Samenvatting woordsoorten - Klassieke Kring
Samenvatting woordsoorten - Klassieke Kring
Samenvatting woordsoorten - Klassieke Kring
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
WOORDSOORTEN IN HET NEDERLANDS<br />
1. INLEIDING<br />
a) Verschillende niveaus<br />
b) Drie soorten eigenschappen van <strong>woordsoorten</strong><br />
▪ Semantische<br />
▪ Morfologische<br />
▪ Syntactische<br />
c) Let op!<br />
▪ Eén woordvorm kan verschillende <strong>woordsoorten</strong> vertegenwoordigen<br />
▪ Typische en minder typische vertegenwoordigers ('speciale gevallen')<br />
▪ Vorm ↔ functie<br />
• Vorm = woordsoort<br />
• Functie = rol in de zin<br />
2. HET ZELFSTANDIG NAAMWOORD (= SUBSTANTIEF/NOMEN)<br />
a) Morfologisch<br />
▪ Enkelvoud en Meervoud<br />
▪ Verkleinwoorden<br />
▪ Genus: de-woorden (m/v) en het-woorden (o)<br />
b) Syntactisch<br />
Deel van de Nominale Constituent (ZIE VERDER!)<br />
= woordgroep met een zn als het belangrijkste element<br />
3. HET LIDWOORD<br />
a) Syntactisch: altijd determinator in de NC<br />
b) Morfologisch: gesloten klasse<br />
4. HET BIJVOEGLIJK NAAMWOORD (ADJECTIEF)<br />
a) Morfologisch<br />
▪ Verbogen en onverbogen vorm<br />
▪ Trappen van vergelijking<br />
▪ Substantiverings-s<br />
▪ Twee bijzondere subtypes<br />
• PARTICIPIAALADJECTIEVEN een slapende hond, een gesloten deur<br />
= deelwoorden die als adjectief gebruikt worden<br />
• PSEUDO-DEELWOORDEN de gelaarsde kat, een verliefd stel<br />
= adjectieven die er als deelwoorden uit zien, maar niet (meer) met een ww corresponderen<br />
b) Syntactisch: drie gebruikswijzen<br />
▪ Attributief: bij een zn Mooie liedjes duren niet lang.<br />
▪ Predicatief: als gezegde of bep van gest Het liedje is mooi.<br />
▪ Adverbiaal: als bijwoord Ze zingt mooi.<br />
5. TELWOORDEN EN HOEVEELHEIDSWOORDEN<br />
a) Semantisch: noemen een aantal of hoeveelheid<br />
▪ HOOFDTELWOORDEN exact aantal + hoeveel + zoveel<br />
▪ RANGTELWOORDEN rangorde afgeleid van een hoofdtelwoord<br />
▪ HOEVEELHEIDSWOORDEN geen exact aantal, vb: sommige, veel, enkele …<br />
b) Syntactisch: 'Ik heb er x', uitz: sommige, alle en beide<br />
Woordsoorten in het Nederlands 1
6. HET VOORZETSEL (PREPOSITIE)<br />
a) Morfologisch<br />
▪ Onveranderbaar<br />
▪ VOORZETSELUITDRUKKINGEN: met het oog op, met behulp van …<br />
b) Syntactisch<br />
▪ vz vormt VOORZETSELCONSTITUENT (meestal samen met NC, soms met andere constituenten)<br />
▪ In beknopte bijzin (= bijzin met te-infinitief)<br />
7. HET VOORNAAMWOORD (PRONOMEN)<br />
a) AANWIJZEND VOORNAAMWOORD (demonstrativum)<br />
▪ Morfologisch: congruentie in genus en getal<br />
▪ Syntactisch<br />
• Bijvoeglijk: vnw = determinator in de nominale constituent Deze keer is hij te ver gegaan.<br />
• Zelfstandig: vnw = kern van pronominale constituent Het is altijd hetzelfde met hem.<br />
