10.09.2013 Views

1 KLEIN-ig-HEDEN een projekt Ieder heeft zo zijn, soms ... - Origo

1 KLEIN-ig-HEDEN een projekt Ieder heeft zo zijn, soms ... - Origo

1 KLEIN-ig-HEDEN een projekt Ieder heeft zo zijn, soms ... - Origo

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>KLEIN</strong>-<strong>ig</strong>-<strong>HEDEN</strong><br />

<strong>een</strong> <strong>projekt</strong><br />

<strong>Ieder</strong> <strong>heeft</strong> <strong>zo</strong> <strong>zijn</strong>, <strong>soms</strong> tijdelijke, stokpaardjes. Ik<br />

stel belang in het salesiaanse verleden gezien vanuit<br />

het heden, ofwel het heden van dat verleden. Zoals<br />

u zich herinnert schreef Henk Hendriks de historie<br />

van de eerste tien jaar van Leusden. De voorbereiding<br />

van de publikatie daarvan werd <strong>een</strong> <strong>projekt</strong> dat<br />

hopelijk dit jaar tot afronding zal komen. Hierbij<br />

presenteer ik het volgende Hendriks-<strong>projekt</strong>.<br />

Want hij <strong>heeft</strong> meer gedaan. Vor<strong>ig</strong> jaar liet hij mij<br />

zes schoolschriften zien waarin hij alle gedichten<br />

had overgeschreven die Jan Klein in <strong>zijn</strong> laatste<br />

levensjaar <strong>heeft</strong> gemaakt. Het gaat in totaal om<br />

1565 gedateerde en genummerde teksten, van de<br />

or<strong>ig</strong>inelen overgeschreven op 496 bladzijden. Voor<br />

wie het handschrift van Jan Klein kent is het<br />

duidelijk dat dit monnikenwerk is geweest.<br />

Om verschillende redenen ben ik geïnteresseerd in<br />

de gedichten van Jan Klein. Op de eerste plaats<br />

vind ik ze vaak heel mooi, vooral de liedteksten die<br />

we <strong>zo</strong> vaak ge<strong>zo</strong>ngen hebben. Ten tweede <strong>heeft</strong> hij<br />

mij als persoon altijd geïntr<strong>ig</strong>eerd, <strong>zo</strong>wel door <strong>zijn</strong><br />

levensstijl als door <strong>zijn</strong> opvattingen en visie. Maar<br />

nu ik zelf wat ouder wordt, wil ik ook graag weten<br />

hoe Jan <strong>zijn</strong> beginnende ouderdom <strong>heeft</strong> beleefd.<br />

En, sociaal als ik ben (!), dacht ik met<strong>een</strong> aan al die<br />

anderen voor wie Jan, in positieve of negatieve zin,<br />

iets <strong>heeft</strong> betekend. Dat werd dus, met toestemming<br />

van Henk, overtypen in de computer. Daarmee ben<br />

ik vanaf half mei 2001 de rest van dat jaar af en aan<br />

bez<strong>ig</strong> geweest, te beginnen met schrift nummer 6 en<br />

<strong>zo</strong> tot nummer 1. In het begin was dat in hoge mate<br />

"timmerwerk", wat me verleidde tot dit 'vers':<br />

Op Jan te slaan<br />

is mij <strong>een</strong> waar genoegen;<br />

Jan op te slaan:<br />

afwisseling<br />

van 't naarst<strong>ig</strong> zwoegen.<br />

Maar toen het einde van het werk in zicht kwam,<br />

werd het steeds meer <strong>een</strong> meditatie en zag ik weer<br />

de simpele schoonheid van veel gedichten. Voor<br />

Jan was kennelijk <strong>een</strong> nieuwe levensfase begonnen:<br />

<strong>een</strong> herdefiniëring van <strong>zijn</strong> bestaan als mens en als<br />

salesiaan. Hij was nog steeds <strong>een</strong> vroege vogel<br />

(vanaf <strong>zijn</strong> 40 e , omdat – <strong>zo</strong>als hij toen zei – grote<br />

geesten op die leeftijd nu <strong>een</strong>maal veranderden).<br />

Ook nog steeds <strong>een</strong> levend<strong>ig</strong>e, altijd bez<strong>ig</strong>e geest.<br />

Maar – als ik het wel heb – niet langer <strong>een</strong> rusteloos<br />

tot werken verplichte. En die ommekeer <strong>heeft</strong> mijn<br />

aandacht: wat gebeurde er met hem toen <strong>zijn</strong><br />

levensperspectief <strong>zo</strong> diepgaand veranderde? Viel<br />

hij in <strong>een</strong> diep gat, of was er <strong>een</strong> andere zingeving?<br />

Van 1973 tot aan <strong>zijn</strong> dood op 15 februari 1989<br />

behoorde hij tot de Leusder communiteiten.<br />

1<br />

Helaas heb ik hem in die jaren zelden gezien, laat<br />

staan gesproken. Ook daarom doet het me goed<br />

hem nu letterlijk van dag tot dag te kunnen volgen.<br />

Dat zal ongetwijfeld ook voor veel anderen gelden.<br />

Deze gedichten lopen van 1 januari 1988 tot 11<br />

februari 1989, de dag voordat hij tegen <strong>een</strong> niet<br />

tijd<strong>ig</strong> opgemerkte auto aanbotste en in coma raakte.<br />

Bij hem <strong>zijn</strong>, <strong>zo</strong> dicht bij <strong>zijn</strong> einde, dat <strong>heeft</strong> wat.<br />

In deze nieuwe rubriek wil ik <strong>zijn</strong> laatste levensjaar<br />

belichten, voor<strong>zo</strong>ver dat kan in <strong>zo</strong>'n kort bestek.<br />

Henk vertelde mij dat Jan 's-morgens heel vroeg op<br />

pad ging, te fiets, <strong>soms</strong> al voor <strong>zo</strong>nsopgang. Hij was<br />

voor negenen terug, waarna hij ontbeet. En in <strong>zijn</strong><br />

kamer schreef hij indrukken op van <strong>zijn</strong> tochten<br />

door bos en veld, dag in dag uit. Jan had hartklachten<br />

en <strong>zo</strong>cht beweging. Hij stelt ons nu voor:<br />

Mijn fiets<br />

heet Piet.<br />

'k Heb 't ros<br />

gedoopt<br />

om stand<br />

en loop<br />

in bos en land.<br />

Vergeet<br />

het niet:<br />

mijn fiets<br />

heet Piet. 366<br />

Zijn gehoor was al jaren slecht, en dat werd er niet<br />

beter op. Dat maakt <strong>een</strong> mens sociaal <strong>een</strong>zaam en<br />

werpt hem geestelijk terug op zichzelf. Deze "Piet"<br />

was hem, behalve vervoermiddel, <strong>een</strong> trouwe bondgenoot,<br />

<strong>een</strong> echte kameraad: "vergeet het niet". Een<br />

klein maar veelzeggend vers. Het typeert met<strong>een</strong> de<br />

verhouding tussen Jan en de natuur die hij doorkruiste:<br />

als <strong>een</strong> wederzijdse betrokkenheid.<br />

Ik herinner mij <strong>zijn</strong> liefde voor bomen, waar hij op<br />

wandelingen in de omgeving van Ugchelen vaak<br />

over sprak: de lerk, lork of lariks bijvoorbeeld.<br />

Voor mijn e<strong>ig</strong>en huis staat er <strong>een</strong>, en ik beschouw<br />

die als <strong>een</strong> trouwe vriend. Maar ook de kleinere<br />

gewassen hadden <strong>zijn</strong> volle aandacht en liefde. Hij<br />

beleefde wat hij waarnam als van binnenuit en alsof<br />

de natuur en hij één (be)levend geheel vormden.<br />

Tegen de <strong>zo</strong>n in rijen<br />

en schaduwspel-na-spel<br />

onder me door zien glijen;<br />

't wit wippend staartje wel,<br />

maar niet 't konijn zien vluchten;<br />

kruissporen van <strong>een</strong> jet;<br />

pijpestro paars van vruchten;<br />

<strong>een</strong> takkensihouet;<br />

lork die zich in <strong>zo</strong>n verkneukelt;<br />

<strong>een</strong> snoer konijnekeutels;<br />

<strong>een</strong> berkje in dorre kreukels<br />

bladgroen in tegenlicht<br />

en hei: natuurgedicht. 811


Wat valt ons op? Zijn voorkeur voor spreektaal en<br />

gewone woorden. Hij zegt "rijen" en "glijen" i.p.v.<br />

"rijden" en "glijden". Hij gebruikt de verkorting "’t"<br />

i.p.v. "het", terwijl die vaak toch <strong>een</strong> in het metrum<br />

passende, apart uit te spreken lettergreep vormt. En<br />

dan <strong>zijn</strong> "woordspel-na-spel"-combinaties. Ook het<br />

accent op visualia: <strong>een</strong> scherp oog voor details van<br />

vorm, kleur en beweging. En <strong>een</strong> rijk woordenpalet.<br />

2


<strong>KLEIN</strong>-<strong>ig</strong>-<strong>HEDEN</strong><br />

opstanding<br />

Een groot voordeel van dichten dag-voor-dag is de<br />

vindbaarheid van jaargetijden. Deze aflevering staat<br />

in het teken van lente en herrijzenis, van pasen in<br />

de dubbele betekenis van voorbijgang van de dood<br />

en van de wederopstanding tot het leven.<br />

ma. 7-03-1988<br />

Het nuchterste soort daglicht<br />

begroet mijn morgenrit<br />

en gooit merkwaard<strong>ig</strong> slaglicht<br />

uit men<strong>ig</strong>e hemelsplit<br />

op voorjaarslust van oorden<br />

nog nauw in groen gejast:<br />

de hoop te stil voor woorden<br />

de tint te fijn voor kwast.<br />

Noordwester l<strong>een</strong>t me wieken<br />

als ik me huistoe spoed<br />

langs tal van lentekieken<br />

die 't rijvolk niet vermoedt. 174<br />

<strong>Ieder</strong>e regel, ieder woord bijna bevat stof voor<br />

'exegese'. Je moet aandacht<strong>ig</strong> lezen en meevoelen<br />

wat hij tekent. Zijn bewust<strong>zijn</strong> beweegt zich op<br />

meer dan één niveau tegelijk: waarnemen in zien, in<br />

voelen van temperatuur en beweging, de distantie<br />

van schilder en fotograaf, en tenslotte ook nog <strong>zijn</strong><br />

afkeer van verkeerslawaai en en<strong>ig</strong>e irritatie jegens<br />

de mensen die het veroorzaken.<br />

vr. 11-3-1988<br />

Ontwaakte lorken vieren<br />

onder feestdronken lucht<br />

hun groene pluime-zieren:<br />

Beuken: hun knoppenvlucht,<br />

wijl eiken zich verstoppen<br />

in 't winterschraal skelet.<br />

(slechts puntjes aan wat knoppen<br />

<strong>zijn</strong> schuchter uitgezet).<br />

Berk stuwt <strong>zijn</strong> katjes krasser.<br />

De straalstreep rafelt dwars.<br />

IJs krist en krast de plassen,<br />

bevracht het rijmgraag gras.<br />

Nevel bestijgt de velden<br />

maar stammen houden <strong>zo</strong>n<br />

en 't onderbos mag melden<br />

dat lente toch begon.<br />

Iets lauws komt mij onthalen<br />

op koele kinder<strong>zo</strong>en:<br />

en 't slankt de glinsterkralen<br />

aan vorststijf naaldengroen. 187<br />

Wat mij intr<strong>ig</strong>eert is niet all<strong>een</strong> de scherpe waarneming,<br />

maar misschien nog wel meer de concentratie<br />

waarmee die vastgehouden wordt tot na het ontbijt,<br />

tot in <strong>zijn</strong> werkkamer. Zie je hem nog voor je: met<br />

die broedende blik in <strong>zijn</strong> ogen, teruggetrokken in<br />

<strong>zijn</strong> gedachten? Die toestand werd vroeger in niet<br />

geringe mate bevorderd door het heil<strong>ig</strong> stilzwijgen<br />

3<br />

(sacrum silentium) waar we allemaal, met meer of<br />

met minder genoegen, van hebben geproefd.<br />

do. 24-03-1988<br />

Een onbevangen morgen<strong>zo</strong>n<br />

gooit gaanderijen open<br />

die van waar lente en dag begon<br />

pal naar het westen lopen,<br />

en hangt alom de pronk ten toon<br />

die winters weg kan wuiven<br />

of die (zie 't jeugd<strong>ig</strong> beukeschoon)<br />

met 't rose vlies gaat schuiven.<br />

Dan blaast de west één schrille toon<br />

en oostgloed valt in du<strong>ig</strong>en. 223<br />

In <strong>zijn</strong> lessen besprak hij de allitteratie. Daarvan<br />

<strong>zijn</strong> ook bij hem veel voorbeelden te vinden, heel<br />

functioneel: versterking van de suggestie van beweging<br />

en ruimte, je voelt het gewoon gebeuren. En<br />

dan het contrast dat wordt opgeroepen door de<br />

abrupte verandering van klank en ritme: vergankelijkheid,<br />

niets op aarde is onbedre<strong>ig</strong>d en blijvend.<br />

Maar dan is het Pasen, evenals dit jaar begin april.<br />

za. 2-04-1988<br />

Paasgebleekt, de groene grassen<br />

en de grauwe vrijdagnacht.<br />

Splinterijs op vrije plassen<br />

en hoogpol<strong>ig</strong> witte vacht<br />

op de wijde Trekerheide<br />

bij verrassing aangebracht.<br />

Over de onschuld van de planten<br />

rijst de blos van ooster<strong>zo</strong>n.<br />

Bol staan zeilen aan de wanten<br />

van de blauwe hemelkom.<br />

Kleine dalen | vult <strong>een</strong> vale<br />

mist en maakt ze stil en stom.<br />

Nevel nestelt ook in hoge<br />

kruinen, waar men ernaar smacht<br />

dat in 't oude nest van vogels<br />

lenteleven eind'lijk lacht.<br />

En bij 't koude | hofgraf houden<br />

paasherauten dodenwacht. 244<br />

In die twee laatste regels staan we plotseling bij het<br />

graf van Jezus. Voor mij herleeft daardoor als bij<br />

toverslag <strong>zijn</strong> voorlezing van <strong>een</strong> lang paasgedicht<br />

(van Gabriël Smit in de Volkskrant?) over Maria<br />

Magdalena bij het Graf. Dat is de menselijke geest:<br />

associatie en onmiddellijke sprongen in ruimte, tijd<br />

en betekenis – <strong>zo</strong>wel bij de dichter als bij de lezer –<br />

in meer dan één richting.<br />

<strong>zo</strong>. 3-04-1988<br />

1e Paasdag<br />

Het voorjaar l<strong>ig</strong>t te slapen<br />

in de oude boerenschuur<br />

van 't winterbos. Te gapen<br />

hangt <strong>zo</strong>n op oostermuur.<br />

't Is tijd, Boer Zon, 't is pasen.<br />

Je bed uit, moe Natuur. 245


Nog <strong>een</strong> paar kenmerken van <strong>zijn</strong> poëzie: de humor<br />

en de personifiëring: hier van de <strong>zo</strong>n en van de<br />

natuur. Vaak <strong>een</strong> zekere 'boert<strong>ig</strong>heid' in de zin van<br />

goedmoed<strong>ig</strong>e, maar vaak illusoire familiariteit.<br />

Stap voor stap van buiten naar binnen en terug, <strong>zo</strong><br />

gaan de gedachten van de vroege fietser. De natuur,<br />

de Geest die waait, de wind waarop zich verspreidt<br />

wat wij zaaien en tot leven komt in vele vormen.<br />

De herinnering aan de goddelijke presentie, door<br />

Jezus aangezegd, waar mensen samen <strong>zijn</strong>, eten en<br />

drinken, werken en bidden in <strong>zijn</strong> naam. Voor wat<br />

wezenlijk is <strong>heeft</strong> de mens g<strong>een</strong> woorden.<br />

<strong>zo</strong>. 3-04-1988<br />

In het eerste verschijnen de bomen.<br />

Daarachter – 't is Pasen – het wit.<br />

Het kan van de nevelen komen<br />

of van rijm die aan minima klit.<br />

Er is ijs. Er is rood op de konen<br />

van den Oost. Er is altijd nog dit:<br />

Koele Geest die 't gezicht me komt aaien<br />

en gelijk heel het aardrijk omvat.<br />

Wilde Geest waar de woorden op waaien<br />

die de Vader voor 't uit<strong>zo</strong>eken had.<br />

Geest die 't leven geeft waar wij iets zaaien:<br />

Geest van Wijn, Geest van Brood.<br />

Er is Dat. 246<br />

4


<strong>KLEIN</strong>-<strong>ig</strong>-<strong>HEDEN</strong><br />

groei en bloei<br />

Wie weet welke lente de laatste zal <strong>zijn</strong> die we<br />

meemaken op deze aarde, welke <strong>zo</strong>mer we voor het<br />

laatst tot bloei zien komen. Jan had er g<strong>een</strong> idee van<br />

dat 1988 <strong>zijn</strong> laatste volle levensjaar <strong>zo</strong>u <strong>zijn</strong>, al<br />

dacht hij voortdurend na over leven en dood. Hij<br />

voelde zich ook toen weer als herboren, <strong>zo</strong>als klinkt<br />

in <strong>zijn</strong> gedicht "beloken pasen" van dat jaar:<br />

za. 10-04-1988<br />

Ik sta, weer <strong>een</strong>s vernieuwd, <strong>een</strong> <strong>zo</strong>ndagmorgen.<br />

Het pluis-op-blauw schuift zuidoost naar de <strong>zo</strong>n.<br />

Het pluis-op-groen stikt van stil lachgegorgel,<br />

extatisch van mijn leven dat begon. 268<br />

di. 12-04-1988<br />

Het lichaam veroudert met de jaren<br />

maar er is iets in ons dat jong blijft en<br />

extatisch, alsof het er middenin maar<br />

toch ook buiten staat. Leven <strong>zijn</strong> we<br />

dat nooit begon, ook nooit eind<strong>ig</strong>t<br />

maar aanvoelt alsof het op ieder<br />

moment opnieuw begint. Dat zien we<br />

in de ogen van het kind en van de<br />

heil<strong>ig</strong>e: verwondering.<br />

di. 12-04-1988<br />

Zomer wacht voor de deuren.<br />

Kastanjeschildjes scheuren.<br />

Groen piept groen voor de dag<br />

maar 't wordt het groot gebeuren:<br />

straks zwiert in alle kleuren<br />

aan elke steng <strong>een</strong> vlag. 278<br />

Ik vraag me af of we echt kunnen zien<br />

<strong>zo</strong>nder het geziene in zekere zin ook te<br />

<strong>zijn</strong> en te <strong>zijn</strong> in het zien als proces.<br />

Die ver<strong>een</strong>zelv<strong>ig</strong>ing van leven met<br />

leven bespeuren we heel duidelijk bij<br />

Jan. Het klinkt alsof hijzelf met de<br />

vlag staat te zwaaien, even groen als<br />

het kastanjeblad. Hij vierde feest, al<br />

keek hij vaak nors. En dát bezielde ook<br />

<strong>zijn</strong> haast klassieke liedteksten.<br />

Elke heldere dag hebben douglas<br />

zich diepbrons staan te baden in licht<br />

dat nu maanden al niet meer <strong>zo</strong> vroeg was<br />

en <strong>een</strong> feest in metaalkleuren sticht:<br />

licht op krenteboom: rood koper tover;<br />

veld van messing waar 't pijpestro had;<br />

kopergroen: elke stam <strong>zo</strong>nder lover;<br />

roest<strong>ig</strong> bruin: 't oude beukehaagblad;<br />

oudheids goud waar 't licht hoog wordt geboren;<br />

glimmend staal waar er berken bestaan;<br />

zilverwit over rijp als rijp koren<br />

zilverblauw op de mist, op de maan . . .<br />

Nu schiet <strong>zo</strong>n, tussen stammen verloren,<br />

als gesmolten rood goud op mij aan. 279<br />

5<br />

Pijpestrootje (molinia), smele: het <strong>zijn</strong> maar <strong>een</strong><br />

paar van de plantennamen die we keer op keer<br />

terugzien in <strong>zijn</strong> verzen. Vooral het pijpestro is te<br />

volgen in al <strong>zijn</strong> vormen door het jaar, als <strong>een</strong><br />

mensenleven bijna. Hierbij <strong>een</strong> afbeelding ervan:<br />

niets is gewoner, maar het vertoont zich in alle<br />

pracht van de wereld: geel, wit, blauw en goud.<br />

ma. 16-05-1988<br />

Het slanke grijs van smele<br />

verrast mij tussen 't gele,<br />

verweerde pijpestro.<br />

Het glanst en blijft niet <strong>zo</strong>:<br />

het Al is daar voor 't Vele. 407<br />

Die vijfde regel, dat is weer <strong>een</strong> denkertje: het Al is<br />

daar voor 't vele. Voor wie wil mediteren: kijk naar<br />

het gras, dat zei Jezus al, en kijk wat je ziet. Je ziet<br />

jezelf, want "als god het gras, dat vandaag bloeit en<br />

morgen verdort, al <strong>zo</strong> mooi kleedt, hoeveel meer<br />

<strong>zo</strong>rgt hij dan voor u, lieve mensen." Het leven gaat<br />

voorbij, maar niet <strong>zo</strong>maar. Het Al vindt z'n uitdrukking<br />

en schoonheid in het vele, dat per individu niet<br />

meer dan <strong>een</strong> vonkje is, maar <strong>een</strong> gloeiende brand<br />

als geheel. G<strong>een</strong> geheel <strong>zo</strong>nder de deeltjes, g<strong>een</strong> Al<br />

<strong>zo</strong>nder Schepping. Wij <strong>zijn</strong> één in Al en Al in één.<br />

za. 21-05-1988<br />

't Gaat gauw. – Hoog smelegras<br />

schept 't bosdécor nu pas<br />

tot duinen groen, in lagen,<br />

kruid, struik en kruin. – Maar 't moor<br />

is omgetoverd door<br />

de rijp op palmenhagen,<br />

spierwit op oud ivoor<br />

van pijpestro. – De <strong>zo</strong>n<br />

dooit dit laat winterdom,<br />

slaat er <strong>een</strong> macht van vonken<br />

uit met soevereine hand:<br />

strooit gruizeldiamant.<br />

't Hooi blijft met sneeuwpluis pronken,<br />

maar wordt weer lenteland. 432<br />

Het bleef lang koud in dat jaar: er is ver in mei nog<br />

sprake van 'rijm' en 'laat winterdom'. Maar het lijkt<br />

hem niet te deren, van koude handen hoor ik niets.<br />

In 1981 kocht ik Krishnamurti's Notebook, dagboek<br />

van Jiddu Krishnamurti over zeven maanden. Ik<br />

was benieuwd hoe <strong>een</strong> 'Verlichte' <strong>zijn</strong> dagen beleefde.<br />

Hij wandelde veel in de natuur, en beschreef in<br />

proza wat hij zag. Aan dat boek moest ik denken bij<br />

het lezen van Jan <strong>zijn</strong> gedichten: ook <strong>een</strong> dagboek,<br />

ook beschrijving van wat hij waarnam in de natuur,<br />

en van <strong>zijn</strong> gedachten en gevoelens daarbij.<br />

Beide auteurs <strong>zijn</strong> diep rel<strong>ig</strong>ieus, en beiden laten de<br />

dingen voor zich spreken. Helder, kritisch, stil en<br />

vol ontzag en verwondering gaan zij op in het grote<br />

levende geheel. Dat velen van ons vele jaren van<br />

hun leven temidden van bomen en ander groen<br />

hebben doorgebracht mogen we als <strong>een</strong> bij<strong>zo</strong>ndere<br />

zegen beschouwen: de tuinen (van pater Fischer,


van Jan Finkers, waar ook Jan Klein <strong>zo</strong>veel van<br />

hield en wist), de velden (denk aan het graan en de<br />

lupine), het ga<strong>zo</strong>n, de vijver en het bos . . .<br />

za. 21-05-1988<br />

In mijn bewondering<br />

voel ik <strong>een</strong> kleine kring<br />

gedachtenis Ontluiken<br />

en kan op<strong>een</strong>s verstaan<br />

hoe ik Iemand, mét dit saam,<br />

diep in mijn hart kan sluiten<br />

en laten daar begaan. 434<br />

6


<strong>KLEIN</strong>-<strong>ig</strong>-<strong>HEDEN</strong><br />

interpretatie<br />

De herinnering aan <strong>een</strong> mens als Jan Klein is voor<br />

ieder die hem gekend <strong>heeft</strong> anders. Uit alle door de<br />

jaren verzamelde indrukken hebben wij persoonlijk<br />

<strong>een</strong> beeld van hem gevormd. Dat is ons dierbaar of<br />

we staan er ambivalent tegenover, of we hebben er<br />

<strong>een</strong> grond<strong>ig</strong>e hekel aan: alles kan. Meestal vinden<br />

we het onaangenaam wanneer onze beelden op hun<br />

kop gezet worden door weergaven die er niet mee<br />

in over<strong>een</strong>stemming <strong>zijn</strong>. In de psychologie heet dat<br />

'cognitieve dissonantie'. Dat hebben we niet graag.<br />

Wanneer we <strong>een</strong> geschilderd portret van iemand<br />

zien, zal het ons wel of niet aanspreken, afhankelijk<br />

van het al of niet aansluiten van de indruk bij onze<br />

e<strong>ig</strong>en beeldvorming van die persoon. Deze rubriek<br />

bevat mijn persoonlijke weergave van mijn e<strong>ig</strong>en<br />

indrukken van de gedichten van Jan Klein. Het is<br />

heel goed mogelijk dat de lezer <strong>zijn</strong> e<strong>ig</strong>en gevoel<br />

daarover er niet in herkent, of ook dat de gedichten<br />

als <strong>zo</strong>dan<strong>ig</strong> hem <strong>een</strong> ander beeld geven van Jan dan<br />

hij op grond van andere dingen van hem <strong>heeft</strong>.<br />

Bevest<strong>ig</strong>ing van wat we al dachten of voelden is<br />

vaak makkelijker te accepteren dan <strong>een</strong> wijz<strong>ig</strong>ing<br />

van eerdere indrukken. Maar <strong>een</strong> mens is minder uit<br />

één stuk dan vaak wordt aangenomen. In ieder van<br />

ons huizen a.h.w. meerdere personen, die onderling<br />

heel verschillend van karakter en uitingsvormen<br />

kunnen <strong>zijn</strong>. Wat we menen te kennen als onze 'ziel'<br />

<strong>zo</strong>u wel <strong>een</strong>s <strong>een</strong> voortdurend wisselende<br />

combinatie kunnen <strong>zijn</strong> van door<strong>een</strong>vloeiende<br />

krachten, die ieder <strong>een</strong> e<strong>ig</strong>en weg schijnen te gaan.<br />

wo. 6-07-1988<br />

In mij huizen vele zielen.<br />

Zelden ben 'k met <strong>een</strong>tje vol.<br />

Zij verzeilen, snelle kielen,<br />

elk in e<strong>ig</strong>en heldenrol. 632<br />

Wat we verkiezen te <strong>zijn</strong> en te zien, wat we kúnnen<br />

<strong>zijn</strong> en zien is dus steeds maar <strong>een</strong> selectie uit alle<br />

mogelijkheden. We voelen ons thuis in de kleine<br />

kring van wat ons vertrouwd is. En dat is ons goed<br />

recht en heel verstand<strong>ig</strong>. Zo kijken we dus ook naar<br />

deze gedichten: herkennen wij daarin de mens die<br />

ze schreef, op <strong>een</strong> ochtend na <strong>een</strong> <strong>een</strong>zame fietstocht<br />

door bos en hei? Kunnen wij hem volgen op<br />

<strong>zijn</strong> weg? Sluiten we ons af of staan we open voor<br />

onverwachte perspectieven?<br />

wo. 31-08-1988<br />

Opgenomen in de vaarten<br />

– wolken staan die uit te kaarten<br />

op azuren koepelbaan –<br />

word ik weldra meegedreven<br />

in <strong>een</strong> leven <strong>zo</strong>nder leven<br />

onder peuter<strong>ig</strong>e maan.<br />

Vlak land, groot land l<strong>ig</strong>t me vreemder.<br />

'k Voel me in Zomerland ontheemder<br />

7<br />

naar ik langer sta en staar.<br />

Kleur<strong>ig</strong> opgaand levensbrouwsel,<br />

onder <strong>zo</strong>n <strong>een</strong> ondoorschouwsel:<br />

God, voor wie is 't openbaar?<br />

Voor de <strong>zo</strong>n. Die stift gestad<strong>ig</strong><br />

heller met haar goud de lading<br />

van de rare ruimteschuit,<br />

onbewogen door geheimen<br />

die zich moeilijk laten rijmen<br />

met haar e<strong>ig</strong>en hittebuit.<br />

Dus: terug naar 't ons vertrouwde.<br />

't Is gebleven bij 't aloude<br />

en de luchtmacht is bedaard:<br />

maatloos ijle wolkenwaaiers<br />

lijken losse windafzwaaiers<br />

boven groei van vaster aard. 878<br />

Evenals de historische Jezus – zich bewust van <strong>zijn</strong><br />

wezen en <strong>zijn</strong> roeping, en van wat de mens is en<br />

dient te <strong>zijn</strong> – <strong>zijn</strong> blijde boodschap misschien nog<br />

maar nauwelijks <strong>zo</strong>u herkennen in datgene wat <strong>zijn</strong><br />

vrome volgelingen ervan gemaakt hebben, <strong>zo</strong> <strong>zo</strong>u<br />

Jan Klein in mijn bespreking en interpretatie van<br />

<strong>zijn</strong> gedichten <strong>zijn</strong> bedoelingen misschien niet<br />

hebben herkend. Van de ene kant laat dit mijn<br />

indruk ervan onverlet, van de andere kant hoeft<br />

niemand die dit leest zich daar aan te storen.<br />

za. 9-01-1988<br />

Donkergroen bevroren vlammen<br />

grijpen naar de hemelboog<br />

waar ik fiets langs beukestammen,<br />

met <strong>een</strong> snelle blik omhoog.<br />

Door onwelkbaar hout-met-naalden<br />

word ik nog steeds nagewuifd,<br />

fris door sparren, stijf door vale<br />

grove dennen. Dun geluid.<br />

Onherhaalbaar elk <strong>een</strong> e<strong>ig</strong>en<br />

rijke, unieke wereldrond,<br />

bomen, klaar tot dalen, stijgen<br />

in en op uw moedergrond,<br />

leven zu<strong>ig</strong>end of verstikkend<br />

e<strong>ig</strong>enmacht<strong>ig</strong>, <strong>zo</strong>nder roof,<br />

weerbaar stelsel fijne of dikke<br />

wortel, stam, tak, schors en loof. 24<br />

We <strong>zijn</strong> zelf als <strong>een</strong> boom in het bos, we wuiven<br />

Jan na op onze e<strong>ig</strong>en manier: ieder mag <strong>zijn</strong> <strong>zo</strong>als<br />

hij is, onherhaalbaar, ieder <strong>een</strong> wereld op zichzelf;<br />

dat is geboorterecht, g<strong>een</strong> roof. Al teveel <strong>heeft</strong> men<br />

ons vroeger de gedachte willen opdringen dat we<br />

niet goed waren, dat onze kop eraf moest, dat<br />

daarvoor in de plaats <strong>een</strong> standaard-hoofd moest<br />

komen: hout van buiten, zaagsel van binnen. Maar<br />

dat is niet wat Jezus ons <strong>heeft</strong> willen laten zien; dat<br />

is niet wat Jan ziet in het levende bos.<br />

Wat ik graag met ieder van u wil delen is het gevoel<br />

met Jan mee te fietsen en te genieten van de bomen<br />

en het landschap om ons h<strong>een</strong>, <strong>zo</strong>als we vroeger<br />

deden tijdens de wandelingen, als hij ons de lorken<br />

wees, de vogelkers, de hei, de sparren en dennen op


de zandheuvels in de omgeving van Ugchelen. Dat<br />

was pure schoonheid voor <strong>een</strong> jongensziel, ondanks<br />

hete <strong>zo</strong>n, of regen en wind en pijnlijke voeten. Het<br />

is g<strong>een</strong> toeval dat <strong>zo</strong>'n omgeving gevoel<strong>ig</strong> maakt<br />

voor het hemelse, <strong>een</strong> "paradijs" immers.<br />

di. 12-01-1988<br />

Al 't lover is teloorgegaan.<br />

Door tekentakken schijnt de maan.<br />

De hemel is tot stolp van licht<br />

over <strong>een</strong> kostbaar ding gesticht:<br />

Kristalijs biest de baan.<br />

Een maagdeborst, die halve maan;<br />

het takkenspel: <strong>een</strong> saambestaan<br />

naar wildste wetten uitgebouwd<br />

waarop de Kunstenaar vertrouwt.<br />

Een nevel doezelt 't woud.<br />

Maar vrije stammen treden aan<br />

in rom<strong>ig</strong> schijnsel dat de maan<br />

haar boezem aait vanuit het lint<br />

waar rosarood de dag begint<br />

nog voor het <strong>zo</strong>nsopstaan.<br />

Dan keilt de <strong>zo</strong>n langs baan aan baan<br />

door mist <strong>zijn</strong> schot op kegels aan<br />

die hangen, in <strong>een</strong> sparrekroon,<br />

te glanzen met <strong>een</strong> bronsvertoon<br />

van schoonste schubbenschoon.<br />

Veel schoonheid ook op 't Leusderveld,<br />

weer anders dan al is gemeld:<br />

de <strong>zo</strong>n l<strong>ig</strong>t, aan zichzelf gewijd,<br />

tot blankste bleken uitgespreid:<br />

alles is schoon, is wijd.<br />

Zo'n wintermorgen gaat z'n gang<br />

in ondoorgrondbre samenhang<br />

tot iets dat, duizendmaal gezien,<br />

gestalten krijgt als nooit voordien<br />

en schreeuwt om dicht of zang. 27<br />

8


<strong>KLEIN</strong>-<strong>ig</strong>-<strong>HEDEN</strong><br />

god nabij<br />

In april 1942 werd Jan tot priester gewijd. Evenals<br />

don Bosco had hij de gave van het woord, al sprak<br />

hij niet – <strong>zo</strong>als hij <strong>soms</strong> ten onrechte m<strong>een</strong>de – de<br />

taal van 'gewone' mensen. Daarvoor leefde hij te<br />

zeer in <strong>een</strong> e<strong>ig</strong>en wereld. Maar in z'n hart moest hij<br />

niets hebben van hoogdravendheid, gekunsteldheid.<br />

Jan was, ondanks de schijn van het tegendeel, <strong>een</strong><br />

zeer <strong>een</strong>voud<strong>ig</strong> man. Maar wel <strong>een</strong> man met <strong>een</strong><br />

hoofd vol kennis, gevoelens en gedachten.<br />

Zijn leven was doortrokken van rel<strong>ig</strong>iositeit, die in<br />

de loop der jaren verschillende uiterlijke vormen<br />

<strong>heeft</strong> gehad. Wie jarenlang <strong>zijn</strong> Mis <strong>heeft</strong> gediend<br />

kent er tenminste twee van: de onvolgbaar snelle als<br />

gevleugelde dictie, en de uiterst geconcentreerde en<br />

<strong>zo</strong>rgvuld<strong>ig</strong>e precisie en lyrisch geladen devotie van<br />

de volgende fase. Ik mocht ze allebei wel. Daarbij<br />

nog <strong>zijn</strong> onzekerheid over de betrouwbaarheid van<br />

het wonderbaarlijke, <strong>zijn</strong> aarzelend gelov<strong>ig</strong> <strong>zijn</strong>.<br />

