You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong><br />
Zoeken naar richtlijnen voor een financiële buffer<br />
juni <strong>2008</strong>
Inhoud<br />
SAMENVATTING .................................................................................... 4<br />
VOORWOORD ........................................................................................ 8<br />
1. ACHTER DE HAND: RICHTLIJNEN VOOR EEN BUFFER .................. 9<br />
INLEIDING ............................................................................................... 9<br />
LEESWIJZER ......................................................................................... 10<br />
2. HOE GEWENST IS DE BUFFER? ..................................................... 12<br />
2.1 DE GEWENSTE BUFFER ..................................................................... 12<br />
2.2 DE AANWEZIGHEID VAN DE GEWENSTE BUFFER .................................... 14<br />
2.3 CONCLUSIE ..................................................................................... 16<br />
3. MOGELIJKHEDEN OM EEN BUFFER TE KWANTIFICEREN ........... 17<br />
3.1 INVENTARISLIJST EN INBOEDELWAARDEMETER .................................... 17<br />
3.2 DE INVENTARISLIJST UIT DE PRIJZENGIDS VOOR DE BIJZONDERE BIJSTAND<br />
........................................................................................................... 21<br />
3.3 SIMPELE VUISTREGELS ..................................................................... 21<br />
3.4 CONCLUSIE ..................................................................................... 23<br />
4. VERMOGENS IN NEDERLAND ........................................................ 24<br />
4.1 INLEIDING ....................................................................................... 24<br />
4.2 INDIVIDUELE VERMOGENSTITELS ........................................................ 25<br />
4.3 HET TOTAAL AAN VERMOGEN ............................................................. 32<br />
4.4 CONCLUSIE ..................................................................................... 41<br />
5. PSYCHOLOGISCHE FACTOREN ..................................................... 42<br />
5.1 INLEIDING ....................................................................................... 42<br />
5.2 DE DIMENSIES ................................................................................. 42<br />
5.3 INVLOED PSYCHOLOGISCHE FACTOREN OP DE VERMOGENSDEFINITIES ... 43<br />
5.4 CONCLUSIE ..................................................................................... 46<br />
6. HET UITEINDELIJKE ADVIES .......................................................... 48<br />
6.1 TOTSTANDKOMING BUFFER ............................................................... 48<br />
6.2 HET BUFFER ADVIES ......................................................................... 53<br />
6.3 CONCLUSIE ..................................................................................... 57<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 2
LITERATUUR ........................................................................................ 58<br />
BIJLAGE 1: HOOGTE EN AANWEZIGHEID VAN DE<br />
GEWENSTE BUFFER ........................................................................... 59<br />
BIJLAGE 2: DNB HOUSEHOLD SURVEY ............................................ 60<br />
BIJLAGE 3: BEZIT VAN VERMOGENSVORMEN ................................. 61<br />
BIJLAGE 4: HOOGTE VAN BEZIT VERMOGENSVORMEN ................. 65<br />
BIJLAGE 5: INDELING VAN DE VERMOGENSDEFINITIES ................. 66<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 3
Samenvatting<br />
Dit is <strong>de</strong> samenvatting van het on<strong>de</strong>rzoek <strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>. In dit on<strong>de</strong>rzoek zoekt het <strong>Nibud</strong><br />
naar richtlijnen voor een financiële buffer. Aanleiding is het <strong>Nibud</strong>-on<strong>de</strong>rzoek uit 2005 naar<br />
het financieel beheer van huishou<strong>de</strong>ns. Hieruit blijkt dat meer dan 90 procent van <strong>de</strong><br />
on<strong>de</strong>rvraag<strong>de</strong>n een financiële reserve noodzakelijk vindt, maar dat slechts <strong>de</strong> helft <strong>de</strong><br />
gewenste buffer beschikbaar heeft. Mensen willen dus wel graag een bepaal<strong>de</strong> buffer, maar<br />
dit is moeilijk om te bereiken.<br />
Wat is een financiële buffer?<br />
We <strong>de</strong>finiëren buffer als geld dat een huishou<strong>de</strong>n direct achter <strong>de</strong> <strong>hand</strong> heeft om grote<br />
uitgaven die op een onverwachts moment plaatsvin<strong>de</strong>n (=reserveringsuitgaven), te kunnen<br />
betalen. Het gaat hierbij om uitgaven die tussen nu en 10 jaar (mid<strong>de</strong>llange termijn)<br />
plaatsvin<strong>de</strong>n. Hierbij is een buffer hoofdzakelijk bedoeld voor <strong>de</strong> overbrugging van arme of<br />
dure maan<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> vervanging van inventarison<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len (witgoed, meubels, apparatuur), het<br />
on<strong>de</strong>rhoud en vervanging van <strong>de</strong> auto en het on<strong>de</strong>rhoud of verfraaiing van <strong>de</strong> eigen woning.<br />
Waarom adviseert het <strong>Nibud</strong> huishou<strong>de</strong>ns een financiële buffer te hebben?<br />
Met een buffer kunnen huishou<strong>de</strong>ns reserveringsuitgaven direct betalen. Ook kunnen ze<br />
hiermee liquiditeitsschommelingen over het jaar gemakkelijk opvangen. Op die manier<br />
voorkomt <strong>de</strong> buffer dat een huishou<strong>de</strong>n bij een ‘dure’ maand een lening afsluit of<br />
noodzakelijke uitgaven uitstelt. Door geld achter <strong>de</strong> <strong>hand</strong> te hebben, kunnen huishou<strong>de</strong>ns<br />
financiële problemen voorkomen.<br />
Het <strong>Nibud</strong> adviseert consumenten al jaren om geld apart te zetten voor<br />
reserveringsuitgaven. Maar voor veel mensen heeft dit geen prioriteit: ze geven het geld dat<br />
ze beschikbaar hebben direct uit. En met <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>llange termijn wordt nauwelijks rekening<br />
gehou<strong>de</strong>n.<br />
Het <strong>Nibud</strong> <strong>de</strong>nkt dat het voor consumenten veel concreter wordt om geld apart te zetten als<br />
zij weten welk bedrag in hun situatie een verstandige reserve is. Het kunnen beschikken<br />
over een financiële buffer wordt dan een daadwerkelijk streefdoel. Daarom wil het <strong>Nibud</strong><br />
huishou<strong>de</strong>ns richtlijnen bie<strong>de</strong>n voor <strong>de</strong> hoogte van <strong>de</strong> buffer.<br />
Op basis van welke criteria stelt het <strong>Nibud</strong> <strong>de</strong> richtlijnen voor <strong>de</strong> buffer vast?<br />
Richtlijnen voor een buffer moeten ergens op zijn gebaseerd. Het doel van dit on<strong>de</strong>rzoek is<br />
om tot een geschikte metho<strong>de</strong> te komen om een buffer te kwantificeren. De gekozen<br />
metho<strong>de</strong> moet SMART zijn: specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebon<strong>de</strong>n.<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 4
In het on<strong>de</strong>rzoek hebben we diverse mogelijke metho<strong>de</strong>n en <strong>hand</strong>vatten voor het vaststellen<br />
van een buffer geanalyseerd. Deze lopen uiteen van Amerikaanse vuistregels voor een<br />
buffer, tot het gebruik van inventarislijsten en analyses van het aanwezige vermogen van<br />
huishou<strong>de</strong>ns. Uitein<strong>de</strong>lijk hebben we voor een berekeningsmetho<strong>de</strong> gekozen voor die<br />
voldoet aan <strong>de</strong> vijf SMART-criteria.<br />
Bij <strong>de</strong> berekening van <strong>de</strong> buffer maken we gebruik van gegevens over het aanwezige<br />
(liqui<strong>de</strong>) vermogen van huishou<strong>de</strong>ns. Daarmee is het buffer advies gebaseerd op wat<br />
huishou<strong>de</strong>ns feitelijk aan geld achter <strong>de</strong> <strong>hand</strong> hebben en niet op allerlei theoretische<br />
veron<strong>de</strong>rstellingen. Dit maakt het advies realistisch. Naast gegevens over het vermogen,<br />
hebben we ook achtergrondkenmerken van <strong>de</strong> huishou<strong>de</strong>ns. Daarmee hebben we<br />
inzichtelijk gekregen welke huishoudkenmerken van invloed zijn op <strong>de</strong> hoogte van het<br />
aanwezige vermogen. Zodoen<strong>de</strong> hebben we <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong> buffer ook kunnen afstemmen op<br />
<strong>de</strong> persoonlijke huishoudsituatie. Behalve dat dit het bufferadvies daarmee nog realistischer<br />
wordt, maakt dit het advies ook meetbaar en specifiek.<br />
Voor sommige huishou<strong>de</strong>ns zal <strong>de</strong> geadviseer<strong>de</strong> buffer moeilijk haalbaar zijn. Daarom geven<br />
we ook richtlijnen voor het bedrag dat huishou<strong>de</strong>ns minimaal achter <strong>de</strong> <strong>hand</strong> zou<strong>de</strong>n moeten<br />
hebben. Met <strong>de</strong>ze zogenaam<strong>de</strong> minimumbuffer is in ie<strong>de</strong>r geval veilig gesteld dat een<br />
huishou<strong>de</strong>n een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> noodzakelijke reserveringsuitgaven kan betalen. Deze buffer is<br />
voornamelijk bedoeld om <strong>de</strong> inventaris mee te vervangen. Voor an<strong>de</strong>re grote uitgaven, zoals<br />
<strong>de</strong> auto of een gitaar, is <strong>de</strong>ze niet voldoen<strong>de</strong>.<br />
Het <strong>Nibud</strong> geeft dus richtlijnen voor twee type buffers: een minimumbuffer en een<br />
adviesbuffer gebaseerd op <strong>de</strong> persoonlijke huishoudsituatie. Dit maakt <strong>de</strong> richtlijnen voor alle<br />
consumenten acceptabel.<br />
Op welke manier berekent het <strong>Nibud</strong> <strong>de</strong> buffer?<br />
De adviesbuffer stellen we vast op basis van empirische gegevens over het vermogen en<br />
schul<strong>de</strong>n van huishou<strong>de</strong>ns in Ne<strong>de</strong>rland. Deze gegevens zijn afkomstig van het DNB<br />
Household Survey 2006, een data verzameling van CentERdata. In totaal zijn 24<br />
verschillen<strong>de</strong> vormen van bezit (vermogen) en 12 vormen van schul<strong>de</strong>n meegenomen.<br />
Voorbeel<strong>de</strong>n zijn <strong>de</strong> bankrekening, beleggingen, <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> van het huis, het<br />
creditcardkrediet en <strong>de</strong> hypothecaire lening.<br />
Bijna alle huishou<strong>de</strong>ns blijken een bankrekening en spaarrekening te hebben. Huishou<strong>de</strong>ns<br />
met een koopwoning hebben meer verschillen<strong>de</strong> en ook meer risicovolle vermogensvormen<br />
dan huur<strong>de</strong>rs.<br />
Het vermogen van een huishou<strong>de</strong>n geeft een indicatie van het geld dat een huishou<strong>de</strong>n<br />
achter <strong>de</strong> <strong>hand</strong> heeft. Dit geld kan echter niet altijd volledig ingezet wor<strong>de</strong>n voor <strong>de</strong><br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 5
eserveringsuitgaven. Alleen liqui<strong>de</strong> bezittingen, zoals geld op een bankrekening en een niet-<br />
geblokkeer<strong>de</strong> spaarrekening kan gebruikt wor<strong>de</strong>n. Vaste bezittingen, zoals <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> van<br />
het huis, zijn niet direct inzetbaar als dat nodig is. Dergelijke vermogensvormen kunnen dan<br />
ook niet als buffer dienen. Daarom gebruiken we niet het totale vermogen, maar het<br />
aanwezige liqui<strong>de</strong> vermogen als richtlijn voor <strong>de</strong> buffer die wij huishou<strong>de</strong>ns adviseren.<br />
Behalve het liqui<strong>de</strong> vermogen zijn <strong>de</strong> korte-termijnschul<strong>de</strong>n van belang. Een huishou<strong>de</strong>n met<br />
schul<strong>de</strong>n kan die beter eerst aflossen voordat het een buffer opbouwt.<br />
Bij het vaststellen van <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong> buffer, is het <strong>Nibud</strong> uitgegaan van het liqui<strong>de</strong> vermogen<br />
van huishou<strong>de</strong>ns tussen <strong>de</strong> 23 en 65 jaar. Na hun 65-ste hebben veel huishou<strong>de</strong>ns vaak een<br />
relatief hoog liqui<strong>de</strong> vermogen, maar dit is veelal voor meer zaken bedoeld dan alleen <strong>de</strong><br />
buffer. Het vermogen is dan niet langer een goe<strong>de</strong> richtlijn voor <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong> buffer. Ten<br />
slotte kijken we naar het mediane in plaats van het gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> liqui<strong>de</strong> vermogen. Dit<br />
voorkomt <strong>de</strong> invloed van huishou<strong>de</strong>ns met een extreem hoog liqui<strong>de</strong> vermogen dat veel<br />
hoger ligt dan feitelijk als buffer noodzakelijk is.<br />
Niet alle huishou<strong>de</strong>ns zullen een gelijk bedrag nodig hebben als buffer. Daarom hebben we<br />
on<strong>de</strong>rzocht welke huishoudkenmerken van invloed zijn op het aanwezige liqui<strong>de</strong> vermogen.<br />
Als we naar <strong>de</strong> afzon<strong>de</strong>rlijke vermogensvormen kijken, dan blijkt dat veelal het inkomen, <strong>de</strong><br />
leeftijd van <strong>de</strong> kostwinner en het type woning bepalend is voor <strong>de</strong> hoogte van het vermogen.<br />
Dit zijn ook <strong>de</strong> factoren die het totale aanwezige liqui<strong>de</strong> vermogen van huishou<strong>de</strong>ns<br />
verklaren. Vooral kopers blijken veel meer liqui<strong>de</strong> vermogen te hebben dan huur<strong>de</strong>rs.<br />
Daarom hebben we woningeigenaren en huur<strong>de</strong>rs apart geanalyseerd. Bij bei<strong>de</strong>n blijkt dat<br />
het vermogen stijgt met het inkomen en <strong>de</strong> leeftijd. De aanwezigheid van een partner en het<br />
aantal kin<strong>de</strong>ren is niet van invloed op het aanwezige liqui<strong>de</strong> vermogen. Dit komt overeen met<br />
<strong>de</strong> bevindingen uit het <strong>Nibud</strong>-on<strong>de</strong>rzoek uit 2005, waaruit blijkt dat het gewenste financiële<br />
reserve van huishou<strong>de</strong>ns met en zon<strong>de</strong>r kin<strong>de</strong>ren ongeveer gelijk is.<br />
Welk advies over <strong>de</strong> buffer geeft het <strong>Nibud</strong>?<br />
Zoals eer<strong>de</strong>r aangegeven, wil het <strong>Nibud</strong> huishou<strong>de</strong>ns twee richtlijnen mee geven: een buffer<br />
die aansluit bij <strong>de</strong> persoonlijke huishoudsituatie en een minimumbuffer.<br />
De buffer die aansluit bij <strong>de</strong> persoonlijke huishoudsituatie is gebaseerd op <strong>de</strong> resultaten van<br />
<strong>de</strong> analyse van het liqui<strong>de</strong> vermogen van huishou<strong>de</strong>ns. De geadviseer<strong>de</strong> buffer is dus<br />
afhankelijk van het woningtype, <strong>de</strong> leeftijd en het netto besteedbare inkomen van een<br />
huishou<strong>de</strong>n. De huishoudsamenstelling speelt geen rol. Deze buffer zou voldoen<strong>de</strong> moeten<br />
zijn om <strong>de</strong> uitgaven waar een buffer voor is bedoeld op te vangen.<br />
De minimumbuffer is een bedrag dat verstandig is om minimaal achter <strong>de</strong> <strong>hand</strong> te hebben.<br />
Dit is bedoeld om in ie<strong>de</strong>r geval in staat te zijn <strong>de</strong> noodzakelijke inventaris te kunnen<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 6
vervangen. De minimumbuffer is niet afhankelijk van woningsituatie en inkomen. De<br />
huishoudsamenstelling is wel van belang, omdat <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong> inventaris hoger ligt<br />
naarmate het gezin groter is.<br />
Wat kunnen consumenten met <strong>de</strong> berekeningen van <strong>de</strong> buffer?<br />
Op <strong>de</strong> site van het <strong>Nibud</strong> krijgen consumenten, na het invullen <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong> gegevens, <strong>de</strong><br />
minimumbuffer en <strong>de</strong> geadviseer<strong>de</strong> buffer te zien. Niet ie<strong>de</strong>reen zal <strong>de</strong> geadviseer<strong>de</strong> buffer<br />
al hebben. Daarom geven we na <strong>de</strong> berekening aan hoe huishou<strong>de</strong>ns dit bedrag kunnen<br />
bereiken én kunnen behou<strong>de</strong>n. Hierdoor wordt het verkrijgen van een buffer een concreet<br />
streefdoel.<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 7
Voorwoord<br />
Door een subsidie van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) is het<br />
<strong>Nibud</strong> in <strong>de</strong> gelegenheid gesteld te on<strong>de</strong>rzoeken hoe hoog <strong>de</strong> buffer van huishou<strong>de</strong>ns moet<br />
zijn en hoe we dit kunnen berekenen. Dit rapport presenteert <strong>de</strong> resultaten van dit<br />
on<strong>de</strong>rzoek. Op basis hiervan is een rekenmetho<strong>de</strong> tot stand gekomen, waarmee<br />
huishou<strong>de</strong>ns zelf kunnen uitrekenen welk bedrag verstandig is om in hun situatie achter <strong>de</strong><br />
<strong>hand</strong> te hebben. Hiermee wordt het voor huishou<strong>de</strong>ns veel concreter te streven naar een<br />
bepaald reserve.<br />
Dit on<strong>de</strong>rzoek en <strong>de</strong> daaruit voortkomen<strong>de</strong> rekentool sluiten volledig aan bij <strong>de</strong><br />
werkzaamhe<strong>de</strong>n van het <strong>Nibud</strong>. Het <strong>Nibud</strong> heeft als onafhankelijke stichting ten doel<br />
particuliere huishou<strong>de</strong>ns inzicht te laten krijgen in hun inkomsten en uitgaven en hun<br />
vaardighe<strong>de</strong>n bij te brengen in het planmatig omgaan met geld. Daarbij stelt het <strong>Nibud</strong> <strong>de</strong><br />
keuzevrijheid en <strong>de</strong> eigen verantwoor<strong>de</strong>lijkheid van huishou<strong>de</strong>ns voorop.<br />
Bij het <strong>Nibud</strong> heeft een groot aantal mensen met plezier aan dit on<strong>de</strong>rzoek gewerkt. Drs.<br />
Marcel Warnaar en drs. Anna van <strong>de</strong>r Schors zijn verantwoor<strong>de</strong>lijk geweest voor <strong>de</strong><br />
analyses en <strong>de</strong> rapportages. Ir. Bardia Ghahremani heeft voor <strong>de</strong> technische uitvoering<br />
gezorgd, zodat huishou<strong>de</strong>ns hun eigen buffer kunnen berekenen via het internet. Daarnaast<br />
hebben drs. Gerjoke Wilmink, drs. Jasja Bos, drs. Annemarie Koops, Gabriëlla Bettonville, ir.<br />
Dorian Kreetz en drs. Albert Luten geadviseerd bij <strong>de</strong> rapportage.<br />
Ten slotte bedanken wij prof. dr. Hans Kuijl, lid van het bestuur van het <strong>Nibud</strong>, voor zijn<br />
advies bij <strong>de</strong> totstandkoming van het rapport.<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 8
1. <strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>: richtlijnen voor een buffer<br />
Inleiding<br />
In <strong>de</strong> voorlichting over rondkomen maakt het <strong>Nibud</strong> vaak gebruik van <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong><br />
maandbegroting. Aan <strong>de</strong> <strong>hand</strong> van zo’n begroting ziet een huishou<strong>de</strong>n of het structureel<br />
kan rondkomen. Wanneer <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> maandbegroting sluitend is, komt een<br />
huishou<strong>de</strong>n gemid<strong>de</strong>ld uit met het beschikbare geld. Dat wil niet zeggen dat dat elke<br />
maand het geval is. Er zijn immers rijke en arme, goedkope en dure maan<strong>de</strong>n. Een<br />
jaaroverzicht maakt dit overzichtelijk. Hierin staan per maand <strong>de</strong> inkomsten en uitgaven.<br />
Het verschijnsel van rijke, arme, dure en goedkope maan<strong>de</strong>n betekent dat een<br />
huishou<strong>de</strong>n ook binnen een kalen<strong>de</strong>rjaar zijn bankrekening goed moet beheren.<br />
Wanneer <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> maandbegroting net sluitend is en er geen buffer aanwezig is ,<br />
leidt een dure maand al snel tot het aanwen<strong>de</strong>n van krediet of het uitstellen van<br />
noodzakelijke uitgaven. Dit is onwenselijk. Op langere termijn leidt dit namelijk tot<br />
hogere kosten. Dan heb je bijvoorbeeld ook nog te maken met <strong>de</strong> rente die je moet<br />
betalen. Of moet je een raamkozijn opeens helemaal vervangen doordat je het<br />
noodzakelijke jaarlijkse on<strong>de</strong>rhoud niet hebt gedaan.<br />
In <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> maandbegroting staan naast <strong>de</strong> vaste lasten en huishou<strong>de</strong>lijke<br />
uitgaven ook reserveringsuitgaven gespecificeerd. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om<br />
kleding, inventaris, on<strong>de</strong>rhoud woning, vakantie of vrijetijdsuitgaven of niet-vergoe<strong>de</strong><br />
ziektekosten. Dit zijn uitgaven die niet maan<strong>de</strong>lijks terugkomen. Er zijn maan<strong>de</strong>n met<br />
geen enkele uitgave aan <strong>de</strong> bovengenoem<strong>de</strong> posten. Maar wanneer je hier geld aan<br />
moet uitgeven, gaat het vaak om forse bedragen.<br />
Reserveringsuitgaven zijn overigens zowel noodzakelijke als niet-noodzakelijke<br />
