrift uit – de ‘Mededelingenvan de Heemkundige Kring van Erpe-Mere’– en beschikt over een publiek toegankelijkdocumentatiecentrum. Er zijn een tiental bestuursledenactief.Ervaringen met de academische wereldDe contacten van onze kring met de Vlaamse universiteitenwaren in de voorbije jaren niet frequenten speelden zich af op verschillende niveaus:1. Geregeld komen studenten op eigen initiatiefof op aanbeveling van hun professoren naarons documentatiecentrum om er bronnenmateriaalof literatuur te raadplegen. In dat gevaldoen wij al het mogelijke om hen zo efficiëntmogelijk te begeleiden. In de allerbeste gevallenleidde dit tot een artikel voor ons tijdschrift ofbijkomende documentatie voor ons eigen centrum.Zo mochten we in de loop der voorbijejaren een mooi artikel en een ruime documentatieverwerven over cinema’s en filmexploitatiein de gemeente en een artikel over driesen inonze gemeente. De stille hoop van onze medewerkersis steeds dat wij vroeg of laat één vandeze mensen in onze rangen zouden kunnenverwelkomen. Tot op heden zonder resultaat.2. Af en toe documenteren wij academische onderzoekersals die via mailings of vragenlijstenbevragingen doen. We menen daarmee basisinformatieaan te reiken die noodzakelijk isvoor onderzoek in een ruimer kader. Als actieveheemkundigen zijn wij ons er zeer goed vanbewust dat voor veel historisch onderzoek eenruimer onderzoeksveld dan het onze noodzakelijkis. Het aanbrengen van correcte en goedgedocumenteerde gegevens uit het veld is voorons een taak die we nauw ter harte nemen. Hetdoet dan ook plezier als we enige tijd later bijhet verschijnen van een mooie publicatie ookeen verwijzing vinden naar onze gemeente.3. In de voorbije jaren voelden wij ons bijzondervereerd als academici en professionelen bereidwerden gevonden om een artikel te schrijvenvoor ons tijdschrift. Soms staat een kring vooreen opgave die voor niet-professionele medewerkersonbereikbaar is. Dan kan de samenwerkingmet academici een grote meerwaarde biedenvoor een heemkundige kring. Een concreetvoorbeeld. In het jaar 2003 wilde de parochieMere een groots feest organiseren naar aanleidingvan de duizendste verjaardag van een oorkondewaarin de parochie Mere voor het eerstvermeld werd. Van de heemkundige kring werdhet sluitstuk van dit jubeljaar verwacht: de publicatievan een artikel over de oorkonde uithet jaar 1003. In welke context was deze tekstontstaan? Wat staat er te lezen en hoe interpreterenwe dat? Is het stuk echt of vervalst?Allemaal vragen waar niet-geoefende geschiedschrijversgeen afdoend antwoord kunnen opgeven. Gelukkig vonden wij professor GeorgesDe Clercq (VUB) bereid om een bijdrage hieromtrentte schrijven en een lezing te geven.| 1 | onderzoek - 04 2012


| 2 | onderzoek - 04 20124. Ook andere professionelen uit de wereld vangeschiedenis en erfgoed werd reeds om medewerkinggevraagd voor onze specifieke problemen.Hoewel al die mensen druk bezet enbevraagd zijn, mochten wij toch steeds op éénof andere manier op medewerking rekenen.Ik vermeld hier graag de goede samenwerkingmet het KIK, het Rijksarchief, de provincialediensten voor cultuur.”Enkele bedenkingen hierbijIn tegenstelling tot wat het bovenstaande laatvermoeden, bestaat er onder heemkundigen heelwat wrevel over de wederzijdse relaties met academicien onderzoekers. Heemkundigen voelen zichondergewaardeerd. Hun publicaties worden doorprofessionelen kritisch bekeken en afgetoetst metde normen van een steeds evoluerende wetenschap.Is het verwonderlijk dat uitgaven van heemkundigendie test niet doorstaan? Is dat een blijkvan misprijzen?Niet noodzakelijk. Ongetwijfeld zijn sommige onderzoekersbest benieuwd naar wat onze kringenpubliceren, naar het bestaan van nog onvermoedebronnen, naar wat gedreven amateurs kunnen bovenspitten.Wanneer zij die gegevens later opnieuwgebruiken in het kader van hun onderzoek, kunnenwij dat beter beschouwen als een blijk van waardering.Misschien loont het wel eens de moeite om objectiefonderzoek te doen naar de manier waarop beidepartijen naar mekaar kijken. Is zoveel wederzijdswantrouwen reëel en waarop is dat dan gesteund?Of bestaat er in de hoofden van heemkundigen eenzekere frustratie die dan geprojecteerd wordt opeen kritische tegenspeler? Wellicht kan een objectiefverslag wel veel plooien gladstrijken.Heemkundigen en academische geschiedschrijversspelen op een ander terrein. Terwijl onderzoekersvoor collega’s schrijven en beoordeeld wordendoor andere historici, richt de heemkundige zichin de eerste plaats tot een publiek van lokale geïnteresseerden.Dat betekent geenszins dat heemkundigenhun publiek moeten achterna lopen ofonderschatten. Lezers van heemkundige bladen,documenteren zich ook elders, lezen ook boekenvan academisch geschoolde auteurs. Ze nemengeen vrede met halve waarheden, lichtzinnige uitsprakenof ongegronde veralgemeningen. Natuurlijktreffen die lezers graag onderwerpen aan waarze zelf herkenningspunten in terugvinden: materiëlerestanten of herinneringen aan eigen ervaringen.Daaraan tegemoet komen is niet minderwaardig.Wel moeten heemkundigen kritisch zijn voor zichzelfen mekaar (bijvoorbeeld in een redactieraad).Is alles wat we schrijven wel correct? Zijn bronnenjuist gelezen en geïnterpreteerd? Zijn mondelingebronnen getoetst aan een tweede bron of tegenpartij?Werd de lokale situatie geplaatst in een ruimerecontext? De kwaliteit van een heemkundigartikel of blad hangt in grote mate hiervan af.Heemkundigen en academici werken ook in andereomstandigheden. Academici kunnen zich voltijds(of toch grotendeels) aan onderzoek wijden, beschikkenover een veel betere kennis van bronnenen literatuur, hebben zich een strakke werkmethodeeigen gemaakt. Niet-professionele geschiedschrijversdaarentegen kunnen slechts hun vrije tijdaan hun passie besteden en vinden niet altijd deweg naar de meest recente literatuur. Maar ze hebbenéén andere troef: de goede kennis van het terrein.Ze zijn beter dan wie ook vertrouwd met degeografische omgeving, de toponymie, het dialect,de familieverwantschappen, de lokale bedrijvigheden,de rol van sommige individuen in politiek ofsociaal leven.BesluitHeemkundigen en historici zijn gedeeltelijk metdezelfde materie bezig. Hun werkwijze en aanpakverschillen echter grondig en leiden dus tot een verschillendresultaat. Vergelijkingen maken kan nooittot een positief resultaat leiden. Beide disciplineszijn echter noodzakelijk. Het fundamenteel engrootschalig onderzoek van de historicus levert debasis waarop de heemkunde zich kan steunen omde lokale situatie te kaderen. De heemkunde kanop kleine schaal de plaatselijke gegevens uitdiepenen naar een lokaal publiek brengen. De tientallenheemkundige verenigingen die in <strong>Vlaanderen</strong> actiefzijn creëren op die manier een maatschappelijkdraagvlak voor historisch onderzoek.Lut BavayHeemkundige Kringvan Erpe-Mere


De stadsplannenvan Jacob van DeventerEen schitterende bron voor de stadsendorpsgeschiedenisDe zestiende-eeuwse stadsplannen van Jacob vanDeventer zijn een mijlpaal in de geschiedenis van decartografie in de Nederlanden. Dat is niet alleen tedanken aan de hoge nauwkeurigheidsgraad van deplannen, maar ook aan het feit dat het de oudstetopografische plannen zijn van vele steden en hunonmiddellijke omgeving. In deze bijdrage belichtenwe kort de levensloop van Jacob van Deventer en deontstaanscontext en inhoud van zijn stadsplannen.Vervolgens overlopen we enkele onderzoeksmogelijkheden.In bijlage gieten we de stadsplannenvan de ‘Belgische’ steden in een handig overzichten bieden we een zo volledig mogelijke bibliografieaan 1 .Jacob van Deventer, keizerlijken koninklijk geograaf| 3 | onderzoek - 04 2012Dit is uiteraard niet de plaats om een uitgebreidebiografie van Jacob van Deventer te schrijven. Webeperken ons hier dus tot de belangrijkste biografischeelementen. Jacob van Deventer werd omstreeks1500-1505 geboren in Kampen en brachtdaar zijn jeugd door (zie afbeelding 1). Tussen1520 en 1530 studeerde hij samen met onder meerGemma Frisius aan de universiteit van Leuven. Eennota bij de kaart van de stad Deventer in de CivitatesOrbis Terrarum van Braun en Hogenberg(Keulen, 1581) wijst uit dat Jacob in Leuven eerstgeneeskunde studeerde, om zich vervolgens toe teleggen op wiskunde en geografie.In de jaren 1530 liet hij zich ook reeds in met landmeetkundigeen cartografische activiteiten. In 1536schonk de Raad van Brabant hem namelijk eenvergoeding voor een kaart van het hertogdom vanBrabant, die hij aan deze instelling was komen aanbieden.Naar eigen zeggen had hij deze kaart zelfvervaardigd 2 . Het is de oudste expliciete getuigenisBram Vannieuwenhuyze was de lesgever van de cursusreeks‘Hoe schrijf ik een historisch verantwoorde tekst?’ inHalle, waar de stadplannen van Jacob van Deventer onderde loep werden genomen. Er waren 15 deelnemers voordeze vierdelige cursusreeks in maart 2011. Bram Vannieuwenhuyzeis postdoctoraal onderzoeker aan de KU Leuven,onderzoekeenheid Middeleeuwen. In het kader van dezecursusreeks schreef hij samen met Jelle Lisson dit artikelvoor <strong>Bladwijzer</strong>.over Jacob van Deventers cartografische activiteiten.In de jaren 1530 en 1540 bracht hij nog andereprovincies in kaart, met name Holland (1537),Delfland (1541), Gelderland (1543), Friesland(1545) en ten slotte ook Zeeland (1547). Verschil-


viteiten was Jacob van Deventer vermoedelijk veelonderweg. Het centraal gelegen Mechelen vormdeeen ideale uitvalsbasis.Ook Jacob van Deventers levenseinde is in eenwaas van mysterie gehuld. De meeste historici zijnhet erover eens dat de cartograaf in 1572 vanuitMechelen naar Keulen vluchtte. Er bestaat echterdiscussie over zijn beweegredenen. Lange tijd werdaangenomen dat hij vluchtte voor de plunderendeSpaanse troepen in Mechelen, maar recentelijk opperdeAhlers dat hij in de eerste plaats ‘voor zaken’naar Keulen zou zijn vertrokken. 6 Jacob van Deventerzou Mechelen in elk geval niet meer terugzien:hij overleed in Keulen in april of mei 1575. Hij isdus ongeveer 70 jaar oud geworden.| 4 | onderzoek - 04 2012Afbeelding 1: Jacob van Deventer groeide op in Kampen.Op de plek van zijn vroegere woonplaats ligt nu een schoenmakerij(© foto Bram Vannieuwenhuyze).lende bronnen maken ook melding van overzichtskaartenvan de Nederlanden: in 1552 bezorgde Jacobvan Deventer de stad Antwerpen bijvoorbeeldeen caerte van alle landen van herwaerts overe (dezestiende-eeuwse benaming voor de Nederlanden)en hij maakte een gelijkaardige kaart in opdrachtvan de gouverneur-generaal van de Nederlanden. 3Volgens Visser werd Jacob van Deventer omstreeks1540 aangesteld tot keizerlijk geograaf. Ondertussenwas de cartograaf ook gestart met de vervaardigingvan stadsplattegronden, getuige daarvan dekaart van Dordrecht uit 1545, die werd vervaardigdin opdracht van het plaatselijke stadsbestuur. 4 Hijwas ruim 50 jaar oud toen hij in 1559 van Filips IIeen vrijgeleide kreeg om de steden van de Nederlandenin kaart te brengen. Hij bleef aan de stadsplannenwerken tot aan zijn dood in 1575.Over de woonplaats van de cartograaf is niet zoveelbekend. Volgens sommigen woonde hij vóór1542 enige tijd in Dordrecht. 5 Rond die periodevestigde hij zich echter in Mechelen, waar hij eenhuis huurde en samenleefde met kaartenmaaksteren –handelaarster Barbara Smets. Gezien zijn acti-Afbeelding 2: Overzicht van het aantal bewaarde stadsplannen,met aanduiding van de vorm (losse kaart en/ofatlaskaart) en de kenmerken van het papier (overgenomenuit Visser, Stadsplattegronden, bijlage).


