Download pdf - Architectuur Lokaal
Download pdf - Architectuur Lokaal
Download pdf - Architectuur Lokaal
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Herfst 2010 #74Wethoudersestafette Terneuzen – AlmereHerstart van zorgvastgoedAanbesteden kan ook leuk zijn
RedactioneelCOLOFONARCHITECTUUR LOKAALverschijnt 4x per jaarTussen de Bogen 181013 JB Amsterdam020 530 40 00info@arch-lokaal.nlwww.arch-lokaal.nlwww.ontwerpwedstrijden.nlREDACTIEHoofdredactie:Cilly JansenEindredactie:Indira van ’t KloosterRedactie & productie:Margot de JagerVORMGEVINGjoseph plateau, AmsterdamDRUKDie Keure, BruggeOPLAGE6500ISSN1385-0482ABONNEMENTEen abonnement op dittijdschrift is kosteloosverkrijgbaar op aanvraag.Nog beschikbare nummersuit eerdere jaargangen zijntegen verzendkosten tebestellen bij <strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong>.Alle eerdere uitgaven staan ookals <strong>pdf</strong> op www.arch-lokaal.nlDe mensenIn deze editie van <strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong> opvallend veel aandacht voorinitiatieven van onderop. De redactie heeft daar niet specifiek omgevraagd, maar ontwikkelingen op de kleinere schaal, maatwerk ensamenwerking tussen opdrachtgevers en degenen voor wie gebouwdwordt, staan weer volop in de belangstelling. Veel auteurs schrijvendeze keer over ‘de mensen’ en hun rol bij ruimtelijke ontwikkelingen.De resulterende mix van artikelen biedt een mooie illustratie van watNederland bezighoudt. Meestal word je er niet vrolijker van als ‘demensen’ zich laten horen. De Tea Party- beweging in de VerenigdeStaten belooft voor Nederland weinig goeds, als het klopt dat alles vanover de oceaan deze kant op waait. Maar juist ons werkterrein laat zien, dat er ook eenpositieve kant aan deze trend kan zitten. Ondanks, of misschien dankzij, de economischeonzekerheden spreekt veel enthousiasme uit de teksten over hoe er anders gebouwd, verdicht,ontworpen en beheerd zou kunnen worden. Tegelijk zijn er ook zorgen over derol van de overheid, die daarop nog niet is ingesteld. Wat wethouder Van Hulle vanTerneuzen betreft is er voor het rijk en de provincies nog een wereld winnen bij hetcreatief omgaan met de uitdagingen die de nabije toekomst biedt.Cilly Jansen, directeur <strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong>Door statutair aftreden van een van haar bestuursleden is<strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong> op zoek naar een--------------------------------------------------------------------------------------------------------Bestuurslid afkomstig uit kringen vanontwerpende disciplinesDe stichting <strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong> is het landelijke kenniscentrumvoor cultureel opdrachtgeverschap en architectuurbeleid. Vanuiteen onafhankelijke positie leggen wij verbindingen tussenpartijen die bij de bouw betrokken zijn. Wij dragen bij aan eenbetekenisvolle en duurzame inrichting van stad en land inNederland door het verbeteren van het opdrachtgeverschap.Daartoe richten wij ons op alle betrokkenen bij het opdrachtgeverschap,met de nadruk op ondersteuning van lokale bestuurdersen raadsleden, om hen in staat te stellen weloverwogenbeslissingen te nemen. Uitgangspunt is dat een goede samenwerkingtussen publieke opdrachtgevers, private partijen enontwerpers essentieel is voor het ontstaan van ruimtelijke enarchitectonische kwaliteit.<strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong> beheert het landelijke Steunpunt<strong>Architectuur</strong>opdrachten & Ontwerpwedstrijden, dat uitschrijversvan aanbestedingen en prijsvragen behulpzaam is bij de selectievan ontwerpers en projectontwikkelaars. Met de lokale enregionale architectuurcentra in heel Nederland hebben we vanoudsher een bijzondere relatie.<strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong> is een onafhankelijke, ideële stichting diebestaat uit een klein team van gemotiveerde medewerkers meteen brede kennis op het even zo brede werkterrein, dat dankzijde korte lijnen binnen de organisatie flexibel en adequaat kaninspelen op vragen en ontwikkelingen in het vakgebied.<strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong> maakt als ontwikkelingsinstelling onderdeeluit van de basisinfrastructuur van culturele instellingen.De jaaromzet is gemiddeld 1 miljoen euro, waarvan de helftafkomstig is uit het budget van het rijk voor cultuur- en architectuurbeleid.De andere helft komt voort uit opdrachten vanderden, die <strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong> uitvoert.Het bestuur, onder voorzitterschap van Felix Rottenberg, bestaatuit ten hoogste zeven leden. De stichting wordt bestuurd inovereenstemming met de Code Cultural Governance. Bestuursledenzijn afkomstig uit kringen van de gemeentelijke overheid,ontwerpende disciplines, lokale architectuurcentra, markt enfinanciële wereld, welstand en instellingen. Zij hebben hunstatus in hun kring bewezen en beschikken over een zeker gezagop hun eigen werkterrein. Zij zijn werkzaam in een voor destichting relevant vakgebied en daarbinnen actief netwerker. Hetbestuur in zijn geheel, dan wel een of meerdere bestuursleden,heeft c.q hebben een visie op het werk van <strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong>,een visie op de relatie tussen opdrachtgevers en ontwerpers, engoede en directe relaties met relevante partijen die zijn betrokkenbij het opdrachtgeverschap. Van directe belangenverstrengelingmet het werk van <strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong> kan geen sprake zijn.Het bestuur kent een gevarieerde samenstelling in kennis,ervaring en leeftijd. Bestuursleden passen bij het soort organisatiedat <strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong> is en zijn enthousiast en bevlogen.Zij hebben voldoende tijd om de bestuursvergaderingen bij tewonen; jaarlijks wordt vijf maal vergaderd.--------------------------------------------------------------------------------------------------------Belangstellenden voor de vacature kunnen tot uiterlijk 15november. 2010 een korte reactie per e-mail sturen aan CillyJansen, directeur <strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong>, cilly.jansen@arch-lokaal.nl.Meer informatie is te vinden op www.arch-lokaal.nl enwww.ontwerpwedstrijden.nl2 <strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong> #74
<strong>Lokaal</strong> MondiaalWelkomin UtopiaOnlangs kopte de staatskrant dat het dorp Huaxi,zo’n 140 kilometer ten noordwesten van Shanghai,een 328-meter hoge toren bouwt om haar 50-jarigbestaan te vieren. Huaxi schijnt China’s meestwelvarende dorp te zijn met zeer gelukkige bewoners.Na een lange busrit blijkt het dorp in werkelijkheideen bewoond industriegebied te zijn.Het dorp is een van de modellen binnen presidentHu Jintao’s imagocampagne voor een ‘nieuw socialistischplatteland’, om het platteland te versterken enmigratie naar grote steden tegen te gaan. Volgenslokale bestuurders is de wolkenkrabber bedoeld omhet grondgebruik te optimaliseren. Behalve 200luxe appartementen huist de toren werkplaatsen,openbare binnenplaatsen en het grootste roterenderestaurant van Azië. Het idee is ‘een dorp in de lucht’.De Babylonische toren moet stromen toeristentrekken. De meeste bezoekers zijn echter partijbonzenuit andere dorpen die van het model willen leren.Het succesverhaal begon aan het eind van deCulturele Revolutie toen de lokale partijsecretarisWu Renbao samen met alle 1.500 oorspronkelijkedorpelingen investeerde in een textielfabriek.Iedereen werd verplicht aandeelhouder. Alle winstwerd geïnvesteerd in nieuwe projecten. Momenteeldrijft het dorp handel met meer dan 40 landen.De voormalige boeren zijn managers geworden enwonen in villa’s. Het zware werk wordt verricht dooreen leger van ruim 60.000 migrantarbeiders.Na de verbazing neemt een gevoel van beklemmingde overhand. De dorpelingen blijken in een zeer strakkeurslijf te zitten. Stedelijk vermaak is afwezig en desluitingstijd van sporadisch aanwezige winkels enrestaurants is ongekend vroeg. Er wordt zeven dagenper week gewerkt. Wie wil verhuizen naar eldersmoet verplicht afstand doen van alle bezittingen.Maar waarom zou men weggaan? Als men hier woontzijn verre vakanties overbodig, want in de heuvelsten noorden van het dorp zijn de nodige replica’s tevinden van bekende gebouwen waaronder de Arc deTriomphe en de Verboden Stad. Hoewel pronkerigingelijste ISO-certificaten langs het dorpspleinbeweren dat het hier goed toeven is hangt ten zuidenvan het dorp de zeer doordringende geur vangesmolten staal. We vragen ons vertwijfeld af of ditnou echt zo’n gezonde omgeving is. De ex-boerensparen ondertussen voor een nog hogere toren met118 verdiepingen voor het 60ste jubileum. Het Chinesegeloof in industrialisatie en urbanisatie is groot.Harry den Hartog woont een deel van het jaar inChina. Hij bericht in 2010 over architectuur enopdrachtgeverschap in China. In oktober zal zijn boek‘Shanghai New Towns - searching for communityand identity’ uitkomen bij 010 Publishers.Boerenvilla’sMigrantenhuisvestingDeze toren is collectief eigendom van de boerengemeenschapHuaxi village: torens om toeristen te trekken4 <strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong> #74
Regie‘Aanbestedengaat omgelijke kansen,niet omvalue for money.’Interview > Tekst: Indira van ‘t Klooster en Michel Geertse > Beeld: Maarten van SchaikHet Instituut voor Bouwrecht houdt zich sinds 1959bezig met het bevorderen van wetenschappelijke enpraktische beoefening van het bouwrecht. Een van dethema’s is Europees aanbesteden. Monika Chao, sinds1997 directeur van deze stichting, vindt dat onderarchitecten en aanbesteders nog een groot gebrek aankennis over aanbesteden bestaat. ‘Veel architecten hebbengeen idee wat de kansen zijn van aanbestedingsrechten dat het ter bescherming van henzelf bedoeld is.’In een statig pand in Den Haag treffen we Monika Chao achter een monumentaletafel met daarachter een wandvullende boekenkast vol dikke, in leer gebondenboeken. De sfeer in de werkkamer is deftig, maar Chao is de levendigheid zelve.Razendsnel praat ze, niet in het jargon van de rechtspraak, maar los enongedwongen. Over hoe ze begon als correctrice bij Het Financieele Dagbladen daarnaast een avondstudie Geschiedenis deed. Over hoe ze pas op 27-jarigeleeftijd, vanwege de slechte werkperspectieven, toch maar rechten ging studeren.En daarna ging het snel. Nu is ze alweer 13 jaar directeur van het Instituut voorBouwrecht. We praten over de ontwikkelingen rond het aanbestedingsrecht.Is de juridificering niet een beetje doorgeslagen nu alle partijen elkaar metprocedures en rechtszaken om de oren slaan? ‘Nou’, ze kijkt ons indringend aan,‘het is de vraag of die tendens van rechtszaken moet worden doorbroken. Diejuridificering leidt ook tot iets. De vragen van de maatschappij veranderen en somsmoeten nieuwe belangen worden behartigd. Vergelijk het met het rookverbod.Dertig jaar geleden was het geen relevante discussie. Nu willen we zwangerevrouwen en werknemers beschermen tegen inhaleren van rook. In zijn algemeenheidis het zo dat het recht de zwakkeren beschermt tegen de sterkeren.Juridificering als zodanig is een neutraal begrip.’Zwakken tegen sterken? Gaat het bij aanbesteden niet vooral om wrijvingtussen tegenstrijdige standpunten? ‘Nee. Je wilt een ordentelijke samenleving, enop een gegeven moment gaat dat niet meer vanzelf. Je hoeft niet te zeggen of jelinks of rechts moet lopen op een stoep. Dat gaat vanzelf goed. Maar als er teveelspelers op een gebied actief zijn, gaan die elkaar in de weg zitten. Als je het dan nietgoed regelt, nemen de sterksten het recht.’ De sterken zijn dan de opdrachtgeversen de zwakken de opdrachtnemers, de architecten. Maar juist de architectenprotesteren tegen de gang van zaken. Licht geïrriteerd zegt Chao: ‘Er wordt nuveel geklaagd over de aanbestedingen, maar wat willen ze dan? Niemand wilterug naar de tijd dat een gemeente zomaar een aannemer of een architect koos.Ik denk dat de opdrachtnemer moet worden beschermd. De overheid is verplichtom mensen gelijk te behandelen en dat doet ze gewoon niet altijd. Nederlandseopdrachtgevers willen vaak het liefst werken met Nederlandse opdrachtnemers,maar zo werkt het ook niet meer. Ook Duitse en Italiaanse partijen moeten eenkans krijgen, net zoals wij daar een kans moeten krijgen.’Maar het zijn ook de zwakkere partijen, de architecten in dit geval, die nietprecies zien wat hun winst is in het aanbestedingsrecht. ‘Ja. Ik denk dat daar nogeen wereld te winnen is. Veel architecten hebben geen idee wat de kansen zijnvan aanbestedingsrecht en dat dat ter bescherming van henzelf bedoeld is. Ze<strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong> #745
Regie6<strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong> #74
Regie‘Men onderschat het ontzettend,dat aanbesteden.’denken dat het hen alleen maar belemmert en dat is echt onjuist. Er zijn nog altijdarchitecten die het van de zotte vinden dat het Rijksmuseum door een Spaansbureau wordt verbouwd, maar we leven nu in 2010, iedereen moet gelijke kansenhebben bij dit soort opdrachten.’En toch is het goed dat architecten rechtszaken aanspannen? ‘Jazeker, dat is inhun eigen belang. Ik ben geen voorstander van het opstarten van juridischeprocedures, dat moet je echt koste wat het kost vermijden. Het is heel duur enzenuwslopend voor de betrokkenen. Maar bij aanbestedingen van ontwerpopdrachtengebeuren nog zoveel dingen die niet door de beugel kunnen, die alheel lang niet meer geaccepteerd worden door aannemers. Die zijn al veel eerdernaar de rechter gestapt en hebben hun gelijk gehaald. Bij het aanbesteden vanarchitectenopdrachten zie je nog teveel dingen die niet kunnen. Alleen de dwangvan de rechter helpt dan.’Tegelijkertijd valt op dat buitenlandse architecten helemaal niet geïnteresseerdzijn in Nederlandse aanbestedingen. Teveel complicaties en te weinig uitvoeringszekerheid.Moet dat dan toch gestimuleerd worden, of is het helemaal niet erg zolang ze de kans maar hebben? Chao twijfelt even. ‘Nee, het is natuurlijk niet heelerg. Ze moeten de kans hebben, maar als ze er geen gebruik van maken, tja, danniet. Wij hebben vanuit het Instituut wel eens geprobeerd in kaart te brengen hoehet buitenland omgaat met het aanbestedingsrecht. We horen wel eens: in Italiëkan alles, maar in Nederland kan niks. Of dat echt zo is, weten we niet. Voor eendergelijk onderzoek is eigenlijk geen geld te vinden, in de uitkomst daarvan isniemand geïnteresseerd.’Dus je tuigt dat hele circus op van aanbestedingswetgeving teneinde gelijkheidte creëren, maar als dat niet tot stand komt, vindt eigenlijk niemand dat erg, omdatde mogelijkheid in ieder geval bij wet is gewaarborgd? Chao protesteert: ‘Hoelang zijn we hier nu helemaal mee bezig? Hoe lang gebeurt dat nou echt serieus?Pas de laatste jaren pakken we dat op. Dat de ontwikkelingen wat traag gaan, isgeen reden om ermee te stoppen. De Nederlandse aanbestedingsregelgeving is er,het is weinig meer moeite om Europees aan te besteden. Maar de praktijk roeptconflicten op omdat aanbestedende diensten niet goed doen wat ze moetendoen. Dat is een leerproces, maar opdrachtgevers beginnen dat toch wel onderde knie te krijgen.’Wat aanbestedende diensten beter moeten doen, is eenvoudig. ‘Minderformele fouten maken. Er worden te hoge eisen gesteld aan bureaus. Met namedisproportionele eisen waren ook de aanleiding voor veel rechtszaken in deaannemerij. Dat zie je daar nu nauwelijks nog. Dat spel heeft men geleerd. Zo zalhet bij architectendiensten ook gaan.’ Aannemers hebben dan ook even de tijdgehad om het spel te leren. Sinds 1968 is aanbesteding vanzelfsprekend in deaannemerij. ‘Iedereen geeft altijd af op de aannemerij, en praat dan vooral overde bouwfraude, maar transparantie in de aanbestedingsprocedures is daar allang een feit. Ik denk dat veel procedures daar veel soepeler verlopen dan inandere sectoren.’ Aan de andere kant: een bestek is makkelijker aan te bestedendan een ontwerpdienst. ‘Ja, de opdrachtformulering voor een architect is mindereenvoudig, maar dat is niet alleen subjectief. Er zijn heldere eisen te stellen.’Toch is de praktijk weerbarstig. De ervaring van het Steunpunt <strong>Architectuur</strong>opdrachten& Ontwerpwedstrijden is dat de aanbesteding van een architectendienstveel weg heeft van een verkapte prijsvraag. Monika Chao blijft echteroptimistisch: ‘Ook dat is een kwestie van tijd. Ik denk dat het grote probleem vande aanbestedingspraktijk zit in de professionaliteit van de aanbestedende diensten.Daar moet veel meer aandacht aan besteed worden, en meer aandacht voorcontinuïteit in de personele bezetting van aanbestedende diensten. Men onderschathet ontzettend, dat aanbesteden. Het is mij ook wel eens gevraagd, bij deTU Delft toen de faculteit van Bouwkunst was afgebrand. We zaten een beetje tebrainstormen, en toen zei ik: maar dat moet je wel aanbesteden. “Kun jij dat nietdoen dan?”, vroeg toen iemand. Natuurlijk niet. Aanbesteden is een vak. Ik kijknaar jurisprudentie, naar het feit dat dingen mislopen, maar daarom kan ik nogniet aanbesteden!’Aanbesteden is een vak. Maar is inkopen niet een ander vak? ‘Zeker, maar hetmoet samenkomen. Daar zit wel een probleem. De inkoper moet de wensen vande opdrachtgever vertalen in proportionele selectiecriteria. Een jurist doet dejuridische toets, maar hij kan niet zeggen wat proportioneel is. Dat is in eersteinstantie aan de inkoper om te formuleren en uiteindelijk aan de rechter.’Maar wat is dan de kern van het aanbestedingsrecht? ‘Het is mijn stelligeovertuiging dat het gelijkheidsbeginsel leidend moet zijn. Met name Engelsejuristen voegen daar value for money aan toe, maar dan zeg ik: Nee. Het isprimair het gelijkheidsbeginsel en als dat meerwaarde oplevert is dat prima, maarwel secundair. Vaak zegt men: het gaat over belastingcenten die moeten goedbesteed worden. Nee. Het gaat om belastingcenten die eerlijk besteed moetenworden. Als dat leidt tot een duurdere opdrachtnemer, dan is dat zo. Dat is deprijs die we moeten betalen voor het gelijkheidsbeginsel. Beginnende architectendenken dat ze geen schijn van kans hebben, maar dat is niet zo, want het gaatom gelijkheid.’ Opvallend is dat kwaliteit geen enkele rol speelt in haar betoog.Maar voor Chao is dat niet zo vreemd. ‘Kwaliteit is moeilijk te objectiveren. Enhet inkopen van de beste kwaliteit is niet het doel van het aanbestedingsrecht.’Selectie op ervaring en capaciteit werkt in het voordeel van de grote, gevestigdebureaus. Daarom experimenteert ProRail met aanbestedingen om ook kleine ennieuwe bureaus een kans te bieden. ProRail voert geen nadere selectie uit in devoorronde; alle bureaus die aan de minimumeisen voldoen, mogen een offerteindienen, die feitelijk op (laagste) prijs beoordeeld wordt (deelnemers krijgenfictieve korting op hun prijsaanbieding op basis van de CO2-prestatieladder vanProrail). De achterliggende gedachte is dat Prorail zo nieuw ontwerppotentieelkan aanboren in de markt. Interessant, vindt Chao. ‘We hebben in Nederlandeen cesuur tussen selectie en gunning; dat zijn geen communicerende vaten. Alsje er in Nederland uit ligt bij de selectie kom je nooit een ronde verder. Een lageprijs offreren heeft dan geen zin. In Amerika kan dat wel. Daar worden beideelementen samen genomen, dus kun je op prijs een project binnen halen. Maarde veronderstelling dat jonge of kleine bureaus goedkoop zijn en dús kwaliteitleveren, is in deze niet onderbouwd of aannemelijk te maken. Als dat het geval is,heb je als uitschrijver gewoon geluk. Zowel in Nederland als in Amerika.’InformatieProf. dr. mr. Monika Chao (1953) promoveerde in 1996 op het onderwerpDwaling bij de totstandkoming van de overeenkomst, een onderzoek naar deeigenlijke en oneigenlijke dwaling. Sinds 1997 is ze directeur van het Instituutvoor Bouwrecht. In 2004 is ze benoemd tot hoogleraar Bouwrecht aan de TUDelft. Ze schreef diverse artikelen en boeken over bouwrecht en bouwpraktijk.www.ibr.nl<strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong> #747
RegieVan Van Hulle naar DuivesteijnTerneuzenpleit voormaatwerkbij krimpWethoudersestafette > Tekst: Frank van Hulle > Beeld: gemeente TerneuzenDe vraag van wethouder Peter Drenth van Doetichem aan wethouderFrank van Hulle van Terneuzen luidde: ‘Moet er een krimptoets komenvoordat het Rijk een dienst mag verplaatsen? Hoe kan die toets er uitzienen wat zou dat voor Zeeland betekenen als die krimptoets al vijf jaargelden was ingevoerd?’Het thema dat collega Drenth aansnijdt is zeer actueelin Terneuzen. Momenteel voert de gemeenteraadactie voor het behoud van het Belastingkantoor inTerneuzen. Als gevolg van bezuinigingen dreigt dezedienst te verdwijnen naar Goes en Roosendaal.Terneuzen hoopt, in navolging van de Achterhoek,dat deze dienst kan worden behouden voor de regio.Het is niet de eerste keer dat (semi-)overheidsinstellingenZeeuws-Vlaanderen en ook Zeeland verlaten.Het kantongerecht is al uit Terneuzen vertrokken, deschoolbegeleidingsdienst, de Kamer van Koophandel,het Nutsbedrijf Delta, een deel van de Waterpolitie.De samenvoeging van de twee Zeeuwse Waterschappenimpliceerde dat de hoofdzetel uit Terneuzenverdwijnt naar Middelburg en in Terneuzen ‘slechts’een dependance overblijft, hetzelfde dreigt voor detwee ROC’s. Ook provinciaal speelt het thema. DeRechtbank in Middelburg dreigt in 2011 te degraderentot een nevenvestiging van Breda. En er zijn nogmeer soortgelijke voorbeelden.Met het vertrek van publieke functies gaan veledirecte en indirecte arbeidsplaatsen voor de regioverloren. Dit klemt, want hoewel er werkgelegenheidgenoeg is, in de procesindustrie, de zorgsector enhavengerelateerde activiteiten, staat de opvulling vande vacatures onder druk omdat de werkgelegenheidte eenzijdig wordt. Eenzijdige werkgelegenheid leidt8 <strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong> #74