goe<strong>de</strong>ren en diensten. Zo beschouwen <strong>de</strong> meeste mensen een televisie als<br />
noodzakelijk, maar een flatscreen is dat (nog) niet.<br />
Bij een goed beheer van <strong>de</strong> huishoudportemonnee zet een huishou<strong>de</strong>n op gezette<br />
tij<strong>de</strong>n een vast bedrag apart om later bepaal<strong>de</strong>, grotere, uitgaven te doen, bijvoorbeeld<br />
wanneer er een apparaat stuk gaat. Veel huishou<strong>de</strong>ns zien dit echter niet als<br />
dwingen<strong>de</strong> noodzaak. Maar het biedt hen wel <strong>de</strong> mogelijkheid om meer geld te sparen<br />
in rijke of goedkope maan<strong>de</strong>n en min<strong>de</strong>r te sparen in arme of dure maan<strong>de</strong>n. Daarmee<br />
zijn reserveringsuitgaven dé manier om <strong>de</strong> liquiditeitsschommelingen over <strong>de</strong> maan<strong>de</strong>n<br />
heen op te vangen.<br />
Het <strong>Nibud</strong> adviseert huishou<strong>de</strong>ns dan ook om geld apart te zetten voor<br />
reserveringsuitgaven. Op die manier voorkom je dat je op een onverwacht moment voor<br />
grote, noodzakelijke uitgaven komt te staan waar op dat moment geen geld voor<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 9
eschikbaar is. Bovendien zijn met een buffer liquiditeitsschommelingen veel<br />
makkelijker op te lossen.<br />
Het kost huishou<strong>de</strong>ns, met name <strong>de</strong>gene met een laag inkomen, echter veel inspanning<br />
en discipline om te blijven reserveren voor gebeurtenissen die op <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>llange<br />
termijn kunnen plaatsvin<strong>de</strong>n. De korte termijn problemen krijgen vaak voorrang. En<br />
wanneer er eens ruimte is (bijvoorbeeld wanneer het vakantiegeld komt) wordt het<br />
beschikbare geld eer<strong>de</strong>r besteed aan leuke dingen dan aan een vage reservebuffer,<br />
ook al is die bestemd voor <strong>de</strong> noodzakelijke reserveringen voor uitgaven op <strong>de</strong><br />
mid<strong>de</strong>llange termijn (maximaal tien jaar in <strong>de</strong> toekomst). Ook voor<br />
inkomensschommelingen binnen hetzelf<strong>de</strong> jaar is een buffer zeer bruikbaar. Maar dan<br />
is het wel <strong>de</strong> bedoeling dat het huishou<strong>de</strong>n datzelf<strong>de</strong> jaar <strong>de</strong> buffer weer aanvult.<br />
Het <strong>Nibud</strong> <strong>de</strong>nkt dat het voor huishou<strong>de</strong>ns veel concreter wordt om wel geld apart te<br />
zetten, als je ongeveer zou weten hoe groot <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong> financiële buffer is. Daarmee<br />
wordt het aanleggen en behou<strong>de</strong>n van een bepaal<strong>de</strong> buffer een daadwerkelijk<br />
streefdoel. In dat geval heb je altijd geld achter <strong>de</strong> <strong>hand</strong> voor plotselinge noodzakelijke<br />
uitgaven. Dit voorkomt financiële problemen.<br />
De vraag is dan hoe groot <strong>de</strong> buffer moet zijn. In dit on<strong>de</strong>rzoek analyseren we dit om<br />
uitein<strong>de</strong>lijk tot een metho<strong>de</strong> te komen om <strong>de</strong> buffer te kwantificeren. Daarmee wordt het<br />
voor huishou<strong>de</strong>ns dui<strong>de</strong>lijk welk bedrag zij concreet, in hun situatie, achter <strong>de</strong> <strong>hand</strong><br />
moeten hebben.<br />
Leeswijzer<br />
Doel van dit on<strong>de</strong>rzoek is om tot een geschikte metho<strong>de</strong> te komen om <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong><br />
buffer te kwantificeren. Hierbij <strong>de</strong>finiëren we <strong>de</strong> metho<strong>de</strong> als ‘geschikt’ als <strong>de</strong> manier<br />
waarop <strong>de</strong> buffer wordt berekend SMART is: Specifiek, Meetbaar, Acceptabel,<br />
Realistisch en Tijdgebon<strong>de</strong>n. Dit houdt in:<br />
Specifiek: het moet dui<strong>de</strong>lijk zijn waar <strong>de</strong> buffer wel en waar niet voor is<br />
bedoeld, wie een buffer moet hebben en in welke vorm een <strong>de</strong>rgelijke buffer<br />
aanwezig moet zijn.<br />
Meetbaar: <strong>de</strong> hoogte van <strong>de</strong> buffer is uit te rekenen. Deze is afhankelijk van<br />
bepaal<strong>de</strong> huishoudkenmerken. Deze hoogte dient als streefdoel.<br />
Acceptabel: <strong>de</strong> buffer komt tot stand op een manier waar ie<strong>de</strong>reen zich in kan<br />
vin<strong>de</strong>n. De aanvaardbaarheid hangt nauw samen met het aspect ‘realistisch’.<br />
Realistisch: <strong>de</strong> buffer die een huishou<strong>de</strong>n dient na te streven, moet voor elk<br />
type huishou<strong>de</strong>n haalbaar zijn. Alleen dan doet men moeite om <strong>de</strong> gewenste<br />
buffer te bereiken.<br />
Tijdgebon<strong>de</strong>n: huishou<strong>de</strong>ns moeten weten wanneer <strong>de</strong> buffer aanwezig moet<br />
zijn en binnen welke termijn ze <strong>de</strong>ze buffer moeten hebben opgebouwd.<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 10
Op voor<strong>hand</strong> hebben we geen expliciet i<strong>de</strong>e over <strong>de</strong> wijze waarop we <strong>de</strong> buffer moeten<br />
berekenen. In het on<strong>de</strong>rzoek gaan we juist op zoek naar <strong>de</strong> manier om <strong>de</strong> buffer te<br />
kwantificeren. Hierbij verkennen we een aantal mogelijkhe<strong>de</strong>n.<br />
Aan het eind van onze ‘zoektocht’ proberen we op basis van <strong>de</strong> gevon<strong>de</strong>n resultaten tot<br />
een metho<strong>de</strong> te komen die voldoet aan <strong>de</strong> vijf aspecten van SMART.<br />
In hoofdstuk 2 kijken we hoe huishou<strong>de</strong>ns zelf aankijken tegen het aanhou<strong>de</strong>n van een<br />
buffer. Dit laat zien hoe wenselijk huishou<strong>de</strong>ns een buffer vin<strong>de</strong>n. Dit sluit aan bij het<br />
SMART-criterium ‘acceptatie’. Hoofdstuk 3 beschrijft vervolgens diverse metho<strong>de</strong>n om<br />
een buffer te kwantificeren. Dit gebruiken we om <strong>de</strong> buffer specifiek te maken .<br />
In hoofdstuk 4 on<strong>de</strong>rzoeken we (<strong>de</strong> hoogte van) het vermogen van huishou<strong>de</strong>ns in<br />
Ne<strong>de</strong>rland aan <strong>de</strong> <strong>hand</strong> van gegevens uit een panel (het CentERdata-panel). Mogelijk<br />
biedt het aanwezige vermogen aanknopingspunten om vast te stellen hoe hoog <strong>de</strong><br />
benodig<strong>de</strong> buffer moet zijn. We kijken of dit realistische uitkomsten oplevert. Hoofdstuk<br />
5 is een uitbreiding op het voorgaan<strong>de</strong> hoofdstuk. Hierin bekijken we of naast <strong>de</strong><br />
‘har<strong>de</strong>’, meetbare achtergrondgegevens ook psychologische aspecten een rol spelen bij<br />
<strong>de</strong> vermogensvorming van huishou<strong>de</strong>ns in Ne<strong>de</strong>rland.<br />
Uitein<strong>de</strong>lijk komen alle bevindingen samen in het afsluiten<strong>de</strong> hoofdstuk 6. Hierin trekken<br />
we conclusies en kijken hoe we op basis van <strong>de</strong> vijf gestel<strong>de</strong> criteria van SMART tot<br />
een metho<strong>de</strong> komen waarmee voor elk huishou<strong>de</strong>n uit te rekenen is hoe hoog <strong>de</strong><br />
gewenste buffer moet zijn.<br />
De cijfermatige uitkomsten van <strong>de</strong> analyses zijn zo veel mogelijk in bijlagen verwerkt.<br />
De tabellen in <strong>de</strong> hoofdtekst geven meestal alleen <strong>de</strong> richting (via een + of een -) en <strong>de</strong><br />
mate van significantie aan (+ betekent significant op 10 procent; ++ betekent significant<br />
op 5 procent).<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 11
2. Hoe gewenst is <strong>de</strong> buffer?<br />
In 2005 heeft het <strong>Nibud</strong> het on<strong>de</strong>rzoek ‘Financieel Gedrag in Ne<strong>de</strong>rland’ uitgevoerd.<br />
Hierin zijn vragen gesteld over het financiële reserve van huishou<strong>de</strong>ns. Een financiële<br />
reserve is vergelijkbaar met een buffer; het wordt aangewend in onverwachte situaties<br />
en bij hoge uitgaven.<br />
In het on<strong>de</strong>rzoek is gevraagd of huishou<strong>de</strong>ns een financiële reserve noodzakelijk<br />
vin<strong>de</strong>n, hoe hoog zo’n reserve moet zijn en of <strong>de</strong>ze op dit moment aanwezig is. Wat<br />
hierbij precies on<strong>de</strong>r een ‘financiële reserve’ wordt verstaan is ver<strong>de</strong>r niet uitgelegd of<br />
naar gevraagd.<br />
2.1 De gewenste buffer<br />
Ruim 90 procent van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rvraag<strong>de</strong>n vond een financiële reserve noodzakelijk. Over<br />
<strong>de</strong> hoogte van een <strong>de</strong>rgelijke buffer was men het veel min<strong>de</strong>r eens.<br />
In <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> tabellen staat <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> hoogte van die gewenste buffer naar een<br />
aantal achtergrondkenmerken 1 . Deze tabellen zijn gebaseerd op <strong>de</strong> enquêtegegevens<br />
uit het <strong>Nibud</strong>-on<strong>de</strong>rzoek naar financieel gedrag uit 2005.<br />
Tabel 2.1: Gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> hoogte gewenste buffer naar leeftijd<br />
Tot en met 29 2770<br />
30-39 4467<br />
40-49 5708<br />
50-59 7713<br />
60-65 8848<br />
65-70 9711<br />
Totaal 6418<br />
Hieruit blijkt dat <strong>de</strong> gewenste buffer blijft stijgen naarmate <strong>de</strong> leeftijd stijgt. Van een<br />
eventuele omslag bij ou<strong>de</strong>ren lijkt geen sprake.<br />
Tabel 2.2: Gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> hoogte gewenste buffer naar huishoudsamenstelling<br />
Alleenstaand 5270<br />
Eenou<strong>de</strong>r 4193<br />
Paar zon<strong>de</strong>r kin<strong>de</strong>ren 9013<br />
Paar met kin<strong>de</strong>ren 5898<br />
Dat <strong>de</strong> gewenste buffer hoger ligt bij paren dan bij alleenstaan<strong>de</strong>n is niet verwon<strong>de</strong>rlijk.<br />
Wel is te zien dat huishou<strong>de</strong>ns met kin<strong>de</strong>ren over het algemeen een lagere buffer<br />
wensen aan te hou<strong>de</strong>n dan vergelijkbare huishou<strong>de</strong>ns zon<strong>de</strong>r kin<strong>de</strong>ren. Dat is op zich<br />
vreemd: kin<strong>de</strong>ren brengen kosten met zich mee en dit zou zich dienen te vertalen in<br />
1 De bedragen zijn uit 2005; <strong>de</strong>ze zijn niet geïn<strong>de</strong>xeerd.<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 12
een hogere gewenste buffer. Aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant leidt <strong>de</strong> komst van kin<strong>de</strong>ren wellicht<br />
tot een verschuiving van prioriteiten. Het voldoen aan <strong>de</strong> korte termijnbehoeften die een<br />
kind met zich meebrengt is misschien belangrijker dan het hebben van een buffer voor<br />
<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>llange termijn.<br />
Tabel 2.3: Gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> hoogte gewenste buffer naar geslacht respon<strong>de</strong>nt<br />
Man 8530<br />
Vrouw 5418<br />
Opvallend is dat mannen een hogere buffer wensen aan te hou<strong>de</strong>n dan vrouwen. Een<br />
mogelijke verklaring zou zijn dat vrouwen zich min<strong>de</strong>r met <strong>de</strong> huishoudfinanciën en<br />
financiële planning bezighou<strong>de</strong>n dan mannen en daardoor een an<strong>de</strong>re inschatting<br />
maken.<br />
Tabel 2.4: Gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> hoogte gewenste buffer naar inkomenskwartiel<br />
Laagste kwartiel 3691<br />
Twee<strong>de</strong> kwartiel 5595<br />
Der<strong>de</strong> kwartiel 7615<br />
Hoogste kwartiel 8828<br />
Het inkomen speelt een belangrijke rol. Naarmate het inkomen hoger is, wenst men een<br />
hogere buffer aan te hou<strong>de</strong>n.<br />
Tabel 2.5: Gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> hoogte gewenste buffer naar huur- of koopwoning<br />
Huurwoning 4667<br />
Koopwoning 8030<br />
Huishou<strong>de</strong>ns met een koopwoning willen een hogere buffer aanhou<strong>de</strong>n dan huur<strong>de</strong>rs.<br />
Dat is niet vreemd, omdat hun on<strong>de</strong>rhoudskosten hoger zijn dan die voor huur<strong>de</strong>rs.<br />
Aangezien veel van <strong>de</strong>ze huishoudkenmerken met elkaar samenhangen (huishou<strong>de</strong>ns<br />
met een hoger inkomen hebben bijvoorbeeld vaker een koopwoning) hebben we ook<br />
een multivariate analyse uitgevoerd om <strong>de</strong> gewenste hoogte van <strong>de</strong> buffer te verklaren.<br />
In bijlage 1 zijn <strong>de</strong> coëfficiënten van <strong>de</strong> variabelen in <strong>de</strong> regressie weergegeven.<br />
Tabel 2.6: Uitkomsten regressie gewenste hoogte buffer a,b<br />
Constante<br />
Leeftijd ++<br />
Respon<strong>de</strong>nt vrouw --<br />
Alleenstaan<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>r<br />
Paar zon<strong>de</strong>r kin<strong>de</strong>ren<br />
Paar met kin<strong>de</strong>ren --<br />
Netto jaarinkomen ++<br />
Koopwoning ++<br />
Aanwezigheid auto<br />
a. Zie <strong>de</strong> leeswijzer in hoofdstuk 1 voor een verklaring van <strong>de</strong> tekens.<br />
b. R-kwadraat: 0,20.<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 13
Uit <strong>de</strong> regressievergelijking blijkt dat <strong>de</strong> invloed van <strong>de</strong> huishoudsamenstelling vrij<br />
gering is. Alleen het paar met kin<strong>de</strong>ren <strong>de</strong>nkt, ceteris paribus, min<strong>de</strong>r nodig te hebben.<br />
Invloedrijke variabelen zijn <strong>de</strong> leeftijd, het inkomen en het hebben van een koopwoning.<br />
Elk jaar ou<strong>de</strong>r betekent een stijging van <strong>de</strong> gewenste buffer met ruim 100 euro.<br />
Ook het inkomen is significant. Van elke euro die in een jaar verdiend wordt zou 12<br />
eurocent naar <strong>de</strong> buffer moeten gaan: dit zou dus een spaarquote van 12 procent<br />
impliceren.<br />
Dat het hebben van een koopwoning leidt tot een hogere gewenste buffer is niet zo<br />
vreemd. Voor het mogelijke on<strong>de</strong>rhoud van een eigen woning wordt op <strong>de</strong>ze manier een<br />
voorziening getroffen. Voor het hebben van een auto lijkt dat in veel min<strong>de</strong>re mate te<br />
gel<strong>de</strong>n.<br />
Ook het geslacht van <strong>de</strong> respon<strong>de</strong>nt is van groot belang. Blijkbaar vin<strong>de</strong>n mannen een<br />
hoger bedrag aan buffer noodzakelijker dan vrouwen.<br />
2.2 De aanwezigheid van <strong>de</strong> gewenste buffer<br />
In het on<strong>de</strong>rzoek uit 2005 is ook gevraagd of die buffer op dit moment aanwezig is. In<br />
on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> tabellen is voor verschillen<strong>de</strong> subgroepen weergegeven hoeveel procent<br />
van een groep <strong>de</strong> gewenste buffer op dat moment heeft.<br />
Over het algemeen blijkt hieruit dat bij het wel of niet aanwezig zijn van <strong>de</strong> buffer<br />
ongeveer <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> kenmerken een rol te spelen als bij <strong>de</strong> gewenste hoogte van <strong>de</strong><br />
buffer. Dat wil zeggen dat groepen die een hogere buffer noodzakelijk vin<strong>de</strong>n, ook vaker<br />
een <strong>de</strong>rgelijke buffer al aanwezig hebben.<br />
Tabel 2.7: Aanwezigheid gewenste buffer naar leeftijd<br />
Tot en met 29 31%<br />
30-39 42%<br />
40-49 43%<br />
50-59 54%<br />
60-65 68%<br />
65-70 73%<br />
Totaal 51%<br />
Tabel 2.8: Aanwezigheid gewenste buffer naar huishoudsamenstelling<br />
Alleenstaand 48%<br />
Eenou<strong>de</strong>r 22%<br />
Paar zon<strong>de</strong>r kin<strong>de</strong>ren 68%<br />
Paar met kin<strong>de</strong>ren 45%<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 14
Tabel 2.9: Aanwezigheid gewenste buffer naar geslacht respon<strong>de</strong>nt<br />
Man 58%<br />
Vrouw 48%<br />
Tabel 2.10: Aanwezigheid gewenste buffer naar inkomenskwartiel<br />
Laagste kwartiel 34%<br />
Twee<strong>de</strong> kwartiel 47%<br />
Der<strong>de</strong> kwartiel 55%<br />
Hoogste kwartiel 67%<br />
Tabel 2.11: Aanwezigheid gewenste buffer naar huur of koopwoning<br />
Huurwoning 40%<br />
Koopwoning 60%<br />
Tabel 2.12: Aanwezigheid gewenste buffer naar bezit auto<br />
Zon<strong>de</strong>r auto 40%<br />
Met auto 55%<br />
Ook hier is een multivariate analyse gedaan om <strong>de</strong> aanwezigheid van een gewenste<br />
buffer te verklaren.<br />
Tabel 2.13: Probit analyse naar aanwezigheid gewenste buffer<br />
Leeftijd dal 16 jaar a<br />
Respon<strong>de</strong>nt vrouw ++<br />
Alleenstaan<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>r --<br />
Paar zon<strong>de</strong>r kin<strong>de</strong>ren<br />
Paar met kin<strong>de</strong>ren --<br />
Netto jaarinkomen ++<br />
Koopwoning ++<br />
Aanwezigheid auto ++<br />
a. De leeftijd is kwadratisch meegenomen in <strong>de</strong> regressie. Er is een kwadratisch verband, waarbij het<br />
dal zich op 16-jarige leeftijd bevindt.<br />
Uit <strong>de</strong> multivariate analyse blijkt dat <strong>de</strong> aanwezigheid van een auto wel van invloed is<br />
op <strong>de</strong> aanwezigheid van <strong>de</strong> gewenste buffer, maar dat het niet van invloed is op <strong>de</strong><br />
hoogte van <strong>de</strong> gewenste buffer.<br />
Wellicht spelen bij het specificeren van <strong>de</strong> gewenste hoogte van een buffer bepaal<strong>de</strong><br />
processen een rol, die vergelijkbaar zijn met <strong>de</strong> preference drift. De preference drift<br />
(Van Praag, 1971) is het fenomeen dat mensen een hoger bedrag <strong>de</strong>nken nodig te<br />
hebben om rond te komen, naarmate hun eigen inkomen hoger is. Vertaald naar dit<br />
on<strong>de</strong>rzoek kan <strong>de</strong> vraag wor<strong>de</strong>n gesteld of het zo is dat naarmate er meer vermogen<br />
aanwezig is binnen het huishou<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> gewenste buffer van dat huishou<strong>de</strong>n ook hoger<br />
is.<br />
Wanneer <strong>de</strong> vermogensklasse van <strong>de</strong> respon<strong>de</strong>nt een significante invloed heeft bij het<br />
verklaren van <strong>de</strong> gewenste hoogte van <strong>de</strong> buffer, lijkt dit een aanwijzing hiervoor. Dit is<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 15
in<strong>de</strong>rdaad het geval: wanneer we <strong>de</strong> vermogensklasse toevoegen aan bovenstaan<strong>de</strong><br />
analyse, dan blijkt <strong>de</strong> vermogensklasse een dui<strong>de</strong>lijk significante invloed te hebben.<br />
Elke 1.000 euro bestaand vermogen leidt, ceteris paribus, tot een verhoging van <strong>de</strong><br />
gewenste buffer met 5 euro.<br />
Deze vermogensklasse is echter niet meer dan een bena<strong>de</strong>ring van het vermogen (het<br />
betreft zelfrapportage in klassen), dus <strong>de</strong> uitkomsten geven niet meer dan een indicatie.<br />
2.3 Conclusie<br />
Verreweg <strong>de</strong> meeste on<strong>de</strong>rvraag<strong>de</strong>n (meer dan 90 procent) vin<strong>de</strong>n het belangrijk dat<br />
een financiële buffer aanwezig is in het huishou<strong>de</strong>n. De hoogte van die gewenste buffer<br />
hangt af van het inkomen van <strong>de</strong> respon<strong>de</strong>nt, <strong>de</strong> leeftijd en het hebben van een<br />
koopwoning. De huishoudsamenstelling speelt veel min<strong>de</strong>r een rol. Opvallend is dat<br />
gezinnen met kin<strong>de</strong>ren een lagere buffer nastreven dan an<strong>de</strong>re huishoudtypen.<br />
In ongeveer <strong>de</strong> helft van <strong>de</strong> huishou<strong>de</strong>ns is <strong>de</strong> gewenste buffer in<strong>de</strong>rdaad aanwezig.<br />
Het blijkt dat <strong>de</strong> huishou<strong>de</strong>ns die een hogere buffer nastreven <strong>de</strong>ze vaker al aanwezig<br />
hebben. Dit kan on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re het gevolg zijn van het feit dat huishou<strong>de</strong>ns met een<br />
hoger vermogen een hogere buffer nastreven dan huishou<strong>de</strong>ns met een lager<br />
vermogen.<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 16
3. Mogelijkhe<strong>de</strong>n om een buffer te kwantificeren<br />
Huishou<strong>de</strong>ns geven aan een financiële reserve te hebben. Om <strong>de</strong> hoogte van <strong>de</strong>ze<br />
reserve vast te stellen, bestaan er verschillen<strong>de</strong> metho<strong>de</strong>s. Hierbij spelen diverse<br />
factoren een rol, zoals huishoudsamenstelling, <strong>de</strong> hoogte van het inkomen en leeftijd<br />
van <strong>de</strong> kostwinner. Per metho<strong>de</strong> zijn an<strong>de</strong>re factoren van invloed.<br />
Ook <strong>de</strong> <strong>de</strong>finitie van buffer verschilt per metho<strong>de</strong>. Bij <strong>de</strong> ene <strong>de</strong>finitie is <strong>de</strong>ze alleen<br />
bedoeld om inboe<strong>de</strong>l en huishou<strong>de</strong>lijke apparatuur te vervangen, bij een an<strong>de</strong>re<br />
metho<strong>de</strong> gaat men er van uit dat <strong>de</strong> buffer ook is bedoeld om iets achter <strong>de</strong> <strong>hand</strong> te<br />