De ‘stads’plannen vanJacob van DeventerHet vrijgeleide uit 1559 bevat wel enkele korte aanwijzingenover de taak van Jacob van Deventer. Decartograaf werd verzocht om alle steden van de‘landen van herwaarts over’ te visiteren, te metenen te beschrijven, alsook de rivieren en ‘omliggendevlekken’, dorpen en grenspassages. 8 Filips II droeghem op om dit alles samen te brengen in één boek,waarin zich zowel een kaart van de gehele provincieals stadsplannen van de afzonderlijke stedenzouden bevinden. Ten slotte beval de koning zijnonderdanen om de cartograaf, zijn helpers en instrumentenoveral ongehinderd te laten komen enhem daarenboven de nodige bijstand te verlenen.Het staat vast dat Jacob van Deventer in 1559 eenvrijgeleide kreeg van Filips II om de stadsplannente vervaardigen. De officiële opdracht is echter nietbewaard. Er wordt traditioneel wel aangenomendat de cartograaf kort voordien en door dezelfdevorst officieel werd opgedragen om de steden vande Nederlanden in kaart te brengen. Toch is hetevenzeer mogelijk dat Filips II een vroeger vrijgeleidevan zijn vader Karel V herbevestigde. Deys vondin één van de Madrileense atlasdelen overigens eenvermelding terug waaruit zou blijken dat Jacob vanDeventer de opdracht in 1545 van Karel V had gekregen.Desalniettemin bleef ook Deys sceptisch:‘Deze volledig hypothetische stelling brengt onsechter weinig verder want het staat toch wel vast,dat Philips II en niet zijn vader Karel V de opdrachtgeveris geweest.’ 7Volgens van der Krogt karteerde Jacob van Deventerin totaal zo’n 250 à 260 steden, die zich nu inhet huidige Nederland, België, Noord-Frankrijk,Luxe<strong>mb</strong>urg en uiterste westen van Duitsland bevinden.9 In totaal zijn slechts 221 stadsplannenbewaard, die in één, twee of drie exemplaren zijnovergeleverd (zie afbeelding 2). Eén reeks plannenwordt traditioneel bestempeld als de ‘netexemplaren’.Ze werden gecompileerd in drie registers,waarvan nog twee delen in de Biblioteca Nacionalte Madrid worden bewaard (zie afbeelding 3). Beideatlasdelen werden pas ‘herontdekt’ in de jaren1880. In een aantal gevallen zijn deze ‘netkaarten’vergezeld van een ‘bijkaart’ – ook ‘carton’ genoemd–, waarop het dichtbebouwde stadscentrum wordtafgebeeld (zie afbeelding 4). Men vermoedt dat erook een derde atlasdeel bestond, waarin de Brabantse,‘Oost-Belgische’ en Luxe<strong>mb</strong>urgse stedenwaren opgenomen. Van dit deel is echter geenspoor te bekennen. 10Daarnaast bestaan de meeste stadsplannen ook alslosse kaart, die men gewoonlijk de ‘minuut’ noemt(afbeelding 5). Volgens Visser mogen de ‘minuten’doorgaan als ‘volledig afgewerkte kaarten, waarinde verschillende gegevens verkregen door meting endoor schetsen ‘op het gezicht’ tot één geheel zijnverwerkt’. 11 De meeste kaarthistorici volgden zijnvisie. Enkel Deys bedacht een alternatieve theorie.Hij bestempelde deze losse plannen als ‘clandestiene’kopieën die door Jacob van Deventers levensgezellinBarbara Smets werden achtergehou-| 5 | onderzoek - 04 2012Afbeelding 3: Foto van de twee in Madrid bewaarde atlasdelenwaarin Jacob van Deventers stadsplannen zijn gecompileerd(overgenomen uit Visser, Inleiding, s.p.).Afbeelding 4: De atlaskaart en bijkaart (links) van Haarlem(© Madrid, Biblioteca Nacional).


den na zijn overlijden. Volgens Deys werden de‘echte’ minuten van de stadsplannen samen metde driedelige atlas naar Madrid gebracht, maarverdwenen ze samen met het zoekgeraakte derdeatlasdeel. 12 Wat er ook van zij, de reeks losse stadsplannenkwam in 1859 op een veiling terecht. Eendeel van deze precieuze ‘minuten’ of ‘clandestienekopieën’ werd aangekocht door de Koninklijke Bibliotheekvan België. Het gaat om 40 stadsplannenvan steden uit het huidige België, Noord-Frankrijk,Noord-Brabant en Duitsland. Deze stadsplannenkunnen online geraadpleegd worden via de websiteBelgica, de digitale bibliotheek van de KoninklijkeBibliotheek van België (www.belgica.kbr.be) (afbeelding6). De stadsplannen van de Nederlandsesteden zitten verspreid over de verschillende provincialeRijksarchieven.ontstaan. We wezen er hoger al op dat Jacob vanDeventer reeds in de jaren 1540 stadsplannen tekende.Ook het gebruik van de term ‘stadsplannen’is in wezen trouwens verkeerd. Niet alleen dezestiende-eeuwse stadscentra, maar ook het ommelandstaat afgebeeld, en dit vaak met een zelfdegraad van detaillering. Dat het hier zeker niet om‘bladvulling’ gaat, wordt bewezen door het feit datbij een aantal plattegronden extra stukjes papierwerden toegevoegd om details te kunnen weergevendie normaal buiten de kaart zouden vallen (afbeelding7).Hoewel de stadsplannen gewoonlijk als één collectieworden aanzien (en soms ‘stedenatlas’ wordengenoemd), zijn ze waarschijnlijk niet als dusdanig| 6 | onderzoek - 04 2012Afbeelding 5: De losse kaart van Oudenburg (© Brussel,Koninklijke Bibliotheek van België).Afbeelding 6: Screenshot van de website Belgica, de digitalebibliotheek van de Koninklijke Bibliotheek van België,met de losse kaart van Aarschot (www.belgica.kbr.be).Afbeelding 7: De losse kaart van Zoutleeuw, met bovenaanen links twee extra ‘flappen’, wellicht toegevoegd om tweewatermolens te kunnen afbeelden (© Brussel, KoninklijkeBibliotheek van België).Omdat Jacob Van Deventer zelf geen teksten heeftnagelaten over zijn karteermethode, kunnen we dieenkel reconstrueren op basis van indirecte aanwijzingen.De meeste specialisten gaan er vanuit datde kartering in verschillende fases is gebeurd. Tijdenszijn veldwerk heeft Jacob van Deventer ongetwijfeldwerktekeningen gemaakt, met daarop hetraamwerk van zijn plattegronden en tekstuele informatieover bijvoorbeeld het uitzicht van gebouwen,de plaatsnamen en eventueel een schets vande wapenschilden.De meeste Nederlandse kaarthistorici gaan ervanuit dat Jacob Van Deventer eerst een meetkundige


Afbeelding 9: De markante bebouwing in en rondom debinnenstad van Oudenaarde weergegeven in vogelperspectief(© Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België – bewerkingCyril Carton).Na het veldwerk heeft Jacob Van Deventer zijn resultaten‘vertaald’ naar papier. Op basis van zijnwerktekeningen heeft hij de zogenoemde ‘minuten’vervaardigd. Dat kunnen onmogelijk de kladtekeningenzijn geweest, aangezien er te weinig verbeteringenen externe invloeden (bijvoorbeeld vanweersomstandigheden) zichtbaar zijn om van eenwork in progress te kunnen spreken. 16 Desalnietteminbevinden er zich nog wel aanpassingen encorrecties op de ‘minuten’. Visser interpreteerdedeze op twee manieren. Ofwel wijzen ze op het feitdat de ‘minuten’ toch ter plaatse werden vervaardigd.Ofwel zijn de aanpassingen te wijten aan hetgebruik van meerdere schetskaartjes (bijvoorbeeldvoor de kartering van details). 17 De versierde kaar-| 7 | onderzoek - 04 2012Afbeelding 8: Minuscule prikgaatjes (aangeduid met rodestippen) op de losse kaart van Brussel (© Brussel, KoninklijkeBibliotheek van België – bewerking Bram Vannieuwenhuyze).grondslag heeft uitgewerkt, die gebaseerd was opeen co<strong>mb</strong>inatie van veelhoeksmeting en driehoeksmeting(of triangulatie). 13 Wellicht heeft de cartograafde rechte lijnen afgestapt met een boussole(kompas met vizier) in de hand, waarmee hij opde knikpunten de richting kon bepalen ten opzichtevan het noorden. Die punten vindt men terugin de ‘minuten’ in de vorm van minuscule gaatjes(afbeelding 8). Vervolgens zou hij binnen dit kaderde ligging van de belangrijkste plaatsen hebben bepaaldop basis van de ‘voorwaartse snijding’, eenonderdeel van de driehoeksmeting die werd uitgewerkten neergeschreven door Gemma Frisius.Soms wordt zelfs geïnsinueerd dat Jacob van Deventerde echte uitvinder van de driehoeksmetingis geweest. 14 Recentelijk werd de toepassing vande triangulatie in vraag gesteld: enkele Nederlandsekaarthistorici stelden dat deze methode slechttoepasbaar was binnen een stedelijk gebied en datJacob van Deventer ze enkel gebruikte voor de realisatievan zijn provinciekaarten. 15Afbeelding 10: De gestandaardiseerde weergave van groen,water en doorsnee bebouwing op de losse kaart van Gistel(© Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België – bewerkingJan Bogaert).


ten uit de driedelige atlas zouden ten slotte als laatstezijn gerealiseerd.In het jargon van de Nederlandse kaarthistoriciworden zijn stadsplannen omschreven als ‘plattegrondenmet opstallen in scheve parallelprojectie’.18 Om misverstanden te vermijden, verkiezenwij eerder ‘topografische plannen met driedimensionaleweergave van de belangrijke gebouwen’. Debelangrijkste gebouwen van de stad en haar omgevingwerden afgebeeld vanuit een vogelperspectief(afbeelding 9). Andere topografische elementenzijn daarentegen gestandaardiseerd en vereenvoudigdweergegeven (afbeelding 10). Uiteraard verschiltde inhoud van kaart tot kaart, maar grossomodo komen steeds hetzelfde type elementen terug.Bij wijze van voorbeeld geven we hier een typologischeontleding van de inhoud van het stadsplanvan Zoutleeuw (zie onderstaande tabel).OnderzoekspotentieelVaak wordt het uitzonderlijke karakter van Jacobvan Deventers stadsplannen onderstreept. Binnende Nederlanden springt de collectie in elk geval ommeerdere redenen in het oog. Voor vele steden gaathet om de oudste stadsplattegrond en dus om eenkaartbeeld dat het dichtst bij het middeleeuwsestadslandschap aansluit. De kaarten zijn dus nietalleen interessant voor de studie van de zestiendeeeuwsetopografie van stad en omliggende platteland,maar vormen tevens een onmisbare bron voorregressief onderzoek naar het middeleeuwse landschap.De kaarten zijn immers een palimpsest: zegeven een verzameling van topografische elementenweer die in de loop der eeuwen zijn ontstaan.Zo kan men op Jacob van Deventers stadsplannenniet alleen bouwwerken uit de vijftiende of zestiendeeeuw, maar ook relicten van Karolingischeversterkingen of tracés van pre-stedelijke wegen terugvinden(afbeelding 11).| 8 | onderzoek - 04 2012water wegennet omwallingen doorsneebebouwing-waterlopen-stilstaandwater-straten-pleinen-muren-torens-poorten-grachten-huizenmarkantebebouwing-kerken-spuien-molens-torens-kruis-galgfysischlandschap-struiken-grasvelden-bosgebied-motteJacob van Deventer werkte ook met vaste kleurenco<strong>mb</strong>inaties(zie onderstaande tabel) en sy<strong>mb</strong>olen(bijvoorbeeld een voor doorsnee huizen, krullenvoor bosjes). 19kaartelementdoorsnee bebouwingmarkante bebouwingzandgronden en hogergelegen gebiedenbossenweilanden en lagergelegen gebiedenwaterbeplantingen langs de wegstruikgewaskleurroodwitte gevelsmet blauwe dakenbeigedonkergroenlichtgroenblauwdonkergroene strokendonkergroene stippenop lichtgroene ofbeige achtergrondKijken we naar de collectie in haar geheel, danspringen vooral de uniformiteit van het kaartbeelden de geometrische accuratesse in het oog. Jacobvan Deventer maakte steeds gebruik van dezelfdecodes en kleuren en tekende zijn stadsplannen namelijkin +/- dezelfde schaal. Een steekproef toondedat de schaal van een derde van de stadsplannentussen 1:7900 en 1:8100 ligt, waardoor het verdedigbaaris te stellen dat de cartograaf streefde naareen schaal van 1:8000. 20De collectie van 221 stadsplannen vormt dus eencoherent corpus en is in die zin uiterst geschikt voorsystematisch en comparatief onderzoek. Vooral inNederland is daar reeds werk van gemaakt: historicihebben de kaartencollectie aangewend om destedelijke topografie en de vorming van het laatmiddeleeuwseNederlandse stedenlandschap te


Afbeelding 11: Analyse van topografische patronen op basis van het stadsplan van Leiden (overgenomen uit Zweerink,Ruimtelijke volwassenwording, 157).bestuderen. 21 De stadsplannen van de ZuidelijkeNederlanden werden bestudeerd bij de zoektochtnaar de invloed van pre-stedelijke versterkingen opde laatmiddeleeuwse stadsontwikkeling. 22 Er is dusreeds degelijk onderzoekswerk verricht, maar tochbestaan er nog heel wat onduidelijkheden, hiatenen pistes voor verder onderzoek, waarvan we er hierenkele opsommen.- De biografie die van ’t Hoff in 1953 schreef, is ondertussensterk verouderd. De auteur was trouwensde eerste om de onvolledigheid van zijn studie tebenadrukken. 23 Sindsdien zijn er wel een reeks nieuwegegevens over het leven van Jacob van Deventeraan het licht gekomen 24 , maar aan de andere kantzijn er nog heel wat hiaten. Eén van de belangrijkstehiaten is Jacob van Deventers aanwezigheid op deplaatsen die hij gekarteerd heeft. Er wordt vaak beweerddat de cartograaf zich low profile gedroeg,maar desalniettemin lijkt het vrij onwaarschijnlijkdat zijn meet- en karteringsactiviteiten op het terreinin de zestiende eeuw geen belangstelling bij deplaatselijke bevolking en bestuurders zouden hebbenopgewekt. Bovendien was de cartograaf een‘vreemde’ in elke stad en moet hij er gelogeerd engeconsumeerd hebben. Dit moet sporen nagelatenhebben, misschien zelfs op de plannen zelf: het isnamelijk mogelijk dat de cartograaf de naam vanzijn plaatselijke verblijfplaats heeft genoteerd opde losse stadsplannen (afbeelding 12). 25 Indienwe Jacob van Deventers aanwezigheid in de steden‘in kaart kunnen brengen’ en zijn parcours doorde Nederlanden kunnen reconstrueren, dan hebbenwe trouwens meteen een stevig element om dekaarten te dateren.- De datering van de individuele stadsplannen envan de kaartcollectie in haar geheel blijft een heikelpunt. Aangezien de kaarten heel vaak als bron ofillustratie worden gebruikt, is het van belang datze precies gedateerd kunnen worden. De stadsplannenvan Jacob van Deventer dragen in de regelAfbeelding 12: De aanduiding van St Cornelii op de lossekaart van Brussel, mogelijk een allusie op het feit dat decartograaf in het Sint-Cornelisgasthuis logeerde tijdens zijnwerkzaamheden in Brussel en omgeving (© Brussel, KoninklijkeBibliotheek van België – bewerking Bram Vannieuwenhuyze).| 9 | onderzoek - 04 2012


Bijlage 1: Jacob van Deventers stadsplannen van ‘Belgische’ stedenstad losse kaart 36 atlaskaart (incl. bijkaart) 37| 12 | onderzoek - 04 2012AalstAarschotArlonAthBastogneBeaumontBincheBraine-le-ComteBruggeBrusselChièvresChimayChinyCominesDammeDendermondeDiksmuideDinant – BouvignesEnghienGe<strong>mb</strong>louxGentGeraardsbergenGistelHalleHarelbekeHerentalsHerveKortrijkLandenLe RoeulxLessinesLeuvenLeuze-en-HainautLierMarche-en-FamenneMarie<strong>mb</strong>ourgMechelenMenen (+ Halluin)MesenMiddelburg (in <strong>Vlaanderen</strong>)MonsNieuwpoortNinoveOostendeOudenaardeOudenburgPoperingeSaint-GhislainSoigniesTienenTournaiVeurneVilvoordeVoerenWarnetonWavreWervikZichemZoutleeuwXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX


Bijlage 2: BibliografieFacsimilesP.C. MOLHUIJSEN, ‘Jacobus van Deventer of Daventriensis’,in : Overijsselsche Almanak voor Oudheiden Letteren, 1839, jg. 4, p. 55-61.R. FRUIN, red., Nederlandsche steden in de 16e eeuw:plattegronden van Jacob van Deventer: 111 teekeningenen 97 cartons in facsimile uitgegeven, ’s-Gravenhage,1916-1923.Ch. RUELENS, red., Atlas des Villes de la Belgique auXVIe siècle. Cent plans du Géographe Jacques de Deventerexécutés sur les ordres de Charles-Quint et de PhilippeII réproduits en fac-similé chromographique, Brussel,1894-1924.De stadsplattegronden van Jacob van Deventer, Weesp –Alphen aan den Rijn, 1992-2001, 8 delen:1/ Zuid-Holland (1992)2/ Utrecht (1995)3/ Noord-Holland (1993)4/ Friesland (1992)5/ Overijssel, Drenthe en Groningen (1994)6/ Gelderland (1998)7/ Zeeland (1995)8/ Noord-Brabant en Li<strong>mb</strong>urg (1998)12/ Deutschland und Luxe<strong>mb</strong>urg (2001)G. Vande Winkel, red., ‘Gezicht op de steden Aalst,Ninove en Geraardsbergen. Verklarende teksten bij deuitgave van de originele stadsplattegronden van Jacobvan Deventer (circa 1565) (Brussel KB; Madrid BN)’,in: Het Land van Aalst, 2008, jg. 40, nr. 4, p. 223-315.Leven van Jacob van DeventerB. VAN ’T HOFF, Jacob van Deventer, keizerlijk-koninklijkgeograaf, ’s-Gravenhage, 1953.B. VAN DER HERTEN, ‘De connectie tussen Jacobvan Deventer en Viglius van Aytta in de jaren 1530-1540: een hypothese’, in : Caert-Thresoor, 1995, jg.14, nr. 3, p. 59-61.F. VAN DER JEUGHT en P. DE WIN, ‘De relatietussen de landkaartenmaakster Barbara Smets (ca1513-ca 1597) en geograaf Jacob van Deventer (ca1505-1575)’, in : Handelingen Koninklijke Kring voorOudheidkunde, Letteren en Kunst van Mechelen, 2005,jg. 109, nr. 1, p. 245-255.F. VAN DER JEUGHT en P. DE WIN, ‘Ongepubliceerdmateriaal uit het Mechelse Stadsarchief betreffendeJacob van Deventer’, in : Caert-Thresoor,2006, jg. 25, nr. 4, p. 104-107.G. VANDE WINKEL, ‘Leven en werk van cartograafJacob van Deventer (1500/1505-1575) metbijzondere aandacht voor zijn stadsplattegrondenvan Aalst, Ninove en Geraardsbergen’, in : Land vanAalst, 2008, jg. 60, nr. 4, p. 225-242.J.C. VISSER, ‘Jacob van Deventer alias van Campen?De jonge jaren van een keizerlijk-koninklijkgeograaf’, in : Caert-Thresoor, 1993, jg. 12, nr. 3,p. 63-67.| 13 | onderzoek - 04 2012A. De Smet, ‘Louvain et la cartographie scientifiquedans la première moitié du XVIe siècle’, in : Janus,1967, jg. 54, p. 220-223.A. De Smet, ‘De plaats van Jacob van Deventer inde cartografie van de 16e eeuw’, in : De Gulden Passer,1980-1983, jg. 61-63, p. 461-482.A. De Smet, ‘de Deventer’, in : Nouvelle BiographieNationale, Brussel, 1988, jg. 1, p. 30-39.P.H. MEURER, ‘Jacob van Deventer (ca. 1500-1575) und die Frühzeit der zeichnerischen Triangulation’,in : Nachrichten aus dem karten- und Vermessungswesen,1985, jg. I, p. 15-23.Stadsplannen van Jacob van DeventerW. AHLERS, ‘Jacob van Deventer, nieuwe ideeën ennieuwe vragen’, in : Caert-Thresoor, 2004, jg. 23, p.59-64.J. BOGAERT, Jacob van Deventers Gistel. Een onderzoeknaar de betrouwbaarheid van een zestiende-eeuwse stadsplattegrond,Gent, 2011 (onuitgegeven masterscriptie).W. BRACKE, ‘Jacob van Deventer e l’atlante di cittàdei Paesi Bassi’, in: C. DE SETA en B. MARIN, red.,Le città dei cartografi. Studi e ricerche di storia urbana,Napoli, 2008, p. 38-48.


C. CARTON, Oudenaarde op de kaart. Een grondigeanalyse van de 16de-eeuwse kaart van Oudenaarde van Jacobvan Deventer, Gent, 2010 (onuitgegeven masterscriptie;online raadpleegbaar via www.lib.ugent.be).M. COCK en G. VAN BOCKSTAELE, ‘Geraardsbergen(Geersberge, Geersberg, Grant mont)’, in : HetLand van Aalst, 2008, jg. 60, nr. 4, p. 287-315.K.A.H.W. LEENDERS, ‘De datering van Van Deventer’sstedenkaarten’, in : Historisch-Geografisch Tijdschrift,1992, jg. 10, p. 62 - 67.I. LEMPKE, ‘Een klooster, twee plattegronden. Wieheeft er gelijk? Het klooster Koningsveld bij Delftop Van Deventers plattegrond en op een geschilderdeplattegrond van Delft’, in : Caert-Thresoor,2006, jg. 25, nr. 4, p. 121-123.| 14 | onderzoek - 04 2012A.P. DE KLERK, ‘Waterstaat bij Van Deventer. Uitwateringssluizenen -duikers op de Zeeuwse stadsplattegrondenvan Jacob van Deventer’, in : Tijdschriftvoor Waterstaatsgeschiedenis, 2002, jg. 11, nr.5, p. 1-5.J. DE MEULEMEESTER, ‘Burchten en stadsontwikkeling: archeologische beschouwingen bij de kaartenvan Jacob van Deventer’, in : De Duinen, 1986,jg. 16, p. 73-91.J. DE MEULEMEESTER, ‘La fortification de terre etson influence sur le développement urbain de quelquesvilles des Pays-Bas méridionaux’, in : Revue duNord, 1992, jg. 74, nr. 296, p. 13-28.J. DE MEULEMEESTER, ‘Karolingische castra enstadsontwikkeling: enkele archeo-topografischesuggesties’, in : Ontstaan en vroegste geschiedenis vande middeleeuwse steden in de Zuidelijke Nederlanden. Eenarcheologisch en historisch probleem. 14de InternationaalColloquium. Spa, 6-8 sept. 1988. Handelingen, Brussel,1990, p. 117-149.P.H. MEURER, ‘Pläne Rheinischer Städte bei Jacobvan Deventer’, in : Burgen und Schlösser, 1979, jg. 20,nr. 1, p. 43-48.C. NEERVOORT, De vorming van een stad: Dendermonde(14de-16de eeuw). Een cartografische studie opbasis van de kaarten van Jacob van Deventer, Sanderusen Alphons De Vlaminck, Gent, 2011 (onuitgegevenmasterscriptie).H. RENES, ‘De stad in het landschap’, in : R. RUT-TE en H. VAN ENGEN, Stadswording in de Nederlanden.Op zoek naar overzicht, Hilversum, 2005, p. 15-46.R. RUTTE, Stedenpolitiek en stadsplanning in de LageLanden (12de – 13de eeuw), Zutphen, 2002.R. RUTTE, ‘Stadslandschappen. Een overzicht vande stadswording in Nederland van de elfde tot devijftiende eeuw’, in : R. RUTTE en H. VAN ENGEN,Stadswording in de Nederlanden. Op zoek naar overzicht,Hilversum, 2005, p. 143-169.H.P. DEYS, ‘De stadsplattegronden van Jacob vanDeventer. Resultaten van recent onderzoek te Madrid’,in : Caert-Thresoor, 1989, jg. 8, nr. 4, p. 81-95.S. D’HAENE, Toponymie en stadscartografie als verklikkersvoor de stadsontwikkeling van laatmiddeleeuws Kortrijk,Gent, 2010 (onuitgegeven masterscriptie; onlineraadpleegbaar via www.lib.ugent.be).H. ELKHADEM, ‘De stedenatlas van Jacob van Deventer’,in : Honderd schatten uit de Koninklijke Bibliotheekvan België, Brussel, 2005, p. 38-39.E. HEERE, P. VAN DER KROGT, F. ORMELING enM. STORMS, ‘De functie van de stadsplattegrondenvan Van Deventer’, in : Historisch-GeografischTijdschrift, 2010, jg. 28, nr., 4, p. 140-145.D. VAN DE PERRE en G. VANDE WINKEL, ‘Ninove(Nieneve)’, in : Het Land van Aalst, 2008, jg. 60, nr.4, p. 267-286.H.A.M. VAN DER HEIJDEN, ‘De minuutkaart vanMiddelburg in <strong>Vlaanderen</strong> van Jacob van Deventerteruggevonden’, in : Caert-Thresoor, 1996, jg. 15, nr.4, p. 107-108.P. VAN DER KROGT, ‘Algemene beschrijving vande kaarten’, in : De stadsplattegronden van Jacob vanDeventer, Weesp – Alphen aan den Rijn, 1992-2001, s.p.


P. VAN DER KROGT, ‘Welke steden karteerde VanDeventer voor Filips II in diens ‘landen van herwertsovere’?’, in : Caert-Thresoor, 2006, jg. 25, nr. 4, p.116-120.R. VAN DIJK, ‘Gorinchem gekarteerd door Jacobvan Deventer en Pieter Sluyter’, in : Caert-Thresoor,1990, jg. 9, nr. 3, p. 42-44.B. VANNIEUWENHUYZE, Brussel, de ontwikkeling vaneen middeleeuwse stedelijke ruimte, Gent, 2008 (onuitgegevendoctoraatsverhandeling; online raadpleegbaarvia www.lib.ugent.be).J.C. VISSER, ‘De stadsplattegronden van Jacob vanDeventer’, in : Stad in kaart. Voordrachten gehouden ophet congres ‘De historische stadsplattegrond - spiegel vanwens en werkelijkheid’ Groningen 18-19 nove<strong>mb</strong>er 1983,Alphen aan den Rijn, 1984, p. 29-38.J.C. VISSER, ‘De waarde van de stedenatlas van Jacobvan Deventer voor de topografie van de laatmiddeleeuwsestad’, in : H. AUBIN, E. ENNEN, H.KELLENBENZ, T. MAYER, F. METZ, M. MILLER enJ. SCHMITHÜSEN, red., Beiträge zur Wirtschafts- undStadtgeschichte. Festschrift für Hektor Ammann, Wiesbaden,1965, p. 116-123.B. VANNIEUWENHUYZE, ‘Speuren naar versterkingenop het Brusselse stadsplan van Jacob vanDeventer’, in : M. DEWILDE, A. ERVYNCK en F.BECUWE, red., Cenulae recens factae. Een huldeboekvoor John De Meulemeester, Koksijde – Gent, 2010, p.367-385.B. VANNIEUWENHUYZE, ‘De stadsplannen vanJacob van Deventer: staatsgeheim, koffietafelboek,handelswaar of beleidsinstrument?’, in : Historisch-Geografisch Tijdschrift, 2011, jg. 29, nr. 3, p. 130-135.B. VANNIEUWENHUYZE, ‘Le cartographe Jacquesde Deventer à Bruxelles’, in : A. DIERKENS, C.LOIR, D. MORSA en G. VANTHEMSCHE, red., Villeset villages. Organisation et représentation de l’espace.Mélanges offerts à Jean-Marie Duvosquel à l’occasion deson 65e anniversaire, Brussel, 2011, p. 873-887.J.C. VISSER, ‘Inleiding’, in : De stadsplattegronden vanJacob van Deventer, Weesp – Alphen aan den Rijn, ,1992-2001, s.p.L. VOLLENBRONCK, ‘De stadsplattegronden vanJacob van Deventer. Geen militaire maar een territoriaal-politiekefunctie’, in : Historisch-GeografischTijdschrift, 2009, jg. 27, p. 73-83.K. ZWEERINK, ‘De ruimtelijke volwassenwordingvan de Hollandse stad (1200-1450). Een vergelijkendeanalyse van het ontstaan van de contourenvan de Randstad aan de hand van stadsplattegronden’,in : OverHolland, 2011, nr. 10, p. 148-171.| 15 | onderzoek - 04 2012B. VANNIEUWENHUYZE, ‘Brussel, Halle en Vilvoorde:drie 16de-eeuwse Zennesteden op dekaart’, in : Archief- en Bibliotheekwezen van België (terperse).B. VAN ‘T HOFF, ‘Bijdrage tot de dateering van deoudere Nederlandsche stadsplattegronden’, in: NederlandschArchievenblad, 1941-1942, jg. 49, p. 29-68 en 97-150 (in 1942 ook afzonderlijk in boekvormverschenen).W. VERNAEVE, W. MERTENS en L. ROBIJNS,‘Aalst (Aelst)’, in : Het Land van Aalst, 2008, jg. 60,nr. 4, p. 243-266.


| 16 | onderzoek - 04 20121 In de voetnoten maken we gebruik van verkorte referenties; in de bibliografie in bijlage volgen de volledige referenties.2 Jacob van Deventer, die XX daighen in dece<strong>mb</strong>ri, a° XVC XXXVI, heeft in den Raide van Brabant gepresenteert een cartte van den lande vanBrabant, by hem, zoe hy zeegt, gemaect, dairvoer hem by den Raide es toegevueght ende geordineert: IIII liv. (passage overgenomen uit Pinchart,Archives des arts, sciences et lettres, II, 62).3 Van ‘t Hoff, Jacob van Deventer, 11.4 Van ‘t Hoff, Jacob van Deventer, 13.5 Visser, Inleiding, s.p.6 Ahlers, Jacob van Deventer, 63.7 Deys, Stadsplattegronden, 85-86.8 Van ‘t Hoff, Jacob van Deventer, 36; Visser, Waarde, 116.9 Van der Krogte, Welke steden, 119.10 Deys, Stadsplattegronden, 84; Visser, Stadsplattegronden, 30.11 Visser, Stadsplattegronden, 31.12 Deys, Stadsplattegronden, 87.13 Visser, Stadsplattegronden, 32; Visser, Inleiding, s.p.; Vande Winkel, Leven en werk, 230-232; Ahlers, Jacob van Deventer, 59; Deys, Stadsplattegronden,86.14 Ahlers, Jacob van Deventer, 59-60.15 Heere, Van der Krogt, Ormeling & Storms, Functie, 140.16 Ahlers, Jacob van Deventer, 60; Vande Winkel, Leven en werk, 233.17 Visser, Waarde, 120.18 Visser, Inleiding, s.p.19 Van der Krogt, Algemene beschrijving, s.p.20 (Visser, Stadsplattegronden, 37).21 Voor inspirerende voorbeelden, zie Renes, Stad in het landschap; Rutte, Stedenpolitiek en stadsplanning; Rutte, Stadslandschappen; Zweerink,Ruimtelijke volwassenwording.22 Voor inspirerende voorbeelden, zie De Meulemeester, Burchten en stadsontwikkeling; De Meulemeester, Fortification de terre; Vannieuwenhuyze,Speuren naar versterkingen.23 Van ‘t Hoff, Jacob van Deventer, 4.24 Zie de titels vermeld onder Leven van Jacob van Deventer in de bibliografie.25 Hypothese geformuleerd in Vannieuwenhuyze, Cartographe.26 Leenders, Datering, 66.27 Desmet, de Deventer, 37; Deys, Stadsplattegronden, 83 & 87; Van der Jeught & De Win, Relatie, 248-249; Vande Winkel, Leven en werk, 228;Visser, Waarde, 116.28 Vermeld en overgenomen in Heere, Van der Krogt, Ormeling & Storms, Functie, 145.29 Vollenbronck, Stadsplattegronden.30 Heere, Van der Krogt, Ormeling & Storms, Functie; Vannieuwenhuyze, Stadsplannen.31 Vannieuwenhuyze, Brussel.32 Carton, Oudenaarde; D’haene, Toponymie en stadscartografie; Bogaert, Jacob van Deventers Gistel; Neervoort, Vorming. Er worden dit jaar nogmasterscripties verwacht over de stadsplannen van Geraardsbergen, Damme en Middelburg, Leuven en Zoutleeuw.33 Dit werd reeds op papier uitgewerkt voor de steden Brussel, Halle en Vilvoorde: Vannieuwenhuyze, Brussel, Halle en Vilvoorde.34 Van ’t Hoff, Jacob van Deventer, bijlage, 46-47.35 Hij deed dat op basis van de allereerste historische publicatie die over Jacob van Deventer verscheen: Molhuijsen, Jacobus van Deventer.36 Bewaard in de Koninklijke Bibliotheek van België te Brussel (digitaal raadpleegbaar via www.kbr.belgica.be).37 Bewaard in de Bibliotheca Nacional te Madrid.