Van de ene kant schreef hij vol overtu<strong>ig</strong>ing devote<br />

artikelen en boeken, van de andere kant twijfelde<br />

hij aan de waarschijnlijkheid van het wonder in <strong>zijn</strong><br />

e<strong>ig</strong>en 'praktijk'. Hij had het er wel <strong>een</strong>s moeilijk<br />

mee, wat kenmerkend is voor <strong>zijn</strong> type huwelijk<br />

van geloof en rede. Maar altijd was er het verband<br />

tussen natuurlijke en bovennatuurlijke schoonheid.<br />

Hij ervoer het goddelijke in de natuur om zich h<strong>een</strong>.<br />

Dat had hij gem<strong>een</strong> met <strong>een</strong> man als Gezelle.<br />

Ik heb natuurlijk ge<strong>zo</strong>cht naar gedichten waarin hij<br />

zich biddend of beschouwend wendt tot het goddelijke.<br />

Wat mij opvalt is dat hij dat persoonlijk ziet<br />

in Jezus en in Drieëenheid. Daarbij overheerst <strong>soms</strong><br />

besef van afstand, <strong>soms</strong> <strong>een</strong> soort amicale vertrouwelijkheid<br />

die me illusoir toeschijnt. En <strong>soms</strong> is er<br />

iets als <strong>een</strong> persoon-loze natuurmystiek die me wel<br />

<strong>zo</strong> lief en nabij is. En dat alles oog in oog met de<br />

<strong>zijn</strong> ne<strong>ig</strong>ing tot somberheid.<br />

vr. 10-06-1988<br />

Pessimisme is <strong>zo</strong>nder grond<br />

pessimisme is onge<strong>zo</strong>nd<br />

pessimisten worden ziek<br />

optimisten blijven feesten<br />

altijd op de wiek! 518<br />

En ook <strong>zijn</strong> angst voor de dood in verband met <strong>zijn</strong><br />

hartkwaal is hem vaak <strong>een</strong> kwelling.<br />

vr. 10-02-1989<br />

De wintervormen van Natuur<br />

beduiden: <strong>een</strong>voud, overzicht,<br />

bepaalbaarheid van ruimte en duur,<br />

beschikbaarheid voor licht. –<br />

Daar stormt <strong>een</strong> angstbezeten ree<br />

bos uit, bos in, dwars over 't pad,<br />

en stoort de wijsbeger<strong>ig</strong>e vree<br />

van mijn aanbiddend hart.<br />

9<br />

God telt mijn angsten <strong>zo</strong>nder tal.<br />

Ze ratelen me in de borst,<br />

en sterven weg. G<strong>een</strong> hartaanval.<br />

Slechts heter Vredesdorst. 1560<br />

Maar op goede momenten overspoelt hem <strong>zo</strong>maar<br />

<strong>een</strong> gevoel van schoonheid en gelukzal<strong>ig</strong>heid, <strong>zo</strong>als<br />

we dat in de <strong>zo</strong>mer op onze wekelijkse wandelingen<br />

rond Ugchelen wel meemaakten.<br />

di. 1-11-1988<br />

Ik sta benee <strong>een</strong> stuk<br />

waar even <strong>zo</strong>n in klettert<br />

en word me daar bespetterd<br />

met allerlichtst geluk. 1130<br />

Vrolijker dan andere dagen<br />

staat geboomte naast m'n pad<br />

<strong>zijn</strong> geluksglans uit te dragen,<br />

tierelierend nat. 1131<br />

Wel is hij zich daarbij bewust van de mogelijkheid<br />

van <strong>projekt</strong>ie, die iets anders is dan het vinden en<br />

ontmoeten van God. Het gevoel kan je misleiden.<br />

di. 2-08-1988<br />

Denk niet dat je hem<br />

<strong>zo</strong> maar kunt vinden.<br />

Denk dat maar niet,<br />

als deze stille stem<br />

die jij beminde,<br />

niets beters was<br />

dan de bas van je lied. 744<br />

Maar altijd hoort hij <strong>een</strong> echo van de eeuw<strong>ig</strong>heid,<br />

van het zal<strong>ig</strong>e bestaan buiten en na dit aardse leven.<br />

Dat verwart hem en stemt hem tegelijkertijd gelukk<strong>ig</strong><br />

en verdriet<strong>ig</strong>.<br />

do. 14-07-1988<br />

Achter de duisterende sparren<br />

lokt mij het lichtende land.<br />

Heimwee? Een lieflijk verwarren<br />

haakt mij en houdt mij de hand. 656<br />

Daar voelt hij zich klein bij, maar met<strong>een</strong> ook vol<br />

vertrouwen en opgenomen in het grote geheel van<br />

de schepping. Dat is natuurmystiek!<br />

di. 4-10-1988<br />

Dit centerpitje van kristal<br />

beseft – <strong>een</strong> vlaag geluk – dat hij<br />

één drup is uit de wereldbui<br />

en 't midden van 't heelal. 1015<br />

Maar dan met <strong>een</strong> christelijke, op de persoon van<br />

Jezus gerichte houding. Een beetje speels en ludiek,<br />

met die toespeling op <strong>zijn</strong> familienaam, maar toch<br />

als prinsenkind incognito, in het volle besef van<br />

<strong>zijn</strong> door Jezus geleerde waard<strong>ig</strong>heid als mens.


di. 4-10-1988<br />

Ik ben maar Klein<br />

Ik heet maar Jan,<br />

gering in goudgehalte,<br />

met op <strong>zijn</strong> wenk<br />

<strong>een</strong> leger van<br />

Jouw dienaars:<br />

Jouw gestalten. 1020<br />

Hij verwachtte hulp van de drieëne God wanneer<br />

hij zichzelf tot last was. Hij kende de menselijke<br />

ontoereikendheid en de onvrede met zichzelf. Hij<br />

wilde anderen noch zichzelf te hard vallen, omdat<br />

de mens het nu <strong>een</strong>maal niet op e<strong>ig</strong>en kracht kan.<br />

vr. 4-11-1988<br />

di. 19-07-1988<br />

In monoloog met U<br />

zit ik mezelf te pellen<br />

en oordeeltjes te vellen<br />

als onderwegmenu. 1157<br />

Pas na lange strijd<br />

eind aan 't zelfverwijt<br />

van passiviteit.<br />

Woord dat mij bevrijdt?<br />

"Godsgenoegzaamheid". 674<br />

vr. 8-04-1988<br />

∆ is <strong>een</strong> heer die zwijgt,<br />

maar altijd is gene<strong>ig</strong>d<br />

de vonk weer aan te blazen<br />

die wij doen doven, dwazen. 265<br />

Let daarbij op de impliciete verwijzingen, <strong>zo</strong>als<br />

naar het "oordeelt niet", ook niet over jezelf; het<br />

onderweg <strong>zijn</strong>, en het menu dat je daarbij kiest; de<br />

strijd tussen de angst tekort te schieten en het vertrouwen<br />

op Gods hulp, de drieëne, maar toch ene.<br />

Die perspectivering is hem als <strong>een</strong> tweede natuur<br />

geworden, meer vraag- dan uitroeptekens. Dat is de<br />

vrucht van ware intell<strong>ig</strong>entie en oprechtheid: g<strong>een</strong><br />

zelfgenoegzaamheid maar "Godsgenoegzaamheid",<br />

g<strong>een</strong> vertoon van kennis, maar <strong>een</strong>voud<strong>ig</strong>weg openstaan<br />

voor hulp en verlichting, volkomen bereid.<br />

di. 2-08-1988<br />

Als ik mezelf, <strong>soms</strong>,<br />

niet kan verdragen<br />

– je hebt <strong>zo</strong>'n dagen –<br />

geef dan met Drieën<br />

blijk van je wenken<br />

in 't doffe denken<br />

dat overblijft.<br />

Laat Je dan horen<br />

en hou me open<br />

voor 't onderlopen<br />

in Vloedgetij,<br />

want achter wallen<br />

onwelgevallen<br />

groeit mijn welwillen<br />

wankelloos vrij. 746<br />

10<br />

Vertrouwvol bidden om Gods hulp, dat is nod<strong>ig</strong> en<br />

dat doet hij <strong>zijn</strong> leven lang. Jan Klein was <strong>een</strong> man<br />

van gebed in vele vormen, met en <strong>zo</strong>nder woorden.<br />

ma. 31-10-1988<br />

Dit is wat gebed bedoelt,<br />

almacht die op onmacht stoelt<br />

en zichzelf de greep verbiedt.<br />

Zonder bidden wil het niet. 1126<br />

Hij neemt <strong>een</strong> voorbeeld aan de natuur, dieren en<br />

planten, waarmee hij <strong>zo</strong> vertrouwd is, en waar hij<br />

<strong>zo</strong> van houdt. Al is hij zich dan bewust van de<br />

waard<strong>ig</strong>heid van de mens, voor wie engelen bu<strong>ig</strong>en,<br />

hier doet hij bescheiden en vol bewondering <strong>een</strong><br />

stapje terug, en aanvaardt het niet door redenering<br />

en egocentrisme besmette leven als leraar, <strong>zo</strong>als de<br />

dichter van de psalmen dat ook deed.<br />

vr. 10-06-1988<br />

Hoor de psalm Natuur begroeten,<br />

niet omdat hij haar <strong>zo</strong>u moeten<br />

leren van hun Scheppergeest<br />

maar uit dank dat de eerste vromen<br />

vissen, sterren, vogels, bomen<br />

en niet mensen <strong>zijn</strong> geweest.<br />

Leer dan bidden van de grenen.<br />

Til uzelf niet op uw tenen<br />

om te leven naar Gods Zin:<br />

<strong>zo</strong>ek de <strong>zo</strong>nkant, vier in vreugde<br />

alles wat ter wereld deugde<br />

en zit nergens over in. 523<br />

Dat is dan met<strong>een</strong> salesiaanse spiritualiteit: maak je<br />

niet druk, heb maar vertrouwen, zie de <strong>zo</strong>nkant,<br />

wees blij... En ik wil deze beschouwing besluiten<br />

met <strong>een</strong> pracht<strong>ig</strong>e meditatie waarin, naar mijn<br />

gevoel, het diepste van <strong>zijn</strong> ziel naar boven komt.<br />

di. 26-07-1988<br />

Meditatie<br />

I<br />

Ruisende regen<br />

gaat me voorbij.<br />

Langs e<strong>ig</strong>en wegen<br />

praat Je met mij,<br />

kan ik ze horen:<br />

doodstille woorden.<br />

Ruisende regen<br />

ben Jij.<br />

II<br />

Hoe ik Je merk,<br />

maakt me niet uit:<br />

<strong>soms</strong> ben Je sterk,<br />

<strong>soms</strong> ben Je luid;<br />

meest ben Je stil,<br />

onhoorbaar zacht.<br />

Doe wat Je wil.<br />

Weet dat ik erg<br />

op Je wacht.


III<br />

Is 't <strong>een</strong> gebed?<br />

Is 't tijdverdrijf?<br />

Wat ik hier schrijf,<br />

is heel ons leven.<br />

Pen op papier,<br />

samen en hier.<br />

Dit is voor even<br />

de eeuw<strong>ig</strong>heid.<br />

IV<br />

Laat me maar los<br />

Ik hou Je vast.<br />

Ruim in m'n bast<br />

ruis Jij, m'n Bos.<br />

Wie wordt dit beu?<br />

Nooit is er Niets.<br />

Zeg Jij me iets,<br />

altijd weer hoor ik:<br />

"A Dieu". 708<br />

Jan leefde <strong>zijn</strong> laatste jaar als mens op deze aarde in<br />

hoop en verwachting. Zijn houding doet me denken<br />

aan de woorden van Paulus: "Vivere mihi christus<br />

est, et mori lucrum" (leven is voor mij christus, en<br />

sterven winst). Ook Jan houdt van dit leven in al<br />

<strong>zijn</strong> uitingsvormen, maar tegelijkertijd verlangt hij<br />

ernaar thuis en tot rust te komen. Tot het <strong>zo</strong>ver is<br />

gaat hij verder, per fiets, als pelgrim op bedevaart.<br />

Bijbels samengevat in deze geloofsbelijdenis:<br />

di. 1-11-1988<br />

Aan God gehecht (Rom.: 8, 28)<br />

vind je geluk in alles. 1133<br />

11


<strong>KLEIN</strong>-<strong>ig</strong>-<strong>HEDEN</strong><br />

in paradisum<br />

De dood was voor Jan <strong>een</strong> altijd aanwez<strong>ig</strong> feit. In<br />

<strong>een</strong> <strong>zo</strong>zeer door rel<strong>ig</strong>iositeit bepaald bestaan is dat<br />

niet vreemd. En door de paranormale begaafdheid<br />

van don Bosco is de salesiaanse spiritualiteit altijd<br />

doortrokken geweest van gedachten aan het hiernamaals,<br />

ook al lag het accent praktisch op maatschappelijke<br />

en pastorale activiteiten. Het numineuze leek<br />

heel nabij in de persoon van Jezus, Maria, de vele<br />

heil<strong>ig</strong>en en de overledenen uit e<strong>ig</strong>en kring. Wij<br />

<strong>zo</strong>ngen vaak het: "media vita in morte sumus..."<br />

Bij het ouder worden, wanneer de verplichtingen<br />

minder talrijk <strong>zijn</strong>, wordt de rel<strong>ig</strong>ieuze mens des te<br />

sterker geconfronteerd met de eind<strong>ig</strong>heid van <strong>zijn</strong><br />

aardse bestaan, en met de vraag wat de uiteindelijke<br />

betekenis ervan is. Niet ieder<strong>een</strong> kan daarmee uit de<br />

voeten, wat dan kan leiden tot <strong>een</strong> zich vastklampen<br />

aan welhaast fundamentalistisch starre 'zekerheden',<br />

tot <strong>een</strong> borreltje meer of tot <strong>een</strong> zekere oppervlakk<strong>ig</strong>heid<br />

en apathie. Zo niet Jan Klein. Een jaar<br />

voor <strong>zijn</strong> dood schreef hij:<br />

<strong>zo</strong>. 7-02-1988<br />

De dood is nog ver weg<br />

al leek hij me – nabij.<br />

Er stond misschien <strong>een</strong> heg.<br />

Hij was nog niet van mij. – 82<br />

Maar wat is nu <strong>een</strong> heg tussen mij en de dood? Een<br />

kwestie van niet-zien van wat heel dichtbij kan <strong>zijn</strong>.<br />

Alsof de dood maar even hoeft op te kijken om de<br />

mens te zien die hij halen moet. Jan <strong>zijn</strong> laatste<br />

levensjaar stond daarmee in <strong>zijn</strong> beleving ten zeerste<br />

in het teken van voorlop<strong>ig</strong>heid en onzekerheid. Zijn<br />

hartkwaal versterkte dit bewust<strong>zijn</strong> en de beklemming<br />

die ervan uitging. Maar hij ging niet bij de<br />

pakken neerzitten: hij trok erop uit, het bos in, met<br />

<strong>zijn</strong> vriend Piet, d.w.z. op de fiets.<br />

ma. 23-01-1989<br />

Mosheuvelring<br />

op lang verlaten stobben.<br />

Beteugeling:<br />

"Ga om de dood niet tobben." 1477<br />

Boomstronken ('stobben'), als monumenten van<br />

vergankelijkheid, ziet hij bezet met <strong>een</strong> neder<strong>ig</strong>e en<br />

geduld<strong>ig</strong>e levensvorm, <strong>een</strong> sacrament van transformatie<br />

en daarmee van wederopstanding, want<br />

letterlijk volgens de definitie: '<strong>een</strong> teken dat<br />

bewerkt wat het aanduidt'. Hij staat zichzelf g<strong>een</strong><br />

wanhoop toe, hij kiest voor <strong>een</strong> gelov<strong>ig</strong> openstaan,<br />

solidair (in saamhor<strong>ig</strong>heid en persoonlijke aansprakelijkheid)<br />

met alle levensvormen, en blindelings<br />

vertrouwend, waar ook Jezus al op wees in <strong>zijn</strong><br />

parabel van de graankorrel. Dit is de nu juist de<br />

kern van de blijde boodschap:<br />

12<br />

di. 15-3-1988<br />

Kruisvoer<br />

Alle leven gaat door dood<br />

gaat door doden bij miljarden.<br />

Leven kan all<strong>een</strong> door harden,<br />

dulden tot de diepste nood.<br />

Als de korrels van het graan,<br />

hoog geborgen in <strong>zijn</strong> vliezen,<br />

diep de duistere grond in gaan,<br />

<strong>zijn</strong> geboorte<strong>zo</strong>n verliezen<br />

zeggen: "Zomer lief, vaarwel!"<br />

zeggen: "Aardedonker, komen!"<br />

en zich voelen afgenomen,<br />

weggerot tot laatste cel.<br />

Enkel weten: 't Wordt geboren,<br />

wat zich uit mijn hart ontspon!<br />

Enkel denken: 'k Ben verloren<br />

maar kom weer mijn lieve Zon! 196<br />

Hij kijkt met en<strong>ig</strong>e verwondering naar zichzelf in de<br />

spiegel die de bomen hem voorhouden: hoe<br />

doorstaan zij en hij de winter, het koude sei<strong>zo</strong>en,<br />

waarin alle leven verloren schijnt? De vervlechting<br />

van kale takken en twijgen doet hem denken aan<br />

<strong>zijn</strong> gedichten waarin ook hij woorden, regels,<br />

gevoelens en gedachten verweeft tot <strong>een</strong> nieuwe<br />

synthese, <strong>een</strong> visie waarin leven sterker is dan de<br />

dood, ondanks de schijn van het tegendeel. Geloof<br />

is als <strong>een</strong> natuurkracht, primitief en fundamenteel.<br />

di. 5-04-1988<br />

Wie zich <strong>zo</strong> presenteert<br />

met strak boeket van twijgen<br />

<strong>een</strong> ganse winter lang<br />

maakt dat het me intr<strong>ig</strong>eert<br />

wat hij staat te verzwijgen<br />

aan episch grootse zang.<br />

Wat <strong>heeft</strong> <strong>zo</strong>'n harde reus<br />

tot schrijvens toe bewogen?<br />

Wat houdt hij <strong>zo</strong> bedekt?<br />

Is 't aarde- of waterkeus?<br />

Is 't hijsmacht uit den hoge?<br />

Is 't toekomst die hem trekt?<br />

Neem nu de dichterman<br />

wat dichter op de keper:<br />

Wat hem toch dichten doet?<br />

De roep der faam? Of dwang<br />

– genadeloos meeslepend –<br />

dat zien en doorzien móét? 255<br />

Dit was mijn vraag: hoe <strong>heeft</strong> Jan <strong>zijn</strong> laatste jaar<br />

beleefd? Hoe ging hij om met het perspectief van de<br />

dood? En hier vinden we het antwoord: vanuit <strong>een</strong><br />

kracht die hij ziet, maar zelf niet begrijpt, meer dan<br />

bewust geloof, iets als <strong>een</strong> natuurkracht. Hij voelt<br />

zich verbonden met alle leven op aarde. Daardoor is<br />

fietsen door bos en hei <strong>zijn</strong> meditatie geworden.<br />

Wat je ook ziet aan omgehakte of verdorde levensvormen:<br />

de dood is maar <strong>een</strong> verschijningsvorm van


veelvorm<strong>ig</strong>, oneind<strong>ig</strong> mooi, altijd verrassend, alomtegenwoord<strong>ig</strong><br />

leven. Zo ging Jan rond, stilletjes op<br />

z'n fiets, maar <strong>een</strong> en al oog, <strong>een</strong> en al oor.<br />

do. 12-05-1988<br />

Dauwtrappen op Hemelvaart<br />

Op mijn trappers naar de Poortweg.<br />

Elleboogpoort van oude eik<br />

biedt daar weidse veldenkijk.<br />

Licht beneveld groet mij Zon,<br />

die <strong>zijn</strong> hemelvaart begon.<br />

Dauw? G<strong>een</strong> drup te voelen, maar<br />

zie 'k g<strong>een</strong> glimmervonkje daar?<br />

Witbolgras! – De wereld zwijgt.<br />

Oosterbries, die <strong>heeft</strong> gedre<strong>ig</strong>d,<br />

raakt in 't Tempelbos aan 't dwalen;<br />

tracht <strong>zijn</strong> scha weer in te halen<br />

over stadsveld, open, bloot,<br />

waar men paardebonen poot.<br />

(Spiegelrussen in <strong>een</strong> sloot.)<br />

Op de v<strong>een</strong>weg groet ik gauw<br />

Onze Lieve Lourdes-vrouw.<br />

Vele kaarsjes druipen dauw.<br />

Hondsdraf doet <strong>een</strong> plas paarsblauw.<br />

Klimop rankt langs de grot omhoog.<br />

Stofzand stuift al haast, zó droog.<br />

't Bakst<strong>een</strong> van de boerderijen<br />

zu<strong>ig</strong>t de <strong>zo</strong>n op die 't kan krijgen;<br />

't zwarte lam <strong>zijn</strong> moeders melk.<br />

Waar Roelagerweg mij wenkt:<br />

Kruisheer achter paaspalmstruiken.<br />

Struik of kruid kan Hij niet ruiken,<br />

noch <strong>zijn</strong> land zien wijd ontluiken<br />

in al warmer <strong>zo</strong>nneschijn.<br />

Levend hangt Hij dood te <strong>zijn</strong> ...<br />

Gij die 't Lenteland doorwaart,<br />

Vogelen: tóón Hem Hemelvaart. 391<br />

Een van de gedichten uit dit laatste levensjaar van<br />

Jan deed me met<strong>een</strong> denken aan mijn laatste<br />

ontmoeting met hem. Het was in Pinardi in Leusden<br />

en ik liep achter Jan aan om hem gedag te zeggen,<br />

want hij ging weg, met z'n zussen mee naar ik m<strong>een</strong>.<br />

Hij zei me toen dat hij last had van <strong>zijn</strong> hart en zich<br />

daar <strong>zo</strong>rgen over maakte. Hij zei: "Ik leef van dag<br />

tot dag", waarop ik antwoordde: "Maar is dat niet<br />

het mooiste wat er is?" Hij zei toen: "Ja, misschien<br />

wel." En toen was hij weg. Dat was ons afscheid.<br />

Goed, ik heb mijn agenda's van veel jaren bewaard,<br />

en ik sla dus op: het weekeinde van dat gedicht. En<br />

op zaterdag 5 november 1988 blijk ik in Leusden te<br />

<strong>zijn</strong> geweest voor de bij<strong>een</strong>komst van medebroeders<br />

en oud-medebroeders! Een onvergetelijke bij<strong>een</strong>komst<br />

trouwens, waarvan ik nog foto's bewaar van<br />

mij en mijn vrouw Riet met Piet Alofs en met Henk<br />

Lansheer. De dag erna, op <strong>zo</strong>ndag en waarschijnlijk<br />

bij <strong>zijn</strong> zussen thuis in Ter Apel, schreef Jan de hier<br />

volgende moed<strong>ig</strong>e en gelov<strong>ig</strong>e regels:<br />

13<br />

<strong>zo</strong>. 6-11-1988<br />

Hak je kruis in je hart.<br />

Leef apart bij de dag.<br />

Heb g<strong>een</strong> <strong>zo</strong>rg. Sla maar acht<br />

op de Baas die je wacht.<br />

Dan <strong>heeft</strong> Geest alle macht<br />

van gekreun dat méér doet<br />

dan je ooit had gedacht of vermoed. 1169<br />

Dat is dus waarlijk <strong>een</strong> pracht<strong>ig</strong> gedocumenteerd<br />

afscheid geworden. En <strong>zo</strong> werd hij, al levend en<br />

dichtend "van dag tot dag", onverhoeds uit dit leven<br />

weggerukt, maar niet door <strong>zijn</strong> hartkwaal. Zo gaat<br />

dat: leven en dood <strong>zijn</strong> vol verrassingen. We<br />

kunnen beter leven van dag tot dag en bereid <strong>zijn</strong> te<br />

ondergaan en ten volle te beleven wat ons wacht. Ik<br />

wil deze rubriek besluiten en afscheid nemen van<br />

Jan, mijn onvergetelijke leraar, medebroeder en<br />

vriend, met deze regels die ik schreef op <strong>zijn</strong> dood:<br />

do. 17-05-2001<br />

In memoriam Jan Klein s.d.b.<br />

Blauwe lucht met witte strepen,<br />

bomen – hoog en nat en kaal;<br />

wortelvast in e<strong>ig</strong>en taal:<br />

dichtend uit 't leven gegrepen.<br />

P.S. Dit was de zesde en laatste aflevering van de<br />

rubriek <strong>KLEIN</strong>-<strong>ig</strong>-<strong>HEDEN</strong>. Deze was gebaseerd op<br />

de gedichten die Jan Klein schreef in het laatste jaar<br />

voor <strong>zijn</strong> dood: in 1988 en begin 1989. Omdat ik<br />

intussen de agenda's met gedichten van 1986 t/m<br />

1989 van de familie van Jan te l<strong>een</strong> heb grekregen,<br />

zullen er meer stukjes volgen in deze trant.


IDICA EPICA<br />

poëtisch dagboek<br />

Zoals aangekond<strong>ig</strong>d in het naschrift bij de laatste<br />

aflevering van de rubriek <strong>KLEIN</strong>-<strong>ig</strong>-<strong>HEDEN</strong> in het<br />

januari-nummer van dit jaar, wordt de reeks stukjes<br />

over de gedichten van Jan Klein voortgezet. Hierbij<br />

de eerste tekst van de nieuwe reeks, die de titel zal<br />

dragen welke Jan zelf <strong>heeft</strong> gebruikt voor <strong>zijn</strong><br />

"Dagboek naar de Zevent<strong>ig</strong>", waar hij op de eerste<br />

januari 1986 aan begon: IDICA EPICA.<br />

Zoals u ziet schreef hij <strong>zijn</strong> gedichten in <strong>een</strong> agenda.<br />

De vor<strong>ig</strong>e reeks stukjes was gebaseerd op agenda's<br />

van de jaren 1988 en begin '89, tot <strong>zijn</strong> ongeluk op<br />

de 12e en overlijden op de 15e februari 1989. Henk<br />

Hendriks had de inhoud van die twee volled<strong>ig</strong><br />

overgeschreven, en ik heb <strong>zijn</strong> notities (zes schoolschriften<br />

met in totaal 1565 gedichten) overgetypt in<br />

de computer (zie DBBK januari 2002, blz. 16-17).<br />

Op <strong>zo</strong>ek naar de or<strong>ig</strong>inelen, waarmee ik de getypte<br />

teksten wilde vergelijken, ontdekte ik dat die in het<br />

bezit waren van de zussen van Jan Klein, Lien en<br />

Sien. De en<strong>ig</strong>e nog levende (Sien) wilde mij wel<br />

ontvangen, maar ze overleed, voordat het ervan<br />

kwam, op 14 juni 2002. Bij haar begrafenis – in de<br />

mooie omgeving van Ter Apel – kreeg ik van de<br />

familie de toezegging dat ik de agenda's van 1986<br />

t/m 1989 <strong>zo</strong>u mogen gebruiken.<br />

Ik heb die vier agenda's, d.w.z Jan z'n poëtische<br />

dagboeken, blad voor blad gescand en als beeldbestanden<br />

(in kleur) opgeslagen. Hiermee is de<br />

mogelijkheid gegeven om ze op het beeldscherm<br />

door te bladeren en om de gedichten over te nemen.<br />

Het is mogelijk om deze gegevens op CD te branden<br />

en ter beschikking te stellen van het salesiaans<br />

archief en eventuele andere gegad<strong>ig</strong>den.<br />

14<br />

Wie vroeger les <strong>heeft</strong> gehad van Jan zal zich <strong>zijn</strong><br />

voorkeur herinneren voor termen als "idisch" en<br />

"episch", te verstaan vanuit hun taalkund<strong>ig</strong>e wortels<br />

(of roots!) inzien (ιδειν) en verhalen (ειπειν),<br />

waaruit dan iets resulteert als: inzichten in verhaalvorm.<br />

Een soort narratio explicans, waarbij de<br />

dichter zich er, als toeschouwer en toehoorder, van<br />

bewust wordt wat hij ziet en wat de zin en betekenis<br />

daarvan is. Het wezen van <strong>een</strong> dagboek!<br />

Geheugen: <strong>een</strong> verraderlijk moeras<br />

g<strong>een</strong>szij de vage grens van Ouderdom<br />

en volle Rijpheid. Pas verzuipt na pas.<br />

G<strong>een</strong> baak blijft overend. Als je je om-<br />

wendt staar je in <strong>een</strong> mist.<br />

Verdwalen op de Waddenzee dat is 't.<br />

Wie echter schrijft wordt minder gauw vermist.<br />

Dat is van de nood <strong>een</strong> deugd maken, creatief <strong>zijn</strong><br />

met de symptomen van het ouder worden. De man<br />

met het geheugen als <strong>een</strong> ijzeren pot stelt vol schrik<br />

vast dat hij vergeetacht<strong>ig</strong> wordt. Slechthorendheid<br />

wordt vaak ervaren als ingepakt <strong>zijn</strong> in <strong>een</strong> wollen<br />

deken of <strong>een</strong> mist. Geheugen <strong>heeft</strong> drie determinanten:<br />

waarneming, inprenting en reproductie. Nu<br />

de tweede en de derde minder worden verschuift de<br />

aandacht naar de waarneming, die meditatief wordt<br />

uitgebreid tot gewaar<strong>zijn</strong>, openstaan <strong>zo</strong>nder oordeel.<br />

Handen grijpen in het grijze net<br />

betrekking: machteloos – – vruchteloos<br />

Vingers verstillen verstarren<br />

na de frustratie berustend:<br />

Theo is dood. 2u.30<br />

Op 3 januari 1986 overleed Theo 't Hort met wie<br />

Jan zich sterk verbonden voelde. Dat greep hem aan<br />

en <strong>heeft</strong> <strong>zijn</strong> gevoel van <strong>een</strong>zaamheid ongetwijfeld<br />

versterkt. Men zegt wel dat Jan zich terugtrok, maar<br />

ik denk ook dat hijzelf het gevoel had dat het leven<br />

zich terugtrok van hem: geluiden, herinneringen en<br />

mensen laten hem in de steek. Wat te doen? Fietsen<br />

is <strong>een</strong> antwoord, erop uit trekken, de natuur in, open<br />

voor het Onbekende, op <strong>zo</strong>ek naar God.<br />

Pracht<strong>ig</strong> pracht<strong>ig</strong> pracht<strong>ig</strong><br />

de Heer, het Hart van de Legers<br />

bomen en toppen van bomen<br />

in de verre mist blauwe bossen<br />

achter de grijzende sneeuw.<br />

Geboorte, dood en wederopstanding: eeuw<strong>ig</strong> leven,<br />

die "uitersten" houden hem bez<strong>ig</strong>. Die drie lopen in<br />

elkaar over, en dat drinkt hij in tijdens <strong>zijn</strong> tochten<br />

door bos en land. Niets is wat het lijkt te <strong>zijn</strong>, alles<br />

vertelt hem <strong>een</strong> verhaal, dat ondanks de varianten<br />

<strong>zo</strong>nder tal steeds op hetzelfde neerkomt: leven lijkt<br />

uit te lopen op dood en bederf, maar dat is schijn.<br />

De sneeuw wordt oud geboren<br />

omhelst en bergt als <strong>een</strong> gebogen moeder<br />

de winterwereld en zij zal<br />

<strong>een</strong> paasdood sterven.


IDICA EPICA<br />

de dichter<br />

Was Jan Klein <strong>een</strong> dichter, en <strong>zo</strong> ja, was hij <strong>een</strong><br />

goede dichter, en <strong>zo</strong> ja, was hij <strong>een</strong> poëet, <strong>een</strong><br />

woordkunstenaar? Dit is, met opzet, <strong>een</strong> meerled<strong>ig</strong>e<br />

vraag, omdat onze waardering van <strong>zijn</strong> gedichten<br />

heel verschillende teksten betreft die bovendien<br />

heel verschillende doelen dienden en in heel<br />

verschillende contexten geschreven werden.<br />

Don Bosco goede Vader,<br />

gij rust niet van uw reis;<br />

gij werkt o wond're dader<br />

op wonderlijke wijs.<br />

refrein<br />

Wij bidden om g<strong>een</strong> wonder,<br />

maar wil ons nemen onder uw schutse,<br />

zeer bij<strong>zo</strong>nder en wondersterk.<br />

zangbundel ‘Don Rua’ Ugchelen<br />

Wie van ons kan dit lezen <strong>zo</strong>nder het te horen<br />

zingen? Het is <strong>een</strong> klassieke tekst in salesiaans<br />

Nederland. G<strong>een</strong> grote poëzie, maar <strong>een</strong> lied dat, in<br />

combinatie met de melodie van Kees van W<strong>ig</strong>gen,<br />

<strong>zo</strong> in ons geheugen gegrift is dat het <strong>een</strong> halve eeuw<br />

later nog steeds vanzelf gaat zingen. Dat is kunst<strong>ig</strong>,<br />

of het nu kunst mag heten of niet.<br />

Er <strong>zijn</strong> veel liederen van die kwaliteit, perfect<br />

geë<strong>ig</strong>end voor de gelegenheid en ver daarbuiten,<br />

<strong>zo</strong>wel in tijd als in plaats. Ze vinden weerklank in<br />

ons hart, en met ons verstand bewonderen wij hun<br />

even intell<strong>ig</strong>ente als <strong>een</strong>voud<strong>ig</strong>e stijl en vorm. Ze<br />

brachten ons dichtbij Jezus, Sint Jozef, Maria, Don<br />

Bosco en andere levensmodellen van onze jeugd.<br />

De poëtische dagboeken <strong>zijn</strong> van <strong>een</strong> andere orde.<br />

Vergelijk het met het werk van <strong>een</strong> schilder. De<br />

liedteksten en andere gelegenheidspoëzie <strong>zijn</strong> klaar<br />

voor expositie en verkoop, terwijl de dagelijkse<br />

notities alles omvatten, van voorlop<strong>ig</strong>e schetsen tot<br />

kant-en-klare werkstukken. Dat moet meewegen bij<br />

de beoordeling van de artistieke kwaliteiten ervan.<br />

15<br />

di. 14-04-1987<br />

Het heidespoor, de sloten,<br />

staan vol tot aan de boord,<br />

omdat <strong>een</strong> dichtgelopen<br />

duiker hun afvoer stoort.<br />

Zo vol met e<strong>ig</strong>en opschot<br />

staat bos <strong>soms</strong>, staat <strong>soms</strong> ’t Woord,<br />

of, vol genade, <strong>een</strong> Schikgod<br />

ze in e<strong>ig</strong>en weelde smoort.<br />

Over dit vers valt met gemak <strong>een</strong> hele verhandeling<br />

te schrijven. Zijn wereld is die van de natuur:<br />

bomen, waterlopen en al wat daar leeft en beweegt.<br />

Maar ook de wereld van het woord, al of niet met<br />

<strong>een</strong> hoofdletter geschreven, al of niet in dagelijkse<br />

of in verhevener zin. Zoals in het bos het water<br />

<strong>soms</strong> opgestuwd wordt, <strong>zo</strong> vol is hij van woorden.<br />

do. 28-04-1988<br />

Wat mooi! Maar wat staat daar e<strong>ig</strong>enlijk? Horen wij<br />

onszelf in dat gesnater, en was Jan voor ons niet als<br />

<strong>een</strong> diep water dat ons droeg, ons doorzicht bood en<br />

van voedsel voorzag? Jan voelt zich <strong>een</strong>zaam, al<br />

<strong>zijn</strong> wij nog in <strong>zijn</strong> gedachten aanwez<strong>ig</strong>. Hij is nog<br />

steeds dezelfde, maar in diepe rust, als <strong>een</strong> gladgepolijste<br />

zwarte st<strong>een</strong>. Wat mooi, ook in dát licht.<br />

wo. 8-06-1988<br />

Weer hangt <strong>een</strong> mauve schijn<br />

op gras-met-heideveld<br />

en volgt de golvingslijn<br />

waar “heide wordt hersteld”.<br />

Gaat uw gangen (zei de Heer):<br />

kruip eruit, multipliceer.<br />

Zoek uw ras <strong>een</strong> niche te banen.<br />

Hier <strong>zijn</strong>: licht en lucht en tranen.<br />

Laten we ons niet misleiden door de betrekkelijke<br />

<strong>een</strong>voud van <strong>zijn</strong> woordkeus en zinsbouw. Het is<br />

<strong>een</strong> spel, in woordtaal, met beelden en gedachten,<br />

maar g<strong>een</strong> flirt. ‘Homo ludens’ is hierop wel van<br />

toepassing. Hij stroomt als water door het bos, staat<br />

er als <strong>een</strong> boom, met vogels in z’n takken,<br />

uitgespannen als lucht met witte wolken: dichtend.


