10.09.2013 Views

Achter de hand (2008) - Nibud

Achter de hand (2008) - Nibud

Achter de hand (2008) - Nibud

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong><br />

Zoeken naar richtlijnen voor een financiële buffer<br />

juni <strong>2008</strong>


Inhoud<br />

SAMENVATTING .................................................................................... 4<br />

VOORWOORD ........................................................................................ 8<br />

1. ACHTER DE HAND: RICHTLIJNEN VOOR EEN BUFFER .................. 9<br />

INLEIDING ............................................................................................... 9<br />

LEESWIJZER ......................................................................................... 10<br />

2. HOE GEWENST IS DE BUFFER? ..................................................... 12<br />

2.1 DE GEWENSTE BUFFER ..................................................................... 12<br />

2.2 DE AANWEZIGHEID VAN DE GEWENSTE BUFFER .................................... 14<br />

2.3 CONCLUSIE ..................................................................................... 16<br />

3. MOGELIJKHEDEN OM EEN BUFFER TE KWANTIFICEREN ........... 17<br />

3.1 INVENTARISLIJST EN INBOEDELWAARDEMETER .................................... 17<br />

3.2 DE INVENTARISLIJST UIT DE PRIJZENGIDS VOOR DE BIJZONDERE BIJSTAND<br />

........................................................................................................... 21<br />

3.3 SIMPELE VUISTREGELS ..................................................................... 21<br />

3.4 CONCLUSIE ..................................................................................... 23<br />

4. VERMOGENS IN NEDERLAND ........................................................ 24<br />

4.1 INLEIDING ....................................................................................... 24<br />

4.2 INDIVIDUELE VERMOGENSTITELS ........................................................ 25<br />

4.3 HET TOTAAL AAN VERMOGEN ............................................................. 32<br />

4.4 CONCLUSIE ..................................................................................... 41<br />

5. PSYCHOLOGISCHE FACTOREN ..................................................... 42<br />

5.1 INLEIDING ....................................................................................... 42<br />

5.2 DE DIMENSIES ................................................................................. 42<br />

5.3 INVLOED PSYCHOLOGISCHE FACTOREN OP DE VERMOGENSDEFINITIES ... 43<br />

5.4 CONCLUSIE ..................................................................................... 46<br />

6. HET UITEINDELIJKE ADVIES .......................................................... 48<br />

6.1 TOTSTANDKOMING BUFFER ............................................................... 48<br />

6.2 HET BUFFER ADVIES ......................................................................... 53<br />

6.3 CONCLUSIE ..................................................................................... 57<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 2


LITERATUUR ........................................................................................ 58<br />

BIJLAGE 1: HOOGTE EN AANWEZIGHEID VAN DE<br />

GEWENSTE BUFFER ........................................................................... 59<br />

BIJLAGE 2: DNB HOUSEHOLD SURVEY ............................................ 60<br />

BIJLAGE 3: BEZIT VAN VERMOGENSVORMEN ................................. 61<br />

BIJLAGE 4: HOOGTE VAN BEZIT VERMOGENSVORMEN ................. 65<br />

BIJLAGE 5: INDELING VAN DE VERMOGENSDEFINITIES ................. 66<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 3


Samenvatting<br />

Dit is <strong>de</strong> samenvatting van het on<strong>de</strong>rzoek <strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>. In dit on<strong>de</strong>rzoek zoekt het <strong>Nibud</strong><br />

naar richtlijnen voor een financiële buffer. Aanleiding is het <strong>Nibud</strong>-on<strong>de</strong>rzoek uit 2005 naar<br />

het financieel beheer van huishou<strong>de</strong>ns. Hieruit blijkt dat meer dan 90 procent van <strong>de</strong><br />

on<strong>de</strong>rvraag<strong>de</strong>n een financiële reserve noodzakelijk vindt, maar dat slechts <strong>de</strong> helft <strong>de</strong><br />

gewenste buffer beschikbaar heeft. Mensen willen dus wel graag een bepaal<strong>de</strong> buffer, maar<br />

dit is moeilijk om te bereiken.<br />

Wat is een financiële buffer?<br />

We <strong>de</strong>finiëren buffer als geld dat een huishou<strong>de</strong>n direct achter <strong>de</strong> <strong>hand</strong> heeft om grote<br />

uitgaven die op een onverwachts moment plaatsvin<strong>de</strong>n (=reserveringsuitgaven), te kunnen<br />

betalen. Het gaat hierbij om uitgaven die tussen nu en 10 jaar (mid<strong>de</strong>llange termijn)<br />

plaatsvin<strong>de</strong>n. Hierbij is een buffer hoofdzakelijk bedoeld voor <strong>de</strong> overbrugging van arme of<br />

dure maan<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> vervanging van inventarison<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len (witgoed, meubels, apparatuur), het<br />

on<strong>de</strong>rhoud en vervanging van <strong>de</strong> auto en het on<strong>de</strong>rhoud of verfraaiing van <strong>de</strong> eigen woning.<br />

Waarom adviseert het <strong>Nibud</strong> huishou<strong>de</strong>ns een financiële buffer te hebben?<br />

Met een buffer kunnen huishou<strong>de</strong>ns reserveringsuitgaven direct betalen. Ook kunnen ze<br />

hiermee liquiditeitsschommelingen over het jaar gemakkelijk opvangen. Op die manier<br />

voorkomt <strong>de</strong> buffer dat een huishou<strong>de</strong>n bij een ‘dure’ maand een lening afsluit of<br />

noodzakelijke uitgaven uitstelt. Door geld achter <strong>de</strong> <strong>hand</strong> te hebben, kunnen huishou<strong>de</strong>ns<br />

financiële problemen voorkomen.<br />

Het <strong>Nibud</strong> adviseert consumenten al jaren om geld apart te zetten voor<br />

reserveringsuitgaven. Maar voor veel mensen heeft dit geen prioriteit: ze geven het geld dat<br />

ze beschikbaar hebben direct uit. En met <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>llange termijn wordt nauwelijks rekening<br />

gehou<strong>de</strong>n.<br />

Het <strong>Nibud</strong> <strong>de</strong>nkt dat het voor consumenten veel concreter wordt om geld apart te zetten als<br />

zij weten welk bedrag in hun situatie een verstandige reserve is. Het kunnen beschikken<br />

over een financiële buffer wordt dan een daadwerkelijk streefdoel. Daarom wil het <strong>Nibud</strong><br />

huishou<strong>de</strong>ns richtlijnen bie<strong>de</strong>n voor <strong>de</strong> hoogte van <strong>de</strong> buffer.<br />

Op basis van welke criteria stelt het <strong>Nibud</strong> <strong>de</strong> richtlijnen voor <strong>de</strong> buffer vast?<br />

Richtlijnen voor een buffer moeten ergens op zijn gebaseerd. Het doel van dit on<strong>de</strong>rzoek is<br />

om tot een geschikte metho<strong>de</strong> te komen om een buffer te kwantificeren. De gekozen<br />

metho<strong>de</strong> moet SMART zijn: specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebon<strong>de</strong>n.<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 4


In het on<strong>de</strong>rzoek hebben we diverse mogelijke metho<strong>de</strong>n en <strong>hand</strong>vatten voor het vaststellen<br />

van een buffer geanalyseerd. Deze lopen uiteen van Amerikaanse vuistregels voor een<br />

buffer, tot het gebruik van inventarislijsten en analyses van het aanwezige vermogen van<br />

huishou<strong>de</strong>ns. Uitein<strong>de</strong>lijk hebben we voor een berekeningsmetho<strong>de</strong> gekozen voor die<br />

voldoet aan <strong>de</strong> vijf SMART-criteria.<br />

Bij <strong>de</strong> berekening van <strong>de</strong> buffer maken we gebruik van gegevens over het aanwezige<br />

(liqui<strong>de</strong>) vermogen van huishou<strong>de</strong>ns. Daarmee is het buffer advies gebaseerd op wat<br />

huishou<strong>de</strong>ns feitelijk aan geld achter <strong>de</strong> <strong>hand</strong> hebben en niet op allerlei theoretische<br />

veron<strong>de</strong>rstellingen. Dit maakt het advies realistisch. Naast gegevens over het vermogen,<br />

hebben we ook achtergrondkenmerken van <strong>de</strong> huishou<strong>de</strong>ns. Daarmee hebben we<br />

inzichtelijk gekregen welke huishoudkenmerken van invloed zijn op <strong>de</strong> hoogte van het<br />

aanwezige vermogen. Zodoen<strong>de</strong> hebben we <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong> buffer ook kunnen afstemmen op<br />

<strong>de</strong> persoonlijke huishoudsituatie. Behalve dat dit het bufferadvies daarmee nog realistischer<br />

wordt, maakt dit het advies ook meetbaar en specifiek.<br />

Voor sommige huishou<strong>de</strong>ns zal <strong>de</strong> geadviseer<strong>de</strong> buffer moeilijk haalbaar zijn. Daarom geven<br />

we ook richtlijnen voor het bedrag dat huishou<strong>de</strong>ns minimaal achter <strong>de</strong> <strong>hand</strong> zou<strong>de</strong>n moeten<br />

hebben. Met <strong>de</strong>ze zogenaam<strong>de</strong> minimumbuffer is in ie<strong>de</strong>r geval veilig gesteld dat een<br />

huishou<strong>de</strong>n een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> noodzakelijke reserveringsuitgaven kan betalen. Deze buffer is<br />

voornamelijk bedoeld om <strong>de</strong> inventaris mee te vervangen. Voor an<strong>de</strong>re grote uitgaven, zoals<br />

<strong>de</strong> auto of een gitaar, is <strong>de</strong>ze niet voldoen<strong>de</strong>.<br />

Het <strong>Nibud</strong> geeft dus richtlijnen voor twee type buffers: een minimumbuffer en een<br />

adviesbuffer gebaseerd op <strong>de</strong> persoonlijke huishoudsituatie. Dit maakt <strong>de</strong> richtlijnen voor alle<br />

consumenten acceptabel.<br />

Op welke manier berekent het <strong>Nibud</strong> <strong>de</strong> buffer?<br />

De adviesbuffer stellen we vast op basis van empirische gegevens over het vermogen en<br />

schul<strong>de</strong>n van huishou<strong>de</strong>ns in Ne<strong>de</strong>rland. Deze gegevens zijn afkomstig van het DNB<br />

Household Survey 2006, een data verzameling van CentERdata. In totaal zijn 24<br />

verschillen<strong>de</strong> vormen van bezit (vermogen) en 12 vormen van schul<strong>de</strong>n meegenomen.<br />

Voorbeel<strong>de</strong>n zijn <strong>de</strong> bankrekening, beleggingen, <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> van het huis, het<br />

creditcardkrediet en <strong>de</strong> hypothecaire lening.<br />

Bijna alle huishou<strong>de</strong>ns blijken een bankrekening en spaarrekening te hebben. Huishou<strong>de</strong>ns<br />

met een koopwoning hebben meer verschillen<strong>de</strong> en ook meer risicovolle vermogensvormen<br />

dan huur<strong>de</strong>rs.<br />

Het vermogen van een huishou<strong>de</strong>n geeft een indicatie van het geld dat een huishou<strong>de</strong>n<br />

achter <strong>de</strong> <strong>hand</strong> heeft. Dit geld kan echter niet altijd volledig ingezet wor<strong>de</strong>n voor <strong>de</strong><br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 5


eserveringsuitgaven. Alleen liqui<strong>de</strong> bezittingen, zoals geld op een bankrekening en een niet-<br />

geblokkeer<strong>de</strong> spaarrekening kan gebruikt wor<strong>de</strong>n. Vaste bezittingen, zoals <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> van<br />

het huis, zijn niet direct inzetbaar als dat nodig is. Dergelijke vermogensvormen kunnen dan<br />

ook niet als buffer dienen. Daarom gebruiken we niet het totale vermogen, maar het<br />

aanwezige liqui<strong>de</strong> vermogen als richtlijn voor <strong>de</strong> buffer die wij huishou<strong>de</strong>ns adviseren.<br />

Behalve het liqui<strong>de</strong> vermogen zijn <strong>de</strong> korte-termijnschul<strong>de</strong>n van belang. Een huishou<strong>de</strong>n met<br />

schul<strong>de</strong>n kan die beter eerst aflossen voordat het een buffer opbouwt.<br />

Bij het vaststellen van <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong> buffer, is het <strong>Nibud</strong> uitgegaan van het liqui<strong>de</strong> vermogen<br />

van huishou<strong>de</strong>ns tussen <strong>de</strong> 23 en 65 jaar. Na hun 65-ste hebben veel huishou<strong>de</strong>ns vaak een<br />

relatief hoog liqui<strong>de</strong> vermogen, maar dit is veelal voor meer zaken bedoeld dan alleen <strong>de</strong><br />

buffer. Het vermogen is dan niet langer een goe<strong>de</strong> richtlijn voor <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong> buffer. Ten<br />

slotte kijken we naar het mediane in plaats van het gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> liqui<strong>de</strong> vermogen. Dit<br />

voorkomt <strong>de</strong> invloed van huishou<strong>de</strong>ns met een extreem hoog liqui<strong>de</strong> vermogen dat veel<br />

hoger ligt dan feitelijk als buffer noodzakelijk is.<br />

Niet alle huishou<strong>de</strong>ns zullen een gelijk bedrag nodig hebben als buffer. Daarom hebben we<br />

on<strong>de</strong>rzocht welke huishoudkenmerken van invloed zijn op het aanwezige liqui<strong>de</strong> vermogen.<br />

Als we naar <strong>de</strong> afzon<strong>de</strong>rlijke vermogensvormen kijken, dan blijkt dat veelal het inkomen, <strong>de</strong><br />

leeftijd van <strong>de</strong> kostwinner en het type woning bepalend is voor <strong>de</strong> hoogte van het vermogen.<br />

Dit zijn ook <strong>de</strong> factoren die het totale aanwezige liqui<strong>de</strong> vermogen van huishou<strong>de</strong>ns<br />

verklaren. Vooral kopers blijken veel meer liqui<strong>de</strong> vermogen te hebben dan huur<strong>de</strong>rs.<br />

Daarom hebben we woningeigenaren en huur<strong>de</strong>rs apart geanalyseerd. Bij bei<strong>de</strong>n blijkt dat<br />

het vermogen stijgt met het inkomen en <strong>de</strong> leeftijd. De aanwezigheid van een partner en het<br />

aantal kin<strong>de</strong>ren is niet van invloed op het aanwezige liqui<strong>de</strong> vermogen. Dit komt overeen met<br />

<strong>de</strong> bevindingen uit het <strong>Nibud</strong>-on<strong>de</strong>rzoek uit 2005, waaruit blijkt dat het gewenste financiële<br />

reserve van huishou<strong>de</strong>ns met en zon<strong>de</strong>r kin<strong>de</strong>ren ongeveer gelijk is.<br />

Welk advies over <strong>de</strong> buffer geeft het <strong>Nibud</strong>?<br />

Zoals eer<strong>de</strong>r aangegeven, wil het <strong>Nibud</strong> huishou<strong>de</strong>ns twee richtlijnen mee geven: een buffer<br />

die aansluit bij <strong>de</strong> persoonlijke huishoudsituatie en een minimumbuffer.<br />

De buffer die aansluit bij <strong>de</strong> persoonlijke huishoudsituatie is gebaseerd op <strong>de</strong> resultaten van<br />

<strong>de</strong> analyse van het liqui<strong>de</strong> vermogen van huishou<strong>de</strong>ns. De geadviseer<strong>de</strong> buffer is dus<br />

afhankelijk van het woningtype, <strong>de</strong> leeftijd en het netto besteedbare inkomen van een<br />

huishou<strong>de</strong>n. De huishoudsamenstelling speelt geen rol. Deze buffer zou voldoen<strong>de</strong> moeten<br />

zijn om <strong>de</strong> uitgaven waar een buffer voor is bedoeld op te vangen.<br />

De minimumbuffer is een bedrag dat verstandig is om minimaal achter <strong>de</strong> <strong>hand</strong> te hebben.<br />

Dit is bedoeld om in ie<strong>de</strong>r geval in staat te zijn <strong>de</strong> noodzakelijke inventaris te kunnen<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 6


vervangen. De minimumbuffer is niet afhankelijk van woningsituatie en inkomen. De<br />

huishoudsamenstelling is wel van belang, omdat <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong> inventaris hoger ligt<br />

naarmate het gezin groter is.<br />

Wat kunnen consumenten met <strong>de</strong> berekeningen van <strong>de</strong> buffer?<br />

Op <strong>de</strong> site van het <strong>Nibud</strong> krijgen consumenten, na het invullen <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong> gegevens, <strong>de</strong><br />

minimumbuffer en <strong>de</strong> geadviseer<strong>de</strong> buffer te zien. Niet ie<strong>de</strong>reen zal <strong>de</strong> geadviseer<strong>de</strong> buffer<br />

al hebben. Daarom geven we na <strong>de</strong> berekening aan hoe huishou<strong>de</strong>ns dit bedrag kunnen<br />

bereiken én kunnen behou<strong>de</strong>n. Hierdoor wordt het verkrijgen van een buffer een concreet<br />

streefdoel.<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 7


Voorwoord<br />

Door een subsidie van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) is het<br />

<strong>Nibud</strong> in <strong>de</strong> gelegenheid gesteld te on<strong>de</strong>rzoeken hoe hoog <strong>de</strong> buffer van huishou<strong>de</strong>ns moet<br />

zijn en hoe we dit kunnen berekenen. Dit rapport presenteert <strong>de</strong> resultaten van dit<br />

on<strong>de</strong>rzoek. Op basis hiervan is een rekenmetho<strong>de</strong> tot stand gekomen, waarmee<br />

huishou<strong>de</strong>ns zelf kunnen uitrekenen welk bedrag verstandig is om in hun situatie achter <strong>de</strong><br />

<strong>hand</strong> te hebben. Hiermee wordt het voor huishou<strong>de</strong>ns veel concreter te streven naar een<br />

bepaald reserve.<br />

Dit on<strong>de</strong>rzoek en <strong>de</strong> daaruit voortkomen<strong>de</strong> rekentool sluiten volledig aan bij <strong>de</strong><br />

werkzaamhe<strong>de</strong>n van het <strong>Nibud</strong>. Het <strong>Nibud</strong> heeft als onafhankelijke stichting ten doel<br />

particuliere huishou<strong>de</strong>ns inzicht te laten krijgen in hun inkomsten en uitgaven en hun<br />

vaardighe<strong>de</strong>n bij te brengen in het planmatig omgaan met geld. Daarbij stelt het <strong>Nibud</strong> <strong>de</strong><br />

keuzevrijheid en <strong>de</strong> eigen verantwoor<strong>de</strong>lijkheid van huishou<strong>de</strong>ns voorop.<br />

Bij het <strong>Nibud</strong> heeft een groot aantal mensen met plezier aan dit on<strong>de</strong>rzoek gewerkt. Drs.<br />

Marcel Warnaar en drs. Anna van <strong>de</strong>r Schors zijn verantwoor<strong>de</strong>lijk geweest voor <strong>de</strong><br />

analyses en <strong>de</strong> rapportages. Ir. Bardia Ghahremani heeft voor <strong>de</strong> technische uitvoering<br />

gezorgd, zodat huishou<strong>de</strong>ns hun eigen buffer kunnen berekenen via het internet. Daarnaast<br />

hebben drs. Gerjoke Wilmink, drs. Jasja Bos, drs. Annemarie Koops, Gabriëlla Bettonville, ir.<br />

Dorian Kreetz en drs. Albert Luten geadviseerd bij <strong>de</strong> rapportage.<br />

Ten slotte bedanken wij prof. dr. Hans Kuijl, lid van het bestuur van het <strong>Nibud</strong>, voor zijn<br />

advies bij <strong>de</strong> totstandkoming van het rapport.<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 8


1. <strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>: richtlijnen voor een buffer<br />

Inleiding<br />

In <strong>de</strong> voorlichting over rondkomen maakt het <strong>Nibud</strong> vaak gebruik van <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong><br />

maandbegroting. Aan <strong>de</strong> <strong>hand</strong> van zo’n begroting ziet een huishou<strong>de</strong>n of het structureel<br />

kan rondkomen. Wanneer <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> maandbegroting sluitend is, komt een<br />

huishou<strong>de</strong>n gemid<strong>de</strong>ld uit met het beschikbare geld. Dat wil niet zeggen dat dat elke<br />

maand het geval is. Er zijn immers rijke en arme, goedkope en dure maan<strong>de</strong>n. Een<br />

jaaroverzicht maakt dit overzichtelijk. Hierin staan per maand <strong>de</strong> inkomsten en uitgaven.<br />

Het verschijnsel van rijke, arme, dure en goedkope maan<strong>de</strong>n betekent dat een<br />

huishou<strong>de</strong>n ook binnen een kalen<strong>de</strong>rjaar zijn bankrekening goed moet beheren.<br />

Wanneer <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> maandbegroting net sluitend is en er geen buffer aanwezig is ,<br />

leidt een dure maand al snel tot het aanwen<strong>de</strong>n van krediet of het uitstellen van<br />

noodzakelijke uitgaven. Dit is onwenselijk. Op langere termijn leidt dit namelijk tot<br />

hogere kosten. Dan heb je bijvoorbeeld ook nog te maken met <strong>de</strong> rente die je moet<br />

betalen. Of moet je een raamkozijn opeens helemaal vervangen doordat je het<br />

noodzakelijke jaarlijkse on<strong>de</strong>rhoud niet hebt gedaan.<br />

In <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> maandbegroting staan naast <strong>de</strong> vaste lasten en huishou<strong>de</strong>lijke<br />

uitgaven ook reserveringsuitgaven gespecificeerd. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om<br />

kleding, inventaris, on<strong>de</strong>rhoud woning, vakantie of vrijetijdsuitgaven of niet-vergoe<strong>de</strong><br />

ziektekosten. Dit zijn uitgaven die niet maan<strong>de</strong>lijks terugkomen. Er zijn maan<strong>de</strong>n met<br />

geen enkele uitgave aan <strong>de</strong> bovengenoem<strong>de</strong> posten. Maar wanneer je hier geld aan<br />

moet uitgeven, gaat het vaak om forse bedragen.<br />

Reserveringsuitgaven zijn overigens zowel noodzakelijke als niet-noodzakelijke<br />

goe<strong>de</strong>ren en diensten. Zo beschouwen <strong>de</strong> meeste mensen een televisie als<br />

noodzakelijk, maar een flatscreen is dat (nog) niet.<br />

Bij een goed beheer van <strong>de</strong> huishoudportemonnee zet een huishou<strong>de</strong>n op gezette<br />

tij<strong>de</strong>n een vast bedrag apart om later bepaal<strong>de</strong>, grotere, uitgaven te doen, bijvoorbeeld<br />

wanneer er een apparaat stuk gaat. Veel huishou<strong>de</strong>ns zien dit echter niet als<br />

dwingen<strong>de</strong> noodzaak. Maar het biedt hen wel <strong>de</strong> mogelijkheid om meer geld te sparen<br />

in rijke of goedkope maan<strong>de</strong>n en min<strong>de</strong>r te sparen in arme of dure maan<strong>de</strong>n. Daarmee<br />

zijn reserveringsuitgaven dé manier om <strong>de</strong> liquiditeitsschommelingen over <strong>de</strong> maan<strong>de</strong>n<br />

heen op te vangen.<br />

Het <strong>Nibud</strong> adviseert huishou<strong>de</strong>ns dan ook om geld apart te zetten voor<br />

reserveringsuitgaven. Op die manier voorkom je dat je op een onverwacht moment voor<br />

grote, noodzakelijke uitgaven komt te staan waar op dat moment geen geld voor<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 9


eschikbaar is. Bovendien zijn met een buffer liquiditeitsschommelingen veel<br />

makkelijker op te lossen.<br />

Het kost huishou<strong>de</strong>ns, met name <strong>de</strong>gene met een laag inkomen, echter veel inspanning<br />

en discipline om te blijven reserveren voor gebeurtenissen die op <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>llange<br />

termijn kunnen plaatsvin<strong>de</strong>n. De korte termijn problemen krijgen vaak voorrang. En<br />

wanneer er eens ruimte is (bijvoorbeeld wanneer het vakantiegeld komt) wordt het<br />

beschikbare geld eer<strong>de</strong>r besteed aan leuke dingen dan aan een vage reservebuffer,<br />

ook al is die bestemd voor <strong>de</strong> noodzakelijke reserveringen voor uitgaven op <strong>de</strong><br />

mid<strong>de</strong>llange termijn (maximaal tien jaar in <strong>de</strong> toekomst). Ook voor<br />

inkomensschommelingen binnen hetzelf<strong>de</strong> jaar is een buffer zeer bruikbaar. Maar dan<br />

is het wel <strong>de</strong> bedoeling dat het huishou<strong>de</strong>n datzelf<strong>de</strong> jaar <strong>de</strong> buffer weer aanvult.<br />

