FRANZ KAFKA/MAX BROD EEN VRIENDSCHAP IN BRIEVEN
FRANZ KAFKA/MAX BROD EEN VRIENDSCHAP IN BRIEVEN
FRANZ KAFKA/MAX BROD EEN VRIENDSCHAP IN BRIEVEN
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>FRANZ</strong> <strong>KAFKA</strong>/<strong>MAX</strong> <strong>BROD</strong><br />
<strong>EEN</strong> <strong>VRIENDSCHAP</strong> <strong>IN</strong> <strong>BRIEVEN</strong><br />
REDACTIE MALCOLM PASLEY<br />
VERTAALD DOOR WILLEM VAN TOORN<br />
AMSTERDAM . UITGEVERIJ DE ARBEIDERSPERS<br />
Copyright © 1989 Schocken Books Inc., New York<br />
Copyright Nederlandse vertaling © 1993 Willem van Toorn/<br />
B.V. Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam<br />
Oorspronkelijke titel: Max Brod/Franz Kafka,<br />
Eine Freundschaft/Briefwechsel<br />
Uitgave: S. Fischer Verlag GmbH, Frankfurt am Main<br />
Omslagillustratie: Franz Kafka in 1920<br />
(Archiv Klaus Wagenbach, Berlijn)<br />
Omslagontwerp: Marjo Starink/Kees Kelfkens<br />
ISBN 90 295 0739 X/CIP
1904<br />
[Praag, vermoedelijk 1904]<br />
Beste Max,<br />
vooral omdat ik gisteren niet op college was, lijkt het mij nodig je te schrijven, om je uit<br />
te leggen waarom ik op de dansavond niet met jullie mee ben gegaan, hoewel ik het misschien<br />
beloofd had.<br />
Neem het me niet kwalijk, ik wilde mijzelf een plezier doen en jou en P. een avond bij<br />
elkaar brengen, want ik dacht dat er aardige groeperingen zouden moeten ontstaan als jij onder<br />
druk van het ogenblik overdreven opmerkingen ging maken -- dat doe je als er meer mensen bij<br />
zijn -- en hij daar juist met zijn verstandig inzicht, dat hij behalve in de kunst bijna overal in<br />
heeft, redelijk op reageerde.<br />
Maar toen ik daaraan dacht, was ik jouw gezelschap, het kleine gezelschap waar jij mee<br />
was, vergeten. Als een vreemde je daarin voor het eerst ziet, krijgt hij geen voordelige indruk.<br />
Want die is gedeeltelijk van jou afhankelijk, gedeeltelijk iets zelfstandigs. Voor zover hij<br />
afhankelijk is, staat hij om je heen als een ontvankelijk bergland met een bereidwillige echo. Dat<br />
brengt de toehoorder in verwarring. Terwijl zijn ogen zich rustig zouden willen bezighouden met<br />
een object voor hem, wordt hij op zijn rug geslagen. Dan moet het vermogen van beide te<br />
genieten wel verloren gaan, vooral als hij niet buitengewoon wendbaar is.<br />
Maar voor zover ze zelfstandig zijn, doen ze je nog meer schade, want ze geven een<br />
vertekend beeld van je, je verschijnt erdoor op de verkeerde plaats, je wordt tegenover de<br />
toehoorder door jezelf weerlegd, wat baat het mooie ogenblik als de vrienden consequent zijn.<br />
Een vriendelijk gezinde massa helpt alleen bij revoluties, als alle mensen tegelijk en simpel<br />
handelen, maar als het gaat om een kleine opstand onder verstrooid licht aan een tafel, dan<br />
verijdelen ze die. Het is alsof jij je schildering `Morgenlandschap' wil laten zien en die als<br />
achterdoek opstelt, terwijl je vrienden geloven dat voor dit moment het `Wolvenravijn' geschikter<br />
is en als zijcoulissen `Wolvenravijn' naast je neerzetten. Beide zijn weliswaar door jou<br />
geschilderd en elke toeschouwer kan dat zien, maar wat zijn dat voor verwarrende schaduwen op<br />
de weide van het morgenlandschap en er vliegen afschuwelijke vogels boven de akker. Zo is het,<br />
geloof ik. Het gebeurt je zelden maar toch wel af en toe (en dat begrijp ik nog niet helemaal) dat<br />
je zegt: `Hier vind je bij Flaubert louter invallen over feiten, weet je, geen sentimenteel gedoe.'<br />
Wat zou ik jou een figuur kunnen laten slaan als ik hetzelfde zou doen als er zich een<br />
gelegenheid voordoet: jij zegt `Wat is de Werther toch mooi.' Ik zeg: `Maar als we eerlijk willen<br />
zijn, zit er toch veel sentimenteel gedoe in.' Dat is een belachelijke onaangename opmerking,<br />
maar ik ben je vriend terwijl ik dat zeg, ik bedoel het niet kwaad tegenover jou, ik wil alleen de<br />
toehoorder laten weten wat jouw oprechte mening over zulke dingen is. Want vaak kan het een<br />
teken van vriendschap zijn, niet verder meer na te denken over de uitspraak van een vriend. Maar<br />
intussen is de toehoorder treurig, moe geworden. --<br />
Ik heb dit geschreven omdat ik het treuriger zou vinden als je me niet zou vergeven dat ik<br />
de avond niet met jou heb doorgebracht, dan dat je me deze brief niet zou vergeven. -- Ik groet je<br />
hartelijk -- je Franz K.
