15.09.2013 Views

1 Orgaanpathologie Letsel - Diergeneeskundige Studenten Raad

1 Orgaanpathologie Letsel - Diergeneeskundige Studenten Raad

1 Orgaanpathologie Letsel - Diergeneeskundige Studenten Raad

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Orgaanpathologie</strong><br />

<strong>Letsel</strong>: momentopname van een dynamisch gebeuren<br />

interpretatie afhankelijk van het stadium (vroeg of laat) verschil in behandeling<br />

evolutie prognose<br />

ADEMHALINGSSTELSEL<br />

Luchtwegen<br />

Klinisch: Bovenste luchtwegen lopen tot aan de bifurcatie inspiratoire dyspnee bij afwijkingen.<br />

Diepere luchtwegen: alles na de bifurcatie expiratoire dyspnee bij afwijkingen<br />

Pathologisch: luchtwegen: alles tot aan de longblaasjes (heeft allemaal zelfde epitheel)<br />

parenchym: de longblaasjes<br />

Congenitaal<br />

* Foetus paarden: einde dracht weinig ruimte vaak verkrommingen (oa neus en ledematen).<br />

Prognose redelijk gunstig voor ledematen (door tractie en beweging) tenzij de deviatie zo ernstig is dat<br />

het dier de ledematen verkeerd gaat gebruiken.<br />

* Afwijkingen worden vaak ingefokt. Mopshond heeft nauwe neusgaten + gangen + larynx + trachea<br />

en een relatief lang zacht gehemelte (normale lengte) brachycephaal luchtweg syndroom.<br />

altijd moeilijke ademhaling, bij inademing sterke negatieve druk makkelijk uitdroging en<br />

beschadiging mucosae sneller infecties zwelling mucosae vicieuze cirkel.<br />

Secundair: - protrusie van mucosa van laterale laryngeale ventrikel (= zakje van Morgani (tussen de<br />

valse en echte stembanden), puilt uit in luchtwegen na protrusie) door te hoge negatieve<br />

druk ergere symptomen.<br />

- larynxoedeem door mechanische irritatie<br />

* Afplatting trachea (te lang bindweefselligament) kraakbenig deel van de trachea wordt niet meer<br />

rond/dicht getrokken. Bovendien kan het ligament gemakkelijk dicht gedrukt worden bij druk ventraal<br />

op de trachea of bij zeer sterke negatieve druk bij inspiratie bij inspanning asfyxie<br />

Vaak bij dwergrassen honden (trekken aan leiband hoesten/kuchen) en shetland/miniatuur pony’s<br />

* Dorsale verplaatsing zacht gehemelte grollende ademhaling (trilling door turbulentie ademlucht)<br />

* Ciliaire dyskinesie (ontbreken van het centraal microtubuli doublet, zeldzaam, vaak icm situs<br />

inversus) motiliteit cilien mucus opstapeling gemakkelijker infecties. Clara-cellen (op<br />

overgang bronchiolaire gangen en alveolair parenchym) en slijmbekercellen produceren mucus dit<br />

wordt door de cilien tegen de zwaartekracht in verplaatst (cilien werken minder bij neerliggen risico<br />

bij operatie of verlamming dier regelmatig omkeren om uitzakking van mucus te voorkomen) <br />

trachea opgehoest en ingeslikt. Uitzakking van de mucus gebeurt met de zwaartekracht mee <br />

veel vuil diep in de longen (vnl ventraal deel) secundaire pneumonie.<br />

Stofwisselingsstoornissen.<br />

De beweging van cilien is een zeer energie behoeftig proces veel mitochondrien nodig voor ATP<br />

productie.<br />

In de slijmbekercellen zit mucus opgeslagen. Bij prikkeling van de mucosa (bv bij roken) wordt er snel<br />

veel mucus vrijgesteld, dit kan leiden tot verstopping van het lumen en/of hoesten. Mucus bevat IgA,<br />

antibacteriële stoffen, heeft een KH-component: vloeibaar, en een eiwitcomponent: visceus (plakt<br />

stofdeeltjes) In het midden van het lumen zit de visceuze laag, dicht aan de wand de vloeibare, hierin<br />

kunnen de cilien bewegen en schuift de visceuze laag mee. Mucus moet polymerisatie ondergaan<br />

(rijping nodig), bij irritatie worden de reserves uitgestoten en nadien gebeurt er veel nieuwe<br />

mucusproductie die ook snel uitgestoten wordt zeer vloeibare mucus (sereuze neusvloei mogelijk)<br />

Hoogcilindrische cellen worden snel beschadigd epitheel defect virale infectie. Het<br />

epitheeldefect wordt zo snel mogelijk afgedicht door het afplatten van de aanpalende cellen en de<br />

mucosale kliertjes worden oppervlakte epitheel.<br />

Neutrofielen worden aangemaakt in het beenmerg, rijpen daar, verblijven ongeveer 10u in het bloed<br />

en passeren dan door mucosa/epitheel naar het lumen waar ze nog een beschermende functie<br />

hebben vooraleer afgevoerd te worden uit het lichaam.<br />

* Noxes: normaal gecapteerd door mucus + afgevoerd. Noxes met virulentiefactoren kunnen doorheen<br />

de mucus breken en de hoogcilindrische cellen aantasten. (bv Mycoplasma legt ciliën lam)<br />

Reactie op deze noxen: mucus uitstoting ‘flushing’ van het systeem hoestreflex.<br />

mobilisatie neutro’s + meer diapedese (apoptotische cellen in mucus)<br />

ontstekingsreactie (lekkage plasma en eiwit)<br />

In de eerste fase van de regeneratie gebeurt er een afplatting van de cellen rond het defect en<br />

vervolgens vermeerdering van deze cellen omvorming van 1 meerlagig plaveiselepitheel (geen<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

1


mucusverplaatsing uitzakken naar longen mogelijk (broncho-pneumonie)) bij verdwijnen van de<br />

noxe terug differentiatie/regeneratie naar pseudomeerlagig trilhaar epitheel.<br />

