03.09.2013 Views

Protocol sensorische deugdelijkheid

Protocol sensorische deugdelijkheid

Protocol sensorische deugdelijkheid

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

C.V.I.<br />

6 KWALITEITSZORG<br />

6.10 PROTOCOL SENSORISCHE DEUGDELIJKHEID<br />

blad 1 van 15<br />

§ 6.10 <strong>Protocol</strong> <strong>sensorische</strong> <strong>deugdelijkheid</strong><br />

Auteurs : Ing. T.J. Verkleij, J.H. van Helvoirt & L.J. van Gemert<br />

TNO Voeding<br />

Zeist<br />

augustus 2003


C.V.I.<br />

INHOUDSOPGAVE<br />

§ 6.10 <strong>Protocol</strong> <strong>sensorische</strong> <strong>deugdelijkheid</strong><br />

1 INLEIDING................................................................................................................. 3<br />

2 WETTELIJK KADER.................................................................................................4<br />

2.1 Algemeen .................................................................................................................. 4<br />

2.2 <strong>Protocol</strong>..................................................................................................................... 4<br />

3 SENSORISCHE KEURING........................................................................................ 5<br />

4 PROTOCOL SENSORISCHE KEURING.................................................................. 6<br />

4.1 Nieuw product........................................................................................................... 6<br />

4.2 Bestaand product....................................................................................................... 6<br />

4.3 Inkoop/verkoop product............................................................................................ 6<br />

4.4 Monstername............................................................................................................. 6<br />

4.5 Bewaren volgens vermelde temperatuur ................................................................... 7<br />

4.6 Getraind panel........................................................................................................... 7<br />

4.7<br />

4.8<br />

De keuring................................................................................................................. 7<br />

Sensorische aspecten.................................................................................................8<br />

4.9 Waardering................................................................................................................ 9<br />

4.10 Sensorische <strong>deugdelijkheid</strong>....................................................................................... 9<br />

BIJLAGE A BASISSMAKENTEST ............................................................................. 10<br />

BIJLAGE B GEURIDENTIFICATIETEST................................................................... 12<br />

BIJLAGE C SMAAK...................................................................................................... 14<br />

BIJLAGE D VOORBEELD KEURINGSFORMULIER................................................ 15<br />

blad 2 van 15


C.V.I.<br />

1 INLEIDING<br />

blad 3 van 15<br />

§ 6.10 <strong>Protocol</strong> <strong>sensorische</strong> <strong>deugdelijkheid</strong><br />

Op dit moment is wettelijk vastgesteld dat alle voedingsmiddelenbedrijven moeten beschikken<br />

over een kwaliteitssysteem gebaseerd op de HACCP-systematiek.<br />

Om te kunnen voldoen aan HACCP dienen alle kritische beheerspunten met betrekking tot<br />

veiligheid van de producten voor de consument bekend te zijn en beheerst te worden.<br />

De kritische beheerspunten geven echter geen informatie over de kwaliteit / <strong>sensorische</strong><strong>deugdelijkheid</strong><br />

van de producten.<br />

Bij de productomschrijving binnen het HACCP systeem dienen deze eigenschappen als<br />

productkenmerken per product beschreven te zijn, waarbij veelal bij de factoren geur en<br />

smaak volstaan wordt met de term “producteigen”.<br />

De <strong>deugdelijkheid</strong> van producten zal aan het einde van de opgegeven houdbaarheidstermijn<br />

nog moeten voldoen aan de door het individuele bedrijf gestelde interne richtlijnen,<br />

dan wel vigerende wetgeving.<br />

De <strong>deugdelijkheid</strong> van vleesproducten wordt bepaald door:<br />

- Sensorische eigenschappen zoals kleur, geur, smaak, consistentie en afwezigheid van<br />

ongewenste bestanddelen,<br />

- Microbiologische eigenschappen zoals het aantal kolonievormende eenheden van specifieke<br />

bederfveroorzakende micro-organismen en<br />

- Chemische eigenschappen zoals pH daling van het product of oxidatie van het vet.<br />

Dit alles afgezet tegen het verwachtingspatroon welke bij de consument gewekt wordt of<br />

welke een consument heeft van het product.<br />

Hoewel ieder bedrijf zijn eigen richtlijnen heeft ten aanzien van de chemische, microbiologische<br />

en <strong>sensorische</strong> eigenschappen van de producten of productgroepen op het einde van<br />

de houdbaarheidstermijn, is er ook een gemeenschappelijke factor van wat de consument<br />

nog deugdelijk/acceptabel vindt.<br />

Om de houdbaarheidstermijn met betrekking tot <strong>sensorische</strong> <strong>deugdelijkheid</strong> verantwoord<br />

vast te kunnen stellen met de daarbij behorende marges bestaat een potentiële oplossing in<br />

het opstellen van een gestandaardiseerd protocol, waarmee wordt aangegeven op welke<br />

wijze dit het beste kan worden uitgevoerd.<br />

Als binnen de gehele vleeswarensector sprake is van een standaardprotocol voor het vaststellen<br />

van de houdbaarheidstermijn (eventueel per productgroep verschillend) kan dit<br />

namens de sector worden voorgelegd aan de afnemers en keurende instantie, zodat duidelijk<br />

is welke procedures de vleeswarenindustrie hanteert voor het bepalen van de <strong>deugdelijkheid</strong>/kwaliteit<br />

van haar producten.<br />

In dit stuk is beschreven hoe het opgezette protocol er uit ziet en hoe re mee om te gaan om<br />

de <strong>sensorische</strong> <strong>deugdelijkheid</strong> van vleesproducten te toetsen aan het einde van de opgegeven<br />

houdbaarheid.<br />

Voor microbiologische <strong>deugdelijkheid</strong> is door de vleessector al eerder een protocol opgesteld.<br />

(‘Procedure voor de microbiologische beoordeling van vleeswaren’. Vereniging van<br />

de Nederlandse Vleeswarenindustrie, nr. V98-204/BC 98-019 L/JT) Dit protocol microbiologische<br />

<strong>deugdelijkheid</strong> is ook opgenomen in dit Handboek (deel Microbiologie, hoofdstuk<br />

M6].


