Archeologie
Vondstmeldingen en
archeologisch
spreekuur
Melding van archeologische
vondsten dient te
geschieden bij de SCEZ.
Het materiaal wordt wanneer
nodig geregistreerd en
gedocumenteerd, maar blijft
altijd in het bezit van de
melder, tenzij deze het zelf wil
afstaan.
Uw melding van vondst(en) of
waarneming(en) kan ook
schriftelijk of telefonisch
geschieden bij:
SCEZ
Postbus 49
4330 AA
Middelburg
T 0118-670870
E j.jongepier@scez.nl
Daarnaast houdt de SCEZ op
elke eerste dinsdagmiddag van
de maand een archeologisch
spreekuur. U kunt het
spreekuur in
Het Schuitvlot
Looierssingel 2
te Middelburg
bezoeken om voorwerpen te
laten determineren (geldwaarde
wordt niet getaxeerd), vondstmeldingen
te doen, of allerlei
vragen op het gebied van de
Zeeuwse archeologie voor te
leggen.
De eerstvolgende
archeologische spreekuren
vinden plaats op de
dinsdagmiddagen
4 juni, 2 juli, 6 augustus
en 3 september
van 15.30 tot 16.30 uur.
Dank voor
uw medewerking!
De deelnemers aan de ZAAD
2013 maken zich, goed ingepakt
en dicht bijeen bij
het projectiescherm, op voor
het middagprogramma.
Archeologisch nieuws
Oprichting samenwerkingsverband OAS
De gemeenten Borsele, Goes, Kapelle, Noord-Beveland,
Reimerswaal, Tholen en de SCEZ hebben het
Oosterschelderegio Archeologisch Samenwerkingsverband
(OAS) opgericht om het archeologiebeleid van de
gemeenten en de uitvoering daarvan in regionaal kader
verder gestalte te geven. Binnen het samenwerkingsverband
detacheert de SCEZ een archeoloog, waardoor
de gemeenten structureel de beschikking hebben over
een vast aanspreekpunt voor de archeologie. De eerste
archeoloog van het OAS is drs. Ilona Haas. Zij is vanaf
juni 2009 werkzaam als adviseur archeologie bij de SCEZ
en adviseert al enkele jaren deze zes gemeenten bij de
uitvoering van hun archeologische taak.
Het OAS is een verdere ontwikkeling van de
archeologische dienstverlening van de SCEZ aan de
gemeenten. Uitgangspunt is een duurzaam, gebiedsgericht
samenwerkingsverband waarbinnen kennis, menskracht en
middelen efficiënt worden gedeeld. Doel is ondersteuning
van de wettelijke gemeentelijke taken op het gebied van
de archeologie met waarborg van kwaliteit en continuïteit.
Partijen vinden de samenwerking een goed middel om
de archeologie (en in brede zin de cultuurhistorie) te
De verplaatsing van de ZAAD naar de Sint-Baafskerk in
Aardenburg bleek geen al te gelukkige keuze: het was er
te koud, de afbeeldingen bij lezingen bleken niet of
nauwelijks zichtbaar en de lunch was niet zoals we
gewend waren. Maar de bijna honderd deelnemers,
waaronder vele niet-amateurarcheologen, lieten zich niet
uit het veld slaan en hielden dapper stand tot en met de
laatste lezing. Hulde hiervoor!
Het programma was grotendeels gewijd aan Romeins
Aardenburg en de regio daaromheen. Een verdere
tegenslag was dat dr. Wouter Dhaeze (Stad Oudenburg),
die de regio zou inleiden, door ziekte op het laatste
moment moest afzeggen. Gelukkig werd dit opgevangen
benutten om de regio en de gemeenten als vestigingsplaats
en toeristische trekpleister aantrekkelijker te maken.
Ilona Haas houdt zich bezig met beleidsadvisering,
publieksgerichte werkzaamheden en andere taken op het
gebied van de gemeentelijke archeologie. Haar standplaats
is het Stadskantoor in Goes, maar zij zal ook periodiek bij
de andere gemeenten in huis aanwezig zijn.
Ilona Haas op haar werkplek bij de afdeling Vergunning en
Handhaving van de gemeente Goes (foto gemeente Goes).