▪ Gebruikswijzen<br />
Wijzend Verwijzend<br />
Die ettertjes daar werken<br />
danig op mijn zenuwen.<br />
→ wijzend gebaar kan<br />
Vooruit Terug Bepalingaankondigend<br />
• Dit wilde ik nog<br />
zeggen: ik ben er<br />
morgen niet.<br />
• Ik geef je deze raad:<br />
laat hem met rust.<br />
Elke? Die heeft zich hier<br />
niet meer laten zien.<br />
b) VRAGEND VOORNAAMWOORD (interrogativum)<br />
▪ Morfologisch: Wie? Wat voor? Welk? (+Wiens?)<br />
▪ Syntactisch<br />
• Zelfstandig en bijvoeglijk<br />
• Vrag. vnw. kan twee soorten bijzinnen inleiden<br />
◦ bijzin = zinsdeel (= ondergeschikte vraagzin)<br />
Ze weet niet meer wie het gedaan heeft.<br />
◦ bijzin = nabepaling bij zn (= zinsdeelstuk)<br />
De vraag wie de nieuwe trainer moet worden, houdt de media al weken bezig.<br />
• Die film van gisteren<br />
…<br />
• Die film die we<br />
gisteren bekeken<br />
hebben, …<br />
→ NC + betr. bz. / VzC<br />
c) BETREKKELIJK VOORNAAMWOORD (relativum)<br />
▪ Syntactisch: betr. vnw. verbindt twee zinnen, bijna altijd zelfstandig<br />
• TYPE 1: relatiefzin bij substantief<br />
(antecedent = substantief, relatiefzin = nabepaling bijsubst/vnw)<br />
◦ Beperkende relatiefzin De STUDENTEN die te laat kwamen, moesten nablijven.<br />
= noodzakelijk om de referent van het antecedent te kennen (geen komma's)<br />
◦ Uitbreidende relatiefzin De STUDENTEN, die te laat kwamen, moesten nablijven.<br />
= extra info (komma's)<br />
• TYPE 2: relatiefzin bij een hele zin<br />
(antecedent = hele zin, relatiefzin = nabepaling bij zin)<br />
HIJ WAS ERG ZIEK, wat ik toen nog niet wist.<br />
• TYPE 3: relatiefzin bij 'niets' = INGESLOTEN-ANTECEDENT-ZIN (IAZ)<br />
(geen zichtbaar antecedent, relatiefzin functioneert zelfstandig)<br />
Wees blij met wat je hebt. Wie het beter denkt te weten, moet het maar zeggen.<br />
Wees blij met DAT wat je hebt DIEGENE die het beter denkt te weten, moet het maar zeggen.<br />
▪ Morfologisch: congruentie met het antecedent<br />
▪ LET OP !!!<br />
• IAZ ↔ afhankelijke vraagzin<br />
Wie zoiets beweert, is gek. Ik vraag me af wie zoiets beweert.<br />
Woordsoorten in het Nederlands 2
antecedent kan tevoorschijn geen antecedent<br />
gehaald worden<br />
→ wie = betr. vnw in IAZ → wie = vragend vnw.<br />
• Beperkende relatiefzin ↔ voegwoordzin<br />
Het bericht dat via Minerva verspreid Het bericht dat de behaalde scores erg laag waren,<br />
werd, zorgde voor veel onrust. Zorgde voor veel onrust.<br />
dat congrueert met antecedent dat blijft onveranderd<br />
• Andere betrekkelijke woorden dan betr. vnw.<br />
◦ betrekkelijk voorbijwoord<br />
◦ betrekkelijk voornaamwoordelijk bijwoord (zie bijwoord)<br />
d) ONBEPAALD VOORNAAMWOORD<br />
▪ Syntactisch:<br />
• Zelfstandig (kern van ProNC) Iemand is me voor geweest. Kun jij eens iets voor me doen?<br />