Leg dit nog niet weg, ik heb het nog een keer doorgelezen en zie dat het niet duidelijk is. Ik wilde<br />
schrijven: Wat voor jou een ongehoord geluk betekent, namelijk als je moe bent wat slordig<br />
mogen worden en toch door de hulp van een volkomen gelijkgezind iemand zonder zelf een stap<br />
te zetten daarheen gebracht te worden waar je wilde zijn, juist dat toont jou als je met mensen<br />
kennismaakt -- dat stelde ik me bij P 1 voor -- niet zo als ik wil. -- Nu is het genoeg<br />
1 Een nootnummer verwijst naar de aantekeningen achter in het boek.<br />
[Stempel: Praag, 29.8.04; aankomststempel: St. Wolfgang, 30.8.04]<br />
Aan de heer Max Brod St. Wolfgang `Zum Cortissen'<br />
[Afz.:] Franz Kafka Zeltnergasse 2 Praag<br />
Het is heel gemakkelijk aan het begin van de zomer vrolijk te zijn. Je hebt een opgewekt hart,<br />
een redelijk tempo en je bent het komende leven tamelijk welgezind. Je verwacht oostersmerkwaardige<br />
dingen en verloochent dat weer met een komische buiging en met achteloos<br />
gepraat, een levendig spel dat behaaglijk en verwachtingsvol stemt. Je zit tussen je door elkaar<br />
gewoeld beddegoed en kijkt op de klok. Die wijst een laat ochtenduur. Maar wij schilderen de<br />
avond met goed gedempte kleuren en vergezichten die steeds wijder worden. En we wrijven onze<br />
handen rood van vreugde omdat onze schaduw lang en zo mooi avondlijk wordt. Wij maken<br />
onszelf mooi in de verborgen hoop dat onze tooi ons wezen zal worden. En als ze ons vragen wat<br />
we met ons leven van plan zijn, dan wennen wij ons in het voorjaar een gecompliceerde<br />
handbeweging als antwoord aan, die na enige tijd krachteloos wordt, alsof het belachelijk<br />
overbodig is dingen die zeker zijn op te roepen.<br />
Als wij nu volledig teleurgesteld zouden worden, dan zou dat voor ons weliswaar triest<br />
zijn, maar toch ook weer iets hebben van een verhoring van ons dagelijks gebed dat de<br />
consistentie van ons leven althans naar de uiterlijke vorm genadiglijk voor ons bewaard moge<br />
blijven.<br />
Maar wij worden niet teleurgesteld, dit jaargetij, dat alleen een einde maar geen begin<br />
heeft, brengt ons in een toestand die zo vreemd en natuurlijk voor ons is dat hij ons zou kunnen<br />
vermoorden.<br />
Wij worden als het ware door een luchtstroom daarheen gedragen waar het hem belieft,<br />
en het is zeker ook een beetje voor de grap als we in deze luchtstroom naar ons voorhoofd<br />
grijpen of elkaar door gesproken woorden proberen gerust te stellen, onze dunne vingertoppen op<br />
onze knieën gedrukt. Terwijl wij anders tot op zekere hoogte hoffelijk genoeg zijn om niets van<br />
enige helderheid omtrent onszelf te willen weten, komt het nu voor dat wij die met een zekere<br />
zwakte wel zoeken, al is het dan op dezelfde manier als waarop we voor de grap doen alsof we<br />
ons inspannen om kleine kinderen te vangen die langzaam voor ons uit trippelen. Wij<br />
doorwoelen onszelf als een mol en komen helemaal zwart geworden en met fluwelen haar uit<br />
onze ingestorte zandgewelven, onze arme rode pootjes geheven om liefdevol medelijden.<br />
Op een wandeling betrapte mijn hond een mol die de weg over wilde steken. Hij<br />
besprong hem steeds weer en liet hem dan weer los, want hij is nog jong en vreesachtig.<br />
Aanvankelijk vond ik het vermakelijk en vooral had ik plezier in de opwinding van de mol, die<br />
