29.08.2013 Views

VOL 7 - N° 2 - UCL

VOL 7 - N° 2 - UCL

VOL 7 - N° 2 - UCL

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

2<br />

4<br />

8<br />

8<br />

9<br />

12<br />

16<br />

20<br />

21<br />

23<br />

24<br />

SARS<br />

INHOUD<br />

Maskers : welke, wanneer en hoe ?<br />

De HEPA filters<br />

WEBSITE Rubriek<br />

Onderzoek naar de emissie van<br />

micro-organismen tijdens wondirrigatie<br />

met behulp van Jetox®.<br />

MRSA zonder grenzen<br />

Deelname aan de nationale surveillance<br />

van ziekenhuisinfecties,<br />

1992-2002<br />

De resultaten van de enquête<br />

over de impact van Noso-Info in<br />

de ziekenhuizen<br />

Wetenschappelijke agenda<br />

Richtlijnen voor de auteurs<br />

Redactieraad<br />

Abonnementen<br />

Association Belge pour l’Hygiène Hospitalière<br />

Belgische Vereniging voor Ziekenhuishygiëne<br />

Met de steun van het Ministerie<br />

van Sociale Zaken,<br />

Volksgezondheid en Leefmilieu<br />

Esplanadegebouw,<br />

Pachecolaan, 19/5<br />

1010 BRUSSEL<br />

EDITORIAAL<br />

Groupement pour le Dépistage, l’Etude et la Prévention des<br />

Infections Hospitalières<br />

Groep ter Opsporing, Studie en Preventie van de Infecties in<br />

Ziekenhuizen<br />

En wij…zijn we er klaar voor?<br />

De SARS-epidemie, met een ziekte gekenmerkt door een atypische<br />

pneumonie, doet bij ons nog veel vragen rijzen. De oorzakelijke kiem heeft<br />

al zijn geheimen nog niet prijsgegeven: zo blijven er nog vragen over het<br />

reservoir, de transmissiewegen, de infectieuze dosis die zo belangrijk is voor<br />

gezondheidswerkers, over het aantal gevallen met dodelijke afloop dat<br />

zoveel lager ligt bij kinderen,…<br />

De gevolgen van een dergelijke epidemie zijn dramatisch voor de getroffen<br />

landen zowel op het niveau van het individu als op het niveau van het<br />

gebied. Men kon onder meer in de Aziatische kranten van 9 juni lezen dat<br />

de weerslag van de SARS epidemie voor Hong Kong op economisch vlak<br />

slechts van tijdelijke aard zal zijn, dank zij de economische politiek die de<br />

plaatselijke regering de laatste jaren gevoerd heeft. Zal dit ook het geval zijn<br />

voor de andere getroffen landen op het Aziatisch vasteland?<br />

Op 9 juni kan men daarnaast ook lezen dat David Heymann, de WGOverantwoordelijke<br />

voor besmettelijke ziekten, zich vragen stelt over de<br />

bijzonder snelle daling van het aantal gevallen van SARS in China.<br />

Inderdaad heeft het Chinese ministerie voor volksgezondheid op<br />

tendentieuze wijze, na een eerdere melding van een reeks van 5000<br />

gevallen tijdens de periode van maart, april en mei, nadien slechts melding<br />

gemaakt van één nieuw geval maar niet over nieuwe dodelijke slachtoffers.<br />

Het gaat hier dus voor de dertien opeenvolgende dag over berichten met<br />

minder dan tien geconfirmeerde SARS-gevallen.<br />

Volgend op de publicatie van deze geruststellende en in de ogen van de<br />

WGO ietwat overhaaste cijfers, hebben de Chinese autoriteiten de<br />

sportinfrastructuren, die reeds gedurende verschillende weken gesloten<br />

waren, opnieuw toegankelijk gemaakt. De supermarkten en andere winkels<br />

uit de regio’s ten oosten van Taipei hebben een toeloop gekend met een<br />

herstel van de handel vergelijkbaar met de mooie dagen net voor het begin<br />

van de epidemie.<br />

Op 13 juni bevestigt de WGO de Chinese cijfers en wijzigt het advies dat<br />

aan de reizigers werd gegeven en dat inhield van enkel naar de getroffen<br />

gebieden te reizen om dwingende redenen.<br />

De situatie voor Canada is enigszins verschillend aangezien Toronto<br />

bestempeld werd als "gebied met overdracht volgens Pattern C". Dit wil<br />

zeggen een gebied waarin de kans bestaat dat er SARS-gevallen gemeld zijn<br />

bij personen die geen contact hebben gehad met mensen die waarschijnlijk<br />

wél met SARS besmet zijn!<br />

Wordt vervolgd…<br />

Anne Simon<br />

Trimestrieel :<br />

<strong>VOL</strong>. VII n° 2<br />

2 de kwartaal 2003<br />

Uitgifte kantoor :<br />

België - Belgique<br />

Brussel - Bruxelles X<br />

P.B. 1/3542<br />

Verantwoordelijke uitgever :<br />

A. Simon<br />

<strong>UCL</strong> - 5490 - MBLG<br />

Hippocrateslaan 54<br />

B – 1200 - BRUSSEL<br />

NOSO INFO


NOSO-info, vol.VII n°2, 2003<br />

2<br />

SARS<br />

ACTUALITEITEN<br />

Dr. Els Van Cleemput, Dr. Carl Suetens, WIV<br />

Situatie in de wereld en in België<br />

Alhoewel een epidemie van atypische pneumonie van<br />

onbekende etiologie reeds in november 2002 in<br />

Guangdong, China gemeld werd door de Chinese overheid,<br />

werd SARS (Severe Acute Respiratory Syndrome) pas voor<br />

het eerst geïdentificeerd in Hanoi, Vietnam op 26 februari<br />

2003 door Dokter Carlo Urbani, een Italiaanse arts<br />

werkzaam voor de Wereld Gezondheid Organisatie (WGO).<br />

Hij overleed ook aan de ziekte. Momenteel denkt men dat<br />

de initiële outbreak al startte in november 2001 en het<br />

vroegst geïdentificeerde verdachte geval van SARS zou een<br />

Waarschijnlijke gevallen, proportioneel (%),<br />

1 november 2002 - 22 mei 2003<br />

21,7<br />

4,8<br />

2,6<br />

4,6<br />

Tot 26 mei werden er in Europa in totaal 37 waarschijnlijke<br />

gevallen (0.5%) gemeld in Finland, Frankrijk, Duitsland,<br />

Roemenië, Italië, Ierland, Spanje, Zweden, Zwitserland,<br />

Verenigd Koninkrijk. Canada meldde 148 waarschijnlijke<br />

gevallen (1.8%), het laatste op 26 mei. Twee nieuwe clusters<br />

werden daar geïdentificeerd op 23 mei. Deze gevallen<br />

worden momenteel epidemiologisch onderzocht. Ook de<br />

resultaten van de PCR zijn nog niet bekend. De Verenigde<br />

Staten meldde 65 waarschijnlijke gevallen en Australië 7. In<br />

Zuid-Amerika werden enkel waarschijnlijke gevallen<br />

gemeld in Colombia, 1 en in Brazilië, 2. Op het Afrikaanse<br />

continent werd 1 waarschijnlijk geval gemeld in Zuid-<br />

Afrika. Eén geval werd ook gemeld in Koeweit.<br />

In België werd er tot vandaag geen enkel verdacht of<br />

waarschijnlijk geval gerapporteerd. In totaal werden er 20<br />

personen gemeld. Na nader onderzoek bleken er daarvan<br />

16 niet aan de gavalsdefinitie te voldoen, bij 3 werd er een<br />

influenza B geïdenticifeerd en bij 1 persoon een<br />

Hemophilus influenza. (1,2,3)<br />

Case definitie<br />

De case definitie werd laatst aangepast op 1 mei door de<br />

WGO. Deze definitie is nog steeds gebaseerd op klinische<br />

Taiwanese man zijn in Guangdong, januari 2002. Verder<br />

onderzoek hieromtrent is aan de gang.<br />

Op 15 maart 2003 verspreidde de WGO een wereldwijde<br />

waarschuwing over een 150 tal gevallen van atypische<br />

pneumonie van onbekende etiologie die gemeld werden<br />

sinds 26 februari 2003.<br />

Tot en met 26 mei werden er in 28 verschillende landen<br />

8202 waarschijnlijke gevallen van SARS gemeld waaronder<br />

725 doden. De epidemie speelt zich voornamelijk in Azië af,<br />

96.8% van alle waarschijnlijke gevallen werden daar<br />

gerapporteerd.<br />

66,3<br />

China<br />

Hong Kong<br />

Taiwan<br />

Singapore<br />

Andere<br />

en epidemiologische criteria. Een verdacht geval wordt<br />

gedefinieerd als volgt: koorts (>38°C) en hoest of<br />

ademhalingsproblemen en één of meer van de drie<br />

volgende criteria, en maximaal 10 dagen voorafgaand aan<br />

de symptomenéén of meer van de volgende criteria : nauw<br />

contact met een verdacht of waarschijnlijk geval van SARS<br />

en/of een reis of verblijf in een gebied met recente lokale<br />

transmissie. Een waarschijnlijk geval is een verdacht geval<br />

met een RX thorax compatibel met pneumonie of een<br />

respiratory distress syndrome of met een positieve test op<br />

coronavirus. Voor overleden patiënten bestaan er specifieke<br />

criteria.<br />

De lijst van gebieden met recente lokale transmissie wordt<br />

dagelijks aangepast door de WGO.<br />

Een geval wordt pas uitgesloten als een andere etiologie het<br />

ziektebeeld volledig verklaart.<br />

Coronavirus<br />

Een research groep van 11 laboratoria over de hele wereld<br />

werd opgericht op 17 maart. Op 19 maart meldde de WGO<br />

dat twee onderzoekslaboratoria, één in Duitsland en een<br />

ander in Hong Kong een paramyxovirus geïsoleerd hadden<br />

uit SARS patiënten. (4,5,6) Het genoom is ondertussen volledig


gekend.<br />

Studies toonden aan dat het virus tot 72 uur kan overleven<br />

op plastieken of stalen oppervlaktes, 96 uur op glas, tot 2<br />

dagen in stoelgang en urine. In diarree zelfs tot 4 dagen. De<br />

infectieuze dosis blijft onbekend alsook of er een feco-orale<br />

transmissie bestaat.<br />

De WGO meldde op 23 mei dat verschillende<br />

coronavirussen, genetisch zeer sterk gelijkend op het<br />

humane coronavirus, geïsoleerd werden uit twee wilde<br />

diersoorten verkrijgbaar op een markt in Zuid China. Bij een<br />

andere diersoort werden antilichamen teruggevonden.<br />

Transmissie<br />

Er wordt aangenomen dat enkel symptomatische patiënten<br />

de ziekte verspreiden via speekseldruppeltjes. Er is dus geen<br />

enkele reden om gezonde personen die terugkeren uit een<br />

gebied met lokale transmissie te gaan isoleren. Mensen die<br />

in nauw contact kwamen met bevestigde waarschijnlijke<br />

gevallen worden best wel geïsoleerd gedurende een 10 tal<br />

dagen en actief opgevolgd. Tot nu toe zijn er geen<br />

indicaties dat dieren en goederen de ziekte kunnen<br />

verspreiden. Een outbreak in de Amoy Garden, Hong Kong<br />

op 31 maart suggereerde dat er buiten de "droplet"<br />

transmissie nog een andere vorm van transmissie mogelijk<br />

was.<br />

Drie activiteiten zijn zeer belangrijk om de verspreiding van<br />

SARS te stoppen: vroegtijdige detectie van gevallen, isolatie<br />

van patiënten en het opsporen en isoleren van contacten. (7)<br />

Epidemiologisch onderzoek van 144 SARS-patiënten<br />

(verdacht of waarschijnlijk) in Toronto, Canada toonde aan<br />

dat de meeste SARS-gevallen te wijten waren aan<br />

besmetting in een ziekenhuisomgeving. Risicofactoren voor<br />

mortaliteit waren diabetes en andere onderliggende ziekten.<br />

93,5% van alle patiënten overleefde. Laboresultaten toonde<br />

verhoogde LDH (87%), hypocalcemie (60%), lymphopenie<br />

(54%). 20% van de patiënten werden opgenomen op<br />

intensieve zorgen. (8)<br />

De voornaamste risicogroep is aldus het verzorgend<br />

personeel.<br />

Ziektebeeld<br />

De gemiddelde incubatietijd is 2 tot 7 dagen met een<br />

maximum van 10 dagen.<br />

Een studie [9] beschreef de verschillende ziekte stadia bij 75<br />

patiënten. De eerste week wordt de ziekte gekenmerkt door<br />

koorts, spierpijnen en andere griepachtige symptomen die<br />

meestal verbeteren na enkele dagen. De tweede week treedt<br />

koorts, diarree en zuurstof desaturatie op. 20% van de<br />

patiënten evolueert naar een derde stadium<br />

gekarakteriseerd door respiratory distress syndrome met<br />

nood aan kunstmatige ventilatie.<br />

Diagnostiek<br />

Momenteel zijn er 3 soorten tests voorhanden: een PCR,<br />

serologie (ELISA en IFA) en cultuur. De specificiteit van de<br />

PCR test is excellent, de sensitiviteit is minder. Een negatief<br />

NOSO-info, vol.VII n°2, 2003<br />

resultaat sluit de diagnose SARS niet uit. ELISA test wordt pas<br />

positief na 21 dagen en IFA na 10 dagen. Het referentielabo<br />

voor SARS is het labo virologie van de KU Leuven. Ook voor<br />

bloedtransfusie bestaan er specifieke WGO richtlijnen.<br />

Behandeling<br />

Qua behandeling bestaat er nog geen specifiek schema.<br />

Ribavirine en corticosteroïden worden toegediend. In<br />

Canada werd behandeling met Ribavirine (bij 126 patiënten)<br />

verlaten aangezien wegens belangrijke toxiciteit, bij 76%<br />

van de behandelde patiënten trad hemolyse op en bij 49%<br />

een daling van 2 g/dl van de hemoglobineconcentratie (8,10)<br />

Mortaliteit<br />

De letaliteit van SARS (Case Fatality Rate) schommelt rond<br />

de 14 tot 15% volgens de cijfers van de WGO. Het gaat hier<br />

om de letaliteit van waarschijnlijke gevallen, want verdachte<br />

gevallen worden niet gemeld aan de WGO. De totale<br />

letaliteit van SARS (verdacht en waarschijnlijk) is bijgevolg<br />

veel lager. Risicofactoren zijn hoge leeftijd en onderliggende<br />

ziekten (11) hoge LDH-concentratie, hoge neutrofiel telling (12)<br />

Onder 24 jaar is CFR minder dan 1%, 6% van 25 tot 44 jaar,<br />

15% van 45 tot 64 jaar en hoger dan 50% bij personen<br />

ouder dan 65 jaar. Andere risicofactoren zijn eventueel<br />

factoren te wijten aan het SARS-virus zelf, de infectiepoort,<br />

de infectieuze dosis en toegang tot onmiddellijke medische<br />

zorg. We moeten echter wachten tot het einde van de<br />

epidemie om definitieve besluiten te nemen omtrent de<br />

mortaliteit.<br />

SARS in België<br />

De SARS epidemie wordt in België opgevolgd door een<br />

werkgroep onder leiding van de Cel Medische Bewaking van<br />

de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid. In deze<br />

groep zijn de verschillende gemeenschappen, een expert<br />

virologie, het Ministerie van Buitenlandse en Binnenlandse<br />

Zaken en het Wetenschappelijk Instituut van<br />

Volksgezondheid vertegenwoordigd. Op de website van de<br />

Federale Overheidsdienst Volksgezondheid verschijnt<br />

informatie over SARS voor het grote publiek en<br />

professionelen (13) Regelmatig worden brieven met richtlijnen<br />

verstuurd. Er is een verplichte melding. Het<br />

meldingsformulier bevindt zich op de website. Gevallen en<br />

eventuele contacten worden opgevolgd door het W.I.V. en<br />

de betrokken gemeenschappen. Op de luchthavens worden<br />

reizigers geïnformeerd via affiches. Een call center werd<br />

geopend op het Ministerie van buitenlandse Zaken.<br />

Aangezien het aantal oproepen sterk verminderde<br />

gedurende de laatste dagen, werd het call center gesloten.<br />

Mensen met medische vragen kunnen terecht op de telefoon<br />

van de wachtdienst van de cel Medische Bewaking, vragen<br />

i.v.m. reizen worden opgelost door het Ministerie van<br />

Buitenlandse Zaken.<br />

Verdachte en waarschijnlijke gevallen worden gemeld aan<br />

Europa (Early Warning Systeem van DG Public Health). Aan<br />

de WGO dienen enkel de waarschijnlijke gevallen gemeld te<br />

worden.<br />

3


NOSO-info, vol.VII n°2, 2003<br />

4<br />

Referenties<br />

1. http://www.who.int/csr/sars/en/<br />

2. http://www.cdc.gov/ncidod/sars/<br />

3. http://www.hc-sc.gc.ca/english/protection/warnings/sars/index.htmlcanada<br />