• Bijvoeglijk (determinator in NC) In zeker opzicht is hier sprake van fraude.<br />
▪ LET OP !!!<br />
• alle: hoeveelheidswoord bij telbare zn's in mv: Alle problemen zijn nu opgelost.<br />
onbepaald vnw. bij niet-telbare, EV zn's Ik lust alle wijn.<br />
• Speciale gevallen: combinaties met de waarde van onbepaalde vnw's<br />
◦ vragend vnw + (dan) ook<br />
◦ onverschillig/ongeacht + vragend vnw<br />
e) BEZITTELIJK VOORNAAMWOORD<br />
▪ Semantisch: bez. vnw. legt een relatie tussen twee entiteiten<br />
• meestal bezit ovf verwantschap mijn fiets, zijn huis<br />
• maar: subjects of objectsrelatie Haar verdwijning bleef onopgemerkt.<br />
▪ Syntactisch: bijvoeglijk en zelfstandig<br />
▪ Morfologisch: volle en doffe vormen<br />
f) WEDERKEREND VOORNAAMWOORD en WEDERZIJDS VOORNAAMWOORD<br />
Wederkerend vnw. Wederzijds vnw.<br />
Sem. Verwijst bijna altijd naar ond. van de zin<br />
Hij heeft zich gewassen.<br />
Syn. Altijd zelfstandig<br />
• toevallig reflexief: Hij wast zich<br />
• vast reflexief: Hij vergist zich<br />
Morf. Eén specifieke vorm: zich<br />
Neutrale en sterke vorm: zich vs. zichzelf<br />
g) PERSOONLIJK VOORNAAMWOORD<br />
▪ Syntactisch: altijd zelfstandig, kern van een ProNC<br />
▪ Morfologisch: subjects- en objectsvormen + volle en doffe vorm<br />
Verwijst naar meervoudig ond. van de zin<br />
An en Els bewonderen elkaar.<br />
• Zelfstandig: Ze houden van elkaar<br />
• Bijvoeglijk: Ze kunnen elkaars bloed drinken.<br />
Gesloten klasse: elkaar, mekaar, elkander<br />
Bijvoeglijke vormen met -s<br />
Subjectsvorm Objectsvorm<br />
vol dof vol dof<br />
EV 1 ik 'k mij me<br />
2 jij<br />
u<br />
gij<br />
3 hij<br />
zij<br />
/<br />
men<br />
je<br />
/<br />
ge<br />
ie<br />
ze<br />
het / 't<br />
/<br />
jou<br />
u<br />
u<br />
hem<br />
haar<br />
/<br />
/<br />
je<br />
/<br />
/<br />
'm<br />
ze / d'r / 'r<br />
het / 't<br />
/<br />
Woordsoorten in het Nederlands 3
MV 1 wij we ons /<br />
2 jullie<br />
u<br />
gij<br />
je<br />
/<br />
ge<br />
jullie<br />
u<br />
u<br />
3 zij ze hen / hun ze<br />
8. HET WERKWOORD<br />
a) ALGEMEEN<br />
▪ Syntactisch: vormt alleen of samen met andere werkwoorden de zinsrelator<br />
▪ Morfologisch: veel vormvariatie<br />
b) DRIE SUBTYPES<br />
▪ zelfstandige ww's: hebben op zichzelf betekenis<br />
Jan blijft nog vier weken in Parijs.<br />
▪ koppelww's: leggen een relatie tussen subject en gezegde<br />
Jan blijft een onverbeterlijke fantast.<br />
▪ hulpww's: worden aangevuld door één of meer andere ww's<br />
Jan blijft maar aandringen.<br />
9. HET BIJWOORD<br />
a) ALGEMEEN<br />
▪ Semantisch: zeer heterogeen<br />
▪ Morfologisch: onveranderlijk<br />
▪ Syntactisch:<br />
• Bw als zinsdeel Hij komt misschien morgen.<br />
• Bw als zinsdeelstuk<br />
◦ bijwoordelijke voorbepaling bij een adjectief erg tevreden<br />