Lokaal erfgoed op maatvan kinderen?!InleidingVorig jaar liep de cursusreeks ‘Lokaal erfgoed opmaat van kinderen?!’ in de vijf Vlaamse provincies.Lokale erfgoedmedewerkers werden uitgenodigdom, gespreid over drie cursusavonden, kennis temaken met erfgoededucatie in het basisonderwijs.De rode draad doorheen de sessies was hoe erfgoedorganisatiesin samenwerking met basisscholeneen sterk educatief aanbod kunnen realiseren voorklassen uit het lager onderwijs. Hoe kunnen erfgoedorganisatieshun erfgoedschatten ontsluitenvoor deze doelgroep en op welke wijze kunnen basisscholendit aanbod doelgericht inbedden in hunSven De Maertelaere, de lesgever van de cursusreeks erfgoededucatie,voor de ‘klas’ tijdens een cursusavond inWaasmunster. Hij is lector erfgoededucatie aan de Artveldehogeschool.onderwijsaanbod? In dit artikel wordt kort weergegevenwat er aan bod kwam in de drie sessies.We verwijzen hiervoor ook nog eens naar het artikel‘Erfgoededucatie - De samenwerking tussen scholenen heemkundige kringen’ in Binnenkrant (2008, nr. 1).| 1 | ontsluiting - 04 2012<strong>Heemkunde</strong> <strong>Vlaanderen</strong> organiseerde tussen dece<strong>mb</strong>er2010 en dece<strong>mb</strong>er 2011 cursusreeksen erfgoededucatiein Zutendaal, Waasmunster, Kontich, Tervuren en Izegem.92 deelnemers volgden de cursusreeks op één van de vijflocaties.Erfgoed(educatie) in hetVlaams lager onderwijsCultuureducatie omvat naast kunsteducatie, media-educatieen literatuureducatie ook erfgoededucatie.De vier domeinen zijn natuurlijk niet vanelkaar gescheiden. Zo kan ook kunst (schilderijen,beelden, muziek, boeken, films, dans- en theaterstukken,architectuur…) beschouwd worden alseen vorm van cultureel erfgoed. Toch legt elk domeinenkele specifieke accenten. “Erfgoededucatieis dan elke vorm van onderwijs die uitgaat van ‘sporenin het heden uit het verleden’ en die deze inbedtin een context die op kennis berust en/of eenervaring kan teweegbrengen die naar het verledenverwijst, met andere woorden een erfgoedervaring.Met die sporen wordt zowel het materiële als immateriëleerfgoed bedoeld”. 1 De laatste jaren is ervanuit het onderwijsbeleid steeds meer aandacht


| 2 | ontsluiting - 04 2012voor erfgoededucatie, waarschijnlijk onder invloedvan de toegenomen maatschappelijke belangstellingvoor ‘cultureel erfgoed’ in binnen- en buitenland.Erfgoededucatie kan een meerwaarde betekenenvoor het onderwijs op voorwaarde dat het opeen pedagogische en didactische wijze gekoppeldwordt aan de huidige eindtermen en leerplannen.Eindtermen zijn minimumdoelen op het vlak vankennis, inzicht, vaardigheden en attitudes die deonderwijsoverheid als noodzakelijk en bereikbaaracht voor de meeste leerlingen in <strong>Vlaanderen</strong>. Deeindtermen voor het lager onderwijs omschrijvendus wat leerlingen moeten kennen en kunnen ophet einde van het lager onderwijs. De verschillendeonderwijskoepels hebben de eindtermen hertaaldin leerplannen die ook een uitdrukking zijn vanhun pedagogische visie. De leerplannen van het lageronderwijs formuleren doelen per graad. Leerplandoelenzijn al wat concreter geformuleerd enzullen dus voor erfgoedorganisaties een handigerinstrument zijn om hun aanbod te koppelen aande doelen van het lager onderwijs. In elke basisschoolzijn de leerplannen voor de verschillendeleergebieden (Frans, lichamelijke opvoeding, muzischevorming, Nederlands, wereldoriëntatie enwiskunde) te vinden. Let wel op: er zijn toch enkeleverschillen in verwachtingen op het vlak van kennis,inzichten, vaardigheden en attitudes tussen hetgemeenschapsonderwijs, het stedelijk en gemeentelijkonderwijs en de katholieke basisscholen. Zoheeft bijvoorbeeld elk net een eigen periodiseringvan de geschiedenis in de derde graad van het lageronderwijs.Hoewel het begrip ‘cultureel erfgoed’ nu ook binnensijpeltin eindtermen en leerplannen zijn er genoegdoelen binnen de verschillende leergebiedenwaarbij erfgoed een onmisbaar element is of eenmeerwaarde kan beteken in het lesgebeuren. Metandere woorden: het is niet nodig om te wachtentotdat het begrip erfgoededucatie binnengeloodstis in de doelen van het basisonderwijs om een didactischaanbod van erfgoedorganisaties te implementerenin het onderwijsaanbod. Het gebruik vanerfgoed is immers noodzakelijk of ondersteunendom tal van doelen te bereiken binnen de verschillendeleergebieden en de leergebiedoverschrijdendeeindtermen (ICT, leren leren en sociale vaardigheden).Hoe kan erfgoed geïmplementeerdworden in het lager onderwijs?Voor kinderen is het boeiend te onderzoeken hoehet materiële en immateriële erfgoed betekenisvolis voor het leven van vroeger en nu. Leerlingen moetende kans krijgen om kennis en vaardigheden teverwerven om hun cultureel erfgoed te bestuderen,te interpreteren en in een bredere context te plaatsen.Dit kan gebeuren door erfgoed in de klas tebrengen (verhalen, getuigenissen, objecten…) ofeen leerrijk bezoek te organiseren aan een museum,tentoonstelling, archief, monument, cultuurlandschap…Erfgoededucatie beoogt op die wijze datleerlingen uit het lager onderwijs hun erfgoed lerenkennen en inzicht krijgen op welke wijze mensenbetekenis geven aan hun (cultureel) erfgoed. Erfgoedconcretiseert het verleden (en het heden) enis dus als bron een onmisbaar instrument om deontwikkeling van een historisch besef bij kinderente stimuleren. Het is pas als je het erfgoed in je omgeving(her)kent dat er respect groeit voor het eigenerfgoed, maar ook voor het erfgoed van anderen.Soms wordt een object, een verhaal, de buurt… gebruiktals een didactisch hulpmiddel om het onderwerpvan de les te illustreren. Erfgoed wordt opdie manier een middel om de betrokkenheid van deleerlingen te verhogen en het leerproces te stimuleren.Zo kan bijvoorbeeld een leerkracht een monumentalegevel of een grondplan van een kasteeltuingebruiken om op zoek te gaan naar patronen envlakke figuren als illustratie bij een les wiskunde.Volksverhalen, culturele gebruiken... zijn een rijkeinspiratiebron voor het leergebied Nederlands en/of een muzische activiteit. Afhankelijk van het gekozenobject of verhaal en de context waarin je hetAndré Roels vertelt de deelnemers van de cursus erfgoededucatiehoe leerlingen in het Heemkundig MuseumWaasmunster rondgeleid worden.


culturele erfgoed gebruikt, zal je dus andere eindtermenen leerplandoelen kunnen nastreven.Een goed uitgewerkt erfgoedproject zal sowiesoleergebiedoverschrijdend zijn. Het verschil tussenmaterieel en immaterieel erfgoed is binnen eeneducatief pakket wellicht niet-relevant. Verhalenhoren bij objecten en sites en materiële objectenzijn contextloos zonder het verhaal. Erfgoedprojectenzullen dus goed aansluiten bij de eindtermenwereldoriëntatie en Nederlands, maar ook de leergebiedenmuzische vorming en wiskunde zulleneen plaats vinden in een project. Wereldoriëntatie,taal, wiskunde, muzische vorming versmelten dantot één geïntegreerd erfgoedproject.Speelgoed van vroeger is een goed voorbeeld van erfgoeddat aansluit bij de leefwereld van kinderen.Ondanks de groeiende aandacht voor erfgoededucatiebinnen de samenleving en het onderwijs, ishet begrip niet goed gekend in het onderwijsveld.Bovendien sluit het educatief aanbod van erfgoedorganisatiesniet steeds goed aan bij de doelen vanhet onderwijs. De bedoeling van de lessenreeks wasdan ook om bruggen te bouwen tussen het basisonderwijsen erfgoedorganisaties om samen leerlingenuit het lager onderwijs een leerrijke erfgoedervaringaan te reiken en tegelijkertijd te werkenaan de leerplandoelen van het lager onderwijs.Kinderen als doelpubliek voor eenheemkundige vereniging?Heemkundige verenigingenbeheren een schat aan informatie,objecten, gebouwen,archieven… Elke heemkundigekring die een didactischaanbod wil ontwikkelenvoor leerlingen uit het basisonderwijszou zich eerst moeten afvragen welk deelvan de collectie men wil ontsluiten voor dit jongepubliek. De vraag die hier cruciaal is, is of de selectiedie gemaakt wordt ook een waarde heeft voordie bezoekers. Vindt het erfgoed dat aangebodenwordt aansluiting bij de leef- en belevingswereldvan de kinderen? Welk verhaal kan er worden verteld?Om welke reden zouden kinderen eigenlijk incontact moeten komen met dit erfgoed? Kan hetaanbod gekoppeld worden aan de leerplandoelenvan het onderwijs? Het lager onderwijs is bovendieneen breed doelpubliek. De ene collectie kanbeter gekoppeld worden aan de eerste graad vanhet lager onderwijs, een andere collectie kan relatiefeenvoudig worden ingebed in de derde graad.Het buitengewoon onderwijs vraagt ook een specifiekeaanpak. Het is steeds nuttig om de scholen uitde omgeving vroeg te betrekken bij de ontwikkelingvan het educatief aanbod om de significantie vanhet erfgoedaanbod voor de doelgroep snel en goedin kaart te brengen.Een erfgoedaanbod gerichtop kinderenDe leeftijd, de cognitieve ontwikkeling, de leefwereldvan het kind en het inzicht hoe kinderen lerenzijn belangrijke uitgangspunten bij het ontwikkelenvan een educatief aanbod. In de cursus werden dezeprincipes onder meer geïllustreerd aan de hand vande visies van Egan, Kolb en Gardner.1. De leefwereld van het kind als uitgangspuntEen niet-gecontesteerde opvatting is dat leerinhoudenmoeten aansluiten bij de wereld van het kind.Dus ook het didactisch aanbod vanuit de erfgoedsectorzal dan gelinkt moeten worden aan die leefwereld.Het is niet de bedoeling dat die ‘wereld’wordt opgevat als een ruimtelijk, geografisch begrip.Een dergelijke opvatting over het begrip ‘wereld’is eenzijdig en slechts beperkt bruikbaar voorhet onderwijsaanbod. We bedoelen zowel de belevingswereld,de ervaringswereld, de belangstellingswereld,de leefwereld… Zo is niet alles wat totde belevingswereld van het kind behoort aanwezig| 3 | ontsluiting - 04 2012


| 4 | ontsluiting - 04 2012in zijn materiële wereld, en omgekeerd behoort nietalles wat aanwezig is in zijn materiële wereld totzijn belevingswereld. Toch blijft de onmiddellijkeschoolomgeving een rijke leerbron die te weinigingezet wordt in het onderwijs. De schoolomgevingbiedt zeker kansen om voor kinderen een rijkerfgoedaanbod te creëren. De maximumfactuurin het basisonderwijs stimuleert om de omgevingbeter te ontsluiten als een krachtige leeromgeving.De meester en de juffrouw wonen echter niet meeraltijd in de onmiddellijke omgeving van de schoolen daarom zijn externe lokale partners quasi eennoodzaak om die omgeving te ontsluiten. Zo beherental van heemkundige kringen een erfgoedcollectiedie bijzonder interessant is om actief in te zettenin het onderwijs. Maar in de schoolomgeving zijner ook tal van andere ‘historische’ sporen te vindendie door heemkundigen ontsloten kunnen worden.Een goede communicatie tussen basisscholen enerfgoedontsluiters in de omgeving biedt kansenaan kinderen om hun schoolomgeving te exploreren.Erfgoededucatie draagt op die manier ook bijtot het ontwikkelen van een goede relatie tussen deschool en de leefgemeenschap waarin de schoolfunctioneert.2. Kieran Egans visie op onderwijsDe onderwijskundige Kieran Egan vertrekt bij zijnonderwijsvisie vanuit het idee dat in het onderwijsmeer moet worden gezocht naar aansluiting bijwat kinderen bezig houdt en hoe kinderen naarde wereld kijken. Hij onderscheidt in een mensenlevenvier fasen en in elke fase heeft een persooneen eigen manier om de werkelijkheid te benaderen.Onderwijs is effectief als de lesgever rekeninghoudt met de fase waarin de lerende zich bevindten zijn onderwijs ent op de wijze waarop de lerende‘denkt’ op dat moment. Indien we kinderen willeninwijden in wat vorige generaties ons nalieten, danmoet je als erfgoedaanbieder rekening houden metde ontwikkelingsfase waarin de kinderen zich bevindenen het aanbod afstemmen op de wijze hoede kinderen ‘denken’, hoe ze de wereld op dat moment‘benaderen’. De vier fases – de fase van hetmythische denken, het romantische denken, hetfilosofische denken en het ironische denken – zijnmin of meer gebonden aan een bepaalde leeftijdscategorie(zie figuur). Voor het lager onderwijs zijnvooral de eerste twee fases belangrijk.Het mythische denken (van de oudste kleuter tot9/10 jaar) wordt gekenmerkt door een fantasievollebenadering van de werkelijkheid. De wereldwordt nog ervaren vanuit binaire tegenstellingen.Goed-kwaad, leven-dood, vreugde-verdriet… zonderveel gevoel voor gradaties of nuanceringen. Dewerelden die deze jonge kinderen ontmoeten, wordeningebed in fantastische verhalen. Kinderen inde mythische denkfase vertrekken vanuit hun werkelijkheiden hun emoties.In de romantische fase (van ongeveer 8 tot 14/15jaar) stellen de leerlingen stilaan vast dat de wereldveel groter en complexer is dan de wereld die kangevat worden in eenvoudige en allesomvattendemythische verklaringen. Deze groep – die ondertussenook kan lezen en schrijven – heeft zin om dewereld te verkennen tot in het kleinste detail. Sommigekinderen drukken deze drang tot diepgaandexploreren uit door zo compleet mogelijke verzamelingenaan te leggen van zaken die hen boeien.De Panini-stickers en bepaalde grootwarenhuisketensweten goed in te spelen op deze verzameldrang!Maar ook de collecties van heemkundigekringen spreken tot de verbeelding. Toch blijft dewereld die ze willen exploreren groot, dreigend,avontuurlijk, vreemd… Om deze wereld te veroverenidentificeren sommigen kinderen zich met een‘held’. Een machtig, creatief, moedig… persoon dieDe vier denkfases volgens Kieran Egan


