Tuf tuf magazine 2022
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
TUF-TUF<br />
PAC<br />
Magazine<br />
Het verhaal van<br />
drie ijsvogels<br />
het ontstaan van een hobby en<br />
de vondst van een Humber<br />
Wat zou je zijn<br />
zonder marktplaats?<br />
een Peugeotrestauratieproject<br />
De Lancia Lambda<br />
reeds 84 jaar<br />
als familiebezit<br />
1<br />
JUNI <strong>2022</strong>
Levering door heel NL tegen scherpe tarieven<br />
Verhuur van hoogwerkers, heftrucks en verreikers<br />
Vrijblijvend advies op locatie.
COLOFON<br />
PAC Magazine <strong>Tuf</strong>-<strong>Tuf</strong> | Jaargang 66 – juni <strong>2022</strong><br />
Bestuur<br />
• voorzitter<br />
functie vacant<br />
Peter Slootweg<br />
• secretaris + ledenadministratie<br />
035 - 602 32 66<br />
pac.secretaris@gmail.com<br />
Gerben Zwart<br />
• penningmeester<br />
071 - 57 60 110<br />
gzwart@freeler.nl<br />
Hans Wijland<br />
• technische commissie<br />
030 - 65 67 695<br />
h.wijland@hotmail.com<br />
Patrick Martini<br />
• evenementencommissie<br />
040 - 23 51 152<br />
pac.evenementen@gmail.com<br />
Henk Oost<br />
• communicatie & archivaris<br />
06 - 31 00 35 72<br />
pac.communicatie@gmail.com<br />
Secretariaat<br />
Parklaan 90, 3765 GK Soest<br />
Archief<br />
Henk Oost<br />
06-31003572<br />
pac.communicatie@gmail.com<br />
Bankrelatie<br />
ING NL63 INBG 0000 2828 05<br />
t.n.v. Pionier Automobielen Club<br />
Website<br />
www.pionierautomobielenclub.nl<br />
Facebook<br />
www.facebook.com/<br />
pionierautomobielenclub<br />
Email<br />
pac.communicatie@gmail.com<br />
Eindredactie PAC-<strong>magazine</strong> -<br />
juni <strong>2022</strong>;<br />
Henk Oost<br />
Vormgeving en realisatie<br />
MEO, Alkmaar<br />
www.wijzijnmeo.nl<br />
Druk<br />
MEO<br />
Pionier Automobielen Club<br />
Opgericht 13 mei 1956 – Koninklijk goedgekeurd<br />
1959 – Aangesloten bij de Federatie voor<br />
Historische Auto- en Motorclubs (FEHAC). De<br />
vereniging Pionier Automobielen Club (PAC) heeft<br />
tot doel het bevorderen van instandhouding<br />
van antieke en historische automobielen. Tot de<br />
vereniging worden toegelaten automobielen met<br />
een bouwjaar tot en met 1940. Aan het oogmerk<br />
van de vereniging wordt in de ruimste zin van het<br />
woord inhoud gegeven door het bezit van antieke<br />
of historische automobielen met technischhistorische<br />
waarde te stimuleren en de leden te<br />
adviseren over het behoud ervan.<br />
Foto voorblad:<br />
Op 13 mei 1956 werd de Pionier Automobielen Club opgericht en vond de sterrit te Utrecht plaats. De deelnemer<br />
met de oudste auto was dhr. Brouwer uit Amsterdam met een Peugeot uit 1902. 66 jaar later is deze Peugeot nog<br />
steeds in de PAC. Verder in deze <strong>magazine</strong> leest en ziet u meer over deze bijzondere veteraan.<br />
3
NA 7 JAAR NEEMT NEL VERSTOEP<br />
AFSCHEID ALS VOORZITTER<br />
Interview door Sjaak Leenders met Nel Verstoep<br />
De club is groot genoeg om mooie ritten te<br />
organiseren, maar ook klein genoeg om elkaar te<br />
kennen. En dat is heel veel waard!.<br />
Ondanks dat we allebei gewend zijn om te vergaderen<br />
via Teams, en we daar twee jaar mee hebben kunnen<br />
oefenen, duurde het toch een flinke poos om onze<br />
apparatuur aan te slingeren. Maar het is gelukt. Na 10<br />
minuten prutsen en wederzijdse instructies hebben<br />
we eindelijk beeld en geluid.<br />
Ik bel Nel op Koningsdag. Geen dag waarop Nel in<br />
haar oranje outfit, snuffelend op de Vrijmarkt, op<br />
zoek ging naar leuke koopjes. De dag was gebruikt<br />
om een T-Ford en een Buick te poetsen die bij broer<br />
Dirk gestald staan. Je moet immers netjes voor de<br />
dag komen op de openingsrit van 30 april. En ja, dat<br />
kost wel even tijd. Zeker als je ook de accu wil opladen,<br />
maar tot de conclusie komt dat er in elke auto een<br />
acculader ligt, behalve degene die je nodig hebt. Dan<br />
kun je weer 20 kilometer naar huis rijden. Maar aan<br />
het eind van de dag staat de auto dan toch, spik en<br />
span, op de aanhanger.<br />
De liefde voor oude auto’s begon al vroeg. De vader<br />
van Nel begon ooit met een A-Ford die enkele jaren<br />
later werd ingeruild voor een Lagonda. Maar daar<br />
bleef het niet bij. Want enigszins tegen de wil van<br />
haar moeder werd er ook nog een Buick aangeschaft.<br />
De familie Verstoep was niet de enige familie in het<br />
dorp met een oldtimer en dat aantal nam in de loop<br />
der jaren alleen maar toe. Het werkte als het ware als<br />
een olievlek. Samen met een aantal ondernemers uit<br />
het dorp werd de Hollandse IJsselrit opgezet. Vanaf<br />
dat moment was Nel al betrokken bij de organisatie<br />
van ritten, al beperkte zich dat toen nog tot het<br />
verlenen van hand- en spandiensten.<br />
Hoewel Nel alle vrijheid had om in de Buick te rijden,<br />
koesterde zij ook de wens om een oldtimer voor<br />
zichzelf te hebben. En die kwam er ook: Een Singer,<br />
een restauratieproject dat zij samen met haar vader<br />
wilde oppakken. Maar dit bleek uiteindelijk geen<br />
overweldigend succes. Tot grote wanhoop van haar<br />
moeder stond het object ruim 20 jaar in de schuur,<br />
waarna besloten werd om het dan maar te verkopen<br />
aan een overbuurman.<br />
Nel reed al jaren mee met de ritten van de PAC<br />
toen de toenmalige voorzitter, Jeroen Helms, haar<br />
overhaalde om zelf ook lid te worden. In no-time zat<br />
zij in de evenementencommissie en maakte zij deel<br />
uit van de zogenaamde inpakclub. Wij kunnen ons<br />
daar nu niets meer bij voorstellen. Maar in die tijd<br />
werden de uitnodigingen, zo’n 250 stuks, een voor<br />
een geprint en ingepakt in enveloppen. Het waren<br />
tijdrovende, maar vooral ook heel gezellige avonden.<br />
Bij het uitzetten van de routes was er een soort van<br />
natuurlijke taakverdeling. Zo was de een wat meer<br />
gericht op het uitzoeken van de locaties, terwijl<br />
de ander zich meer richtte op het uitzetten van de<br />
routes. Dat laatste lag meer op de weg van Nel en<br />
haar man Theo. Het toeren was iets dat Nel al van<br />
huis uit had meegekregen en is ook iets waar zij tot<br />
de dag van vandaag van kan genieten.<br />
Het uitzetten van een route leverde soms ook<br />
onverwacht hilarische momenten op. Zoals die keer<br />
dat zij samen met Jeroen Helms langs ging bij een hotel<br />
dat als startlocatie zou dienen voor een van de ritten.<br />
Een Frans echtpaar kon nog niet terecht in hun kamer<br />
en Jeroen vond dat het hotel hen daarom wel iets kon<br />
aanbieden. Voordat zij het wist zaten ze samen met<br />
de twee Fransozen gezellig in de tuin van het hotel<br />
te keuvelen met een door het hotel opengetrokken<br />
fles champagne. Van het verder uitzetten van de rit<br />
kwam die dag niet veel meer terecht.<br />
Jeroen Helms was ook degene die Nel in 2015<br />
aanspoorde om voorzitter te worden. Voordat zij het<br />
wist stond in de uitnodiging van de Algemene Leden<br />
Vergadering dat zij zich kandidaat had gesteld voor<br />
deze functie. Jeroen was de eerste tijd een belangrijke<br />
steun en coach voor Nel in deze, voor haar, nieuwe<br />
rol. Hij schuwde het ook niet om haar publiekelijk<br />
een compliment te geven over de wijze waarop zij<br />
uitvoering gaf aan het voorzitterschap.<br />
Binnen de autowereld was het nog niet zo<br />
vanzelfsprekend dat een vrouw optrad als voorzitter.<br />
Die ervaring had zij bij de laatste AutoRAI, waarbij zij<br />
volledig werd genegeerd door de bestuursvoorzitter<br />
van de RAI. Ook daarbij was het Jeroen die opstond<br />
en ‘mevrouw Verstoep’ aan hem voorstelde als de<br />
voorzitter van de PAC.<br />
Wat voor Nel belangrijk was in haar rol als voorzitter<br />
van de PAC was het werken aan een onderlinge band<br />
4
van de leden. De club is groot genoeg om mooie ritten<br />
te organiseren, maar ook klein genoeg om elkaar te<br />
kennen. En dat is heel veel waard. Als zij dan tijdens<br />
een evenement hoort dat de gezelligheid weer terug<br />
is, ziet zij dit dan ook als een compliment.<br />
Net als bij veel andere verenigingen heeft de PAC<br />
te maken met een afnemende belangstelling voor<br />
het verenigingsleven en het vrijwillig vervullen van<br />
functies binnen die clubs. Wat zij jammer vindt is<br />
dat de BeForty rally los is komen te staan van de<br />
vereniging. Het was destijds een PAC-initiatief dat<br />
zou moeten zorgen voor een aanwas van nieuwe en<br />
jonge leden. In de praktijk is dit echter een eigen leven<br />
gaan leiden en had het niet het effect dat de PAC voor<br />
ogen had.<br />
Een drukke baan met veel onzekerheden en daarnaast<br />
een opleiding die nog duurt tot eind 2023 hebben Nel<br />
doen besluiten om te stoppen als voorzitter. Zij is de<br />
overgebleven bestuursleden heel dankbaar dat zij<br />
haar taken volledig hebben opgepakt.<br />
We bedanken Nel voor alles wat zij in de afgelopen<br />
jaren voor de PAC heeft gedaan. En natuurlijk blijven<br />
we haar gewoon zien. Niet meer als voorzitter, maar<br />
wel als enthousiast lid dat deelneemt aan de vele<br />
activiteiten die de PAC nog zal organiseren.<br />
Nel heeft bij de laatste Algemene Leden Vergadering<br />
haar functie van voorzitter neergelegd. Een rol die zij<br />
zeven jaar lang met veel plezier heeft vervuld. Er was<br />
een goede klik in het bestuur en zij kijkt terug op een<br />
fijne samenwerking met de andere bestuursleden en<br />
de gezellige bestuursvergaderingen.<br />
NEL, BEDANKT<br />
5
VAN DE REDACTIE<br />
Af en toe weet je niet wat je overkomt…<br />
Zo’n maand of vijf geleden begon ik met de opzet van<br />
de Magazine <strong>2022</strong> en dan ontstaat gelijk de vraag<br />
“waar zullen we het nu weer eens over hebben?”<br />
Het begint doorgaans met zoeken in het Technisch<br />
Historisch PAC-Archief of er nog interessante feiten<br />
boven water komen en jawel, ik vond informatie<br />
over een tweetal Hispano-Suiza’s waar ik reeds in<br />
het verleden erg in geïnteresseerd ben geweest.<br />
Het trok direct mijn aandacht en de informatie gaf<br />
mij al snel een bevestiging over hun geschiedenis<br />
waarover ik altijd al twijfels en vermoedens heb<br />
gehad. Prima om hier eens over uit te wijden; u leest<br />
het in deze <strong>magazine</strong>.<br />
Wat is er van waar en wat niet? Met dit dilemma<br />
wordt men geconfronteerd wanneer men in het<br />
verleden reeds veel gelezen en gehoord heeft<br />
over een bepaalde auto en de geschiedenis die<br />
er bij hoort. Vreemd is dit niet. Er zijn boeken en<br />
tijdschriften volgeschreven over automobielen<br />
en hun geschiedenis en vaak blijkt weer waar de<br />
schrijver het vandaan heeft; uit andere beschikbare<br />
boeken en tijdschriften dus! Soms herken je aan de<br />
fouten uit welke bron het is overgeschreven!<br />
Bij het opzetten van de <strong>magazine</strong> (ook bij de<br />
nieuwsbrieven) is de vraag altijd hoeveel input<br />
aan kopij er komt en of het wel gaat lukken om de<br />
uitgave weer vol te krijgen. In het begin lijkt dit een<br />
moeizaam proces en zorg ik bij voorbaat zelf al wat<br />
op stapel te hebben.<br />
weinig tot niets digitaal beschikbaar is. Hiervoor<br />
moet je naar de desbetreffende archieven en de<br />
stukken opvragen maar dat kost veel tijd; jammer,<br />
want beter betrouwbare informatie zal je niet gauw<br />
vinden.<br />
Ons lid Arnoud Carp heeft een zeer compleet en<br />
interessant artikel aangeleverd over hoe hij de<br />
hobby van jongs af aan beleeft en hoe hij aan zijn<br />
automobielen is gekomen; in het bijzonder zijn<br />
laatste Humber. En zo kwamen er in het licht van<br />
de deadline meer! Rob Gunsing over zijn belevenis<br />
met de Peugeot en Hugo Modderman met de Lancia<br />
Lambda, het erfstuk van de familie dat net gereed is<br />
van een ingrijpende restauratie. En nog meer PACleden<br />
(en niet-leden!) hebben hun bijdrage geleverd<br />
en hiervoor ben ik allen zeer dankbaar!<br />
Mijn vraag “waar zullen we het nu weer eens over<br />
hebben?” is op de valreep van de deadline naar de<br />
uitgever rijkelijk beantwoord.<br />
Ik wens u allen veel leesplezier!<br />
Uw redacteur,<br />
Henk Oost<br />
De bronnen waar mijn persoon als redacteur de<br />
informatie uit haalt zijn, zoals hierboven reeds<br />
vermeld, voor een groot deel ons PAC-archief waarin<br />
zich informatie bevindt die reeds 50 jaar – of langer<br />
– geleden is opgetekend en doorgaans ook nog uit<br />
de eerste hand. Dus informatie van eigenaren van<br />
toen - en hun familieleden van nu - met notities<br />
die ooit door hen zijn gemaakt met vroegere (soms<br />
eerste) eigenaren van (PAC) automobielen. In de<br />
circa eerste 20 jaar van de PAC werd er veel research<br />
gedaan naar automobielen die voor een PAC-status<br />
werden aangeboden.<br />
Verder valt er gebruik te maken van internetbronnen<br />
zoals Delpher (vooral kranten), het Nationaal<br />
Archief, Regionale Archieven, etc.. waaruit een en<br />
ander te halen valt. Wat helaas nog erg achter loopt<br />
zijn de uitgaven van de KNAC en de ANWB die een<br />
schat aan informatie bevatten maar waarvan nog<br />
Advertentie Autotentoonstelling R.A.I. – 8 februari 1924<br />
6
INHOUD<br />
Het verhaal van drie ijsvogels 8<br />
Autopionier Charles Testas 19<br />
De Adler van Henri Wijnmalen 25<br />
Een bijzondere Peugeot veteraan 28<br />
De Tatra type 57 motorrevisie 31<br />
Herinnering aan een Austin 7 34<br />
Tweemaal Hispano-Suiza; met enig blauw bloed 36<br />
Wat zou je zijn zonder marktplaats? 44<br />
Uit het archief van de familie Schade 50<br />
Zo werden wij lid van de PAC 54<br />
De restauratie van een Lancia Lambda 56<br />
De Lancia Lambda in glorie hersteld 60<br />