4. A Novel Coronavirus associated with Severe Acute Respiratory<br />

Syndrome. Thomas G Ksiazek, DVM, PhD, Dean Erdman, Dr<br />

P H, Cynthia Goldsmith, MS and others. The New England<br />

journal of Medecine. http://www.nejm.org April 10, 2003.<br />

5. Identification of a Novel Coronavirus in Patients with Severe<br />

Acute Respiratory Syndrome. The New England journal of<br />

Medecine.http://www.nejm.org April 10, 2003.<br />

6. Coronavirus as a possible cause of severe acute respiratory<br />

syndrome. J S M Peiris, S T Lai, L L M Poon and others. The<br />

Lancet. Online April 8, 2003.<br />

7. Outbreak of severe acute respiratory syndrome in Hong Kong<br />

Special Administrative Region: case report. Moira Chan-Yeung,<br />

W C Yu. British Medical journal. 19 april, 2003.<br />

Maskers : welke, wanneer en hoe ?<br />

F. Van Laer, J.J. Haxhe<br />

1. Inleiding<br />

WAT JE DIENT TE WETEN<br />

Als gevolg van de epidemie van SARS, waarvan de<br />

overdracht via de lucht en wellicht ook via contact gebeurt,<br />

is het nuttig om het gebruik van maskers nader te bespreken.<br />

Als onderdeel van de persoonlijke bescherming tegen SARS<br />

adviseert de WGO een aangepast masker type N95 (1) . Deze<br />

aanbeveling werd in de eerste omzendbrief van de minister<br />

van Volksgezondheid overgenomen (2) : "Het dragen van een<br />

ademhalingsmasker (type N-95) is verplichtend voor het<br />

verzorgend personeel". In de tweede omzendbrief (3)geldt<br />

de richtlijn om een respiratoir masker te dragen "type CE<br />

149.2001, klasse FFP2 of FFP3".<br />

Hoe zit de vork nu precies in de steel?<br />

De keuze van het type masker wordt bepaalt door de wijze<br />

van overdracht van micro-organismen. In dit verband<br />

verwijzen we naar de isolatierichtlijnen van de CDC (4)<br />

waarbij naast overdracht via o.a. contacten ook de<br />

overdracht via druppels (droplet transmission) en via de<br />

lucht (airborne transmission) worden vermeld.<br />

Overdracht via druppels is theoretisch een vorm van<br />

overdracht via contact. Nochtans is de wijze van overdracht<br />

duidelijk verschillend van de overdracht via direct of<br />

indirect contact. Daarom dat in de CDC-richtlijnen de<br />

"droplet transmission" als een aparte overdrachtsweg wordt<br />

beschouwd. Druppels ontstaan als gevolg van hoesten,<br />

niezen en spreken en tijdens het uitvoeren van bepaalde<br />

8. SARS in the Greater Toronto Area. Christopher M Booth, MD,<br />

Larissa M Matukas, MD, George A Tomlinson, PhD and others.<br />

JAMA, 2003 ; 289.<br />

9. Clinical progression and viral load in a community outbreak of<br />

coronavirus-associated SARS pneumonia: a prospective study.<br />

JSM Peiris, CM Chu, VCC Cheng and others. The Lancet online<br />

May 9, 2003.<br />

10. Development of a standard treatment protocol for severe acute<br />

respiratory syndrome. Loletta K-Y So, Arthur C W Lau, Loretta<br />

Y C Yam and others. The Lancet 2003: 361: 1615-17.<br />

11. Epidemiological determinants of spread of causal agent of<br />

severe acute respiratory syndrome in Hong Kong. Christle A<br />

Donnelly, Azra C Ghani, Gabriel M Leung and others. The<br />

Lancet. Volume 361, number 9370. 17 May, 2003.<br />

12. A Major Outbreak of Severe Respiratory Syndrome in Hong<br />

Kong. Nelson Lee, MD, David Hui, MD, Alan Wu, MD and<br />

others. The New England journal of Medicine.<br />

http://www.nejm.org April 7, 2003.<br />

13. http://www.health.fgov.be/AGP/devices_alert/SARS/NL/SARS-frame_indexNL.html<br />

procedures zoals aspiratie en bronchoscopie. Transmissie<br />

doet zich voor wanneer druppels met micro-organismen<br />

afkomstig van een geïnfecteerde en/of gekoloniseerde<br />

persoon zich over een korte afstand door de lucht gaan<br />

verspreiden en vervolgens terechtkomen bij een andere<br />

persoon (bv. in de conjunctiva, op neusslijmvlies of in de<br />

mond). De druppels met een grootte van meer dan 5 micron<br />

blijven niet in de lucht hangen, zodanig dat speciale<br />

luchtbehandeling en –ventilatie ter preventie van<br />

druppeloverdracht niet noodzakelijk is. Druppeloverdracht<br />

mag echter niet verward worden met overdracht via de lucht<br />

(airborne transmission).<br />

Overdracht via de lucht ontstaat door verspreiding van<br />

partikels kleiner dan 5 micron (stofpartikles ofwel<br />

druppelkernen ("droplet nuclei")) die micro-organismen<br />

bevatten en die langdurig in de lucht blijven hangen. De<br />

micro-organismen kunnen zich op die manier over een grote<br />

afstand verspreiden en ingeademd worden door personen<br />

die zich in dezelfde ruimte bevinden. Daarom dat speciale<br />

luchtbehandeling en –ventilatie noodzakelijk is ter preventie<br />

van "airborne transmission". Micro-organismen die zich via<br />

de lucht verspreiden zijn o.a. Mycobacterium tuberculosis<br />

en het mazelen– en varicellavirus.<br />

2. Chirurgische maskers (5,6)<br />

Eigenschappen<br />

Chirurgische maskers zijn disposable en meestal bestaande


uit meerdere lagen. Een degelijk masker moet partikels tot 1<br />

micron kunnen filteren. De filtercapaciteiten van<br />

chirurgische maskers kunnen echter variëren (van 0,5<br />

micron tot 5 micron of meer) en filteren van binnen naar<br />

buiten. Synthetische chirurgische maskers behouden hun<br />

filtratiecapaciteit zelfs in vochtige toestand gedurende<br />

meerdere uren (gemiddeld 5 uur). Dit in tegenstelling tot de<br />

niet-chirurgische papieren maskers die slechts een beperkte<br />

bescherming bieden (gedurende 30 minuten) vooral<br />

wanneer ze vochtig worden.<br />

Chirurgische maskers worden door de Europese regelgeving<br />

beschouwd als medische hulpmiddelen («medical devices»)<br />

en vallen onder de richtlijn 93/42/EEG. Zij dienen voorzien<br />

te zijn van een CE-label.<br />

Indicaties<br />

a) Beschermen van de patiënt<br />

Chirurgische maskers hebben de bedoeling de patiënt<br />

peroperatief te beschermen tegen micro-organismen en<br />

partikels die vrijkomen tijdens praten, hoesten en niezen<br />

door het chirurgisch team. Tevens kunnen dergelijke<br />

maskers ook gedragen worden bij patiënten in<br />

protectieve isolatie en bij het uitvoeren van bepaalde<br />

medische handelingen (bv. plaatsen van centrale<br />

katheter)<br />

Immuungecompromiteerde patiënten dragen zelf een<br />

masker indien ze de kamer moeten verlaten<br />

b) Beschermen van het personeel (persoonlijke<br />

bescherming)<br />

Uit de inleiding volgt dat een chirurgisch masker het<br />

personeel voldoende beschermt bij overdracht via<br />

druppels, maar niet in geval van overdracht via de lucht.<br />

Indien een patiënt met een druppeloverdraagbare<br />

aandoening dient getransporteerd te worden, dan draagt<br />

de patiënt zelf een chirurgisch masker. Chirurgische<br />

maskers worden tevens geadviseerd als bescherming<br />

tegen spatten van bloed en andere lichaamsvochten (bv.<br />

bij bronchoscopies). Ook bij de verzorging van<br />

geïnfecteerde wonden (bv. met MRSA) wordt het dragen<br />

van een masker door het verzorgend personeel<br />

aanbevolen.<br />

Er dient opgemerkt te worden dat aangepaste chirugische<br />

maskers noodzakelijk zijn ter bescherming tegen<br />

chirurgische rook die ontstaat tijdens laser- en<br />

elektrochirurgie. De meeste chemische componenten (200<br />

chemische componenten zijn reeds geanalyseerd) uit<br />

chirurgische rook worden door deze maskers gefilterd en<br />

geabsorbeerd. Desalniettemin zullen onder andere<br />

bepaalde benzeengroepen en virale DNA partikels als HPV<br />

(0,045 micron), HBV (0,042 micron) en HIV (0,10 micron)<br />

nog gemakkelijk door deze maskers heendringen. Intacte<br />

DNA structuren en bijbehorende virussen werden namelijk<br />

eveneens in chirurgische rook geanalyseerd. Smokeevacuators<br />

moeten dan ook eveneens overwogen worden. (7)<br />

Maskers die de bedoeling hebben de drager te beschermen<br />

NOSO-info, vol.VII n°2, 2003<br />

worden echter volgens de Europese regelgeving niet meer<br />

als een medisch hulpmiddel beschouwd, maar als een PBM<br />

of persoonlijke beschermingsmiddel ("PPE of personal<br />

protective equipment") en vallen onder de richtlijn<br />

89/686/EEG (8) (zie verder bij ademhalingsmaskers).<br />

Hoe een chirurgisch masker dragen ?<br />

Het correct dragen van een chirurgisch masker impliceert<br />

dat de neus volledig moet bedekt zijn, waarbij de metalen<br />

neusbeugel de neus moet omsluiten. Het masker moet tot<br />

onder de mond gedragen worden en vastgemaakt worden<br />

met de linten achter het hoofd. Om contaminatie van de<br />

handen te vermijden, wordt het masker niet aangeraakt<br />

tijdens het dragen.<br />

* Tussen elke ingreep in wordt het masker vervangen en<br />

telkens wanneer het vochtig is.<br />

* Aangezien het masker gecontamineerd is met bacteriën<br />

afkomstig uit de bovenste luchtwegen van de drager,<br />

moet de masker na het gebuik verwijderd worden en<br />

dient handhygiëne dan toegepast te worden.<br />

* Het masker moet men verwijderen vooraleer men de<br />

operatiezaal of de verloskamer verlaat.<br />

* e maskers mogen in de loop van de dag niet herbruikt<br />

worden of bewaard worden door ze om de nek te laten<br />

hangen.<br />

* Evenmin mag het masker in de zak van de werkkledij<br />

bewaard worden voor een volgend gebruik.<br />

Het masker wordt als niet-risicohoudend medisch afval<br />

verwijderd.<br />

3. Ademhalingsmaskers of respiratoire maskers<br />

Eigenschappen<br />

Ademhalingsmaskers worden als een persoonlijk<br />

beschermingsmiddel beschouwd en dienen bijgevolg<br />

conform de Europese regelgeving 89/686/EEG (7) voorzien te<br />

zijn van een CE-label met een registratienummer. Door het<br />

KB van 31 december 1992 werd deze Europese richtlijn<br />

omgezet in Belgisch recht. (9 )<br />

De ademhalingsmaskers dienen conform de Europese<br />

standaard (in dit geval EN149, waarbij EN staat voor<br />

Europese Norm) getest en goedgekeurd te zijn.<br />

N95 daarentegen verwijst naar de Amerikaanse norm,<br />

namelijk 42CFR84, hetgeen een test is erkend door het<br />

National Institute for Occupational Safety and Health<br />

(NIOSH) (10) . Deze Amerikaanse test controleert alleen het<br />

filtratiemateriaal (niet het masker) met homogene partikels<br />

bestaande uit NaCl (op waterbasis) van gemiddeld 0,3<br />

micron aan een debiet van 85 l/min. N95 betekent dat 95%<br />

moet gefilterd zijn. Binnen de 42CFR84 bestaat er ook nog<br />

N99 en N100 die respectievelijk 99 en 99,97% van de<br />

partikels filteren.<br />

"N" staat voor "Not resistant to oil".<br />

5


NOSO-info, vol.VII n°2, 2003<br />

6<br />

In de Europese test wordt gebruik gemaakt van NaCl op<br />

waterbasis aan een debiet van 95 l/min (met<br />

drukverschilbepaling) en waarbij de gemiddelde<br />

partikelgrootte 0,6 micron bedraagt. Een test met vloeibare<br />

deeltjes gebeurt met een aërosol op basis van paraffine.<br />

Daarnaast worden ook life tests op personen uitgevoerd met<br />

bepaling van de totale inwaardse lek. Dit betekent dat de<br />

efficiëntie van aansluiting rond het aangezicht mee in<br />

rekening wordt gebracht, wat niet het geval is in de<br />

Amerikaanse test.<br />

Om conform te zijn met EN149/2001 moeten de masker<br />

Beschermingsklasse<br />

FFP1<br />

FFP2 *<br />

FFP3<br />

Filterefficiëntie in %<br />

78<br />

92<br />

98<br />

bescherming bieden tegen stof, rook (Solid (S)) en vloeibare<br />

aërosolen (Liquid (L)), terwijl conform EN149/1991 de<br />

maskers getest moesten zijn tegen S alleen ofwel tegen S én<br />

L.<br />

Op basis van de testresultaten van de Europese Standaard<br />

EN149, kan een ademhalingsmasker ingedeeld worden in<br />

drie klassen: FFP1, FFP2 en FFP3 (11) . De klasse «P» komt<br />

overeen met de prestatie van de filters, de letters «FF»<br />

duiden op de benaming «filtering facepiece». Hoe hoger de<br />

klasse, hoe efficiënter het masker. De EN149 bepaalt de<br />

volgende minimumvereisten :<br />

Totale inwaartse lekkage<br />

(penetratie) in %<br />

22<br />

8<br />

2<br />

* N95 (Amerikaanse norm) is dus ongeveer vergelijkbaar met FFP2 (volgens de Europese norm)<br />

