02.09.2013 Views

De dood heeft dan toch niet het laatste woord

De dood heeft dan toch niet het laatste woord

De dood heeft dan toch niet het laatste woord

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>De</strong> graven<br />

Mannaerts R., <strong>De</strong> Onze-Lieve-Vrouwekathedraal van Antwerpen: een openbaring …<br />

mits de juiste sleutel, Antwerpen, 2012<br />

<strong>De</strong> <strong>dood</strong> <strong>heeft</strong> <strong>dan</strong> <strong>toch</strong> <strong>niet</strong> <strong>het</strong> <strong>laatste</strong> <strong>woord</strong><br />

<strong>De</strong> talloze grafzerken vertonen een identiek patroon.<br />

Bovenaan staat <strong>het</strong> opschrift “D.O.M.”, wat een afkorting is van ‘<strong>De</strong>o Optimo Maximo’ (voor de<br />

algoede en almachtige God [ligt hier]).<br />

Volgens <strong>het</strong> klassieke rollenpatroon staat eerst de man vermeld, soms met vermelding van zijn<br />

beroep, vervolgens de echtgenote: “syne huysvrouwe”. Ofschoon <strong>niet</strong> uithuizig werk zaam, mag men<br />

stellen dat de vrouwen zich toen <strong>niet</strong> enkel aan de nederige huistaken van ‘was en plas’ wijdden,<br />

maar de huishouding in de volle betekenis van <strong>het</strong> <strong>woord</strong> op zich namen (in <strong>het</strong> Grieks: oikonomia),<br />

en dus ook <strong>het</strong> beheer voor hun rekening namen. Daarnaast wijdden zij zich deeltijds aan de<br />

opvoeding van de kinderen en wie zou durven ontkennen dat dit geen intellectuele en<br />

sociaalvaardige kwaliteiten vereist?<br />

Onderaan staat ofwel de wens uitgedrukt “R.I.P.” (‘Requiescant in pace’) (Dat zij mogen rusten in<br />

vrede) ofwel de aansporing “B.V.D.S.”: ‘Bid voor de zielen (van...)’. Die rust en vrede lijken ons nu wat<br />

te saai, maar je moet dat begrijpen als: bevrijd van angst en zorgen.<br />

Wat er tijdens de restauratiewerken (1973-1993) allemaal <strong>niet</strong> uit die graven is bovengehaald:<br />

allerlei fundamenten en brokken beeldhouwwerk, honderden skeletten, resten van kledingstukken,<br />

sierkammen, knopen en spelden, kruisjes en medailles, munten en aarden pijpen, braakballen van<br />

uilen, skeletten van ratten en vleermuizen, tot en met een waterput en... een manicuresetje: een<br />

stille getuigenis van <strong>het</strong> leven dat hier ooit in al zijn facetten over (en onder) de vloer geweest is.<br />

www.topa.be ~ 1 ~


Antwerpen, Onze-Lieve-Vrouwekathedraal<br />

<strong>De</strong> <strong>dood</strong> <strong>heeft</strong> <strong>dan</strong> <strong>toch</strong> <strong>niet</strong> <strong>het</strong> <strong>laatste</strong> <strong>woord</strong><br />

Het epitaaf van Christoffel Plantijn en Jeanne Rivière (Jacob de Backer)<br />

<strong>De</strong> ‘gouden eeuw’ van Antwerpen trekt ook <strong>het</strong> echtpaar Plantin-Rivière uit Tours aan om hier<br />

fortuin te maken. Noodgedwongen door een verwonding aan de schouder ten gevolge van een<br />

aanranding, ruilt Christoffel Plantin zijn aanvankelijk beroep van lederbewerker in voor dat van<br />

lettergieter/drukker, wat hem geen windeieren oplevert. Hij brengt <strong>het</strong> zelfs tot ‘aartsdrukker’ van<br />

de Spaanse koning. Zijn woonst en drukkerij vormen nu met de oorspronkelijke inboedel een<br />

historisch museum van formaat, opgenomen in <strong>het</strong> ‘ Unesco Werelderfgoed’. <strong>De</strong> gevierde drukker<br />

krijgt bij zijn overlijden in 1589 een ‘eeuwige’ rustplaats in de kooromgang van zijn parochiekerk. In<br />

navolging van de toenmalige modieuze altaarstukken neemt ook zijn epitaaf de vorm aan van een<br />

geschilderde triptiek.<br />

<strong>De</strong> binnenluiken (II-III): portret van de echtgenoten en hun kroost<br />