IDICA EPICA<br />

<strong>een</strong> regen van geluid<br />

Ik sta versteld, iedere keer opnieuw. Op<strong>een</strong>s is daar<br />

het gevoel dat er <strong>een</strong> nieuw stukje geboren gaat<br />

worden. Ik zet de pc's aan (<strong>een</strong> voor de tekst en <strong>een</strong><br />

tweede voor de scans van Jan z'n gedichten) en open<br />

voor de verandering de map met beeldbestanden van<br />

de agenda van 1987. Ik kies in het menu Beeld de<br />

weergave-optie Miniatuurweergaven en open <strong>een</strong><br />

bestand dat me grafisch aantrekt. Het blijkt de week<br />

te <strong>zijn</strong> van 2 tot 8 februari.<br />

Deze bladzijde is <strong>een</strong> juweel om te zien, vooral in<br />

kleur. Een heel evenwicht<strong>ig</strong>e verdeling van rood en<br />

groen en blauw en zwart, ongetwijfeld <strong>zo</strong> gedaan om<br />

de teksten van elkaar te onderscheiden. Negen<br />

gedichten op deze pagina, overwegend winters, maar<br />

wijzend in vele richtingen. En ik bedenk dat het nog<br />

nooit is uitgeschreven of getypt en nog nooit of maar<br />

zelden door iemand gelezen. Wat is de realiteit van<br />

deze woorden en van de gedachten erin?<br />

do. 5-02-1987<br />

Rododendrons als verslagen leeuwen<br />

aan de voeten van de winterlaan.<br />

Uit het kijkpunt links en rechts de vegen:<br />

lindekruinen die 't prospekt uitgaan.<br />

Oude boerderij waar 't op gericht is<br />

dicht mijn einder vastbesloten af.<br />

Een vermoeden van hoe 't <strong>zo</strong>merzicht is,<br />

nu de nevel reikt tot Theo's graf.<br />

Dat is Leusden! Perspectief, doorkijk, <strong>zo</strong>wel in ruimte<br />

als ook in tijd, en in zingeving: schijnbare dood<br />

verwijzend naar nog niet waarneembaar weer<br />

opleven. Wat is het <strong>zo</strong>merzicht van Theo's (en van<br />

ons) bestaan? We weten het niet, we hebben er <strong>een</strong><br />

vaag vermoeden van. Maar hoe mooi is het hier en<br />

nu, ook in de winter, ondanks de vastbesloten<br />

afgedichte einder. Een meditatie over de samenhang<br />

van lineariteit en cirkelgang, verschuivende coulissen.<br />

di. 3-02-1987<br />

In de voren valt het Zaad.<br />

Dek het toe en laat het weken.<br />

Laat het zwellen in de streken<br />

van nabije, zwichtende aard.<br />

Geef 't <strong>een</strong> voorsmaak van de plaats<br />

waar 't <strong>zijn</strong> wortelnet zal steken.<br />

Laat het barsten. Laat het breken<br />

uit <strong>zijn</strong> schrompelgrage huid.<br />

Laat 't <strong>zijn</strong> gang gaan en er spruit<br />

<strong>een</strong> plezier van voorjaar uit<br />

dat <strong>zijn</strong> oogstlijf al laat raden:<br />

Leven, tot de punt geladen.<br />

In de voren rijpen Zaden.<br />

16<br />

Wie oren <strong>heeft</strong> om te horen, en ogen om te zien... Jan<br />

ging de diepte in, het spiegelbeeld van de oneind<strong>ig</strong>e<br />

ruimte. Hij zat niet gevangen in dogmatiek, in <strong>een</strong><br />

gecodificeerd systeem. Hij was zich meer en meer<br />

bewust van de dingen <strong>zo</strong>als ze waren, vrij van vooroordeel,<br />

all<strong>een</strong> maar gebonden door liefde voor al wat is<br />

<strong>zo</strong>als het is. Deze bladzijden voeren ons binnen in <strong>zijn</strong><br />

wereld, waar alles leeft, <strong>een</strong> en al kleur en beweging, ontstaan,<br />

vergaan en herrijzen in <strong>een</strong> tijdloos tableau vivant.<br />

za. 7-02-1987<br />

Grijs moest duizend namen krijgen:<br />

grijs is niet neutraal.<br />

Grijs is: spreken tussen 't zwijgen;<br />

zwijgen tussen taal.<br />

Grijs is: bijna. Grijs is fluisteren.<br />

Grijs, da's: pa en ma.<br />

Grijs is wachten. Grijs is: luisteren.<br />

Grijs is zachtjes: ja?<br />

Het gaat om verfijning van smaak en waarneming.<br />

Verstilling en versobering <strong>zijn</strong> voorwaarden om de<br />

goddelijke stem te horen, de goddelijke vormen te<br />

zien. In die stilte <strong>zijn</strong> ze luider dan donder en feller<br />

dan <strong>zo</strong>nlicht. Het gaat om <strong>een</strong> soort kernfusie<br />

waarin pure energie tot uitbarsting komt. Daarvoor<br />

moeten we, naar het woord van Jezus, in onszelf<br />

naar binnen gaan. Niet in <strong>een</strong> rationele analyse of<br />

<strong>een</strong> emotionele katharsis, hoe nutt<strong>ig</strong> die <strong>soms</strong> ook<br />

<strong>zijn</strong>. Maar in de stilte van de ontwakende dag, <strong>zo</strong>als<br />

het "Wie schön leuchtet der Morgenstern" in het<br />

koraalvoorspel van Dietrich Buxtehude dat ik op<br />

m'n orgeltje speel. Dan <strong>een</strong> verwijzing naar blad 'A'<br />

achterin de agenda:<br />

za. 7-02-1987<br />

Net of je, in je loverhut,<br />

de Zomer aan ziet komen.<br />

't Is goed. Je hebt nog g<strong>een</strong> benul<br />

wat waar wordt van je dromen.<br />

Maar 't is <strong>een</strong> droom en 't is <strong>een</strong> feit<br />

onlostornbaar verstrengeld.<br />

Het is <strong>een</strong> stilstand van de Tijd:<br />

<strong>een</strong> bloem aan gouden stengel.<br />

Je hart <strong>zo</strong>emt als <strong>een</strong> bronzen bij:<br />

Hemel en Aarde mengelt.<br />

't Is tussen nu en eindloos heil...<br />

Kijk daar. Je Geest... je Engel!


Het dagelijks leven van Jan was ongetwijfeld even<br />

gewoon als het onze. Wat ons aanspreekt in <strong>zijn</strong><br />

gedichten, wat wij erin herkennen, wat ons ontroert,<br />

dat is wat we zelf van binnen ervaren. Het roept bij<br />

mij de herinnering op aan <strong>zijn</strong> lessen, aan het in linie<br />

met hem h<strong>een</strong> en weer lopen in de allee tussen de<br />

grote en de H. Hart-cour, en aan de wandelingen door<br />

bos en hei en zand. In ons salesiaanse ambiënt is Jan<br />

<strong>een</strong> unieke f<strong>ig</strong>uur, <strong>een</strong> echte leraar, <strong>een</strong> voorbeeld. In<br />

<strong>zijn</strong> laatste jaren liet hij alle gekunsteldheid los. Wij<br />

mogen hem volgen. Het laatste gedicht van deze<br />

bladzijde, later geschreven, is <strong>een</strong> droom, <strong>een</strong> parool<br />

bijna: u roept en ik kom...<br />

ma. 16-02-1987<br />

Plotseling schrik ik<br />

wakker: er IS niks –<br />

Tijd om te gaan,<br />

maar waarh<strong>een</strong>?<br />

Om niets meer te verstaan,<br />

of alles, al-in-<strong>een</strong>?<br />

De wereld gaat bewegen,<br />

in 't donker is <strong>een</strong> regen<br />

van geluid:<br />

En uit.<br />

17


IDICA EPICA<br />

plurivalentie<br />

Wie iets leest, <strong>zo</strong>als deze stukjes, reageert erop:<br />

daar is g<strong>een</strong> ontkomen aan. Helaas (of gelukk<strong>ig</strong>,<br />

hoe moet ik dat weten? waarschijnlijk beide)<br />

bereikt mij vrijwel nooit en<strong>ig</strong>e, laat staan <strong>een</strong><br />

inhoudelijke, reactie. Onze reacties <strong>zijn</strong> meestal<br />

samengesteld, plurivalent, <strong>zo</strong>als Jan Klein het<br />

uitdrukte, hoewel hij die term eerder toepaste op de<br />

expressie (<strong>een</strong> gedicht b.v.) dan op de reactie die<br />

het opriep. Die meervoud<strong>ig</strong>heid der waardering is<br />

de manier waarop creativiteit aan ons verschijnt.<br />

di. 7 juni 1988<br />

Een zwarte mees!<br />

Geeft acte de présence.<br />

Tuimelt me bijna op m’n voet.<br />

Beziet me kort en goed,<br />

nikt, draait zich om,<br />

toont mij z’n witte nek tot groet<br />

en gaat... Verrukkelijke<br />

pas de dance.<br />

Wat doen deze regels me? Waarop reageer ik? De<br />

vorm, de klank, de gebeurtenis, de interpretatie, het<br />

gevoel? Alle mezen <strong>zijn</strong> present, niet alle <strong>zijn</strong> ze<br />

zwart. De mees kijkt en Jan kijkt terug: ze kijken<br />

elkaar aan. Ik ‘zie’ het gebeuren, <strong>zo</strong>als ieder die het<br />

leest. Is er wel <strong>een</strong> moment waarop niet alles en<br />

ieder<strong>een</strong> aanwez<strong>ig</strong> is? Een zee van gewaar<strong>zijn</strong> met<br />

allerlei stromingen. Het bestaan zelf is plurivalent:<br />

<strong>zo</strong>als het ons schept en <strong>zo</strong>als wij het vormen in <strong>een</strong><br />

oorzakelijkheid van wederzijdse implicatie.<br />

di. 7 juni 1988<br />

Hoog gras aan hoge wallekant<br />

dankt heel z’n macht aan ’t water<br />

en merkt dan, even later,<br />

dat het z’n stroombron <strong>heeft</strong> verzand.<br />

Ja ja, waar doet dat ons aan denken? Natuurlijk op<br />

de eerste plaatst aan gras: <strong>een</strong> natuurbeschrijving.<br />

En dan? Aan de Bijbel, als Boek van de ‘Mensch’,<br />

aan ons leven als mens op deze aarde: groeiend en<br />

verdorrend als gras. Als gras dat tot as wordt in het<br />

verzengende vuur van <strong>een</strong> bos- of heidebrand. Hoe<br />

komt het <strong>zo</strong> droog? Door inhal<strong>ig</strong>heid misschien, de<br />

hoofd<strong>zo</strong>nde van de gerationaliseerde en geïndustrialiseerde<br />

maatschappij? Daar had Jan <strong>zo</strong> z’n gedachten<br />

over. Symboliek vermen<strong>ig</strong>vuld<strong>ig</strong>t betekenis,<br />

hermetisch, tot in het oneind<strong>ig</strong>e.<br />

Het valt me in deze gedichten steeds sterker op dat<br />

Jan vrij werd, meer dan zich bevrijdde, van stereotypen<br />

en verst<strong>een</strong>de opvattingen. Hij werd al losser<br />

en levender in de spontane natuur: amoreel, niet<br />

immoreel, adogmatisch, niet ongelov<strong>ig</strong>. Hij hechtte<br />

zich niet meer aan opvattingen, maar leefde in het<br />

heil<strong>ig</strong>e, onverdeelde moment, immuun voor schijn.<br />

18<br />

do. 9 juni 1988<br />

Gelaten wekken dromen.<br />

Een attractieve kop:<br />

daar komen ze, de stromen<br />

met roze brillen op<br />

en propvol idealen<br />

(ver buiten mensbereik)<br />

als <strong>een</strong> gelaat gaat stralen<br />

dat op Iets Beters lijkt.<br />

Volgen we hem nog, op z’n tocht door het bos?<br />

Bomen staan waar ze staan, maar de mens vliegt<br />

mee met iedere wind, loopt weg met iedere mode,<br />

is vol van iedere hype. Of het nu om <strong>een</strong> bril gaat of<br />

om <strong>een</strong> visie maakt wein<strong>ig</strong> uit: als schapen zien we<br />

ze (ons?!) gaan: met de muziek mee. Beelden te<br />

over! We weten het best, maar we kunnen het niet<br />

altijd laten. Geef het <strong>een</strong> naam, geef het smoel, zeg<br />

dat dit is waarop we gewacht hebben, dat dit onze<br />

kans is: nu of nooit. We houden van sprookjes.<br />

di. 14 juni 1988<br />

Hoe moet ik u noemen?<br />

Oude namen roemen:<br />

“Meester!.. Lieve Heer!”<br />

Nieuwe die we <strong>zo</strong>eken<br />

klinken vaak als vloeken...<br />

Nee, g<strong>een</strong> namen meer.<br />

Zou don Bosco in de Bijlmer misschien ook g<strong>een</strong><br />

namen meer willen, omdat wij die namen niet goed<br />

gebruiken, maar er tegenstellingen mee cultiveren<br />

in plaats van <strong>een</strong>heid? “Gij aanbidt wat ge niet<br />

kent”, zei Jezus volgens Johannes (4,22) tot de<br />

Samaritaanse vrouw bij de bron. Het vervolg neem<br />

ik met <strong>een</strong> flinke korrel <strong>zo</strong>ut: “wij Joden weten wat<br />

we aanbidden”, in principe misschien, maar was dat<br />

in de praktijk wel <strong>zo</strong>? De evangelist kon g<strong>een</strong> hetze<br />

riskeren. Wij mogen het ons afvragen, voor onszelf.<br />

wo. 15 juni 1988<br />

“Muurpeper, wilde plant”<br />

klinkt heidenser dan hoeft.<br />

Zij nam de <strong>zo</strong>n ter hand<br />

en <strong>heeft</strong> haar overtroefd<br />

(wat men nog proeft).<br />

In gevecht met de engel moet de mens sterker <strong>zijn</strong><br />

dan z’n god, want die god is ongetwijfeld <strong>een</strong><br />

afgod, <strong>een</strong> idool, ειδωλον, gefingeerde zekerheid en<br />

gevangenis der ziel. Het kruid overtreft z’n god, het<br />

bloeit en geurt, het ís goddelijk: je proeft het.


IDICA EPICA<br />

ondergang<br />

Wie ouder wordt en daarvoor openstaat, ervaart het<br />

leven als <strong>een</strong> epos, <strong>een</strong> verhaal van jong naar oud.<br />

Ook Jan keek om zich h<strong>een</strong> en naar z'n e<strong>ig</strong>en leven.<br />

Hij zag zichzelf terug in de natuur en probeerde <strong>zijn</strong><br />

perspectief te completeren van geboorte tot dood en<br />

verder: tot in de ontmoeting met het Ongeziene. Dat<br />

ging niet <strong>zo</strong>nder slag of stoot, want ook hij voelde<br />

de menselijke beperktheid en <strong>zijn</strong> e<strong>ig</strong>en gebreken.<br />

30-10-1987 (bs-244 1 )<br />

Steeds verder af<br />

de jongenstijd.<br />

De jongen zelf<br />

steeds vreemder:<br />

hij ondergaat<br />

in dromenstaat<br />

de <strong>een</strong>zaamheid,<br />

het oud, gekweld<br />

bestaan van<br />

dove ontheemde.<br />

Als jongen keek hij vooruit: <strong>zijn</strong> tijd moest nog<br />

komen. Nu hij oud wordt kijkt hij om: waar is de<br />

tijd gebleven, hoeveel resteert mij nog? Toekomst<br />

sloeg <strong>een</strong> trom met groot geluid, nu wordt het stiller<br />

en hoort hij zelfs minder dan <strong>zijn</strong> leeftijdgenoten. Is<br />

daar iets, is daar nog iemand in <strong>zijn</strong> leven?<br />

22-12-1987 (bs-252)<br />

Vanonder sparren<br />

staart mij de Dood<br />

aan als <strong>een</strong> barre<br />

levensgenoot.<br />

Durft niet te komen.<br />

Treedt niet aan 't licht.<br />

Onder die bomen<br />

slaat mijn tijd dicht.<br />

Ik denk, ook op grond van e<strong>ig</strong>en ervaring, dat <strong>zijn</strong><br />

isolement op den duur a.h.w. exponentieel verhev<strong>ig</strong>d<br />

werd. Als het <strong>zo</strong>veel moeite kost om te horen<br />

wat anderen zeggen, dan ontstaat er al gauw <strong>een</strong><br />

wanverhouding tussen die inspanning en de waarde<br />

van de verworven informatie. Wie van <strong>zijn</strong> medebroeders<br />

had hem trouwens nog iets nieuws en pakkends<br />

te melden? Ik herinner mij <strong>een</strong> gesprek in de<br />

Ugchelse tijd, waarin hij vertelde dat preken hem<br />

niet meer boeiden omdat hij alles al gehoord had.<br />

Hij betaalde dubbele tol: die van z'n hoorgebrek en<br />

die van excellentie. Beide werden misschien nog<br />

vermeerderd met psychosociale 'ontheemdheid': hij<br />

sprak noch schreef de taal van doorsnee mensen,<br />

althans minder goed dan hij graag wilde. Textuur<br />

en coloriet van <strong>zijn</strong> denken en spreken waren in<br />

zekere zin exotisch, als <strong>een</strong> eiland-cultuur. Wie <strong>een</strong><br />

geestelijke verwantschap met hem kon voelen<br />

(<strong>zo</strong>als velen van ons) sprak hij niettemin aan. Een<br />

19<br />

mengsel van geslotenheid en openheid, want hij<br />

was <strong>een</strong> en al oog en, mirabile dictu, <strong>een</strong> en al oor.<br />

17-07-87 (bs-229)<br />

Ik luister naar de regen<br />

- ik heb mijn hoording aan -<br />

: hij <strong>heeft</strong> te lang gezwegen<br />

: ik kan hem niet verstaan.<br />

Ik hoor verzameldroppen,<br />

<strong>een</strong> natte xylofoon,<br />

iets in me wakker kloppen<br />

lentissimonotoon.<br />

Ha ha, 'mijn hoording': daarvan afhankelijk te <strong>zijn</strong><br />

ergerde hem dan<strong>ig</strong>, en terecht, want <strong>zo</strong>'n hoorapparaat<br />

vervormde het geluid ook nog. Maar zelfs<br />

met de beste oren had hij die regen niet verstaan en<br />

was er iets in hem gewekt door die tot het uiterste<br />

vertraagde monotonie van aangezwollen druppels,<br />

'<strong>een</strong> natte xylofoon - lentissimonotoon'. Hij gebruikt<br />

leestekens en vormt woorden naar behoeven, even<br />

bevreemdend en boeiend als het leven zelf.<br />

30-04-87 (bs-255)<br />

Ouderdom <strong>heeft</strong> <strong>zijn</strong> reservoir:<br />

inhammen van geheugen, waar<br />

veel bootjes ingekeerd vertoeven.<br />

Uitvaren doen ze als ze niet hoeven.<br />

Het taakgebondene, het doelgerichte vermindert in<br />

de ouderdom: al die scheepjes l<strong>ig</strong>gen maar wat te<br />

dobberen, en onvoorspelbaar, onbedoeld gaan ze<br />

<strong>soms</strong> de haven uit, de zee op, en <strong>zo</strong>rgen daar voor<br />

verrassingen, <strong>soms</strong> zelfs voor ongemak op de drukbevaren<br />

routes. Een zilvervloot op ramkoers, heel<br />

waardevol voor wie weet te laveren. Zijn we trouwens<br />

niet allemaal gestouwde pakketten waartegen<br />

anderen zich af moeten zetten? Tegelijkertijd nod<strong>ig</strong><br />

en hinderlijk voor het sociale functioneren. Er zit<br />

nogal wat krampacht<strong>ig</strong>heid in persoonlijkheden.<br />

9-06-87 (bs-228)<br />

Ik ben – als ieder<strong>een</strong> – <strong>een</strong> afzetstouw<br />

voor ieder<strong>een</strong> als ieder<strong>een</strong> voor mij.<br />

Maar als ik aankom, als ik straks bij jou<br />

terugkom, komt de loop der tranen vrij.<br />

Wat ik zal zien? Ik weet het niet. Ik kom<br />

de Ongeziene tegen. 'k Weet ook niet:<br />

zal het terugzien <strong>zijn</strong>? Of zal ik stom<br />

verbaasd staan voor <strong>een</strong> onbekend verschiet?<br />

Hier weer <strong>zo</strong>'n uit de gebruikelijke koers geraakt<br />

bootje: onderweg naar z'n onzekere bestemming,<br />

waar het pakket uit<strong>een</strong>valt en g<strong>een</strong> weerstand meer<br />

biedt. Tranen van opluchting en overgave aan de<br />

Ongeziene, in terugzien of in stomme verwondering,<br />

dat is onzeker. Spannender dan welke aardse<br />

onderneming ook, g<strong>een</strong> "faites vos jeux", maar<br />

"rien ne va plus" en afwachten hoe het balletje rolt.


Hemel of hel, wat weten we van hetg<strong>een</strong> ons na dit<br />

leven wacht? Hoop en vertrouwen <strong>zijn</strong> daarom ons<br />

en<strong>ig</strong>e houvast, openheid onze en<strong>ig</strong>e voorbereiding.<br />

G<strong>een</strong> defaitisme, maar wel het soort bravoure dat<br />

ontdekkingsreiz<strong>ig</strong>ers siert: erop of eronder, de reis<br />

is <strong>een</strong> feit, en voortgang ons leven.<br />

6-06-87 (bs-223)<br />

De nedergang is ook <strong>een</strong> gang.<br />

Je voelt je dikwijls in de tang,<br />

weet <strong>soms</strong> niet of je komt of gaat,<br />

maar... leven doet wie leven laat.<br />

Vandaar mijn onbekookte zang:<br />

mijn ondergang is ook <strong>een</strong> gang.<br />

_________________________________________<br />

1 ) bs = beeldscan<br />

20


IDICA EPICA<br />

o pulchritudo<br />

Dit is de zesde en laatste aflevering van de rubriek<br />

Idica Epica over de gedichten die Jan Klein schreef<br />

in de laatste jaren van <strong>zijn</strong> leven. Een poëtisch dagboek,<br />

waarmee hij <strong>zijn</strong> aardse leven afsloot. Fietsen<br />

in de natuur, horen, zien en ruiken, alles in zich opnemen<br />

en allerlei associatieve verbanden noteren.<br />

Terug naar <strong>zijn</strong> wortels, helemaal georiënteerd op<br />

zin en betekenis, op <strong>zijn</strong> weg en <strong>zijn</strong> thuisreis, vrij<br />

van alle verplichtingen die hem hinderden.<br />

31-07-1986 (bs-137)<br />

Da-ag broeders<br />

ik ga niet verder:<br />

de kimmen lokken,<br />

de wegen niet.<br />

Da-ag zusters,<br />

ik wil mij wenden:<br />

de wegen lopen<br />

langs 't oude lied.<br />

Als alle wegen naar Rome leiden, dan kunnen we<br />

hetzelfde doel hebben en toch langs verschillende<br />

paden gaan. Dat doet Jan hier, <strong>zo</strong>nder zichzelf of de<br />

solidariteit geweld aan te doen, heel eerlijk en heel<br />

intell<strong>ig</strong>ent. Mensen hechten aan wegen, kunnen op<br />

somm<strong>ig</strong>e beter uit de voeten dan op andere. Jammer<br />

dat vernieuwers dat <strong>soms</strong> niet begrijpen, en conservatieven<br />

al evenmin. Blinde leiders van blinden...<br />

Het afgebeelde fragment geeft aanleiding tot en<strong>ig</strong>e<br />

tekstkritiek. De woorden "ga" <strong>zijn</strong> later voorzien<br />

van het alternatief "wil". Ik vermoed dat hij "ga" te<br />

wein<strong>ig</strong> rekening vond houden met volgzaamheid.<br />

Maar ik kies hier namens hem voor "ga" in eerste<br />

en "wil" in tweede instantie, ook vanwege de "w" in<br />

"wenden". Het woord "terug" laat ik weg vanwege<br />

het metrum. "De wegen" is hier g<strong>een</strong> onderwerp<br />

maar voorwerp: hij wil lopen langs bekende wegen.<br />

Is de vorm <strong>een</strong> bron van misverstand, de leer is dat<br />

evenzeer. Mensen hebben de mond vol van wat<br />

God de mensen zegt, van hen wil, met hen doet, al<br />

<strong>heeft</strong> niemand God gezien of ooit <strong>zijn</strong> stem<br />

gehoord. Arrogantie en gemakzucht, want waar het<br />

echt om gaat is wat wij zelf onze medemensen te<br />

zeggen hebben, van hen willen, met hen doen, en of<br />

dat wel recht doet aan hun en onze menselijkheid.<br />

21<br />

30-10-1986 (bs-152)<br />

Wie God wil kennen, moet<br />

de mensen kennen.<br />

Want God is mens.<br />

Zo kent Hij mensen goed.<br />

Hij weet genoeg van<br />

wennen en verwennen.<br />

Vraag dus wat jij<br />

- zeg niet wat Hij -<br />

nu met de mensen moet.<br />

Want goddelijkheid en zuiverheid hoeven we niet<br />

ver te <strong>zo</strong>eken: aardse vormen en kleuren verontrein<strong>ig</strong>en<br />

ons wezen niet, al zien we daar op het eerste<br />

gezicht vaak doorh<strong>een</strong>. Het is bijna van <strong>een</strong> andere<br />

orde, al behoort het integraal tot onze natuur.<br />

6-03-1987 (bs-213)<br />

't KRISTALSTE helder water vloeit<br />

waar 't geelste zand<br />

het zwartst gevallen blad<br />

aan dorste bodem boeit.<br />

Oog krijgen voor het Gezicht van God in alles en na<br />

dit alles erin opgaan, dat is Jan z'n einder, z'n kim<br />

en alles overheersende gedachte. Eindelijk ontspant<br />

hij zich na <strong>een</strong> leven van studeren en <strong>zo</strong>eken in taal<br />

en teken. Het staat er niet met <strong>zo</strong>veel woorden,<br />

maar – als de boeddha – houdt hij op met wroeten<br />

om all<strong>een</strong> maar open te staan: dat is nu genoeg.<br />

24-09-1986 (bs-146)<br />

In Taal ben Jij me ontdoken,<br />

Heer van het Grote Boek.<br />

Mijn Jaren heb 'k gestoken<br />

in speuren en ge<strong>zo</strong>ek.<br />

'k Zál jouw Gezicht hervinden<br />

<strong>zo</strong> helder als maar kan.<br />

Dan mag je mij ontbinden:<br />

dan ben ik boven Jan.<br />

Hij neemt afscheid van <strong>zijn</strong> levenslange taak en<br />

grote liefde: het overdragen van de overweld<strong>ig</strong>ende<br />

schoonheid die hij in het leven vond. Zo herinneren<br />

wij ons hem: als docent, als voordrachtskunstenaar.<br />

?-01-87 (bs-202)<br />

De liefde <strong>heeft</strong> wat met de tijd:<br />

nooit mint men vroeg genoeg,<br />

want nooit meer kan men alles kwijt<br />

wat men graag overdroeg,<br />

o Pulchritudo...


SCHITTERSPUL<br />

winterkleuren<br />

In maart kan het al aard<strong>ig</strong> dooien maar ook nog stev<strong>ig</strong><br />

vriezen. Het was niet mijn bedoeling met<strong>een</strong> na het<br />

afsluiten van de reeks Idica Epica met <strong>een</strong> volgende<br />

te beginnen. Maar ik ben weer bez<strong>ig</strong> met de controle<br />

van de gedichten die ik heb overgetypt uit de zes<br />

schriften van Henk Hendriks, en dat inspireert me dan<br />

weer. Ook heb ik vernomen dat men<strong>ig</strong> lezer <strong>een</strong><br />

vervolg op prijs stelt. Dus waarom dan niet?<br />

ma. 14-3-1988<br />

Schitterspul langs takketoppen<br />

blijft in 't dagen kil:<br />

't <strong>zijn</strong> g<strong>een</strong> vocht- maar vorstedroppen<br />

ijz<strong>ig</strong> gaaf. En stil. 193<br />

Wie in het bos wandelt of fietst herkent dit: waterdruppels<br />

vallen en accentueren de stilte met geluid,<br />

maar ijsdruppels doen het anders: die intensiveren<br />

de stilte met schittering in onbeweeglijkheid. Die<br />

stiltes kon Jan horen en onderscheiden. Zo'n intense<br />

aanwez<strong>ig</strong>heid en aandacht, dat is meditatie.<br />

Here: mijn tijd.<br />

Een eeuw<strong>ig</strong>heid is amper te bevatten,<br />

al was 't maar als <strong>een</strong> tijdeloze tel.<br />

Wees, Heer, mijn tijd van nu, met al z'n schatten<br />

die ik als uw parels opduik voor mezelf. 191<br />

De beleving van deze elementen: onbeweeglijkheid<br />

en ijz<strong>ig</strong>e stilte, als één in al en al in één van tijd en<br />

eeuw<strong>ig</strong>heid, tekent Jan als de onvoorwaardelijk<br />

aanwez<strong>ig</strong>e afwez<strong>ig</strong>e in dit scheppingsmoment. Hij<br />

is er, maar we zien hem niet; hij neemt waar, maar<br />

neemt zelf g<strong>een</strong> ruimte in. Zijn 'tijd van nu' is waar<br />

het om gaat, het volkomen opgaan in het hier en nu,<br />

en verdwijnen in de oergrond, <strong>zijn</strong> Heer.<br />

De kleur van de kaalslag<br />

verschuift met de dag:<br />

met opgang, met neerslag;<br />

't gebeuren met 't gras<br />

Molinia: of 't staat<br />

of zich legt of opricht.<br />

Vandaag <strong>heeft</strong> 't weer iets van<br />

<strong>een</strong> palmkronenzicht.<br />

De kleur is 't fletsgeel van<br />

het zeil van <strong>een</strong> tent<br />

en hei is – in resten –<br />

z'n paars complement. 192<br />

De natuur is voortdurend in beweging, in eeuw<strong>ig</strong>e<br />

op<strong>een</strong>volging van kleine verschuivingen: <strong>een</strong> grasspriet<br />

die bu<strong>ig</strong>t of zich opricht, verkleurt, afsteekt.<br />

<strong>Ieder</strong> detail van wein<strong>ig</strong> belang maar onmisbaar als<br />

deel van het grote geheel. Zo ook de mens: je kunt<br />

naar India gaan, naar Afrika en daar goed werk<br />

doen, je kunt ook in <strong>een</strong> rolstoel zitten, studeren of<br />

22<br />

<strong>een</strong> baan hebben, daar gaat het niet om. Van belang<br />

is dat je er bent <strong>zo</strong>als je bent, maar wel totaal.<br />

di. 15-3-1988<br />

De warmte stijgt bij 't dagen<br />

eerst enkel in de tint:<br />

oud blad legt gouden lagen;<br />

nieuw groen vonkt welgezind.<br />

De forsgekloofde dennen,<br />

de beuken, glad als aal,<br />

eik, berk, gegroefd met pennen:<br />

ze geven, bij het herkennen<br />

<strong>een</strong> gloed af, allemaal.<br />

Of 't nat in losse plassen<br />

bij 't dagen pas bevriest:<br />

zie hoe de gloed al wassend,<br />

tot meetlat kleuren kiest. 194<br />

Gloed en kleur hebben wel degelijk <strong>een</strong> functie,<br />

maar boom, plant en st<strong>een</strong> <strong>zijn</strong> zich van hun kleur<br />

niet bewust. Een heil<strong>ig</strong>e wordt herkend aan <strong>zijn</strong> of<br />

haar uitstraling, maar ervaart die niet als iets van<br />

zichzelf. Het goddelijke straalt van ieder<strong>een</strong> en alles<br />

af, wordt al of niet herkend, maar kent zichzelf niet<br />

los van hetg<strong>een</strong> eruit voortkomt.<br />

wo. 23-3-1988<br />

De hallen van het hoge woud<br />

<strong>zijn</strong> tot <strong>een</strong> godshuis omgebouwd<br />

in stilte en heil<strong>ig</strong>e ernst.<br />

Bij 't halflicht van 't halfduister oord<br />

vergeet de wind <strong>zijn</strong> fluisterwoord<br />

en 't wordt <strong>een</strong> beukenkerk.<br />

De bomen <strong>zijn</strong> er wijd gezet.<br />

Elk is <strong>een</strong> pijler van gebed:<br />

ze smeken om hun lover.<br />

De winter is haast over! 201<br />

De gem<strong>een</strong>schap der heil<strong>ig</strong>en in het licht, dat <strong>zijn</strong><br />

alle mensen bij elkaar, met of <strong>zo</strong>nder aards lichaam,<br />

jong en oud, ziek of ge<strong>zo</strong>nd, mooi of lelijk, arm of<br />

rijk, legaal of <strong>zo</strong>genaamd illegaal, het doet er allemaal<br />

nauwelijks toe. Zelfs goed of slecht is vaak<br />

maar <strong>een</strong> bijkomst<strong>ig</strong>heid. Konden we in onszelf en<br />