iets betekent (of betekend heeft) voor hun wereldof de wereld die ze willen exploreren. Posters vanhun held verschijnen op hun kamer, Youtube-filmpjesworden verzameld. Deze held hoeft niet steedseen bekend persoon te zijn, maar het is wel iemanddie een rolmodel kan zijn voor een kind of iemandwaarmee ze zich vlot kunnen identificeren. Veeleducatieve pakketten spelen bewust of onbewustin op dit aspect door de kinderen te laten rondleidendoor een ‘fictief’ – maar realistisch herkenbaar– figuur. Die figuur neemt hen mee op een ontdekkingstochtvan zijn of haar wereld.Op een verhalende wijze kennis maken met cultureelerfgoed sluit dus goed aan bij deze doelgroep.Geen fictieve, fantastische verhalen – maar goedgekozen realistische verhalen met een attractieveinvalshoek die de wereld opent zoals ze is of was.Indien je toch kiest om met een fictieve figuur tewerken om bijvoorbeeld het leven in een huishoudenvan een rijke adellijke familie uit de 19de eeuwte ontdekken, dan creëer je een realistisch figuurdie in al zijn facetten past binnen die context. EenDoor doe-opdrachten worden ook de doeners onder de kinderenaangesproken. De zaken waarbij de kinderen effectiefiets moeten doen zullen ze achteraf beter onthouden.dienstmeisje blijft in dit verhaal dan ook binnenhaar rol als dienstmeisje.In de filosofische fase zal de nadruk meer verschuivennaar het zoeken naar algemeen geldendeschema’s en uitspraken. Soms leidt dit tot een fasewaarin de jongere een bepaalde ‘ideologie’ fanatiekvolgt. De verworven anekdotische kennis in deromantische fase zal nu nodig zijn om de algemeneschema’s te toetsen en te bevragen. Complexerevraagstukken – waarbij onze erfenis uit het verledendikwijls een sleutelelement levert – zal nu in eengoede onderwijssetting aan bod kunnen komen.Een ironisch denker heeft het inzicht dat de werkelijkheidniet vast te leggen is in een schema, structuurof ideologie. De ironische denker is in staatde vorige denkfases op het gepaste moment in tezetten om de wereld te exploreren.| 5 | ontsluiting - 04 2012Het thema helden van de Erfgoeddag 2012 was een idealeinsteek om kinderen uit de romantische fase aan te spreken3. Elk kind is uniekAls een klasgroep uit het lager onderwijs op bezoekkomt in een heemkundige kring, dan merk je sneldat kinderen verschillend zijn. Bepaalde verschillenzijn echter niet direct waarnee<strong>mb</strong>aar, maar je moeter wel rekening mee houden bij de ontwikkeling vaneen educatief aanbod. Zo hebben mensen verschillendetalenten en niet iedereen leert op eenzelfdemanier.Op basis van de meervoudige intelligentietheorievan Howard Gardner en de leerstijlen van DavidKolb kun je besluiten dat je in je educatief aanbodmoet proberen tegemoet te komen aan de verschillendemanieren van leren en de verschillendetalenten die in een klas aanwezig zijn. Dit vraagt


| 6 | ontsluiting - 04 2012naar een gevarieerd aanbod van opdrachten (doeopdrachten,luisteropdrachten, waarnemingsopdrachten,verslaggeving…) die binnen een erfgoedomgevingleiden tot het opnemen van kennis,inzichten en vaardigheden. Dit wil niet zeggen datelk kind aparte opdrachten moet krijgen die aansluitenbij zijn leerstijl of zijn ‘intelligenties’, maarwel dat alle kinderen zich aangesproken voelen omactief mee te werken en verantwoordelijkheid tenemen in de groep. Een rondleiding waar kinderenenkel moeten luisteren is dus geen goed idee, maarallemaal losse opdrachten die niet leiden tot eengemeenschappelijk leer- en evaluatiemoment evenmin.Creëren van een krachtigeleeromgevingEen krachtige leefomgeving kan omschreven wordenals een leeromgeving die elke leerling in staatstelt om op zo een efficiënt mogelijke en effectievewijze de beoogde kennis, inzichten, vaardighedenen opvattingen te verwerven. Of je nu erfgoed inde klas brengt of met leerlingen aan de slag gaatin een erfgoedorganisatie, de minimale doelen vande activiteit moeten vast liggen. Ook houd je bestrekening met enkele didactische principes:- Kinderen zijn gemotiveerd om rond het erfgoedaanbodte werken doordat bijvoorbeeld decontext aansluit bij hun leef- en belevingswereld(motivatieprincipe).- Kinderen krijgen kansen om zelf aan de slag tegaan, worden uitgedaagd om problemen op telossen of mogen zelf het erfgoed interpreterenen onderzoeken (activiteits- en aanschouwelijkheidsprincipe).- Leerlingen worden uitgenodigd om nieuwe wereldente exploreren zonder dat ze het gevoelkrijgen dat ze die nieuwe wereld nog niet aankunnen.De opdrachten of het verhaal mag uitdagendzijn, maar moet wel nog aansluiten bijhun mogelijkheden en hun bevattingsvermogen(geleidelijkheidsprincipe).Het inzetten van erfgoed in het onderwijs zou dussituaties moeten creëren waarin kinderen kansenkrijgen om zelf te ontdekken, al spelend te onderzoeken,te ervaren, te exploreren als basis voor inzicht enverwondering en besef van verantwoordelijkheid voorzichzelf, de anderen en de omgeving. Tegelijkertijdleidt erfgoededucatie tot een erfgoedervaring zodatkinderen zin krijgen om erfgoed verder te ontdekken.Het didactisch aanbod van erfgoedorganisatieszal pas echt succes hebben als bovendiende doelen van de activiteit gekoppeld zijn aan deformeel uitgedrukte doelen zoals je ze leest in deeindtermen en leerplandoelen.Wat kan er aan bod komen in hetbasisonderwijs in het kader vanerfgoededucatie?Erfgoededucatie is geen vak in het onderwijs. Vanuitde leerplannen wordt gevraagd om educaties zoveel mogelijk te integreren in het onderwijsaanbod.Erfgoed wordt nu regelmatig – bewust of onbewust– gebruikt in het onderwijsaanbod binnen verschillendeleerdomeinen. Toch zou een specifiek didac-Gardner: meervoudige intelligentieVerbaal-linguïstisch intelligentie (woordknap):het vermogen om gesproken en geschreven taalte begrijpen.Logisch-mathematisch intelligentie (rekenknap):het vermogen om logisch te denkenen redeneren.Visueel-ruimtelijk intelligentie (beeldknap): hetvermogen om ruimtelijke vormen en beeldenwaar te nemen en te reproduceren.Muzikaal-ritmisch intelligentie (muziekknap):het vermogen om betekenis te ontlenen aan muzikalepatronen, deze kunnen creëren en reproduceren.Lichamelijk-kinethetisch intelligentie (beweegknap):het vermogen om het eigen lichaam tegebruiken en te controleren.Interpersoonlijk intelligentie (mensknap): communicatieen inlevingsvermogen.Intrapersoonlijk intelligentie (zelfknap): hetvermogen tot zelfreflectie en zelfbewustzijn.Naturalistisch intelligentie (natuurknap): hetvermogen om verschillende natuurverschijnselente onderscheiden en te classificeren.Existentiële intelligentie (geloofsknap): het vermogenom na te denken over betekenis en zinvan het leven.


tisch aanbod vanuit de erfgoedsector verrijkendzijn. Dit didactisch aanbod kan zowel op locatieals in de klas gebeuren.In het volgende overzicht vind je enkele tips pergraad om een educatief aanbod te ontwikkelen.1. Eerste graadVoor leerlingen uit de eerste graad (en de oudstekleuters) staat het ‘ontdekken’ en ‘kennis makenmet’ het eigen erfgoed en erfgoed van anderen inhun leefomgeving centraal. Kennisoverdracht eninzichten in het kader van cultureel erfgoed zijnhier nog niet de prioriteit. We moeten kansen creërenzodat kinderen zich kunnen verwonderen overhet erfgoedaanbod in hun leefomgeving. Kinderenkrijgen impulsen om erfgoed te exploreren en te onderzoekenmet al hun zintuigen. En die ervaringenmogen ze dan ook uiten in allerlei expressievormen.Deze jonge kinderen hebben nog een zeer beperkteervaring en inzicht in de ‘historische tijd’. Ze hebbennog geen begrip van jaartallen en gebeurtenissenin een ‘ver’ verleden. Erfgoed gerelateerd aan devorige generaties (ouders, grootouders en ev. overgrootouders)is wel mogelijk, maar houd rekeningmet het feit dat kinderen hun (over)grootoudersjonger zijn dan de grootouders van de ontwikkelaarsvan het educatief aanbod. Door verhalen uiteen ‘verder’ verleden laten kinderen zich fantasievolmeevoeren naar een voor hen ongrijpbaar verleden.Thema’s die aanspreken zijn vooral die erfgoedthema’sdie aansluiten bij het dagelijkse leven zodat deleerlingen zich kunnen inleven vanuit hun gekendewereld (bijvoorbeeld speelgoed, kleding, familiefoto’s,feesten, rituelen, school…).De school van vroeger is ideaal om de leerlingen van deeerste graad van het lager onderwijs te bekoren.2. Tweede graadIn de tweede graad kan er al echt gewerkt wordenaan het bewust ontwikkelen van onderzoekvaardighedenzoals gericht waarnemen, interpreterenvan erfgoed, eenvoudige opzoekingen… Dezedoelgroep is enorm geïnteresseerd in verzamelenen bewaren. Erfgoedcollecties van heemkundigekringen zijn in dit kader interessante verzamelingendie nieuwe werelden openen. Ze zullen ook graagin gesprek gaan over de waarde van ons erfgoed,maar dan vooral op concreet niveau.Stilaan wordt er ook bewuster gewerkt aan eenontluikend historisch tijdsbesef zodat het accentvan hier/nu/bij ons kan verschuiven naar toen/daar/bij. In het derde leerjaar leren ze gebeurtenissenvia de generaties plaatsen op een tijdlijn van de20ste en 21ste eeuw. In het vierde leerjaar leren zede eeuwenbalk en het benoemen van eeuwen. Historischesporen die ze ontmoeten kunnen ze nu dusook in de tijd duiden.Typische thema’s in de tweede graad die aansluitenbij de collecties van heemkundige kringen zijn desta<strong>mb</strong>oom, historische sporen in de gemeente, deschool van toen, evoluties op het vlak van techniek,gebruiken, wonen, vervoer, landschappen… Dekinderen staan ook al open voor het erfgoed datniet onmiddellijk behoort tot hun directe leefomgeving.De realiteit van de culturele diversiteit kanbenaderd worden vanuit erfgoedsporen die getuigenvan immigratie of erfgoed van andere culturendie aanwezig zijn in hun leefomgeving.Leerlingen zijn in deze fase ook geïnteresseerd ingrote verhalen uit het verleden, bijvoorbeeld getuigenissen,verhalen, wapens, kleding, veldslagen…van de Eerste Wereldoorlog. Het onderwijs en erfgoedontsluiterswillen al snel de oorzaken en de gevolgenduiden van die oorlog. De verhaaltjes overde ‘details’ zijn wel ‘leuk’, maar ‘niet belangrijk’volgens die volwassenen. Maar voor kinderen zijndie details nu juist wel interessant, interessanterdan wat volwassenen belangrijk vinden. Langs deandere kant zal een overaanbod van details en verhalenleiden tot een desinteresse in het onderwerp.Focussen op één aspect van het onderwerp zal eenvruchtbaardere leeroogst opbrengen dan als er verschillendeaspecten van de Eerste Wereldoorlogoppervlakkig worden behandeld. Concreet zal hetverhaal van de leefwereld van één frontsoldaat (en| 7 | ontsluiting - 04 2012


| 8 | ontsluiting - 04 2012die gewone soldaat is voor de kinderen heldhaftiggenoeg) meer leerrendement teweeg brengen daneen overvloed aan informatie, losse details en niette vatten cijfermateriaal van het aantal slachtoffers.Een geleidelijke opbouw van kennis, inzichten,vaardigheden en attitudes zal meer impact hebbendan jonge kinderen onmiddellijk te confronterenmet historische gebeurtenissen en volwassen handelendie nog ver boven hun bevattingsvermogenliggen. Ze gaan nog minstens tot hun achttiendenaar school en het onderwerp zal later nog zekeraan bod komen.3. Derde graadIn de derde graad bouwt men verder op de tweedegraad. Het verleden wordt intenser bestudeerd ende periodisering van de geschiedenis wordt aangeleerd.Erfgoed wordt nu ook gebruikt als historischebron. De leerlingen leren basisvaardighedenom op hun niveau die sporen van het verleden teonderzoeken. Erfgoededucatie kan ook een rolspelen in het kader van actief burgerschap. Erfgoedgetuigt immers van de culturele diversiteit van onzesamenleving in het heden en het verleden. De waardevan erfgoed als gemeenschapsvormend elementkan nu ook geduid worden. Kinderen worden zichbewust dat zij zelf een actieve rol zullen vervullen inhet erfgoedverhaal. Wat vinden zij belangrijk om tebehouden en een plaats te geven in hun leven?In de derde graad lager onderwijs blijft het zeer belangrijkdat het erfgoed niet wordt voorgeschoteldals losstaande verhalen, sites, objecten, gebruiksvoorwerpen,archieven… maar nog steeds ingebedwordt in een samenhangend en betekenisvol verhaalwaardoor de leerlingen zich ook emotioneelbetrokken kunnen voelen. De leerkracht of de externepartner reikt die contexten aan zodat de leerlingde vaardigheid ontwikkelt om zin en betekeniste geven aan het erfgoed dat hij ontmoet.Leerlingen in de derde graad zijn echt in staat o<strong>mb</strong>innen een uitgewerkt didactisch kader onderzoekte verrichten, zelf erfgoed op te sporen in zijn omomgeving, in dialoog te treden met erfgoedontsluitersover de waarde van erfgoed voor de gemeenschap,zich te verplaatsen in het leven van een kinden eventueel een volwassene in voor hen bevatbaresituaties.


