3. VERBRANDING - Stichting ITON
3. VERBRANDING - Stichting ITON
3. VERBRANDING - Stichting ITON
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>3.</strong> <strong>VERBRANDING</strong><br />
Indeling<br />
Roze vlak: cytoplasma, waarin zich de glycolyse afspeelt.<br />
Grijze vlak: mitochondrie. Via de mitochondriemembraan kan het pyrodruivenzuur (eindprodukt van de glycolyse) het binnenste<br />
van de mitochondriën bereiken om daar via de Krebscyclus en ademhalingsketen verder te worden afgebroken.<br />
In het witte vlak rechts is de opbrengst van waterstofatomen en ATP aangegeven. De hiervoor relevante lijnen zijn in het schema in<br />
rood aangegeven.<br />
Algemeen<br />
In schema 2 kwam een van de belangrijkste anabole processen aan de orde. Daar werd reeds vermeld dat deze opbouwende<br />
processen energie vereisen. Alle in het lichaam benodigde energie is afkomstig van het ATP (adenosinetrifosfaat). In dit molecuul<br />
zijn twee fosfaatgroepen via een zogenaamde energierijke binding aan het adenosine gekoppeld. Bij het verbreken van deze<br />
verbindingen komt de hierin aanwezige energie vrij en kan worden gebruikt voor allerlei processen (bijvoorbeeld synthese van<br />
eiwitten, van DNA, spiercontractie etc.). Meestal wordt alleen de laatste fosfaatgroep van het ATP losgekoppeld zodat ADP<br />
ontstaat. Resynthese van ATP kan plaatsvinden doordat de fosfaatgroep van het creatinefosfaat, waarvan een voorraadje in iedere<br />
cel aanwezig is, wordt verplaatst naar het ADP zodat weer ATP ontstaat. De voorraad creatinefosfaat is echter beperkt (zie 71).<br />
Voor het op peil houden van de energierijke bindingen in het ATP en creatinefosfaat is het daarom noodzakelijk dat voortdurend<br />
katabole processen plaatsvinden. Hierbij worden voedingsstoffen (koolhydraten, eiwitten en vetten) stapsgewijs afgebroken<br />
waarbij de energie in het molecuul wordt omgezet in energierijke fosfaatbindingen in het ATP. Men spreekt van verbranding van<br />
voedingsstoffen. Onder invloed van verbrandingsprocessen wordt dus fosfaat gekoppeld aan ADP tot ATP.<br />
Op het schema is slechts de verbranding van koolhydraten aangegeven. In de citroenzuurcyclus (Krebscyclus) kunnen echter<br />
vetzuren en aminozuren op analoge wijze worden afgebroken.<br />
Zowel in glycolyse, Krebscyclus als ademhalingsketen betreft het zeer vele reacties waarbij ook zeer veel enzymen noodzakelijk<br />
zijn. Om didactische redenen zijn slechts de hoofdwegen aangegeven.<br />
Glycolyse<br />
In het cytoplasma kan glucose (afkomstig uit het bloed) via een achttal chemische stappen worden afgebroken tot 2 moleculen<br />
pyrodruivenzuur<br />
(pyruvaat): het glucosemolecuul wordt hierbij als het ware ‘door midden gehakt’. Op het schema is te zien dat deze reacties 2<br />
moleculen ATP verbruiken en 4 moleculen ATP leveren, een netto winst dus van 2 ATP.<br />
Wanneer geen zuurstof aanwezig is worden de vier bij deze reacties vrijgekomen H-atomen gebruikt voor de omzetting van<br />
pyrodruivenzuur in melkzuur (is wel zuurstof aanwezig dan kunnen deze H-atomen via de ademhalingsketen bijdragen tot een<br />
extra-ATP-opbrengst; zie rode onderbroken lijn).<br />
In veel cellen bevindt zich een voorraad glycogeen. Dit bestaat uit lange vertakte ketens van aaneengeregen glucosemoleculen. Via<br />
omzeiling van een aantal reacties kan afbraak van glycogeen via de glycolyse met een netto opbrengst van 3 ATP-moleculen per<br />
glucose-eenheid gepaard gaan; dit is in het schema niet aangegeven.<br />
Wanneer geen zuurstof aanwezig is spreekt men van anaërobe verbranding. Het energie-rendement hiervan is relatief laag (3 ATP<br />
voor glycogeen, 2 ATP voor glucose). Bovendien ontstaat melkzuur dat een verhoging van de intracellulaire zuurgraad tot gevolg<br />
heeft (de zgn. ‘verzuring’ in de sport). Deze mogelijkheid van energielevering is daarom begrensd en komt pas op gang na enkele<br />
tientallen seconden spierarbeid (zie 71). Wanneer een arbeid dermate hoog is dat via de circulatie onvoldoende zuurstof kan<br />
worden aangevoerd treedt daarom altijd na zekere tijd uitputting op. Wanneer vernauwingen in arteriën bestaan (bijvoorbeeld<br />
arteriosclerose) kan zelfs een gemiddelde inspanning zoals lopen niet volgehouden worden (bijvoorbeeld claudicatio intermittens<br />
bij een vernauwing van de A. Femoralis).<br />
Krebscyclus (citroenzuurcyclus) en ademhalingsketen<br />