◦ bijvoeglijke nabepaling in een NC de kamer hiernaast<br />
b) VOORBIJWOORD (= enkelvoudig voorbijwoord)<br />
▪ Morfologisch:<br />
Persoonlijk: enkel als eerste deel van een gesplitst voornaamwoordelijk bijwoord<br />
Aanwijzend daar – er – hier – ginder –<br />
ginds<br />
Onbepaald ergens – nergens – overal<br />
– elders<br />
Plaats Tijdstip Wijze<br />
toen – nu – dan zo<br />
Ooit – nooit – altijd anders<br />
Vragend waar wanneer hoe<br />
Betrekkelijk waar toen hoe<br />
▪ LET OP !!!: vragend voorbijwoord ↔ betrekkelijk voorbijwoord<br />
geen antecedent → afh. vraagzin antecedent → IAZ<br />
Weet je waar hij zijn geld bewaart? Waar hij komt, zorgt hij voor miserie.<br />
c) VOORNAAMWOORDELIJK BIJWOORD (= samengesteld voorbijwoord)<br />
▪ Semantisch: voornaamwoordelijke bijwoorden verwijzen<br />
▪ Morfologisch:<br />
• Hoe ontstaat een voornaamwoordelijk bijwoord?<br />
vz + vnw/voorbw → voornaamwoordelijk bijwoord<br />
met + die → daarmee<br />
naar + daar → daarnaar<br />
• Waaruit is een vnwl. bw. opgebouwd?<br />
vnwl. bw. → voorbw. + vzs. bw.<br />
met dat → daarmee → daar + mee<br />
Woordsoorten in het Nederlands 4<br />
je<br />
/<br />
/
▪ Soorten vnwl. bw's<br />
• persoonlijk: (het = persl vnw)<br />
Ik denk na over het. → Ik denk erover na.<br />
• aanwijzend (die/dat = aanw vnw)<br />
We moeten eens praten over dat. → We moeten eens praten daarover.<br />
• vragend (wat = vrag vnw)<br />
Met wat is hij vermoord? → Waarmee is hij vermoord?<br />
• onbepaald (alles = onbep vnw)<br />
Hij speelt met alles. → Hij speelt overal mee.<br />
• betrekkelijk (wat = betr vnw)<br />
Hier is het pistool met wat ze heeft geschoten → Hier is het pistool waarmee ze heeft geschoten.<br />
▪ OPM! Sommige vnwl bw's kunnen gesplitst worden<br />
d) VOORZETSELBIJWOORD<br />
▪ Morfologisch: meestal vormgelijk met een voorzetsel<br />
MAAR: enkele uitzonderingen Ga naar de gevangenis → Ga erheen<br />
▪ Syntactisch: NIET voor een subst (↔ vz), WEL<br />
• als tweede deel van een vnwl bw daarvan, ermee, waarover<br />
• als eerste deel van een scheidbaar samengesteld ww afgeven, doorbijten<br />
• als achterzetsel je kunt de boom in<br />
e) VOEGWOORDELIJK BIJWOORD<br />
▪ Semantisch = voegwoord: legt qua betekenis een verband tussen twee (deel)zinnen<br />
Ik hou niet van sport, ik heb er bovendien de tijd niet voor.<br />
▪ Syntactisch = bijwoord: verplaatsbaar + veroorzaakt inversie op de eerste zinsplaats + kan<br />
samen met een voegwoord voorkomen<br />
↔ voegwoord: enkel vooraan + geen inversie + niet samen met andere vgw's<br />
f) EVALUATIEPARTIKEL Zelfs op maandag zit hij in de kroeg.<br />
▪ Semantisch: spreker maakt een impliciete vergelijking<br />
▪ Syntactisch: niet bevraagbaar<br />
g) SCHAKERINGSPARTIKEL Kom dan toch maar binnen.<br />