Maskers kunnen tevens al dan niet voorzien zijn van een<br />

uitademventiel. Dit uitademventiel verhoogt het comfort<br />

voor de drager, vooral indien het masker langdurig moet<br />

worden gedragen (> 30 minuten). Immers hoe hoger de<br />

filterefficiëntie hoe hoger de ademhalingsweerstand zal zijn.<br />

Dit ventiel voorkomt bovendien een opwarmingseffect.<br />

Stofmaskers met D-codering (voorbeeld: FFP3D) kunnen<br />

langer dan één shift gebruikt worden mits de<br />

gebruikersinstructies worden opgevolgd. (12)<br />

Indicaties voor een ademhalingsmasker<br />

In de gezondheidszorg worden ademhalingsmasker met een<br />

hoge filterefficiëntie aanbevolen als persoonlijke protectie<br />

tegen infectieziekten die zich aërogeen verspreiden<br />

(airborne) zoals tuberculose, mazelen, varicella, en nu ook<br />

… SARS. De bedoeling is dat deze maskers druppelkernen<br />

(«droplet nuclei») filteren. Zoals gezegd in de inleiding,<br />

kunnen deze druppelkernen of ingedroogde druppels die bv.<br />

gevormd worden tijdens het hoesten, praten en niezen door<br />

hun kleine afmetingen (ca 1 tot 5 micron) langdurig in de<br />

lucht blijven zweven (4,13) . Het betreden van een ruimte met<br />

hoge concentraties van dergelijke druppelkernen kan<br />

bijgevolg aanleiding geven tot infectie indien geen adequaat<br />

masker gedragen wordt.<br />

Dit impliceert dat in geval van isolatiekamers met patiënten<br />

met hoger vermelde infecties, men het masker moet opzetten<br />

alvorens de kamer te betreden en dat het masker pas mag<br />

afgezet worden na het verlaten van de kamer. Deze<br />

voorzorgsmaatregel geldt dus eveneens wanneer de patiënt<br />

niet in de kamer is, indien deze geen aangepaste ventilatie<br />

zouden hebben.<br />

Protectie Factor<br />

4<br />

10<br />

50<br />

Maskers met uitademventiel mogen uiteraard niet door<br />

patiënten in bronisolatie gedragen worden, bijvoorbeeld<br />

wanneer dezen de isolatiekamer verlaten voor een<br />

onderzoek. Ze dragen dus een masker zonder<br />

uitademventiel.<br />

Hoe een ademhalingsmasker dragen ?<br />

Diverse merken en modellen zijn op de markt beschikbaar.<br />

Het masker dient dan ook opgezet te worden conform de<br />

richtlijnen van de fabrikant. In geval van aanwezigheid van<br />

een neusbeugel, dan dient deze eerst voorgevormd te<br />

worden door hem licht in het midden te buigen. Het masker<br />

moet mond en neus volledig omsluiten. Belangrijk is dat er<br />

geen luchtlekken ontstaan. Dit kan men controleren door<br />

krachtig uit te ademen of door krachtig in te ademen ingeval<br />

van een masker met uitademventiel. Indien er lucht ontsnapt<br />

ter hoogte van de neusbeugel dan moet men deze<br />

hervormen. Lekkage langs de randen kan eventueel opgelost<br />

worden door de banden te herschikken of door het masker<br />

opnieuw op te zetten. (14)<br />

4. Samengevat : Welk masker gebruiken ?<br />

a) een chirurgisch masker dat tot 1 micron filtert in geval van<br />

infecties die overgedragen worden via druppels (droplet<br />

transmission)<br />

Voorbeelden: (4)<br />

• Ernstige infecties met Haemophilus influenzae type B<br />

(meningitis, pneumonie, epiglottitis en septicemie).<br />

• Ernstige infecties met Neisseria meningitidis (meningitis,


pneumonie en septicemie).<br />

• Andere ernstige bacteriële luchtweginfecties die zich<br />

verspreiden via druppels:<br />

- Difterie (faryngeaal)<br />

- Mycoplasma pneumonie<br />

- Pertussis<br />

- Pneumonische pest ("pneumonic plague")<br />

- Infecties met streptokokken van groep A (faryngitis,<br />

pneumonie, of scarlatina<br />

bij zuigelingen en jonge kinderen).<br />

• Ernstige virale infecties die zich via druppels verspreiden:<br />

-Adenovirus<br />

-Influenza<br />

-Bof<br />

-Parvovirus B19<br />

-Rubella (rode hond)<br />

b) een ademhalingsmasker klasse FFP2 in geval van :<br />

Mazelen<br />

Varicella (met inbegrip van zona)<br />

Tuberculose<br />

SARS<br />

c) een ademhalingsmasker klasse FFP3 in geval van:<br />

multiresistente Mycobacterium tuberculosis.<br />

Opmerking<br />

1. Indien een patiënt met een druppeloverdraagbare<br />

aandoening de kamer moet verlaten (bv. voor een<br />

medisch-technisch onderzoek), draagt deze een<br />

chirurgisch masker. Indien de patiënt een<br />

luchtoverdraagbare aandoening heeft draagt hij een<br />

masker klasse FFP2 zonder uitademventiel.<br />

2. Door de hoge kostprijs van maskers klasse FFP2 en FFP3,<br />

kan men aanbevelen om maskers met uitademventiel ter<br />

beschikking te stellen aan elk personeelslid dat patiënten<br />

in isolatiekamers verzorgd. Het masker is voor<br />

persoonlijk gebruik en kan gedurende meerdere dagen<br />

gedragen worden door het verzorgend personeel; het<br />

masker dient dan wel voorzien te worden van de naam<br />

van de gebruiker en in het sas van de kamer te blijven.<br />

5. Referenties<br />

* http://www.health.fgov.be/AGP/devices_alert/SARS/NL/Circulaire/CirchopNL16032003.doc.<br />

** http://www.health.fgov.be/AGP/devices_alert/SARS/NL/Circulaire/CirchopNL21032003.doc<br />

NOSO-info, vol.VII n°2, 2003<br />

1. WHO. Hospital infection control guidance for severe<br />

respiratory syndrome (SARS), 28/03/2003.<br />

http://www.who.int/csr/sars/infectioncontrol/en/print.html<br />

2. Directoraat-generaal Gezondheidsberoepen, medische<br />

bewaking en welzijn op het werk. Omzendbrief aan de<br />

hoofdgeneesheer van het ziekenhuis met als kenmerk «SPF<br />

SP/cvs/2003/dr/» d.d. 16/03/03.*<br />

3. Directoraat-generaal Gezondheidsberoepen, medische<br />

bewaking en welzijn op het werk. Omzendbrief aan de<br />

hoofdgeneesheer van het ziekenhuis met als kenmerk «SPF<br />

SP/cvs/2003/dr/» d.d. 21/03/03.**<br />

4. Garner JS, The Hospital Infection Control Practices Advisory<br />

Committee. Guidelines for Isolation Precautions in Hospitals,<br />

1996. ***<br />

5. Lipp A, Edwards P. Disposable surgical face masks for<br />

preventing surgical wound infection in clean surgery<br />

(Cochrane Review). In: The Cochrane Library, Issue 1, 2003.<br />

Oxford: Update Software :<br />

http://www.update-software.com/abstracts/ab002929.htm<br />

6. Conner R , AORN Journal: July 2001 Clinical Issues :<br />

http://www.aorn.org/journal/2001/julyci.htm<br />

7. Vroegop JEM. Chirurgische rook maakt meer kapot dan je lief<br />

is. Een literatuurstudie naar de schadelijke effecten. Tijdschrift<br />

voor Hygiëne en Infectiepreventie, 2002;1:7-9.<br />

8. Europese Commissie. Useful facts in relation to the personal<br />

protective equipment (PPE). Directive 9/686/EEC. ****<br />

9. Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en<br />

Sociaal Overleg<br />

http://meta.fgov.be/pk/pkf/pkfk/pkfkc/nlkfkc03.htm<br />

10. DHHS (NIOSH). NIOSH guide to the selection and use of<br />

particulate respirators certified under 42 CFR84. Publication<br />

No. 96-101,January 1996 :<br />

http://www.cdc.gov/niosh/respguid.html<br />

11. Eraly D. Ademhalingsmaskers. Spoedgevallen, 2002;4:86-88.<br />

12. 3M Veiligheid. Persoonlijke bescherming, veiligheid en milieu.<br />

http://cms.3m.com/wcms/view.jhtml?ckiDG=6-2-7&pageid=icuFeFV<br />

13. CDC. Guidelines for Preventing the Transmission of<br />

Mycobacterium tuberculosis in Health-Care Facilities. MMWR,<br />

1994; 43(RR13);1-132.*****<br />

14. 3M. gebruiksaanwijzing adembeschermingsmasker FFP2;<br />

2001.<br />

*** http://www.phppo.cdc.gov/cdcRecommends/showarticle.asp?a_artid=P0000419&TopNum=50&CallPg=Adv#head002004002000000<br />

**** http://europa.eu.int/comm/enterprise/mechan_equipment/ppe/usefulfacts.pdf<br />

***** http://www.phppo.cdc.gov/cdcRecommends/showarticle.asp?a_artid=M0035909&TopNum=50&CallPg=Adv<br />

7


NOSO-info, vol.VII n°2, 2003<br />

8<br />

De HEPA filters (een acroniem voor "High Efficiency Particulate<br />

Arresting filters")<br />

J.J. Haxhe<br />

De HEPA filters houden 99,97% van de partikels met een<br />

afmeting groter of gelijk aan 0,3 micron (µm) tegen : pollen,<br />

stofdeeltjes, sporen, bacteriën…<br />

We nemen deze gelegenheid te baat om u te herinneren dat<br />

virussen overgedragen worden door partikels met een<br />

afmeting die groter of gelijk is aan 0,3 micron.<br />

In de ziekenhuizen wordt de installatie van terminale HEPA<br />

filters aanbevolen in het ventilatiesysteem van operatiezalen<br />

en meer bepaald in de zalen waar men orthopedische<br />

chirurgie uitvoert met plaatsing van prothesen, in kamers<br />

voor ernstig immungecompromi-teerde patiënten (minder<br />

dan 500 neutrofielen per mm 3 - bescherming tegen<br />

aspergillose), in de lokalen voor radiotherapie, in laminaire<br />

flowkasten…<br />

Deze filters worden ook aanbevolen in de V.S. op de uitlaat<br />

van de ventilatie van kamers onder negatieve druk waar<br />

zieken met tuberkulose worden verzorgd.<br />

Vereisten :<br />

WAT JE DIENT TE WETEN<br />

1. Alle HEPA filters dienen minstens 99,97% van de<br />

aerosolpartikels tegen te houden met een afmeting van<br />

groter of gelijk aan 0,3 micron (µm).<br />

2. Om zoveel mogelijk de lengte van een eventueel<br />

besmette leiding te beperken dienen de HEPA filters zo<br />

dicht mogelijk bij de potentiële gevarenzone<br />

WEBSITE RUBRIEK<br />

Adressen om niet te vergeten<br />

Congressen : http://www.wip.nl/congress.htm<br />

Congrès : http://nosobase.univ-lyon1.fr/congres/congres.htm<br />

CDC/ HICPAC : http://www.cdc.gov/ncidod/hip/DEFAULT.HTM<br />

CSH : http://health.fgov.be/CSH_HGR/Nederlands/AdresHGR.htm<br />

Infect. Control & Hosp. Epidemiol., ICHE :<br />

http://www.slackinc.com/general/iche/ichetoc.htm<br />

Journal of Hospital Infection, JHI :<br />

http://www.harcourt-international.com/journals/jhin/<br />

Nosobase : http://nosobase.univ-lyon1.fr<br />

Noso-info : http://www.md.ucl.ac.be/nosoinfo/intro.htm<br />

Site <strong>UCL</strong> : : http://www.md.ucl.ac.be/didac/hosp//intro.htm<br />