C.V.I.<br />

2 WETTELIJK KADER<br />

2.1 Algemeen<br />

§ 6.10 <strong>Protocol</strong> <strong>sensorische</strong> <strong>deugdelijkheid</strong><br />

De overheid (ministerie VWS, Keuringsdienst van Waren) zal bij de bemonstering en<br />

beoordeling van vleesproducten deze toetsen aan wettelijk vastgestelde of overeengekomen<br />

criteria. Deze vastgestelde criteria zijn opgenomen in de algemene levensmiddelenwetgeving<br />

(zoals Warenwet) en in specifieke wetgeving (Warenwetbesluit Vlees, gehakt en<br />

vleesproducten juncto Warenwetregeling productie en handel in gehakt, vlees en vleesbereidingen).<br />

In artikel 4 van de Warenwet staat aangegeven dat het verboden is waren “die bij aanwending<br />

overeenkomstig redelijkerwijze te verwachten gebruik uit het oogpunt van gezondheid<br />

of veiligheid schadelijk kunnen zijn” of “waarvan bij zodanige aanwending de voedingsof<br />

gebruikswaarde geringer is dan in redelijkheid ten minste mag worden verlangd”.<br />

Dit artikel is de basis voor het bevoegd gezag om, bij afwijkingen, maatregelen te nemen<br />

die betrekking hebben op de deugdelijke samenstelling van waren en het weren van minderwaardige<br />

waren. Hierbij is voornamelijk de voedings- of gebruikswaarde van de betrokken<br />

waar in het geding, welke niet voldoet aan datgene wat men er redelijkerwijs van mag<br />

verwachten. Deze minderwaardigheid kan in dit geval bestaan uit ondeugdelijk samengestelde<br />

eet- of drinkwaar, waarbij onder andere als mogelijke oorzaak ongeschikte bewaaromstandigheden<br />

kunnen worden aangegeven.<br />

Door de overheid wordt zo de samenhang aangegeven dat een product op het einde van de<br />

houdbaarheidstermijn nog deugdelijk moet zijn, echter de wijze waarop dit vastgesteld<br />

dient te worden is niet beschreven. Binnen dit kader is dit protocol nu ontwikkeld.<br />

2.2 <strong>Protocol</strong><br />

Er dient door het bedrijf regelmatig een <strong>sensorische</strong> toetsing plaats te vinden van de producten<br />

op het einde van de op de verpakking vastgelegde vermelde houdbaarheidstermijn.<br />

De keuring gebeurt op basis van acceptatietest-principe en vindt minimaal twee keer per<br />

jaar plaats. De te keuren producten worden de gehele houdbaarheidstermijn bewaard<br />

volgens de voorgeschreven vermelde bewaartemperatuur (en eventueel bereid volgens de<br />

voorgeschreven bereidingsmethode).<br />

De toetsing vindt plaats door een getraind panel en er wordt individueel gekeurd op de<br />

volgende onderdelen:<br />

Uiterlijk aanzien (inclusief verpakking);<br />

Uitwendige kleur;<br />

Inwendig aanzien bij doorsnijding;<br />

Inwendige kleur;<br />

Geur van het product (zowel in onbehandelde als behandelde toestand indien van<br />

toepassing);<br />

Smaak van het product;<br />

Afwezigheid van ongewenste bestanddelen.<br />

De resultaten van de panelleden worden na afloop besproken en aan de hand hiervan kan<br />

men een uitspraak doen over de <strong>deugdelijkheid</strong> van het product op het einde van de houdbaarheidstermijn.<br />

Het protocol wordt uitgewerkt voor <strong>sensorische</strong> eigenschappen. Bij sterke wijzigingen in<br />

de chemische eigenschappen van het product tijdens bewaring (zoals oxidatie of pHdaling)<br />

zal dit gevolg hebben voor de <strong>sensorische</strong> eigenschappen. Op deze wijze worden<br />

relevante chemische veranderingen meegenomen.<br />

blad 4 van 15


C.V.I.<br />

3 SENSORISCHE KEURING<br />

blad 5 van 15<br />

§ 6.10 <strong>Protocol</strong> <strong>sensorische</strong> <strong>deugdelijkheid</strong><br />

Bij sensorisch onderzoek kan gebruikt worden gemaakt van verschillende panels. De<br />

belangrijkste zijn:<br />

Consumentenpanels;<br />

Ervaren panels;<br />

Expert panels;<br />

Beschrijvende panels.<br />

Een consumentenpanel zal gebruikt worden om producten te beoordelen en naar gelang de<br />

gebruikte methode producten te rangschikken naar voorkeur. Een ervaren panel zal worden<br />

gebruikt voor analytische beoordeling van allerlei soorten product, een expertpanel wordt<br />

vooral ingezet voor analytische beoordelingen van een specifiek soort product. Een beschrijvend<br />

panel heeft als functie een product te profileren.<br />

De nadruk bij de <strong>sensorische</strong> keuring voor het vaststellen van de <strong>deugdelijkheid</strong> zal liggen<br />

bij de door het bedrijf geproduceerde respectievelijk verkochte producten, waarbij men<br />

zich zal moeten richten op het formeren van een expert panel. Bij de keuring zal vooral<br />

gelet worden op de smaak en geur van het product en men zal de panelleden via een aantal<br />

selectietesten dienen te selecteren. Deze selectie kan het beste uitgevoerd worden aan de<br />

hand van de ‘Basissmakentest’ en de ‘Geuridentificatietest’.<br />

De Basissmakentest bestaat uit het identificeren van het smaaktype van waterige verdunde<br />