bijna totaal vertwijfeld en tevergeefs een opening zocht in het harde plaveisel. Maar plotseling,<br />
toen de hond weer met zijn gestrekte poot op hem sloeg, gaf hij een schreeuw. Ks, kss,
schreeuwde hij. En toen kwam het mij voor -- Nee, er kwam mij niets voor. Dat dacht ik alleen<br />
maar, omdat mijn hoofd die dag zo zwaar omlaaghing dat ik 's avonds verwonderd merkte dat<br />
mijn kin met mijn borst samengegroeid was. Maar de volgende dag hield ik mijn hoofd weer<br />
fraai rechtop. De volgende dag trok een meisje een witte japon aan en werd toen verliefd op mij.<br />
Ze was daar heel ongelukkig over en het is mij niet gelukt haar te troosten, wat nu eenmaal iets<br />
heel moeilijks is. Toen ik op een andere dag na een korte middagslaap mijn ogen opendeed, nog<br />
niet helemaal zeker van mijn leven, hoorde ik mijn moeder op natuurlijke toon boven van het<br />
balkon vragen: `Wat doet u?' Een vrouw antwoordde uit de tuin: ` -- Ik eet buiten een hapje.' 3<br />
Toen verbaasde ik me over de gedecideerdheid waarmee de mensen in staat zijn hun leven te<br />
dragen. Op een andere dag verheugde ik me met een gespannen pijn over de bewogenheid van<br />
een dag die bewolkt was. Toen volgde er een vage week of twee of nog meer. Toen werd ik<br />
verliefd op een vrouw. Toen werd er een keer gedanst in het café en ik ging er niet heen. Toen<br />
was ik weemoedig en zeer afwezig, zodat ik struikelend op de landwegen liep, die hier steil<br />
omhooglopen. Toen las ik op een keer in de dagboeken van Byron 4 deze passage (ik schrijf haar<br />
hier misschien niet helemaal correct op omdat het boek al ingepakt is): `Al een week lang ben ik<br />
mijn huis niet uit geweest. Sinds drie dagen boks ik dagelijks vier uur met mijn leraar met de<br />
ramen open, om mijn geest tot rust te brengen.' En toen en toen was de zomer voorbij en ik<br />
ontdek dat het koel wordt, dat het tijd wordt de zomerbrieven te beantwoorden, dat mijn pen een<br />
beetje uitgeschoten is en dat ik hem daarom zou kunnen neerleggen.<br />
Je Franz K.<br />
28 augustus<br />
[Praag, vermoedelijk 1904]<br />
Het verbaasde mij dat je mij niets over Tonio Kröger 5 hebt geschreven. Maar ik zei tegen mijzelf:<br />
`Hij weet hoe blij ik ben als ik een brief van hem krijg en over Tonio Kröger moet je iets zeggen.<br />
Het is dus duidelijk dat hij mij heeft geschreven, maar er bestaan toevallen, wolkbreuken,<br />
aardbevingen, de brief is verloren gegaan.' Maar meteen daarna ergerde ik mij over deze inval,<br />
omdat ik niet in de stemming was om te schrijven, en mopperend omdat ik een misschien<br />
ongeschreven brief moest beantwoorden, begon ik te schrijven:<br />
Toen ik je brief kreeg, vroeg ik mij in mijn verwarring af of ik naar je toe moest gaan of<br />
je bloemen moest sturen. Maar ik deed geen van beide, deels uit onachtzaamheid, deels omdat ik<br />
vreesde domheden te begaan, want ik ben een beetje van slag en treurig als een aanhoudende<br />
regen.<br />
Maar je brief deed me goed. Want als iemand mij een soort waarheid zegt, dan vind ik dat<br />
aanmatigend. Hij beleert mij daarmee, vernedert mij, verwacht van mij het gezwoeg om<br />
weerlegging, zonder daar zelf gevaar bij te lopen, omdat hij zijn waarheid immers voor<br />
onaantastbaar moet houden. Maar zo ceremonieel, onbezonnen en ontroerend het is als je een<br />
vooroordeel tegen iemand uitspreekt, nog ontroerender is het als je het beargumenteert en<br />