RegieWethouder Frank van Hulleer toe dat banen bijvoorbeeld lastig opgevuld wordenin de procesindustrie omdat er voor de partner - demeeste stellen hebben beiden een baan - in anderesectoren geen baan voorhanden is. Dan wordt er dusniet gekozen voor Zeeuws-Vlaanderen. Daarmeewordt de economische potentie aangetast en dat isslecht voor Zeeuws-Vlaanderen, maar ook voorNederland, omdat economische potentie onbenutblijft.‘Het is opmerkelijk dat het Rijk deregio enerzijds financieel terzijdestaat bij krimp en anderzijdsdiensten uit de regio verplaatst.’Het is in die zin opmerkelijk dat de rijksoverheidgeld uittrekt om de regio met betrekking tot hetthema krimp ter zijde te staan en anderzijds dezelfderegio benadeelt door het verplaatsen van diensten.De vraag is of het invoeren van een krimptoets, zoalsvoorgesteld door mijn collega uit Doetinchem, eenmogelijkheid kan zijn om problemen in dit kader hethoofd te bieden. De gemeente Terneuzen is reedsenkele jaren met het thema krimp bezig. In tegenstellingtot diverse regio’s wordt Zeeuws-Vlaanderenin de komende jaren niet alleen geconfronteerd meteen afname van het aantal bewoners maar is er ooksprake van een verandering van de bevolkingssamenstelling.Ontgroening en verdere vergrijzingvan de inwoners leiden tot onvermijdbare en forseingrepen daar waar het gaat om wonen, werkgelegenheiden het voorzieningen aanbod.Ik vind dat je krimpgebieden niet over een kamkan scheren. Hier in Terneuzen is er een forseindustriële cluster en veel havengebonden activiteit.Dat is anders dan in Oost-Groningen. Je moet dusmaatwerk leveren. Het in het leven roepen van eenstandaard krimptoets lijkt me daarom een instrumentwaar veel haken en ogen aan zitten. In het algemeenlijkt me het wel goed dat de rijksoverheid maar ookde provinciale overheid kritisch nadenkt over degevolgen als zij besluit diensten te centreren. Dezekritische exercitie kan wat mij betreft als ‘krimptoets’worden betiteld. Die toets dient dan ook in te gaanop alternatieven. Ik kan me daarbij voorstellen dathet afslanken en of samenvoegen van dienstengrondig onderzocht wordt, managers kunnen datprima, vooraleer het finale politieke besluit wordtgenomen. Op gemeentelijk schaalniveau doen zichdergelijke processen al langer voor. Te denken valthierbij aan het opzetten van woonzorgzones voorsenioren en het realiseren van brede scholen. Hetgaat daarbij niet om de meest efficiënte organisatievormen,maar wel om de meest effectieve in decontext waar deze nodig is. In mijn optiek kunnenhet Rijk en de provincie nog een wereld winnen bijhet creatief omgaan met de uitdagingen die de nabijetoekomst biedt.Over bevolkingskrimp is al veel gezegd en geschreven.Herkenning en erkenning van de problematiekwordt steevast afgesloten met een plan van aanpaken een bijbehorend kostenplaatje. Hoe je het wendtof keert: krimp kost geld en partijen zijn logischerwijsin beperkte mate bereid om hun aandeel in het‘gemeenschappelijk verlies’ te nemen. Gevolg is datde plannen slechts mondjesmaat tot uitvoeringkomen.In corporatieland steken partijen elkaar, al danniet gedwongen, wel vaker een helpende hand toe.De Vogelaarheffing heeft ertoe geleid dat regionalecorporaties meebetalen aan de wijkaanpak in grotesteden. Ik zou me in navolging van deze aanpak eensoortgelijke gemeentelijke aanpak kunnen voorstellen.De gemeente Almere wordt getypeerd als een van degrootste groeigemeenten. Mijn vraag aan wet-houderAdri Duivesteijn is dan ook: wat vindt u van het ideeom groeigemeenten te laten meebetalen aan deaanpak van krimpgerelateerde problematiek in deperifere regio’s van Nederland?InformatieFrank van Hulle (TOP/Gemeentebelangen) iswethouder ruimte, stads- en dorpsvernieuwing,natuur en milieu, wijkbeheer en burgerparticipatie,en vastgoed van Terneuzen.www.terneuzen.nlIn deze rubriek vertelt telkens een andere wethouderover een concrete bouwopgave, een discussie overruimtelijke kwaliteit, een prangend voorbeeld vanverrommeling, een regionale aanpak of iets andersdat actueel is in de gemeente. Elk artikel eindigt meteen concrete vraag aan een wethouder van eenandere gemeente, die in het volgende nummer van<strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong> het stokje overneemt.<strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong> #749
Opgaven‘Wat demensenwillen’BartMispelblom Beyer en Charlotte ten DijkeOpinie > Tekst en beeld: Bart Mispelblom Beyer en Charlotte ten Dijke, Tangram <strong>Architectuur</strong> en Stedelijk LandschapIn het vorige nummer van <strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong> reageerde Friso de Zeeuw,directeur Nieuwe Markten bij Bouwfonds en praktijkhoogleraarGebiedsontwikkeling aan de TU Delft, op het pleidooi van de architectenRudy Uytenhaak en Bart Mispelblom Beyer om compacter te bouwenin binnenstedelijk gebied. De Zeeuw daarentegen zag vooral nadelen;de architecten zetten de discussie voort.De reactie van De Zeeuw getuigt van een schijnbarenuchterheid, een scherp maar nauw blikveld op deeconomie van het ontwikkelen, en vooral van eenniet aflatende paternalistische houding als het gaatom de wetenschap wat eigenlijk echt goed is voor demensen.Vraag aan de gemiddelde Nederlander (als diebestaat) naar de ontwikkeling van het ruimtelijkbeeld in zowel de stad als in het buitengebied danluidt het antwoord negen van de tien keer: ‘Nederlandwordt minder mooi; het ruimtelijke beeldvermindert van kwaliteit.’ Historische steden endorpen leveren ruimtelijk in doordat het verkeer(vooral de auto) toeneemt, het groen afneemt,doordat het winkelarsenaal verschraalt, de populatieeconomisch minder draagkrachtig wordt, doordateenzijdige nieuwbouwuitbreidingen aan randen vande kernen de karakteristiek van het bestaandeafbreekt. Het landschappelijke karakter van hetbuitengebied heeft evenzeer problemen. Onnodiggebruik van grond door de aanleg van weer eenbuitenwijk, bedrijventerrein of een recreatieparkleidt ertoe dat in Nederland steeds minder ruimte isvoor natuur, water en open ruimte, voor landbouwgrondenen gewoonweg stilte.Nederlanders storen zich daaraan, en terecht. Hetbeeld is het gevolg van de jarenlange laissez faireruimtelijke ordening, waarin het vooral de op kortetermijn denkende wethouders en de door economischemotieven gedreven ambtenaren en projectontwikkelaarswaren die bepaalden wat goed voorons was. Er was niemand die het grote belangbenoemde: dat van een open landschap met ruimtevoor waterberging als dat nodig blijkt te zijn voorklimaatverandering, met ruimte voor hergebruik vanlandbouwgronden als we wellicht tot het inzichtkomen dat we ons voedsel weer dichterbij moetenproduceren, met ruimte voor natuur als blijkt dat demens niet zonder stilte, leegte en groene impulsenkan. Er was te weinig besef dat, om deze waarden tebehouden, we op zoek moeten naar alternatievenvan wonen en werken waarin diezelfde gemiddeldeNederlander zich, met behoud van het grote, schonebuitengebied, senang voelt in een compactere ge-bouwde setting met hoge kwaliteit. Er was, kortom,geen aandacht voor de samenhang der dingen die zoeigen is aan een land zo vol als het onze – waardoorkiezen voor wonen buiten de stad (een wens?) eenkeuze voor de file betekent (een gruwel!).De constatering dat bouwen in binnenstedelijkgebied complexer is weten we allang. Dat het ookduurder is, is een constatering gebaseerd op eeneconomische benadering van bouwkosten die te veelgestoeld is op een projectmatige benadering van hetbouwen. Iets dat wel verklaarbaar is vanuit hetontwikkelaarsdenken, maar slechts een deel van dewerkelijkheid is. Een simpel voorbeeld: een rijtjewoningen in het open landschap heeft beperktereontwikkel- en bouwkosten als het gaat om planintrinsiekekosten dan een rijtje woningen in binnenstedelijkgebied, waar grondeigendommen de prijsopdrijven, waar buurtbewoners dwarsliggen, waarmilieu eisen de kosten opdrijven. Tot zover niets datwe niet weten. Voor ontwikkelende partijen iseconomisch gezien het plaatje duidelijk.De maatschappelijke kosten/batenanalyse is echtertotaal anders, veel minder grijpbaar door het doorelkaar lopen van diverse belangen en disciplines.Toch kunnen we daar niet meer omheen. Het denkenover bouwen en plannen zal, hoe graag we ook deeconomische crisis in de bouw willen beëindigen, opeen minder enkelvoudige wijze moeten geschieden- omdat de werkelijkheid niet zo enkelvoudig is.Dus: reken bij de kosten van de woningen in hetbuitengebied de aanleg van extra wegen en overigeinfrastructuur, de kosten van de milieueffecten vande mobiliteit van de gebruikers, de kosten vantransport door de gebruikers zelf, reken een milieubelastingvoor het gebruik van niet gebruikte grond(onvermijdelijk als we door het gebrek aan openruimte het gebruik van de ruimte beter moeten sturen),10 <strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong> #74
Opgavenreken extra energieverbruik van niet-compactebebouwing. Bereken ook de bij deze woningenhorende leegloopeffecten in de stad, de economischemaatregelen die noodzakelijk zijn door het ontstaanvan sociale problemen ten gevolge van een verarmendegesegregeerde bevolkingsopbouw in de stad,bereken (hoe moeilijk ook te kwantificeren) deafname van de culturele atmosfeer van de stad, dieslechts bestaat bij de gratie van een levendige gecondenseerdemultifunctionele en -culturele samenleving.Trek van de kosten van de stadswoningen af: depositieve economische effecten op het openbaarvervoer, de versterking van commerciële voorzieningen,de beperktere gemotoriseerde mobiliteit, depositieve effecten van het versterken van de groeneen openbare ruimte in het stedelijk gebied (zorgvuldigeverdichting levert volgens de studies namelijkmeer groen en meer openbare ruimte op), en ziedaar: het financiële plaatje van de traditioneeldenkende rekenaar verschuift compleet.Natuurlijk, deze benadering is complexer, geenkort door de bocht-sommetje voor wethouders,private ontwikkelaars of bouwers. Deze denkwijzevraagt om nieuw beleid. En dat is er niet zo maar,daarin heeft De Zeeuw volkomen gelijk. Dezebenadering vraagt om diepgaand wetenschappelijkonderzoek, dat wellicht al reeds jaren geleden dooroverheid en universiteiten zou moeten zijn verricht.Maar het is nog niet te laat. Hier en nu is er geenbehoefte aan bokkensprongen om een snelle oplossingvoor de crisis te suggereren; het bouwen opverkeerde plaatsen van verkeerde producten leverteen erfenis op die een veel grotere negatieve impactheeft op onze samenleving. Sterker dan ooit vraagtde samenleving dus om een lange termijnvisie inplaats van een paniekerig korte termijn denken eneen sterkere rol van de diverse overheden en depolitiek - en vervolgens om bewustwording van desamenleving van de complexiteit en de gevolgen vanruimtelijke ordening.