Criteria Toelating Automobielen voor PAC-status 63<br />
14 oktober 1956; de eerste Traditierit van de PAC; de start in het Wilhelminapark te Utrecht<br />
7
HET VERHAAL VAN DRIE IJSVOGELS<br />
Door: Arnoud Carp<br />
Het ontstaan van een hobby<br />
Als reactie op een recent artikel in het laatste<br />
Humber Register Bulletin zette het onderwerp van<br />
mascottes op de Vintage Humber auto’s mij aan het<br />
denken: Ik had de titel “A Tale of Three Kingfishers”<br />
reeds bedacht voor een verslag over de restauratie<br />
van onze 1924 Humber 8/18 “Chummy”. Ik ging<br />
ervan uit dat dit wel de langstdurende restauratie<br />
binnen de club zou kunnen worden. Maar eerst wil<br />
ik beginnen met hoe ik geïnteresseerd raakte in<br />
veteraan automobielen.<br />
In de herfst van 1959 was ik 16 jaar oud en zat ik in<br />
het tweede jaar van de HBS. Van iemand kreeg ik<br />
de tip dat een “Vintage and Veteran car tour” in de<br />
omgeving begin oktober zou langskomen. Dit was<br />
de “Traditierit” van een voor mij op dat moment nog<br />
onbekende club. De rit werd georganiseerd door<br />
een relatief jonge club, de “Pionier Automobielen<br />
Club” die het vierde jaar van haar bestaan met<br />
deze rit herdacht. Aan de rit werd deelgenomen<br />
door ruim honderd auto’s waarvan er 47 uit<br />
Nederland, 19 uit België, 14 uit Duitsland en 13<br />
uit het Verenigd Koninkrijk en nog een auto uit<br />
elk van de landen Frankrijk en Denemarken. De<br />
route startte in Utrecht en finishte op het Grand-<br />
Prix Circuit van Zandvoort. De rit werd afgesloten<br />
met een behendigheidsproef op het circuit voor de<br />
hoofdtribune. Deze eindbestemming werd gekozen<br />
door Hans Hugenholtz, die naast ontwerper en<br />
directeur van het circuit ook een van de oprichters<br />
van de PAC was.<br />
Langs de route werden programmaboekjes van de<br />
traditierit verkocht voor f 0,50. Dit programma gaf<br />
een lijst van alle deelnemers en toonde foto’s van<br />
zeker de helft van de automobielen.<br />
Samen met een paar vrienden en met mijn jongere<br />
broer Robert besloten we van onze woonplaats<br />
Hilversum naar het dorp Vreeland te fietsen,<br />
zo hadden we gehoord, dat de rit een smalle<br />
dubbele ophaalbrug over de Vecht zou passeren.<br />
We verwachtten dat de auto’s op dit punt wel de<br />
claxon zouden laten horen en zo niet, dan vroegen<br />
we daar wel om. Het vervolg van de traditierit lag<br />
buiten ons bereik om op de fiets dit evenement te<br />
kunnen volgen. Voor het vervolg moesten wij tot het<br />
volgende jaar wachten waarin de traditierit vanwege<br />
het lustrumjaar over twee dagen werd gespreid.<br />
Dan konden we twee dagen van dit spektakel<br />
genieten omdat op zaterdag de rit in Amsterdam<br />
zou starten en gereden werd naar Utrecht waar<br />
de eigenlijke traditierit op zondag van Utrecht naar<br />
Zandvoort zou plaatsvinden. In dat jaar passeerden<br />
de auto’s Hilversum, waar ik woonde, tweemaal dus<br />
een dubbele kans om al dat moois te zien passeren.<br />
Beide programmaboeken heb ik nog steeds.<br />
Hiermee ontstond mijn interesse in oude auto’s en<br />
mijn broer was er evenzeer door gegrepen. Maar<br />
we waren te jong en hadden bovendien het geld<br />
nog niet. Dus moest een latere gelegenheid worden<br />
gevonden. De eerste gelegenheid deed zich voor toen<br />
mijn broer Robert aan het einde van zijn middelbare<br />
schooltijd in de zomer van 1964 naar Engeland<br />
verhuisde waar hij een vervolgopleiding volgde van<br />
zijn Nederlandse schooltijd en bij onze Engelse tante<br />
kon inwonen. Hij nam zijn Nederlandse bromfiets,<br />
een Kaptein Mobylette, mee wat in Engeland een<br />
onbekende voertuigcategorie bleek te zijn. Hiervoor<br />
had hij een motorfiets vergunning en rijbewijs nodig<br />
en was er wegenbelasting verschuldigd. Hij heeft<br />
ongetwijfeld een aantal keer laten omkijken naar<br />
dit fenomeen als hij door London reed. In Engeland<br />
nam hij een abonnement op de “Exchange and<br />
Mart” en juist op het moment toen hij klaar was<br />
met zijn opleiding in 1966 kocht hij een Austin 7 uit<br />
1927 in Norfolk voor £. 150,00. Hij had twee weken<br />
nodig om de MOT (APK keuring), nieuwe banden,<br />
een nieuw dak en het logbook of kentekenbewijs te<br />
regelen. Ook bestelde hij een set nieuwe spatborden<br />
die bij de toeleverbedrijven gewoon nog op voorraad<br />
lagen. Tijd voor montage hiervan was er niet maar<br />
hij kon ze wel direct meenemen. Ik studeerde<br />
inmiddels al en in de weekends hielp ik hem met<br />
een vluchtige restauratie waarmee hij PAC-lid kon<br />
worden. Veel meer dan schoonmaken, overspuiten<br />
en een nieuwe binnenbekleding was dit niet. De<br />
auto was in beginsel goed genoeg om er direct mee<br />
te kunnen rijden.<br />
Na bijna een eeuw in Nederland is de Humber 8/18 –<br />
gerestaureerd - weer op bezoek in Engeland<br />
8
De vondst van de Humber 8/18<br />
Robert begon te werken bij Philips in Eindhoven waar<br />
hij hoofdbewoner was van een klein studentenhuis<br />
en een van de jongens die hoorde van de Austin<br />
maakte een opmerking dat hij in Hilversum, waar<br />
ook onze ouders woonden, een vergelijkbare vintage<br />
auto wist die nog steeds eigendom was van de<br />
eerste eigenaresse. Ook Nita en ikzelf wonen sinds<br />
1980 weer in Hilversum. Dus in oktober 1971 werd<br />
een afspraak gemaakt met de oude dame: Mej. Anna<br />
Hendrina Mees, die “Ien” of “Iente” werd genoemd.<br />
De auto bleek een Humber 8/18 “Chummy” te zijn<br />
uit 1924 in een redelijke en vrijwel complete staat<br />
maar de auto was al sinds 1957 niet meer gebruikt<br />
en voerde nog de provincie nummerplaten G-69463<br />
die al sinds de vroege 50er jaren illegaal waren.<br />
De oude dame was niet geïnteresseerd de auto te<br />
verkopen maar waardeerde Roberts belangstelling;<br />
Robert mocht de auto grondig inspecteren en<br />
er foto’s van maken. Hij stelde vast dat er twee<br />
zaken aan de auto mankeerden: De oorspronkelijke<br />
celluloid-op-aluminium radiatordop was vervangen<br />
door een massief bronzen exemplaar en de<br />
vlotterkamerdeksel met vlotter van de “Cox Atmos”<br />
carburateur ontbraken. De auto was gestald in een<br />
aanbouw van het oorspronkelijke koetshuis van het<br />
landgoed van de familie Mees aan de Struisvogellaan<br />
in Hilversum.<br />
Toen Robert zijn foto’s die hij dubbel had laten<br />
afdrukken terugkreeg, had hij een aanleiding om<br />
een nieuwe afspraak met Mej. Mees te maken en bij<br />
deze gelegenheid nam hij de Austin om op bezoek<br />
te komen. Mej. Mees woonde op het landgoed van<br />
de familie Mees dat haar vader Joan Mees Mzn.<br />
in 1903 had laten bouwen aan de ’s-Gravelandse<br />
kant van Hilversum. Haar vader was firmant in de<br />
scheepswerf Bonn en Mees en hij woonde aan de<br />
Parkkade in Rotterdam. Het landgoed in Hilversum<br />
was zijn “vakantieverblijf” en het landhuis werd<br />
INIMA genoemd, een samenvoeging van de initialen<br />
van de roepnamen van de vijf dochters van Joan<br />
Mees Mzn. “Ien” vertegenwoordigt de middelste<br />
letter in INIMA. Ten tijde van Roberts’ bezoek<br />
woonde “Ien” in een nieuwe bungalow en haar<br />
jongere zuster Marta woonde met haar gezin in<br />
het landhuis. Het park rond INIMA is ongeveer zes<br />
hectare groot en buiten het park behoorde bij dit<br />
landgoed een flink groot deel van Het Corvers bos<br />
tussen Hilversum en de ’s-Gravelandse buitenplaatsen.<br />
Naast een park met vijvers bij het landhuis<br />
bestond het perceel uit een moestuin, paardenwei,<br />
Hertenkamp, het koetshuis met tuinmanswoning,<br />
paardenstallen met trainingsbak en diverse<br />
woningen voor tuinlieden en paardenknechten. Het<br />
Corvers bos is nog steeds openbaar wandelgebied.<br />
Mej. “Ien” was opgeleid als beeldhouwster in zowel<br />
natuursteen als in brons maar van haar vader mocht<br />
zij niet concurreren met kunstenaars die van hun<br />
werk moesten leven en vrijwel al haar werk werd<br />
aan liefdadigheidsinstellingen geschonken, zoals<br />
het Rosa Spier huis te Laren en in en rond INIMA<br />
zijn nog een aantal van haar werken te vinden.<br />
Zij was daarnaast oprichter en bestuurslid van<br />
het Hilversumse dierenasiel te Crailo. Bovendien<br />
was zij lid van de Bijenhouders vereniging en was<br />
dus imker. Ze had Ierse Wolfshonden en vaak<br />
daarnaast ook nog wat asiel honden van wisselend<br />
of onbepaald ras. Voor het dierenasiel ging zij<br />
regelmatig de Hilversumse middenstand langs<br />
om er de collectebussen voor het dierenasiel te<br />
legen. Ze hield van paardrijden en ze organiseerde<br />
regelmatig cross country paardenritten met<br />
vrienden en bij die gelegenheden werd de Humber<br />
wel eens ingezet voor mensen die geen paard reden.<br />
Mogelijk verklaart dit de aangetroffen schade; een<br />
verbogen vooras en een gebroken veerblad aan de<br />
voorzijde. Aan de achterkant van het deurtje en<br />
het er achter gelegen deel van de body is tijdens<br />
de restauratie ook reparatie zichtbaar geworden.<br />
Bij de auto was ook een extra leren deurbekleding<br />
die kennelijk bij die gelegenheid werd vervangen.<br />
Wel is duidelijk dat de auto goed werd onderhouden<br />
en vele niet originele reparaties kwamen aan het<br />
licht zoals nieuwe Hardy schijven in de cardanas<br />
en een andere type distributieketting in de motor<br />
met andere tandwielen. Oorspronkelijk behoort de<br />
Humber motor een Morse tandketting te hebben.<br />
Het landhuis INIMA aan de Gnoelaan in Hilversum<br />
(prentbriefkaart uit 1977)<br />
9
De Humber met Ien en haar zussen<br />
Ik heb de dubbele motorfietsketting laten zitten;<br />
de Morse ketting is te bestellen maar de benodigde<br />
tandwielen niet.<br />
Robert nodigde de teenager kleinkinderen van “Iens”<br />
jongere zuster Marta uit voor een ritje in de Austin<br />
en na terugkomst gaf hij mej. Mees de afdrukken<br />
van de foto’s van het vorige bezoek en kreeg van<br />
haar de sleutel mee om de Humber nogmaals te<br />
bekijken. Toen Robert weer bij de auto kwam, zag<br />
hij dat inmiddels de dashboard klok was verdwenen<br />
en meldde dit aan de oude dame, die geschokt was<br />
en zei dat er volgens haar ondertussen niemand bij<br />
de auto was geweest. Maar Robert kon met zijn<br />
foto’s laten zien dat de klok er de vorige keer nog<br />
wel was. Het bleek dat haar nicht, de moeder van<br />
de kinderen die Robert als passagiers in de auto had<br />
gehad, sinds het eerste bezoek een monteur bij de<br />
auto had laten komen om een offerte te maken voor<br />
een restauratie omdat zij de auto voor de familie<br />
wilde behouden. Omdat dit buiten de eigenaresse<br />
“Ien” was omgegaan en omdat de monteur niet wist<br />
van de foto’s die waren gemaakt ontkende hij bij<br />
hoog en laag de klok te hebben mee- genomen. Mej.<br />
Mees besloot de auto aan mijn broer te verkopen.<br />
Dat was in oktober 1971.<br />
Mej. Mees gaf Robert alles mee wat er bij de auto was,<br />
zoals houten as steunen, het boordgereedschap en<br />
een doosje met originele Humber reserveonderdelen<br />
maar ook documentatie en foto’s van de auto<br />
toen die nieuw was en zelfs een complete ANWBwegenatlas<br />
(36 op linnen geplakte bladen in een<br />
blikken trommel).<br />
Robert kreeg ook drie originele foto’s van Mej.<br />
Mees, de oudste is een Darracq landaulet uit 1906,<br />
genomen tijdens een vakantie van de gehele familie<br />
Mees in zuidwest Nederland met chauffeur. Op<br />
deze foto zit “Ien” op haar vaders schoot achter het<br />
stuur met een jonger zusje er prominent naast. De<br />
andere twee foto’s met de Humber zijn op het erf<br />
van het landhuis genomen. Op één foto samen met<br />
een grote Wolseley voor het koetshuis waarnaast<br />
Robert later de auto vond, de andere met alleen de<br />
Humber in beide gevallen met twee van haar zusters<br />
(Petronella “Nel” en Alida Johanna “Alida”). Deze<br />
foto’s zijn haarscherp; je kunt er de bandenmaat<br />
Michelin 715 x 115 op aflezen. Ook is de mascotte:<br />
een ijsvogeltje goed te herkennen.<br />
Humber-reünie; drie op een rij<br />
10
De Darracq landaulet 1906<br />
De Humber 8/18 met de Wolseley<br />
11
Michelin banden op een Engelse auto? Ja, inderdaad,<br />
de auto werd geleverd als exportmodel met Bosch<br />
DR4 ontsteking met contactslot, Sankey wielen met<br />
bredere velgen en daarop Michelin banden. Verder<br />
heeft de auto naast een bal claxon ook nog een<br />
elektrische claxon van exact hetzelfde model als<br />
standaard op het latere model Humber 9/20 werd<br />
gemonteerd; mogelijk werd deze al door de fabriek<br />
op het exportmodel geleverd evenals de mascotte<br />
en de dashboard klok.<br />
In ieder geval is uit het chassisnummer register<br />
van de fabriek, dat in bezit is van het Humber<br />
Register, al te zien dat Joan Mees Mzn. te<br />
Rotterdam de auto rechtstreeks van de fabriek<br />
kocht zonder tussenkomst van dealers zoals bij<br />
alle andere auto’s op die bladzijde. Joan Mees<br />
Mzn. vulde, in eigen handschrift, op de legenda<br />
pagina van het Humber handboekje ook zijn eigen<br />
gegevens, inclusief het nummer en de datum<br />
van het rijbewijs en zijn lidmaatschaps- nummer<br />
van – vermoedelijk - de KNAC. Hij verkreeg op de<br />
auto het kenteken H-6609, het nummer dat hem<br />
al op 22 juni 1914 werd verstrekt. Op het Humber<br />
Nationaliteitsbewijs staat dit nummer in potlood<br />
op de achterzijde vermeld samen met andere<br />
aantekeningen. Het nummerbewijs is afgegeven<br />
op 25 september 1925, waarschijnlijk omdat het<br />
daarvoor nog op een andere auto zat. Iets anders<br />