Het <strong>Nibud</strong> <strong>de</strong>nkt dat het voor huishou<strong>de</strong>ns veel concreter wordt om wel geld apart te<br />

zetten, als je ongeveer zou weten hoe groot <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong> financiële buffer is. Daarmee<br />

wordt het aanleggen en behou<strong>de</strong>n van een bepaal<strong>de</strong> buffer een daadwerkelijk<br />

streefdoel. In dat geval heb je altijd geld achter <strong>de</strong> <strong>hand</strong> voor plotselinge noodzakelijke<br />

uitgaven. Dit voorkomt financiële problemen.<br />

De vraag is dan hoe groot <strong>de</strong> buffer moet zijn. In dit on<strong>de</strong>rzoek analyseren we dit om<br />

uitein<strong>de</strong>lijk tot een metho<strong>de</strong> te komen om <strong>de</strong> buffer te kwantificeren. Daarmee wordt het<br />

voor huishou<strong>de</strong>ns dui<strong>de</strong>lijk welk bedrag zij concreet, in hun situatie, achter <strong>de</strong> <strong>hand</strong><br />

moeten hebben.<br />

Leeswijzer<br />

Doel van dit on<strong>de</strong>rzoek is om tot een geschikte metho<strong>de</strong> te komen om <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong><br />

buffer te kwantificeren. Hierbij <strong>de</strong>finiëren we <strong>de</strong> metho<strong>de</strong> als ‘geschikt’ als <strong>de</strong> manier<br />

waarop <strong>de</strong> buffer wordt berekend SMART is: Specifiek, Meetbaar, Acceptabel,<br />

Realistisch en Tijdgebon<strong>de</strong>n. Dit houdt in:<br />

Specifiek: het moet dui<strong>de</strong>lijk zijn waar <strong>de</strong> buffer wel en waar niet voor is<br />

bedoeld, wie een buffer moet hebben en in welke vorm een <strong>de</strong>rgelijke buffer<br />

aanwezig moet zijn.<br />

Meetbaar: <strong>de</strong> hoogte van <strong>de</strong> buffer is uit te rekenen. Deze is afhankelijk van<br />

bepaal<strong>de</strong> huishoudkenmerken. Deze hoogte dient als streefdoel.<br />

Acceptabel: <strong>de</strong> buffer komt tot stand op een manier waar ie<strong>de</strong>reen zich in kan<br />

vin<strong>de</strong>n. De aanvaardbaarheid hangt nauw samen met het aspect ‘realistisch’.<br />

Realistisch: <strong>de</strong> buffer die een huishou<strong>de</strong>n dient na te streven, moet voor elk<br />

type huishou<strong>de</strong>n haalbaar zijn. Alleen dan doet men moeite om <strong>de</strong> gewenste<br />

buffer te bereiken.<br />

Tijdgebon<strong>de</strong>n: huishou<strong>de</strong>ns moeten weten wanneer <strong>de</strong> buffer aanwezig moet<br />

zijn en binnen welke termijn ze <strong>de</strong>ze buffer moeten hebben opgebouwd.<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 10


Op voor<strong>hand</strong> hebben we geen expliciet i<strong>de</strong>e over <strong>de</strong> wijze waarop we <strong>de</strong> buffer moeten<br />

berekenen. In het on<strong>de</strong>rzoek gaan we juist op zoek naar <strong>de</strong> manier om <strong>de</strong> buffer te<br />

kwantificeren. Hierbij verkennen we een aantal mogelijkhe<strong>de</strong>n.<br />

Aan het eind van onze ‘zoektocht’ proberen we op basis van <strong>de</strong> gevon<strong>de</strong>n resultaten tot<br />

een metho<strong>de</strong> te komen die voldoet aan <strong>de</strong> vijf aspecten van SMART.<br />

In hoofdstuk 2 kijken we hoe huishou<strong>de</strong>ns zelf aankijken tegen het aanhou<strong>de</strong>n van een<br />

buffer. Dit laat zien hoe wenselijk huishou<strong>de</strong>ns een buffer vin<strong>de</strong>n. Dit sluit aan bij het<br />

SMART-criterium ‘acceptatie’. Hoofdstuk 3 beschrijft vervolgens diverse metho<strong>de</strong>n om<br />

een buffer te kwantificeren. Dit gebruiken we om <strong>de</strong> buffer specifiek te maken .<br />

In hoofdstuk 4 on<strong>de</strong>rzoeken we (<strong>de</strong> hoogte van) het vermogen van huishou<strong>de</strong>ns in<br />

Ne<strong>de</strong>rland aan <strong>de</strong> <strong>hand</strong> van gegevens uit een panel (het CentERdata-panel). Mogelijk<br />

biedt het aanwezige vermogen aanknopingspunten om vast te stellen hoe hoog <strong>de</strong><br />

benodig<strong>de</strong> buffer moet zijn. We kijken of dit realistische uitkomsten oplevert. Hoofdstuk<br />

5 is een uitbreiding op het voorgaan<strong>de</strong> hoofdstuk. Hierin bekijken we of naast <strong>de</strong><br />

‘har<strong>de</strong>’, meetbare achtergrondgegevens ook psychologische aspecten een rol spelen bij<br />

<strong>de</strong> vermogensvorming van huishou<strong>de</strong>ns in Ne<strong>de</strong>rland.<br />

Uitein<strong>de</strong>lijk komen alle bevindingen samen in het afsluiten<strong>de</strong> hoofdstuk 6. Hierin trekken<br />

we conclusies en kijken hoe we op basis van <strong>de</strong> vijf gestel<strong>de</strong> criteria van SMART tot<br />

een metho<strong>de</strong> komen waarmee voor elk huishou<strong>de</strong>n uit te rekenen is hoe hoog <strong>de</strong><br />

gewenste buffer moet zijn.<br />

De cijfermatige uitkomsten van <strong>de</strong> analyses zijn zo veel mogelijk in bijlagen verwerkt.<br />

De tabellen in <strong>de</strong> hoofdtekst geven meestal alleen <strong>de</strong> richting (via een + of een -) en <strong>de</strong><br />

mate van significantie aan (+ betekent significant op 10 procent; ++ betekent significant<br />

op 5 procent).<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 11


2. Hoe gewenst is <strong>de</strong> buffer?<br />

In 2005 heeft het <strong>Nibud</strong> het on<strong>de</strong>rzoek ‘Financieel Gedrag in Ne<strong>de</strong>rland’ uitgevoerd.<br />

Hierin zijn vragen gesteld over het financiële reserve van huishou<strong>de</strong>ns. Een financiële<br />

reserve is vergelijkbaar met een buffer; het wordt aangewend in onverwachte situaties<br />

en bij hoge uitgaven.<br />

In het on<strong>de</strong>rzoek is gevraagd of huishou<strong>de</strong>ns een financiële reserve noodzakelijk<br />

vin<strong>de</strong>n, hoe hoog zo’n reserve moet zijn en of <strong>de</strong>ze op dit moment aanwezig is. Wat<br />

hierbij precies on<strong>de</strong>r een ‘financiële reserve’ wordt verstaan is ver<strong>de</strong>r niet uitgelegd of<br />

naar gevraagd.<br />

2.1 De gewenste buffer<br />

Ruim 90 procent van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rvraag<strong>de</strong>n vond een financiële reserve noodzakelijk. Over<br />

<strong>de</strong> hoogte van een <strong>de</strong>rgelijke buffer was men het veel min<strong>de</strong>r eens.<br />

In <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> tabellen staat <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> hoogte van die gewenste buffer naar een<br />

aantal achtergrondkenmerken 1 . Deze tabellen zijn gebaseerd op <strong>de</strong> enquêtegegevens<br />

uit het <strong>Nibud</strong>-on<strong>de</strong>rzoek naar financieel gedrag uit 2005.<br />

Tabel 2.1: Gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> hoogte gewenste buffer naar leeftijd<br />

Tot en met 29 2770<br />

30-39 4467<br />

40-49 5708<br />

50-59 7713<br />

60-65 8848<br />

65-70 9711<br />

Totaal 6418<br />

Hieruit blijkt dat <strong>de</strong> gewenste buffer blijft stijgen naarmate <strong>de</strong> leeftijd stijgt. Van een<br />

eventuele omslag bij ou<strong>de</strong>ren lijkt geen sprake.<br />

Tabel 2.2: Gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> hoogte gewenste buffer naar huishoudsamenstelling<br />

Alleenstaand 5270<br />

Eenou<strong>de</strong>r 4193<br />

Paar zon<strong>de</strong>r kin<strong>de</strong>ren 9013<br />

Paar met kin<strong>de</strong>ren 5898<br />

Dat <strong>de</strong> gewenste buffer hoger ligt bij paren dan bij alleenstaan<strong>de</strong>n is niet verwon<strong>de</strong>rlijk.<br />

Wel is te zien dat huishou<strong>de</strong>ns met kin<strong>de</strong>ren over het algemeen een lagere buffer<br />

wensen aan te hou<strong>de</strong>n dan vergelijkbare huishou<strong>de</strong>ns zon<strong>de</strong>r kin<strong>de</strong>ren. Dat is op zich<br />

vreemd: kin<strong>de</strong>ren brengen kosten met zich mee en dit zou zich dienen te vertalen in<br />

1 De bedragen zijn uit 2005; <strong>de</strong>ze zijn niet geïn<strong>de</strong>xeerd.<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 12


een hogere gewenste buffer. Aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant leidt <strong>de</strong> komst van kin<strong>de</strong>ren wellicht<br />

tot een verschuiving van prioriteiten. Het voldoen aan <strong>de</strong> korte termijnbehoeften die een<br />

kind met zich meebrengt is misschien belangrijker dan het hebben van een buffer voor<br />

<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>llange termijn.<br />

Tabel 2.3: Gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> hoogte gewenste buffer naar geslacht respon<strong>de</strong>nt<br />

Man 8530<br />

Vrouw 5418<br />

Opvallend is dat mannen een hogere buffer wensen aan te hou<strong>de</strong>n dan vrouwen. Een<br />

mogelijke verklaring zou zijn dat vrouwen zich min<strong>de</strong>r met <strong>de</strong> huishoudfinanciën en<br />

financiële planning bezighou<strong>de</strong>n dan mannen en daardoor een an<strong>de</strong>re inschatting<br />

maken.<br />

Tabel 2.4: Gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> hoogte gewenste buffer naar inkomenskwartiel<br />

Laagste kwartiel 3691<br />

Twee<strong>de</strong> kwartiel 5595<br />

Der<strong>de</strong> kwartiel 7615<br />

Hoogste kwartiel 8828<br />

Het inkomen speelt een belangrijke rol. Naarmate het inkomen hoger is, wenst men een<br />

hogere buffer aan te hou<strong>de</strong>n.<br />

Tabel 2.5: Gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> hoogte gewenste buffer naar huur- of koopwoning<br />

Huurwoning 4667<br />

Koopwoning 8030<br />

Huishou<strong>de</strong>ns met een koopwoning willen een hogere buffer aanhou<strong>de</strong>n dan huur<strong>de</strong>rs.<br />

Dat is niet vreemd, omdat hun on<strong>de</strong>rhoudskosten hoger zijn dan die voor huur<strong>de</strong>rs.<br />

Aangezien veel van <strong>de</strong>ze huishoudkenmerken met elkaar samenhangen (huishou<strong>de</strong>ns<br />

met een hoger inkomen hebben bijvoorbeeld vaker een koopwoning) hebben we ook<br />

een multivariate analyse uitgevoerd om <strong>de</strong> gewenste hoogte van <strong>de</strong> buffer te verklaren.<br />

In bijlage 1 zijn <strong>de</strong> coëfficiënten van <strong>de</strong> variabelen in <strong>de</strong> regressie weergegeven.<br />

Tabel 2.6: Uitkomsten regressie gewenste hoogte buffer a,b<br />

Constante<br />

Leeftijd ++<br />

Respon<strong>de</strong>nt vrouw --<br />

Alleenstaan<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>r<br />

Paar zon<strong>de</strong>r kin<strong>de</strong>ren<br />

Paar met kin<strong>de</strong>ren --<br />

Netto jaarinkomen ++<br />

Koopwoning ++<br />

Aanwezigheid auto<br />

a. Zie <strong>de</strong> leeswijzer in hoofdstuk 1 voor een verklaring van <strong>de</strong> tekens.<br />

b. R-kwadraat: 0,20.<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 13


Uit <strong>de</strong> regressievergelijking blijkt dat <strong>de</strong> invloed van <strong>de</strong> huishoudsamenstelling vrij<br />

gering is. Alleen het paar met kin<strong>de</strong>ren <strong>de</strong>nkt, ceteris paribus, min<strong>de</strong>r nodig te hebben.<br />

Invloedrijke variabelen zijn <strong>de</strong> leeftijd, het inkomen en het hebben van een koopwoning.<br />

Elk jaar ou<strong>de</strong>r betekent een stijging van <strong>de</strong> gewenste buffer met ruim 100 euro.<br />

Ook het inkomen is significant. Van elke euro die in een jaar verdiend wordt zou 12<br />

eurocent naar <strong>de</strong> buffer moeten gaan: dit zou dus een spaarquote van 12 procent<br />

impliceren.<br />

Dat het hebben van een koopwoning leidt tot een hogere gewenste buffer is niet zo<br />

vreemd. Voor het mogelijke on<strong>de</strong>rhoud van een eigen woning wordt op <strong>de</strong>ze manier een<br />

voorziening getroffen. Voor het hebben van een auto lijkt dat in veel min<strong>de</strong>re mate te<br />

gel<strong>de</strong>n.<br />

Ook het geslacht van <strong>de</strong> respon<strong>de</strong>nt is van groot belang. Blijkbaar vin<strong>de</strong>n mannen een<br />

hoger bedrag aan buffer noodzakelijker dan vrouwen.<br />

2.2 De aanwezigheid van <strong>de</strong> gewenste buffer<br />

In het on<strong>de</strong>rzoek uit 2005 is ook gevraagd of die buffer op dit moment aanwezig is. In<br />

on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> tabellen is voor verschillen<strong>de</strong> subgroepen weergegeven hoeveel procent<br />

van een groep <strong>de</strong> gewenste buffer op dat moment heeft.<br />

Over het algemeen blijkt hieruit dat bij het wel of niet aanwezig zijn van <strong>de</strong> buffer<br />

ongeveer <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> kenmerken een rol te spelen als bij <strong>de</strong> gewenste hoogte van <strong>de</strong><br />

buffer. Dat wil zeggen dat groepen die een hogere buffer noodzakelijk vin<strong>de</strong>n, ook vaker<br />

een <strong>de</strong>rgelijke buffer al aanwezig hebben.<br />

Tabel 2.7: Aanwezigheid gewenste buffer naar leeftijd<br />

Tot en met 29 31%<br />

30-39 42%<br />

40-49 43%<br />

50-59 54%<br />

60-65 68%<br />

65-70 73%<br />

Totaal 51%<br />

Tabel 2.8: Aanwezigheid gewenste buffer naar huishoudsamenstelling<br />

Alleenstaand 48%<br />

Eenou<strong>de</strong>r 22%<br />

Paar zon<strong>de</strong>r kin<strong>de</strong>ren 68%<br />

Paar met kin<strong>de</strong>ren 45%<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 14


Tabel 2.9: Aanwezigheid gewenste buffer naar geslacht respon<strong>de</strong>nt<br />

Man 58%<br />

Vrouw 48%<br />

Tabel 2.10: Aanwezigheid gewenste buffer naar inkomenskwartiel<br />

Laagste kwartiel 34%<br />

Twee<strong>de</strong> kwartiel 47%<br />

Der<strong>de</strong> kwartiel 55%<br />

Hoogste kwartiel 67%<br />

Tabel 2.11: Aanwezigheid gewenste buffer naar huur of koopwoning<br />

Huurwoning 40%<br />

Koopwoning 60%<br />

Tabel 2.12: Aanwezigheid gewenste buffer naar bezit auto<br />

Zon<strong>de</strong>r auto 40%<br />

Met auto 55%<br />

Ook hier is een multivariate analyse gedaan om <strong>de</strong> aanwezigheid van een gewenste<br />

buffer te verklaren.<br />

Tabel 2.13: Probit analyse naar aanwezigheid gewenste buffer<br />

Leeftijd dal 16 jaar a<br />

Respon<strong>de</strong>nt vrouw ++<br />

Alleenstaan<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>r --<br />

Paar zon<strong>de</strong>r kin<strong>de</strong>ren<br />

Paar met kin<strong>de</strong>ren --<br />

Netto jaarinkomen ++<br />

Koopwoning ++<br />

Aanwezigheid auto ++<br />

a. De leeftijd is kwadratisch meegenomen in <strong>de</strong> regressie. Er is een kwadratisch verband, waarbij het<br />

dal zich op 16-jarige leeftijd bevindt.<br />

Uit <strong>de</strong> multivariate analyse blijkt dat <strong>de</strong> aanwezigheid van een auto wel van invloed is<br />

op <strong>de</strong> aanwezigheid van <strong>de</strong> gewenste buffer, maar dat het niet van invloed is op <strong>de</strong><br />

hoogte van <strong>de</strong> gewenste buffer.<br />

Wellicht spelen bij het specificeren van <strong>de</strong> gewenste hoogte van een buffer bepaal<strong>de</strong><br />

processen een rol, die vergelijkbaar zijn met <strong>de</strong> preference drift. De preference drift<br />

(Van Praag, 1971) is het fenomeen dat mensen een hoger bedrag <strong>de</strong>nken nodig te<br />

hebben om rond te komen, naarmate hun eigen inkomen hoger is. Vertaald naar dit<br />

on<strong>de</strong>rzoek kan <strong>de</strong> vraag wor<strong>de</strong>n gesteld of het zo is dat naarmate er meer vermogen<br />

aanwezig is binnen het huishou<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> gewenste buffer van dat huishou<strong>de</strong>n ook hoger<br />

is.<br />

Wanneer <strong>de</strong> vermogensklasse van <strong>de</strong> respon<strong>de</strong>nt een significante invloed heeft bij het<br />

verklaren van <strong>de</strong> gewenste hoogte van <strong>de</strong> buffer, lijkt dit een aanwijzing hiervoor. Dit is<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 15


in<strong>de</strong>rdaad het geval: wanneer we <strong>de</strong> vermogensklasse toevoegen aan bovenstaan<strong>de</strong><br />

analyse, dan blijkt <strong>de</strong> vermogensklasse een dui<strong>de</strong>lijk significante invloed te hebben.<br />

Elke 1.000 euro bestaand vermogen leidt, ceteris paribus, tot een verhoging van <strong>de</strong><br />

gewenste buffer met 5 euro.<br />

Deze vermogensklasse is echter niet meer dan een bena<strong>de</strong>ring van het vermogen (het<br />

betreft zelfrapportage in klassen), dus <strong>de</strong> uitkomsten geven niet meer dan een indicatie.<br />

2.3 Conclusie<br />

Verreweg <strong>de</strong> meeste on<strong>de</strong>rvraag<strong>de</strong>n (meer dan 90 procent) vin<strong>de</strong>n het belangrijk dat<br />

een financiële buffer aanwezig is in het huishou<strong>de</strong>n. De hoogte van die gewenste buffer<br />

hangt af van het inkomen van <strong>de</strong> respon<strong>de</strong>nt, <strong>de</strong> leeftijd en het hebben van een<br />

koopwoning. De huishoudsamenstelling speelt veel min<strong>de</strong>r een rol. Opvallend is dat<br />

gezinnen met kin<strong>de</strong>ren een lagere buffer nastreven dan an<strong>de</strong>re huishoudtypen.<br />

In ongeveer <strong>de</strong> helft van <strong>de</strong> huishou<strong>de</strong>ns is <strong>de</strong> gewenste buffer in<strong>de</strong>rdaad aanwezig.<br />

Het blijkt dat <strong>de</strong> huishou<strong>de</strong>ns die een hogere buffer nastreven <strong>de</strong>ze vaker al aanwezig<br />

hebben. Dit kan on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re het gevolg zijn van het feit dat huishou<strong>de</strong>ns met een<br />

hoger vermogen een hogere buffer nastreven dan huishou<strong>de</strong>ns met een lager<br />

vermogen.<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 16


3. Mogelijkhe<strong>de</strong>n om een buffer te kwantificeren<br />

Huishou<strong>de</strong>ns geven aan een financiële reserve te hebben. Om <strong>de</strong> hoogte van <strong>de</strong>ze<br />

reserve vast te stellen, bestaan er verschillen<strong>de</strong> metho<strong>de</strong>s. Hierbij spelen diverse<br />

factoren een rol, zoals huishoudsamenstelling, <strong>de</strong> hoogte van het inkomen en leeftijd<br />

van <strong>de</strong> kostwinner. Per metho<strong>de</strong> zijn an<strong>de</strong>re factoren van invloed.<br />

Ook <strong>de</strong> <strong>de</strong>finitie van buffer verschilt per metho<strong>de</strong>. Bij <strong>de</strong> ene <strong>de</strong>finitie is <strong>de</strong>ze alleen<br />

bedoeld om inboe<strong>de</strong>l en huishou<strong>de</strong>lijke apparatuur te vervangen, bij een an<strong>de</strong>re<br />

metho<strong>de</strong> gaat men er van uit dat <strong>de</strong> buffer ook is bedoeld om iets achter <strong>de</strong> <strong>hand</strong> te<br />

hebben bij plotselinge inkomensterugval. Voor het kwantificeren van een buffer is het<br />

belangrijk te weten waarvoor een buffer is bedoeld.<br />

Om een i<strong>de</strong>e te krijgen van het kwantificeren van een buffer bekijken we een aantal<br />

mogelijke manieren. Hieron<strong>de</strong>r bespreken we enkele metho<strong>de</strong>s.<br />

3.1 Inventarislijst en inboe<strong>de</strong>lwaar<strong>de</strong>meter<br />

3.1.1 Kenmerken inventarislijst en inboe<strong>de</strong>lwaar<strong>de</strong>meter<br />

De eerste mogelijkheid om een financiële buffer te specificeren is aan <strong>de</strong> <strong>hand</strong> van een<br />

inventarislijst. Vroeger werkten verzekeringsmaatschappijen met <strong>de</strong>rgelijke lijsten om<br />

<strong>de</strong> inboe<strong>de</strong>lwaar<strong>de</strong> vast te stellen. Hierbij moest van elk inventarison<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el <strong>de</strong><br />

vervangingswaar<strong>de</strong> wor<strong>de</strong>n opgegeven. Dit was een zeer intensieve klus: niet alleen<br />

moest <strong>de</strong> hele woning wor<strong>de</strong>n nagelopen, ook was het begrip vervangingswaar<strong>de</strong> niet<br />

eenduidig vast te stellen.<br />

Inmid<strong>de</strong>ls werken verzekeringsmaatschappijen dan ook met een inboe<strong>de</strong>lwaar<strong>de</strong>meter.<br />

Aan <strong>de</strong> <strong>hand</strong> van een aantal achtergrondkenmerken van het huishou<strong>de</strong>n wordt een<br />

inventarisbedrag geschat.<br />

De inventarislijst en <strong>de</strong> inboe<strong>de</strong>lwaar<strong>de</strong>meter zijn specifiek bedoeld voor calamiteiten.<br />

Het is niet bedoeld voor <strong>de</strong> gebruikelijke vervanging, waar <strong>de</strong> buffer zich wel op richt.<br />

Bij een gebruikelijke vervanging gaan we er namelijk niet van uit dat alles tegelijk moet<br />

wor<strong>de</strong>n vervangen. Wanneer dat wel het geval is, is er waarschijnlijk sprake van een<br />

calamiteit en daar heeft men juist <strong>de</strong> verzekering voor afgesloten.<br />