‘Dat compact bouwen in binnenstedelijkgebied duurder zou zijn isgebaseerd op een eendimensionaleeconomische benadering die te veelgestoeld is op een projectmatigebenadering van het bouwen.’Er zijn nu eenmaal geen simpele antwoorden opcomplexe vragen. Het is nu ook de tijd een oproep tedoen tot het herdefiniëren en versterken van de rolvan corporaties, die als geen ander een lange termijndoelstellinghebben en het maatschappelijke belangkunnen vertegenwoordigen bij het bouwen binnenbestaande kernen. Wellicht kunnen zij juist door deeconomische crisiseffecten als het vrijkomen vaneerder geclaimde grondposities door derden hun eigenrol ten opzichte van andere ontwikkelende partijenversterken. Daarnaast zal een herbezinning noodzakelijkzijn ten aanzien van het vaak misbruikte begripbewonersinspraak en de wijze waarop gemeentenmet bestaande belangen in een gebied omgaan.Wij moeten luisteren naar de consument, dat geldtvoor onderzoekers, ontwerpers, ontwikkelaars enpolitiek. Dat betekent dat we producten moetenontwikkelen die passen bij het wezen van de mens,en zoals De Zeeuw het zegt zijn dat niet uitsluitendappartementen, woningen met te weinig buitenruimteof een gebrek aan privacy. Integendeel: de zoektochtin het boek Prachtig Compact NL is er een naar eenuiterst gevarieerd aanbod van grondgebondenwoningen, tuin-, terras- en balkonwoningen, gestapeld,geschakeld en enkelvoudig, maar altijd in een groen,multifunctioneel bebouwd weefsel, met een schaaldie mensen aanspreekt en waarin de integrale wijzevan denken leidt tot veel en hoogwaardige voorzieningen.Zorgvuldig ruimtegebruik staat hierbijcentraal. Hoogbouw kán een bijdrage leveren aanhet palet van woon- en werkmilieus. Het is echterabsoluut geen synoniem voor compacter bouwen.Dat kan ook heel goed met laagbouwmilieus, dieper saldo ook een grotere, kwalitatief hoogwaardige,compactheid kunnen genereren. Wellicht kan deauto een minder dominante rol krijgen in hetdagelijks leven; een aangepaste rol in de ruimte bijgecomprimeerde woonvormen. Daardoor kunnende plankosten gedrukt worden en kunnen binnenstedelijkeontwikkelingen simpeler van de grondkomen. Creatieve oplossingen zullen leiden totgoede woonmilieus die betaalbaar zijn. Het ontwikkelenvan nieuwbouw in buitengebieden zal daarentegennooit een zo grote mate van diversiteit enidentiteit opleveren. Voor diversiteit, identiteit ofhistorische binding is nu eenmaal een aanleiding ofimpuls nodig die in een blanco situatie niet aanwezigis. Juist door binnen het bestaand bebouwd gebied tebouwen wordt de markt pas echt bediend met devraag naar keuzemogelijkheden.De leus Compact Bouwen is niet hol maar vol,geen pleidooi voor snel en onbezonnen bouwen,maar voor bezinning, een oproep aan denkendNederland!InformatieHet rapport Prachtig compact NL is in opdracht vanhet College van Rijksadviseurs opgesteld door dewerkgroep Binnenstedelijk Bouwen, bestaande uitRudy Uytenhaak, Charlotte ten Dijke, Bart MispelblomBeyer, Remco Daalder e.a., Den Haag, Collegevan Rijksadviseurs, 2010www.rijksbouwmeester.nl<strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong> #7411
OpgavenHerstart vanDe resultaten van dit onderzoek staan terdiscussie tijdens een themamiddag in Utrechtop donderdagmiddag 25 november a.s.Voor meer informatie zie: www.arch-lokaal.nlzorgvastgoedZorg > Tekst: Hans van Rossum en Dirk Bergvelt > Beeld: Jorissen Simonetti architecten (boven); Peter de Ruig (onder)Zijn de huidige verzorgingshuizen over vijf jaar verdwenen? De kanslijkt groot. In ieder geval worden bestaande panden op grote schaalomgevormd voor kleinschalige groepshuisvesting. Ook verpleeghuizenondergaan een transformatie. Met de invoering van marktwerking is decentrale regie uit de zorg verdwenen, maar dat zou je niet zeggen als jeziet hoe uniform de huisvesting nog is. Die eenvormigheid is te herleidentot de omstandigheden in de zorgsector. Men is veroordeeld tot verouderdemaar nog niet afgeschreven panden, de financiële armslag isklein en alle zorgaanbieders zijn bezig met een omslag naar kleinschaligezorg. Zo maken grote verpleegafdelingen voor dementerenden plaatsvoor opvang in kleinere groepen. Duidelijk is, dat bestaande huisvestingmoet worden aangepast aan nieuwe zorg. Wat zijn goede manieren omdat te doen? Op verzoek van het Aedes Actiz Kenniscentrum Wonenen Zorg onderzoeken <strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong> en RIGO Research en Adviesrecente ervaringen. In dit artikel de eerste indrukken.optie omdat de huisvesting nog niet is afbetaald.Men gaat op zoek naar mogelijkheden tot herontwikkeling.De herontwikkeling van verzorgings- en verpleeghuizenverloopt langs twee lijnen. Eind vorige eeuwlag het accent op omvorming van intramuraal naar‘zelfstandige’ huisvesting met zorg aan huis. Momenteelworden in veel verzorgingshuizen individueleappartementen samengevoegd om kleinschaligegroepshuisvesting te kunnen bieden, vooral aanouderen met dementie in een vergevorderd stadium.De verpleeghuizen gaan vanuit een ander vertrekpuntdezelfde kant op: zij verbouwen verpleegafdelingenen meerpersoonskamers tot kleinschaligegroepshuisvesting. Het resultaat is, dat tegenwoordigverzorgings- en verpleeghuizen nauwelijks meer vanelkaar zijn te onderscheiden naar bewonersgroep eninrichting. Er blijven echter opmerkelijke verschillennaar eigendomsituatie en daarmee naar opdrachtgeverschap.Verzorgingshuizen zijn voor een belangrijkdeel in handen van corporaties; verpleeghuizen zijnmeestal eigendom van de zorginstelling zelf.De bevolking wordt ouder, opvattingen over zorgveranderen, er is minder centrale sturing. Dat allesdraagt bij aan de dynamiek in de wereld van zorgvastgoed.Ondertussen zijn de eigenaren van datvastgoed niet te benijden. De schulden op hunpanden zijn veelal hoger dan de waarde van degebouwen. Ooit waren banken graag bereid omleningen te verschaffen, want de overheid stondgarant. Bovendien werden de eigenaren niet gestimuleerdtot zorgvuldig en professioneel beheer vanhun vastgoed, want kapitaalslasten werden eveneensvergoed. De financiële systematiek wordt nu compleetanders. Zorgaanbieders moeten de huisvestingslastengaan opbrengen uit de verdiende zorggelden(de omzet). Dat leidt tot vrees, maar er is ookhoop, omdat er kansen zijn en zeker ook voor dearchitectuur. Zorginstellingen worden in hun inkomstenen uitgaven direct geconfronteerd met dekwaliteit van hun huisvesting (en met het gebrek aankwaliteit). Dat stimuleert een trend naar aantrekkelijkeen goed geoutilleerde huisvesting voor zorginstellingen.We noemen een paar voorbeelden dielater dit jaar verder worden geanalyseerd.Om te beginnen een goed voorbeeld in Spijkenisse.Eigenaar WoonzorgNederland heeft hier hetvoormalige verzorgingshuis De Vier Ambachten metbehulp van Topos architecten omgevormd tot eenzorghotel met 50 appartementen voor mensen dieherstellen van een operatie of om een andere redentijdelijk verpleeghuiszorg nodig hebben. Dit ZorghotelCareyn laat zien dat functieverandering nietuitsluitend zorg aan dementerenden betreft. Er isevengoed behoefte aan eigentijdse somatischeverpleeghuiszorg.In andere richting ontwikkelt zich De Hoven inLelystad. Opdrachtgever Centrada heeft dit relatiefnieuwe (tweede helft de jaren 80) verzorgingshuisonder handen genomen met Architektenburo vanRassel. Sommige wooneenheden zijn verbouwd totindividueel zorgappartement. Andere kregen eenfunctie voor kleinschalig groepswonen (een combinatievan gemeenschappelijke huiskamers enDe zorgsector staat niet bekend om zijn aansprekendearchitectuur. Het resultaat wordt wel eenverpakt programma van eisen genoemd. Je krijgt watje vraagt, en vaak ook niet meer dan dat. Er wonenof verblijven in deze gebouwen ongeveer evenveelmensen als er werken. De zorgsector is de grootstebedrijfstak in Nederland en de zorginstellingen zijnde werkplek voor honderdduizenden. Het gebruikvan de gebouwen is een combinatie van zorg gevenen zorg krijgen. De actuele huisvestingsvragen in desector zijn voor een belangrijk deel te herleiden tothet telkens bij te stellen compromis tussen het gevenen het ontvangen van zorg.Tot voor kort was in de ouderenzorg de wereldverdeeld in verzorgingshuizen en verpleeghuizen.De verpleeghuizen waren er - even kort door debocht - voor de zieken en de verzorgingshuizen voorde nog gezonde en actieve ouderen. De verzorgingshuizenontstonden als bijzondere huisvesting vanuitde naoorlogse volkshuisvesting en de verpleeghuizenals aftakking van de ziekenhuiszorg. Nu vallenbeide onder het regime van de AWBZ. Maar deexploitatieomstandigheden en de inrichting van degebouwen geven nog steeds een doorkijkje naar hunverschillende herkomst.De ouderenzorg is sterk veranderd. De bejaardenoordenvan weleer lieten geen mensen toe die zorgnodig hadden. Nu is het omgekeerd: alleen wie zorgnodig heeft komt in aanmerking voor opname. Enliefst niet te weinig, want instellingen worden inmiddelsbetaald naar de hoeveelheid zorg waaraanbewoners behoefte hebben. Omdat bovendienmaatregelen om mensen langer thuis te ondersteunensucces hebben, stagneert de instroom naarverzorgingshuizen. Op die manier komen de aanbiedersvan intramurale huisvesting onder druk testaan. In het hele land vragen de besturen vanverzorgings- en verpleeghuizen zich af hoe zij methun panden moeten omgaan. Sloop is meestal geenMet de invoering van marktwerkingis de centrale regie uit de zorg verdwenen,maar dat zou je niet zeggenals je ziet hoe uniform de huisvestingnog is.individuele zit-slaapkamers) en weer andere werdensamengevoegd zodat ook grotere appartementenontstonden. De interne verbouwingen zijn gecombineerdmet verfraaiingen die de oorspronkelijkemonotonie van het buitenaanzicht doorbreken.Weer een ander voorbeeld is te vinden in Mariaheide.Bij een voormalig klooster was eerst sloop vande aanbouw uit de jaren 70 aan de orde, maar deboekwaarde daarvan was nog dermate hoog, datslopen niet kon worden gefinancierd. Uiteindelijkcombineerden Van Aken Architecten diverse historischebouwstijlen tot de Van Haarenstaete met eeneigentijds ontwerp dat een prettige sfeer moetuitstralen voor zowel bewoners als personeel.Tenslotte nog een voorbeeld van herbestemmingvan een basisschool, want ook gebouwen zonderoorsprong in de zorgsector kunnen in aanmerkingkomen voor zorgbehoevende bewoners. In Amersfoortlaten verpleeghuis Birkhoven en JorissenSimonetti architecten dit zien met hun transformatievan het gemeentelijk monument De Theo Thijssenschooltot zorgcentrum De Plataan. Uniformiteitvan zorggebouwen afgedwongen door de dwangbuisvan het systeem? Het blijkt wel degelijk anders tekunnen, ook zonder bestaande panden te slopen.InformatieAedes Actiz Kenniscentrum Wonen en Zorg,www.kcwz.nl12 <strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong> #74
OpgavenDe Plataan in Amersfoort, ontwerp: Jorissen Simonetti architectenZorghotel Careyn in Spijkenisse, ontwerp: Topos architecten<strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong> #7413
OpgavenWaarborgenvoor kwaliteitgemeentearchitectDe stadsarchitect > Tekst: Kees van EschDe stadsarchitect dan wel de stadsbouwmeester staat in veel gemeentenhernieuwd in de belangstelling. In vervolg op eerdere discussies die<strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong> samen met de stadsbouwmeester van Haarlem ende stadsarchitect van Amersfoort organiseerde, reageren Kees van Esch(directeur Gelders Genootschap) en Albert Fien (stedebouwkundige).Supermanis geen oplossingvoor alle kwalenDe stadsarchitect > Tekst: Albert Fien14 <strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong> #74