wat Robert bij de auto kreeg was een bronzen<br />
herinneringsplaatje op een notenhouten bordje,<br />
dat de deelnemers aan de tweede traditierit op 17<br />
oktober 1957 van de Pionier Automobielen Club als<br />
aandenken ontvingen. Mej. Mees was dus al PAC lid<br />
en had lidmaatschapsnummer 53. Dus de auto is<br />
reeds lang een PAC auto weliswaar met een lange<br />
tussentijd zonder verschijning. De Humber was op<br />
die traditierit aangemeld door de heer Meertens. Hij<br />
was een neef van “Ien”, een zoon van haar jongere<br />
zuster Marta die met haar gezin in het landhuis<br />
woonde. Ik heb contact met een zuster van hem, die<br />
nu ongeveer 95 moet zijn en die zich de auto nog<br />
goed kan herinneren.<br />
We begonnen met inspectie en demontage van<br />
de auto door de motor en assen schoon te maken<br />
en weer te monteren. Maar de voortgang was<br />
langzaam omdat dit bij mijn ouders in Hilversum<br />
gebeurde en wij beiden elders woonden en<br />
werkten of studeerden. Maar Robert was wel lid<br />
geworden van het Humber Register. Hij ontving<br />
een enthousiaste welkomstbrief met het aanbod<br />
een origineel handboekje te krijgen maar Robert<br />
had het oorspronkelijke handboek van de auto met<br />
onderdelen catalogus en handboeken voor de Cox<br />
Atmos carburateur en de Lucas verlichting (Speciaal<br />
voor Humber Cars) reeds ontvangen. Daarbij was<br />
zelfs een door Joan Mees Mzn. handgeschreven<br />
vertaling van het carburateur handboekje op diens<br />
privé briefpapier. Het bleek dat het gereedschap niet<br />
compleet was, maar er zat wel een originele peilstok<br />
voor de benzinetank in die vrijwel niemand in de club<br />
kent en de onderdelen catalogus is zelfs de enige<br />
van dit type auto bekend in de Club.<br />
De radiateur mascotte miste toen Robert de auto<br />
kocht evenals de vlotterkamer deksel en vlotter<br />
en de klok; alle drie heb ik in de loop van de tijd op<br />
beurzen en markten kunnen kopen.<br />
De Jaeger klok die ik op de Bermondsey streetmarket<br />
voor £. 5,00 kocht voor de Humber was van het<br />
model, dat een perfecte match vormde met de<br />
kilometerteller met identieke kasten en opwind<br />
en dagteller resetknoppen maar het bleek wel dat<br />
deze klok niet in het dashboard gat paste omdat<br />
de opwind- en gelijkzet knoppen anders zaten dan<br />
bij de oorspronkelijke klok. Ik moest dus een nieuw<br />
notenhouten paneeltje maken voor de klok.<br />
Meeting met de Engelse Humber club<br />
De volgende zomer, in 1972, gingen<br />
Robert en ik met Nita op een kampeer<br />
vakantie naar een Austin Seven rally in<br />
“the New Forest” waar alle deelnemers<br />
ook kampeerden. Na deze meeting<br />
verbleven wij in het “Elisabethan<br />
Cottage” van onze Engelse tante in<br />
Buckinghamshire ten noordwesten<br />
van Londen. Van hieruit maakten we<br />
contact met de Humber Club, die het<br />
weekend daarna een rally organiseerde<br />
vanuit Dunstable niet ver daar vandaan.<br />
De organisatoren van deze clubrally<br />
waren Phil en Janet Diffey, die de rally<br />
als Competition Secretary vanuit huis<br />
De Humber tijdens de tweede traditierit op 17 oktober 1957<br />
12
aan de A5 in Dunstable hadden georganiseerd. Wij<br />
werden heel hartelijk welkom geheten, maar omdat<br />
het een strikt Humber club gebeuren was konden<br />
we niet met de Austin meerijden. Wij werden als<br />
passagiers verdeeld over de beschikbare plaatsen in<br />
de Humbers. Robert mocht in een open 12/25 tourer<br />
meerijden en Nita en ikzelf mochten instappen in<br />
een 9/20 Saloon KD 1953 van Phil Diffey, die zelf niet<br />
reed omdat hij moest “marshallen”. We konden toen<br />
nog niet vermoeden dat we die auto, inmiddels 48<br />
jaar geleden, van Phil en Janet konden overnemen.<br />
Omdat wij door de regelmatige bezoeken aan mijn<br />
tante redelijk in de buurt bekend waren konden we<br />
één van de clues van de rit herkennen: Wij hadden<br />
door dat “The White Horse” geen pub was waarnaar<br />
we moesten uitkijken maar een landmark van de<br />
Whipsnade Zoo; een uitgehouwen afbeelding van<br />
een paard in de kalkrotsen waarop de dierentuin<br />
was gelegen. We bewonderden alle aanwezige<br />
Humbers; leerden de verschillende modellen kennen<br />
en het viel daarbij op dat ca. de helft van alle auto’s<br />
ongerestaureerd, maar netjes onderhouden waren.<br />
We zagen ook dat de eigenaren veel plezier hadden<br />
in flink uitdagende puzzelritten. Bij die gelegenheid<br />
hebben wij onszelf ook als clublid aangemeld.<br />
Onze eerste Humber, de 9/20 saloon<br />
Ondertussen waren Nita en ikzelf beiden<br />
afgestudeerd en hadden we werk gevonden. Ik<br />
werkte in Amstelveen, we kochten een huis in<br />
Abcoude en Nita maakte haar onderwijsbaan in<br />
Vlaardingen af en begon het schooljaar 1973-<br />
1974 in Hilversum te werken. In het najaar van<br />
1973 konden wij onze eerste oldtimer kopen; de<br />
genoemde Humber 9/20 Saloon, nu ruim 48 jaar<br />
geleden. Omdat wij de auto en de verkoper al kenden<br />
kon ik de auto over de telefoon kopen voor een prijs,<br />
die ongeveer overeenkwam met de prijs van een<br />
nieuwe Citroën 2 CV. In het midden van de eerste<br />
oliecrisis verklaarde iedereen ons voor gek maar we<br />
kregen er nooit spijt van. Ik sprak met Phil af, dat<br />
ik het geld direct zou overmaken maar de auto pas<br />
in het volgende voorjaar zou komen ophalen. Omdat<br />
de auto naar Nederland werd verkocht gaf Phil<br />
mij £. 100.- korting op de prijs als hij het nummer<br />
kon behouden voor zijn Vauxhall Model D project.<br />
Dit project werd verruild met een Vauxhall 30/98<br />
project dat al een oorspronkelijk kenteken nummer<br />
had en KD 1953 werd op een splinternieuwe<br />
Onze Humbers; de 9/20 saloon en de 8-10 HP uit 1905 met<br />
swing seat tonneau carrosserie<br />
13
Mercedes gezet en nadat die auto werd verkocht<br />
werd het kenteken op de autoverzamelaars markt<br />
verkocht voor ongeveer 2,5 maal de prijs, die ik voor<br />
de gehele auto had betaald.<br />
Wij werden lid van de Pionier Automobielen<br />
Club, die niet echt enthousiast werd toen een in<br />
wezen ongerestaureerde auto werd aangemeld.<br />
Na het ophalen van de auto in het voorjaar van<br />
1974 besteedde ik een paar maanden om de<br />
auto klaar te maken voor de kentekenkeuring. In<br />
1974 bestond de APK plicht nog niet en daarom<br />
waren er geen aangepast ouderdom gerelateerde<br />
veiligheidseisen en moest ik de 4-wiel remmen, die<br />
de auto al wel had koppelen en veiligheidsriemen<br />
en voorruitverwarming en clignoteur systemen<br />
aanleggen. Één en ander had voor mij het voordeel,<br />
dat ik een legaal kenteken kreeg zonder enige<br />
beperkingen, waarmee ik zelfs op de snelweg mocht<br />
rijden. Dat doen we niet vaak want met maximaal<br />
75 km/h ben je toch een belemmering op de weg<br />
maar in weekends rijdt ik liever op de snelweg<br />
waar nauwelijks vrachtverkeer is en waar iedereen<br />
vriendelijk kijkt naar een oldtimer dan dat ik op de<br />
binnenwegen ga rijden waar ik iedereen ophoudt en<br />
niemand mij kan inhalen. Na verkrijging kenteken<br />
meldde ik ons bij de PAC en onze eerste rit was op<br />
3 oktober: “Leidens ontzet”. Dat jaar was dit zelfs<br />
een eeuwfeest. Meerdere PAC leden keken ons<br />
meewarig aan en vonden de originele Bedford-<br />
Cord binnenbekleding in een te slechte staat voor<br />
een PAC automobiel; de enige die echt enthousiast<br />
was over die Humber was Wim Verbruggen. De<br />
rit organisatie negeerde ons maar aan het slot<br />
kregen we van de voorzitter van het organisatie<br />
comité toch een prijs: een verzilverd theelepeltje<br />
met het Leidse stadswapen: De gekruiste sleutels.<br />
Dit was vanwege de originele plusfour broek van<br />
ongebleekt linnen die ik droeg. De voorzitter van het<br />
organisatiecomité verklaarde dat hij als directeur<br />
van het Legermuseum ook verantwoordelijk was<br />
voor de collectie uniformen en hij vond de geblauwd<br />
stalen gespen en de benen knopen op mijn plusfour<br />
heel authentiek. Het volgende jaar begon ik in het<br />
voorjaar met wat ik de restauratie zou noemen;<br />
chassis kaal halen, nieuwe veer pennen monteren en<br />
alles inclusief de spatborden opnieuw strak maken<br />
en de motor laten reviseren. In exact twee jaar was<br />
dit klaar en vanaf 1976 konden we als aspirant-lid<br />
aan de PAC evenementen deelnemen. Nog niet aan<br />
de Traditieritten want ik was zodanig door de kritiek<br />
van het PAC bestuur tijdens de rit in Leiden beledigd,<br />
dat ik had besloten het lidmaatschap niet zelf aan<br />
te vragen. Pas jaren later heeft Frans van Duuren<br />
ons gevraagd om toch maar eens volwaardig lid te<br />
worden. Ondertussen waarderen meerdere leden<br />
de nog steeds originele binnen bekleding, ondanks<br />
de matige staat.<br />
De Stanley Steamer en nog meer…<br />
In het eind van de jaren ‘80 wilde ik wel een tweede<br />
auto en Nita vond dat het iets totaal anders en een<br />
open auto moest worden. Dit werd een grote open<br />
Stanley Steamer met een 7-zitter carrosserie.<br />
Ik kocht deze auto in ongerestaureerde maar<br />
wel rijdende staat. Het was wel van meet af aan<br />
duidelijk dat daze auto een volledige restauratie<br />
inclusief een nieuwe ketel nodig zou hebben. De<br />
restauratie kostte mij ongeveer 15 jaar en deze<br />
werd pas na mijn pensionering afgerond. Intussen<br />
kregen wij in 1995 de kans een Edwardian Humber<br />
te kopen: Een 8-10 HP uit 1905 met swingseat<br />
tonneau carrosserie. Enkele malen namen we deze<br />
auto ook mee naar Humber meetings in Engeland<br />
en Frankrijk en jaarlijks naar de ritten die in Melle<br />
voor auto’s van vóór 1915 door het automuseum te<br />
Melle worden georganiseerd. Hier ontmoetten we<br />
veel Engelse deelnemers maar vaak waren wij de<br />
enige deelnemer met een Engelse auto. Tweemaal<br />
nam er een andere Humber aan deze ritten deel,<br />
éénmaal een Belgische Humber 16/29 uit 1910 en<br />
eenmaal een 2 cilinder Humberette uit 1904 van<br />
John Thomson. Dit waren de momenten dat wij niet<br />
als enige in een Humber reden.<br />
Het volgende Oldtimer project werd vanwege<br />
de inmiddels opgewekte stoom interesse een<br />
incompleet White project. Stoomauto’s worden vaak<br />
als “onbekend is onbemind” gevonden maar er zijn<br />
ook keerzijden; ze zijn zodanig afwijkend dat ze extra<br />
aandacht krijgen en stoomauto’s zijn ook mechanisch<br />
eenvoudiger dan auto’s met verbrandingsmotor. Een<br />
voorbeeld; de Stanley adverteerde met de eenvoud<br />
van de auto, er zijn slechts 15 bewegende delen in de<br />
machine, de versnellingsbak en koppeling komen ook<br />
niet voor en als men de gehele auto beschouwt komt<br />
de fabrikant op 34 bewegende delen. Dit behoeft wel<br />
enige nuance want onderdelen die vast aan elkaar<br />
gemonteerd zijn als bijvoorbeeld zuiger, zuigerstang<br />
en kruishoofdlager worden als één deel geteld en de<br />
kogels in de vele kogellagers worden niet meegeteld.<br />
Verder zijn stoomauto liefhebbers vanwege de<br />
afwijkende constructie goed op de hoogte van de<br />
constructieve eigenaardigheden en eigenschappen.<br />
Daarmee komen onder deze liefhebbers veel<br />
14
mensen voor die de gehele auto volgens de originele<br />
constructie nieuw hebben gefabriceerd. Een Stanley<br />
machine heeft maar twee cilinders en heeft geen<br />
ingewikkelde gietmallen nodig omdat er geen<br />
koelmantel nodig is. Bovendien hebben de machines<br />
lage toerentallen en een lage thermische belasting<br />
dus zolang de smering goed werkt hebben zij het<br />
eeuwige leven. De rest van de machine bestaat<br />
voornamelijk uit stangen en lagerblokken en het<br />
carter is gesoldeerd van roodkoperen plaatwerk, de<br />
krukas is uit losse onderdelen opgebouwd, krukken<br />
zijn enkelzijdig en tussen de krukken bevinden<br />
zich de krukaslagers met daartussen de beide<br />
excentriekschijven en het aandrijf tandwiel met<br />
rechte vertanding naar het anderhalf maal zo grote<br />
kroonwiel, dat met gelijksoortige lagerblokken op de<br />
zelfde machineframe stangen gemonteerd zijn. De<br />
complicatie bij de stoomauto zit dus in de complexiteit<br />
van het brandstof en stoomketelsysteem. Voor<br />
dit project en voor de Stanley begon ik jaarlijks de<br />
“bedevaart“ naar Hershey te maken. De Hershey<br />
car show is waarschijnlijk de grootste oldtimer<br />
bijeenkomst ter wereld en wordt georganiseerd<br />
op de terreinen rond de chocoladefabriek, die heel<br />
Hershey beheerst. Deze fabriek heeft met zijn<br />
kinderloos gestorven oprichter Milton S. Hershey<br />
de basis gevormd van het boek “Sjakie en de<br />
Chocoladefabriek” van Roald Dahl. Op de car show,<br />
die van dinsdag tot en met zondag duurt komen<br />
liefhebbers in ongeveer 1200 marktkramen hun<br />
onderdelen verhandelen. Er zijn vanzelfsprekend veel<br />
merkenclub en specialistische onderdelen handelaren<br />
aanwezig. Ik concentreerde me op de stoomauto<br />
stands waarvan er een stuk of twintig aanwezig zijn.<br />
Op Hershey zag ik een ijsvogel mascotte voor op de<br />
radiatordop van een auto die overeenkwam met de<br />
mascotte op de originele foto van de Humber. Ik vond<br />
de prijs te hoog en besloot hem te laten liggen. Een<br />
klein jaar later kwam ik in Beaulieu op de Autojumble<br />
en vond daar een identieke ijsvogel mascotte op een<br />
iets andere voet voor dezelfde prijs en besloot ik deze<br />
alsnog te kopen. Op de eerstvolgende Hershey show<br />
zag ik de mascotte van vorig jaar terug en besloot<br />
deze ook te kopen. Een reden er twee te kopen ligt<br />
in de interesse van Robert om zijn vensterbank<br />