Christoffel Plantin (Cp) en zijn jonggestorven zoon Christoffel (1) staan links, d.i. t.o.v. Christus op<br />

<strong>het</strong> middenpaneel rechts, op de ereplaats – aldus de sociale hiërarchie van toen. Geruggensteund<br />

door hun respectieve patroonheilige, Christoffel (C) en Johannes de Doper (JB), zitten beide<br />

echtgenoten geknield op een bidstoel, de handen gevouwen naar <strong>het</strong> Laatste Oordeel op <strong>het</strong><br />

middenpaneel. Op <strong>het</strong> open, gedrukte boek op de bidstoel van Plantin staat de datum “anno 1591”.<br />

Jeanne Rivière (Jr) wordt vergezeld door haar 5 dochters (3-7) en door een jonggestorven dochtertje<br />

(2). Net zoals hun echtgenoot of vader zijn de dames in <strong>het</strong> zwart gekleed en met een kanten<br />

molensteenkraag.<br />

<strong>De</strong> buitenluiken (IV-V): de patroonheiligen van <strong>het</strong> echtpaar<br />

<strong>De</strong>ze grisailles zijn van een uitzonderlijke kwaliteit: scherp van tekening, gedetailleerd en mee door<br />

de dieptewerking ongewoon plastisch en uitzonderlijk dynamisch.<br />

<strong>De</strong> kopie van <strong>het</strong> grafopschrift<br />

Bovenaan prijkt de leuze van Plantin: “LABORE ET CONSTANTIA” (Met werkzaamheid en<br />

standvastigheid), gesymboliseerd door zijn embleem van de passer met één vast en één beweeglijk<br />

been. Hierop zinspeelt de tekstopsteller Justus Lipsius die hulde brengt aan de oprichter van de<br />

wereldvermaarde drukkerij:<br />

pietate, prudentia, acrimonia ingenii magno,<br />

CONSTANTIA ac LABORE maximo;<br />

Cujus industria atque opera, infinita opera,<br />

vetera, nova,<br />

magno et hujus et futuri saeculi bono<br />

in lucem prodierunt”<br />

door plichtsbesef, wijsheid en schranderheid, groot;<br />

door VOLHARDING EN INSPANNING zeer groot,<br />

wiens arbeid en toewijding bewerkten dat talloze boeken,<br />

antieke en moderne,<br />

tot groot profijt van deze en de toekomende eeuw(-en),<br />

<strong>het</strong> licht konden zien<br />

www.topa.be ~ 2 ~


Antwerpen, Onze-Lieve-Vrouwekathedraal<br />

<strong>De</strong> <strong>dood</strong> <strong>heeft</strong> <strong>dan</strong> <strong>toch</strong> <strong>niet</strong> <strong>het</strong> <strong>laatste</strong> <strong>woord</strong><br />

www.topa.be ~ 3 ~


Het middenpaneel: HET LAATSTE OORDEEL (I)<br />

Antwerpen, Onze-Lieve-Vrouwekathedraal<br />

<strong>De</strong> <strong>dood</strong> <strong>heeft</strong> <strong>dan</strong> <strong>toch</strong> <strong>niet</strong> <strong>het</strong> <strong>laatste</strong> <strong>woord</strong><br />

Het is ca. 1580 geschilderd door Jacobus <strong>De</strong> Backer.<br />

Christus (+) troont in de wolken, gezeten op de (<strong>niet</strong> gevleugelde) symbolen van de 4 evangelisten<br />

en geflankeerd door twee engelen. Die aan Zijn linkerzijde houdt een boek open en vormt daarmee<br />

meer <strong>het</strong> pen<strong>dan</strong>t van <strong>het</strong> (ongevleugelde) mensenattribuut van Matteüs. Beide boeken suggereren<br />