Alveolaire/interstitiele pneumonie komt vanuit de bloedbaan.<br />

Circulatiestoornissen<br />

Infectie ontsteking stuwing<br />

Bij oa de hond: bovenste luchtwegen dienen voor thermoregulatie (hijgen + VD, fysiologisch)<br />

Pathologisch: vaak stuwing vd bovenste luchtwegen bij algemene stuwingsverschijnselen (bv<br />

hartinsufficiëntie) omdat er geen tegendruk vanuit het weefsel is voor de bloedvaten mucosa kan<br />

opzwellen in het lumen vaak passieve stuwing.<br />

* Epistaxis (oa bij atrofische rhinitis) kan voorkomen tgv een erosief letsel in de bovenste<br />

ademhalingswegen, secundair aan een longbloeding (bv tgv Actinobacillus pleuropneumoniae) of een<br />

ethmoïd haematoom bij het paard, en ook na een zware inspanning.<br />

* Larynxoedeem tgv bijensteek (anafylactisch) levensbedreigend want de larynx is het nauwste<br />

punt vd ademhalingswegen ademnood.<br />

Ontstekingen<br />

Noxe < 3 μm kan worden ingeademd tot in de longen (via aerosol)<br />

Noxe > 3 μm neiging tot sedimenteren plakt makkelijk aan mucuslaag (oa fibronectine) <br />

clearance. Wanneer de noxe de mucuslaag kan ‘oplossen’ (of andere virulentiefactoren) verder<br />

doordringen contact met trilharen<br />

PAMP + TLR ontsteking (epitheelcel geeft IL-8 vrij) (gebeurt dus al bij enkel binding, er<br />

hoeft nog geen schade te zijn.)<br />

vasthechting aan specifieke receptoren<br />

gestoorde werking cilien (paralyse, verlies, degeneratie/lyse epitheelcel, mucus<br />

uitstoot) schade ontsteking en afplatten epitheel + dedifferentiatie tot<br />

meerlagig plaveisel epitheel regeneratie<br />

loslaten cilien (bescherming)<br />

Probleem wanneer noxes blijven inwerken blijvend meerlagig plaveisel epitheel hoestreflex (vnl<br />

sochtends want dan veel opgehoopte mucusproppen aanwezig)<br />

* Beschermende factoren: TLR, eigen gram positieve flora, fibronectine, viscositeit, sIgA, neutro’s<br />

* Agressors: stress (wijziging mucosae mucus te vloeibaar (niet gerijpt) + teveel proteolytische<br />

enzymes), virussen (primaire schade andere agentia kunnen aanslaan), bacteriën, NH3<br />

(celmetabolisme ATP ciliair apparaat ), stof (belasting ciliën) multifactorieel!<br />

Kip en paard: veel NH3 in stal vnl in de winter (ventilatie )<br />

Bijna alle types van ontsteking kunnen in de ademhalingswegen voorkomen:<br />

* Katarrhale rhinitis (IBR)<br />

* Purulent: veel neutro’s (visueel etter te zien, vnl bij bacteriën, bv Mannheimia, Pasteurella), in<br />

luchtwegen = muco-purulent (etter icm mucus (uitstorting door irritatie) in lumen)<br />

* Haemorrhagisch (relatief zeldzaam) beperkt aantal agentia mogelijk (of bv sterk irriterende<br />

chemische stof)<br />

* Etterig-ulceratief (erosief) bv BKK: fibrine + rood/mat uiterlijk tgv erosies.<br />

* Difteroïd (necrotiserend): meestal door herpesvirussen<br />

Chronische ontstekingen<br />

Type 1 overgevoeligheid astma (vaak bij kat)<br />

weefselschade mucus<br />

oedeem<br />

De mucus opstapeling en het oedeem veroorzaken een subobstructie, dit leidt tot alveolair emfyseem<br />

(alveoles vol met lucht door moeilijke expiratie)<br />

Alveolair emfyseem (normale inspiratie, geen volledige expiratie overvulling) longen collaberen<br />

niet op autopsie doordat er veel lucht in zit, bovendien hebben ze een bleker uitzicht in vergelijking<br />

met normaal (capillairen worden dichtgedrukt)<br />

Pathogenese + evolutie van een chronische ontsteking<br />

Meer slijmvorming<br />

Epitheelmetaplasie wanneer een noxe langdurig kan blijven inwerken op dieren (bv NH3) plaveisel<br />

epitheel zonder ciliën O2 uitwisseling <br />

Hypertrofie van gladde spieren<br />

Typisch fibrose van propria en submucosa door chronisch inflammatoir oedeem (bdw ) gevolg:<br />

stenose vd luchtwegen (vernauwing, ook tgv infiltratie lymfo’s en macrofagen (cuffing) hobbelig<br />

oppervlak mucosa) obliteratie mogelijk, en soms atrofie van de onderliggende structuren (bv<br />

atrofische rhinitis bij varken)<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

2


* Granulomateuze ontsteking (zeldzaam) typisch intermitterend (unilateraal) neusbloeden wanneer<br />

in de neusholte gelokaliseerd.<br />

* Uitbreiding ontsteking luchtwegen (belangrijk voor prognose)<br />

sinusitis: vaak bij katten omdat deze vaak last van rhinitis hebben (niesziekte). Vaak eerst<br />

muco-purulent exsudaat, later indroging caseus (paard)<br />

luchtzak: vaak na rhinitis secundair schimmels in luchtzak (schimmels geven typisch<br />

een granulomateuze ontsteking). Complicatie: onderliggende structuren (a.carotis)<br />

aangetast fataal.<br />

longen: bronchen bronchioli longblaasjes (pneumonie)<br />

Tumoren<br />

Poliep: niet echt tumoraal, vaak een complicatie bij ontsteking, uitpuiling vd mucosa gevuld met<br />

losmazig bindweefsel. Typisch bij katten dyspnee.<br />

Vaak ten onrecht gebruikt voor alle gesteelde processen.<br />

* Nasaal carcinoma: dé tumor vd luchtwegen, pas laattijdig metastasen, vaak unilaterale bloedingen<br />