met vogel miniaturen te bevolken. Dit gaf mij de<br />
gelegenheid hem een ijsvogel mascotte voor zijn<br />
Humber op zijn verjaardag te geven. En als hij ooit<br />
zou besluiten de auto aan mij te verkopen hoefde<br />
ik het verjaarscadeau niet terug te vragen. De drie<br />
mascottes hebben een identiek bronzen beeldje van<br />
de ijsvogel maar zijn verschillend in de bevestiging<br />
op de radiatordop. De originele mascotte op de<br />
foto heeft een laag voetstukje als van een pion uit<br />
het schaakspel, de Beaulieu mascotte was zonder<br />
voetstuk op een dop geschroefd en de Hershey<br />
mascotte zat op een verzilverde schijf formaat<br />
rijksdaalder met in het randschrift de naam “Asprey”<br />
een luxe mode, juweliers en woninginrichtingswinkel<br />
in hartje Londen.<br />
Toen wij in 2016 voor het eerst met onze White<br />
stoomauto aan de London to Brighton rit gingen<br />
meedoen waren we de dag tevoren uitgenodigd aan<br />
de Regent Street car show deel te nemen en bij die<br />
gelegenheid nam ik de mascotte mee terug naar de<br />
Asprey winkel, waar iedereen stom verbaasd keek,<br />
dat zij ooit auto mascottes hadden verkocht. Aan<br />
de twee gekochte IJsvogel mascottes kon ik zien,<br />
dat zij oorspronkelijk beschilderd waren geweest en<br />
de Asprey mascotte die we nu op de auto hebben<br />
gemonteerd heb ik door een kunstenaar laten<br />
beschilderen.<br />
de ijsvogel mascotte<br />
15
En nog een tweede White…<br />
In 2009 kocht ik een tweede White Model D uit 1904 en kon ik me concentreren op deze auto, waarvoor ik<br />
een nieuwe stoomketel moest maken om hem op de weg te krijgen. Daarna kon ik het onvoltooide White<br />
project laten liggen en met de White hebben wij ons tweemaal aan de London to Brighton rit deelgenomen<br />
en beide keren hebben we de rit succesvol beëindigd wat wel een bijzonderheid is want onder de circa 450<br />
deelnemers zijn er jaarlijks maar ongeveer tien met stoomaandrijving. Bij de eerste Regent street car show<br />
kwamen Phil en Janet Diffey, waarvan wij onze eerste Humber kochten ons bezoeken zij hadden juist hun<br />
Humberette op de Bonhams veiling verkocht nadat zij er het jaar tevoren hun ambitie ééns in het leven<br />
London Brighton in een Humber te rijden hadden volbracht.<br />
de White 1904 tijdens een stoomfestival in Tilligte (Twente)<br />
De White Model D uit 1904 (achter de Ford) aan de finish van de London to Brighton run in 2018<br />
16
De Humber 8/18 alsnog in ons bezit<br />
Ondertussen was Robert getrouwd en zijn familie<br />
had geen interesse in oude auto’s en zelf had hij<br />
de interesse in de restauratie verloren maar de<br />
gedemonteerde auto kon nog niet weg en werd tot<br />
driemaal toe verhuisd in losse onderdelen. De Austin<br />
verhuisde ook mee maar werd niet meer gebruikt. In<br />
2013 besloot Robert te verkopen en bood mij beide<br />
auto’s aan. Ondanks dat Nita en ik in de Austin waren<br />
getrouwd had ik alleen belangstelling in de Humber.<br />
Wij hadden inmiddels al 5 oldtimers: 2 Humbers,<br />
een Stanley Steamer en twee White stoomauto’s<br />
maar de Humber kende ik al en was zelfs voor ons<br />
aanleiding geweest on in de oude auto scene terecht<br />
te komen.<br />
Robert, met altijd een commerciële achtergrond,<br />
had de auto in “The Humber Register Bulletin”<br />
aangeboden en ik was genoodzaakt de andere<br />
geïnteresseerden uit te bieden. Maar omdat ik de<br />
historie van de auto kende en vanwege de “single<br />
owner history” en de bijzondere export model<br />
uitvoering en tenslotte vanwege het feit dat wij<br />
in hetzelfde postcodegebied wonen als waar de<br />
auto altijd heeft gereden besloten wij de Humber<br />
te kopen. In ongeveer zes jaar heb ik de auto<br />
gerestaureerd. Hierbij was de verwantschap tussen<br />
onze 9/20 en deze 8/18 van groot belang. De 9/20 is<br />
het opvolgende model met, afgezien van de boring,<br />
dezelfde motor en in veel opzichten verwante<br />
constructie en kwaliteit. De restauratie was relatief<br />
eenvoudig omdat de conditie van de onderdelen<br />
goed bleek te zijn en bij de restauratie werd vaak een<br />
middenweg gezocht tussen volledige restauratie<br />
en conserveren van onderdelen bijvoorbeeld de<br />
wielmoeren en de koplamp reflectoren behoefden<br />
totaal geen restauratie maar al het nikkelwerk<br />
moest wel worden schoongemaakt of opnieuw<br />
worden vernikkeld. De radiator shell is van<br />
Alpaca (of Hotelzilver) en behoefde alleen maar<br />
een goede poetsbeurt te krijgen; hetzelfde gold<br />
voor de treeplankranden hoewel deze niet meer<br />
compleet waren en dus gedeeltelijk nieuw gemaakt<br />
moesten worden. De treeplank loopvlakken zijn<br />
gegroefd aluminium, dat sterk gecorrodeerd<br />
was en zelfs gaten vertoonde. Deze werden met<br />
staalborstel schoongeborsteld en van achter met<br />
tweecomponent metaalplamuur vlakgemaakt en<br />
van twee lagen epoxy glasmatten voorzien en<br />
met rubber plaat weer op de stalen treeplankbasis<br />
gelijmd. De carrosserie was redelijk goed en strak<br />
maar onder het achterbank kussen was er veel<br />
houtworm schade. De elektrische bedrading<br />
werd vrijwel geheel vervangen, waarbij de nodige<br />
uitbreidingen ter wille van de veiligheid werden<br />
aangebracht; bijvoorbeeld de zijlantarens op de<br />
voorspatborden werden op dezelfde manier als ik<br />
ook al veertig jaar terug bij de restauratie van de<br />
9/20 had gedaan, aangesloten op een knipperlicht<br />
schakelaar uit een 2 CV, die de clignoteur en het<br />
stadslicht combineert op maar één gloeilamp. (dus<br />
het stadslicht gaat aan één kant uit als er een richting<br />
moet worden aangegeven). Deze oplossing werd<br />
door de RDW keurmeester bij de kentekenkeuring<br />
erg mooi gevonden. Achterlichten zijn moderne<br />
onopvallende lampen voor een aanhangwagentje<br />
maar het enkele oorspronkelijke achterlicht mocht<br />
ook blijven. Een bijzonderheid met de verlichting van<br />
de Humbers uit die tijd is dat alle lampen bajonet<br />
fittings hebben met twee contacten voor de<br />
gloeidraad dus geen aansluiting via de fitting. Deze<br />
lampen zijn tegenwoordig alleen nog te koop bij de<br />
watersport leveranciers (veel schepen hebben ook<br />
een houten carrosserie).<br />
Ik vond het jammer, dat ik na de keuring niet<br />
meer het oude provinciekenteken mocht voeren<br />
maar was erg verrast toen ik<br />
het nummer voor het ééndaags<br />
kenteken opgegeven kreeg. Dit<br />
scheelde slechts één cijfer van het<br />
oorspronkelijke Zuid-Hollandse<br />
kenteken namelijk H-6094 in plaats<br />
van H-6099 ik mocht dit nummer<br />
echter maar een dag tonen, wel heb<br />
ik de nummerborden met G-69463<br />
gerestaureerd in “oud blauw” en<br />
de nieuwe kentekens zitten hier<br />
met een afneembaar klemsysteem<br />
op bevestigd. De auto staat nu op<br />
naam van Nita en zij is de tweede<br />
eigenaresse van de auto (eigenlijk de<br />
derde juridische eigenaar aangezien<br />
de auto tot zijn dood in 1940 op<br />
naam van Joan Mees Mzn. bleef<br />
geregistreerd)<br />
17
Ons eerste optreden bij de Pionier Automobielen Club<br />
was bij de 65 jaar jubileumrit in Apeldoorn op 24 t/m<br />
26 september 2021. Hiervoor had ik bij de aanmelding<br />
slechts Humber, zonder model en jaar, opgegeven<br />
zodat we als surprise entry deelnamen. Vragen van de<br />
voorzitter Technische Commissie daarover, die de auto<br />
wilde keuren kon ik meedelen dat het reeds een lidauto<br />
was in 1956 en ik wees hem op de PAC plaquette<br />
met het lidmaatschap nummer van Mej. Mees: nr. 53<br />
erop. Bovendien hadden wij het herinneringsplaatje<br />
van een De Dion-Bouton Vis-á-Vis bij ons met het<br />
jaartal 1957. Van deze rit werd in de <strong>Tuf</strong>-<strong>Tuf</strong> Jubileum<br />
<strong>magazine</strong> een foto geplaatst met onze auto tijdens de<br />
behendigheidsproef op het circuit van Zandvoort waar<br />
de auto werd bestuurd door de heer Meertens, een<br />
neef van Ien Mees die zelf niet veel meer reed maar de<br />
auto graag ter beschikking stelde van anderen. Ik ben<br />
in contact met een zuster van hem die op dit moment<br />
ongeveer 95 moet zijn. Zij kon mij veel over de auto<br />
vertellen omdat zij opgroeide op het landgoed INIMA<br />
waar haar ouders ook woonden Ik wil haar binnenkort<br />
uitnodigen weer eens een ritje met de auto van haar<br />
tante te maken. Zij woont in Wassenaar, dus ligt het<br />
voor de hand dat ik haar van huis ophaal om samen<br />
in het Louwman museum onder andere over de auto<br />
te praten. Zij vertelde mij al dat haar ouders, die goed<br />
bevriend waren met Koningin Juliana en Prins Bernhard<br />
in één van de laatste ritten die deze Humber maakte<br />
gebruikte om op verjaarsvisite van Prins Bernhard te<br />
gaan. Waarschijnlijk is de 29ste juni 1957 de laatste<br />
keer dat de auto voor dit doel werd gebruikt en de 23e<br />
oktober van hetzelfde jaar de laatste maal dat de auto<br />
reed totdat ik hem afgelopen jaar weer in gebruik kon<br />
nemen. De vriendschap van de familie Mees met de<br />
koninklijke familie ontstond toen Prins Bernhard kort<br />
na de oorlog een huis zocht voor zijn moeder Prinses<br />
Armgard die niet langer in Duitsland wilde wonen. Het<br />
landgoed INIMA stond op dat moment te koop omdat<br />
Joan Mees Mzn. kort voor het uitbreken van de oorlog<br />
was overleden. Maar de gemeenteraad van Hilversum<br />
heeft de verkoop aan Prinses Armgard om onbekende<br />
redenen geblokkeerd.<br />
Tijdens de Jubileumrit van de PAC vorig jaar begaven<br />
de Hardy-schijven van de cardanas het en moesten<br />
we de auto opladen. De oude schijven zagen er bij<br />
de montage overigens nog goed uit maar bleken erg<br />
uitgedroogd te zijn. Ze bezweken na in bedrijf name;<br />
hetzelfde had ik kort daarvoor ook al moeten doen met<br />
de lederen koppelingsplaat. We moeten afwachten<br />
wat er allemaal nog meer opkomt bij de toekomstige<br />
ritten maar ook dat gaan we dan oplossen!<br />
18
AUTOPIONIER CHARLES TESTAS<br />
Door: Frank Magdelyns<br />
Met medewerking van: Tanja Korevaar<br />
Onderstaand artikel is gepubliceerd door Frank<br />
Magdelyns op de website www.oudhouten.nl<br />
Deze website omvat de historie van de Gemeente<br />
Houten en omstreken. Met toestemming hebben<br />
wij het artikel kunnen opnemen in deze <strong>Tuf</strong>-<strong>Tuf</strong><br />
Magazine <strong>2022</strong>.<br />
Enkele jaren nadat de fiets was verschenen, waren<br />
pioniers actief met auto’s. Charles François Testas<br />
tot Oud-Wulven was een van de eerste autobezitters<br />
van Nederland. Hij woont vanaf 1890 in het huis<br />
Klein Curaçao aan de huidige Poort. Vanaf 1906<br />
woont hij in een boerderij (het latere Jeannetteoord)<br />
bij huize Oud-Wulven.<br />
Charles Testas wordt op 21 september 1864 geboren<br />
in Oud-Wulven. De familie Testas is van stand en<br />
vermogend. Op zijn 19e wordt hij vrijgesteld van de<br />
dienstplicht. Hij is de enige zoon en werkzaam als<br />
notarisklerk. Charles zit goed in het geld, leent flinke<br />
sommen geld uit tegen 4% rente, koopt land en krijgt<br />
ook nog een erfenis. Testas voorziet samen met<br />
zijn vader tijdens de strenge winter van 1890/1891<br />
tachtig gezinnen in Houten van brood, erwten, rijst<br />
en steenkolen.<br />
In 1889 trouwt hij met Maria Anna Lans en wordt al<br />
snel vader van een tweeling. Later volgt een derde<br />
dochter. Hij heeft in 1894 geen beroep en is dan al<br />
binnen.<br />
De eerste auto’s van Charles Testas<br />
Benz Comfortable – 8 juni 1898<br />
In het voorjaar van 1898 koopt de 33-jarige Charles<br />
bij importeur M.W. Aertnijs te Nijmegen een auto.<br />
Het is een Duitse Benz Comfortable van 360 kilo en<br />
2,40 meter lang. De Benz rijdt op benzine. Dat lijkt<br />
normaal, maar er waren in die jaren ook auto’s die<br />
op petroleum, stoom, gas, alcohol en elektriciteit<br />
reden. De auto haalt een snelheid van 25 kilometer<br />
per uur. De auto krijgt op 8 juni 1898 rijksnummer<br />
15 en is de 14e geregistreerde auto van Nederland<br />
en de eerste van de provincie Utrecht.<br />
Testas van Oud-Wulven<br />
in zijn Benz Comfortable.<br />
De auto had als kenteken<br />
rijksnummer 15, dat<br />
hield in dat het de 14e<br />
geregistreerde auto was<br />
in Nederland. Het getal 11<br />
was het ongeluksgetal en<br />
werd overgeslagen. Het<br />
kenteken voor de auto werd<br />
op 8 juni 1898 uitgegeven<br />
en was daarmee de eerste<br />
in de provincie Utrecht.<br />
(Bron: collectie RAZU<br />
41864) Oud-Wulven)<br />
19
Deze auto is op 21 februari 1899<br />
betrokken bij een dodelijk ongeval.<br />
Dit gebeurde vlakbij de tol van<br />
Houten (thans Lupine-oord). Paarden<br />
schrokken van de passerende auto en<br />
werden wild. Kennelijk maakte de auto<br />
nogal wat geluid. De knecht Jerfaas<br />
van Dijk kwam ongelukkig ten val en<br />
werd naar een boerderij overgebracht,<br />
waar hij overleed.<br />
De enige boerderij in die tijd langs die<br />
weg in de buurt van de Houtense tol<br />
was boerderij Den Oord. De locatie<br />
van het ongeluk kunnen we dan<br />
ongeveer bepalen op de coördinaten:<br />
52°01’54.7”N 5°09’21.2”E.<br />
Een ernstig ongeval<br />
Het is het eerste ongeval met een<br />
auto in Nederland waarbij iemand<br />
om het leven kwam. Uit het Utrechts<br />
Nieuwsblad van 23 februari 1899<br />
blijkt dat de bestuurder daadwerkelijk<br />
Charles Testas was. Jerfaas van Dijk<br />
is begraven op de begraafplaats aan<br />
de Ireneweg in Houten. Anno 2021 is<br />
zijn graf aanwezig, enkele honderden<br />
meters verderop ligt Charles Testas<br />
begraven.<br />