OpgavenPrima, die hernieuwde aandacht voor de stadsarchitect.Een deskundig en betrokken adviseur dieeen zinvolle bijdrage kan leveren aan de kwaliteitvan de stad. Verstandig om als wethouder zo iemandnaast je te hebben bij het ontwikkelen van de visieop en de planvorming voor ruimtelijke structuren,infra, bebouwing, groen en openbare ruimten. Ikmerk dat onze adviseurs, de rayonarchitecten (dieoverigens ook door de gemeenteraden zijn benoemd)steeds meer opschuiven in de rol van, laten wezeggen, gemeentearchitect. Ze worden betrokkenbij de eerste gesprekken over beleid en bij nieuweruimtelijke ontwikkelingen en nemen ook vakerzelf het voortouw bij beleidsinitiatieven. Een collegavertelde me onlangs dat ze zich steeds meer “derechterhand van de wethouder voelde”.Bij Gelders Genootschap is doelbewust gewerktaan de transformatie van de rol van de rayonarchitect:van plantoetser naar adviseur die vroegtijdigbetrokken is bij de planvorming. Hij/zij overlegt metopdrachtgevers en architecten, draagt oplossingenaan, participeert in projectteams en brengt alsintermediair en regisseur partijen en expertises bijelkaar. In die functie moet je natuurlijk deskundigzijn op het brede vakgebied. Er komen immerswekelijks vele grote en kleine projecten en plannenvoorbij en in al die situaties wordt een zinvolle bijdragegevraagd. Daarbij is het van belang dat je overgoede communicatieve eigenschappen beschikt en zovertrouwen wint en respect afdwingt, niet alleen bijbestuurders, maar juist ook bij vakgenoten en burgers.Hier en daar is onze rayonarchitect al formeelbenoemd tot gemeentearchitect. Ook zonder dezeofficiële titel treedt hij/zij al vaak in die rol op. In depraktijk alleen werkend, maar wel met een ruimmandaat van een onafhankelijke commissie. Metandere woorden, hij/zij kan altijd terugvallen op eenbrede commissie of op de collega’s van GeldersGenootschap, waar veel expertise en ervaring gedeeldwordt. Ik vind dat een duidelijk voordeel ten opzichtevan een solitair optredende stadsarchitect. Daar komtbij dat onze rayonarchitect dikwijls samenwerkt meteen door de raad benoemd burgerlid: een extrawaarborg voor draagvlak in de lokale samenleving.Ook richting aanvragers van de omgevingsvergunningen architecten is het optreden van een rayonarchitectonder mandaat van belang: als je er samenniet uitkomt of je hebt als architect het gevoel dat jesteeds niet op een lijn zit met de rayonarchitect, danheb je, volgens mij, het recht om met een commissiete overleggen. Zowel de gesprekken met de rayonarchitectals de bijeenkomsten met de commissiezijn in principe openbaar en voor ieder toegankelijk.Een transparant proces is logisch en wenselijk, wantbouwen gaat alle inwoners van een gemeente aan!Adviseren over de kwaliteit van de stad, het dorpof het landschap is een mooie taak. Zeker als datgebeurt met de mensen uit het dorp of de wijk. Derayonarchitect treedt dan meer op als regisseur vande discussie met belanghebbenden: de inwoners.Deze hebben veel kennis van hun woonomgeving endoor samenwerking wordt het onderhoud van degebouwde omgeving later ook beter gedeeld enopgepakt.Advisering is evenwel ook een verantwoordelijketaak. Er spelen veel belangen. Als het niet goed gaat,kunnen gemeenten met langdurige juridischekwesties en mogelijke schadeclaims te makenkrijgen. Ook daarom moet je adviseurs niet alleenverantwoordelijk maken, maar het zo regelen dater een systeem is van kwaliteitscontrole op deadvisering, vanuit een gekwalificeerd bureau meteen (gecertificeerd) kwaliteitmanagementsysteem.Stadsarchitecten zijn prima, maar wat mij betreftheeft de inzet van onder mandaat van commissiesvoor ruimtelijke kwaliteit werkende rayon- ofgemeentearchitecten toch wel duidelijk de nodigevoordelen. Voor gemeentebestuurders en voorburgers!Sinds het verschijnen van de architectuurnotaEen cultuur van ontwerpen voeren en voeden hetStimuleringsfonds voor <strong>Architectuur</strong>, de lokalearchitectuurcentra, de BNSP en Trancity het debatover het speerpunt Het versterken van de positievan stedenbouw en het regionale ontwerp. Dearchitectuurnota constateert een verzwakte positievan het institutionele ontwerp bij gemeenten. (1)Het valt op dat juist een stadsbouwmeester afwijzendop de nota reageerde. (2)Door de toenemende aandacht voor en (bestuurlijke)roep om de stadsbouwmeester kan een wendingontstaan die de positie van de stedebouw verderverzwakt. (3) De stedebouw binnen gemeenten wordtgefinancierd uit projecten en uit de gemeentebegroting,beide staan onder grote druk. Het mag niet zo zijndat kracht en kwaliteit van de stedebouwkundigediscipline juist nu wordt ingewisseld tegen stadsbouwmeesterschap.Bij mijn vertrek als hoofd van de afdelingStedebouw en Cultuurhistorie in Apeldoorn kopteDe Stentor Mooi Apeldoorn in gevaar en pleitte hetlokale architectuurcentrum voor de aanstelling vaneen stadsbouwmeester. Het gemeentebestuurreageerde: ‘Apeldoorn is geen gemeente voor groteego’s, ruimtelijke kwaliteit is verankerd in de haarvatenvan onze organisatie.’ (4)Het valt op dat de vraag naar de stadsbouwmeestervaak klinkt in gemeenten waar de stedebouwkundigediscipline is gemarginaliseerd. Er is geen zicht op hoestadsbouwmeesterschap functioneert; in en buitende lijnorganisatie, met of zonder lokale ontwerpendediscipline. Hoe functioneert een generaal met en eenzonder leger? Waar gaat het goed en waar gaat hetfout binnen gemeenten en wat zijn hierbij bepalendefactoren, waarom is Den Haag gestopt, hoe gaatEnschede verder? Veel vragen die in het RIGOonderzoek niet worden gesteld, een kans gemist. (5)Herman Wals van de gemeente Haarlem deed in 2008een verkennend onderzoek naar de organisatie vanstedebouw in enkele gemeenten, dit leent zich voorverdieping en verbreding.De stadsbouwmeester wordt te vaak ingezet alseen oneliner. De superman is geen oplossing voor allekwalen, verbreed het debat naar de voorwaardenvoor kwaliteit in gemeenten!Noten1. Een cultuur van ontwerpen. Visie architectuur en ruimtelijkeordening, september 2008.2. Maarten Schmitt, www.archined.nl, 14 oktober 2008.3. Stedebouw te lezen als: stedebouw, landschapsarchitectuur,ontwerp openbare ruimte, cultuurhistorie, en welstand inonderlinge samenhang.4. Wethouder Fokko Spoelstra, symposium Op los zand kun jeniet bouwen, 19-03-2009.5. RIGO, Balans van de Stedenbouw, januari 2010<strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong> #7415
OpgavenOp zoek naar deSpontane StadStedenbouw > Tekst: Oene Dijk > Beeld: Urhahn Urban DesignDe roep om alternatieven voor de bestaande Nederlandse stadsontwikkelingklinkt steeds harder. Een nieuwe bijdrage aan de discussie komt vanhet stedenbouwkundig bureau Urhahn Urban Design, dat pleit voor deSpontane Stad.De curatoren van de Internationale <strong>Architectuur</strong>Biënnale Rotterdam 2009 stelden dat de bestaandevisies op - niet alleen de Nederlandse - stad gedateerd,versplinterd en ontoereikend waren. Een diverse,levendige en sociaal duurzame stad, waar mensenzich op een cultureel, sociaal en economische wijzeop een productieve manier tot elkaar kunnenverhouden, is de oplossing voor de te eenzijdige enniet flexibele stad. De curatoren noemde dezeoplossing de Open City. (1) Het tijdschrift S+ROverkende dit jaar de mogelijkheden om vorm te gevenaan zelforganisatie in planning en stedenbouw. Dezeorganische bottom-up - of informele - stedenbouwbehelst ontwikkelingen op kleine schaal, diversiteit,bouwen naar behoefte, activisme en maatschappelijkebetrokkenheid. De redactie van S&RO noemdedit de We-City. (2)Een vergelijkbare verkenning door hetstedenbouwkundige bureau Urhahn Urban Designverschijnt in november onder de titel SpontaneousCity / De Spontane Stad. Wat houdt deze anderemanier van stedenbouw in en wat betekent dit voorde rol van de overheid als opdrachtgever? In deopeningsbijdrage van deze publicatie stellen deauteurs dat in de snel veranderende economische,sociale en ecologische context nu de tijd is aangebrokenvoor de Spontane Stad. Het is een wensbeelden een andere manier van werken in de dagelijksestadsontwikkelingspraktijk. ‘De Spontane Stadwordt door gebruikers vormgegeven in een continuveranderings-, groei en aanpassingsproces. (…)Gebruikers doen dit natuurlijk samen met de overheiden de markt’. (3) De crisis, waarin de stedenbouwzich bevindt door de recessie en de komendebezuinigen, moet als een kans gezien worden: ‘Wijgeloven dat de Spontane Stad economisch vitalerkan zijn, sociaal sterker, cultureel diverser, ecologischduurzamer en democratisch meer betrokken.’Onderkend wordt dat de Spontane Stad deels eenoude ambitie is, geïnspireerd door theoretici alsHenri Lefevbre en Michel de Certeau, die het ideaalvan de stadsbewoner als auteur van het eigen levenonderschreven. De kritiek op de modernistischestedenbouw die hierin verholen ligt wordt gedeeld,waarbij de grote utopische verhalen van de twintigsteeeuw volgens de auteurs regelrecht naar deprullenbak kunnen. Het is immers ‘al langer duidelijkdat de overheid het steden-bouwen deelt met demarkt.’ De verkenning naar een ‘planningsprocesdat structureel de vrijheidsgraden voor iedereenvergroot in plaats van beperkt’ levert vier bouwstenenvoor de stadsontwikkeling op: schaalverkleining,niet-lineaire ontwikkeling, collectieve waarde eninvesteren in participatie. Dit betekent geen grootschaligetopdown strategieën meer, maar ruimtevoor het initiatief van de gebruikers tot op het niveauvan het perceel. De opdrachtgever, en dan met namede overheid, moet accepteren dat veel en allerleisoorten initiatieven tegelijkertijd en op verschillendemanieren plaatsvinden. Een minder planmatigeDe utopie van demodernistische stedenbouwkan naar de prullenbak.aanpak is vereist. De hedendaagse stads- en gebiedsontwikkelingvraagt om een meer organische aanpak.Verschillende auteurs gaan in hun bijdragen naderin op De Spontane Stad. Niet alleen in Nederland is ereen groeiende overtuiging dat stedelijke ontwikkelingeen ander karakter moet krijgen, stelt Joost Beunderman(Urhahn Urban Design en oo Architects inLonden). Ook in Groot-Brittannië zoekt men naarnieuwe soorten collectieve initiatiefnemers, projecttypologieënen financiering. Hij wijst op de angst datde open source planning het NIMBY-sentiment zalversterken. Ondanks deze gevoelens zijn er hoopgevendevoorbeelden van initiatieven, zoals hetCommunity Shares project, dat kan worden vertaaldals volksaandeel, waarbij bewoners en gebruikerskunnen investeren in lokale projecten. Beundermanvindt dat een andere professionele verhouding vanbetrokkenen is vereist, één die voorbij de participatieretoriekgaat. Hij noemt de ‘actor-relationele’ benaderingvan de planoloog Luuk Boelens als inspirerendmodel. Het in kaart brengen van problemen enmogelijkheden enerzijds en het bij elkaar brengenvan acties en coalities anderzijds, is volgens hem een16 <strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong> #74