hebben bij plotselinge inkomensterugval. Voor het kwantificeren van een buffer is het<br />
belangrijk te weten waarvoor een buffer is bedoeld.<br />
Om een i<strong>de</strong>e te krijgen van het kwantificeren van een buffer bekijken we een aantal<br />
mogelijke manieren. Hieron<strong>de</strong>r bespreken we enkele metho<strong>de</strong>s.<br />
3.1 Inventarislijst en inboe<strong>de</strong>lwaar<strong>de</strong>meter<br />
3.1.1 Kenmerken inventarislijst en inboe<strong>de</strong>lwaar<strong>de</strong>meter<br />
De eerste mogelijkheid om een financiële buffer te specificeren is aan <strong>de</strong> <strong>hand</strong> van een<br />
inventarislijst. Vroeger werkten verzekeringsmaatschappijen met <strong>de</strong>rgelijke lijsten om<br />
<strong>de</strong> inboe<strong>de</strong>lwaar<strong>de</strong> vast te stellen. Hierbij moest van elk inventarison<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el <strong>de</strong><br />
vervangingswaar<strong>de</strong> wor<strong>de</strong>n opgegeven. Dit was een zeer intensieve klus: niet alleen<br />
moest <strong>de</strong> hele woning wor<strong>de</strong>n nagelopen, ook was het begrip vervangingswaar<strong>de</strong> niet<br />
eenduidig vast te stellen.<br />
Inmid<strong>de</strong>ls werken verzekeringsmaatschappijen dan ook met een inboe<strong>de</strong>lwaar<strong>de</strong>meter.<br />
Aan <strong>de</strong> <strong>hand</strong> van een aantal achtergrondkenmerken van het huishou<strong>de</strong>n wordt een<br />
inventarisbedrag geschat.<br />
De inventarislijst en <strong>de</strong> inboe<strong>de</strong>lwaar<strong>de</strong>meter zijn specifiek bedoeld voor calamiteiten.<br />
Het is niet bedoeld voor <strong>de</strong> gebruikelijke vervanging, waar <strong>de</strong> buffer zich wel op richt.<br />
Bij een gebruikelijke vervanging gaan we er namelijk niet van uit dat alles tegelijk moet<br />
wor<strong>de</strong>n vervangen. Wanneer dat wel het geval is, is er waarschijnlijk sprake van een<br />
calamiteit en daar heeft men juist <strong>de</strong> verzekering voor afgesloten.<br />
Bovendien zijn <strong>de</strong> lijst en <strong>de</strong> meter alleen bedoeld voor inventaris, niet voor zaken als<br />
on<strong>de</strong>rhoud van <strong>de</strong> woning of <strong>de</strong> auto. Dit zijn zaken die echter wel een plaats in <strong>de</strong><br />
buffer verdienen.<br />
Aan <strong>de</strong> ene kant zal <strong>de</strong> gemeten waar<strong>de</strong> bij <strong>de</strong> inboe<strong>de</strong>lwaar<strong>de</strong>meter dus te laag zijn,<br />
omdat niet alle artikelen wor<strong>de</strong>n meegenomen die uit <strong>de</strong> buffer betaald zou<strong>de</strong>n moeten<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 17
wor<strong>de</strong>n. Aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant zal <strong>de</strong> gemeten waar<strong>de</strong> te hoog zijn, omdat <strong>de</strong> meter zich<br />
richt op het in één keer vervangen van <strong>de</strong> totale inboe<strong>de</strong>l.<br />
Wel biedt <strong>de</strong> inboe<strong>de</strong>lwaar<strong>de</strong>meter aanknopingspunten wat betreft <strong>de</strong> factoren die van<br />
invloed zijn op <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> van <strong>de</strong> inventaris. Bij <strong>de</strong> inboe<strong>de</strong>lwaar<strong>de</strong>meter wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />
volgen<strong>de</strong> factoren meegenomen:<br />
De leeftijd van <strong>de</strong> hoofdkostwinner (waar<strong>de</strong> stijgt tot <strong>de</strong> leeftijdscategorie van 51<br />
tot 60 jaar, daarna daalt die)<br />
De gezinssamenstelling (paren hogere waar<strong>de</strong> dan alleenstaan<strong>de</strong>n,<br />
huishou<strong>de</strong>ns met kin<strong>de</strong>ren hogere waar<strong>de</strong> dan huishou<strong>de</strong>ns zon<strong>de</strong>r kin<strong>de</strong>ren)<br />
Het netto inkomen van het huishou<strong>de</strong>n<br />
De waar<strong>de</strong> van <strong>de</strong> woning (voor eigenaren)<br />
Het huur<strong>de</strong>rbelang (verbeteringen en verfraaiingen die door huur<strong>de</strong>r zelf zijn<br />
aangebracht)<br />
Daarnaast wordt <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> van <strong>de</strong> inboe<strong>de</strong>l nog bepaald door extra hoge waar<strong>de</strong>n voor<br />
bepaal<strong>de</strong> bezittingen, zoals bij meer dan 12.000 euro aan audiovisuele en<br />
computerapparatuur, bij meer dan 6.000 euro aan lijfsiera<strong>de</strong>n, bij meer dan 15.000 euro<br />
aan bijzon<strong>de</strong>re bezittingen (verzamelingen, antiek) en bij meer dan 6.000 euro aan<br />
huur<strong>de</strong>rbelang.<br />
3.1.2 Bezit apparaten naar achtergrondkenmerken<br />
De vraag is of <strong>de</strong> aanwezigheid van bepaal<strong>de</strong> apparaten in het huishou<strong>de</strong>n in<strong>de</strong>rdaad<br />
wordt bepaald door <strong>de</strong> in <strong>de</strong> inboe<strong>de</strong>lwaar<strong>de</strong>meter gehanteer<strong>de</strong> achtergrondkenmerken.<br />
In tabel 3.1 kijken we naar <strong>de</strong> bezitsgra<strong>de</strong>n van een aantal duurzame<br />
consumptiegoe<strong>de</strong>ren. De gegevens komen uit het CBS-Budgeton<strong>de</strong>rzoek 2003. Van elk<br />
duurzaam consumptiegoed is met logistische regressie geanalyseerd bij welke typen<br />
huishou<strong>de</strong>ns bepaal<strong>de</strong> apparaten vaker voorkomen. Hierbij hebben we <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />
huishoudkenmerken gehanteerd als die zijn meegenomen bij <strong>de</strong> inboe<strong>de</strong>lwaar<strong>de</strong>meter.<br />
Deze analyses geven slechts een ge<strong>de</strong>eltelijke verklaring. In het Budgeton<strong>de</strong>rzoek staat<br />
namelijk alleen informatie over het bezit en niet over <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> van <strong>de</strong> apparaten.<br />
Uit tabel 3.1 blijkt dat voor <strong>de</strong> meeste duurzame goe<strong>de</strong>ren geldt dat hogere inkomens<br />
ze vaker hebben dan lagere inkomens. Toch geldt dat niet voor alle apparaten. Zeker bij<br />
<strong>de</strong> zeer algemeen voorkomen<strong>de</strong> apparaten, zoals <strong>de</strong> telefoon of <strong>de</strong> wasautomaat,<br />
speelt inkomen geen rol meer.<br />
Ook <strong>de</strong> huishoudgrootte is een belangrijke factor, waarbij voor <strong>de</strong> meeste apparaten<br />
geldt dat bij grotere huishou<strong>de</strong>ns vaker een apparaat aanwezig is dan bij kleinere<br />
huishou<strong>de</strong>ns.<br />
Interessant zijn <strong>de</strong> dui<strong>de</strong>lijke leeftijdsverschillen. Over het algemeen is een afvlakking<br />
naar leeftijd dui<strong>de</strong>lijk waarneembaar. Bij veel goe<strong>de</strong>ren is een kromlijnig verband met<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 18
leeftijd te constateren. Zo is <strong>de</strong> digitalisering van audio- en vi<strong>de</strong>oapparatuur dui<strong>de</strong>lijk<br />
zichtbaar. Ou<strong>de</strong>ren hebben vaker een bandrecor<strong>de</strong>r, jongeren een cd-writer. Ou<strong>de</strong>ren<br />
hebben vaker een diaprojector en jongeren een vi<strong>de</strong>ocamera. Ver<strong>de</strong>r zien we dat<br />
jongeren vaker een bromfiets of een motor hebben, terwijl ou<strong>de</strong>ren vaker een<br />
stacaravan of twee<strong>de</strong> woning hebben. Overigens is bij <strong>de</strong> snorfiets geen leeftijdseffect<br />
te zien.<br />
Ten slotte zijn naar opleidingsniveau (van <strong>de</strong> hoofdpersoon) dui<strong>de</strong>lijke verschillen waar<br />
te nemen. Hierbij moet men er op bedacht zijn dat dit ceteris paribus effec ten zijn, dus<br />
bij eenzelf<strong>de</strong> inkomen. Het lijkt er op dat hoger opgelei<strong>de</strong>n auditiever zijn, gezien <strong>de</strong><br />
hogere bezitsgraad van audio-apparatuur en van muziekinstrumenten. Lager<br />
opgelei<strong>de</strong>n hebben vaker een dvd-speler. Tevens hebben lager opgelei<strong>de</strong>n vaker een<br />
zonnebank, een motor of een snorfiets, terwijl meer hoger opgelei<strong>de</strong>n een auto hebben.<br />
Een laatste interessant verschil is te constateren bij <strong>de</strong> computers: lager opgelei<strong>de</strong>n<br />
hebben vaker een spelcomputer, hoger opgelei<strong>de</strong>n vaker een personal computer.<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 19
Tabel 3.1: Bezittingen<br />
bezitsgraad huishoudgrootte<br />
inkomen leeftijd opleiding pzk pmk 1oud koopwoning<br />
Telefoon 100%<br />
Koelkast 99% T 49 --<br />
Diepvriezer 78% ++ -- ++ ++ ++<br />
Wasautomaat 96% ++ ++<br />
Wasdroger 60% ++ T 33 -- ++ ++ ++ ++<br />
Vaatwasmachine 43% ++ T 45 ++ ++ ++<br />
Naaimachine 57% + T 64 ++ ++<br />
Combi-magnetron 80% ++ -- ++ ++ ++<br />
Radio 96% - + ++<br />
Bandrecor<strong>de</strong>r 82% ++ ++ ++ ++<br />
Hifi-apparatuur 86% ++ T 47 ++ ++ + +<br />
Afspeelapparatuur 49% T 78 ++ ++<br />
cd-speler 92% ++ ++ ++<br />
Audio-cd-writer 29% ++ T 39 ++ ++<br />
Piano 9% T 71 ++<br />
Orgel 0%<br />
Elektronisch orgel 2% ++<br />
Keyboard 9% T 48 ++ ++<br />
Muziekinstrument 26% ++ ++<br />
Kleuren-televisie 98% ++ -<br />
Meer dan 1<br />
kleurentelevisie<br />
51% ++<br />
Zwart-wittelevisie 6% T 45 +<br />
Vi<strong>de</strong>orecor<strong>de</strong>r 82% ++ T 43 ++ ++<br />
Diaprojector 22% ++ T 69 ++ ++ ++<br />
Vi<strong>de</strong>ocamera 23% ++ T 45 ++ ++<br />
dvd-speler 27% T> 100 -- + +<br />
Bromfiets 5% ++<br />
Snorfiets 3% -- -- ++ ++<br />
Motor 8% + T 40 -- ++<br />
Auto 75% ++ T 49 ++ ++ ++<br />
2 auto‘s 15% ++ ++ ++<br />
3 auto’s 2%<br />
Eigen garage 25% ++ ++ ++ ++<br />
Twee<strong>de</strong> woning 3% ++ ++<br />
Stacaravan 2% T 62<br />
Toercaravan 9% T 56 ++ ++ ++<br />
Zonnebank/solarium 16% T 46 -- ++ ++ ++<br />
Surfplank 3% ++ T 50 +<br />
tv-spelcomputer 15% ++ T 39 -- - ++<br />
Personal computer 74% ++ T 33 ++ ++ ++ ++<br />
a. Pzk = paar zon<strong>de</strong>r kin<strong>de</strong>ren, pmk = paar met kin<strong>de</strong>ren, 1oud = alleenstaan<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>r.<br />
b. De leeftijd is kwadratisch meegenomen in <strong>de</strong> regressie. Wanneer er een kwadratisch verband is,<br />
wordt aangegeven bij welke leeftijd <strong>de</strong> top zich bevindt.<br />
c. Het inkomen wordt logaritmisch meegenomen, zodat een kromlijnig verband wordt verkregen.<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 20
3.2 De inventarislijst uit <strong>de</strong> Prijzengids voor <strong>de</strong><br />
bijzon<strong>de</strong>re bijstand<br />
Het <strong>Nibud</strong> geeft richtbedragen voor <strong>de</strong> reserveringsuitgaven die een huishou<strong>de</strong>n per<br />
maand zou kunnen beste<strong>de</strong>n. Voor een gemid<strong>de</strong>ld (voorbeeld)bedrag is hierbij<br />
uitgegaan van <strong>de</strong> door vergelijkbare huishou<strong>de</strong>ns uitgegeven bedragen aan<br />
reserveringsuitgaven. Deze richtbedragen wor<strong>de</strong>n berekend op basis van het<br />
Budgeton<strong>de</strong>rzoek van het Centraal Bureau voor <strong>de</strong> Statistiek (CBS).<br />
Daarnaast specificeert het <strong>Nibud</strong> ook een minimaal bedrag voor inventaris. Dit doet het<br />
<strong>Nibud</strong> door een minimaal inventarispakket samen te stellen en dit te prijzen. Als<br />
richtprijs wor<strong>de</strong>n hierbij <strong>de</strong> eerste kwartielprijzen gehanteerd op basis van <strong>de</strong><br />
prijsin<strong>de</strong>xcijfers van het CBS. Bij <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len van het pakket wor<strong>de</strong>n<br />
ook afschrijvingstermijnen gespecificeerd.<br />
In tabel 3.2 staat <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> van <strong>de</strong> minimale inventarispakketten voor diverse<br />
huishoudtypen weergegeven, zoals gepubliceerd in <strong>de</strong> <strong>Nibud</strong> Prijzengids voor <strong>de</strong><br />
bijzon<strong>de</strong>re bijstand.<br />
Tabel 3.2: Waar<strong>de</strong> minimale inventarispakketten per huishoudtype (bedragen 2007)<br />
Prijs<br />
alleenstaan<strong>de</strong> € 7296,-<br />
(echt)paar € 8539,-<br />
alleenstaan<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>r met 1 kind € 8289,-<br />
alleenstaan<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>r met 2 kin<strong>de</strong>ren € 9234,-<br />
alleenstaan<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>r met 3 kin<strong>de</strong>ren € 10448,-<br />
alleenstaan<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>r met 4 kin<strong>de</strong>ren € 11393,-<br />
(echt)paar met 1 kind € 9483,-<br />
(echt)paar met 2 kin<strong>de</strong>ren € 10697,-<br />
(echt)paar met 3 kin<strong>de</strong>ren € 11642,-<br />
(echt)paar met 4 kin<strong>de</strong>ren € 12760,-<br />
Ook bij <strong>de</strong>ze richtlijnen geldt dat <strong>de</strong> bereken<strong>de</strong> waar<strong>de</strong> het totaal van <strong>de</strong> inventaris<br />
weergeeft. Het is <strong>de</strong> vraag of <strong>de</strong>ze totale waar<strong>de</strong> liqui<strong>de</strong> aanwezig moet zijn, omdat het<br />
vervangen van <strong>de</strong> volledige inventaris in één keer waarschijnlijk niet nodig is.<br />
Aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant betekent het dat bepaal<strong>de</strong> artikelen die wel in <strong>de</strong> buffer zou<strong>de</strong>n<br />
horen, niet in het totale inventarispakket zijn opgenomen.<br />
3.3 Simpele vuistregels<br />
Amerikaanse zelfhulpboeken hanteren simpele vuistregels voor noodzakelijke buffers.<br />
Deze vuistregels gel<strong>de</strong>n voor Amerikaanse situaties. Hierbij moet rekening wor<strong>de</strong>n<br />
gehou<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> Amerikaanse sociale zekerheid afwijkt van het Ne<strong>de</strong>rlandse systeem.<br />
In <strong>de</strong> Verenig<strong>de</strong> Staten zullen burgers meer geld achter <strong>de</strong> <strong>hand</strong> moeten hou<strong>de</strong>n om<br />
eventuele ziektekosten en plotselinge inkomensterugval te kunnen bekostigen.<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 21
Ondanks <strong>de</strong> verschillen tussen Ne<strong>de</strong>rland en <strong>de</strong> Verenig<strong>de</strong> Staten, zullen we een aantal<br />
van <strong>de</strong>ze vuistregels na<strong>de</strong>r bekijken.<br />
3.3.1 Vuistregel I<br />
Het boek Personal Finance for Dummies van Eric Tyson (1994) hanteert <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong><br />
richtlijnen:<br />
Je eigen vermogen is min<strong>de</strong>r dan <strong>de</strong> helft van je jaarinkomen of zelfs<br />
negatief<br />
Je bent in goed gezelschap – eigenlijk behoor je tot <strong>de</strong> meer<strong>de</strong>rheid van <strong>de</strong><br />
Amerikanen. Als je tussen <strong>de</strong> 20 en 30 bent en net begonnen met werken,<br />
is dit niet zo’n probleem. Het belangrijkste is dat je je schul<strong>de</strong>n afbetaalt,<br />
eerst <strong>de</strong>gene met <strong>de</strong> hoogste rente. Daarna moet je een veiligheidsbuffer<br />
opbouwen ter grootte van drie tot zes keer je maan<strong>de</strong>lijkse uitgaven. Je<br />
moet zeker meer te weten komen over hoe je uit je schul<strong>de</strong>n kan komen,<br />
over bezuinigen en over fiscaal <strong>hand</strong>ige manieren om van je toekomstige<br />
inkomsten te sparen en te beleggen.<br />
Je eigen vermogen is meer dan <strong>de</strong> helft van je jaarinkomen, maar<br />
min<strong>de</strong>r dan een paar maal je jaarinkomen<br />
Als je jonger dan 40 bent, en zeker als je een eigen huis bezit, ben je<br />
hiermee goed in vorm. Als je ou<strong>de</strong>r bent en nog steeds huurt, kun je wel<br />
Bij het vaststellen goed af zijn, van maar een je buffer moet waarschijnlijk wordt hier gekeken bezuinigen naar en het meer eigen gaan vermogen sparen, van een<br />
huishou<strong>de</strong>n. als je Dit een eigen huis wil vermogen kopen en dient tussen als je financiële 60e en 70e reserve. met pensioen Interessant wilt. is dat <strong>de</strong><br />
veiligheidsbuffer (‘safety reserve’) alleen genoemd wordt voor huishou<strong>de</strong>ns die nog<br />
weinig vermogen Je eigen vermogen hebben opgebouwd, is meer dan met een name paar maal jongeren. je jaarinkomen<br />
Over <strong>de</strong> Je hoogte bent waarschijnlijk wor<strong>de</strong>n geen op eenduidige koers om re<strong>de</strong>lijke richtlijnen financiële gegeven. doelen Drie te tot halen. zes Je keer je<br />
zou wel eens voor op schema kunnen liggen, zeker als je nog geen 40<br />
maan<strong>de</strong>lijkse uitgaven (‘living expenses’) is het uitgangspunt.<br />
bent.<br />
3.3.2 Vuistregel II<br />
Volgens Kapoor e.a. (1991) geldt het volgen<strong>de</strong>: ‘Financial advisers suggest that an<br />
emergency fund representing three to six months of living expenses be established for<br />
use in periods of unexpected financial difficulty’.<br />
Kapoor vervolgt dat dit bedrag afhangt van <strong>de</strong> individuele levenssituatie en <strong>de</strong><br />
baanzekerheid. Een buffer van drie maan<strong>de</strong>n is waarschijnlijk a<strong>de</strong>quaat voor iemand<br />
met een stabiel inkomen of een vaste baan, terwijl iemand met een grillig of een<br />
seizoensinkomen wel eens zes of meer maan<strong>de</strong>n nodig kan hebben.<br />
Deze buffer lijkt meer bedoeld om een terugval in inkomen op te vangen dan om als<br />
voorziening voor reserveringsuitgaven te fungeren. Dat blijkt ook uit het feit dat Kapoor<br />
ver<strong>de</strong>rop in zijn betoog ingaat op het budgetteren van ‘niet-maan<strong>de</strong>lijkse uitgaven’,<br />
overigens zon<strong>de</strong>r hier standaardbedragen voor te geven. Ook hiervan is <strong>de</strong><br />
on<strong>de</strong>rbouwing of herkomst niet dui<strong>de</strong>lijk.<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 22
3.3.3 Vuistregel III<br />
De internetsite www.financialplan.about.com van <strong>de</strong> New York Times spreekt van een<br />
minimale buffer van drie tot zes maan<strong>de</strong>n aan basislevensbehoeften. Hierbij geldt dat<br />
een buffer van drie maan<strong>de</strong>n voor alleenstaan<strong>de</strong>n nodig is en een hogere buffer<br />
wanneer meer mensen van dat inkomen afhankelijk zijn.<br />
Ook <strong>de</strong>ze site gaat er overigens van uit dat <strong>de</strong>ze buffer bedoeld is voor niet-begrote<br />
gebeurtenissen en niet voor geplan<strong>de</strong> aankopen. Voor <strong>de</strong>ze zaken (bijvoorbeeld<br />
vakanties, verbeteringen aan het huis, een bruiloft, een nieuwe auto of een<br />
hypotheekaflossing) adviseren zij een apart spaarpotje aan te hou<strong>de</strong>n, zodat je ook niet<br />
in <strong>de</strong> verleiding kunt komen <strong>de</strong> buffer daarvoor aan te spreken.<br />
3.4 Conclusie<br />
De diverse metho<strong>de</strong>s die we in dit hoofdstuk hebben bekeken geven geen eenduidig<br />
beeld. De herkomst van <strong>de</strong>ze adviezen is niet dui<strong>de</strong>lijk en ook het doel van <strong>de</strong> buffer is<br />
in <strong>de</strong> adviezen tegenstrijdig.<br />
De metho<strong>de</strong>s gebruiken verschillen<strong>de</strong> achtergrondkenmerken van het huishou<strong>de</strong>n om<br />
<strong>de</strong> hoogte vast te stellen zon<strong>de</strong>r daarbij een dui<strong>de</strong>lijke on<strong>de</strong>rbouwing te geven.<br />
Daarnaast hanteren ze elk een eigen <strong>de</strong>finitie van een buffer. De ene metho<strong>de</strong> kijkt<br />
naar het totale inventarispakket. Een an<strong>de</strong>re metho<strong>de</strong> gaat er weer van uit dat <strong>de</strong> buffer<br />
is bedoeld voor niet-begrote gebeurtenissen en niet zozeer voor aankopen die al zijn<br />
gepland.<br />
We besluiten om <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> Amerikaanse vuistregels in onze uitein<strong>de</strong>lijke<br />
berekeningsmetho<strong>de</strong> voor <strong>de</strong> buffer niet te gebruiken. Ten eerste omdat ze te veel<br />
gericht zijn op <strong>de</strong> Amerikaanse situatie. Ten twee<strong>de</strong> wordt bij <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong><br />
vuistregels telkens een an<strong>de</strong>re berekeningswijze gehanteerd. Een goe<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rbouwing<br />
hierbij, ontbreekt.<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 23
4. Vermogens in Ne<strong>de</strong>rland<br />
4.1 Inleiding<br />
Uit hoofdstuk 2 blijkt dat <strong>de</strong> meeste huishou<strong>de</strong>ns graag een financiële reserve willen<br />
hebben, maar dat slechts <strong>de</strong> helft <strong>de</strong>ze daadwerkelijk beschikbaar heeft. In het daar<br />
gebruikte on<strong>de</strong>rzoek is echter niet gevraagd hoe hoog <strong>de</strong> aanwezige financiële reserve<br />
is. Op basis van het on<strong>de</strong>rzoek uit 2005 kan dus niet een richtlijn wor<strong>de</strong>n gegeven over<br />
hoe hoog <strong>de</strong> buffer van een huishou<strong>de</strong>n ongeveer moet zijn.<br />
Het streven is echter wel om een indicatie te geven over hoeveel geld men achter <strong>de</strong><br />