Longparenchym<br />

O2-uitwisseling tijdens de periode van stase tussen de in- en expiratie. De lucht heeft slechts een korte<br />

afstand te overbruggen:<br />

Wand: pneumocyten<br />

Type I: dun ( O2doorlatend), plat, verre uitlopers bedekt grote oppervlakte,<br />

vanwege dit grote oppervlak is er ook een grote kans voor noxen om de cel<br />

te bereiken/beschadigen snel dood groot defect.<br />

Type II: kubisch, produceert surfactant, Bij longschade: nieuwvorming type II (O2uitwisseling<br />

) differentiatie naar type I mogelijk.<br />

Interstitium<br />

Capillair endotheel<br />

Aangeboren<br />

Rariteiten. Blazen in longen: congenitale cysten of tgv scheur van alveoles lucht in interstitium <br />

interstitieel emfyseem.<br />

Stofwisselingsstoornissen<br />

* Atelectase: geen lucht in de longblaasjes. Wanneer dit veralgemeend voorkomt: zeer gevaarlijk;<br />

lokaal: minder gevaarlijk.<br />

De longen hebben veel reserve-capaciteit, bij maximale inademing worden niet alle longblaasjes<br />

gevuld met lucht long kan deels verwijderd worden igv bv tumor tot op een bepaalde hoogte<br />

blijven de longen eenzelfde volume houden (wel minder reserve-capaciteit over)<br />

* Foetaal atelectase: longen zijn groot (enige vorm van atelectase waarbij de longen groot zijn ipv<br />

klein), zwaar, collaberen niet (gebeurt normaal tgv elasticiteit bij het wegvallen van de negatieve druk<br />

bij het openen vd thorax), zinken in water (controle of een dier geademd heeft) en er is cyanose<br />

aanwezig (O2-nood tijdens sterven). Bij een moeilijke bevalling (als de maternale O2-aanvoer<br />

geblokkeerd is) kan de foetale ademhaling al op gang komen in de uterus grote kans op septicemie<br />

door bv meconium long<br />

* Compressie-atelectase: bv vocht in pleurale holte (FIP, bloed, etter)<br />

* Obstructie-atelectase.<br />

(* Slacht-atelectase: buitenste longalveolen dichtgeplakt dunne rode rand op het longoppervlak)<br />

* Emfyseem: teveel lucht, rond pneumoniehaarden te zien.<br />

alveolair<br />

interstitieel<br />

subpleuraal<br />

bulleus<br />

Wanneer tgv bronchitis pneumonie ontsteking (neutro’s elastase!)<br />

Vicieuze cirkel igv alveolair emfyseem. Neutro’s migreren continu naar de longen maar hun<br />

enzymatische activiteit wordt tegengewerkt door anti(chymo)trypsine (= bescherming). Ontsteking:<br />

teveel neutro’s + enzymen bescherming niet genoeg schade elastine vervangen door<br />

collageen. Dit collageen is niet elastisch functie longen verder scheuren alveoles (door<br />

elasticiteit ) kans op emfyseem .<br />

Pneumonieletsels: irreversiebele schade (geen nieuwvorming van functioneel georganiseerd elastine)<br />

actieve expiratie na (zware) pneumonie (flankenslag)<br />

Het rund heeft snel de neiging tot emfyseemvorming. RSV typisch bulleus emfyseem thv<br />

diafragmatische longkwab, thv deze bulla geen O2-uitwisseling.<br />

Circulatiestoornissen<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

3


Stuwing oedeem (bv hartinsufficiëntie, zware inspanning)<br />

In de longen heerst er een negatieve druk geen tegendruk voor de bloedvaten meest gevoelige<br />

weefsel voor oedeem en stuwing.<br />

Oedeem past niet in het interstitium oedeem verplaatst naar de alveoles. Het vocht dat in de<br />

alveoles komt is initieel eiwitarm, maar wanneer albumine meekomt spumeus vocht<br />

(schuimvorming door intense vermenging eiwit en lucht). Schuim neemt meer volume in dan eiwit<br />

(levensbedreigend geen O2-uitwisseling meer mogelijk) klimt op naar de trachea neus.<br />

Pathogenese longoedeem<br />

- Permeabiliteit vd bloedvaten door O2-nood (bv na inspanning of blauwtong) lekkage vocht en<br />

albumine<br />

- Capillaire hydrostatische druk (hartinsufficiëntie) vocht kan niet meer weggepompt worden <br />

vocht in interstitium long<br />

vocht in alveoles spumeus vocht<br />

oedemateuze, verbrede interalveolaire septa stuwingsinduratie (bdw )<br />

(vorming typische Herzfehlercellen bij hartinsufficiëntie)<br />

Bij verdrinking: niet veel lucht in de longen want snel naar circulatie (via osmotische druk) diagnose<br />

obv chemische stoffen (bv strontium) of organismen (bv diatomeeën) uit oppervlakte water.<br />

* Hypostase: bv bij langdurige laterale decubitus (operatie): in 1 longhelft al het bloed (laaggelegen<br />

deel), andere longhelft alle lucht (hooggelegen deel) ventilatie/perfusie gestoord<br />

* Infarct: steeds hemorrhagisch: obstructie van bloedvaten, vnl aan periferie longweefsel driehoekig<br />

vormige bloeding (want er is nog een collaterale circulatie aanwezig)<br />

Ontsteking<br />

Pneumonie:<br />

alveolaire macrofaag fagocytose pathogenen, tegelijk met de fagocytose worden pro-<br />

inflammatoire cytokines zoals IL-2 en IFN-γ vrijgesteld ontsteking<br />

type I pneumocyt snel necrose + desquamatie prostaglandines ontsteking<br />

ontsteking: neutro’s elastase (gevaarlijk systematisch<br />

ontstekingsremmers gegeven)<br />

exsudaat hyaliene membranen (eiwitneerslag) O2-<br />

uitwisseling pO2 bloed (snel gevormd bij RSV rund)<br />

type II pneumocyt proliferatie epithelisatie (kubisch epitheel) O2-uitwisseling <br />

differentiatie<br />

metaplasie<br />

Uiteindelijk gevolg: lokaal: organisatie en fibrose (littekenvorming); algemeen: sterfte<br />