OpgavenHet plan voor de herontwikkeling van het Haagse bedrijventerreinBinckhorst van Urhahn Urban Design en Floris Alkemade is eenvoorbeeld van het samen maken van een nieuwe stedelijkheid en hetopereren op kleine schaalpleidooi voor het buiten de publieke sector tredenvan dit proces.De verschuiving van planmatige naar meerorganische stadsontwikkeling vraagt om een nieuwestrategie, meent ook Jeroen Laven (STIPO). Hetvervallen van het onderscheid tussen ontwikkelenen beheer, waarbij verrassing een constante is entijdelijkheid een permanente wordt, vraagt om eennetwerkgerichte aanpak. Deze aanpak beweegt tussenorde en chaos, spontaniteit en langdurige kwaliteit,strategisch geplaatste accupunctuur en nieuwpubliek domein. Henk Ovink (directeur NationaleRuimtelijke Ordening, ministerie VROM) noemt hetkrachtige allianties; een planningsaanpak die de wegopent voor een overheid die handelt vanuit eeninhoudelijk gestuurde bureaucratie. Oftewel ‘goedeoverheid als politieke en maatschappelijk verantwoordeactor’. De rol van de overheid als opdrachtgevermoet dus verschuiven van een topdown encentraal gestuurde rol naar een rol als ‘participatoronder de partici-pitoren’; de controlerende rol dientplaats te moeten maken voor een lossere regie.Maar, vraagt Arjen Oosterman (Volume), zijn wijin Nederland wel in staat om die inbreng te leveren?We zijn er aan gewend dat de overheid levert, er isgeen traditie en ervaring met particulier initiatiefvoor bouwen en ontwikkelen. En is de SpontaneStad er misschien wel niet voor iedereen maar alleenvoor mensen met geld, geluk en daadkracht? Hoeondervangt de Spontane Stad het risico dat demomentopname het programma bepaalt en dat dezeaanpak alleen bestaat bij de gratie van het initiatief?Gert Urhahn stelt dat de Spontane Stad geen ‘vrijheidblijheid en alles kan’ betekent. In zijn visie behoudtde overheid nog steeds een deels sturende en deelsinitiërende rol, maar er moet meer ruimte komenvoor een parallelle praktijk. Zowel in gebiedsontwikkelingals op het gebied van stedelijke vernieuwing isde tijd rijp voor meer toeval en verrassing. Urhahndraagt internationale en historische voorbeeldenaan, die aantonen dat het mogelijk is een robuustraamwerk te ontwikkelen dat naar individuele smaaken idee, en met veranderende regels, wordt ingevuld.‘De Amsterdamse grachtengordel is één grotedemonstratie van de Spontane Stad’.Bij de afscheidsrede van Len de Klerk, (hoogleraarplanologie) kwam er een afbeelding van het schilderijVictory Boogie Woogie van Piet Mondriaan voorbij.(4)Deze dynamische compositie van punten, lijnen envlakken symboliseert voor De Klerk de stad van nu.Hij stelde dat deze stad van nu een stedelijke regiogeworden is, die uit tal van gespecialiseerde ruimtenbestaat en naar verhouding kleine afstanden engoede verbindingen kent; hij noemt dit: de BoogieWoogie stad. De gevarieerdheid en de structuur vande Boogie Woogie stad komen overeen met dewensbeelden en de voorwaarden van de Open City,de We-City en de Spontane Stad. In de specialeuitgave van Rooilijn die bij deze gelegenheid isuitgebracht verwijst René Boomkens (hoogleraarcultuurfilosofie, Universiteit Groningen) naar DeKlerk’s eerdere publicatie Op zoek naar de idealestad (5) onder de noemer Afscheid van de ideale stad:‘Het afscheid van het modernistisch vertoog van deideale, maakbare stad is nabij.’ (6)Het geloof in organiseerbaarheid lijkt niet gedoofd,getuige de oproepen voor een Open, een We- en eenSpontane Stad. Voor het schrijven van een Wet opParticipatie in de Ruimtelijke Ordening melden zichsteeds meer auteurs.Noten1. Open City: Designing Coexistence, Gids 4th InternationalArchitecture Biennale Rotterdam, 2009 Rotterdam.2. S+RO 03 2010, 91e jaargang nummer 3, NIROV.3. Overige citaten uit Spontaneous City / De Spontane Stad,Urhahn Urban Design, te verschijnen november 2010, BISpublishers, Amsterdam 2010.4. Verstedelijking 5.0 – Bespiegelingen over groei, stagnatie encontractie, afscheidsrede Len de Klerk, Universiteit vanAmsterdam, 3 september 2010.5. Klerk, L. de, Op zoek naar de ideale stad, Van LoghemSlaterus, Deventer 1980.6. Rooilijn, Special Stedelijkheid en Verstedelijking, 45ejaargang, nummer 5, 2010.InformatieOene Dijk (1965) is kunst– en architectuurhistoricus.Hij is docent in het kunst- en architectuuronderwijs,en publiceert over architectuur en stedenbouw.<strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong> #7417
OpgavenVerdichting in Antwerpen en RotterdamVan bluf totkluswoningVerdichting > Tekst: Pieter Winters > Beeld: Gemeente Antwerpen (p.18) en <strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong> (p.19)Oudemanstraat, Antwerpen. Ontwerp: Mys & Bomans architectenIn deze laatste aflevering van de serie over verdichting is het de beurtaan de steden zelf. Veel, met name grotere, steden hebben in hun beleidexpliciet de wens tot verdichting opgenomen. In de praktijk blijkt diewens echter een synoniem voor kwaliteitsverbetering. In aflevering 3 eenuitstapje naar Antwerpen, waar leegstand wordt aangepakt en samenmet eigenaren gekeken naar kwalitatief hoogstaande projecten, enRotterdam, waar onder meer wordt gewerkt aan het toevoegen vanstedelijke functies in het centrum. Wat is hun visie op verdichting?‘De aanleiding was een kater.’ Dat zegt de Antwerpsestadsbouwmeester Kristiaan Borret als hem wordtgevraagd naar de reden van verdichting. ‘Enkelejaren terug werden naast het Centraal Station vanAntwerpen vier schijfvormige torens gerealiseerd,De Kievit genoemd. Er was wel sprake van verdichting,maar de kwaliteit was niet hoog: de torensstaan zo dicht tegen elkaar dat op alle verdiepingenkunstlicht nodig is en ook de openbare inrichtingwas armzalig. In het stadsbestuur is toen gezegd:‘‘De Kievit gaan we niet meer herhalen’’.’Sindsdien is er een uitzonderlijk goede samenwerkingtot stand gekomen tussen de stadsbouwmeester,de gemeente (het college van burgemeesteren schepenen) en de stedelijke diensten, zoals hetvastgoedbedrijf. ‘Die is deels gebaseerd op bluf’, geeftBorret toe. Hij kan een plan van een grondeigenaarmakkelijk afkeuren, aangezien hij ook voorzitter isvan de welstandscommissie. Het college zal hetadvies van de commissie meestal wel volgen. ‘Mijnadvies is een subjectieve beoordeling, want ruimtelijkekwaliteit is maar tot op een bepaald niveau vastte leggen. Ik kijk vooral naar de plaatselijke context.Mijn besluit is dus aanvechtbaar, maar tegen de‘Waarom zou je geldsteken in advocaten en nietin een goed plan?’ontwikkelaar zeggen wij dan altijd: waarom zou jegeld steken in advocaten en niet in een goed plan?Eigenlijk is mijn uitspraak gebaseerd op bluf, maardoordat ik gedekt word door het college werkt diebluf.’De stad Antwerpen werkt met drie niveaus:hoogbouw, bouwblokken en percelen. Alle driehebben een eigen instrumentarium, dat uniek is voorBelgië. Het bouwblokkenteam levert bijvoorbeeldontwerpend onderzoek aan voor de herontwikkelingvan bouwblokken. Daarnaast is er het gemeentelijkvastgoedbedrijf VESPA dat het deel van de vastgoedmarktontwikkelt dat niet goed door privé-initiatieftot ontwikkeling komt door krotten op te kopen enze te renoveren met jonge architecten. ‘Het komtbijvoorbeeld voor dat er een monumentaal onderdeelin een pand zit, dat particulieren afschrikt om tegaan renoveren. Of het is een hoekpand. Zo wordenverspreid door de stad vervallen panden opgeknaptof nieuwbouw gepleegd. Vaak trekt het vernieuwenvan een pand in een verlopen buurt ook weer nieuwpubliek aan en lokt het andere vernieuwingen uit.Dat betekent dat er meer vermenging gaat ontstaantussen bevolkingsgroepen, maar ook in de architectuur.De diensten grijpen mooi in elkaar.’Rotterdam is een stad vergelijkbaar met Antwerpen.Ook hier worden oude havengebieden gebruikt voornieuwe stadsontwikkeling, en ook hier is een sterkegemeentelijke dienst tot ontwikkeling gekomen,dS+V, die ooit begon als de dienst Stedenbouw enVolkshuisvesting, maar die zich de laatste jaren steedsmeer op het gebied van de stadsontwikkeling begaf.Zo werd de kluswoning geïntroduceerd, waarbijvoor een schappelijke prijs een huis kan wordengekocht met de plicht om het op te knappen. Het iséén van de manieren om meer diversiteit te creërenen om creatieve mensen naar de stad te trekken ofze er te houden. ‘We streven naar een meer gemixtwoontype binnen de stadsgrenzen met meer grondgebondenwoningen en minder etageflatjes’, zegtMatthijs van Ruijven, stedenbouwkundige bij dS+V.En daar wringt de schoen. Want volgens VanRuijven kan dat in de praktijk ook verdunningbetekenen. Zowel in Antwerpen als in Rotterdamdreigen de ‘sociale stijgers’, meestal gezinnen metkinderen, de stad te verlaten, zodat er vooral verdichtingmet gezinswoningen plaatsvindt. In Antwerpenlegt een bouwblokkennota in de groeneuitbreidingswijken rond het stadscentrum een lageredichtheid vast. Wanneer wordt gesproken oververdichting is het zelden een doel op zich, misschienomdat het woord nog steeds een negatieve klank heeft.Met verdichting wordt eigenlijk kwaliteitsverbeteringbedoeld en betekent dan het creëren van een mooieFamiliestraat 84, Antwerpen. Ontwerp: PULS architectenGuldenvliesstraat 58, Antwerpen.Ontwerp: Santermans+Cielen architecten18 <strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong> #74
OpgavenHet Wallisblok : de eerste kluswoningen van Rotterdam in Spangenbuitenruimte, een levendig stadscentrum met meerwoningen en hippe winkels. Maar het is ook mogelijkom het om te draaien: verdichting wordt dan een redenom een verloederd stadsdeel mooier in te richten.Uiteraard moet verdichting wel met beleid plaatsvinden.Borret waarschuwt daarvoor in de Beleidsnotastadsbouwmeester Antwerpen 2006-2011: ‘Ikben zinnens uitdrukkelijk in te gaan tegen elke hypevan stedelijke verdichting. Als verdichting ter sprakekomt omdat de ontwerper ermee dweept of omdatde opbrengstverwachtingen overdreven zijn, en alsverdichting de eigenheid of draagkracht van eengebied aantast, dan is verdichting geen goede zaakvoor Antwerpen.’ Dat laatste is volgens GerritHuigen, voormalig ambtenaar bij de gemeenteAlmere, in zijn geval wel gebeurd. Vijf jaar geledenhuurde hij een luxe woning in de vrije sector vlakbijstation Almere Centrum. Het grasveld naast hetstation was wel bedoeld om ooit, als de stad verderzo groeien, te gaan ontwikkelen, maar dat zou zekertien jaar duren, werd hem verzekerd. Inmiddelsstaan er twee kantoortorens voor zijn raam, één van75 en één van 120 meter. Een derde toren moet nogworden gebouwd. Er is zeker sprake van kwaliteitsverbetering,want er zijn twee parkeergaragesgerealiseerd die ook voor de buurt beschikbaarworden, er wordt een stationsplein aangelegd enbovenop het dak van de garages komt een park.Maar volgens Huigen kan het geen toeval zijn dat erineens zoveel woningen te koop staan in zijn buurt.Van hem had het dan ook niet zo kolossaal gehoeven.‘Als ik naar buiten kijk lijkt het net alsof de flats opmijn woning vallen. Als ik dit eerder had geweten wasik hier niet gaan wonen. Het gaat ook om woongenoten dat is er niet op vooruit gegaan.’InformatieIn 2010 schrijft Pieter Winters een serie artikelenover verdichting. Pieter Winters (Gouda, 1981) isstudent architectuurgeschiedenis en freelancearchitectuurjournalist.<strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong> #7419