Koud, maar geanimeerd
Veertiende Zeeuwse AmateurArcheologen Dag (ZAAD)
Zeeuws Erfgoed 20 juni 2013/02 • ARCHEOLOGIE
door dagvoorzitter Tom Hazenberg (Hazenberg
Archeologie, Leiden), die Aardenburg plaatste in de
reeks van onderzoeken in het kader van het Odysseeprogramma
langs de Romeinse Noordzeekust van
Nederland, van Texel tot Aardenburg (zie www.romeinsekust.nl).
Guus Besuijen voerde ons daarna langs alle door
de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek
uitgevoerde opgravingen in Aardenburg, onder leiding
van Jaap Ypey, Jan van Hinte, vooral Jan Trimpe Burger
en laatstelijk Robert van Heeringen. Hij sloot af met
de stand van onderzoek zoals gepresenteerd door Trimpe
Burger. Ester van der Linden (Hazenberg Archeologie,
Arnhem) sloot het ochtendprogramma af met een prima
algemene inleiding op de productiewijze en -plaatsen van het Romeinse
luxe aardewerk terra sigillata. De bestudering van de Aardenburgse
versierde terra sigillata en de pottenbakkersstempels daarop hebben
aangetoond dat de vroegste Romeinse bewoning in Aardenburg rond
150 of enkele jaren daarvoor moet liggen.
Drie Aardenburgse castella
Voor het middagprogramma waren de stoelen dichter bij het projectiescherm
geplaatst om toch zoveel mogelijk van de afbeeldingen te zien.
Robert van Dierendonck (SCEZ) opende met de jongste resultaten uit
het Odyssee-onderzoek van Romeins Aardenburg. Aardenburg kent niet
één, maar drie verschillende Romeinse castella, waarvan de eerste twee
met hout-aarden vestingwerken. Pas rond 260 wordt de stenen
versterkingsmuur gebouwd, die rond 290 wordt verlaten of verwoest.
Een zelfde ontwikkeling schetste Sofie Vanhoutte (Agentschap Onroerend
Erfgoed Vlaanderen) voor de Romeinse versterkingen van Oudenburg,
maar dan aan de hand van recent onderzoek dat in deze eeuw is
uitgevoerd. Oudenburg had drie hout-aarden versterkingen, krijgt in
dezelfde tijd als Aardenburg een stenen ommuring, maar blijft in
gebruik tot het einde van de vierde eeuw.
Na de theepauze zorgde Annemarieke Willemsen (Rijksmuseum van
Oudheden, Leiden (RMO)) voor een mooie laatmiddeleeuwse kers op
de Romeinse taart. Zij presenteerde het onderzoek van enkele door het
RMO aangekochte collecties van riem- en ander leerbeslag, waarvan het
merendeel gevonden in Zeeland. Het blijkt vooral te gaan om bling-bling
voor alle rangen en standen, letterlijk schitterende modeaccessoires op
kleding en op lederen objecten als riemen, beurzen, tassen en dierenhalsbanden.
Ze waren in massaproductie gemaakt in lood-tinlegering
Onderzoek en meldingen
SCHOUWEN-DUIVELAND
Vondsten uit Zierikzee
De heer S. Nelisse uit Noordgouwe meldde op 29 maart diverse
voorwerpen van lood/tin uit Zierikzee. Hij had deze gevonden bij
graafwerkzaamheden aan de Blokweg. De vondsten waren afkomstig
van een klein oppervlak van ongeveer 5 x 5 meter en dateren uit de
veertiende/vijftiende eeuw.
WALCHEREN
Motief Zeeuwse knoop uit middeleeuws Engeland?
Wie denkt dat de Zeeuwse knoop met het bekende motief pas zo’n
honderd jaar oud is vergist zich, aldus Henk Hendrikse, depotbeheerder
van het Zeeuws Archeologisch Depot. Uit de Zeeuwse bodem komt
volgens hem het bewijs dat dit motief met de verschillende bolletjes een
geschiedenis heeft die de duizend jaar overstijgt. Opgravingsbedrijf ARCbv
uit Groningen voerde eind 2010 een opgraving uit aan de Badstraat in
Domburg, wegens de voorgenomen bouw van onder meer ‘Residence
Wijngaerde’.