<strong>hand</strong> moet hou<strong>de</strong>n voor reserveringsuitgaven. In dit hoofdstuk kijken we of we op basis<br />
van het vermogen dat huishou<strong>de</strong>ns in Ne<strong>de</strong>rland beschikbaar hebben iets kunnen<br />
zeggen over <strong>de</strong> financiële buffer.<br />
Het is belangrijk om op te merken dat het aanwezige vermogen niet gelijk hoeft te zijn<br />
aan <strong>de</strong> buffer die huishou<strong>de</strong>ns zou<strong>de</strong>n moeten hebben. Zo dient het vermogen van<br />
huishou<strong>de</strong>ns waarschijnlijk niet alleen voor onverwachte uitgaven, maar ook voor<br />
an<strong>de</strong>re doelein<strong>de</strong>n, bijvoorbeeld als pensioenvoorziening. Bovendien zijn er<br />
huishou<strong>de</strong>ns die veel eigen vermogen hebben omdat ze gewoonweg veel verdienen en<br />
niet alles uitgeven. Er is dan wel veel financieel vermogen aanwezig, maar dit is niet<br />
bewust opgebouwd als financiële buffer en is daar voor ook niet per se noodzakelijk.<br />
Met bovenstaan<strong>de</strong> punten moet rekening wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n bij het vaststellen op welke<br />
manier het aanwezige vermogen als referentie voor een financiële buffer kan dienen.<br />
Voor het analyseren van het beschikbare vermogen van huishou<strong>de</strong>ns in Ne<strong>de</strong>rland,<br />
maken we gebruik van het DNB Household Survey 2006 van CentERdata. Voor alle<br />
analyses en berekeningen hebben we <strong>de</strong> gegevens in <strong>de</strong>ze dataset gebruikt. Hierin zijn<br />
1.529 huishou<strong>de</strong>ns meegenomen. Zie bijlage 2 voor meer <strong>de</strong>tails over <strong>de</strong> dataset.<br />
In paragraaf 4.2 kijken we naar <strong>de</strong> aanwezigheid en <strong>de</strong> hoogte van specifieke<br />
vermogensvormen bij huishou<strong>de</strong>ns. In paragraaf 4.3 gaan we <strong>de</strong> individuele<br />
vermogensvormen op een aantal manieren groeperen om een aantal mogelijke buffers<br />
te specificeren. Voor het specificeren zijn namelijk verschillen<strong>de</strong> <strong>de</strong>finities mogelijk. Niet<br />
alle vermogensvormen zijn immers snel om te zetten in liqui<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len. Bovendien<br />
zou een buffer voor vervanging het liefst niet risicovol belegd dienen te zijn. Ver<strong>de</strong>r<br />
speelt <strong>de</strong> aanwezigheid van leningen nog een rol: dient een aanwezige schuld van het<br />
vermogen afgetrokken te wor<strong>de</strong>n of niet?<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 24
4.2 Individuele vermogenstitels<br />
4.2.1 Het bezit van vermogenstitels<br />
In tabel 4.1 is te lezen hoeveel mensen een bepaal<strong>de</strong> vermogensvorm hebben. Hierbij<br />
zijn voornamelijk financiële vermogentitels meegenomen. Een betaalrekening heeft<br />
vrijwel ie<strong>de</strong>reen. Ook hebben <strong>de</strong> meeste mensen (84 procent) een aparte<br />
spaarrekening. An<strong>de</strong>re spaarrekeningen, zoals spaarbrieven of een spaarbankboekje,<br />
komen sporadisch voor. Wel heeft ruim een op <strong>de</strong> drie een bedrijfsspaarrekening. Deze<br />
bedrijfsspaarrekeningen zijn niet geheel liqui<strong>de</strong>.<br />
Een dui<strong>de</strong>lijk kleinere groep belegt risicovoller dan via een spaarrekening. Ongeveer 19<br />
procent belegt in een beleggingsfonds, 13 procent in losse aan<strong>de</strong>len. Nog risicovollere<br />
beleggingen, zoals opties, heeft slechts een enkeling.<br />
Ver<strong>de</strong>r hou<strong>de</strong>n huishou<strong>de</strong>ns vermogen aan met min<strong>de</strong>r liqui<strong>de</strong> beleggingsvormen. De<br />
auto en het eigen huis komen wat dat betreft het meeste voor, hoewel weinig<br />
huishou<strong>de</strong>ns <strong>de</strong>ze zaken beschouwen als een beleggingsvorm.<br />
Aan <strong>de</strong> schul<strong>de</strong>nkant van <strong>de</strong> balans zien we dat, na <strong>de</strong> hypotheek, roodstand het vaakst<br />
gebruikt wordt om krediet op te nemen, gevolgd door een doorlopend krediet.<br />
Huishou<strong>de</strong>ns met een koopwoning hebben over het algemeen meer beleggingsvormen<br />
en zij hou<strong>de</strong>n ook vaker risicovollere beleggingen aan dan huur<strong>de</strong>rs.<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 25
Tabel 4.1: Percentage dat vermogensvorm bezit naar koop- of huurwoning<br />
Koop- Huur- Totaal<br />
woning woning<br />
Betaalrekening 97% 95% 97%<br />
Bedrijfsspaarrekening 43% 25% 37%<br />
Spaarrekening 87% 77% 84%<br />
Spaarbankboekjes 7% 6% 7%<br />
Spaarbrieven 1% 1% 1%<br />
Koopsompolissen 29% 17% 25%<br />
Kapitaalverzekering 15% 7% 12%<br />
Groeifondsen 6% 3% 5%<br />
Beleggingsfondsen 23% 10% 19%<br />
Obligaties 6% 2% 5%<br />
Aan<strong>de</strong>len 16% 6% 13%<br />
Gekochte putopties 0% 0% 0%<br />
Geschreven putopties 0% 0% 0%<br />
Gekochte callopties 1% 0% 1%<br />
Geschreven callopties 0% 0% 0%<br />
Waar<strong>de</strong> auto’s 87% 67% 80%<br />
Waar<strong>de</strong> motoren 8% 3% 6%<br />
Waar<strong>de</strong> boten 3% 2% 3%<br />
Waar<strong>de</strong> caravans 12% 6% 10%<br />
Waar<strong>de</strong> uitgeleend geld 10% 8% 9%<br />
Waar<strong>de</strong> overige bezittingen 3% 2% 3%<br />
Aanmerkelijk belang 0% 0% 0%<br />
Bedrijfskapitaal vrij beroep 0% 0% 0%<br />
Bedrijfskapitaal zelfstandige 3% 3% 3%<br />
Eigen huis 98% 0% 67%<br />
Levensverzekering eigen huis 25% 0% 17%<br />
Twee<strong>de</strong> huis 3% 1% 2%<br />
Levensverzekering twee<strong>de</strong> huis 0% 0% 0%<br />
An<strong>de</strong>r onroerend goed 5% 1% 4%<br />
Levensverzekering op an<strong>de</strong>r<br />
onroerend goed<br />
0% 0% 0%<br />
Persoonlijke lening 3% 5% 3%<br />
Doorlopend krediet 7% 16% 10%<br />
Kredieten postor<strong>de</strong>r 1% 3% 2%<br />
Financieringskrediet 2% 1% 2%<br />
Lening bij familie of vrien<strong>de</strong>n 3% 4% 3%<br />
Studielening 3% 6% 4%<br />
Schuld op creditcard 2% 6% 4%<br />
An<strong>de</strong>re lening 1% 0% 1%<br />
Betaalrekening negatief saldo 13% 21% 15%<br />
Hypotheek eigen huis 76% 0% 52%<br />
Hypotheek twee<strong>de</strong> huis 1% 0% 1%<br />
Hypotheek onroerend goed 2% 1% 2%<br />
In bijlage 3 staan uitgebrei<strong>de</strong> tabellen van <strong>de</strong> percentages die een bepaal<strong>de</strong><br />
vermogensvorm bezitten naar <strong>de</strong> achtergrondkenmerken van <strong>de</strong> huishou<strong>de</strong>ns. We<br />
beperken ons hier tot <strong>de</strong> belangrijkste conclusies.<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 26
Naar huishoudsituatie zien we dat alleenstaan<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs vaker alleen een<br />
spaarrekening hebben en geen an<strong>de</strong>re beleggingsvormen aanhou<strong>de</strong>n. Ook hebben zij<br />
dui<strong>de</strong>lijk vaker leningen lopen.<br />
Ver<strong>de</strong>r zien we dat jongeren on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> <strong>de</strong>rtig veel vaker leningen hebben dan <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>re<br />
hoofdkostwinners. Na het 65 ste levensjaar nemen leningen dui<strong>de</strong>lijk af. Beleggen komt<br />
op na het 35ste jaar. Voor <strong>de</strong> rest is er opvallend weinig verschil in het voorkomen van<br />
beleggingsvormen naar leeftijd.<br />
Om <strong>de</strong> invloed van <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> achtergrondkenmerken simultaan te on<strong>de</strong>rzoeken,<br />
hebben we een multivariate analyse uitgevoerd: hoe is <strong>de</strong> samenhang tussen het wel of<br />
niet hebben van een vermogensvorm en <strong>de</strong> achtergrondvariabelen? Dit hebben we<br />
on<strong>de</strong>rzocht met behulp van een probit-analyse 2 . Hierbij beperken we ons tot <strong>de</strong><br />
vermogensvormen die bij meer dan 5 procent van <strong>de</strong> huishou<strong>de</strong>ns voorkomen. In<br />
on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> tabel zijn <strong>de</strong> uitkomsten samengevat.<br />
We zien dat <strong>de</strong> meeste vermogensvormen bij een hoger inkomen vaker voorkomen.<br />
Daarnaast leidt het hebben van een koopwoning tot het hebben van an<strong>de</strong>re<br />
vermogenstitels. Opvallend is dat naarmate men ou<strong>de</strong>r wordt, men meer risicovollere<br />
vermogensvormen aanhoudt. Ook huishou<strong>de</strong>ns met een hogere opleiding beleggen<br />
over het algemeen risicovoller. Mogelijk houdt het aantal risicovolle beleggingen ook<br />
verband met <strong>de</strong> totale hoogte van het vermogen. Hier hebben we in <strong>de</strong>ze analyse<br />
echter niet naar gekeken.<br />
2 Een probit-analyse is een statistische on<strong>de</strong>rzoeksmetho<strong>de</strong> waarbij rekening wordt gehou<strong>de</strong>n dat<br />
hetgeen dat we willen verklaren (in dit geval: waarom bezit iemand een bepaal<strong>de</strong> vermogensvorm)<br />
slechts twee waar<strong>de</strong>n kan aannemen. Zo bezit iemand wel of niet een bepaal<strong>de</strong> vermogensvorm. Hij/zij<br />
kan het niet voor 40 procent of 90 procent bezitten.<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 27
Tabel 4.2: Probit-analyse op wel of niet vermogensvorm hebben<br />
Koop-<br />
woning Leeftijda<br />
Inkomen b Partner Kin<strong>de</strong>ren c d Arbeids-<br />
Opleiding<br />
situatie e<br />
Betaalrekening D 54 ++ -- hoog: ++<br />
Bedrijfsspaarrekening ++ T 46 ++ +<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 28<br />
l.d: ++<br />
pens: +<br />
Spaarrekening ++ -- + -- pens: +<br />
Spaarbankboekjes D 47 ++<br />
Koopsompolissen T 47 ++ + --<br />
mid<strong>de</strong>n: --<br />
hoog: --<br />
l.d: ++<br />
pens: ++<br />
Kapitaalverzekering ++ T 43 ++ werkl: ++<br />
Beleggingsfondsen ++ ++ ++ - hoog: ++ werkl: --<br />
Aan<strong>de</strong>len ++ ++ ++ - +<br />
mid<strong>de</strong>n: ++<br />
hoog: ++<br />
Waar<strong>de</strong> auto’s ++ ++ ++ + hoog: --<br />
Waar<strong>de</strong> motoren + T 45 ++<br />
Waar<strong>de</strong> caravans T 66 -- ++ mid<strong>de</strong>n: +<br />
Waar<strong>de</strong> uitgeleend<br />
geld<br />
++ - --<br />
arb.ong:<br />
++<br />
werkl: ++<br />
pens: ++<br />
Eigen huis T 53 ++ werkl: ++<br />
Levensverzekering<br />
eigen huis<br />
T 39<br />
Doorlopend krediet -- -<br />
Betaalrekening<br />
negatief saldo<br />
-- +<br />
Hypotheek eigen huis T 49 ++<br />
mid<strong>de</strong>n: ++<br />
hoog: ++<br />
a. De leeftijd is kwadratisch meegenomen in <strong>de</strong> regressie. Wanneer er een kwadratisch verband is,<br />
wordt aangegeven bij welke leeftijd <strong>de</strong> top (T) of het dal (D) zich bevindt.<br />
b. Voor het inkomen is <strong>de</strong> logaritme van het jaarinkomen van het totale huishou<strong>de</strong>n genomen.<br />
c. Hierbij is gekeken naar het aantal kin<strong>de</strong>ren in het huishou<strong>de</strong>n.<br />
d. Er zijn drie opleidingsniveaus on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n. Laagopgelei<strong>de</strong>n zijn <strong>de</strong> referentiegroep.<br />
e. In totaal zijn vijf arbeidssituaties on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n. De referentiegroep zijn <strong>de</strong> niet-werken<strong>de</strong>n. l.d.=<br />
loondienst, werkl = werkloos, pens=pensioen, arb.ong = arbeidsongeschikt.<br />
4.2.3 De hoogte van <strong>de</strong> vermogensvormen<br />
De hoogte van <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> vermogensvormen is scheef ver<strong>de</strong>eld. Een groot aantal<br />
huishou<strong>de</strong>ns heeft bepaal<strong>de</strong> vermogensvormen helemaal niet, en bij <strong>de</strong>genen die <strong>de</strong><br />
vermogensvormen wel hebben, zijn er een paar met een heel groot vermogen. Het<br />
gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> is dan ook geen goe<strong>de</strong> maat om <strong>de</strong> hoogte van <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> van <strong>de</strong><br />
vermogensvorm te karakteriseren.<br />
De mediaan (<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>lste waarneming) is wat dat betreft een betere maat. In<br />
on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> tabel staat <strong>de</strong> mediaan vermeld van <strong>de</strong> huishou<strong>de</strong>ns die wel <strong>de</strong><br />
vermogensvorm hebben.
We zien dat huishou<strong>de</strong>ns met een koopwoning over het algemeen hogere bedragen van<br />
<strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> vermogensvormen aanhou<strong>de</strong>n. Ook bij <strong>de</strong> leningen zien we dat<br />
woningeigenaren, als ze een lening hebben, hogere bedragen lenen dan huur<strong>de</strong>rs. Dit<br />
geldt echter niet voor leningen met hoge rentetarieven, zoals postor<strong>de</strong>rkredieten en<br />
creditcardschul<strong>de</strong>n. Daar hebben huur<strong>de</strong>rs juist weer hogere bedragen uitstaan.<br />
Tabel 4.3: Mediane bedrag vermogensvorm naar koop- of huurwoning (excl. 0)<br />
Totaal Koop-<br />
woning<br />
Huurwoning<br />
Betaalrekening positief saldo 1535 1750 1032<br />
Bedrijfsspaarrekening 1750 1750 1545<br />
Spaarrekening 6618 8500 3289<br />
Spaarbankboekjes 1200 1410 875<br />
Koopsompolissen 3593 3884 1841<br />
Kapitaalverzekering 11000 12754 6600<br />
Beleggingsfondsen 10210 11310 7517<br />
Aan<strong>de</strong>len 5483 6125 4482<br />
Waar<strong>de</strong> auto’s 6308 7500 4000<br />
Waar<strong>de</strong> motoren 3700 3700 3750<br />
Waar<strong>de</strong> caravans 3750 4000 2135<br />
Waar<strong>de</strong> uitgeleend geld 2300 2367 2250<br />
Eigen huis 230000 230000<br />
Levensverzekering eigen huis 11056 11056<br />
Doorlopend krediet -4763 -5942 -4100<br />
Betaalrekening negatief saldo -592 -598 -500<br />
Hypotheek eigen huis -103000 -103000<br />
In bijlage 4 staan tabellen met mediane bedragen naar leeftijd.<br />
De scheve ver<strong>de</strong>ling van <strong>de</strong> hoogte van <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> vermogensvormen heeft<br />
consequenties voor het analyseren van <strong>de</strong> samenhang tussen <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong><br />
achtergrondvariabelen en <strong>de</strong> hoogte van <strong>de</strong> vermogensvormen. De huishou<strong>de</strong>ns met<br />
(extreem) hoge vermogens kunnen <strong>de</strong> samenhang namelijk sterk beïnvloe<strong>de</strong>n.<br />
Bovendien vormen <strong>de</strong> huishou<strong>de</strong>ns die wel een bepaal<strong>de</strong> vermogensvorm aanhou<strong>de</strong>n<br />
wellicht een speciale groep. Als dat zo is, hangt <strong>de</strong> hoogte van <strong>de</strong> vermogensvorm<br />
wellicht meer af van <strong>de</strong> keuze om een vermogensvorm al dan niet aan te schaffen dan<br />
van <strong>de</strong> achtergrondkenmerken zelf.<br />
Met <strong>de</strong>ze twee bezwaren wordt als volgt om gegaan. Ten eerste hanteren we <strong>de</strong><br />
logaritme van <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> als <strong>de</strong> te verklaren variabele. Het gebruik van een logaritme<br />
verkleint <strong>de</strong> invloed van extreem hoge waar<strong>de</strong>n. Ten twee<strong>de</strong> maken we gebruik van een<br />
schattingstechniek waarbij we het keuzeaspect om wel of niet een vermogensvorm aan<br />
te schaffen betrekken bij <strong>de</strong> verklaring van <strong>de</strong> hoogte van <strong>de</strong>ze vermogensvorm 3 . Hierbij<br />
3 Dit is het Heckman-selectiemo<strong>de</strong>l, ook wel Heckit-metho<strong>de</strong> (Heckman, 1976) genoemd. Om consistente schatters<br />
te krijgen wordt in <strong>de</strong>ze metho<strong>de</strong> gecorrigeerd voor het feit dat bij het verklaren van <strong>de</strong> hoogte een selectie van <strong>de</strong><br />
steekproef wordt gebruikt.<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 29
veron<strong>de</strong>rstellen we dat <strong>de</strong> opleiding van <strong>de</strong> hoofdkostwinner wél een directe rol speelt<br />
bij <strong>de</strong> keuze om een vermogensvorm aan te hou<strong>de</strong>n, maar geen directe rol speelt bij <strong>de</strong><br />
hoogte ervan. Bij <strong>de</strong> bedrijfsspaarrekening veron<strong>de</strong>rstellen we dat het in loondienst zijn<br />
een rol speelt bij het wel of niet hebben van een <strong>de</strong>rgelijke rekening.<br />
In tabel 4.4 staan <strong>de</strong> uitkomsten van <strong>de</strong> analyses gepresenteerd. Het blijkt dat <strong>de</strong><br />
hoogte van <strong>de</strong> aparte vermogensvormen moeilijk te verklaren is. Van veel<br />
vermogensvormen is het aantal waarnemingen beperkt. Alleen <strong>de</strong> hoogte van het<br />
spaarsaldo lijkt samen te hangen met een aantal achtergrondkenmerken. Leeftijd en<br />
inkomen spelen daarbij een belangrijke rol. Leeftijd speelt ook een rol bij het bedrag<br />
aan koopsompolissen en beleggingsfondsen. De aanwezigheid van kin<strong>de</strong>ren betekent<br />
een lager bedrag op <strong>de</strong> spaarrekening en een lager bedrag aan aan<strong>de</strong>len.<br />
De keuze om wel of niet een vermogensvorm te nemen, speelt alleen een rol bij <strong>de</strong><br />
hoogte van het bedrag aan aan<strong>de</strong>len en bij <strong>de</strong> bedrijfsspaarregeling.<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 30
Tabel 4.4: Hoogte van <strong>de</strong> individuele vermogensvorm verklaard (via Heckman-<br />
selectiemo<strong>de</strong>l)<br />
Koop-<br />
woning<br />
Leeftijd d<br />
Betaalrekening a ++ ++ ++<br />
Inkomen e Partner Kin<strong>de</strong>ren Arbeids-<br />
situatie f<br />
a. Bij <strong>de</strong> hoogte van <strong>de</strong> betaalrekening is <strong>de</strong> Heckman-metho<strong>de</strong> niet toegepast, aangezien nagenoeg<br />
ie<strong>de</strong>reen een betaalrekening heeft. Hier heeft hoog opgeleid zijn ook een positieve, significante<br />
invloed op <strong>de</strong> hoogte.<br />
b. Bij <strong>de</strong> hoogte van <strong>de</strong> bedrijfsspaarrekening is <strong>de</strong> arbeidssituatie als selectievariabele gebruikt om<br />
te verklaren waarom iemand wel of niet een bedrijfsspaarrekening heeft.<br />
c. Bij <strong>de</strong> hoogte van het doorlopend krediet is iemands aversie tegen schul<strong>de</strong>n als selectievariabele<br />
gebruikt om te verklaren waarom iemand wel of niet een doorlopend krediet heeft.<br />
d. De leeftijd is kwadratisch meegenomen in <strong>de</strong> regressie. Wanneer er een kwadratisch verband is,<br />
wordt aangegeven bij welke leeftijd <strong>de</strong> top (T) zich bevindt.<br />
e. Voor het inkomen is <strong>de</strong> logaritme van het jaarinkomen van het totale huishou<strong>de</strong>n genomen.<br />
f. In totaal zijn vijf arbeidssituaties on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n. De referentiegroep zijn <strong>de</strong> niet-werken<strong>de</strong>n. l.d.=<br />
loondienst, werkl = werkloos, pens=pensioen, arb.ong = arbeidsongeschikt.<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 31<br />
Invloed<br />
bezit op<br />
hoogte<br />
Bedrijfsspaarrekening b + ++<br />
Spaarrekening ++ ++ ++ -- l.d: ++<br />
zelfst: ++<br />
Spaarbankboekjes + werkl: --<br />
Koopsompolissen ++<br />
Kapitaalverzekering<br />
Beleggingsfondsen ++<br />
Aan<strong>de</strong>len - -<br />
Waar<strong>de</strong> auto’s ++ T 56 ++ ++<br />
Waar<strong>de</strong> motoren<br />
Waar<strong>de</strong> caravans +<br />
Waar<strong>de</strong> uitgeleend geld + zelfst: +<br />
Waar<strong>de</strong> overige<br />
bezittingen<br />
Eigen huis T 77 ++ ++ ++ arb.ong: -<br />
-<br />
Doorlopend krediet c T 43 ++<br />
Hypotheek eigen huis --
De hoogte van <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> specifieke vermogensvormen valt dus moeilijk te<br />
verklaren vanuit <strong>de</strong> achtergrondvariabelen. Zelfs enige samenhang met inkomen is niet<br />
eens dui<strong>de</strong>lijk zichtbaar bij <strong>de</strong> meeste vermogensvormen. Wellicht komt dat doordat <strong>de</strong><br />
mix van vermogensvormen een rol speelt: sommige huishou<strong>de</strong>ns hebben hun vermogen<br />
groten<strong>de</strong>els risicoloos belegd en hebben alleen een spaarrekening, an<strong>de</strong>re<br />
huishou<strong>de</strong>ns nemen wel meer risico en hebben aan<strong>de</strong>len of groeifondsen en daardoor<br />
min<strong>de</strong>r op hun spaarrekening staan.<br />
Het is daarom interessanter te kijken naar het totaal van het vermogen in plaats van<br />
naar <strong>de</strong> afzon<strong>de</strong>rlijke vermogensbestand<strong>de</strong>len. Dit doen we in <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> paragraaf.<br />
4.3 Het totaal aan vermogen<br />
4.3.1 Specificeren van het vermogen: liqui<strong>de</strong> en niet-liqui<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len<br />
Er is geen eenduidige <strong>de</strong>finitie van vermogen die toegepast kan wor<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong><br />
specificatie van een buffer. We illustreren dit aan <strong>de</strong> <strong>hand</strong> van een theoretische balans<br />
van een huishou<strong>de</strong>n, die in on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> tabel is weergegeven. Zoals gebruikelijk<br />