Patroonanalyse: richtinggevend voor onderzoek ( minder labo onderzoek nodig)<br />

Macroscopisch: Verspreiding (cranioventraal aerogeen (bronchiaal), dorsocaudaal <br />

haematogeen of chemisch (want hier komt de meeste<br />

ingeademde lucht) maar bv ook Actinobacillus<br />

pleuropneumoniae (klein diep ingeademd)<br />

Aantal letsels<br />

Microscopisch: Luchtweg oriëntatie<br />

Interstitieel (typisch haematogeen patroon)<br />

Pneumonie: probleem ter hoogte van het parenchym, obv patroonanalyse hoe probleem ontstaan<br />

is en groep van mogelijke oorzaken.<br />

Types pneumonie<br />

Ook diagnostisch waardevol icm patroonanalyse (geassocieerd met oorzaak)<br />

Etterig = bepaalde etterverwekkende bacteriën bv Arcanobacterium pyogenes (rund) of<br />

Pasteurella multocida (konijn)<br />

Long: rechtstreeks in contact met de buitenwereld schade aan pneumocyte I (IL-8 ontsteking<br />

binnen enkele minuten) en makkelijk secundaire infecties.<br />

* ARDS (longjacht): rechtstreekse inwerking op longwand snelle ontstekingsreactie (vasculaire<br />

fase) permeabiliteit exsudaat (eiwitrijk) naar lumen alveoles spumeus vocht.<br />

ARDS is acuut levensbedreigend vnl wanneer verspreid over groot deel vd longen. Vaak probleem<br />

na brand (inademen fijne koolstofpartikeltjes beschadiging longwand sterfte.)<br />

Beschadiging surfactant pO2 longen spoelen met fysiologische zoutoplossing (experimenteel)<br />

Na 10min al cellulaire fase neutro adhesie; 60min: diapedese, thrombi in capillairen (verschillende<br />

complicaties); na 180min: hyaliene membranen (door terugresorptie vocht) + necrose vd septa.<br />

Bij rund vnl in najaar: fog fever oedeem met fibrine neerslagen + eosinofielen die degranuleren,<br />

oorzaak niet gekend, waarschijnlijk overgevoeligheid.<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

4


Secundair: emfyseem door uitademen (subobstructie)<br />

* Infectieus respiratoir complex (multifactorieel) bv hoge bezetting of slechte ventilatie (vnl in de<br />

winter in de industrie) snelle spreiding op het bedrijf mogelijk. (virus vaak gangmaker (parenchym<br />

gestoord afweer ) waarna secundair bacteriën kunnen aanslaan.<br />

Acuut:<br />

* Katarrhaal - vasculaire fase (rode longen)<br />

- cellulaire fase alveoles vol met ontstekingscellen, vocht en eiwitten <br />

voelt vaster aan, zinkt in water<br />

Aan de randen vd ontsteking: ‘compensatoir’ emfyseem bleek.<br />

In de alveoles: enkel alveolaire macrofagen als afweer, vanaf de Clara-cellen: muco-ciliair apparaat.<br />

* Adenovirus type 2 nucleaire inclusies (grote paarse kernen), necrose septa, debris in alveoles,<br />

stuwing in septa alveolitis (patroon): primaire noxe uit lucht met aantasting vd interalveolaire septa.<br />

* RSV, bij rund, typisch zeer veel hyaliene membranen extreem emfyseem<br />

* Etterig. Pas macroscopisch bij autopsie te zien wanneer de etter niet meer enkel in alveoles zit, pas<br />

bij vervloeiing septa door de proteasen van neutro’s. Wanneer etter te zien: alveoles weg <br />

levenslang onbruikbare zone. (bv Rhodococcus equi, Streptococcus zooepidemicus).<br />

Evolutie naar subacuut: fataal<br />

omkapseld abcederend (chronisch)<br />

* Fibrineus veel fibrine neerslag (mat uitzicht, netwerk absorbeert licht) in alveoles (evt ook kleine<br />

bronchen). Meestal ook bacterieel. Kan van productief evolueren naar necrotiserend.<br />

* Necrotisch: kan acuut zijn (bv necrobacillose (Fusobacterium necrophorum) stukjes kunnen<br />

loslaten ingeademd in de longen.)<br />

Multipele kleine necrosehaarden typisch voor herpesvirussen.<br />

* Gangreneus (kan acuut) levensbedreigend. Kan evolueren vanuit necrotisch<br />

Gangreneuze ontsteking is gelijk met verslikkingspneumonie: maaginhoud/voedsel longen, altijd<br />

bacteriën aanwezig, eventueel protease/hemolysine (bv Clostridia). Hemolysine Hb vrij +<br />

afgebroken bilirubine zwartgroene kleur van longen.<br />

! Bij operatie dieren altijd nuchter om dit te voorkomen!<br />

* Pleuritis/pleuropneumonie: door agressieve agentia/noxes (verslikkingspneumonie/Actinobacillus<br />

pleuropneumoniae)<br />

Chronisch:<br />

Niet direct fataal (minder agressieve noxes). De noxe is blijkbaar deels onder controle. Typisch voor<br />

noxes die het immuunsysteem kunnen ontwijken: noxe blijft schade veroorzaken chronisch (bv tbc<br />