in ieder ander God maar zien, die zich openbaart in<br />

al die verschillende vormen, <strong>zijn</strong> heerlijkheid.<br />

<strong>zo</strong>. 13-3-1988<br />

Wild bos, ongeweten,<br />

door g<strong>een</strong> mens gemeten<br />

of star opgesteld.<br />

100.000 standers.<br />

<strong>Ieder</strong> zicht is anders:<br />

Wisseling is wat telt. 190


SCHITTERSPUL<br />

bossentocht<br />

Van de omgeving waarin Jan fietste weet ik maar<br />

wein<strong>ig</strong>. Zijn verwijzingen naar wegen en plaatsen<br />

maken me toch wel wat nieuwsgier<strong>ig</strong>. Hoe uitgestrekt<br />

of klein was <strong>zijn</strong> areaal? Na ruim drie jaar rondtouren<br />

<strong>heeft</strong> hij er nog steeds niet genoeg van. En hij schijnt<br />

er meestentijds vrijwel volkomen all<strong>een</strong> te <strong>zijn</strong>.<br />

wo. 13-04-1988<br />

Op <strong>een</strong> oplichtend fond van 't dagtheater<br />

vertonen douglassparren zich exkies.<br />

Gaan stammen zelf oplichten, dan ontstaat er<br />

<strong>een</strong> nieuw boek Genesis uit bijna niets:<br />

de <strong>zo</strong>nneschijn, mijn trouwe concreator<br />

werpt schep- na schepping roekloos voor m'n fiets.<br />

Kaalslag bij Rusthof rust in blonde weelde<br />

van hooi dat berken <strong>zo</strong>nnetinten geeft<br />

onder <strong>een</strong> poeder-grijs-blauw-rose hemel<br />

waarnaast de schommelboog van 't maantje zweeft.<br />

Op pas ontstane plas in 't gras: twee <strong>een</strong>den<br />

echt echt'lijk veren poetsend zij-aan-zij...<br />

All<strong>een</strong> de Zon creëert mijn morgenbeelden.<br />

De maan en ik bezien dat. Enkel wij. 284<br />

Op de wegenkaart en op het internet gekeken. Het<br />

is allemaal natuurgebied rondom 'Don Bosco' in<br />

Oud-Leusden. Heel oud land ook: de Utrechtse<br />

heuvelrug ontstond 200.000 jaar geleden in de Rissijstijd.<br />

Uit de meegevoerde vermalen zwerfkeien<br />

ontstond keileem. Daarmee werden de fietspaden<br />

verhard. Regenwater kan de grond niet in, <strong>zo</strong>dat er<br />

plassen onstaan, <strong>zo</strong>als de vijver bij Huis Den Treek<br />

en het water in 't gras dat Jan hierboven noemt. Met<br />

recht "<strong>een</strong> nieuw boek Genesis", herschepping van<br />

moment tot moment, en eeuw<strong>ig</strong> jonge bossen.<br />

ma. 18-04-1988<br />

∆ Jij woont in licht<br />

dat lacht in groen;<br />

hoe min in dicht<br />

hoe meer in doen. 301<br />

"De begraafplaats Rusthof, gelegen aan de rand van<br />

de gem<strong>een</strong>te Amersfoort, grenzend aan het pracht<strong>ig</strong>e<br />

landgoed Den Treek, is in de jaren dert<strong>ig</strong> door<br />

de gem<strong>een</strong>te Amersfoort aangelegd. Tijdens de<br />

oorlog lag het beruchte Kamp Amersfoort in de<br />

onmiddellijke nabijheid van de begraafplaats. Hier<br />

werden ook de slachtoffers van het Kamp begraven,<br />

althans degenen die <strong>een</strong> natuurlijke dood waren<br />

gestorven. Verder <strong>zijn</strong> er ook vele geallieerde<br />

vliegers begraven" (Amersfoort '40-'45 deel II door<br />

J.L. Bloemhof blz. 69/70).<br />

23<br />

<strong>zo</strong>. 17-04-1988<br />

Wat dag aan dag<br />

mij weer verrast<br />

is 't strooien gras<br />

op Rusthofslag:<br />

goud in de <strong>zo</strong>n,<br />

maar moet het <strong>zo</strong>n-<br />

der, toch <strong>een</strong> gloed<br />

die niet voor 't dagen<br />

onderdoet. 299<br />

Hij komt er kennelijk vaker: dag aan dag, en als <strong>een</strong><br />

schilder <strong>heeft</strong> hij z'n schetsboekje bij de hand. Met het<br />

metrum neemt hij het niet <strong>zo</strong> nauw, en dat levert <strong>een</strong><br />

speels plaatje op. Zonlicht ziet hij, ook wanneer de<br />

<strong>zo</strong>n niet schijnt. De <strong>zo</strong>n is medeschepper (concreator)<br />

van schilder en dichter, met de maan als door de <strong>zo</strong>n<br />

beschenen getu<strong>ig</strong>e: enkel zij beiden. Jan zag in het<br />

droge gras, <strong>zo</strong>als in alles, <strong>een</strong> creatie.<br />

vr. 15-04-1988<br />

Pieck-silhouet<br />

van boom en tak<br />

door dag ontscherpt,<br />

geeft de alledag<br />

z'n wezen weer:<br />

<strong>een</strong> acht'loos kleed.<br />

Van toversfeer<br />

<strong>heeft</strong> niemand weet<br />

tot winterkruin<br />

de gulden vloed<br />

van <strong>zo</strong>nneschijn<br />

wel vieren moet. 288<br />

Dit doet me denken aan de transf<strong>ig</strong>uratie van de heer,<br />

toen die zich aan drie van z'n leerlingen liet zien in z'n<br />

geestelijke gestalte. Als bij toverslag moesten ze hem<br />

wel zien <strong>zo</strong>als hij was, z'n normale uiterlijk vergeten,<br />

gestoken scherp in <strong>een</strong> gulden vloed van <strong>zo</strong>nneschijn.<br />

vr. 15-04-1988<br />

Het duister waar het licht uit zwelt<br />

is 't tegendeel van 't duister<br />

dat treuzeltraag de dagdood meldt<br />

<strong>soms</strong> met verloste luister.<br />

Oost lijkt dus nieuwheid, hemellicht,<br />

geloof, hoop, openbaring<br />

en west: respijt, <strong>een</strong> tweede zicht,<br />

<strong>een</strong> sterfhuis van bewaring.<br />

De Paasheer <strong>heeft</strong> - met Mahomet -<br />

dit beeld volkomen omgezet. 293<br />

En al verschijnt dit stuk in mei, we vieren altijd weer<br />

pasen, pesach = voorbijgang, aanraking van licht dat<br />

niet doodt, maar ieder herschept die ervoor openstaat.


SCHITTERSPUL<br />

wijd en zijd<br />

Ontwikkelingen wijd en zijd, nieuwe lichten over<br />

oude velden. Het landschap verandert bij het leven,<br />

aanpassing wordt welhaast afgedwongen, of het nu<br />

bevalt of niet. Oude mensen keren vaak naar binnen<br />

en blijven leven waar ze zich meer thuis voelen dan<br />

in het heden. Dat hoeft g<strong>een</strong> verlies te <strong>zijn</strong>. Het<br />

e<strong>ig</strong>ene bewaren is <strong>een</strong> rechtmat<strong>ig</strong>e optie, <strong>zo</strong>lang de<br />

nieuwe dag er niet te zeer door gehinderd wordt.<br />

<strong>zo</strong>: 31-07-1988<br />

De helderheid.<br />

Wij worden wijd.<br />

De berken dansen <strong>een</strong> ballet<br />

waar ruimte en tijd <strong>zijn</strong> vastgezet.<br />

Er hangt <strong>een</strong> afscheid in de lucht.<br />

Terwijl de tijd naar najaar vlucht,<br />

<strong>zijn</strong> oog en hart<br />

verdeeld: verward<br />

in heimwee dat om voorjaar zucht<br />

of bij de <strong>zo</strong>mer mart. 740<br />

Maar openstaan is ook <strong>een</strong> keus, al is het met verbazing<br />

om wat er loos is. Tegendelen gaan ten dans.<br />

Goede gebruiken worden met voeten getreden en<br />

dat schijnt dan <strong>zo</strong> te horen. Het doet <strong>een</strong> beetje<br />

denken aan Carnaval, vlak voor Aswoensdag, met<br />

z'n lijfspreuk: memento homo, quia pulvis es, et in<br />

pulverem reverteris (denk eraan o mens, dat je stof<br />

bent en tot stof zult wederkeren). Zon en regen,<br />

lachen en huilen, het kan nog alle kanten op.<br />

za: 30-07-1988<br />

Een tintelblauw<br />

naast gloeiend geel<br />

wijst – heel 't kwartaal,<br />

traditioneel –<br />

<strong>een</strong> sproeierzwerk de wegen<br />

om iets te doen met regen...<br />

Daar zie 'k op eikebomen<br />

verbaasd wat <strong>zo</strong>ngoud komen.<br />

Heel dit bizarre spel<br />

heet Kermis in de Hel<br />

(waar adat-overtreden<br />

hoort tot de betere zeden). 734<br />

Een gewaarschuwd mens telt voor twee. Ervaring<br />

maakt ons voorzicht<strong>ig</strong>. We weten dat mensen <strong>soms</strong><br />

wat te onstuim<strong>ig</strong> en te optimistisch <strong>zijn</strong>, denken<br />

alles beter te weten. Misschien hebben ze hier en<br />

daar wel gelijk ook. De toekomst zal het leren.<br />

Intussen ben je op je hoede en noteert dat er niet <strong>zo</strong><br />

goed naar je geluisterd wordt als je <strong>zo</strong>u willen. Je<br />

probeert zelf nog te luisteren naar de stem diep van<br />

binnen, nauwelijks hoorbaar in het lawaai.<br />

24<br />

vr: 29-07-1988<br />

Bedacht op rasse regen,<br />

ga 'k dicht gedekt op pad...<br />

Rij in <strong>een</strong> <strong>zo</strong>nneklad:<br />

mijn schaduw kan bewegen.<br />

Jij hebt toch nog gezwegen.<br />

Je mompelt wat. 731<br />

Beelden, in woorden, in kleur, in st<strong>een</strong> of in brons:<br />

ze hebben iets te zeggen. Wij verbeelden ons wat er<br />

is, wie we <strong>zijn</strong>, waar het h<strong>een</strong>gaat. We leven zelfs<br />

van ideeën (van het griekse ειδοσ = beeld). Telkens<br />

weer ontstaat er <strong>een</strong> beeldenstorm: du choque des<br />

idées jaillit la lumière (uit de botsing der gedachten<br />

komt licht voort). Verwarring door confrontatie van<br />

tegendelen, op weg naar ver<strong>zo</strong>ening.<br />

Dit is weer <strong>een</strong> verwarde dag.<br />

De Zon verspilt 'r gulle lach<br />

aan wat er aanzeilt op azuur<br />

en samenschoolt tot oostermuur<br />

waar enkel nu en dan<br />

de <strong>zo</strong>n door lachen kan. 732<br />

Maar de coulissen verschuiven voortdurend en op<br />

de dre<strong>ig</strong>ing volgt <strong>soms</strong> <strong>een</strong> serene stilte, waarin we<br />

openstaan voor het mysterie van voorbijgang en<br />

eeuw<strong>ig</strong>e verandering, waarin we ons niettemin ook<br />

thuis kunnen voelen, ondanks de altijd blijvende<br />

spanning tussen tegengestelde elementen. De oude<br />

bezieling blijft werkzaam in nieuwe vormen.<br />

Dit puur azuur doet denken<br />

aan wit van oude berken<br />

en samen aan dof goud.<br />

Omdat 'k van beide houd?<br />

Of is hier iets aan 't werken<br />

dat jonger wordt in 't oud? 733<br />

En ondanks alle spanningen die we als mensen onder<br />

elkaar nu <strong>een</strong>maal blijven cultiveren, vindt de <strong>een</strong> de<br />

ander weer, tot ieders verrassing, als in <strong>een</strong> feest van<br />

genade. Uit drab en stank herrijst gods bruid in helder<br />

licht, wie had dat ooit gedacht?<br />

wo: 27-07-1988<br />

Zilver dat me alom verrast:<br />

aan de berken, grote en kleine,<br />

aan de webjes, aan het fijne<br />

pijpestro of 't grofste gras.<br />

Kan 't <strong>een</strong> jubelfeest wezen?<br />

's Heren licht komt, goed van pas,<br />

uit <strong>een</strong> mistmesttij gerezen. 726


SCHITTERSPUL<br />

wat u zegt<br />

Deze rubriek rond de gedichten van pater Jan Klein,<br />

die hij in de laatste drie jaren van <strong>zijn</strong> leven opschreef<br />

in vier agenda's (1986 t/m 1989), roept bij reflectie<br />

verschillende vragen op. Spelen we even met de subtitel<br />

van deze aflevering: 'wat u zegt' (in de zin van:<br />

"ja dat is <strong>zo</strong>" of van "is dat wel <strong>zo</strong>?"), tegenover "wat<br />

zegt u?", of "(dat) wat u zegt..." (ter inleiding van <strong>een</strong><br />

specifieke vraag of opmerking). De status van <strong>zijn</strong> én<br />

mijn woorden is niet bij voorbaat zeker.<br />

do. 28-04-1988<br />

De berkhoek zegt<br />

"Wij <strong>zijn</strong> er ook!"<br />

en hult zich in<br />

<strong>een</strong> groene rook<br />

die als gestold<br />

blijft hangen.<br />

De boskant is gevangen;<br />

de zuider<strong>zo</strong>n straks ook. 342<br />

Al hetg<strong>een</strong> leeft bestaat in structuur en uitwisseling<br />

temidden van al wat is, als deel daarvan dat zich in<br />

mindere of meerdere mate ook onderscheidt van al<br />

het andere. Om bij de mens te blijven: individueel<br />

bestaan verschijnt als ondefinieerbaar zichzelf-<strong>zijn</strong><br />

in relatie <strong>zo</strong>wel tot het e<strong>ig</strong>ene als het niet-e<strong>ig</strong>ene.<br />

De mens is zich bewust van zichzelf en van dit<br />

zelfbewust<strong>zijn</strong> tevens. Dat noem ik 'direkt bewust<strong>zijn</strong>',<br />

aangevuld met 'dubbelend bewust<strong>zijn</strong>'.<br />

ma. 1-08-1988<br />

Als <strong>een</strong> zwarte min<strong>ig</strong>olf<br />

– dubbelslag in pijlsnel roeien –<br />

trekt <strong>een</strong> grote vogel, vloeiend<br />

len<strong>ig</strong> onder schapewolk. 743<br />

Ook de mens is als <strong>een</strong> vogel met dubbelslag, pijlsnel<br />

roeiend, in <strong>een</strong> vloeiende beweging, len<strong>ig</strong> door ruimte<br />

en tijd. Dubbeling vermen<strong>ig</strong>vuld<strong>ig</strong>t zich oneind<strong>ig</strong> als<br />

met <strong>een</strong> Doppler-effect: met het geluid als van <strong>een</strong><br />

trein omhooggaand bij nadering, dalend bij verwijdering.<br />

Zo beweegt de mens zich, vaak <strong>zo</strong>nder zich er<br />

expliciet van bewust te <strong>zijn</strong>, door de verschijnselen en<br />

hun veronderstelde betekenis. Maar woorden <strong>zijn</strong> afgeleiden<br />

en leiden af van dat waar het om gaat.<br />

<strong>zo</strong>. 14-08-1988<br />

't Is de stilte die, voornaam,<br />

in de <strong>zo</strong>npriëlen zetelt,<br />

't gulden clair-obscur nog betert:<br />

Koningshof met open raam. 807<br />

Zomer is volgebouwd<br />

en straalt in al <strong>zijn</strong> oorden.<br />

Architectuur - g<strong>een</strong> woorden.<br />

Tijd Nu - g<strong>een</strong> onderhoud. 808<br />

25<br />

In de gedichten van Jan Klein "spreekt het al <strong>een</strong> taal<br />

dat leeft", <strong>zo</strong>als Gezelle zei. Jan beschrijft wat hij ziet<br />

en hoe het hem aandoet, vragenderwijs, <strong>zo</strong>ekend naar<br />

betekenis en aanwez<strong>ig</strong>heid. Het heelal, de aarde is<br />

hem als <strong>een</strong> Koningshof, waarin de stilte tot hem<br />

spreekt. De schepping is <strong>een</strong> bouwsel, <strong>een</strong> stralende<br />

Architectuur, heil<strong>ig</strong> moment, Tijd Nu. Erover praten<br />

is al gauw verbastering, vertekening. Woorden dienen<br />

slechts de stilte, de vorm en het licht.<br />

ma. 9-05-1988<br />

Het groen wordt al zwaar.<br />

't Licht is er ook naar.<br />

't Groen zakt in elkaar.<br />

Dit kerkvolk zegt Ja<br />

en zegt Amen.<br />

Men schuilt bij mekaar<br />

voor 't wereldgevaar.<br />

Het kerkvolk wil 't klaar<br />

en wil 't samen. 381<br />

De dichter kan en wil het niet laten te denken over<br />

wat hij m<strong>een</strong>t te zien. Redeneren en oordelen staan<br />

in de aesthetiek van het dichten naast en deels<br />

tegenover het 'analogon rationis', het vermogen van<br />

de mens (als dierlijk wezen) tot het vrijelijk arrangeren<br />

en genieten van zintu<strong>ig</strong>indrukken. Maar 'het<br />

kerkvolk' zegt "ja" en "amen", wil duidelijkheid,<br />

beschutting en vooral g<strong>een</strong> onzekerheid: g<strong>een</strong><br />

vragen, liever dogma. Het móet de Blijde Tijding<br />

(το ευαγγελιον) <strong>zo</strong> wel misverstaan.<br />

vr. 5-8-1988<br />

Soms komt <strong>een</strong> woord<br />

van "zegt-het-voort",<br />

maar na m'n preek<br />

ben 'k lichtelijk van streek<br />

en <strong>zo</strong>ek in 't zustersoord<br />

de echo die men amper hoort. 167<br />

Ik betwijfel of Jan ooit gedacht <strong>heeft</strong> dat <strong>zijn</strong> poëtisch<br />

dagboek stof <strong>zo</strong>u leveren voor <strong>een</strong> bespreking<br />

als deze. Wel was hij zich scherp bewust van de<br />

boodschap die vervat l<strong>ig</strong>t in de ons omringende en<br />

doordringende werkelijkheid, de door de ziel, in de<br />

door de zinnen beleefde schoonheid, vermoede en<br />

aanbeden Aanwez<strong>ig</strong>heid. En ook van het gevaar bij<br />

het onder woorden brengen daarvan niet goed<br />

gehoord, laat staan begrepen te worden, inclusief de<br />

valkuil van het zelf niet goed horen en verstaan, <strong>zo</strong><br />

bescheiden was Jan wel. Openstaan <strong>zo</strong>nder vooroordeel,<br />

dat is <strong>zijn</strong> laatste les aan ons. Tijd Nu!


ma. 13-01-1986<br />

SCHITTERSPUL<br />

dageraad<br />

Overal raak ik aan randen<br />

van mensenbestaan op <strong>zijn</strong> eind:<br />

wanden en kieren in wanden<br />

waar <strong>een</strong> sterrennacht achter verdwijnt<br />

en <strong>een</strong> dageraad blozend verschijnt.<br />

Een lied van geloof, hoop en liefde zingt Jan, heel z'n<br />

leven, <strong>zo</strong>lang het nog duurt, hem onbekend, voor ons<br />

<strong>een</strong> open boek: nog drie jaar te gaan op deze aarde.<br />

Hij was bijna 70 toen hij deze regels schreef. Ik ben<br />

nu 68, en mijn Ugchelse 'generatie' iets daaromtrent.<br />

Hoe beleven wij dit bestaan nu zelf? Wat denken en<br />

wat voelen wij, en hoe geven wij daar vorm aan?<br />

za. 18-01-1986<br />

Handen onderweg naar samen<br />

mannenhanden vrouwenhanden<br />

vaders handen Jezus' handen<br />

die naar elkaar toe leven<br />

om, bij elkaar gebleven,<br />

te wonen in de Vrede.<br />

En links, in hoofdletters schuin: KANA. Fijntjes wijst<br />

Jan naar Jezus, die <strong>een</strong> voorstander was van samen op<br />

weg <strong>zijn</strong>, mannen en vrouwen, op weg naar Vrede.<br />

En die tocht gezien als <strong>een</strong> feest, <strong>een</strong> bruiloft, <strong>zo</strong>nder<br />

al die patriarchale en sexistische <strong>een</strong>zijd<strong>ig</strong>heden waar<br />

ook onze tijd weer <strong>zo</strong>veel ellende van ziet. G<strong>een</strong> heksenjacht,<br />

g<strong>een</strong> onderdrukking 'in gods naam'.<br />

<strong>zo</strong>. 19-01-1986<br />

Gods Woord is stof: Gods Volk is stof.<br />

Gods Geest is droom en daad. Wij leven<br />

één ogenblik: in onze aandacht stroomt het vol,<br />

dat woord van God wordt <strong>een</strong> heelal, maar even.<br />

De wetenschap fixeert, plakt noten, we<strong>ig</strong>ert schuld,<br />

maar wij <strong>zijn</strong> samen het moment,<br />

tot aan de rand gevuld.<br />

Heel beeldend en raak getypeerd: theologie, kerkelijk<br />

recht, dat is 'wetenschap', hersenwerk, heel knap, dat<br />

wel, maar vervuld van e<strong>ig</strong>en belangrijkheid, <strong>zo</strong>nder<br />

besef van e<strong>ig</strong>en beperking en schuld. God is immers<br />

hun veronderstelde garantie. Wie dat niet blindelings<br />

accepteert moet dood, al is het maar monddood. De<br />

getu<strong>ig</strong>en en plaatsbekleders van alle rel<strong>ig</strong>ies lopen dat<br />

gevaar: e<strong>ig</strong>en gezag en macht als absoluut te zien en<br />

aan hun medegelov<strong>ig</strong>en op te leggen, omdat God de<br />

absolute is, en zij <strong>zijn</strong> wett<strong>ig</strong>e vertegenwoord<strong>ig</strong>ers.<br />

26<br />

do.16-01-1986<br />

Twee roepingen<br />

Meelij met Saul vandaag: van veeboer tot koning:<br />

boerenhebzucht en -slimheid doet <strong>zijn</strong> roeping de das<br />

om. En doodt hem. En meelij met Jezus: <strong>zijn</strong> meelij<br />

speelt de Geest in de kaart en schijnt <strong>zijn</strong> preken de<br />

das om te doen. Zijn woede om wonder van schoonmaak<br />

drijft hem in isolement, waar ik hem dan vind.<br />

Ik heb de liturgische context niet nageplozen, die is<br />

hier van minder belang. Deze tekst, waar Jan, in rood,<br />

de titel boven en 'Messiasgeheim?' onder <strong>heeft</strong> gezet,<br />

tekent haarscherp de tegenstelling, in het rel<strong>ig</strong>ieuze,<br />

tussen inhal<strong>ig</strong>hheid en extase, de gehechtheid aan het<br />

e<strong>ig</strong>en Ik en het volkomen loslaten daarvan. Enerzijds<br />

berekening, die niettemin vastloopt, van de andere<br />

kant overgave, die dóór ondergang en dood herrijst.<br />

di. 14-01-1986<br />

Dit is opnieuw het uur<br />

van heuvelbrood, van Kanawijn.<br />

Opnieuw <strong>heeft</strong> de natuur<br />

g<strong>een</strong> zin in 't dure geestes<strong>zijn</strong>.<br />

De geest <strong>heeft</strong> ook g<strong>een</strong> zin<br />

in 't hongeren van natuur.<br />

Zo komt men in dit Uur.<br />

In ware rel<strong>ig</strong>iositeit staan 'natuur' en 'geest' niet tegenover<br />

elkaar, als laag tegenover hoog. In beide vindt<br />

het goddelijke zich terug en openbaart het zich. G<strong>een</strong><br />

goed tegenover kwaad tenzij door fixatie op het ene<br />

en afwijzing van het andere. Zowel het sciëntisme als<br />

het godsdienst<strong>ig</strong> fundamentalisme brengen scheiding<br />

aan, waar uit en voor God slechts één heil<strong>ig</strong>e werkelijkheid<br />

bestaat. De pot verwijt op die manier de ketel<br />

dat ie zwart ziet. Blinde leiders van blinden!<br />

za. 1-02-1986<br />

De wind ontneemt mij het woord; vloek<br />

"Je moet niet in jezelf praten!" –<br />

– "Maar ik had het, jij Geest, tegen Jou!<br />

Je prest me!" – Ik kan het niet laten !!!<br />

Als poëzie niet schitterend, maar het schittert, als u<br />

begrijpt wat ik bedoel. Voor Jan Klein was het leven<br />

meditatie, overgave, geestelijke openheid in bewust<strong>zijn</strong><br />

van e<strong>ig</strong>en ontoereikendheid, maar fundamentele<br />

geborgenheid in het goddelijke, persoonlijk, maar niet<br />

dogmatisch opgevat. In alle <strong>een</strong>voud.<br />

di. 4-02-1986<br />

De maan wou wel,<br />

de <strong>zo</strong>n wil niet:<br />

En ik? Ik fiets en fiets maar snel...<br />

Ik sla maar gauw<br />

op vlucht voor 't somber gebied<br />

waar ik <strong>een</strong> hemel wou.


Mini-Dicht<br />

meditatief<br />

Na drie jaargangen en even<strong>zo</strong>vele rubrieken over de<br />

gedichten van Jan Klein in <strong>zijn</strong> poëtische dagboeken<br />

(agenda's) van 1986 t/m begin 1989 (hij stierf op de<br />

15 e februari van dat jaar) wilde ik even pauzeren, tot<br />

ik bedacht dat daarvoor g<strong>een</strong> tijd is. We leven, maar<br />

hoe lang nog? De kleine rijmen en gedichten die Jan<br />

dagelijks neerschreef kunnen helpen ons te bezinnen<br />

op de sei<strong>zo</strong>enen van het bestaan, in komen en gaan.<br />

do. 11-02-1988<br />

Wat hangt ons boven 't hoofd?<br />

De hemel, die men looft<br />

bij móói weer, maar vervloekt<br />

als hij iets anders <strong>zo</strong>ekt.<br />

Haast nooit is het zichzelf,<br />

dat wispelziek gewelf:<br />

't Moest vrouw <strong>zijn</strong>. 't Is toch man:<br />

al kleedt 't zich uit en an.<br />

Want wat ook komt of gaat<br />

steeds staat-ie waar-ie staat.<br />

Wat me steeds weer treft is die automatische mix<br />

van waarnemen aan de natuur en de symbolische<br />

interpretatie daarvan. Hij kan het niet laten, beide<br />

<strong>zijn</strong> geïntegreerd tot één ervaring. Hij moraliseert<br />

niet, maar beschrijft. Dat komt harder aan dan <strong>een</strong><br />

preek, maar is beter te verteren.<br />

do. 11-02-1988<br />

'k Heb staan kijken<br />

in de code<br />

van de eike-<br />

kruinenmode.<br />

Wat 'k vernam<br />

op 't ruim gewelf?<br />

Elke stam<br />

beoogt zichzelf.<br />

Een 'mode' is <strong>een</strong> bijna gecodificeerde manier van<br />

doen, <strong>een</strong> quasi-wetmat<strong>ig</strong>heid. Je hoeft je er niet aan<br />

te houden, maar doe je het niet dan sta je wel te kijk,<br />

in je blootje bijna, ongekleed. Elke 'stam' (=mens?) is<br />

op zichzelf gericht, dat lees ík erin. Dat <strong>heeft</strong> met<strong>een</strong><br />

twee kanten: mediteren als kijken naar jezelf, tegenover<br />

egocentrisme als niet kijken naar anderen.<br />

di. 9-02-1988<br />

Wijder en wijder de kringen,<br />

dieper en dieper de keiler,<br />

ruimer de kegels waarbinnen<br />

't dorsten naar weten kan zeilen.<br />

Gooi <strong>een</strong> st<strong>een</strong> in de vijver, kijk naar de kringen die<br />

zich verwijden, denk aan de keilst<strong>een</strong> die zinkt en zie<br />

de kegel die gevormd wordt van punt tot ring. Daar<br />

zeilt ons dorsten naar weten! Wat <strong>een</strong> pracht<strong>ig</strong> beeld<br />

van meditatie die iets anders is dan half-wakker<br />

'nadenken' over <strong>een</strong> paar regels uit <strong>een</strong> vrome verhandeling.<br />

Waarlijk mediteren is <strong>een</strong> reis naar binnen, die<br />

27<br />

begint met verstilling, met het doven van het verblindende<br />

kunstlicht van ons denken en voelen.<br />

wo. 10-02-1988<br />

Eerst rouwen de bomen<br />

om vor<strong>ig</strong>e <strong>zo</strong>mer.<br />

Dan gaan ze patronen<br />

van overgang tonen:<br />

't getakte wordt grover,<br />

g<strong>een</strong> blad is meer over,<br />

de knop uitgeschoven<br />

en alles heel pover...<br />

Dan dromen de bomen<br />

in nieuwe patronen<br />

van komende <strong>zo</strong>mer.<br />

Zo doet de levende natuur dat in haar metamorfose<br />

van winter naar <strong>zo</strong>mer. Natuurlijk is iedere interpretatie<br />

maar <strong>een</strong> spiegeling, <strong>zo</strong>als de voortdurend wisselende<br />

weerschijn in de plassen die Jan zag.<br />

do. 11-02-1988<br />

Zwart doodhout<br />

glimt mij tegen<br />

alom, in stobben, takken,<br />

doorweekt van weken regen<br />

die moeilijk weer wil zakken<br />

en zelfs wat bospercelen<br />

die anders water vlieden<br />

herschept tot taferelen<br />

uit Finse meergebieden.<br />

Langs wegen, sporen, paden,<br />

waar 't anders stuiven was,<br />

staat nu al weken, maanden,<br />

het water plas aan plas.<br />

Wie het niet op zichzelf wil betrekken, kan <strong>zo</strong>nder<br />

verlies van vorm of inhoud gewoon genieten van de<br />

beschrijving. Voor Jan was het <strong>een</strong> twee-in-één,<br />

gewoon <strong>een</strong> gelaagdheid in het menselijk bestaan als<br />

trait d'union tussen oppervlakk<strong>ig</strong> aardse en diepere<br />

werkelijkheidservaring.<br />

di. 9-02-1988<br />

De takken bewegen<br />

hun wuivend gestel<br />

en tekenen tegen<br />

de westerse schelp<br />

waar 't laatste licht<br />

hel is gelegerd<br />

hun onleesbaar geschrift<br />

dat in <strong>zo</strong>merse drift<br />

naar het hoogst van<br />

het ruim is gestegen.<br />

Ik denk hierbij aan 't schrijverke van Gezelle en aan<br />

Awater van Nijhoff: wat staat daar geschreven in dat<br />

schrift, niet te begrijpen, maar misschien wel te 'zien'?


Mini-Dicht<br />

<strong>zo</strong>maar 'n dag<br />

Het lettertype Garamond vervangt de oude Times<br />

New Roman in dit stuk. De kop staat nu in Comic<br />

Sans. Een nieuw en lucht<strong>ig</strong>er perspectief. Het past<br />

bij het agenda-blad waaruit ik heden put: dat van<br />

twee t/m acht maart 1987. Het was <strong>een</strong> extreem<br />

koud voorjaar toen, waarin pater Jan rondfietste,<br />

dat van de ijzelramp van 1 en 2 maart 1987.<br />

vr. 6-03-1987<br />

Verweduwd en verweesd, de witte velden<br />

in hun chinese rouw<br />

die dit jaar langer duurt dan ze bestelden<br />

uit wankele wintertrouw.<br />

Tegen wat mist worden de wijde luchten<br />

nog wijder uitgezet<br />

met brede kwast. Het eindloos <strong>zo</strong>merzuchten<br />

eist roodwitblauw palet.<br />

Deze ouwe Winter laat zich niet begraven:<br />

niets menslijks is hem vreemd.<br />

Als men<strong>ig</strong> man blijft hij <strong>zijn</strong> staatsmacht staven<br />

hoe meer men hem ze ontneemt.<br />

Ik schrijf dit begin februari voor de aflevering van<br />

maart. De paus l<strong>ig</strong>t in het ziekenhuis, veel sneeuw<br />

in het zuiden, maar hier is het zacht. De meditaties<br />

van Jan doen me denken aan het dagboek van<br />

Jiddu Krishnamurti uit de zest<strong>ig</strong>er jaren. Het is <strong>een</strong><br />

vol aandacht beschrijvend aanwez<strong>ig</strong> <strong>zijn</strong> in wat IS.<br />

?-03-1987<br />

De buizerd zat te slapen<br />

in 't eerste plukje <strong>zo</strong>n.<br />

Zo kan 'k hem goed begapen<br />

dacht ik, maar... o pardon:<br />

hij vluchtte toen ik stopte,<br />

streek om de boshoek neer.<br />

En wie toen wie wel fopte?<br />

Om 't hoekje vond 'k hem weer<br />

(drie keer!)<br />

Het verschil tussen beiden is, lijkt me, dat Jan wat<br />

hij ziet ook interpreteert, van 'n specifieke duiding<br />

voorziet, terwijl het voor Krishnamurti voldoende<br />

was te zien en dat te beschrijven: wat verschijnt<br />

spreekt voor zichzelf. Maar voor ons onverlichte<br />

zielen <strong>zijn</strong> juist de doorkijkjes die don Juan ons<br />

biedt <strong>zo</strong> interessant: evenals die waar die andere<br />

don Juan, uit de boeken van Castaneda, <strong>zo</strong> sterk in<br />

was: <strong>een</strong> hoekje om <strong>een</strong> andere dimensie in.<br />

28<br />

ma. 2-03-1987<br />

In God is g<strong>een</strong> verstand.<br />

Wat ons "verstand" <strong>zo</strong>u heten<br />

is moederhartebrand<br />

van 't lieve leven telen<br />

en uit be<strong>zo</strong>rgdheid zweten.<br />

Dat komt er toch heel dichtbij: interpretatie van<br />

het niet-bedachte. "In God is g<strong>een</strong> verstand" in de<br />

zin waarin dat ons gegeven is. In het goddelijke is<br />

liefhebbende presentie, scheppende en <strong>zo</strong>rgende<br />

aanwez<strong>ig</strong>heid. Dat is het onbenoembare, dat wat<br />

g<strong>een</strong> oog <strong>heeft</strong> gezien en g<strong>een</strong> oor <strong>heeft</strong> gehoord.<br />

do. 5-03-1987<br />

Het grijsgelakte veld<br />

is wijd en zijd versteld<br />

van neergeslagen nevel<br />

en opgeslagen sneeuw.<br />

Terneergeslagen bomen<br />

zien nog g<strong>een</strong> lente komen.<br />

Ze wachten al <strong>een</strong> eeuw.<br />

Leven is streven, en leven is wachten, in één<br />

moeite door. We kijken om ons h<strong>een</strong> en doen van<br />

alles om van alles te bereiken, dingen en mensen te<br />

maken en te behouden, <strong>zo</strong> druk dat we dikwijls<br />

<strong>zo</strong>wel vergeten waarom en waartoe als de wisselvall<strong>ig</strong>heid<br />

en tijdelijkheid ervan. Maar de rel<strong>ig</strong>ieuze<br />

mens vermoedt dat er meer is dan dat.<br />

di. 3-03-1987<br />

Achter het gazen weefsel<br />

– meer is de ekeris niet –<br />

<strong>een</strong> prent van <strong>zo</strong>nnezeefsel<br />

het Land van Ver Verschiet.<br />

Wij <strong>zijn</strong> als de eke-ris, het rijtje eiken, dat Jan zag<br />

staan, met hun bladerloze takkenkroon. Dit beeld<br />

zegt ons, dat het met de jaren uitgedund raken van<br />

ons aardse bestaan <strong>een</strong> functie kan hebben bij het<br />

bijna zichtbaar worden van <strong>een</strong> ander land, verweg<br />

vanuit onze mist<strong>ig</strong>e, <strong>zo</strong>ndoorzeefde optiek. Dit is<br />

<strong>een</strong> koude maar <strong>zo</strong>nn<strong>ig</strong>e dag, vol troost:<br />

di. 3-03-1987<br />

Onvoorstelbaar<br />

– in deze ijstijd –<br />

't <strong>zo</strong>merdeel <strong>zijn</strong>,<br />

heel de weelde<br />

van <strong>een</strong> boom.<br />

Ongelooflijk<br />

– in je grijsheid –<br />

't jeugd<strong>ig</strong> heel-<strong>zijn</strong><br />

na je dood.