De heer Testas van Oud-Wulven bij zijn auto. De opname werd gemaakt bij<br />
de schuur van het huis Klein Curaçao aan De Poort. D.d. 8-8-1898<br />
(Bron: collectie RAZU 41864) Oud-Wulven)<br />
Mors – 25 januari 1900<br />
Testas registreert op 25 januari 1900 een Mors die<br />
zijn oorspronkelijke kenteken draagt. Deze is geruild<br />
bij fabrikant M.W. Aertnijs te Nijmegen voor de Benz<br />
Comfortable. De vergunning van deze Mors wordt in<br />
1902 ingetrokken.<br />
Mors 6CV – 25 januari 1900<br />
In januari 1900 wordt er ook een Mors 6CV<br />
geregistreerd. Hij beschikt dan over twee auto’s.<br />
Deze Mors 6CV gebruikt hij tot 21 november 1903.<br />
De auto heeft kenteken 156. De auto haalt een<br />
snelheid van 31 kilometer per uur en weegt 950 kilo.<br />
20
Boven:<br />
De heer Charles Testas van Oud-Wulven in zijn Mors 6CV bij de<br />
achtergevel van Wickenburgh. Naast hem zijn vrouw en achterop<br />
de auto vermoedelijk zijn chauffeur. (Bron: Collectie RAZU 41865)<br />
Darracq 6,5 CV – 24 maart 1902<br />
In 1902 wordt de Mors met kenteken 15 de deur<br />
uitgedaan. Hij heeft dan een Darracq 6,5 CV gekocht.<br />
Deze krijgt opnieuw kenteken 15. De auto haalt een<br />
snelheid van 32 kilometer per uur en weegt 400 kilo.<br />
Onbekend – 2 juli 1904<br />
In juli 1904 krijgt Testas een nieuwe auto van<br />
onbekend merk. Hij krijgt hiervoor kenteken 1376.<br />
Onbekend – 2 juli 1906<br />
Vanaf 1906 worden er provinciale kentekens<br />
afgegeven. De bestaande auto’s krijgen kenteken<br />
L-60 en L-61. In juli heeft Testas weer een nieuw<br />
kenteken nodig en krijgt L-353 toegewezen.<br />
De familie Testas in hun Darracq<br />
(Bron: Collectie RAZU 41866)<br />
21
De Nederlandsche Automobiel Club<br />
Wanneer in de zomer van 1898 de Nederlandsche<br />
Automobiel Club (N.A.C.) wordt opgericht, neemt<br />
Testas zitting in het bestuur als commissaris.<br />
Testas is het vierde lid en mede-oprichter. Hij gaat<br />
zich bezighouden met het organiseren van de<br />
autotochten door Nederland.<br />
De N.A.C. is een organisatie van een aantal<br />
enthousiaste automobilisten die “het<br />
automobielwezen in Nederland wilde bevorderen“.<br />
Hiervoor werd gelobbyd en werden congressen en<br />
toertochten georganiseerd. De N.A.C. richt zich ook<br />
op de acceptatie van de auto. Zo is er weerstand<br />
onder de bevolking en worden automobilisten<br />
aangevallen. Zowel op het platteland als in de stad<br />
is dat het geval. Daarnaast houdt de vereniging<br />
zich bezig met het verbeteren van de wegen en het<br />
opheffen van tolwegen.<br />
Toertocht<br />
De eerste toertocht is in augustus 1899, waaraan<br />
11 auto’s deelnemen. De auto hieronder is een 6 PK<br />
Daimler uit 1896 en was de 2e auto die in Nederland<br />
is ingevoerd. Bij het achterwiel staat C.F. Testas tot<br />
Oud-Wulven.<br />
Een nieuwe tocht is in 1901. Gedurende vier dagen<br />
wordt er door Nederland gereden. Gestart wordt in<br />
De Bilt om via Enschede, Assen en Leeuwarden terug<br />
te gaan naar Utrecht. 52 automobielen doen mee.<br />
Onderweg staan belangstellenden langs de weg. De<br />
auto’s kunnen zo’n 150 kilometer rijden en moeten<br />
dan tanken. Brandstof kopen ze bij drogisterijen.<br />
Charles Testas in Utrecht bij een rally in 1899 (Bron: Het Utrechts<br />
Archief)<br />
22
Autoperikelen<br />
De snelste auto van Testas in de begintijd kon<br />
maximaal 35 km per uur rijden. Maar wanneer<br />
hij een heuvel op gaat, moesten de passagiers<br />
uitstappen. Charles Testas verzamelde ook<br />
ongewild bekeuringen wegens overschrijding van<br />
de maximumsnelheid. Een ijverige veldwachter in<br />
Harmelen bekeurde hem voor een snelheid van<br />
100 kilometer per uur. De rechter sprak hem vrij.<br />
Ook kreeg de auto wel eens pech. Dat betekende dat<br />
hij een uurtje aan het sleutelen was, maar vanwege<br />
de koude kon de auto niet starten. In de nette kleren<br />
duwden hij en zijn vrouw de auto naar huis. De buren<br />
en omwonende boeren zouden teveel leedvermaak<br />
hebben gehad als de auto was achtergebleven.<br />
Onderstaand krantenbericht beschrijft hoe Testas<br />
in 1906 een kerkganger in Venlo aanreed.<br />
(Venloosche courant 28 maart 1906)<br />
Op 17 februari 1908 verhuist het gezin Testas naar Zwitserland. Een van zijn kinderen is ‘ongesteld’.<br />
Vermoedelijk gaat het om TBC en is een bezoek aan een kuuroord noodzakelijk. In 1909 keren ze weer terug.<br />
Tijdelijk is Testas in Houten te vinden, maar in het najaar woont het gezin in Hilversum. In 1910 verkoopt<br />
Testas het huis Oud Wulven. In de jaren 20 verhuist het gezin naar Rhenen, vlakbij de ouderlijke omgeving<br />
van Maria Anna Lans.<br />
Op 6 september 1954 overlijdt Charles Testas te Rhenen. Hij is dan bijna 90 jaar en wordt begraven op de<br />
openbare begraafplaats aan de Ireneweg in Houten in een familiegraf.<br />
Boven; aankondiging van de toertocht in 1901, uitgeschreven door de Nederlandsche Automobiel Club.<br />
Charles Testas maakt deel uit van de Regelings-Commissie<br />
(Leeuwarder Courant, 3 juni 1901)<br />
23
Afbeelding van de deelnemers en hun auto’s aan de<br />
demonstratietocht van de Nederlandse Automobiel<br />
Club (N.A.C.), bij de start op het Janskerkhof te<br />
Utrecht:<br />
Van links naar rechts;<br />
1. J. Kuiper (chauffeur) en notaris J.P. Backx<br />
(Wieringerwaard) in een 6 PK Daimler uit 1896<br />
(2e in Nederland ingevoerde auto), staande<br />
bij het achterwiel C.F. Testas tot Oud-Wulven<br />
(Houten/Utrecht);<br />
2. Jac. Spijker (Amsterdam) één der directeuren van<br />
de latere automobielfabriek, persoon naast hem<br />
onbekend, in een 3 PK Benz (nr. 57);<br />
3. J.D. Waller van de Kasteele (Zeist) in een 3 PK<br />
Benz uit 1899 (nr. 114);<br />
6. J. Goettsch (Utrecht) in een 3PK Benz uit 1899 (nr.<br />
113);<br />
7. jhr. J.L. Nahuys (Hilversum) in een Benz uit 1899<br />
(persoon tegen het spatbord leunend onbekend);<br />
8. een Mors-dog-cart uit 1899 met staande in lichte<br />
jas M.W. Aertnijs (Nijmegen, importeur van Benz<br />
auto’s) links van hem A.S. Houwink en rechts C.<br />
Houttuin (Arnhem), hij staat voor een;<br />
9. Benz (alleen de bovenrand van de rugleuning en<br />
de kap zijn zichtbaar).<br />
Bron: Het Utrechts Archief; Vervaardiger onbekend;<br />
datering 15-08-1899<br />
4. J.A. Metelerkamp (Zeist) in een Benz uit 1899<br />
(auto eigendom van de heren Goettsch, nr. 105);<br />
5. W.J. van der Elst in een 1¾ PK tricyle De Dion-<br />
Bouton;<br />
links; krantenbericht over de eerste rit van de<br />
Nederlandsche Automobiel Club (N.A.C).<br />
(Nieuws van de Dag, d.d. 17 augustus 1899)<br />
24
DE ADLER VAN HENRI WIJNMALEN<br />
Door: de redacteur Henk Oost<br />
De hier besproken Adler uit 1912 is geruime tijd een<br />
PAC-automobiel geweest en heeft een bewogen<br />
geschiedenis vanwege zijn vroegere eigenaren. In<br />
ons Technisch-Historisch PAC-Archief bevindt zich<br />
informatie over deze toch wel bekende veteraan<br />
en voor de redacteur was dit aanleiding om de<br />
geschiedenis hiervan onder de aandacht te stellen.<br />
Deze Adler is – waarschijnlijk – in 1912 gekocht door<br />
Dr. J.J. Sprenger van Eijk bij de fa. Nefkens.<br />
In 1913 kocht Henri Wijnmalen de Adler van Dr. J.J.<br />
Sprenger van Eijk (Henri Wijnmalen was zijn neef).<br />
In 1915 verkocht Wijnmalen de Adler aan J.P. van<br />
Voorst van Beesd te Maarssen. Vanwege het<br />
gegeven dat Wijnmalen toen reeds directeur van de<br />
“NV Industrieele Maatschappij Trompenburg” was<br />
zal hij zich vanaf dat moment wellicht met “ander<br />
vervoer” verplaatst hebben. Van Voorst van Beesd<br />
heeft er tot 1925 mee gereden en vervolgens de<br />
Adler gebruikt om op zijn landgoed er hout mee te<br />
zagen door op het linker achterwiel een constructie<br />
te maken om een zaag aan te drijven. In de 2e<br />
wereldoorlog heeft Van Voorst van Beesd zijn<br />
landgoed verlaten en is de carrosserie van de Adler<br />
verdwenen.<br />
Onder; informatie afkomstig van het PACregistratieformulier<br />
van de Adler (eind jaren ‘50) door A.J.<br />
de Vos; het hier geschrevene over een Graham 1913 klopt<br />
niet; wel heeft Dr. J.J. Sprenger van Eijk in 1929, 1930<br />
en 1931 met een Graham-Paige – kenteken P-4010 -<br />
deelgenomen aan de Rally de Monte-Carlo; hij won deze<br />
in 1929 (foto hierboven). Of de fa. Trompenburg ooit<br />
interesse heeft gehad in de licentie-productie van de<br />
Adler blijft een open vraag. De productie van de licentie-<br />
Mathis – kort na WO-I – is waarschijnlijk slechts bij één<br />
prototype gebleven<br />
25
Henri Wijnmalen (1889-1964) volgde vlieglessen in Frankrijk, aanvankelijk bij<br />
luchtvaartpionier Louis Blériot maar later bij Henri Farman waar hij in 1910 zijn<br />
vliegbrevet haalde. Op 1 oktober 1910 behaalde hij een wereldrecord door een<br />
hoogte te bereiken van 2780m. J.F. Verwey, een oom van Henri Wijnmalen, was een<br />
gepensioneerde officier uit het Nederlands-Indisch leger die de firma Verwey en Lugard<br />
oprichtte en zich bezig hield met de import van Peugeot automobielen. Verwey bood<br />
Wijnmalen een baan aan bij zijn – ook door hem opgerichte - firma “Maatschappij voor<br />
Luchtvaart” te Soesterberg. In 1911 raakte Wijnmalen in onmin met zijn oom een verliet<br />
de firma. Na enige omzwervingen in Duitsland en België keerde hij in 1913 terug in<br />
Nederland waar hij in Soesterberg de “N.V. Nederlandse Vliegtuigenfabriek” oprichtte.<br />
In oktober 1914 stopte hij hier al weer mee en werd directeur van de “NV Industrieele<br />
Maatschappij Trompenburg te Amsterdam”, de fabrikant van de Spyker automobielen.<br />
In 1956 werd het landgoed van Van Voorst<br />
van Beesd verkocht en kwam de Adler (wat<br />
er van over was) in bezit van A.J. (Arie) de Vos<br />
uit Strijensas, een vroeg lid van de PAC. Hij<br />
restaureerde het chassis en reconstrueerde de<br />
carrosserie aan de hand van een afbeelding ooit<br />
gepubliceerd in het tijdschrift “De Auto” uit 1912.<br />
De Adler heeft aan PAC-evenementen meegedaan<br />
en is daarna enkele malen van eigenaar veranderd.<br />
Hiernaast; de Adler zoals afgebeeld in “De Auto” uit 1912.<br />
Linksonder; Wat Arie de Vos over de Adler te melden had.<br />
Hieronder; de Adler in de staat zoals door A.J. de Vos verworven in<br />
1956 (Foto’s; A.J. de Vos)<br />
26
De Adler met een “tijdelijke”<br />
carrosserie op een<br />
gerestaureerd chassis.<br />
Foto’s: A.J. de Vos, augustus<br />
1958<br />
Hiernaast; de Adler<br />
in complete staat, na<br />
restauratie.<br />
27
EEN BIJZONDERE PEUGEOT VETERAAN<br />
Met informatie en medewerking van de eigenaar en tevens PAC-lid, aangevuld door de redacteur.<br />
Foto’s: ter beschikking gesteld door de eigenaar.<br />
Op 13 mei 1956, de dag van de oprichting van de<br />
Pionier Automobielen Club, vond ook de sterrit<br />
te Utrecht plaats met meer dan 20 historische<br />
automobielen waaronder deze Peugeot type 48 uit<br />
1902. De eigenaar destijds was dhr. H. Brouwer te<br />
Amsterdam die de Peugeot rond 1940 kocht van<br />
dhr. Van Houten te Amsterdam. De auto stond<br />
onder de bogen tussen de Haarlemmerpoort en<br />
de Haarlemmer Houttuinen, waar deze reeds drie<br />
decennia werd gestald.<br />
Hierboven zien wij dhr. Brouwer aan het stuur met<br />
als bijrijder niemand minder dan dhr. C. van den Brink,<br />
voormalig mecanicien van de firma Trompenburg te<br />
Amsterdam, welbekend van de Spyker; Op 18 juli<br />
1921 reed Frits Koolhoven met bijrijder Van den<br />
Brink de vijfhonderd kilometer van Parijs naar Den<br />
Haag in acht uur en 26 minuten in een Spyker C4.<br />
De heer Brouwer bracht met de medewerkers van<br />
zijn garagebedrijf de Peugeot weer aan de praat. De<br />
Familie Brouwer heeft aan de 1e PAC-Traditie rit van<br />
14 oktober 1956 deelgenomen.<br />
Deze Peugeot is in de jaren 1990 door een PAC-lid<br />
verworven van de familie Brouwer (ex-Toyota dealer<br />
te Duivendrecht) en is vervolgens gerestaureerd.<br />
Gedurende 1902 zijn er van het type 48 in de<br />
fabriek te Audincourt 131 exemplaren gemaakt. De<br />
ééncilinder motor van het type K heeft een vermogen<br />
van 6.5 HP en een inhoud van 833 cc. Deze motor<br />
werd ook toegepast in de afgeleide types 56 en 58<br />
gedurende het jaar 1903. De aandrijving was reeds<br />
d.m.v. een cardan.<br />
de Peugeot tijdens de sterrit te Utrecht; 13 mei 1956<br />
28
Alhoewel dit type reeds tot de generatie Peugeots met voorin geplaatste motor behoort zijn de<br />
spatschermen nog uitgevoerd in hout.<br />
29
De tonneau carrosserie biedt voor de passagiers toegang via de achterzijde, zoals voorheen gebruikelijk was bij rijtuigen<br />
door paarden voortgetrokken. Dit type carrosserie is na ca. 1904 niet meer toegepast. Het was ook het enige carrosserie<br />
model op het type 48.<br />
30
DE TATRA TYPE 57 MOTORREVISIE<br />
Door: Tom Blikslager<br />
Het was een vrij uitgebreid herstelplan van mijn<br />
motor en toen ik het artikel schreef was de motor<br />
reeds klaar en konden we weer aan ritjes gaan<br />
beginnen.<br />
Alhoewel we toen in de corona perikelen<br />
verkeerden was er in juli 2021 enige versoepeling<br />
mogelijk en waren de terrassen weer open.<br />
Op een vrijdagmiddag besloot ik een wat langere rit<br />
te gaan rijden nadat ik eerder wat kortere ritjes had<br />
gemaakt. De motor liep redelijk, al had ik het idee<br />
dat er nog wat aan de ontsteking was na te stellen<br />
en misschien ook de kleppen nog eens na te kijken<br />
maar een ritje van zo’n 20 kilometer moest toch<br />
kunnen.<br />
Ik was al op de terugweg toen vlak bij mijn garage<br />
de motor begon te ratelen. De garage kon ik nog<br />
bereiken maar het was duidelijk dat er iets goed mis<br />