Bijbelpassages die waarschuwen voor <strong>het</strong> nakende Oordeel, door drie engelen aangekondigd met<br />

een lange bazuin.<br />

In de hemelse hofhouding die getuige is van <strong>het</strong> Oordeel herkennen we o.m. Johannes de Doper (JB)<br />

en Maria (M) als bemiddelaars rechts onderaan van Jezus. Aan zijn linkerzijde, op <strong>het</strong> bovenste<br />

wolkendek: Petrus en Johannes de Evangelist, en op <strong>het</strong> wolkendek daaronder Mozes met de beide<br />

stenen tafelen.<br />

Op aarde, onderaan in <strong>het</strong> midden, zowel op <strong>het</strong> voor-, midden- als op <strong>het</strong> achterplan treden de<br />

doden uit <strong>het</strong> graf en worden onmiddellijk van elkaar gescheiden.<br />

<strong>De</strong> gelukzaligen vliegen rechts t.o.v. Christus hemelwaarts, waar ze verwelkomd worden door een<br />

engel met een olijftak, symbool van vrede en geluk. <strong>De</strong> verdoemden links van Christus worden zeer<br />

tegen hun wil in door duivels met dierentronies op soms wrede wijze ontvoerd naar de vuurpoel van<br />

de hel. Sommige verdoemden trachten tevergeefs de hemel in te geraken: ze worden door een engel<br />

met <strong>het</strong> zwaard teruggeslagen en door duivels hellewaarts neergetrokken.<br />

Omdat <strong>het</strong> Oordeel streng maar rechtvaardig is, vraagt de familie om gebed als geestelijke support,<br />

‘een duwtje in de rug’:<br />

“Tu qui transis, et haec legis, bonis manibus bene apprecare.”<br />

(Gij die hier voorbijgaat en dit leest, gedenk met gevouwen handen [al biddend] <strong>het</strong> goede (van zijn ziel)<br />

In 1794 wordt <strong>het</strong> schilderij door de Fransen naar Parijs gevoerd, maar in 1816 teruggehaald. Het<br />

bijkomende opschrift herinnert aan <strong>het</strong> initiatief van de familie Moretus om <strong>het</strong> (witmarmeren)<br />

monument herop te richten, bekroond door <strong>het</strong> portretmedaillon van Christoffel Plantin, geschilderd<br />

door Willem Jacob Herreyns.<br />

www.topa.be ~ 4 ~


Antwerpen, Onze-Lieve-Vrouwekathedraal<br />

<strong>De</strong> <strong>dood</strong> <strong>heeft</strong> <strong>dan</strong> <strong>toch</strong> <strong>niet</strong> <strong>het</strong> <strong>laatste</strong> <strong>woord</strong><br />

Het epitaaf van Jan Michielsen en Maria Maes (P.P. Rubens)<br />

Wellicht kort na de <strong>dood</strong> van Jan Michielsen in 1617 geeft zijn weduwe Maria Maes aan Rubens de<br />

opdracht voor deze triptiek. Het werk wordt in 1816 aangeboden aan <strong>het</strong> Koninklijk Museum voor<br />

Schone Kunsten in ruil voor Rubens’ Kruisoprichting. <strong>De</strong> familie geeft <strong>dan</strong> de opdracht om <strong>het</strong><br />

epitaafschilderij te vervangen door een kopie, nu in de hal van de Kathedraal.<br />

Uit alle taferelen van Jezus’ heilzaam sterven en verrijzen kozen de opdrachtgevers ten teken van<br />

hun geloof in <strong>het</strong> eeuwig leven <strong>niet</strong> toevallig voor de Bewening waar de patroonheiligen van beide<br />

echtgenoten bij horen.<br />

Christus’ dode lichaam (+) wordt echt aan ons ‘getoond’, zowel door Maria die de lijkwade nog <strong>niet</strong><br />

gesloten <strong>heeft</strong>, als door de houding van Jezus’ torso met <strong>het</strong> hoofd achterover. Door een rauw<br />

realistische weergave van Jezus’ gemartelde lichaam wil Rubens emotioneel inwerken op de<br />