Bovendien zijn <strong>de</strong> lijst en <strong>de</strong> meter alleen bedoeld voor inventaris, niet voor zaken als<br />

on<strong>de</strong>rhoud van <strong>de</strong> woning of <strong>de</strong> auto. Dit zijn zaken die echter wel een plaats in <strong>de</strong><br />

buffer verdienen.<br />

Aan <strong>de</strong> ene kant zal <strong>de</strong> gemeten waar<strong>de</strong> bij <strong>de</strong> inboe<strong>de</strong>lwaar<strong>de</strong>meter dus te laag zijn,<br />

omdat niet alle artikelen wor<strong>de</strong>n meegenomen die uit <strong>de</strong> buffer betaald zou<strong>de</strong>n moeten<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 17


wor<strong>de</strong>n. Aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant zal <strong>de</strong> gemeten waar<strong>de</strong> te hoog zijn, omdat <strong>de</strong> meter zich<br />

richt op het in één keer vervangen van <strong>de</strong> totale inboe<strong>de</strong>l.<br />

Wel biedt <strong>de</strong> inboe<strong>de</strong>lwaar<strong>de</strong>meter aanknopingspunten wat betreft <strong>de</strong> factoren die van<br />

invloed zijn op <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> van <strong>de</strong> inventaris. Bij <strong>de</strong> inboe<strong>de</strong>lwaar<strong>de</strong>meter wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />

volgen<strong>de</strong> factoren meegenomen:<br />

De leeftijd van <strong>de</strong> hoofdkostwinner (waar<strong>de</strong> stijgt tot <strong>de</strong> leeftijdscategorie van 51<br />

tot 60 jaar, daarna daalt die)<br />

De gezinssamenstelling (paren hogere waar<strong>de</strong> dan alleenstaan<strong>de</strong>n,<br />

huishou<strong>de</strong>ns met kin<strong>de</strong>ren hogere waar<strong>de</strong> dan huishou<strong>de</strong>ns zon<strong>de</strong>r kin<strong>de</strong>ren)<br />

Het netto inkomen van het huishou<strong>de</strong>n<br />

De waar<strong>de</strong> van <strong>de</strong> woning (voor eigenaren)<br />

Het huur<strong>de</strong>rbelang (verbeteringen en verfraaiingen die door huur<strong>de</strong>r zelf zijn<br />

aangebracht)<br />

Daarnaast wordt <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> van <strong>de</strong> inboe<strong>de</strong>l nog bepaald door extra hoge waar<strong>de</strong>n voor<br />

bepaal<strong>de</strong> bezittingen, zoals bij meer dan 12.000 euro aan audiovisuele en<br />

computerapparatuur, bij meer dan 6.000 euro aan lijfsiera<strong>de</strong>n, bij meer dan 15.000 euro<br />

aan bijzon<strong>de</strong>re bezittingen (verzamelingen, antiek) en bij meer dan 6.000 euro aan<br />

huur<strong>de</strong>rbelang.<br />

3.1.2 Bezit apparaten naar achtergrondkenmerken<br />

De vraag is of <strong>de</strong> aanwezigheid van bepaal<strong>de</strong> apparaten in het huishou<strong>de</strong>n in<strong>de</strong>rdaad<br />

wordt bepaald door <strong>de</strong> in <strong>de</strong> inboe<strong>de</strong>lwaar<strong>de</strong>meter gehanteer<strong>de</strong> achtergrondkenmerken.<br />

In tabel 3.1 kijken we naar <strong>de</strong> bezitsgra<strong>de</strong>n van een aantal duurzame<br />

consumptiegoe<strong>de</strong>ren. De gegevens komen uit het CBS-Budgeton<strong>de</strong>rzoek 2003. Van elk<br />

duurzaam consumptiegoed is met logistische regressie geanalyseerd bij welke typen<br />

huishou<strong>de</strong>ns bepaal<strong>de</strong> apparaten vaker voorkomen. Hierbij hebben we <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />

huishoudkenmerken gehanteerd als die zijn meegenomen bij <strong>de</strong> inboe<strong>de</strong>lwaar<strong>de</strong>meter.<br />

Deze analyses geven slechts een ge<strong>de</strong>eltelijke verklaring. In het Budgeton<strong>de</strong>rzoek staat<br />

namelijk alleen informatie over het bezit en niet over <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> van <strong>de</strong> apparaten.<br />

Uit tabel 3.1 blijkt dat voor <strong>de</strong> meeste duurzame goe<strong>de</strong>ren geldt dat hogere inkomens<br />

ze vaker hebben dan lagere inkomens. Toch geldt dat niet voor alle apparaten. Zeker bij<br />

<strong>de</strong> zeer algemeen voorkomen<strong>de</strong> apparaten, zoals <strong>de</strong> telefoon of <strong>de</strong> wasautomaat,<br />

speelt inkomen geen rol meer.<br />

Ook <strong>de</strong> huishoudgrootte is een belangrijke factor, waarbij voor <strong>de</strong> meeste apparaten<br />

geldt dat bij grotere huishou<strong>de</strong>ns vaker een apparaat aanwezig is dan bij kleinere<br />

huishou<strong>de</strong>ns.<br />

Interessant zijn <strong>de</strong> dui<strong>de</strong>lijke leeftijdsverschillen. Over het algemeen is een afvlakking<br />

naar leeftijd dui<strong>de</strong>lijk waarneembaar. Bij veel goe<strong>de</strong>ren is een kromlijnig verband met<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 18


leeftijd te constateren. Zo is <strong>de</strong> digitalisering van audio- en vi<strong>de</strong>oapparatuur dui<strong>de</strong>lijk<br />

zichtbaar. Ou<strong>de</strong>ren hebben vaker een bandrecor<strong>de</strong>r, jongeren een cd-writer. Ou<strong>de</strong>ren<br />

hebben vaker een diaprojector en jongeren een vi<strong>de</strong>ocamera. Ver<strong>de</strong>r zien we dat<br />

jongeren vaker een bromfiets of een motor hebben, terwijl ou<strong>de</strong>ren vaker een<br />

stacaravan of twee<strong>de</strong> woning hebben. Overigens is bij <strong>de</strong> snorfiets geen leeftijdseffect<br />

te zien.<br />

Ten slotte zijn naar opleidingsniveau (van <strong>de</strong> hoofdpersoon) dui<strong>de</strong>lijke verschillen waar<br />

te nemen. Hierbij moet men er op bedacht zijn dat dit ceteris paribus effec ten zijn, dus<br />

bij eenzelf<strong>de</strong> inkomen. Het lijkt er op dat hoger opgelei<strong>de</strong>n auditiever zijn, gezien <strong>de</strong><br />

hogere bezitsgraad van audio-apparatuur en van muziekinstrumenten. Lager<br />

opgelei<strong>de</strong>n hebben vaker een dvd-speler. Tevens hebben lager opgelei<strong>de</strong>n vaker een<br />

zonnebank, een motor of een snorfiets, terwijl meer hoger opgelei<strong>de</strong>n een auto hebben.<br />

Een laatste interessant verschil is te constateren bij <strong>de</strong> computers: lager opgelei<strong>de</strong>n<br />

hebben vaker een spelcomputer, hoger opgelei<strong>de</strong>n vaker een personal computer.<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 19


Tabel 3.1: Bezittingen<br />

bezitsgraad huishoudgrootte<br />

inkomen leeftijd opleiding pzk pmk 1oud koopwoning<br />

Telefoon 100%<br />

Koelkast 99% T 49 --<br />

Diepvriezer 78% ++ -- ++ ++ ++<br />

Wasautomaat 96% ++ ++<br />

Wasdroger 60% ++ T 33 -- ++ ++ ++ ++<br />

Vaatwasmachine 43% ++ T 45 ++ ++ ++<br />

Naaimachine 57% + T 64 ++ ++<br />

Combi-magnetron 80% ++ -- ++ ++ ++<br />

Radio 96% - + ++<br />

Bandrecor<strong>de</strong>r 82% ++ ++ ++ ++<br />

Hifi-apparatuur 86% ++ T 47 ++ ++ + +<br />

Afspeelapparatuur 49% T 78 ++ ++<br />

cd-speler 92% ++ ++ ++<br />

Audio-cd-writer 29% ++ T 39 ++ ++<br />

Piano 9% T 71 ++<br />

Orgel 0%<br />

Elektronisch orgel 2% ++<br />

Keyboard 9% T 48 ++ ++<br />

Muziekinstrument 26% ++ ++<br />

Kleuren-televisie 98% ++ -<br />

Meer dan 1<br />

kleurentelevisie<br />

51% ++<br />

Zwart-wittelevisie 6% T 45 +<br />

Vi<strong>de</strong>orecor<strong>de</strong>r 82% ++ T 43 ++ ++<br />

Diaprojector 22% ++ T 69 ++ ++ ++<br />

Vi<strong>de</strong>ocamera 23% ++ T 45 ++ ++<br />

dvd-speler 27% T> 100 -- + +<br />

Bromfiets 5% ++<br />

Snorfiets 3% -- -- ++ ++<br />

Motor 8% + T 40 -- ++<br />

Auto 75% ++ T 49 ++ ++ ++<br />

2 auto‘s 15% ++ ++ ++<br />

3 auto’s 2%<br />

Eigen garage 25% ++ ++ ++ ++<br />

Twee<strong>de</strong> woning 3% ++ ++<br />

Stacaravan 2% T 62<br />

Toercaravan 9% T 56 ++ ++ ++<br />

Zonnebank/solarium 16% T 46 -- ++ ++ ++<br />

Surfplank 3% ++ T 50 +<br />

tv-spelcomputer 15% ++ T 39 -- - ++<br />

Personal computer 74% ++ T 33 ++ ++ ++ ++<br />

a. Pzk = paar zon<strong>de</strong>r kin<strong>de</strong>ren, pmk = paar met kin<strong>de</strong>ren, 1oud = alleenstaan<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>r.<br />

b. De leeftijd is kwadratisch meegenomen in <strong>de</strong> regressie. Wanneer er een kwadratisch verband is,<br />

wordt aangegeven bij welke leeftijd <strong>de</strong> top zich bevindt.<br />

c. Het inkomen wordt logaritmisch meegenomen, zodat een kromlijnig verband wordt verkregen.<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 20


3.2 De inventarislijst uit <strong>de</strong> Prijzengids voor <strong>de</strong><br />

bijzon<strong>de</strong>re bijstand<br />

Het <strong>Nibud</strong> geeft richtbedragen voor <strong>de</strong> reserveringsuitgaven die een huishou<strong>de</strong>n per<br />

maand zou kunnen beste<strong>de</strong>n. Voor een gemid<strong>de</strong>ld (voorbeeld)bedrag is hierbij<br />

uitgegaan van <strong>de</strong> door vergelijkbare huishou<strong>de</strong>ns uitgegeven bedragen aan<br />

reserveringsuitgaven. Deze richtbedragen wor<strong>de</strong>n berekend op basis van het<br />

Budgeton<strong>de</strong>rzoek van het Centraal Bureau voor <strong>de</strong> Statistiek (CBS).<br />

Daarnaast specificeert het <strong>Nibud</strong> ook een minimaal bedrag voor inventaris. Dit doet het<br />

<strong>Nibud</strong> door een minimaal inventarispakket samen te stellen en dit te prijzen. Als<br />

richtprijs wor<strong>de</strong>n hierbij <strong>de</strong> eerste kwartielprijzen gehanteerd op basis van <strong>de</strong><br />

prijsin<strong>de</strong>xcijfers van het CBS. Bij <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len van het pakket wor<strong>de</strong>n<br />

ook afschrijvingstermijnen gespecificeerd.<br />

In tabel 3.2 staat <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> van <strong>de</strong> minimale inventarispakketten voor diverse<br />

huishoudtypen weergegeven, zoals gepubliceerd in <strong>de</strong> <strong>Nibud</strong> Prijzengids voor <strong>de</strong><br />

bijzon<strong>de</strong>re bijstand.<br />

Tabel 3.2: Waar<strong>de</strong> minimale inventarispakketten per huishoudtype (bedragen 2007)<br />

Prijs<br />

alleenstaan<strong>de</strong> € 7296,-<br />

(echt)paar € 8539,-<br />

alleenstaan<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>r met 1 kind € 8289,-<br />

alleenstaan<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>r met 2 kin<strong>de</strong>ren € 9234,-<br />

alleenstaan<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>r met 3 kin<strong>de</strong>ren € 10448,-<br />

alleenstaan<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>r met 4 kin<strong>de</strong>ren € 11393,-<br />

(echt)paar met 1 kind € 9483,-<br />

(echt)paar met 2 kin<strong>de</strong>ren € 10697,-<br />

(echt)paar met 3 kin<strong>de</strong>ren € 11642,-<br />

(echt)paar met 4 kin<strong>de</strong>ren € 12760,-<br />

Ook bij <strong>de</strong>ze richtlijnen geldt dat <strong>de</strong> bereken<strong>de</strong> waar<strong>de</strong> het totaal van <strong>de</strong> inventaris<br />

weergeeft. Het is <strong>de</strong> vraag of <strong>de</strong>ze totale waar<strong>de</strong> liqui<strong>de</strong> aanwezig moet zijn, omdat het<br />

vervangen van <strong>de</strong> volledige inventaris in één keer waarschijnlijk niet nodig is.<br />

Aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant betekent het dat bepaal<strong>de</strong> artikelen die wel in <strong>de</strong> buffer zou<strong>de</strong>n<br />

horen, niet in het totale inventarispakket zijn opgenomen.<br />

3.3 Simpele vuistregels<br />

Amerikaanse zelfhulpboeken hanteren simpele vuistregels voor noodzakelijke buffers.<br />

Deze vuistregels gel<strong>de</strong>n voor Amerikaanse situaties. Hierbij moet rekening wor<strong>de</strong>n<br />

gehou<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> Amerikaanse sociale zekerheid afwijkt van het Ne<strong>de</strong>rlandse systeem.<br />

In <strong>de</strong> Verenig<strong>de</strong> Staten zullen burgers meer geld achter <strong>de</strong> <strong>hand</strong> moeten hou<strong>de</strong>n om<br />

eventuele ziektekosten en plotselinge inkomensterugval te kunnen bekostigen.<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 21


Ondanks <strong>de</strong> verschillen tussen Ne<strong>de</strong>rland en <strong>de</strong> Verenig<strong>de</strong> Staten, zullen we een aantal<br />

van <strong>de</strong>ze vuistregels na<strong>de</strong>r bekijken.<br />

3.3.1 Vuistregel I<br />

Het boek Personal Finance for Dummies van Eric Tyson (1994) hanteert <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong><br />

richtlijnen:<br />

Je eigen vermogen is min<strong>de</strong>r dan <strong>de</strong> helft van je jaarinkomen of zelfs<br />

negatief<br />

Je bent in goed gezelschap – eigenlijk behoor je tot <strong>de</strong> meer<strong>de</strong>rheid van <strong>de</strong><br />

Amerikanen. Als je tussen <strong>de</strong> 20 en 30 bent en net begonnen met werken,<br />

is dit niet zo’n probleem. Het belangrijkste is dat je je schul<strong>de</strong>n afbetaalt,<br />

eerst <strong>de</strong>gene met <strong>de</strong> hoogste rente. Daarna moet je een veiligheidsbuffer<br />

opbouwen ter grootte van drie tot zes keer je maan<strong>de</strong>lijkse uitgaven. Je<br />

moet zeker meer te weten komen over hoe je uit je schul<strong>de</strong>n kan komen,<br />

over bezuinigen en over fiscaal <strong>hand</strong>ige manieren om van je toekomstige<br />

inkomsten te sparen en te beleggen.<br />

Je eigen vermogen is meer dan <strong>de</strong> helft van je jaarinkomen, maar<br />

min<strong>de</strong>r dan een paar maal je jaarinkomen<br />

Als je jonger dan 40 bent, en zeker als je een eigen huis bezit, ben je<br />

hiermee goed in vorm. Als je ou<strong>de</strong>r bent en nog steeds huurt, kun je wel<br />

Bij het vaststellen goed af zijn, van maar een je buffer moet waarschijnlijk wordt hier gekeken bezuinigen naar en het meer eigen gaan vermogen sparen, van een<br />

huishou<strong>de</strong>n. als je Dit een eigen huis wil vermogen kopen en dient tussen als je financiële 60e en 70e reserve. met pensioen Interessant wilt. is dat <strong>de</strong><br />

veiligheidsbuffer (‘safety reserve’) alleen genoemd wordt voor huishou<strong>de</strong>ns die nog<br />

weinig vermogen Je eigen vermogen hebben opgebouwd, is meer dan met een name paar maal jongeren. je jaarinkomen<br />

Over <strong>de</strong> Je hoogte bent waarschijnlijk wor<strong>de</strong>n geen op eenduidige koers om re<strong>de</strong>lijke richtlijnen financiële gegeven. doelen Drie te tot halen. zes Je keer je<br />

zou wel eens voor op schema kunnen liggen, zeker als je nog geen 40<br />

maan<strong>de</strong>lijkse uitgaven (‘living expenses’) is het uitgangspunt.<br />

bent.<br />

3.3.2 Vuistregel II<br />

Volgens Kapoor e.a. (1991) geldt het volgen<strong>de</strong>: ‘Financial advisers suggest that an<br />

emergency fund representing three to six months of living expenses be established for<br />

use in periods of unexpected financial difficulty’.<br />

Kapoor vervolgt dat dit bedrag afhangt van <strong>de</strong> individuele levenssituatie en <strong>de</strong><br />

baanzekerheid. Een buffer van drie maan<strong>de</strong>n is waarschijnlijk a<strong>de</strong>quaat voor iemand<br />

met een stabiel inkomen of een vaste baan, terwijl iemand met een grillig of een<br />

seizoensinkomen wel eens zes of meer maan<strong>de</strong>n nodig kan hebben.<br />

Deze buffer lijkt meer bedoeld om een terugval in inkomen op te vangen dan om als<br />

voorziening voor reserveringsuitgaven te fungeren. Dat blijkt ook uit het feit dat Kapoor<br />

ver<strong>de</strong>rop in zijn betoog ingaat op het budgetteren van ‘niet-maan<strong>de</strong>lijkse uitgaven’,<br />

overigens zon<strong>de</strong>r hier standaardbedragen voor te geven. Ook hiervan is <strong>de</strong><br />

on<strong>de</strong>rbouwing of herkomst niet dui<strong>de</strong>lijk.<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 22


3.3.3 Vuistregel III<br />

De internetsite www.financialplan.about.com van <strong>de</strong> New York Times spreekt van een<br />

minimale buffer van drie tot zes maan<strong>de</strong>n aan basislevensbehoeften. Hierbij geldt dat<br />

een buffer van drie maan<strong>de</strong>n voor alleenstaan<strong>de</strong>n nodig is en een hogere buffer<br />

wanneer meer mensen van dat inkomen afhankelijk zijn.<br />

Ook <strong>de</strong>ze site gaat er overigens van uit dat <strong>de</strong>ze buffer bedoeld is voor niet-begrote<br />

gebeurtenissen en niet voor geplan<strong>de</strong> aankopen. Voor <strong>de</strong>ze zaken (bijvoorbeeld<br />

vakanties, verbeteringen aan het huis, een bruiloft, een nieuwe auto of een<br />

hypotheekaflossing) adviseren zij een apart spaarpotje aan te hou<strong>de</strong>n, zodat je ook niet<br />

in <strong>de</strong> verleiding kunt komen <strong>de</strong> buffer daarvoor aan te spreken.<br />

3.4 Conclusie<br />

De diverse metho<strong>de</strong>s die we in dit hoofdstuk hebben bekeken geven geen eenduidig<br />

beeld. De herkomst van <strong>de</strong>ze adviezen is niet dui<strong>de</strong>lijk en ook het doel van <strong>de</strong> buffer is<br />

in <strong>de</strong> adviezen tegenstrijdig.<br />

De metho<strong>de</strong>s gebruiken verschillen<strong>de</strong> achtergrondkenmerken van het huishou<strong>de</strong>n om<br />

<strong>de</strong> hoogte vast te stellen zon<strong>de</strong>r daarbij een dui<strong>de</strong>lijke on<strong>de</strong>rbouwing te geven.<br />

Daarnaast hanteren ze elk een eigen <strong>de</strong>finitie van een buffer. De ene metho<strong>de</strong> kijkt<br />

naar het totale inventarispakket. Een an<strong>de</strong>re metho<strong>de</strong> gaat er weer van uit dat <strong>de</strong> buffer<br />

is bedoeld voor niet-begrote gebeurtenissen en niet zozeer voor aankopen die al zijn<br />

gepland.<br />

We besluiten om <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> Amerikaanse vuistregels in onze uitein<strong>de</strong>lijke<br />

berekeningsmetho<strong>de</strong> voor <strong>de</strong> buffer niet te gebruiken. Ten eerste omdat ze te veel<br />

gericht zijn op <strong>de</strong> Amerikaanse situatie. Ten twee<strong>de</strong> wordt bij <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong><br />

vuistregels telkens een an<strong>de</strong>re berekeningswijze gehanteerd. Een goe<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rbouwing<br />

hierbij, ontbreekt.<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 23


4. Vermogens in Ne<strong>de</strong>rland<br />

4.1 Inleiding<br />

Uit hoofdstuk 2 blijkt dat <strong>de</strong> meeste huishou<strong>de</strong>ns graag een financiële reserve willen<br />

hebben, maar dat slechts <strong>de</strong> helft <strong>de</strong>ze daadwerkelijk beschikbaar heeft. In het daar<br />

gebruikte on<strong>de</strong>rzoek is echter niet gevraagd hoe hoog <strong>de</strong> aanwezige financiële reserve<br />

is. Op basis van het on<strong>de</strong>rzoek uit 2005 kan dus niet een richtlijn wor<strong>de</strong>n gegeven over<br />

hoe hoog <strong>de</strong> buffer van een huishou<strong>de</strong>n ongeveer moet zijn.<br />

Het streven is echter wel om een indicatie te geven over hoeveel geld men achter <strong>de</strong><br />

<strong>hand</strong> moet hou<strong>de</strong>n voor reserveringsuitgaven. In dit hoofdstuk kijken we of we op basis<br />

van het vermogen dat huishou<strong>de</strong>ns in Ne<strong>de</strong>rland beschikbaar hebben iets kunnen<br />

zeggen over <strong>de</strong> financiële buffer.<br />

Het is belangrijk om op te merken dat het aanwezige vermogen niet gelijk hoeft te zijn<br />

aan <strong>de</strong> buffer die huishou<strong>de</strong>ns zou<strong>de</strong>n moeten hebben. Zo dient het vermogen van<br />

huishou<strong>de</strong>ns waarschijnlijk niet alleen voor onverwachte uitgaven, maar ook voor<br />

an<strong>de</strong>re doelein<strong>de</strong>n, bijvoorbeeld als pensioenvoorziening. Bovendien zijn er<br />

huishou<strong>de</strong>ns die veel eigen vermogen hebben omdat ze gewoonweg veel verdienen en<br />

niet alles uitgeven. Er is dan wel veel financieel vermogen aanwezig, maar dit is niet<br />

bewust opgebouwd als financiële buffer en is daar voor ook niet per se noodzakelijk.<br />

Met bovenstaan<strong>de</strong> punten moet rekening wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n bij het vaststellen op welke<br />

manier het aanwezige vermogen als referentie voor een financiële buffer kan dienen.<br />

Voor het analyseren van het beschikbare vermogen van huishou<strong>de</strong>ns in Ne<strong>de</strong>rland,<br />

maken we gebruik van het DNB Household Survey 2006 van CentERdata. Voor alle<br />

analyses en berekeningen hebben we <strong>de</strong> gegevens in <strong>de</strong>ze dataset gebruikt. Hierin zijn<br />

1.529 huishou<strong>de</strong>ns meegenomen. Zie bijlage 2 voor meer <strong>de</strong>tails over <strong>de</strong> dataset.<br />