was…<br />
De motorolie afgetapt en toen bleek al duidelijk dat<br />
er een lager uitgelopen was. In de olie zat babbit<br />
materiaal.<br />
Daar baalde ik natuurlijk goed van maar het<br />
verbaasde me wel heel erg omdat ik wist dat ik<br />
samen met Hans van der Wouden (die het lagerwerk<br />
gedaan had) juist aan die lagers zo zorgvuldige<br />
gewerkt had. Die lagers zagen er toen gewoon goed<br />
uit.<br />
Met veel tegenzin de motor weer los gehaald van<br />
het onderstel en vervolgens met de demontage<br />
van het blok begonnen.<br />
Merkwaardig was dat toen<br />
alles kaal was je de krukas<br />
goed kon ronddraaien zonder<br />
merkwaardig afwijkingen en<br />
of speling. Wat te doen?<br />
Weer terug naar Hans want ik<br />
begon wel erg te twijfelen aan<br />
het blok.<br />
Dezelfde middag ben ik naar Hans van der Wouden<br />
gegaan en hebben we bekeken wat er aan de hand<br />
was. Overduidelijk een breuk maar ook een naadloos<br />
rechte breuk. Nadere inspectie liet zien dat de breuk<br />
er al lang zat. Je zag duidelijk het eerdere deel dat<br />
donkerder was en het deel dat lichter van kleur was.<br />
Er viel Hans nog iets op; de krukas is in het verleden<br />
in Nederland niet goed geslepen. Het loopvlak naar<br />
de kruk-wangen moeten afgerond zijn en hier was<br />
deze recht onder een hoek van 90 graden.<br />
Waarschijnlijk is na de revisie het vermogen zo<br />
toegenomen dat de oude breuk het niet meer aan<br />
kon en vervolgens is deze verder doorgebroken.<br />
Wat te doen, een nieuwe krukas bestellen zit er<br />
niet in. Hans zag mogelijkheden om de krukas te<br />
repareren en ook op Facebook attendeerde een<br />
Engelsman mij er op maar ideaal leek me dat niet.<br />
Toch maar gaan zoeken en dat viel me niet tegen<br />
er was e.e.a. te vinden maar moeilijk te bereiken<br />
i.v.m. de corona regels. Reizen naar het buitenland<br />
was ondoenlijk want wat ik vond lag voornamelijk in<br />
Duitsland en Tsjechië.<br />
Toch ook eens proberen via de WhatsApp groep van<br />
de TRD. Een berichtje met een foto van de gebroken<br />
krukas. Na verloop van tijd belde Kees Smit met de<br />
mededeling dat hij nog iets had liggen. ➝<br />
Hans had het druk dus het<br />
werd pas medio december<br />
voor hij er aan kon beginnen.<br />
Op een zaterdag ging de<br />
telefoon; Hans belde: Heb jij al<br />
op je WhatsApp gekeken? Nee,<br />
dat had ik nog niet gedaan en<br />
vervolgens toch even kijken.<br />
Tot mijn stomme verbazing<br />
zag ik een krukas in 2 delen. En<br />
die was overduidelijk van mijn<br />
Tatra. Hoe is dat mogelijk?<br />
31
Dat bleek een tussenblok te zijn met krukas,<br />
nokkenas en 4 drijfstangen. Aan de nummering te<br />
zien en het feit dat het blok een aansluiting had voor<br />
een links gestuurde auto ergens uit 1938-39.<br />
Het blok was nogal donker van kleur en er zat wel<br />
wat werk aan maar het leek me bruikbaar.<br />
Ik besloot het blok te gaan gebruiken en heb het<br />
naar Hans van der Wouden gebracht. Die kwam tot<br />
dezelfde conclusie dat het te gebruiken was, alleen<br />
de drijfstanglagers pasten niet. Ze waren te klein<br />
en moesten uitgekotterd worden maar dat gaat<br />
niet lukken want om de maat van de kruktappen<br />
te bereiken zaten we al op het brons. Dus er<br />
moesten nieuwe lagers gemaakt worden. Beetje<br />
een tegenvaller maar aan de andere kant kon het<br />
allemaal wel exact op maat gemaakt worden. Ook<br />
bleken enkele tapeinden op het blok niet helemaal<br />
fris te zijn en er miste er een. Hiervoor heb ik zelf<br />
nieuwe tapeinden voor mijn voorwiel ophanging<br />
gedraaid.<br />
Ik kwam er pas achter toen het hele blok al<br />
gemonteerd was. Het verschil zit hem in de lengte<br />
van de tapeinden om de stuur inrichting op zijn plek<br />
te houden. De lange tapeinden moesten rechts<br />
zitten en zaten links. Op zich niet zo’n probleem<br />
maar het gietwerk van het blok leek me aan een<br />
kant nogal kwetsbaar.<br />
Maar uiteindelijk viel dat erg mee, de schroefdraad<br />
van de tapeinden zijn erg lang aan blokzijde dus<br />
er was genoeg ruimte en vlees om ze goed vast te<br />
zetten.<br />
Bij het monteren van de voortrein sprong een pasring<br />
weg die nogal essentieel was. Niet te vinden.<br />
Daarom maar een nieuwe gedraaid en gemonteerd.<br />
Toen die er in zat zag ik de oude ring op een as steun<br />
liggen………<br />
Na alles gemonteerd te hebben en de auto startklaar<br />
was toch nog even een nieuwe accu gekocht. Op<br />
de vraag of deze volledig geladen was kreeg ik als<br />
antwoord; ja!<br />
Maar dat bleek in de garage toch iets anders te<br />
betekenen. Ik denk dat die man toch nee bedoelde.<br />
Dus maar een nachtje op de lader…<br />
En dan wordt het spannend als hij gestart kan<br />
worden…<br />
Eerst het blok met de hand doorgedraaid en toen<br />
met op de startmotor - met bougies uit het blok<br />
- doordraaien tot ik op het groene lampje genoeg<br />
oliedruk had. Alleen het lampje brandde niet…<br />
Oef, dat is link, andere oliedrukschakelaar er in en<br />
eindelijk hij gaf toch genoeg druk aan.<br />
De oude Schicht liet me tot het eind ploeteren!<br />
Contact aan, benzinekraan open, nog een keer het<br />
oliepeil en druk gecontroleerd en vervolgens de<br />
startknop ingeduwd. Startmotor draait en blauwe<br />
rook vult de garage. Voor ik het in de gaten had liep<br />
hij al. Heel rustig met iets te hoog toerental maar<br />
toch. Blauwe rook werd witte rook en de motor ging<br />
mooier lopen.<br />
Verder in de middag een stukje door het dorp<br />
gereden, hij doet het, hij blijft goed lopen, het is<br />
gelukt! Na tweeëneenhalf jaar doet hij het weer.<br />
Wat een opluchting!<br />
Na een paar weken was Hans er mee klaar en kon<br />
het opbouwen beginnen.<br />
Maar bij de opbouw had de oude Schicht me steeds<br />
te pakken met kleine dingetjes…<br />
Zoals ik al schreef was het blok bedoeld voor een<br />
links gestuurde auto maar de mijne is rechts<br />
gestuurd.<br />
32
33
HERINNERING AAN EEN AUSTIN 7<br />
Door: redacteur Henk Oost<br />
Een jaar of 14-15 was ik toen ik<br />
in de vakanties regelmatig een<br />
museum bezocht. In Leiden – waar<br />
ik toen woonde – waren er heel<br />
wat maar op enig moment had ik<br />
ze allemaal gehad en koos ik voor<br />
Den Haag. Ik ging dan met de trein<br />
en stapte bij het Hollands Spoor uit<br />
en liep dan door de Stationsweg<br />
richting centrum waar je een<br />
paar interessante musea had,<br />
onder andere het Postmuseum,<br />
waar je een schat aan historische<br />
communicatiemiddelen vond<br />
en alles wat met de posterijen<br />
te maken had. Oude telefoons,<br />
radio’s, grammofoons en alle<br />
mogelijke zendapparatuur uit het<br />
begin van de 20e eeuw hadden mijn<br />
belangstelling. Hier ontdekte ik de<br />
vroege kunststoffen als celluloid,<br />
eboniet en het fraaie bakeliet met<br />
zijn dooreen lopende kleuren die<br />
mij altijd zijn blijven boeien. Ik was<br />
stapelgek op die oude spullen en<br />
kon urenlang blijven kijken naar<br />
wat er in die mahoniehouten<br />
vitrines stond opgesteld. Een jaar<br />
of 12 geleden ben ik nog eens naar<br />
het museum aan de Zeestraat<br />
gegaan maar dat werd een diepe<br />
teleurstelling. Van al die fraaie<br />
historische objecten was er niets<br />
meer te zien; alles opgeborgen in<br />
het depot! De huidige presentatie<br />
bestond uit beeldschermen,<br />
toetsenborden, koptelefoons en<br />
games waarmee men wat te weten<br />
kon komen over de telecommunicatie van heden,<br />
toekomst en een klein beetje verleden. Helemaal<br />
afgestemd op de hedendaagse jeugd die kennelijk<br />
niets meer met oude spullen heeft, of wordt de<br />
jeugd hier bewust naar toegestuurd omdat hier<br />
meer omzet uit te halen valt?<br />
Lopend door de Stationsweg, in de bocht waarna<br />
deze overging in de Wagenstraat, trof ik een antieke<br />
auto; een Austin 7 uit eind jaren ’20, geparkeerd<br />
op het trottoir vlak voor een garagebedrijf. Ik kon<br />
mijn enthousiasme niet op en stak mijn hoofd door<br />
een van de open staande schuifruiten en snoof<br />
de geur van oud leer. Het gaf mij een gevoel van<br />
terug in de tijd. Het was mij niet duidelijk of de auto<br />
hier te koop stond of alleen maar bedoeld voor<br />
reclamedoeleinden. Hoe dan ook, geld had ik toch<br />
niet. Een aantal keren liep ik tijdens opeenvolgende<br />
schoolvakanties dezelfde route en bekeek ik de<br />
Austin weer van alle kanten, totdat er het moment<br />
aanbrak dat de Austin er niet meer stond. Weg!<br />
Sindsdien heb ik de Austin nimmer meer gezien<br />
en vroeg mij af waar deze toch gebleven zou zijn,<br />
totdat…<br />
Onlangs was ik weer zoekende in ons Technisch-<br />
Historisch PAC-Archief om kopij te vinden<br />
voor onze <strong>Tuf</strong>-<strong>Tuf</strong>. Daarin trof ik bij toeval een<br />
autoregistratieformulier van een Austin type A7 uit<br />
maart 1928, ergens in 2e helft jaren ’60 ingevuld<br />
door ene J. van Leggelo jr. Stationsweg 37 te Den<br />
Haag. Er waren een drietal foto’s bijgevoegd die ik<br />
34
– ook vanwege de gebouwen op<br />
de achtergrond – direct herkende.<br />
Onmiskenbaar gaat het hier om<br />
dezelfde Austin die ik zo’n 50-55<br />
jaren eerder had gezien.<br />
Volgens notitie van de eigenaar<br />
had hij de auto in Engeland gekocht<br />
voor £ 80,- en hem in Nederland<br />
ingevoerd. Zoals het vaak gaat had<br />
hij er na enige tijd geen ambitie<br />
meer in om het project verder aan<br />
te pakken en zette de auto bij het<br />
garagebedrijf te koop.<br />
De vraag rest dan nog “waar is deze<br />
Austin gebleven?” Misschien in de<br />
PAC? Of elders…<br />
Het Engelse kenteken was YX 441<br />
en het chassisnummer 61367 met<br />
motornummer M 61440.<br />
Wie het weet mag het melden!<br />
35
TWEEMAAL HISPANO-SUIZA;<br />
MET ENIG BLAUW BLOED<br />
Door: de redacteur Henk Oost<br />
Dit artikel gaat over een tweetal bijzondere<br />
automobielen die in de jaren ’60 en ’70 regelmatig<br />
bij PAC-evenementen in beeld kwamen.<br />
In de eerste beschouwing heb ik het over de Hispano-<br />
Suiza van H.J.J. (Herman) Geesink met kenteken AK-<br />
41-92, bekend als voorheen de hofauto van ZKH<br />
Prins Hendrik. Een automobiel met aanzienlijke<br />
geschiedenis dus maar wat is hier meer over bekend<br />
en wat is er van waar? Rond 1960 heeft Herman<br />
Geesink de Hispano aan de technische commissie<br />
van de PAC aangeboden voor status lidwagen. Men<br />
had toen reeds bedenkingen of deze auto werkelijk<br />
aan ZKH Prins Hendrik had toebehoord. Deze vraag<br />
De Telegraaf, 2 januari 1921<br />
Arnhemse Courant, 28 mei 1921<br />
heeft de schrijver dezes – als geïnteresseerde in de<br />
automobiel geschiedenis – ook al jarenlang bezig<br />
gehouden. In het Technisch-Historisch PAC-archief<br />
is hierover het een en ander gevonden en met<br />
informatie uit andere bronnen valt hierover meer te<br />
melden dan tot nu toe is gepubliceerd; het werd eens<br />
tijd hieraan een artikel te wijden.<br />
ZKH Prins Hendrik (1876-1934, van Duitse oorsprong),<br />
de gemaal van HM de Koningin Wilhelmina, was<br />
zeer geïnteresseerd in automobielen en in 1921<br />
besloot hij tot aankoop van een Hispano-Suiza<br />
chassis van het type H6 met chassisnr. 10217. Hij<br />
bezocht de Hispano-Suiza fabriek te Bois-Colombes<br />
in Frankrijk en plaatste er de bestelling. Het budget<br />
van de prins was overigens beperkt omdat hij van<br />
de Nederlandse staat geen toelage ontving voor<br />
persoonlijk onderhoud. Hij was financieel afhankelijk<br />
van HM Wilhelmina. Vervolgens bestelde de prins<br />
een landaulette-carrosserie naar eigen wensen bij<br />
de fa. B. Veth & Zn te Arnhem om op het chassis<br />
te laten plaatsen. Echter de carrosserie waarmee<br />
deze Hispano-Suiza in PAC-geschiedenis bekend<br />
is geworden werd immers gebouwd door Jean<br />
Saoutchik te Parijs, een carrossier “haute de gamme”<br />
met een ander prijskaartje… Hoe zit dat?<br />
Het koninklijk huis heeft in de jaren ’20 diverse<br />
automobielen gekocht, gebruikt en weer verkocht<br />
en onder andere werd er in 1925 een Minerva<br />
aangeschaft met een carrosserie vervaardigt door<br />
Van Rijswijk te Den Haag, (deze automobiel resideert<br />
Links, advertentie gepubliceerd in februari 1922; duidelijk gaat<br />
het hier om de Hispano-Suiza van ZKH; let op de kroontjes op de<br />
koplampen en vergelijk de details van de Veth-carrosserie met<br />
de foto uit Hoogeveen, volgende bladzijde<br />
36
19 augustus 1925; ZKH bezoekt Hoogeveen ter gelegenheid van haar 300-jarig bestaan. (foto: Nationaal Archief)<br />
Algemeen Handelsblad, 15 mei 1925;<br />
advertentie van Hispano-Suiza agent<br />
Geytenbeek met een gebruikt chassis. Het<br />
betreft hier niet het chassis van ZKH - het<br />
past niet in de tijdlijn - maar het kwam wel<br />
vaker voor dat een chassis 2e hands werd<br />
aangeboden en werd voorzien van een<br />
nieuwe carrosserie naar wens van de koper<br />
overigens nog steeds in de koninklijke stallen). De<br />
Hispano-Suiza werd veelal door ZKH Prins Hendrik<br />
gebruikt voor persoonlijke vervoer. Andere hofauto’s,<br />
zoals enige Wintons en Spykers werden doorgaans<br />
vaker gebruikt bij officiële gelegenheden. In 1926<br />
verkocht ZKH Prins Hendrik de Hispano-Suiza aan de<br />
agent van het merk, Geytenbeek te Amsterdam, maar<br />
zonder de Veth-carrosserie die later werd herplaatst<br />
op een ander – 2e-hands – Hispano-Suiza chassis, in<br />
1929 gekocht door ZKH Prins Hendrik. Waarom deze<br />
transformatie plaatsvond is vooralsnog onduidelijk.<br />
Over deze 2e Hispano-Suiza is overigens weinig<br />
