INHOUDSOPGAVE - Bart van Egmond
INHOUDSOPGAVE - Bart van Egmond
INHOUDSOPGAVE - Bart van Egmond
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
dat de gelovige dan op zo’n manier gevormd is dat hij Gods handelen ook <strong>van</strong>uit zijn hart als<br />
wijsheid kan bezingen. Daarom geeft Augustinus zijn lezers mee: “Zoals ik jullie <strong>van</strong>af het<br />
begin <strong>van</strong> dit betoog heb aangespoord: wat je hebt bereikt, wandel daarin en ook dit (wat<br />
jullie niet begrijpen) zal God jullie openbaren, als het niet in dit leven is, dan in het andere:<br />
want niets is verborgen, wat niet geopenbaard zal worden.” 101<br />
7. Conclusie<br />
In de gratia et libero arbitrio gaat Augustinus in op de vraag hoe genade en vrije wil zich tot<br />
elkaar verhouden. Welke spiritualiteit wil hij in zijn schrijven bevorderen? Het gaat<br />
Augustinus in dit geschrift er (onder meer) om door zijn schrijven over de genade de liefde<br />
voor God en voor de naaste te bevorderen onder zijn broeders in Hadrumetum. Daarom zegt<br />
hij ook dat de genade de wil om te handelen niet uitschakelt. De mens is er juist voor gemaakt<br />
om actief en bewust God lief te hebben. En Augustinus erkent ook de werkelijkheid <strong>van</strong> een<br />
goede wil in het leven <strong>van</strong> zijn lezers. Dat is zijn uitgangspunt. Maar de vraag is vervolgens:<br />
hoe ervaar je die werkelijkheid? Die ervaring beslist uiteindelijk over de vraag of je liefde tot<br />
God echt is. Ervaar je je toewijding aan God als iets dat je uit jezelf naar boven haalt en God<br />
aanbiedt om daarvoor loon te ont<strong>van</strong>gen? Dan is niet God het eigenlijke object <strong>van</strong> je hoop,<br />
vertrouwen en liefde, maar je eigen wil. Maar de liefde is alleen uit God. Daarom concludeert<br />
Augustinus ook dat de pelagianen menen dat God uit hen zelf is. De ware liefde voor God is<br />
de liefde die ervaren wordt als een geschenk <strong>van</strong> Hem die zelf alleen de liefde is. Werkelijke<br />
liefde kan een mens alleen aan God en zijn naaste geven als hij God kent als volkomen gever<br />
<strong>van</strong> het goede. Augustinus bevordert daarom een zelfervaring die gegrond is in participatie:<br />
de goede wil is niet gefundeerd in zichzelf, maar in die <strong>van</strong> Vader, Zoon en Geest.<br />
Die zelfervaring resulteert in een ont<strong>van</strong>kelijke houding, die zich uit in dankzegging<br />
voor de gegeven genade en gebed voor de toekomstige. Maar blijkens Augustinus’ aansporing<br />
ook in studie <strong>van</strong> de Schrift (via zijn geschrift in dit geval). Zo wordt de mens dus op allerlei<br />
manieren ingeschakeld in de relatie met God. Hij wordt geopend om voortdurend te spreken<br />
tot en te luisteren naar God. Zo participeert hij in de genade. Dit is wat Hanby Augustinus’<br />
doxologische zelf noemt. 102 Ten aanzien <strong>van</strong> Gods verborgen handelen hoort daarbij dat dat je<br />
als gelovige een onwetende, maar verwachtingsvolle houding aanneemt. Die past bij het besef<br />
dat je jezelf in een proces <strong>van</strong> verbetering bevindt, waarin je eigen onbegrip over Gods<br />
wijsheid en rechtvaardigheid worden omgevormd naar volmaaktheid. Daarmee wil<br />
Augustinus mensen niet monddood maken, maar een ruimte scheppen waarin de mens<br />
ont<strong>van</strong>kelijk blijft voor God.<br />
101 grat. 23, 45: sed sicut vos exhortatus sum ab initio sermonis huius: in quod pervenistis, in eo ambulate, et hoc<br />
quoque vobis Deus revelabit, et si non in hac vita, certe in altera: nihil est enim occultum quod non revelabitur.<br />
102 Hanby 2003, 90.<br />
30