(granulomateus), visna/maedi, COPD)<br />

Chronisch productief: veel bdw, macrofagen (reuzencellen) en eventueel lymfo’s maar geen neutro’s<br />

meer.<br />

COPD geeft: Epithelialisatie<br />

Mucus hypersecretie<br />

Interstitiële fibrose<br />

Emfyseem<br />

overgevoeligheidsreactie (= chr. productief) vaak tgv stof, hooi, pollen.<br />

bdw volumineuze longen indruk vd ribben te zien. (door continu positieve druk in<br />

de longen). Op doorsnede: veel bdw wit. Histologisch: scheuren van alveoles ( blazen<br />

gevuld met lucht, door subobstructie druk en door bdw elastine druk door<br />

buikspieren voor expiratie) en bdw <br />

* Granulomateuze: oa tbc en Salmonella bij kip wit spekkige uitpuilende massa’s (oa in longen,<br />

granulomen met bdw tussen) vnl bij hobbykippen. Granulomen kunnen ook ontstaan bij migratie van<br />

parasieten door de longen. Schimmels veroorzaken ook typisch granulomateuze letsels (witte randen<br />

rond hyfen) (vnl bij vogels (vnl gans en eend gevoelig): Aspergillose in long/luchtzakken)<br />

* Pyothorax (≠ pneumonie) typisch bij katten, vaak tgv vechten via klauwen geïnoculeerd tussen<br />

de ribben door in de pleuraholte.<br />

Tumoren<br />

Basisprincipe: vaak in longen bij KHD. Zelden primair (vnl thv broncho-alveolaire overgang), vaak<br />

metastasen (lymfo-, hematogeen: tumorcelemboli bloed hart longen <br />

diffuus patroon door emboli die in kleine bldv blijven steken, allemaal tegelijk op<br />

moment dat de primaire tumor kwaardaardig wordt allen even groot!) altijd<br />

longfoto maken. (mens: vaak primair in long/bronchen). Zelden bij GHD<br />

zwarte nodules: metastase hemangiosarcoma of melanoma.<br />

Pleura: bedekt met mesotheel reageert op alle irritatie. Mesothelioma: kwaadaardige tumor, zelden.<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

5


SPIJSVERTERINGSSTELSEL<br />

Mondholte<br />

Congenitaal (vaak op examen iets over gevraagd want komt frequent voor)<br />

* Hazenlip: verbinding neus en mondholte<br />

* Palatoschisis (gespleten gehemelte) moeilijk zuigen (moeilijk negatieve druk op te bouwen) en<br />

melkterugvloei via de neus.<br />

* Brachygnathia superior. Wanneer de bovenkaak iets te kort is valt niet op mee gefokt <br />

evolutie naar steeds erger stamboekwerking (wordt nauw op gelet) probleem wanneer het een<br />

raskenmerk is.<br />

* Brachygnathia inferior. Te korte onderkaak. De groei van de boven en onderkaak loopt niet altijd<br />

synchroon kan nog bijtrekken bij een dier dat nog groeit.<br />

* Agnatia: kan erfelijk zijn doordat de kieuwboog niet ontwikkelt (zeldzaam) of vervorwen tgv zeer<br />

extreme osteoporose.<br />

* Dikbillen: hypertrofie spieren en groter aantal cellen, ook thv de tong macroglossie moeilijk<br />

zuigen.<br />

Stofwisselingsstoornissen<br />

In mondholte vaak traumatische beschadiging of opname irriterende stoffen (etsende chemicaliën)<br />

Rund predilectieplaats: dwarse tonggroeve.<br />

Typisch bij zwanen die veel langvezelig, oud gras eten (vnl in winter wanneer ze niet bijgevoederd<br />

worden) blijft onder de tong zitten chronische ontsteking tongbeweging (is al niet goed bij<br />

zwanen) sterfte<br />

* Oude dieren: necroseletsels door tandpunten (onregelmatige afslijting) bacteriën uit voedsel <br />

submucosa (vnl anaeroben) necrose (rund: actinomycose; paard: eetlust leverfalen <br />

hepatische coma sterfte)<br />

* Tong kan gepigmenteerd zijn (diffuus, focaal) niet pathologisch.<br />

Ontstekingen<br />

Lokalisatie kan een hint zijn voor de oorzaak.<br />

Tonsillen: bovenin farynx, dikke zone met tonsillaire crypten (putjes, meerlagig plaveiselepitheel) <br />

capteren bacteriën Ag-presentatie. Agressieve noxe ontsteking ingang voor vele infecties<br />

(secundaire pathogenen) Na infectie: migratie neutro’s (lymfo’s) ontsteking (macroscopisch: witte<br />

puntjes op tonsillen)<br />

Acuut:<br />

* Katarrhale stomatitis: roodheid. Kan tgv uremie ( gastritis en stomatitis, kan hemorrhagisch<br />

worden persisterend/intermitterend braken), vnl bij oudere KHD.<br />

Ureum is klein (O=C=(NH2)2) en kan diffunderen door membranen naar lumen maag-darmkanaal <br />

contact met bacteriën. In de maag en mondholte komen bacteriën voor die ureasen vormen <br />

afsplitsing NH3 lost op in water (NH4OH) diffusie in cel en mitochondriën interferentie met de<br />

Krebs-cyclus celfunctie gastritis/stomatitis.<br />

* Moniliase (=candidiase, C.albicans) geeft een katarrhale stomatitis (komt ook eventueel voor in<br />

slokdarm en krop) wit/geel beleg op de tong, vaak na lang antibiotica<br />

* etsende vloeistof niveaubeeld (aflijning tussen wel en niet ontstoken weefsel)<br />

! * Vesiculeuze ontsteking: blaasjes in of vlak onder epitheel mondholte. Zelden mooi blaasje te zien<br />

(dunne wand snel beschadigd scherp omschreven erosies (bv ecthyma, MKZ vaak<br />

virusvermeerdering in epitheel hydropische degeneratie vervloeiing epitheelcellen blaasjes)<br />

* Ulceratief: dieper dan erosie. Bv mucosal disease: multipele kleine diepe erosies thv<br />

mondholte/tong/slokdarm.<br />

* Necrotiserend: typisch voor Fusobacterium necrophorum<br />

Chronisch:<br />

* Granulomateus: typisch voor kat (eosinofiel granuloma complex): granulomen thv lippen;<br />

granulomen op tong (rodent ulcer). Oorzaak niet gekend, allergische component.<br />

