plaatst op kruisingen van wegen,waar volgens de heidenen de geestenwoonden.Op veel plaatsen hebben deze wegkruisengestaan, maar tijdens deReformatie zijn ze voor een grootdeel verdwenen of, zoals in ons geval,vervangen door een paal. Alhoewel,in Oost-Nederland en in het aangrenzendeDuitsland zijn nog wel enkelewegkruisen te vinden.Dit voor iedereen vaststaande engerespecteerde punt heeft ook jarendienst gedaan als grenspaal tussende vijf marken: Dalmsholte, Heino,Raalterwoold, Luttenberg en Lemele.Vanuit de omliggende marken werdin de woeste gemeenschappelijkegronden geweid (schapen, paarden,runderen en varkens), turf gestoken(Cluunveen, Kipsveen, Zwarteveen),werden schadden (plaggen) gestokenvoor de potstal en werd houtgehaald voor boerengebruik.Het waren vooral de gewaarde boerendie deze rechten hadden, terwijlde keuterboertjes (de dagloners vande vrije gewaarde boer) tot op zekerehoogte gedoogd werden tot hetgebruik van deze markegronden.Andere markegrenzen waren in hetveld minder duidelijk aangegeven.Eeuwenlang zijn er dan ook meningsverschillengeweest tussen de markenover de grenzen, getuige de verhalenen getuigenissen uit de oudemarkeboeken, met name tussen demarken Lemele, Raalterwoold en Luttenbergover het recht van turfstekenin het Cluunveen, waar de markegrensdoorheen liep.Ook was er onenigheid over de weiderechtentussen Raalterwoold enHeino. De markegronden van Heinowerden gebruikt door de boeren uitde marke Lenthe, want men kendehet paalrecht. Dit hield in dat wanneermen te weinig voedsel had,door droogte of teveel water, menvan de woeste grond van de anderemarke gebruik mocht maken en datgaf nog wel eens aanleiding totmeningsverschillen.De Kruiskuil was vóór de Franse tijdook het grenspunt tussen de schoutambtenOmmen en Dalfsen. Na deFranse tijd, in 1818, is ditzelfde puntopnieuw gebruikt als grenspunt tussende gemeenten Dalfsen, Heino,Ommen en Raalte (zie RondomDalfsen nummer 1 en 2), totdat in1997 dit gedeelte met de gemeentelijkeherindeling in z’n geheel bij degemeente Dalfsen is gevoegd. Dithoudt in dat dit ongeveer 1500 jaaroude punt voorgoed van de kaart isverdwenen.Vanuit het Plaatselijk Belang heeftmen het plan opgevat dit punt doormiddel van een gedenkteken voor detoekomst te bewaren.En zo geschiedde. Het gedenktekenwerd een prachtig kunstwerk datdoor Wim Spijkerman werd vervaardigden door Ab Goutbeek – insamenwerking met Herman Overkampvan Plaatselijk Belang – werdvoorzien van een onderschrift.Voorafgaande aan de onthulling opLinks: Burgemeester Elfers hakt de‘broodknoop’ door en geeft aanburgemeester Kobes van Ommen enwethouder J.Elshof van Raalte ieder dehelft.Onder: Het onthullen van het kunstwerkdoor de vier buren.Foto’s: G.E.M.Bistervels16 april 1999 werd door burgemeesterElfers van Dalfsen symbolisch eenvan brood gebakken knoop doorgehakt,waarvan de ene helft werd overhandigdaan burgemeester Kobesvan de gemeente Ommen en de anderehelft aan wethouder Elshof vande gemeente Raalte. Daarna werd deonthulling verricht door de vierburen, die ieder hun eigen gemeentevertegenwoordigden.Na 29 jaar van voorbereiding, besluitvormingen realisering is het dan eindelijkzo ver: een fraai kunstwerkmarkeert deze oude kruising, en menigewandelaar of fietser zal er – gezetenop het bankje ernaast – zekervan genieten.745