Is de inspanning niet te hoog dan kan via de circulatie voldoende zuurstof naar de cellen worden aangevoerd (steady state arbeid,<br />
zie 71). In dit geval wordt het pyrodruivenzuur niet omgezet in melkzuur maar bindt zich, onder afsplitsing van een CO2-molecuul,<br />
aan coënzym-A tot acetylcoënzym-A (niet aangegeven). Het acetaat, bestaande uit twee C-atomen, wordt nu in de mitochondriën<br />
gekoppeld aan het oxaalacetaat (oxaalazijnzuur) tot citraat (citroenzuur). Eén koolstofeenheid is in het schema weergegeven door<br />
een rood rechthoekje. Na deze reacties zijn van de drie in het pyrodruivenzuur aanwezige koolstofatomen nog twee aanwezig. Bij<br />
de reacties die tot de vorming van citraat leiden ontstaan 4 H-atomen die weer via de ademhalingsketen ATP kunnen leveren. Het<br />
proces van afsplitsing van CO2 herhaalt zich nog twee keer totdat het oorspronkelijke oxaalacetaat weer is ontstaan (dat dan weer<br />
met een nieuw pyrodruivenzuurmolecuul kan reageren). Al deze reacties vormen dus een cyclus waarbij stapsgewijs CO2 wordt<br />
afgesplitst en H-atomen ontstaan. De onderste stap in de cirkel levert bovendien direct één ATP-molecuul.<br />
Samenvattend kan men stellen dat er, wanneer één pyrodruivenzuurmolecuul (d.w.z. 1/2 glucose-molecuul) de cirkel doorloopt,<br />
geleverd wordt:<br />
- 2 H-atomen bij de eerste stap<br />
- 8 H-atomen bij de andere stappen van de cirkel<br />
- 1 ATP bij de onderste stap
- 3 CO2-moleculen (die verder voor de energieopbrengst van geen betekenis zijn).<br />
Gerekend per glucosemolecuul (zie rechter kolom) zijn deze aantallen dus tweemaal zo groot.<br />
De ontstane H-atomen doorlopen nu de zogenaamde ademhalingsketen. Dit is een aantal enzymen, cytochromen genaamd, die<br />
zich op de cristae van de mitochondriën bevinden. De H-atomen binden zich in een vaste volgorde aan de verschillende<br />
cytochromen. Bij de overdracht van het H-atoom van het ene naar het andere cytochroom wordt de binding steeds losser<br />
(aangegeven door het aantal bindingsstreepjes) zodat steeds wat energie vrijkomt. Na een aantal stappen laat het H-atoom van het<br />
cytochroom los en blijft slechts een elektron (‘e’) aan het cytochroom gebonden: het vrijkomende H-atoom is nu dus een H-ion<br />
geworden (linksonder aangegeven, na de tweede stap). Ook bij de overdracht van elektronen van cytochroom naar cytochroom<br />
komt steeds weer wat energie vrij totdat ook de elektronen van het cytochroom loslaten. De twee vrijkomende elektronen ioniseren<br />
nu een zuurstofatoom (‘1/2 02’). De waterstof en zuurstofionen vormen water (H2O). Men zou kunnen zeggen dat zuurstof de<br />
elektronen en H-atomen door de ademhalingsketen ‘trekt’ en daarmee de Krebscyclus-reacties versnelt. Zowel Krebscyclus als<br />
ademhalingsketen treden uitsluitend op bij aanwezigheid van zuurstof.<br />
De in de ademhalingsketen stapsgewijs vrijgekomen energie wordt gebruikt voor de vorming van ATP-moleculen. Wanneer 2 Hatomen<br />
de ademhalingsketen volledig doorlopen kunnen 3 ATP-moleculen gevormd worden.<br />
Men noemt dit proces de oxydatieve fosforylering (d.w.z. fosforylering van het ADP tot ATP is gekoppeld aan de oxydatie van de<br />
cytochromen). De 4 H-atomen uit de glycolyse en nog eens 4 andere H-atomen uit de Krebscyclus beginnen om een of andere<br />
reden een stap later in de cytochromenketen zodat zij slechts 8 in plaats van 12 ATP leveren.<br />
De bij alle bovengenoemde reacties vrijkomende H-atomen worden steeds gekoppeld aan zogenaamde waterstof-acceptoren (in<br />
cytoplasma en mitochondriën). Deze acceptoren dragen de H-atomen uiteindelijk aan de cytochromen over. Bij aërobe verbranding<br />
van één molecuul glucose ontstaat aldus een totale opbrengst van 36 ATP moleculen (d.w.z. 18 ¥ zoveel als bij de glycolyse).<br />
Wordt glycogeen volgens deze weg verbrand dan is de opbrengst nog één ATP-molecuul meer.<br />
De somreactie is als volgt:<br />
glucose + 6 O2 Æ 6 CO2 + 6H2O + 36 ATP<br />
Het gevormde water en koolzuurgas zijn in feite afvalstoffen. Ten dele kunnen zij echter in het lichaam nuttig worden gebruikt<br />
zoals voor het op peil houden van de voorraad bicarbonaatbuffer en de hoeveelheid lichaamswater.<br />
Voor andere energieleverende reacties zoals vetzuur-, eiwitverbranding en de zogenaamde pentosefosfaatshunt zij verwezen naar<br />
de standaardwerken biochemie.<br />
Ref.: 2, A