Nieuwe adressen<br />

• Een nieuwe belgische website is nu toegangelijk :<br />

Groep ter Opsporing, Studie en Preventie van Infecties in de<br />

Ziekenhuizen (GOSPIZ ) : http://www.gospiz-gdepih.be<br />

geïnstalleerd te worden.<br />

3. De HEPA filters dienen in een bekisting geïnstalleerd te<br />

worden. De naden tussen kader en leidingen horen<br />

waterdicht te zijn.<br />

4. De HEPA filters dienen uitgerust te zijn met waterdicht<br />

gemonteerde en afneembare dekplaten die een nazicht<br />

van de partikels in situ (met bvb. dioctylphtalaat [DOP])<br />

mogelijk maken (d.w.z. dat zowel de toevoer als de<br />

uitlaat van de filter bereikbaar moeten zijn).<br />

De doeltreffendheid van deze filters wordt gemeten met<br />

behulp van de DOP test.<br />

Het DOP (dioctylphtalaat) is een vluchtig bestanddeel dat<br />

verdampt tot partikels.<br />

Met behulp van een generator wordt er een wolk met DOP<br />

partikels opgewekt bij de inlaat van de filter. Met behulp van<br />

een toestel dat het aantal partikels telt, voert men metingen,<br />

eerst bij de inlaat om standaardhoeveelheid te bepalen,<br />

vervolgens bij de uitlaat om de graad van residuele<br />

contaminatie te meten.<br />

Gewoonlijk zal men de integriteit van het systeem nazien bij<br />

het installeren van de filters (de filters zijn bijna altijd van<br />

goede kwaliteit, maar het afwerken van de verbindingen is<br />

delicaat, er kunnen immers lekken ontstaan) en dan op<br />

jaarlijkse basis om eventuele lekken op te sporen.<br />

• Laveurs désinfecteurs pour endoscopes version NL<br />

http://www.minefi.gouv.fr/daj/guide/gpem/laveurs/laveurs.pdf<br />

• Guidelines for Environmental Infection Control in Health-<br />

Care Facilities: Recommendations of CDC and the Healthcare<br />

Infection Control Practices Advisory Committee (HIC-<br />

PAC) :<br />

http://www.cdc.gov/mmwr/preview/mmwrhtml/rr5210a1.htm<br />

• Le catalogue des formations. Hygiène Hospitalière :<br />

http://www.pasteur-lille.fr<br />

• Abstracts (samenvattingen van artikels uit de literatuur sedert<br />

1994 met driemaandelijkse actualisatie)zijn beschikbaar op<br />

het Internet-URL :<br />

http://www.md.ucl.ac.be/entites/esp/hosp/intro.htm


ORIGINEEL ARTIKEL<br />

1. Inleiding<br />

Het reinigen van wonden is een van de belangrijkste<br />

componenten voor het bekomen van een optimale<br />

wondheling. Wondreiniging is een handeling waarbij men<br />

gebruik maakt van vloeistoffen om debris en necrose, die de<br />

ontstekingsreactie bevorderen, op de wondbodem te<br />

verwijderen. Men beschikt over verschillende technieken om<br />

een wonde te reinigen waaronder het gebruik van<br />

wonddouches, woundcleansers, en hoge-druk-irrigatie. Bij de<br />

wondirrigatie wordt de wonde geïrrigeerd met een vloeistof<br />

onder druk. Bij vele methoden van wondreiniging heeft het<br />

mechanisch verwijderen van debris meer resultaat dan het<br />

farmacologisch effect van eventueel aanwezige antiseptica<br />

(3). Diverse studies hebben aangetoond dat een verhoging<br />

van de druk van de irrigatiestroom de verwijdering van<br />

bacteriën en necrose in wonden sterk bevordert (1,4)<br />

Het doel van deze ministudie was nagaan of er zich, bij het<br />

uitvoeren van een wondreiniging door middel van de<br />

irrigatietechniek, micro-organismen kunnen verspreiden via<br />

de vrijgekomen aërosols.<br />

2. Materiaal en Methoden<br />

In december 2002 en januari 2003 werd bij drie patiënten<br />

een wondreiniging door middel van de irrigatietechniek<br />

uitgevoerd. Tijdens deze procedure werd een bemonstering<br />

van de lucht in de omgeving van de patiënt uitgevoerd. Ter<br />

controle werd bij één patiënt eveneens een<br />

luchtbemonstering tijdens een gewone wondverzorging<br />

uitgevoerd.<br />

Patiëntenselectie<br />

Alle patiënten in deze ministudie werden gehospitaliseerd in<br />

een eenpersoonskamer en hadden een wonde die in<br />

aanmerking kwam voor wondirrigatie onder hoge druk.<br />

Materiaal<br />

Voor de wondirrigatie werd gebruik gemaakt van Jetox‚ (Endo<br />

Plus B.V Nederland).<br />

Bij het Jetox®- systeem wordt door middel van zuurstof en<br />

een fysiologisch oplossing (0,9% natriumchloride in water) de<br />

wonde onder hoge druk gereinigd. Het systeem bestaat uit<br />

een canule met draaiknop voor de regeling van de druk, een<br />

doorzichtig spatschild om het verspreiden van aërosols te<br />

beperken, een trousse voor aansluiting op een infuuszakje<br />

van 50 ml NaCl 0,9% en een trousse voor de aansluiting van<br />

zuurstof.<br />

NOSO-info, vol.VII n°2, 2003<br />

Onderzoek naar de emissie van micro-organismen tijdens wondirrigatie<br />

met behulp van Jetox®.<br />

E. Roovers, M. Mul, P. Bruynseels, K. Camps, B. Peeters, A. Mertens. Dienst ziekenhuishygiëne AZ Middelheim .<br />

Zie : http://www.tav-tech.co.il/jetox.phtml?p=jetox<br />

Het wondirrigatiesysteem werd gebruikt volgens de<br />

voorschriften van de producent.<br />

Methode<br />

De concentratie van micro-organismen in de lucht werd<br />

gemeten vóór, tijdens en na de wondirrigatie met behulp van<br />

een luchtbemonsteringsapparaat van het type «split-sampler»<br />

(RCS Plus air sampler®). Dit toestel zuigt een vooraf ingesteld<br />

luchtvolume aan via een opening en brengt deze in contact<br />

met een langzaam draaiende voedingsbodem (agar strip TC -<br />

Biotest Hycon®).<br />

Alvorens te starten met de wondverzorging werd een<br />

bemonstering van de omgevingslucht gedaan (200 liter).<br />

Vervolgens werd een routine bacteriologische kweek van de<br />

wonde uitgevoerd op een veger welke in Amies<br />

transportmedium werd geplaatst. Tijdens de wondirrigatie<br />

werd een luchtstaal (100 liter) genomen op een afstand van<br />

80 cm van de wonde en op een afstand van 2 meter. Tien<br />

minuten na het beëindigen van de wondverzorging werd<br />

opnieuw een omgevingsstaal (200 liter) in de betrokken<br />

patiëntenkamer genomen.<br />

Microbiologie<br />

De vegers in transportmedium werden geïnoculeerd op de<br />

conventionele media, waarna de identificatie gebeurde aan<br />

de hand van morfologische en biochemische eigenschappen<br />

van de eventueel aanwezige kiemen. Het resultaat werd<br />

semi-kwantitatief weergegeven.<br />

De agar strip werd gedurende 1 - 3 dagen geïncubeerd op<br />

30°C in een luchtbroedstoof. Het aantal kolonies werd<br />

manueel geteld. Het totaal aantal colony forming units (CFU)<br />

per volume aangezogen lucht werd bepaald en het resultaat<br />

werd gerapporteerd in CFU/m3 lucht. De identificatie van de<br />

geïsoleerde kiemen gebeurde volgens de standaard<br />

procedure van het laboratorium.<br />

3. Resultaten<br />

De resultaten worden weergegeven in Tabel I en Tabel II.<br />

De eerste patiënt had een decubituswonde aan beide hielen<br />

bedekt met een fibrinebeslag. Door middel van<br />

conventionele kweek op transportmedium werd een rijke<br />

groei van Corynebacterium species (Cos) en arme groei van<br />

coagulase negatieve stafylokokken (CNS) aangetoond in de<br />

wonde. Bij deze patiënt werd géén bemonstering van de<br />

9


NOSO-info, vol.VII n°2, 2003<br />

10<br />

omgeving 10 minuten na de wondirrigatie uitgevoerd.<br />

De tweede patiënt had een uitgebreide traumatische wonde<br />

aan het rechter onderbeen waar door middel van<br />

conventionele kweek een rijke groei van Enterobacter<br />

aerogenes kon aangetoond worden.<br />

De derde patiënt had een vervloeide necrotische drukwonde<br />

ter hoogte van de kin ten gevolge van het dragen van een<br />

halskraag. Uit de wonde werd er een matige gemengde groei<br />

van CNS en een methicilline gevoelige Staphylococcus<br />

aureus (MSSA) gekweekt.<br />

De resultaten van zowel de conventionele kweek als de<br />

luchtbemonstering bij deze 3 patiënten zijn weergegeven in<br />

Tabel I.<br />

Bij de laatste patiënt werd eveneens een luchtbemonstering<br />

tijdens een klassieke wondverzorging uitgevoerd. De<br />

resultaten zijn weergegeven in Tabel II. 4 .<br />

Tabel I : Resultaten van de conventionele kweek en kweek van omgevingsmonsters tijdens wondirrigatie.<br />

Wisser wonde<br />

Omgevingsstaal vóór wondirrigatie<br />

(200 liter)<br />

Omgevingsstaal<br />

80 cm van wondirrigatie (100 liter)<br />

Omgevingsstaal<br />

2 meter van wondirrigatie<br />

(100 liter)<br />

Omgevingsstaal<br />

10 min na wondirrigatie(200 liter)<br />

Patiënt 1<br />

Rijke groei van Cos<br />

Arme groei van CNS<br />

185 CFU/m 3 gemengde<br />

groei van CNS en Cos<br />

4450 CFU/ m 3 gemengde<br />

groei van CNS en Cos<br />

4980 CFU/ m 3 gemengde<br />

groei van CNS en Cos.<br />

Niet uitgevoerd<br />

Patiënt 2<br />

Rijke groei E. aerogenes<br />

120 CFU/ m 3 CNS<br />

5 CFU/ m 3 schimmel<br />

(niet Aspergillus)<br />

8500 CFU/ m 3 E. aerogenes<br />

880 CFU/ m 3 E. aerogenes<br />

20 CFU/ m 3 gemengde groei van<br />

schimmel (niet Aspergillus),<br />

CNS en Cos<br />

70 CFU/ m 3 E. aerogenes<br />

verder nog CNS en Cos<br />

(Cos : Corynebacterium species; CNS :Staphylocoque coagulase négatif; CFU : colony forming units)<br />

Tabel II : Resultaten van de conventionele kweek en kweek van omgevingsmonsters tijdens klassieke wondverzorging.<br />

Wisser wonde<br />

Omgevingsstaal vóór klassieke wondverzorging<br />

(200 liter)<br />

Omgevingsstaal 80 cm van klassieke wondverzorging<br />

(100 liter)<br />

Omgevingsstaal 2 meter van klassieke wondverzorging<br />

(100 liter)<br />

Omgevingsstaal 10 min na klassieke wondverzorging<br />

(200 liter)<br />

(CNS : Staphylocoque coagulase négatif ; CFU : colony forming units)<br />

Patiënt 3<br />

Rijke groei S. aureus<br />

Patiënt 3<br />

Matige groei van CNS<br />

Matige groei van S. aureus<br />

20 CFU/ m 3 CNS<br />

15 CFU/ m 3 Cos<br />

>60 000 CFU/ m 3 S. aureus<br />

8160 CFU/ m 3 S. aureus<br />

40 CFU/ m 3 andere kiemen<br />

2423 CFU/ m 3 S. aureus<br />

807 CFU/ m 3 Cos<br />

155 CFU/ m 3 gemengde groei met overwegend CNS<br />

220 CFU/ m 3 gemengde groei waaronder<br />

70 CFU/ m 3 S. aureus<br />

270 CFU/ m_ gemengde groei waaronder<br />

70 CFU/ m 3 S. aureus<br />

120 CFU/ m 3 gemengde groei met overwegend CNS<br />

geen S. aureus gekweekt


Discussie:<br />

Bij het uitvoeren van een wondverzorging kan men ervan<br />

uitgaan dat tijdens de manipulaties kiemen in de omgeving<br />

verspreid worden. Het doel van deze ministudie was na te<br />

gaan, of er met de toepassing van het Jetox®wondirrigatiesysteem<br />

een hogere kiemafgifte naar de<br />

omgeving plaatsvond dan bij een klassieke wondreiniging.<br />

Bij wondirrigatie wordt de aërosol vaak geproduceerd vanuit<br />

een besmet reservoir. De micro-organismen in de aërosols<br />

die tijdens de procedure worden vrijgegeven aan de<br />

omgeving, zullen zich gedeeltelijk vasthechten aan<br />

stofdeeltjes en huidpartikels en vervolgens sedimenteren. De<br />

eventuele aanwezigheid van huidpartikels, eiwitten in<br />

lichaamsvochten of stofpartikels beschermt de kiemen tegen<br />

uitdroging en verhoogt op die manier hun overleving in de<br />

omgeving. In normale omstandigheden zijn de kiemen die<br />

vrijgegeven worden aan de omgeving weinig pathogeen,<br />

echter bij geïnfecteerde wonden, al of niet met<br />

multiresistente micro-organismen, verandert dit enigszins (2)<br />

In de luchtmonsters die bekomen werden vóór het<br />

aanvangen van de wondverzorging vinden we voornamelijk<br />

huidflora terug (CNS en Cos).<br />

Tijdens de wondirrigatie met het Jetox®-systeem werd een<br />

massale toename van het aantal kiemen in de lucht<br />

waargenomen, zowel op een afstand van 80 cm (ongeveer de<br />

afstand tussen de patiënt en de verpleegkundige) als op een<br />

afstand van 2 meter (ongeveer de afstand tussen 2<br />

patiëntenbedden).<br />

Bij de patiënt waarbij de wonde geïnfecteerd was met MSSA,<br />

zag men een toename tot maar liefst 60.000 CFU/m 3 en<br />

8160 CFU/ m 3 op respectievelijk 80 cm en 2 meter afstand<br />

van de wonde, waar dit met een klassieke wondverzorging<br />

beperkt bleef tot 70 CFU/ m3 op zowel 80 cm als 2 meter<br />

afstand van de wonde. Bij de patiënt waar E. aerogenes kon<br />

gekweekt worden uit de wonde, was de toename minder<br />

uitgesproken maar niet onaanzienlijk.<br />

Ook 10 minuten na het beëindigen van de wondverzorging<br />

d.m.v het Jetox®-systeem was er nog steeds een zeer<br />

belangrijke aanwezigheid van micro-organismen in de<br />

omgevingslucht, voornamelijk van S. aureus (2423 CFU/ m 3 ).<br />

De hogere resistentie van de stafylokokken aan nadelige<br />

omgevingsfactoren lijkt hiervoor een verklaring.<br />

De resultaten van deze ministudie impliceren ons inziens,<br />

een uiterst omzichtig gebruik van Jetox‚ voor het reinigen van<br />

wonden. Het toestel vindt zijn toepassing voornamelijk in het<br />

NOSO-info, vol.VII n°2, 2003<br />

reinigen van wonden waar debris aanwezig is. Het zijn net<br />

die wonden die vaak microbiologisch gekoloniseerd zijn. Bij<br />

vele patiënten is de aard van de kolonisatie niet gekend, en<br />

het gevaar bestaat dan, door het gebruik van Jetox‚ een<br />

massale verspreiding van kiemen, mogelijks multiresistent<br />

(methicilline resistente Staphylococcus aureus, MRSA; E.<br />

aerogenes; P. aeruginosa…) te veroorzaken.<br />

Indien Jetox® toch zou gebruikt worden voor de reiniging van<br />

wonden, is het dragen van een beschermbril en/of<br />

gelaatsscherm tijdens het uitvoeren van de procedure, naast<br />

het nemen van de standaardvoorzorgsmaatregelen strikt<br />

noodzakelijk. De wondverzorging wordt niet uitgevoerd<br />

wanneer zich andere patiënten op de kamer bevinden. Het<br />

hoge aantal kiemen in de lucht, die tien minuten na het<br />

beëindigen van de procedure nog kunnen worden<br />

aangetoond, maken een goede verluchting van de ruimte na<br />

de wondreiniging noodzakelijk. Bovendien is een beperking<br />

van het aantal personen dat zich tijdens en kort na de<br />

procedure in de kamer bevindt en het sluiten van de<br />

kamerdeur tijdens en na de procedure, onontbeerlijk.<br />

5. Besluit<br />

Met het oog op het voorkomen van nosocomiale infecties, en<br />

de angst voor de verspreiding van multiresistente kiemen<br />

waaronder voornamelijk MRSA, werd in ons ziekenhuis<br />

afgezien van het gebruik van het Jetox®-systeem voor<br />

wondirrigatie. De kans op besmetting van omgeving en<br />

personeel bij het gebruik van Jetox® lijken ons, in zijn<br />

huidige vorm, onaanvaardbaar hoog. Op zijn minst zou een<br />

aanpassing van spatschild dienen uitgevoerd te worden,<br />

zodat bij gebruik van het toestel, de verspreiding van de<br />

besmette aërosols tot een minimum wordt beperkt.<br />

6. Bibliografie<br />

1. Anglen JO. Wound irrigation in musculoskeletal injury.<br />

J Am Acad Orthop Surg 2001; 9(4): 219-26.<br />

2. G. Reybrouck, A Schuermans, M Vande Putte.<br />

Ziekenhuishygiëne, 4de ed. Leuven/Leusden: Acco 2000.<br />

3. Woundcare Consultant Society, werkgroep heelkunde.<br />

Colloquium; Reinigen en debrideren van wonden.<br />

Oktober 2001.<br />

4. Werkgroep Infectie Preventie. Richtlijnen<br />

Inhalatietherapie. 1996; No 26a.<br />

11


NOSO-info, vol.VII n°2, 2003<br />

12<br />

Voorwoord<br />

In Nederland zijn slechts ongeveer 1% van de S. aureusstammen<br />

MRSA’s. Wereldwijd bedraagt de resistentie<br />

daarentegen 20-55%. Nederland doet dan ook alle mogelijke<br />

inspanningen om deze lage resistentie, die te danken is aan<br />

strikte hygiënische maatregelen en een terughoudend<br />

antibioticumbeleid, te behouden. Er wordt met name een<br />

beleid van "search and destroy" gevoerd. In de praktijk<br />

betekent dit o.a. dat patiënten die vanuit een buitenlands<br />

ziekenhuis naar Nederland komen in strikte isolatie worden<br />

opgenomen totdat bewezen is dat ze MRSA-vrij zijn.<br />

Samenvatting<br />

De overname van patiënten uit buitenlandse ziekenhuizen is<br />

in Nederland gebonden aan voorschriften zoals isolatie en<br />

microbiële controle. Dit wordt gedaan om eventuele<br />

besmetting met MRSA vroegtijdig vast te stellen en<br />

kruisbesmettingen te voorkomen.<br />

Onder andere door de lange wachttijden en te weinig<br />

specialisten in de Nederlandse ziekenhuizen wordt steeds<br />

vaker beroep gedaan op buitenlandse ziekenhuizen. Zo<br />

ontstond er een samenwerking tussen een aantal Nederlandse<br />

ziekenhuizen en het UZA in Antwerpen.<br />

Het hanteren van de Nederlandse voorschriften stuitte op<br />

problemen naarmate het aantal overplaatsingen toenam.<br />

Specifiek traden capaciteitsproblemen op ten aanzien van de<br />

isolatiefaciliteiten en de personele inzet. De voorschriften van<br />

de betrokken Nederlandse ziekenhuizen en het UZA werden<br />

daarom aangepast. Intensief werd gecontroleerd of de<br />

oplossingen verantwoord waren. In dit artikel wordt<br />

beschreven hoe dat gedaan werd en wat de resultaten waren.<br />

Inleiding<br />

ORIGINEEL ARTIKEL<br />

MRSA zonder grenzen<br />

F. Van Laer, verpleegkundige-ziekenhuishygiënist, Universitair Ziekenhuis, Antwerpen en Margreet van Mier,<br />

hygiëniste, Streekziekenhuis Walcheren, Vlissingen (Nederland)<br />

(Met toestemming overgenomen uit Het Tijdschrift voor Hygiëne en Infectiepreventie, 2003;2:31-34.<br />