(gelovige) toeschouwer: haast zintuiglijk voelbaar zijn <strong>het</strong> geronnen bloed in de neusgaten, <strong>het</strong><br />

opgedroogde bloed op de onderarmen, de openstaande steekwonde in de zijde en de striemen van<br />

de geseling op zijn linkerschouder. Maria (M) heft de lijkwade omhoog en slaat haar ogen ten hemel<br />

met de vraag: waarom? Haar grauwe gelaat reflecteert de onmenselijke smart waarin ze zich als<br />

moeder verbonden voelt met haar zoon. Op de achtergrond wordt zij bijgestaan door Johannes de<br />

Evangelist (JE), een “zoon” voor haar (naar Jezus’ <strong>woord</strong>en op <strong>het</strong> kruis; Joh. 19:26). Ook de<br />

wenende Maria Magdalena (MM) staat naast haar, de handen in gebed gevouwen, zij <strong>het</strong> op<br />

gewrongen wijze. Links ondersteunt Jozef van Arimatea (JA) Jezus’ dode lichaam.<br />

Op de binnenluiken staan <strong>niet</strong> de portretten, maar nogmaals de patroonheiligen van de<br />

opdrachtgevers. Omwille van de hiërarchie van deze heiligen werd de traditionele s ymbolische<br />

ordening van de sociale positie, rechts voor de man en links voor de vrouw, gewisseld.<br />

Op <strong>het</strong> linkerluik, iconografisch rechts t.o.v. <strong>het</strong> middenpaneel, staat Maria (M), de patrones van de<br />

echtgenote. Liefdevol steunt zij met de armen <strong>het</strong> Jezuskind (+) om recht te staan zodat Het kan<br />

kijken naar <strong>het</strong> middenpaneel … om vooruit te blikken op zijn missie.<br />

Op de iconografische linkerzijde, op <strong>het</strong> rechterpaneel, staat de patroon van de echtgenoot,<br />

Johannes de Evangelist (JE), eveneens in driekwart lengte, traditioneel met een open boek in de<br />

hand en zijn ogen hemelwaarts op zoek naar goddelijke inspiratie. Zijn attribuut, de arend, die boven<br />

zijn hoofd vliegt, lijkt de rol te vervullen van een hemelse boodschapper.<br />

<strong>De</strong> buitenluiken in grisaille tonen Christus Salvator en Maria met Kind.<br />

www.topa.be ~ 5 ~


Antwerpen, Onze-Lieve-Vrouwekathedraal<br />

<strong>De</strong> <strong>dood</strong> <strong>heeft</strong> <strong>dan</strong> <strong>toch</strong> <strong>niet</strong> <strong>het</strong> <strong>laatste</strong> <strong>woord</strong><br />

Het praalgraf van bisschop Marius Ambrosius Capello (Artus II Quellinus, vòòr 1676)<br />

In de baroktijd bouwen de bisschoppen op <strong>het</strong> hoogkoor een ensemble van praalgraven uit met als<br />

5 de en <strong>laatste</strong> monument dat van Marius Capello o.p., de 7 de bisschop van Antwerpen (1652-† 1676),<br />

dat aan de zuidkant van <strong>het</strong> koor komt te staan. Bovenop de rood geaderde sarcofaag ligt de<br />

bisschop, ten voeten uit, in pontificaal ornaat, <strong>het</strong> gelaat oostwaarts gekeerd in de richting van <strong>het</strong><br />

hoofdaltaar. Oorspronkelijk lag er vooraan een bisschopsstaf. Marius Capello (° Antwerpen 1597, uit<br />

