20.01.2013 Views

Beknopte geschiedenis van "Trou moet Blycken" 1503 - 1922

Beknopte geschiedenis van "Trou moet Blycken" 1503 - 1922

Beknopte geschiedenis van "Trou moet Blycken" 1503 - 1922

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

GEBOUWEN.<br />

Waar in de 16 de eeuw achtereenvolgens de zetel onzer Kamer is geweest, is niet na te gaan;<br />

tot op heden meende men dat de Pellikanisten in de zeventiende eeuw hunne vergaderingen hielden<br />

in een huis in de Kleine Houtstraat thans genummerd 37, in welks gevel de Steen nog aanwezig is<br />

met ons wapen (de Pelikaan hare jongen voedende) met het jaartal 1609, juist hetzelfde jaar<br />

waarin, zoo als wij vroeger zagen, de stichting <strong>van</strong> het Oudetnannenhuis heeft plaats gehad. Men<br />

ging uit <strong>van</strong> de vooronderstelling, dat uit de gelden door de Pellikanisten opgezameld tot den bouw<br />

<strong>van</strong> die uitgestrekte inrichting, tevens bekostigd werd de bouw <strong>van</strong> dit nederige vereenigingsoord<br />

voor hunne Kamer. In de Generale Comparitie <strong>van</strong> 24 Januari 1793 werden de vinders<br />

gequalificeerd om dien steen <strong>van</strong> de eigenares <strong>van</strong> dat huis over te nemen en in den voorgevel <strong>van</strong><br />

het toen op de markt staande huis der Broederschap te doen plaatsen; die onderhandelingen blijken<br />

geen gunstig resultaat te hebben gehad. Het is mij echter gebleken dat bovenstaande meening<br />

onjuist was. Uit een der oudste handschriften <strong>van</strong> het archief toch, hetwelk den Heer VON<br />

BAUMHAUER blijkbaar ontgaan is, vond ik dat ten tijde <strong>van</strong> het konstjuweel in 1606 de Camer<br />

gevestigd was in de Lange Veerstraat. Ik vind daarin vermeld: ,,en doen sijn wij Camerbroeders<br />

tsamen 80 wij die voorschreven Camers in haer logement bestelt hadden op onse Camer <strong>van</strong> <strong>Trou</strong>w<br />

<strong>moet</strong> blijcken getrocken staende in de Lange Veerstraet in den Sleutel, tot WILLEM CLAESZ,<br />

mandemaecker."<br />

Uit oude rekeningen blijkt, dat aan WILLEM CLAESZ f 24 's jaars aan huur werd betaald<br />

o.a. ook nog in 1610, zoodat het niet zeker is dat het huis met den Pelikaan in de Kleine Houtstraat<br />

iets met onze Camer uitstaande heeft gehad.<br />

Hierdoor wordt dit huis er des te raadselachtiger door en stelde ik mij ten taak te beproeven<br />

een oplossing te vinden, hetwelk mij ook grootendeels gelukt is.<br />

In September 1645, volgens transportregisters <strong>van</strong> Schepenen, verkochten de erfgenamen<br />

<strong>van</strong> WILLEM FRANSZ, linnenwever, die hetzelfde bezeten heeft, een huis en erve in de Cleyne<br />

Houtstraat, genaempt de Pellicaen.<br />

En nu blijkt uit het oud Archief <strong>van</strong> <strong>Trou</strong>, dat in 1606 en verdere jaren, dus tijdens het<br />

Konstjuweel en de daarop gevolgde loterij voor het Oude Mannenhuis, zekere WILLEM FRANSZ<br />

Keizer was <strong>van</strong> <strong>Trou</strong>, en een werkzaam aandeel had in deze gebeurtenissen. Het lijdt bij mij geen<br />

twijfel of wij hebben met denzelfden persoon te doen. In deze meening werd ik nog versterkt door<br />

het volgende. In een testament voor den Notaris VAN WOERDEN, dd. 20 October 1606 gepasseerd,<br />

dus twee dagen voor de intree, legateert WILLEM FRANSZ, linnenwever, f 50 aan het nieuw op te<br />

richten Oude Mannenhuis en in een later testament bij denzelfden Notaris in Februari 1620, kort<br />

voor zijn dood, vermaakt hij aan zijn 4 kleinkinderen het huis in de Cleyne Houtstraat door hem<br />

bewoont, onder voorwaarde dat zij 't zelve nooit mogen vercoopen doch daar. gezamentlijk de huur<br />

<strong>van</strong> zullen genieten. Als getuigen dienden hierbij 2 Cameristen. Uit deze laatste clausule blijkt de<br />

mogelijkheid dat T. M. B. een deel <strong>van</strong> het huis <strong>van</strong> hun Keizer in huur had, in elk geval is 't nu<br />

duidelijk dat deze WILLEM FRANSZ, Keizer <strong>van</strong> <strong>Trou</strong>, de man was die de Pellicaan met<br />

onderschrift <strong>Trou</strong> <strong>moet</strong> blijcken met 't jaartal 1609 in de gevel <strong>van</strong> zijn woning liet zetten.<br />

In 1679 vindt men de Camer T. M. B. in het bezit <strong>van</strong> twee perceelen in de L. Begijnestraat,<br />

hoewel niet blijkt wanneer de koop daar<strong>van</strong> is tot stand gekomen. Blijkbaar heeft zij daarvoor geld<br />

opgenomen bij zekere weduwe VISSCHERS, want toen deze perceelen in 1681 weder verkocht<br />

werden aan resp. ETIENNE DE LA FONTAYNE en HARMEN LUBBERS kwam een groot deel der<br />

kooppenningen aan genoemde weduwe toe, aan wie ook gedurende verscheidene jaren volgens de<br />

nog bestaande kasboeken rente werd uitbetaald. Bij deze verkoop behield T. M. B. zich den<br />

eigendom voor <strong>van</strong> haar Camer, met trap en gang naar de Straat, waar hij de Cooper <strong>van</strong> huis No. 2<br />

22

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!