29.08.2013 Views

Voorwoord - Lebowski Publishers

Voorwoord - Lebowski Publishers

Voorwoord - Lebowski Publishers

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Maynard Gogarty vertelt ons wat er in de metro gebeurde,<br />

en ontleedt een dilemma (begin augustus 2000):<br />

Er was een vrouw met moedervlekjes, en er was een misverstand<br />

met de autoriteiten – allemaal in de stadsmetro vanuit het centrum<br />

op de Lexington Avenue-lijn. Zij was zo’n vrouw die je in het hart<br />

raakt en het laat nagalmen als een kerkklok. Het is een eenvoudig<br />

verhaal. Maar mag ik een inleiding verzorgen, een korte inleiding?<br />

Dan kunnen we het daarna hebben over wat ik fout deed.<br />

Een inleiding:<br />

Je stapt in de metro, in de metrowereld die een stadsdeel op<br />

zich is, met zijn eigen vijandigheden en zijn eigen verwachtingen,<br />

een complete, bewegende wereld vol eigenaardigheden en... daar<br />

is ze! Dat wezen met engelenbloed, en een beker ijskoffie, en de<br />

geur van een uitgelezen shampoo, en een volmaakte glimlach. En<br />

een stralenkrans die trilt, telkens als de metro rammelt. En je moet<br />

besluiten wat je gaat doen. Ga je iets zeggen, of houd je je mond?<br />

De waardigheid lijkt, tegenstrijdig genoeg, beide te vereisen,<br />

en tegelijkertijd beide te verbieden.<br />

De metro is immers een van de waardigste plaatsen om<br />

een liefdesaffaire te beginnen. De liefde behoort iets van het<br />

onafwendbaar noodlot als basisingrediënt te hebben, en het<br />

noodlot is nou precies wat ontbreekt als... Als een zakenman<br />

uit Battery Park bij een commercieel relatiebureau een fors<br />

losgeldbedrag neertelt voor een afspraakje met een rondborstige<br />

societydame. Of, hè, als een luie, verweekte freelancer uit de West<br />

Side, als een zeeanemoon vastgezogen aan een lunchroomtafeltje,<br />

de village voice doorbladert op zoek naar contactadvertenties<br />

met als titel ‘Vrouw zoekt mannelijke poliep’. En het noodlot is<br />

nou precies wat ontbreekt als de advocaat met de naar mosterd<br />

stinkende adem eindelijk zijn pleidooi, zijn wellustige pleidooi<br />

houdt tegen zijn onopvallende, getalenteerde assistente, nadat ze<br />

maandenlang elkaars huidschilfers hebben ingeademd. Of, hè, als<br />

de boodschappeninpakker bij Gristedes de caissière een oneerbaar<br />

voorstel doet. Liefde hoort niet de buit te zijn na een nauwgezet<br />

geplande plundertocht, of een gelegenheidsalliantie na een<br />

uitputtingsslag. Liefde hoort een onmiddellijk, bovennatuurlijk<br />

tumult in de ziel te zijn. Het hoort te zijn als het galmen van een<br />

klok.<br />

Dus, als je met een mooie vrouw in de metro zit, vereist de<br />

waardigheid daadkracht en veroordeelt zij stilzwijgen. Want... als<br />

de vrouw met de stralenkrans tegenover je aan de andere kant van<br />

het gangpad gaat zitten, dan is dat je enige kans op ware liefde!<br />

Echter, metro of geen metro, tegenstrijdig genoeg vereist de<br />

waardigheid ook dat wij rationele apen waandenkbeelden, zelfs<br />

troostende waandenkbeelden, van de hand wijzen ten faveure van<br />

de waarheid. En het is een troostend waandenkbeeld dat het noodlot<br />

je, telkens als er een mooie vrouw tegenover je in de metro komt<br />

zitten, gelukkig probeert te maken. Het noodlot manifesteert zich<br />

niet in de vorm van toevallige ontmoetingen met mooie vrouwen.<br />

Het noodlot manifesteert zich immer in de vorm van stokpaardjes,<br />

stopwoordjes, katten, neuspeuteren en creditcardschulden. En de<br />

puzzel in de zondagskrant, en het najagen van ‘plezier’. Met andere<br />