Italiaanse ouders) trad in 1613 bij de dominicanen in onder de kloosternaam ‘Ambrosius’. Als<br />

mecenas <strong>heeft</strong> hij aan de St.-Pauluskerk van zijn kloosterorde o.m. <strong>het</strong> triomfantelijke hoofdaltaar<br />

geschonken, werk van Peter I en II Verbruggen (1670).<br />

Met <strong>het</strong> bovenlichaam opgericht, de blik aandachtig opwaarts naar <strong>het</strong> hoofdaltaar en de handen<br />

gevouwen blijft hij a.h.w. hier biddend deelnemen aan de kerkelijke liturgie, die overigens een<br />

afspiegeling vormt van de hemelse liturgie, wat beant<strong>woord</strong>t aan <strong>het</strong> barokke thema van de eeuwige<br />

aanbidding. Bovendien aanschouwt hij in een hoopvol perspectief de tenhemelopneming van Maria<br />

(zoals die door Rubens in de verf gezet is).<br />

Met zijn lange krulharen, de afgelijnde snor en sik volgt de geportretteerde de herenmode van zijn<br />

tijd. <strong>De</strong> putto fungeert als schilddrager van <strong>het</strong> wapen van Capello.<br />

Het is verbluffend hoe naturalistisch de beeldhouwer Artus II Quellinus de materie <strong>heeft</strong><br />

weergegeven! Haast ‘lichamelijk’ zijn de vlezige wangen, de dubbele kin en de knokige dooraderde<br />

handen. <strong>De</strong> stofimitatie is mooi gevarieerd, gaande van <strong>het</strong> uiterst fijne kantwerk aan de kraag en de<br />

mouwen, de minutieus geplisseerde roc<strong>het</strong> tot de geborduurde parementen van de koormantel met<br />

gesp en de hoge (marmeren) mijter. Natuurgetrouw geeft <strong>het</strong> hoofdkussen mee onder druk van zijn<br />

linkerarm.<br />

Op de koorkap staan taferelen uit <strong>het</strong> leven van St.-Marius, in Italië beter bekend onder de uiterst<br />

populaire voornaam ‘Mario’, naar wie Capello bij zijn doopsel genoemd werd. Ten tijde van keizer<br />

Claudius II in 268-’70 óf in de 4 de eeuw komen Marius en zijn gezin vanuit Perzië naar Rome om ‘de<br />

graven van de apostelen’ te vereren. Ze bekommeren zich om de noodlijdende christenen, in <strong>het</strong><br />

bijzonder om de gevangenen.<br />

Vervolgens zoekt Marius contact met de christenen. Hij gaat ‘s nachts af op <strong>het</strong> psalmgezang van de<br />

vervolgde christenen en klopt bij hen aan. Bang voor de politie durft de groep christenen uit<br />

Portuense <strong>niet</strong> opendoen, maar hun bisschop Callistus zegt dat <strong>het</strong> Christus zelf is die aan de deur<br />

klopt. Op <strong>het</strong> reliëf aan Capello’s linkerschouder komt Marius met de hoed beleefd in de hand,<br />

groetend aan. <strong>De</strong> bisschop, die voor hem de deur – gedetailleerd met slot en deurhengsels – slechts<br />

argwanend op een kier opent, wijst Marius echter aan als de ‘Christus’. Dit ‘geborduurde medaillon’<br />

komt eveneens voor op de koormantel van St.-Gregorius op <strong>het</strong> hoofdaltaar in St.-Pauluskerk.<br />

Op <strong>het</strong> reliëf bovenaan Capello’s rechterschouder getuigt Marius aan de keizer Claudius onversaagd<br />

van zijn christelijk geloof. Daaronder wordt hij opgeleid (naar een gevangenis).<br />

www.topa.be ~ 6 ~


Antwerpen, Onze-Lieve-Vrouwekathedraal<br />

<strong>De</strong> <strong>dood</strong> <strong>heeft</strong> <strong>dan</strong> <strong>toch</strong> <strong>niet</strong> <strong>het</strong> <strong>laatste</strong> <strong>woord</strong><br />