wordt er on<strong>de</strong>rscheid gemaakt tussen bezittingen (activa) en schul<strong>de</strong>n (passiva ). Het<br />
verschil tussen bezittingen en schul<strong>de</strong>n wordt het ‘eigen vermogen’ genoemd. Bij <strong>de</strong><br />
bezittingen wordt on<strong>de</strong>rscheid gemaakt tussen vaste en vlotten<strong>de</strong> bezittingen. Vlotten<strong>de</strong><br />
bezittingen kunnen snel te gel<strong>de</strong> wor<strong>de</strong>n gemaakt; voor vaste bezittingen is dat veel<br />
moeilijker of zelfs onmogelijk. De schul<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rver<strong>de</strong>eld in schul<strong>de</strong>n voor<br />
lange termijn en schul<strong>de</strong>n voor korte termijn.<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 32
Tabel 4.5: Balans van een huishou<strong>de</strong>n<br />
ACTIVA, BEZITTINGEN PASSIVA, SCHULDEN<br />
DUURZAME/VASTE BEZITTINGEN VREEMD VERMOGEN OP LANGE TERMIJN<br />
1 waar<strong>de</strong> eigen woning € 1 hypotheek €<br />
2 waar<strong>de</strong> 2e woning € 2 twee<strong>de</strong>/verhogingen hypotheek €<br />
3 waar<strong>de</strong> eigen auto € 3 overig hypothecair krediet €<br />
4 waar<strong>de</strong> inboe<strong>de</strong>l € 4 studieleningen €<br />
5 vermogen eigen bedrijf € 5 overige langlopen<strong>de</strong> kredieten €<br />
6 vermogen in <strong>de</strong>elnemingen €<br />
7 waar<strong>de</strong> beleggingsobjecten €<br />
8 uitstaan<strong>de</strong> leningen €<br />
9 afkoop-/eindwaar<strong>de</strong> verzekeringen met<br />
spaarelement,<br />
€<br />
10 tegoed levensloopregelingen €<br />
11 tegoed spaarloonregelingen €<br />
12 overige vaste bezittingen €<br />
TOTAAL VASTE ACTIVA € TOTAAL LANGLOPENDE PASSIVA €<br />
VLOTTENDE BEZITTINGEN VREEMD VERMOGEN OP KORTE TERMIJN<br />
Consumptieve kredieten<br />
13 contant geld € 6 persoonlijke leningen €<br />
14 positief saldo betaalrekeningen € 7 doorlopen<strong>de</strong> kredieten €<br />
15 omvang spaarrekeningen € 8 roodstaan op contract €<br />
16 omvang spaarbewijzen en spaar<strong>de</strong>posito's € 9 roodstaan zon<strong>de</strong>r contract €<br />
17 waar<strong>de</strong> waar<strong>de</strong>papieren, effecten € Afbetalingsregelingen<br />
18 overige tegoe<strong>de</strong>n € 10 autofinancieringen €<br />
19 <strong>de</strong>elnemingen beleggingsinstellingen € 11 postor<strong>de</strong>rkredieten €<br />
20 overige vlotten<strong>de</strong> bezittingen € 12 saneringskredieten €<br />
TOTAAL VLOTTENDE ACTIVA € 13 kredieten o.b.v. klantenkaarten €<br />
14 kredieten o.b.v. credit cards €<br />
15 overige consumptieve kredieten €<br />
TOTAAL CONSUMPTIEVE KREDIETEN €<br />
Informele leningen<br />
16 leningen bij familie, vrien<strong>de</strong>n €<br />
Betalingsachterstan<strong>de</strong>n<br />
17 achterstan<strong>de</strong>n op kredieten, hypotheken<br />
e.d.<br />
€<br />
TOTAAL KORTLOPENDE PASSIVA €<br />
TOTAAL ACTIVA € TOTAAL PASSIVA €<br />
EIGEN VERMOGEN €<br />
Gebaseerd op overzicht van H.J. Ritzema en J. van Vianen (1992).<br />
Wanneer we willen on<strong>de</strong>rzoeken wat voor financiële buffer aanwezig moet zijn voor niet<br />
te plannen, noodzakelijke uitgaven, zijn niet alle vermogensvormen van belang. Het<br />
gaat dan alleen om liqui<strong>de</strong> vermogensvormen, dat wil zeggen vermogensvormen die<br />
snel in contant geld zijn om te zetten. In bovenstaand schema wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> vlotten<strong>de</strong><br />
bezittingen genoemd.<br />
Zaken die daarom niet meetellen, zijn <strong>de</strong> (over)waar<strong>de</strong> van <strong>de</strong> eigen woning, pensioen-<br />
en lijfrenteaanspraken en bijvoorbeeld termijn<strong>de</strong>posito’s. Ook waar<strong>de</strong> van <strong>de</strong><br />
bezittingen zelf, bijvoorbeeld <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> van <strong>de</strong> auto of <strong>de</strong> inventaris, speelt geen rol.<br />
Dat betekent dus dat niet <strong>de</strong> volledige nieuwe aanschafprijs van een auto bijeen hoeft<br />
te wor<strong>de</strong>n gespaard. De inruilwaar<strong>de</strong> van <strong>de</strong> huidige auto wordt immers vaak gebruikt<br />
om <strong>de</strong> nieuwe auto <strong>de</strong>els mee te financieren. Ook voor sommige inventarison<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 33
estaat een uitgebrei<strong>de</strong> markt in twee<strong>de</strong><strong>hand</strong>sartikelen, zoals te zien is op bijvoorbeeld<br />
www.marktplaats.nl.<br />
Daarnaast moet je rekening hou<strong>de</strong>n met eventuele leningen. In plaats van alleen naar<br />
het bezit te kijken, kijk je dan naar het netto beschikbare vermogen. Dit is het bezit<br />
minus alle aanwezige kredieten. Het is namelijk niet slim om zowel te sparen als te<br />
lenen. Een huishou<strong>de</strong>n zou met het spaartegoed allereerst zijn leningen moeten<br />
aflossen. Daarmee is <strong>de</strong> beschikbare financiële ruimte kleiner.<br />
Bij <strong>de</strong> kredieten moet je <strong>de</strong> schul<strong>de</strong>n op lange termijn, zoals hypotheken en<br />
studieschul<strong>de</strong>n, buiten beschouwing laten. Alleen het ‘vreemd vermogen op korte<br />
termijn’ is van belang. Daaron<strong>de</strong>r vallen dus daadwerkelijk afgesloten leningen<br />
(persoonlijke lening, doorlopend krediet), al dan niet geoorloofd rood staan,<br />
afbetalingsregelingen, informele leningen en betalingsachterstan<strong>de</strong>n.<br />
4.3.2 Vermogens<strong>de</strong>finities<br />
Hieron<strong>de</strong>r staan <strong>de</strong> vermogens<strong>de</strong>finities die we ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoeken. Zij verschillen<br />
on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re in mate van liquiditeit. Daarnaast is bij sommige <strong>de</strong>finities gekeken naar<br />
het bedrag aan bezittingen en bij an<strong>de</strong>re <strong>de</strong>finities naar het eigen vermogen. Bij <strong>de</strong><br />
diverse <strong>de</strong>finities van bezit en eigen vermogen gaat het om <strong>de</strong> financiële bezittingen.<br />
Overige bezittingen, zoals huisraad en <strong>de</strong> auto, zijn niet meegenomen. De precieze<br />
in<strong>de</strong>ling van <strong>de</strong> vermogens<strong>de</strong>finities staat in bijlage 5.<br />
Bij elke <strong>de</strong>finitie staat een grafiek van <strong>de</strong> cumulatieve ver<strong>de</strong>ling, zowel voor alle<br />
respon<strong>de</strong>nten gezamenlijk als voor huur<strong>de</strong>rs afzon<strong>de</strong>rlijk als voor kopers afzon<strong>de</strong>rlijk.<br />
De cumulatieve ver<strong>de</strong>ling geeft bij een percentage van <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling weer hoe hoog het<br />
bedrag is dat dat percentage van <strong>de</strong> respon<strong>de</strong>nten maximaal heeft. In <strong>de</strong> grafiek van<br />
het balanstotaal is bijvoorbeeld te zien dat 10 procent van <strong>de</strong> kopers een bedrag aan<br />
bezittingen heeft van maximaal iets min<strong>de</strong>r dan 100.000 euro en <strong>de</strong> 10 procent rijkste<br />
huiseigenaren een bedrag aan bezittingen heeft van minimaal 550.000 euro.<br />
<strong>Achter</strong>eenvolgens komen aan bod:<br />
1. Balanstotaal (totale activa): het totaal van alle (liqui<strong>de</strong> en illiqui<strong>de</strong>) financiële<br />
bezittingen.<br />
2. Liqui<strong>de</strong> bezittingen: bezittingen die op zeer korte termijn in een geldbedrag kunnen<br />
wor<strong>de</strong>n omgezet. Dit is voornamelijk spaargeld en verhan<strong>de</strong>lbare beleggingen, als<br />
fondsen, obligaties, etc.<br />
3. Risicoarme liqui<strong>de</strong> bezittingen: het totaal van het spaargeld.<br />
4. Eigen vermogen: het totaal van <strong>de</strong> bezittingen minus <strong>de</strong> schul<strong>de</strong>n.<br />
5. Liqui<strong>de</strong> eigen vermogen: <strong>de</strong> liqui<strong>de</strong> bezittingen minus <strong>de</strong> kortlopen<strong>de</strong> schul<strong>de</strong>n.<br />
Ver<strong>de</strong>r geven we nog kort <strong>de</strong> schuldpositie van huishou<strong>de</strong>ns weer:<br />
6. Het totaal van <strong>de</strong> schul<strong>de</strong>n<br />
7. Het totaal van <strong>de</strong> kortlopen<strong>de</strong> schul<strong>de</strong>n<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 34
Figuur 4.1: Balanstotaal<br />
Hieruit valt dui<strong>de</strong>lijk te zien dat huiseigenaren dui<strong>de</strong>lijk hogere bezittingen hebben dan<br />
huur<strong>de</strong>rs. De mediane koper heeft circa 250.000 euro aan bezit, <strong>de</strong> mediane huur<strong>de</strong>r<br />
net 6.000 euro.<br />
Figuur 4.2: Liqui<strong>de</strong> bezittingen<br />
Ook bij <strong>de</strong> liqui<strong>de</strong> bezittingen is er verschil tussen huur<strong>de</strong>rs en kopers, maar het<br />
verschil is veel kleiner. De mediane koper heeft circa 10.000 euro, <strong>de</strong> mediane huur<strong>de</strong>r<br />
3.600 euro aan liqui<strong>de</strong> bezittingen.<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 35
Figuur 4.3: Liqui<strong>de</strong> risicoarme bezittingen<br />
Bij <strong>de</strong> risicoarme liqui<strong>de</strong> bezittingen zijn <strong>de</strong> verschillen tussen kopers en huur<strong>de</strong>rs nog<br />
wat kleiner. Blijkbaar beleggen kopers hun liqui<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len iets risicovoller.<br />
Figuur 4.4: Eigen vermogen<br />
Bij het eigen vermogen nemen we ook <strong>de</strong> schul<strong>de</strong>n van het huishou<strong>de</strong>n mee. Daardoor<br />
kan het eigen vermogen ook negatief wor<strong>de</strong>n, dat wil zeggen dat <strong>de</strong> schul<strong>de</strong>n hoger zijn<br />
dan <strong>de</strong> bezittingen. Dit komt voor bij circa 5 procent van <strong>de</strong> huiseigenaren en circa 25<br />
procent van <strong>de</strong> huur<strong>de</strong>rs.<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 36
Figuur 4.5: Liqui<strong>de</strong> eigen vermogen<br />
Ook als we <strong>de</strong> hypotheek en <strong>de</strong> eigen woning niet meenemen, blijken huiseigenaren<br />
over het algemeen een hoger eigen vermogen te bezitten. Wel blijkt er ook een<br />
behoorlijke groep huiseigenaren te zijn die geen liqui<strong>de</strong> eigen vermogen heeft.<br />
Figuur 4.6: Het totaal van <strong>de</strong> schul<strong>de</strong>n<br />
Te zien is dat huiseigenaren vaker een schuld hebben dan huur<strong>de</strong>rs. Dat is niet zo<br />
vreemd, omdat <strong>de</strong> hypotheek in <strong>de</strong>ze <strong>de</strong>finitie als schuld wordt gezien.<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 37
Figuur 4.7: Het totaal van <strong>de</strong> kortlopen<strong>de</strong> schul<strong>de</strong>n<br />
Wanneer we <strong>de</strong> hypotheek niet meenemen en alleen kijken naar <strong>de</strong> kortlopen<strong>de</strong><br />
schul<strong>de</strong>n, zien we dat huur<strong>de</strong>rs over het algemeen meer kortlopen<strong>de</strong> schul<strong>de</strong>n hebben.<br />
4.3.3 Analyses van <strong>de</strong> vermogens<strong>de</strong>finities<br />
De verschillen<strong>de</strong> vermogens<strong>de</strong>finities hebben we multivariaat geanalyseerd.<br />
Omdat vrijwel elk huishou<strong>de</strong>n een bedrag aan vermogen heeft -ongeacht welke <strong>de</strong>finitie<br />
gehanteerd wordt-, is <strong>de</strong> Heckman-correctie niet nodig, zo bleek uit <strong>de</strong> analyses.<br />
Er moet rekening mee wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n dat huishou<strong>de</strong>ns een negatief bedrag aan<br />
(eigen) vermogen kunnen hebben. In dat geval is het niet mogelijk <strong>de</strong> logaritme van het<br />
vermogen te nemen. Het is echter niet mogelijk om <strong>de</strong>ze specifieke groep huishou<strong>de</strong>ns<br />
zomaar buiten beschouwing te laten. Daarom hebben we een alternatief voor <strong>de</strong><br />
logaritmische functie gebruikt waarbij negatieve waar<strong>de</strong>n wel kunnen wor<strong>de</strong>n<br />
meegenomen 4 .<br />
4 Er is gebruik gemaakt van <strong>de</strong> inverse hyperbolische sinus functie (IHS-functie), waarbij geldt: IHS =<br />
log(X<br />
2<br />
(X<br />
1)) en X is het totale vermogen.<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 38
Tabel 4.6: Regressie-analyse op hoogte van vermogens<strong>de</strong>finities<br />
Leeftijd a b Koop-<br />
Partner Kind Inkomen<br />
woning<br />
Totaal bezittingen ++ ++ ++<br />
Totaal liqui<strong>de</strong><br />
mid<strong>de</strong>len<br />
Totaal liqui<strong>de</strong><br />
risicoarme mid<strong>de</strong>len<br />
Arbeids-<br />
situatie c<br />
l.d.: +<br />
zelfst: ++<br />
wrkl: +<br />
pens: +<br />
++ ++ ++ zelfst: ++<br />
++ ++ ++<br />
Eigen vermogen T 72 ++ zelfst: ++<br />
Eigen vermogen<br />
exclusief huis<br />
T 72 ++ ++<br />
l.d.: +<br />
zelfst: ++<br />
pens: ++<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 39<br />
Opleidingd<br />
Liqui<strong>de</strong> eigen<br />
vermogen<br />
++ ++ ++ pens: +<br />
a. De leeftijd is kwadratisch meegenomen in <strong>de</strong> regressie. Wanneer er een kwadratisch verband is,<br />
wordt aangegeven bij welke leeftijd <strong>de</strong> top (T) zich bevindt.<br />
b. Voor het inkomen is <strong>de</strong> logaritme van het jaarinkomen van het totale huishou<strong>de</strong>n genomen.<br />
c. In totaal zijn vijf arbeidssituaties on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n. De referentiegroep zijn <strong>de</strong> niet-werken<strong>de</strong>n. l.d.=<br />
loondienst, werkl = werkloos, pens=pensioen, arb.ong = arbeidsongeschikt.<br />
d. Er zijn drie opleidingsniveau on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n. Laagopgelei<strong>de</strong>n zijn <strong>de</strong> referentiegroep.<br />
We zien bij alle vermogens<strong>de</strong>finities dat <strong>de</strong> hoogte oploopt met <strong>de</strong> leeftijd. Opvallend is<br />
dat <strong>de</strong> aanwezigheid van een partner of kin<strong>de</strong>ren geen enkele invloed lijkt te hebben .<br />
hoog: ++<br />
Het inkomen heeft een significante invloed op <strong>de</strong> bezittingen, maar min<strong>de</strong>r op het eigen<br />
vermogen.<br />
Ver<strong>de</strong>r blijken zelfstandigen niet alleen meer bezittingen te hebben. Ook hun eigen<br />
vermogen is significant hoger. Overigens zijn <strong>de</strong> bezittingen vermoe<strong>de</strong>lijk in het bedrijf<br />
zelf. Zelfstandigen hebben namelijk niet significant meer liqui<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len. Dit hebben<br />
gepensioneer<strong>de</strong>n daarentegen wel.<br />
Het bezit van een koopwoning is veel sterker van invloed op <strong>de</strong> bezittingen en op het<br />
eigen vermogen. Het hebben van een koopwoning is dus een belangrijke factor. Dat is<br />
op zich niet zo vreemd, omdat <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> van <strong>de</strong> eigen woning verreweg <strong>de</strong> grootste<br />
bezitting is bij <strong>de</strong> meeste huishou<strong>de</strong>ns. Ook is <strong>de</strong> hypotheek verreweg <strong>de</strong> grootste<br />
schuld die mensen zijn aangegaan. Wellicht is die koopwoning zo bepalend voor het<br />
totale vermogen, dat het <strong>de</strong> invloed van an<strong>de</strong>re factoren die samenhangen met het<br />
eigenwoningbezit, zoals het inkomen en <strong>de</strong> gezinssamenstelling, wegneemt.<br />
Daarom hebben we <strong>de</strong>ze invloe<strong>de</strong>n geschat voor huur<strong>de</strong>rs en kopers apart.
Tabel 4.7: Regressie-analyse op hoogte van vermogens<strong>de</strong>finities (alleen koopwoning)<br />
Leeftijd a Partner Kind<br />
b<br />
Inkomen<br />
Arbeidssituatie<br />
c Opleidingd<br />
Totaal bezittingen T 79 ++ ++ zelfst: ++ hoog: ++<br />
Totaal liqui<strong>de</strong><br />
mid<strong>de</strong>len<br />
Totaal liqui<strong>de</strong><br />
risicoarme<br />
mid<strong>de</strong>len<br />
++ ++ zelfst: +<br />
++ ++<br />
Eigen vermogen T 71 zelfst: ++<br />
Eigen vermogen<br />
excl. woning<br />
T 75 ++ zelfst: ++<br />
Liqui<strong>de</strong> eigen<br />
vermogen<br />
++ ++<br />
a. De leeftijd is kwadratisch meegenomen in <strong>de</strong> regressie. Wanneer er een kwadr atisch verband is,<br />
wordt aangegeven bij welke leeftijd <strong>de</strong> top (T) zich bevindt.<br />
b. Voor het inkomen is <strong>de</strong> logaritme van het jaarinkomen van het totale huishou<strong>de</strong>n genomen.<br />
c. In totaal zijn vijf arbeidssituaties on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n. De referentiegroep zijn <strong>de</strong> niet-werken<strong>de</strong>n. l.d.=<br />
loondienst, werkl = werkloos, pens=pensioen, arb.ong = arbeidsongeschikt.<br />
d. Er zijn drie opleidingsniveau on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n. Laagopgelei<strong>de</strong>n zijn <strong>de</strong> referentiegroep.<br />
We zien bij <strong>de</strong> kopers dat leeftijd een belangrijke rol speelt. Naarmate <strong>de</strong> leefti jd stijgt,<br />
wordt ook het vermogen groter. Niet alleen <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> van het huis, ook <strong>de</strong> liqui<strong>de</strong><br />
mid<strong>de</strong>len nemen toe. De hoogte van <strong>de</strong> hypotheek neemt af. Ook hier zien we <strong>de</strong><br />
zelfstandigen met een hoger bedrag aan bezittingen.<br />
Mensen met een hogere opleiding hebben, ceteris paribus, een hoger bedrag aan<br />
bezittingen. Aangezien zij niet significant meer liqui<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len hebben, lijkt het erop<br />
dat zij een duur<strong>de</strong>r huis kopen dan lager opgelei<strong>de</strong>n.<br />
Tabel 4.8: Regressie-analyse op hoogte van vermogens<strong>de</strong>finities (alleen huurwoning)<br />
Leeftijd a Partner Kind<br />
b<br />
Inkomen<br />
Arbeidssituatie<br />
c Opleidingd<br />
Totaal bezittingen -- ++ zelfst: ++ hoog: ++<br />
Totaal liqui<strong>de</strong><br />
mid<strong>de</strong>len<br />
Totaal liqui<strong>de</strong><br />
risicoarme mid<strong>de</strong>len<br />
-- ++ pens: ++<br />
- -- ++ pens: + mid<strong>de</strong>l: --<br />
Eigen vermogen T 66 -- hoog: +<br />
Eigen vermogen excl.<br />
huis<br />
Liqui<strong>de</strong> eigen<br />
vermogen<br />
T 65 -- hoog: +<br />
-<br />
a. De leeftijd is kwadratisch meegenomen in <strong>de</strong> regressie. Wanneer er een kwadratisch verband is,<br />
wordt aangegeven bij welke leeftijd <strong>de</strong> top (T) zich bevindt.<br />
b. Voor het inkomen is <strong>de</strong> logaritme van het jaarinkomen van het totale huishou<strong>de</strong>n genomen.<br />
c. In totaal zijn vijf arbeidssituaties on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n. De referentiegroep zijn <strong>de</strong> niet-werken<strong>de</strong>n. l.d.=<br />
loondienst, werkl = werkloos, pens=pensioen, arb.ong = arbeidsongeschikt.<br />
d. Er zijn drie opleidingsniveau on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n. Laagopgelei<strong>de</strong>n zijn <strong>de</strong> referentiegroep.<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 40
Bij <strong>de</strong> huur<strong>de</strong>rs zien we een heel an<strong>de</strong>r beeld. De leeftijd speelt geen rol bij het totaal<br />
aan bezittingen. Wel blijkt het eigen vermogen significant toe te nemen met <strong>de</strong> leeftijd<br />
tot 65-jarige leeftijd. Het is niet dui<strong>de</strong>lijk of dit komt door een hoger bedrag aan<br />
bezittingen of een lager bedrag aan schul<strong>de</strong>n.<br />
We zien dat huur<strong>de</strong>rs met een hoger inkomen wel significant meer bezittingen hebben<br />
dan huur<strong>de</strong>rs met een lager inkomen, maar dat ze niet een hoger eigen vermogen<br />
hebben. Blijkbaar zijn <strong>de</strong>ze bezittingen voor een groot <strong>de</strong>el via krediet gefinancierd.<br />
De aanwezigheid van kin<strong>de</strong>ren heeft bij huur<strong>de</strong>rs een dui<strong>de</strong>lijk negatieve invloed op <strong>de</strong><br />
spaarpot.<br />
4.4 Conclusie<br />
Bijna alle huishou<strong>de</strong>ns hebben een betaal- en spaarrekening. Bezit van risicovolle<br />
bezittingen komt min<strong>de</strong>r vaak voor. Kopers bezitten wel meer beleggingen, aan<strong>de</strong>len en<br />
an<strong>de</strong>re vermogensvormen dan huur<strong>de</strong>rs. Woningeigenaren hebben sowieso dui<strong>de</strong>lijk<br />
meer vermogen dan huur<strong>de</strong>rs.<br />
Naast <strong>de</strong> afzon<strong>de</strong>rlijke vermogensbestand<strong>de</strong>len hebben we naar het totale vermogen<br />
gekeken. Bij <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> vermogens<strong>de</strong>finities (o.a. totale activa, eigen vermogen,<br />
eigen liqui<strong>de</strong> vermogen) blijkt telkens dat <strong>de</strong> huishoudsituatie niet van invloed is op het<br />
aanwezige vermogen. Het totale besteedbare huishoudinkomen, <strong>de</strong> leeftijd van <strong>de</strong><br />
kostwinner en het type woning, zijn wel bepalend voor het liqui<strong>de</strong> vermogen van een<br />
huishou<strong>de</strong>n. Hierbij is het belangrijk on<strong>de</strong>rscheid te maken tussen kopers en huur<strong>de</strong>rs.<br />