In paragraaf 4.2 kijken we naar <strong>de</strong> aanwezigheid en <strong>de</strong> hoogte van specifieke<br />

vermogensvormen bij huishou<strong>de</strong>ns. In paragraaf 4.3 gaan we <strong>de</strong> individuele<br />

vermogensvormen op een aantal manieren groeperen om een aantal mogelijke buffers<br />

te specificeren. Voor het specificeren zijn namelijk verschillen<strong>de</strong> <strong>de</strong>finities mogelijk. Niet<br />

alle vermogensvormen zijn immers snel om te zetten in liqui<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len. Bovendien<br />

zou een buffer voor vervanging het liefst niet risicovol belegd dienen te zijn. Ver<strong>de</strong>r<br />

speelt <strong>de</strong> aanwezigheid van leningen nog een rol: dient een aanwezige schuld van het<br />

vermogen afgetrokken te wor<strong>de</strong>n of niet?<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 24


4.2 Individuele vermogenstitels<br />

4.2.1 Het bezit van vermogenstitels<br />

In tabel 4.1 is te lezen hoeveel mensen een bepaal<strong>de</strong> vermogensvorm hebben. Hierbij<br />

zijn voornamelijk financiële vermogentitels meegenomen. Een betaalrekening heeft<br />

vrijwel ie<strong>de</strong>reen. Ook hebben <strong>de</strong> meeste mensen (84 procent) een aparte<br />

spaarrekening. An<strong>de</strong>re spaarrekeningen, zoals spaarbrieven of een spaarbankboekje,<br />

komen sporadisch voor. Wel heeft ruim een op <strong>de</strong> drie een bedrijfsspaarrekening. Deze<br />

bedrijfsspaarrekeningen zijn niet geheel liqui<strong>de</strong>.<br />

Een dui<strong>de</strong>lijk kleinere groep belegt risicovoller dan via een spaarrekening. Ongeveer 19<br />

procent belegt in een beleggingsfonds, 13 procent in losse aan<strong>de</strong>len. Nog risicovollere<br />

beleggingen, zoals opties, heeft slechts een enkeling.<br />

Ver<strong>de</strong>r hou<strong>de</strong>n huishou<strong>de</strong>ns vermogen aan met min<strong>de</strong>r liqui<strong>de</strong> beleggingsvormen. De<br />

auto en het eigen huis komen wat dat betreft het meeste voor, hoewel weinig<br />

huishou<strong>de</strong>ns <strong>de</strong>ze zaken beschouwen als een beleggingsvorm.<br />

Aan <strong>de</strong> schul<strong>de</strong>nkant van <strong>de</strong> balans zien we dat, na <strong>de</strong> hypotheek, roodstand het vaakst<br />

gebruikt wordt om krediet op te nemen, gevolgd door een doorlopend krediet.<br />

Huishou<strong>de</strong>ns met een koopwoning hebben over het algemeen meer beleggingsvormen<br />

en zij hou<strong>de</strong>n ook vaker risicovollere beleggingen aan dan huur<strong>de</strong>rs.<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 25


Tabel 4.1: Percentage dat vermogensvorm bezit naar koop- of huurwoning<br />

Koop- Huur- Totaal<br />

woning woning<br />

Betaalrekening 97% 95% 97%<br />

Bedrijfsspaarrekening 43% 25% 37%<br />

Spaarrekening 87% 77% 84%<br />

Spaarbankboekjes 7% 6% 7%<br />

Spaarbrieven 1% 1% 1%<br />

Koopsompolissen 29% 17% 25%<br />

Kapitaalverzekering 15% 7% 12%<br />

Groeifondsen 6% 3% 5%<br />

Beleggingsfondsen 23% 10% 19%<br />

Obligaties 6% 2% 5%<br />

Aan<strong>de</strong>len 16% 6% 13%<br />

Gekochte putopties 0% 0% 0%<br />

Geschreven putopties 0% 0% 0%<br />

Gekochte callopties 1% 0% 1%<br />

Geschreven callopties 0% 0% 0%<br />

Waar<strong>de</strong> auto’s 87% 67% 80%<br />

Waar<strong>de</strong> motoren 8% 3% 6%<br />

Waar<strong>de</strong> boten 3% 2% 3%<br />

Waar<strong>de</strong> caravans 12% 6% 10%<br />

Waar<strong>de</strong> uitgeleend geld 10% 8% 9%<br />

Waar<strong>de</strong> overige bezittingen 3% 2% 3%<br />

Aanmerkelijk belang 0% 0% 0%<br />

Bedrijfskapitaal vrij beroep 0% 0% 0%<br />

Bedrijfskapitaal zelfstandige 3% 3% 3%<br />

Eigen huis 98% 0% 67%<br />

Levensverzekering eigen huis 25% 0% 17%<br />

Twee<strong>de</strong> huis 3% 1% 2%<br />

Levensverzekering twee<strong>de</strong> huis 0% 0% 0%<br />

An<strong>de</strong>r onroerend goed 5% 1% 4%<br />

Levensverzekering op an<strong>de</strong>r<br />

onroerend goed<br />

0% 0% 0%<br />

Persoonlijke lening 3% 5% 3%<br />

Doorlopend krediet 7% 16% 10%<br />

Kredieten postor<strong>de</strong>r 1% 3% 2%<br />

Financieringskrediet 2% 1% 2%<br />

Lening bij familie of vrien<strong>de</strong>n 3% 4% 3%<br />

Studielening 3% 6% 4%<br />

Schuld op creditcard 2% 6% 4%<br />

An<strong>de</strong>re lening 1% 0% 1%<br />

Betaalrekening negatief saldo 13% 21% 15%<br />

Hypotheek eigen huis 76% 0% 52%<br />

Hypotheek twee<strong>de</strong> huis 1% 0% 1%<br />

Hypotheek onroerend goed 2% 1% 2%<br />

In bijlage 3 staan uitgebrei<strong>de</strong> tabellen van <strong>de</strong> percentages die een bepaal<strong>de</strong><br />

vermogensvorm bezitten naar <strong>de</strong> achtergrondkenmerken van <strong>de</strong> huishou<strong>de</strong>ns. We<br />

beperken ons hier tot <strong>de</strong> belangrijkste conclusies.<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 26


Naar huishoudsituatie zien we dat alleenstaan<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs vaker alleen een<br />

spaarrekening hebben en geen an<strong>de</strong>re beleggingsvormen aanhou<strong>de</strong>n. Ook hebben zij<br />

dui<strong>de</strong>lijk vaker leningen lopen.<br />

Ver<strong>de</strong>r zien we dat jongeren on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> <strong>de</strong>rtig veel vaker leningen hebben dan <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>re<br />

hoofdkostwinners. Na het 65 ste levensjaar nemen leningen dui<strong>de</strong>lijk af. Beleggen komt<br />

op na het 35ste jaar. Voor <strong>de</strong> rest is er opvallend weinig verschil in het voorkomen van<br />

beleggingsvormen naar leeftijd.<br />

Om <strong>de</strong> invloed van <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> achtergrondkenmerken simultaan te on<strong>de</strong>rzoeken,<br />

hebben we een multivariate analyse uitgevoerd: hoe is <strong>de</strong> samenhang tussen het wel of<br />

niet hebben van een vermogensvorm en <strong>de</strong> achtergrondvariabelen? Dit hebben we<br />

on<strong>de</strong>rzocht met behulp van een probit-analyse 2 . Hierbij beperken we ons tot <strong>de</strong><br />

vermogensvormen die bij meer dan 5 procent van <strong>de</strong> huishou<strong>de</strong>ns voorkomen. In<br />

on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> tabel zijn <strong>de</strong> uitkomsten samengevat.<br />

We zien dat <strong>de</strong> meeste vermogensvormen bij een hoger inkomen vaker voorkomen.<br />

Daarnaast leidt het hebben van een koopwoning tot het hebben van an<strong>de</strong>re<br />

vermogenstitels. Opvallend is dat naarmate men ou<strong>de</strong>r wordt, men meer risicovollere<br />

vermogensvormen aanhoudt. Ook huishou<strong>de</strong>ns met een hogere opleiding beleggen<br />

over het algemeen risicovoller. Mogelijk houdt het aantal risicovolle beleggingen ook<br />

verband met <strong>de</strong> totale hoogte van het vermogen. Hier hebben we in <strong>de</strong>ze analyse<br />

echter niet naar gekeken.<br />

2 Een probit-analyse is een statistische on<strong>de</strong>rzoeksmetho<strong>de</strong> waarbij rekening wordt gehou<strong>de</strong>n dat<br />

hetgeen dat we willen verklaren (in dit geval: waarom bezit iemand een bepaal<strong>de</strong> vermogensvorm)<br />

slechts twee waar<strong>de</strong>n kan aannemen. Zo bezit iemand wel of niet een bepaal<strong>de</strong> vermogensvorm. Hij/zij<br />

kan het niet voor 40 procent of 90 procent bezitten.<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 27


Tabel 4.2: Probit-analyse op wel of niet vermogensvorm hebben<br />

Koop-<br />

woning Leeftijda<br />

Inkomen b Partner Kin<strong>de</strong>ren c d Arbeids-<br />

Opleiding<br />

situatie e<br />

Betaalrekening D 54 ++ -- hoog: ++<br />

Bedrijfsspaarrekening ++ T 46 ++ +<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 28<br />

l.d: ++<br />

pens: +<br />

Spaarrekening ++ -- + -- pens: +<br />

Spaarbankboekjes D 47 ++<br />

Koopsompolissen T 47 ++ + --<br />

mid<strong>de</strong>n: --<br />

hoog: --<br />

l.d: ++<br />

pens: ++<br />

Kapitaalverzekering ++ T 43 ++ werkl: ++<br />

Beleggingsfondsen ++ ++ ++ - hoog: ++ werkl: --<br />

Aan<strong>de</strong>len ++ ++ ++ - +<br />

mid<strong>de</strong>n: ++<br />

hoog: ++<br />

Waar<strong>de</strong> auto’s ++ ++ ++ + hoog: --<br />

Waar<strong>de</strong> motoren + T 45 ++<br />

Waar<strong>de</strong> caravans T 66 -- ++ mid<strong>de</strong>n: +<br />

Waar<strong>de</strong> uitgeleend<br />

geld<br />

++ - --<br />

arb.ong:<br />

++<br />

werkl: ++<br />

pens: ++<br />

Eigen huis T 53 ++ werkl: ++<br />

Levensverzekering<br />

eigen huis<br />

T 39<br />

Doorlopend krediet -- -<br />

Betaalrekening<br />

negatief saldo<br />

-- +<br />

Hypotheek eigen huis T 49 ++<br />

mid<strong>de</strong>n: ++<br />

hoog: ++<br />

a. De leeftijd is kwadratisch meegenomen in <strong>de</strong> regressie. Wanneer er een kwadratisch verband is,<br />

wordt aangegeven bij welke leeftijd <strong>de</strong> top (T) of het dal (D) zich bevindt.<br />

b. Voor het inkomen is <strong>de</strong> logaritme van het jaarinkomen van het totale huishou<strong>de</strong>n genomen.<br />

c. Hierbij is gekeken naar het aantal kin<strong>de</strong>ren in het huishou<strong>de</strong>n.<br />

d. Er zijn drie opleidingsniveaus on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n. Laagopgelei<strong>de</strong>n zijn <strong>de</strong> referentiegroep.<br />

e. In totaal zijn vijf arbeidssituaties on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n. De referentiegroep zijn <strong>de</strong> niet-werken<strong>de</strong>n. l.d.=<br />

loondienst, werkl = werkloos, pens=pensioen, arb.ong = arbeidsongeschikt.<br />

4.2.3 De hoogte van <strong>de</strong> vermogensvormen<br />

De hoogte van <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> vermogensvormen is scheef ver<strong>de</strong>eld. Een groot aantal<br />

huishou<strong>de</strong>ns heeft bepaal<strong>de</strong> vermogensvormen helemaal niet, en bij <strong>de</strong>genen die <strong>de</strong><br />

vermogensvormen wel hebben, zijn er een paar met een heel groot vermogen. Het<br />

gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> is dan ook geen goe<strong>de</strong> maat om <strong>de</strong> hoogte van <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> van <strong>de</strong><br />

vermogensvorm te karakteriseren.<br />

De mediaan (<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>lste waarneming) is wat dat betreft een betere maat. In<br />

on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> tabel staat <strong>de</strong> mediaan vermeld van <strong>de</strong> huishou<strong>de</strong>ns die wel <strong>de</strong><br />

vermogensvorm hebben.


We zien dat huishou<strong>de</strong>ns met een koopwoning over het algemeen hogere bedragen van<br />

<strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> vermogensvormen aanhou<strong>de</strong>n. Ook bij <strong>de</strong> leningen zien we dat<br />

woningeigenaren, als ze een lening hebben, hogere bedragen lenen dan huur<strong>de</strong>rs. Dit<br />

geldt echter niet voor leningen met hoge rentetarieven, zoals postor<strong>de</strong>rkredieten en<br />

creditcardschul<strong>de</strong>n. Daar hebben huur<strong>de</strong>rs juist weer hogere bedragen uitstaan.<br />

Tabel 4.3: Mediane bedrag vermogensvorm naar koop- of huurwoning (excl. 0)<br />

Totaal Koop-<br />

woning<br />

Huurwoning<br />

Betaalrekening positief saldo 1535 1750 1032<br />

Bedrijfsspaarrekening 1750 1750 1545<br />

Spaarrekening 6618 8500 3289<br />

Spaarbankboekjes 1200 1410 875<br />

Koopsompolissen 3593 3884 1841<br />

Kapitaalverzekering 11000 12754 6600<br />

Beleggingsfondsen 10210 11310 7517<br />

Aan<strong>de</strong>len 5483 6125 4482<br />

Waar<strong>de</strong> auto’s 6308 7500 4000<br />

Waar<strong>de</strong> motoren 3700 3700 3750<br />

Waar<strong>de</strong> caravans 3750 4000 2135<br />

Waar<strong>de</strong> uitgeleend geld 2300 2367 2250<br />

Eigen huis 230000 230000<br />

Levensverzekering eigen huis 11056 11056<br />

Doorlopend krediet -4763 -5942 -4100<br />

Betaalrekening negatief saldo -592 -598 -500<br />

Hypotheek eigen huis -103000 -103000<br />

In bijlage 4 staan tabellen met mediane bedragen naar leeftijd.<br />

De scheve ver<strong>de</strong>ling van <strong>de</strong> hoogte van <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> vermogensvormen heeft<br />

consequenties voor het analyseren van <strong>de</strong> samenhang tussen <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong><br />

achtergrondvariabelen en <strong>de</strong> hoogte van <strong>de</strong> vermogensvormen. De huishou<strong>de</strong>ns met<br />

(extreem) hoge vermogens kunnen <strong>de</strong> samenhang namelijk sterk beïnvloe<strong>de</strong>n.<br />

Bovendien vormen <strong>de</strong> huishou<strong>de</strong>ns die wel een bepaal<strong>de</strong> vermogensvorm aanhou<strong>de</strong>n<br />

wellicht een speciale groep. Als dat zo is, hangt <strong>de</strong> hoogte van <strong>de</strong> vermogensvorm<br />

wellicht meer af van <strong>de</strong> keuze om een vermogensvorm al dan niet aan te schaffen dan<br />

van <strong>de</strong> achtergrondkenmerken zelf.<br />

Met <strong>de</strong>ze twee bezwaren wordt als volgt om gegaan. Ten eerste hanteren we <strong>de</strong><br />

logaritme van <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> als <strong>de</strong> te verklaren variabele. Het gebruik van een logaritme<br />

verkleint <strong>de</strong> invloed van extreem hoge waar<strong>de</strong>n. Ten twee<strong>de</strong> maken we gebruik van een<br />

schattingstechniek waarbij we het keuzeaspect om wel of niet een vermogensvorm aan<br />

te schaffen betrekken bij <strong>de</strong> verklaring van <strong>de</strong> hoogte van <strong>de</strong>ze vermogensvorm 3 . Hierbij<br />

3 Dit is het Heckman-selectiemo<strong>de</strong>l, ook wel Heckit-metho<strong>de</strong> (Heckman, 1976) genoemd. Om consistente schatters<br />

te krijgen wordt in <strong>de</strong>ze metho<strong>de</strong> gecorrigeerd voor het feit dat bij het verklaren van <strong>de</strong> hoogte een selectie van <strong>de</strong><br />

steekproef wordt gebruikt.<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 29


veron<strong>de</strong>rstellen we dat <strong>de</strong> opleiding van <strong>de</strong> hoofdkostwinner wél een directe rol speelt<br />

bij <strong>de</strong> keuze om een vermogensvorm aan te hou<strong>de</strong>n, maar geen directe rol speelt bij <strong>de</strong><br />

hoogte ervan. Bij <strong>de</strong> bedrijfsspaarrekening veron<strong>de</strong>rstellen we dat het in loondienst zijn<br />

een rol speelt bij het wel of niet hebben van een <strong>de</strong>rgelijke rekening.<br />

In tabel 4.4 staan <strong>de</strong> uitkomsten van <strong>de</strong> analyses gepresenteerd. Het blijkt dat <strong>de</strong><br />

hoogte van <strong>de</strong> aparte vermogensvormen moeilijk te verklaren is. Van veel<br />

vermogensvormen is het aantal waarnemingen beperkt. Alleen <strong>de</strong> hoogte van het<br />

spaarsaldo lijkt samen te hangen met een aantal achtergrondkenmerken. Leeftijd en<br />

inkomen spelen daarbij een belangrijke rol. Leeftijd speelt ook een rol bij het bedrag<br />

aan koopsompolissen en beleggingsfondsen. De aanwezigheid van kin<strong>de</strong>ren betekent<br />

een lager bedrag op <strong>de</strong> spaarrekening en een lager bedrag aan aan<strong>de</strong>len.<br />

De keuze om wel of niet een vermogensvorm te nemen, speelt alleen een rol bij <strong>de</strong><br />

hoogte van het bedrag aan aan<strong>de</strong>len en bij <strong>de</strong> bedrijfsspaarregeling.<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 30


Tabel 4.4: Hoogte van <strong>de</strong> individuele vermogensvorm verklaard (via Heckman-<br />

selectiemo<strong>de</strong>l)<br />

Koop-<br />

woning<br />

Leeftijd d<br />

Betaalrekening a ++ ++ ++<br />

Inkomen e Partner Kin<strong>de</strong>ren Arbeids-<br />

situatie f<br />

a. Bij <strong>de</strong> hoogte van <strong>de</strong> betaalrekening is <strong>de</strong> Heckman-metho<strong>de</strong> niet toegepast, aangezien nagenoeg<br />

ie<strong>de</strong>reen een betaalrekening heeft. Hier heeft hoog opgeleid zijn ook een positieve, significante<br />

invloed op <strong>de</strong> hoogte.<br />

b. Bij <strong>de</strong> hoogte van <strong>de</strong> bedrijfsspaarrekening is <strong>de</strong> arbeidssituatie als selectievariabele gebruikt om<br />

te verklaren waarom iemand wel of niet een bedrijfsspaarrekening heeft.<br />

c. Bij <strong>de</strong> hoogte van het doorlopend krediet is iemands aversie tegen schul<strong>de</strong>n als selectievariabele<br />

gebruikt om te verklaren waarom iemand wel of niet een doorlopend krediet heeft.<br />

d. De leeftijd is kwadratisch meegenomen in <strong>de</strong> regressie. Wanneer er een kwadratisch verband is,<br />

wordt aangegeven bij welke leeftijd <strong>de</strong> top (T) zich bevindt.<br />

e. Voor het inkomen is <strong>de</strong> logaritme van het jaarinkomen van het totale huishou<strong>de</strong>n genomen.<br />

f. In totaal zijn vijf arbeidssituaties on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n. De referentiegroep zijn <strong>de</strong> niet-werken<strong>de</strong>n. l.d.=<br />

loondienst, werkl = werkloos, pens=pensioen, arb.ong = arbeidsongeschikt.<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 31<br />

Invloed<br />

bezit op<br />

hoogte<br />

Bedrijfsspaarrekening b + ++<br />

Spaarrekening ++ ++ ++ -- l.d: ++<br />

zelfst: ++<br />

Spaarbankboekjes + werkl: --<br />

Koopsompolissen ++<br />

Kapitaalverzekering<br />

Beleggingsfondsen ++<br />

Aan<strong>de</strong>len - -<br />

Waar<strong>de</strong> auto’s ++ T 56 ++ ++<br />

Waar<strong>de</strong> motoren<br />

Waar<strong>de</strong> caravans +<br />

Waar<strong>de</strong> uitgeleend geld + zelfst: +<br />

Waar<strong>de</strong> overige<br />

bezittingen<br />

Eigen huis T 77 ++ ++ ++ arb.ong: -<br />

-<br />

Doorlopend krediet c T 43 ++<br />

Hypotheek eigen huis --


De hoogte van <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> specifieke vermogensvormen valt dus moeilijk te<br />

verklaren vanuit <strong>de</strong> achtergrondvariabelen. Zelfs enige samenhang met inkomen is niet<br />

eens dui<strong>de</strong>lijk zichtbaar bij <strong>de</strong> meeste vermogensvormen. Wellicht komt dat doordat <strong>de</strong><br />

mix van vermogensvormen een rol speelt: sommige huishou<strong>de</strong>ns hebben hun vermogen<br />

groten<strong>de</strong>els risicoloos belegd en hebben alleen een spaarrekening, an<strong>de</strong>re<br />

huishou<strong>de</strong>ns nemen wel meer risico en hebben aan<strong>de</strong>len of groeifondsen en daardoor<br />

min<strong>de</strong>r op hun spaarrekening staan.<br />

Het is daarom interessanter te kijken naar het totaal van het vermogen in plaats van<br />

naar <strong>de</strong> afzon<strong>de</strong>rlijke vermogensbestand<strong>de</strong>len. Dit doen we in <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> paragraaf.<br />

4.3 Het totaal aan vermogen<br />

4.3.1 Specificeren van het vermogen: liqui<strong>de</strong> en niet-liqui<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len<br />

Er is geen eenduidige <strong>de</strong>finitie van vermogen die toegepast kan wor<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong><br />

specificatie van een buffer. We illustreren dit aan <strong>de</strong> <strong>hand</strong> van een theoretische balans<br />

van een huishou<strong>de</strong>n, die in on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> tabel is weergegeven. Zoals gebruikelijk<br />

wordt er on<strong>de</strong>rscheid gemaakt tussen bezittingen (activa) en schul<strong>de</strong>n (passiva ). Het<br />

verschil tussen bezittingen en schul<strong>de</strong>n wordt het ‘eigen vermogen’ genoemd. Bij <strong>de</strong><br />

bezittingen wordt on<strong>de</strong>rscheid gemaakt tussen vaste en vlotten<strong>de</strong> bezittingen. Vlotten<strong>de</strong><br />

bezittingen kunnen snel te gel<strong>de</strong> wor<strong>de</strong>n gemaakt; voor vaste bezittingen is dat veel<br />

moeilijker of zelfs onmogelijk. De schul<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rver<strong>de</strong>eld in schul<strong>de</strong>n voor<br />

lange termijn en schul<strong>de</strong>n voor korte termijn.<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 32


Tabel 4.5: Balans van een huishou<strong>de</strong>n<br />

ACTIVA, BEZITTINGEN PASSIVA, SCHULDEN<br />

DUURZAME/VASTE BEZITTINGEN VREEMD VERMOGEN OP LANGE TERMIJN<br />

1 waar<strong>de</strong> eigen woning € 1 hypotheek €<br />

2 waar<strong>de</strong> 2e woning € 2 twee<strong>de</strong>/verhogingen hypotheek €<br />

3 waar<strong>de</strong> eigen auto € 3 overig hypothecair krediet €<br />

4 waar<strong>de</strong> inboe<strong>de</strong>l € 4 studieleningen €<br />

5 vermogen eigen bedrijf € 5 overige langlopen<strong>de</strong> kredieten €<br />

6 vermogen in <strong>de</strong>elnemingen €<br />

7 waar<strong>de</strong> beleggingsobjecten €<br />

8 uitstaan<strong>de</strong> leningen €<br />

9 afkoop-/eindwaar<strong>de</strong> verzekeringen met<br />

spaarelement,<br />

€<br />

10 tegoed levensloopregelingen €<br />

11 tegoed spaarloonregelingen €<br />

12 overige vaste bezittingen €<br />

TOTAAL VASTE ACTIVA € TOTAAL LANGLOPENDE PASSIVA €<br />

VLOTTENDE BEZITTINGEN VREEMD VERMOGEN OP KORTE TERMIJN<br />

Consumptieve kredieten<br />

13 contant geld € 6 persoonlijke leningen €<br />

14 positief saldo betaalrekeningen € 7 doorlopen<strong>de</strong> kredieten €<br />