woorden: je noodlot zit al veel langer tegenover je in de metro dan je<br />

je zelfs maar kunt voorstellen. Mooie vreemdelingen symboliseren<br />

niet elk een nieuwe vorm van geluk. Mooie vreemdelingen zijn net<br />

als ieder ander: saai, veeleisend, gewelddadig en onwelriekend.<br />

Dus als er een mooie vrouw tegenover je aan de andere kant van<br />

het gangpad komt zitten, veroordeelt de waardigheid daadkracht<br />

en vereist zij stilzwijgen. Want... als je nalaat een mooie vreemdeling<br />

in de metro te begroeten, vermijd je op triomfantelijke wijze alweer<br />

een vorm van... menselijke misère.<br />

Spreken of zwijgen? Dat is de anatomie van het dilemma<br />

waarmee de liefde en de waardigheid je in de metro confronteren,<br />

en daarmee besluit ik de inleiding.<br />

Ik bevond me in de stadsmetro op de Lexington Avenue-lijn<br />

vanuit het centrum, een trein die voorbestemd was om het om bij<br />

Thirty-third Street te begeven.<br />

Ik was bij de halte City Hall ingestapt, nog een beetje licht in<br />

het hoofd na een ontbijtafspraak met de vrouw die de rechten<br />

van mijn film wil kopen, om het contract naar mijn advocaat<br />

te brengen. Dit was mijn vierjaarlijkse magere succesje. Ik was<br />

afschuwelijk in media res, bezig met een boodschap ten behoeve<br />

van mijn bescheiden filmpje, op een vochtige smeltoven van een<br />

ochtend. Mijn oksels waren... Hebt u weleens een waterdruppeltje<br />

gebruikt om te testen of de wok al heet is? Terwijl ik op het perron<br />

van station City Hall op de trein stond te wachten, wisten mijn<br />

oksels te melden dat de wok op de juiste temperatuur was. De<br />

vrouw die naast me op het perron van station City Hall stond,<br />

droeg een wijde gele jurk en had een bijbel en een koelelement bij<br />

zich. De bijbel was dicht, het koelelement hield ze tegen haar borst<br />

gedrukt. Een fundamentalistische hitte was het.<br />

De trein was uiteraard leeg toen hij eindelijk kwam, want City<br />

Hall is de eerste halte op het traject. Ik ging echter niet zitten.<br />

Ik trok mijn jasje uit, drapeerde het over de mouw van mijn...<br />

vochtige overhemd en ging als een ordinaire arbeider onder<br />

de airco staan, om mezelf zoveel mogelijk bloot te stellen aan<br />

die heerlijk droge lucht. Wel hield ik mijn strohoed op om mijn<br />

hoofdhuid te beschermen.<br />

Dus! De trein verlaat City Hall. En bij elke halte gaan de<br />

deuren open, kolkt de beestachtige hitte het treinstel binnen,<br />

gaan de deuren dicht en wordt de koele orde hersteld. Tegen de<br />

tijd dat we Spring Street bereiken, is de vrouw met de gele jurk<br />

dusdanig afgekoeld dat ze in haar bijbel kan gaan lezen en haal ik<br />

mijn zakdoek tevoorschijn om mezelf droog te deppen. Dan merk<br />

ik... een cruciaal detail op. Helemaal aan de andere kant van het<br />

treinstel klinkt het alarm van de noodrem.<br />

Ik doe er echter niets aan. Nog niet.<br />

Spring Street, Bleecker Street, Astor Place. Onze trein komt<br />

tegelijk met een sneltrein aan op Union Square. Het noodlot wil<br />

dat ik besluit niet dat sprintje te trekken naar de andere kant<br />

van het perron om de sneltrein te halen. Ik heb het te warm en<br />

ik heb geen haast. Mijn advocaat kan nog wel even wachten. De<br />

fundamentalist met de gele jurk vertrekt echter wel: ze klost<br />

ervandoor om de sneltrein te halen, en vanuit diezelfde sneltrein<br />

glipt iemand ons treinstel binnen: de vrouw met de moedervlekjes.<br />

Een welgevormde, vrouwelijke vrouw, in het zwart gekleed, met<br />

twee moedervlekjes op haar rechterwang. De deuren sluiten.<br />