Bij <strong>de</strong> huishou<strong>de</strong>ns met een huurwoning heeft het hebben van kin<strong>de</strong>ren een negatieve<br />
invloed op het aanwezige vermogen. On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> groep van woningeigenaren bestaat er<br />
een sterk positief verband tussen het inkomen en het aanwezige vermogen. Verd er<br />
blijkt dat zelfstandigen die een koopwoning hebben meer vermogen hebben.<br />
We weten nu welke ‘har<strong>de</strong>’, meetbare gegevens van invloed zijn op <strong>de</strong> hoogte van het<br />
vermogen. In het volgen<strong>de</strong> hoofdstuk kijken we of ook psychologische aspecten van<br />
invloed zijn.<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 41
5. Psychologische factoren<br />
5.1 Inleiding<br />
In het voorgaan<strong>de</strong> hebben we gekeken naar <strong>de</strong> invloed van achtergrondkenmerken op<br />
verschillen<strong>de</strong> vermogens<strong>de</strong>finities. We hebben ons daarbij beperkt tot dui<strong>de</strong>lijk<br />
meetbare kenmerken van het huishou<strong>de</strong>n.<br />
Als we willen komen tot een eenvoudig advies voor huishou<strong>de</strong>ns over <strong>de</strong> aan te hou<strong>de</strong>n<br />
financiële buffer, dan moet dat afhangen van kenmerken van het huishou<strong>de</strong>n die voor<br />
het huishou<strong>de</strong>n gemakkelijk te achterhalen zijn, zoals inkomen, huishoudsamenstelling<br />
en leeftijd.<br />
Waarschijnlijk zijn er ook an<strong>de</strong>re, min<strong>de</strong>r makkelijk te achterhalen, kenmerken van het<br />
huishou<strong>de</strong>n die een rol spelen bij <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> vermogens<strong>de</strong>finities. Vooral<br />
psychologische concepten kunnen van belang zijn. Het valt bijvoorbeeld aan te nemen<br />
dat risicomij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> huishou<strong>de</strong>ns een grotere buffer aanhou<strong>de</strong>n dan risicozoeken<strong>de</strong><br />
huishou<strong>de</strong>ns. En wellicht maken huishou<strong>de</strong>ns die vin<strong>de</strong>n dat ze een goe<strong>de</strong> financiële<br />
opvoeding hebben gehad, min<strong>de</strong>r schul<strong>de</strong>n.<br />
De DNB Household Survey die in hoofdstuk 5 is gebruikt (CentERdata, 2006), bevat<br />
ook een vragenlijst met economisch-psychologische vragen. De gegevens hiervan<br />
gebruiken we in dit hoofdstuk. Daarmee kijken we of er een verband bestaat tussen<br />
bepaal<strong>de</strong> psychologische aspecten en het vermogen.<br />
5.2 De dimensies<br />
De vragenlijst in <strong>de</strong> DNB Household Survey bevat een groot aantal stellingen. Met<br />
behulp van een factoranalyse hebben we <strong>de</strong> antwoor<strong>de</strong>n op <strong>de</strong>ze stellingen<br />
teruggebracht tot zestien dimensies. In on<strong>de</strong>rstaand overzicht geven we onze duiding<br />
van <strong>de</strong>ze dimensies. Dit doen we aan <strong>de</strong> <strong>hand</strong> van een beschrijving van het type<br />
respon<strong>de</strong>nten dat hoog scoort op <strong>de</strong> betreffen<strong>de</strong> dimensie.<br />
1. Spaar<strong>de</strong>rs: men vindt sparen belangrijk om iets achter <strong>de</strong> <strong>hand</strong> te hebben<br />
voor onvoorziene omstandighe<strong>de</strong>n. Lenen wijst men af.<br />
2. Spaar<strong>de</strong>rs voor <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren: <strong>de</strong>ze personen sparen om <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren te<br />
helpen en om een erfenis na te laten.<br />
3. Optimisten: <strong>de</strong>ze personen leven in het he<strong>de</strong>n, maar maken zich geen<br />
zorgen over <strong>de</strong> toekomst, omdat ze <strong>de</strong>nken dat eventuele problemen<br />
opgelost kunnen wor<strong>de</strong>n.<br />
4. Toekomstgerichten: dit zijn <strong>de</strong> planners die sterk bezig zijn met wat <strong>de</strong><br />
toekomst gaat brengen en hoe ze daar op in kunnen spelen.<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 42
5. Spaar<strong>de</strong>rs voor pensioen.<br />
6. Mensen met een gat in <strong>de</strong> <strong>hand</strong>: <strong>de</strong>ze personen vin<strong>de</strong>n van zichzelf dat ze<br />
roekeloos met geld omgaan en hebben moeite hun geld goed te beheren.<br />
7. Fatalisten: <strong>de</strong>ze mensen <strong>de</strong>nken dat het lot bepaalt of iemand rijk of arm is<br />
en dat je daar zelf nauwelijks invloed op hebt.<br />
8. Risicozoekers: <strong>de</strong>ze personen willen risico nemen om een hoger ren<strong>de</strong>ment<br />
te kunnen halen.<br />
9. Mensen die vanzelf rijk wor<strong>de</strong>n: <strong>de</strong>ze personen <strong>de</strong>nken dat ze rijk kunnen<br />
wor<strong>de</strong>n door te sparen en goed met geld om te gaan.<br />
10. Personen met interne locus: <strong>de</strong>ze mensen <strong>de</strong>nken dat ze hun leven in eigen<br />
<strong>hand</strong> hebben. Dit is een algemene overtuiging, niet specifiek op financiën<br />
toegeschreven.<br />
11. Leenaversen: <strong>de</strong>ze mensen geven aan geen schul<strong>de</strong>n te willen maken.<br />
12. Veilige beleggers: mensen die geen risico’s met hun beleggingen wensen.<br />
13. Zakgeldontvangers: mensen die tussen hun 8 ste en 12 <strong>de</strong> zakgeld kregen.<br />
14. Personen in hun tienerjaren financieel slecht opgevoed: mensen die van<br />
zichzelf vin<strong>de</strong>n dat ze tussen hun 12 <strong>de</strong> en 16 <strong>de</strong> slecht financieel zijn<br />
opgevoed.<br />
15. Spaar<strong>de</strong>rs voor eigen woning of eigen bedrijf.<br />
16. Uitgevers: <strong>de</strong>ze mensen vin<strong>de</strong>n dat ze geld het beste direct kunnen uitgeven.<br />
5.3 Invloed psychologische factoren op <strong>de</strong><br />
vermogens<strong>de</strong>finities<br />
Om <strong>de</strong> invloed van <strong>de</strong>ze psychologische concepten te on<strong>de</strong>rzoeken, hebben we ze<br />
toegevoegd aan <strong>de</strong> analyses uit het vorige hoofdstuk. Dit is mogelijk aangezien <strong>de</strong><br />
psychologische vragen aan <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> personen zijn gesteld als die <strong>de</strong> vragen over het<br />
vermogen hebben beantwoord. Hierbij hebben we alleen naar <strong>de</strong> antwoor<strong>de</strong>n op <strong>de</strong><br />
psychologische vragen van <strong>de</strong> kostwinner van elk huishou<strong>de</strong>n gekeken.<br />
Het blijkt dat een paar van <strong>de</strong>ze dimensies dui<strong>de</strong>lijk een extra invloed hebben op <strong>de</strong><br />
verschillen<strong>de</strong> vermogens<strong>de</strong>finities. We maken opnieuw on<strong>de</strong>rscheid tussen alle<br />
respon<strong>de</strong>nten, <strong>de</strong> kopers apart en <strong>de</strong> huur<strong>de</strong>rs apart.<br />
Een belangrijke dimensie die een rol speelt is <strong>de</strong> toekomstgerichtheid (factor 4). We<br />
zien dat <strong>de</strong> planners voor <strong>de</strong> toekomst over het algemeen min<strong>de</strong>r liqui<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len<br />
aanhou<strong>de</strong>n en een lager eigen vermogen hebben. Er is echter geen significante invloed<br />
op het totaal van <strong>de</strong> bezittingen. Dit kan er op wijzen dat een relatief groot <strong>de</strong>el van het<br />
vermogen bij toekomstgerichten is opgeslagen in niet-liqui<strong>de</strong> producten, zoals<br />
levensverzekeringen of an<strong>de</strong>re pensioenproducten. Toekomstgerichten hebben ook een<br />
relatief hoge hypotheek in verhouding tot <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> van <strong>de</strong> woning. Opvallend is dat<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 43
on<strong>de</strong>r huur<strong>de</strong>rs <strong>de</strong> mate van toekomstgerichtheid geen rol speelt. Het is mogelijk dat dit<br />
in<strong>de</strong>rdaad samenhangt met het feit dat huur<strong>de</strong>rs vaak min<strong>de</strong>r illiqui<strong>de</strong> bezit hebben dan<br />
kopers (ze bezitten bijvoorbeeld al geen woning). Dan zou toekomstgerichtheid met<br />
name samenhangen met <strong>de</strong> niet-liqui<strong>de</strong> bezitsvormen.<br />
Een an<strong>de</strong>re belangrijke factor is het gevoel of men goed met geld kan omgaan (factor<br />
6). Hoe beter men <strong>de</strong>nkt met geld om te gaan, <strong>de</strong>s te hoger het vermogen. Dit geldt<br />
voor vrijwel alle vermogens<strong>de</strong>finities en ongeacht <strong>de</strong> woonstatus.<br />
Daarmee samenhangend is het gevoel of men in <strong>de</strong> tienerjaren door <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs goed is<br />
opgevoed op financieel gebied (factor 14). Over het algemeen hebben <strong>de</strong>ze<br />
respon<strong>de</strong>nten wel meer bezittingen en een hoger eigen vermogen, maar niet meer<br />
liqui<strong>de</strong> vermogen.<br />
Dat bei<strong>de</strong> fenomenen samenhangen is logisch. Maar <strong>de</strong> causaliteit is niet even<br />
dui<strong>de</strong>lijk: het kan ook zo zijn dat huishou<strong>de</strong>ns met een groot vermogen <strong>de</strong>nken dat ze<br />
goed met geld omgaan of dat ze -achteraf bekeken- menen financieel goed te zijn<br />
opgevoed.<br />
Een an<strong>de</strong>re belangrijke factor is leenaversie (factor 11). Het is niet verwon<strong>de</strong>rlijk dat<br />
respon<strong>de</strong>nten met leenaversie over het algemeen een hoger eigen vermogen hebben,<br />
terwijl het bedrag aan bezittingen niet eens zozeer afwijkt. Ook voor <strong>de</strong>genen die alles<br />
direct uitgeven (factor 16) geldt dat het verschil niet zozeer in <strong>de</strong> hoogte van <strong>de</strong><br />
bezittingen ligt, als wel in <strong>de</strong> afwezigheid van leningen. Bij <strong>de</strong>ze groep respon<strong>de</strong>nten is<br />
het eigen vermogen, hoe ook gemeten, significant lager, terwijl het totaal aan<br />
bezittingen niet afwijkt van dat van potters.<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 44
Totaal<br />
bezittingen<br />
Totaal liqui<strong>de</strong><br />
mid<strong>de</strong>len<br />
Totaal liqui<strong>de</strong><br />
risicoarme<br />
mid<strong>de</strong>len<br />
Eigen<br />
vermogen<br />
Eigen<br />
vermogen<br />
excl. huis<br />
Liqui<strong>de</strong> eigen<br />
vermogen<br />
Totaal<br />
bezittingen<br />
Totaal liqui<strong>de</strong><br />
mid<strong>de</strong>len<br />
Totaal liqui<strong>de</strong><br />
risicoarme<br />
mid<strong>de</strong>len<br />
Eigen<br />
vermogen<br />
Liqui<strong>de</strong> eigen<br />
vermogen<br />
Eigen<br />
vermogen<br />
excl. woning<br />
Tabel 5.1: Regressie-analyse op hoogte van vermogens<strong>de</strong>finities (totaal)<br />
Leeftijd a<br />
b Koop-<br />
Partner Kind Inkomen<br />
woning<br />
Arbeids-<br />
situatie c<br />
Opleiding<br />
d<br />
++ ++ ++ zelfst: ++ hoog: ++ F6<br />
--<br />
++ ++ ++ zelfst: ++<br />
F4<br />
--<br />
+ ++<br />
T71 ++ wrkl: -<br />
T 69 ++<br />
++<br />
mid<strong>de</strong>l: -<br />
-<br />
F4<br />
--<br />
F4<br />
--<br />
F4<br />
--<br />
F3<br />
--<br />
F7<br />
--<br />
F6<br />
--<br />
F6<br />
--<br />
F6<br />
--<br />
F6<br />
--<br />
F4<br />
--<br />
F8<br />
++<br />
F11<br />
++<br />
F11<br />
++<br />
F7<br />
--<br />
F8<br />
++<br />
F6<br />
--<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 45<br />
Factorene<br />
a. De leeftijd is kwadratisch meegenomen in <strong>de</strong> regressie. Wanneer er een kwadratisch verband is,<br />
wordt aangegeven bij welke leeftijd <strong>de</strong> top (T) zich bevindt.<br />
b. Voor het inkomen is <strong>de</strong> logaritme van het jaarinkomen van het totale huishou<strong>de</strong>n genomen.<br />
c. In totaal zijn vijf arbeidssituaties on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n. De referentiegroep zijn <strong>de</strong> niet-werken<strong>de</strong>n. l.d.=<br />
loondienst, werkl = werkloos, pens=pensioen, arb.ong = arbeidsongeschikt.<br />
d. Er zijn drie opleidingsniveaus on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n: hoog, mid<strong>de</strong>l en laag. De lager opgelei<strong>de</strong>n zijn <strong>de</strong><br />
referentiegroep.<br />
e. Hierbij hebben we <strong>de</strong> zestien factoren (F) meegenomen die aan het begin van het hoofdstuk staan.<br />
Alleen <strong>de</strong> factoren die een significant effect hebben op het vermogen zijn weergegeven.<br />
Tabel 5.2: Regressie-analyse op hoogte van vermogens<strong>de</strong>finities (alleen koopwoning)<br />
Leeftijd a Partner Kind<br />
b<br />
Inkomen<br />
Arbeidssituatie<br />
c Opleidingd<br />
Factoren e<br />
T 74 ++ zelfst: ++<br />
++ + wrkl: +<br />
++ +<br />
T 70<br />
++ wrkl: ++<br />
T 71 wrkl: +<br />
a. De leeftijd is kwadratisch meegenomen in <strong>de</strong> regressie. Wanneer er een kwadratisch verband is,<br />
wordt aangegeven bij welke leeftijd <strong>de</strong> top (T) zich bevindt.<br />
b. Voor het inkomen is <strong>de</strong> logaritme van het jaarinkomen van het totale huishou<strong>de</strong>n genomen.<br />
c. In totaal zijn vijf arbeidssituaties on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n. De referentiegroep zijn <strong>de</strong> niet-werken<strong>de</strong>n. l.d.=<br />
loondienst, werkl = werkloos, pens=pensioen, arb.ong = arbeidsongeschikt.<br />
d. Er zijn drie opleidingsniveaus on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n: hoog, mid<strong>de</strong>l en laag. De lager opgelei<strong>de</strong>n zijn <strong>de</strong><br />
referentiegroep.<br />
e. Hierbij hebben we <strong>de</strong> zestien factoren (F) meegenomen die aan het begin van het hoofdstuk staan.<br />
Alleen <strong>de</strong> factoren die een significant effect hebben op het vermogen zijn weergegeven.<br />
F2<br />
++<br />
F4<br />
-<br />
F4<br />
-<br />
F2<br />
+<br />
F3<br />
-<br />
F6<br />
--<br />
F6<br />
--<br />
F6<br />
--<br />
F4<br />
--<br />
F4<br />
--<br />
F11<br />
++<br />
F7<br />
--<br />
F14<br />
-<br />
F6<br />
--<br />
F14<br />
-<br />
F11<br />
++<br />
F14<br />
--<br />
F11<br />
++<br />
F11<br />
++<br />
F8<br />
++<br />
F16<br />
-<br />
F13<br />
--<br />
F14<br />
--<br />
F16<br />
--<br />
F11<br />
++<br />
F16<br />
-<br />
F16<br />
--<br />
F13<br />
--<br />
F16<br />
--
We zien bij <strong>de</strong> kopers dat leeftijd een belangrijke rol speelt. Naarmate <strong>de</strong> leeftijd stijgt,<br />
wordt ook het vermogen groter. Niet alleen <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> van het huis, ook <strong>de</strong> liqui<strong>de</strong><br />
mid<strong>de</strong>len nemen toe. Ook hier zien we <strong>de</strong> zelfstandigen met een hoger bedrag aan<br />
bezittingen.<br />
Tabel 5.3: Regressie-analyse op hoogte van vermogens<strong>de</strong>finities (alleen huurwoning)<br />
Leeftijd a<br />
Partner Kind<br />
b<br />
Inkomen<br />
Arbeidssituatie<br />
c Opleidingd<br />
Totaal bezittingen ++ loon: --<br />
Totaal liqui<strong>de</strong><br />
mid<strong>de</strong>len<br />
Totaal liqui<strong>de</strong><br />
risicoarme<br />
mid<strong>de</strong>len<br />
-- loon: --<br />
-- loon: --<br />
F6<br />
--<br />
F6<br />
--<br />
F6<br />
--<br />
F8<br />
++<br />
F7<br />
-<br />
Factoren e<br />
Eigen vermogen T 66 - wrkl: --<br />
F6<br />
--<br />
F7<br />
--<br />
F8<br />
+<br />
F11<br />
++<br />
Liqui<strong>de</strong> eigen<br />
vermogen<br />
wrkl: -- hoog: +<br />
F6<br />
--<br />
F7<br />
-<br />
F8<br />
++<br />
F11<br />
++<br />
Eigen vermogen<br />
excl. huis<br />
T 65 - wrkl: --<br />
F6<br />
--<br />
F7<br />
--<br />
F8<br />
++<br />
F11<br />
++<br />
a. De leeftijd is kwadratisch meegenomen in <strong>de</strong> regressie. Wanneer er een kwadratisch verband is,<br />
wordt aangegeven bij welke leeftijd <strong>de</strong> top (T) zich bevindt.<br />
b. Voor het inkomen is <strong>de</strong> logaritme van het jaarinkomen van het totale huishou<strong>de</strong>n genomen.<br />
c. In totaal zijn vijf arbeidssituaties on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n. De referentiegroep zijn <strong>de</strong> niet-werken<strong>de</strong>n. l.d.=<br />
loondienst, werkl = werkloos, pens=pensioen, arb.ong = arbeidsongeschikt.<br />
d. Er zijn drie opleidingsniveaus on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n: hoog, mid<strong>de</strong>l en laag. De lager opgelei<strong>de</strong>n zijn <strong>de</strong><br />
referentiegroep.<br />
e. Hierbij hebben we <strong>de</strong> zestien factoren (F) meegenomen die aan het begin van het hoofdstuk staan.<br />
Alleen <strong>de</strong> factoren die een significant effect hebben op het vermogen zijn weergegeven.<br />
Bij huur<strong>de</strong>rs speelt nog sterk mee of men <strong>de</strong>nkt grip op het leven te hebben (factor 7).<br />
De huishou<strong>de</strong>ns die grip zeggen te hebben, hebben over het algemeen een hoger<br />
bedrag aan eigen vermogen. Overigens ligt <strong>de</strong> causaliteit hier misschien wel an<strong>de</strong>rsom:<br />
huishou<strong>de</strong>ns die een laag eigen vermogen hebben, hebben waarschijnlijk eer<strong>de</strong>r het<br />
gevoel geen grip op hun eigen leven te hebben.<br />
5.4 Conclusie<br />
Veel psychologische factoren spelen een rol bij het aanhou<strong>de</strong>n van een vermogen. Met<br />
het opnemen van <strong>de</strong>ze psychologische factoren veran<strong>de</strong>rt <strong>de</strong> invloed van an<strong>de</strong>re<br />
achtergrondkenmerken wel. Zo wordt bij huiseigenaren het effect van <strong>de</strong> zelfstandigen<br />
kleiner. Ook hebben kin<strong>de</strong>ren bij huur<strong>de</strong>rs een an<strong>de</strong>r effect op het vermogen dan bij<br />
kopers. Bij alle <strong>de</strong>finities van het eigen vermogen heeft het totale huishoudinkomen na<br />
toevoeging van <strong>de</strong> psychologische factoren geen effect meer op <strong>de</strong> hoogte van het<br />
eigen vermogen.<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 46<br />
F16<br />
--<br />
F16<br />
--<br />
F16<br />
--
Waarschijnlijk hou<strong>de</strong>n psychologische factoren sterk verband met elkaar en met<br />
bepaal<strong>de</strong> achtergrondkenmerken, zoals het inkomen. Zelfstandigen zijn bijvoorbeeld<br />
vaak al meer risicozoekend dan mensen in loondienst. Mogelijk zijn hoogopgelei<strong>de</strong>n<br />
meer spaar<strong>de</strong>rs dan laagopgelei<strong>de</strong>n.<br />
Als <strong>de</strong> samenhang tussen <strong>de</strong> psychologische concepten en achtergrondkenmerken te<br />
groot is, is het mogelijk dat het effect van <strong>de</strong> achtergrondkenmerken op het vermogen<br />
teniet wordt gedaan door <strong>de</strong> toegevoeg<strong>de</strong> psychologische factoren.<br />
Voor <strong>de</strong> buffer zelf nemen we <strong>de</strong> psychologische factoren niet mee, aangezien <strong>de</strong>ze vrij<br />
subjectief en moeilijk meetbaar zijn. Door <strong>de</strong> samenhang die er lijkt te bestaan tussen<br />
<strong>de</strong> psychologische factoren en bepaal<strong>de</strong> achtergrondkenmerken (met name met het<br />
inkomen), is het ook mogelijk om ons te beperken tot <strong>de</strong> meetbare kenmerken van<br />
huishou<strong>de</strong>ns. In het volgen<strong>de</strong> hoofdstuk wordt dit uitgewerkt.<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 47
6. Het uitein<strong>de</strong>lijke advies<br />
In <strong>de</strong> voorgaan<strong>de</strong> analyses hebben we verschillen<strong>de</strong> metho<strong>de</strong>s laten zien voor het<br />
vaststellen en <strong>de</strong>finiëren van een buffer. Daarnaast is <strong>de</strong> invloed van verschillen<strong>de</strong><br />
achtergrondkenmerken op <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> vermogens<strong>de</strong>finities inzichtelijk gewor<strong>de</strong>n.<br />
De vraag is hoe we <strong>de</strong>ze informatie kunnen gebruiken om tot een advies te komen.<br />
6.1 Totstandkoming buffer<br />
Zoals in hoofdstuk 1 is aangegeven, is het belangrijk dat <strong>de</strong> gewenste buffer SMART is:<br />
specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdsgebon<strong>de</strong>n. De geschikte metho<strong>de</strong> voor<br />
het berekenen van <strong>de</strong> buffer moet dan ook voldoen aan <strong>de</strong>ze vijf criteria. Hieron<strong>de</strong>r schrijven<br />
we per criteria en gebruik makend van <strong>de</strong> resultaten uit <strong>de</strong> voorgaan<strong>de</strong> hoofdstukken hoe <strong>de</strong><br />
buffer eruit moet zien om aan het criterium te voldoen. Op die manier komen we tot een<br />
advies over een geschikte buffer.<br />
1. Specifiek: <strong>de</strong> doelein<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> buffer<br />
Om een goed advies voor een buffer te geven, is het belangrijk om af te bakenen waar het te<br />
adviseren bedrag wel en waar het niet voor is bedoeld. Een buffer kan voor diverse zaken<br />
zijn bedoeld:<br />
1. het overbruggen van arme of dure maan<strong>de</strong>n (bijv. vanwege vakantie)<br />
2. het vervangen van inventarison<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len (witgoed, meubilair etc.)<br />
3. het vervangen van <strong>de</strong> auto<br />