helemaal als je het weer met vooroordelen beargumenteert.<br />
Je schrijft misschien ook over de overeenkomst met jouw verhaal `Ausflug ins<br />
Dunkelrothe'. 6 Ik heb vroeger ook aan zo'n vergaande overeenkomst gedacht, voordat ik `Tonio<br />
Kröger' nu herlas. Want het nieuwe van `Tonio Kröger' ligt niet in het ontdekken van deze<br />
tegenstelling (God zij dank dat ik niet meer in deze tegenstelling hoef te geloven, het is een
intimiderende tegenstelling) maar in het eigenaardige produktieve (de schrijver in `Ausflug')<br />
verliefd-zijn op het tegengestelde.<br />
Als ik aanneem dat je over deze onderwerpen hebt geschreven, dan begrijp ik niet<br />
waarom je brief in zijn geheel zo opgewonden en kortademig is. (Het is mogelijk dat dat bij mij<br />
alleen een herinnering is aan het feit dat je zondagochtend zo was.) Ik vraag je laat jezelf een<br />
beetje met rust.<br />
Ja, ja het is goed dat ook deze brief verloren zal gaan<br />
Je Franz K.<br />
Na twee verleerde dagen.<br />
[Visitekaartje (Franz Kafka). Praag, vermoedelijk 1904]<br />
Wacht alsjeblieft nog even. Om ½11 ben ik zeker hier. Zie je, ik was vergeten dat het vandaag<br />
een feestdag is en nu laat P⊆ibram mij niet los. Maar ik kom beslist.<br />
Je Franz K.<br />
1905<br />
[Briefkaart. Stempel: Praag, 10.2.05]<br />
Aan de heer Max Brod Praag Schalengasse 1 N1<br />
Ik heb morgenochtend tot mijn spijt geen tijd; maar ik zou heel blij zijn als je vrijdag kwam. Als<br />
je niet kunt komen, schrijf me dan.<br />
Franz K.<br />
[Buizenpostkaart. Stempel: Praag, 5.4.05]<br />
[Aan:] De heer Max Brod Praag Schalengasse N1<br />
Vandaag is er een kamermuziekconcert en daar ga ik heen. Vergeef me, alsjeblieft; de `Ethik' 2<br />
breng ik je zaterdag<br />
Je Franz K.<br />
[Briefkaart. Stempel: Praag, 21.4(?).05]<br />
[Aan:] De heer Max Brod Praag Schalengasse N1<br />
[Afz.:] Franz Kafka Praag Zeltnergasse N3
Ik ben op het ogenblik bijna blij dat ik nog wat leer en daarom zal ik deze week niet in het<br />
koffiehuis komen. 's Avonds zou ik wel heel graag daar zijn, want ik studeer nooit na 7 uur, maar<br />
als ik mij dan zo heb ontspannen, stoort mij dat de hele volgende dag bij het leren. En ik mag<br />
geen tijd verknoeien. Het is dus beter als ik 's avonds `Kügelgen' 3 lees, een goede manier om een<br />
klein hart bezig te houden, en de slaap, als die begint. Ik groet je hartelijk.<br />
Franz.<br />
Groeten uit Zuckmantel (het sanatorium)<br />
[Briefkaart. Stempel: Praag, 4.5.05]<br />
Aan de heer Max Brod Praag Schalengasse N1<br />
Omdat jij prettige dingen hebt beleefd, waar ik geen deel aan heb, mag jij niet geïrriteerd over<br />
mij zijn. Vooral omdat ik bij dat verschrikkelijke weer dacht dat de ontmoeting in het koffiehuis<br />
zou zijn en omdat jij de tijd bij Stephan George 4 al een beetje gekalmeerd hebt doorgebracht. En<br />
dan is het nu om 11 uur zulk mooi weer, zonder dat iemand mij daarom troost.<br />
Je F.K.<br />
[Ansichtkaart (Zuckmantel, sanatorium). Stempel: Zuckmantel; aankomststempel: Misdroy, 5<br />
24.8.05]<br />
[Aan:] De heer Max Brod Ostseebad Misdroy Marktstraße N9<br />
Beste B.<br />
Zeker, ik zou je geschreven hebben als ik in Praag was gebleven. Maar ik ben lichtzinnig,<br />
lichtzinnig al voor de vierde week in een sanatorium 6 in Silezië zeer veel onder de mensen en<br />
vrouwspersonen en tamelijk opgewekt geworden<br />
Franz K.