Ze gaat aan de andere kant van het treinstel zitten, pal onder de<br />

jammerende noodrem.<br />

Twenty-third Street. Twenty-eighth Street. Schaduwen en<br />

een stevige luchtstroom. De stralenkrans van de mooie vrouw<br />

vibreert op de maat van het gezoem van de noodremsirene.<br />

Thirty-third Street. Let goed op de nietszeggendheid van de tijd<br />

en plaats. Thirty-third Street? Vijf voor half elf ? Te midden van<br />

een oerhittegolf ? Om vijf voor half elf is Thirty-third Street...<br />

verontrustend nietzeggend. Dan is het niemandsland.<br />

Maar goed: Thirty-third Street. De trein stopt bij het perron,<br />

maar de deuren gaan niet open. En dan, zoals voorbestemd, begeeft<br />

de trein het opeens. De elektriciteit verzwakt en valt uit, de lampen<br />

dimmen en doven, de airco geeft de geest. Wij, de passagiers,<br />

ervaren de metro zoals het er in het tijdperk van de dinosaurussen<br />

moet zijn geweest. De enige dingen die nog functioneren zijn de<br />

sirene van de noodrem en het omroepsysteem, en van dat laatste<br />

maakt de conductrice gebruik om ons een standje te geven. Ze<br />

beschuldigt iemand ervan aan de noodrem te hebben getrokken.<br />

‘Deze tréin zal op dit statión worden vástgehouden.’ Kennelijk is<br />

ze van plan de treinstellen af te gaan, op zoek naar de boosdoener.<br />

Nu kun je aan de stem van deze conductrice veel afleiden. Ze<br />

is zwart, jong en kalm, maar dat betekent niet automatisch dat ze<br />

altijd kalm blijft – haar talent voor ongebreidelde woede is duidelijk<br />

hoorbaar. ‘Luister góed, mensen. Er is een probléém met de rém,<br />

dus u zult gedúld moeten hebben. Even gedúld, alstublieft.’<br />

Dus, we blijven zitten, en zonder de airco beginnen we te<br />

zweten, en in het donker luisteren we naar het gejank van de<br />

noodrem. Buiten neemt de onrust toe onder de vervloekte zielen<br />

op het perron van Thirty-third Street, die wachten tot ze de trein<br />

in mogen, die wachten tot hun gratie wordt verleend en ze worden<br />

toegelaten tot het koele interieur van lijn zes, of liever gezegd, het<br />

steeds minder koele interieur van lijn zes.<br />

De vrouw met de moedervlekjes neemt kleine slokjes van haar<br />

ijskoffie, terwijl ze rustig op haar stoel blijft zitten. Ze draagt leren<br />

sandalen, maar haar voeten zijn betoverend schoon voor iemand<br />

die in Manhattan heeft rondgelopen terwijl het zo heet is dat het<br />

beton er bijna van sublimeert. Haar haar is dik, golvend en bijna<br />

zwart en wordt uit haar gezicht gehouden door een geknoopte<br />

witte zakdoek, een hagelwitte zakdoek. Gesloten ogen, zachte<br />

gelaatstrekken en twee moedervlekjes op haar rechterwang.<br />

Misschien is ze Spaans, of wellicht joods. Een mouwloos zwart<br />

topje van een of andere elastische stof, met twee heel dunne<br />

halvemaantjes van transpiratievocht langs de onderkant van de<br />

armgaten, wat erg sexy is, en een ruimvallende broek van zwart<br />

linnen. Ze neemt kleine slokjes van haar ijskoffie, door een rietje.<br />

Geen melk, ze drinkt hem zwart. En de condens drupt op haar<br />

handen. Ze heeft een servetje, een stapeltje servetjes, waarmee<br />

ze de condens van haar plastic ijskoffiebeker dept en die ze<br />

vervolgens tegen haar voorhoofd houdt, zodat ze de koelte kan<br />

voelen. Sproetjes op haar schouders.<br />

Ze zit aan de andere kant van het treinstel, pal onder de<br />

luidruchtige noodrem. En ik... ik zie mijn kans schoon. Het<br />

enige wat ik nodig heb, is een theelepeltje moed, zodat ik haar op<br />

waardige wijze een plezier kan doen door het alarm af te zetten.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!