Samen werken aan eeneducatief aanbodEen laatste item in de cursusreeks waren de tips envalkuilen bij de ontwikkeling van een educatief aanbod.Het educatief pakket kan zowel een educatiefbezoek zijn aan de heemkundige kring als een wandelingin de buurt of een leskist.Tips en valkuilen- Breng de eigen beginsituatie goed in beeld. Startmet het versterken en verder ontwikkelen van deactiviteiten die al lopen.- Tracht het aanbod goed te integreren en te verankerenin de bestaande leerdomeinen, zodateen ‘erfgoedactiviteit’ geen eenmalig en alleenstaandgebeuren is. Het aanbod wordt op diemanier een schakel in de leerlijn van een school.- Laat leerkrachten eens door hun bril kijken naarhet erfgoedaanbod van de heemkundige kring.Ze zien soms andere didactische mogelijkhedenin het kader van andere thema’s/doelen die zemoeten bereiken. Neem eventueel eens contactop met een lerarenopleiding.- Durf te focussen op deelaspecten van je aanbod.Het is echt niet nodig om alles te tonen. Nog interessanteris per doelgroep in het lager onderwijseen ander deel van de collectie te ontsluiten.- Geef jezelf de tijd! Zonder professionele ondersteuningkan een pakket ontwikkelen zeker tweejaar duren.- Erfgoededucatie kan overal plaats vinden. In deklas, op school, in de schoolomgeving, in eenmuseum, op uitstap…- Investeer in kwaliteit (schrijfplankjes, opstellingcollectie, educatief materiaal, aantrekkelijkevormgeving…) voor je het aanbod definitiefmaakt.- Ga op zoek naar partners. Scholen kunnen extrasubsidies krijgen via CANON cultuurcel indien zemet externe partners een cultuurproject uitwerken.Op bezoek in een heemkundige kringEen educatief bezoek aan een heemkundige kring ofeen erfgoedorganisatie omvat meer dan een rondleidingin de collectie of een wandeling doorheeneen erfgoedomgeving. Een bezoek omvat vier fases,nl. de entree, de bagage, het eigen werk en de presentatie.2 Ook als de activiteit georganiseerd wordt op deschool zijn die fases aanwezig.1. De entree is de eerste fase van het bezoek. Deleerlingen starten hun activiteit onmiddellijk bijde aankomst. De eerste indrukken zijn enor<strong>mb</strong>elangrijk. Kinderen zouden nu al geprikkeldmoeten worden om op onderzoek te gaan. Indeze fase worden ze ook al uitgedaagd met eenprobleemstelling, een uitdaging, … zodat deleerlingen weten wat er van hen wordt verwacht.2. In de tweede fase worden de leerlingen uitgedaagden begeleid om antwoorden te zoekenop een probleemstelling. Daarvoor moeten zebagage verwerven. Het is belangrijk dat de leerlingenzich competent voelen om die bagage teverwerven. Een didactisch pakket zou steedsmoeten ontwikkeld worden voor een specifiekedoelgroep, zodat het pakket zo goed mogelijkkan aansluiten bij de leefwereld van de kinderenen de verwachte aanwezige kennis, inzichten envaardigheden. De bagage kan aangereikt wordendoor een gids, maar eigen onderzoek verdientook een belangrijke plaats in deze fase. Eendoordachte variatie aan opdrachten zal de leerlingenmotiveren en kan ook tegemoet komenaan de individuele leerstijlen en talenten van deleerlingen. Niet alle leerlingen hoeven hetzelfdeparcours te doorlopen, zo lang elke leerlingmaar genoeg kennis, inzichten en vaardighedenaangereikt krijgt om bij te dragen tot een oplossingvoor het probleem of de uitdaging.3. In de volgende fase krijgen de leerlingen de kansom wat ze ontdekt en geleerd hebben samente brengen. Ze formuleren een antwoord op deprobleemstelling, de uitdaging, … . Ze krijgen dekans om hun erfgoedervaring te uiten. De wijzewaarop ze zicht uiten kan natuurlijk ook dooreen muzische expressie.4. In de laatste fase presenteren de leerlingen hunresultaten. Het is ook het moment waarop deresultaten van het bezoek worden geëvalueerd.Hebben de leerlingen de beoogde doelen van hetbezoek bereikt? Is de erfgoedervaring waardevolvoor de leerlingen? Zijn er nog vragen?| 9 | ontsluiting - 04 2012


| 10 | ontsluiting - 04 2012Kinderen aan het werk in de Sint-Baafsabdij in Gent.Stappenplan bij de ontwikkeling vaneen didactisch pakketEen didactisch pakket ontwikkelen vraagt veel inspanning.Het 13-stappenplan kan worden gebruiktals een leidraad. Vraag je bij elke stap af ofwat je aan het doen bent nog wel leidt tot het gewensteresultaat. Zo niet, dan moet je een of meerstappen terug.1. Keuze van het onderwerp.Omschrijf welk thema, onderwerp en/of tijdvakde basis zal vormen van het educatief pakket.Selecteer enkele uitdagende erfgoedobjecten/verhalen/… die de kern zullen vormen van hetdidactisch pakket.2. Keuze van de doelgroep.Bepaal de doelgroep (bijvoorbeeld het eersteleerjaar of de derde graad van het lager onderwijs).Sluit het thema van het didactisch pakketaan bij de leefwereld van de doelgroep en deleerplandoelen van het onderwijs?3. Doelstellingen.Omschrijf de doelstelling van het didactischpakket. Wat wil je dat leerlingen na de erfgoedervaringhebben geleerd? Deze doelstellingenmoeten passen binnen de eindtermen en leerplandoelenvan de verschillende netten en rekeninghouden met het bevattingsvermogen vande doelgroep.4. Samen en alleen.Zoek good-practice voorbeelden, bijvoorbeeldbij andere heemkundige verenigingen of andereerfgoedorganisaties. Betrek één of meerderescholen als ‘critical friends’ of zelfs als een vastepartner bijvoorbeeld binnen een dynamo-project.35. Welke voorwerpen?Maak een lijst van voorwerpen, teksten, gebouwen…in de erfgoedorganisatie die je voorje onderwerp wilt gebruiken. Je kunt nu al watbreder kijken dan in stap 1.6. Ontwerp opdrachten voor het didactisch pakket.Ontwerp bij enkele ‘items’ opdrachten. Zorgvoor voldoende variatie zodanig dat diversevaardigheden, ‘intelligenties’ en leergebiedenaan bod komen.7. Welke inleiding is daarbij nodig?Formuleer welke voorkennis (inhoudelijk en ophet vlak van vaardigheden) je verwacht bij deleerlingen. Maak eventueel een voorbereidendeles waarin je genoeg bagage aanreikt zodat deleerlingen competent zijn om de opdrachten inhet didactisch pakket te realiseren.8. Is het haalbaar?Vraag je nu af of je aan de hand van de voorbereidendeles en de opdrachten tijdens de educatieveactiviteiten je doelstellingen haalt. Alsdit niet het geval is, dan beperk je je onderwerp,herformuleer je je doelen, bepaal je een anderedoelgroep…9. Ontwerp van de afsluitende les.Bedenk een idee voor een afsluitende les na deeducatieve activiteit. In die afsluitende les krijgende kinderen de kans om nog eens terug teblikken op hun erfgoedervaring. Deze les kande aangereikte leerinhouden nog eens vastzetten,synthetiseren of verdiepen.10. Uitwerken van de ontwerpen.Werk eerst het ontwerp voor de educatieve activiteit(stap 5 en 6) onder leiding van de heemkundigekring uit, vervolgens dat van de voor-


ereidende les (stap 7 en 8) en ten slotte datvan de afsluitende les (10).11. Voldoet het pakket aan de doelstellingen?Nu het hele pakket klaar is ga je na of het geheelnog steeds voldoet aan de doelstellingen (stap3).12. Pakket samenvoegen en controle.Voeg al het materiaal bijeen en controleer of allesaanwezig is. Je pakket is klaar om getest teworden.13. Test het pakket uit en stuur bij waar nodigLaat het pakket uittesten door de partnerschool. Ga achteraf na of de leerlingen de doelstellingenbereikt hebben (hebben ze bijgeleerdwat je beoogde?). Evalueer ook met de betrokkenleerkrachten. Pas het pakket aan indien nodig.ConclusieBezint eer ge begint! Als je als heemkundige kringeen aanbod wilt ontwikkelen voor de lagere schoolmoet je zorgen dat je aanbod aansluit bij de leerstofdie de kinderen in de klas moeten leren. Eenpakket moet ook aansluiten bij de leefwereld vande kinderen en moet niet schoolser dan op schoolzelf zijn. Op maat van de leeftijd van de kinderenwerken en verschillende methodieken toepassenzijn belangrijke aandachtspunten. Zoek hulp bijhet uitwerken van het pakket en laat het minimaalzeker uittesten door een lokale school.Sven De MaertelaereVeel succes met je didactisch pakket!| 11 | ontsluiting - 04 2012De deelnemers van de cursusreeks in Izegem krijgen uitleg over de educatieve rondleidingen in het Borstelmuseum.


BibliografieDe Maertelaere, S., Maes, D., & Van Hoye, E.(2008, nr. 1). Erfgoededucatie – De samenwerkingtussen scholen en heemkundige kringen. Binnenkrant(bijlage ons Heem), 9-16.De Troyer, V., Mols, P., & Van Genechten, H.(2005). Erfgoed in de klas. Een handboek voor leerkrachten.Antwerpen: Garant.Declercq , E. (01/08/2011). Opgehaald van Haalmeer uit je omgeving. Bronnen voor omgevingsonderwijs.:http://www.omgevingsonderwijs.be/Egan, K. (1998). The educated mind. How cognitivetools shape our understanding. Chicago: the universityof Chicago Press.| 12 | ontsluiting - 04 2012Van Der Auwera, S., Schramme, A., & Jeurissen,R. (2007). Erfgoededucatie in het Vlaamse Onderwijs.Erfgoed en onderwijs in dialoog. Brussel: Canon Cultuurcel,Kunsten en Erfgoed, VIOE.Van Der Kooij, C. (2001). Verleden, heden, toekomst.Geschiedenis en maatschappelijke verhoudingen en didactiek.Groningen: Wolters-Noordhof.Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming.(01/08/2011). lager onderwijs eindtermen wereldoriëntatie.Opgehaald van onderwijs.vlaanderen.be:http://www.ond.vlaanderen.be/dvo/basisonderwijs/lager/eindtermen/wereldorientatie_2009.htm1 Van Der Auwera S., Schramme A. en Jeurissen R., Erfgoededucatie in het Vlaamse Onderwijs. Erfgoed en onderwijs in dialoog., Canon Cultuurcel,Kunsten en Erfgoed, VIOE, Brussel, 2007, p. 27.2 De Troyer, V., Mols, P., & Van Genechten, H. (2005). Erfgoed in de klas. Een handboek voor leerkrachten. Antwerpen: Garant, pp. 29. (www.hereduc.net)3 Zie http://dynamo3.canoncultuurcel.be/


Pak de [erfgoed]zakPraktijkvoorbeeld van een erfgoedpakketvoor het lager onderwijs uitgewerkt doorvrijwilligersEen educatief aanbod hoeft niet duur te zijn enmoet ook niet noodzakelijk in een museum plaatsvinden.Zo werkte de Geschied- en HeemkundigeKring Zutendaal een actieve educatieve erfgoedwandelinguit rond de landschapsgeschiedenis vande Kempense heide.Aanpak van de zakTer gelegenheid van de cursusreeks ‘Erfgoed in deklas’ werd in de zomer van 2010 een begeleidingstrajectopgestart met de Geschied- en HeemkundigeKring Zutendaal. Bedoeling was een erfgoedaanboduit te werken voor de lagere school. DeGeschied- en Heemkundige Kring Zutendaal kooservoor om te werken rond het landschapspanoramavan Charles Wellens dat in het Bezoekerscentrumde Lieteberg hangt. Naast <strong>Heemkunde</strong><strong>Vlaanderen</strong> en de Lieteberg werd in de loop van derit ook de milieudienst van de gemeente Zutendaalbetrokken bij het project. Na het bepalen van hetonderwerp van het project (landschapspanoramavan Charles Wellens om het te hebben over delandschapsgeschiedenis van de Kempense heide)en het nader verfijnen van de doelgroep (nl. derdegraad lager onderwijs en dit in eerste instantie vanscholen uit de dichte omgeving (kanton Genk) enbij uitbreiding scholen uit Li<strong>mb</strong>urg, Antwerpen enVlaams-Brabant) werd de projectwerkgroep samengesteld.De heemkundige kring sprak hiervooro.a. een nieuwe vrijwilliger aan, nl. een pas gepensioneerdedirecteur van een lagere school uit de omgeving.Voor de rest bestond de werkgroep uit devertegenwoordigers van de projectpartners.Vervolgens werden in een brainstorm alle mogelijkesubthema’s en methodieken bedacht en besproken.De relevante eindtermen werden opgezocht enwerden gekoppeld aan de geopperde activiteiten.Uiteindelijk werd ervoor gekozen om een actieveeducatieve erfgoedwandeling uit te werken rond delandschapsgeschiedenis van de Kempense heide enhet menselijk ingrijpen daarop (ontginning van deheide, zandwinning, woningbouw, bebossing…).Vervolgens werden relevante literatuur en vroegeronderzoek (o.a. interviews met oude inwoners vanZutendaal) verzameld en werd een mogelijke wandelroutegezocht en afgestapt. Ook over alle relevantebruikbare landschapselementen werd informatieopgezocht. Die achtergrondinformatie werdneergeschreven in een dossier om later als handleidingaan de leerkrachten mee te geven. Vervolgenswerden opdrachten en doe-dingen bedacht voortijdens de wandeling en het bezoek aan de bioboerderij(o.a. mutsaarden samenbinden, vrageni.v.m. potstal…).Om het kostenplaatje te beperken, was het debedoeling dat leerkrachten de wandeling ook zelfkunnen begeleiden. Ze kunnen eventueel ook tegenvergoeding een gids aanvragen, maar dit is helemaalniet noodzakelijk. De leerlingen starten welin de ronde zaal van de Lieteberg waar het landschapspanoramahangt, maar na 10 minuten vertrekkenze al op wandel (de Lieteberg rekent geeninkom aan voor dit korte bezoek). De opdrachtenen het bijhorende materiaal (geplastificeerdekaarten en foto’s, labobuisjes met grondstalen,schopje…) worden meegegeven in een rugzak. Pergroepje van vijf krijgen de leerlingen een rugzak. Nahet uitwerken van de eigenlijke wandeling werd ookopgelijst welke kennis en vaardigheden de leerlingenbest al voordien zouden verworven hebben.De werkgroep bedacht dan verschillende mogelijkhedenom de leerlingen voor te bereiden in deklas. Ook de verwerking in de klas achteraf werduitgewerkt en neergeschreven in de handleidingvoor de leerkrachten (bijv. opdracht met gebruikvan mondelinge geschiedenis, grootouders ondervragenover het onderwerp). Uiteindelijk werd nietalleen de landschapsgeschiedenis behandeld in hetpakket, maar komen ook onderwerpen als schaalberekening,stafkaarten leren lezen, landbouwgeschiedenis,volksverhalen, kleine monumenten…aan bod.| 13 | ontsluiting - 04 2012