bekend, meer hierover in het volgende deel.<br />
Frans Vrijaldenhoven de – in 2015 overleden -<br />
voorman van de Conam; (Contactgroep Auto- en<br />
Motorrijwiel Historie) schreef in zijn boek “Koninklijk<br />
Autorijden” (Europese Bibliotheek 2001) dat deze 2e<br />
Hispano in de oorlog is gevorderd door de bezetter en<br />
dat er nadien niets meer over bekend is geworden. ➝<br />
Wat er nadien wel over bekend is geworden is te<br />
lezen in de tweede beschouwing, hierna volgend,<br />
over een andere Hispano-Suiza, ook bekend uit<br />
PAC-geschiedenis. In 2014 had de schrijver dezes<br />
nog een gesprek met Frans Vrijaldenhoven over de<br />
Hispano-Suiza’s van het Koninklijk huis en kwam het<br />
37
onderwerp ook ter sprake. Frans bevestigde dat er<br />
een en ander weer herschreven kon worden vanwege<br />
nieuwe inzichten en informatie. Ten slotte was het<br />
alweer 14 jaar daarvoor dat hij het boek schreef en<br />
dat is nou eenmaal het dilemma van een schrijver<br />
over geschiedkundige onderwerpen; wat weet je<br />
vandaag en wat komt er morgen boven water?<br />
De Hispano-Suiza agent Geytenbeek heeft de<br />
automobiel op zijn beurt doorverkocht aan J.C.F.T.<br />
(Jean) Desmet te Aerdenhout, zoals blijkt uit het<br />
Technisch-Historisch PAC-archief. Desmet (1875-<br />
1956) was een niet onbemiddeld persoon, van<br />
Belgische oorsprong, een actief en succesvol<br />
zakenman, aanvankelijk begin 1900 met zijn kermis<br />
attractie en later in de bioscoopexploitatie en<br />
hij had tevens een tweetal ondernemingen in de<br />
vastgoedsector. Alhoewel er nog geen bewijs voor<br />
gevonden is lijkt het zeer aannemelijk dat Desmet de<br />
carrosserie bij Saoutchik heeft besteld.<br />
Hoe Desmet tot de keuze van de “transformable”<br />
Saoutchik carrosserie is gekomen zou verklaard<br />
kunnen worden uit het gegeven dat op de RAIautotentoonstelling<br />
in januari 1926 door importeur<br />
Greve & Co uit Den Haag een Hispano-Suiza<br />
tentoon werd gesteld met dezelfde “transformable”<br />
Uittreksel uit het Noord-Hollands kentekenregister; Het nummer G-33670 stond op naam van N.V. Amsterdamsche<br />
Maatschappij tot exploitatie van onroerende goederen “Fortuna”, een onderneming waar Desmet belangen in had<br />
De Telegraaf; 15 januari 1926; Op de RAI-automobieltentoonstelling van januari 1926 stond er op de stand van Greve<br />
& Co een Hispano-Suiza met een Saoutchik “transformable” carrosserie zoals wij die kennen van de Hispano-Suiza met<br />
PAC-geschiedenis.<br />
38
carrosserie waarmee de Hispano in de PAC-periode<br />
bekend is geworden. Dit type carrosserie biedt<br />
de mogelijkheid de landaulette te wijzigen in een<br />
torpédo, een zeer vernuftig (en kostbaar!) systeem<br />
gepatenteerd door Jean Saoutchik. Het is aannemelijk<br />
dat Desmet voor deze carrosserie gekozen heeft en<br />
niet ZKH Prins Hendrik door na 19 augustus 1925<br />
(zie onderschrift bovenstaande foto uit Hoogeveen)<br />
alsnog deze carrosserie aan te brengen om vervolgens<br />
de auto in 1926 te verkopen. Een ander gegeven is<br />
dat de Prins zich graag liet rijden in een (gesloten)<br />
landaulette waarin hij zijn hoed op kon houden. Een tot<br />
torpédo om te vormen transformable zou zeker niet<br />
in de lifestyle van de prins hebben gepast. Desmet<br />
heeft tot in 1938 met de Hispano gereden onder het<br />
provinciale nummer G-33670, dat stond genoteerd in<br />
het Noord-Hollandse provinciale registratie dossier<br />
onder de “N.V. Amsterdamsche Maatschappij tot<br />
exploitatie van onroerende goederen Fortuna”, één<br />
van de ondernemingen die Desmet bezat.<br />
In 1956 overleed Jean Desmet en Herman Geesink<br />
had een contact met de familie Desmet aangezien<br />
de schoonzoon van Desmet het tennisvriendje was<br />
van Herman Geesink. De Hispano-Suiza stond reeds<br />
enige tijd ongebruikt gestald in een garagecomplex<br />
in de omgeving Amsterdam. Dit garagecomplex<br />
brandde ca. 1958 uit maar de – enigszins – gehavende<br />
Hispano overleefde het. De erven Desmet kwam met<br />
Herman Geesink overeen dat hij (als geïnteresseerde)<br />
de Hispano - om niets - mocht overnemen op<br />
voorwaarde dat hij de automobiel zou restaureren<br />
en bij leven nooit zou verkopen. Deze belofte is door<br />
Herman nageleefd en uitgekomen.<br />
Bij de overname door Herman Geesink stond de<br />
kilometerteller op 43.000 km, niet bijzonder hoog voor<br />
een degelijk chassis. Tot in de jaren ’70 heeft Herman<br />
Geesink ermee aan PAC-evenementen deelgenomen.<br />
Na zijn overlijden is de Hispano overgegaan naar een<br />
39
ander PAC-lid die de auto enige tijd heeft behouden,<br />
maar later raken we het spoor bijster.<br />
In 1996 blijkt het kenteken AK-41-92 bij de RDW te<br />
zijn uitgeschreven en is de Hispano kennelijk verkocht<br />
naar het buitenland. Na veel speurwerk op internet<br />
blijkt de AK-41-92 onlangs op te duiken op de website<br />
van een Russische klassieke autohandelaar. De kans<br />
dat we deze Hispano-Suiza ooit nog terug zullen zien<br />
op Nederlandse wegen is nihil. Jammer!<br />
In deze staat heeft Herman Geesink de Hispano-Suiza<br />
overgenomen; een restauratie zou volgen<br />
De Hispano-Suiza AK-41-92, niet meer in Nederlandse handen en<br />
ontdaan van de Cigogne en de zilveren kroontjes, hopelijk veilig<br />
opgeborgen?<br />
40
In de tweede beschouwing komt een andere bekende verschijning in beeld; de Hispano-Suiza H6B cabriolet<br />
uit 1924, met kenteken ZP-48-05, waar ons – niet meer in leven zijnde - lid C. (Cees) Wagenaar enige tijd in<br />
de jaren eind ’60 en ’70 aan PAC-evenementen heeft deelgenomen.<br />
De technische commissie van de PAC had de nodige<br />
vraagtekens over de datering van de Hispano toen<br />
deze in 1968 voor lidwagen werd aangeboden. Het<br />
chassisnummer stamde uit 1924, op het motorcarter<br />
stond een datum ingeslagen: 29 april 1926.<br />
De carrosserie echter vertoonde kenmerken uit begin<br />
jaren ’30.<br />
De geschiedenis van deze automobiel is bekend.<br />
In 1924 kocht dhr. W.G. Van Grafhorst uit Den<br />
Haag deze Hispano met het chassisnr. 10680 -<br />
aannemelijk - bij Greve en Co te Den Haag. Hij liet<br />
er een torpédo carrosserie op bouwen door Vanden<br />
Plas te Brussel, door bemiddeling van Greve en Co die<br />
hiervoor ook het agentschap bezat. Van Grafhorst<br />
vond na enige tijd dat de carrosserie bij het vorderen<br />
van de leeftijd van de auto “mee moest gaan” met<br />
de trend van de tijd. Grafhorst was niet wars van<br />
moderniseringen. Zo werd in begin jaren ‘30 de<br />
carrosserie onderhanden genomen door de firma<br />
Roos te Den Haag. De bovenzijde van de portieren<br />
werd verlaagd, De voorruit aangepast en schuiner<br />
geplaatst, de kap vernieuwd (door Van Rijswijk)<br />
en de spatborden veranderd tot “skirted fenders”.<br />
Tevens werd er een in de stijl passende koffer achterop<br />
geplaatst. De gehele aanblik kreeg een “Teutonische”<br />
stijl, Duits, zoals het gepast zou hebben op een<br />
Maybach, Horch of Mercedes-Benz. Dat Johnnie<br />
Green het in zijn boek “The Legendary Hispano-Suiza”<br />
(uitg. Watson-Dalton, 1977) op pagina 180 deze auto<br />
(met vermelding van het correcte chassisnummer<br />
10680) omschrijft als “carrosserie vermoedelijk door<br />
Erdmann & Rossi” is dan ook niet verwonderlijk.<br />
Na WO-II is de Hispano niet vaak meer gebruikt door<br />
Van Grafhorst. Hein Visser, destijds voorzitter van<br />
de technische commissie, heeft op 21 februari 1968<br />
een rapport opgesteld over de historie van deze<br />
automobiel. Hierin staat vermeld dat Van Grafhorst<br />
in begin jaren ’50 de Hispano verkocht aan een<br />
handelaar in Den Haag. Eind jaren ’50 kwam deze in<br />
handen van H. Stuurman te Blaricum (ooit PAC-lid) en<br />
vervolgens in 1967 verkocht aan C. Wagenaar. Hein<br />
Visser kreeg de informatie in 1967 van Van Grafhorst<br />
die het – op hoge leeftijd – nog wist te vertellen.<br />
Vermeld is dat Van Grafhorst in ca. “1929” een 2e<br />
Hispano kocht, in gebruik geweest van het Koninklijk<br />
Huis om deze te gebruiken voor onderdelen.<br />
Hier moet sprake zijn van een notitiefout aangezien<br />
41
ZKH in 1929 een 2e hands Hispano kocht uit 1926.<br />
In de tijdlijn die Frans Vrijaldenhoven over deze<br />
Hispano van ZKH heeft uitgezet (zoals reeds hiervoor<br />
vermeld) zou het aannemelijk zijn dat deze in – of kort<br />
na – WO-II gekocht, en gesloopt of gedemonteerd<br />
is en zijn de vrijgekomen onderdelen hergebruikt in<br />
chassisnr. 10680.<br />
Er zijn toen aan het chassis onderdelen vervangen.<br />
Zo is de oorspronkelijke motor met versnellingsbak<br />
vervangen door de motor uit de (2e?) Hispano-<br />
Suiza van ZKH Prins Hendrik. Er is een notitie dat<br />
de monteur het originele motornummer 302119<br />
(van ZKH) heeft weg gevijld en het oorspronkelijke<br />
motornummer 301292 uit 1924 opnieuw heeft<br />
De Hispano-Suiza, hier gefotografeerd in 1968, getuige het deelnemersbord van de rally Amsterdam-Parijs Amsterdam<br />
ingeslagen om discussie over de herkomst uit te<br />
sluiten. Eveneens is de achteras vervangen met een<br />
achteras uit dezelfde bron. Hetzelfde is gebeurd<br />
met de radiateur mantel. Ook deze komt af van de<br />
auto van ZKH omdat de originele mantel is verprutst<br />
door het reparatiebedrijf die de radiateur ooit onder<br />
handen nam.<br />
42
De Hispano-Suiza, ooit met een andere radiateurmantel<br />
met – thermostatisch bediende? – jaloezieën.<br />
Notities uit het Technisch-Historisch PAC-archief<br />
links; rapportage van Hein Visser, 21 februari 1968<br />
De Hispano-Suiza tijdens een PAC-evenement in 1980;<br />
foto: Henk Oost<br />
Het kenteken ZP-48-05 komt inmiddels niet meer voor<br />
in de registratie van de RDW. Waar is deze automobiel<br />
gebleven?<br />
Gebruikte bronnen: Technisch-Historisch PAC-archief,<br />
Delpher, Pinterest en anders zoals vermeld<br />
43
WAAR ZOU JE ZIJN ZONDER<br />
MARKTPLAATS?<br />
Door: Sjaak Leenders en Rob Gunsing<br />
‘Heb je wat te doen zaterdag?’ Bij zo’n vraag voel<br />
ik het al aankomen. Rob heeft weer een project op<br />
het oog dat moet worden opgehaald. Tijdens zijn<br />
dagelijkse speurtocht op Marktplaats heeft hij iets<br />
gevonden waar hij wel mogelijkheden in ziet. Het is<br />
zaterdag 4 maart 2017 als we naar Montfoort rijden.<br />
Achter in een volgepropte schuur staat een chassis<br />
van een Peugeot 301 op platte banden, maar wel<br />
compleet met motor, versnellingsbak en aandrijflijn.<br />
De vorige eigenaar had deze daar ‘tijdelijk’ gestald,<br />
maar jaren later stond dit apparaat hem uiteindelijk<br />
gigantisch in de weg. Rob zag hier wel potentie in en<br />
de eigenaar was blij dat hij ervan af was.<br />
Het duurde niet zo lang of alles was al gedemonteerd<br />
en was er al begonnen met de revisie van de<br />
motor en de versnellingsbak.<br />
Daarbij bleek er een probleem met de krukas. De<br />
lagers waren versleten en moesten opnieuw<br />
worden gegoten. Geen goedkope reparatie, ten<br />
minste niet als je het uitbesteed. Tijdens een<br />
praatmiddag van de PAC had hij eens gezien hoe<br />
Henk Valkema dat deed. En als je goed oplet, kun je<br />
ook veel dingen zelf. Zo maakte Rob de mal en Henk<br />
deed de rest.<br />
44
Een half jaar later stond een volledig gereviseerd<br />
chassis in de schuur. Uiteraard keurig in de lak,<br />
waarbij zelfs het motorblok niet is overgeslagen.<br />
Want ook als je onder de auto of onder de motorkap<br />
kijkt moet dat er mooi uitzien.<br />
Met een chassis alleen heb je natuurlijk nog geen auto.<br />
De oplossing daarvoor was wederom: Marktplaats.<br />
En natuurlijk: ‘Heb je zaterdag wat te doen?’ Enige<br />
tijd daarvoor had Rob al enkele onderdelen gekocht<br />
van een man in Urk die van zijn Peugeot 301 een<br />
Hot Rod wilde bouwen. Nu deze man had besloten<br />
om van dit project af te zien, bood hij de gehele<br />
carrosserie te koop aan. Het probleem daarbij was<br />
echter wel dat de spatborden er inmiddels waren<br />
afgezaagd. En aangezien bij een Hot Rod ook geen<br />
motorkap hoort, was die inmiddels weggegooid. Dit<br />
betekende een hoop werk om de spatborden er weer<br />
aan te lassen. En ook het vinden van een passende<br />
motorkap bleek een uitdaging.<br />
Gaandeweg ontstond het idee om de bestaande<br />
carrosserie in te korten en het geheel op te bouwen<br />
als vrachtwagen. Daarvoor moest de carrosserie op<br />
twee plaatsen worden doorgezaagd en werd het<br />
achterdeel vastgelast aan het voorste deel.<br />
En bij een vrachtwagen hoort natuurlijk een<br />
laadbak. Je voelt het al aankomen: Marktplaats.<br />
En natuurlijk had ik ‘niets te doen’ en samen<br />
reden we naar Staphorst om een rest partij hout<br />
op te halen. Stel je daarbij een stapel hout voor in<br />
allemaal verschillende diktes. Die lijm je aan elkaar.<br />
Vervolgens heb je nog ergens een leuk contact die<br />
het geheel voor je schaaft en je hebt een prachtige<br />
laadbak. Totale kosten € 100. Met een stempel, die<br />
hij door een ander leuk contact liet laseren, werd het<br />
houtwerk voorzien van een uniek brandmerk.<br />
Je zult begrijpen dat een houten laadbak wel een flink<br />
gewicht heeft dat te zwaar was voor deze auto. Dit<br />
probleem werd verholpen door het aanbrengen van<br />
een luchtvering die door middel van een ingebouwde<br />
compressor kan worden opgepompt. ➝<br />
45
Nu het geheel eruit ging zien als een echte<br />
vrachtwagen werd het tijd om de auto in de lak te<br />
krijgen. Voordat het zover was moest er heel veel<br />
worden geplamuurd en geschuurd. En dat wel 2<br />
weken lang, iedere dag. Rob kon hiervoor terecht bij<br />