* Chronisch productief: vaak bij paarden en vaak thv farynx hobbelige mucosa<br />

* Plasmacellulaire stomatitis: typisch veel plasmacellen. Kat: wil wel eten maar laat eten vallen <br />

dikke/hobbelige/onregelmatige ontstoken mondholte. Oorzaak niet gekend. Behandelen met<br />

agressieve ontstekingremmers.<br />

Tumoren<br />

* Epulis (pseudotumor, oftewel reactieve/inflammatoire oftewel agressieve tumorale processen):<br />

proliferatieve woekeringen vh tandvlees, vaak thv haaktand/premolaren eetlust .<br />

* Tumoren epitheel (squameus cel, bij de kat typisch thv frenulum) en pigmentcellen (melanoma) <br />

zeer agressief (vnl wnr achterin de mondholte).<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

6


Fibrosarcomen zijn zeldzaam.<br />

Tanden<br />

Embryogenese: instulping epitheel mondholte thv tandlijst 2 vertakkingen (melktand; definitieve<br />

tand)<br />

Adamantoblasten (ook: ameloblasten) vormen het glazuur (ook: email; ectodermale oorsprong)<br />

Odontoblasten vormen dentine (mesodermale oorsprong)<br />

Email wordt thv de kroon afgezet, cement thv de wortel (gevormd door bdwcellen: cementoblasten)<br />

Tand onder tandvlees nog mogelijkheid tot glazuurvorming (beperkte reserve)<br />

Periodontium dens collageen bindweefsel tussen het bot vd kaaktak en de tand (periodontaal<br />

ligament)<br />

Tandhals aansluiting epitheel mondholte en tand. Hier ontstaat een groeve (sulcus gingivalis) <br />

blijft makkelijk debris achter bacteriële groei (vnl anaeroben biofilms tandplak) schade<br />

epitheel diepere groeve pocket-vorming (vnl bij oudere honden kan gat tussen de wortels<br />

vormen onder de kroon neutro’s proteasen schade epitheel vicieuze cirkel diepe put<br />

die eventueel tandkas/periodontium kan bereiken periodontitis) (als de tandkas ondiep is icm<br />

periodontitis tanden komen los)<br />

Afslijten vd tanden is nodig voor de normale ontwikkeling van de tanden (snijtanden van knaagdieren<br />

blijven altijd groeien, alle andere tanden kennen op een bepaald moment stop vd groei)<br />

Bij het afslijten verdwijnt er email tand minder sterk putje waar er geen email meer aanwezig is,<br />

wanneer al het email weg is kan de tand zeer snel gaan slijten.<br />

Tandkas vult geleidelijk op (hierdoor blijven de tanden evenlang ondanks afslijten) tand schuift naar<br />

buiten afslijting nodig om vorming van tandpunten te voorkomen (wanneer er tandpunten ontstaan:<br />

(kauw)beweeglijkheid en schade aan mucosa wang/gehemelte mogelijk secundair geïnfecteerd<br />

(F.necrophorum, Actinomyces)) delicaat evenwicht tussen opvullen tandkas en afslijten tanden<br />

(normale consistentie voedsel nodig (ruwvoer (vnl langvezelig/oud) stimuleert kauwbewegingen <br />

weinig ruwvoer tandproblemen) en goede kaak/tand stand)<br />

Tandster: stukje secundaire dentine tussen primaire dentine (meer poreus kleurt donkerder door<br />

opname pigment) tgv afslijting leeftijdsbepaling mogelijk (ook obv vorm tand)<br />

Email kan enkel pigment bevatten wanneer de pigmentopslag gebeurt bij de vorming van de tand/het<br />

email.<br />

Aangeboren<br />

Congenitale afwijkingen komen veel voor (afwijking in lokalisatie, tandformule, structuur)<br />

* Te weinig (oligodontia)/ teveel (polyodontia) tanden. Kan tgv extra tandaanleg of ontdubbeling vd<br />

tandaanleg. Polyodontia komt frequenter voor (te onderscheiden van pseudo-polyodontia, dit ontstaat<br />

door wisselproblemen, de definitieve tand duwt de wortels vd melktand opzij (drukatrofie) bijna<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

7


geen wortels meer over wanneer een melktand uitvalt. Als er te weinig druk of druk in een verkeerde<br />

orientatie is persisterende melktand)<br />

* Ectopische tand (verkeerde lokalisatie tandaanleg) Hond: in hard gehemelte; Paard: in os petrosum.<br />

De tand kan binnenin een structuur zitten cysteus omhulsel (dentigere cyste)<br />

* Niet juist georiënteerd rotatie slijtage stoornis<br />

diastema-vorming: ruimte tussen 2 tanden waar deze normaal<br />

tegen elkaar liggen voedsel tussen de tanden pocket-vorming<br />

Tussen snijtanden en premolaren: ‘het laag’ (fysiologisch diastema)<br />

* Emailhypoplasie: door adamantoblasten activiteit (cellen niet gedood) tijdens de tandontwikkeling.<br />

Bv bij hondenziekte. De ontwikkeling begint thv de punt vd tand tijdstip van activiteit te zien.<br />

Wanneer bij volwassen hond ziekte rond het wisselen. Kan lokaal zijn door pseudo-polyodontie <br />

wel drukeffecten maar niet goed naar melktand.<br />

Stofwisselingsstoornissen (= odontodystrofie)<br />

* Fluorintoxicaties beschadiging glazuur<br />

* Porphyrie opstapeling uroporphyrea bruine tanden<br />

* Graseters zwarte tanden (vnl maaltanden), pigmenthoudende zouten op tanden<br />

Slijtagestoornissen (zowel GHD als KHD)<br />

* Te sterke slijtage tand bijna gelijk met tandvlees (atrittie).Bij sterke slijtage wordt er secundaire<br />

dentine gevormd, bij afbreken van een tand tertiaire dentine, dit voorkomt het vrijkomen van de<br />

pulpaholte (noodafdichting, hogere slijtage, meer pigmentopslag) nooit een gat (secundaire dentine<br />