Het onderzoeksterrein in het centrum van Domburg lag precies op de
plaats waar eind negende eeuw een van de vijf Zeeuwse ringwalburgen
werd aangelegd tegen de Noormannen. De opgraving bracht naast resten
van huizen ook bijbehorende vondsten zoals aardewerk, hout, botmateriaal
en metalen voorwerpen aan het licht. Onder de metalen voorwerpen
bevinden zich maar liefst 23 fibula’s. Een fibula is een mantelspeld,
vervaardigd uit een koperlegering, ijzer, zilver of zelfs (zeer zeldzaam)
goud. Twee van de in Domburg aangetroffen fibula’s zijn vervaardigd
uit zilver; een dergelijke vondst is de laatste eeuw niet meer in Zeeland
voorgekomen. De gevonden fibula’s behoren tot verschillende typen.
De zilveren behoren tot het gelijkarmige type, de overige tot de email-,
rechthoek-, munt- of schijffibulae en plateaufibulae. De ‘Zeeuwseknoopfibula’
behoort tot de laatste categorie en is tevens de grootste
gevonden fibula met een diameter van 3,4 centimeter. Het centrale
gedeelte is verhoogd met één grote nop en vier kleinere noppen eromheen.
Zeeuws Erfgoed 21 juni 2013/02 • ARCHEOLOGIE
en koperblik, als imitaties van zilver en goud. Een tentoonstelling hierover
is nog te zien in het RMO tot 13 september aanstaande.
De ZAAD, dit jaar georganiseerd door de SCEZ in samenwerking
met de gemeente Sluis, werd afgesloten met een borrel in het gelukkig
warme Gemeentelijk Archeologisch Museum. Voorafgaand lichtte
Arco Willeboordse (gemeente Sluis) de plannen toe om het museum,
dat gaat verhuizen naar het voormalige gemeentehuis van Aardenburg
aan de Markt, om te vormen tot een themamuseum voor de Zeeuwse
archeologie.
Schenkingen
oud-voorzitter AWN Zeeland
De heer J. (Joop) van den Berg, oud-voorzitter van de Archeologische
Werkgemeenschap Nederland (AWN), afdeling Zeeland, schonk de
afgelopen jaren boeken, tijdschriften, veldtekeningen, archeologische
vondsten en divers materiaal aan de SCEZ. De boeken en andere
documentatie zijn opgenomen in de mediatheek. Het archeologisch
materiaal, bestaande uit aardewerk en botmateriaal, is in de jaren zestig,
zeventig en tachtig van de vorige eeuw door de AWN gevonden en
opgegraven op verschillende terreinen in de provincie en dateert vooral
uit de Romeinse tijd. De vondsten en tekeningen zijn voor onderzoek en
documentatie opgeslagen in het Zeeuws Archeologisch Depot. De
SCEZ is de heer Van den Berg erkentelijk voor de gedane schenkingen.
Die laatste zijn omgeven door gebogen halve lijnen. De buitenste rand is
versierd met afwissend grotere en kleinere noppen. De bevestigingspunten
op de keerzijde zijn intact, alleen de angel ontbreekt. De mogelijk bronzen
fibula dateert uit de negende-elfde eeuw en kan afkomstig zijn uit Zuid-
Engeland (ZAD inv.nr. 0025-94).
In Domburg gevonden fibula met ‘Zeeuwse-knoopmotief’.
Veldkartering Zwanenburgseweg, Oostkapelle
Ad Wouters uit Grijpskerke meldde in 2011 een nieuwe vindplaats aan
de Zwanenburgseweg in Oostkapelle. Inspectie gaf een beeld te zien van
mogelijke resten van een motte (bergje) met gracht. Een globale inventarisatie
van een grote hoeveelheid oppervlaktevondsten in 2012 toonde naast
Romeins aardewerk vooral aardewerk uit de achtste tot de dertiende eeuw.
Hoewel het aardewerk systematisch was verzameld, was niets vastgelegd
over de vindplaats(en) en de verspreiding. Dat leidde tot een plan van de
SCEZ en de Walcherse Archeologische Dienst (WAD) om met de afdeling
Zeeland van de AWN op de vindplaats, die volgend jaar weer als weiland
wordt ingezaaid, een systematische veldkartering uit te voeren. Zo kon een
beter beeld gekregen worden van de begrenzing van de vindplaats(en) en
de verspreiding en dichtheid van vondsten. De veldkartering is uitgevoerd
op 2 februari door twaalf AWN’ers en andere vrijwilligers onder leiding
van Bram Silkens (WAD), Bernard Meijlink (WAD) en Robert van
Dierendonck (SCEZ). Dinsdag 5 februari is het onderzoek door de
WAD afgerond met een aanvullende kartering en boringen. In totaal zijn
312 vakken van 5 x 5 meter gekarteerd en is een noord-zuidraai geboord
over de vermoede ligging van de motteberg.