een plaatselijk carrosseriebedrijf waar hij een hele<br />
hoek tot zijn beschikking had. Het bedrijf leverde<br />
het materiaal. Het werk moest Rob zelf doen. Na<br />
2 weken kon de auto worden gespoten en kon er<br />
gestart worden met de laatste fase van het project:<br />
46
47
Het interieur.<br />
En je raadt het al: Ook hier begon het proces met<br />
Markplaats. Het kost je wat speurwerk en je moet er<br />
soms wat kilometers voor rijden. Maar zo kocht hij<br />
op de ene plek een naaimachine. Op de andere plek<br />
de bekleding en op weer een andere plek de vulling<br />
voor de banken. En uiteraard werd ook dit onderdeel<br />
van het project door Rob zelf uitgevoerd. Van alle<br />
markt(plaats)en thuis!<br />
Nu nog de finishing touch en daarna kan de auto<br />
voor de keuring naar de RDW.<br />
Sjaak Leenders<br />
48
Dat Rob Gunsing alom goed bekend is met de<br />
Peugeot 301 blijkt uit zijn eerste exemplaar de 301<br />
L waarmee hij bij PAC-ritten regelmatig acte de<br />
présence geeft. Samen met Sjaak Leenders heeft hij<br />
enkele keren de openingsrit georganiseerd alsmede<br />
het Jubileumevenement 2021.<br />
49
UIT HET ARCHIEF VAN DE<br />
FAMILIE SCHADE<br />
Foto’s: Ernst Schade<br />
Medeoprichter van de PAC, C.A.B.A.M. (Carol) Schade, was in de jaren ’30 en ’40 ook een zeer enthousiast<br />
rallyrijder. Van zoon Ernst ontvingen wij een aantal bijzondere foto’s uit het familiearchief die wij hier<br />
publiceren.<br />
Bovenstaande foto is genomen in het Cornelia Park te Oosterbeek in 1930. Wij zien hier van links naar rechts Cornelia Schade,<br />
een priester en in het uniform Carol Schade, op dat moment 21 jaar.<br />
Over deze locatie met villa en bewoonster Cornelia Schade leest u meer op<br />
https://heemkunderenkum.nl/oosterbeek-corneliapark/<br />
Maar wat zijn de automobielen? De linker auto uit de vroege jaren ’20 met provinciaal kenteken M-31682 heeft een radiateur<br />
met horizontale jaloezieën en dan denken we al gauw aan een Essex. Maar dat is het niet; Essex heeft een 6-hoekige badge<br />
en hier zien we een ronde. Wat is het dan wel?<br />
De middelste auto gaat met de radiateur verscholen achter de beplanting; de stijl van de carrosserie is duidelijk Amerikaans;<br />
een Chrysler type 72 misschien? Over de rechter auto is tot op dit moment nog geen duidelijkheid. Het is niet zichtbaar of het<br />
stuur links of rechts geplaatst is waaruit je zou kunnen opmaken of het een Amerikaans of Europees merk is. Waarschijnlijk is<br />
het een wat minder vaak voorkomend merk. Wie weet het correcte antwoord?<br />
50
Carol Schade met Paul Erens met hun Mercedes-Benz Mannheim, type 350/370S, in Duitsland<br />
Carol Schade met zijn in Italië gekochte Alfa-Romeo 8C2300; net illegaal de grens over…<br />
51
Carol Schade en Jan Erens in hun Wolseley in de Ardennen, 1933, tijdens de Dumonceau bekerrit<br />
16 juni 1936, Nijmegen; Rally ter gelegenheid van de opening van de Waalbrug. Aan het stuur van de Lancia zit Claartje<br />
Schade, daarnaast Liesbeth Erens<br />
52
Jan Langelaan en Carol Schade (met pijp) bij hun Ford V8 in Monaco, tijdens de Rally van Monte Carlo op 2 februari 1937.<br />
Foto: Herman de Man<br />
Op het circuit Luxemburg, 1937; start van de Dumonceau bekerrit, de Ford-V8 gereden door Carol Schade<br />
53
ZO WERDEN WE LID VAN DE PAC !<br />
Door: Hugo Modderman<br />
Op mijn vijfde verjaardag, 13 mei 1956 werd in<br />
Utrecht de Pionier Automobielen Club opgericht.<br />
Wij waren daarvan niet op de hoogte, maar we<br />
hadden naast een tweedehands Humber Hawk<br />
(PG-03-94) voor dagelijks gebruik en een in België<br />
geproduceerde 2 CV AZUL (VG-89-64) een oude<br />
Lancia Lambda lwb (long wheel base) uit 1928. Mijn<br />
vader had die auto in 1938 tweedehands gekocht<br />
en in de oorlog in Harderwijk opgeslagen, waar hij<br />
nog een tweede Lambda had gekocht, ook 1928<br />
(achtste serie). Dit was een groene Stabilimenti<br />
Farina cabriolet. De Duitse bezetter was niet<br />
geïnteresseerd in oude Italiaanse auto’s en had ze<br />
in de oorlog ongemoeid gelaten. Mijn vader was<br />
een paardenman en geen automan, maar in onze<br />
familie hebben we problemen met het weggooien<br />
van spullen en dus waren er rijtuigen, arresleden en<br />
inmiddels twee oude auto’s om over meubels e.d.<br />
maar niet te spreken.<br />
Twee Lambda’s vond mijn vader toch wat veel en hij<br />
besloot de torpedo Lambda te behouden omdat dat<br />
toch de meest typerende Lambda was en bovendien<br />
links gestuurd.<br />
Hij gaf toen opdracht de cabriolet te laten slopen<br />
met behoud van motor, achteras, versnellingsbak,<br />
radiateur en het o zo belangrijke trapeziumvormige<br />
ophangingsframe.<br />
Het moet in juli 1956 zijn geweest, dat mijn vader<br />
een telefoontje kreeg van- ik denk- Hein Visser (door<br />
mij later steevast « Oom PAC Hein » genoemd) met<br />
de vraag of hij inderdaad een Lancia Lambda had en<br />
of hij lid wilde worden van de zojuist opgerichte PAC.<br />
Dit leek mijn vader een aardig idee en een afspraak<br />
werd gemaakt met twee heren, die de auto zouden<br />
komen bekijken. Mijn vader belde natuurlijk gauw<br />
garage van Straten in Velp om te vragen of de<br />
andere Lambda al was gesloopt, hetgeen inderdaad<br />
triesterwijze het geval was.<br />
Op een middag kwamen Henk van Zalinge en een<br />
andere technicus de auto bekijken en tijdens de thee<br />
kwam dit kleine jongetje met een AIRFIX bouwdoos<br />
en een tube Velpon naar ze toe om te vragen of ze<br />
dat autootje niet in elkaar konden plakken! Aldus<br />
assembleerde van Zalinge in geen tijd de Darracq<br />
1904, de bekende Genevieve, waarvan men de foto<br />
bijgesloten ziet! Overigens kunt u een beschilderd<br />
exemplaar van dit model bewonderen in het boek<br />
over de Genevieve<br />
(verkrijgbaar in het<br />
Louwman museum).<br />
Blijkbaar werd de<br />
Lambda in orde<br />
bevonden en zo<br />
deden we mee aan de<br />
eerste PAC Traditierit<br />
onder startnummer<br />
28 ! Daarover heeft<br />
u reeds kunnen lezen<br />
in de jubileum uitgave<br />
van de <strong>Tuf</strong>-<strong>Tuf</strong>.<br />
54
de Lancia Lambda 1928 van de familie Modderman nog<br />
met het (Gelderse) provinciale kenteken M-55025<br />
de Lancia tijdens een Traditierit, voor Nijenrode in<br />
Breukelen<br />
en tijdens de eerste Traditierit in oktober 1956; de jongen in ’t midden ben ik, Hugo Modderman<br />
55
DE RESTAURATIE VAN DE LANCIA LAMBDA<br />
Foto’s: door Erik Vandalon van Erk Automobielen – aanvullende bewerking door de redacteur<br />
De karakteristieke zelfdragende carrosserie van de Lambda was zeer modern voor de jaren ‘20<br />
De achteras<br />
De voorwielophanging met schroefveren van de Lancia<br />
Lambda was reeds onafhankelijk. Technisch hoogstaand<br />
en dat kwam de wegligging en besturing ten goede<br />
56
De Hartford wrijvingsschokbrekers werden ook<br />
onderhanden genomen<br />
De vele onderdelen – doorgaans niet zichtbaar aan de<br />
onderzijde van de auto, maar wel noodzakelijk – werden<br />
schoongemaakt en opnieuw gespoten. De blanke<br />
onderdelen werden opnieuw vernikkeld<br />
De remschoenen met ankerplaat van de Lambda<br />
57<br />
Als er aan de bedrading gewerkt moet worden is het<br />
handig als de motor er nog niet in zit…
De bedrading is een klus apart<br />
De gereviseerde motor is gereed om ingebouwd te<br />
worden. De Lancia motor is bekend om zijn smalle<br />
V-opstelling van 13,6 graden van de 4 cilinders. Het blok<br />
wordt daardoor compact en past ruimschoots in het<br />
motorcompartiment<br />
Het stuur is reeds links geplaatst en past bij de robuuste<br />
status van de Lambda<br />
De schijnwerper met spiegel is een typerend accessoire<br />
uit die tijd en is van Robert Bosch, evenals de verlichting<br />
op deze Lancia<br />
58
In oktober <strong>2022</strong> is het precies 100 jaar geleden dat de Lancia Lambda op de Salon de l’Automobile te Parijs als nieuw<br />
model Lancia werd gepresenteerd. Een revolutionair ontwerp met zelfdragende carrosserie die de functie van een<br />
apart chassis overnam. De voorwielophanging was onafhankelijk uitgevoerd met cilindrische bussen en spiraalveren.<br />
De motor was een zeer smalle V4 met bovenliggende nokkenas waarin de cilinders onder een hoek stonden van 13,6<br />
graden; een constructie die Lancia nog lang zou toepassen.<br />
De Lambda werd in 9 series gebouwd tot 1932; in aantal een krappe dertienduizend.<br />
59
DE LANCIA LAMBDA IN GLORIE HERSTELD<br />
Foto’s: door Henk Oost op initiatief van Hugo Modderman<br />
Met medewerking van Erik Vadalon van Erk-Automobielen<br />
De Lancia was op de kap na gereed en een fotosessie<br />
kon gemaakt worden alsmede een korte proefrit. Na<br />
een intensieve restauratie kan de Lancia weer op weg.<br />
60
61
De Fremery en Greeve te Den Haag was de importeur<br />
van deze Lancia<br />
Deze Lancia is van de 8e serie en is in 1928 nieuw<br />
gekocht door dhr. Dr. P.J.P. Dietz te ’s-Gravenhage.<br />
Later heeft een volgende eigenaar er mee gereden<br />
onder het Gelderse provinciale kenteken M-3682. De<br />
Lancia is door de heer Modderman sr. gekocht in 1938<br />
bij de Lancia dealer Lagerwij te ’s-Gravenhage en is<br />
dus al 84 jaar in de familie!<br />
De heer en mevrouw Dietz bij de overdracht van de<br />
Lancia aan hen door dealer De Fremery en Greeve in<br />
1928<br />
62
Pionier Automobielen Club<br />
Opgericht 13 mei 1956<br />
Medeoprichter FIVA<br />
CRITERIA TOELATING AUTOMOBIELEN<br />
VOOR PAC-STATUS<br />
De Technische Commissie zal bij schouwing van aangeboden automobielen onderstaande normen hanteren.<br />
De schouwing geschiedt doorgaans door twee leden van de Technische Commissie.<br />
1. Volgens de statuten komen automobielen<br />
voor de PAC in aanmerking als deze volgens<br />
chassisnummer gebouwd zijn tot en met 31<br />
december 1940. In sporadische gevallen kunnen<br />
automobielen tot en met 31 december 1949<br />
worden toegelaten. De Technische Commissie stelt<br />
hierin de volgende regels:<br />
- Het chassis (technisch rijdend gedeelte)<br />
dient volledig overeenkomstig te zijn aan het<br />
type dat reeds voor 31 december 1940 door<br />
het desbetreffende automobiel merk werd<br />
geproduceerd.<br />
- De carrosserie dient een originele carrosserie<br />
te zijn die uiterlijk tot op bovengenoemde<br />
datum is vervaardigd en aangebracht als<br />
uniek object; doorgaans door een extern<br />
carrosserie bedrijf in opdracht van een cliënt.<br />
De Technische Commissie zal hierin per geval<br />
beoordelen.<br />
2. De auto dient origineel te zijn of dit zoveel mogelijk<br />
te benaderen waarbij vooral gelet wordt op motor,<br />
chassis, wielen, spatschermen, koplampen en<br />
carrosserie. Het geheel dient te passen bij het<br />
merk en het bouwjaar. Chassis en motorruimte<br />
dienen schoon te zijn. Indien de auto is voorzien<br />
van een replica carrosserie dient deze qua stijl en<br />
uitvoering te passen bij het bouwjaar en stijl van<br />
de auto. Modificaties naar verzonnen modellen en<br />
sport- en raceauto’s worden niet geaccepteerd.<br />
3. Verder wordt er op gelet of bij de auto koper-,<br />
nikkel- of chroomwerk behoort en het correct is<br />
uitgevoerd.<br />
4. De mechanische staat van de auto dient goed te<br />
zijn, waarbij gelet wordt op motor, versnellingsbak,<br />
chassis, stuurinrichting, remmen, wielen en<br />
banden, eindaandrijving en verlichting. De auto<br />
dient te voldoen aan eisen voor het wegverkeer.<br />
Modificaties die uit oogpunt van verkeersveiligheid<br />
nodig zijn worden toegestaan, mits geplaatst<br />
en uitgevoerd op bij de auto behorende<br />
passende wijze. Hierbij valt o.a. te denken aan<br />
richtingaanwijzers.<br />
5. De bedrading dient verzorgd te zijn en het originele<br />
materiaal zoveel mogelijk te benaderen.<br />
6. Het plaatwerk van de carrosserie dient strak te zijn<br />
en het schilder- of spuitwerk dient op de juiste wijze<br />
te zijn uitgevoerd. Ook het kleurenschema dient te<br />
passen bij het model en bouwjaar van de auto. Het<br />
lakwerk dient verzorgd te zijn.<br />
7. De bekleding en eventuele kapconstructie dient<br />
origineel te zijn of zodanig te zijn vervangen dat<br />
deze qua materiaal, stijl en model past bij het<br />
bouwjaar van de auto.<br />
8. Onder de motorkap dient alles er verzorgd uit<br />
te zien, hetgeen ook geldt voor – eventuele –<br />
modificaties. Modificaties bij voorkeur in metaal en<br />
zo weinig mogelijk moderne kunststof.<br />
9. Accessoires mogen, mits passend bij het bouwjaar,<br />
in gepaste mate worden aangebracht.<br />
10. Houdt bij restauratie de conservering voor<br />
de toekomst voor ogen. De FIVA (Fédération<br />
Internationale des Véhicules Anciens) staat toe<br />
dat modificaties worden aangebracht zodat het<br />
voertuig rijdend kan blijven en aangepast is aan<br />
de beperkingen van de eigenaar. Hierbij valt te<br />
denken aan bijv. het plaatsen van een elektrische<br />
starter en stuurbekrachtiging. Deze dienen dan<br />
wel zo onopvallend mogelijk te zijn aangebracht en<br />
op een wijze die omkeerbaar is naar het origineel.<br />
Ook elektronische ontsteking is toegestaan, mits<br />
ingebouwd in het originele ontstekingssysteem.<br />
Neemt u hiertoe tijdig contact op met de Technische<br />
Commissie.<br />
11. De Technische Commissie moedigt eigenaren<br />
aan, die beschikken over een auto in volledige<br />
niet gerestaureerde staat, deze als zodanig<br />
te handhaven. Originele lak en bekleding met<br />
acceptabele gebruikssporen worden gewaardeerd<br />
boven vernieuwing. Auto’s in deze staat zijn<br />
internationaal reeds geaccepteerd onder het begrip<br />
“oily rag condition”.<br />
Versie juni <strong>2022</strong><br />
63