In het Belgische VRT (Vlaamse Radio en TV)<br />

televisieprogramma "Van Kapitaal Belang" werd op 4 februari<br />

2002 de uitdrukking "Medische immigratie" gelanceerd.<br />

Hiermee werd kernachtig het fenomeen omschreven waarbij<br />

buitenlandse patiënten omwille van onvoldoende<br />

opvangcapaciteit in eigen land hun toevlucht zoeken in<br />

Belgische ziekenhuizen. In een krantenartikel van 2 februari<br />

2002 werd uitgebreid ingegaan op de problematiek van de<br />

Britse gezondheidszorg: lange wachttijden voor de patiënten,<br />

te weinig artsen en verpleegkundigen,… Als gevolg hiervan is<br />

de National Health Service (NHS) druk op zoek naar<br />

geschikte Belgische en andere Europese ziekenhuizen 1 . Ook<br />

Nederlandse patiënten worden vanwege structurele<br />

problemen in de opvangcapaciteit frequent naar<br />

buitenlandse ziekenhuizen overgeplaatst.<br />

In het Universitair Ziekenhuis Gent zou tien tot twintig<br />

procent van de 1000 tot 1200 kinderen op medium care- en<br />

intensive care-afdelingen uit Nederland komen 2 . De<br />

keerzijde van dit, door de media genoemde<br />

"ziekenhuistoerisme", werd al vlug duidelijk naar aanleiding<br />

van het Volendam-drama. Als gevolg van onvoldoende<br />

isolatiekamers in Nederlandse ziekenhuizen diende de<br />

Nederlandse Gezondheidsinspectie (GHI) op zoek te gaan<br />

naar alternatieve quarantainemaatregelen 3,4 . Enkele<br />

slachtoffers van de Volendambrand die in Belgische en<br />

Duitse ziekenhuizen waren verzorgd bleken nadien besmet<br />

te zijn met MRSA (methicilline (oxacilline) resistente<br />

Staphylococcus aureus).<br />

Geschiedenis<br />

In Nederland is het beleid ten aanzien van overplaatsingen<br />

uit buitenlandse ziekenhuizen gebonden aan voorschriften<br />

zoals isolatie en microbiële controle van de overnamepatiënt.<br />

Dit wordt gedaan om eventuele besmetting met<br />

MRSA vroegtijdig vast te stellen en kruisbesmettingen te<br />

voorkomen.<br />

Mede om de wachttijden in de Nederlandse ziekenhuizen te<br />

beperken wordt er op steeds grotere schaal samengewerkt<br />

met bijvoorbeeld ziekenhuizen in België. Vanwege het<br />

Nederlandse MRSA beleid geeft dit capaciteitsgevolgen ten<br />

aanzien van de isolatiefaciliteiten en personele inzet die<br />

daarbij nodig is. In december 1999 zochten enkele<br />

ziekenhuizen uit Breda en het Universitair Ziekenhuis<br />

Antwerpen (UZA) naar een praktische, doch ook<br />

verantwoorde oplossing ten aanzien van overplaatsingen van<br />

neonaten vanuit het UZA naar de ziekenhuizen in Breda en<br />

vice versa. Hierbij werd uitgegaan van de lage incidentie van<br />

MRSA in het UZA en het toepassen van een antibiotica- en<br />

isolatiebeleid om MRSA-verspreiding tegen te gaan. Voor de<br />

ziekenhuizen in Breda waren deze gegevens aanleiding om,<br />

afwijkend van het Nederlandse beleid een aangepast beleid<br />

te maken voor heropnames van neonaten uit het UZA. Een<br />

protocol werd uitgewerkt en geïmplementeerd.<br />

Enkele jaren voordien, in 1994, was er ook al een eerste<br />

contact geweest tussen de ziekenhuishygiënisten van het<br />

UZA en cardiologen uit Ziekenhuis Walcheren (ZW) in<br />

Vlissingen om cardiochirurgische patiënten vanuit ZW naar<br />

het UZA te verwijzen. Op dat ogenblik was er echter weinig


aanbod van Nederlandse patiënten zodat de uitwerking van<br />

de afspraken werd onderbroken.<br />

De problematiek van de Nederlandse cardiologische<br />

patiënten komt in 2001 opnieuw ter sprake als gevolg van<br />

een langdurig en nijpend tekort aan cardiologen in ZW.<br />

"Buur-ziekenhuizen" in Nederland bleken niet in staat te<br />

helpen om dit probleem op te lossen. Al vlug werden in het<br />

voorjaar van 2001 afspraken gemaakt tussen UZA, ZW en de<br />

Oosterschelde-ziekenhuizen (SOZ) in Goes, niet alleen ten<br />

aanzien van cardiologische patiënten en neonaten, maar ook<br />

ten aanzien van ICU/CCU patiënten van alle specialismen.<br />

Een protocol werd opgesteld waarbij in eerste instantie het<br />

protocol van het Ignatius Ziekenhuis in Breda 5 als leidraad<br />

gold.<br />

Analoog aan de afspraken tussen de ziekenhuizen uit Breda<br />

en het UZA, zijn ondertussen ten aanzien van neonaten ook<br />

al afspraken gemaakt tussen het UZA en het Ruwaard van<br />

Putten Ziekenhuis in Spijkenisse, het Ikazia Ziekenhuis in<br />

Rotterdam, het Franciscus Ziekenhuis in Roosendaal en het<br />

Albert Schweitzerziekenhuis in Dordrecht.<br />

Protocol<br />

Protocol ten aanzien van intensive care neonaten 5 (m.u.v. de<br />

Zeeuwse ziekenhuizen ZW en SOZ )<br />

1. Na overplaatsing van Nederlandse neonaten naar het<br />

UZA, vindt in het UZA wekelijks een bemonstering<br />

plaats op MRSA van keel, neus, liezen en perineum en<br />

alle huidletsels (dit wordt niet gedaan bij de niet-<br />

Nederlandse kinderen)<br />

2. Zodra de neonaat naar Nederland overgeplaatst kan<br />

worden, neemt de behandelende arts van het UZA<br />

contact op met zijn/haar Nederlandse collega's en vult<br />

het bij de overname behorende registratieformulier in<br />

(inclusief kweekgegevens).<br />

3. De behandelende arts in Nederland neemt vervolgens<br />

contact op met de afdeling Infectiepreventie in zijn / haar<br />

ziekenhuis.<br />

4. Indien de MRSA inventarisatiekweken negatief zijn en op<br />

het moment van overplaatsing tot twee weken daarvoor,<br />

geen neonaten met MRSA of met verdenking van MRSA<br />

in het UZA aanwezig waren, behoeft de neonaat in het<br />

Nederlandse ziekenhuis niet in isolatie te worden<br />

opgenomen.<br />

5. De resultaten van de MRSA-inventarisatiekweken<br />

worden met de ontslagbrief meegegeven. Mochten er op<br />

het moment van overplaatsing kweken nog niet bekend<br />

zijn dan worden deze achteraf per fax doorgegeven aan<br />

de behandelende arts<br />

6. Zodra in één van de betrokken ziekenhuizen zich een<br />

MRSA-probleem voordoet op de afdeling neonatologie,<br />

dan wordt dit direct doorgegeven aan de afdelingen<br />

Infectiepreventie / Ziekenhuishygiëne van de betrokken<br />

ziekenhuizen. Er is sprake van een MRSA-probleem<br />

wanneer één neonaat in het betrokken ziekenhuis of<br />

binnen twee weken daarvoor gekoloniseerd of<br />

geïnfecteerd is (geweest) met MRSA.<br />

NOSO-info, vol.VII n°2, 2003<br />

Een aangepast protocol voor alle patiënten uit de Zeeuwse<br />

ziekenhuizen ZW en SOZ 6<br />

Een aangepast protocol werd opgesteld in samenspraak met<br />

de ziekenhuizen in Vlissingen en Goes en heeft betrekking op<br />

zowel neonaten als volwassen patiënten. De noodzaak voor<br />

dit tweede (gewijzigd) protocol had te maken met de<br />

haalbaarheid: een groot aantal volwassen Zeeuwse<br />

Nederlandse patiënten kunnen in het UZA op iedere<br />

willekeurige afdeling terechtkomen zodat het maken van<br />

afspraken met betrekking tot screening in het UZA een<br />

onmogelijke zaak bleek. De veelal kortdurende hospitalisaties<br />

(1 à 2 dagen) van Nederlandse cardiologische patiënten en de<br />

hoge turn-over stelde organisatorisch niet alleen praktische<br />

problemen, zoals tijdig screenen vóór ontslag uit het UZA,<br />

maar resulteerde ook in een belangrijke verhoging van de<br />

werklast voor zowel het UZA als het ZW-personeel<br />

(verpleegkundigen én analisten).<br />

Daarom werd de volgende werkwijze overeengekomen<br />

tussen het UZA, ZW en SOZ :<br />

1. Indien de patiënt langer dan 48 uur in het UZA heeft<br />

gelegen wordt hij bij ontslag uit het UZA gescreend op<br />

MRSA. (Het Nederlandse GHI-bulletin geeft < 24 uur aan<br />

alsmaatstaf).<br />

2. Wekelijks geeft de dienst ziekenhuishygiëne van het UZA<br />

via e-mail aan de afdelingen Infectiepreventie van ZW en<br />

SOZ door :<br />

- op welke afdelingen in het UZA er MRSA voorkomt;<br />

- de opname- en ontslagdatum van de MRSA-patiënten<br />

(gekoloniseerd of geïnfecteerd);<br />

- of de MRSA-patiënten geïsoleerd verpleegd worden<br />

en zo ja vanaf welke datum;<br />

- welke kweken positief waren;<br />

- of het een Nederlandse patiënt betrof die MRSA<br />

positief bleek te zijn;<br />

- of er Nederlandse patiënten onbeschermd in contact<br />

zijn geweest met een MRSA- patiënt (op dezelfde<br />

afdeling gelegen);<br />

- eventueel epidemiologische bijzonderheden.<br />

3. De dienst ziekenhuishygiëne van het UZA geeft de uitslag<br />

van positieve (of verdachte) kweekuitslagen van<br />

Nederlandse patiënten onmiddellijk door aan ZW en<br />

SOZ (telefonisch en via e-mail).<br />

4. Bij aankomst van de Nederlandse patiënt in het ZW of<br />

SOZ gaat de patiënt niet in isolatie indien :<br />

- eventuele inventarisatiekweken van de overnamepatiënt<br />

negatief zijn geweest<br />

- én er geen onbeschermd contact is geweest met<br />

andere MRSA-patiënten in het UZA.<br />

Het komt voor dat in het UZA geen kweken zijn<br />

afgenomen omdat men dat bijvoorbeeld vergeten is. In<br />

ZW worden dan geen extra maatregelen genomen indien<br />

de overnamepatiënt geen onbeschermd contact heeft<br />

gehad met andere MRSA-patiënten uit het UZA. Deze<br />

informatie is beschikbaar door het wekelijkse contact<br />

zoals beschreven bij punt 2<br />

5. Bij aankomst in het Nederlandse ziekenhuis worden 2<br />

13


NOSO-info, vol.VII n°2, 2003<br />

14<br />

sets screeningkweken afgenomen met een interval van<br />

minimaal één uur. Er worden dus geen verdere<br />

preventieve (isolatie-) maatregelen genomen.<br />

6. Zodra er MRSA in de Nederlandse ziekenhuizen<br />

voorkomt, wordt dit door de afdelingen Infectiepreventie<br />

aan het UZA gemeld.<br />

De protocollen werden goedgekeurd door de<br />

Infectiecommissies, Raden van Bestuur en voorzitters van de<br />

Verenigde Medische Staven van UZA, ZW en SOZ. Daarna<br />

werd in Nederland de regionale Inspectie voor de<br />

Gezondheidszorg op de hoogte gesteld van het aangepaste<br />

MRSA beleid, die hierop in positieve zin reageerde.<br />

Resultaten<br />

Aantal patiënten<br />

Het merendeel van de Nederlandse patiënten is afkomstig uit<br />

ZW in Vlissingen. Volgens de gegevens van de afdeling<br />

Infectiepreventie van het betrokken ziekenhuis werden in de<br />

periode van januari 2001 t/m december 2001 394 patiënten<br />

door de polikliniek cardiologie van het ZW naar het UZA<br />

verwezen. In het UZA kwamen deze patiënten op de<br />

polikliniek of werden opgenomen. Vanuit het UZA werden<br />

235 klinische patiënten teruggeplaatst naar ZW, meestal op<br />

de cardiologische afdeling. In dit aantal is ook een beperkt<br />

aantal patiënten inbegrepen die door internisten, chirurgen<br />

(of andere specialismen) naar het UZA werden gestuurd.<br />

Het aandeel van patiënten afkomstig uit andere Nederlandse<br />

ziekenhuizen die overgeplaatst zijn naar het UZA is beperkt:<br />

in de eerste 4 maanden van 2002 betrof het slechts 9<br />

patiënten. (preciese gegevens met betrekking tot 2001<br />

ontbreken)<br />

MRSA isolaties<br />

1. UZA<br />

In 2001 werden in het UZA 46 MRSA-patiënten<br />

geregistreerd, waarvan 38 gehospitaliseerde en 8<br />

poliklinische patiënten. Bij de gehospitaliseerde MRSApatiënten<br />

was bij 21 patiënten de MRSA van nosocomiale<br />

oorsprong, hetgeen een nosocomiale incidentie geeft van<br />

0,95 per 1000 opgenomen patiënten of 0,12 per 1000<br />

patiëntendagen. Wanneer deze cijfers worden<br />

gepositioneerd ten opzichte van de gemiddelde nationale<br />

Belgische cijfers 7 , dan scoort het UZA "gunstig": het globale<br />

Tabel 1<br />

> 48 uur opname<br />

< 48 uur opname<br />

Totaal<br />

Screening uitgevoerd<br />

8<br />

2<br />

10<br />

gemiddelde incidentiecijfer in het tweede semester van 2000<br />

bedroeg in België 1,9 per 1000 opgenomen patiënten of 0,22<br />

per 1000 patiëntendagen.<br />

Dit betekent dat de nosocomiale incidentie van MRSA in het<br />

UZA ongeveer de helft lager ligt dan het nationaal<br />

gemiddelde. Wanneer we daarnaast ook het resistentiecijfer<br />

(van de nosocomiale en niet-nosocomiale stammen samen)<br />

bezien dan blijkt 11,3% van de S.aureus-stammen<br />

methicilline (oxacilline)-resistent. Dit cijfer is eveneens beter<br />

dan het nationaal gemiddeld resistentiecijfer van 19,6% en<br />

eveneens beter dan het resistentiecijfer van 17,9% dat in<br />

grote ziekenhuizen van meer dan 400 bedden wordt<br />

gevonden.<br />

In het eerste semester 2002 bedroeg de resistentie in het UZA<br />

9,8%. Nationaal bedroeg de resistentie 16,7%, 25% en<br />

33,9% (percentiles 25, 50 en 75). In dat zelfde semester<br />

bedroeg de incidentie 0,8 per 1000 opnamen, terwijl de<br />

nationale cijfers 1.4, 1.3 en 3.4 (percentiles 25, 50 en 75)<br />

bedroegen.<br />

2. ZW<br />

In 2001 werden in ZW drie patiënten met MRSA<br />

geregistreerd. Twee werden overgenomen (klinische<br />

opnames) uit het UZA en één uit een ander buitenlands<br />

ziekenhuis (alleen op polikliniek geweest). Er werden in ZW<br />

geen nosocomiale MRSA-infecties vastgesteld.<br />

De incidentie van MRSA (niet overgenomen uit het UZA) in<br />

ZW (1/9995) is 0,10 per 1000 opnames (maar eigenlijk 0 per<br />

1000 opnames want het betrof een poliklinische patiënt).<br />

De incidentie van MRSA van de overgenomen patiënten uit<br />

het UZA was 2/235, is 8,5 per 1000 opnames.<br />

Omdat alle teruggeplaatste patiënten in ZW gescreend<br />

worden kan het zijn dat het effect van de methodiek gemeten<br />

wordt. Maar het kan ook zijn dat er daadwerkelijk een<br />

hogere incidentie gemeten wordt. Continuering van het<br />

onderzoek zal dit moeten uitwijzen.<br />

Compliance in het UZA met de voorschriften<br />

Van alle Nederlandse patiënten, die in de maand april 2002<br />

uit het UZA werden ontslagen (n=20) werd de graad van<br />

compliance inzake MRSA-screening nagegaan (zie tabel 1).<br />

Twaalf patiënten waren opgenomen op de afdeling B1<br />

(cardiologie), zes op de afdeling D3 (cardiochirurgie), één op<br />

de afdeling B3 (orthopedie) en één op de afdeling intensieve<br />

Screening niet uitgevoerd<br />

5<br />

5<br />

10<br />

Totaal<br />

13<br />

7<br />

20


zorgen. Bij 15 van de 20 ontslagen patiënten was de<br />

screening conform de afspraken (compliance van 75%).<br />

Hierbij moet vermeld worden dat bij twee patiënten met een<br />

opname van minder dan 48 uur toch een screening werd<br />

uitgevoerd. Van de vijf patiënten die ten onrechte niet<br />

gescreend werden, waren er vier patiënten met een opname<br />

van max. 72 uur en waren er twee die in het weekend werden<br />

ontslagen. Een foutieve interpretatie van de hospitalisatieduur<br />

en/of de verhoogde werkdruk tijdens het weekend zijn een<br />

Tabel 2<br />

2001*<br />

2002<br />

Screening uitgevoerd<br />

1 set : 10<br />

2 sets : 84<br />

1 set : 16<br />

2 sets : 279<br />

* Vanaf 14/07/2001 werd gestart met de registratie van gescreende patiënten<br />