Mini-Dicht<br />

lente<br />

De agenda-gedichten van pater Jan Klein staan vol<br />

natuur-impressies. En keer op keer verwijst hij,<br />

<strong>zo</strong>als we intussen wel weten, naar perspectivische<br />

verten van zingeving en betekenis, voor hemzelf en<br />

– hij is en blijft priester – voor <strong>zijn</strong> medemens. Hij<br />

is open naar het hemelse 'boven' en het aardse<br />

'beneden'. De bijna zevent<strong>ig</strong>jar<strong>ig</strong>e is mild en vol<br />

mededogen. Grenzen vervagen: hij wordt één met<br />

wát hij ziet en hoe.<br />

20 april 1987 (paasmaandag)<br />

Een berk laat haar<br />

bruidssluiers<br />

wijd in de wind<br />

'k Ben 't eerste klaar!<br />

fluistert ze,<br />

blij als <strong>een</strong> kind.<br />

Maar eikje, klein<br />

eikje, wat<br />

heb je misdaan<br />

om kaal en ontschorst <strong>zo</strong><br />

allen<strong>ig</strong> te staan?<br />

Kijk dán naar de beuk die<br />

de mode laat zien:<br />

<strong>zo</strong> groen als <strong>een</strong> lier en<br />

beloverd voor tien.<br />

Het menselijk brein met z'n miljarden cellen is<br />

<strong>een</strong> bron van myriaden hele en halve associaties<br />

en gedachten. 't Was pasen, 't is lente, de <strong>een</strong> is<br />

er klaar voor, de ander blijft achter. Zo is het<br />

met bomen en met mensen. Het leven protesteert<br />

tegen stagnatie. Wees niet bang voor de<br />

lentedans, de wonderen <strong>zijn</strong> de wereld nog niet<br />

uit! Jij mag ook meedoen, zien en beleven hoe<br />

licht het leven kan <strong>zijn</strong>.<br />

wo. 6 mei 1987<br />

Van asgloed blozend vraagt de vroege dag<br />

of mei wellicht niet mag . . .<br />

Uit berke- of eike- of beukeblarennest<br />

rijst zacht protest:<br />

"Wie <strong>zo</strong>ekt nog naar de wonderen van Mei?<br />

De dans van Mei <strong>zijn</strong> wij!"<br />

Voeg dan – blauw bloost de lucht –<br />

de dans bij 't woord:<br />

dans meiboomvolk, dans voort!<br />

En huistoe dansend zien we 't wonder: gaan<br />

lichtlief de 'kerstboom'-kaarsjes aan.<br />

Zijn poëzie doet <strong>soms</strong> denken aan de schilderkunst<br />

van Hollandse en Vlaamse meesters: <strong>zo</strong> fijn van<br />

penseelstreek, <strong>zo</strong> helder van kleur, <strong>zo</strong> vol van het<br />

zuiverste licht. Zijn woordkeus is als <strong>een</strong> hoogst<br />

29<br />

persoonlijk coloriet, hij mengt naar believen en<br />

<strong>zo</strong>nder taalkund<strong>ig</strong>e angstvall<strong>ig</strong>heid. Of het <strong>zo</strong> hoort<br />

interesseert hem niet, hij is vrij en doet wat hij wil. Je<br />

moet ervan houden, maar dan geeft het je ook veel.<br />

di. 21 april 1987<br />

Hoe is 't ga<strong>zo</strong>n gezaaid<br />

tot dit saffierfluweel?<br />

Met fijnste steek genaaid,<br />

bestikt met dauwjuweel!<br />

Maar zie nu wijd en zijd:<br />

dit gloeiend groen regeert!<br />

En 't is de Oneind<strong>ig</strong>heid<br />

tot spruitsels ingekeerd.<br />

Al had hij dan het grootste deel van z'n leven<br />

doorgebracht in de beschutting van het kloosterleven,<br />

in z'n laatste jaren bloeide hij open tot <strong>een</strong><br />

onvermoede ruimdenkendheid en overgave aan<br />

de rijkdommen van het leven. De mens beschikt<br />

over keuzemogelijkheden: stilstand of groei, zich<br />

beperken of <strong>zijn</strong> kansen grijpen, <strong>zijn</strong> ogen dicht<br />

of juist wijd open, <strong>zo</strong>nder angst of preutsheid.<br />

De innerlijke stem zelf wijst de weg.<br />

vr. 5 juni 1987<br />

Schaapjes, Ik ben uw Poort.<br />

Gij vest<strong>ig</strong>t hoven, muren<br />

en heggen om mijn Woord,<br />

waar gij u veil<strong>ig</strong> houdt<br />

voor wat ge, uit wereldwoud,<br />

van rovers moest verduren.<br />

Ga uit op avonturen!<br />

De poort staat in uw wal<br />

open naar beide zijden<br />

voor berging of voor weiden.<br />

Laat niemand u misleiden:<br />

Ik ben de Poort op 't Al.<br />

De bedoelde geestelijke ruimte valt niet samen<br />

met de fysieke. Je hoeft de wijde wereld niet in<br />

om deze vrijheid te proeven. Waar je ook bent,<br />

hoe je toestand ook is, daar heb je de keus tussen<br />

gevangenschap of vrijheid. "Laat niemand u<br />

misleiden", dat is de raad van uw broeder en<br />

vriend Jan. We <strong>zijn</strong> jarenlang teveel betutteld en<br />

geïndoctrineerd. Het is de hoogste tijd om onze<br />

geestelijke vleugels uit te slaan, de <strong>zo</strong>n tegemoet.<br />

Dank je Jan, ook voor deze les.


Mini-Dicht<br />

tegendelen<br />

Pater Jan leek me in sociaal opzicht niet <strong>zo</strong>'n<br />

Draufgänger, in de communiteit g<strong>een</strong> luidrucht<strong>ig</strong><br />

element. In <strong>zijn</strong> gedichten vinden we <strong>zijn</strong> niet<br />

makkelijk meer aan specifieke gebeurtenissen te<br />

koppelen commentaren, <strong>zo</strong>als het volgende:<br />

di. 7-02-1989<br />

Overal <strong>zijn</strong> grenzen aan.<br />

Maat. Niets is oneind<strong>ig</strong>,<br />

noch geduld, noch laat-maar-gaan.<br />

Liefde kan venijn<strong>ig</strong>.<br />

Misschien betreft dit in eerste instantie niet meer<br />

dan het gedrag van de bomen en struiken die hij<br />

zag staan. Maar we kunnen het toepassen op<br />

allerlei situaties waarin wijzelf ons bevinden.<br />

Deze keer lezen we o.a. wat hij schreef in de<br />

laatste maand van <strong>zijn</strong> leven, tot in de laatste<br />

week zelfs: hij stierf op <strong>zo</strong>ndag 12 februari 1989.<br />

do. 19-01-1989 (Week van de Eenheid)<br />

Denken in regels, in lijnen,<br />

als 't op <strong>een</strong> Eenheid slaat,<br />

doet de Gestalte verdwijnen<br />

van de Persoon waar 't om gaat.<br />

Zelf heb ik wat moeite met het persoonsbegrip<br />

in dit verband, en met de toepassing ervan op de<br />

historische Jezus. Dat neemt niet weg dat ik het<br />

met hem <strong>een</strong>s ben dat de gestalte van de, in vele<br />

brandpunten oplichtende, Ene uit ons zicht verdwijnt<br />

door al teveel rechtlijn<strong>ig</strong>heid in denken en<br />

voelen, en in het erop gebaseerde doen en laten.<br />

di. 24-06-1986 (7:30)<br />

Twee einders turen elkaar aan:<br />

de <strong>een</strong> ziet de ander amper staan,<br />

<strong>zo</strong> ver is de <strong>een</strong> van de <strong>een</strong> vandaan.<br />

Het westen schijnt onvatbaar blauw:<br />

bosblauw? pijptabakssmok<strong>ig</strong> blauw?<br />

Bostegenvraag: wat of 't <strong>zo</strong>u.<br />

Het oosten schijnt complementair:<br />

oranjeluchten met <strong>een</strong> flair,<br />

<strong>een</strong> koninginnelijk soort air.<br />

Twee hori<strong>zo</strong>nten wijd van<strong>een</strong>.<br />

Ik fiets daartussen, dicht met<strong>een</strong><br />

de kloof die de ander scheidt van de <strong>een</strong>.<br />

Dat is <strong>een</strong> nogal bevreemdende kwaliteit van <strong>zijn</strong><br />

dichten: dat het betrekking <strong>heeft</strong> op ieder heden.<br />

Het maakt <strong>zijn</strong> gedachten en woorden voor ons,<br />

behalve genietbaar, ook <strong>zo</strong> praktisch bruikbaar.<br />

30<br />

In dit geval moet ik denken aan de tegendelen in<br />

salesiaans Nederland, die onherleidbaar schijnen.<br />

Jan ziet het aan en fietst rust<strong>ig</strong> door het midden,<br />

waarmee hij ze toch weer veren<strong>ig</strong>t. Een idee?<br />

ma. 28-07-1986<br />

De hemelen <strong>zijn</strong> vandaag gebouwd<br />

uit toekomstwerk van wolken,<br />

immens en te bevolken<br />

met wezens onvertrouwd<br />

<strong>zo</strong>zeer: je <strong>zo</strong>ekt <strong>een</strong> ouverture<br />

voor hartontsloten uren. –<br />

Denk <strong>een</strong>s na over de onzekere toekomst van<br />

het salesiaanse werk in ons land, dat voor <strong>een</strong><br />

deel gedragen zal worden door allerlei mensen<br />

met wie wij <strong>soms</strong> minder vertrouwd <strong>zijn</strong>. Wat<br />

kun je dan beter doen dan je afvragen hoe deze<br />

dingen in <strong>een</strong> goede sfeer te bespreken? Je hart<br />

werkelijk ontsluiten is niet altijd gemakkelijk.<br />

<strong>zo</strong>. 5-02-1989<br />

De hoogste top – ook verderop –<br />

dat is <strong>een</strong> top van bomen.<br />

Veel hoger zal 't niet komen,<br />

dit erfland onzer dromen,<br />

of 't moest al met de schop.<br />

Onze bescheidenheid hoeft niet verder te gaan<br />

dan realisme: laten we ons maar houden bij <strong>een</strong><br />

soort poldermodel, niet te hoog grijpen. Dat was<br />

de les van 's-Heerenberg, dat is de les nog steeds.<br />

wo. 8-02-1989<br />

Mijn pad begint te lichten.<br />

De berken aan de kant<br />

krijgen e<strong>ig</strong>en gezichten.<br />

De dag komt over 't land,<br />

besloten als <strong>een</strong> wijde<br />

stolp over <strong>een</strong>zaamheid;<br />

bepoedert Moeder Heide<br />

tot grijze majesteit.<br />

Zichzelf verft hij verfijnder<br />

met tinten van pastel<br />

tot diep om oostereinder,<br />

<strong>zijn</strong> bossenvoetschabel.<br />

Het lijkt Johan Sebastiaan Bach wel: <strong>zo</strong>als altijd<br />

komt de muziek weer terecht bij z'n goddelijke<br />

Oergrond, diep bewogen van begin tot eind.


Mini-Dicht<br />

rasteren<br />

Deze vijfde aflevering van Mini-Dicht verschijnt in<br />

de schaduw van <strong>een</strong> conflict rond de aard en opzet<br />

van DBB-k. Hopelijk blijft het ons forum, gered<strong>ig</strong>eerd<br />

met respect voor ieders mening, stijl en tekst.<br />

Dit blad staat voor velen van ons niet all<strong>een</strong>, zelfs<br />

niet voornamelijk, in het teken van werk naar<br />

buiten toe, maar van werk naar binnen, met z’n<br />

behoefte aan en recht op ruimte. Die te beperken<br />

is onnod<strong>ig</strong> en onverstand<strong>ig</strong>.<br />

vr. 9-09-1988<br />

Dit regelen is rasteren:<br />

<strong>een</strong> venster op het vrije<br />

met traliën verbasteren;<br />

vervreemding doen gedijen:<br />

wie binnen staat belasteren,<br />

als legervee in rijen.<br />

Wie buiten staat, die past er 'n<br />

leuk mouwtje aan, <strong>zo</strong>'n zijen.<br />

Leven kent op- en neergang, en voortdurende<br />

vernieuwing. Wat oud heet in de ene zin blijkt jong<br />

in <strong>een</strong> andere. Natura artis magistra, <strong>zo</strong>als het devies<br />

van de Amsterdamse dierentuin luidt: de natuur<br />

doet het de menselijke organisatie voor. Wie oud is<br />

hoeft zich niet meer te gedragen als <strong>een</strong> jochie op<br />

straat, want hij <strong>heeft</strong> <strong>een</strong> e<strong>ig</strong>en waard<strong>ig</strong>heid en<br />

waarde. Wie jong is doet naar z'n leeftijd en<br />

ontwikkeling, dat bijt elkaar niet.<br />

vr. 2-09-1988<br />

De oude hei roest weg.<br />

Haar beuk komt in z'n doen,<br />

het zilverwitte vest<br />

in <strong>een</strong> nieuw pak van groen.<br />

Veelvorm<strong>ig</strong>heid binnen dezelfde soort, <strong>een</strong> e<strong>ig</strong>en<br />

innerlijk en uiterlijk, or<strong>ig</strong>inaliteit is levenskracht,<br />

ook van het geheel: communiteit, congregatie en<br />

kerk. Overbod<strong>ig</strong>e uniformering is <strong>een</strong> teken van<br />

angst en van armoe, van gebrek aan moed.<br />

do. 1-09-1988<br />

Fijnsparrenaanplant.<br />

Alles tesaam begonnen,<br />

alles gelijk van aard.<br />

Maar iedere 'Gestalt'<br />

is tot miniemst detail<br />

gans zelfver<strong>zo</strong>nnen.<br />

Het is nog vroeg, nog halfdonker op die morgen<br />

in september. Pater Jan zit alweer op z'n fiets en<br />

oriënteert zich, stelt zich in op z'n rijwiel en de<br />

31<br />

route, <strong>zo</strong>als de drie magi, koningen of wijzen: op<br />

<strong>een</strong> hemellichaam, <strong>een</strong> ster of <strong>een</strong> planeet. Het is<br />

als <strong>een</strong> gericht dwalen, <strong>een</strong> dwalend <strong>zo</strong>eken naar<br />

licht. Doelloos en toch niet <strong>zo</strong>nder bedoeling, op<br />

weg naar niets bepaalds, maar dat is bepaald niet<br />

niets. Een tocht als in <strong>een</strong> droom.<br />

wo. 14-09-1988<br />

Fietsen naar <strong>een</strong> Ster.<br />

Ritslend, her en der<br />

vloden schemerwezens.<br />

Namen niet te lezen<br />

zij 't dan Jupiter.<br />

Fietsen toen het kon,<br />

naast <strong>een</strong> hori<strong>zo</strong>n,<br />

hel en koel van klaarte.<br />

Tussen luchtgevaarten:<br />

de planeet die blonk.<br />

Fietsen. Plas na plas<br />

kaatste, tussen gras,<br />

helderder: het dagen;<br />

donkerder: de vlagen<br />

noorderluchtgewas.<br />

Fietsen: <strong>zo</strong>nom<strong>zo</strong>omd,<br />

druipend nat geboomt.<br />

En de bronzen grenen<br />

stonden mat omschenen.<br />

Droomden zeer beschroomd.<br />

Wat is <strong>een</strong> mens? "Eeuw<strong>ig</strong> leven in de vorm van<br />

individueel, bewust belevingsvermogen" volgens<br />

Bô Yin Râ (J.A. Schneiderfranken) in 'Das Buch<br />

vom Jenseits' (vert. 'Het boek van gene zijde',<br />

Servire, Den Haag: 1966, blz.49). Individualiteit,<br />

bewust<strong>zijn</strong>, vorm, maar niet noodzakelijk <strong>een</strong><br />

fysiek lichaam: we kennen deze begrippen, maar<br />

zitten toch min of meer vast aan de materialiteit<br />

van ons voorstellingsvermogen.<br />

di. 6-09-1988<br />

Het bos uit en de wereld in<br />

van licht en lucht en huizen.<br />

Hier staan de open sluizen<br />

van vloeiend dagbegin.<br />

We leven hier en nu, lichamelijk, op deze aarde,<br />

stofje in <strong>een</strong> onafzienbaar 'heelal', dat zelf niet<br />

meer is dan <strong>een</strong> ademtocht van goddelijke creativiteit.<br />

Vrijheid in vrede, vrede zij ons.


Ruimte t'Over<br />

Don Rua<br />

Al gaat Don Bosco Binnen-kort het <strong>zo</strong>nder ouds<br />

doen (of niet), don Bosco hoeft het binnenkort<br />

nog niet <strong>zo</strong>nder ouds te doen, want we gaan, in<br />

<strong>een</strong> nieuwe periodiek, gewoon verder met het<br />

onderhouden van vriendschappelijke contacten,<br />

met elkaar, en ook met de salesianen en anderen<br />

die dat willen. We hebben genoeg te doen en te<br />

delen, <strong>zo</strong>als de gedichten van pater Jan Klein, die<br />

voor velen van ons <strong>zo</strong> belangrijk is geweest.<br />

In het bos <strong>een</strong> lichtgetover,<br />

door 't gebladerte gevallen;<br />

in de duist're bomenhallen<br />

is er altijd ruimte te over.<br />

Wordt de dichter dan al dover,<br />

hoort hij zelfs z'n fiets niet kraken,<br />

niets dwingt hem z'n lied te staken;<br />

ook vreest hij g<strong>een</strong> enkele rover.<br />

Z'n bezit is veel te pover<br />

om het van hem af te nemen:<br />

't <strong>zijn</strong> maar simpele poëmen;<br />

daar gaan deze stukjes over.<br />

Al <strong>een</strong> paar keer is mij om gedichten van pater<br />

Jan gevraagd, omdat door mijn stukjes kennelijk<br />

de indruk is ontstaan dat ik die wel zal hebben.<br />

Dat is maar ten dele waar. Ik heb de agenda's<br />

van 1986 t/m begin 1989, <strong>zijn</strong> poëtische dagboeken,<br />

bladzij voor bladzij gescand en opgeslagen<br />

in beeldformaat (jpg). Daarin staan <strong>een</strong> paar<br />

duizend gedichten. Die <strong>zijn</strong> vroeger al deels<br />

overgeschreven door Henk Hendriks en worden<br />

door mij in tekstformaat (doc) ged<strong>ig</strong>italiseerd.<br />

Verder heb ik wat los materiaal, <strong>zo</strong>als de liedbundel,<br />

feestprogramma's e.d., waarin teksten<br />

van Jan Klein te vinden <strong>zijn</strong>. Wat ik wil voorstellen<br />

is <strong>een</strong> <strong>projekt</strong> 'Klein-Dicht' om <strong>zo</strong>veel<br />

mogelijk van <strong>zijn</strong> gedichten (incl. liedteksten) te<br />

verzamelen en daarna ter beschikking te stellen,<br />

op papier en/of d<strong>ig</strong>itaal. Hierbij nod<strong>ig</strong> ik dus<br />

ieder<strong>een</strong> uit om mij te laten weten welke teksten<br />

er <strong>zijn</strong>, en om er, indien nod<strong>ig</strong>, <strong>een</strong> copie van op<br />

te sturen, per gewone post of per email.<br />

Het nieuwe vrije forum 'Don Rua Nieuws' is<br />

heel geschikt om er verslag in te doen van de<br />

voortgang. Ik denk dat we in <strong>een</strong> jaar <strong>een</strong> heel<br />

eind kunnen komen en dus tegen het einde van<br />

2006 al <strong>een</strong> voorlop<strong>ig</strong> verslag kunnen maken.<br />

Daarnaast wil ik verdergaan met het citeren en<br />

van commentaar voorzien van de vele agendagedichten.<br />

Deze nieuwe reeks geef ik als titel<br />

32<br />

'ruimte te over', om aan te geven dat we kiezen<br />

voor samenwerking in vrijheid en welwillendheid,<br />

maar los van niet terzake doende autoriteit.<br />

ma. 31-08-1987<br />

God schrijft egaal<br />

op rare streken.<br />

Zons materiaal<br />

<strong>zijn</strong> rechte reken:<br />

onafgeweken<br />

gaat al wat straalt.<br />

(met Einsteins verlof)<br />

Humor is <strong>een</strong> van de kenmerken van <strong>zo</strong>ekers<br />

naar waarheid. Pater Jan kon er wat van. De weg<br />

gaat recht-toe-recht-aan, ondanks allerlei gekonkel<br />

en gekronkel, daar kan g<strong>een</strong> Einstein wat aan<br />

doen. Zo is ook de titel <strong>een</strong> woordgrapje: al is<br />

ons ruimte ontnomen, er is – als bij toverslag –<br />

weer ruimte genoeg. Pater Ronteltap noemde mij<br />

vroeger 'Toveroom'. Een Harry Potter avant la<br />

lettre? Ik verl<strong>een</strong> gaarne m'n medewerking.<br />

za. 29-08-1987<br />

Dagstart verricht. Nu rust het licht<br />

het liefst op 't laagste groen.<br />

Het hoogste is af van rijpensplicht.<br />

Het laagst, <strong>zo</strong>als Molinia,<br />

die 'k prachtverbijsterd gadesla,<br />

<strong>heeft</strong> alles nog te doen.<br />

Daar gaan we dan: <strong>een</strong> nieuw jaar tegemoet, al<br />

<strong>zijn</strong> we heel wat ouder dan toen het voor ons op<br />

Don Rua begon. Daardoor is de rijpingsplicht<br />

grotendeels wel voorbij, maar de mogelijkheid<br />

om te groeien en te bloeien blijft bestaan. Wat<br />

we elkaar vertellen en met elkaar doen kan ons<br />

ontspannen en ontstrammen. Het oude vergeten<br />

mag, maar dat lukt men<strong>ig</strong><strong>een</strong> niet erg. Dan is het<br />

beter om maar in beweging te blijven.<br />

do. 3-09-1987<br />

Diep sacramentele<br />

dopersrituelen:<br />

lossing van de rem.<br />

Effata: Herboren!<br />

Oren om te horen,<br />

mond met nieuwe stem.


Ruimte t'Over<br />

Llano Estacado<br />

Voor Jan Klein waren de laatste jaren van <strong>zijn</strong><br />

leven – geheel in de lijn van z'n geestelijke vader<br />

Jan Bosco – <strong>een</strong> voortdurende Oefening van de<br />

Goede Dood. Dat was, door z'n hartkwaal, <strong>een</strong><br />

fysieke strijd, door slechthorendheid <strong>een</strong> gevecht<br />

met de <strong>een</strong>zaamheid, maar steeds ook <strong>een</strong> geestelijke<br />

strijd: Jan deed z'n uiterste best te geloven<br />

in <strong>een</strong> goddelijke aanwez<strong>ig</strong>heid.<br />

Hij vergelijkt <strong>zijn</strong> oude dag met <strong>een</strong> barre tocht<br />

als Francisco Vázquez de Coronado in 1541 in<br />

in <strong>een</strong> brief aan de Spaanse koning beschrijft:<br />

<strong>zijn</strong> reis van anderhalf duizend kilometer over de<br />

eindeloze hoogvlakte op de grens van wat nu<br />

New Mexico en Texas heet: <strong>een</strong> graswoestijn<br />

<strong>zo</strong>nder oriënteringspunten en <strong>zo</strong> wijd dat er, net<br />

als op zee, de ronding van de aarde is te zien.<br />

Hij <strong>heeft</strong>, waarschijnlijk ook bij gebrek aan warm<br />

menselijk contact, honger en dorst naar geestelijke<br />

vertroosting, en z'n hart slaat als paardehoeven<br />

op dorre bodem bij de gedachte dat dit<br />

zal kunnen leiden tot de dood van <strong>zijn</strong> geplaagde<br />

en opstand<strong>ig</strong>e materiële vorm. Heel dubbel dus.<br />

Herkennen we dit? Het cultiveren van overgave<br />

aan het hogere en omzien als de vrouw van Lot.<br />

wo. 18-03-1987<br />

Zachte handen<br />

voeren hem naar warmten<br />

waar het uur van<br />

groot verdiepen slaat.<br />

Komt hij nog weer<br />

boven uit de zwarte<br />

doodsextase<br />

waar hij in vergaat?<br />

Jawel, maar nauwelijks twee jaar later ontmoet<br />

hij de Dood in <strong>zijn</strong> e<strong>ig</strong>en Ispahan. Het schokte<br />

me toen ik, in het volgende gedicht, in <strong>zijn</strong> e<strong>ig</strong>en<br />

33<br />

woorden als het ware <strong>een</strong> beschrijving daarvan<br />

las. We denken ons lot te slim af te kunnen <strong>zijn</strong>,<br />

geluk te hebben, de dans te ontspringen. Zo in<br />

strijd met de waarheid dat, in het verhaal, de<br />

Dood er verbaasd over is. Terugkeer naar het<br />

leven, en toch onderweg naar het einde.<br />

vr. 13-06-1986<br />

Bospadmidden volgend<br />

tussen twee N-Z-verbindingen<br />

wordt ik gereïncarneerd of <strong>zo</strong>.<br />

Ik moet net omgekomen <strong>zijn</strong><br />

slord<strong>ig</strong> afzwenkend over de brug<br />

van de Heil<strong>ig</strong>enbergerbeek<br />

naar de Vieweg.<br />

Het leven is anders. Ik ben<br />

met <strong>een</strong> ander hart bez<strong>ig</strong><br />

mij te verheugen<br />

over mijn weergekeerd<br />

geheugen. Ik herken liesgras.<br />

Daar staat heel wat in waar we g<strong>een</strong> informatie<br />

over hebben. Zijn ijzeren geheugen was als <strong>een</strong><br />

handelsmerk, werd het minder? Kwam het<br />

terug? Werd hij zich bewust van <strong>een</strong> langdur<strong>ig</strong><br />

moment van afwez<strong>ig</strong>heid en van het gevaar dat<br />

hij daardoor, al fietsend, 'gelopen' had? Was hij<br />

omgekomen, dan <strong>zo</strong>u dit herboren gevoel <strong>een</strong><br />

geval van reïncarnatie kunnen <strong>zijn</strong>. In carne?<br />

Hij was op <strong>zo</strong>ndag 8 november 1987 zevent<strong>ig</strong> jaar<br />

geworden en memoreerde dat in z'n eindejaarswens.<br />

Als ons lichaam dood is kunnen we niet meer stuk:<br />

wat van ons rest wemelt van leven, hier en elders.


Ruimte t'Over<br />

voor wie wil<br />

Bij het lezen van teksten van Jan Klein ben ik<br />

altijd bedacht op, <strong>zo</strong> niet op <strong>zo</strong>ek naar diepere<br />

gronden. <strong>Ieder</strong>s positie in het bestaan is uniek,<br />

en daarmee ieders perspectief even<strong>zo</strong>. Toch <strong>zijn</strong><br />

er herkenningspunten, omdat woorden, als symbolen<br />

van betekenis, het bedoelde naar analogie<br />

doen aanvoelen en begrijpen.<br />

do. 17-3-1988<br />

De lichtvlek op de <strong>zo</strong>ldering<br />

lijkt <strong>een</strong> ovalen opening<br />

naar waar men hemel speurt.<br />

't Is enkel <strong>een</strong> weerspiegeling<br />

van <strong>een</strong> of ander lieflijk ding,<br />

die, kerend, de oorsprong kent. 199<br />

Hij herkent de lichtvlek als <strong>een</strong> natuurkund<strong>ig</strong><br />

verklaarbaar fenom<strong>een</strong>, dat – in omgekeerde<br />

richting – de lichtval volgend naar z'n bron leidt.<br />

Daaronder nu de tweede laag, de parallel,<br />

verwijzend naar <strong>een</strong> existentieel gegeven: volg<br />

terug wat u verwondert, wat u ontroert, en zie<br />

waar u uitkomt. Het behoeft g<strong>een</strong> naam, het Is.<br />

Feest boven einderlijn.<br />

Kleiner. Dan: weggewist.<br />

Laten de schilders,<br />

laten de filmers<br />

zien hoe dit is?<br />

Luchten <strong>zijn</strong> soeverein.<br />

Enkel de waterplas<br />

houdt het voor even vast,<br />

mat, in <strong>een</strong> vensterglas<br />

door <strong>een</strong> gordijn. 200<br />

Het volgende gedicht gaat daar op door. Lucht-<br />

en lichteffecten <strong>zijn</strong> efemerisch, vlucht<strong>ig</strong>, ze worden<br />

gezien in het voorbijgaan, ongrijpbaar. Is het<br />

<strong>zo</strong> ook niet gesteld met ons zicht op diepere<br />

dingen, ons aanvoelen van wat zich niet laat zien<br />

en vasthouden, laat staan opslaan en bewaren?<br />

En wat we zien gaat schuil als achter matglas.<br />

De kale takken wortelen wijd<br />

in water van <strong>een</strong> plas.<br />

Daaronder l<strong>ig</strong>t <strong>een</strong> vacht gespreid<br />

van 't schapenwolkenras.<br />

Blauw, dat er geulen tussen slaat,<br />

loert narr<strong>ig</strong> uit het diepst<br />

tot waar 't in kimgroen overgaat<br />

en voor de glimlach kiest. 202<br />

34<br />

'Zo boven <strong>zo</strong> beneden' luidt <strong>een</strong>, door velen in<br />

velerlei verband geciteerd, hermetisch adagium.<br />

Er <strong>zijn</strong> meerdere werelden, bestaande op <strong>een</strong> en<br />

dezelfde kosmische plaats, onderscheiden door<br />

hun coulissen, beter: aanschouwingswijzen. Hier<br />

en nu vangen we er <strong>soms</strong> al <strong>een</strong> glimp van op.<br />

wo. 16-3-1988<br />

Donz<strong>ig</strong> gewatteerd met mossen,<br />

staan de stronken van de bossen<br />

't 'In Memoriam' uit te slaan:<br />

"Sterven komt er niet op aan!" 197<br />

'In memoriam', niet vergeten: gezien in het licht<br />

van het bovenstaande bestaat er g<strong>een</strong> dood: 'vita<br />

mutatur, non tollitur' (het leven verandert, maar<br />

houdt niet op). Dus uiteindelijk komt sterven er<br />

niet op aan. Er <strong>zijn</strong> overgangen, als op- of nedergang<br />

van groot belang. Maar g<strong>een</strong> dood, g<strong>een</strong><br />

uitzichtloze toestanden, g<strong>een</strong> nu of nooit meer.<br />

In dennebossen staat dit licht<br />

langs stammen glorend opgericht,<br />

maar in de sparren raakt het <strong>zo</strong>ek.<br />

Dicht groen <strong>heeft</strong> zelf al 't licht geboekt.<br />

Oneven, weifelacht<strong>ig</strong> glimt<br />

iets rose tussen 't grijs dat klimt<br />

en tot weids blauwen opengaat<br />

terwijl de west aan 't duist'ren slaat.<br />

Westen springt weer uit de band,<br />

maar in 't koperkleurend oosten<br />

neemt het branden, en het roosten<br />

van <strong>zo</strong>nsopgang de overhand<br />

en m'n schaduw fietst me voor,<br />

zwak getekend op de bermen<br />

in <strong>een</strong> gouden vlek ontfermen<br />

onder 't rampenrijk décor. 198<br />

Pater Jan is onderweg, op z'n fiets, zich bewust<br />

van z'n schaduw, als troostend accent, als bewijs<br />

van z'n bestaan in <strong>een</strong> aardse omgeving, waar het<br />

licht <strong>soms</strong> <strong>zo</strong>ek is, en de dimensies (bovenbeneden,<br />

oost-west, achter-voor) <strong>een</strong> rampzal<strong>ig</strong>e<br />

verwarring kunnen stichten. Jan Klein gaat op in<br />

het grotere geheel en kijkt er z'n ogen op uit.<br />

Bomen stomen<br />

bij dit domen<br />

tot het hemelheem.<br />

Berken, lorken:<br />

pijpen orgel<br />

dun en dicht op<strong>een</strong>. 195<br />

Tot slot <strong>een</strong> synesthetische verschuiving van zien<br />

naar horen: de bomen barsten los als <strong>een</strong> pijporgel<br />

dat de lof zingt van het onbenoembare.