Alle vondsten zijn gewassen en worden door een groepje AWN’ers en
vrijwilligers beschreven, geteld en gewogen, af en toe met assistentie van
beroepskrachten. Wanneer de beschrijving klaar is - wellicht moeten nog
een of meer specialisten worden geraadpleegd -komen alle gegevens in een
database en kunnen verspreidingskaarten worden gemaakt. In combinatie
met de boringen en vergelijkingen met andere vindplaatsen uit die periode
kunnen uitspraken worden gedaan over de vindplaats en de waarde ervan
voor de Zeeuwse archeologie en het Walcherse archeologiebeleid.
6Zwanenburgseweg, Oostkapelle. De eerste vier raaien worden door
de karteerders afgezocht terwijl Jan Vogel (WAD) een metaalvondst detecteert.
Op de achtergrond is men nog bezig het vakkensysteem verder uit te zetten.
Zeeuws Erfgoed 22 juni 2013/02 • ARCHEOLOGIE
Wim Hendrikse en Frans Jonkers wassen de vondsten in de wasruimte
van het Zeeuws Archeologisch Depot van de SCEZ
(foto AWN Zeeland).
ZEEUWS-VLAANDEREN
Waarnemingen Kerkplein, Oostburg
Op 8 april verrichtte de SCEZ archeologische waarnemingen op het
Kerkplein in de binnenstad van Oostburg, na een vondstmelding door
de heer Ph. Legrand uit die plaats. Tijdens herstratingswerk op het plein
had hij meerdere oude funderingen en andere fenomenen waargenomen.
Het betrof twee waterputten, een keldertje met een trapje, twee mogelijke
beerputten, een bakstenen gewelf van een niet nader gedefinieerd spoor en
zeven funderingen van muren. De archeologische resten dateren grofweg
uit de periode zeventiende-negentiende eeuw. De archeologische resten
zijn gedocumenteerd en gefotografeerd en vervolgens weer afgedekt.
Muurresten en ronde waterput (achtergrond) op het Kerkplein in Oostburg.
Maria-insigne uit Boulogne in Biervliet
Het Boulogne-insigne uit ‘Heilig en Profaan’ deel 2. Een tot dusver onbekende variant van een Maria-insigne uit Boulogne,
gevonden in Biervliet.
Voorjaar 2012 voerde opgravingbedrijf ARCbv uit Groningen in opdracht
van Rijkswaterstaat een archeologisch onderzoek uit aan de zuidzijde van
Biervliet. Aanleiding was aanpassing van het tracé van de N61.
Het onderzoeksterrein bleek vol bewoningssporen te zitten, zoals restanten
van gebouwen, greppels, afvalkuilen en zelfs een gracht met een breedte
van 18-20 meter. Het merendeel van de aangetroffen vondsten dateert
uit de veertiende eeuw, de bloeitijd van Biervliet. Naast de hoeveelheid
keramiek (3.184 scherven) valt de relatief grote hoeveelheid, namelijk 190
metalen voorwerpjes op: kledingaccessoires, munten of pseudomunten,
textielloden (inclusief zeldzame van Biervliet) en insignes.
Wegens het faillissement van ARCbv zijn de vondsten aan het Zeeuws
Archeologisch Depot (ZAD) geleverd zonder dat een selectieprocedure
was uitgevoerd. Bij controle in het depot trok één fragmentje van tin/lood
de aandacht van depotbeheerder Henk Hendrikse. Toen het opgevouwen
stukje uitgerold en schoongemaakt was, bleek het om een fragment van
een pelgrimsinsigne uit Boulogne sur Mer (Frankrijk) te gaan.
Het is de onderzijde van een vermoedelijk schildvormig opgewerkt
insigne, waarvan maar één andere afbeelding bekend is. De voorstelling
Zeeuws Erfgoed 23 juni 2013/02 • ARCHEOLOGIE
behelst een scheepje op de golven met centaal daarin Maria met Kind;
van beide ontbreekt het hoofd. Aan de linkerzijde is nog net een fragment
van een engel bewaard, die het scheepje voortroeit. De rand van het
insigne is voorzien van een nog niet ontcijferde tekst.