Op <strong>het</strong> onderste reliëf spreekt Marius tegen een man (?).<br />

Omwille van hun geloofsgetuigenis en hun inzet voor de vervolgde christenen wordt Marius<br />

tenslotte, op <strong>het</strong> reliëf in de linkerbenedenhoek gemarteld. Terwijl twee mannen Marius’ hoofd in<br />

bedwang houden, wordt hem (met een hakbijl) een voet afgehouwen.<br />

Merkwaardig genoeg staat noch Marius’ vrouw Marta, noch hun beide zonen Audifax en Abachus er<br />

op een enkel tafereel bij. Een tegemoetkoming voor de celibataire bisschop?<br />

Om de uitzonderlijke kwaliteit wordt <strong>het</strong> praalgraf van Capello als enige door de Franse<br />

Revolutionairen <strong>niet</strong> vernield, maar behouden voor de École Centrale.<br />

www.topa.be ~ 7 ~


Antwerpen, Onze-Lieve-Vrouwekathedraal<br />

<strong>De</strong> <strong>dood</strong> <strong>heeft</strong> <strong>dan</strong> <strong>toch</strong> <strong>niet</strong> <strong>het</strong> <strong>laatste</strong> <strong>woord</strong><br />

Het epitaaf voor bisschop Marius Ambrosius Capello (Hendrik F. Verbruggen?, 1676)<br />

In de kathedraal bevindt zich – heel uitzonderlijk – een tweede marmeren funerair monument voor<br />

bisschop Capello. Vrijgevigheid typeerde hem zowel tijdens zijn leven (“in vita”) als in zijn<br />

testamentaire beschikking (“et in morte”) waarin hij de armen tot zijn enige erfgenamen had<br />

aangewezen.<br />

Uit <strong>dan</strong>kbaarheid voor zijn gulle gaven aan de armen laten de aalmoezeniers Hendrik Frans<br />

Verbrugghen of Artus II Quellinus in Capello’s sterfjaar 1676 nog een epitaaf oprichten vlak boven de<br />

toog van de H.-Geestmeesters aan de zuidtoren, d.i. de ‘Tafel van de Heilige Geest’, waar de<br />

armenbedeling plaatsvond.<br />

Uit de sarcofaag richt de afgestorvene zich halflijfs op alsof <strong>het</strong> reeds in ontbinding verkerende<br />

lichaam weer bezield geraakt om even terug te komen piepen. <strong>De</strong> oogkassen zijn ingevallen, de huid<br />

verschrompeld met <strong>het</strong> vel over de beenderen. Het theatrale effect wordt versterkt doordat hij<br />

vanonder <strong>het</strong> zwarte baarkleed kijkt, dat rondom de tombe gedrapeerd is.<br />

In de linkerhand houdt hij <strong>het</strong> lijkkleed op de rand van de sarcofaag, terwijl hij met de opgestoken<br />

rechterhand naar zijn statig staatsieportret van weleer en buste wijst [wijsvinger echter afgebroken],<br />

alsof hij wil zeggen: “Voor alle duidelijkheid, dat was ik in mijn glorietijd”. Dat portret, een<br />

reliëfmedaillon dat post mortem werd vervaardigd, vormt <strong>het</strong> 5 de gesculpteerde portret van Capello!<br />

Het ovalen portretmedaillon wordt door een krans van laurierbladeren omlijst en bekroond door de<br />

bisschopsmijter die geflankeerd wordt door de gekruiste bisschopsstaf en een (oorspronkelijke)<br />

olijftak. In een ware apotheose dragen de 2 zwevende, bazuin blazende engelen en een putto <strong>het</strong><br />

medaillon hemelwaarts. Daarnaast prijkte oorspronkelijk een omgekeerde toorts als <strong>dood</strong>ssymbool.<br />

Links op <strong>het</strong> uiteinde van de sarcofaag schrikt de treurende putto die traditioneel bij een graf zit.<br />

<strong>De</strong> tekst op de grote schriftrol die centraal over de sarcofaag hangt, eert de milde schenker “als<br />

aartsaalmoezenier (Lat. archi:eleemosynario), waarmee voldoende gezegd is” (dixi satis).<br />