H.van ’t ZandPellevogels‘Waarom zulk een vlinderdrom,vlinders uit elk jaargetijde.Aan- en afzweeft van rondom,op- en neerstrijkt van weerszijde?’Dit zijn de eerste vier regels uiteen gedicht van Conrad BuskenHuet, die leefde van 1826 tot1886. Ook hem inspireerdenreeds de vlinders.Het woord pellis betekent huid inhet latijn, maar ook vel, pel,pelle, pels of schil.Foto: A.GoutbeekBronvermelding:1. 19e eeuwse woordenverzamelingen uit Achterhoek en Liemers,A.H.G.Schaars, 19832. Middelnederlandsch handwoordenboek,J.Verdam, 1932746Komt de naam Pelleboer (huidenverkoper)daar wellicht vandaan?Enen sijn vel verwarmen, werdgebruikt in de tijd van de inquisitieen brandstapel. Iemand het vel overde oren halen kent iedereen. Iemandop zijn vel geven gebeurde volgensoude geschriften ook reeds ten tijdevan de kruistochten wanneer onwilligelijfeigenen gegeseld werden. Uitzijn vel springen, dan is hij pas echtkwaad en uit zijn vel kruipen, dankomt hij eindelijk voor de dag en laatzien wat hij waard is. De pelle afeten,dan loopt het de spuigaten uit.Met pellen en vellen (uit Mariken vanNimwegen) betekent met huid enhaar.Op het pellorijn zetten, aan de kaakstellen, vergelijk het Engelse “To setin the pillory”. Pellorijn staat voor:huidkleurig. Het werkwoord pellenbetekent van bast of dop ontdoen. Hijheeft met iemand nog een eitje tepellen, een hartig woordje te sprekendus.Het Sallandse woord pällegäste (gepeldegerst) is hier ook van afgeleid.En wat dacht u van de bleute (bloot)de achterste bladzijde of kaft van eenboek waar geen tekst op stond; bloot,huid zonder haar. Het werkwoordpelen betekent dan ook ontharen. Hetlatijnse woord perkament is ook vanhet werkwoord pelen afgeleid en iseen kale huid, een blad of vel papier.Een korte anekdote:Op het gemeentehuis komt iemandzijn dertiende kind aangeven. In hettrouwboekje is slechts ruimte voortwaalf. De ambtenaar van de burgerlijkestand wil daarom een nieuwboekje klaarmaken, waarop de aangeverzegt: “Zet deze maar op debleute, het is toch de laatste”. Maar,dat kan niet!Een klein jaar later is de aangever erweer. De ambtenaar zegt: “Zie je nuwel?” Waarop de aangever antwoordt:“Als u mij de eer aandoet vaneen nieuw boekje, ben ik toch welverplicht te zorgen dat er wat inkomt!”Waarom deze versregels en dezepellerij?Gewoon, als aanloopje naar pelle(n)-vogel of penne(n)vogel. Een pellevogelis een vogel die uit een velletje isgekropen, een vlinder dus. Volgenshet Middelnederlandsch handwoordenboek,dat bewerkt is door J.Verdam(oktober 1932), komt deze benamingvoor de vlinder al tussen detwaalfde en de vijftiende eeuw voor.In de Achterhoek noemt men ze pannevogels.In de negentiende eeuwschreven dichters en schrijvers alsH.I.Swalving, R.W.Tadama, A.C.W. Staring,H.Loman en J.Gimberg over despannevogel, volgens de ‘19e Eeuwsewoordenverzamelingen uit Achterhoeken Liemers’ van A.H.G.Schaars,uit 1983.Wanneer men door Ruurlo rijdt, zietmen een zaak met een naambord“de Spannevogel” met daarin verwerkteen vlinder.In het Twents woordenboek komenwe ook de benaming pannevogel,pannevoggel (meervoud panneveugele),bottervogel en schillebillekentegen als namen voor vlinders; endaar wordt een mooie gekleurdevlinder een spannevogel genoemd.Vlinders, in ontelbaar vele variatieskomen wij ze tegen. Soms zelfs bijhonderden tegelijk, met hun vliesdunnevleugeltjes en hun schitterendekleuren. En lijkt een pelerine nietprecies op de vleugels van een vlinder?Het zelfstandig naamwoord pellenwerd vroeger gebruikt voor eenmooi geborduurd statiekleed, dat ookwel ‘pellekleet’ genoemd werd. HetDrents woordenboek vermeldt hetwoord penne(n)vogel, dat ook inonze streek gebruikt wordt.Het zou toch jammer zijn wanneerdergelijke woorden in onbruik rakenof zelfs helemaal verdwijnen. We zijndan ook blij met de aanreiking van ditwoord door de heer G.Bloemers,wiens moeder uit de buurtschap Emmenafkomstig was, en vlinders altijdpennevogels noemde.Zo werd het oude woord pennevogelde aanleiding tot dit artikel.