Het insigne is een onbekende variant van het andere, in Heilig en Profaan
deel 2 (2001, afb.1382) gepubliceerd insigne van dit type. Op ‘ons’
insigne is het scheepje voorzien van overnaadse planken, een andere
randtekst en ook Maria draagt een ander kleed. De pelgrimstekens
van Boulogne tonen steeds een schip, al dan niet geroeid door een engel,
met centraal een afbeelding van Maria. De legende verhaalt dat een schip
er in het jaar 633 de haven binnenvoer zonder bemanning, met alleen een
Mariabeeld aan boord. Populair in de verkoop waren, gezien de vondsten,
ook ampullen met dezelfde voostelling als op de insignes.
De andere vondsten van pelgrimsinsignes uit Biervliet zijn een Maria
met Kind, mogelijk uit Aken, en een fragmentarisch insigne van het
Laatste Oordeel, ook uit Aken; verder een fragment van de bekende
Bethlehemscène en een kruisiging, allebei met onbekende herkomst.
Veldkartering Sint Kruis
Op 6 maart voerde de SCEZ een veldkartering uit op een akker langs
de Molenweg bij Sint-Kruis, op aanwijzing van en met medewerking van
de heer J. de Zwart uit Nieuwvliet. In de jaren zestig en zeventig van de
vorige eeuw vonden toenmalig provinciaal archeoloog J.A. Trimpe Burger
en vrijwilliger de heer M. Kegel op dezelfde akker al veel vuurstenen
voorwerpen uit meerdere fasen van de steentijd aan de oppervlakte.
Het doel van de veldkartering was de precieze plek en omvang van de
vindplaats in kaart te brengen. Er zijn over een lengte van 200 meter en
een breedte van 10 meter in totaal 75 vuurstenen voorwerpen opgeraapt,
die waarschijnlijk tot meerdere kleine concentraties behoorden.
Ze dateren in hoofdzaak uit de middensteentijd (mesolithicum),
ongeveer 8.000-4.000 voor Christus.
Vuurstenen werktuig uit Sint-Kruis (Molenweg), lengte 6 centimeter.
Vuursteenfragmenten
Land van Saeftinghe
De heren R. Bleijenberg en C. Reel meldden
op 14 februari de vondst van achttien door
de prehistorische mens bewerkte vuursteenfragmenten
uit het Verdronken Land van
Saeftinghe. Het zijn in hoofdzaak afslagen
en klingen, blootgespoeld langs de
laagwaterlijn als gevolg van erosie van de
rand van een veenklif. De vondsten vormen
een aanvulling op de honderden vuurstenen
voorwerpen, die in de afgelopen achttien jaar
in dezelfde omgeving door de SCEZ en gidsen
van de Stichting Het Zeeuwse Landschap zijn
verzameld. Ze dateren voornamelijk uit het
begin van de middensteentijd (vroeg-mesolithicum),
ongeveer 7.000 voor Christus.
Was er aanvankelijk nog sprake van drie
kleine concentraties vuursteen en twee haardkuilen,
uit de nieuwe vondsten blijkt dat er
waarschijnlijk nog meer resten uit de steentijd
onder het veen aanwezig zijn.
Vuurstenenen gekerfde kling
uit het Verdronken Land van Saeftinghe.
Zeeuws Erfgoed 24 juni 2013/02 • ARCHEOLOGIE
Zoektocht
Duikonderzoek naar de ‘Walcheren’ (foto RCE).
In december 2012 is op de Rede van Vlissingen opnieuw enkele
dagen gezocht naar resten van het Zeeuwse Admiraliteitsschip
‘Walcheren’, gezonken in 1689. Het veldwerk vond plaats in
opdracht van de Provincie Zeeland en was een samenwerking
van de Defensie DuikGroep/Koninklijke Marine, de Walcherse
Archeologische Dienst, Rijkswaterstaat Zeeland, de Stichting
tot Behoud van Onderwaterschatten in Zeeland (STIBOZ)
en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).
De zoektocht naar de Walcheren begon 25 jaar geleden met de studie
van maritiem historicus Doeke Roos (STIBOZ) naar het Zeeuwse
admiralengeslacht Evertsen. De Walcheren is immers gezonken met
aan boord luitenant-admiraal Cornelis Evertsen de Jongste. Door nieuw
onderzoek van Arthur Scheijde van STIBOZ in de administratie van
de Zeeuwse Admiraliteit is beter bekend geworden wat precies is gebeurd.