Ruimte t'Over<br />

broer en zussen<br />

Jan Klein (1917-1989; 71 jr.) had <strong>een</strong> broer Ben<br />

(1921-2000; 79 jr.; getrouwd en vijf kinderen) en<br />

twee zussen: Lien (+2001) en Sien (1919-2002;<br />

83 jr.), beiden ongehuwd gebleven. Zij vormden<br />

pater Jan z'n thuisbasis. Er was wederzijds <strong>een</strong><br />

grote betrokkenheid, waarin ook <strong>zijn</strong> gedichten<br />

<strong>een</strong> plaats hadden. Zo schreef hij voor de 35jar<strong>ig</strong>e<br />

bruiloft van <strong>zijn</strong> broer en schoonzus <strong>een</strong><br />

gedicht in het Gronings, genoteerd in <strong>zijn</strong><br />

agenda op 1 augustus 1986.<br />

Ik heb het gereconstrueerd met de hulp van de<br />

jongste dochter, met wie Jan jarenlang gedichten<br />

uitwisselde. Het <strong>zijn</strong> twee strofen van vier regels,<br />

elk <strong>een</strong> jambische pentameter (vijfvoeter).<br />

Mooi laidje <strong>zo</strong>ng van "25 jaor"<br />

Veur 35 mos't nog mooier gaon,<br />

mit aal joen bunsels dommiet bie mekaor<br />

Ain pronk-laid, mor G. Teis haar 't beter daon.<br />

Ie heb'n 't ook ja lapt. 't Was pracht<strong>ig</strong> <strong>zo</strong><br />

en gold en daiemant komt al in 't zicht.<br />

Nou: Zegen, heil, ge<strong>zo</strong>ndheid, 'spie' en Co<br />

dan wil 't ja wel, mien jong, mien laive wicht!<br />

'Nog net g<strong>een</strong> pronk-lied' staat er onder, want met<br />

Geert Teis (de dichter van het Groninger volkslied)<br />

wil hij zich niet meten. En spie zal wel <strong>een</strong> naam<br />

<strong>zijn</strong> uit hun jeugdjaren. Hier de vertaling:<br />

Een mooi liedje <strong>zo</strong>ng van "25 jaar",<br />

voor 35 moest het nog mooier gaan,<br />

met al jullie deugnieten straks bij elkaar<br />

<strong>een</strong> pronk-lied, maar G. Teis <strong>heeft</strong> 't beter gedaan.<br />

Jullie hebben het klaargespeeld. 't Was pracht<strong>ig</strong> <strong>zo</strong>,<br />

en goud en diamant komen al in zicht.<br />

Nou: zegen, heil, ge<strong>zo</strong>ndheid, 'spie' en Co,<br />

dan lukt het wel, m'n jong, m'n lieve wicht!<br />

Bij de uitvaart van zus Lien werd, door Bennies<br />

<strong>zo</strong>on, <strong>een</strong> gedicht voorgelezen dat Jan had geschreven<br />

voor haar verjaardag. Het werd door hem<br />

gepresenteerd als volgt:<br />

35<br />

"Hoe kennen we Lien nog meer? In de kamer<br />

hangt <strong>een</strong> boekenkast aan de muur. Er staan<br />

boeken maar ook agenda's van Jan Klein, broer<br />

van Lien. Salesiaan van Don Bosco, dichter. De<br />

agenda's staan vol met kleine gedichtjes over de<br />

natuur, over geloof, over kleine dingen. Elk stukje<br />

papier, elk hoekje is volgegeschreven. Net <strong>zo</strong><br />

zuin<strong>ig</strong> als Lien. Ik vond <strong>een</strong> gedicht, ter ere van<br />

Lien haar verjaardag 26 september. Luister maar:<br />

Zijn de ramen schoon?<br />

Planten goed begoôn?<br />

Lientje komt weer thuis!<br />

Waar is 't solo-spel?<br />

Joepie, alles wel?<br />

Alles is weer pluis!<br />

Televisie aan,<br />

telefoon ernaast,<br />

nou begint de leut!<br />

Val niet van de trap,<br />

Laat de zeemlap lap.<br />

Neem nog maar <strong>een</strong> neut!<br />

Een huiselijk tafereel in dichtwoorden gezet door<br />

broer Jan. Lien met haar groene vingers en liefde<br />

voor de parkiet Joepie. Na hard werken genieten<br />

van tv en borreltje. In de duster op de bank. Liever<br />

g<strong>een</strong> be<strong>zo</strong>ek! Samen met Sien, haar zus. Een goed<br />

leven samen."<br />

Ter Apel is in pater Jan <strong>zijn</strong> leven en beleven altijd<br />

<strong>een</strong> grote rol blijven spelen. Hier <strong>een</strong> herinnering<br />

aan de oude school, waar hij ooit de Mis <strong>heeft</strong><br />

opgedragen, toen <strong>een</strong> bouwval min of meer.<br />

Schoolwrak waar ik ooit moest wezen<br />

om er feest'lijk mis te lezen.<br />

Vrucht van ouder<strong>zo</strong>rg en bee<br />

("Wil de schoolplein netjes houden")<br />

Laatste rest van naamplaat, 't gouden<br />

mozaïek? Een stil "St. J".<br />

En bij de begrafenis van Bennie, in september 2000,<br />

werd van broer en oom Jan 'Te uwer herinnering'<br />

voorgelezen:<br />

Zal ik ooit<br />

in later dagen<br />

mij beklagen<br />

om wat dan<br />

verloren is?<br />

Alwat nu geboren is<br />

in <strong>een</strong> Meimaand<br />

als <strong>een</strong> wonder:<br />

Zal ik 't missen<br />

als ik onder<br />

Aarde en Hemel<br />

ben gestopt?<br />

Niet te klagen:<br />

Op is Op.


Ruimte t'Over<br />

<strong>een</strong> e<strong>ig</strong>en plaats<br />

Op <strong>zo</strong>ek naar stof voor deze vijfde aflevering,<br />

liep (scrollde) ik door de agendagedichten die ik<br />

heb overgetypt uit de schriften van Henk Hendriks.<br />

(<strong>zijn</strong> werk verdient <strong>een</strong> periodieke commemoratie).<br />

Zo kwam ik bij donderdag 2 februari 1989 terecht,<br />

<strong>zo</strong>maar <strong>een</strong> midwinterse dag.<br />

Wat ik vind, dat vind ik.<br />

Vraag me nooit waarom.<br />

't Labyrint der Vinding<br />

krult van ouderdom.<br />

Niet 'maken', maar 'vinden' is wat de mens voor<br />

verstarring behoedt, en dat leert men door open te<br />

staan, zich niet af te sluiten voor het onbekende. Dat<br />

vinden is g<strong>een</strong> fundament voor gelijk hebben, maar<br />

wel voor wijsheid. En die wijsheid verdient respect,<br />

g<strong>een</strong> wijsneuz<strong>ig</strong> tegenargument.<br />

Met minder hoofdhaar dan de rest<br />

leeft de oude knar zich uit<br />

in heel <strong>een</strong> tors vol twijgenpest:<br />

<strong>een</strong> pels, <strong>een</strong> berehuid.<br />

De monstereik kweekt, onder 't haar,<br />

<strong>een</strong> last van bult aan bult<br />

en ('t is <strong>een</strong> echte bultenaar)<br />

<strong>zijn</strong> eek-ris krijgt de schuld.<br />

De ouder wordende mens, vaak sedentair, is als<br />

<strong>een</strong> oude eik, vol warr<strong>ig</strong>heid en bulten. De groei<br />

in glad verband is eruit, maar er woekert nog van<br />

alles. Het kan de mens niet meer <strong>zo</strong>veel schelen<br />

hoe hij eruit ziet, wat men van hem denkt. 't Is<br />

hoogstens de schuld van <strong>zijn</strong> gade.<br />

I<br />

<strong>Ieder</strong>e boom verweert <strong>zijn</strong> wezen<br />

tegen Machten van <strong>zijn</strong> Plek.<br />

Uit die Machten zelf verrezen<br />

staat hij standaard voor <strong>zijn</strong> Stek.<br />

Dat is het paradoxale van het menselijk bestaan<br />

op deze aarde: van de ene kant <strong>zijn</strong> we wat we<br />

<strong>zijn</strong> bij de gratie van de krachten die onze fysieke<br />

verschijning mogelijk maken en beheersen, maar<br />

van de andere kant moeten wij ons daar in ons<br />

diepste wezen schrap tegen zetten.<br />

Een extra probleem daarbij is dat we met velen<br />

<strong>zijn</strong> in <strong>een</strong> beperkte ruimte, lichamelijk <strong>zo</strong>wel als<br />

geestelijk. We <strong>zijn</strong> sociale dieren, maar ook zeer<br />

individualistisch aangelegd. Daar <strong>een</strong> evenwicht<br />

in te vinden is <strong>een</strong> taak die ons <strong>een</strong> leven lang<br />

bez<strong>ig</strong> houdt. <strong>Ieder</strong> <strong>zijn</strong> e<strong>ig</strong>en plaats.<br />

36<br />

II<br />

Er <strong>zijn</strong> teveel bomen.<br />

't Is net als met mensen:<br />

Wie kan in elk komen<br />

<strong>zo</strong> als hij <strong>zo</strong>u wensen?<br />

Pater Jan zit niet vast aan <strong>een</strong> enkel beeld: het<br />

verschuift moeiteloos van groot naar klein, van<br />

<strong>een</strong> grote boom naar 't kleinste mos. Maar overal<br />

ziet hij het leven in, en ook dat weer van kleinste<br />

'ik' naar alomvattende natuur. Elkaar ontzien, dat<br />

is het geheim van schoonheid.<br />

Mos is mooi en mos is kwetsbaar:<br />

hou je voet eraf!<br />

Eén vertreding en je hebt daar<br />

louter vieze draf.<br />

Van staan naar gaan, <strong>een</strong> stapje verder vandaag,<br />

en ook hier dilemma's: welke route neem je, ga je<br />

langs gebaande wegen of <strong>zo</strong>ek je – door bos en<br />

beemd – je e<strong>ig</strong>en pad? Hebben je voorgangers de<br />

beste weg gekozen, of <strong>zijn</strong> zij zelf vastgelopen in<br />

dicht en duister struikgewas?<br />

Wie enkel langs de paden gaat<br />

raakt in <strong>een</strong> overladen staat<br />

en m<strong>een</strong>t: All<strong>een</strong> waar' t mensdom voet<br />

gezet <strong>heeft</strong>, is 't <strong>zo</strong> 't moet.<br />

Zo'n landkaart is <strong>een</strong> fraude:<br />

niet goed gedetailleerd.<br />

Wie daarop inzicht bouwen<br />

<strong>zijn</strong> gemanipuleerd.<br />

Dat is wat ik weten wilde: hoe Jan Klein zich op<br />

z'n oude dag ontwukkeld <strong>heeft</strong>. Het is duidelijk<br />

dat hij tot inzichten kwam die botsten met de<br />

gehoorzaamheidscultuur van blinde volgzaamheid.<br />

Zelf <strong>zo</strong>eken, openstaan voor het numineuze, vertrouwend<br />

op het e<strong>ig</strong>en gevoel<br />

Per C kon 'k <strong>zo</strong> wel gaan<br />

– die D-weg achterom –<br />

't Is (A) <strong>een</strong> modderbaan.<br />

Mijn speurtijd (B) is om.<br />

Dat is niet altijd even makkelijk, want hoewel je<br />

<strong>een</strong> bepaalde weg per se <strong>zo</strong>u kunnen nemen, <strong>zijn</strong><br />

er wellicht argumenten waarom je dat liever niet<br />

doet, b.v. omdat je er vieze voeten krijgt. Leven<br />

is g<strong>een</strong> lolletje, maar wel <strong>een</strong> lot uit de loterij van<br />

het bestaan, met doorkijk.<br />

Bij Jullie. Zo op<strong>een</strong>s.<br />

Je roept mij veel te vaak<br />

dan dat 'k van m'n be<strong>zo</strong>ek<br />

<strong>een</strong> plichtenpleging maak.<br />

Het eerste gedicht van deze dag als laatste citaat,<br />

het eeuw<strong>ig</strong>e refrein van Jan z'n bestaan: o Drie-ene.


Ruimte t'Over<br />

<strong>zo</strong>lderkamer<br />

In Leusden bewoonde pater Jan <strong>een</strong> <strong>zo</strong>lderkamer,<br />

nu twint<strong>ig</strong> jaar geleden. Hij schreef er <strong>zijn</strong> gedichten<br />

in de agenda's van 1986 t/m (11 februari) 1989.<br />

De vijf jaargangen rubrieken hierover bevatten, met<br />

inbegrip van deze 28e aflevering, ruim 150 gedichten<br />

van allerlei inhoud en vorm, meestal uitnod<strong>ig</strong>end tot<br />

naar binnen gaan in e<strong>ig</strong>en huis en hart.<br />

2-01-87<br />

Op de blanke zuiderramen<br />

van <strong>een</strong> lage <strong>zo</strong>lderkamer<br />

vlijt zich als <strong>een</strong> lieve wang<br />

't spiegelrood van <strong>zo</strong>nsopgang.<br />

Donkere wolken: dikke droppen<br />

komen aan de ruiten kloppen...<br />

Voel de ziel naar binnen gaan:<br />

steek de <strong>zo</strong>nn<strong>ig</strong>e leeslamp aan.<br />

Meestal wordt het onderwerp gevormd door de<br />

natuur en door de mens, steeds in <strong>een</strong> rel<strong>ig</strong>ieus<br />

perspectief: het contact met het goddelijke, door<br />

hem beleefd als persoonlijke aanwez<strong>ig</strong>heid en relatie.<br />

Hij groeit steeds verder weg van de institutionele<br />

beperkingen van kerk en godsdienst. Die storen hem<br />

als belemmering van het vrije uitzicht.<br />

2-01-87<br />

De vuren schijf gaat schuil<br />

achter 't logge kerkgebouw<br />

met ernaast, wschl. te hoog,<br />

de Toren van het Geloof.<br />

Geloof is voor hem <strong>een</strong> in bewondering en liefde<br />

openstaan voor de natuur en de mens daarin, als<br />

evenbeeld en teken van Gods liefde voor <strong>zijn</strong><br />

wonderbaarlijke schepping. Hij was zich daarbij<br />

voortdurend bewust van <strong>zijn</strong> leeftijd en <strong>zijn</strong> fysieke<br />

beperkingen, m.n. <strong>zijn</strong> slechthorendheid, waar hij<br />

maar moeilijk vrede mee kon hebben.<br />

28-12-86<br />

Van het meeste heb ik gehouden.<br />

Dieps van natuur, van mensen.<br />

De rest kan ik enkel wensen:<br />

ik hoor voortaan bij de ouden.<br />

Rond de jaarwisseling van 1986-87 schreef hij<br />

ook het volgende langere gedicht, in <strong>een</strong> wat vrij,<br />

viervoet<strong>ig</strong> metrum en met klankrijm. Alle hierboven<br />

genoemde elementen komen er in voor:<br />

de natuur, de mens, het <strong>zo</strong>eken en vinden van de<br />

goddelijke oerbron van alles. Met pracht<strong>ig</strong>e woordvondsten<br />

<strong>zo</strong>als we van hem gewend <strong>zijn</strong>.<br />

37<br />

Alle jaren <strong>zijn</strong> inn<strong>ig</strong> verbonden<br />

in één triljoenste van seconde<br />

dat uit doodgaan <strong>een</strong> eeuw<strong>ig</strong>heid maakt.<br />

Zowel oud als nieuw leven ontwaakt<br />

elk heel anders en toch onveranderd,<br />

want het <strong>een</strong> is ontbrand aan het ander<br />

in volwaard<strong>ig</strong>e asymmetrie:<br />

'voor' wordt 'achter', 'wat' wordt 'wie';<br />

't <strong>een</strong>zaam Ik wordt weer Mens, maar <strong>een</strong> Nieuwe;<br />

het bestorvene wordt het bezielde<br />

en <strong>een</strong> lied van het Kind voor de Vader,<br />

van de Vader voor 't Kind, maar de Dader,<br />

de Tijdperkomwentelende Geest<br />

maakt van één tel het eindeloos feest...<br />

Strosprietpluimen, in plassen getekend<br />

aan de rand van afgronden, steken<br />

hele waaiers van groeten omlaag,<br />

wuiven stuifmeel van Oud naar Nieuwjaar.<br />

En de snip die hier vor<strong>ig</strong> jaar was<br />

duikt weer op in het stuivende gras.<br />

Wie op <strong>zo</strong>ek gaat naar het Kind<br />

weet in 't eerst niet wat hij vindt.<br />

Zoekt <strong>een</strong> doel voor mirre en goud,<br />

vindt Herodes' Hof in rouw.<br />

Zoekt <strong>een</strong> Koning Wereldhoeder,<br />

vindt het huisje van <strong>een</strong> Moeder,<br />

vindt het streefpunt van <strong>zijn</strong> Ster,<br />

hemelkoepel, goed en echt,<br />

vindersvreugde <strong>zo</strong>nder einde.<br />

Vader eindelijk gaan begrijpen.<br />

Wie op <strong>zo</strong>ek gaat naar het KIND<br />

ziet dat hij de Vader vindt.<br />

Hij was <strong>een</strong> <strong>een</strong>zame man, temeer doordat <strong>zijn</strong><br />

geest <strong>zo</strong> levend<strong>ig</strong> was. Hij schreef over 'missen':<br />

13-10-86<br />

Nooit leer ik dulden dat ik menselijk spreken<br />

aanhoren moet en niemendal verstaan.<br />

Dit ongeduld te tonen kan mij breken,<br />

want vragend lijk ik mij voor gek te staan.<br />

Gezelles sterfbedheimwee zal mij missen:<br />

hij had, zei hij, 't liefst 't schuifelen gehoord<br />

van veugelkens. Ik kan all<strong>een</strong> maar gissen<br />

dat dit voor mij tot 't hemels horen hoort.<br />

Maar ook over genezing en herstel, al was het na<br />

de dood van het lichaam. Het licht overwint de<br />

duisternis, <strong>zo</strong>als 'in den beginne', hetg<strong>een</strong> ik ook<br />

u en mij toewens voor het Nieuwe Jaar!<br />

4-01-87<br />

De gouden strepen gaan de Dag<br />

oproepen om <strong>zijn</strong> Zegevlag<br />

op rampen die het Duister sticht<br />

te planten als <strong>een</strong> helend Licht.


Hori<strong>zo</strong>n-taal<br />

Het woord 'hori<strong>zo</strong>n' is in het Nederlands sinds de<br />

16 e eeuw <strong>een</strong> l<strong>een</strong>woord, via het Frans, uit het<br />

Latijn, en uiteindelijk afkomst<strong>ig</strong> van het Griekse<br />

οριζειν (begrenzen), dat weer is samengesteld uit<br />

ορος (grens) en ζονη (gordel). Jan Klein tast in <strong>zijn</strong><br />

agenda-gedichten <strong>zijn</strong> grenzen af, en daarmee de<br />

grenzen van het menselijk bestaan op aarde.<br />

vr. 8-01-1988<br />

Iets houdt zich drijvend<br />

waar kleuren wassen<br />

aan wolkeschijven,<br />

aan spiegelplassen:<br />

't dwarsl<strong>ig</strong>gend kappen<br />

– hori<strong>zo</strong>ntaal –<br />

van alle trappen<br />

ten hemelzaal.<br />

Nogmaals met veel dank aan Henk Hendriks die<br />

de anderhalfduizend gedichten van 1988-89 <strong>heeft</strong><br />

overgeschreven van het dikwijl moeilijk leesbare<br />

or<strong>ig</strong>ineel! Hij draagt er als eerste toe bij om ze in<br />

ruime kring toegankelijk te maken, iets wat pater<br />

Jan misschien nooit <strong>zo</strong>u hebben verwacht. Toch<br />

zit er <strong>zo</strong>veel licht in deze erfenis.<br />

Twee stralenscholen<br />

verslaan de nacht.<br />

De <strong>zo</strong>n verholen.<br />

De maan: in macht.<br />

De bossen bu<strong>ig</strong>en<br />

zich diep in 't donker.<br />

En 't licht vloeit samen,<br />

– van <strong>zo</strong>n, van maan:<br />

twee hemelramen<br />

één open baan.<br />

Verwijzing naar <strong>zo</strong>n en maan als bron en spiegel van<br />

leven is oeroude wijsheid van het mensenras, eraan<br />

doorgegeven vanuit onnaspeurbare bron. Zingen en<br />

dichten is ongeweten putten uit deze diepten, lezen<br />

en luisteren als drinken van levend water. Het welt<br />

op waar wij staan, niet ver te <strong>zo</strong>eken, dichterbij dan<br />

alle heilanden van nu en lang geleden.<br />

Kluizenaar: elk in <strong>zijn</strong> takken,<br />

kuiser de <strong>een</strong> dan de ander,<br />

staan de bomen. – Winterwakker<br />

werken ze onbemander.<br />

<strong>Ieder</strong>e boom en iedere plant put via <strong>zijn</strong> wortelpruik<br />

het water dat voor overleven nod<strong>ig</strong> is. Daar komt in<br />

principe g<strong>een</strong> tuinman aan te pas. Het gaat er niet<br />

om wie wát beweert, maar wat waar is, en wat waar<br />

is valt niet onder en<strong>ig</strong>e jurisdictie van mensen, ook<br />

niet in gods naam. 'Slechts één is er die wasdom<br />

geeft', slechts één ook die tot ons spreekt.<br />

38<br />

Waar je mee moet leren leven:<br />

eerst met weer van ieder slag,<br />

mens'lijk regelloos en even<br />

onvoorspelbaar, dag aan dag.<br />

Hangt 't heelal aan<strong>een</strong> van fijnste<br />

imponderabilia?<br />

'k Had gedacht, zei 't puidje, kleinste<br />

combinaties staan ons na!<br />

Bron en wortel, dat is de kleinste combinatie in<br />

het bos des levens. Dat te bevest<strong>ig</strong>en en duidelijk<br />

te maken is de taak van degenen die de mensheid<br />

als priester of prediker van dienst mogen <strong>zijn</strong>.<br />

Om het samen te kunnen vieren is organisatie<br />

nutt<strong>ig</strong> en zelfs nod<strong>ig</strong>. Maar bescheidenheid past<br />

alle werkers in de wijngaard, en in het bos.<br />

za. 9-01-1988<br />

Donkergroen bevroren vlammen<br />

grijpen naar de hemelboog<br />

waar ik fiets langs beukestammen,<br />

met <strong>een</strong> snelle blik omhoog.<br />

Door onwelkbaar hout-met-naalden<br />

word ik nog steeds nagewuifd,<br />

fris door sparren, stijf door vale<br />

grove dennen. Dun geluid.<br />

Onherhaalbaar elk <strong>een</strong> e<strong>ig</strong>en<br />

rijke, unieke wereldrond,<br />

bomen, klaar tot dalen, stijgen<br />

in en op uw moedergrond,<br />

leven zu<strong>ig</strong>end of verstikkend<br />

e<strong>ig</strong>enmacht<strong>ig</strong>, <strong>zo</strong>nder roof,<br />

weerbaar stelsel fijne of dikke<br />

wortel, stam, tak, schors en loof.<br />

Een attente lezer kan zich misschien herinneren<br />

dit laatste vers eerder gezien te hebben: vijf jaar<br />

geleden in de eerste aflevering van Don Bosco<br />

Binnenkort van 2002 (Jg.3, nr.1, jan., blz.16).<br />

Toen schreef ik ook: 'ieder mag <strong>zijn</strong> <strong>zo</strong>als hij is,<br />

onherhaalbaar, ieder <strong>een</strong> wereld op zichzelf; dat<br />

is geboorterecht, g<strong>een</strong> roof.' En <strong>zo</strong> is het.<br />

Hoe het zal <strong>zijn</strong> als dit stukje verschijnt weet ik<br />

niet, maar het wil nog niet erg winteren: het is en<br />

blijft overal wat groener dan gebruikelijk in deze<br />

tijd van het jaar. Maar winterweer is <strong>een</strong> nutt<strong>ig</strong><br />

intermez<strong>zo</strong> in <strong>een</strong> over<strong>ig</strong>ens <strong>zo</strong>nn<strong>ig</strong> jaar: het<br />

rein<strong>ig</strong>t en brengt tot rust en tot inkeer wat in de<br />

lente weer uitloopt en tot bloei komt.<br />

za. 30-01-1988<br />

Te hooi, te gras, te water<br />

wandelt de groene winter<br />

onbu<strong>ig</strong>zaam. Of begint er<br />

in 't gras al iets voor later?<br />

Jan Klein z'n woorden klinken <strong>zo</strong> kleintjes, maar<br />

wachten stil op interpretatie als hori<strong>zo</strong>n-taal.


Hori<strong>zo</strong>n-taal<br />

Net als het brevier, het liturgische jaar, volgen de<br />

agenda-gedichten van Jan Klein de sei<strong>zo</strong>enen,<br />

vol aandacht, <strong>zo</strong>wel voor het geheel als voor elk<br />

klein detail. En daar overh<strong>een</strong> en doorh<strong>een</strong> altijd<br />

weer de devotie, de toewijding aan het eeuw<strong>ig</strong>e<br />

moment, waarin leven en sterven beide aanwez<strong>ig</strong><br />

<strong>zijn</strong>, als rimpelingen in <strong>een</strong> snelle beek.<br />

do. 7-04-1988<br />

Zon in de waterloop<br />

rimpelt als goud.<br />

Gras dat wat laat ontlook<br />

en 't niet berouwt:<br />

fris, pril, snel, klaterbloot,<br />

smal, hoog en boud . . .<br />

Zon in de waterloop<br />

tintelt van goud.<br />

De gedichtjes in deze aflevering dateren alle van<br />

dezelfde weekdag, precies twint<strong>ig</strong> jaar geleden.<br />

De man die ze schreef is buiten ons bereik, hoe<br />

en waar hij nu ook mag wezen. Met pasen vieren<br />

we <strong>zo</strong>wel voorbijgang, tijdelijkheid, als herrijzenis,<br />

eeuw<strong>ig</strong>e voortgang. Sterfelijkheid vs. onsterfelijk<br />

<strong>zijn</strong>, van het Al en – geloven wij – individueel.<br />

Berketoppen<br />

glanzen op 'n<br />

vlagvertoon van dag.<br />

Dennen, sparren<br />

staan te marren<br />

in hun zak vol nacht.<br />

Blanke kerven<br />

roepen 't sterven<br />

over velen af,<br />

kapperteken,<br />

dat aansprekers<br />

hebben toegebracht.<br />

Of we nu vrolijk door het leven gaan, de vlag<br />

uitsteken, of somber in <strong>een</strong> hoekje zitten, als in<br />

'<strong>een</strong> zak vol nacht' (wat <strong>een</strong> beeld!), op iedere<br />

stam wordt ooit <strong>een</strong> teken aangebracht waarmee<br />

de dood wordt aange<strong>zo</strong>cht en aangezegd. Dat is<br />

uiteindelijk het behoud van het bos, <strong>een</strong> kwestie<br />

van goed beheer, hoe pijnlijk <strong>soms</strong> ook.<br />

Het 'verraad' van Judas, die het leven <strong>een</strong> doodskus<br />

geeft, is – anders gezien – <strong>een</strong> liefdevolle daad die<br />

verlost van hetg<strong>een</strong> ons vasthoudt in het aardse en<br />

onze opgang naar het licht belemmert. Die kus is<br />

<strong>een</strong> metafoor, <strong>een</strong> beeldspraak, g<strong>een</strong> historisch<br />

gebeuren. Niemand is er 'schuld<strong>ig</strong>' aan, noch Judas,<br />

noch wijzelf. Het is liefde en genade.<br />

39<br />

Wanneer we, <strong>zo</strong>als Jan Klein ons voordoet, het<br />

leven beschouwen als <strong>een</strong> verhaal, <strong>een</strong> sprookje<br />

waarin levende wezens ons laten zien wat er met<br />

ons en met alles gebeurt, dan kunnen we afstand<br />

nemen en ons ontspannen, hoe spannend het<br />

ook wezen mag, want het is <strong>een</strong> drama, iets dat<br />

nu <strong>een</strong>maal z'n beloop <strong>heeft</strong>, <strong>een</strong> spel.<br />

Aan de bergvlier:<br />

dikke botten.<br />

Groene wratten lijken 't.<br />

Moeten die hun<br />

pracht ontrollen,<br />

waar de vlier z'n<br />

witte wollen<br />

schermen voor zal strijken?<br />

Soms lijkt iemand te <strong>zijn</strong> voorbestemd om <strong>een</strong><br />

hoofdrol te spelen, en <strong>een</strong> ander om <strong>een</strong> f<strong>ig</strong>urant<br />

te <strong>zijn</strong>. Dat kan inderdaad <strong>zo</strong> gaan, maar ook<br />

heel anders uitpakken, al is het pas na jaren.<br />

Velen van ons hebben dat in hun omgeving of<br />

hun e<strong>ig</strong>en leven meegemaakt: g<strong>een</strong> studiehoofd,<br />

g<strong>een</strong> schoonheid; maar zie dan later <strong>een</strong>s.<br />

Heel vaak heb ik mij in dankbaarheid verwonderd<br />

over de levensloop van familieden en vrienden die<br />

dingen gedaan en bereikt hebben waar we vroeger<br />

niet op hadden gerekend. Het kan dus alle kanten<br />

op, al leek de weg <strong>soms</strong> op <strong>een</strong> doodlopende straat.<br />

En dat blijft <strong>zo</strong>, tot het einde van ons aardse leven<br />

aan toe, en laten we hopen ook daarna.<br />

Langs 't pad hervind ik oorden<br />

waar woorden<br />

er verder niet toe doen.<br />

Daar staan mijn eeuwelingen<br />

die 't jonger volk omringen<br />

in oudst en ruimst fatsoen.<br />

Er hangt <strong>een</strong> geest van dromen.<br />

De bomen houden de bosgrond wijd.<br />

G<strong>een</strong> die er aan durft komen.<br />

De heil<strong>ig</strong>ende <strong>zo</strong>men<br />

omgrenzen alle tijd.<br />

Het leven is als <strong>een</strong> woud vol bomen, compleet<br />

met f<strong>ig</strong>uren als de Enten uit The Lord of the Rings<br />

(In de ban van de Ring), het door Jan Klein <strong>zo</strong><br />

gewaardeerde epos van Tolkien (hij kende zelfs<br />

de koninklijke stambomen ervan uit z'n hoofd).<br />

Het leven is als <strong>een</strong> heil<strong>ig</strong> bos, gewijde grond en<br />

oude stammen, met geruis als van stemmen.<br />

Ik dicht:<br />

In dit bos <strong>zijn</strong> wij veil<strong>ig</strong> geborgen,<br />

hoe klein we zelf dan ook <strong>zijn</strong>.<br />

Hoor! we zingen <strong>een</strong> lied <strong>zo</strong>nder <strong>zo</strong>rgen,<br />

<strong>een</strong> zich eeuw<strong>ig</strong> herhalend refrein.


Hori<strong>zo</strong>n-taal<br />

In <strong>een</strong> Excel-document houd ik bij welke agendagedichten<br />

(van 1986 t/m begin '89) al <strong>een</strong>s werden<br />

opgenomen in <strong>een</strong> van deze rubrieken. Het <strong>zijn</strong> er<br />

tot nu toe <strong>zo</strong>'n 180. De scans van de agenda's<br />

<strong>zijn</strong> genummerd naar jaar (honderdtal) en bladzijde<br />

(01 t/m ruim 50). In bestand 228.jpg vind ik<br />

bladzijde 28 van 6 tot en met 12 juli 1987.<br />

ma. 6-07-1987<br />

Eén lisblad wimpelt wild naar mij<br />

waar 'k stilhou op de brug.<br />

Zou 't <strong>soms</strong> <strong>een</strong> oude bekende <strong>zijn</strong>?<br />

Zien wij elkaar terug?<br />

't Is g<strong>een</strong> jaar oud, maar 't wuift en meldt<br />

zich druk in de oostertocht...<br />

Ooit heb 'k <strong>een</strong> sapverwant verteld<br />

hoe graag ik lissen mocht.<br />

Links bovenaan staat T.-A., dat moet Ter Apel<br />

<strong>zijn</strong>: hij logeerde bij z'n zussen Lien en Sien. Zijn<br />

liefde voor de gele lis heb ik met hem gem<strong>een</strong>,<br />

evenals die voor de lariks. Affiniteit lijkt me hier<br />

het juiste woord om de relaties aan te geven,<br />

<strong>zo</strong>wel die tussen <strong>zijn</strong> smaak en de mijne als die<br />

tussen deze zwaai-lis en haar sapgenoot.<br />

za. 11-7-1987<br />

1.<br />

Morgen <strong>zo</strong>ndag:<br />

de klok gaat hoog.<br />

Morgen <strong>zo</strong>ndag:<br />

<strong>een</strong> regenboog<br />

klanken staat<br />

waar de klok gaat<br />

schallen, galmen<br />

van de Vree.<br />

Rust of speel dan.<br />

Zwijg of schreeuw dan<br />

lui dan mee:<br />

maak de <strong>zo</strong>ndag heel.<br />

2.<br />

Zondag. Aanvang.<br />

Waaiers gaan van<br />

zuidwesteinder<br />

't ruim beschrijven<br />

"Zon moet blijven!<br />

Ruim goed baan:<br />

Zon moet aan!"<br />

Nog <strong>een</strong> vers uit Ter Apel. Hoor de kerkklok<br />

luiden! Lees het langzaam, beweeg mee met de<br />

klok in de toren, van achter naar voren, h<strong>een</strong> en<br />

weer, dan zingen de regels als in <strong>een</strong> cadans.<br />

Galm van vrede, galm van rust, die alles opvangt,<br />

van spel tot woede; die overal rust brengt.<br />

40<br />

Op <strong>zo</strong>ndag de preek of sermoen (van sermo, latijn<br />

voor 'gesprek'): <strong>een</strong> samenspraak over goed en<br />

kwaad, gem<strong>een</strong>schap en isolement, de manieren<br />

waarop het leven zich manifesteert. Maar niet op<br />

de manier van betutteling of verdachtmaking, en<br />

g<strong>een</strong> pleidooi voor het opgeven van e<strong>ig</strong>enheid en<br />

individualiteit. Eenheid van zin!<br />

<strong>zo</strong>. 12-7-1987<br />

Zaadjeszwermen <strong>zijn</strong> van 't gras;<br />

blaadjeszwermen <strong>zijn</strong> van beuken;<br />

bloempjeszwermen <strong>zijn</strong> nog leuker:<br />

spurrie, muur of wat 't ook was.<br />

't Is de kans van 't men<strong>ig</strong>tal<br />

die Al-Leven pleegt te nemen.<br />

't Komt niet verder met allenen:<br />

zwermen is de wet van 't Al.<br />

Sterrenstelsels -wolken -hopen<br />

zwermen kril en scholen vis,<br />

trekkers, troepers (mees muis mus)...<br />

Rovers <strong>zijn</strong> op zich gaan lopen.<br />

Ook het volgende gedicht op dezelfde bladzijde<br />

(al werd het ruim <strong>een</strong> maand eerder geschreven),<br />

bezingt de natuurlijke rijkdom van het geheel, uit<br />

hoeveel verschillende dingen het ook bestaat.<br />

ma. 8-06-1987<br />

De bermen stikken van de vracht<br />

die groent of geelt en rijpt<br />

en steunt of duwt waar ze in haar pracht<br />

nota neemt van de tijd.<br />

Zo aan <strong>zo</strong> uit <strong>zo</strong> vroeg <strong>zo</strong> laat<br />

– elk geeft <strong>zijn</strong> e<strong>ig</strong>en sein –<br />

<strong>zo</strong> geel, <strong>zo</strong> wit, <strong>zo</strong> rose of paars:<br />

samen zullen ze <strong>zijn</strong>.<br />

De berm staat, als <strong>een</strong> boordevol<br />

glas uitgelezen drank,<br />

van bloem en zaad en stelen bol<br />

en feitelijk van dank.<br />

Dank voor het leven dat <strong>zo</strong> veelsoort<strong>ig</strong> is, dat<br />

<strong>zo</strong>veel verdriet en vreugde bevat, winst en verlies,<br />

ge<strong>zo</strong>ndheid en ziekte, geboorte en dood: de mens<br />

<strong>een</strong> belofte van terugkeer naar het vaderhuis, de<br />

oere<strong>ig</strong>en plaats in het Al, <strong>een</strong> <strong>zo</strong>n-dag.<br />

<strong>zo</strong>. 12-7-1987<br />

Klopvogel die de schors alom<br />

beschouwt als wingebied<br />

en amper 't andere ziet<br />

onder de grote <strong>zo</strong>n.<br />

G<strong>een</strong> kwaad woord over de specht, <strong>een</strong> dier dat<br />

<strong>zijn</strong> natuur volgt, pracht<strong>ig</strong> schepsel, <strong>een</strong> ratelend<br />

fenom<strong>een</strong>, positief én negatief van wat pater Jan<br />

wil zeggen: doe je best, en kijk vooral verder dan<br />

je neus lang is.