Praktijk20 <strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong> #74
PraktijkPal voor hetconceptDe Opening > Tekst: Anne Luijten > Beeld: Roel Backaert > Ontwerp: Molenaar & van Winden architecten / WAM ArchitectenOpdrachtgever: Inntel, Michiel GeurtsHet lijkt een droom voor veel architecten: een opdrachtgever die van hetbegin af aan pal voor het concept gaat staan. En wat voor concept. Wantvan het Inntel-hotel in Zaandam kun je zeggen wat je wilt, maar níet dathet ontwerp niet gedurfd is.Architect Wilfried van Winden (WAM architecten)ontwierp voor het hotel een collagegevel die bestaatuit een stapeling van de gevels van 70 Zaansehuisjes. Het gebouw is het eerste opgeleverde projectin het stadsvernieuwingsgebied van het centrum vanZaandam, een grootscheepse transformatie van hetstadshart naar een stedenbouwkundig plan vansupervisor Sjoerd Soeters. Eén van de belangrijksterandvoorwaarden voor Van Winden was dan ookhet bijbehorend beeldkwaliteitplan, waarin nadrukkelijkeen verwijzing naar de lokale geschiedenis entraditionele architectuur is opgenomen. Van Windensinterpretatie daarvan haalde bij de opening nietalleen het Acht Uur Journaal, maar ook de pers inlanden als Saoedi-Arabië en China.Opdrachtgever Michiel Geurts, mede-eigenaarvan de Inntel hotelketen, zag al bij de presentatievan het concept de commerciële kwaliteiten daarvan.Hij was direct enthousiast over het idee. VanWinden: ‘Er was eigenlijk nog niet veel meer daneen concept, een idee van de stapeling van traditionelegevels. De opdrachtgever vond het directfantastisch en koos uit vier of vijf concepten voordeze variant. Hij zag er een grote commerciële kwaliteitin, een goede branding voor zijn hotel.’ MichielGeurts beaamt: ‘We vielen hier gelijk voor, het iszo’n onderscheidend en kenmerkend ontwerp.’ Degoedkeuring van het ontwerp had echter nog welwat voeten in de aarde. Soeters was direct enthousiast,maar dat gold niet voor de voltallige kwaliteitscommissie.De argwaan betrof met name de uitvoerbaarheidvan het idee. Van Winden: ‘De opdrachtgeverhad daar juist geen enkele moeite mee. Die hadvertrouwen in mij, hij zei gelijk: “Dat lukt jou wel”.’Het idee voor het exterieur is op onderzoekendewijze tot stand gekomen, zegt Van Winden. ‘Wehebben naast vormstudies onderzoek gedaan naarde verschillende typologieën en verschijningsvormenvan Zaanse huizen. Daar bleek een enorme rijkdomaan variatie in te bestaan. De leidende gedachte bijhet ontwerp was het hotel als tijdelijk huis. Om hetidee van gestapelde huizen overtuigend en expressiefte maken heb ik de huizen op de hoeken in éénrichting laten uitkragen. We hebben gebruik gemaaktvan vijf typen huizen, van notariswoning metklokgevels tot arbeiderswoningen met krul.’Voor Van Winden was het belangrijk dat deambitie bij de opdrachtgever van het begin af aanduidelijk was. ‘Het was gelijk: “dit gaan we doen” enin alle fasen is Michiel het ontwerp blijven steunen.’Het ontwerp moest nog van idee naar technischehaalbaarheid gebracht worden, een ‘huzarenstukje’aldus Van Winden. Bij die uitwerkingsfase speeldeGeurts, die is opgeleid als civiel ingenieur en afkomstiguit de projectontwikkeling, een grote rol. Geurtsrolde in de hotelbranche nadat hij als adviseur in dehotelbranche met een compaan zélf een hotel vaneen failliete keten had overgenomen. Inmiddelsbestaat de Inntel-keten uit vier hotels, onder meer inAmsterdam en Rotterdam, die allemaal wel ietseigenwijs hebben in hun architectuur.Geurts’ belangrijkste eis voor het gebouw inZaandam was dan ook onderscheidendheid. ‘Deuitstraling voor onze gasten was voor mij het belangrijksteuitgangspunt. De investeringen die je doetmoeten passen met het product dat je in de marktwilt zetten. Ook in Zaandam zelf sprak het gebouwvan het begin af aan erg aan bij veel mensen. Ik hebbijvoorbeeld nooit hoeven adverteren voor personeel,mensen kwamen zelf naar ons toe. De onthullingvan de gevel tijdens de bouw was ook echtspannend voor de mensen. Het leefde enorm in destad, men zag het gebouw als het ware groeien. Hetgrappige is dat het gebouw in werkelijkheid zelfsfraaier is dan op de tekening. De uitstraling is fantastisch.Ik krijg alleen maar enthousiaste reacties en eris bij de opening spontaan veel internationalebelangstelling geweest’.Het concept van uitstekende en terugliggendegeveldelen van de huisjes paste goed bij de ideeënvan Geurts over de kamerindeling. De 160 kamersmochten vooral niet allemaal hetzelfde worden. Dezoektocht naar een optimale plattegrond was eenbehoorlijke puzzel, zegt Geurts, waar architect enopdrachtgever steeds in gezamenlijkheid zijn uitgekomen.Dat geldt eigenlijk voor het gehele bouwproces,zeggen beiden. Geurts: ‘Er was geen spanningmet de architect. Van Winden: ‘Het is absoluut eenverademing om met een opdrachtgever te werkendie verstand van zaken heeft. Je hebt een 1 op1-relatie, dat is heel bijzonder. Geurts voerde zelf debouwdirectie en was iedere dag op het werk. Hij wistdus van alles precies wat er speelde. Zelf was ik eens inde drie weken bij de bouwvergadering. Als er tussentijdskwesties waren, belde Michiel mij voor overleg.Natuurlijk krijg je niet altijd je zin, maar dat is bij iederproject zo. Nee, dit was heel prettig, zo’n deskundigeen betrokken opdrachtgever. De lijnen zijn kort, je zitmet iemand aan tafel die ja of nee kan zeggen.’Van Winden heeft vooral ook bewondering voorde praktische, oplossingsgerichte mentaliteit vanGeurts. ‘Er zouden vergaderzalen komen over deweg, maar het viaduct, van NS Vastgoed en gemeente,kwam maar niet. Geurts maakte er geen probleemvan en zei gewoon “dan doe ik het zelf wel”.Niks geen moeilijkdoenerij, schadeclaims indienenofzo, nee hoor, heel no-nonsense zelf aan de slag,echt een ondernemer. Dat kan ik bijzonder waarderen.’De standvastige houding van de opdrachtgeverten opzichte van het ontwerp en de directe relatietussen architect en opdrachtgever ziet Van Windenterugkijkend als cruciale factor voor het uiteindelijkeresultaat.’ Als je werkt voor instellingen zoals corporatiesdan is het resultaat altijd een compromis. Dearchitectuur zal veel minder uitgesproken zijn,omdat er altijd een groepsoordeel overheen moetvan drie of vier afdelingen die er ook wat van vinden.Dan neigt het resultaat naar een gemiddelde.Deze opdrachtgever had een heel duidelijke driveom iets uitgesprokens neer te zetten. Dan heb ik dekans als architect om iets aansprekends neer tezetten, waarbij opvallen voor mij geen doel op zichis. Als architect word ik gedreven om in mijn ontwerpenrecht te doen aan de diversiteit en variatie vande samenleving. Ik noem het fusion. Fusion staatvoor een menging van abstract en figuratieve architectuur,van Oost en West, van high en low culture,maar ook van heden en verleden. Ook het hotel isdaar een typerend voorbeeld van. Als het gebouw alspopulistisch wordt afgedaan, tja het zij zo. Ik zoudegene die dat zegt willen uitnodigen toch wat beterte kijken. Als populistisch wordt bedoeld in de zinvan populair, kan ik me daar overigens geheel invinden.’InformatieBij uitgeverij SUN verscheen onlangs een essay vanWilfried van Winden over fusion-architectuur, onderde titel Fusion, naar een sierlijke architectuur voor eenopen en pluriforme samenleving, SUN Architecture,Amsterdam, 2010, ISBN 9789085068280, € 17,95www.wamarchitecten.nlAnne Luijten (1967) is architectuurhistoricus,onderzoeker en publicist. www.studio-RO.nl<strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong> #7421
PraktijkAanbesteden kanook leuk zijnDe Selectie > Tekst: Michel Geertse en Bram Talman > Beeld: TRAJECT Vastgoed Advies GroepAan het eind van de zomer wees een architect, nota bene niet de winnaar,het Steunpunt <strong>Architectuur</strong>opdrachten & Ontwerpwedstrijden op de uitzonderlijkheidvan een aanbesteding waaraan hij had deelgenomen. Dezeaanbesteding voor een nieuwbouw brede school in de nieuwbouwwijkNieuw-Rhijngeest te Oegstgeest was het Steunpunt al eerder in positieve zinopgevallen tijdens haar inventarisatie van alle aanbestedingen van architectuuropdrachten.Reden om Johan van der Lans (JL) en Paul de Gorter(PG) van TRAJECT Vastgoed Advies Groep, het bouwmanagementbureaudat de procedure begeleidde, te bevragen over de bijzonderheden enachtergronden van deze bijzondere aanbesteding.omzetverklaring in combinatie met een bankverklaringen bewijs van verzekering.‘PG: ’Deze eisen waren volgens ons ook voor kleinebureaus goed te doen. Kleine bureaus kunnen eencombinatie vormen om aan de omzeteis te voldoen.Kleine ondernemingen hebben slechts een beperktejaarrekeningverplichting, wat het lastig maakt om definanciële situatie te controleren. Een bankverklaringvertegenwoordigt een minimale administratievelast, verschaft wel de gewenste financiële zekerheid,en is daarom voor beide partijen acceptabel. ‘Hoe hebt u het aantal geschikte architecten teruggebrachtnaar vijf?JL: ‘Voor de nadere selectie hebben we gevraagd omeen drietal referentieprojecten en de CV’s van debeoogde projectarchitect en projectleider. TweeEen goede aanbesteding valt of staat met een goedevoorbereiding. Hoe is de voorbereiding voor de bredeschool te Oegstgeest verlopen?JL: ‘De opdracht was een gezamenlijk initiatief vande school ABS Nieuw-Rhijngeest, kinderopvangSKO en de gemeente Oegstgeest. De school trad opals bouwheer. De school had uitgesproken ideeënover de invulling van haar bouwheerschap. SchooldirecteurJan van Iersel, ook directeur van hetRotterdamse architectenbureau broekbakema, vonddat architecten niet goed behandeld worden inaanbestedingen. Volgens hem moest een principiëlekeuze gemaakt worden tussen een ‘echte’ prijsvraagen een aanbesteding. Bij een prijsvraag kies je eenontwerp of visie, bij een aanbesteding een architect.Vanwege het budget is er gekozen voor een aanbesteding,met als consequentie dat er niet naar eenontwerp of visie gevraagd zou worden.’PG: ‘Het was de bedoeling om een groep ontwerperste selecteren, die bij te praten en hen vervolgens inteamverband aan een ontwerp te laten werken. Wewilden voorkomen dat één ontwerpende partij - dearchitect - een voorsprong zou hebben in het teamomdat deze al in de selectie een ontwerp heeftmoeten maken.