Door harde zuidzuidwestenwind raakte de ‘Walcheren’ bij Vlissingen
aan lager wal en stootte op het Westerhoofd van de Oude Haven.
Kort daarop sloeg het schip om en zonk voor de Nieuwe Haven.
Na de ondergang heeft men allerhande zaken weten te bergen, maar
in 1696 was men klaar en werd besloten het wrak op te blazen.
Aangenomen dat het wrak op dat moment al een eind in de bodem
was weggezakt moeten er nu nog resten liggen, vermoedelijk een compleet
bakboord. De vraag is alleen: waar precies, want de historische vermelding
‘voor de nieuwe haven’ in samenhang met het gegeven dat het pas jaren
later echt nodig werd geacht het wrak te verwijderen laat ruimte voor een
aanzienlijk zoekgebied.
Vondst voor het voetlicht
naar de ‘Walcheren’ (1689), december 2012
Hier speelde zich het einde van de ‘Walcheren’ af; bewerking door de auteur van een kaart van Blaeu, 1649.
Resten van de kombuis?
Gedurende het veldwerk waren veel wind en slecht onderwaterzicht
beperkende factoren, maar toch is alle dagen op locatie gewerkt.
De eerste dag is het hele zoekgebied met een sidescansonar opgenomen.
Verspreid over het gebied waren enorm veel ‘contacten’ te zien, maar bij
bestudering bleek de resolutie aan de lage kant om hierin archeologische
resten te kunnen onderscheiden, zo die al boven de bodem zouden uitsteken.
De contacten zouden allemaal moeten worden afgedoken voor
interpretatie, maar alleen al vanwege het slechte onderwaterzicht
(0-10 centimeter) bleek dat onhaalbaar. Daarom is besloten in te
zoomen op een gebied van circa 50 x 50 meter dat in ieder geval goed
zou passen in het historische strandingsverhaal.
Met een nieuwe sonaropname op maximale resolutie is de zeebodem in
dit ingeperkte gebied optimaal in beeld gebracht. Vervolgens zijn de
diverse contacten door de duikers geïnspecteerd en geïnterpreteerd.
Hiertoe is ook onderwaterarcheoloog Arent Vos (RCE) onder water
geweest en zijn er enkele monsters metselwerk boven water gebracht.
Het blijkt dat hier een concentratie in stukken gebroken metselwerk
ligt van een oud type baksteen en cement. Helaas zijn bakstenen niet
nauwkeurig te dateren, maar het metselwerk kán zeventiende-eeuws zijn.
Voorlopig hanteren we als werkhypothese dat het hier resten kan
betreffen van de kombuis van de ‘Walcheren’. Maar deze werkhypothese
moet getoetst worden.
Onder de betrokken partijen was sprake van verschillende professionele
achtergronden, wensen en verwachtingen, maar de wil om samen een
Zeeuws Erfgoed 25 juni 2013/02 • ARCHEOLOGIE
goed project te draaien en om de resten van dat Zeeuwse vlaggenschip
terug te vinden waren bindend. Alle betrokkenen spraken na afloop
de wens uit dat er nog in 2013 een vervolg zou komen. Los van de
inhoudelijke aspecten zou het enige symboliek hebben om het wrak
inderdaad in dit jaar te lokaliseren: in 2013 is het 525 jaar geleden dat
de geschiedenis van onze marine begon met de Ordonnantie op de
Admiraliteit (1488); en het is 200 jaar geleden dat de ‘Koninklijke Marine’
werd opgericht. In Zeeland bestaat sowieso een grote interesse in de
maritieme geschiedenis en zeker in dit oude ‘marineschip’ dat heeft
deelgenomen aan meerdere zeeslagen en waarop behalve Cornelis Evertsen
de Jongste nog drie andere beroemde Zeeuwse admiralen hebben gevaren.
De al een kwart eeuw niet aflatende inzet van STIBOZ getuigt van die
grote interesse.
Arent Vos,
senior onderzoeker scheepsarcheologie/scheepsbouw,
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
In aflevering 180 van het kwartaalblad ‘Nehalennia’ (verschijning eind juni)
verschijnt een uitgebreider artikel over dit onderzoek door dezelfde auteur.