Hori<strong>zo</strong>n-taal<br />

De twee eerste agenda's met gedichten <strong>zijn</strong> die<br />

van 1986 en 1987: maagdelijk gebied, want niet<br />

ontsloten door Henk Hendriks (die jaren geleden<br />

al <strong>een</strong> transcriptie maakte de twee laatste, van 1988<br />

en 1989). Pater Jan was in 1986 nog bez<strong>ig</strong> met vingeroefeningen,<br />

op <strong>zo</strong>ek naar <strong>zijn</strong> hoogstpersoonlijke<br />

inhoud en vorm: <strong>een</strong> moeizaam karwei.<br />

Van vier tot tien augustus was hij, in aansluiting<br />

bij de vor<strong>ig</strong>e weken, bez<strong>ig</strong> met het thema loslaten<br />

en bevrijding. Herinner u het mooie, wat weemoed<strong>ig</strong>e<br />

gedicht 'Da-ag broeders' van 31 juli (zie<br />

Idica Epica, nr.6). Hij had heimwee naar wat<br />

voorbij was en voelde zich minder goed thuis in<br />

de veranderende wereld om hem h<strong>een</strong>.<br />

do. 7-8-86 Dennen<br />

pennen<br />

hun wortelvoet<br />

niet wijder dan<br />

strikt moet.<br />

Beuken<br />

verkreuken<br />

de grond<br />

<strong>soms</strong> meterswijd<br />

in 't rond.<br />

Zoals gewoonlijk kijkt hij om zich h<strong>een</strong> en ziet de<br />

bomen staan, maar hier door de bril van <strong>zijn</strong><br />

gedachten en problemen. Hoe vast wil ik staan,<br />

hoe wijd me wortelen, van invloed <strong>zijn</strong> op m'n<br />

omgeving? Neem ik afscheid en afstand, of ga ik<br />

toch weer verder, en waarh<strong>een</strong> dan? Zijn leven is<br />

bijna voorbij, wat is <strong>zijn</strong> perspectief?<br />

di. 5-8-86<br />

De halle-gaanderijen van het bos<br />

weergalmen op het timmeren van de specht<br />

of er iets opengaat of dicht:<br />

de toegang tot de herfst.<br />

In het licht of in het donker, samen of all<strong>een</strong>,<br />

verdorren of vruchtbaar <strong>zijn</strong>. Het lijkt <strong>een</strong> beetje<br />

op de donkere nacht van de ziel. Hij loopt door<br />

de nacht, maar met wijdopen ogen. Is er licht,<br />

dan zal hij het zeker zien dagen.<br />

za. 9-8-86<br />

Wat woont er in<br />

de holten aan<br />

de loofboskant<br />

waar schaduwland<br />

<strong>zo</strong> lokkend thuis<br />

te geven lijkt?<br />

Wat voor geheim<br />

lokt mij daar tot<br />

<strong>een</strong> kluis?<br />

41<br />

Jan was, door <strong>zijn</strong> aard, door <strong>zijn</strong> ontwikkeling en<br />

door <strong>zijn</strong> doofheid nolens volens <strong>een</strong> Einzelgänger.<br />

Toch verlangde hij naar uitwisseling en contact: hij<br />

wilde graag delen en mededelen, doorgeven wat hij<br />

had gevonden. Hij was docent in hart en nieren.<br />

Maar hij wantrouwt nu <strong>zijn</strong> e<strong>ig</strong>en toestand en<br />

standpunt: wat <strong>heeft</strong> hij voor goeds te melden?<br />

ma. 4-8-86<br />

Berg me met mijn kwartje<br />

in je kleine tasje.<br />

Haal mij er weer uit<br />

als de rijping sluit.<br />

Wat <strong>een</strong> vreemd vers! Een kwartje is niet veel:<br />

<strong>een</strong> fraktie van <strong>een</strong> talent <strong>zo</strong>u je zeggen. Moet<br />

dat, áls of mét hem, incuberen om tot rijping te<br />

kunnen komen? Probeer dit niet logisch te ontleden,<br />

maar voel het mee. Zoekt hij <strong>een</strong> niche, <strong>een</strong><br />

baarmoeder als het ware? Moet het oude worden<br />

verteerd tot het g<strong>een</strong> belemmering meer vormt?<br />

vr. 8-8-86<br />

Doden bevolken mijn droom:<br />

meesmuilend komen ze aan,<br />

knikken, vegen hun hand vast schoon...<br />

ken er niet <strong>een</strong> meer bij naam –<br />

Wou je vrij <strong>zijn</strong> van vroeger? Van schuld?<br />

Van alle plichtpleging en plicht?<br />

Van je doden? Van toekomst? Geduld:<br />

(zegt er iemand) terug in je wieg.<br />

Een vorm van reïncarnatie schijnt hem door het<br />

hoofd te spelen Dat kan twee kanten op: het<br />

vermoeden van wedergeboorte op aarde, of wat<br />

verlichten leren: niet de dood van het lichaam<br />

maar die van het Ego, het afsterven van de<br />

identificatie met het dier-lichaam, de persoon.<br />

Dan komt het mens-wezen aan het licht.<br />

do. 7-8-86<br />

Vrij-<strong>zijn</strong>?<br />

Jezelf <strong>zijn</strong>.<br />

Echt <strong>zijn</strong><br />

die mens <strong>zijn</strong><br />

hij-<strong>zijn</strong><br />

zij-<strong>zijn</strong><br />

dit volk <strong>zijn</strong><br />

bevrijd <strong>zijn</strong><br />

verlost <strong>zijn</strong><br />

Gods volk <strong>zijn</strong><br />

<strong>zo</strong> wij-<strong>zijn</strong><br />

en eindlijk<br />

– je weet nooit –<br />

VRIJ ZIJN<br />

Jan <strong>zo</strong>ekt naar de deur van <strong>zijn</strong> gevangenis, wel<br />

wetend dat die deur <strong>een</strong> opening is, niet op slot,<br />

all<strong>een</strong> maar nog niet gevonden, toen.


Hori<strong>zo</strong>n-taal<br />

Pater Jan Klein beschreef in <strong>zijn</strong> agenda-dichten<br />

ieder dag de natuur van de negentiende-eeuwse<br />

landgoederen Leusderend en Den Treek, met<br />

hun heidevelden, bos en kunstmat<strong>ig</strong>e vennen. In<br />

de laatste week van oktober 1986 schreef hij <strong>een</strong><br />

aantal mooie natuurgedichten.<br />

ma. 27-10-1986<br />

Rode linies, rode fronten.<br />

Perzikkleur<strong>ig</strong>e enclave.<br />

Rosse Hazewatersgraven.<br />

Stilte aan alle hori<strong>zo</strong>nten<br />

onder gazen bel van blauw.<br />

Manekwart zit zenithoog.<br />

Kimmen druilen al van 't grauw:<br />

Komstgeheimen dooien zó.<br />

Twee fazanten op de vlucht<br />

tussen bramen, fiets en gaas:<br />

raken vrij met veel geraas,<br />

kiezen ruime lucht. – (Vieweg O.)<br />

Oorspronkelijk behoorde het gebied tot de<br />

Gelderse vallei. Aan het einde van de voorlaatste<br />

ijstijd, het Saalien (<strong>zo</strong>'n 150.000 jaar geleden) was<br />

het bedekt met <strong>een</strong> grote gletsjer, die het land<br />

met zand bedekte en opstuwde tot de Utrechtse<br />

heuvelrug. De natuurlijk oppervlakte-afwatering<br />

is slecht, waardoor het terrein vaak nat is.<br />

Najaarswater -<br />

stromen komen,<br />

via zandgrond<br />

uitgedropen,<br />

breed en bu<strong>ig</strong>end<br />

kolken, bruisen,<br />

zevenmaal versneld,<br />

over Grift- en Viewegsluizen:<br />

miniatuurgeweld.<br />

Ossenstal mist eek,<br />

storm <strong>heeft</strong>, voor Den Treek,<br />

<strong>een</strong> enorme beuk geveld:<br />

zacht gegroeid – wild gesnoeid.<br />

Scheppen eist geweld.<br />

Het is die week afnemende maan, er is bijna niets<br />

meer van over, in de vroege ochtend all<strong>een</strong> nog<br />

maar <strong>een</strong> smal naar links gebogen 'schilletje'.<br />

wo. 29-10-1986<br />

Schilletje verschaling<br />

in de blauwe maling<br />

die de <strong>zo</strong>n aan wolken <strong>heeft</strong><br />

als de wind beweegt.<br />

Schriele schil<br />

langs blauwe baan<br />

Dag, mejuffer Maan!<br />

42<br />

Hij stapte 's-morgens <strong>zo</strong> vroeg op de fiets dat hij de<br />

<strong>zo</strong>n kon zien opgaan. De laatste dag van oktober<br />

1986 ging de <strong>zo</strong>n op om 12 minuten over zeven, en<br />

de maan pas onder na het middaguur. Daardoor was<br />

zij nog te zien tegen de blauwe lucht. Meditatie in de<br />

vrije natuur, ongehinderd door vrome teksten.<br />

vr. 31-10-1986<br />

ZONNEHYMNE<br />

Hier komt de bruidegom<br />

van Hare Majesteit<br />

die, Hemelstee ontvlucht,<br />

<strong>een</strong> landelijk leven leidt.<br />

Ik monster haar palet<br />

van laat-romaanse jeugd<br />

en vind, dik aangezet,<br />

al wat me woest verheugt.<br />

Meet van 't onthemend hart,<br />

je hemelwijd onthaal,<br />

je diep geheime vang<br />

vervoert mij helemaal.<br />

Betrap mijn krypten, Bruid.<br />

Je wilde aard breekt baan:<br />

barbaarse pracht straalt uit:<br />

er is g<strong>een</strong> houden aan.<br />

Salesiaans, Franciscaans of Dominicaans, wat maakt<br />

het uit: daar reed <strong>een</strong> zevent<strong>ig</strong>er op de fiets het daglicht<br />

tegemoet. Hij voelt zich de bruidegom van het<br />

licht, hare majesteit de Zon (al deed het maanlicht<br />

me denken aan de maan als gade van de mannelijk<br />

gedachte <strong>zo</strong>n). Er is g<strong>een</strong> houden meer aan: pater<br />

Jan opent <strong>zijn</strong> hart voor 'haar' barbaarse pracht.<br />

di. 28-10-1986<br />

Zo weerloos bij regen,<br />

dat zieltogend blad:<br />

g<strong>een</strong> ruisen van leven;<br />

gedrup en gespat<br />

ál in 't rond... en <strong>zo</strong> nat!<br />

Ze beven, ze kleven.<br />

Nu worden ze klef,<br />

net voor ze gaan zweven<br />

met laatste rest lef<br />

naar hun grond. –<br />

Vergankelijkheid is de pest.<br />

Er is niet altijd extase. De gedichten staan hier niet<br />

in de juiste volgorde van dag en tijd. Het natte<br />

najaar stemt hem ook vaak somber, en associaties<br />

met eind<strong>ig</strong>heid kwellen hem naar behoren. Het kan<br />

vriezen en het kan dooien:<br />

Amerika belooft:<br />

in Nederland voor heel<br />

november: zacht en droog;<br />

in Lapland massa's sneeuw.


Hori<strong>zo</strong>n-taal<br />

Het wonder gebeurt weer: ik <strong>zo</strong>ek <strong>een</strong> bladzijde<br />

uit in de agenda van 1987 en de thematiek staat<br />

als <strong>een</strong> huis. Via <strong>een</strong> franse term komt dan de reto<br />

romaans-zwitserse auteur in beeld van <strong>een</strong> posthuum<br />

gevonden dagboek van duizenden bladzijden,<br />

met <strong>een</strong> naadloos in deze context passend citaat.<br />

di. 10-11-1987<br />

De mist in. Iets te vroeg.<br />

Of 't najaar is te laat:<br />

dat kleurt nog bont genoeg,<br />

bij 't wassen van de klaart'.<br />

Ben zevent<strong>ig</strong> en voel<br />

me vrij als nooit voorh<strong>een</strong>.<br />

Een gloednieuw levensdoel<br />

<strong>zo</strong> duister als 't begin.<br />

Jan Klein is <strong>zijn</strong> leven lang onderweg, en <strong>zijn</strong> fiets<br />

is daarbij <strong>zo</strong>wel instrument als symbool, in feite <strong>een</strong><br />

vriend, Piet genaamd. Alle gedichten op deze agendapagina<br />

<strong>zijn</strong> het citeren meer dan waard, maar selectie<br />

is noodzaak voor <strong>een</strong> A4-tje. Zijn taak is voorbij en<br />

nu pas voelt hij zich helemaal vrij, wat <strong>een</strong> drama.<br />

di. 10-11-1987<br />

Paarde- en wagensporen<br />

structureren 't pad<br />

dat er wat verloren<br />

bijgelegen had.<br />

Zo staan nieuwe prenten<br />

in het levenslied<br />

dat <strong>een</strong> paar accenten<br />

licht verschuiven ziet.<br />

In het leven <strong>zijn</strong> begin en einde altijd beide aanwez<strong>ig</strong>,<br />

media vita in morte sumus, maar ook : al stervend<br />

leven wij! In alle hectiek kunnen we vaak door de<br />

bomen het bos niet zien, tot de herfst komt, bladeren<br />

afvallen, licht kan doordringen en geluiden worden<br />

gedempt. Verademing in ruimte en in stilte. Dan pas<br />

voelt de mens zich vrij, vrijer dan ooit tevoren.<br />

wo. 11-11-1987<br />

Het eekhoornros tapijt<br />

door najaarsbeuk gespreid<br />

gloeit 's morgens, knuffelzacht,<br />

van regen in de nacht. –<br />

Door 't kalen van de laan<br />

komt land en hemelhuis<br />

vrijer voor 't oog te staan:<br />

't is allemaal weer pluis.<br />

In de rust en de stilte van het herfstbos breekt<br />

<strong>zijn</strong> visie op leven en dood zich onstuim<strong>ig</strong> baan,<br />

bevrijdende explosie van <strong>een</strong> te lang ingesnoerde<br />

kern, <strong>een</strong> herschepping vanaf het begin.<br />

43<br />

za. 14-11-1987<br />

De herfst is niet gedaan<br />

die vangt van voren aan:<br />

<strong>een</strong> nieuw visioen.<br />

Zon kan er beter bij.<br />

De bouw van 't bos komt vrij.<br />

Ruggelings lentetij:<br />

gerijpt sei<strong>zo</strong>en<br />

vr. 13-11-1987<br />

Licht kaatst niet van l<strong>ig</strong>gend blad<br />

– 't is naar luwten weggevaren –<br />

maar van sloot en regenplas.<br />

Licht ook van mijn fietslantaren.<br />

Daarin flitst <strong>een</strong> schuwe mot.<br />

En uit schaduwen gevlogen<br />

van <strong>een</strong> grove-dennenbos<br />

wankelwaakt <strong>een</strong> grote vogel<br />

vie-abri. Hier laat ik mij<br />

door het dagen overstromen:<br />

morgen viert grandioos <strong>zijn</strong> komen:<br />

alle heem'len strak en vrij.<br />

En de maan, in laat kwartier,<br />

baadt zich <strong>zo</strong> langs hoger wegels;<br />

nachtelijk hangt haar hemel hier,<br />

helder hangen dennekegels.<br />

Kolkend dolle mezenvlucht<br />

wervelt door de wilde lucht.<br />

La conscience paraît être comme un livre, dans<br />

lequel les feuilles tournées successivement par la vie<br />

abri et cache l'un l'autre malgré leur transparence<br />

semi; mais bien que le livre puisse être ouvert à la<br />

page du présent, le vent, pour quelques secondes,<br />

peut souffler en arrière les premières pages dans vue.<br />

(Le Journal intime de Henri Frédéric Amiel, Genève<br />

1821-1881, hst. 357).<br />

Het bewust<strong>zijn</strong> lijkt op <strong>een</strong> boek met half doorzicht<strong>ig</strong>e<br />

bladzijden die in het verborgene (vie abri)<br />

over elkaar kunnen schuiven, wat <strong>soms</strong> aanleiding<br />

geeft tot huiveringwekkende ervaringen, waarin het<br />

verleden fuseert met het heden, met als mogelijk<br />

gevolg 'Een gloednieuw levensdoel, <strong>zo</strong> duister als 't<br />

begin'. Zich vervolgend verleden: <strong>een</strong> mysterie heden.<br />

<strong>zo</strong>. 15-11-1987<br />

Eén rimpel in <strong>een</strong> regenplas....<br />

ik denk maar dat 't <strong>een</strong> briesje was.<br />

Daar voel ik huiver jagen:<br />

één blad, één platgeregend blad<br />

wordt langzaam omgeslagen.<br />

Tot op dit punt in de tijd: vijf jaar commentaar op<br />

ruim drie jaar journal intime vie abri van pater Jan<br />

Klein (1917-1989), plus de presentatie en bespreking<br />

van <strong>een</strong> aantal liedteksten en gelegenheidsgedichten,<br />

samen veert<strong>ig</strong> stukjes. Ik weet niet hoe hij ze nu<br />

beoordelen <strong>zo</strong>u, ik hoop met herkenning.


Toewijding<br />

Het leven van Jan Klein als priester is, evenals dat<br />

van <strong>zijn</strong> gewijde broeders, <strong>een</strong> en al toewijding aan<br />

de roeping die hij als jongen al voelde. Zelfs na<br />

vervulling van <strong>zijn</strong> aardse taken blijft die bestaan, als<br />

<strong>een</strong> ruimte die roept om bewoning door vrienden en<br />

geliefden met wie hij <strong>zijn</strong> leven wil delen.<br />

za. 2-1-1988<br />

Aandenken vervaagt met het jaar:<br />

de dagen verjagen elkaar.<br />

Het verleden raakt uit het zicht, de dagen lijken steeds<br />

sneller voorbij te gaan. De mens die heel <strong>zijn</strong> leven<br />

besteed <strong>heeft</strong> aan het oppoetsen van anderen wordt<br />

nu zelf – als <strong>een</strong> boom in de wind – gezuiverd en<br />

bevrijd van alle ballast. Hij hoeft niet langer all<strong>een</strong><br />

maar te koesteren, hij mag zich laten beminnen.<br />

vr. 1-1-1988<br />

Elke berk <strong>een</strong> heksebezem<br />

die zich schoon <strong>heeft</strong> laten vegen<br />

en zich, bu<strong>ig</strong>zaam en bemind,<br />

strelen laat door elke wind.<br />

De 'kinder' (Gronings), <strong>zo</strong>als die <strong>een</strong> belangrijk deel<br />

van <strong>zijn</strong> doelgroep waren, staan nog pas aan het<br />

begin van hun ontwikkeling. Zij <strong>zijn</strong> als takken aan<br />

bomen als hij, vol levenswijsheid, in lange jaren<br />

vergaard. Zij willen leren en weten, ze kunnen niet<br />

<strong>zo</strong>nder. De mensheid is <strong>een</strong> levend organisme.<br />

ma. 22-02-1988<br />

Nog altijd gaan kinder op school.<br />

Naar eeuwenoud leergier-idool.<br />

Want verandering is <strong>een</strong> begrip voor gemis<br />

bij de tak die niet kan <strong>zo</strong>nder boom.<br />

Hij weet wat hun te wachten staat, na hun jeugd, in het<br />

volle leven. Hij weet ook dat iedere toekomst onzeker<br />

is, zeker in deze tijd van snelle veranderingen. Kracht<br />

naar kruis wenst hij hun toe, liefst meer kracht dan<br />

kruis, dat kan g<strong>een</strong> kwaad. Lijden is g<strong>een</strong> verdienste op<br />

zich, maar <strong>een</strong> onvermijdelijk kwaad.<br />

<strong>zo</strong>. 3-1-1988<br />

De tanden in de appel<br />

eisen hun levensdeel.<br />

Malen zich dan te sappel:<br />

leven is niet <strong>zo</strong>veel,<br />

maar <strong>soms</strong> <strong>een</strong> hele appel.<br />

Die blijft helaas niet heel:<br />

verschijnt, verdwijnt met happen,<br />

verduisterd levensmeel.<br />

Gret<strong>ig</strong> bijten jonge mensen in de glanzende<br />

appel die hun wordt voorgehouden, om dan te<br />

ontdekken dat eten en verteren moeite kost, dat<br />

44<br />

je je tanden moet poetsen, dat de aanvankelijke ongereptheid<br />

en heelheid bij het verorberen verloren gaat.<br />

De oude man ziet wat het is: verhulde scholing.<br />

ma. 4-1-1988<br />

In de nood is kracht geboren,<br />

levenslot vervuld:<br />

je aan g<strong>een</strong> tegenstand ooit storen;<br />

zicht, beleid, geduld.<br />

Dat is wat ieder<strong>een</strong> moet leren: het leven verduren,<br />

je taak vervullen, je nergens aan storen, niet opgeven,<br />

gewoon doorgaan op de goede weg, met inzicht,<br />

beleid en geduld. De mens wordt wijs door schade<br />

en schande, wat g<strong>een</strong> schande is en g<strong>een</strong> <strong>zo</strong>nde,<br />

maar gewoon <strong>een</strong> gevolg van de condition humaine.<br />

<strong>zo</strong>. 3-1-1988<br />

Weerschijn – in de druppels op de ruiten –<br />

van het laaggebleven oosterlicht,<br />

maakt kristal van vensters, ook de vuilste,<br />

met hun landschapglas-in-loodgezicht.<br />

Transparantie voor zichzelf en voor anderen vormt<br />

het resultaat van hard werken in modder en in stof.<br />

Wat schijnbaar hopeloos vervuild is blijkt <strong>een</strong><br />

kunstwerk te <strong>zijn</strong> in bovenaards licht. Doorleefde<br />

menselijkheid maakt ons tot <strong>een</strong> geheel, heil<strong>ig</strong>t ons en<br />

bereidt ons voor op onze uiteindelijke thuiskomst.<br />

<strong>zo</strong>. 3-1-1988<br />

Hoog aan de waterkant<br />

zei Hij <strong>zijn</strong> woorden.<br />

Was even stil en bad.<br />

Stak toen van wal.<br />

Maar alle hoorders hoorden<br />

het onverstaanbaar tegenwoorden<br />

van golfjes aan de schoeiing<br />

waar 't schip gelegen had.<br />

En dit is weer <strong>zo</strong>'n gedicht waar je stil van wordt, <strong>een</strong><br />

teken van doorzicht, in woorden met meer dan één<br />

betekenis. Wat Jezus leert komt wel met woorden,<br />

maar in wezen is het stilte, openheid, <strong>een</strong> gewaar<strong>zijn</strong><br />

van resonantie, de weerklank in ons hart. Als Jezus<br />

'van wal steekt' dan wordt het stil in ons.<br />

En in die stilte wordt het bijna Pasen: verdriet<br />

verdampt, wat zwaar is wordt licht, er komt iets<br />

omhoog dat zich niet laat tegenhouden, extase, <strong>een</strong><br />

lach vanuit het diepst van ons hart. Ware rel<strong>ig</strong>iositeit<br />

is niet somber en zwaar, maar licht en vrolijk.<br />

Daarmee eind<strong>ig</strong>t deze les van twint<strong>ig</strong> jaar geleden.<br />

za. 10-04-1988 – Beloken Pasen '88<br />

Ik sta, weer <strong>een</strong>s vernieuwd, <strong>een</strong> <strong>zo</strong>ndagmorgen.<br />

Het pluis-op-blauw schuift zuidoost naar de <strong>zo</strong>n.<br />

Het pluis-op-groen stikt van stil lachgegorgel,<br />

extatisch van mijn leven dat begon.


Toewijding<br />

Pasen valt op de <strong>zo</strong>ndag na de eerste volle maan<br />

na de <strong>zo</strong>nnewende of equinox. De agenda-dichten<br />

(1986-89) ontmoetten drie paasvieringen: in 1986<br />

op 30 maart, in 1987 op 19 en in 1988 op 3 april.<br />

Pasen 1989 (26 maart) vierde pater Jan in de hemel.<br />

<strong>zo</strong>. 30-3-1986<br />

Miniaturen fluitekruid,<br />

grassen, grassen, eindelijk uit,<br />

staan in elke berm te wenken,<br />

Paaszat, nu 't stormen van de lente<br />

't l<strong>ig</strong>gend blad <strong>heeft</strong> weggevaagd<br />

en het opstaand groen gewassen,<br />

grassen, wenk, wenk maar, grassen<br />

Pasen daagt.<br />

Natuurlijk is mijn keuze van de gedichten nogal<br />

willekeur<strong>ig</strong>. In dat jaar schreef hij ook over lijden<br />

en dood. Het is niet steeds duidelijk wat Jan<br />

Klein nu e<strong>ig</strong>enlijk voelde en dacht. Geloofde hij<br />

in <strong>een</strong> leven na de dood van het lichaam?<br />

vr. 28-3-1986<br />

Eeuw<strong>ig</strong> leven? G<strong>een</strong> behoefte aan.<br />

Ook niet aan eutanasie.<br />

Pijn brengt mij latijnse litanie.<br />

Diepste pijn <strong>een</strong> gil om dood te gaan.<br />

Maar hij schreef wel:<br />

wo. 26-3-1986<br />

Met deuren dicht<br />

bij avond<br />

kwam Jezus hun in 't zicht.<br />

Op<strong>een</strong>s was 't licht.<br />

Er is dus verschil tussen theologie en beleving.<br />

Zijn theologie is niet helemaal de mijne, maar<br />

van <strong>een</strong> gedicht als het volgende krijg ik wel<br />

weer tranen in de ogen van ontroering: hij beseft<br />

dat <strong>zijn</strong> woorden tekortschieten, maar hij leest<br />

goddelijk leven in de natuur.<br />

ma. 20-4-1987 (tweede paasdag)<br />

Hee Jullie Drie<br />

daar op mijn pad,<br />

als ik maar zeg:<br />

"Vertel míj wat!"<br />

en Jullie doen<br />

mij 't Paasverhaal<br />

in grijs, in groen,<br />

je Lentetaal...<br />

Wel, zó versta<br />

'k Je lieve Lied,<br />

maar, zing ik 't na,<br />

dan klinkt het niet.<br />

45<br />

za. 18-4-1987 (paaszaterdag)<br />

Dat vreet me gras, link lammerpaar,<br />

aan de overzij van draad en sloot.<br />

Wie acht nog grenzen en gevaar,<br />

als 't vreemde méér belooft?<br />

De mist, stripteasend als de Maan,<br />

doet voor de Zon vijf sluiers uit<br />

en blijkt, als 't dansen is gedaan,<br />

zelf de Vermiste Bruid.<br />

Maar pit van Pasen is 't<br />

ons groei- en zwerf- en dansbestaan<br />

in Zon op te zien gaan.<br />

Een groot verschil, ook grafisch, tussen dit en<br />

het vor<strong>ig</strong>e jaar. Het 'dagboek naar de zevent<strong>ig</strong>'<br />

<strong>heeft</strong> zich gezet, is gerijpt tot rust en evenwicht.<br />

In de natuur vindt Jan geluk en bezinning. Van<br />

het jaar erna, 1988, Jan z'n laatste paasfeest hier<br />

beneden, nam ik al gedichten op in de rubriek<br />

Klein-<strong>ig</strong>-heden (DBB-k maart 2002, blz. 27-28).<br />

Voor dit stukje kies ik <strong>een</strong> paar gedichten waaruit<br />

<strong>zijn</strong> speciale liefde blijkt voor berk en larix.<br />

ma. 4-4-1988 (tweede paasdag)<br />

Soms bloost <strong>een</strong> berk, of <strong>zo</strong>n<br />

ze aan 't <strong>zo</strong>enen is geweest<br />

in vlagen van bewon-<br />

d'ring voor de ranke leest-<br />

en-loof, die berk ver<strong>zo</strong>n<br />

met inventieve Geest.<br />

Ik weet niet hoe 't begon,<br />

maar 't is <strong>een</strong> ogenfeest.<br />

Feest, nu de lorkenwijk<br />

al schemert in groen dons<br />

waar 't ander naaldhout lijkt<br />

gebannen oud, op grond<br />

van eeuw<strong>ig</strong> vergelijk<br />

met winters fel verbond.<br />

Hoe dichter dat ik nader,<br />

hoe geler dat het wordt:<br />

dit pluimpjesgroen omkadert<br />

't mysterie van de lork.<br />

Die liefde voor bomen heb ik in Ugchelen al van<br />

hem overgenomen. Welke bewoner van dat huis<br />

herinnert zich niet het pracht<strong>ig</strong>e voorjaar en de<br />

heerlijke <strong>zo</strong>mers, vol groen en bloem en <strong>zo</strong>n, en<br />

met de hev<strong>ig</strong>e regens en het dampen daarna?<br />

In spatia vol gratia<br />

voor 't huis, langs 't huis, erachter:<br />

Forsythia delicia<br />

van elke voorjaarssmachter.<br />

Afgezien van ervaringen die nog op men<strong>ig</strong><strong>een</strong> wegen,<br />

was de leefomgeving temidden van bossen en velden<br />

niet all<strong>een</strong> ge<strong>zo</strong>nd maar ook bij<strong>zo</strong>nder mooi.


Toewijding<br />

Misschien ben ik wel Jan Klein z'n spreekstalmeester<br />

die de circusvoorstelling gaande houdt en begeleidt.<br />

Jan zelf voelde zich mogelijk iets dergelijks wanneer<br />

hij, fietsend door de bossen, al wat hij daar zag staan<br />

en zag gebeuren van commentaar voorzag. Met<strong>een</strong><br />

is duidelijk dat we daarbij overbod<strong>ig</strong> <strong>zijn</strong>.<br />

vr. 24-06-1988<br />

Draperie: pluimen<br />

de beek aan 't omhuiven:<br />

Witbol aan 't rijpen en<br />

witbol na zaad.<br />

Als piekenieren<br />

ontstaan, wat nu staat:<br />

witte officieren<br />

in wisselgewaad!<br />

Amper ontslopen aan<br />

kaf van geboorten,<br />

staat de aardse hoop als<br />

<strong>een</strong> wacht aan de poorten<br />

van 't stage water dat<br />

amper nog vloeit<br />

(Rest van de regen die<br />

ritselend sproeit).<br />

Aar rijpt tot waaier,<br />

<strong>zo</strong> blank dat ze straalt.<br />

Hangt dan steeds fraaier,<br />

maar krimpt: wordt <strong>een</strong> staart...<br />

Als piekenieren,<br />

stijfgroen eerst, maar dra:<br />

straalofficieren<br />

van wisselend éclat.<br />

Gladde of zachte witbol (holcus mollis) is <strong>een</strong> gras,<br />

evenals de gestreepte witbol (holcus lanatus), van bijna<br />

<strong>een</strong> meter hoog, dat groeit in bossen en langs beken.<br />

Ik begeef me niet in <strong>een</strong> botanische, laat staan <strong>een</strong><br />

dramaturgische discussie. Niettemin: <strong>zo</strong>nder dichter<br />

g<strong>een</strong> gala, <strong>zo</strong>nder mij hier g<strong>een</strong> herhaling.<br />

za. 25-06-1988<br />

De laffe lauwe regen<br />

<strong>heeft</strong> 't wel op mij gemunt<br />

als 'k uit wil, kom ik hem tegen,<br />

tot mott<strong>ig</strong>heid verdund.<br />

Zie hem toch trappen, beetje mopper<strong>ig</strong>, genietend<br />

van de ontbering en het oneerbied<strong>ig</strong> druipen, haast<br />

één met de natuur, door haar ver<strong>een</strong>zelv<strong>ig</strong>d met elk<br />

willekeur<strong>ig</strong> gewas. De mens lijdt aan <strong>een</strong> tweespalt<br />

van hoger of lager, nooit gelijk aan iets te <strong>zijn</strong>, als<br />

boom met de bomen, gras als 't gras.<br />

Het groen houdt koelte vast<br />

bij onverhoedse <strong>zo</strong>n;<br />

bevrijdt me van de last<br />

46<br />

waar 'k al bij zweten kon.<br />

En 't is als ieder 'vrij!':<br />

ook <strong>zo</strong>nder <strong>zo</strong>n <strong>een</strong> feest.<br />

Toch is 't de <strong>zo</strong>n die mij<br />

<strong>zo</strong>nloze vrede geeft.<br />

De mens beweegt zich door de schepping, het aardse<br />

paradijs, al voelend, al denkend, al <strong>zo</strong>ekend en vragend<br />

naar de ware aard van onderlinge betrekkingen. Natuur<br />

is welsprekend stil en zwijgzaam luidrucht<strong>ig</strong>, levend of<br />

dood <strong>zo</strong>nder onderscheid, simpelweg feit. Maar de<br />

mens, ocharm, hij kent <strong>zijn</strong> plaats hier niet.<br />

wo. 29-06-1988<br />

Mensenkind in 't bos:<br />

miertje tussen mos.<br />

E<strong>ig</strong>enlijk is hij ver van huis, vreemdeling op aarde,<br />

kind van hogere orde, <strong>zo</strong>nder begin en <strong>zo</strong>nder einde.<br />

Of hij zich verbergt of <strong>een</strong> open plek uit<strong>zo</strong>ekt: steeds<br />

in contact met de e<strong>ig</strong>enste Ander die hij niet hoort en<br />

niet ziet, maar die van binnen neuriet en trilt of raast<br />

als <strong>een</strong> storm. Jan mompelt tot Hem:<br />

Omgaan met Jou?<br />

Bei <strong>zijn</strong> wij oud.<br />

Hier is het stil.<br />

Samen és luisteren<br />

naar wat 't hier wil?<br />

Ongetwijfeld antropomorf, gedacht en gevoeld naar<br />

aardse vorm en maat, maar daardoor niet minder<br />

devoot en oprecht. Onduidelijk <strong>zijn</strong> de contouren<br />

van het schouwtoneel: aards of hemels, hier-nu wel<br />

of niet in aards-fysieke context. In ieder geval open<br />

naar alle kanten, hermetisch boven en beneden.<br />

<strong>zo</strong>. 26-06-1988<br />

Vijf glinsterende eksters<br />

ontwijken 't fietsgevaart'<br />

en wippen als beheksten<br />

op 't hek van staal en gaas.<br />

Vijf bereklauwenstruiven<br />

(en 't lijkt <strong>een</strong> bruidjesstoet)<br />

te zwaar al om te wuiven,<br />

stralen mij tegemoet.<br />

Vijf hoeken aan doorwonde<br />

vocht<strong>ig</strong>e-mele-spriet.<br />

Die hier dit sparhout schonden<br />

zagen het grasje niet.<br />

Vijf-meter-hoge dennen<br />

in 't gras: <strong>een</strong> vredesoord<br />

waar 'k en<strong>ig</strong>szins kan wennen<br />

aan 't afscheids-welkomswoord:<br />

Vaarwel, mijn vijfde wereld...<br />

Ik hoor over de dijk:<br />

"Bravo, mijn beste kerel:<br />

kom meedoen in ons Rijk."