zoete, zure, zoute en bittere oplossingen. Dit zijn ook de vier basissmaken die over onze<br />

tong verspreid liggen. Bij de basissmakentest wordt de gevoeligheid voor de herkenning<br />

van de basissmaken getest, zodat duidelijk wordt welke personen een goed identificatievermogen<br />

van één of meer basissmaken hebben. Deze personen kunnen aansluitend in<br />

aanmerking komen als panellid. Over het uitvoeren van de Basissmakentest wordt verwezen<br />

naar Bijlage A.<br />

Bij de Geuridentificatietest wordt gemeten in hoeverre personen bekende geuren kunnen<br />

herkennen. Kandidaten, die boven een bepaald minimum scoren, kunnen in aanmerking<br />

komen als panellid. Over het uitvoeren van een Geuridentificatietest wordt verwezen naar<br />

Bijlage B.<br />

Indien men niet over een expert panel beschikt, is het te overwegen om in de acceptatietest<br />

het product, op einde van de houdbaarheidstermijn en bewaart volgens de vermelde temperatuur,<br />

te toetsen tegen het product van dezelfde ouderdom als het product welke via het<br />

snelste distributiekanaal in de schappen kan liggen. De reden hiervoor is dat mensen goed<br />

zijn in vergelijkende metingen en slecht in absolute metingen. Door op deze wijze producten<br />

met elkaar te vergelijken, verkrijgt men goed inzicht in het maximale verschil in <strong>sensorische</strong><br />

aspecten. Daarnaast zal de acceptatietest ook uitwijzen of het product dat op het<br />

einde van de vermelde houdbaarheidstermijn is, nog deugdelijk is.<br />

De <strong>sensorische</strong> keuringen worden gehouden volgens het acceptatietest-principe. Het panel<br />

is bekend met het product en weet wat de standaard is. Dit kan bijvoorbeeld door middel<br />

van het regelmatig mee keuren met de standaard <strong>sensorische</strong> eindkeuringen van het product<br />

na productie of door het keuren van een aantal standaardproducten. In de acceptatietest<br />

wordt het betreffende product gekeurd en op basis van de keuring wordt er een uitspraak<br />

gedaan of het product op het einde van de houdbaarheidstermijn acceptabel is.


C.V.I.<br />

4 PROTOCOL SENSORISCHE KEURING<br />

4.1 Nieuw product<br />

§ 6.10 <strong>Protocol</strong> <strong>sensorische</strong> <strong>deugdelijkheid</strong><br />

Om te voorkomen dat men nieuwe producten op de markt brengt die op het einde van de<br />

houdbaarheidstermijn niet meer deugdelijk zijn, dient men in de ontwerpfase al testen uit te<br />

voeren omtrent deze houdbaarheidstermijn en producten sensorisch te keuren ter verificatie<br />

van de af te geven houdbaarheidstermijn.<br />

Afhankelijk van het soort nieuw product zijn er drie mogelijkheden:<br />

Uitbreiding van een bestaand assortiment met een gelijksoortig product;<br />

Een geheel nieuw product, waarmee het bedrijf nog geen ervaring heeft;<br />

Een substantiële aanpassing van receptuur of proces van een bestaand product.<br />

Bij de ontwikkeling van een gelijksoortig product kan men zich in eerste instantie richten<br />

op het bestaande assortiment om de grootorde van de houdbaarheid aan te geven, maar er<br />

dient wel een verificatie plaats te vinden van de <strong>sensorische</strong> eigenschappen van het betreffende<br />

product van de afgegeven houdbaarheidstermijn. Als afnemers nieuwe toepassingen<br />

geven aan bestaande producten dient men in dat geval ook de houdbaarheid te laten toetsen<br />

om onaangename verrassingen te voorkomen.<br />

Indien het een geheel nieuw product betreft, en men zich niet op een bestaand assortiment<br />

kan richten, dient men de houdbaarheidstermijn empirisch vast te stellen. Zorg dat er voldoende<br />

monsters aanwezig zijn om in de tijd alle keuringen uit te kunnen voeren.<br />

Daarnaast dient men na een substantiële aanpassing van een receptuur, waarbij kan worden<br />

aangenomen dat de <strong>sensorische</strong> houdbaarheid wordt beïnvloed, ook een <strong>sensorische</strong> test uit<br />

te voeren aan het einde van de houdbaarheidstermijn als verificatie, dat ondanks de wijziging<br />

van receptuur of proces, het product op het einde van de houdbaarheid nog steeds een<br />

deugdelijk product is.<br />

4.2 Bestaand product<br />

In het kader van monitoring van de houdbaarheid zal bij producten, waaraan geen wijzigingen<br />

doorgevoerd zijn in receptuur of proces, de <strong>sensorische</strong> keuringen per product op basis<br />

van twee maal per jaar voldoende dienen te zijn om een beeld te houden van de <strong>deugdelijkheid</strong>,<br />

dit uiteraard naast de standaard <strong>sensorische</strong> keuringen van het product na productie.<br />

4.3 Inkoop/verkoop product<br />

Voor producten welke niet door het bedrijf zelf worden geproduceerd, maar wel in het<br />

assortiment zitten, dient met de producent (via de leverancier) afgesproken te worden wie<br />

de keuringen uitvoert, wat daarbij de goedkeuringscriteria zijn hoe een en ander gerapporteerd<br />

wordt.<br />

4.4 Monstername<br />

De getrokken monsters, die gekeurd gaan worden, dienen representatief te zijn voor dat<br />

betreffende product. Wil men een goed beeld krijgen van de <strong>deugdelijkheid</strong> van het product,<br />

dan is het aan te bevelen om de grootte van de steekproef aan te passen aan het<br />

gemiddelde aantal batches per kwartaal (uitgerekend over het laatste half jaar) van dat<br />

betreffende product.<br />

blad 6 van 15


lad 7 van 15<br />

C.V.I.<br />

§ 6.10 <strong>Protocol</strong> <strong>sensorische</strong> <strong>deugdelijkheid</strong><br />