‘JL: ’Normaal zouden we de vraag van de opdrachtgeververtalen in onze standaard leidraad die we ookvaak gebruiken voor de Rijksgebouwendienst.Maar Jan van Iersel kwam aanzetten met KOMPASlight. Uiteindelijk hebben we KOMPAS light gebruiktvoor de basis van de selectieleidraad, maar hebbenwe een maatwerkoplossing ontwikkeld, die beteraansloot op de wensen van de opdrachtgever.’Gezien de voorbereiding, moet het gewenste profielvan de architect een belangrijke rol gespeeld hebben.Hoe zag dit profiel eruit?JL: ‘We wilden niet iemand die het ontwerp van deschool als een routineklus zou zien. We zochten een‘vrije denker’, een architect die buiten de gebaandepaden kan stappen om in samenspel tot bijzondere,slimme en innovatieve ontwerpoplossingen tekomen. Wij zochten een architect die goed is in hetmengen van functies in een slim ontwerp, die goedkan communiceren en in staat is aansprekendearchitectuur te ontwerpen.’Het vertalen van het profiel naar een selectieprocedureis lastig. Wat was de balans tussen zekerheiden creativiteit?JL: ‘De financiële eisen, met name de omzeteis, zijnzorgvuldig afgewogen binnen de werkgroep. Een tehoge omzeteis zou geschikte kleinere bureauskansloos maken. Maar we wilden wel de zekerheiddat de geselecteerde architect de opdracht aankan.Daarom hebben wij uiteindelijk gekozen voor een‘We vonden het erg belangrijk datde architecten zich op hun gemakzouden voelen.’referenties moesten zoveel mogelijk raakvlakkenmet de onderhavige opgave hebben; daarnaastmochten de architecten één vrije referentie indienenom te laten zien waar het bureau trots op is en waarhet voor staat. De referenties zijn niet afzonderlijkbeoordeeld. We hebben per criterium (creativiteit,technische vaardigheid, ervaring en duurzaamheid)de drie referenties naast elkaar gelegd en daar ‘dwarsdoorheen’ gekeken, zodat er een totaalbeeld ontstaat.Dit totaalbeeld hebben we per criterium metpunten beoordeeld. Deze systematiek hebben weook gehanteerd voor de beoordeling van de CV’s. Devijf bureaus met de meeste punten zijn uitgenodigdvoor de gunningsfase.’In de aanbesteding wilde u niet om een ontwerp ofvisie vragen. Wat hebt u dan gevraagd in de gunningsfase?Hoe hebt u de economisch meest voordeligeinschrijving vastgesteld?JL: ‘De uitgenodigde architectenbureaus ontvingeneen uitgebreide taakbeschrijving op basis waarvanzij een honorariumaanbieding moesten doen. De22 <strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong> #74
Praktijkopgegeven prijs woog slechts 10% in de beoordelingvan de inschrijving. De kwaliteit van de inschrijvingenwerd beoordeeld aan de hand van een presentatieop locatie. We vonden het erg belangrijk dat dearchitecten zich op hun gemak zouden voelen.Daarom mochten ze zelf kiezen of de presentatievoor de beoordelingscommissie gehouden zouworden bij hen op kantoor of bij een door hen tebenoemen referentieproject. De inschrijvers moestenhun bureau en het beoogde projectteam naderpresenteren. Deze presentatie werd beoordeeld metdezelfde criteria als in de eerste ronde. Daarnaastwaren er bonuspunten te verdienen op de aspectenarchitectuur, duurzaamheid, samenwerken enmultifunctionele inrichting.’PG: ‘Het is een misverstand dat je in de gunningsfaseom een ontwerp of visie op de opgave moet vragen. Deinsteek in onderhavige procedure komt tegemoet aande wensen van alle betrokken partijen en past binnende kaders van de Europese aanbestedingsregels.’Hoe kijkt u terug op de aanbesteding?JL: ‘Als je voor een goed resultaat gaat moet je vanuitde vraag werken. Een Europese aanbesteding is nieteng; het biedt juist kansen om nieuwe, creatieveontwerpers te leren kennen. Zorg dat je de juiste vraagstelt, zodat je ook de juiste architect vindt. Denkbuiten de gangbare kaders zodat je ook daadwerkelijkkrijgt wat je zoekt. Realiseer je dat het selecteren vaneen architect ook iets bijzonders, leuk en uitdagendkan zijn. Een opdrachtgever selecteert niet iederedag een architect voor een project. Wij hebben samenmet de beoordelingscommissie ontzettend veelplezier gehad in de speurtocht naar de juiste architect.Uiteindelijk is er in de persoon van Paul deRuiter een goede architect gekozen, die ook in desmaak viel bij de opdrachtgever. Maar eigenlijkwaren alle vijf voor de gunningsfase geselecteerdebureaus geschikt. De selectiemethode heeft dusgewerkt. Wat ons betreft, is de aanpak van de architectenselectievoor de brede school voor herhalingvatbaar, maar natuurlijk zullen voor ons altijd deopdrachtgever en diens ambities doorslaggevend zijn.’InformatieHet Steunpunt <strong>Architectuur</strong>opdrachten & Ontwerpwedstrijdenis de onafhankelijke, niet-commerciëlehelpdesk voor uitschrijvers van aanbestedingen enprijsvragen in Nederland. Hiermee wordt beoogd bijte dragen aan professionalisering van het opdrachtgeverschapen aan een gezonde bouwcultuur inNederland. Het Steunpunt biedt ondersteuning aanalle opdrachtgevers. Om hen behulpzaam te zijn bijhet opstellen van een goede (Europese) aanbestedingsprocedurevoor architectendiensten heeft <strong>Architectuur</strong><strong>Lokaal</strong>, samen met de Rijksbouwmeester,VNG, BNA, NEPROM en PIANOo KOMPAS lightontwikkeld, een digitale standaard die voor allepartijen de nodige vereenvoudiging en transparantiebiedt. KOMPAS light is te vinden opwww.ontwerpwedstrijden.nlDe Halve WereldInitiatief van onderopTerugblik > Tekst: Dirk Bergvelt > Beeld: Marijke StormDe Halve Wereld bestaat uit 118huurwoningen in het hart van Amsterdam.De aanleg van de eerstemetrolijn stuitte hier op fel verzet.Nieuwbouw bovenop de metrobuissymboliseerde dat bewoners debuurt heroverden. Daarbij pasteeen radicale vorm van zelfbestuur.De huurders namen het beheer vanDe Halve Wereld in eigen hand,inclusief huurinning, onderhoud enwoningtoewijzing. Na 25 jaar functioneerthet nog steeds en is zelfwerkzaamheidvan bewoners opnieuwactueel.In een kwart eeuw kan veel veranderen. Hetcentrum van Amsterdam verwerkt een veelvoudaan buitenlandse toeristen, studenten en anderefeestvierders. De terrassen die nu bij mooi weer hetstraatbeeld bepalen, waren nog vrijwel onbekend.Stedelijk wonen werd beschouwd als iets uit hetverleden, maar het hoort er weer helemaal bij. Hetstadscentrum is een snelkookpan en de vraag is hoeje hier een prettig leefklimaat krijgt. De huurders,woningcorporatie Ymere en de gemeente Amsterdamzijn unaniem in hun antwoord: door bewonerssamen verantwoordelijkheid te laten nemen. Maarhet werkt alleen als het initiatief van onderop komt.Rond 1980 begon men in de volkshuisvestingafscheid te nemen van de naoorlogse planeconomie.Woningcorporaties moesten zelfstandig worden omweer dicht bij hun bewoners te kunnen staan.Niemand wist hoe de nieuwe volkshuisvesting eruitmoest zien, maar het gevoel was wel dat het allemaalanders moest. Financiële overwegingen speeldeneen rol, maar ook onvrede over de bouwproductie.In de jaren 60 en 70 waren allerlei hoogbouwwijkenverrezen waar niemand tevreden over was. Wat waser fout gegaan? Hoe moest het anders? Eerst warener vormexperimenten waarvan de paal- en kubuswoningenvan architect Piet Blom een goed voorbeeldzijn. In de loop van de jaren 80 verschoof deaandacht naar de sociale kant. Tevredenheid vanbewoners werd maar gedeeltelijk verklaard door devorm van hun woongebouw. Het was ook belangrijkdat ze zich betrokken voelden bij hun woning en bijelkaar. Om dat te bereiken moest er zelfbeheerkomen. De Halve Wereld was het eerste groteexperiment op dit terrein. Het ideaal was de moederdochter-constructie:een professioneel woningbedrijfals moeder en daaronder een familie van grotendeelszelfstandige dochters waar de huurders het voor hetzeggen hadden. De Halve Wereld was de pionier,met in het kielzog een paar verwante initiatieven.Het zat allemaal in de lucht, maar toch is demoeder-dochter-constructie in de jaren 80 niet echtvan de grond gekomen. Waarom niet? Dat is eenverhaal apart. In ieder geval wordt 25 jaar lateropnieuw vastgesteld dat bewoners weinig te zeggenhebben. Momenteel leidt dat vooral tot actie in dekoopsector. In de huidige aandacht voor particulieropdrachtgeverschap gaat het niet alleen over individuelewoningen, maar ook over collectief opdrachtgeverschapwaar mensen in bouwgroepen sameneen deel van de stad invullen. Dat is geen rechtstreeksgevolg van experimenten als De Halve Wereld, maarde idealen zijn vergelijkbaar.Bij de Halve wereld begon de invloed van bewonersal in de bouwvoorbereiding begin jaren 80. Hetontwerp werd een co-productie van de bureaus vanSytze Visser en Hein van Meer (waar Mino Boninprojectarchitect was). De architecten hebben veelvuldigoverlegd met de toekomstige bewoners oververschillende varianten om de bouwlocatie in tevullen en over de grote diversiteit aan woningtypen:van studentenkamers via appartementen voorgezinnen tot groepswoningen. De kinderen die hiermiddenin de grote stad werden geboren, hadden eenveilige speelplek op het binnenterrein. Een deel vanhen heeft inmiddels een eigen woonruimte. SytzeVisser is nog vaak teruggeweest. Bijvoorbeeld vooraanpassingen aan de buitengevel die nodig werdentoen de drugsoverlast toenam. Zo bleef het gebouwin beweging.De huidige eigenaar van de Halve Wereld is Ymere.Tien jaar geleden was er een dip in de relatie tussenmoeder en dochter. Ruzie komt in de beste familiesvoor. Onlangs is een nieuwe samenwerkingsovereenkomstvan kracht geworden onder het motto:partners in beheer. Tekenend voor de huidige goedesfeer is de recente oplevering van de nieuwe dakbedekking:de Halve Wereld kreeg met financiële steunvan Ymere het grootste groene dak van de Amsterdamsebinnenstad. De bewonersvereniging werktook op andere manieren aan de toekomst. Het planis om binnen een paar jaar de teugels over te dragenaan de jeugd. Inmiddels heeft de gemeente AmsterdamDe Halve Wereld weer ontdekt als inspiratiebronvoor een leefbare binnenstad. Op naar devolgende 25 jaar.Informatiewww.dehalvewereld.nl<strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong> #7423
Er is hier iets niet pluisJe kunt deze foto op twee verschillende manierenbekijken. Met het oog van de estheet kijk je met genoegennaar de diagonalen van de daklijsten en deramen enerzijds en anderzijds de diagonale lijn vanhet raamkozijn die abrubt knakt en een vertikale lijnwordt. In het raam zien we nog een deel van het dakmet kleine dwarsbalkjes mooi diagonaal het gesprekaangaan met de diagonalen van de huizen aan deoverkant. Het lampje dat we in het raam weerkaatstzien zorgt voor een fraai ontregelende commentaar.Toegegeven, het is een wat bloedeloze analyse vanwat we hier met een esthetenoog waarnemen. Deromanauteur, die ik ook ben, ziet het lijnen- en vlakkenspelook wel, maar hij is er maar matig in geïnteresseerd,hij zoekt naar het drama op deze foto.‘Er is hier iets niet pluis,’ is het eerste wat hem te binnenschiet. Het is klaarlichte dag, maar ondanks de blauwehemel zijn er geen scherpe schaduwen. Is dit eenwereld zonder zon? De straat is verlaten, alsof dat vanhogerhand is bevolen. Is er een avondklok ingesteld?In de Willinkhuizen aan de overkant roert zich niets.Zijn ze verlaten? Misschien. We kijken uit het raam ineen kamer, die de avond tevoren moet zijn verlaten.Degene die er het laatst is geweest, is niet teruggekomenom het licht uit te doen. Misschien is hij dood inhet vertrek aangetroffen.De eerste keer heb ik dingen niet gezien die er welwaren, de tweede keer dingen die er niet waren.Vreemd genoeg is een combinatie van die twee zienswijzenniet mogelijk, het is het een of het ander.In 2010 reageert Allard Schröder op de foto op de voorpagina. Van hem verscheen in 2009 de roman Wenst.In 2002 ontving hij de AKO-Literatuurprijs voor zijn roman De hydrograaf. Allard Schröder is redactielid vanhet literaire tijdschrift De Revisor.