▪ Semantisch: nuanceren, verzachten de mededeling<br />
▪ Syntactisch: niet bevraagbaar, niet beklemtoonbaar, niet topicaliseerbaar + clustervorming<br />
h) NEGATIEPARTIKEL NIET<br />
i) HET MODALE BIJWOORD<br />
▪ Semantisch: geven aan wat de spreker denkt over wat hij zegt<br />
• mate van zekerheid van de spreker Hij komt misschien te laat.<br />
• waarheidsgehalte volgens de spreker De prof is kennelijk even het noorden kwijt.<br />
• subjectieve reactie/emotie van de spreker Gelukkig scoorden ze in de laatste minuut.<br />
▪ Syntactisch: passen meestal in het sjabloon 'Het is X zo dat …'<br />
j) HET 'GEWOON', NOEMEND BIJWOORD<br />
▪ = bw's die een aspect van een SvZ beschrijven ↔ niet-noemende bw's (verwijzen)<br />
10. HET VOEGWOORD<br />
a) ALGEMEEN<br />
▪ Semantisch: leggen een verband tussen twee zinnen of constituenten<br />
▪ Syntactisch: hebben een vaste plaats (= tussen de zinnen/constituenten die ze verbinden)<br />
▪ Morfologisch: onveranderbaar<br />
b) NEVENSCHIKKEND VOEGWOORD<br />
▪ verbinden twee hoofzinnen of twee constituenten van hetzelfde hiërarchische niveau<br />
▪ vormen: en, of, maar (doch), want, noch, dus<br />
▪ nevenschikking kan ook met reeksvormers<br />
Woordsoorten in het Nederlands 5
c) ONDERSCHIKKEND VOEGWOORD<br />
▪ verbinden een hoofdzin met een bijzin, ze leiden een bijzin in<br />
▪ soorten: grammaticale vw's dat + of<br />
logische vw's (tijd/oorzaak/ …)<br />
UITZ: vw's van vergelijking dan + als leiden geen zin in<br />
▪ dat + of leiden twee soorten bijzinnen in<br />
• bijzin = zinsdeel (S of O) Of hij komt, is niet bekend<br />
• bijzin = zinsdeelstuk (nabepaling bij subst) Op de vraag of hij zijn overvaller herkende, ...<br />
NOMINALE CONSTITUENT<br />
• Determinator<br />
• Bijwoordelijke voorbepaling<br />
• Bijvoeglijke voorbepaling<br />
• Kern<br />
• Bijwoordelijke nabepaling<br />
• Bijvoeglijke nabepaling<br />
Opbouw van een NC<br />
Het kleine café tegenover de Blandijn<br />
BIJVOEGLIJKE BIJVOEGLIJKE<br />
VOORBEPALING<br />
NABEPALING<br />
- zegt iets meer over ‘café’ - zegt iets meer over ‘café’<br />
- staat VOOR ‘café’<br />
- staat NA café<br />
- café = zn - café = zn<br />
DETERMINATOR:<br />
KERN: = zn<br />
- geeft aan of de kern bij de luisteraar al bekend is<br />
- meestal lidw, soms ook aanw./bez. vnw, genitief<br />
Opbouw van een NC<br />
Het bijzonder kleine café vlak tegenover de Blandijn<br />
BIJWOORDELIJKE<br />
VOORBEPALING<br />
- zegt iets meer over ‘kleine’<br />
- staat VOOR ‘kleine’<br />
- ‘kleine’ ≠ zn<br />
Bijvoeglijke<br />
voorbepaling<br />
bij café<br />
Determinator Kern = zn<br />
BIJWOORDELIJKE<br />
VOORBEPALING<br />
- zegt iets meer over ‘tegenover’<br />
- staat VOOR ‘tegenover’<br />
- ‘tegenover’ ≠ zn<br />
Bijvoeglijke<br />
nabepaling<br />
bij café<br />
Woordsoorten in het Nederlands 6