Toewijding<br />

Een maand augustus, ruim twint<strong>ig</strong> jaar geleden. Ook<br />

toen <strong>een</strong> <strong>zo</strong>mer met onverwachte wisselingen. Pater<br />

Jan op de fiets, in <strong>een</strong> wat weifelmoed<strong>ig</strong>e stemming:<br />

het bos is mooi, het weer onvoorspelbaar. Vreemde<br />

zaak, het leven, vol vreemde confrontaties, onzekere<br />

balans tussen wel goed en toch niet helemaal. Troost<br />

in het <strong>een</strong>zaam ontmoeten van natuur.<br />

ma. 24-8-87<br />

Molinia... mijn toeverlaat:<br />

je vormt de erepoort<br />

met keizerlijke stoet en staat<br />

van palmen <strong>zo</strong>als 't hoort.<br />

Een schuw bewegen, diep in groen<br />

van vogelkers en den,<br />

<strong>zo</strong> bruin als <strong>een</strong> gepoetste schoen<br />

2 reeën klaar voor ren.<br />

Ze staan tussen molinia's,<br />

half schuilend, omgewend:<br />

<strong>een</strong> rekke 1 met <strong>een</strong> jong dat graast<br />

en staart alsof 't mij kent...<br />

Molinia...... <strong>een</strong> lichtblauw waas<br />

waar 't <strong>een</strong>maal heide was.<br />

Kruldistel, zwarte knoop – fors paars –<br />

klopt wacht in bermengras.<br />

Aan 't eind bevrijdend lichtgezicht !<br />

De <strong>zo</strong>n staat warm te fonkelen in<br />

de dauw die diamanten sticht<br />

op 't gras... en mij verblindt.<br />

Hij weet niet goed wat hem te wachten staat, voelt<br />

zich misschien <strong>een</strong> beetje voor de mal gehouden<br />

door het weer, het leven, <strong>zijn</strong> e<strong>ig</strong>en verwachtingen.<br />

Er broeit iets, maar wat? Hij krijgt er g<strong>een</strong> greep op.<br />

ma. 24-8-87<br />

Bij 't eerste zenitblauw dat blauw is<br />

en 't eerste zenitmauve<br />

vergeet de fietser wat niet trouw is:<br />

laat zich weer blauw beloven,<br />

vergeet de <strong>zo</strong>mertegenslagen,<br />

het omslaan van mooi weer:<br />

Augustus klinkt naar warme dagen,<br />

naar 't heersen van <strong>een</strong> heer.<br />

Maar van <strong>een</strong> gentleman's agreement kan helaas g<strong>een</strong><br />

sprake <strong>zijn</strong>: de fietser treft hetzelfde lot als sporters,<br />

te rekenen op mooi weer en dan toch g<strong>een</strong> <strong>zo</strong>n te<br />

zien. Deze week kan hij dat niet waarderen.<br />

do. 27-8-87<br />

Er was weer wat beloofd.<br />

Maar 't blauw is nauw te speuren.<br />

Bij 't wisselend sportgebeuren<br />

haalt men zich wat in 't hoofd.<br />

Het donkere bos doet vreemd aan, beangst<strong>ig</strong>t hem.<br />

47<br />

di. 25-8-87<br />

Zeedamp tot diep in 't bos.<br />

Uit 't somp<strong>ig</strong> laar 2 maakt wrange,<br />

mismaakte spar zich los...<br />

Oerangst: hij zal me vangen...<br />

Langs het bos de lawaa<strong>ig</strong>e snelweg, achter <strong>een</strong> wal<br />

van beton, die aan beide zijden beklommen wordt<br />

door groen. Maar ook hier onzekerheid, bevreemding:<br />

<strong>een</strong> onverkende vocht<strong>ig</strong>e biotoop.<br />

za. 29-8-87<br />

Vocht tekent stalaktitische varianten<br />

op de betonkraag die het razen dempt.<br />

Hoog kruid groeit naar ze toe aan beide kanten,<br />

niet <strong>een</strong>s in wortel met elkaar bekend.<br />

De zuidkant voelt all<strong>een</strong> het warm beton.<br />

Een biotoop waar nog g<strong>een</strong> speurders landen:<br />

de vreemdheid die niet <strong>een</strong>s bevreemden kon.<br />

De volgende dag <strong>een</strong> aarzelende kentering, het weer<br />

wordt iets beter, maar de spanning is nog niet<br />

verdwenen. Eenden lijken naar het zuiden te vliegen,<br />

hij fietst tussen nevel en klaarte, "preekdubbend": hij<br />

gaat de <strong>zo</strong>ndagspreek houden. Terug naar huis, naar<br />

het oosten, en zie dan, toch nog: de <strong>zo</strong>n!<br />

<strong>zo</strong>. 30-8-87<br />

De jet: <strong>een</strong> afremmende meteoriet<br />

die met schuim van condens door het <strong>zo</strong>ngloren schiet<br />

en licht vangt; <strong>zo</strong>veel als de kalkwitte gevels<br />

restanten van donker: hun angst nog niet uit.<br />

In de lucht twee paar <strong>een</strong>den, <strong>zo</strong>'n vliegende vlegels.<br />

Ze treffen elkaar: dat gaat samen naar zuid.<br />

't Licht is fris: 't oude blad krijgt <strong>een</strong> bad van geboorte.<br />

In sluiers van mist opent <strong>zo</strong>mer <strong>zijn</strong> poorten<br />

voor de <strong>zo</strong>veelste keer (g<strong>een</strong> die weet wat-ie biedt).<br />

Nevel links, klaarte rechts waar ik preekdubbend fiets<br />

tot ik 't voorwiel weer huistoe, dus oosten toewend.<br />

En jawel: <strong>zo</strong>n!.. Een bleekblikken oorlogstijdcent...<br />

Bloeiend pijpestro troost me met doorbu<strong>ig</strong>ende aren<br />

of het ooftoverladene palmtakken waren.....<br />

Blauw tot slot, blauw als g<strong>een</strong> maanden gewend.<br />

Zelfs in het licht dat schittert op <strong>een</strong> vliegtu<strong>ig</strong> ziet<br />

hij het donker dat witte huisgevels nog vasthoudt.<br />

De preek was wel goed: hij kent <strong>zijn</strong> sterke kanten,<br />

maar voelt zich nog altijd en<strong>ig</strong>szins 'anders'.<br />

ma. 31-8-87<br />

Preken en leren kon hij goed.<br />

Toneelspel zat hem in het bloed.<br />

Ook kon hij slaven:<br />

woekeren met <strong>zijn</strong> gaven,<br />

maar altijd net niet <strong>zo</strong> als 't moet.<br />

1 rekke – vrouwelijke ree in het derde jaar<br />

2 laar – open plaats in <strong>een</strong> bos


Toewijding<br />

De <strong>zo</strong>mer is voorbijgegaan met <strong>zo</strong>n en wind en<br />

regen. Het blad verkleurt, eikels en kastanjes vallen<br />

op de grond. Jan Klein – oude man op <strong>zijn</strong> fiets –<br />

kijkt er <strong>zijn</strong> ogen op uit. De overgang van groei en<br />

bloei naar veroudering en verval is pracht<strong>ig</strong>!<br />

<strong>zo</strong>. 18-10-87<br />

Zeer verbijsterd (zij 't maar voor seconden)<br />

staan daar witte gevels; witte tronken<br />

magere berken; vollemaansgezichten<br />

van de stapels rondhout . . . bij het lichten,<br />

of zij in g<strong>een</strong> morgen meer geloofden.<br />

Warmer is 't onthaal van halfberoofde<br />

koperkronen, bronzen dennelijven,<br />

mais- en heideveld waar grassen wuiven . . .<br />

Berkballet . . . Fijnzinn<strong>ig</strong> sporkenhout:<br />

alle tinten sproeien poedergoud.<br />

Luchten strekken wijd. Het hart wordt groot:<br />

't eerste rode blad in 't morgenrood.<br />

Hij is, <strong>zo</strong>als altijd, vroeg op pad. Het is stil in het<br />

bos, er is nog wein<strong>ig</strong> beweging, het is nauwelijks<br />

dag. Overal hangt mist op de paden en tussen de<br />

bomen. Man en <strong>zo</strong>n <strong>zo</strong>eken hun weg, <strong>zo</strong>nder<br />

gerucht te maken, <strong>een</strong> en al aandacht.<br />

za. 24-10-87<br />

Licht waadt moeizaam door de mist,<br />

gaat in 't bos wat ruimer roeien<br />

maar legt aan in 't edel gloeien<br />

van robijn en amethist.<br />

Dit is meditatie, open staan voor het licht en waar<br />

dat doordringt, <strong>zo</strong>nder geluid en <strong>zo</strong>nder woorden.<br />

Het lichte kraken van <strong>zijn</strong> fiets bij het trappen<br />

verstoort de stilte niet, maar schijnt die eerder te<br />

verdiepen. De cadans van romp en van benen, als<br />

die van <strong>een</strong> Jood voor de tempelmuur.<br />

vr. 23-10-87<br />

De mist is <strong>een</strong> lichte belofte:<br />

de dageraad groeit erdoorh<strong>een</strong>.<br />

Uit 't v<strong>een</strong>tje verzweven de vochten<br />

Dit wordt nog <strong>een</strong> herfstdag als g<strong>een</strong>.<br />

In 't bos wacht de gloed van de blaren<br />

tot 't <strong>zo</strong>nlicht ze ontsteekt in <strong>zijn</strong> glans.<br />

Mij wachten misschien nog wat jaren:<br />

geluk is van hier en van thans.<br />

En daar is de lichtstraal, bewustwording van het<br />

niet-duale, het <strong>een</strong> en het ander in<strong>een</strong>: hoe lang het<br />

nog duurt is de vraag niet, dagen of jaren, dat<br />

maakt g<strong>een</strong> verschil, want geluk is hier en nu, aan<br />

tijdsverloop ontheven, hoewel het er onlosmakelijk<br />

mee verweven is: mysterie van ons bestaan.<br />

48<br />

Intussen gaat het dagen door: van nevelflarden<br />

tot ochtendgloren, de zaden <strong>zijn</strong> gevallen, van<br />

eik en lork en beuk en grassen, <strong>een</strong> doezel<strong>ig</strong><br />

décor, waartegen – als contrast – de kleine mezen<br />

in scherpe voedselvlucht voorbij schieten.<br />

vr. 23-10-87<br />

Rijpste zaad Zachte <strong>zo</strong>n<br />

is gevallen. in het dons<br />

Onbezwaard van de nevel<br />

rijzen halmen om bomen . . .<br />

<strong>zo</strong>nn<strong>ig</strong> pijpestro Messcherp<br />

stralenrecht het gesjees<br />

omhoog. van mezen . . .<br />

Is het u, lezer, al opgevallen dat ik deze keer veel<br />

strofen in hun vierregel<strong>ig</strong>heid laat zien? In de<br />

agenda's schrijft pater Jan ze <strong>zo</strong>nder tussenruimte<br />

aan elkaar vast. Maar die structuur is er vaak wel.<br />

do. 22-10-87<br />

De grond kleurt warm<br />

van najaarsblad.<br />

De boom wordt arm<br />

en ruw het pad<br />

van beukenoteschillen<br />

waar vink en mees<br />

aan 't vruchtevlees<br />

hun morgenhonger stillen.<br />

Het wordt herfst, en straks weer winter. Heel de<br />

natuur bereidt zich daar op voor, in overgave aan<br />

wat nu <strong>een</strong>maal <strong>zo</strong> is en hoort te <strong>zijn</strong>, al blijven alle<br />

levenden reiken naar wat ze in leven houdt.<br />

ma. 26-10-87<br />

Lange armen, korte armen<br />

graaien naar het licht, belust<br />

op het bergend daagerbarmen,<br />

Monden dorstend naar <strong>een</strong> kus.<br />

Dagend oosten is <strong>een</strong> tover-<br />

doek en spreidt z'n kleurenvlies<br />

enkele wondere seconden<br />

over 't gapend nachtverlies.<br />

Boordevol met dageschatten<br />

of ontled<strong>ig</strong>d tot op 't bot<br />

strekken laan en boom en takken<br />

loom zich uit naar 't winterlot.<br />

Alles wordt kaal, het zicht wordt beter, maar ja . . .<br />

vr. 23-10-87<br />

Het levensdoek wordt dun.<br />

Je stoot er telkens door<br />

of bijna. Maar je kunt<br />

iets beter zien, daarvoor<br />

– OUDERDOM –-


Toewijding<br />

Ons leven verloopt in jaren en sei<strong>zo</strong>enen. Zo ook<br />

komt hier ieder jaar <strong>een</strong> rubiek met <strong>een</strong> nieuwe<br />

naam en wordt de voorgaande afgesloten. Tijdstructuur<br />

is even duidelijk aanwez<strong>ig</strong> in de agenda's<br />

waarin pater Jan Klein dagelijks <strong>zijn</strong> gedichten<br />

noteerde. Voor deze aflevering heb ik geput uit<br />

die van de laatste weken van december 1988, nu,<br />

twint<strong>ig</strong> jaar later, voor het eerst geciteerd.<br />

<strong>zo</strong>. 25-12-1988<br />

De pijn van 't "Al Voorbij"<br />

wekt aarzelend de Hoop.<br />

De Hoop wekt stom gebed<br />

van Geest in ons en wij<br />

<strong>zijn</strong> uit de dwang des Doods<br />

door Jezus' Bloed gered.<br />

In de vrijwel identieke versie van 21 december<br />

stond: 'De pijn van ons "Voorbij" ' en 'door Xi<br />

bloed gered.' Ik vind 'al' hier beter dan 'ons',<br />

maar misschien is 'Christi' wel beter dan 'Jezus',<br />

want niet de aardse mens <strong>heeft</strong> ons verlost, maar<br />

de hemelse Mens, al weet men<strong>ig</strong> theoloog g<strong>een</strong><br />

raad met dit onderscheid. Mysterie!<br />

wo. 21-12-1988<br />

Gods waaien waait waar 't wil.<br />

Je hoort <strong>zijn</strong> groot geluid.<br />

Maar waar waait Het vandaan?<br />

En waarop draait Het uit? Jo. 3:8.<br />

In het evangelie van Johannes staat op die plaats:<br />

'De wind waait waarh<strong>een</strong> hij wil; je hoort <strong>zijn</strong><br />

geluid, maar je weet niet waar hij vandaan komt en<br />

waar hij h<strong>een</strong> gaat. Zo is het ook met ieder<strong>een</strong> die<br />

uit de Geest geboren is', met de hemelse mens dus.<br />

De mist is inn<strong>ig</strong> knus,<br />

<strong>zo</strong>'n kortste dag van 't jaar,<br />

voor Thomas Didymus?<br />

<strong>zijn</strong> zicht was ook niet klaar.<br />

Een milde temperatuur:<br />

de heide soest wat h<strong>een</strong>.<br />

Elk uur is schemeruur.<br />

Het bos kruipt dicht in<strong>een</strong><br />

en waar veel opschot staat<br />

is 't Kerst in vol ornaat.<br />

Een mooie wending: 21 december, de kortste dag,<br />

mist<strong>ig</strong>, wein<strong>ig</strong> zicht. Toen nog feest van de apostel<br />

Thomas. Die naam komt van de stam die 'tweeling'<br />

betekent, dus 'Didymus' is tautologisch. Hij wilde zien<br />

alvorens iets aan te nemen, heel verstand<strong>ig</strong>. Zijn<br />

feestdag is verplaatst naar 3 juli ten behoeve van<br />

Petrus Canisius die de 21e stierf. Ik vind dat wein<strong>ig</strong><br />

respectvol. In de orthodoxe kerk wordt St. Thomas<br />

gevierd op de <strong>zo</strong>ndag na Pasen, en op 6 oktober.<br />

49<br />

jk-agenda 1988, blz.57, 19-25 dec.<br />

Pater Jan fietst het jaar uit, door het donker naar<br />

het licht, naar ontmoeting en bevrijding. Het leven<br />

blijft vol geheimen, met af en toe <strong>een</strong> doorkijkje<br />

dat hem de adem beneemt.<br />

vr. 23-12-1988<br />

De fietser kruipt uit 't bos;<br />

de dag: uit duisternis,<br />

als <strong>een</strong> bevreesde vos<br />

die weet wat luist'ren is.<br />

De wind z'n groot misbaar<br />

geeft g<strong>een</strong> geheimen bloot.<br />

Wij <strong>zo</strong>eken naar elkaar,<br />

de dag, de daggenoot:<br />

(Het wordt ons niet te klaar<br />

waar leven is, waar dood...)<br />

Hier komt <strong>een</strong> spiegeling<br />

ons weifelen te baat:<br />

We zien, met huivering<br />

hoe 't water opengaat.<br />

En tot slot van deze reeks stukjes onder de naam<br />

'Toewijding', als <strong>een</strong> cadens: <strong>een</strong> laatste spiegeling,<br />

beschouwend en vred<strong>ig</strong>, midwinterlicht, Kerstmis,<br />

z'n laatste. Voor hem was toen alles voorbij.<br />

za. 24-12-1988<br />

De bomen treden uit de mist<br />

als stonden ze net stil.<br />

Ze <strong>zijn</strong> op stee verkild:<br />

<strong>een</strong> kerstmysterie is 't.<br />

Er spiegelen plassen<br />

wijd en zijd<br />

in allermildste licht.<br />

Hier is de wind gezwicht.<br />

Ik sta in luwe tijd<br />

en vred<strong>ig</strong>heid.


Voortgang<br />

Met de term 'voortgang' (ongoingness) wordt de<br />

diepste motivatie of drijfveer van al het levende<br />

door mij aangeduid. En hoewel dit kenmerk all<strong>een</strong><br />

maar betrekking kan hebben op het voor ons op<br />

aardse wijze waarneembare, is er ongetwijfeld <strong>een</strong><br />

over<strong>een</strong>komst met het levend-<strong>zijn</strong> tout court, ook<br />

wanneer dat niet langer aards-lichamelijk is.<br />

Twint<strong>ig</strong> jaar geleden, op 15 februari 1989, stierf Jan<br />

Klein aan de gevolgen van <strong>een</strong> aanrijding op de<br />

<strong>zo</strong>ndag ervoor. Einde voortgang als aardgebonden<br />

lichaam, begin – naar wij hopen – van <strong>een</strong> geestelijk<br />

vervolg. Het was winter, het jaargetij waarin het<br />

leven in de natuur blootl<strong>ig</strong>t tot op 't bot, wat hem tot<br />

nadenken stemde, lang en kort voor <strong>zijn</strong> dood.<br />

<strong>zo</strong>. 17-01-1988<br />

Machteloos straatlichtgeflikker<br />

onder de macht<strong>ig</strong>e zwaai<br />

waar de morgen haar boezem mee blootlegt<br />

voor <strong>een</strong> napolitaans blauwe baai.<br />

En 't is net of de heil<strong>ig</strong>e koepel<br />

al haar lampen en kaarsen ontsteekt<br />

op het oostpriesterkoor en <strong>zijn</strong> outer<br />

en om 't uur van het offerfeest smeekt . . .<br />

Waar ik fiets, speelt mijn oog op de stammen<br />

van het zeventienton<strong>ig</strong> verbond<br />

als <strong>een</strong> harp, bij het leven gespannen<br />

tussen lichtruim en donkere grond.<br />

Of ik zie weer de duizend pilaren<br />

en ontdek weer de Dom waar de gloor<br />

van <strong>zo</strong>ns offer licht blozend blijft waren<br />

over koepel en beuken en koor.<br />

Zon, wij offren <strong>een</strong> bloedloze Winter<br />

mét het bloed dat de Herfst <strong>heeft</strong> gespild<br />

voor de komst van uw Kind, onze Zomer,<br />

die in 't Voorjaar herleeft naar Gij wilt.<br />

Opvallend is dat pater Jan de natuur ervaart als<br />

betrokken in <strong>een</strong> heil<strong>ig</strong>e rite, bijna persoonlijk, <strong>een</strong><br />

offer met licht en muziek, <strong>een</strong> verbond met de<br />

godgelijke <strong>zo</strong>n, als eeuw<strong>ig</strong> middelpunt van de vier<br />

aardse sei<strong>zo</strong>enen. En het kind, symbool van onze<br />

hoogste<strong>ig</strong>en <strong>zo</strong>merse bloei, mythisch, esoterisch,<br />

oermenselijk zuiver en onbedorven.<br />

Zoals voor mythische metaforen gebruikelijk is,<br />

verhullen zij hun boodschap min of meer, al naargelang<br />

het vermogen van de toehoorder om die<br />

ervarend te begrijpen. In hoeverre ze de schrijver<br />

in <strong>zijn</strong> gedichten duidelijk waren valt niet meer na<br />

te gaan. Hij <strong>heeft</strong> de meeste ervan met g<strong>een</strong> mens<br />

besproken. Onze duiding is <strong>een</strong> queeste.<br />

50<br />

di. 19-01-1988<br />

Helder. – De winter<br />

showt integralen<br />

van hoger wiskunstpatroon.<br />

Differentiële stammenparade.<br />

Krommen en vorken als kroon.<br />

Dof. – In seconden<br />

sluit ruimrotonde,<br />

biedt winter armoevertoon.<br />

Schamel gebeuren.<br />

Wijkende kleuren.<br />

Groen zit verscholen ten troon.<br />

Grond. – 't Elegante<br />

strogele, blanke,<br />

langzaam verstijfde hoog gras<br />

wacht maar op ijzel<br />

om weer te nijgen<br />

als toen 't vol zaadkralen was.<br />

Kraters. – Het water<br />

staat er of gaat er<br />

bruinen in 't groenende bed:<br />

kruiden en varen<br />

op dorre blaren<br />

leiden 't vroeg lenteballet.<br />

Hier spreekt de dichter op de top van <strong>zijn</strong> kunnen,<br />

<strong>een</strong> en al aandacht voor de natuur waarin hij bijna<br />

opgaat, die hij aanvult met liturgische teksten, als<br />

psalmen voorzien van <strong>een</strong> motto, aandachtspunt<br />

en betekenis: licht en donker, vol en leeg, maar<br />

steeds vol leven, ondanks de omstand<strong>ig</strong>heden die<br />

hem lijken te verpletteren. Zo is het leven.<br />

do. 9-02-1989<br />

Eenzaam dwaalt het grote loeder<br />

met z'n Vader en z'n Broeder<br />

en z'n eeuw<strong>ig</strong> Andere Geest. –<br />

Is er ooit <strong>zo</strong>'n uur geweest?<br />

Platgehamerd door de kou<br />

of het nooit meer dooien <strong>zo</strong>u.<br />

Een wein<strong>ig</strong> orthodoxe woordkeus, daar houdt hij<br />

van, maar <strong>een</strong> speelse constructie van driemaal<br />

twee rijmregels, naar de inhoud twee terzinen, als<br />

van Dante, en au fond even serieus. Dit en het<br />

volgende <strong>zijn</strong> op <strong>een</strong> paar na <strong>zijn</strong> laatste gedichten.<br />

Nu volgt het muzikale slot, dat me doet denken<br />

aan Vondel en aan Johan Sebastiaan Bach.<br />

do. 9-02-1989<br />

Zijn 't de bomen of de beuken<br />

van vergeten katedralen<br />

die mij 't rusten in de vreugde<br />

telkens voor de geest weer halen,<br />

als ik dit soort bossebouw<br />

– stat<strong>ig</strong>, stil en leeg – aanschouw?


Voortgang<br />

De man Jezus, opgevat als historische Messias of<br />

Christus, is gedateerd, in feite outdated, buiten spel<br />

gezet door de dood. Zijn wederopstanding, gezien<br />

als weer tot leven komen van <strong>zijn</strong> aards-fysieke<br />

lichaam, is niet all<strong>een</strong> in strijd met de wetten der<br />

natuur, maar biedt ook g<strong>een</strong> ander perspectief dan<br />

blijvende gevangenschap in tijd-ruimtelijkheid.<br />

ma. 11/vr. 17-04-1987<br />

Hij <strong>heeft</strong> om steun gevraagd<br />

<strong>zo</strong>nder te vragen;<br />

de weifelingen graag<br />

verdragen.<br />

Maar als die God van hem<br />

tot slot hem vallen laat<br />

– en alles blijkt te laat –<br />

schreeuwt hij het uit<br />

en sluit<br />

<strong>zijn</strong> dagen.<br />

In het boek 'Who is this King of Glory : A Critical<br />

Study of the Christos-Messiah Tradition' (1948)<br />

van Alvin Boyd Kuhn wordt aangetoond dat de,<br />

sinds de derde eeuw dominante, letterlijke opvatting<br />

van de evangelieverhalen, kant noch wal raakt.<br />

Tot die tijd gold de antieke traditie der metaforen<br />

en was zelfs <strong>een</strong> historische Jezus onbekend.<br />

di. 4-02-1986<br />

Niet zien, Toch geloven:<br />

krampzinn<strong>ig</strong><br />

oude bezweringen<br />

terugprevelen<br />

uitrafelen, -leggen<br />

en niets in je handen<br />

dan <strong>een</strong> dode mus.<br />

Wie krijg je dan mee of terug?<br />

Nee! Dode b<strong>een</strong>deren<br />

oproepen tot leven:<br />

nieuwe toverkracht<br />

gieten in woorden en beelden<br />

<strong>zo</strong> gewoon en <strong>zo</strong> fris<br />

dat het volstrekt<br />

vanzelfsprekend is.<br />

Jan Klein <strong>heeft</strong> dit boek van Kuhn waarschijnlijk niet<br />

gelezen. Niettemin sluit bovenstaand gedicht, wat hij<br />

er ook mee bedoeld <strong>heeft</strong>, daar naadloos bij aan. Het<br />

evangelische levensverhaal van Jezus staat vol met<br />

beelden die rechtstreeks ontl<strong>een</strong>d <strong>zijn</strong> aan de oude<br />

Egyptische mythologie. Mythen <strong>zijn</strong> niet bedoeld als<br />

letterlijke geschiedschrijving. Zij dramatiseren de<br />

onderlinge verhoudingen van aardse en bovenaardse<br />

werkelijkheid. Zogenaamd 'heidense' rel<strong>ig</strong>ies waren<br />

wel degelijk 'messianistisch' ofwel 'christelijk', niet ter<br />

verkond<strong>ig</strong>ing van <strong>een</strong> individuele menselijke heiland,<br />

maar van <strong>een</strong> universele heilsgeschiedenis.<br />

51<br />

Dit gegeven staat <strong>een</strong> leven met verhalen over<br />

geboorte, wederwaard<strong>ig</strong>heden, dood en verrijzenis<br />

van <strong>een</strong> man Gods niet in de weg. Zij spreken de<br />

mens gevoelsmat<strong>ig</strong> aan en <strong>zo</strong>rgen voor <strong>een</strong> direkte<br />

beleving van de heilswerkelijkheid ("brandde ons<br />

hart niet in ons..."), die effectiever is dan <strong>een</strong> primair<br />

verstandelijke benadering. Of de f<strong>ig</strong>uur van Jezus nu<br />

historisch is of niet doet minder terzake dan de<br />

vraag of <strong>zijn</strong> 'levensverhaal' tot het onze wordt.<br />

vr. 17-04-1987<br />

Hij jaagt op 't eerste groen<br />

langs weg en wetering<br />

vindt overal<br />

lof en verzekering.<br />

Maar als die God van hem<br />

zich tonen blijft<br />

slaat alles open-dicht.<br />

In schaduwlicht<br />

weet hij zich ingelijfd.<br />

Dit gedicht zie ik als pendant van het eerste. Jan wil<br />

niet wanhopen aan de goddelijke aanwez<strong>ig</strong>heid en<br />

ondersteuning in <strong>zijn</strong> leven. Toch blijft de onzekerheid<br />

over <strong>zijn</strong> e<strong>ig</strong>en interpreterende zien van god in<br />

de natuur om hem h<strong>een</strong>. 'Lof en verzekering'<br />

maken geloof en vertrouwen niet overbod<strong>ig</strong>.<br />

ma. 10-02-1986<br />

Weifelen<br />

Niets zien<br />

Toch geloven<br />

Om te zien: de mist verdrijven<br />

van oude woorden die beschimmeld <strong>zijn</strong> –<br />

De Paasheer. – Meester voor hemel en aarde.<br />

Op <strong>zo</strong>ek naar trouw gezelschap: ieder mag<br />

de Meester volgen en <strong>zijn</strong> woord en daad:<br />

Men komt voor rekening van Vader, Zoon en Geest.<br />

Echt heel? Pas als je lijk bent.<br />

Pas als je niet meer groeit.<br />

Wie groeit, wordt anders. Anders heel?<br />

Eerst stuk, verzet, vermoeid.<br />

Nieuw leven telt <strong>een</strong> portie dood.<br />

De kraamvrouw telt g<strong>een</strong> pijn.<br />

Meiregen maakt ons nat en groot,<br />

weer zal er iemand <strong>zijn</strong>.<br />

De v<strong>een</strong>brand, <strong>een</strong> ellende,<br />

verwoest wat niet meer kan.<br />

Ga plat, maar voel het gloeien:<br />

uit onmacht word je man.<br />

De agenda-dichten van Jan Klein gaven vorm aan<br />

<strong>zijn</strong> laatste strijd, <strong>zijn</strong> persoonlijke <strong>zo</strong>ektocht. Ze<br />

deden er verslag van, waren <strong>een</strong> dagboek, niet de<br />

aanzet tot <strong>een</strong> boek of bundel. Ze laten <strong>een</strong><br />

ontwikkeling zien, naar vorm en naar inhoud. Wij<br />

volgen hem hierin, als 'trouw gezelschap'.


Voortgang<br />

De <strong>zo</strong>mer van 1987, twee-en-twint<strong>ig</strong> jaar geleden,<br />

was de op twee na somberste van de vor<strong>ig</strong>e<br />

eeuw. De <strong>zo</strong>n sch<strong>een</strong> in juni maar <strong>zo</strong>'n honderd<br />

uur. Het begin van de maand was nat, koud en<br />

winder<strong>ig</strong>. Maar dat weerhield pater Jan er niet<br />

van iedere morgen <strong>een</strong> fietstocht te maken.<br />

za. 6-06-87<br />

Flard na flard<br />

trekt de sleur<br />

van de regen<br />

op en weg.<br />

(Boven leiboord<br />

in de west.)<br />

Om de noord<br />

– buiten wind –<br />

kijk: <strong>een</strong> echte<br />

morgentint!<br />

De <strong>een</strong>zame man <strong>zo</strong>ekt het gezelschap van de<br />

stille bomen, de wuivende grassen en de schuwe<br />

dieren, want geloof maar niet dat hij daar in de<br />

vroegte mensen tegenkomt en die als 'maten'<br />

ziet. Communicatie is voor hem, evenals de<br />

'communie', <strong>een</strong> openstaan <strong>zo</strong>nder antwoord.<br />

wo. 10-06-87<br />

Tegen de lange poten die de <strong>zo</strong>n<br />

– die spin – door alle loverholen steekt,<br />

tegen 't verblindend lichtvel dat zij spon,<br />

waar mist haar warme stralennetten breekt<br />

rij ik mijn morgenmaten tegemoet<br />

nauw ziende wie ik groet,<br />

en achter 't smelegras z'n purperpracht<br />

sta 'k mij te warmen in de <strong>zo</strong>nnevacht.<br />

Hij stapt dus even af <strong>zo</strong> nu en dan, om rond te<br />

kijken en zich te koesteren in de <strong>zo</strong>nnewarmte.<br />

Ik wandel in gedachten weer met hem door<br />

het 'tweede bos', en sta bij het prikkeldraad uit<br />

te zien over het <strong>zo</strong>novergoten land van boer<br />

Melis. De tijd staat stil. Ik voel de warmte.<br />

do. 11-06-87<br />

Als de <strong>zo</strong>n zich uittilt<br />

boven 't hoogste loof,<br />

laat ze stralen-<br />

tenten dalen:<br />

lichtmist schoof aan schoof!<br />

Heel het bos lijkt jonger.<br />

Groene waaiers slaan,<br />

vorstelijk wuivend<br />

met hun huiven,<br />

nieuwe tonen aan.<br />

52<br />

Zijn fantasie creëert voortdurend nieuwe paden,<br />

andere invalshoeken en perspectieven. Hij zit op<br />

<strong>zijn</strong> fiets, hoog te paard, ver boven de grond alsof<br />

hij zweeft. Hij ervaart dat als aangenaam en ook<br />

<strong>een</strong> beetje eng en niet geheel <strong>zo</strong>nder risico. Zich<br />

van alles tegelijk bewust, alles ziende.<br />

za. 13-06-87<br />

Ik zweef. Ik ben<br />

de grond ontwend.<br />

Maar ik zie veel meer<br />

bij u, daar neer.<br />

Op <strong>zo</strong>ndag, <strong>een</strong> dag later, dezelfde ervaring van<br />

veel zien, maar van <strong>een</strong> afstand, als het andere,<br />

van bovenaf. In verwondering en bewondering,<br />

die hem, <strong>zo</strong>als altijd, doet denken aan de hemel,<br />

aan het land "waar ik nu nog niet komen mag, en<br />

<strong>een</strong>s <strong>zo</strong> graag wil komen."<br />

<strong>zo</strong>. 14-06-87<br />

Er is <strong>zo</strong>veel te zien.<br />

Als 't gras staat hoog te wezen:<br />

de kweek <strong>een</strong> rank soort lies<br />

de kropaar wel <strong>een</strong> meter.<br />

De rust lijkt bovenaards,<br />

de vrede <strong>een</strong> groen misschien.<br />

Ik tuur benedenwaarts:<br />

er is <strong>zo</strong>veel te zien.<br />

Natuurlijk zet ik <strong>zijn</strong> gedichten hier, los van de<br />

volgorde van hun ontstaan, in <strong>een</strong> zinverband.<br />

Het is interpretatie, maar wel <strong>een</strong> die recht doet<br />

aan die van hemzelf. Zijn 'Idica Epica', ziende<br />

verhalen en verhalend zien, veren<strong>ig</strong>en hoog en<br />

laag, binnen en buiten, tijd en eeuw<strong>ig</strong>heid.<br />

Het kerkelijke feest van de H. Drievuld<strong>ig</strong>heid, op<br />

14 juni 1987, de <strong>zo</strong>ndag na Pinksteren, hield hem<br />

de vrijdag ervoor kennelijk al bez<strong>ig</strong> en inspireerde<br />

hem tot <strong>een</strong> "gebed van de akker op het feest<br />

van drieënheid", waarin hij zichzelf als de akker<br />

ziet die door God wordt omgeploegd.<br />

vr. 12-06-87<br />

Drijf je voren dieper,<br />

oude Drieschaarploeg,<br />

die me al men<strong>ig</strong>e zwieper<br />

door de bodem joeg.<br />

Eg mij! Laat mijn dagen<br />

diep besloten gaan<br />

tot 'k in 't Licht kan dragen<br />

't goudgerijpte graan.<br />

Typisch Klein-iaanse formuleringen: <strong>een</strong> beetje<br />

ruw en bijna amicaal, maar in de grond <strong>een</strong> en<br />

al overgave en vertrouwen, priesterlijk.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!