Eindevaluatie Kraaijenbergse Plassen - Provincie Noord-Brabant

Links: De gesnoeide takken liggen op rillen.Rechts: Ondergroei bij hagen met ondermeerbrandnetel.123wanneer alle bomen kaal zijn. En door deuitlaat van de plas naar de Maas zal hetzandige, onbegroeide deel van de oeverzich vermoedelijk weten te handhaven.Het gebied ten westen van het Geesterbosten slotte zal zich bij het huidigebeheer verder ontwikkelen tot lokale hotspotvoor de flora. Ook op de hogere,meer zandige delen van de graslandenrondom het bos ontstaan kansen voor destroomdalvegetatie. Door de grazers blijvenze aantrekkelijk voor de regenworm.En daarmee voor de das.14.3 BeplantenDe beplanting is inmiddels de ‘stakenfase’ontgroeid: het stadium met sprieten die uitde grond steken, volgend op het aanplanten.De meeste ‘beplantingen’ zijn al eenof meerdere malen gedund en gesnoeid.Aanvankelijk gebeurde dat op traditionelewijze, waarbij de takken versnipperdachterbleven. Daarna is het enkele jarenop een meer ecologische wijze gebeurd,waarbij takken niet langer door de versnipperaargingen, maar in partijen bijeengebrachtachterbleven, op ‘rillen’. Sindshet seizoen 2008 / 2009 wordt detraditionele wijze van beheer weergehanteerd.De gehele noordoever van Plas 3 en 4was sterk begroeid geraakt, waarmee deplassen op veel plekken vanaf de kantnagenoeg onzichtbaar waren geraakt.Door het beheer in 2008 / 2009 is de zaaksterk uitgedund, waarmee het zicht vanafhet wandel- en fietspad weer is hersteld.Voor het hele plassengebied geldt dathet oppakken van het ‘oude’, traditioneleregime van dunnen en snoeien negatiefkan hebben uitgewerkt op broedvogels, dievan beschutting houden. Verder heeft dezerigoureuze wijze van beheer als nadeel datook de ‘ondergroei’ verdwijnt - de plantendie laag blijven, brandnetel bijvoorbeeld -,waardoor ook struweelvogels en dagvlindershun habitat kunnen zijn verloren.