Beschouwing<br />

Alle overgenomen patiënten worden in ZW onderzocht op<br />

MRSA. Daardoor is het mogelijk dat er een grotere kans is op<br />

detectie van MRSA positieve patiënten. Door continuering<br />

van het onderzoek bij teruggeplaatste patiënten zal mogelijk<br />

in de toekomst kunnen worden uitgesloten of het effect van<br />

de methodiek gemeten wordt of dat er daadwerkelijk sprake<br />

is van een hogere incidentie.<br />

Totdat het tegendeel bewezen kan worden wordt rekening<br />

gehouden met deze mogelijkheid en zal screening op MRSA<br />

vooralsnog worden voortgezet.<br />

Twee patiënten die uit het UZA waren overgenomen bleken<br />

MRSA positief te zijn. Bij één patiënt werd dit pas bekend<br />

toen deze alweer uit het ziekenhuis Walcheren ontslagen<br />

was. Dit was gebeurd in de periode vóórdat de afspraken met<br />

het UZA gemaakt waren. Gelukkig had dit incident geen nare<br />

gevolgen; er werden geen kruisbesmettingen geconstateerd;<br />

wellicht omdat het hier geen epidemische stam betrof. Dit<br />

incident maakte wel heel duidelijk dat er goede afspraken<br />

gemaakt moesten worden tussen UZA en ZW.<br />

Van de andere patiënt werd de MRSA-status tijdig door de<br />

dienst ziekenhuishygiëne van het UZA doorgegeven. De<br />

patiënt werd in strikte isolatie opgenomen in ZW, het MRSA<br />

protocol werd toegepast.<br />

Er moet nog opgemerkt worden dat het afwijkende MRSA<br />

protocol in ZW en SOZ alleen van toepassing is bij patiënten<br />

uit het UZA. Patiënten uit andere (Belgische) buitenlandse<br />

ziekenhuizen worden nog altijd opgenomen zoals de<br />

landelijke protocollen in Nederland voorschrijven.<br />

NOSO-info, vol.VII n°2, 2003<br />

mogelijke verklaring waarom de screening niet werd<br />

uitgevoerd. De betrokken afdelingen werden hierover<br />

ingelicht. Alle uitgevoerde screeningen waren negatief voor<br />

MRSA.<br />

Compliance in ZW met de voorschriften<br />

Van alle ZW patiënten die in 2001 en of 2002 terug<br />

overgenomen zijn uit het UZA werd consequent bijgehouden<br />

of deze patiënten in ZW werden gescreend.<br />

Conclusie<br />

Screening niet uitgevoerd<br />

De gezamenlijke inspanningen tussen de afdelingen<br />

Infectiepreventie van de beide ziekenhuizen heeft zijn<br />

vruchten reeds afgeworpen. Niet alleen m.b.t. MRSA. Tijdige<br />

signalering van patiënten met andere multiresistente microorganismen<br />

zoals Enterobacter aerogenes, Pseudomonas<br />

aeruginosa en ESBL positieve Enterobacteriaceae, zorgde<br />

ervoor dat de patiënten terug werden overgenomen met de<br />

nodige voorzorgsmaatregelen.<br />

Voor de verpleegkundigen en medische specialisten van de<br />

afdelingen van het UZA en ZW betekent het aangepaste<br />

MRSA-UZA protocol wel extra werk in de zin van het<br />

afnemen van screeningkweken en is steeds alertheid<br />

geboden. Echter, dit weegt niet op tegen de extra<br />

werkzaamheden verbonden aan de uitvoering van de<br />

officiële Nederlandse protocollen.<br />

De specifieke afspraken ten aanzien van MRSA tussen<br />

Nederlandse ziekenhuizen en het UZA blijken tot op heden<br />

een haalbaar middel te zijn om het capaciteitsprobleem in de<br />

Nederlandse ziekenhuizen als gevolg van<br />

isolatiemaatregelen te beperken. Een nauwe samenwerking<br />

tussen de diensten Infectiepreventie en Ziekenhuishygiëne<br />

van de betrokken ziekenhuizen is hiervoor onontbeerlijk.<br />

Een hart onder de riem voor de Nederlandse ziekenhuizen<br />

was in ieder geval een schrijven van de Nederlandse<br />

"Inspectie voor de Gezondheidszorg" 8 , waarin gesteld werd<br />

dat "door de gemaakte kweekafspraken en<br />

gegevensuitwisseling het risico op onverwachte MRSA<br />

verwaarloosbaar klein is". Tevens stelde de inspecteur voor<br />

2<br />

16<br />

15


NOSO-info, vol.VII n°2, 2003<br />

16<br />

de Gezondheidszorg dat "voor het opstellen van het protocol<br />

de Infectiecommissie zeker een compliment verdient en dat<br />

het nu zaak is te bewaken dat iedereen zich houdt aan<br />

hetgeen is afgesproken".<br />

Het belangrijkste is echter de "winst" voor de patiënten. Deze<br />

vorm van samenwerking betekent dat zij zonder al te veel<br />

ingrijpende voorzorgsmaatregelen zoals isolatiemaatregelen<br />

die veel impact hebben, én met beheersbare risico's, zonder<br />

terughoudendheid behandeld kunnen worden in het UZA.<br />

Dit is de grootste beloning voor alle inspanningen!<br />

Met dank aan de collega’s uit de genoemde ziekenhuizen.<br />

Literatuur<br />

1. Dupont P. Belgische ziekenhuizen lonken naar patiënten uit<br />

Groot-Brittannië. De Morgen, 2 februari 2002.<br />

2. Dupont P. Steeds meer Nederlandse kinderen op Vlaamse<br />

intensive care. De Morgen, 15 maart 2002.<br />

RECHT OP ANTWOORD<br />

3. Galle C. Patiënten Volendam-brand in België besmet met<br />

ziekenhuisbacterie. De Morgen, 5 april 2001.<br />

4. Van den Eynde H, Beel V. Nederland sluit grenzen voor<br />

Belgische ziekenhuisbacterie. De Standaard, 19 maart 2002.<br />

5. Bogaers-Hofman D. Protocol "Overplaatsing intensive care<br />

neonaten Universitair Ziekenhuis Antwerpen", 22 december<br />

1999.<br />

6. Van Mier M. Protocol "MRSA. Overname van patiënten uit het<br />

UZA", 5 maart 2001.<br />

7. WIV-GOSPIZ. Surveillance van multiresistente Staphylococcus<br />

aureus (MRSA) in de Belgische ziekenhuizen. Surveillance<br />

rapport van het tweede semester van 2000.<br />

8. Inspectie voor de Gezondheidszorg. Brief aan de Raad van<br />

Bestuur Ziekenhuis Walcheren, d.d. 1 oktober 2001, met als<br />

kenmerk CSG/2001-4868/KV/PB.<br />

De nieuwe belgische aanbevelingen voor de beheersing van<br />

MRSA (update 2003) zijn beschikbaar op website :<br />

http://www.gospiz-gdepih.be<br />

Deelname aan de nationale surveillance van ziekenhuisinfecties,<br />

1992-2002<br />

Carl Suetens, voor het NSIH team. Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, Brussel.<br />

Inleiding<br />

In het Noso-info nummer van december 2002 werd in een<br />

artikel over de kwaliteit in de ziekenhuizen vermeld dat<br />

slechts 37% van de ziekenhuizen in 2000 deelnamen aan de<br />

nationale surveillance van ziekenhuisinfecties (NSIH) van het<br />

WIV. Deze informatie was gebaseerd op de resultaten van<br />

een nationale enquête georganiseerd door de kwaliteitscel<br />

van het Ministerie van Volksgezondheid.<br />

Mogelijk werd deze enquête ingevuld door personen die niet<br />

noodzakelijk op de hoogte zijn van al de activiteiten van de<br />

ziekenhuishygiënist of andere personen die aan de<br />

surveillance deelnemen (bv. intensivisten, microbiologen).<br />

Anderzijds kan het ook berusten op een verkeerde<br />

interpretatie van de vraag, bijvoorbeeld in de zin van<br />

"continue deelname" of "participatie aan alle componenten".<br />

In ieder geval geeft het cijfer van 37% een ongenuanceerd<br />

beeld, zoals mag blijken uit dit artikel.<br />

NSIH bestaat uit 3 componenten voor de surveillance van<br />

ziekenhuisinfecties (NI-componenten: nosocomiale septicemieën,<br />

nosocomiale infecties op intensieve zorgen en<br />

postoperatieve wondinfecties) en 2 componenten voor de<br />

surveillance van multiresistente kiemen in de ziekenhuizen<br />

(R-componenten: MRSA en MREA). Hoewel de MRSA en<br />

MREA problematiek niet minder belangrijk is in het domein<br />

van de ziekenhuisinfecties, heeft het ministerieel besluit dat<br />

de financiering van de surveillance regelt alleen betrekking<br />

op de 3 eerste componenten.<br />

Methode<br />

De jaarlijkse deelname aan NSIH wordt berekend aan de<br />

hand van de ziekenhuizen die voor de component waaraan<br />

ze deelnamen correcte data (dwz opgenomen in de nationale<br />

gegevensbank) hebben doorgestuurd voor een periode van<br />

tenminste 3 maanden voor de NI-componenten en 6<br />

maanden voor de R-componenten.<br />

De deelname wordt op 2 manieren berekend, namelijk per<br />

site en per fusieziekenhuis. De gegevens waarvan sprake in<br />

bovenvermeld artikel hebben betrekking op de<br />

fusieziekenhuizen. Wanneer één site (campus) deelneemt<br />

wordt de de deelname van de fusie geteld. Dit gebeurt omdat<br />

nogal wat ziekenhuizen hun gegevens niet meer per site<br />

registreren omwille van een doorgedreven reorganisatie van<br />

het ziekenhuis. Eén site in 2002 kan dus overeenkomen met<br />

meerdere sites in 1997. De resultaten betreffen enkel de<br />

akute ziekenhuizen. Het aantal sites bedroeg 192 eind 2002,<br />

het aantal fusieziekenhuizen 116.<br />

De gegevens voor 2002 kunnen nog niet als volledig worden<br />

beschouwd. De gegevens van o.m. het laatste kwartaal of<br />

semester worden vaak pas opgestuurd na juni omdat de<br />

opvolging van de dossiers en het inbrengen en valideren van<br />

de gegevens erg tijdrovend is.<br />

Resultaten<br />

Gemiddeld namen in de periode 2000 tot 2002 jaarlijks 77%<br />

van de fusieziekenhuizen deel aan minstens één NI-


component en 87% aan minstens één van de 5 surveillancecomponenten.<br />

Dit was hoger dan in de periode 1992-1996,<br />

waar respectievelijk gemiddeld 63% en 71% van de<br />

ziekenhuizen per jaar deelnamen, en hoger dan in de periode<br />

1997-1999 waar de jaarlijkse deelname gemiddeld 71% en<br />

86% bedroeg. De deelname lag het hoogst in het jaar 2000<br />

(respectievelijk 84% en 93%), het jaar waarin het<br />

kwaliteitsdecreet voor het eerst van toepassing was. De<br />

NOSO-info, vol.VII n°2, 2003<br />

uitbreiding van het aantal surveillancecomponenten ging<br />

ook gepaard met een verhoging van het gemiddeld aantal<br />

surveillances waaraan werd deelgenomen (ongeveer 1.5 in<br />

1992,1993 en 1997 vs ≥ 2.3 protocols in de laatste jaren). In<br />

2000, 2001 en 2002 namen respectievelijk 15, 16 en<br />

(voorlopig) 11 ziekenhuizen deel aan 4 of 5 surveillancecomponenten.<br />

Tabel 1.Percentage ziekenhuizen (fusies) dat deelnam aan één van de surveillancecomponenten van de nationale surveillance<br />

van ziekenhuisinfecties, België, 1992-2002 (noemer = 116 fusieziekenhuizen, status eind 2002)<br />

PWI<br />

SEP<br />

IZ<br />

>=1 NI<br />

MRSA<br />

MREA<br />

>=1 RES<br />

>=1 surv.<br />

Atl surv<br />

1992<br />

28%<br />

40%<br />

-<br />

48%<br />

-<br />

-<br />

-<br />

48%<br />

1,4<br />

1993<br />

32%<br />

52%<br />

-<br />

62%<br />

-<br />

-<br />

-<br />

62%<br />

1,4<br />

1994<br />

25%<br />

62%<br />

-<br />

65%<br />

47%<br />

-<br />

47%<br />

76%<br />

1,8<br />

1995<br />

22%<br />

61%<br />

-<br />

68%<br />

71%<br />

-<br />

71%<br />

84%<br />

1,8<br />

1996<br />

11%<br />

52%<br />

41%<br />

70%<br />

67%<br />

-<br />

67%<br />

87%<br />

2,0<br />

Surveillance componenten: PWI=postoperatieve wondinfecties ; SEP=nosocomiale septicemieën ; IZ=nosocomiale infecties op intensieve zorgen ; >=1 NI=één<br />

of meer nosocomiale infectie-component (PWI, SEP of IZ) ; MRSA: Methicilline resistente S. aureus ;MREA : multiresistente E. aerogenes ; >=1 RES : één of meer<br />

resistentiecomponent (MRSA, MREA); >=1 surv. één of meer van de 5 surveillance componenten ;*voorlopige gegevens op 8/6/2003<br />

De continuïteit van de deelname was het hoogst voor de<br />

surveillances met de laagste werklast. Voor MREA en MRSA<br />

werd gemiddeld aan meer dan de helft van de mogelijke<br />

surveillancesemesters deelgenomen, voor nosocomiale<br />

septicemieën aan bijna 40% van alle surveillancetrimesters<br />

sinds 1992 (tabel 2). In de patient-based surveillances (één<br />

dossier per patient, geïnfecteerd of niet) ligt de continuïteit<br />

van de deelname gevoelig lager. Wel was voor de<br />

1997<br />

-<br />

-<br />

51%<br />

51%<br />

71%<br />

-<br />

71%<br />

83%<br />

1,5<br />

1998<br />

-<br />

36%<br />

71%<br />

78%<br />

71%<br />

-<br />

71%<br />

91%<br />

2,0<br />

1999<br />

-<br />

51%<br />

56%<br />

72%<br />

71%<br />

-<br />

71%<br />

84%<br />

2,1<br />

2000<br />

-<br />

68%<br />

53%<br />

84%<br />

72%<br />

37%<br />

76%<br />

93%<br />

2,5<br />

2001<br />

7%<br />

46%<br />

46%<br />

70%<br />

69%<br />

44%<br />

72%<br />

86%<br />

2,4<br />

2002*<br />

38%<br />

34%<br />

28%<br />

76%<br />

59%<br />

34%<br />

61%<br />

87%<br />

2,3<br />

surveillance van nosocomiale infecties in intensieve zorgen<br />

het aantal ziekenhuizen (fusies) dat minstens éénmaal<br />

deelnam sinds de start van de surveillance even hoog als<br />

voor de MRSA surveillance, namelijk 106 (91%). Hiervan<br />

nam 20% echter slechts deel aan één surveillancetrimester.<br />

Gemiddeld werd in de IZ surveillance aan één kwart van de<br />

surveillancetrimesters deelgenomen, hetzij ongeveer 1<br />

trimester per jaar.<br />

Tabel 2. Continuïteit van deelname aan de verschillende surveillancecomponenten sinds opstarten van de surveillance<br />

