8. CONTRACTIEMECHANISME - Stichting ITON
8. CONTRACTIEMECHANISME - Stichting ITON
8. CONTRACTIEMECHANISME - Stichting ITON
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>8.</strong> <strong>CONTRACTIEMECHANISME</strong><br />
Indeling<br />
Donkerroze: bloed in spiercapillair; aanvoer van brandstof en zuurstof.<br />
Bovenzijde: innerverend axon en neuromusculaire overdracht.<br />
Grijs: het binnenste van de spiercel met metabole (links) en contractiele (rechts) machinerie.<br />
Rechtsonder: registratie van het mechanisch effect en van warmtevorming.<br />
Algemeen<br />
Bij het totstandkomen van een spiercontractie spelen meerdere mechanismen tegelijk een rol:<br />
1. aanvoer van brandstof en zuurstof (nodig bij steady state arbeid, zie 71)<br />
2. energieproduktie in de spiercel door middel van katabole reacties<br />
3. neuromusculaire transmissie: de overdracht van de actiepotentiaal van de zenuwvezel op de spiercelmembraan<br />
4. excitatie-contractie-koppeling: de wijze waarop de elektrische activatie van de spiercel de contractie in werking zet<br />
5. het contractiemechanisme: het ontstaan van brugverbindingen tussen actine en myosine<br />
6. het mechanische effect van de contractie: kracht en/of verkorting.<br />
Het contractiemechanisme (rechts in de spiercel)<br />
De eenheid van spiercontractie is het sarcomeer. Rechtsboven in het grijs is een sarcomeer in rust afgebeeld. Het bestaat uit dunne<br />
filamenten, het actine, en dikke filamenten, het myosine. De dunne filamenten zitten vast aan, en staan loodrecht op de Zmembranen.<br />
De uiteinden van de actinefilamenten liggen tussen de myosinefilamenten.<br />
Eén sarcomeer is het gedeelte dat zich tussen twee Z-membranen bevindt (ongeveer 3 micrometer lang). In werkelijkheid zijn vele<br />
sarcomeren in serie geschakeld en vormen langgerekte myofibrillen binnen de spiercel. De dwarse streping van skeletspieren<br />
wordt veroorzaakt door de evenwijdige rangschikking van de sarcomeren in de myofibrillen.<br />
Wanneer de spier zijn rustlengte heeft, overlappen de dunne de dikke filamenten gedeeltelijk; op de plaats van overlapping kunnen<br />
zich nu reversibele bindingen vormen waardoor de dunne filamenten tussen de dikke getrokken kunnen worden. Afhankelijk van<br />
de uitwendige omstandigheden (belasting van de spier) kan krachtsproduktie of verkorting optreden (zie rechtsonder).<br />
Bij krachtsproduktie blijft de lengte van het sarcomeer ongewijzigd; men spreekt van een isometrische contractie. In dit geval<br />
worden de trekkrachten op de Z-membranen naar de spierhechtingen overgebracht.<br />
Bij verkorting worden de brugverbindingen tussen het actine en myosine afwisselend gesloten en verbroken; de dunne filamenten<br />
worden nu naar binnen getrokken zodat de afstand tussen de Z-membranen afneemt. Hierdoor wordt de gehele myofibril en ook de<br />
spier korter; men spreekt van een isotonische contractie (zie hiervoor verder 30).<br />
Neuromusculaire transmissie<br />
Voorwaarde voor een spiercontractie is het ontstaan van een actiepotentiaal op het alfa-motoneuron dat zijn oorsprong in het<br />
ruggemerg heeft. Deze actiepotentiaal wordt over het axon met grote snelheid (saltatoir = sprongsgewijs) voortgeleid (ong. 100<br />
m/sec.) en bereikt meerdere spiercellen via verschillende eindvertakkingen. Eén alfamotoneuron met de bijbehorende spiercellen<br />
noemt men een motor-unit (zie 31 en 32).<br />
Het uiteinde van een axonvertakking is enigszins ingestulpt in de spiercelmembraan. De aankomende actiepotentiaal maakt<br />
acetylcholine vrij dat in (de sterk geplooide) spiercelmembraan een vergroting van de natrium-permeabiliteit veroorzaakt door<br />
inwerking op membraanreceptoren. Hierdoor ontstaat een depolarisatie ter plaatse van de neuromusculaire synaps: de<br />
eindplaatpotentiaal (EPP). Het precieze mechanisme is analoog aan de exciterende synaps (zie hiervoor 9). Door de aanwezigheid<br />
van deze depolarisatie worden de aangrenzende delen van de spiercelmembraan (sarcolemma) supraliminaal geprikkeld zodat een<br />
actiepotentiaal ontstaat die over de gehele spiercel in alle richtingen wordt voortgeleid.<br />
Bij de neuromusculaire transmissie is sprake van een één-op-één relatie: iedere prikkel op het neuron wordt op de spiervezels<br />
overgebracht. Dit wil zeggen dat de intensiteit van de contractie geheel wordt bepaald door de mate van activering van de<br />
motoneuronen in het ruggemerg.<br />
NB: De ‘gevoeligheid’ van de spiercelmembraan kan veranderen; zo ziet men bij denervatie (bijv. na zenuwletsel) een uitbreiding<br />
van receptoren over de spiercelmembraan. Hierdoor wordt de spiercel extra gevoelig (zgn. denervatie-overgevoeligheid).<br />
Excitatie-contractie koppeling<br />
Bij het totstandkomen van de activatie van de sarcomeren speelt het sarcoplasmatisch reticulum een essentiële rol.<br />