De zak testenOp dat moment was het punt gekomen om hetmateriaal aan een kritische geest te onderwerpen.Na een vergadering met Sven De Maertelaere werdende opdrachten lichtjes bijgestuurd en werd eenkorte handleiding uitgewerkt die de leerkrachtenkonden gebruiken tijdens de wandeling zelf. De uitgebreidehandleiding bleek immers interessant tezijn als voorbereiding, maar mochten leerkrachtengeen tijd vinden om die door te nemen is een kortehandleiding bij de opdrachten en wandeling handig.Lieteberg. Zo zullen de opdrachten in de bioboerderij,die wegens tijdsgebrek uit de wandelingmoesten worden geschrapt, uitgewerkt worden toteen volwaardige activiteit voor dezelfde doelgroep.Ook plannen ze drie andere wandelingen voor dezelfdedoelgroep waarbij andere landschapselementenen opdrachten aan bod komen. De ideeëndie eerder voor de eerste graad van het secundairgeschikt waren, zullen ook uitgewerkt worden ineducatieve projecten. Ze wachten hiervoor op eenlerares die binnen een jaar op pensioen zal gaan enal heeft toegezegd zich hier op te willen toeleggen.| 14 | ontsluiting - 04 2012Dan moest het materiaal nog getest worden doorde echte specialisten: de leerlingen zelf. Een klasuit Zutendaal wou wel proefkonijn spelen. Sportiefals ze waren, vertrokken ze op een ochtend inhet najaar van 2011 met de fiets tot aan de Lieteberg.Om 12u moesten ze terug op school zijn. Dekinderen waren heel enthousiast. De activiteit washelemaal niet belerend. De kennis die ze moestenopdoen werd hen niet gewoon verteld, ze mochtende zaken zelf ontdekken en opdrachten en testjesuitvoeren: vb. grondstaaltje nemen en vergelijkenmet andere staaltjes om ondergrond te bepalen,het meten van een standbeeld door te vergelijkenmet lengte van een kind, … Toch goed dat de wandelinggetest werd, want uiteindelijk bleek de wandelingte lang om binnen het tijdsbestek te doen.Het bezoek aan de boerderij moesten ze overslaan.Plannen voor de zakConclusie: ’ t Is in de zak?De juiste partners en vrijwilligers zijn cruciaal inhet uitwerken van een succesvol educatief project.Je kan nog zo doelgroepgericht denken en werken,het pakket effectief uittesten is essentieel om eenresultaat te verkrijgen dat helemaal op maat enwerkbaar is.Voor meer informatie of ondersteuning kan u binnen<strong>Heemkunde</strong> <strong>Vlaanderen</strong> terecht bij daphne.maes@heemkunde.vlaanderen.be.Na de paasvakantie staan er al wandelingen ophet programma met het vijfde en zesde leerjaar vanscholen uit Zutendaal. De wandeling zal telkensook geëvalueerd worden en eventuele knelpuntenworden dan nog aangepast. Om de wandelingbekend te maken bij de leerkrachten zal ze de komendemaanden worden voorgesteld op een pedagogischestudiedag van het kanton Genk. De leerkrachtenmogen dan de wandeling ook persoonlijkuittesten met een gids. Nadien zal ‘Pak de [erfgoed]zak’ worden aangeboden aan scholen uit Li<strong>mb</strong>urg,Antwerpen en Vlaams-Brabant, zodat ze de uitstapkunnen inplannen voor najaar 2012.Verschillende ideeën waarvoor in eerste instantieniet werd gekozen, zullen de komende jaren tochworden uitgewerkt door de Geschied- en HeemkundigeKring Zutendaal en het Bezoekerscentrum


Drp zkt vrhaalOp zoek naar een leuke activiteit? ‘Drp zkt vrhaal’is een actieve zoektocht om het erfgoed van en weetjesover je dorp op een originele en speelse manierte ontdekken. Deze zoektocht werd ontwikkelddoor Landelijke Gilden, het Centrum InformatieveSpelen en <strong>Heemkunde</strong> <strong>Vlaanderen</strong>, met de financiëlesteun van de Vlaamse overheid. De bedoelingis dat lokale heemkringen en Landelijke Gilden dehanden in elkaar slaan voor de organisatie van dezoektocht.‘Drp zkt vrhaal’ is een activiteit die ook nieuwe enjonge dorpsgenoten kan aantrekken. De initiatiefnemershebben geprobeerd om de voorbereidingervan zo gemakkelijk mogelijk te maken: bij de provincialeuitleendienst van de Landelijke Gilden kunje een koffer met materiaal voor 24 mogelijke opdrachtenuitlenen, een draaiboek begeleidt je stapvoor stap bij het invullen van de opdrachten, ener zijn zelfs documenten bij die de promotie vergemakkelijken.Wat is Drp zkt vrhaal?Het verhaal achter deze zoektocht gaat als volgt:drie wijzen schreven zeven dorpsverhalen. Twee ervanzijn echter niet waar, bovendien liegt één van dewijzen. De deelnemers ontdekken hoe de vork aande steel zit door met hun groepje leuke opdrachtenuit te voeren bij de drie wijzen. De activiteit is geschiktvoor iedereen, zowel voor nieuwe en jonge,als voor ‘getogen’, oudere dorpsgenoten. De eneleert iets bij, de andere kan zijn kennis testen en delen.Het is een ideale activiteit om nieuwe mensente laten kennismaken met je dorp, maar zeker ookmet je vereniging.Elke ‘wijze’ heeft zo zijn eigen opdrachten:De wijze met de brilZijn opdrachten hebben steeds te maken met eenstukje dorp(sgeschiedenis). Zo krijg je bijv. eenoude foto van een bepaalde locatie in jullie dorp.De opdracht bestaat erin die locatie te zoeken enopnieuw te fotograferen. Andere opdrachten gaanover bekende straatnamen, een kaart van het dorp,het wapenschild, het dialect, enz.De wijze met de pijpDeze geeft opdrachten met technische snufjes zoalsgps, hoogtemeter, fototoestel, gsm, laser, enz.Alle materialen zitten met de spelinstructies in dekoffer.De wijze met de baardHij is verzot op (denk)spelletjes. Voor deze opdrachtbeschik je o.m. over dominoblokken, eenwereldbol, een denkoefening met glazen en messen,een puzzel en een dartsspel.PraktischAangezien ‘Drp zkt vrhaal’ zich voornamelijk buitenafspeelt, organiseer je het best op een halvedag tijdens het weekend of op een lente- of zomeravond.Reken op 2,5 uur spelplezier. Voor meerinformatie en ondersteuning kun je contact opnemenmet Hannes Hollebecq van de LandelijkeGilden: hannes.hollebecq@landelijkegilden.be of016/28.60.42. Hij zal je het draaiboek opsturen enverdere afspraken maken.www.landelijkegilden.behttp://www.spelinfo.be/| 15 | ontsluiting - 04 2012


| 16 | ontsluiting - 04 2012


Activiteiten in de kijkerIedere maand plaatst <strong>Heemkunde</strong> <strong>Vlaanderen</strong>een originele heemkundige activiteit ‘in de kijker’.Deze activiteit krijgt aandacht op de website, inde elektronische nieuwsbrief en in <strong>Bladwijzer</strong>.Ook een activiteit van jouw vereniging kan in dekijker komen! We zijn op zoek naar activiteitendie origineel of vernieuwend zijn, of een voorbeeldfunctiekunnen hebben voor andere organisaties.Voldoet jouw activiteit aan die criteria?Stuur dan een verslag en een aantal foto’s naarconsulenten@heemkunde-vlaanderen.be, en wieweet staat jouw activiteit volgende maand oponze website.Wel en wee van deDonderslaghoeveIn januari 2012 zetten we De Reengenoten, deheemkundige kring van Meeuwen-Gruitrode, in dekijker. Eind nove<strong>mb</strong>er organiseerde de heemkringeen hele reeks activiteiten naar aanleiding van denieuwe publicatie ‘Wel en wee van de Donderslaghoeve’van bestuurslid Martin Vliegen. In de publicatievertelt hij het verhaal van de verdwenen Donderslaghoevein Wijshagen doorheen bijna 800 jaargeschiedenis.In maart 1964 verliet de laatste pachter de hoeve.Daarop werd de Donderslaghoeve een laatste maalverkocht en vanaf 1967 werden alle bedrijfsgebouwenafgebroken wegens leegstand en bouwvalligheid.Daarmee verdween de Donderslaghoeve helemaaluit het landschap.Het boek over de Donderslaghoeve werd op 18 nove<strong>mb</strong>erfeestelijk voorgesteld tijdens een academischezitting, met een voordracht en een ‘Cabaret deDonderslagh’ met fluitmuziek. Daphnis, een vierkoppigemuziekgroep uit Grote-Brogel, zorgde inmiddeleeuwse kledij voor fijne aangepaste muzieken het Noord-Li<strong>mb</strong>urgs Instituut voor Kunstonderwijsvaardigde vier leerlingen af voor dictie en voordracht.Zij brachten de genodigden in de sfeer vanminnestrelen en troubadours. De voorzitter van DeReengenoten en de burgemeester van Meeuwen-Gruitrode spraken met lof over het werk van auteurMartin Vliegen.Daarna volgde de officiële opening van een tentoonstellingrond de Donderslaghoeve, waarvoorde heemkring ook samenwerkte met het Rijksarchiefen het Kadaster uit Hasselt en met de ErfgoedkringHerkenrode-Kuringen. “De bezoekerskonden er heel wat originele documenten bekijken,”vertelt Rik Hoogmartens, voorzitter van DeReengenoten. “Zo waren er gezegelde oorkondenvan 800 jaar oud, een origineel pachtcontract van1541, een paar nog ongelezen registers van de eeuwenoudelaathof van Donderslag, 17de- en 18deeeuwseverduidelijkende kaarten van het gebied enunieke prenten van de hoeve.”| 1 | activiteiten - 04 2012Het goed ‘Donderslag’ in Wijshagen lag aanvankelijkzeer afgelegen, te midden van heide, vennen enmoerassen. Ook de hoeve op het domein lag vrijveraf, tot in de jaren 1950 de verbindsweg tussenMeeuwen en Genk tot stand kwam. In 1797 werdhet domein voor het eerst publiek verkocht aanparticulieren, en dit als gevolg van de Franse Revolutie.Daarna was er regelmatig overdracht vaneigendom door verkoop of erfenis. Soms haddende privé-eigenaars er hun domicilie, maar gewoondhebben ze er nooit.In het dagelijkse leven op de Donderslaghoeve ende heide rondom speelden bijen een grote rol. Ookdit aspect kwam aan bod op de tentoonstelling.Jan Leyssen, secretaris van De Reengenoten, steldeoude voorwerpen uit de imkerij tentoon in zijn gereconstrueerde‘biehal’. Ook vulde hij de tentoonstellingaan met bosbouwalaam uit zijn persoonlijkeverzameling.“Tijdens het weekend werd de tentoonstelling doormeer dan 500 mensen bezocht,” vertelt Rik. “Debezoekers konden de tentoonstelling erg waarderen,en velen bleven nog lang napraten bij een lekkereHerkenrode Tripel.”


| 2 | activiteiten - 04 2012Voor de sportievelingen had de heemkring ook eenhistorische wandeling uitgestippeld. Zowat 250wandelaars kwamen de site van de Donderslaghoevebezoeken. Onder goed voorbereide begeleidingvan De Reengenoten wandelden ze naar de plaatswaar de hoeve stond, naar de Heksenberg, de Automobielsweg,het Spechtenbos, en door de kleinevallei van het Donderslagbeekje.Op maandag en dinsdag kwamen ten slotte ookzo’n 300 schoolkinderen uit Meeuwen-Gruitrodezich verdiepen in de geschiedenis van de Donderslag.“Van wat ze te horen en te zien kregen, hebbenze allicht blijvende herinneringen overgehouden,”meent Rik. “Ze luisterden naar verhalen overde verdrinkingsdood van een kindje in de poel voorde hoeve, de legendarische Heksenberg met deschat van Napoleon en de oorkonde met de zegelvan paus Honorius III.”“Dit weekend was zeker een hoogtepunt voor onzevereniging,” besluit Rik. “Niet alleen konden we eenprachtige publicatie voorstellen, maar door de verschillendeactiviteiten konden we bij heel wat mensen,zowel jong als oud, enthousiasme opwekkenvoor onze lokale geschiedenis.”Met dank aan Rik Hoogmartens voor het verslag.De publicatie ‘Wel en wee van de Donderslaghoevete Wijshagen in de Li<strong>mb</strong>urgse Kempen (1209-1968)’ is geïllustreerd met talrijke foto’s en prentenin kleur en zwart-zwit. Het boek (256 pagina’s)kost 20 euro en kan besteld worden via www.dereengenoten.be.