Een batch is een gedefinieerde hoeveelheid bewerkt product, welke op zichzelf als één<br />

eenheid beschouwd kan worden.<br />

De monstername dient op aselecte wijze te geschieden.<br />

Gemiddeld aantal batches per kwartaal Aantal keuringen per jaar<br />

1 tot 65 2<br />

65 tot 325 3<br />

325 of meer 4<br />

Het verdient aanbeveling om uit dezelfde batch te bemonsteren zoals dit gebeurt voor de<br />

standaard <strong>sensorische</strong> eindkeuring van het product na productie.<br />

4.5 Bewaren volgens vermelde temperatuur<br />

De producten dienen bewaard te worden volgens de op de verpakking vermelde bewaartemperatuur.<br />

Een bedrijf kan er echter voor kiezen de werkelijkheid dichter te benaderen en<br />

de producten hetzelfde temperatuurtraject te laten doorlopen waaraan het product gebruikelijk<br />

in het distributietraject blootgesteld zal worden (simuleren praktijkomstandigheden).<br />

Daarnaast moet er rekening gehouden worden met de bewaaromstandigheden in het retailkanaal.<br />

Voor verslaglegging is het daarbij wel noodzakelijk gedurende de gehele bewaarduur<br />

de temperatuur te registreren.<br />

4.6 Getraind panel<br />

De panelleden dienen:<br />

Met reproduceerbaar resultaat <strong>sensorische</strong> keuringen van vleesproducten uit te voeren;<br />

Onderscheidingsvermogen te bezitten;<br />

Waargenomen geur/smaak te karakteriseren en te waarderen;<br />

Kennis te bezitten van producteigen kenmerken.<br />

Het panel kan geselecteerd worden op de wijze zoals omschreven in het PVE innovatieproject<br />

‘Sensorische eindkeuring door middel van getrainde panels’ (13 november 1997). Het<br />

panel kan zich toetsen aan een deskundigenpanel van een onafhankelijke instelling. Een<br />

andere manier van toetsing is een sensorisch ringonderzoek van meerdere monsters door de<br />

deelnemers van het ringonderzoek geproduceerd en op einde van de houdbaarheidstermijn<br />

rond te sturen aan de deelnemers. Na keuring vindt er een evaluatie plaats tussen de onafhankelijke<br />

instelling en het individuele bedrijf.<br />

4.7 De keuring<br />

De keuring vindt plaats met hand, ogen, neus en mond. Met behulp van tastindrukken<br />

(kauweigenschappen, gewaarwording in de mond en het betasten van het product) wordt<br />

een indruk van de textuur gekregen. Door het monster in de mond te nemen, ruikt men aan<br />

een product, zodat er een indruk ontstaat van de geur. De lucht stroomt langs het reukslijmvlies.<br />

Door het oplossen van de reukstof in het reukslijmvlies worden de zenuweinden<br />

van de reukcellen bereikt en ruikt men het product. In de mond genomen zal het product<br />

eerst opgelost moeten worden in het speeksel en via de poriën in de oppervlakte van de<br />

smaakpapillen dringen, waardoor de smaak waargenomen kan worden.<br />

De respons is in het algemeen langzaam, waardoor het aan te bevelen is het product geruime<br />

tijd in de mond te houden.


C.V.I.<br />

§ 6.10 <strong>Protocol</strong> <strong>sensorische</strong> <strong>deugdelijkheid</strong><br />

Bij een goede beweging van de tong komen er regelmatig weer smaakpapillen beschikbaar.<br />

Tevens komt het product hierbij op een hogere temperatuur, waardoor er een betere overdracht<br />

plaats vindt van de smaakstoffen naar de tong.<br />

De keuringsruimte dient geschikt te zijn voor het uitvoeren van <strong>sensorische</strong> keuringen.<br />

Hieronder wordt verstaan:<br />

Voldoende rust om de keuring uit te kunnen voeren;<br />

Voldoende en juiste verlichting om de kleur van de producten goed te kunnen beoordelen;<br />

Afwezigheid van sterk geurende componenten;<br />

Temperatuur van de ruimte dient zo constant mogelijk gehouden worden.<br />

De keuring vindt plaats op een wijze dat de panelleden elkaar niet kunnen beïnvloeden en<br />

onafhankelijk van elkaar een objectief oordeel geven over het product. Er dient gekeurd te<br />

worden met minimaal drie panelleden.<br />

4.8 Sensorische aspecten<br />

Hierna wordt een aantal onderdelen per sensorisch aspect genoemd waar onder andere<br />

aandacht aan besteed kan worden. Het individuele bedrijf wordt geacht zelf een lijst per<br />

productgroep samen te stellen van punten welke specifiek onder de aandacht gebracht<br />

moeten worden. Zie als voorbeeld het keuringsformulier in Bijlage D. De beoordeling<br />

betreffende de <strong>deugdelijkheid</strong> van het product is hierdoor productspecifiek.<br />

