02.09.2013 Views

hoofdstuk 1 - Basisboek Kwalitatief Onderzoek - Noordhoff Uitgevers

hoofdstuk 1 - Basisboek Kwalitatief Onderzoek - Noordhoff Uitgevers

hoofdstuk 1 - Basisboek Kwalitatief Onderzoek - Noordhoff Uitgevers

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

START<br />

1<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> bv<br />

Wat is mijn doelstelling en<br />

wat mijn vraagstelling?<br />

1<br />

Doelstelling<br />

en onderzoeksvraag<br />

1.1<br />

Formuleren doelstelling<br />

Is mijn onderzoek zowel<br />

praktisch als theoretisch<br />

relevant?<br />

NEE<br />

Is mijn onderzoek praktisch<br />

relevant?<br />

NEE<br />

Is mijn onderzoek theoretisch<br />

relevant?<br />

NEE<br />

<strong>Onderzoek</strong> heeft geen zin, of is<br />

niet verantwoord. Ga in overleg<br />

over de onderzoeksopdracht<br />

en de onderzoeksvraag<br />

en herformuleer deze zonodig<br />

2<br />

Informatieverzameling<br />

JA<br />

JA<br />

JA<br />

3<br />

<strong>Onderzoek</strong>stypen<br />

1.2<br />

Ethische aanvaardbaarheid<br />

Respondenten werken vrijwillig<br />

mee<br />

Ik geef geen valse voorstelling<br />

van zaken<br />

De onderzoeksgegevens worden<br />

anoniem verwerkt<br />

Er zijn geen nadelige effecten<br />

voor de respondenten<br />

en informanten<br />

Zijn bovenstaande vragen<br />

alle met ja beantwoord?<br />

NEE<br />

<strong>Onderzoek</strong> heeft geen zin, of is<br />

niet verantwoord. Ga in overleg<br />

over de onderzoeksopdracht<br />

en de onderzoeksvraag<br />

en herformuleer deze zonodig<br />

JA<br />

4<br />

<strong>Onderzoek</strong>sontwerpen<br />

1.3<br />

Formuleren onderzoeksvraag<br />

Mijn onderzoeksvraag is<br />

een open vraag (met een ?)<br />

Mijn onderzoeksvraag is<br />

geen beleidsvraag<br />

Mijn onderzoeksvraag is<br />

geen normatieve<br />

of ethische vraag<br />

Mijn onderzoeksvraag is<br />

geen esthetische vraag<br />

Zijn bovenstaande vragen<br />

alle met ja beantwoord?<br />

NEE<br />

<strong>Onderzoek</strong> heeft geen zin, of is<br />

niet verantwoord. Ga in overleg<br />

over de onderzoeksopdracht<br />

en de onderzoeksvraag<br />

en herformuleer deze zonodig<br />

5<br />

<strong>Onderzoek</strong>seenheden<br />

JA<br />

6<br />

Dataverzameling<br />

1.4<br />

Type onderzoeksvraag<br />

Mijn onderzoeksvraag<br />

impliceert het beschrijven van<br />

de eenheden en kenmerken<br />

NEE<br />

Mijn onderzoeksvraag betreft<br />

het exploreren van verbanden<br />

tussen de kenmerken<br />

NEE<br />

Mijn onderzoeksvraag<br />

impliceert de toetsing van<br />

een idee of gebruik van<br />

een (zoeklicht)theorie<br />

NEE<br />

<strong>Onderzoek</strong> heeft geen zin, of is<br />

niet verantwoord. Ga in overleg<br />

over de onderzoeksopdracht<br />

en de onderzoeksvraag<br />

en herformuleer deze zonodig<br />

JA<br />

JA<br />

JA


7<br />

Bestaande gegevens<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> bv<br />

1.5<br />

Eenheden en kenmerken<br />

Uit mijn onderzoeksvraag<br />

wordt duidelijk wat de eenheden<br />

en kenmerken zijn<br />

Herformuleer de onderzoeks-<br />

vraag zo dat duidelijk wordt<br />

wat de eenheden<br />

en hun kenmerken zijn<br />

8<br />

Interviewen<br />

JA<br />

9<br />

Observeren<br />

1.6<br />

Attenderende begrippen / theorie<br />

Ik wil geheel blanco starten<br />

en heb nog geen idee<br />

waar ik precies op ga letten<br />

NEE NEE<br />

Ik heb al wel enige richting-<br />

gevende ideeën en theorieën,<br />

maar die liggen nog niet<br />

helemaal vast<br />

NEE<br />

Ik heb richtinggevende ideeën<br />

en theorieën waarvan ik wil<br />

nagaan of ze passen op<br />

de te verzamelen gegevens<br />

JA<br />

JA<br />

10<br />

Datapreparatie<br />

1.7<br />

Uitvoerbaarheid van het onderzoek<br />

Ik beschik over voldoende tijd<br />

Ik beschik over voldoende geld<br />

om dit onderzoek uit te voeren<br />

De beoogde respondenten<br />

en informanten zijn bereikbaar<br />

en bereid om mee te doen<br />

Zijn bovenstaande vragen<br />

alle met ja beantwoord?<br />

NEE<br />

11<br />

Data-analyse<br />

<strong>Onderzoek</strong> heeft geen zin, of is<br />

niet verantwoord. Ga in overleg<br />

over de onderzoeksopdracht<br />

en de onderzoeksvraag<br />

en herformuleer deze zonodig<br />

JA<br />

H2<br />

12<br />

Rapportage


© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> bv<br />

In <strong>hoofdstuk</strong> 1 leggen we de basis voor het opzetten van een<br />

kwalitatief onderzoek. De formulering van de doelstelling en de<br />

vraagstelling staan hier centraal. Je gaat immers niet zomaar<br />

een onderzoek doen; je hebt daar een bedoeling mee. Vrijwel<br />

altijd gaat het om het verkrijgen van meer kennis over en meer<br />

inzicht in een verschijnsel in de werkelijkheid. Met die kennis<br />

wil je meestal iets gaan doen. In de doelstelling geef je aan<br />

waarom en voor wie je die kennis gaat vergaren. Je moet daarbij<br />

ook aangeven of het onderzoek met de door jou aangegeven<br />

doelstelling ethisch is te verantwoorden. Hebben alle betrokke-<br />

nen voordeel bij jouw onderzoek, en ben je van plan open en<br />

eerlijk te zijn over je onderzoek (of de plannen daartoe) en je<br />

bedoelingen jegens alle betrokkenen?<br />

Het onderzoek moet antwoord geven op de gestelde onderzoeks-<br />

vraag. Het formuleren van een onderzoeksvraag is een heel<br />

proces, dat meestal begint met een vage en globale probleem-<br />

stelling van een opdrachtgever. Die globale probleemstelling<br />

moet je veelal inperken en in overleg met de betrokkenen omzet-<br />

ten in een onderzoeksvraag die via empirisch onderzoek te<br />

beantwoorden is. Wanneer de doelstelling en vraagstelling zijn<br />

geformuleerd, moet je vooral de vraagstelling verder uitwerken.<br />

Bij kwalitatief onderzoek gaat het meestal om onderzoeksvragen<br />

met een open karakter. We onderscheiden drie typen onder-<br />

zoeksvragen: beschrijvende, verklarende en toetsende. Bij<br />

beschrijvende onderzoeksvragen gaat het erom het fenomeen<br />

(bijvoorbeeld harddrugverslaving bij oudere personen) in kaart<br />

te brengen, zonder een verklaring daarvoor te zoeken. Een ver-<br />

klarende onderzoeksvraag impliceert dat je tevens op zoek gaat<br />

naar een of meer factoren die een verklaring kunnen geven voor<br />

dat verschijnsel. Een bestaande theorie of theoretische notie kan<br />

daarbij als ‘zoeklicht’-theorie fungeren om tot een plausibele<br />

H1 Wat is mijn doelstelling en wat mijn vraagstelling?<br />

Veronderstelde<br />

voorkennis<br />

■ Er is geen<br />

specifieke<br />

voorkennis vereist.


© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> bv<br />

verklaring te komen. In het kader van een theorie, maar ook los<br />

daarvan, kunnen bepaalde begrippen een sturende of richting -<br />

gevende werking hebben bij een kwalitatief onderzoek (bijvoor-<br />

beeld bij een studie naar drugverslaving: compensatiegedrag en<br />

sensatiezoekend gedrag als aspect van extraversie). We spreken<br />

in dat verband van ‘attenderende begrippen’. Wanneer je nagaat<br />

of een bestaande theorie het door jou te bestuderen verschijnsel<br />

kan verklaren is er sprake van een toetsende onderzoeksvraag.<br />

In een onderzoeksvraag komen twee soorten begrippen voor: het<br />

eenheidsbegrip (over wie of wat ga je iets zeggen?) en het eigen-<br />

schapsbegrip (over welk kenmerk ga je iets zeggen?). Wanneer<br />

min of meer duidelijk is geworden wat je gaat onderzoeken en<br />

waarom, moet je gaan nadenken over de haalbaarheid van je<br />

onderzoek. Dat hangt uiteraard af van de beschikbare tijd, maar<br />

ook van de kosten die het onderzoek met zich brengt. Verder zijn<br />

de bereikbaarheid van de respondenten en hun bereidheid om<br />

aan je onderzoek mee te werken van belang voor de haalbaar-<br />

heid of uitvoerbaarheid van je onderzoek.<br />

1.1 Formuleren van de doelstelling<br />

Casus 1; ALDAH-supermarkten<br />

De directie van een grote winkelketen heeft de indruk dat hun<br />

filialen minder klantvriendelijk zijn dan die van de concurrent.<br />

Zij overwegen om bedrijfskleding in te voeren. Ze gaan ervan uit<br />

dat daardoor het personeel beter herkenbaar wordt en de klanten<br />

waarschijnlijk sneller worden geholpen. Het idee is om in een<br />

aantal filialen dit eens uit te proberen. Op basis van de omzetcijfers<br />

van de filialen kunnen ze uiteraard zien wat het effect is op<br />

de omzet, maar ze willen ook weten of zulke bedrijfskleding nog<br />

andere effecten heeft, bijvoorbeeld op de sfeer in het filiaal.<br />

Daartoe willen ze een onderzoek laten uitvoeren.<br />

Casus 2; Imago Jong[en]<br />

Een uitgeverij van tijdschriften heeft op basis van marktonderzoek<br />

besloten een blad voor jongens in de markt te zetten. Op<br />

basis van een onderzoek onder jongeren en deskundigen die deze 25<br />

§1.1 Formuleren van de doelstelling


26<br />

Probleem<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> bv<br />

markt goed kennen, is een opzet voor het blad gemaakt. Het blad<br />

is nu een jaar in de handel, maar de verkoopcijfers blijven ver<br />

achter bij de verwachting. Het gevolg is een grote verliespost.<br />

Men wil weten waarom het blad niet aanslaat. In dat verband wil<br />

de directie onder meer weten hoe jongeren over het blad denken.<br />

Aan een onderzoeker wordt gevraagd hiernaar onderzoek te<br />

doen.<br />

Casus 3; Harddrugverslaving<br />

De staf van een instelling voor zorg aan verslaafden wil weten<br />

hoe een verslaving verloopt. Gek genoeg is er veel bekend over<br />

het ontstaan van een verslaving, maar erg weinig over het verloop<br />

ervan. Is het verslavingsgedrag en het leven van een verslaafde<br />

na tien jaar anders dan het was in het begin van de verslaving?<br />

En, zo ja, wat houden die veranderingen in? Men wil dat graag<br />

weten omdat de groep oudere, langdurig verslaafden almaar groter<br />

wordt en men het gevoel heeft dat zij een speciaal soort begelei -<br />

ding vragen. Men wil graag dat hier onderzoek naar wordt gedaan.<br />

Casus 4; Vergadercultuur<br />

Een directeur-generaal van een ministerie maakt zich zorgen<br />

over de vergadercultuur binnen een aantal afdelingen. Niet alleen<br />

hij, maar ook anderen merken dat bij sommige afdelingen de<br />

vergaderingen veel efficiënter zijn, korter duren, meer en ‘betere’<br />

besluiten opleveren en ook qua sfeer prettiger zijn dan de vergaderingen<br />

op andere afdelingen. Hij wil graag weten waardoor<br />

dat komt. Hij vraagt aan een onderzoeker dit uit te zoeken.<br />

In de beschrijving van bovenstaande casussen is min of meer al<br />

aangegeven wat de doelstelling en de vraagstelling van het<br />

onderzoek is dat uitgevoerd gaat worden. Die vraagstelling komt<br />

niet uit de lucht vallen. Aan de formulering van de doelstelling en<br />

vraagstelling van een kwalitatief empirisch onderzoek gaat<br />

meestal een heel proces vooraf. Meestal ziet een persoon, bedrijf,<br />

instelling of overheidsinstantie een bestaande situatie in zijn<br />

geheel, of onderdelen daarvan, als problematisch en stelt dat<br />

letterlijk als probleem. Bij casus 1 is het probleem de klantvriendelijkheid<br />

in de filialen van een grote supermarktketen. Als het<br />

personeel niet klantvriendelijk is, zal dat er zonder twijfel toe leiden<br />

dat er minder klanten komen. Dat resulteert in een lagere<br />

omzet, hetgeen uiteraard ongewenst is.<br />

Hetzelfde geldt voor casus 2. De ontwikkeling en het uitgeven<br />

van een nieuw blad kost veel geld. Als de verkoop ver achter blijft<br />

bij de verwachtingen leidt dat tot verlies en wellicht op termijn<br />

tot ontslagen. In casus 3 vormt de zorg voor langdurig verslaafden<br />

het probleem. In casus 4 is de aanleiding voor het onderzoek<br />

H1 Wat is mijn doelstelling en wat mijn vraagstelling?


Normatieve<br />

uitspraken<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> bv<br />

de negatieve evaluatie van vergaderingen op een ministerie. Een<br />

onderzoek hoeft natuurlijk niet altijd om ongewenste of negatieve<br />

dingen te gaan. Het benutten van nog niet gerealiseerde mogelijkheden<br />

of potenties kan ook een uitgangspunt voor onderzoek<br />

zijn. In casus 3 gaat het om het verkrijgen van meer kennis en inzicht<br />

over de ontwikkeling en het verloop van de verslaving aan<br />

harddrugs. Hoewel de hulpverleners niet ontevreden zijn over de<br />

hulpverlening denken ze die nog te kunnen verbeteren.<br />

Op grond van bepaalde overwegingen wordt een bestaande situatie<br />

door een persoon of instantie dus als probleem gesteld of gedefinieerd:<br />

de zogeheten ‘probleemstelling’. Het oogmerk daarbij<br />

is uiteraard om dat probleem op te lossen of een nog niet gerealiseerde<br />

mogelijkheid te bewerkstelligen. De volgende stap in het<br />

proces is het schetsen van een meer gewenste situatie, waarin het<br />

probleem is verdwenen of gereduceerd. Bij casus 1 is dat idealiter:<br />

alle filialen zijn uiterst klantvriendelijk en in alle filialen<br />

heerst een aangename sfeer. Klanten vinden het fijn om te komen<br />

winkelen. Bij casus 2 is dat een veel betere waardering van het<br />

jongerenblad, en in het verlengde daarvan een veel groter aantal<br />

abonnees. In casus 3 gaat het om een optimale hulpverlening voor<br />

een specifieke groep verslaafden. In casus 4 is dat een vergadercultuur<br />

die zowel effectief als efficiënt is en tevens als plezierig<br />

wordt ervaren.<br />

De achterliggende normen hierbij zijn respectievelijk: veel ontevreden<br />

klanten en klanten die wegblijven zijn slecht voor de<br />

omzet en dus voor de continuïteit van het bedrijf. Hetzelfde geldt<br />

voor casus 2: tijdschriften die niet verkopen leiden tot daling van<br />

de omzet. En ook de dak- of thuisloosheid van oudere verslaafden<br />

is niet ideaal. Voor de samenleving als geheel is het een ongewenste<br />

situatie en waarschijnlijk geldt dat ook voor de thuislozen zelf<br />

(casus 3). Verder zijn een slechte sfeer en een inefficiënte besluitvorming<br />

in verschillende opzichten nadelig, zowel voor de<br />

organisatie als voor de individuele werknemers (casus 4).<br />

Zowel het stellen van een probleem als het schetsen van een meer<br />

wenselijke situatie gebeurt in de vorm normatieve uitspraken. De<br />

gewenste of ideale situatie is te omschrijven als een meer klantvriendelijke<br />

sfeer in de filialen en een hogere omzet bij casus 1.<br />

Bij casus 2 is dit een blad dat beter aansluit bij de interesses van<br />

doelgroep, maar ook meer tevreden klanten en dus ook een verhoging<br />

van de omzet. Door de huidige situatie (slecht imago van<br />

het jongensblad, lagere verkoopcijfers) te vergelijken met een<br />

meer gewenste situatie beschouw je de huidige als problematisch.<br />

Anders gezegd: je ontleent bepaalde maatstaven (of normen)<br />

aan de gewenste of ideale situatie waarmee je de bestaande<br />

situatie vergelijkt. Bij een (te) groot verschil tussen huidige en<br />

wenselijke situatie stellen de betrokkenen dat als een probleem<br />

en ondernemen ze actie. <strong>Onderzoek</strong> kan daarvan deel uitmaken.<br />

§1.1 Formuleren van de doelstelling<br />

27


<strong>Onderzoek</strong>s -<br />

doelstelling<br />

<strong>Onderzoek</strong>s -<br />

28 vraagstelling<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> bv<br />

Probleemverheldering<br />

Als een bedrijf in de rode cijfers belandt, is het zonder meer duidelijk<br />

dat er een probleem is. Echter, bij een min of meer objectief<br />

vergelijkbare situatie (bijvoorbeeld het percentage ziekteverzuim)<br />

kan het ene bedrijf dat als probleem beschouwen en een<br />

ander (nog) niet. Naast een normatief element is hier dus ook<br />

sprake van een subjectief element.<br />

Lang niet ieder probleem impliceert het opzetten en uitvoeren<br />

van een empirisch onderzoek. In veel gevallen is directe en adequate<br />

actie geboden om het probleem op te lossen. De leiding in<br />

casus 4 kan zelf plannen ontwikkelen om de vergadercultuur te<br />

verbeteren, of een interne projectgroep instellen, externe (organisatie)adviseurs<br />

inhuren en dergelijke.<br />

Bij complexe problemen is meestal een fase van probleemverheldering<br />

nodig of wenselijk, voordat tot actie kan worden overgegaan.<br />

De directie van ALDAH zal in eerste instantie zichzelf niet<br />

als deel van het probleem beschouwen. Waarschijnlijk zijn ze<br />

verbaasd en verrast, misschien zelfs wel verontwaardigd, als<br />

naar voren komt dat de stijl van leidinggeven in het bedrijf en de<br />

organisatiecultuur mede de oorzaken kunnen zijn van de klantonvriendelijke<br />

sfeer. Het personeel behandelt de klanten zoals zij<br />

zelf behandeld worden door hun chefs.<br />

Wanneer duidelijk is geworden wat het probleem is, kan de directie<br />

besluiten een onderzoek te laten uitvoeren om een antwoord<br />

te krijgen op de vragen die zijn gerezen naar aanleiding<br />

van de tegenvallende omzet. De conclusie kan ook zijn dat er voldoende<br />

kennis beschikbaar is, maar dat die moet worden vertaald<br />

naar de situatie van het betreffende bedrijf. In dat geval wordt<br />

besloten om een literatuurstudie te doen over dit onderwerp en<br />

een externe adviseur te raadplegen.<br />

Een combinatie van de alternatieven is uiteraard ook mogelijk.<br />

Als de beslissing wordt genomen (door directeur of managementteam)<br />

dat er behoefte bestaat aan nieuwe informatie die via empirisch<br />

onderzoek verzameld gaat worden, dan wordt er contact<br />

opgenomen met een onderzoeker of onderzoeksteam, al dan niet<br />

verbonden aan een (commercieel) onderzoeksbureau. De directeur<br />

of het managementteam treedt dan in de rol van opdrachtgever<br />

en legt het probleem inclusief de achtergrond en voorgeschiedenis<br />

voor aan de onderzoeker. Vaak heeft de opdrachtgever<br />

dan al een vraagstelling geformuleerd waarop hij via onderzoek<br />

een antwoord hoopt te krijgen. Als hij dat nog niet gedaan heeft,<br />

zal de onderzoeker hem verzoeken dat alsnog te doen.<br />

Een empirisch onderzoek begint met de formulering van een<br />

onderzoeksdoelstelling en -vraagstelling. De voorlopige vraagstelling<br />

van de opdrachtgever neem je als uitgangspunt. In de<br />

regel moet je deze enkele keren herformuleren en kom je na enkele<br />

onderhandelingsronden tot een meer definitieve vraagstel-<br />

H1 Wat is mijn doelstelling en wat mijn vraagstelling?


© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> bv<br />

<strong>Onderzoek</strong>svragen<br />

Relevantie van<br />

onderzoek<br />

ling voor je onderzoek. De doelstelling van je onderzoek is hier<br />

uitdrukkelijk niet het oplossen van het gestelde probleem. Een<br />

opdrachtgever verwacht soms te veel van een onderzoeker als het<br />

praktijk- of beleidsdoel en het onderzoeksdoel niet of onvoldoende<br />

worden onderscheiden. Het onderzoeksdoel is in dit geval: inzicht<br />

krijgen in de factoren die bij ALDAH leiden tot de klantonvriendelijke<br />

sfeer in de filialen en op basis daarvan een bijdrage<br />

leveren aan de maatregelen die de directie gaat nemen om de<br />

sfeer meer klantvriendelijk te maken.<br />

De vraagstelling bestaat meestal uit enkele tamelijk specifieke<br />

onderzoeksvragen, die je als onderzoeker via het opzetten en uitvoeren<br />

van een empirisch onderzoek hoopt te kunnen beantwoorden.<br />

Het is duidelijk dat er in de geschetste casussen behoefte is<br />

aan informatie. In casus 1 wil de directie weten of het inderdaad<br />

zo is dat in hun filialen een onplezierige en klantonvriendelijke<br />

sfeer heerst, en zo ja hoe dat komt. Die informatie is nodig om een<br />

gerichte maatregel te kunnen nemen. Wanneer de klanten ontevreden<br />

zijn over de houding en het gedrag van het personeel<br />

vergt dat een heel ander soort maatregel dan wanneer zij ontevreden<br />

zijn over het gebrek aan parkeerplaatsen, de opstelling<br />

van de artikelen, het assortiment of de lange rijen bij de kassa’s.<br />

Het is daarom ook belangrijk te weten wat de achtergrond is van<br />

het verzoek om onderzoek te verrichten. Bij ALDAH zijn dat de<br />

negatieve berichten over de klantonvriendelijke sfeer in de locale<br />

media. Het doel van het onderzoek is in eerste instantie het verkrijgen<br />

van inzicht in de factoren die daarbij een rol spelen. Het<br />

achterliggende praktijkdoel of beleidsdoel is uiteraard de verbetering<br />

van de sfeer en het geschonden imago.<br />

Bij het maken van je onderzoeksopzet moet je dus niet alleen aangeven<br />

dat je bepaalde gegevens gaat verzamelen, maar ook wie<br />

wat met die informatie wil gaan doen, dus wat jij of je opdrachtgever<br />

met de informatie willen bereiken.<br />

Met het onderzoeksdoel wordt de relevantie van het onderzoek<br />

aangegeven. Uit het onderzoek moet duidelijk worden waarom<br />

het zinvol en belangrijk is dit onderzoek uit te voeren. Het is ook<br />

belangrijk om grondig na te gaan voor wie of waarvoor de uitkomsten<br />

van een onderzoek relevant zijn. Het is duidelijk dat de<br />

informatie van het sfeeronderzoek relevant is zowel voor<br />

ALDAH, inclusief het winkelpersoneel, als voor de klanten van<br />

dat bedrijf. Casus 3 is van belang voor de verslaafden, voor de<br />

hulpverleningsinstantie en de samenleving als geheel.<br />

We maken onderscheid tussen praktische en theoretische relevantie.<br />

In de casussen 1, 2 en 4 is de doelstelling duidelijk praktisch<br />

van aard. Via onderzoek wordt informatie verzameld die de<br />

betrokkenen willen benutten bij de oplossing van het gestelde<br />

probleem, zodat een problematische situatie in de praktijk veran-<br />

§1.1 Formuleren van de doelstelling<br />

29


30<br />

Praktische relevantie<br />

Theoretische<br />

relevantie<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> bv<br />

dert in een meer gewenste situatie. We spreken in dat geval dan<br />

ook van praktische relevantie. In casus 3 is niet alleen het verbeteren<br />

van de hulpverlening een oogmerk, maar ook het formuleren<br />

van een theorie over de ontwikkeling van harddrugverslaving<br />

en daarmee het leveren van een bijdrage aan de wetenschappelijke<br />

kennis over verslaving. In dat geval spreken we van theoretische<br />

relevantie. Bij theoretische relevantie is de doelstelling<br />

dus altijd het vergroten van wetenschappelijke kennis en is het<br />

niet nodig een direct aanwijsbaar maatschappelijk nut aan te<br />

geven. Een voorbeeld daarvan is het onderzoek van de Nederlandse<br />

Nobelprijswinnaars ’t Hooft en Veldman (1999) in de theoretische<br />

fysica, dat puur gericht was op het ontwikkelen van een<br />

theorie ter verklaring van een fenomeen.<br />

Samenvatting 1.1<br />

Als een opdrachtgever een onderzoek wil laten uitvoeren worden<br />

veelal de volgende globale stappen genomen. De opdrachtgever:<br />

■ stelt een bestaande situatie als een probleem: probleemstelling;<br />

■ geeft uitdrukkelijk aan dat hij dat probleem wil oplossen: dat is<br />

de praktijkdoelstelling of beleidsdoelstelling;<br />

■ besluit om via onderzoek nieuwe gegevens te verzamelen waarop<br />

hij mede zijn maatregelen kan baseren om de praktijkdoelstelling<br />

te realiseren;<br />

■ formuleert een (voorlopige) vraagstelling voor het empirische<br />

onderzoek die als uitgangspunt dient voor het overleg met de<br />

onderzoeker over de uiteindelijke vraagstelling van het onderzoek;<br />

■ voert overleg met de onderzoeker over de bedoelingen van het<br />

onderzoek: de onderzoeksdoelstelling, die veelal door de onderzoeker<br />

wordt geformuleerd.<br />

Het verzamelen van gegevens doe je immers altijd met een<br />

bepaald doel. Dit doel wordt vastgelegd in de doelstelling. Daarin<br />

beschrijf je de relevantie van je onderzoek, waarbij je aangeeft<br />

waarom je het onderzoek doet. Over het algemeen worden twee<br />

soorten relevantie onderscheiden: de praktische en de theore -<br />

tische. Praktisch relevant onderzoek wil zeggen dat de onderzoeksinformatie<br />

tot verbeteringen in de praktijk leidt. Bij praktische<br />

relevantie is het belangrijk je als onderzoeker af te vragen<br />

voor wie de onderzoeksgegevens relevant kunnen zijn en vooral<br />

ook in welke zin. Theoretisch relevant onderzoek beoogt een bijdrage<br />

te leveren aan de toename van wetenschappelijke kennis.<br />

H1 Wat is mijn doelstelling en wat mijn vraagstelling?


© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> bv<br />

1.2 Ethische aanvaardbaarheid van het onderzoek<br />

Casus 1; ALDAH-supermarkten<br />

Op zichzelf is er niets mis mee om de sfeer in de filialen te willen<br />

verbeteren, de klantvriendelijkheid te vergroten en daarmee de<br />

omzet te verhogen. Een mogelijkheid is dat een deel van het personeel<br />

zich niet prettig voelt in een ‘uniform’ en de voorkeur geeft<br />

aan eigen kleding. Bij nieuw aan te trekken personeel kan het<br />

dragen van bedrijfskleding als eis worden gesteld om aangenomen<br />

te worden en voor het zittende personeel is het niet per se<br />

‘onethisch’ om dat verplicht te stellen. Wat de bereidheid betreft<br />

om als respondent te fungeren, worden de klanten niet geschaad<br />

in hun belangen, mede doordat de gegevens anoniem worden verwerkt.<br />

Casus 2; Imago Jong[en]<br />

Het is niet onethisch om een jongerenblad te verbeteren, beter te<br />

laten aansluiten bij de wensen van de beoogde doelgroepen en<br />

daarmee de omzet te verhogen. Jongeren kunnen uiteraard niet<br />

gedwongen worden om aan het onderzoek mee te werken. Hun<br />

belangen worden in beginsel niet geschaad. Wanneer de betreffende<br />

uitgever, om het blad aantrekkelijker te maken, informatie<br />

en beeldmateriaal gaat opnemen en verspreiden die in strijd zijn<br />

met de wet en de ‘goede zeden’ kan er een ethisch probleem ontstaan.<br />

Casus 3; Harddrugverslaving<br />

Het is de vraag of de respondenten vrijwillig meedoen, of dat zij<br />

zich min of meer verplicht of gedwongen voelen om aan het<br />

onderzoek mee te werken. Zij zijn immers in bepaalde opzichten<br />

afhankelijk van de betreffende hulpverleners. Vrijwillige deelname<br />

is een eerste vereiste. Als daaraan gedacht wordt, is het<br />

onderzoek als ethisch verantwoord te karakteriseren. Betrokkenen<br />

zijn al tevreden over de hulpverlening, maar willen dat deze<br />

nog verbeterd wordt, hetgeen uiteindelijk de begeleiding van de<br />

verslaafden ten goede zal komen.<br />

Casus 4; Vergadercultuur<br />

Hier kunnen zich ethische problemen voordoen. Worden de deelnemers<br />

aan vergaderingen geïnformeerd over het onderzoek?<br />

Welke rol kiest de onderzoeker? Presenteert hij zich als onderzoeker<br />

– en krijgen de werknemers dan een juiste voorstelling van<br />

zaken –, of worden zij bewust misleid? Of wordt een onderzoeker<br />

voor de periode van het onderzoek aangesteld op een reguliere<br />

functie, en probeert deze via onder meer participatie (aan de vergaderingen)<br />