15 omvang spaarrekeningen € 8 roodstaan op contract €<br />

16 omvang spaarbewijzen en spaar<strong>de</strong>posito's € 9 roodstaan zon<strong>de</strong>r contract €<br />

17 waar<strong>de</strong> waar<strong>de</strong>papieren, effecten € Afbetalingsregelingen<br />

18 overige tegoe<strong>de</strong>n € 10 autofinancieringen €<br />

19 <strong>de</strong>elnemingen beleggingsinstellingen € 11 postor<strong>de</strong>rkredieten €<br />

20 overige vlotten<strong>de</strong> bezittingen € 12 saneringskredieten €<br />

TOTAAL VLOTTENDE ACTIVA € 13 kredieten o.b.v. klantenkaarten €<br />

14 kredieten o.b.v. credit cards €<br />

15 overige consumptieve kredieten €<br />

TOTAAL CONSUMPTIEVE KREDIETEN €<br />

Informele leningen<br />

16 leningen bij familie, vrien<strong>de</strong>n €<br />

Betalingsachterstan<strong>de</strong>n<br />

17 achterstan<strong>de</strong>n op kredieten, hypotheken<br />

e.d.<br />

€<br />

TOTAAL KORTLOPENDE PASSIVA €<br />

TOTAAL ACTIVA € TOTAAL PASSIVA €<br />

EIGEN VERMOGEN €<br />

Gebaseerd op overzicht van H.J. Ritzema en J. van Vianen (1992).<br />

Wanneer we willen on<strong>de</strong>rzoeken wat voor financiële buffer aanwezig moet zijn voor niet<br />

te plannen, noodzakelijke uitgaven, zijn niet alle vermogensvormen van belang. Het<br />

gaat dan alleen om liqui<strong>de</strong> vermogensvormen, dat wil zeggen vermogensvormen die<br />

snel in contant geld zijn om te zetten. In bovenstaand schema wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> vlotten<strong>de</strong><br />

bezittingen genoemd.<br />

Zaken die daarom niet meetellen, zijn <strong>de</strong> (over)waar<strong>de</strong> van <strong>de</strong> eigen woning, pensioen-<br />

en lijfrenteaanspraken en bijvoorbeeld termijn<strong>de</strong>posito’s. Ook waar<strong>de</strong> van <strong>de</strong><br />

bezittingen zelf, bijvoorbeeld <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> van <strong>de</strong> auto of <strong>de</strong> inventaris, speelt geen rol.<br />

Dat betekent dus dat niet <strong>de</strong> volledige nieuwe aanschafprijs van een auto bijeen hoeft<br />

te wor<strong>de</strong>n gespaard. De inruilwaar<strong>de</strong> van <strong>de</strong> huidige auto wordt immers vaak gebruikt<br />

om <strong>de</strong> nieuwe auto <strong>de</strong>els mee te financieren. Ook voor sommige inventarison<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 33


estaat een uitgebrei<strong>de</strong> markt in twee<strong>de</strong><strong>hand</strong>sartikelen, zoals te zien is op bijvoorbeeld<br />

www.marktplaats.nl.<br />

Daarnaast moet je rekening hou<strong>de</strong>n met eventuele leningen. In plaats van alleen naar<br />

het bezit te kijken, kijk je dan naar het netto beschikbare vermogen. Dit is het bezit<br />

minus alle aanwezige kredieten. Het is namelijk niet slim om zowel te sparen als te<br />

lenen. Een huishou<strong>de</strong>n zou met het spaartegoed allereerst zijn leningen moeten<br />

aflossen. Daarmee is <strong>de</strong> beschikbare financiële ruimte kleiner.<br />

Bij <strong>de</strong> kredieten moet je <strong>de</strong> schul<strong>de</strong>n op lange termijn, zoals hypotheken en<br />

studieschul<strong>de</strong>n, buiten beschouwing laten. Alleen het ‘vreemd vermogen op korte<br />

termijn’ is van belang. Daaron<strong>de</strong>r vallen dus daadwerkelijk afgesloten leningen<br />

(persoonlijke lening, doorlopend krediet), al dan niet geoorloofd rood staan,<br />

afbetalingsregelingen, informele leningen en betalingsachterstan<strong>de</strong>n.<br />

4.3.2 Vermogens<strong>de</strong>finities<br />

Hieron<strong>de</strong>r staan <strong>de</strong> vermogens<strong>de</strong>finities die we ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoeken. Zij verschillen<br />

on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re in mate van liquiditeit. Daarnaast is bij sommige <strong>de</strong>finities gekeken naar<br />

het bedrag aan bezittingen en bij an<strong>de</strong>re <strong>de</strong>finities naar het eigen vermogen. Bij <strong>de</strong><br />

diverse <strong>de</strong>finities van bezit en eigen vermogen gaat het om <strong>de</strong> financiële bezittingen.<br />

Overige bezittingen, zoals huisraad en <strong>de</strong> auto, zijn niet meegenomen. De precieze<br />

in<strong>de</strong>ling van <strong>de</strong> vermogens<strong>de</strong>finities staat in bijlage 5.<br />

Bij elke <strong>de</strong>finitie staat een grafiek van <strong>de</strong> cumulatieve ver<strong>de</strong>ling, zowel voor alle<br />

respon<strong>de</strong>nten gezamenlijk als voor huur<strong>de</strong>rs afzon<strong>de</strong>rlijk als voor kopers afzon<strong>de</strong>rlijk.<br />

De cumulatieve ver<strong>de</strong>ling geeft bij een percentage van <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling weer hoe hoog het<br />

bedrag is dat dat percentage van <strong>de</strong> respon<strong>de</strong>nten maximaal heeft. In <strong>de</strong> grafiek van<br />

het balanstotaal is bijvoorbeeld te zien dat 10 procent van <strong>de</strong> kopers een bedrag aan<br />

bezittingen heeft van maximaal iets min<strong>de</strong>r dan 100.000 euro en <strong>de</strong> 10 procent rijkste<br />

huiseigenaren een bedrag aan bezittingen heeft van minimaal 550.000 euro.<br />

<strong>Achter</strong>eenvolgens komen aan bod:<br />

1. Balanstotaal (totale activa): het totaal van alle (liqui<strong>de</strong> en illiqui<strong>de</strong>) financiële<br />

bezittingen.<br />

2. Liqui<strong>de</strong> bezittingen: bezittingen die op zeer korte termijn in een geldbedrag kunnen<br />

wor<strong>de</strong>n omgezet. Dit is voornamelijk spaargeld en verhan<strong>de</strong>lbare beleggingen, als<br />

fondsen, obligaties, etc.<br />

3. Risicoarme liqui<strong>de</strong> bezittingen: het totaal van het spaargeld.<br />

4. Eigen vermogen: het totaal van <strong>de</strong> bezittingen minus <strong>de</strong> schul<strong>de</strong>n.<br />

5. Liqui<strong>de</strong> eigen vermogen: <strong>de</strong> liqui<strong>de</strong> bezittingen minus <strong>de</strong> kortlopen<strong>de</strong> schul<strong>de</strong>n.<br />

Ver<strong>de</strong>r geven we nog kort <strong>de</strong> schuldpositie van huishou<strong>de</strong>ns weer:<br />

6. Het totaal van <strong>de</strong> schul<strong>de</strong>n<br />

7. Het totaal van <strong>de</strong> kortlopen<strong>de</strong> schul<strong>de</strong>n<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 34


Figuur 4.1: Balanstotaal<br />

Hieruit valt dui<strong>de</strong>lijk te zien dat huiseigenaren dui<strong>de</strong>lijk hogere bezittingen hebben dan<br />

huur<strong>de</strong>rs. De mediane koper heeft circa 250.000 euro aan bezit, <strong>de</strong> mediane huur<strong>de</strong>r<br />

net 6.000 euro.<br />

Figuur 4.2: Liqui<strong>de</strong> bezittingen<br />

Ook bij <strong>de</strong> liqui<strong>de</strong> bezittingen is er verschil tussen huur<strong>de</strong>rs en kopers, maar het<br />

verschil is veel kleiner. De mediane koper heeft circa 10.000 euro, <strong>de</strong> mediane huur<strong>de</strong>r<br />

3.600 euro aan liqui<strong>de</strong> bezittingen.<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 35


Figuur 4.3: Liqui<strong>de</strong> risicoarme bezittingen<br />

Bij <strong>de</strong> risicoarme liqui<strong>de</strong> bezittingen zijn <strong>de</strong> verschillen tussen kopers en huur<strong>de</strong>rs nog<br />

wat kleiner. Blijkbaar beleggen kopers hun liqui<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len iets risicovoller.<br />

Figuur 4.4: Eigen vermogen<br />

Bij het eigen vermogen nemen we ook <strong>de</strong> schul<strong>de</strong>n van het huishou<strong>de</strong>n mee. Daardoor<br />

kan het eigen vermogen ook negatief wor<strong>de</strong>n, dat wil zeggen dat <strong>de</strong> schul<strong>de</strong>n hoger zijn<br />

dan <strong>de</strong> bezittingen. Dit komt voor bij circa 5 procent van <strong>de</strong> huiseigenaren en circa 25<br />

procent van <strong>de</strong> huur<strong>de</strong>rs.<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 36


Figuur 4.5: Liqui<strong>de</strong> eigen vermogen<br />

Ook als we <strong>de</strong> hypotheek en <strong>de</strong> eigen woning niet meenemen, blijken huiseigenaren<br />

over het algemeen een hoger eigen vermogen te bezitten. Wel blijkt er ook een<br />

behoorlijke groep huiseigenaren te zijn die geen liqui<strong>de</strong> eigen vermogen heeft.<br />

Figuur 4.6: Het totaal van <strong>de</strong> schul<strong>de</strong>n<br />

Te zien is dat huiseigenaren vaker een schuld hebben dan huur<strong>de</strong>rs. Dat is niet zo<br />

vreemd, omdat <strong>de</strong> hypotheek in <strong>de</strong>ze <strong>de</strong>finitie als schuld wordt gezien.<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 37


Figuur 4.7: Het totaal van <strong>de</strong> kortlopen<strong>de</strong> schul<strong>de</strong>n<br />

Wanneer we <strong>de</strong> hypotheek niet meenemen en alleen kijken naar <strong>de</strong> kortlopen<strong>de</strong><br />

schul<strong>de</strong>n, zien we dat huur<strong>de</strong>rs over het algemeen meer kortlopen<strong>de</strong> schul<strong>de</strong>n hebben.<br />

4.3.3 Analyses van <strong>de</strong> vermogens<strong>de</strong>finities<br />

De verschillen<strong>de</strong> vermogens<strong>de</strong>finities hebben we multivariaat geanalyseerd.<br />

Omdat vrijwel elk huishou<strong>de</strong>n een bedrag aan vermogen heeft -ongeacht welke <strong>de</strong>finitie<br />

gehanteerd wordt-, is <strong>de</strong> Heckman-correctie niet nodig, zo bleek uit <strong>de</strong> analyses.<br />

Er moet rekening mee wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n dat huishou<strong>de</strong>ns een negatief bedrag aan<br />

(eigen) vermogen kunnen hebben. In dat geval is het niet mogelijk <strong>de</strong> logaritme van het<br />

vermogen te nemen. Het is echter niet mogelijk om <strong>de</strong>ze specifieke groep huishou<strong>de</strong>ns<br />

zomaar buiten beschouwing te laten. Daarom hebben we een alternatief voor <strong>de</strong><br />

logaritmische functie gebruikt waarbij negatieve waar<strong>de</strong>n wel kunnen wor<strong>de</strong>n<br />

meegenomen 4 .<br />

4 Er is gebruik gemaakt van <strong>de</strong> inverse hyperbolische sinus functie (IHS-functie), waarbij geldt: IHS =<br />

log(X<br />

2<br />

(X<br />

1)) en X is het totale vermogen.<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 38


Tabel 4.6: Regressie-analyse op hoogte van vermogens<strong>de</strong>finities<br />

Leeftijd a b Koop-<br />

Partner Kind Inkomen<br />

woning<br />

Totaal bezittingen ++ ++ ++<br />

Totaal liqui<strong>de</strong><br />

mid<strong>de</strong>len<br />

Totaal liqui<strong>de</strong><br />

risicoarme mid<strong>de</strong>len<br />

Arbeids-<br />

situatie c<br />

l.d.: +<br />

zelfst: ++<br />

wrkl: +<br />

pens: +<br />

++ ++ ++ zelfst: ++<br />

++ ++ ++<br />

Eigen vermogen T 72 ++ zelfst: ++<br />

Eigen vermogen<br />

exclusief huis<br />

T 72 ++ ++<br />

l.d.: +<br />

zelfst: ++<br />

pens: ++<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 39<br />

Opleidingd<br />

Liqui<strong>de</strong> eigen<br />

vermogen<br />

++ ++ ++ pens: +<br />

a. De leeftijd is kwadratisch meegenomen in <strong>de</strong> regressie. Wanneer er een kwadratisch verband is,<br />

wordt aangegeven bij welke leeftijd <strong>de</strong> top (T) zich bevindt.<br />

b. Voor het inkomen is <strong>de</strong> logaritme van het jaarinkomen van het totale huishou<strong>de</strong>n genomen.<br />

c. In totaal zijn vijf arbeidssituaties on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n. De referentiegroep zijn <strong>de</strong> niet-werken<strong>de</strong>n. l.d.=<br />

loondienst, werkl = werkloos, pens=pensioen, arb.ong = arbeidsongeschikt.<br />

d. Er zijn drie opleidingsniveau on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n. Laagopgelei<strong>de</strong>n zijn <strong>de</strong> referentiegroep.<br />

We zien bij alle vermogens<strong>de</strong>finities dat <strong>de</strong> hoogte oploopt met <strong>de</strong> leeftijd. Opvallend is<br />

dat <strong>de</strong> aanwezigheid van een partner of kin<strong>de</strong>ren geen enkele invloed lijkt te hebben .<br />

hoog: ++<br />

Het inkomen heeft een significante invloed op <strong>de</strong> bezittingen, maar min<strong>de</strong>r op het eigen<br />

vermogen.<br />

Ver<strong>de</strong>r blijken zelfstandigen niet alleen meer bezittingen te hebben. Ook hun eigen<br />

vermogen is significant hoger. Overigens zijn <strong>de</strong> bezittingen vermoe<strong>de</strong>lijk in het bedrijf<br />

zelf. Zelfstandigen hebben namelijk niet significant meer liqui<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len. Dit hebben<br />

gepensioneer<strong>de</strong>n daarentegen wel.<br />

Het bezit van een koopwoning is veel sterker van invloed op <strong>de</strong> bezittingen en op het<br />

eigen vermogen. Het hebben van een koopwoning is dus een belangrijke factor. Dat is<br />

op zich niet zo vreemd, omdat <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> van <strong>de</strong> eigen woning verreweg <strong>de</strong> grootste<br />

bezitting is bij <strong>de</strong> meeste huishou<strong>de</strong>ns. Ook is <strong>de</strong> hypotheek verreweg <strong>de</strong> grootste<br />

schuld die mensen zijn aangegaan. Wellicht is die koopwoning zo bepalend voor het<br />

totale vermogen, dat het <strong>de</strong> invloed van an<strong>de</strong>re factoren die samenhangen met het<br />

eigenwoningbezit, zoals het inkomen en <strong>de</strong> gezinssamenstelling, wegneemt.<br />

Daarom hebben we <strong>de</strong>ze invloe<strong>de</strong>n geschat voor huur<strong>de</strong>rs en kopers apart.


Tabel 4.7: Regressie-analyse op hoogte van vermogens<strong>de</strong>finities (alleen koopwoning)<br />

Leeftijd a Partner Kind<br />

b<br />

Inkomen<br />

Arbeidssituatie<br />

c Opleidingd<br />

Totaal bezittingen T 79 ++ ++ zelfst: ++ hoog: ++<br />

Totaal liqui<strong>de</strong><br />

mid<strong>de</strong>len<br />

Totaal liqui<strong>de</strong><br />

risicoarme<br />

mid<strong>de</strong>len<br />

++ ++ zelfst: +<br />

++ ++<br />

Eigen vermogen T 71 zelfst: ++<br />

Eigen vermogen<br />

excl. woning<br />

T 75 ++ zelfst: ++<br />

Liqui<strong>de</strong> eigen<br />

vermogen<br />

++ ++<br />

a. De leeftijd is kwadratisch meegenomen in <strong>de</strong> regressie. Wanneer er een kwadr atisch verband is,<br />

wordt aangegeven bij welke leeftijd <strong>de</strong> top (T) zich bevindt.<br />

b. Voor het inkomen is <strong>de</strong> logaritme van het jaarinkomen van het totale huishou<strong>de</strong>n genomen.<br />

c. In totaal zijn vijf arbeidssituaties on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n. De referentiegroep zijn <strong>de</strong> niet-werken<strong>de</strong>n. l.d.=<br />

loondienst, werkl = werkloos, pens=pensioen, arb.ong = arbeidsongeschikt.<br />

d. Er zijn drie opleidingsniveau on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n. Laagopgelei<strong>de</strong>n zijn <strong>de</strong> referentiegroep.<br />

We zien bij <strong>de</strong> kopers dat leeftijd een belangrijke rol speelt. Naarmate <strong>de</strong> leefti jd stijgt,<br />

wordt ook het vermogen groter. Niet alleen <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> van het huis, ook <strong>de</strong> liqui<strong>de</strong><br />

mid<strong>de</strong>len nemen toe. De hoogte van <strong>de</strong> hypotheek neemt af. Ook hier zien we <strong>de</strong><br />

zelfstandigen met een hoger bedrag aan bezittingen.<br />

Mensen met een hogere opleiding hebben, ceteris paribus, een hoger bedrag aan<br />

bezittingen. Aangezien zij niet significant meer liqui<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len hebben, lijkt het erop<br />

dat zij een duur<strong>de</strong>r huis kopen dan lager opgelei<strong>de</strong>n.<br />

Tabel 4.8: Regressie-analyse op hoogte van vermogens<strong>de</strong>finities (alleen huurwoning)<br />

Leeftijd a Partner Kind<br />

b<br />

Inkomen<br />

Arbeidssituatie<br />

c Opleidingd<br />

Totaal bezittingen -- ++ zelfst: ++ hoog: ++<br />

Totaal liqui<strong>de</strong><br />

mid<strong>de</strong>len<br />

Totaal liqui<strong>de</strong><br />

risicoarme mid<strong>de</strong>len<br />

-- ++ pens: ++<br />

- -- ++ pens: + mid<strong>de</strong>l: --<br />

Eigen vermogen T 66 -- hoog: +<br />

Eigen vermogen excl.<br />

huis<br />

Liqui<strong>de</strong> eigen<br />

vermogen<br />

T 65 -- hoog: +<br />

-<br />

a. De leeftijd is kwadratisch meegenomen in <strong>de</strong> regressie. Wanneer er een kwadratisch verband is,<br />

wordt aangegeven bij welke leeftijd <strong>de</strong> top (T) zich bevindt.<br />

b. Voor het inkomen is <strong>de</strong> logaritme van het jaarinkomen van het totale huishou<strong>de</strong>n genomen.<br />

c. In totaal zijn vijf arbeidssituaties on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n. De referentiegroep zijn <strong>de</strong> niet-werken<strong>de</strong>n. l.d.=<br />

loondienst, werkl = werkloos, pens=pensioen, arb.ong = arbeidsongeschikt.<br />

d. Er zijn drie opleidingsniveau on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n. Laagopgelei<strong>de</strong>n zijn <strong>de</strong> referentiegroep.<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 40


Bij <strong>de</strong> huur<strong>de</strong>rs zien we een heel an<strong>de</strong>r beeld. De leeftijd speelt geen rol bij het totaal<br />

aan bezittingen. Wel blijkt het eigen vermogen significant toe te nemen met <strong>de</strong> leeftijd<br />

tot 65-jarige leeftijd. Het is niet dui<strong>de</strong>lijk of dit komt door een hoger bedrag aan<br />

bezittingen of een lager bedrag aan schul<strong>de</strong>n.<br />

We zien dat huur<strong>de</strong>rs met een hoger inkomen wel significant meer bezittingen hebben<br />

dan huur<strong>de</strong>rs met een lager inkomen, maar dat ze niet een hoger eigen vermogen<br />

hebben. Blijkbaar zijn <strong>de</strong>ze bezittingen voor een groot <strong>de</strong>el via krediet gefinancierd.<br />

De aanwezigheid van kin<strong>de</strong>ren heeft bij huur<strong>de</strong>rs een dui<strong>de</strong>lijk negatieve invloed op <strong>de</strong><br />

spaarpot.<br />

4.4 Conclusie<br />

Bijna alle huishou<strong>de</strong>ns hebben een betaal- en spaarrekening. Bezit van risicovolle<br />

bezittingen komt min<strong>de</strong>r vaak voor. Kopers bezitten wel meer beleggingen, aan<strong>de</strong>len en<br />

an<strong>de</strong>re vermogensvormen dan huur<strong>de</strong>rs. Woningeigenaren hebben sowieso dui<strong>de</strong>lijk<br />

meer vermogen dan huur<strong>de</strong>rs.<br />

Naast <strong>de</strong> afzon<strong>de</strong>rlijke vermogensbestand<strong>de</strong>len hebben we naar het totale vermogen<br />

gekeken. Bij <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> vermogens<strong>de</strong>finities (o.a. totale activa, eigen vermogen,<br />

eigen liqui<strong>de</strong> vermogen) blijkt telkens dat <strong>de</strong> huishoudsituatie niet van invloed is op het<br />

aanwezige vermogen. Het totale besteedbare huishoudinkomen, <strong>de</strong> leeftijd van <strong>de</strong><br />

kostwinner en het type woning, zijn wel bepalend voor het liqui<strong>de</strong> vermogen van een<br />

huishou<strong>de</strong>n. Hierbij is het belangrijk on<strong>de</strong>rscheid te maken tussen kopers en huur<strong>de</strong>rs.<br />

Bij <strong>de</strong> huishou<strong>de</strong>ns met een huurwoning heeft het hebben van kin<strong>de</strong>ren een negatieve<br />

invloed op het aanwezige vermogen. On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> groep van woningeigenaren bestaat er<br />

een sterk positief verband tussen het inkomen en het aanwezige vermogen. Verd er<br />

blijkt dat zelfstandigen die een koopwoning hebben meer vermogen hebben.<br />

We weten nu welke ‘har<strong>de</strong>’, meetbare gegevens van invloed zijn op <strong>de</strong> hoogte van het<br />

vermogen. In het volgen<strong>de</strong> hoofdstuk kijken we of ook psychologische aspecten van<br />

invloed zijn.<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 41


5. Psychologische factoren<br />

5.1 Inleiding<br />

In het voorgaan<strong>de</strong> hebben we gekeken naar <strong>de</strong> invloed van achtergrondkenmerken op<br />

verschillen<strong>de</strong> vermogens<strong>de</strong>finities. We hebben ons daarbij beperkt tot dui<strong>de</strong>lijk<br />

meetbare kenmerken van het huishou<strong>de</strong>n.<br />

Als we willen komen tot een eenvoudig advies voor huishou<strong>de</strong>ns over <strong>de</strong> aan te hou<strong>de</strong>n<br />

financiële buffer, dan moet dat afhangen van kenmerken van het huishou<strong>de</strong>n die voor<br />

het huishou<strong>de</strong>n gemakkelijk te achterhalen zijn, zoals inkomen, huishoudsamenstelling<br />

en leeftijd.<br />

Waarschijnlijk zijn er ook an<strong>de</strong>re, min<strong>de</strong>r makkelijk te achterhalen, kenmerken van het<br />

huishou<strong>de</strong>n die een rol spelen bij <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> vermogens<strong>de</strong>finities. Vooral<br />

psychologische concepten kunnen van belang zijn. Het valt bijvoorbeeld aan te nemen<br />

dat risicomij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> huishou<strong>de</strong>ns een grotere buffer aanhou<strong>de</strong>n dan risicozoeken<strong>de</strong><br />

huishou<strong>de</strong>ns. En wellicht maken huishou<strong>de</strong>ns die vin<strong>de</strong>n dat ze een goe<strong>de</strong> financiële<br />

opvoeding hebben gehad, min<strong>de</strong>r schul<strong>de</strong>n.<br />

De DNB Household Survey die in hoofdstuk 5 is gebruikt (CentERdata, 2006), bevat<br />

ook een vragenlijst met economisch-psychologische vragen. De gegevens hiervan<br />

gebruiken we in dit hoofdstuk. Daarmee kijken we of er een verband bestaat tussen<br />

bepaal<strong>de</strong> psychologische aspecten en het vermogen.<br />

5.2 De dimensies<br />

De vragenlijst in <strong>de</strong> DNB Household Survey bevat een groot aantal stellingen. Met<br />

behulp van een factoranalyse hebben we <strong>de</strong> antwoor<strong>de</strong>n op <strong>de</strong>ze stellingen<br />

teruggebracht tot zestien dimensies. In on<strong>de</strong>rstaand overzicht geven we onze duiding<br />

van <strong>de</strong>ze dimensies. Dit doen we aan <strong>de</strong> <strong>hand</strong> van een beschrijving van het type<br />

respon<strong>de</strong>nten dat hoog scoort op <strong>de</strong> betreffen<strong>de</strong> dimensie.<br />