>=1 deelname, fusies<br />

>=1 deelname, sites<br />

max atl periodes/site<br />

gem atl periodes/site<br />

slechts 1 deelname<br />

>=80% vd periodes<br />

max atl jaren/site<br />

gem atl jaren/site<br />

>=80% vd jaren<br />

PWI<br />

79 (68%)<br />

104 (54%)<br />

18<br />

3.5 (19%)<br />

23%<br />

3 (3%)<br />

7<br />

2.1 (34%)<br />

3 (3%)<br />

max=maximum; atl=aantal; Overige afkortingen : zie tabel 1.<br />

SEP<br />

101 (87%)<br />

150 (78%)<br />

29<br />

10.4 (39%)<br />

5%<br />

8 (5%)<br />

10<br />

4.8 (48%)<br />

35 (23%)<br />

IZ<br />

106 (91%)<br />

144 (75%)<br />

25<br />

5.9 (24%)<br />

20%<br />

6 (4%)<br />

7<br />

3.2 (46%)<br />

22 (15%)<br />

MRSA<br />

106 (91%)<br />

162 (84%)<br />

16<br />

8.8 (55%)<br />

7%<br />

45 (28%)<br />

9<br />

5.6 (62%)<br />

50 (31%)<br />

MREA<br />

62 (53%)<br />

75 (39%)<br />

4<br />

2.5 (63%)<br />

28%<br />

23 (31%)<br />

3<br />

2.1 (70%)<br />

29 (39%)<br />

17


NOSO-info, vol.VII n°2, 2003<br />

18<br />

In tabel 3 en 4 worden de gemiddelde deelnamepercentages<br />

per surveillancejaar samengevat per regio en per<br />

ziekenhuisgrootte, in drie periodes waarin de wetgeving met<br />

betrekking tot de surveillance van ziekenhuisinfecties<br />

verschilde. Eind 1997 werd het Ministerieel Besluit<br />

gepubliceerd dat de deelname aan de surveillance van<br />

nosocomiale infecties stimuleert via een forfaitair bedrag<br />

(150000 BEF waarvan 90000 diende doorgestort te worden<br />

aan het WIV). In 2000 (eind 1999) werd dit MB uitgebreid<br />

naar deelname aan één van de drie NI-componenten (IZ, SEP<br />

of SSI), gelijktijdig met de invoering van het Vlaamse<br />

kwaliteitsdecreet (KD) dat de ziekenhuizen in Vlaanderen<br />

verplicht om de drie jaar één indicator (nosocomiale<br />

septicemieën, ventilator-geassocieerde pneumonieën en<br />

postoperatieve wondinfecties) te registreren. Bij gelijktijdige<br />

deelname aan het SEP en IZ protocol konden de eerste 2<br />

indicatoren in één jaar geregistreerd worden.<br />

Tabel 3 toont dat het kwaliteitsdecreet een belangrijke<br />

toename van de deelname in Vlaanderen aan minstens één<br />

NI-component tot gevolg had (van 67% in 1997-1999 naar<br />

gemiddeld 84% in 2000-2002), terwijl de deelname in<br />

Brussel en Wallonië stabiel bleef. Uit tabel 1 blijkt ook dat<br />

nogal wat ziekenhuizen in 2000 deelnamen aan 2 protocols<br />

en niet deelnamen in 2001 (wat wel met het kwaliteitsdecreet<br />

overeenstemt, maar niet met de federale wetgeving). Een<br />

opvallend effect van het kwaliteitsdecreet is ook het feit dat<br />

bijna uitsluitend Vlaamse ziekenhuizen deelnamen aan het<br />

PWI protocol.<br />

Tabel 3. Invloed van de wetgeving op de gemiddelde jaarlijkse deelname aan NSIH, per regio; 1992-1996: geen specifieke<br />

wetgeving; 1997-1999: financiering surveillance intensieve zorgen; 2000-2002: kwaliteitsdecreet van de Vlaamse<br />

Gemeenschap en uitbreiding van de federale financiering (n=116 fusieziekenhuizen)<br />

PWI<br />

SEP<br />

IZ<br />

>=1 NI<br />

MRSA<br />

MREA<br />

>=1 RES<br />

>=1 surv.<br />

VI<br />

26%<br />

51%<br />

34%<br />

63%<br />

63%<br />

-<br />

63%<br />

73%<br />

1992-1996 1997-1999<br />

Bxl<br />

26%<br />

66%<br />

62%<br />

71%<br />

79%<br />

-<br />

79%<br />

75%<br />

Wal<br />

18%<br />

53%<br />

45%<br />

59%<br />

54%<br />

-<br />

54%<br />

68%<br />

VI<br />

-<br />

45%<br />

62%<br />

67%<br />

72%<br />

-<br />

72%<br />

86%<br />

Bxl<br />

-<br />

54%<br />

67%<br />

74%<br />

87%<br />

-<br />

87%<br />

97%<br />

Vl=Vlaanderen : n=65 ; Bxl=Brussel : n=13 ; Wal=Wallonië : n=38; Overige afkortingen : zie tabel 1<br />

De invloed van het federale MB over de financiering van de<br />

surveillance blijkt het duidelijkst uit tabel 4. De deelname<br />

aan het IZ protocol steeg dramatisch tengevolge van het MB,<br />

maar enkel in de kleinere en middelgrote ziekenhuizen.<br />

Waarschijnlijk werd het beperkte forfaitaire bedrag als niet<br />

significant beschouwd in de grotere ziekenhuizen. Vanaf<br />

2000 daalde de participatie aan het IZ protocol zoals<br />

verwacht ten voordele van de participatie aan de andere<br />

protocols.<br />

Wal<br />

-<br />

39%<br />

53%<br />

64%<br />

62%<br />

-<br />

62%<br />

82%<br />

VI<br />

39%<br />

50%<br />

45%<br />

84%<br />

72%<br />

37%<br />

74%<br />

92%<br />

2000-2002<br />

Bxl<br />

0%<br />

38%<br />

64%<br />

74%<br />

72%<br />

41%<br />

74%<br />

97%<br />

Wal<br />

1%<br />

52%<br />

30%<br />

66%<br />

56%<br />

39%<br />

61%<br />

80%<br />

Een regelmatig weerkerende opmerking is ook dat de grote<br />

ziekenhuizen oververtegenwoordigd zijn in de surveillance<br />

van het WIV. Uit de cijfers blijkt dat dit deels het geval is voor<br />

de SEP en MRSA componenten, maar dat voor de andere<br />

surveillances middelgrote en grote ziekenhuizen evenredig<br />

vertegenwoordigd zijn. Hoewel de stijging in de deelname in<br />

recente jaren het meest uitgesproken was in de kleinste<br />

ziekenhuizen (


NOSO-info, vol.VII n°2, 2003<br />

Tabel 4. Deelnamepercentage (gemiddeld % ziekenhuizen per jaar) volgens ziekenhuisgrootte (aantal bedden) en periode<br />

(n=116 fusieziekenhuizen)<br />

PWI<br />

SEP<br />

IZ<br />

>=1 NI<br />

MRSA<br />

MREA<br />

>=1 RES<br />

>=1 surv.<br />

=500<br />

36%<br />

71%<br />

64%<br />

76%<br />

76%<br />

-<br />

76%<br />

82%<br />

=500<br />

-<br />

70%<br />

61%<br />

72%<br />

86%<br />

-<br />

86%<br />

90%<br />

=500<br />

23%<br />

64%<br />

41%<br />

81%<br />

81%<br />

52%<br />

84%<br />

97%<br />

intussen gesloten werden, niet meegeteld. Ook is de fusieéénheid<br />

een betere noemer voor surveillances waar niet alle<br />

sites tot de noemer behoren (bv. niet alle sites hebben IZ<br />

éénheid). Tenslotte registreren sommige fusieziekenhuizen<br />

niet langer per site omwille van een doorgedreven<br />

reorganisatie van hun diensten.<br />

De stijging van de deelname in recente jaren is<br />

waarschijnlijk toe te schrijven aan de specifieke wetgeving<br />

rond de surveillance van ziekenhuisinfecties. Waar de<br />

(federale) financiële stimulus van de surveillance een lichte<br />

stijging tot gevolg had in alle landsdelen, had het<br />

verplichtende kwaliteitsdecreet een meer uitgesproken effect<br />

in Vlaanderen. Slechts 10 à 20% van de Vlaamse<br />

ziekenhuizen registreerden één of meerdere indicatoren van<br />

het KD op een andere manier (niet via het WIV).<br />

In de nabije toekomst zullen de protocols van het WIV waar<br />

nodig aangepast worden aan de nieuwe Europese protocols<br />

voor IZ en PWI die werden opgesteld in het kader van de<br />

Europese richtlijnen betreffende de surveillance van<br />

overdraagbare aandoeningen (Beschikking 2119/98 van de<br />

Europese Raad en Parlement). Welke invloed dit zal hebben<br />

op de federale en regionale wetgeving is nog niet duidelijk.<br />

Uit de Europese samenwerking mag verwacht worden dat<br />

beste elementen uit de verschillende surveillancenetwerken<br />

zullen uitgewisseld worden en dat door het vergelijken van<br />

de (gecorrigeerde) infectiecijfers met structurele (bv. ratio van<br />

aantal verpleegkundigen op het aantal bedden) en proces<br />

indicatoren (bv. specifieke preventiemaatregelen) hypotheses<br />

zullen worden gegenereerd over de meest efficiënte<br />

maatregelen en organisatie voor de bestrijding van<br />

ziekenhuisinfecties.<br />

19


NOSO-info, vol.VII n°2, 2003<br />

20<br />

ENQUETE NOSO-INFO<br />

De resultaten van de enquête over de impact van Noso-Info in de<br />

ziekenhuizen<br />

(verschenen in Noso-info vol. VI nr 4, 2002)<br />

A. Deschuymere<br />

In de uitgave van december 2002 werd in NOSO-info een<br />

rondvraag aan de lezers gericht om een beter inzicht te<br />

krijgen over het nut en invloed van het tijdschrift op de<br />

praktijk van de ziekenhuishygiënist en werd er gepeild naar<br />

hun verwachtingen voor de toekomst. In dit nummer wordt<br />

de analyse van de resultaten van de volledige vragenreeks<br />

voorgesteld.<br />

Eenenvijftig professionele ziekenhuishygiënisten hebben de<br />

vragenlijst beantwoord, waarvan 40 Franstaligen (78.4%) en<br />

11 nederlandstaligen (21.5%).<br />

Daarvan zijn er 10 (19.6% van de steekproef) werkzaam in<br />

een kleine instelling (800<br />

bedden); en 2 (3.9%) in universitaire centra.<br />

De globale steekproef is opgebouwd uit 8 personen (15.7%<br />

van de steekproef) die hun beroepsactiviteit hebben in een<br />

universitair ziekenhuis; 37 (72.5%) in algemene<br />

ziekenhuizen; 6 (11.8%) in andere instellingen zoals<br />

psychiatrische centra, revalidatiecentra wederaanpassing,<br />

onderwijs…<br />

De onderzochte groep bestond voor 70.6% verpleegkundige<br />

ziekenhuishygiënisten, 11.8% geneesheer<br />

ziekenhuishygiënisten en voor 7.6% personen met een<br />

andere functie (medisch -directeur, klinisch -bioloog,<br />

directeur van het verpleegkundig departement, apotheker<br />

–bioloog,…).<br />

(Het tijdschrift) NOSO-info wordt voornamelijk naar de<br />

instelling opgestuurd (dit is bij 83.3% van de deelnemers het<br />

geval) terwijl 17.6% van de deelnemers voor een individueel<br />

abonnement hebben ingetekend (lid of buitenlandse<br />

vereniging). Bij ontvangst wordt, op het niveau van de<br />

instelling, het tijdschrift hoofdzakelijk afgegeven aan de<br />

persoon die zich beroepshalve bezighoud met<br />

ziekenhuishygiëne, zijnde de geneesheer ziekenhuishygiënist<br />

of de verpleegkundige ziekenhuishygiënist, aan de<br />

medisch–directeur of aan de ziekenhuisapotheker.<br />

56.8% van de bevraagde medewerkers bevestigen dat ze alle<br />

artikels uit NOSO-info lezen, terwijl 43.1% onder hen een<br />

selectie maakt van de artikels die toepasselijk zijn op hun<br />

activiteiten.<br />

De kwaliteit van de artikels bevordert het actualiseren van de<br />

kennis (62.7% van de deelnemers), de verbetering van de<br />

klinische expertise (52.9%) en het in klinische praktijk<br />

omzetten van de aanbevelingen (49%). 86.27% van de<br />

deelnemers is van mening dat het tijdschrift hen in staat stelt<br />

om hun kennis op peil te houden.<br />

De lezers van NOSO-info hebben een zekere voorkeur voor<br />

de volgende onderwerpen: actualiteit (94.1%),<br />

aanbevelingen (94.1%), oorspronkelijk artikel (78.4%).<br />

De gepubliceerde artikels worden in de instellingen verspreid<br />

(84.3%), hoofdzakelijk naar het comité voor<br />

ziekenhuishygiëne (50.9%) en de betrokken artsen (66.6%).<br />

Sommige onderwerpen die behandeld werden hebben<br />

bijgedragen tot een verruiming van de wetenschappelijke<br />

expertise bij onze lezers, met name het gebruik van waterige<br />

alcoholoplossing voor de handhygiëne (41.1%), de<br />

problematiek van Legionellose in een ziekenhuisomgeving<br />

(31.3%). Andere onderwerpen hebben bijgedragen tot een<br />

vervolmaking van de klinische praktijk: de meest genoemde<br />

onderwerpen zijn: de toepassing van waterige<br />

alcoholoplossing voor handhygiëne (41.1%), de opvolging<br />

van de postoperatieve wondinfecties (19.6%), de principes<br />

voor isolatie (15.6%) en de multiresistente kiemen (11.7%).<br />

Tenslotte is het de mening van de lezers dat het gebruik van<br />

waterige alcoholoplossing voor handhygiëne (37.2%), de<br />

principes voor isolatie (11.7%) en globaal gezien het<br />

publiceren van aanbevelingen (11.7%) een gunstige invloed<br />

hebben op de kwaliteit van de zorgverstrekking.<br />

Van de onderwerpen die in de toekomst behandeld moeten<br />

worden blijken er een vijftal prioritair: het beheer van de<br />

melkkeuken (21.5%), de actualisering van de aanbevelingen<br />

op het vlak van isolatie (19.6%), de problematiek van<br />

Legionellose in de ziekenhuismilieu (11.7%), de afname van<br />

omgevingsmonsters voor bacteriologisch onderzoek (11.7%)<br />

en de HACCP -normen (9.8%).<br />

Sommige lezers zouden naast een "vraag & antwoord" rubriek<br />

ook graag een publicatie hebben over verzorgingstechnieken<br />

(13.7%).<br />

Sedert 2000 zijn de artikels ook terug te vinden op het web<br />

op de volgende site :<br />

http://www.md.ucl.ac.be/nosoinfo/intro.htm. 86.2% van de<br />

lezers beschikt over een internetverbinding en 82.3% maakt<br />

er regelmatig gebruik van.<br />

Na analyse van deze resultaten, constateren we dat NOSOinfo<br />

een hulpmiddel blijft voor informatie en continue<br />

vorming van alle professionele ziekenhuishygiënisten. In de<br />

toekomst zullen uw suggesties als leidraad dienen voor de<br />

selectie van de te behandelen onderwerpen. De ganse<br />

redactie houdt eraan alle lezers te bedanken voor de blijken<br />

van aanmoediging en voor de tijd die ze aan deze enquête<br />

besteed hebben.