4. on<strong>de</strong>rhoud of verfraaiing van <strong>de</strong> eigen woning<br />
5. mogelijke onvoorziene kosten<br />
6. het overbruggen van een perio<strong>de</strong> met een lager inkomen (pensionering of werkloosheid)<br />
We stellen voor om <strong>de</strong> buffer te laten gel<strong>de</strong>n voor <strong>de</strong> eerste vier van bovenstaan<strong>de</strong><br />
on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len.<br />
Sommige maan<strong>de</strong>n zijn duur<strong>de</strong>r dan an<strong>de</strong>re, bijvoorbeeld doordat je veel kleding moet<br />
kopen, op vakantie gaat of voor je schil<strong>de</strong>rhobby een grote aanschaf moet doen. Dergelijke<br />
uitgaven vallen allemaal on<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 1. Hiervoor kan dus <strong>de</strong> buffer wor<strong>de</strong>n<br />
aangesproken. Na een dure perio<strong>de</strong> moet <strong>de</strong> buffer wel weer wor<strong>de</strong>n aangevuld tot het<br />
gewenste bedrag.<br />
Het vijf<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el (mogelijk onvoorziene kosten) is <strong>de</strong>rmate ongrijpbaar dat daar moeilijk<br />
iets over te zeggen valt. Onvoorziene kosten zijn zowel kosten van een huis dat afbrandt als<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 48
kosten bij plotselinge blijven<strong>de</strong> invaliditeit. Onvoorziene uitgaven vormen daarom geen<br />
on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> buffer. De psychologische aspecten spelen hier waarschijnlijk een<br />
belangrijke rol. Zo leggen risicomij<strong>de</strong>rs waarschijnlijk voor dit on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el een hoger bedrag<br />
opzij dan risicozoekers. Ondanks dat we onvoorziene uitgaven niet meenemen voor <strong>de</strong><br />
hoogte, is het wel belangrijk huishou<strong>de</strong>ns in het advies te wijzen op het nut van verzekeren<br />
voor het opvangen van onvoorziene uitgaven.<br />
De buffer is bedoeld voor reserveringsuitgaven. Dit zijn uitgaven op <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>llange termijn;<br />
uitgaven die binnen één jaar en tien jaar plaatsvin<strong>de</strong>n. Daarnaast kunnen huishou<strong>de</strong>ns <strong>de</strong><br />
buffer aanwen<strong>de</strong>n voor het overbruggen van arme en dure maan<strong>de</strong>n binnen een jaar zelf.<br />
We gaan er echter wel van uit dat een huishou<strong>de</strong>n structureel rondkomt. Met an<strong>de</strong>re<br />
woor<strong>de</strong>n, een huishou<strong>de</strong>n compenseert binnen het jaar zelf arme maan<strong>de</strong>n met rijke<br />
maan<strong>de</strong>n en dure maan<strong>de</strong>n met goedkope maan<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> rijke en goedkope perio<strong>de</strong>s<br />
vullen huishou<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> buffer weer aan.<br />
Sparen voor pensionering of het opvangen van een daling van het inkomen bij mogelijke<br />
arbeidsongeschiktheid, werkloosheid of arbeidsduurverkorting valt hier niet on<strong>de</strong>r. Bij<br />
zelfstandigen en freelancers kunnen inkomensschommelingen zich op korte termijn wel<br />
voordoen. We noemen dit aspect in het advies daarom wel, maar geven er geen aparte<br />
kwantificering voor.<br />
Het bedrag dat bestemd is voor <strong>de</strong> reserveringsuitgaven moet direct beschikbaar kunnen<br />
zijn. Dit is bijvoorbeeld bij geld op een normale spaarrekening het geval. Spaargeld op een<br />
geblokkeer<strong>de</strong> rekening is niet direct opneembaar en kan dus ook niet voor <strong>de</strong> buffer wor<strong>de</strong>n<br />
gebruikt. Hetzelf<strong>de</strong> geldt voor <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> van het huis. Dergelijke min<strong>de</strong>r liqui<strong>de</strong><br />
vermogensvormen zijn vaak bedoeld voor lange termijn doelein<strong>de</strong>n, zoals pensionering.<br />
Daarvoor is <strong>de</strong> financiële buffer zoals wij die <strong>de</strong>finiëren niet bedoeld.<br />
Bij het specificeren van <strong>de</strong> buffer richten we ons dus op liqui<strong>de</strong> vermogensvormen die direct<br />
in besteedbaar geld om te zetten zijn.<br />
Hierbij nemen we niet alleen het bezit mee, we hou<strong>de</strong>n ook rekening met <strong>de</strong> aanwezige<br />
kortetermijnschul<strong>de</strong>n. Mensen met zowel een positief saldo op <strong>de</strong> bank- en spaarrekening<br />
als een openstaand krediet, kunnen namelijk beter eerst hun lening aflossen. Immers, <strong>de</strong><br />
rente op <strong>de</strong> lening is veelal hoger dan <strong>de</strong> rente die je op een spaarrekening krijgt. Schul<strong>de</strong>n<br />
vermin<strong>de</strong>ren in feite <strong>de</strong> beschikbare financiële ruimte (het liqui<strong>de</strong> eigen vermogen) die er in<br />
eerste instantie op basis van het bezit lijkt te zijn. Het liqui<strong>de</strong> eigen vermogen lijkt daarmee<br />
<strong>de</strong> meest geschikte maat te zijn voor het specificeren van een buffer.<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 49
De vastgestel<strong>de</strong> buffer is bedoeld voor het gehele huishou<strong>de</strong>n, of dit nu uit één of meer<strong>de</strong>re<br />
personen bestaat. Reserveringsuitgaven, waar <strong>de</strong> buffer voor is bedoeld, zijn namelijk vaak<br />
voor het gehele huishou<strong>de</strong>n bedoeld en veelal niet persoonsspecifiek.<br />
2. Meetbaar: het gebruik van achtergrondkenmerken<br />
We willen tot een advies komen waarbij een persoon na het invullen van enkele gegevens te<br />
zien krijgt hoe hoog in zijn situatie <strong>de</strong> buffer moet zijn. Hierdoor wordt het voor een persoon<br />
heel snel dui<strong>de</strong>lijk hoeveel geld hij achter <strong>de</strong> <strong>hand</strong> moet hebben. Vervolgens kan hij<br />
eenvoudig nagaan of hij dit streefdoel al heeft bereikt of dat er nog (ge<strong>de</strong>eltelijk) voor moet<br />
wor<strong>de</strong>n gespaard.<br />
Om te komen tot een ‘meetbaar streefdoel’ gebruiken we <strong>de</strong> uitkomsten uit hoofdstuk 4, dat<br />
gaat over het vermogen van Ne<strong>de</strong>rlandse huishou<strong>de</strong>ns. Uit <strong>de</strong> analyses blijkt dat alleen<br />
leeftijd, inkomen en het type woning van invloed zijn op het aanwezige liqui<strong>de</strong> eigen<br />
vermogen. Het zijn dan ook <strong>de</strong>ze achtergrondkenmerken die we meenemen bij het<br />
berekenen van <strong>de</strong> financiële buffer.<br />
In hoofdstuk 5 is <strong>de</strong> invloed van enige psychologische kenmerken on<strong>de</strong>rzocht. Bij het<br />
vaststellen van <strong>de</strong> financiële buffer nemen we <strong>de</strong>ze in eerste instantie niet mee. Om te<br />
zorgen dat huishou<strong>de</strong>ns op een eenvoudige manier hun buffer kunnen berekenen, vragen<br />
we alleen naar ‘har<strong>de</strong>’ achtergrondkenmerken, omdat <strong>de</strong>rgelijke kenmerken beter meetbaar<br />
en eenduidiger zijn dan psychologische kenmerken.<br />
In het bijbehoren<strong>de</strong> advies kunnen <strong>de</strong>ze psychologische kenmerken nog wel een rol spelen.<br />
Zo kunnen we toekomstgerichte personen die veelal aan langetermijn financiële planning<br />
doen, er dui<strong>de</strong>lijk op wijzen dat <strong>de</strong> buffer in liqui<strong>de</strong> vorm aanwezig moet zijn. En we kunnen<br />
aangeven dat leenaversen zich wellicht prettiger voelen bij een iets hogere buffer.<br />
3. Acceptabel: een aanvaarbaar advies op basis van mo<strong>de</strong>llen<br />
We beschrijven <strong>de</strong> afwegingen en keuzen die we hebben gemaakt om tot een buffer te<br />
komen die voor alle consumenten acceptabel is.<br />
Buffer op basis van huishoudgegevens<br />
In hoofdstuk 4 hebben we het vermogen van <strong>de</strong> huishou<strong>de</strong>ns geanalyseerd aan <strong>de</strong> <strong>hand</strong> van<br />
economische en sociologische mo<strong>de</strong>llen. Deze zijn gebaseerd op empirische gegevens van<br />
huishou<strong>de</strong>ns in Ne<strong>de</strong>rland. De buffer specificeren we op basis van <strong>de</strong> schattingen naar het<br />
liqui<strong>de</strong> eigen vermogen. Hieruit blijkt dat <strong>de</strong> hoogte van het liqui<strong>de</strong> eigen vermogen veran<strong>de</strong>rt<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 50
met het inkomen en <strong>de</strong> leeftijd. De huishoudsamenstelling zelf is niet direct van invloed op<br />
het aanwezige vermogen.<br />
Voor veel huishou<strong>de</strong>ns geeft dit mo<strong>de</strong>l een goe<strong>de</strong> schatting, maar dat hoeft niet voor alle<br />
huishou<strong>de</strong>ns te gel<strong>de</strong>n. Zeker voor <strong>de</strong> huishou<strong>de</strong>ns met een erg laag inkomen of juist een<br />
erg hoog inkomen kan het mo<strong>de</strong>l tot niet-realistische uitkomsten lei<strong>de</strong>n. Bij een advies over<br />
een buffer moet <strong>de</strong> buffer bijvoorbeeld niet on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> nul terecht komen.<br />
Om <strong>de</strong>rgelijke zaken te voorkomen specificeren we naast <strong>de</strong> geschatte buffer op basis van<br />
<strong>de</strong> vermogensgegevens ook een minimale buffer. Deze is onafhankelijk van het inkomen,<br />
maar wel afhankelijk van <strong>de</strong> huishoudsamenstelling.<br />
De minimum buffer baseren we op <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> van het inventarispakket uit hoofdstuk 3.<br />
Enerzijds hoeft niet het volledige bedrag van het inventarispakket aanwezig te zijn. Immers,<br />
niemand hoeft <strong>de</strong> hele inventaris in één keer te vervangen. Huishou<strong>de</strong>ns die net alles nieuw<br />
hebben, kunnen er van uitgaan dat ze <strong>de</strong> eerste jaren weinig extra’s hoeven uit te geven.<br />
Bovendien heeft <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> inventaris vaak nog enige restwaar<strong>de</strong>, ook al is <strong>de</strong>ze<br />
boekhoudkundig afgeschreven. An<strong>de</strong>rzijds is een buffer voor meer zaken bedoeld dan waar<br />
het inventarispakket voor is bestemd (zie het criterium ‘specifiek’). Zo dient <strong>de</strong> buffer ook nog<br />
voor het opvangen van arme en dure maan<strong>de</strong>n.<br />
We kiezen er voor om <strong>de</strong> helft van dit pakket als minimale buffer te hanteren. Bij gesprei<strong>de</strong><br />
aankopen over <strong>de</strong> tijd is <strong>de</strong> helft van het pakket een goe<strong>de</strong> bena<strong>de</strong>ring van <strong>de</strong> dagwaar<strong>de</strong>.<br />
Het verschil tussen dagwaar<strong>de</strong> en <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> van een nieuw pakket is daarmee ook <strong>de</strong> helft.<br />
Bovengenoemd bedrag voor inventaris moet ook ruim voldoen<strong>de</strong> zijn om <strong>de</strong> arme en dure<br />
maan<strong>de</strong>n te overbruggen.<br />
Mediane liqui<strong>de</strong> vermogen<br />
De vraag is of we het gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> liqui<strong>de</strong> eigen vermogen of het mediane liqui<strong>de</strong> eigen<br />
vermogen gelijk moeten stellen aan een advies over <strong>de</strong> hoogte van <strong>de</strong> buffer.<br />
Als ie<strong>de</strong>reen aangeeft dat <strong>de</strong> buffer daadwerkelijk aanwezig is, is het gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> vermogen<br />
te hoog als buffer. Omgekeerd, als maar weinig mensen aangeven dat het vermogen hoog<br />
genoeg is om als buffer te dienen, dan is het gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> vermogen te laag.<br />
Uit hoofdstuk 2 blijkt dat ongeveer <strong>de</strong> helft van <strong>de</strong> huishou<strong>de</strong>ns aangeeft dat <strong>de</strong> gewenste<br />
buffer op dit moment aanwezig is. Wat dat betreft is het gebruik van het mediane vermogen<br />
een re<strong>de</strong>lijke indicator voor <strong>de</strong> gewenste buffer. Er is immers een groep voor wie <strong>de</strong> mediaan<br />
genoeg of teveel is en een even grote groep voor wie het te weinig is. Door <strong>de</strong><br />
veron<strong>de</strong>rstel<strong>de</strong> lognormale ver<strong>de</strong>ling van het aanwezige vermogen, is het mogelijk <strong>de</strong><br />
verwachte mediaan met behulp van <strong>de</strong> analyse te berekenen 5 .<br />
5 Bij een lognormale regressie is <strong>de</strong> mediaan gelijk aan <strong>de</strong> verwachte waar<strong>de</strong>.<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 51
Bovendien voorkomt het gebruik van het mediane vermogen dat <strong>de</strong> hoogte van <strong>de</strong> buffer<br />
wordt beïnvloed door huishou<strong>de</strong>ns die een veel hoger vermogen hebben dan daadwerkelijk<br />
als buffer noodzakelijk is.<br />
Huishou<strong>de</strong>ns met positief liqui<strong>de</strong> vermogen<br />
In <strong>de</strong> analyse van het mediane vermogen nemen we alleen <strong>de</strong> huishou<strong>de</strong>ns mee met een<br />
positief vermogen. Wij willen immers een advies geven over hoe hoog <strong>de</strong> noodzakelijk<br />
aanwezige buffer moet zijn. Huishou<strong>de</strong>ns met vermogen hebben ook daadwerkelijk een<br />
vermogen dat als buffer kan dienen. Personen waarbij <strong>de</strong> schul<strong>de</strong>n hoger zijn dan het bezit<br />
hebben dat niet. Als huishou<strong>de</strong>ns geen buffer hebben, kan er ook geen uitspraak wor<strong>de</strong>n<br />
gedaan hoe hoog <strong>de</strong> buffer moet zijn.<br />
Kopers en huur<strong>de</strong>rs<br />
De analyses uit hoofdstuk 4 laten grote verschillen zien in het aanwezige vermogen van<br />
huishou<strong>de</strong>ns met en zon<strong>de</strong>r koopwoning. De aanwezigheid van een koopwoning leidt tot een<br />
hoger bedrag aan vermogen. Tevens blijkt <strong>de</strong> invloed van bepaal<strong>de</strong> achtergrondkenmerken<br />
te verschillen tussen kopers en huur<strong>de</strong>rs. Zo speelt gezinssamenstelling geen rol bij kopers,<br />
maar dit is wel van enige betekenis bij huur<strong>de</strong>rs.<br />
Vanuit theoretisch perspectief is het ook aannemelijk dat woningeigenaren een hogere buffer<br />
aanhou<strong>de</strong>n dan huur<strong>de</strong>rs. Woningeigenaren zijn immers zelf verantwoor<strong>de</strong>lijk voor het<br />
(groot) on<strong>de</strong>rhoud van hun woning en dienen daarvoor een bedrag achter <strong>de</strong> <strong>hand</strong> te<br />
hou<strong>de</strong>n.<br />
Om die re<strong>de</strong>n kiezen we ervoor om voor kopers en huur<strong>de</strong>rs aparte mo<strong>de</strong>llen te gebruiken.<br />
Voor twee i<strong>de</strong>ntieke personen (zelf<strong>de</strong> leeftijd en inkomen) waarvan <strong>de</strong> één een huis huurt en<br />
<strong>de</strong> an<strong>de</strong>r een huis bezit, verschilt <strong>de</strong> hoogte van <strong>de</strong> gewenste buffer dus.<br />
Leeftijdskeuze<br />
Voor het berekenen van <strong>de</strong> buffer hebben we bij <strong>de</strong> analyses alleen <strong>de</strong> huishou<strong>de</strong>ns tussen<br />
23 en 65 jaar meegenomen.<br />
Het is goed mogelijk dat gepensioneer<strong>de</strong>n een groot <strong>de</strong>el van hun vermogen liqui<strong>de</strong><br />
aanhou<strong>de</strong>n. Dit wordt bijvoorbeeld veroorzaakt door het feit dat bij verkoop van <strong>de</strong> eigen<br />
woning <strong>de</strong> overwaar<strong>de</strong> is vrijgevallen of doordat een ou<strong>de</strong>dagsvoorziening in één keer is<br />
uitbetaald. De aanwezige vermogens van 65-plussers geven daarmee een vertekend beeld<br />
voor het hebben van een buffer. Daarom zijn die voor <strong>de</strong> berekeningen niet meegenomen.<br />
Dit betekent niet dat we voor 65-plussers geen buffer berekenen. Alleen bij <strong>de</strong> schattingen is<br />
het vermogen van <strong>de</strong> 65-plussers niet meegenomen. We gaan er vanuit dat <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong><br />
buffer na leeftijd 65 constant blijft.<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 52
4. Realistisch: een buffer die voor ie<strong>de</strong>reen haalbaar is<br />
Uit <strong>de</strong> berekeningen moet een buffer volgen die realistisch is. Voor elk type huishou<strong>de</strong>n moet<br />
het mogelijk zijn om het streefdoel te bereiken en <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong> buffer te behou<strong>de</strong>n.<br />
Door <strong>de</strong> wijze waarop we <strong>de</strong> buffer berekenen, verwachten we dat we voor elk type<br />
huishou<strong>de</strong>n tot een realistische buffer komen. De berekening is immers gebaseerd op<br />
empirische analyses van het vermogensbezit in Ne<strong>de</strong>rland, waarbij we rekening hou<strong>de</strong>n met<br />
diverse omstandighe<strong>de</strong>n (zie criterium ‘acceptabel’). Deze analyses sluiten aan bij <strong>de</strong><br />
analyses over <strong>de</strong> gewenste buffer van huishou<strong>de</strong>ns. Bovendien kijken we naar het mediane<br />
vermogen in plaats van het gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> vermogen. Dit voorkomt dat <strong>de</strong> hoogte van <strong>de</strong><br />
noodzakelijke buffer wordt beïnvloed door enkele huishou<strong>de</strong>ns met een heel hoog liqui<strong>de</strong><br />
eigen vermogen.<br />
5. Tijdsgebon<strong>de</strong>n: aanwezigheid van <strong>de</strong> buffer op elk moment<br />
Het bereiken van <strong>de</strong> gewenste buffer is niet aan een specifieke tijd gebon<strong>de</strong>n. In feite moet<br />
<strong>de</strong> buffer op elk moment aanwezig zijn. Na aanwending van <strong>de</strong> buffer voor<br />
reserveringsuitgaven en bij veran<strong>de</strong>ringen in <strong>de</strong> individuele situatie moet een huishou<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />
buffer zo snel mogelijk weer aanvullen. Door veran<strong>de</strong>ringen in <strong>de</strong> persoonlijke situatie,<br />
bijvoorbeeld bij inkomensveran<strong>de</strong>ring, verhuizing of scheiding, kan <strong>de</strong> hoogte van <strong>de</strong><br />
noodzakelijke buffer veran<strong>de</strong>ren.<br />
Het <strong>Nibud</strong> wil huishou<strong>de</strong>ns bij <strong>de</strong> berekeningen van <strong>de</strong> buffer advies en tips geven over hoe<br />
zij <strong>de</strong> gewenste buffer bereiken. De individuele financiële situatie bepaalt binnen wat voor<br />
tijdsbestek huishou<strong>de</strong>ns het streefdoel kunnen behalen. Hierbij is het Persoonlijk Budget<br />
Advies van het <strong>Nibud</strong> een goed hulpmid<strong>de</strong>l. Met <strong>de</strong>ze rekenhulp wordt inzichtelijk wat <strong>de</strong><br />
financiële ruimte is voor huishou<strong>de</strong>ns om te sparen voor <strong>de</strong> buffer.<br />
6.2 Het buffer advies<br />
6.2.1 Het berekenen van <strong>de</strong> buffer<br />
In <strong>de</strong> voorgaan<strong>de</strong> paragraaf hebben we uitgelegd hoe we tot een geschikte buffer zijn<br />
gekomen en hoe we die berekenen. Het <strong>Nibud</strong> wil zorgen dat huishou<strong>de</strong>ns zelf <strong>de</strong>ze<br />
benodig<strong>de</strong> buffer kunnen berekenen. Op die manier weten ze altijd hoeveel geld ze achter<br />
<strong>de</strong> <strong>hand</strong> moeten hebben.<br />
In feite hoeft een persoon maar drie gegevens op te geven om <strong>de</strong> buffer te berekenen:<br />
woningtype, leeftijd en jaarinkomen van het huishou<strong>de</strong>n. Op basis daarvan wordt, aan <strong>de</strong><br />
<strong>hand</strong> van <strong>de</strong> huishoudsituatie, berekend hoe hoog <strong>de</strong> buffer moet zijn. Dit is <strong>de</strong> zogenaam<strong>de</strong><br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 53
‘voorbeeldbuffer’. Deze buffer is bedoeld voor alle reserveringsuitgaven, zoals aangegeven<br />
in <strong>de</strong> voorgaan<strong>de</strong> paragraaf. Voorbeel<strong>de</strong>n zijn uitgaven voor het on<strong>de</strong>rhoud van het huis en<br />
het meubilair en het vervangen van <strong>de</strong> auto.<br />
Deze buffer kan nooit lager zijn dan een minimum buffer. Deze buffer is onafhankelijk van<br />
het inkomen en <strong>de</strong> woningsituatie, maar wel afhankelijk van <strong>de</strong> huishoudsamenstelling.<br />
Daarom vragen we bij <strong>de</strong> rekentool ook naar <strong>de</strong> huishoudsituatie van een persoon.<br />
De minimum buffer is hoofdzakelijk bedoeld voor het vervangen van <strong>de</strong> inventarispakketten.<br />
Wanneer een huishou<strong>de</strong>n die buffer ook wil gebruiken voor <strong>de</strong> vervanging van <strong>de</strong> auto,<br />
moeten zij daar zelf een minimaal (extra) bedrag voor specificeren. Huiseigenaren moeten<br />
daarnaast zelf een minimaal bedrag voor het on<strong>de</strong>rhoud van hun woning moeten<br />
specificeren. Daar is <strong>de</strong> minimale buffer in eerste instantie ook niet voor bedoeld.<br />
Om een i<strong>de</strong>e te krijgen staan in tabel 6.1 enkele voorbeel<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> gewenste buffer voor<br />
kopers en huur<strong>de</strong>rs bij verschillen<strong>de</strong> leeftij<strong>de</strong>n en inkomens. Daaron<strong>de</strong>r is in figuur 6.1 en<br />