Dit is een specialisatie van het endoplasmatisch reticulum (zie 1), bestaande uit:<br />
- transversale tubuli (T-tubuli): deze vormen een netwerk dat loodrecht op de spiervezel staat. De buisjes bereiken het binnenste<br />
van de spiercel en zijn zeer waarschijnlijk gevuld met extracellulaire vloeistof<br />
- longitudinale tubuli (L-tubuli): liggen in de lengterichting van de spiercellen (staan dus loodrecht op de T-tubuli). Hun lengte<br />
komt overeen met die van een sarcomeer. Zij staan niet in verbinding met de extracellulaire ruimte maar bevatten een<br />
intracellulair reservoir van calciumionen (rode bolletjes).<br />
Het sarcoplasmatisch reticulum is vooral sterk ontwikkeld in de zogenaamde ‘witte’ spiervezels (zie 32).<br />
De op het sarcolemma aanwezige actiepotentiaal wordt waarschijnlijk via de T-tubuli naar het binnenste van de spiercel geleid. Op<br />
een nog onbekende wijze worden nu de L-tubuli zodanig beïnvloed dat hieruit calciumionen vrijkomen (zie rechts in het grijs). De
calciumionen omspoelen nu de filamenten en activeren (op een complexe wijze) vooral de dunne actinefilamenten. Wanneer nu<br />
ATP aanwezig is kunnen de brugverbindingen worden gevormd.<br />
Normaal komt steeds een reeks actiepotentialen op de spiercel aan waardoor de verhoging van de intracellulaire vrije<br />
calciumionenconcentratie voortduurt. (Activatie treedt pas op wanneer deze calciumionenconcentratie een bepaalde grenswaarde<br />
bereikt.) Verhoging van de actiepotentialenfrequentie doet de calciumconcentratie stijgen en veroorzaakt daardoor een krachtigere<br />
activatie. Het resultaat is een tetanische contractie die des te sterker is naarmate de actiepotentiaalfrequentie hoger is (zie 31). In<br />
de wand van de L-tubuli bevinden zich waarschijnlijk actieve pompmechanismen waardoor de calciumconcentratie onmiddellijk<br />
daalt bij het stoppen van de elektrische activatie. Aanspanning en relaxatie van een spier heeft dan mogelijk te maken met een<br />
evenwicht tussen vrijkomen en terugpompen van calciumionen uit en in de L-tubuli.<br />
NB: Ook voor het verbreken van de actine-myosine verbinding (relaxatie) blijkt ATP noodzakelijk te zijn.<br />
Energieproduktie<br />
Links in de spiercel is de herkomst van het ATP aangegeven. In de spiercel aanwezige voorraden zijn omkaderd aangegeven:<br />
1. een (geringe) ATP-voorraad<br />
2. een wat grotere voorraad creatinefosfaat (zie 3 en 71)<br />
3. een glycogeenvoorraad, zowel voor de aërobe als anaërobe verbranding<br />
4. een voorraad vetten: na splitsing tot vetzuren kunnen deze via de Krebscyclus bijdragen tot de ATP-produktie<br />
5. een zuurstofvoorraad aan het myoglobine: deze is vooral in ‘rode’ spieren uitgesproken.<br />
Deze voorraden zijn alle slechts voldoende voor kortdurende arbeid van een spier (bij piek-arbeid van een spier maximaal 2<br />
minuten).<br />
Voor langer durende arbeid van een spier is een steady state noodzakelijk. Dit wil zeggen dat de aanvoer van brandstof en zuurstof<br />
vanuit het bloed gelijke tred moet houden met het energieverbruik van de spier.<br />
Hierbij is het noodzakelijk dat het gevormde pyrodruivenzuur (pdz) niet wordt omgezet in lactaat zoals bij de anaërobe<br />
energieproduktie maar in acetyl-coënzym-A dat in de mitochondriën via de Krebscyclus en ademhalingsketen verder wordt<br />
afgebroken. Voor het gebruik van vetzuren is dit bovendien de enige weg (zie ook 3).<br />
Anaërobe energieproduktie (glycolyse) en gebruik van reservevoorraden dienen slechts als overbrugging van de overgang van rust<br />
naar arbeid en voor korte inspanningen.<br />
Warmtevorming (rechtsonder).<br />
De verschillende fasen van de spiercontractie komen onder andere tot uiting in de warmteproduktie. Bij verkorting (links)<br />
produceert de spier meer warmte dan bij krachtsproduktie (rechts). Men onderscheidt:<br />
1. Initiële warmte: dit is alle warmte die tijdens contractie en relaxatie vrijkomt (tussen de eerste en vierde streepjeslijn). Deze is<br />
opgebouwd uit:<br />
A. activatiewarmte: ten gevolge van het vrijkomen van calcium en het splitsen van ATP; begint reeds vóór het mechanisch<br />
effect van de contractie<br />
B. aanspanningswarmte: ten gevolge van het ontstaan van de actine~myosine bindingen<br />
C. verkortingswarmte: extra warmte die alléén ontstaat wanneer de spier verkort<br />
D. relaxatiewarmte ten gevolge van wrijving van langs elkaar schuivende filamenten; treedt ook op bij passieve verlenging!<br />
2. Herstelwarmte of restitutiewarmte: alle warmte die na de contractie en relaxatie wordt geproduceerd. Deze is het gevolg van<br />
aërobe en anaërobe terugwinning van energievoorraden.<br />
De gevormde warmte wordt ten dele aan het bloed, ten dele direct aan de buitenwereld afgegeven (bij spierarbeid stijgt de<br />
lichaamstemperatuur, maar ook de omgevingstemperatuur als de arbeid in een kleine afgesloten ruimte wordt verricht).<br />
Ref.: 2, 28, 30, 34, A