1. Spaar<strong>de</strong>rs: men vindt sparen belangrijk om iets achter <strong>de</strong> <strong>hand</strong> te hebben<br />

voor onvoorziene omstandighe<strong>de</strong>n. Lenen wijst men af.<br />

2. Spaar<strong>de</strong>rs voor <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren: <strong>de</strong>ze personen sparen om <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren te<br />

helpen en om een erfenis na te laten.<br />

3. Optimisten: <strong>de</strong>ze personen leven in het he<strong>de</strong>n, maar maken zich geen<br />

zorgen over <strong>de</strong> toekomst, omdat ze <strong>de</strong>nken dat eventuele problemen<br />

opgelost kunnen wor<strong>de</strong>n.<br />

4. Toekomstgerichten: dit zijn <strong>de</strong> planners die sterk bezig zijn met wat <strong>de</strong><br />

toekomst gaat brengen en hoe ze daar op in kunnen spelen.<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 42


5. Spaar<strong>de</strong>rs voor pensioen.<br />

6. Mensen met een gat in <strong>de</strong> <strong>hand</strong>: <strong>de</strong>ze personen vin<strong>de</strong>n van zichzelf dat ze<br />

roekeloos met geld omgaan en hebben moeite hun geld goed te beheren.<br />

7. Fatalisten: <strong>de</strong>ze mensen <strong>de</strong>nken dat het lot bepaalt of iemand rijk of arm is<br />

en dat je daar zelf nauwelijks invloed op hebt.<br />

8. Risicozoekers: <strong>de</strong>ze personen willen risico nemen om een hoger ren<strong>de</strong>ment<br />

te kunnen halen.<br />

9. Mensen die vanzelf rijk wor<strong>de</strong>n: <strong>de</strong>ze personen <strong>de</strong>nken dat ze rijk kunnen<br />

wor<strong>de</strong>n door te sparen en goed met geld om te gaan.<br />

10. Personen met interne locus: <strong>de</strong>ze mensen <strong>de</strong>nken dat ze hun leven in eigen<br />

<strong>hand</strong> hebben. Dit is een algemene overtuiging, niet specifiek op financiën<br />

toegeschreven.<br />

11. Leenaversen: <strong>de</strong>ze mensen geven aan geen schul<strong>de</strong>n te willen maken.<br />

12. Veilige beleggers: mensen die geen risico’s met hun beleggingen wensen.<br />

13. Zakgeldontvangers: mensen die tussen hun 8 ste en 12 <strong>de</strong> zakgeld kregen.<br />

14. Personen in hun tienerjaren financieel slecht opgevoed: mensen die van<br />

zichzelf vin<strong>de</strong>n dat ze tussen hun 12 <strong>de</strong> en 16 <strong>de</strong> slecht financieel zijn<br />

opgevoed.<br />

15. Spaar<strong>de</strong>rs voor eigen woning of eigen bedrijf.<br />

16. Uitgevers: <strong>de</strong>ze mensen vin<strong>de</strong>n dat ze geld het beste direct kunnen uitgeven.<br />

5.3 Invloed psychologische factoren op <strong>de</strong><br />

vermogens<strong>de</strong>finities<br />

Om <strong>de</strong> invloed van <strong>de</strong>ze psychologische concepten te on<strong>de</strong>rzoeken, hebben we ze<br />

toegevoegd aan <strong>de</strong> analyses uit het vorige hoofdstuk. Dit is mogelijk aangezien <strong>de</strong><br />

psychologische vragen aan <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> personen zijn gesteld als die <strong>de</strong> vragen over het<br />

vermogen hebben beantwoord. Hierbij hebben we alleen naar <strong>de</strong> antwoor<strong>de</strong>n op <strong>de</strong><br />

psychologische vragen van <strong>de</strong> kostwinner van elk huishou<strong>de</strong>n gekeken.<br />

Het blijkt dat een paar van <strong>de</strong>ze dimensies dui<strong>de</strong>lijk een extra invloed hebben op <strong>de</strong><br />

verschillen<strong>de</strong> vermogens<strong>de</strong>finities. We maken opnieuw on<strong>de</strong>rscheid tussen alle<br />

respon<strong>de</strong>nten, <strong>de</strong> kopers apart en <strong>de</strong> huur<strong>de</strong>rs apart.<br />

Een belangrijke dimensie die een rol speelt is <strong>de</strong> toekomstgerichtheid (factor 4). We<br />

zien dat <strong>de</strong> planners voor <strong>de</strong> toekomst over het algemeen min<strong>de</strong>r liqui<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len<br />

aanhou<strong>de</strong>n en een lager eigen vermogen hebben. Er is echter geen significante invloed<br />

op het totaal van <strong>de</strong> bezittingen. Dit kan er op wijzen dat een relatief groot <strong>de</strong>el van het<br />

vermogen bij toekomstgerichten is opgeslagen in niet-liqui<strong>de</strong> producten, zoals<br />

levensverzekeringen of an<strong>de</strong>re pensioenproducten. Toekomstgerichten hebben ook een<br />

relatief hoge hypotheek in verhouding tot <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> van <strong>de</strong> woning. Opvallend is dat<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 43


on<strong>de</strong>r huur<strong>de</strong>rs <strong>de</strong> mate van toekomstgerichtheid geen rol speelt. Het is mogelijk dat dit<br />

in<strong>de</strong>rdaad samenhangt met het feit dat huur<strong>de</strong>rs vaak min<strong>de</strong>r illiqui<strong>de</strong> bezit hebben dan<br />

kopers (ze bezitten bijvoorbeeld al geen woning). Dan zou toekomstgerichtheid met<br />

name samenhangen met <strong>de</strong> niet-liqui<strong>de</strong> bezitsvormen.<br />

Een an<strong>de</strong>re belangrijke factor is het gevoel of men goed met geld kan omgaan (factor<br />

6). Hoe beter men <strong>de</strong>nkt met geld om te gaan, <strong>de</strong>s te hoger het vermogen. Dit geldt<br />

voor vrijwel alle vermogens<strong>de</strong>finities en ongeacht <strong>de</strong> woonstatus.<br />

Daarmee samenhangend is het gevoel of men in <strong>de</strong> tienerjaren door <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs goed is<br />

opgevoed op financieel gebied (factor 14). Over het algemeen hebben <strong>de</strong>ze<br />

respon<strong>de</strong>nten wel meer bezittingen en een hoger eigen vermogen, maar niet meer<br />

liqui<strong>de</strong> vermogen.<br />

Dat bei<strong>de</strong> fenomenen samenhangen is logisch. Maar <strong>de</strong> causaliteit is niet even<br />

dui<strong>de</strong>lijk: het kan ook zo zijn dat huishou<strong>de</strong>ns met een groot vermogen <strong>de</strong>nken dat ze<br />

goed met geld omgaan of dat ze -achteraf bekeken- menen financieel goed te zijn<br />

opgevoed.<br />

Een an<strong>de</strong>re belangrijke factor is leenaversie (factor 11). Het is niet verwon<strong>de</strong>rlijk dat<br />

respon<strong>de</strong>nten met leenaversie over het algemeen een hoger eigen vermogen hebben,<br />

terwijl het bedrag aan bezittingen niet eens zozeer afwijkt. Ook voor <strong>de</strong>genen die alles<br />

direct uitgeven (factor 16) geldt dat het verschil niet zozeer in <strong>de</strong> hoogte van <strong>de</strong><br />

bezittingen ligt, als wel in <strong>de</strong> afwezigheid van leningen. Bij <strong>de</strong>ze groep respon<strong>de</strong>nten is<br />

het eigen vermogen, hoe ook gemeten, significant lager, terwijl het totaal aan<br />

bezittingen niet afwijkt van dat van potters.<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 44


Totaal<br />

bezittingen<br />

Totaal liqui<strong>de</strong><br />

mid<strong>de</strong>len<br />

Totaal liqui<strong>de</strong><br />

risicoarme<br />

mid<strong>de</strong>len<br />

Eigen<br />

vermogen<br />

Eigen<br />

vermogen<br />

excl. huis<br />

Liqui<strong>de</strong> eigen<br />

vermogen<br />

Totaal<br />

bezittingen<br />

Totaal liqui<strong>de</strong><br />

mid<strong>de</strong>len<br />

Totaal liqui<strong>de</strong><br />

risicoarme<br />

mid<strong>de</strong>len<br />

Eigen<br />

vermogen<br />

Liqui<strong>de</strong> eigen<br />

vermogen<br />

Eigen<br />

vermogen<br />

excl. woning<br />

Tabel 5.1: Regressie-analyse op hoogte van vermogens<strong>de</strong>finities (totaal)<br />

Leeftijd a<br />

b Koop-<br />

Partner Kind Inkomen<br />

woning<br />

Arbeids-<br />

situatie c<br />

Opleiding<br />

d<br />

++ ++ ++ zelfst: ++ hoog: ++ F6<br />

--<br />

++ ++ ++ zelfst: ++<br />

F4<br />

--<br />

+ ++<br />

T71 ++ wrkl: -<br />

T 69 ++<br />

++<br />

mid<strong>de</strong>l: -<br />

-<br />

F4<br />

--<br />

F4<br />

--<br />

F4<br />

--<br />

F3<br />

--<br />

F7<br />

--<br />

F6<br />

--<br />

F6<br />

--<br />

F6<br />

--<br />

F6<br />

--<br />

F4<br />

--<br />

F8<br />

++<br />

F11<br />

++<br />

F11<br />

++<br />

F7<br />

--<br />

F8<br />

++<br />

F6<br />

--<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 45<br />

Factorene<br />

a. De leeftijd is kwadratisch meegenomen in <strong>de</strong> regressie. Wanneer er een kwadratisch verband is,<br />

wordt aangegeven bij welke leeftijd <strong>de</strong> top (T) zich bevindt.<br />

b. Voor het inkomen is <strong>de</strong> logaritme van het jaarinkomen van het totale huishou<strong>de</strong>n genomen.<br />

c. In totaal zijn vijf arbeidssituaties on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n. De referentiegroep zijn <strong>de</strong> niet-werken<strong>de</strong>n. l.d.=<br />

loondienst, werkl = werkloos, pens=pensioen, arb.ong = arbeidsongeschikt.<br />

d. Er zijn drie opleidingsniveaus on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n: hoog, mid<strong>de</strong>l en laag. De lager opgelei<strong>de</strong>n zijn <strong>de</strong><br />

referentiegroep.<br />

e. Hierbij hebben we <strong>de</strong> zestien factoren (F) meegenomen die aan het begin van het hoofdstuk staan.<br />

Alleen <strong>de</strong> factoren die een significant effect hebben op het vermogen zijn weergegeven.<br />

Tabel 5.2: Regressie-analyse op hoogte van vermogens<strong>de</strong>finities (alleen koopwoning)<br />

Leeftijd a Partner Kind<br />

b<br />

Inkomen<br />

Arbeidssituatie<br />

c Opleidingd<br />

Factoren e<br />

T 74 ++ zelfst: ++<br />

++ + wrkl: +<br />

++ +<br />

T 70<br />

++ wrkl: ++<br />

T 71 wrkl: +<br />

a. De leeftijd is kwadratisch meegenomen in <strong>de</strong> regressie. Wanneer er een kwadratisch verband is,<br />

wordt aangegeven bij welke leeftijd <strong>de</strong> top (T) zich bevindt.<br />

b. Voor het inkomen is <strong>de</strong> logaritme van het jaarinkomen van het totale huishou<strong>de</strong>n genomen.<br />

c. In totaal zijn vijf arbeidssituaties on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n. De referentiegroep zijn <strong>de</strong> niet-werken<strong>de</strong>n. l.d.=<br />

loondienst, werkl = werkloos, pens=pensioen, arb.ong = arbeidsongeschikt.<br />

d. Er zijn drie opleidingsniveaus on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n: hoog, mid<strong>de</strong>l en laag. De lager opgelei<strong>de</strong>n zijn <strong>de</strong><br />

referentiegroep.<br />

e. Hierbij hebben we <strong>de</strong> zestien factoren (F) meegenomen die aan het begin van het hoofdstuk staan.<br />

Alleen <strong>de</strong> factoren die een significant effect hebben op het vermogen zijn weergegeven.<br />

F2<br />

++<br />

F4<br />

-<br />

F4<br />

-<br />

F2<br />

+<br />

F3<br />

-<br />

F6<br />

--<br />

F6<br />

--<br />

F6<br />

--<br />

F4<br />

--<br />

F4<br />

--<br />

F11<br />

++<br />

F7<br />

--<br />

F14<br />

-<br />

F6<br />

--<br />

F14<br />

-<br />

F11<br />

++<br />

F14<br />

--<br />

F11<br />

++<br />

F11<br />

++<br />

F8<br />

++<br />

F16<br />

-<br />

F13<br />

--<br />

F14<br />

--<br />

F16<br />

--<br />

F11<br />

++<br />

F16<br />

-<br />

F16<br />

--<br />

F13<br />

--<br />

F16<br />

--


We zien bij <strong>de</strong> kopers dat leeftijd een belangrijke rol speelt. Naarmate <strong>de</strong> leeftijd stijgt,<br />

wordt ook het vermogen groter. Niet alleen <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> van het huis, ook <strong>de</strong> liqui<strong>de</strong><br />

mid<strong>de</strong>len nemen toe. Ook hier zien we <strong>de</strong> zelfstandigen met een hoger bedrag aan<br />

bezittingen.<br />

Tabel 5.3: Regressie-analyse op hoogte van vermogens<strong>de</strong>finities (alleen huurwoning)<br />

Leeftijd a<br />

Partner Kind<br />

b<br />

Inkomen<br />

Arbeidssituatie<br />

c Opleidingd<br />

Totaal bezittingen ++ loon: --<br />

Totaal liqui<strong>de</strong><br />

mid<strong>de</strong>len<br />

Totaal liqui<strong>de</strong><br />

risicoarme<br />

mid<strong>de</strong>len<br />

-- loon: --<br />

-- loon: --<br />

F6<br />

--<br />

F6<br />

--<br />

F6<br />

--<br />

F8<br />

++<br />

F7<br />

-<br />

Factoren e<br />

Eigen vermogen T 66 - wrkl: --<br />

F6<br />

--<br />

F7<br />

--<br />

F8<br />

+<br />

F11<br />

++<br />

Liqui<strong>de</strong> eigen<br />

vermogen<br />

wrkl: -- hoog: +<br />

F6<br />

--<br />

F7<br />

-<br />

F8<br />

++<br />

F11<br />

++<br />

Eigen vermogen<br />

excl. huis<br />

T 65 - wrkl: --<br />

F6<br />

--<br />

F7<br />

--<br />

F8<br />

++<br />

F11<br />

++<br />

a. De leeftijd is kwadratisch meegenomen in <strong>de</strong> regressie. Wanneer er een kwadratisch verband is,<br />

wordt aangegeven bij welke leeftijd <strong>de</strong> top (T) zich bevindt.<br />

b. Voor het inkomen is <strong>de</strong> logaritme van het jaarinkomen van het totale huishou<strong>de</strong>n genomen.<br />

c. In totaal zijn vijf arbeidssituaties on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n. De referentiegroep zijn <strong>de</strong> niet-werken<strong>de</strong>n. l.d.=<br />

loondienst, werkl = werkloos, pens=pensioen, arb.ong = arbeidsongeschikt.<br />

d. Er zijn drie opleidingsniveaus on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n: hoog, mid<strong>de</strong>l en laag. De lager opgelei<strong>de</strong>n zijn <strong>de</strong><br />

referentiegroep.<br />

e. Hierbij hebben we <strong>de</strong> zestien factoren (F) meegenomen die aan het begin van het hoofdstuk staan.<br />

Alleen <strong>de</strong> factoren die een significant effect hebben op het vermogen zijn weergegeven.<br />

Bij huur<strong>de</strong>rs speelt nog sterk mee of men <strong>de</strong>nkt grip op het leven te hebben (factor 7).<br />

De huishou<strong>de</strong>ns die grip zeggen te hebben, hebben over het algemeen een hoger<br />

bedrag aan eigen vermogen. Overigens ligt <strong>de</strong> causaliteit hier misschien wel an<strong>de</strong>rsom:<br />

huishou<strong>de</strong>ns die een laag eigen vermogen hebben, hebben waarschijnlijk eer<strong>de</strong>r het<br />

gevoel geen grip op hun eigen leven te hebben.<br />

5.4 Conclusie<br />

Veel psychologische factoren spelen een rol bij het aanhou<strong>de</strong>n van een vermogen. Met<br />

het opnemen van <strong>de</strong>ze psychologische factoren veran<strong>de</strong>rt <strong>de</strong> invloed van an<strong>de</strong>re<br />

achtergrondkenmerken wel. Zo wordt bij huiseigenaren het effect van <strong>de</strong> zelfstandigen<br />

kleiner. Ook hebben kin<strong>de</strong>ren bij huur<strong>de</strong>rs een an<strong>de</strong>r effect op het vermogen dan bij<br />

kopers. Bij alle <strong>de</strong>finities van het eigen vermogen heeft het totale huishoudinkomen na<br />

toevoeging van <strong>de</strong> psychologische factoren geen effect meer op <strong>de</strong> hoogte van het<br />

eigen vermogen.<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 46<br />

F16<br />

--<br />

F16<br />

--<br />

F16<br />

--


Waarschijnlijk hou<strong>de</strong>n psychologische factoren sterk verband met elkaar en met<br />

bepaal<strong>de</strong> achtergrondkenmerken, zoals het inkomen. Zelfstandigen zijn bijvoorbeeld<br />

vaak al meer risicozoekend dan mensen in loondienst. Mogelijk zijn hoogopgelei<strong>de</strong>n<br />

meer spaar<strong>de</strong>rs dan laagopgelei<strong>de</strong>n.<br />

Als <strong>de</strong> samenhang tussen <strong>de</strong> psychologische concepten en achtergrondkenmerken te<br />

groot is, is het mogelijk dat het effect van <strong>de</strong> achtergrondkenmerken op het vermogen<br />

teniet wordt gedaan door <strong>de</strong> toegevoeg<strong>de</strong> psychologische factoren.<br />

Voor <strong>de</strong> buffer zelf nemen we <strong>de</strong> psychologische factoren niet mee, aangezien <strong>de</strong>ze vrij<br />

subjectief en moeilijk meetbaar zijn. Door <strong>de</strong> samenhang die er lijkt te bestaan tussen<br />

<strong>de</strong> psychologische factoren en bepaal<strong>de</strong> achtergrondkenmerken (met name met het<br />

inkomen), is het ook mogelijk om ons te beperken tot <strong>de</strong> meetbare kenmerken van<br />

huishou<strong>de</strong>ns. In het volgen<strong>de</strong> hoofdstuk wordt dit uitgewerkt.<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 47


6. Het uitein<strong>de</strong>lijke advies<br />

In <strong>de</strong> voorgaan<strong>de</strong> analyses hebben we verschillen<strong>de</strong> metho<strong>de</strong>s laten zien voor het<br />

vaststellen en <strong>de</strong>finiëren van een buffer. Daarnaast is <strong>de</strong> invloed van verschillen<strong>de</strong><br />

achtergrondkenmerken op <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> vermogens<strong>de</strong>finities inzichtelijk gewor<strong>de</strong>n.<br />

De vraag is hoe we <strong>de</strong>ze informatie kunnen gebruiken om tot een advies te komen.<br />

6.1 Totstandkoming buffer<br />

Zoals in hoofdstuk 1 is aangegeven, is het belangrijk dat <strong>de</strong> gewenste buffer SMART is:<br />

specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdsgebon<strong>de</strong>n. De geschikte metho<strong>de</strong> voor<br />

het berekenen van <strong>de</strong> buffer moet dan ook voldoen aan <strong>de</strong>ze vijf criteria. Hieron<strong>de</strong>r schrijven<br />

we per criteria en gebruik makend van <strong>de</strong> resultaten uit <strong>de</strong> voorgaan<strong>de</strong> hoofdstukken hoe <strong>de</strong><br />

buffer eruit moet zien om aan het criterium te voldoen. Op die manier komen we tot een<br />

advies over een geschikte buffer.<br />

1. Specifiek: <strong>de</strong> doelein<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> buffer<br />

Om een goed advies voor een buffer te geven, is het belangrijk om af te bakenen waar het te<br />

adviseren bedrag wel en waar het niet voor is bedoeld. Een buffer kan voor diverse zaken<br />

zijn bedoeld:<br />

1. het overbruggen van arme of dure maan<strong>de</strong>n (bijv. vanwege vakantie)<br />

2. het vervangen van inventarison<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len (witgoed, meubilair etc.)<br />

3. het vervangen van <strong>de</strong> auto<br />

4. on<strong>de</strong>rhoud of verfraaiing van <strong>de</strong> eigen woning<br />

5. mogelijke onvoorziene kosten<br />

6. het overbruggen van een perio<strong>de</strong> met een lager inkomen (pensionering of werkloosheid)<br />

We stellen voor om <strong>de</strong> buffer te laten gel<strong>de</strong>n voor <strong>de</strong> eerste vier van bovenstaan<strong>de</strong><br />

on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len.<br />

Sommige maan<strong>de</strong>n zijn duur<strong>de</strong>r dan an<strong>de</strong>re, bijvoorbeeld doordat je veel kleding moet<br />

kopen, op vakantie gaat of voor je schil<strong>de</strong>rhobby een grote aanschaf moet doen. Dergelijke<br />

uitgaven vallen allemaal on<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 1. Hiervoor kan dus <strong>de</strong> buffer wor<strong>de</strong>n<br />

aangesproken. Na een dure perio<strong>de</strong> moet <strong>de</strong> buffer wel weer wor<strong>de</strong>n aangevuld tot het<br />

gewenste bedrag.<br />

Het vijf<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el (mogelijk onvoorziene kosten) is <strong>de</strong>rmate ongrijpbaar dat daar moeilijk<br />

iets over te zeggen valt. Onvoorziene kosten zijn zowel kosten van een huis dat afbrandt als<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 48


kosten bij plotselinge blijven<strong>de</strong> invaliditeit. Onvoorziene uitgaven vormen daarom geen<br />

on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> buffer. De psychologische aspecten spelen hier waarschijnlijk een<br />

belangrijke rol. Zo leggen risicomij<strong>de</strong>rs waarschijnlijk voor dit on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el een hoger bedrag<br />

opzij dan risicozoekers. Ondanks dat we onvoorziene uitgaven niet meenemen voor <strong>de</strong><br />

hoogte, is het wel belangrijk huishou<strong>de</strong>ns in het advies te wijzen op het nut van verzekeren<br />

voor het opvangen van onvoorziene uitgaven.<br />

De buffer is bedoeld voor reserveringsuitgaven. Dit zijn uitgaven op <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>llange termijn;<br />

uitgaven die binnen één jaar en tien jaar plaatsvin<strong>de</strong>n. Daarnaast kunnen huishou<strong>de</strong>ns <strong>de</strong><br />

buffer aanwen<strong>de</strong>n voor het overbruggen van arme en dure maan<strong>de</strong>n binnen een jaar zelf.<br />