Uitwendig aanzien<br />

Het uiterlijk van het product in aanzien, zoals netheid, etikettering, defecte verpakking, zit<br />

product nog goed in de verpakking, ongelijkmatig zijn van het product, ontstaan van drip<br />

gedurende de bewaarperiode.<br />

Uitwendige kleur<br />

De uitwendige kleur van het product na wegneming van de verpakking met omschrijvingen<br />

zoals bleek/flets, donker, grauw, lichte rookkleur, ongelijkmatig, onnatuurlijk, plaatselijk<br />

verkleurd, mat/dof.<br />

Inwendig aanzien bij doorsnijding<br />

Het inwendige van een product wordt beoordeeld op snijvlak zoals losse structuur, poreus,<br />

pekelzakken, loopt leeg, niet smeerbaar, niet snijdbaar.<br />

Inwendige kleur<br />

De inwendige kleur van het product beoordeeld op snijvlak met omschrijvingen als<br />

bleek/flets, donker, grauw, bruin, bruine rand, ongelijkmatig, onnatuurlijk, grauwe rand,<br />

groen/grijs, onvoldoende doorgekleurd, verkleurd spek.<br />

Geur (zowel onbehandeld als behandeld vóór bereiding)<br />

De geur zowel door de neus (onbehandeld product) als door de mond (behandeld product)<br />

op aspecten zoals zuur, bedorven, verstikt, scherpe rookgeur, oud, ranzig, te zwakke rookgeur,<br />

zwakke geur, weinig geur, niet fris.<br />

Smaak<br />

De smaak van het product, waarbij er op gelet moet worden dat er een goede verdeling van<br />

het monster over de tong plaats vindt om de specifieke smaakpapillen te bereiken. Beoordeel<br />

het product op smaakaspecten zoals zuur, bedorven, verstikt, sterke rooksmaak, oud,<br />

ranzig, te zwakke smaak, niet fris. Bij deze beoordeling komt ook de textuur ter sprake,<br />

indien van toepassing.<br />

blad 8 van 15


lad 9 van 15<br />

C.V.I.<br />

§ 6.10 <strong>Protocol</strong> <strong>sensorische</strong> <strong>deugdelijkheid</strong><br />

Ongewenste bestanddelen<br />

Alhoewel deze aspecten al met een gewone productkeuring aangetroffen zullen worden, is<br />

het raadzaam ook dit aspect mee te nemen in de beoordeling of een product deugdelijk is of<br />

niet. Bij de keuring kunnen deze aspecten zoals grove zenen, grof zwoerd, bloedstippen,<br />

darmvet, restanten, bloedkneuzingen, klieren, kruidenopeenhoping aangetroffen worden.<br />

4.9 Waardering<br />

De waardering per sensorisch aspect vindt plaats met behulp van een driepuntsschaal.<br />

Niet acceptabel;<br />

Nog net acceptabel;<br />

Acceptabel.<br />

Indien er onderdelen zijn welke ‘nog net acceptabel’ of ‘niet acceptabel’ scoren, wordt dit<br />

in het panel na afloop van de keuring besproken, zodat er eventueel een gezamenlijke<br />

herkeuring plaats kan vinden. Indien de panelleden onderling een ander oordeel aan een<br />

van de bovengenoemde <strong>sensorische</strong> aspecten geeft, wordt dit besproken en gezamenlijk<br />

vindt er dan een herkeuring plaats.<br />

De resultaten van de keuring worden geregistreerd en bewaard gedurende een periode van<br />

minimaal 2 keer de houdbaarheidstermijn van het product.<br />

4.10 Sensorische <strong>deugdelijkheid</strong><br />

Het product wordt geacht ‘deugdelijk’ te zijn als op alle aspecten acceptabel gescoord<br />

wordt. Het product wordt geacht ‘ondeugdelijk’ te zijn als er op drie van de zeven aspecten<br />

nog net acceptabel scoort of op een van de aspecten onacceptabel scoort.<br />

In geval van twijfel kan men een onafhankelijke derde inschakelen met expertise op het<br />

gebied van keuring van vleesproducten zoals het deskundigen panel bij TNO Voeding. Dit<br />

panel kan eventueel aangevuld worden met deskundigen van het bedrijf of deskundigen van<br />

andere bedrijven.


C.V.I.<br />

BIJLAGE A BASISSMAKENTEST<br />

A.1 Inleiding<br />

§ 6.10 <strong>Protocol</strong> <strong>sensorische</strong> <strong>deugdelijkheid</strong><br />

Bij sensorisch onderzoek wordt gebruik gemaakt van panels. In een selectieprocedure<br />

wordt getracht geschikte leden voor het betreffende onderzoek te vinden. Een van de<br />

gevraagde vaardigheden is het kunnen goed kunnen onderscheiden van de verschillende<br />

smaaktypen. Een toets om de verschillende basistypen te identificeren is de basissmakentest.<br />

Kandidaten krijgen een aantal waterige oplossingen voor zich met elk een eigen<br />

smaak. De smaak kan zoet, zuur, zout of bitter zijn, terwijl er ook een neutrale smaak<br />

(water) aan toegevoegd kan worden.<br />

De basissmakentest is een negatieve selectietest, hetgeen inhoudt dat kandidaten die onder<br />

een bepaald minimaal resultaat zitten, afvallen voor selectie, immers als één of meerdere<br />

van de smaken niet herkend worden is het moeilijk om hierover uitspraken te doen.<br />

A.2 Uitvoering<br />

Er kunnen verschillende smaakstoffen in waterige oplossing gebruikt worden voor de<br />

basismakentest. Voor de smaaktypes zoet en zout worden in de meeste gevallen dezelfde<br />

stoffen gebruikt, voor zoet is dit suiker (sacharose) voor zout is dit keukenzout (natriumchloride).<br />