= fysiologisch, trager proces, beter georganiseerd)<br />

* Knaagdier/lagomorfen snijtanden: blijven aangroeien continu slijtage nodig door ruwvoer/goede<br />

stand onder/bovenkaak. Wanneer niet (malocclusie): olifantstanden voedselopname niet meer<br />

mogelijk sterfte<br />

Tanden knippen (nooit met botte tang/schaar risico op opensplijten tand pulpitis/periodontitis) of<br />

afslijpen (email zeer hard slijpen moet gepaard gaan met koeling anders kunnen de cellen in de<br />

pulpaholte afsterven door de hitte necrose pulpaholte)<br />

* Oude dieren: trappengebit mogelijk door ongelijke slijtage omdat niet alle tanden even hard zijn<br />

* Tandpunt: vnl bij oude dieren. Echancrure: wel normale tandpunt op 1 e premolaar onderkaak (tussen<br />

7-9 jaar)<br />

* Kribbijten: tanden aan voorzijde afgesleten (geen email meer aanwezig) doordat de tanden<br />

regelmatig vastgezet worden op harde voorwerpen.<br />

* Necklesions: typisch bij katten: defect in email thv tandhals (niet hypoplasie maar resorptie<br />

tandweefsel door odontoclasten), oorzaak niet gekend (≠ tandcaries want geen necrose aanwezig).<br />

Secundair: pijn (gevoelszenuw gestimuleerd door dunne harde laag) laten eten vallen<br />

* Tandplak: biofilm van bacteriën. Altijd bacteriën aanwezig in sulcus gingivalis neiging tot<br />

uitbreiding biofilm naar rest vd tand.<br />

1 e stadium: materia alba (afgestorven bacteriën/cellen/debris)<br />

2 e stadium: bruinige laag tandplak (biofilm bacteriën beschermd + verhoogde<br />

vermeerdering tandplak groter en diker uitbreiding naar supra én<br />

subgingivaal pockets + rood tandvlees door ontsteking) pathologisch<br />

Bacteriën + ontsteking schade (gingivitis) evolutie in diepte periodontitis<br />

Histologisch: veel dode neutro’s + Treponema bacteriën<br />

* Tandsteen: gemineraliseerde tandplak (Ca-zouten). Ook supra en subgingivale uitbreiding <br />

tandvlees weggeduwd + atrofie tand meer bloot. Evolueert snel naar periodontitis (vnl bij hond),<br />

verbinding tussen tandkas + tand aangetast tand valt uit<br />

Tandsteen vermijden: in beginstadium: tandplak vermijden poetsen<br />

voedsel met structuur/ruwheid<br />

(mechanische wrijving)<br />

Oude dieren vaak ook nierfunctie ureum mondholte bacteriële vermeerdering in<br />

tandplak + bacteriële emboli endocarditis/nier schade vicieuze cirkel tandsteen <br />

* Cariës: necrose tandweefsel door verzuring tandplak, vnl probleem bij paard, schaap en varken. Kan<br />

ontstaan uit tandsteen of door een diastema. Types: interstitieel, glad oppervlak, occlusie.<br />

Bacteriën: metabolieten uit voedsel/secreet/speeksel omgezet zuur Ca-zouten lossen op <br />

email aangetast necrose dentine cariës<br />

Hond weinig cariës, vnl tandsteen periodontitis tanduitval<br />

Circulatiestoornissen<br />

* Aan rand gingiva/tand: vaak bloedingen/cyanose(necrose) teken van shock (“shockzoom”)<br />

Ontsteking<br />

(slide 92 les 3c) Stadium 4: duidelijke pocketvorming + aantasting tandkas<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

8


diastema<br />

tandsteen<br />

uremie<br />

* Pulpitis: gat/scheur contact met mondholte<br />

Ontsteking: oedeem/exsudaat + celinfiltratie ruimte nodig druk veel pijn eten niet meer<br />

Door de druktoename: ontsteking breidt uit naar wortelpunt en in de tandkas (ook stevig pijn) en de<br />

tand valt niet uit zolang periodontium intact is botaantasting door proteasen (bot minder<br />

weerstandig dan tand)<br />

Pulpitis altijd via wortel bot weke weefsels (tandfistel, kan naar mondholte: predilectieplaatsen:<br />

P3/M1 naar buiten via huid onder oog, typisch bij kleine hondenrassen; M3 oogkas, retrobulbair<br />

abces exoftalmie, “pink eye”)<br />

* Periodontitis: kan ook een fistel geven<br />

* Periapicaal granuloom: chronisch productieve ontsteking (plakje weefsel dat onderaan de tand blijft<br />

hangen/meekomt bij uittrekken vd tand)<br />

Tumoren<br />

3 celtypes: ameloblasten (email), odontoblasten (dentine), cementoblasten (cement), kunnen alle 3<br />

tumoraal worden.<br />

Amelo: oorspronkelijke structuur blijft redelijk behouden, losmazig, epitheliaal agressieve groei in<br />

diepte (vaak recidieven na weghalen tumor agressieve therapie nodig (evt. hele kaaktak weghalen)<br />

Odonto: vaak gemineraliseerd dentine aanwezig<br />

Cemento: meestal lokaal, goed omschreven, harde gezwelletjes.<br />

Speekselklieren<br />

Speekselproductie: 3 grote klieren (submandibulair/parotis/sublinguaal) met afvoerweg die uitkomt in<br />

de mondholte en overal verspreid in de mondholte kleine kliertjes ook bij wegnemen grote klier nog<br />

altijd genoeg speekselproductie.<br />

Speekselklier blijft continu werken igv trauma/gat fistel, blijft lekken, nooit spontaan opgelost <br />

klier verwijderen<br />

Afvoergang lek/verstopt speeksel in weefsel (continu) tot tegendruk kapselvorming (= ranula)<br />

door activatie fibroblasten (vaak bij honden naast de tong)<br />

* afvoergangen: meest gevoelig voor metabole stoornis (bv vitamine A tekort bij vogels) metaplasie<br />