We gaan er echter wel van uit dat een huishou<strong>de</strong>n structureel rondkomt. Met an<strong>de</strong>re<br />

woor<strong>de</strong>n, een huishou<strong>de</strong>n compenseert binnen het jaar zelf arme maan<strong>de</strong>n met rijke<br />

maan<strong>de</strong>n en dure maan<strong>de</strong>n met goedkope maan<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> rijke en goedkope perio<strong>de</strong>s<br />

vullen huishou<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> buffer weer aan.<br />

Sparen voor pensionering of het opvangen van een daling van het inkomen bij mogelijke<br />

arbeidsongeschiktheid, werkloosheid of arbeidsduurverkorting valt hier niet on<strong>de</strong>r. Bij<br />

zelfstandigen en freelancers kunnen inkomensschommelingen zich op korte termijn wel<br />

voordoen. We noemen dit aspect in het advies daarom wel, maar geven er geen aparte<br />

kwantificering voor.<br />

Het bedrag dat bestemd is voor <strong>de</strong> reserveringsuitgaven moet direct beschikbaar kunnen<br />

zijn. Dit is bijvoorbeeld bij geld op een normale spaarrekening het geval. Spaargeld op een<br />

geblokkeer<strong>de</strong> rekening is niet direct opneembaar en kan dus ook niet voor <strong>de</strong> buffer wor<strong>de</strong>n<br />

gebruikt. Hetzelf<strong>de</strong> geldt voor <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> van het huis. Dergelijke min<strong>de</strong>r liqui<strong>de</strong><br />

vermogensvormen zijn vaak bedoeld voor lange termijn doelein<strong>de</strong>n, zoals pensionering.<br />

Daarvoor is <strong>de</strong> financiële buffer zoals wij die <strong>de</strong>finiëren niet bedoeld.<br />

Bij het specificeren van <strong>de</strong> buffer richten we ons dus op liqui<strong>de</strong> vermogensvormen die direct<br />

in besteedbaar geld om te zetten zijn.<br />

Hierbij nemen we niet alleen het bezit mee, we hou<strong>de</strong>n ook rekening met <strong>de</strong> aanwezige<br />

kortetermijnschul<strong>de</strong>n. Mensen met zowel een positief saldo op <strong>de</strong> bank- en spaarrekening<br />

als een openstaand krediet, kunnen namelijk beter eerst hun lening aflossen. Immers, <strong>de</strong><br />

rente op <strong>de</strong> lening is veelal hoger dan <strong>de</strong> rente die je op een spaarrekening krijgt. Schul<strong>de</strong>n<br />

vermin<strong>de</strong>ren in feite <strong>de</strong> beschikbare financiële ruimte (het liqui<strong>de</strong> eigen vermogen) die er in<br />

eerste instantie op basis van het bezit lijkt te zijn. Het liqui<strong>de</strong> eigen vermogen lijkt daarmee<br />

<strong>de</strong> meest geschikte maat te zijn voor het specificeren van een buffer.<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 49


De vastgestel<strong>de</strong> buffer is bedoeld voor het gehele huishou<strong>de</strong>n, of dit nu uit één of meer<strong>de</strong>re<br />

personen bestaat. Reserveringsuitgaven, waar <strong>de</strong> buffer voor is bedoeld, zijn namelijk vaak<br />

voor het gehele huishou<strong>de</strong>n bedoeld en veelal niet persoonsspecifiek.<br />

2. Meetbaar: het gebruik van achtergrondkenmerken<br />

We willen tot een advies komen waarbij een persoon na het invullen van enkele gegevens te<br />

zien krijgt hoe hoog in zijn situatie <strong>de</strong> buffer moet zijn. Hierdoor wordt het voor een persoon<br />

heel snel dui<strong>de</strong>lijk hoeveel geld hij achter <strong>de</strong> <strong>hand</strong> moet hebben. Vervolgens kan hij<br />

eenvoudig nagaan of hij dit streefdoel al heeft bereikt of dat er nog (ge<strong>de</strong>eltelijk) voor moet<br />

wor<strong>de</strong>n gespaard.<br />

Om te komen tot een ‘meetbaar streefdoel’ gebruiken we <strong>de</strong> uitkomsten uit hoofdstuk 4, dat<br />

gaat over het vermogen van Ne<strong>de</strong>rlandse huishou<strong>de</strong>ns. Uit <strong>de</strong> analyses blijkt dat alleen<br />

leeftijd, inkomen en het type woning van invloed zijn op het aanwezige liqui<strong>de</strong> eigen<br />

vermogen. Het zijn dan ook <strong>de</strong>ze achtergrondkenmerken die we meenemen bij het<br />

berekenen van <strong>de</strong> financiële buffer.<br />

In hoofdstuk 5 is <strong>de</strong> invloed van enige psychologische kenmerken on<strong>de</strong>rzocht. Bij het<br />

vaststellen van <strong>de</strong> financiële buffer nemen we <strong>de</strong>ze in eerste instantie niet mee. Om te<br />

zorgen dat huishou<strong>de</strong>ns op een eenvoudige manier hun buffer kunnen berekenen, vragen<br />

we alleen naar ‘har<strong>de</strong>’ achtergrondkenmerken, omdat <strong>de</strong>rgelijke kenmerken beter meetbaar<br />

en eenduidiger zijn dan psychologische kenmerken.<br />

In het bijbehoren<strong>de</strong> advies kunnen <strong>de</strong>ze psychologische kenmerken nog wel een rol spelen.<br />

Zo kunnen we toekomstgerichte personen die veelal aan langetermijn financiële planning<br />

doen, er dui<strong>de</strong>lijk op wijzen dat <strong>de</strong> buffer in liqui<strong>de</strong> vorm aanwezig moet zijn. En we kunnen<br />

aangeven dat leenaversen zich wellicht prettiger voelen bij een iets hogere buffer.<br />

3. Acceptabel: een aanvaarbaar advies op basis van mo<strong>de</strong>llen<br />

We beschrijven <strong>de</strong> afwegingen en keuzen die we hebben gemaakt om tot een buffer te<br />

komen die voor alle consumenten acceptabel is.<br />

Buffer op basis van huishoudgegevens<br />

In hoofdstuk 4 hebben we het vermogen van <strong>de</strong> huishou<strong>de</strong>ns geanalyseerd aan <strong>de</strong> <strong>hand</strong> van<br />

economische en sociologische mo<strong>de</strong>llen. Deze zijn gebaseerd op empirische gegevens van<br />

huishou<strong>de</strong>ns in Ne<strong>de</strong>rland. De buffer specificeren we op basis van <strong>de</strong> schattingen naar het<br />

liqui<strong>de</strong> eigen vermogen. Hieruit blijkt dat <strong>de</strong> hoogte van het liqui<strong>de</strong> eigen vermogen veran<strong>de</strong>rt<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 50


met het inkomen en <strong>de</strong> leeftijd. De huishoudsamenstelling zelf is niet direct van invloed op<br />

het aanwezige vermogen.<br />

Voor veel huishou<strong>de</strong>ns geeft dit mo<strong>de</strong>l een goe<strong>de</strong> schatting, maar dat hoeft niet voor alle<br />

huishou<strong>de</strong>ns te gel<strong>de</strong>n. Zeker voor <strong>de</strong> huishou<strong>de</strong>ns met een erg laag inkomen of juist een<br />

erg hoog inkomen kan het mo<strong>de</strong>l tot niet-realistische uitkomsten lei<strong>de</strong>n. Bij een advies over<br />

een buffer moet <strong>de</strong> buffer bijvoorbeeld niet on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> nul terecht komen.<br />

Om <strong>de</strong>rgelijke zaken te voorkomen specificeren we naast <strong>de</strong> geschatte buffer op basis van<br />

<strong>de</strong> vermogensgegevens ook een minimale buffer. Deze is onafhankelijk van het inkomen,<br />

maar wel afhankelijk van <strong>de</strong> huishoudsamenstelling.<br />

De minimum buffer baseren we op <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> van het inventarispakket uit hoofdstuk 3.<br />

Enerzijds hoeft niet het volledige bedrag van het inventarispakket aanwezig te zijn. Immers,<br />

niemand hoeft <strong>de</strong> hele inventaris in één keer te vervangen. Huishou<strong>de</strong>ns die net alles nieuw<br />

hebben, kunnen er van uitgaan dat ze <strong>de</strong> eerste jaren weinig extra’s hoeven uit te geven.<br />

Bovendien heeft <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> inventaris vaak nog enige restwaar<strong>de</strong>, ook al is <strong>de</strong>ze<br />

boekhoudkundig afgeschreven. An<strong>de</strong>rzijds is een buffer voor meer zaken bedoeld dan waar<br />

het inventarispakket voor is bestemd (zie het criterium ‘specifiek’). Zo dient <strong>de</strong> buffer ook nog<br />

voor het opvangen van arme en dure maan<strong>de</strong>n.<br />

We kiezen er voor om <strong>de</strong> helft van dit pakket als minimale buffer te hanteren. Bij gesprei<strong>de</strong><br />

aankopen over <strong>de</strong> tijd is <strong>de</strong> helft van het pakket een goe<strong>de</strong> bena<strong>de</strong>ring van <strong>de</strong> dagwaar<strong>de</strong>.<br />

Het verschil tussen dagwaar<strong>de</strong> en <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> van een nieuw pakket is daarmee ook <strong>de</strong> helft.<br />

Bovengenoemd bedrag voor inventaris moet ook ruim voldoen<strong>de</strong> zijn om <strong>de</strong> arme en dure<br />

maan<strong>de</strong>n te overbruggen.<br />

Mediane liqui<strong>de</strong> vermogen<br />

De vraag is of we het gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> liqui<strong>de</strong> eigen vermogen of het mediane liqui<strong>de</strong> eigen<br />

vermogen gelijk moeten stellen aan een advies over <strong>de</strong> hoogte van <strong>de</strong> buffer.<br />

Als ie<strong>de</strong>reen aangeeft dat <strong>de</strong> buffer daadwerkelijk aanwezig is, is het gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> vermogen<br />

te hoog als buffer. Omgekeerd, als maar weinig mensen aangeven dat het vermogen hoog<br />

genoeg is om als buffer te dienen, dan is het gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> vermogen te laag.<br />

Uit hoofdstuk 2 blijkt dat ongeveer <strong>de</strong> helft van <strong>de</strong> huishou<strong>de</strong>ns aangeeft dat <strong>de</strong> gewenste<br />

buffer op dit moment aanwezig is. Wat dat betreft is het gebruik van het mediane vermogen<br />

een re<strong>de</strong>lijke indicator voor <strong>de</strong> gewenste buffer. Er is immers een groep voor wie <strong>de</strong> mediaan<br />

genoeg of teveel is en een even grote groep voor wie het te weinig is. Door <strong>de</strong><br />

veron<strong>de</strong>rstel<strong>de</strong> lognormale ver<strong>de</strong>ling van het aanwezige vermogen, is het mogelijk <strong>de</strong><br />

verwachte mediaan met behulp van <strong>de</strong> analyse te berekenen 5 .<br />

5 Bij een lognormale regressie is <strong>de</strong> mediaan gelijk aan <strong>de</strong> verwachte waar<strong>de</strong>.<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 51


Bovendien voorkomt het gebruik van het mediane vermogen dat <strong>de</strong> hoogte van <strong>de</strong> buffer<br />

wordt beïnvloed door huishou<strong>de</strong>ns die een veel hoger vermogen hebben dan daadwerkelijk<br />

als buffer noodzakelijk is.<br />

Huishou<strong>de</strong>ns met positief liqui<strong>de</strong> vermogen<br />

In <strong>de</strong> analyse van het mediane vermogen nemen we alleen <strong>de</strong> huishou<strong>de</strong>ns mee met een<br />

positief vermogen. Wij willen immers een advies geven over hoe hoog <strong>de</strong> noodzakelijk<br />

aanwezige buffer moet zijn. Huishou<strong>de</strong>ns met vermogen hebben ook daadwerkelijk een<br />

vermogen dat als buffer kan dienen. Personen waarbij <strong>de</strong> schul<strong>de</strong>n hoger zijn dan het bezit<br />

hebben dat niet. Als huishou<strong>de</strong>ns geen buffer hebben, kan er ook geen uitspraak wor<strong>de</strong>n<br />

gedaan hoe hoog <strong>de</strong> buffer moet zijn.<br />

Kopers en huur<strong>de</strong>rs<br />

De analyses uit hoofdstuk 4 laten grote verschillen zien in het aanwezige vermogen van<br />

huishou<strong>de</strong>ns met en zon<strong>de</strong>r koopwoning. De aanwezigheid van een koopwoning leidt tot een<br />

hoger bedrag aan vermogen. Tevens blijkt <strong>de</strong> invloed van bepaal<strong>de</strong> achtergrondkenmerken<br />

te verschillen tussen kopers en huur<strong>de</strong>rs. Zo speelt gezinssamenstelling geen rol bij kopers,<br />

maar dit is wel van enige betekenis bij huur<strong>de</strong>rs.<br />

Vanuit theoretisch perspectief is het ook aannemelijk dat woningeigenaren een hogere buffer<br />

aanhou<strong>de</strong>n dan huur<strong>de</strong>rs. Woningeigenaren zijn immers zelf verantwoor<strong>de</strong>lijk voor het<br />

(groot) on<strong>de</strong>rhoud van hun woning en dienen daarvoor een bedrag achter <strong>de</strong> <strong>hand</strong> te<br />

hou<strong>de</strong>n.<br />

Om die re<strong>de</strong>n kiezen we ervoor om voor kopers en huur<strong>de</strong>rs aparte mo<strong>de</strong>llen te gebruiken.<br />

Voor twee i<strong>de</strong>ntieke personen (zelf<strong>de</strong> leeftijd en inkomen) waarvan <strong>de</strong> één een huis huurt en<br />

<strong>de</strong> an<strong>de</strong>r een huis bezit, verschilt <strong>de</strong> hoogte van <strong>de</strong> gewenste buffer dus.<br />

Leeftijdskeuze<br />

Voor het berekenen van <strong>de</strong> buffer hebben we bij <strong>de</strong> analyses alleen <strong>de</strong> huishou<strong>de</strong>ns tussen<br />

23 en 65 jaar meegenomen.<br />

Het is goed mogelijk dat gepensioneer<strong>de</strong>n een groot <strong>de</strong>el van hun vermogen liqui<strong>de</strong><br />

aanhou<strong>de</strong>n. Dit wordt bijvoorbeeld veroorzaakt door het feit dat bij verkoop van <strong>de</strong> eigen<br />

woning <strong>de</strong> overwaar<strong>de</strong> is vrijgevallen of doordat een ou<strong>de</strong>dagsvoorziening in één keer is<br />

uitbetaald. De aanwezige vermogens van 65-plussers geven daarmee een vertekend beeld<br />

voor het hebben van een buffer. Daarom zijn die voor <strong>de</strong> berekeningen niet meegenomen.<br />

Dit betekent niet dat we voor 65-plussers geen buffer berekenen. Alleen bij <strong>de</strong> schattingen is<br />

het vermogen van <strong>de</strong> 65-plussers niet meegenomen. We gaan er vanuit dat <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong><br />

buffer na leeftijd 65 constant blijft.<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 52


4. Realistisch: een buffer die voor ie<strong>de</strong>reen haalbaar is<br />

Uit <strong>de</strong> berekeningen moet een buffer volgen die realistisch is. Voor elk type huishou<strong>de</strong>n moet<br />

het mogelijk zijn om het streefdoel te bereiken en <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong> buffer te behou<strong>de</strong>n.<br />

Door <strong>de</strong> wijze waarop we <strong>de</strong> buffer berekenen, verwachten we dat we voor elk type<br />

huishou<strong>de</strong>n tot een realistische buffer komen. De berekening is immers gebaseerd op<br />

empirische analyses van het vermogensbezit in Ne<strong>de</strong>rland, waarbij we rekening hou<strong>de</strong>n met<br />

diverse omstandighe<strong>de</strong>n (zie criterium ‘acceptabel’). Deze analyses sluiten aan bij <strong>de</strong><br />

analyses over <strong>de</strong> gewenste buffer van huishou<strong>de</strong>ns. Bovendien kijken we naar het mediane<br />

vermogen in plaats van het gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> vermogen. Dit voorkomt dat <strong>de</strong> hoogte van <strong>de</strong><br />

noodzakelijke buffer wordt beïnvloed door enkele huishou<strong>de</strong>ns met een heel hoog liqui<strong>de</strong><br />

eigen vermogen.<br />

5. Tijdsgebon<strong>de</strong>n: aanwezigheid van <strong>de</strong> buffer op elk moment<br />

Het bereiken van <strong>de</strong> gewenste buffer is niet aan een specifieke tijd gebon<strong>de</strong>n. In feite moet<br />

<strong>de</strong> buffer op elk moment aanwezig zijn. Na aanwending van <strong>de</strong> buffer voor<br />

reserveringsuitgaven en bij veran<strong>de</strong>ringen in <strong>de</strong> individuele situatie moet een huishou<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />

buffer zo snel mogelijk weer aanvullen. Door veran<strong>de</strong>ringen in <strong>de</strong> persoonlijke situatie,<br />

bijvoorbeeld bij inkomensveran<strong>de</strong>ring, verhuizing of scheiding, kan <strong>de</strong> hoogte van <strong>de</strong><br />

noodzakelijke buffer veran<strong>de</strong>ren.<br />

Het <strong>Nibud</strong> wil huishou<strong>de</strong>ns bij <strong>de</strong> berekeningen van <strong>de</strong> buffer advies en tips geven over hoe<br />

zij <strong>de</strong> gewenste buffer bereiken. De individuele financiële situatie bepaalt binnen wat voor<br />

tijdsbestek huishou<strong>de</strong>ns het streefdoel kunnen behalen. Hierbij is het Persoonlijk Budget<br />

Advies van het <strong>Nibud</strong> een goed hulpmid<strong>de</strong>l. Met <strong>de</strong>ze rekenhulp wordt inzichtelijk wat <strong>de</strong><br />

financiële ruimte is voor huishou<strong>de</strong>ns om te sparen voor <strong>de</strong> buffer.<br />

6.2 Het buffer advies<br />

6.2.1 Het berekenen van <strong>de</strong> buffer<br />

In <strong>de</strong> voorgaan<strong>de</strong> paragraaf hebben we uitgelegd hoe we tot een geschikte buffer zijn<br />

gekomen en hoe we die berekenen. Het <strong>Nibud</strong> wil zorgen dat huishou<strong>de</strong>ns zelf <strong>de</strong>ze<br />

benodig<strong>de</strong> buffer kunnen berekenen. Op die manier weten ze altijd hoeveel geld ze achter<br />

<strong>de</strong> <strong>hand</strong> moeten hebben.<br />

In feite hoeft een persoon maar drie gegevens op te geven om <strong>de</strong> buffer te berekenen:<br />

woningtype, leeftijd en jaarinkomen van het huishou<strong>de</strong>n. Op basis daarvan wordt, aan <strong>de</strong><br />

<strong>hand</strong> van <strong>de</strong> huishoudsituatie, berekend hoe hoog <strong>de</strong> buffer moet zijn. Dit is <strong>de</strong> zogenaam<strong>de</strong><br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 53


‘voorbeeldbuffer’. Deze buffer is bedoeld voor alle reserveringsuitgaven, zoals aangegeven<br />

in <strong>de</strong> voorgaan<strong>de</strong> paragraaf. Voorbeel<strong>de</strong>n zijn uitgaven voor het on<strong>de</strong>rhoud van het huis en<br />

het meubilair en het vervangen van <strong>de</strong> auto.<br />

Deze buffer kan nooit lager zijn dan een minimum buffer. Deze buffer is onafhankelijk van<br />

het inkomen en <strong>de</strong> woningsituatie, maar wel afhankelijk van <strong>de</strong> huishoudsamenstelling.<br />

Daarom vragen we bij <strong>de</strong> rekentool ook naar <strong>de</strong> huishoudsituatie van een persoon.<br />

De minimum buffer is hoofdzakelijk bedoeld voor het vervangen van <strong>de</strong> inventarispakketten.<br />

Wanneer een huishou<strong>de</strong>n die buffer ook wil gebruiken voor <strong>de</strong> vervanging van <strong>de</strong> auto,<br />

moeten zij daar zelf een minimaal (extra) bedrag voor specificeren. Huiseigenaren moeten<br />

daarnaast zelf een minimaal bedrag voor het on<strong>de</strong>rhoud van hun woning moeten<br />

specificeren. Daar is <strong>de</strong> minimale buffer in eerste instantie ook niet voor bedoeld.<br />

Om een i<strong>de</strong>e te krijgen staan in tabel 6.1 enkele voorbeel<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> gewenste buffer voor<br />

kopers en huur<strong>de</strong>rs bij verschillen<strong>de</strong> leeftij<strong>de</strong>n en inkomens. Daaron<strong>de</strong>r is in figuur 6.1 en<br />

figuur 6.2 voor 2 uiteenlopen<strong>de</strong> situaties te zien hoe <strong>de</strong> gewenste buffer veran<strong>de</strong>rt met het<br />

inkomen.<br />

Tabel 6.1: Hoogte van <strong>de</strong> gewenste buffer bij verschillen<strong>de</strong> huishoudkenmerken<br />

Leeftijd<br />

Netto<br />

inkomen Type woning<br />

Huur Koop<br />

30 jaar 15000 5250 6600<br />

35000 9200 9200<br />

50 jaar 15000 5000 11800<br />

35000 8500 16200<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 54


Figuur 6.1: Hoogte van <strong>de</strong> gewenste buffer bij verschillen<strong>de</strong> inkomens<br />

(voor alleenstaan<strong>de</strong> 45-jarige met koopwoning)<br />

Figuur 6.2: Hoogte van <strong>de</strong> gewenste buffer bij verschillen<strong>de</strong> inkomens·<br />

(voor 35-jarige met partner en 2 kin<strong>de</strong>ren in huurwoning)<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 55


6.2.2 Komen tot en behou<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> buffer<br />

Het is natuurlijk erg gemakkelijk om alleen het bedrag van <strong>de</strong> buffer voor een individueel<br />

huishou<strong>de</strong>n te noemen. Van belang is tevens om huishou<strong>de</strong>ns <strong>hand</strong>vatten te geven hoe op<br />

dit bedrag te komen. Hiervoor kunnen we een spaar- en/of reserveerschema aanbie<strong>de</strong>n. Zo<br />

is een bedrag per maand en/of inci<strong>de</strong>ntele inkomsten hiervoor geschikt. Het <strong>Nibud</strong> biedt<br />

diverse diensten en producten die huishou<strong>de</strong>ns kunnen gebruiken om te begroten, te<br />

besparen en om overzicht te krijgen over hun financiële situatie. Zo wordt op basis van het<br />

Persoonlijk Budget Advies inzichtelijk hoeveel geld er beschikbaar is om <strong>de</strong> buffer op te<br />

bouwen.<br />

Wanneer <strong>de</strong> buffer eenmaal is gevormd, is het voor huishou<strong>de</strong>ns van belang <strong>de</strong> buffer op<br />

peil te hou<strong>de</strong>n. Bij aankopen uit het reservepotje moeten zij <strong>de</strong> buffer sowieso weer<br />

aanvullen. Daarvoor zou<strong>de</strong>n personen in <strong>de</strong> perio<strong>de</strong>s erna een bedrag opzij moeten zetten.<br />

In <strong>de</strong> minimum- en voorbeeldbegrotingen die het <strong>Nibud</strong> maakt, zijn ook bedragen voor<br />

reserveringsuitgaven opgenomen. Deze reserveringen kunnen huishou<strong>de</strong>ns gebruiken voor<br />

het aanvullen van <strong>de</strong> buffer. Het is ook mogelijk dat we ‘sparen voor <strong>de</strong> buffer’ als een aparte<br />

post op <strong>de</strong> begroting zetten.<br />

Daarnaast veran<strong>de</strong>rt <strong>de</strong> noodzakelijke buffer met <strong>de</strong> leeftijd en het inkomen. Voor<br />

huiseigenaren moet <strong>de</strong> buffer, afhankelijk van <strong>de</strong> leeftijd, tussen <strong>de</strong> 2 procent en 5 procent<br />

per jaar toenemen. Daarmee is het een goe<strong>de</strong> tip om <strong>de</strong> rente die iemand krijgt op <strong>de</strong> buffer,<br />

te laten staan. Bij huur<strong>de</strong>rs neemt <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong> buffer een heel klein beetje af met <strong>de</strong><br />

leeftijd. Het komt er op neer dat huur<strong>de</strong>rs dus geen rekening hoeven te hou<strong>de</strong>n met hun<br />

leeftijd.<br />

Wanneer het inkomen stijgt, neemt ook <strong>de</strong> noodzakelijke buffer toe. Het reservepotje moet<br />

dus aangevuld wor<strong>de</strong>n als het inkomen toeneemt. Als het inkomen met 1 procent stijgt, moet<br />

