Hoofdstuk 2. Kennis maken
Hoofdstuk 2. Kennis maken
Hoofdstuk 2. Kennis maken
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Toelichting onderzoek en oefenopdrachten <strong>Kennis</strong> Maken met Onderzoek<br />
Een heldere onderzoeksvraag bevat uiteindelijk altijd drie elementen:<br />
1. Waar het precies om gaat (het voorkomen van wormen),<br />
<strong>2.</strong> Welke variabele onderzocht wordt (hoeveelheid mineralen in de bodem),<br />
3. Welk materiaal (of welke organismen) je onderzoekt (regenwormen).<br />
Vaak wordt er onderscheid gemaakt tussen hoofd- en sub-vragen. De hoofdvraag heeft een meer<br />
algemeen karakter. In het voorbeeld over regenwormen zou de hoofdvraag dan zijn: “Is het aantal<br />
regenwormen afhankelijk van de bodemsamenstelling”. In de sub-vragen wordt het onderzoek<br />
verder gespecificeerd naar te onderzoeken variabelen. In het voorbeeld zouden goede sub-vragen<br />
kunnen zijn: Wat is de invloed van de vochtigheid van de grond, wat is de invloed van de<br />
hoeveelheid zout in de grond, wat is de invloed van de verhouding klei/zand, etc. De sub-vragen<br />
kunnen direct onderzocht worden.<br />
Soms is het mogelijk om vooraf al een aantal mogelijke verklaringen voor een verschijnsel te<br />
bedenken. Dergelijke vermoedens noemen we hypotheses. Een onderzoek kan dan verder<br />
gespecificeerd worden door te kiezen welke hypothese onderzocht gaat worden. Een onderzoeker<br />
kiest meestal voor de meest waarschijnlijke of meest toetsbare hypothese.<br />
Voorbeeld Onderzoeksvraag en hypothese<br />
Onderzoeksvraag: Hoe vinden zalmen de weg terug naar hun geboortestroom?<br />
Hypotheses: Ze zouden de stroom kunnen terugvinden door reuk, door<br />
de mineralensamenstelling van het water, op het zicht…<br />
Gekozen hypothese: Zalmen vinden de weg terug naar hun geboortestroom met<br />
behulp van visuele prikkels.<br />
Onderzoek: Van één groep zalmen wordt het gezichtsvermogen<br />
ontnomen, van een tweede groep niet, vervolgens wordt<br />
gekeken welke zalmen hun geboortestroom kunnen<br />
terugvinden.<br />
► Oefenopdracht 3-5. Formuleren van een onderzoeksvraag.<br />
a. “Wat is de invloed van licht op de groei van planten?” is een onderzoeksvraag die niet concreet<br />
genoeg is. Verbeter deze onderzoeksvraag.<br />
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………<br />
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………<br />
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………<br />
b. “Wat is de invloed van de luchtvochtigheid en van het aantal huidmondjes op de<br />
verdampingssnelheid van een plan?“, is een onderzoeksvraag met teveel variabelen. Verbeter<br />
deze onderzoeksvraag.<br />
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………<br />
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………<br />
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………<br />
c. “Wat is de invloed van 10, 15, 20 en 25 graden Celsius op het kiemingspercentage van<br />
tuinkerszaden?” bevat als onderzoeksvraag teveel details over de uitvoering. Verbeter deze<br />
onderzoeksvraag.<br />
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………<br />
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………<br />
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………<br />
18