Voor het smaaktype zuur zijn meerdere smaakstoffen in gebruik, namelijk<br />

citroenzuur en wijnsteenzuur. Voor het smaaktype bitter worden de navolgende zes verschillende<br />

smaakstoffen gebruikt: coffeïne, kininehydrochloride, kininesulfaat, kininecitraat<br />

of fenylthiocarbamide. De meest gebruikte methodiek bestaat uit het laten beoordelen door<br />

de kandidaten van een reeks van stimuli, samengesteld uit één of meer oplossingen per<br />

smaaktype met daarbij eventueel één of meer smaakloze.<br />

Basissmakentest<br />

Een veel gebruikte vorm bestaat uit 10 stimuli, van elke basissmaak twee en eveneens twee<br />

smaakloze. Een andere vorm is dat er 15 stimuli gebruikt worden, waarbij van sommige<br />

smaken twee, van sommige drie en van sommige vier. Het is evident dat hoe meer stimuli<br />

er gebruikt worden, des te betrouwbaarder de test is.<br />

Tabel A.1 Overzicht van de smaakstoffen en de concentraties ervan, voor de<br />

verschillende smaaktypes bij de uitvoer van de basissmakentest<br />

Smaaktype Smaakstof Range (g/l) Voorbeeld (g/l)<br />

Zoet suiker (sacharose) 1 - 30 10<br />

Zuur citroenzuur (monohydraat) 0,2 - 1 0,8<br />

wijnsteenzuur 0,05 - 0,8<br />

Zout keukenzout (natriumchloride) 0,32 - 5 2<br />

Bitter coffeïne 0,05 - 1,5 1<br />

kininehydrochloride 0,00125 - 0,05<br />

kininesulfaat 0,004 - 0,05<br />

kininecitraat 0,01 - 0,015<br />

fenylthiocarbamide 0,05<br />

Neutraal kraanwater - -<br />

blad 10 van 15


lad 11 van 15<br />

C.V.I.<br />

§ 6.10 <strong>Protocol</strong> <strong>sensorische</strong> <strong>deugdelijkheid</strong><br />

Crackers, drinkwater en spoelbekertjes dienen aanwezig te zijn. Er moet voor de kandidaten<br />

gelegenheid zijn de mond te spoelen en te spuwen. Het water moet in temperatuur<br />

gelijk zijn aan de basisoplossingen en mag geen verschil in ‘luchtbelletjes’ vertonen. De<br />

smaakstoffen en de concentraties ervan, gebruikt voor de verschillende smaaktypes bij de<br />

uitvoer van de basissmakentest, zijn te zien in tabel A.1.<br />

Het verdient aanbeveling voor elke afzonderlijke beoordeling een nieuw blaadje te gebruiken.<br />

Dit is in het bijzonder belangrijk, omdat op deze manier de vorige beoordelingen<br />

sneller vergeten worden dan bij meerdere beoordelingen op een blaadje.<br />

A.2.2 Testprocedure<br />

Methodiek en scoring bij 10 stimuli<br />

Aan de kandidaten worden 15 glaasjes voorgezet. Van de eerste rij van vijf staan de smaaktypen<br />

van de vloeistoffen (zoet, zout, zuur, bitter en smaakloos) op de glaasjes. De volgorde<br />

is willekeurig, maar over de kandidaten gelijk. Op de resterende 10 glaasjes staan de<br />

namen van de smaaktypes niet, slechts nummercodes van drie cijfers. Van de gecodeerde<br />

glaasjes, waarmee getest wordt, zijn er twee van elke smaak. Deze staan willekeurig door<br />

elkaar, zodat niet binnen de rij van elke smaak een exemplaar hoeft te staan (het is wel<br />

mogelijk). Over de kandidaten is deze volgorde gelijk. De nummers zijn willekeurig,<br />

waarbij ‘speciale getallen’ (meervouden van 50 en 111) vermeden dienen te worden. Het<br />

criterium voor selectie is minimaal acht van de 10 antwoorden goed, waarbij twee fouten in<br />

dezelfde smaak zonder meer leidt tot afwijzing. Deze test wordt in principe afgenomen om<br />

fysieke tekortkomingen op te sporen. De test is zo eenvoudig, dat ervan uitgegaan mag<br />

worden dat twee fouten bij hetzelfde smaaktype hoogstwaarschijnlijk een lichamelijke<br />

grondslag heeft.<br />

Methodiek en scoring bij 15 stimuli<br />

Aan de kandidaten worden 20 glaasjes voorgezet. Van de eerste rij van vijf staan de smaaktypen<br />

van de vloeistoffen (zoet, zout, zuur, bitter en smaakloos) op de glaasjes. De volgorde<br />

is willekeurig, maar over de kandidaten gelijk. Op de resterende 15 glaasjes staan de<br />

namen van de smaaktypes niet, slechts nummercodes van drie cijfers. Van de gecodeerde<br />

glaasjes, waarmee getest wordt, zijn er van sommige twee, van sommige drie en vier van<br />

elke smaak. Deze staan willekeurig door elkaar, zodat niet binnen de rij van elke smaak een<br />

exemplaar hoeft te staan (het is wel mogelijk). Over de kandidaten is deze volgorde gelijk.<br />

Het criterium voor selectie is dat er hoogstens drie fouten gemaakt mogen worden, waarbij<br />

van elke smaak niet meer dan één (eventueel twee van de vier).<br />

Tussen het proeven van de vloeistoffen kunnen de kandidaten gebruik maken van crackers<br />

en water, dit laatste om te drinken en/of om te spoelen.<br />

In totaal duurt deze test ongeveer 20 minuten.