en observatie gegevens te verzamelen om de onderzoeksvraag<br />

te kunnen beantwoorden. 31<br />

§1.2 Ethische aanvaardbaarheid van het onderzoek


32<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> bv<br />

Gedragscode<br />

Ethische verantwoording<br />

onderzoek<br />

Er zijn vaak drie partijen die belang hebben bij een onderzoek:<br />

naast de onderzoeker en de opdrachtgever zijn er de klanten of de<br />

werknemers die de rol van respondent vervullen. Het kan voorkomen<br />

dat de respondenten, bijvoorbeeld werknemers, informatie<br />

aan de onderzoekers moeten verstrekken die nadelig voor hun<br />

eigen situatie is. Dit maakt de situatie uitermate gecompliceerd<br />

en vergroot de noodzaak om stil te staan bij de ethische consequenties<br />

van het onderzoek. In casus 4 bijvoorbeeld is het oogmerk<br />

van de directie onder meer een snellere en efficiëntere manier<br />

van vergaderen. De resultaten van dit onderzoek zouden<br />

voor de ambtenaren wel eens tot een verhoogde werkdruk kunnen<br />

leiden. Dan heb je als onderzoeker een ethisch probleem.<br />

Moet het onderzoek wel uitgevoerd worden ten koste van de belangen<br />

van de huidige werknemers? Hoe weeg je de belangen van<br />

directie en werknemers?<br />

Soms wordt onderzoek ook wel eens als verkooptechniek gebruikt.<br />

Men vraagt dan bijvoorbeeld aan de respondent of hij al<br />

een oudedagsvoorziening heeft en, zo nee, of hij er dan misschien<br />

aan denkt om een dergelijke regeling te gaan treffen. Het is kwalijk<br />

als de onderzoeker dan een verkoper blijkt te zijn die met een<br />

voorstel komt. Nog kwalijker is het uiteraard wanneer naam en<br />

telefoonnummer of adres worden doorgegeven aan bijvoorbeeld<br />

een verzekeringsmaatschappij.<br />

Niet alleen de belangen van de respondenten, ook de belangen<br />

van opdrachtgevers kunnen geschaad worden door onderzoek,<br />

vooral wanneer de onderzoeker mededeling doet aan derden zonder<br />

daarvoor toestemming te hebben van de opdrachtgever. Bijvoorbeeld<br />

wanneer een onderzoeker in een interview aan een<br />

krant vertelt over zijn negatieve ervaringen bij het ministerie.<br />

Vele beroepsorganisaties van onderzoekers hebben daarom een<br />

gedragscode voor onderzoekers opgesteld. Er is bijvoorbeeld een<br />

gedragscode voor de praktijk van het sociologische en het marktonderzoek,<br />

met als artikel 1: alle verklaringen en aan ondervraagde<br />

gedane toezeggingen, zowel mondeling als schriftelijk,<br />

dienen inhoudelijk juist te zijn en moeten worden nagekomen<br />

(ESOMAR/ICC). De ethische richtlijnen voor marktonderzoekers<br />

vind je op www.esomar.org. Ook de wetgeving op het gebied van<br />

de privacy maakt het belangrijk alert te zijn op mogelijk negatieve<br />

consequenties op ethisch gebied, zeker wanneer het om het<br />

waarborgen van de anonimiteit gaat.<br />

Een onderzoeker heeft zich te houden aan de afspraken die zijn<br />

gemaakt met de respondent en met de opdrachtgever. In het kort<br />

komt het erop neer dat een onderzoek ethisch verantwoord is<br />

wanneer:<br />

■ de respondent vrijwillig meewerkt;<br />

■ geen valse voorstelling van zaken wordt gegeven;<br />

H1 Wat is mijn doelstelling en wat mijn vraagstelling?


© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> bv<br />

■ de gegevens anoniem worden verwerkt;<br />

■ de uitkomsten geen nadelig effect voor de respondent hebben.<br />

Tegenover de opdrachtgever heeft de onderzoeker de plicht:<br />

■ het onderzoek op een eerlijke en objectieve manier uit te voeren;<br />

■ geen gegevens aan derden te verstrekken als de opdrachtgever<br />

daar niet mee instemt.<br />

Tot slot geldt voor de relatie opdrachtgever-onderzoeker dat de<br />

door de onderzoeker gebruikte onderzoeksmethoden geen eigendom<br />

van de opdrachtgever worden, tenzij uiteraard anders is afgesproken.<br />

Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer een<br />

onderzoeker een nieuwe onderzoeksmethode heeft ontwikkeld<br />

om overlegstructuren, zoals vergaderingen, te analyseren en die<br />

ook voor andere vergelijkbare onderzoeken wil gebruiken. De opdrachtgever<br />

heeft dan wel recht op de uitkomsten van het onderzoek,<br />

maar niet op de gebruikte onderzoekstechnieken.<br />

Samenvatting 1.2<br />

Een onderzoek is ethisch verantwoord wanneer:<br />

■ de respondenten vrijwillig meewerken en er aan hen geen valse<br />

voorstelling van zaken wordt gegeven, de gegevens anoniem<br />

worden verwerkt en de uitkomsten voor hen geen nadelig effect<br />

hebben;<br />

■ de onderzoeker het onderzoek voor de opdrachtgever op een<br />

controleerbaar eerlijke en objectieve manier uitvoert, en geen<br />

gegevens aan derden verstrekt als de opdrachtgever daar niet<br />

mee instemt.<br />

1.3 Formuleren van onderzoeksvragen<br />

Casus 1; ALDAH-supermarkten<br />

De algemene vraagstelling is: wat is het effect van de invoering<br />

van bedrijfskleding op de sfeer in de filialen? De achterliggende,<br />

meer specifieke vragen zijn:<br />

■ Is er in de ALDAH-filialen een minder klantvriendelijke sfeer<br />

dan in de filialen van de concurrenten? Indien ja: welke factoren<br />

leiden ertoe dat de sfeer in de ALDAH-filialen klantonvriendelijk<br />

is?<br />

■ Leidt de invoering van bedrijfskleding tot een betere sfeer in de<br />

winkels?<br />

Casus 2; Imago Jong[en]<br />

De vraagstelling luidt: wat is het imago van het jongensblad<br />

Jong[en]?<br />

§1.3 Formuleren van onderzoeksvragen<br />

33


Oriënteren<br />

34<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> bv<br />

<strong>Onderzoek</strong>svragen<br />

Casus 3; Harddrugverslaving<br />

Algemene vraagstelling: hoe ontwikkelt zich de verslaving aan<br />

harddrugs door de tijd heen? Meer specifieke onderzoeksvragen<br />

zijn:<br />

■ Welke factoren leiden ertoe dat sommige gebruikers na een<br />

korte of langere tijd stoppen met het gebruik van harddrugs en<br />

dat anderen daar jarenlang (tot hun dood) mee door blijven<br />

gaan?<br />

■ Zijn er verschillen tussen beginnende gebruikers en langdurige<br />

gebruikers in hun sociale netwerk, bronnen van inkomsten en<br />

tijdbesteding?<br />

■ Hebben langdurige gebruikers andere behoeften op het gebied<br />

van zorg en hulpverlening dan beginnende gebruikers?<br />

■ Waarom vinden sommige langdurige gebruikers een zeker<br />

evenwicht, terwijl anderen voortdurend problemen blijven<br />

houden?<br />

Casus 4; Vergadercultuur<br />

Welke factoren zijn bepalend voor de sfeer en de effectiviteit van<br />

vergaderingen in een afdeling op een ministerie?<br />

Nadat is vastgesteld wat het doel van het onderzoek is en of dit<br />

ethisch verantwoord is, kun je verdergaan met de onderzoeksopzet.<br />

Daarbij ga je meestal uit van het probleem dat de opdrachtgever<br />

heeft gesteld en van het verzoek om via onderzoek gegevens<br />

aan te dragen die een bijdrage kunnen leveren aan de oplossing<br />

van dat probleem. Vaak heeft een opdrachtgever zelf al<br />

ideeën over de vraagstelling van het onderzoek. Meestal zijn die<br />

nog tamelijk vaag en globaal, zodat je daar je onderzoeksvragen<br />

niet zonder meer op kunt baseren. In de globale vraagstelling van<br />

de opdrachtgever kun je meestal verschillende onderzoeksvragen<br />

onderscheiden, die soms ook nog verschillende soorten<br />

onderzoek vergen. De vraagstelling uit casus 1 is daarvan een<br />

voorbeeld; hier wordt gevraagd om zowel de factoren die de sfeer<br />

in de filialen bepalen, als het effect van de invoering van bedrijfskleding<br />

te onderzoeken. In feite zijn dat twee vragen. De onderzoeker<br />

formuleert uiteindelijk op grond van het ‘probleem’ en de<br />

vraagstelling van de opdrachtgever een of meer specifieke onderzoeksvragen.<br />

Aan het formuleren van goede onderzoeksvragen gaat een heel<br />

denkproces vooraf. In het begin is er meestal een vaag, globaal<br />

idee dat, naarmate er meer over wordt nagedacht, steeds verder<br />

wordt ingeperkt. Daardoor wordt het vaak concreter en beter uitvoerbaar.<br />

Wanneer je het verzoek krijgt om een onderzoek op te<br />

zetten met een bepaalde vraagstelling, dan ga je je meestal eerst<br />

oriënteren. Je overlegt bijvoorbeeld eerst met collega’s en zeker<br />

met je opdrachtgever, en je gaat kijken wat er al bekend is over<br />

H1 Wat is mijn doelstelling en wat mijn vraagstelling?


© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> bv<br />

het betreffende onderwerp in de literatuur, voordat je tot een min<br />

of meer definitieve formulering van de onderzoeksvraag overgaat.<br />

Meestal hebben verschillende formuleringen de revue al<br />

gepasseerd, alvorens besloten wordt tot een definitieve onderzoeksvraag.<br />

Ook dan is het vaak nog niet helemaal definitief.<br />

Zelfs een ogenschijnlijk eenvoudige vraagstelling blijkt meestal<br />

ingewikkelder te zijn dan je vooraf dacht. Het vergadercultuuronderzoek<br />

in casus 4 is daar een goed voorbeeld van. Het probleem<br />

is duidelijk: er heerst onvrede over de vergadercultuur.<br />

Het antwoord op de vraag ‘hoe komt dat?’ is echter onduidelijk.<br />

Mogelijk is er ook verschil van mening tussen leidinggevenden<br />

en niet-leidinggevenden. Leidinggevenden verwachten waarschijnlijk<br />

andere informatie van jou als onderzoeker, bijvoorbeeld<br />

over de inzet, houding en betrokkenheid van de werknemers<br />

bij het werk. Niet-leidinggevenden daarentegen verwachten<br />

informatie over de hiërarchische werkverhoudingen en toenemende<br />

werkdruk. Waarschijnlijk wordt het nog ingewikkelder<br />

als je je gaat verdiepen in de literatuur over vergadercultuur.<br />

Dan zul je merken dat ook factoren als leeftijd van de werknemer,<br />

geslacht, opleidingsniveau en positie in het bedrijf daarbij een rol<br />

kunnen spelen, maar ook de manier van leiding geven en het type<br />

werkorganisatie. Het is belangrijk met de opdrachtgever goed te<br />

bespreken wat hij wil weten. Dat is soms heel verwarrend: hij<br />

weet vaak wel wat hij met de informatie wil bereiken, maar hij<br />

weet niet precies welke informatie hij wil hebben. Het ligt dan<br />

voor de hand om eerst een uitgebreide literatuurstudie te doen; in<br />

dit geval naar vergadercultuur in non-profitorganisaties. Op<br />

basis van de resultaten van die studie kan dan aan de opdrachtgever<br />

een voorstel voor een onderzoeksvraag gedaan worden.<br />

Soms kan de opdrachtgever ook niet goed aangeven wat het probleem<br />

is. Het onderzoek bij casus 1 is daar een voorbeeld van. Is<br />

het probleem de parkeergelegenheid, waardoor de klanten gestresst<br />

binnen komen en gehaast achter hun karretje door de zaak<br />

rennen? Of gaat het om het voortdurend veranderen van de opstelling<br />

van de producten, of is het inderdaad de sfeer in de filialen<br />

en wat betekent dat dan voor de tevredenheid van de klanten?<br />

In feite vertaal je de vraagstelling van je opdrachtgever in een<br />

onderzoeksvraag. De vraagstelling van de opdrachtgever bij<br />

casus 2 – ‘hoe kan ik de verkoop van het blad Jong[en] bevorderen<br />

en dus verhogen?’ – is in feite een (beleids)vraag naar voorstellen<br />

of maatregelen die kunnen leiden tot het verhogen van het<br />

aantal abonnees en de losse verkoop. De marktonderzoeker heeft<br />

deze beleidsvraag vertaald en ingeperkt tot de volgende onderzoeksvraag:<br />

wat is het imago van het blad Jong[en] bij de beoogde<br />

doelgroep?<br />

§1.3 Formuleren van onderzoeksvragen<br />

35


36<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> bv<br />

Reductie vraagstelling<br />

Beleidsvragen<br />

Dit voorbeeld illustreert dat het formuleren van een onderzoeksvraag<br />

meestal een reductie van de vraagstelling inhoudt. De<br />

meeste vraagstellingen zijn erg breed en roepen vragen op die<br />

niet allemaal tegelijk te beantwoorden zijn. Meestal beantwoord<br />

je dan ook met je onderzoeksvraag slechts een deel van de vraagstelling.<br />

Vaak heb je ook verschillende onderzoeksvragen nodig<br />

om de verschillende aspecten van de uitgangsvraagstelling te<br />

kunnen onderzoeken. Bij de vraagstelling ‘wat is bepalend voor<br />

de sfeer en de effectiviteit van vergaderingen in een afdeling’ kun<br />

je bijvoorbeeld de volgende specifieke onderzoeksvragen formuleren:<br />

1 Hoe is de vergadercultuur binnen de afdelingen te typeren, en<br />

zijn daar verschillen in te onderscheiden?<br />

2 Hoe ervaren leidinggevenden de vergadercultuur?<br />

3 Hoe ervaren de niet-leidinggevenden de vergadercultuur?<br />

4 Welke factoren bepalen de sfeer in de vergaderingen?<br />

5 Welke factoren bepalen de effectiviteit van de vergaderingen?<br />

Het is duidelijk dat je dit niet allemaal tegelijk kunt onderzoeken.<br />

Je moet een keuze maken. Het is belangrijk om alle verschillende<br />

aspecten van de vraagstelling en de daaruit voortvloeiende<br />

onderzoeksvragen op een rijtje te zetten en voor de opdrachtgever<br />

aan te geven wat voor consequenties dat voor het onderzoek<br />

heeft. Soms betekent het dat je verschillende onderzoeken moet<br />

doen, omdat de onderzoeksvragen niet in één onderzoek te beantwoorden<br />

zijn. Dit is bijvoorbeeld in casus 4 het geval wanneer je<br />

zowel bij de werknemers als bij de leidinggevenden informatie<br />

wilt verzamelen over hun persoonlijke ervaringen met en evaluaties<br />

van de vergaderingen. Het ligt uiteraard ook sterk voor de<br />

hand om als onderzoeker een aantal vergaderingen daadwerkelijk<br />

bij te wonen. Je zult daar aparte ’meetinstrumenten’ (bijvoorbeeld<br />

vragenlijst of topiclijst) voor moeten maken, die afzonderlijk<br />

verwerkt moeten worden. Je moet voor je opdrachtgever ook<br />

aangeven wat de verschillende onderzoeksvragen betekenen in<br />

termen van tijd en geld (zie paragraaf 1.7). Het is belangrijk dat<br />

het zowel voor de opdrachtgever als voor de onderzoeker duidelijk<br />

is wát er onderzocht wordt; dat voorkomt wederzijdse teleurstellingen.<br />

Leg de overeenkomst schriftelijk vast.<br />

Als je met je opdrachtgever tot een besluit over de onderzoeksvraag<br />

bent gekomen, maar ook als je zelf tot zo’n besluit komt,<br />

dan moet je een aantal zaken goed controleren:<br />

■ Je moet oppassen voor een bepaald type hoe-vragen, namelijk<br />

beleidsvragen zoals:<br />

– Hoe kunnen we de sfeer in de filialen verbeteren?<br />

– Hoe kunnen we het imago verbeteren van het blad Jong[en]<br />

en de verkoop verhogen?<br />

– Hoe kan ik de effectiviteit van vergaderingen verhogen?<br />

H1 Wat is mijn doelstelling en wat mijn vraagstelling?


Normatieve onderzoeksvraag<br />

Ethiek<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> bv<br />

Esthetische kwesties<br />

Vraagteken achter<br />

onderzoeksvraag<br />

Open vraagstellingen<br />

<strong>Onderzoek</strong>sgegevens kunnen indirect een bijdrage leveren aan<br />