Onderaan de sarcofaag houden 2 putti <strong>het</strong> wapenschild van de bisschop, dat bekroond wordt door<br />

een groene bisschopshoed, <strong>het</strong> heraldisch motief van een bisschop. <strong>De</strong> hoed die op zijn wapen op de<br />

naam ‘Capello’ (Hoed, Hoet) alludeert, is echter <strong>niet</strong> de heraldische groene hoed van een bisschop,<br />

maar de rode van een aartsbisschop. Als dat maar <strong>niet</strong> naar ambitie ruikt!<br />

www.topa.be ~ 8 ~


Antwerpen, Onze-Lieve-Vrouwekathedraal<br />

<strong>De</strong> <strong>dood</strong> <strong>heeft</strong> <strong>dan</strong> <strong>toch</strong> <strong>niet</strong> <strong>het</strong> <strong>laatste</strong> <strong>woord</strong><br />

Het epitaaf voor de families van <strong>De</strong>lft - Keurlincks (Peter I Scheemaeckers, 1688)<br />

Beeldhouwer Peter I Scheemaeckers realiseert dit gedenkteken in de late barok, anno 1688. In <strong>het</strong><br />

spoor van de beroemde Italiaanse barok- meester Bernini, dient <strong>het</strong> rood geaderde marmer voor de<br />

graftombe, <strong>het</strong> zwarte marmer voor de draperieën en <strong>het</strong> witte marmer voor de figuren. Een<br />

dergelijke theatrale enscenering van de <strong>dood</strong> is nu <strong>niet</strong> in te denken, zeker <strong>niet</strong> als een manier om de<br />

gedachtenis aan zichzelf ‘levend’ te houden. Verrassend ook hoeveel gezegden hier aan bod komen.<br />

Een mondaine man staat met één been in <strong>het</strong> graf, en<br />

<strong>heeft</strong> de <strong>dood</strong> voor ogen. <strong>De</strong> Dood (‘Pietje’ of ‘Magere<br />

Hein’) grijnst tegen hem en trekt hem aan zijn mouw:<br />

‘hier jij’. <strong>De</strong> man probeert nog aan de Dood te ont-<br />

komen – wie zou dat <strong>niet</strong> doen? – maar <strong>het</strong> zal hem <strong>niet</strong><br />

baten. Hoezeer hij ook tegenspartelt, zijn <strong>laatste</strong> uur is<br />

aangebroken, cf. de zandloper bovenaan, voorgehouden<br />

door de Tijd die vliegt (oude man, lange baard en<br />

vleugels). <strong>De</strong> Tijd verduidelijkt dat alle aardse glorie<br />

voorbijgaat: burgerlijke macht (ge- kroonde wereldbol),<br />

militaire macht (knotswapen- tuig), kerkelijk macht (een<br />

mijter), zelfs alle intellectu- ele macht (een boek) en elke<br />

vorm van cultureel succes (een toneelmasker). Anders<br />

gezegd: de man ‘zijn kaars gaat uit’; cf. omgekeerde<br />

toorts, gedragen door een putto opzij.<br />

<strong>De</strong> man houdt in de hand een banderol waarop de<br />

tekst gegrift staat: “Joseph effugit mulierem non<br />

mortem” (Jozef is aan de vrouw kunnen ontkomen,<br />

maar <strong>niet</strong> aan de <strong>dood</strong>). Hiermee wordt gezinspeeld<br />

op de Jozef uit <strong>het</strong> O.T. (Gen. 39:1-23), die valselijk beticht werd door de vrouw van Potifar. Zijzelf<br />

wilde hem verleiden en greep hem bij zijn kleed (v.12). Dat de mens na dit vluchtige aardse leven<br />

een eindbestemming wacht in een leven in eeuwigheid, wordt onderaan gesymboliseerd door de<br />

cirkelvormige beweging van een slang die zich haast in de staart bijt. Het vlammend zwaard en de<br />

palmtak verwijzen naar de gerechtigheid bij <strong>het</strong> Laatste Oordeel.<br />

www.topa.be ~ 9 ~

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!