C.V.I.<br />

BIJLAGE B GEURIDENTIFICATIETEST<br />

B.1 Inleiding<br />

§ 6.10 <strong>Protocol</strong> <strong>sensorische</strong> <strong>deugdelijkheid</strong><br />

Een van de kenmerkende eigenschappen van een <strong>sensorische</strong> keuring is het waarnemen en<br />

herkennen van specifieke geuren. Kandidaten die een <strong>sensorische</strong> keuring uitvoeren dienen<br />

geuren te kunnen herkennen.<br />

Dit wordt gemeten met de GeurIdentificatieTest Utrecht (GITU). De geuridentificatietest is<br />

ontwikkeld aan het Psychologisch Laboratorium van de Rijksuniversiteit Utrecht door de<br />

heer T. Hendriks.<br />

Gemeten wordt in hoeverre mensen bekende geuren kunnen herkennen. Tegelijkertijd<br />

kunnen bepaalde lichamelijke tekortkomingen afgelezen worden uit de resultaten. Het is<br />

zowel een positieve als negatieve selectietest. Dat wil zeggen dat kandidaten die onder een<br />

bepaald minimum scoren afvallen, maar tegelijkertijd dat de hoogte van de score van de<br />

andere kandidaten een mate van geschiktheid aangeeft.<br />

Binnen de test bestaan twee equivalente subtests. Deze kunnen als vóór- en nátoets dienen,<br />

maar ook gebruikt worden als verschillende onderdelen van één en dezelfde test. In subtest<br />

1 krijgen de kandidaten 18 geuren voorgezet. Zij moeten deze herkennen uit een lijst<br />

van 24. Dit deel duurt ongeveer 20 minuten.<br />

In subtest 2 krijgen de kandidaten wederom 18 geuren voorgezet, die ze ook moeten herkennen<br />

uit een lijst van 24. Zowel de 18 geuren als de lijst van subtest twee verschillen van<br />

die van subtest één.<br />

B.2 Uitvoering Geuridentificatietest Utrecht (GITU)<br />

Voor het uitvoeren van de geuridentificatietest worden 36 bekende geurstoffen gebruikt.<br />

De kandidaten krijgen de geuren één voor één verstrekt waarbij zij moeten aangeven welke<br />

stof het betreft. Na 45 seconden worden de monsters doorgegeven en ontvangt de kandidaat<br />

de volgende geur.<br />

Materiaal<br />

De 36 geuren die gebruikt worden, zijn zeer bekende geuren. De in de GITU gebruikte<br />

geurstoffen kunnen maximaal een maand van tevoren klaargemaakt worden, aangezien ze<br />

niet langer houdbaar zijn. Bij afname van GITU 1 en 2 moet voor iedere afname, waarbij<br />

de groep maximaal 18 personen kan tellen, een blad met 18 potjes van subtest 1 en een<br />

blad met 18 potjes van subtest 2 klaar staan (in principe van beide bladen een extra als<br />

reserve).<br />

In tabel B.1 worden de geuren opgesomd in volgorde van bekendheid (bovenaan de meest<br />

bekende, onderaan de minst bekende).<br />

Probeert u uw neus enigszins te sparen. Als u moeite heeft een bepaalde geur te herkennen<br />

raden wij u aan niet te gaan snuiven; als u dat doet, ruikt u spoedig niets meer. Ruik dus<br />

beheerst door met de hand boven het potje de geur naar u toe te wuiven.<br />

Testafname<br />

Het afnemen van de test vergt ongeveer 35 minuten voor beide equivalente vormen samen,<br />

en ongeveer 20 minuten voor één van beide. Volgens de eerste versie krijgt iedere kandidaat<br />

een blad met alle 18 geuren van subtest 1 en vervolgens een blad met alle 18 geuren<br />

van subtest 2 voor zich. Behoudens praktische problemen is er geen maximum aan het<br />

aantal te testen kandidaten bij deze uitvoering.<br />

Volgens de tweede versie krijgt iedere kandidaat één potje met een geur voor zich, en<br />

geven de kandidaten de potjes door.<br />

blad 12 van 15


lad 13 van 15<br />

C.V.I.<br />

§ 6.10 <strong>Protocol</strong> <strong>sensorische</strong> <strong>deugdelijkheid</strong><br />

De uitvoering van deze tweede versie is mogelijk bij groepen van 1 tot 18 kandidaten.<br />

Indien uitvoerbaar kost deze versie minder voorbereiding en materiaal. Deze versie wordt<br />

dan ook het meeste gebruikt.<br />

Tabel B.1 De geuren die gebruikt worden voor subtest 1 en 2 van de<br />

Geuridentificatietest Utrecht (GITU)<br />

subtest 1 subtest 2<br />

1 koffie 1 pindakaas<br />

2 nootmuskaat 2 toiletzeep<br />

3 maggi 3 mosterd<br />

4 pepermunt 4 anijs<br />

5 schoensmeer 5 chocola<br />

6 kerrie 6 motorolie<br />

7 drop 7 kruidnagelen<br />

8 toiletverfrisser 8 babypoeder<br />

9 kaneel 9 uienpoeder<br />

10 groene zeep 10 fruitkauwgom<br />

11 seringen 11 boenwas<br />

12 karnemelkzeep 12 Zwitserse kaas<br />

13 knoflookpoeder 13 mottenballen<br />

14 amandel 14 citroen<br />

15 dennen 15 kokos<br />

16 levertraan 16 gember<br />

17 honing 17 lavendel<br />

18 teer 18 komijn<br />

Methodiek en scoring<br />

Voor elke kandidaat wordt een potje neergezet. Het nummer van het potje dat de kandidaat<br />

voor zich krijgt, is één hoger dan dat van de achterbuurman/vrouw. Per tijdseenheid van 45<br />

seconden, wordt de geur van het potje gekozen uit de lijst van 18, en vervolgens het potje<br />

doorgegeven naar achteren. Het aantal goede antwoorden wordt per kandidaat op één of<br />

beide equivalente vormen van de test uitgerekend. Bij een score lager dan 31 is de kandidaat<br />

niet in staat geuren goed te herkennen.<br />

De schaal van 1 tot en met 36 antwoorden ‘goed’ wordt verdeeld in de volgende groepen:<br />

1 – 5 : simulatie (de kandidaat geeft met opzet verkeerde antwoorden)<br />

6 – 12 : anosmie (geen gevoeligheid voor geurprikkels)<br />

13 – 19 : zware hyposmie (hyposmie is afgenomen gevoeligheid voor geurprikkels)<br />

20 – 26 : matige hyposmie<br />

27 – 30 : lichte hyposmie<br />

31 – 36 : normosmie (geen afwijking gevoeligheid voor geurprikkels).