WETENSCHAPPELIJKE AGENDA<br />

NOSO-info, vol.VII n°2, 2003<br />

Gelieve ons de verschillende manifestaties die U organiseert mee te delen !<br />

20 - 23 JULI 2003<br />

2 de Internationaal Congres van APSIC (Asia pacific Society Infection Control)<br />

"Infection control towards quality care"<br />

Plaats : Singapore<br />

Inlichtingen : Congress Secretariat, Communication Consultants<br />

Tel : (65)6293-8220 - Fax : (65)6293-8230 - Email : comcon@pacific.net.sq - Website : http://www.icas.org.sg/apsic<br />

24 - 27 AUGUSTUS 2003<br />

6 ème Meeting Annuel ESCV<br />

Plaats : Lyon, France<br />

Inlichtingen : Bruno Lina. Email : lina@univ-lyon1.fr - Website : http://www.escv.org<br />

9 SEPTEMBER 2003<br />

VCCN Cleanroom Gedragscursus<br />

Plaats : Zalencentrum ‘De Amershof’ te Amersfoort<br />

Doelgroep : voor medewerkers in industriële cleanrooms en in de gezondheidszorg (farmacie, isolatieruimten,<br />

operatiekamers, high care)<br />

Inlichtingen : VCCN cursus - Tel : (033) 434 57 60 - Website : http://www.vccn.nl<br />

23 - 24 SEPTEMBER 2003<br />

Prismant Cursus : Audits en certificeren in de gezondheidszorg<br />

Doelgroep : Managers, leidinggevenden, staffunctionarissen in verzorgings- en verpleeghuizen, thuiszorg en GGD’en.<br />

Lieu : Oudlaan 4, Utrecht<br />

Inlichtingen : Prismant, afd. opleidingen, mw. drs. A.C.M. Winters<br />

Tel : (030)234.58.43 - Fax : (030)234.57.88 - Email : opleidingen@prismant.nl<br />

30 SEPTEMBER 2003<br />

Seminarie van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV) - Epidemiologië<br />

"Surveillance en diagnose van infectieuse ziekten"<br />

Plaats : Cultureel Centrum van St Pieters Woluwe<br />

Inlichtingen : G. Ducoffre. Tel : 02/642.57.77 - Fax : 02/642.54.10 - Email : g.ducoffre@iph.fgov.be<br />

3 OCTOBER 2003<br />

Prismant Cursus : Wat levert kwaliteitsborging op ? – Utrecht<br />

Plaats : Oudlaan 4, Utrecht<br />

Inlichtingen : Prismant, afd. opleidingen, mw. drs. V.J. Rasing<br />

Tel : (030) 234 58 43 - Fax : (030) 234 57 88 - Email : opleidingen@prismant.nl<br />

9 -12 OCTOBER 2003<br />

41 st Annual Meeting of the infectious Diseases Society of America (IDSA)<br />

Plaats : San Diego, USA<br />

Inlichtingen : Tel : (1) 703 299 0200 - Fax : (1) 703 299 0204 - Email : info@idsociety.org<br />

Website : http://www.idsociety.org<br />

13 OCTOBER 2003<br />

VCCN Cleanroom Gedragscursus<br />

Plaats : Zalencentrum ‘De Amershof’ te Amersfoort<br />

Doelgroep : voor medewerkers in industriële cleanrooms en in de gezondheidszorg (farmacie, isolatieruimten,<br />

operatiekamers, high care)<br />

Inlichtingen : VCCN cursus - Tel : (033) 434 57 60 - Website : http://www.vccn.nl<br />

21


NOSO-info, vol.VII n°2, 2003<br />

22<br />

17 - 21 OCTOBER 2003<br />

5 th European Congress of Chemotherapy and Infection<br />

Plaats: Rhodes, Griekenland<br />

Inlichtingen : Microbiology, Medical School of the National University of Athens, 75M<br />

Tel : 3010/7462011 - Fax : 3010/7462124 - Email : nlegakis@med.uoa.gr - Website : http://www.congrex.com/ecc5<br />

23 OCTOBER 2003<br />

Praktische Klinische Microbiologie : Bijeenkomst van ziekenhuismedewerkers uit de provincie Henegouwen<br />

"Evolutie van de antibiotica-resistentie bij nosocomiale bacteriën in België"<br />

Dr Y. Degheldre, Microbiologie, <strong>UCL</strong>/Mont-Godinne.<br />

Plaats : Seminariezaal (verdieping 0), CHU A. Vesalius - Montigny-le-Tilleul<br />

Inlichtingen : Dr C. Potvliege, Microbiologie, CHU Tivoli - La Louvière. Tel : 064/27.64.06<br />

Dr D. Govaerts, Microbiologie, CHU A. Vésale, Montigny-le-Tilleul. Tel : 071/29.55.30<br />

23 - 24 OCTOBER 2003<br />

XIV èmes Journées Nationales de la Société des Infirmiers et Infirmières en Hygiène Hospitalière<br />

de France (S.I.I.H.H.F)<br />

Plaats : Lyon, France<br />

Inlichtingen : F. Ribot, Service HH, Centre Hospitalier, 72037 Le Mans Cedex<br />

Email : fribot@ch-lemans.fr - Website : http://site.voila.fr/siihhf<br />

Inschrijving : Smarex, 37 av Général De Gaulle, 69300 Caluire - Email : Info@smarex.fr<br />

4 - 5 NOVEMBER 2003<br />

WCS Congres<br />

"Van Zwaluwstaart naar apenstaart"<br />

Plaats : Jaarbeurs Utrecht<br />

Inlichtingen : WCS. - Tel : (31) 620.44.51.10 - Website : http://www.wcs-nederland.nl<br />

9 - 12 NOVEMBER 2003<br />

4 e IFIC Congres<br />

Plaats : Hilton Hotel St. Julians, Malte<br />

Inlichtingen : G. v. Knippenberg, VieCuri Medisch Centrum voor Noord Limburg, Tegelseweg 210, 5912 BL Venlo.<br />

Tel : (077)320 52 33 - Email : gvknippenberg@viecuri.nl<br />

Conferentie secretariaat : Infection Control Unit, St. Luke’s Hospital, G’Mangia MSD08 Malta<br />

Tel./Fax. : (00356) 21 235 447 - Email : infection.control@gov.mt - Conferentie homepage : http://slh.gov.mt/ific2003.htm<br />

14 - 16 NOVEMBER 2003<br />

Resistant Gram-Positive Infections<br />

Plaats : Hotel inter-continentel Gerlin-Germany<br />

Inlichtingen : KIT Convention and Incentive organization.<br />

Tel : (49) 30/24.60.32.40 - Fax : (49) 30/24.60.3310 - Email : rgpi@kit.de - Website : http://www.kit.de<br />

1 ste DECEMBER 2003<br />

VCCN Cleanroom Gedragscursus<br />

Plaats : Zalencentrum ‘De Amershof’ te Amersfoort<br />

Doelgroep : voor medewerkers in industriële cleanrooms en in de gezondheidszorg (farmacie, isolatieruimten,<br />

operatiekamers, high care)<br />

Inlichtingen : VCCN cursus - Tel : (033) 434 57 60 - Website : http://www.vccn.nl<br />

4 - 5 DECEMBER 2003<br />

23 ème Réunion Interdisciplinaire de Chimiothérapie anti-infectieuse (RICAI)<br />

Plaats : Palais des Congrès, Porte maillot, Paris, France<br />

Inlichtingen : Mme S. Teubner Secrétariat JCD Conseil<br />

Tel : 33(0)1400.64.20.00 - Fax : 33 (0) 1 40.64.27.44 - Email : ricai@jcdconseil.com - Website : http://www.ricai.org


RICHTLIJNEN VOOR DE AUTEURS<br />

1. Noso-info is het officiële tijdschrift van de<br />

Belgische Vereniging voor Ziekenhuishygiëne<br />

(BVZH) en de Groepering voor de Opsporing, de<br />

Studie en de Preventie van Infecties in de<br />

Ziekenhuizen (GOSPIZ).<br />

2. Noso-info publiceert artikels, reviews,<br />

commentaar, informatie met betrekking tot<br />

ziekenhuishygiëne. Het verschijnt elke drie maand<br />

in het Frans en het Nederlands. Het heeft tot doel<br />

de verpleegkundigen, artsen, apothekers en<br />

andere ziekenhuispractici over dit domein te<br />

informeren. Het gepubliceerd materiaal kan<br />

bestaan uit originele bijdragen of uit reeds elders<br />

gepubliceerde informatie. In dit geval wordt de<br />

auteur verondersteld<br />

de toelating tot publiceren aan de<br />

redactieraad van Noso-info aan te vragen, en<br />

eveneens aan het originele tijdschrift.<br />

3. Taal. De artikels zullen in het Frans of het<br />

Nederlands voorgelegd worden, of uitzonderlijk<br />

in het Engels. Het tijdschrift kan zelf voor de<br />

vertaling FransNederlands zorgen. Indien hij<br />

de vertaalde versie van het manuscript wenst te<br />

herlezen of na te zien, wordt de hoofdauteur<br />

verzocht dit schriftelijk aan de redactie te melden.<br />

4. Aanvaarding. De artikels worden ter<br />

goedkeuring aan de redactieraad van het tijdschrift<br />

voorgelegd. De redactieraad beslist souverein over<br />

het aanvaarden of het verwerpen van een artikel.<br />

Hij kan eventueel aanpassingen voorstellen, die<br />

aan het voorgelegde document aangebracht<br />

moeten worden. Wanneer deze wijzigingen<br />

beperkt zijn (spellingsfouten …) kan de redactie<br />

die zelf aanbrengen (na telefonisch overleg met<br />

de hoofdauteur).<br />

3. Formaat van de zending. De teksten zullen in<br />

één exemplaar gezonden worden en zullen van<br />

een computerdiskette vergezeld zijn, waarop<br />

teksten en tabellen in een tekstverwerkingsformaat<br />

staan (bij voorkeur Word 6 for windows). Ze<br />

moeten naar volgend adres opgestuurd worden: A.<br />

Simon, redactiesecretariaat Noso-info, <strong>UCL</strong>–<br />

MBLG, Hippocrateslaan 5490, 1200 Brussel.<br />

Dezelfde procedure dient voor het uiteindelijke<br />

document gevolgd te worden. Zij kunnen tevens<br />

via electronische post naar de redactie E-mail<br />

opgestuurd worden:<br />

Liliane.Degreef@mblg.ucl.ac.be<br />

6. De lengte van de voorgelegde teksten is<br />

onbeperkt, maar men wordt verzocht de 10<br />

gedrukte bladzijden niet te overschrijden (dubbele<br />

interlinies, karaktertype groter dan 10 cpi). De<br />

klassieke structuur: "inleiding, materiaal en<br />

NOSO-info, vol.VII n°2, 2003<br />

methoden, uitslagen, bespreking, besluit,<br />

bibliografie" zal bij voorkeur voor studies gebruikt<br />

worden In het geval van overzichtartikels zullen<br />

titels van hoofdstukken de text op een duidelijke<br />

wijze onderverdelen.<br />

7. Tabellen zullen bij voorkeur deel uitmaken van<br />

de voorgelegde tekst. Zij zullen een nummer<br />

dragen (Romeinse cijfers).<br />

8. Figuren mogen in het voorgelegde document<br />

ingelast worden. Een origineel van elke figuur<br />

(zonder legende) zal in elk geval op het einde van<br />

de tekst toegevoegd worden. Op de keerzijde<br />

zullen de positie (hoog-laag) en het nummer van<br />

de figuur vermeld staan. De figuren zullen een<br />

nummer dragen (Arabische cijfers).<br />

9. De referenties zullen in de tekst aangeduid<br />

staan, door middel van een cijfer tussen rechte<br />

haken [ ], en zullen naargelang de alfabetische<br />

orde van de eerste auteur genummerd worden. In<br />

de bibliografie zullen ze volgens het hieronder<br />

beschreven systeem vermeld staan:<br />

- Tijdschriften : Naam en initialen van alle auteurs<br />

(indien meer dan 6 auteurs, de eerste 3<br />

vermelden, gevolgd door et al). Titel van het<br />

artikel. Tijdschrift (afkortingen van de Index<br />

Medicus). Jaargang, volume: eerste pagina-laatste<br />

pagina. Voorbeeld: Kernodle DS, Kaiser AB.<br />

Antibiotic prophylaxis in surgery. Cur Opin Infect<br />

Dis 1995; 8:275-279.<br />

- Boeken : (zoals in het voorbeeld:) Altemeier WA,<br />

Burke JF, Pruitt BA, Sandusky (eds). Manual on<br />

control of infection in surgical patients, 2nd ed.<br />

Philadelphia: JB Lipincott, 1984.<br />

-Hoofdstukken van boeken : (zoals in het<br />

voorbeeld:) Trilla A, Mensa J. Perioperative<br />

antibiotic prophylaxis. In: Wenzel RP, ed.<br />

Prevention and control of nosocomial infections,<br />

2nd ed. Baltimore: Williams & Wilkins, 1993:<br />

665-682.<br />

10. Het genus en de species van microorganismen<br />

zullen in cursief gedrukt worden. Merknamen<br />

(stoffen, geneesmiddelen en materiaal) zullen in<br />

de tekst vermeden worden. Voor geneesmiddelen<br />

zal men de generische naam gebruiken. Het merk<br />

van stoffen, geneesmiddelen en materiaal mag als<br />

annotatie op het einde van de tekst vermeld staan.<br />

11. De inhoud van de artikels staat alleen onder<br />

de verantwoordelijkheid van de auteurs.<br />

23


NOSO-info, vol.VII n°2, 2003<br />

24<br />

Redactieraad<br />

REDACTIERAAD<br />

K. Claeys, F. Crokaert, Y. Degheldre<br />

A. Deschuymere, J. J. Haxhe, C. Logghe,<br />

P. Meeus, C. Potvliege, A. Simon, J.P. Sion,<br />

C. Suetens, F. Van Laer, M. Zumofen.<br />

REDACTIE COORDINATOR<br />

A. Simon<br />

REDACTIESECRETARIAAT<br />

L. De Greef<br />

<strong>UCL</strong> –MBLG 5490<br />

Hippocrateslaan, 54<br />

1200 BRUSSEL<br />

Tél.: 02/764 54 90<br />

Fax : 02/764 94 40<br />

E-mail: Liliane.Degreef@mblg.ucl.ac.be<br />

Noso-info publiceert artikels, briefwisseling en<br />

overzichten met betrekking tot ziekenhuishygiëne.<br />

Ze worden door de redactieraad uitgekozen en<br />

verschijnen in het Frans en het Nederlands (vertaling<br />

verzekerd door het tijdschrift). De inhoud van de<br />

artikels staat alleen onder de verantwoordelijkheid van<br />

de auteurs<br />

Voor inlichtingen over NVKVV<br />

Vlaamse Werkgroep Ziekenhuishygiëne<br />

Mevr. K. Claeys, voorzitter<br />

Mevr. B. Lambrechts, stafmedewerker<br />

Tel : 02/732 10 50<br />

Fax : 02/734 84 60<br />

E-Mail : b.lambrechts@nvkvv.be<br />

Abonnementen en<br />

lidgeld 2003<br />

Voor inlichtingen over het abonnement (en de<br />

betaling) op NOSO-info, gelieve zich te richten tot<br />

de schatbewaarder van NOSO-info :<br />

Ter attentie van Dr J.P. SION<br />

Eeuwfeestkliniek, Harmoniestraat, 68<br />

2018 – ANTWERPEN<br />

Tel: 03/240.26.30<br />

Fax: 03/238.72.48<br />

E-Mail: jpsion@monica.be<br />

Persoonlijk abonnement op NOSO-info :<br />

Voor België : 25 €<br />

Op rekening Nr : 408-7090741-09<br />

NOSO-info, Harmoniestraat, 68<br />

2018-Antwerpen<br />

Voor het Buitenland : 30 €<br />

Uitsluitend door bankoverschrijving<br />

Inschrijving als lid van GDEPIH-GOSPIZ<br />

(zonder tijdschrift):<br />

Verpleegkundigen : 20 €<br />

Artsen : 40 €<br />

Anderen : 40 €<br />

Op rekening Nr : 431-0712901-18<br />

GDEPIH/GOSPIZ vzw,<br />

Erasmus Ziekenhuis, Brussel<br />

Voor inlichtingen over de inschrijving op GDEPIH-<br />

GOSPIZ, gelieve zich te richten tot de<br />

schatbewaarder van GDEPIH-GOSPIZ :<br />

Ter attentie van Dr J. VAN ELDERE<br />

Laboratory of Bacteriology<br />

University Hospital Gasthuisberg<br />

Herestraat, 49 - B - 3000 LEUVEN<br />

Tel.: 016/34 70 72 (direct line) or<br />

Secretary : 016/34 79 02- Fax: 016/34 79 31<br />

E-Mail : johan.vaneldere@uz.kuleuven.ac.be<br />

Voor inlichtingen over ABHH<br />

Groupe infirmier francophone<br />

Mevr. P. Taminiau, voorzitter<br />

Tel : 02/759.54.36<br />

Fax : 02/759.54.36<br />

Het tijdschrift is ook op het internet beschikbaar :http://www.md.ucl.ac.be/nosoinfo/intro.htm

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!