Ontwerp-peilbesluit - Waterschap Groot Salland
Ontwerp-peilbesluit - Waterschap Groot Salland
Ontwerp-peilbesluit - Waterschap Groot Salland
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
noodzakelijk om de drooglegging op een bedrijfseconomisch aanvaardbaar niveau te<br />
houden. De snelheid van het oxidatieproces is afhankelijk van: temperatuur, vochtgehalte,<br />
zuurstofvoorziening, zuurgraad en de aard van het veen. Oxidatie vindt voornamelijk plaats<br />
in het ontwaterde deel van het veen bij hogere temperaturen, dus tijdens de zomermaanden.<br />
De cyclus van maaivelddaling en peilverlaging gaat door tot al het veen verteerd is.<br />
De volgende methoden zijn gebruikt om een beeld te krijgen van de maaivelddaling die<br />
plaatsgevonden heeft:<br />
De hoogtelijnen kaart uit 1992 is vergeleken met de in 2006 gevlogen AHN kaart. Er is<br />
bepaald dat in de 14 jaar die tussen de verschillende metingen zit het maaiveld circa 10<br />
cm is gedaald. Dit komt neer op een daling van 0,7 cm per jaar.<br />
In de Toelichting op het <strong>peilbesluit</strong> Haerst-Genne (Tauw, 1992, bijlage 9) wordt de<br />
maaivelddaling geschat op circa 0,5 cm per jaar. Hierbij wordt vermeld dat deze<br />
schatting wordt bevestigd door gemeten maaivelddaling.<br />
Alterra heeft in Haerst-Genne onderzoek gedaan naar de maaivelddaling (bijlage 10). Uit<br />
dit onderzoek kwam naar voren dat oxidatie het belangrijkste proces is dat de<br />
maaivelddaling veroorzaakt. Het maaiveld zakt door oxidatie enkele mm tot 1,3 cm per<br />
jaar.<br />
Voor het vervolg worden de resultaten van Alterra gehanteerd.<br />
De dikte van het veen in dit gebied neemt van oost naar het west toe. Aan de oostzijde komt<br />
het minste veen voor, Alterra heeft diktes gemeten van 20 cm. Aan de noord-westzijde is het<br />
veenpakket het dikst hier zijn diktes gemeten tot 140 cm. (bijlage 11).<br />
4.4 Geohydrologie<br />
De bodemopbouw wordt gekenmerkt door een slecht doorlatende Holocene deklaag van<br />
wisselende dikte en samenstelling, met daaronder een goed doorlatend watervoerend<br />
pakket (Formatie van Boxtel, Kreftenheye, Urk). In bijlage 12 is een dwarsprofiel van het<br />
geohydrologisch model weergegeven (bron: Dinoloket). Het watervoerend pakket reikt tot<br />
een diepte van circa 80 m en is onderverdeeld in watervoerende pakketten 1, 2A en 2B.<br />
Hoewel het pakket in de omgeving van Zwolle gestuwd is bevinden zich geen scheidende<br />
lagen van betekenis binnen het watervoerend pakket. WVP1, 2A en 2B vormen daardoor<br />
een aaneengesloten geheel, dat aan de onderkant begrensd wordt door een dikke<br />
scheidende laag (formatie van Tegelen, SDL 2).<br />
Deklaag<br />
De aanwezigheid, dikte en samenstelling van de deklaag is van belang voor de<br />
wisselwerking tussen het oppervlaktewatersysteem en het grondwater. Op plaatsen waar de<br />
deklaag meerdere meters dik is en de waterlopen de deklaag niet doorsnijden, zal de<br />
invloed van de waterlopen door de weerstand van de veenlaag op het diepere grondwater<br />
beperkt zijn. Dit heeft ook zijn weerslag op de uitstraling van hydrologische effecten naar de<br />
omgeving als gevolg van wegzijging van de streefpeilen.<br />
Tauw heeft de deklaagdikte en –weerstand in het gebied geanalyseerd op basis van de<br />
boorbeschrijvingen die via het Dino-loket kunnen worden opgevraagd. Uit de analyse blijkt<br />
dat de deklaagdikte in het algemeen minder is dan 1,5 m, zodat de meeste waterlopen de<br />
deklaag grotendeels of geheel doorsnijden. De afgeleide deklaagweerstand is daarbij vrijwel<br />
overal minder dan 200 dagen, wat gering te noemen is. De deklaag biedt dus weinig<br />
weerstand tegen (verticale) grondwaterstroming van en naar het onderliggende<br />
watervoerende pakket<br />
Volgens de watersysteemkaart (bijlage 13) is het grootste deel van het gebied een<br />
kwelgebied. Aan de rand langs de Vecht en het Zwarte Water zijn de hogere gronden<br />
16