het oplossen van dit soort problemen, doordat ze mogelijk relevante<br />

informatie opleveren voor het beantwoorden van dit soort<br />

vragen. Ze geven echter zelf nooit direct de oplossing aan. Je<br />

kunt bijvoorbeeld ontdekken dat de sfeer vooral bij bepaalde<br />

filialen (bijvoorbeeld de megasupermarkten) slecht is. Dit<br />

heeft consequenties voor de aanpak van het probleem, maar<br />

geeft niet precies de oplossing aan. Je kunt hoogstens een diag -<br />

nose stellen; de therapie, oplossing of ingreep moet door de opdrachtgever<br />

of door anderen worden bedacht. Je kunt uiteraard<br />

als onderzoeker het effect van een genomen maatregel wél evalueren.<br />

■ Ook normatieve onderzoeksvragen moet je vermijden. Deze<br />

zijn namelijk met onderzoek niet te beantwoorden. Dat betreft<br />

onder andere ethische vragen, zoals ‘is verplicht afkicken goed<br />

voor verslaafden?’ ‘Goed’ is een normatieve term. We hebben al<br />

aangegeven dat wanneer iets goed is voor een bedrijf, dit niet<br />

altijd goed hoeft te zijn voor de werknemers. En wat is goed<br />

voor de werknemers? Is een hoge werkdruk slecht? Wie bepaalt<br />

dat? Wat de een goed vindt, kan de ander juist slecht vinden.<br />

Ook vragen als ‘is straf goed voor kinderen?’ zijn niet met<br />

onderzoek te beantwoorden. Wel kun je onderzoeken of kinderen<br />

door straf van ouders agressief worden, maar je kunt niet<br />

zonder meer stellen dat straffen slecht is. Ook dat hangt af van<br />

de normen en waarden die je hebt. Suïcide is afkeurenswaardig.<br />

Echter, in zelfmoordcommando’s is suïcide de norm<br />

en de hoogste vorm van commitment aan de ‘goede zaak’. Een<br />

ander type normatieve vraag vormen esthetische kwesties. De<br />

vraag wat ‘mooi’ is kan eveneens niet met onderzoek beantwoord<br />

worden. Wel kan onderzoek gedaan worden naar wat<br />

mensen mooi vinden.<br />

■ Bij een onderzoeksvraag moet het altijd om een vraag gaan. Er<br />

moet dus achter de onderzoeksvraag een vraagteken staan.<br />

Controleer of dat klopt – en wanneer dat niet het geval is, moet<br />

je de onderzoeksvraag aanpassen.<br />

■ Bij kwalitatief onderzoek gaat het om open vraagstellingen en<br />

in het verlengde daarvan om open onderzoeksvragen, bijvoorbeeld:<br />

– Wat vinden jongens van het blad Jong[en]?<br />

– Hoe ervaren mensen het om een grote geldprijs te winnen?<br />

– Hoe ervaren mensen een scheiding, de geboorte van een<br />

(klein)kind, het krijgen van een chronische ziekte, het verliezen<br />

van hun baan et cetera.<br />

Controleer of het inderdaad om een open onderzoeksvraag gaat.<br />

Is dit niet het geval, dan moet je je afvragen of kwalitatief onderzoek<br />

wel geëigend is.<br />

§1.3 Formuleren van onderzoeksvragen<br />

37


38<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> bv<br />

<strong>Onderzoek</strong>svraag<br />

nooit heilig<br />

Realiseer je overigens dat bij een kwalitatief onderzoek de geformuleerde<br />

onderzoeksvraag nooit heilig is. Het kan zijn dat je tijdens<br />

je observaties bij de ALDAH ontdekt dat niet de klantvriendelijkheid<br />

het probleem is, maar de manier waarop de producten<br />

gepresenteerd worden. Het is dan zaak om je onderzoeksvraag<br />

bij te stellen, uiteraard in overleg met je opdrachtgever. Wees je<br />

voortdurend bewust van het open, flexibele karakter van het<br />

kwalitatieve onderzoek.<br />

Samenvatting 1.3<br />

In de onderzoeksvraag geef je aan wat je precies wilt weten. Het<br />

formuleren van een onderzoeksvraag is een proces dat meestal<br />

begint met een globale vraagstelling en eindigt met een beperktere,<br />

maar daardoor ook vaak concretere onderzoeksvraag of met<br />

een aantal specifieke onderzoeksvragen. Een belangrijk onderdeel<br />

van dit proces is de oriëntatie op het onderzoeksonderwerp<br />

aan de hand van gesprekken met deskundigen, opdrachtgevers,<br />

literatuuronderzoek en mogelijk (kwalitatief) vooronderzoek. Als<br />

je tot een min of meer definitieve onderzoeksvraag of specifieke<br />

onderzoeksvragen bent gekomen, moet je nog wel nagaan of het<br />

niet om een beleidsvraag gaat (Hoe kan ik ...?), of om een ethische<br />

(Wat is de beste ...?) of esthetische (Wat is de mooiste ...?). Op dit<br />

soort vragen kan onderzoek geen rechtstreeks antwoord geven.<br />

Controleer verder of het wel echt om een vraag gaat en ook of het<br />

een open vraag is.<br />

Bij kwalitatief onderzoek is een onderzoeksvraag pas definitief<br />

wanneer je het verslag schrijft; tussentijds kan op basis van de<br />

onderzoekservaringen de onderzoeksvraag namelijk worden aangepast.<br />

1.4 Typen onderzoeksvragen<br />

Casus 1; ALDAH-supermarkten<br />

Het betreft hier zowel een verklarende als een toetsende onderzoeksvraag.<br />

Je wilt in eerste instantie ontdekken welke factoren<br />

de klantvriendelijkheid bepalen, maar je wilt tevens toetsen of<br />

het dragen van een uniform daar positieve invloed op heeft.<br />

Casus 2; Imago Jong[en]<br />

Dit is een beschrijvende onderzoeksvraag. Je gaat na wat jongeren<br />

vinden van het blad.<br />

Casus 3; Harddrugverslaving<br />

Hier is in eerste instantie sprake van een beschrijvende, maar<br />

mogelijk ook van een verklarende onderzoeksvraag. Je wilt eerst<br />

H1 Wat is mijn doelstelling en wat mijn vraagstelling?


Verklarende<br />

Toetsende<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> bv<br />

Beschrijvende<br />

onderzoeksvraag<br />

onderzoeksvraag<br />

onderzoeksvraag<br />

weten hoe een langdurige harddrugverslaving zich ontwikkelt.<br />

Wil je ook nagaan welke factoren bepalen dat iemand een zekere<br />

mate van evenwicht vindt, dan is dat verklarend.<br />

Casus 4; Vergadercultuur<br />

Stel, de onderzoeker heeft een theorie gevonden waarin gesteld<br />

wordt dat de stemming en de effectiviteit grotendeels bepaald<br />

worden door de mate waarin er sprake is van een machtsstrijd in<br />

een vergadering. Hij wil nu nagaan of die theorie een verklaring<br />

vormt voor het bij het ministerie gesignaleerde verschil in vergaderen.<br />

Hier is sprake van een toetsende onderzoeksvraag.<br />

Soms wil je met je onderzoek alleen maar situaties beschrijven,<br />

bijvoorbeeld bij casus 2 wil je beschrijven wat jongeren van het<br />

blad Jong[en] vinden. We spreken dan van een beschrijvende<br />

onderzoeksvraag. Ook bij casus 3 is het je opdracht om als onderzoeker<br />

de ontwikkeling van langdurig harddrugverslaafden te<br />

beschrijven. Wil je echter verder gaan en wil je ontdekken welke<br />

verslaafden een zeker evenwicht vinden en welke niet, en vooral<br />

ook van welke factoren dat afhankelijk is, dan spreken we van<br />

een verklarende onderzoeksvraag. Je wilt hier in feite tot een<br />

theorie komen: je wilt een verklaring geven waarom het de ene<br />

verslaafde wel en de andere niet lukt om een evenwicht te vinden.<br />

Soms heb je al een theorie en wil je kijken of je het daarmee te<br />

onderzoeken fenomeen kunt verklaren. Dat is bijvoorbeeld het<br />

geval wanneer je gelezen hebt dat de stemming en effectiviteit<br />

van overleg en dus ook van vergaderingen vooral bepaald wordt<br />

door de mate waarin er sprake is van een machtsstrijd. Je kunt<br />

dan toetsen of er in vergaderingen waarin er sprake is van een<br />

machtsstrijd inderdaad een minder prettige sfeer is en er minder<br />

effectief vergaderd wordt, dan in vergaderingen waarin dat niet<br />

het geval is. Er is dan sprake van een toetsende onderzoeksvraag.<br />

Samenvatting 1.4<br />

De drie typen van onderzoeksvragen zijn beschrijvende onderzoeksvragen,<br />

verklarende onderzoeksvragen en toetsende onderzoeksvragen.<br />

1.5 <strong>Onderzoek</strong>seenheden en eigenschappen<br />

Casus 1; ALDAH-supermarkten<br />

De onderzoekseenheden zijn de vestigingen van de supermarktketen.<br />

Een klant(on)vriendelijke sfeer is een eigenschap van een<br />

vestiging. Het personeel moet dat uitstralen en waarmaken. Maar<br />

§1.5 <strong>Onderzoek</strong>seenheden en eigenschappen<br />

39


40<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> bv<br />

Eigenschapsbegrip<br />

je doet uiteindelijk uitspraken over een of meer supermarktvestigingen.<br />

Casus 2; Imago Jong[en]<br />

De onderzoeksheden zijn jongeren, dus individuele personen. Je<br />

doet uiteindelijk uitspraken over hun mening over het blad<br />

Jong[en].<br />

Casus 3; Harddrugverslaving<br />

Hier gaat het ook om individuele personen, namelijk de drugverslaafden<br />

van wie je de ontwikkeling wilt beschrijven en verklaren.<br />

Casus 4; Vergadercultuur<br />

Hier is de afdeling of groep de onderzoekseenheid, of eigenlijk de<br />

vergaderingen. Sfeer van de vergadering, efficiëntie en effectiviteit<br />

zijn kenmerken van de onderzoekseenheid ‘vergadering’.<br />

In de onderzoeksvraag ‘wat is de mening van jongens over het<br />

blad Jong[en]?’ komen in feite twee begrippen voor: ‘de mening<br />

over het blad Jong[en]’ en het begrip ‘jongens’. Deze twee begrippen<br />

verschillen qua karakter van elkaar. Het begrip ‘de mening<br />

over het blad Jong[en]’ is een eigenschapsbegrip. Het is een kenmerk<br />

van bepaalde personen, in dit geval jongens. Een eigenschapsbegrip<br />

kan overigens ook een kenmerk zijn van een object,<br />

een situatie of een proces. In casus 1 is ‘vriendelijke sfeer’ een eigenschap<br />

van de supermarktvestiging, en in casus 4 is de ‘effectiviteit’<br />

een kenmerk van vergaderingen. De eigenschappen ga je<br />

‘meten’. Soms moet je daarvoor speciale instrumenten maken,<br />

zoals misschien in casus 4 met ‘effectiviteit’ het geval is. Effectiviteit<br />

is immers niet rechtstreeks te meten. Het begrip ‘effectiviteit’<br />

moet je eerst definiëren en dan bijvoorbeeld vertalen in het<br />

aantal besluiten dat genomen is, gerelateerd aan de tijd die daarvoor<br />

nodig is. Misschien moet je het zelfs wel koppelen aan de<br />

mate waarin een besluit als ingrijpend kan worden gekarakteriseerd.<br />

Hoe je de eigenschappen of kenmerken gaat ‘meten’ komt<br />

aan bod in de <strong>hoofdstuk</strong>ken 6, 7, 8 en 9. Daar gaan we uitvoerig in<br />

op het gebruik van bestaand materiaal, op interviewen en observeren.<br />

Bij kwalitatief onderzoek zijn de eigenschappen vaak de<br />

beleving en de ervaringen van mensen, zoals in casus 4. Of de betekenis<br />

die ze verlenen aan bepaalde ervaringen en/of gebeurtenissen,<br />

zoals bij de drugverslaafden uit casus 3. Soms gaat het<br />

ook om interacties in bestaande situaties en instellingen, zoals in<br />

de vergaderingen op het ministerie. Of het kan gaan om interacties<br />

in wijken, gezinnen, ziekenhuizen, bedrijven, scholen of in<br />

groepen, zoals jeugdbendes, mensen die een georganiseerde vakantiereis<br />

maken, en dergelijke.<br />

H1 Wat is mijn doelstelling en wat mijn vraagstelling?


Informanten<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> bv<br />

Eenheidsbegrip<br />

Naast het eigenschapsbegrip onderscheiden we het eenheids -<br />

begrip. Hiermee wordt aangegeven aan wie of wat een eigenschap<br />

toebehoort. We onderscheiden de volgende categorieën<br />

‘onderzoekseenheden’: locaties, groepen en individuele personen.<br />

<strong>Onderzoek</strong>seenheden zijn de locaties, groepen of individuen waar<br />

je uitspraken over wilt gaan doen. In casus 1 en casus 4 zijn respectievelijk<br />

de supermarktvestigingen en de vergaderingen<br />

(binnen afdelingen op een ministerie) de onderzoekseenheden.<br />

Het ligt voor de hand om met respectievelijk klanten en ambtenaren<br />

te gaan praten over hun ervaringen en meningen, maar uiteindelijk<br />

wil je uitspraken doen op het niveau van winkels en<br />

vergaderingen. De klanten en de ambtenaren zijn in dit geval de<br />

informanten. Zij geven informatie over de supermarkten en de<br />

vergaderingen waar je uitspraken over wilt doen.<br />

Het eenheidsbegrip geeft niet alleen aan van wie of wat de eigenschappen<br />

een kenmerk zijn, het geeft ook aan over wie of wat je<br />

uitspraken gaat doen. In casus 2 is ‘jongens’ het eenheidsbegrip,<br />

maar over welke jongens ga je een uitspraak doen? Waarschijnlijk<br />

beperk je het tot een bepaalde leeftijdscategorie, misschien wil je<br />

alleen iets zeggen over de lezers van Jong[en]. Het is daarom belangrijk<br />

om goed aan te geven over wie je uitspraken wilt gaan<br />

doen en wie (of wat) dus de eenheden vormen. Dit bepaalt namelijk<br />

ook hoe je tot de selectie komt van de personen die je gaat<br />

interviewen, of bijvoorbeeld situaties waarin je gaat interviewen.<br />

In <strong>hoofdstuk</strong> 5 komen we daar uitvoerig op terug.<br />

Samenvatting 1.5<br />

Het is belangrijk om bij de onderzoeksvragen aan te geven wat de<br />

onderzoekseenheden zijn, dat wil zeggen de locaties of groepen<br />

waarover of de personen over wie je uiteindelijk uitspraken gaat<br />

doen en wat de eigenschappen van deze eenheden zijn. De eenheden<br />

hoeven niet noodzakelijk mensen te zijn. Het kunnen ook instellingen,<br />

situaties of locaties zijn. Bij de laatst genoemde eenheden<br />

werk je meestal met informanten; situaties kunnen immers<br />

zelf niets zeggen. De eenheden bepalen je keuze van de personen<br />

die je gaat interviewen of van de situaties waarin je gaat observeren<br />

(<strong>hoofdstuk</strong> 5). De eigenschappen bepalen de vragen die je<br />

gaat stellen en de observaties die je gaat uitvoeren (<strong>hoofdstuk</strong> 6<br />