figuur 6.2 voor 2 uiteenlopen<strong>de</strong> situaties te zien hoe <strong>de</strong> gewenste buffer veran<strong>de</strong>rt met het<br />
inkomen.<br />
Tabel 6.1: Hoogte van <strong>de</strong> gewenste buffer bij verschillen<strong>de</strong> huishoudkenmerken<br />
Leeftijd<br />
Netto<br />
inkomen Type woning<br />
Huur Koop<br />
30 jaar 15000 5250 6600<br />
35000 9200 9200<br />
50 jaar 15000 5000 11800<br />
35000 8500 16200<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 54
Figuur 6.1: Hoogte van <strong>de</strong> gewenste buffer bij verschillen<strong>de</strong> inkomens<br />
(voor alleenstaan<strong>de</strong> 45-jarige met koopwoning)<br />
Figuur 6.2: Hoogte van <strong>de</strong> gewenste buffer bij verschillen<strong>de</strong> inkomens·<br />
(voor 35-jarige met partner en 2 kin<strong>de</strong>ren in huurwoning)<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 55
6.2.2 Komen tot en behou<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> buffer<br />
Het is natuurlijk erg gemakkelijk om alleen het bedrag van <strong>de</strong> buffer voor een individueel<br />
huishou<strong>de</strong>n te noemen. Van belang is tevens om huishou<strong>de</strong>ns <strong>hand</strong>vatten te geven hoe op<br />
dit bedrag te komen. Hiervoor kunnen we een spaar- en/of reserveerschema aanbie<strong>de</strong>n. Zo<br />
is een bedrag per maand en/of inci<strong>de</strong>ntele inkomsten hiervoor geschikt. Het <strong>Nibud</strong> biedt<br />
diverse diensten en producten die huishou<strong>de</strong>ns kunnen gebruiken om te begroten, te<br />
besparen en om overzicht te krijgen over hun financiële situatie. Zo wordt op basis van het<br />
Persoonlijk Budget Advies inzichtelijk hoeveel geld er beschikbaar is om <strong>de</strong> buffer op te<br />
bouwen.<br />
Wanneer <strong>de</strong> buffer eenmaal is gevormd, is het voor huishou<strong>de</strong>ns van belang <strong>de</strong> buffer op<br />
peil te hou<strong>de</strong>n. Bij aankopen uit het reservepotje moeten zij <strong>de</strong> buffer sowieso weer<br />
aanvullen. Daarvoor zou<strong>de</strong>n personen in <strong>de</strong> perio<strong>de</strong>s erna een bedrag opzij moeten zetten.<br />
In <strong>de</strong> minimum- en voorbeeldbegrotingen die het <strong>Nibud</strong> maakt, zijn ook bedragen voor<br />
reserveringsuitgaven opgenomen. Deze reserveringen kunnen huishou<strong>de</strong>ns gebruiken voor<br />
het aanvullen van <strong>de</strong> buffer. Het is ook mogelijk dat we ‘sparen voor <strong>de</strong> buffer’ als een aparte<br />
post op <strong>de</strong> begroting zetten.<br />
Daarnaast veran<strong>de</strong>rt <strong>de</strong> noodzakelijke buffer met <strong>de</strong> leeftijd en het inkomen. Voor<br />
huiseigenaren moet <strong>de</strong> buffer, afhankelijk van <strong>de</strong> leeftijd, tussen <strong>de</strong> 2 procent en 5 procent<br />
per jaar toenemen. Daarmee is het een goe<strong>de</strong> tip om <strong>de</strong> rente die iemand krijgt op <strong>de</strong> buffer,<br />
te laten staan. Bij huur<strong>de</strong>rs neemt <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong> buffer een heel klein beetje af met <strong>de</strong><br />
leeftijd. Het komt er op neer dat huur<strong>de</strong>rs dus geen rekening hoeven te hou<strong>de</strong>n met hun<br />
leeftijd.<br />
Wanneer het inkomen stijgt, neemt ook <strong>de</strong> noodzakelijke buffer toe. Het reservepotje moet<br />
dus aangevuld wor<strong>de</strong>n als het inkomen toeneemt. Als het inkomen met 1 procent stijgt, moet<br />
<strong>de</strong> hoogte van <strong>de</strong> buffer met 0,38 procent (kopers) respectievelijk 0,66 procent (huur<strong>de</strong>rs)<br />
toenemen. Stel dat een huishou<strong>de</strong>n met eigen woning een buffer van 4.000 euro moet<br />
hebben. Nu neemt het inkomen met 1 procent toe. In dat geval moet <strong>de</strong> buffer 4.015 euro<br />
zijn. Daarvoor moeten zij dus eenmalig 15 euro extra in <strong>de</strong> reservepot stoppen. Gezien het<br />
feit dat dit op het zelf<strong>de</strong> moment is als dat het inkomen stijgt, moet dit niet moeilijk zijn. Als<br />
het inkomen daalt, betekent dit ook dat je als huishou<strong>de</strong>n min<strong>de</strong>r geld achter <strong>de</strong> <strong>hand</strong> hoeft<br />
te hebben.<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 56
6.3 Conclusie<br />
De zoektocht naar een ‘SMART-metho<strong>de</strong>’ voor <strong>de</strong> buffer heeft geleid tot een metho<strong>de</strong><br />
om voor elk type huishou<strong>de</strong>n <strong>de</strong> buffer te berekenen. De berekening van <strong>de</strong> buffer is<br />
samen te vatten in twee formules, één voor woningeigenaren en één voor huur<strong>de</strong>rs.<br />
Kopers: log(liqui<strong>de</strong> EV) = 1.12*log(leeftijd) + 0.38*log(inkomen)+1.32<br />
Huur<strong>de</strong>rs: log(liqui<strong>de</strong> EV) = -0.16*log(leeftijd) + 0.66*log(inkomen)+2.76<br />
Hierbij geldt een minimum, waarvan <strong>de</strong> hoogte afhankelijk is van <strong>de</strong> huishoudsituatie.<br />
Hieron<strong>de</strong>r staat voor elk huishou<strong>de</strong>n wat <strong>de</strong> minimum buffer is.<br />
Tabel 6.2: Minimum buffer<br />
alleenstaan<strong>de</strong> 3648<br />
(echt)paar 4270<br />
alleenstaan<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>r met 1 kind 4145<br />
alleenstaan<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>r met 2 kin<strong>de</strong>ren 4617<br />
alleenstaan<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>r met 3 kin<strong>de</strong>ren 5224<br />
alleenstaan<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>r met 4 kin<strong>de</strong>ren 5697<br />
(echt)paar met 1 kind 4742<br />
(echt)paar met 2 kin<strong>de</strong>ren 5349<br />
(echt)paar met 3 kin<strong>de</strong>ren 5821<br />
(echt)paar met 4 kin<strong>de</strong>ren 6380<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 57
Literatuur<br />
Heckman, J.J. (1976). A Life-Cycle Mo<strong>de</strong>l of Earnings, Learning, and Consumption<br />
The Journal of Political Economy, 84(4), 11-44.<br />
Kapoor, J., Dlabay, L. en Hughes, R.J. (1991). Personal Finance. Verenig<strong>de</strong> Staten:<br />
McGraw-Hill Companies.<br />
New York Times (2007). Internetsite:<br />
http://financialplan.about.com/cs/personalfinance/a/EmergencyFunds.htm.<br />
<strong>Nibud</strong>. (2005). Financieel gedrag in Ne<strong>de</strong>rland. Utrecht: <strong>Nibud</strong>.<br />
Praag, B. van. (1971). The Individual Welfare Function in Belgium: an Empirical<br />
Investigation. European Economic Review, 2, 227-269.<br />
Ritzema, H.J. en Van Vianen, J. (1992). Vermogen in <strong>de</strong> financiële beoor<strong>de</strong>ling van het<br />
huishou<strong>de</strong>n, in: Drs. M.H.G. <strong>de</strong> Greef e.a. (red.). Handboek Schuldhulpverlening, <strong>de</strong>el<br />
VI-3.<br />
Tyson, E. (1994). Personal Finance for Dummies. Verenig<strong>de</strong> Staten: Wiley Publishing<br />
Inc.<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 58
Bijlage 1: Hoogte en aanwezigheid van <strong>de</strong><br />
gewenste buffer<br />
Uitkomsten regressie gewenste hoogte buffer<br />
Constante -3993**<br />
Leeftijd 137** ++<br />
Respon<strong>de</strong>nt vrouw -1292** --<br />
Alleenstaan<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>r 137<br />
Paar zon<strong>de</strong>r kin<strong>de</strong>ren 613<br />
Paar met kin<strong>de</strong>ren -995** --<br />
Netto jaarinkomen 0,12** ++<br />
Koopwoning 2262** ++<br />
Aanwezigheid auto -20<br />
Uitkomsten regressie aanwezigheid buffer<br />
Constante -0,26 --<br />
Leeftijd 0,01** ++<br />
Respon<strong>de</strong>nt vrouw 0,02<br />
Alleenstaan<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>r -0,19 --<br />
Paar zon<strong>de</strong>r kin<strong>de</strong>ren 0,03<br />
Paar met kin<strong>de</strong>ren -0,13 --<br />
Netto jaarinkomen 0,00 ++<br />
Koopwoning 0,15 ++<br />
Aanwezigheid auto 0,07 ++<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 59
Bijlage 2: DNB Household Survey<br />
Het DNB Household Survey, verzameld door CentERdata in Tilburg, is een panel<br />
bestaan<strong>de</strong> uit 2.000 huishou<strong>de</strong>ns. Dit panel is representatief voor <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
bevolking. Sinds 1993 beantwoor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> huishou<strong>de</strong>ns vragen over gegevens<br />
gerelateerd aan werk, inkomen, bezittingen en schul<strong>de</strong>n. In dit on<strong>de</strong>rzoek is gebruik<br />
gemaakt van <strong>de</strong> gegevens uit 2006.<br />
Vragen over vermogen komen ruim aan bod. Zowel naar <strong>de</strong> aanwezige soorten<br />
vermogensvormen als naar <strong>de</strong> hoogte van het aanwezige vermogen is uitgebreid<br />
gevraagd.<br />
De survey bevat naast een groot aantal economische gegevens ook vragen over<br />
psychologische factoren. Hierbij wordt on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re gevraagd naar <strong>de</strong> invloed van <strong>de</strong><br />
omgeving op het gedrag van respon<strong>de</strong>nten. Ook wor<strong>de</strong>n vragen gesteld over<br />
spaarmotieven en <strong>de</strong> mate waarin risico’s wor<strong>de</strong>n genomen en hoe iemand tegen <strong>de</strong><br />
toekomst aankijkt.<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 60
Bijlage 3: Bezit van vermogensvormen<br />
Percentage dat vermogensvorm bezit naar huishoudsituatie<br />
Alleenstaan<strong>de</strong><br />
zon<strong>de</strong>r kin<strong>de</strong>ren<br />
Alleenstaan<strong>de</strong><br />
met kin<strong>de</strong>ren<br />
Paar zon<strong>de</strong>r<br />
kin<strong>de</strong>ren<br />
Paar met<br />
kin<strong>de</strong>ren<br />
Betaalrekening 96% 94% 97% 97% 97%<br />
Bedrijfsspaarrekening 33% 24% 32% 49% 37%<br />
Spaarrekening 84% 81% 83% 85% 84%<br />
Spaarbankboekjes 5% 4% 5% 10% 7%<br />
Spaarbrieven 1% 0% 1% 2% 1%<br />
Koopsompolissen 22% 15% 24% 30% 25%<br />
Kapitaalverzekering 10% 6% 11% 17% 12%<br />
Groeifondsen 5% 4% 4% 6% 5%<br />
Beleggingsfondsen 18% 7% 23% 16% 19%<br />
Obligaties 4% 0% 6% 4% 5%<br />
Aan<strong>de</strong>len 12% 7% 13% 13% 13%<br />
Gekochte putopties 0% 0% 0% 0% 0%<br />
Geschreven putopties 0% 0% 0% 0% 0%<br />
Gekochte callopties 0% 0% 1% 1% 1%<br />
Geschreven callopties 0% 0% 1% 0% 0%<br />
Waar<strong>de</strong> auto’s 63% 74% 88% 88% 80%<br />
Waar<strong>de</strong> motoren 3% 9% 5% 10% 6%<br />
Waar<strong>de</strong> boten 2% 4% 4% 3% 3%<br />
Waar<strong>de</strong> caravans 3% 2% 14% 14% 10%<br />
Waar<strong>de</strong> uitgeleend geld 11% 13% 10% 6% 9%<br />
Waar<strong>de</strong> overige bezittingen 3% 0% 4% 2% 3%<br />
Aanmerkelijk belang 0% 0% 0% 0% 0%<br />
Bedrijfskapitaal vrij beroep 0% 0% 0% 0% 0%<br />
Bedrijfskapitaal zelfstandige 3% 2% 2% 4% 3%<br />
Eigen huis 41% 34% 76% 83% 67%<br />
Levensverzekering eigen huis 8% 10% 13% 31% 17%<br />
Twee<strong>de</strong> huis 2% 0% 4% 2% 2%<br />
Levensverzekering twee<strong>de</strong> huis 0% 0% 0% 0% 0%<br />
An<strong>de</strong>r onroerend goed 2% 0% 4% 5% 4%<br />
Levensverzekering op an<strong>de</strong>r<br />
onroerend goed<br />
0% 0% 0% 1% 0%<br />
Persoonlijke lening 4% 0% 3% 4% 3%<br />
Doorlopend krediet 11% 20% 6% 10% 10%<br />
Kredieten postor<strong>de</strong>r 2% 2% 1% 2% 2%<br />
Financieringskrediet 2% 6% 2% 2% 2%<br />
Lening bij familie of vrien<strong>de</strong>n 4% 11% 2% 3% 3%<br />
Studielening 4% 4% 2% 4% 4%<br />
Schuld op creditcard 5% 7% 2% 3% 4%<br />
An<strong>de</strong>re lening 1% 0% 1% 1% 1%<br />
Betaalrekening negatief saldo 14% 20% 11% 21% 15%<br />
Hypotheek eigen huis 31% 28% 56% 69% 52%<br />
Hypotheek twee<strong>de</strong> huis 1% 0% 1% 1% 1%<br />
Hypotheek onroerend goed 1% 0% 1% 3% 2%<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 61<br />
Totaal
Percentage dat vermogensvorm bezit naar leeftijd hoofdkostwinner<br />
25-30 31-35 36-40 41-45 46-50<br />
Betaalrekening 98% 98% 96% 99% 95%<br />
Bedrijfsspaarrekening 41% 46% 45% 53% 51%<br />
Spaarrekening 86% 91% 89% 82% 82%<br />
Spaarbankboekjes 5% 8% 3% 8% 11%<br />
Spaarbrieven 1% 1% 1% 3% 2%<br />
Koopsompolissen 18% 26% 32% 27% 31%<br />
Kapitaalverzekering 12% 9% 18% 22% 15%<br />
Groeifondsen 2% 5% 6% 8% 6%<br />
Beleggingsfondsen 11% 11% 19% 20% 16%<br />
Obligaties 0% 1% 4% 4% 4%<br />
Aan<strong>de</strong>len 4% 7% 17% 14% 11%<br />
Waar<strong>de</strong> auto’s 73% 82% 79% 80% 76%<br />
Waar<strong>de</strong> motoren 3% 8% 11% 10% 8%<br />
Waar<strong>de</strong> boten 1% 2% 2% 3% 5%<br />
Waar<strong>de</strong> caravans 6% 5% 4% 13% 9%<br />
Waar<strong>de</strong> uitgeleend geld 11% 7% 6% 8% 9%<br />
Waar<strong>de</strong> overige bezittingen 3% 2% 2% 2% 2%<br />
Eigen huis 50% 62% 64% 78% 72%<br />
Levensverzekering eigen huis 14% 28% 24% 30% 25%<br />
Twee<strong>de</strong> huis 0% 1% 1% 3% 2%<br />
An<strong>de</strong>r onroerend goed 0% 3% 2% 3% 5%<br />
Persoonlijke lening 12% 3% 4% 3% 4%<br />
Doorlopend krediet 17% 12% 14% 12% 9%<br />
Kredieten postor<strong>de</strong>r 7% 3% 3% 1% 0%<br />
Financieringskrediet 6% 1% 2% 3% 2%<br />
Lening bij familie of vrien<strong>de</strong>n 12% 5% 4% 6% 5%<br />
Studielening 20% 6% 6% 2% 2%<br />
Schuld op creditcard 10% 3% 5% 6% 4%<br />
An<strong>de</strong>re lening 0% 2% 0% 1% 2%<br />
Betaalrekening negatief saldo 27% 16% 18% 23% 16%<br />
Hypotheek eigen huis 38% 53% 51% 66% 60%<br />
Hypotheek twee<strong>de</strong> huis 0% 0% 1% 2% 1%<br />
Hypotheek onroerend goed 0% 2% 1% 1% 3%<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 62
Percentage dat vermogensvorm bezit naar leeftijd hoofdkostwinner (vervolg)<br />
51-55 56-60 61-65 66-70 71-75 76-80<br />
Betaalrekening 96% 96% 94% 95% 98% 98%<br />
Bedrijfsspaarrekening 53% 46% 29% 4% 1% 3%<br />
Spaarrekening 85% 79% 82% 82% 83% 86%<br />
Spaarbankboekjes 6% 7% 4% 6% 6% 2%<br />
Spaarbrieven 1% 0% 0% 3% 1% 2%<br />
Koopsompolissen 39% 33% 28% 16% 3% 2%<br />
Kapitaalverzekering 15% 14% 11% 6% 0% 3%<br />
Groeifondsen 4% 6% 1% 0% 7% 8%<br />
Beleggingsfondsen 20% 17% 26% 21% 27% 25%<br />
Obligaties 4% 4% 4% 7% 10% 13%<br />
Aan<strong>de</strong>len 17% 12% 13% 15% 13% 20%<br />
Waar<strong>de</strong> auto’s 84% 79% 88% 79% 89% 80%<br />
Waar<strong>de</strong> motoren 12% 4% 4% 3% 0% 0%<br />
Waar<strong>de</strong> boten 2% 5% 4% 5% 2% 2%<br />
Waar<strong>de</strong> caravans 11% 17% 13% 12% 15% 16%<br />
Waar<strong>de</strong> uitgeleend geld 10% 10% 10% 10% 9% 9%<br />
Waar<strong>de</strong> overige bezittingen 2% 3% 5% 3% 5% 5%<br />
Eigen huis 70% 72% 75% 69% 65% 58%<br />
Levensverzekering eigen huis 21% 12% 8% 2% 6% 0%<br />
Twee<strong>de</strong> huis 3% 4% 1% 4% 3% 3%<br />
An<strong>de</strong>r onroerend goed 0% 4% 4% 2% 4% 3%<br />
Persoonlijke lening 3% 4% 2% 4% 0% 0%<br />
Doorlopend krediet 12% 8% 7% 5% 2% 3%<br />
Kredieten postor<strong>de</strong>r 1% 1% 1% 0% 0% 2%<br />
Financieringskrediet 2% 1% 0% 2% 4% 2%<br />
Lening bij familie of vrien<strong>de</strong>n 2% 0% 1% 0% 1% 0%<br />
Studielening 1% 1% 1% 0% 0% 0%<br />
Schuld op creditcard 2% 1% 2% 4% 0% 2%<br />
An<strong>de</strong>re lening 0% 1% 0% 0% 1% 0%<br />
Betaalrekening negatief saldo 17% 13% 12% 8% 8% 5%<br />
Hypotheek eigen huis 57% 54% 52% 54% 45% 36%<br />
Hypotheek twee<strong>de</strong> huis 1% 1% 0% 0% 0% 0%<br />
Hypotheek onroerend goed 0% 2% 3% 0% 1% 0%<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 63
Percentage dat vermogensvorm bezit naar arbeidssituatie hoofdkostwinner<br />
Loondienst Zelfstandige Arbeidsongeschikt<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 64<br />
Pensioen<br />
Betaalrekening 97% 97% 97% 97%<br />
Bedrijfsspaarrekening 55% 11% 16% 11%<br />
Spaarrekening 86% 80% 72% 85%<br />
Spaarbankboekjes 7% 6% 10% 5%<br />
Spaarbrieven 1% 3% 1% 1%<br />
Koopsompolissen 32% 29% 19% 14%<br />
Kapitaalverzekering 16% 9% 10% 6%<br />
Groeifondsen 5% 8% 3% 4%<br />
Beleggingsfondsen 17% 21% 14% 26%<br />
Obligaties 3% 3% 3% 10%<br />
Aan<strong>de</strong>len 12% 14% 15% 16%<br />
Waar<strong>de</strong> auto’s 81% 74% 70% 88%<br />
Waar<strong>de</strong> motoren 8% 14% 6% 1%<br />
Waar<strong>de</strong> boten 3% 5% 4% 3%<br />
Waar<strong>de</strong> caravans 9% 12% 9% 15%<br />
Waar<strong>de</strong> uitgeleend geld 8% 12% 12% 10%<br />
Waar<strong>de</strong> overige bezittingen 2% 6% 0% 4%<br />
Eigen huis 71% 63% 44% 70%<br />
Levensverzekering eigen huis 24% 19% 8% 5%<br />
Twee<strong>de</strong> huis 2% 7% 3% 3%<br />
An<strong>de</strong>r onroerend goed 3% 5% 1% 4%<br />
Persoonlijke lening 4% 5% 4% 1%<br />
Doorlopend krediet 12% 12% 12% 4%<br />
Kredieten postor<strong>de</strong>r 2% 0% 3% 1%<br />
Financieringskrediet 2% 2% 1% 2%<br />
Lening bij familie of vrien<strong>de</strong>n 4% 5% 1% 0%<br />
Studielening 4% 8% 4% 0%<br />
Schuld op creditcard 4% 5% 4% 1%<br />
An<strong>de</strong>re lening 1% 2% 1% 0%<br />
Betaalrekening negatief saldo 16% 26% 22% 7%<br />
Hypotheek eigen huis 58% 51% 32% 49%<br />
Hypotheek twee<strong>de</strong> huis 1% 0% 2% 0%<br />
Hypotheek onroerend goed 2% 5% 1% 1%
Bijlage 4: Hoogte van bezit vermogensvormen<br />
Mediane bedrag vermogensvorm naar leeftijd (excl. 0)<br />
25-30 31-35 36-40 41-45 46-50<br />
Betaalrekening positief saldo 995 1468 1235 1562 1900<br />
Bedrijfsspaarrekening 1078 1408 1709 1750 1427<br />
Spaarrekening 2000 3681 5750 3319 7039<br />
Spaarbankboekjes 1502 400 2650 375 891<br />
Koopsompolissen 280 795 948 4000 4534<br />
Kapitaalverzekering 1512 8509 10300 9480 15310<br />
Beleggingsfondsen 2150 8000 3754 12274 11821<br />
Aan<strong>de</strong>len 700 1810 1003 5196 5380<br />
Waar<strong>de</strong> auto’s 3750 4832 6664 6500 6750<br />
Waar<strong>de</strong> motoren 3000 3875 4500 3490 1854<br />
Waar<strong>de</strong> caravans 3280 6105 3750 3500 2875<br />
Waar<strong>de</strong> uitgeleend geld 1250 1065 2500 2000 925<br />
Eigen huis 170000 200000 215000 230000 220029<br />
Levensverzekering eigen huis 4476 7953 8047 11994 12183<br />
Doorlopend krediet -3200 -6250 -2792 -4816 -10750<br />
Betaalrekening negatief saldo -635 -800 -600 -375 -598<br />
Hypotheek eigen huis -142500 -145000 -130000 -119000 -100000<br />
51-55 56-60 61-65 66-70 71-75 76-80<br />
Betaalrekening positief saldo 1933 1750 1868 2313 2668 3142<br />
Bedrijfsspaarrekening 2579 1750 2874 1358 9816 2163<br />
Spaarrekening 7000 6618 9800 9032 12000 18046<br />
Spaarbankboekjes 3403 1200 8430 7109 4688 12872<br />
Koopsompolissen 5807 3594 11755 24843 22532 88267<br />
Kapitaalverzekering 16508 11000 15810 32500 0 5825<br />
Beleggingsfondsen 13500 10210 10617 14339 19896 10835<br />
Aan<strong>de</strong>len 5670 5483 15871 20736 10971 8955<br />
Waar<strong>de</strong> auto’s 6433 6308 7724 8000 6250 8550<br />
Waar<strong>de</strong> motoren 3970 3700 2375 2200 0 0<br />
Waar<strong>de</strong> caravans 1698 3750 4250 6250 4500 5250<br />
Waar<strong>de</strong> uitgeleend geld 2300 2300 15000 4000 1500 8300<br />
Eigen huis 240000 230000 252500 280000 300000 280000<br />
Levensverzekering eigen huis 16458 11056 20060 57073 34183 0<br />
Doorlopend krediet -6750 -4763 -3875 -797 -2013 -3505<br />
Betaalrekening negatief saldo -800 -592 -389 -268 -1500 -1250<br />
Hypotheek eigen huis -97500 -103000 -80000 -60000 -72000 -61500<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 65
Bijlage 5: In<strong>de</strong>ling van <strong>de</strong> vermogens<strong>de</strong>finities<br />
Totaal<br />
bezit<br />
Liqui<strong>de</strong><br />
mid<strong>de</strong>len<br />
Risicoarme<br />
liqui<strong>de</strong><br />
mid<strong>de</strong>len<br />
Totaal<br />
schuld<br />
Kortlopen<strong>de</strong><br />
schuld<br />
Eigen<br />
Vermogen<br />
(EV)<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 66<br />
EV<br />
excl. huis<br />
Betaalrekening + + + + + +<br />
Bedrijfsspaaregelingen + +<br />
Spaarrekeningen + + + + + +<br />
Spaarbankboekjes + + + + + +<br />
Spaarbrieven + + + + + +<br />
Koopsompolissen + + +<br />
Kapitaalverzekeringen + + +<br />
Groeifondsen + + + + +<br />
Beleggingsfondsen + + + + +<br />
Obligaties + + + + +<br />
Aan<strong>de</strong>len + + + + +<br />
Gekochte put opties + + + + +<br />
Geschreven put-opties + + + + +<br />
Gekochte call-opties + + + + +<br />
Geschreven call-opties + + + + +<br />
Onroerend goed an<strong>de</strong>rs<br />
dan woonhuizen<br />
Uitgeleend geld + + +<br />
Overige bezittingen + + +<br />
Aanmerkelijk belang + + +<br />
Bedrijfskapitaal vrij beroep + + +<br />
Bedrijfskapitaal<br />
zelfstandige<br />
+ + +<br />
Woonhuis + +<br />
Twee<strong>de</strong> woning + +<br />
Levensverzekering<br />
woonhuis<br />
+ +<br />
Levensverzekering 2e<br />
woning<br />
+ +<br />
Levensverzekering<br />
onroerend goed<br />
+ +<br />
Persoonlijke lening + + - - -<br />
Doorlopend krediet + + - - -<br />
Krediet postor<strong>de</strong>rbedrijf + + - - -<br />
Financieringskrediet + + - - -<br />
Lening bij familie of<br />
vrien<strong>de</strong>n<br />
+ + - - -<br />
Studielening + - - -<br />
Schuld op creditcard + + - - -<br />
An<strong>de</strong>re leningen + + - - -<br />
Hypotheek woonhuis + -<br />
Hypotheek twee<strong>de</strong> woning + -<br />
Hypotheken op onroerend<br />
goed an<strong>de</strong>rs dan woonhuis<br />
+ -<br />
Liqui<strong>de</strong><br />
EV
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 67