<strong>de</strong> hoogte van <strong>de</strong> buffer met 0,38 procent (kopers) respectievelijk 0,66 procent (huur<strong>de</strong>rs)<br />

toenemen. Stel dat een huishou<strong>de</strong>n met eigen woning een buffer van 4.000 euro moet<br />

hebben. Nu neemt het inkomen met 1 procent toe. In dat geval moet <strong>de</strong> buffer 4.015 euro<br />

zijn. Daarvoor moeten zij dus eenmalig 15 euro extra in <strong>de</strong> reservepot stoppen. Gezien het<br />

feit dat dit op het zelf<strong>de</strong> moment is als dat het inkomen stijgt, moet dit niet moeilijk zijn. Als<br />

het inkomen daalt, betekent dit ook dat je als huishou<strong>de</strong>n min<strong>de</strong>r geld achter <strong>de</strong> <strong>hand</strong> hoeft<br />

te hebben.<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 56


6.3 Conclusie<br />

De zoektocht naar een ‘SMART-metho<strong>de</strong>’ voor <strong>de</strong> buffer heeft geleid tot een metho<strong>de</strong><br />

om voor elk type huishou<strong>de</strong>n <strong>de</strong> buffer te berekenen. De berekening van <strong>de</strong> buffer is<br />

samen te vatten in twee formules, één voor woningeigenaren en één voor huur<strong>de</strong>rs.<br />

Kopers: log(liqui<strong>de</strong> EV) = 1.12*log(leeftijd) + 0.38*log(inkomen)+1.32<br />

Huur<strong>de</strong>rs: log(liqui<strong>de</strong> EV) = -0.16*log(leeftijd) + 0.66*log(inkomen)+2.76<br />

Hierbij geldt een minimum, waarvan <strong>de</strong> hoogte afhankelijk is van <strong>de</strong> huishoudsituatie.<br />

Hieron<strong>de</strong>r staat voor elk huishou<strong>de</strong>n wat <strong>de</strong> minimum buffer is.<br />

Tabel 6.2: Minimum buffer<br />

alleenstaan<strong>de</strong> 3648<br />

(echt)paar 4270<br />

alleenstaan<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>r met 1 kind 4145<br />

alleenstaan<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>r met 2 kin<strong>de</strong>ren 4617<br />

alleenstaan<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>r met 3 kin<strong>de</strong>ren 5224<br />

alleenstaan<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>r met 4 kin<strong>de</strong>ren 5697<br />

(echt)paar met 1 kind 4742<br />

(echt)paar met 2 kin<strong>de</strong>ren 5349<br />

(echt)paar met 3 kin<strong>de</strong>ren 5821<br />

(echt)paar met 4 kin<strong>de</strong>ren 6380<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 57


Literatuur<br />

Heckman, J.J. (1976). A Life-Cycle Mo<strong>de</strong>l of Earnings, Learning, and Consumption<br />

The Journal of Political Economy, 84(4), 11-44.<br />

Kapoor, J., Dlabay, L. en Hughes, R.J. (1991). Personal Finance. Verenig<strong>de</strong> Staten:<br />

McGraw-Hill Companies.<br />

New York Times (2007). Internetsite:<br />

http://financialplan.about.com/cs/personalfinance/a/EmergencyFunds.htm.<br />

<strong>Nibud</strong>. (2005). Financieel gedrag in Ne<strong>de</strong>rland. Utrecht: <strong>Nibud</strong>.<br />

Praag, B. van. (1971). The Individual Welfare Function in Belgium: an Empirical<br />

Investigation. European Economic Review, 2, 227-269.<br />

Ritzema, H.J. en Van Vianen, J. (1992). Vermogen in <strong>de</strong> financiële beoor<strong>de</strong>ling van het<br />

huishou<strong>de</strong>n, in: Drs. M.H.G. <strong>de</strong> Greef e.a. (red.). Handboek Schuldhulpverlening, <strong>de</strong>el<br />

VI-3.<br />

Tyson, E. (1994). Personal Finance for Dummies. Verenig<strong>de</strong> Staten: Wiley Publishing<br />

Inc.<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 58


Bijlage 1: Hoogte en aanwezigheid van <strong>de</strong><br />

gewenste buffer<br />

Uitkomsten regressie gewenste hoogte buffer<br />

Constante -3993**<br />

Leeftijd 137** ++<br />

Respon<strong>de</strong>nt vrouw -1292** --<br />

Alleenstaan<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>r 137<br />

Paar zon<strong>de</strong>r kin<strong>de</strong>ren 613<br />

Paar met kin<strong>de</strong>ren -995** --<br />

Netto jaarinkomen 0,12** ++<br />

Koopwoning 2262** ++<br />

Aanwezigheid auto -20<br />

Uitkomsten regressie aanwezigheid buffer<br />

Constante -0,26 --<br />

Leeftijd 0,01** ++<br />

Respon<strong>de</strong>nt vrouw 0,02<br />

Alleenstaan<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>r -0,19 --<br />

Paar zon<strong>de</strong>r kin<strong>de</strong>ren 0,03<br />

Paar met kin<strong>de</strong>ren -0,13 --<br />

Netto jaarinkomen 0,00 ++<br />

Koopwoning 0,15 ++<br />

Aanwezigheid auto 0,07 ++<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 59


Bijlage 2: DNB Household Survey<br />

Het DNB Household Survey, verzameld door CentERdata in Tilburg, is een panel<br />

bestaan<strong>de</strong> uit 2.000 huishou<strong>de</strong>ns. Dit panel is representatief voor <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

bevolking. Sinds 1993 beantwoor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> huishou<strong>de</strong>ns vragen over gegevens<br />

gerelateerd aan werk, inkomen, bezittingen en schul<strong>de</strong>n. In dit on<strong>de</strong>rzoek is gebruik<br />

gemaakt van <strong>de</strong> gegevens uit 2006.<br />

Vragen over vermogen komen ruim aan bod. Zowel naar <strong>de</strong> aanwezige soorten<br />

vermogensvormen als naar <strong>de</strong> hoogte van het aanwezige vermogen is uitgebreid<br />

gevraagd.<br />

De survey bevat naast een groot aantal economische gegevens ook vragen over<br />

psychologische factoren. Hierbij wordt on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re gevraagd naar <strong>de</strong> invloed van <strong>de</strong><br />

omgeving op het gedrag van respon<strong>de</strong>nten. Ook wor<strong>de</strong>n vragen gesteld over<br />

spaarmotieven en <strong>de</strong> mate waarin risico’s wor<strong>de</strong>n genomen en hoe iemand tegen <strong>de</strong><br />

toekomst aankijkt.<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 60


Bijlage 3: Bezit van vermogensvormen<br />

Percentage dat vermogensvorm bezit naar huishoudsituatie<br />

Alleenstaan<strong>de</strong><br />

zon<strong>de</strong>r kin<strong>de</strong>ren<br />

Alleenstaan<strong>de</strong><br />

met kin<strong>de</strong>ren<br />

Paar zon<strong>de</strong>r<br />

kin<strong>de</strong>ren<br />

Paar met<br />

kin<strong>de</strong>ren<br />

Betaalrekening 96% 94% 97% 97% 97%<br />

Bedrijfsspaarrekening 33% 24% 32% 49% 37%<br />

Spaarrekening 84% 81% 83% 85% 84%<br />

Spaarbankboekjes 5% 4% 5% 10% 7%<br />

Spaarbrieven 1% 0% 1% 2% 1%<br />

Koopsompolissen 22% 15% 24% 30% 25%<br />

Kapitaalverzekering 10% 6% 11% 17% 12%<br />

Groeifondsen 5% 4% 4% 6% 5%<br />

Beleggingsfondsen 18% 7% 23% 16% 19%<br />

Obligaties 4% 0% 6% 4% 5%<br />

Aan<strong>de</strong>len 12% 7% 13% 13% 13%<br />

Gekochte putopties 0% 0% 0% 0% 0%<br />

Geschreven putopties 0% 0% 0% 0% 0%<br />

Gekochte callopties 0% 0% 1% 1% 1%<br />

Geschreven callopties 0% 0% 1% 0% 0%<br />

Waar<strong>de</strong> auto’s 63% 74% 88% 88% 80%<br />

Waar<strong>de</strong> motoren 3% 9% 5% 10% 6%<br />

Waar<strong>de</strong> boten 2% 4% 4% 3% 3%<br />

Waar<strong>de</strong> caravans 3% 2% 14% 14% 10%<br />

Waar<strong>de</strong> uitgeleend geld 11% 13% 10% 6% 9%<br />

Waar<strong>de</strong> overige bezittingen 3% 0% 4% 2% 3%<br />

Aanmerkelijk belang 0% 0% 0% 0% 0%<br />

Bedrijfskapitaal vrij beroep 0% 0% 0% 0% 0%<br />

Bedrijfskapitaal zelfstandige 3% 2% 2% 4% 3%<br />

Eigen huis 41% 34% 76% 83% 67%<br />

Levensverzekering eigen huis 8% 10% 13% 31% 17%<br />

Twee<strong>de</strong> huis 2% 0% 4% 2% 2%<br />

Levensverzekering twee<strong>de</strong> huis 0% 0% 0% 0% 0%<br />

An<strong>de</strong>r onroerend goed 2% 0% 4% 5% 4%<br />

Levensverzekering op an<strong>de</strong>r<br />

onroerend goed<br />

0% 0% 0% 1% 0%<br />

Persoonlijke lening 4% 0% 3% 4% 3%<br />

Doorlopend krediet 11% 20% 6% 10% 10%<br />

Kredieten postor<strong>de</strong>r 2% 2% 1% 2% 2%<br />

Financieringskrediet 2% 6% 2% 2% 2%<br />

Lening bij familie of vrien<strong>de</strong>n 4% 11% 2% 3% 3%<br />

Studielening 4% 4% 2% 4% 4%<br />

Schuld op creditcard 5% 7% 2% 3% 4%<br />

An<strong>de</strong>re lening 1% 0% 1% 1% 1%<br />

Betaalrekening negatief saldo 14% 20% 11% 21% 15%<br />

Hypotheek eigen huis 31% 28% 56% 69% 52%<br />

Hypotheek twee<strong>de</strong> huis 1% 0% 1% 1% 1%<br />

Hypotheek onroerend goed 1% 0% 1% 3% 2%<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 61<br />

Totaal


Percentage dat vermogensvorm bezit naar leeftijd hoofdkostwinner<br />

25-30 31-35 36-40 41-45 46-50<br />

Betaalrekening 98% 98% 96% 99% 95%<br />

Bedrijfsspaarrekening 41% 46% 45% 53% 51%<br />

Spaarrekening 86% 91% 89% 82% 82%<br />

Spaarbankboekjes 5% 8% 3% 8% 11%<br />

Spaarbrieven 1% 1% 1% 3% 2%<br />

Koopsompolissen 18% 26% 32% 27% 31%<br />

Kapitaalverzekering 12% 9% 18% 22% 15%<br />

Groeifondsen 2% 5% 6% 8% 6%<br />

Beleggingsfondsen 11% 11% 19% 20% 16%<br />

Obligaties 0% 1% 4% 4% 4%<br />

Aan<strong>de</strong>len 4% 7% 17% 14% 11%<br />

Waar<strong>de</strong> auto’s 73% 82% 79% 80% 76%<br />

Waar<strong>de</strong> motoren 3% 8% 11% 10% 8%<br />

Waar<strong>de</strong> boten 1% 2% 2% 3% 5%<br />

Waar<strong>de</strong> caravans 6% 5% 4% 13% 9%<br />

Waar<strong>de</strong> uitgeleend geld 11% 7% 6% 8% 9%<br />

Waar<strong>de</strong> overige bezittingen 3% 2% 2% 2% 2%<br />

Eigen huis 50% 62% 64% 78% 72%<br />

Levensverzekering eigen huis 14% 28% 24% 30% 25%<br />

Twee<strong>de</strong> huis 0% 1% 1% 3% 2%<br />

An<strong>de</strong>r onroerend goed 0% 3% 2% 3% 5%<br />

Persoonlijke lening 12% 3% 4% 3% 4%<br />

Doorlopend krediet 17% 12% 14% 12% 9%<br />

Kredieten postor<strong>de</strong>r 7% 3% 3% 1% 0%<br />

Financieringskrediet 6% 1% 2% 3% 2%<br />

Lening bij familie of vrien<strong>de</strong>n 12% 5% 4% 6% 5%<br />

Studielening 20% 6% 6% 2% 2%<br />

Schuld op creditcard 10% 3% 5% 6% 4%<br />

An<strong>de</strong>re lening 0% 2% 0% 1% 2%<br />

Betaalrekening negatief saldo 27% 16% 18% 23% 16%<br />

Hypotheek eigen huis 38% 53% 51% 66% 60%<br />

Hypotheek twee<strong>de</strong> huis 0% 0% 1% 2% 1%<br />

Hypotheek onroerend goed 0% 2% 1% 1% 3%<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 62


Percentage dat vermogensvorm bezit naar leeftijd hoofdkostwinner (vervolg)<br />

51-55 56-60 61-65 66-70 71-75 76-80<br />

Betaalrekening 96% 96% 94% 95% 98% 98%<br />

Bedrijfsspaarrekening 53% 46% 29% 4% 1% 3%<br />

Spaarrekening 85% 79% 82% 82% 83% 86%<br />

Spaarbankboekjes 6% 7% 4% 6% 6% 2%<br />

Spaarbrieven 1% 0% 0% 3% 1% 2%<br />

Koopsompolissen 39% 33% 28% 16% 3% 2%<br />

Kapitaalverzekering 15% 14% 11% 6% 0% 3%<br />

Groeifondsen 4% 6% 1% 0% 7% 8%<br />

Beleggingsfondsen 20% 17% 26% 21% 27% 25%<br />

Obligaties 4% 4% 4% 7% 10% 13%<br />

Aan<strong>de</strong>len 17% 12% 13% 15% 13% 20%<br />

Waar<strong>de</strong> auto’s 84% 79% 88% 79% 89% 80%<br />

Waar<strong>de</strong> motoren 12% 4% 4% 3% 0% 0%<br />

Waar<strong>de</strong> boten 2% 5% 4% 5% 2% 2%<br />

Waar<strong>de</strong> caravans 11% 17% 13% 12% 15% 16%<br />

Waar<strong>de</strong> uitgeleend geld 10% 10% 10% 10% 9% 9%<br />

Waar<strong>de</strong> overige bezittingen 2% 3% 5% 3% 5% 5%<br />

Eigen huis 70% 72% 75% 69% 65% 58%<br />

Levensverzekering eigen huis 21% 12% 8% 2% 6% 0%<br />

Twee<strong>de</strong> huis 3% 4% 1% 4% 3% 3%<br />

An<strong>de</strong>r onroerend goed 0% 4% 4% 2% 4% 3%<br />

Persoonlijke lening 3% 4% 2% 4% 0% 0%<br />

Doorlopend krediet 12% 8% 7% 5% 2% 3%<br />

Kredieten postor<strong>de</strong>r 1% 1% 1% 0% 0% 2%<br />

Financieringskrediet 2% 1% 0% 2% 4% 2%<br />

Lening bij familie of vrien<strong>de</strong>n 2% 0% 1% 0% 1% 0%<br />

Studielening 1% 1% 1% 0% 0% 0%<br />

Schuld op creditcard 2% 1% 2% 4% 0% 2%<br />

An<strong>de</strong>re lening 0% 1% 0% 0% 1% 0%<br />

Betaalrekening negatief saldo 17% 13% 12% 8% 8% 5%<br />

Hypotheek eigen huis 57% 54% 52% 54% 45% 36%<br />

Hypotheek twee<strong>de</strong> huis 1% 1% 0% 0% 0% 0%<br />

Hypotheek onroerend goed 0% 2% 3% 0% 1% 0%<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 63


Percentage dat vermogensvorm bezit naar arbeidssituatie hoofdkostwinner<br />

Loondienst Zelfstandige Arbeidsongeschikt<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 64<br />

Pensioen<br />

Betaalrekening 97% 97% 97% 97%<br />

Bedrijfsspaarrekening 55% 11% 16% 11%<br />

Spaarrekening 86% 80% 72% 85%<br />

Spaarbankboekjes 7% 6% 10% 5%<br />

Spaarbrieven 1% 3% 1% 1%<br />

Koopsompolissen 32% 29% 19% 14%<br />

Kapitaalverzekering 16% 9% 10% 6%<br />

Groeifondsen 5% 8% 3% 4%<br />

Beleggingsfondsen 17% 21% 14% 26%<br />

Obligaties 3% 3% 3% 10%<br />

Aan<strong>de</strong>len 12% 14% 15% 16%<br />

Waar<strong>de</strong> auto’s 81% 74% 70% 88%<br />

Waar<strong>de</strong> motoren 8% 14% 6% 1%<br />

Waar<strong>de</strong> boten 3% 5% 4% 3%<br />

Waar<strong>de</strong> caravans 9% 12% 9% 15%<br />

Waar<strong>de</strong> uitgeleend geld 8% 12% 12% 10%<br />

Waar<strong>de</strong> overige bezittingen 2% 6% 0% 4%<br />

Eigen huis 71% 63% 44% 70%<br />

Levensverzekering eigen huis 24% 19% 8% 5%<br />

Twee<strong>de</strong> huis 2% 7% 3% 3%<br />

An<strong>de</strong>r onroerend goed 3% 5% 1% 4%<br />

Persoonlijke lening 4% 5% 4% 1%<br />

Doorlopend krediet 12% 12% 12% 4%<br />

Kredieten postor<strong>de</strong>r 2% 0% 3% 1%<br />

Financieringskrediet 2% 2% 1% 2%<br />

Lening bij familie of vrien<strong>de</strong>n 4% 5% 1% 0%<br />

Studielening 4% 8% 4% 0%<br />

Schuld op creditcard 4% 5% 4% 1%<br />

An<strong>de</strong>re lening 1% 2% 1% 0%<br />

Betaalrekening negatief saldo 16% 26% 22% 7%<br />

Hypotheek eigen huis 58% 51% 32% 49%<br />

Hypotheek twee<strong>de</strong> huis 1% 0% 2% 0%<br />

Hypotheek onroerend goed 2% 5% 1% 1%


Bijlage 4: Hoogte van bezit vermogensvormen<br />

Mediane bedrag vermogensvorm naar leeftijd (excl. 0)<br />

25-30 31-35 36-40 41-45 46-50<br />

Betaalrekening positief saldo 995 1468 1235 1562 1900<br />

Bedrijfsspaarrekening 1078 1408 1709 1750 1427<br />

Spaarrekening 2000 3681 5750 3319 7039<br />

Spaarbankboekjes 1502 400 2650 375 891<br />

Koopsompolissen 280 795 948 4000 4534<br />

Kapitaalverzekering 1512 8509 10300 9480 15310<br />

Beleggingsfondsen 2150 8000 3754 12274 11821<br />

Aan<strong>de</strong>len 700 1810 1003 5196 5380<br />

Waar<strong>de</strong> auto’s 3750 4832 6664 6500 6750<br />

Waar<strong>de</strong> motoren 3000 3875 4500 3490 1854<br />

Waar<strong>de</strong> caravans 3280 6105 3750 3500 2875<br />

Waar<strong>de</strong> uitgeleend geld 1250 1065 2500 2000 925<br />

Eigen huis 170000 200000 215000 230000 220029<br />

Levensverzekering eigen huis 4476 7953 8047 11994 12183<br />

Doorlopend krediet -3200 -6250 -2792 -4816 -10750<br />

Betaalrekening negatief saldo -635 -800 -600 -375 -598<br />

Hypotheek eigen huis -142500 -145000 -130000 -119000 -100000<br />

51-55 56-60 61-65 66-70 71-75 76-80<br />

Betaalrekening positief saldo 1933 1750 1868 2313 2668 3142<br />

Bedrijfsspaarrekening 2579 1750 2874 1358 9816 2163<br />

Spaarrekening 7000 6618 9800 9032 12000 18046<br />

Spaarbankboekjes 3403 1200 8430 7109 4688 12872<br />

Koopsompolissen 5807 3594 11755 24843 22532 88267<br />

Kapitaalverzekering 16508 11000 15810 32500 0 5825<br />

Beleggingsfondsen 13500 10210 10617 14339 19896 10835<br />

Aan<strong>de</strong>len 5670 5483 15871 20736 10971 8955<br />

Waar<strong>de</strong> auto’s 6433 6308 7724 8000 6250 8550<br />

Waar<strong>de</strong> motoren 3970 3700 2375 2200 0 0<br />

Waar<strong>de</strong> caravans 1698 3750 4250 6250 4500 5250<br />

Waar<strong>de</strong> uitgeleend geld 2300 2300 15000 4000 1500 8300<br />

Eigen huis 240000 230000 252500 280000 300000 280000<br />

Levensverzekering eigen huis 16458 11056 20060 57073 34183 0<br />

Doorlopend krediet -6750 -4763 -3875 -797 -2013 -3505<br />

Betaalrekening negatief saldo -800 -592 -389 -268 -1500 -1250<br />

Hypotheek eigen huis -97500 -103000 -80000 -60000 -72000 -61500<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 65


Bijlage 5: In<strong>de</strong>ling van <strong>de</strong> vermogens<strong>de</strong>finities<br />

Totaal<br />

bezit<br />

Liqui<strong>de</strong><br />

mid<strong>de</strong>len<br />

Risicoarme<br />

liqui<strong>de</strong><br />

mid<strong>de</strong>len<br />

Totaal<br />

schuld<br />

Kortlopen<strong>de</strong><br />

schuld<br />

Eigen<br />

Vermogen<br />

(EV)<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 66<br />

EV<br />

excl. huis<br />

Betaalrekening + + + + + +<br />

Bedrijfsspaaregelingen + +<br />

Spaarrekeningen + + + + + +<br />

Spaarbankboekjes + + + + + +<br />

Spaarbrieven + + + + + +<br />

Koopsompolissen + + +<br />

Kapitaalverzekeringen + + +<br />

Groeifondsen + + + + +<br />

Beleggingsfondsen + + + + +<br />

Obligaties + + + + +<br />

Aan<strong>de</strong>len + + + + +<br />

Gekochte put opties + + + + +<br />

Geschreven put-opties + + + + +<br />

Gekochte call-opties + + + + +<br />

Geschreven call-opties + + + + +<br />

Onroerend goed an<strong>de</strong>rs<br />

dan woonhuizen<br />

Uitgeleend geld + + +<br />

Overige bezittingen + + +<br />

Aanmerkelijk belang + + +<br />

Bedrijfskapitaal vrij beroep + + +<br />

Bedrijfskapitaal<br />

zelfstandige<br />

+ + +<br />

Woonhuis + +<br />

Twee<strong>de</strong> woning + +<br />

Levensverzekering<br />

woonhuis<br />

+ +<br />

Levensverzekering 2e<br />

woning<br />

+ +<br />

Levensverzekering<br />

onroerend goed<br />

+ +<br />

Persoonlijke lening + + - - -<br />

Doorlopend krediet + + - - -<br />

Krediet postor<strong>de</strong>rbedrijf + + - - -<br />

Financieringskrediet + + - - -<br />

Lening bij familie of<br />

vrien<strong>de</strong>n<br />

+ + - - -<br />

Studielening + - - -<br />

Schuld op creditcard + + - - -<br />

An<strong>de</strong>re leningen + + - - -<br />

Hypotheek woonhuis + -<br />

Hypotheek twee<strong>de</strong> woning + -<br />

Hypotheken op onroerend<br />

goed an<strong>de</strong>rs dan woonhuis<br />

+ -<br />

Liqui<strong>de</strong><br />

EV


<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>hand</strong>/ 67

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!