Ecce HomoDe Heilig-Bloedprocessiein Meigemovergebracht naar de Sint-Praxediskerk te Rome –bracht een Norbertijnermonnik in 1724 op vraagvan pastoor Pieter Moortgat twee stukjes naarMeigem. Deze laatste liet hiervoor een reliekschrijnbouwen en er werd een ommegang ingesteld rondde kerk. Meigem werd een bedevaartsoord waargebeden werd voor de genezing van allerlei bloedziekten.In februari 2012 zetten we het Museum van Deinzeen de Leiestreek in de kijker. In het museum opendevorige week de tentoonstelling ‘Ecce Homo. DeHeilig-Bloedprocessie van Meigem’. Op vraag vande Kring voor Geschiedenis en Kunst van Deinzewordt de geschiedenis van de eeuwenoude processiebelicht. De expo werd verrijkt met voorbeeldenuit de plastische kunsten van de late middeleeuwentot vandaag.De Heilig-Bloedprocessie van Meigem gaat terugop de eeuwenoude verering van een belangrijke reliekvan de bebloede geselkolom, de zuil waaraanJezus Christus zou gegeseld zijn. Van deze geselkolom– die in 1223 na de Vijfde Kruistocht werdDe verering kende periodes van bloei en verval. Pasin de jaren dertig van de 20ste eeuw wist pastoorPypers, ook de grondlegger van de Noveen van hetHeilig-Bloed, de traditie definitief aan te zwengelen.Onder pastoor Van Zandycke werd de eersteprocessie in 1945 georganiseerd, toen nog eerdereen bevrijdingsstoet die herinnerde aan de gruweldadenvan de Duitse bezetter in Meigem en Vinkt inmei 1940. Het volgende jaar werd het een processiedie uitsluitend gewijd was aan de reliek, die ookvoor het eerst werd meegedragen.Traditioneel gaat de Heilig-Bloedprocessie jaarlijksuit op de eerste zondag van juli. “Hoewel erin <strong>Vlaanderen</strong> slechts vier dergelijke evenementen| 3 | activiteiten - 04 2012


| 4 | activiteiten - 04 2012overblijven, is deze processie niet het zoveelsteelement van folklore dat op punt staat te verdwijnen,”vertelt Wim Lammertijn, wetenschappelijkmedewerker bij het Museum van Deinze en de Leiestreek.“Integendeel, het gebeuren is levendiger danooit en een gans dorp is elk jaar in de weer om ditbelangrijk immaterieel erfgoed in stand te houden.Honderden figuranten en evenveel mensen achterde schermen zorgen voor een uniek spektakelin de straten van Meigem. Taferelen uit het Oudeen Nieuwe Testament, het Lijden van Christus ende overbrenging van de reliek, worden er in uitgebeeld.Het Comité Heilig-Bloedprocessie staat iederjaar in voor de goede organisatie. Enerzijds isde processie uitgegroeid tot een evenement waarvande uitstraling tot ver buiten Deinze reikt, anderzijdszorgt ze op sociaal vlak voor een zeldzamesamenhorigheid tussen de Meigemnaren en vormtze een deel van hun identiteit.”De tentoonstelling in het Museum van Deinze en deLeiestreek, op vraag van de Kring voor Geschiedenisen Kunst van Deinze, belicht de geschiedenis van deHeilig-Bloedprocessie. Belangrijke documenten enobjecten, attributen uit de processie, oude foto’sen audiovisueel materiaal uit privécollecties en deverzamelingen van het Comité Heilig-Bloed en dekerk van Meigem, vertellen het volledige verhaal.Speciaal voor deze gelegenheid werd onder meerook het barokke reliekschrijn overgebracht naarhet museum. Er wordt ook een link gelegd naar deeeuwenoude Heilig-Bloedprocessie van Brugge.“De tentoonstelling was voor het museum ook eenuitgelezen kans om verder te gaan kijken dan enkelde processie zelf,” vertelt Wim. “Van de middeleeuwentot nu is het thema van het Passieverhaalvan Christus immers een aantrekkingspool geweestvoor talloze kunstenaars. Elk op hun manier integreerdenze de aangrijpende sy<strong>mb</strong>oliek van kruis,bloed, lijden… in hun werk. In deze tentoonstellinghebben we dan ook geprobeerd om kunst entraditie te verenigen. Werken van grote namen uitde kunstwereld illustreren het tijdloos karakter vanhet lijden van Christus als inspiratiebron.” Naastenkele polychrome sculpturen is er werk te zien vanOscar Colbrandt, Wim Delvoye, A<strong>mb</strong>rosius FranckenII, Pietro Gagliardi, Agnes Maes, George Minne,Roger Raveel, Gerard Seghers, Albert Servaes,Luc Tuymans, Gustave Van de Woestyne, Jan VanImschoot, Antoon Van Parys, Jan Vanriet, Dan VanSeveren en Henri-Victor Wolvens.“Het verenigen van plastische kunsten met immaterieelcultureel erfgoed in een museale tentoonstellingis niet altijd zo evident,” vertelt Wim. “Wegingen eerst op zoek naar tastbaar materiaal vande processie om een expositie mee te kunnen maken.De verering in Meigem van de reliek van hetHeilig Bloed sinds de 18de eeuw kende weinig continuïteiten daarvan is bijgevolg zeer weinig materiaalvan historisch belang bewaard gebleven. Hetbarokke reliekschrijn uit 1724 vormt hierop eenuitzondering en als object is het in deze expositiede belangrijkste schakel tussen kunst en folklore.Een belangrijk schilderij uit diezelfde periode kondan weer om praktische redenen niet worden verwijderduit de plaatselijke kerk. Ook de reliek zelfverkozen we niet te laten overbrengen. Enerzijds isde tentoonstelling geen extra verering van het kleinood,anderzijds hoort de relikwie enkel in Meigemte zijn, waar hij al bijna drie eeuwen wordt gekoesterd.”De processie zelf ontstond pas in 1945, het archiefis dus vrij jong en ook niet compleet. “Het is vooraldankzij de inspanningen van Luc Van Nevel dateen deel ervan gered is,” zegt Wim. “Vanaf 1998,als bestuurslid van het processiecomité, startte hijmet een inhaalbeweging op zoek naar documentenen fotomateriaal. Hij begon ook met het aanleggenvan een archief van de fotoreeksen die jaarlijksdoor fotografen langs het parcours of achter deschermen worden gemaakt. Samen met StefaanDe Groote zorgde hij in 2006 ook voor de samenstellingvan een nummer van het tijdschrift van deheemkundige kring Het Land van Nevele, dat volledigaan Meigems Hoogdag is gewijd. Bewegendebeelden zijn er in een documentaire uit 2003, inopdracht gemaakt voor het Huis van Alijn, die opschitterende wijze toont hoe het dorp Meigem zijnprocessie maakt en beleeft. Ook de foto’s, kostuumsen objecten in de tentoonstelling wordenhiermee perfect in hun context geduid.”Voor wat de verruiming van de expositie met kunstwerkenbetreft, was het volgens Wim niet de bedoelingom een religieuze kunsttentoonstelling naarvoor te brengen: “Dit zou immers de aandacht teveel afleiden van het uitgangspunt van de Heilig-Bloedprocessie van Meigem. Eerder willen we deexpositie rond de processie erdoor versterken. Deoudere werken zijn net als de processie een zuiverevorm van devotie door de eeuwen heen. Bij de mo-


derne en hedendaagse kunstwerken is het vooralboeiend om te zien hoe de krachtige Christelijkesy<strong>mb</strong>oliek op één of andere manier of tijdstip hetoeuvre van vele kunstenaars kruist. Er was tevensenige voorzichtigheid geboden bij het co<strong>mb</strong>inerenvan de kunstwerken met de objecten uit de processie.Ze dienen immers elkaar aan te vullen en eenverantwoord geheel te vormen, doch de toeschouwermoet steeds duidelijk kunnen onderscheidenwat letterlijk bij de processie hoort en wat ter verrijkingis toegevoegd. De getoonde kunst is bewustvan internationaal niveau en zal ook de verre bezoekerbekoren. Ook kunnen we zo het gegeven vaneen lokale processie presenteren als een universeleactiviteit van samenhorigheid, en wordt het belangvan dit stukje immaterieel cultureel erfgoed terechtwat meer onderstreept.”Met dank aan Wim Lammertijn voor het verslag ende foto’s.Website: www.museumdeinze.be.VolkscaféDe sfeer van vroegerIn maart 2012 zetten we Davidsfonds Kuurne enHeemkring Cuerna in de kijker. Tijdens de voorbijeNacht van de Geschiedenis organiseerden zesamen een succesvolle activiteit rond oude cafésin Kuurne. Meer dan 100 deelnemers kwamen op20 maart proeven van de ‘sfeer van vroeger’ in deHoeveschuur, die voor de gelegenheid volledig wasingericht in de stijl van de jaren ’30-’40.Op 20 maart organiseerde het Davidsfonds voor detiende maal de Nacht van de Geschiedenis, dit jaarmet als thema ‘Drank’. In Kuurne had de heemkundigekring Cuerna rond dit thema al het boek‘Kuurnse herbergen’ gepubliceerd. Overleg tussende voorzitters van Davidsfons Kuurne en Cuernaleidde al snel tot een akkoord om samen te werken.“Op de Nacht van de Geschiedenis wilden wede mensen uit Kuurne kennis laten maken met eenheus volkscafé in de sfeer van vroeger,” vertelt CatherineBoury, voorzitster van Davidsfonds Kuurne.“We dachten hierbij aan de projectie van foto’s vanoude cafés in Kuurne. Het materiaal dat gebruiktwerd voor het boek, kon hiervoor aangevuld wordenmet recent verkregen nieuw materiaal. Daarnaastwilden we een toegankelijke tentoonstellingvan documenten, foto’s, bierflesjes, etiketten… vandeze cafés integreren in de opstelling van de zaalzelf. Om het thema goed te onderbouwen, zoudenwe zorgen voor voldoende informatie over de brouwerijen,de soorten cafés, waar ze waren en hoe zeeruit zagen. Dit alles wilden we ten slotte aanvullenmet anekdotes over de cafés, hun klanten enuitbaters.”Een werkgroep kwam vijf keer bijeen om dit alles uitte werken. Deze werkgroep, die oorspronkelijk bestonduit bestuursleden van Cuerna en het Davidsfonds,werd gaandeweg uitgebreid met meer medewerkers:decorbouwers, vertellers en zangers…Zo kreeg het concept van de avond verder vorm.Er kwam een tekst, en liedjes die de vijf vertellingenmet elkaar verbonden…“Stilaan werd het een echt volkstoneel,” verteltCatherine. “Hierbij moesten we met veel zakenrekening houden. Zo moesten we letten op de inrichtingvan de zaal, de kwaliteit van het geluid, degebruikte kledij en schmink… We bespeelden allemogelijke kanalen om reclame te maken voor deavond: plaatselijke pers, Uit in <strong>Vlaanderen</strong>, regionalepers, digitale borden. We verdeelden krantjesvan De Nacht van de Geschiedenis bij handelaarsen in een aantal brievenbussen, hingen affiches uit,en nodigden mensen persoonlijk uit.”De happening vondt plaats in de schuur van deprachtige historische hoeve Vandewalle. De aanwezigenwerden bij hun aankomst meteen hartelijkwelkom geheten door de Kuurnse bellevrouwAnnemie “Een oordeelkundig opgebouwd decor,een aangename zaalschikking, de projectie vaneen zeventigtal oude en nieuwe cafés, een bewustin losse sfeer gehouden optreden en een prachtigecollectie voorwerpen en oude teksten, konden hetpubliek meer dan charmeren,” blikt Raf Ghekierevan heemkring Cuerna tevreden terug.“De voorzitster, in originele, streng sobere klederdracht,opende met een mooi overzicht doorspektmet cijfers over de drankgelegenheden in Kuurnein de voorbije eeuw. Daarop volgde het ‘luimige’gedeelte. Een vijftal vertellers bracht, in kledij metattributen van ‘de tijd van toen’ een aantal sap-| 5 | activiteiten - 04 2012


| 6 | activiteiten - 04 2012pige anekdotes en belevenissen uit de cafés van deSint-Pietersparochie en het centrum. De verhalenbrachten de a<strong>mb</strong>iance goed op gang. Bij de ouderemensen in het publiek ontlokten ze zelfs lachbuienen instemmend geroezemoes. Het geheel werd aanelkaar gezongen met meezingers als ‘Het edel kindvan Napoleon’ en ‘Ach vader lief, toe drink nietmeer’, dit alles begeleid door het accordeonspelvan onze bellevrouw.”Catherine: “Tijdens de avond was alles in de stijl vanvroeger. Zo verkochten we droge worsten en ookhet speciale bier van De Nacht van de Geschiedenisviel erg in de smaak. Verder konden de mensendeelnemen aan een wedstrijd van het Davidsfondswaarmee ze een schitterende Mercatoratlas terwaarde van 140 euro konden winnen. De opkomstwas met meer dan 100 mensen zeker een succes.We beslisten dan maar meteen dat we volgend jaaropnieuw zouden samenwerken rond het thema ‘DeVakman’. Ook zullen enkele bestuursleden van hetDavidsfonds meehelpen voor de Open Monumentendagin septe<strong>mb</strong>er. Een geslaagde samenwerkingdus waar we allemaal beter van worden!”Ook Raf is tevreden over de synergie: “Voor deNacht van de Geschiedenis werd het efficient evenementenmanagementvan het Davidsfonds gekoppeldaan de tentoonstellingsexpertise van Cuerna,wat een onverhoopt succes opleverde. Devlotte samenwerking zal dus ongetwijfeld nog eenvervolg krijgen.”Met dank aan Catherine Boury en Raf Ghekierevoor het verslag.Websites:www.kuurne.davidsfonds.bewww.cuerna.bewww.davidsfonds.be/nacht/


Ex situeen archeologisch tijdschrift voor <strong>Vlaanderen</strong>In maart verschijnt het eerste nummer van Ex situ.Dit nieuwe magazine wil archeologie op een boeiendeen vooral toegankelijke manier presenterenaan een breed publiek. De laatste jaren voeren archeologenmeer en meer onderzoek uit in <strong>Vlaanderen</strong>maar de nieuw verworven kennis kwam slechtsmet mondjesmaat bij het publiek terecht. Ex situheeft zich voorgenomen daar wat aan doen.Met een waaier van korte en lange reportages, opiniestukken,interviews en fotoverslagen, hoopt Exsitu een schakel te vormen tussen de onderzoekersen alle geïnteresseerden. Via toegankelijke teksten,kwaliteitsfotografie én een mooie verpakking. Kortom,een glossy blad, met inhoud.De focus ligt op archeologisch onderzoek in <strong>Vlaanderen</strong>.Maar ook aan Vlaamse vorsers in het buitenlandbesteedt Ex situ aandacht. In het eerstenummer kan de lezer ondermeer op pad met prehistorischejagers-verzamelaars langs de Schelde,ijzertijdboeren uit Geel, vroegmiddeleeuwse bouwvakkersin Brugge en een 15de-eeuwse kruisboogmakeruit Aalst. Of wat dacht u van een wandelingin het bos ten tijde van Asterix? Verder weg gaat Exsitu op zoek naar het kwetsbare erfgoed in de Altaien de tot de verbeelding sprekende dierengraven inEgypte.Ex situ is een uitgave van het Forum Vlaamse Archeologie,zal halfjaarlijks verschijnen en kost 12,5euro. Het magazine bevat 96 rijk geïllustreerde pagina’s.meer info: www.exsitu.beFiguur: Vroegmiddeleeuwse bouwvakkers in Brugge(foto Raakvlak).

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!