C.V.I.<br />

BIJLAGE C SMAAK<br />

§ 6.10 <strong>Protocol</strong> <strong>sensorische</strong> <strong>deugdelijkheid</strong><br />

Smaakcellen zijn die cellen die gevoelig zijn voor smaakstoffen. Deze smaakcellen bevinden<br />

zich in zogenaamde smaakknoppen. Elke smaakknop bevat ongeveer 50 cellen.<br />

Smaakknoppen zijn peervormige orgaantjes met afmetingen van 0,06 mm bij 0,04 mm. Er<br />

bevinden zich smaakknoppen in verschillende gedeeltes van de mondholte. De meeste<br />

smaakknoppen bevinden zich op de tong. Er zijn echter ook smaakknoppen op het harde en<br />

zachte gehemelte, in het strottenhoofd en in de keelholte. De smaakknoppen op de tong<br />

bevinden zich in bepaalde directe structuren, de zogenaamde smaakpapillen. De smaakknoppen<br />

van de andere gedeeltes van de mondholte bevinden zich niet in een bepaalde<br />

aparte structuur en zijn ingebed in het epitheelweefsel. Het aantal smaakknoppen bij de<br />

mens wordt geschat op 4.000 - 10.000. Met het toenemen van de leeftijd neemt het aantal<br />

af.<br />

Op de tong bevinden zich vier soorten papillen, die zich onderscheiden in locatie en vorm.<br />

Niet alle soorten papillen zijn betrokken bij de smaakwaarneming.<br />

De vier soorten papillen zijn:<br />

1. Draadvormige (filiforme) papillen: deze liggen op het voorste 2/3 gedeelte van de<br />

tong. Deze papillen geven de tong haar kenmerkend fluwelen uiterlijk. Zij spelen geen<br />

directe rol bij de smaakwaarneming.<br />

2. Paddestoelvormige (fungiforme) papillen: deze papillen liggen ook op het voorste<br />

2/3 deel van de tong. Paddestoelvormige papillen bevatten gemiddeld vier smaakknoppen.<br />

Een mens heeft zo'n 150 - 400 paddestoelvormige papillen. Deze paddestoelvormige<br />

papillen zijn voor het blote oog net zichtbaar als kleine verhogingen op<br />

de voorkant van de tong. Met een vergrootglas zijn ze duidelijk zichtbaar.<br />

3. Omwalde (circumvallate) papillen: deze papillen bevinden zich in een V-vorm achter<br />

op de tong. Zij zijn groter dan de andere soorten papillen, en elk van de 8 - 12 omwalde<br />

papillen bevat gemiddeld 250 smaakknoppen.<br />

4. Bladvormige (foliate) papillen: deze papillen bevinden zich in groeven aan de zijkanten<br />

van de tong op ongeveer dezelfde hoogte als de omwalde papillen. De bladvormige<br />

papillen bevatten samen ongeveer 1300 smaakknoppen.<br />

Smaakcellen worden snel vervangen. De gemiddelde levensduur van een smaakcel bedraagt<br />

tien dagen. De levensduur kan variëren van een paar dagen tot een maand.<br />

We hebben dus als het ware elke maand een volledig vernieuwd perifeer smaakzintuig. De<br />

zenuw-innervatie is van levensbelang voor de smaakcellen. Als de innerverende zenuwvezels<br />

worden afgesneden, vormen zich geen nieuwe smaakcellen.<br />

Verschillende cellen hebben geen specifieke gevoeligheid voor smaakstoffen van een<br />

bepaalde kwaliteit. Sommige smaakcellen zijn voor één basissmaak gevoelig, sommige<br />

voor twee, sommige voor drie en sommige zijn voor alle vier de basissmaken gevoelig. De<br />

verdeling van gevoeligheden voor verschillende kwaliteiten lijkt volstrekt willekeurig te<br />

zijn.<br />

blad 14 van 15


C.V.I.<br />

BIJLAGE D VOORBEELD KEURINGSFORMULIER<br />

Product : Partij identificatie :<br />

Houdbaarheidsdatum : Bedrijf :<br />

Keuringsdatum : Keurmeester :<br />

Eindoordeel :<br />

Uiterlijk aanzien Uitwendige kleur Inwendig aanzien bij<br />

doorsnijding<br />

netheid verpakking<br />

Verkeerd<br />

geëtiketteerd<br />

blad 15 van 15<br />

Inwendige kleur<br />

§ 6.10 <strong>Protocol</strong> <strong>sensorische</strong> <strong>deugdelijkheid</strong><br />

Geur Smaak<br />

Voorbewerking<br />

Ongewenste<br />

Bestanddelen<br />

bleek, flets losse structuur bleek, flets zurig zuur grove zenen<br />

donker luchtgaten donker bedorven Bedorven grof zwoerd<br />

niet geëtiketteerd grauw poreus grauw, bruin verstikt Verstikt bloedstippen<br />

verpakking defect lichte rookkleur pekelzakken bruine rand scherpe rookgeur sterke rooksmaak darmvet<br />

product buiten de<br />

verpakking<br />

ongerookte<br />

plekken<br />

loopt leeg ongelijkmatig oud Oud restanten<br />

ongelijkmatig ongelijkmatig niet smeerbaar onnatuurlijk ranzig Ranzig bloed-kneuzingen<br />

vet/gelei afzet onnatuurlijk niet snijdbaar groen/grijs te zwakke<br />

rookgeur<br />

plaatselijk<br />

verkleurd<br />

overspoten onvoldoende<br />

doorgekleurd<br />

zwak,<br />

weinig geur<br />

mat/dof onvoldoende gaar verkleurd spek niet fris Textuur<br />

spek laat los<br />

te zwakke geur klieren<br />

niet fris kruidenopeenhoping

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!