t/m 9)<br />

1.6 Attenderende begrippen en zoeklichttheorie<br />

Casus 1; ALDAH-supermarkten<br />

Winkelen wordt de laatste tijd gezien als meer dan alleen ‘efficiënt<br />

en snel iets kopen dat je nodig hebt’. Winkelen is fun, winkelen<br />

§1.6 Attenderende begrippen en zoeklichttheorie<br />

41


42<br />

Beschrijvend<br />

onderzoek<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> bv<br />

Verklarend onderzoek<br />

Gefundeerde-theoriebenadering<br />

Template-benadering<br />

heeft met een bepaalde lifestyle te maken en is een bepaalde manier<br />

om je vrije tijd te besteden. In hoeverre dat ook opgaat voor<br />

een supermarkt als ALDAH is de vraag, maar winkelen bij<br />

ALDAH betekent voor verschillende categorieën mensen iets anders.<br />

Oudere mensen zien de winkel misschien als hun dagelijkse<br />

ommetje, om wat te praten met andere mensen of iets dergelijks.<br />

Casus 2; Imago Jong[en]<br />

Attenderende begrippen zouden kunnen zijn ‘mogelijkheden tot<br />

identificatie’ met personen die in het blad geïntroduceerd worden.<br />

Casus 3; Harddrugverslaving<br />

Attenderende begrippen kunnen zijn ‘compensatiegedrag’ en ‘sociaal<br />

netwerk’.<br />

Casus 4; Vergadercultuur<br />

Vergaderingen zijn vaak de plek om machtsstrijden uit te vechten,<br />

vooral ook doordat het soms om verschillende en soms met<br />

elkaar conflicterende belangen gaat. Het begrip ‘machtsstrijd’<br />

zou in dit kader een attenderend begrip kunnen zijn.<br />

Afhankelijk van het doel van het onderzoek hebben onderzoekers<br />

van tevoren al vaak meer of minder uitgesproken ideeën. Bij een<br />

beschrijvend onderzoek waar je dus alleen wilt weergeven wat<br />

bijvoorbeeld de mening van jongens over het blad Jong[en] is, zul<br />

je zo open mogelijk te werk gaan. Je wilt er immers achter komen<br />

wat voor ideeën er bij de jongeren leven, en je wilt in het bijzonder<br />

weten of er motieven spelen waar je zelf niet aan gedacht<br />

hebt. Je ontkomt er niet aan dat je met bepaalde verwachtingen<br />

het onderzoek ingaat, die van invloed zullen zijn op de vragen die<br />

je stelt. Het is belangrijk je daar bewust van te zijn. Ook wanneer<br />

je onderzoek verklarend van aard is – je wilt bijvoorbeeld een<br />

verklaring vinden voor het al dan niet goed verlopen van een<br />

langdurige drugverslaving – ga je zelfs als je kiest voor een<br />

gefundeerde-theoriebenadering (ofwel grounded-theorybenadering)<br />

vaak enigszins vooringenomen te werk. Bij een kwalitatief<br />

onderzoek begin je zelden volstrekt blanco. Reeds bestaande<br />

ideeën en mogelijk zelfs gesystematiseerde theorieën waarmee je<br />

bekend bent, zullen je al dan niet bewust beïnvloeden. Als je al<br />

een idee hebt hoe het zit en je wilt nagaan of dat klopt (via toetsend<br />

onderzoek), kun je expliciet gebruik maken van die theorie -<br />

en. We spreken dan van een template-benadering: je hebt een<br />

theoretisch model (= template) en je wilt kijken of dat past op de<br />

gegevens die je gevonden hebt. In een onderzoek naar sociale<br />

contacten tussen allochtone en autochtone kinderen kun je gebruik<br />

maken van de zogenoemde contacthypothese. Deze theore-<br />

H1 Wat is mijn doelstelling en wat mijn vraagstelling?


Attenderende<br />

begrippen<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> bv<br />

Zoeklichttheorie<br />

tische notie impliceert dat naarmate er meer contact is tussen<br />

onderscheiden categorieën van personen, dat contact ook meer<br />

zal worden gewaardeerd door de betrokkenen.<br />

Een theorie kan bij kwalitatief onderzoek van belang zijn als<br />

achterliggend verklaringskader of als zoeklichttheorie, waarmee<br />

je verschijnselen kunt interpreteren en verklaren. Als je gebruik<br />

maakt van een bepaalde theorie of theoretische notie, dan wordt<br />

het fenomeen dat je wilt bestuderen op een bepaalde wijze belicht.<br />

De gebeurtenissen, bijvoorbeeld in een voetbalstadion of<br />

tijdens een popconcert of in een koor, interpreteer en verklaar je<br />

in termen van die zoeklichttheorie. Als je een voetbalwedstrijd<br />

ziet als een economische transactie waar de spelers als acteurs<br />

aan het werk zijn en de toeschouwers waar voor hun geld willen,<br />

kom je tot geheel andere uitspraken dan wanneer je voetbal als<br />

‘oorlog’ percipieert of als een ‘ontmoetingsplaats’. Wanneer je<br />

een koor percipieert als een ‘huwelijksmarkt’ kom je tot heel andere<br />

uitspraken dan wanneer je het ziet als een ‘vorm van vrijetijdsbesteding’.<br />

Je moet met die theoretische achtergronden wel terughoudend<br />

zijn en zo veel mogelijk je onderzoekslocatie open en onbevangen<br />

betreden. Je moet zien te voorkomen dat je niet allerlei bestaande<br />

theoretische paden opnieuw betreedt of steeds dezelfde theoretische<br />

stokpaardjes berijdt, zonder tot verdere inzichten te komen.<br />

Wanneer bepaalde aspecten van een verschijnsel worden belicht<br />

of misschien zelfs overbelicht, bestaat de kans dat aspecten die<br />

belangrijk zijn voor een adequate interpretatie van dat fenomeen<br />

worden onderbelicht.<br />

Ook als er geen geschikte zoektheorie bestaat, is het toch raadzaam<br />

vooraf een strategie te bedenken met de stappen die je concreet<br />

gaat nemen om een bepaald fenomeen te verklaren. Bij<br />

casus 3 is de onderzoeker geïnteresseerd in de ontwikkeling van<br />

verslavingsgedrag. Hoewel je natuurlijk onbevangen de ‘drugscene’<br />

betreedt, is het toch verstandig van tevoren na te denken<br />

over en te anticiperen op factoren die een rol zouden kunnen<br />

spelen bij de interpretatie en verklaring van dat fenomeen. We<br />

spreken in dit verband van attenderende begrippen. We bedoelen<br />

daarmee begrippen die richtinggevend kunnen zijn bij het onderzoek.<br />

Door gebruik te maken van dergelijke ‘wegwijzers’ op<br />

grond van oriëntatie en literatuuronderzoek, verzamel je wellicht<br />

sneller en efficiënter relevante informatie. Bij casus 3 zouden<br />

attenderende begrippen kunnen zijn ‘sociale’, ‘financiële’,<br />

‘educatieve’ en ‘facility’-hulpbronnen.<br />

Als er vooraf weinig informatie is, of wanneer er tegenstrijdige<br />

informatie is, kun je kwalitatief onderzoek doen juist om dit soort<br />

attenderende begrippen te ontdekken en te ontwikkelen. Je kunt<br />

§1.6 Attenderende begrippen en zoeklichttheorie<br />

43


44<br />

Cyclisch-iteratief<br />

proces<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> bv<br />

bijvoorbeeld in eerste instantie geheel open bij de filialen van de<br />

ALDAH gaan kijken. Je schrijft na ieder bezoek op wat je hebt<br />

gezien. Als je een aantal ALDAH-filialen hebt bezocht, buig je je<br />

vervolgens over je aantekeningen en ga je proberen er een lijn in<br />

te ontdekken. Hoe je dat doet, leggen we uit in <strong>hoofdstuk</strong> 10 en 11.<br />

Mocht je op basis van die analyse tot een bepaald inzicht zijn gekomen<br />

en mogelijk zelfs tot een attenderend begrip, dan ga je opnieuw<br />

bezoeken aan ALDAH-filialen brengen en ga je kijken of je<br />

aan de hand van dat attenderende begrip kunt verklaren wat je<br />

ziet. Vaak moet je de theorie aanpassen en kun je met de nieuwe<br />

theorie verder gaan. Het is een proces van vallen en opstaan. Je<br />

blijft voortdurende proberen tot je de best passende oplossing<br />

hebt gevonden; dit wordt ook wel omschreven als een cyclischiteratief<br />

proces. Zie figuur A in de Leeswijzer.<br />

Soms vind je een model dat niet goed past, doordat de mensen of<br />

de situaties die je onderzoekt een te heterogene groep vormen.<br />

Misschien verloopt een harddrugverslaving bij vrouwen anders<br />

dan bij mannen. Mogelijk speelt ook de leeftijd waarop de harddrugverslaving<br />

begon en de leefsituatie waarin de verslaafde<br />

toen verkeerde een rol. Ga daarom in een verklarend onderzoek<br />

niet alleen na wat het best passende model is, maar denk van tevoren<br />

na over kenmerken die van invloed kunnen zijn op die fit<br />

van het model. Mogelijk heeft het bezoek aan de ALDAH voor oudere<br />

mensen een andere functie dan voor jongere mensen. Misschien<br />

past daarom het model alleen voor een bepaald soort mensen<br />

of voor een bepaald soort situaties. Het is goed om daar van<br />

tevoren stil bij te staan. Het bepaalt mogelijk de keuze van je respondenten<br />

en/of onderzoekssituaties. Als je van tevoren al denkt<br />

dat de situatie voor mannelijke langdurig drugverslaafden heel<br />

anders is dan voor vrouwelijke, is het verstandig in eerste instantie<br />

alleen mannelijke langdurig drugverslaafden te interviewen.<br />

Samenvatting 1.6<br />

Ook bij kwalitatief onderzoek betreed je niet geheel blanco het<br />

onderzoeksveld. Op grond van je oriëntatie op het onderzoeksonderwerp<br />

en de onderzoekseenheden, zal je al dan niet bewust<br />

gebruik maken van die informatie. Bij een beschrijvend onderzoek<br />

wil je meestal zo open mogelijk te werk gaan om tot nieuwe<br />

inzichten te komen. Dat is bijvoorbeeld het geval bij de gefundeerde-theoriebenadering.<br />

Bij een verklarend onderzoek gebruik<br />

je vaak bewust een theorie of theoretische notie die als zoeklicht<br />

fungeert. In een template-benadering ga je bijvoorbeeld na in<br />

welke mate een bestaande theorie een verklaring kan vormen van<br />

het door jou bestudeerde fenomeen. Je onderzoekt dan in hoeverre<br />

de theorie past op de praktijk. Attenderende begrippen kunnen<br />

H1 Wat is mijn doelstelling en wat mijn vraagstelling?


© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> bv<br />

in het kader van een theorie, maar ook los daarvan, richtinggevend<br />

zijn bij en je gevoelig of alert maken voor bepaalde aspecten<br />

van je onderzoekseenheden die je anders misschien over het<br />

hoofd zou zien. Het doel van een gefundeerde-theoriebenadering<br />

is vaak ook om dit soort attenderende begrippen te ontdekken.<br />

Vervolgens wordt er weer gekeken of die gevonden begrippen<br />

bruikbaar zijn om nieuw verzamelde gegevens te verklaren. Dit<br />

is vaak een proces van vallen en opstaan, in vaktermen ‘een iteratief<br />

proces’.<br />

Wel is het belangrijk om je te realiseren dat die theorieën vaak<br />

voor beperkte groepen mensen en situaties gelden. Denk daarom<br />

van tevoren goed na welke factoren mogelijk van invloed zijn op<br />

het al dan niet passen van je theorie. Dit kan ook de keuze van je<br />

respondenten en onderzoekssituaties bepalen.<br />

1.7 Uitvoerbaarheid van het onderzoek<br />

Casus 1; ALDAH-supermarkten<br />

Het onderzoek zal starten op ... en zal in ... worden afgerond.<br />

Het onderzoek is begroot op ... onderzoekers- en ... assistenturen.<br />

Het onderzoek is begroot op ... euro en zal worden betaald door<br />

ALDAH.<br />

De bereikbaarheid en de bereidheid tot medewerking lijkt geen<br />

probleem. De supermarkten zijn publiek domein. De filiaalleiding<br />

zal worden geïnformeerd en ook worden betrokken bij het<br />

onderzoek. De leiding zal op haar beurt het personeel informeren<br />

dat er onderzoek plaatsvindt.<br />

Casus 2; Imago Jong[en]<br />

Het bedrijf heeft een budget voor onderzoek. De lezers zijn te benaderen,<br />

ex-lezers ook. Nog-niet-lezers zijn moeilijker te bereiken.<br />

Wanneer er een beloning (cd-bon) gegeven wordt, zullen deze<br />

vast wel mee willen werken. Het onderzoek is goed uitvoerbaar.<br />

Casus 3; Harddrugverslaving<br />

De zorginstelling heeft een budget voor onderzoek. Namen en<br />

adressen van verslaafden zijn bekend. Dit onderzoek lijkt haalbaar.<br />

Subsidie is toegezegd door de overheid. Adequate begeleiding<br />

van harddrugverslaafden is duur, maar altijd nog goedkoper<br />

dan (verplichte) opname in een ziekenhuis of in hechtenis nemen<br />

wegens crimineel gedrag. Dit onderzoek lijkt dan ook haalbaar.<br />

§1.7 Uitvoerbaarheid van het onderzoek<br />

45


46<br />

Bereidheid<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> bv<br />

Financiële, personele<br />

en tijdsbegroting<br />

Casus 4; Vergadercultuur<br />

De leiding heeft er belang bij en heeft er een budget voor gereserveerd.<br />

De onderzoeker mag vergaderingen bijwonen, kan<br />

mensen individueel benaderen voor een gesprek, heeft toegang<br />

tot alle relevante stukken, notulen, beleidsnota’s et cetera. Ook<br />

dit onderzoek lijkt haalbaar.<br />

Nu je een eerste aanzet voor je onderzoek hebt geformuleerd,<br />

moet je je uiteraard afvragen of het onderzoek ook uitvoerbaar is.<br />

De factoren die de uitvoerbaarheid van een onderzoek bepalen,<br />

zijn:<br />

■ tijd;<br />

■ geld;<br />

■ bereidheid en bereikbaarheid van respondenten of proefpersonen.<br />

Het is belangrijk om al aan het begin van het onderzoek uitvoerig<br />

bij deze drie punten stil te staan. Je kunt alvast een globale financiële,<br />

personele en tijdsbegroting maken om de haalbaarheid te<br />

onderzoeken. Als het onderzoek al bij de start niet haalbaar lijkt<br />

te zijn, is het zonde van de energie om ermee door te gaan. Het<br />

spreekt vanzelf dat deze begrotingen moeten worden bijgesteld<br />

wanneer je een definitief onderzoeksplan hebt. Meestal heb je bij<br />

het begin een globaal idee van het onderzoek in je hoofd, op grond<br />

waarvan je alvast een voorlopige begroting kunt maken.<br />

Als er een tijdsbegroting is gemaakt, moet bekeken worden of die<br />

haalbaar is. Dit is een belangrijke beslissing: het voorkomt dat je<br />

in de problemen komt, waardoor het onderzoek niet afgerond kan<br />

worden en zowel de onderzoeker als de opdrachtgever ontevreden<br />

is. Na het maken van tijdsbegroting moet er ook globaal worden<br />

berekend wat de kosten zijn. Houd bij het begroten rekening<br />

met sociale lasten, premies en overheadkosten, zoals huur en<br />

energieverbruik van kantoor, en ook met de btw, als je die moet<br />

betalen.<br />

Niet alleen tijd en geld kunnen belemmerende factoren zijn. Een<br />

onderzoek staat of valt ook met de bereidheid van mensen om aan<br />

het onderzoek mee te doen. Die bereidheid hangt af van een aantal<br />

zaken:<br />

■ de instantie die het onderzoek uitvoert (is het een commercieel<br />

bureau, of wordt het door een universiteit of hogeschool uitgevoerd?);<br />

■ de wijze waarop iemand wordt benaderd;<br />

■ de tijd die het kost;<br />

■ de aantrekkelijkheid van het onderwerp;<br />

■ het nut van het onderzoek;<br />

■ een blijk van (materiële) waardering.<br />

H1 Wat is mijn doelstelling en wat mijn vraagstelling?


Behandelde<br />

begrippen<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> bv<br />

Bereikbaarheid<br />

Ga aan de hand van de genoemde punten na hoe moeilijk het is om<br />

mensen als respondent of informant te benaderen en tot medewerking<br />

te bewegen. Je moet je afvragen of er voldoende mensen<br />

bereid zullen zijn om aan het onderzoek mee te doen. Als er veel<br />

mensen weigeren, heeft het onderzoek niet veel zin, omdat je dan<br />

een heel selecte groep krijgt. Je kunt trachten de bereidheid te<br />

vergroten door aandacht te besteden aan bovenstaande punten.<br />

Niet alleen de bereidheid, ook de bereikbaarheid kan een probleem<br />

vormen. Van veel doelgroepen bestaat geen bestand waaruit<br />

je een steekproef kunt trekken. Waar vind je bijvoorbeeld<br />

mensen die het afgelopen jaar een kampeerwagen hebben gekocht,<br />

of werkloze vaders met kinderen tussen de 6 en 12 jaar, of<br />

– nog moeilijker – illegalen die in de criminaliteit verzeild zijn geraakt?<br />

Wanneer je een doelgroep hebt waarvan er geen bestand<br />

van namen en adressen bestaat, moet je eerst nagaan hoeveel<br />

moeite en tijd het je gaat kosten om voldoende mensen te kunnen<br />

selecteren.<br />

Tot slot moet je op de vier genoemde punten (tijd, geld, bereidheid<br />

en bereikbaarheid) de balans opmaken en beslissen of je<br />

verder zult gaan met het onderzoek. Zo ja, dan is het zinvol de<br />

volgende <strong>hoofdstuk</strong>ken te bestuderen.<br />

Samenvatting 1.7<br />

De uitvoerbaarheid van een onderzoek hangt onder meer af van<br />

de hoeveelheid tijd en geld die beschikbaar is. Andere belangrijke<br />

factoren zijn de bereidheid om aan het onderzoek mee te doen<br />

en de bereikbaarheid van je respondenten. Het is verstandig om<br />

aan de hand van de genoemde punten al in een vroeg stadium een<br />

eerste globale financiële en personele begroting te maken. Op<br />

basis van die begroting moet je beslissen of het onderzoek haalbaar<br />

is.<br />

■ probleemstelling (1.1)<br />

■ normatieve uitspraken (1.1)<br />

■ onderzoeksvraag (1.1)<br />

■ doelstelling (1.1)<br />

■ praktische relevantie (1.1)<br />

■ theoretische relevantie (1.1)<br />

■ ethisch verantwoord (1.2)<br />

■ vraagstelling (1.3)<br />

■ beleids(onderzoeks)vragen (1.3)<br />

■ normatieve/esthetische<br />

onderzoeksvragen (1.3)<br />

■ open vraagstelling (1.3)<br />

■ beschrijvende onderzoeksvraag<br />

(1.4)<br />

■ verklarende onderzoeksvraag (1.4)<br />

■ toetsende onderzoeksvraag (1.4)<br />

■ onderzoekseenheden (1.5)<br />

■ eigenschappen/kenmerken (1.5)<br />

■ informant (1.5)<br />

■ gefundeerde-theoriebenadering<br />

(1.6)<br />

■ template-benadering (1.6)<br />

■ zoeklichttheorie (1.6)<br />

■ attenderende begrippen (1.6)<br />

■ iteratief proces (1.6)<br />

■ uitvoerbaarheid onderzoek (1.7)<br />

■ financiële, personele en<br />

tijdsbegroting (1.7)<br />

■ bereidheid tot medewerking (1.7)<br />

■ bereikbaarheid respondenten (1.7)<br />

§1.7 Uitvoerbaarheid van het onderzoek<br />

47

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!