* speekselkieren - vergroot (kan bij paarden op weide voorkomen zonder klinische problemen)<br />

- verkleind (verschrompeling)<br />

onderdeel van Sjögren syndroom: auto-immune ontsteking tov verschillende<br />

sereuze klieren (traan/speeksel/exocriene pancreas), totaal verlies normale<br />

sereuze klierstructuren infiltratie lymfo en plasmacellen. Geeft typisch<br />

kerato-conjunctivitis sicca (droog, etterig) en symptomen van pancreas-<br />

insufficiëntie.<br />

Tumoren: vnl adenocarcinomen, evt metastasen naar de longen.<br />

Slokdarm<br />

Grootste deel slokdarm = dwarsgestreepte spier, evt klein deel gladde spier. Peristaltiek voedsel<br />

doorgeschoven naar de maag. Bestaat uit meerlagig niet verhoornd plaveisel epitheel en bevat<br />

kliertjes in de mucosa.<br />

Aangeboren<br />

* Mega-oesofagus (onvoldoende tonus en peristaltiek)<br />

Stofwisselingsstoornissen<br />

* ‘Bloat line’ bij penstympanie (plots veel krachtvoer in pens)<br />

volume schuim<br />

druk in lichaamsholte slechte veneuze retour naar<br />

hart evt sterfte<br />

De bloat line is te zien thv de borstingang = overgang intrathoracaal/extrathoracaal:<br />

Intrathoracaal bloedarm door druk <br />

Extrathoracaal veel O2-arm bloed in mucosa door veneuze retour <br />

post-mortem bewijs voor tympanie en drukstijging.<br />

* Obstructie speeksel en voedsel niet naar maag: risico voedsel in longen voedselpneumonie<br />

* Stenose: druk van buiten- of binnenuit<br />

* Obturatie-stenose: massa die in lumen uitpuilt. KHD: grote broken voer; GHD: vnl paard: droge<br />

bietenpulpkorrels zwellen na contact met vocht, kan tot 10-20x vergroten, rund: grote brok voer<br />

* Compressie-stenose: vernauwing (druk van buitenuit) makkelijk obstructie en accumulatie.<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

9


Predilectieplaatsen stenosen: plaatsen waar de rekmogelijkheid vd slokdarm beperkt wordt door de<br />

omgevende structuren.<br />

- tussen larynx en onderzijde wervels<br />

- voorste rib/sternum/1 e wervel<br />

- hart/wervels<br />

- diafragma<br />

* Obstructie: voedsel blijft steken:<br />

druk lokale ischemie necrose (door drukischemie en proximaal door opstapeling<br />

voedsel) complicaties mogelijk: perforatie (voedsel in contact met tunica muscularis <br />

perforatie gangreneuze ontsteking mediastinum/pleura)/strictuur (verlittekening wand:<br />

fibroblasten collageen contractie v vezels bdw vernauwing, blijft rest vh leven:<br />

moeilijke voedselpassage constant risico op dilatatie proximaal en regelmatig<br />

regurgitatie)/divertikel (aan 1 kant blaasvormige lokale verwijding)<br />

proximaal: dilatatie en accumulatie zak tot aan larynx overflow mogelijk bij inademen<br />

verslikkingspneumonie<br />

* Verworven mega-oesofagus: peristaltiek stoornis (bv dysautonomie: onevenwicht tussen OS (+) en<br />

PS (-)) vnl bij paard (grass-sickness, spanning slokdarm) en kat (Key-Gaskell syndroom, dilatatie<br />

slokdarm), zelden bij de hond.<br />

symptomen oa mega-oesofagus, speekselen (moeilijk slikken)<br />

* Krop: lactobacillen: 1 e fermentatie en verweking.<br />

Kropovervulling: atypisch voor een stoornis ergens thv maagdarmstelsel (bv zwakte, OS (+) en PS (-))<br />

* Musculaire hypertrofie: vnl bij paard, distaal deel slokdarm: (extreem) verdikte tunica muscularis<br />

zonder klinische problemen. (ws tgv sterke cardia-sfincter veel kracht nodig om te overwinnen)<br />

Ontstekingen<br />

* Katarrhale ontsteking door woekering gistcellen (na veel antibiotica) = moniliase/candidiase<br />

* BVD ulcera (sterk lokaal) in slokdarmmucosa<br />

* Difteroïde oesofagitis: door Trichomonas (sterk besmettelijk, via azen naar jongen) ontsteking<br />

slokdarm en krop dringt in mucosa necrose ( subobstructie)<br />

* Hyperkeratose: epitheel reactief dikker en meer verhoornd, normaal slokdarmepitheel is speciaal<br />

aangepast aan de functie: licht verhoornd ( beter beschermd tegen irritatie) en snellere turn-over<br />

(10-14d) ( heling gaat vrij snel, darm nóg sneller)<br />

Kan oa tgv reflux oesofagitis: ontsteking distaal deel slokdarm door terugvloei maaginhoud, abnormaal<br />

voor alle dieren, slokdarm mucosa is niet aangepast aan lage maagpH schade (vnl wanneer maag<br />

niet veel gevuld meer zuur).<br />

Herhaaldelijke reflux: hyperkeratose, erger erosies, nog erger adenocarcinoma<br />

!Probleem na operaties, vnl wanneer de dieren niet uitgevast zijn!<br />

pneumonie<br />

reflux-oesofagitis necrose ( perforatie of strictuur mogelijk)<br />

Tumoren: zeldzaam<br />

Maag<br />

!belangrijk hoofdstuk: frequent problemen mee!<br />

Bij de cardiasfincter: meerlagig licht verhoornd/onverhoornd plaveisel epitheel; rest maag: zoutzuur<br />

producerend epitheel. Het paard heeft tot halverwege de maag een meerlagig plaveisel epitheel (pars<br />

oesophagea) geen fysische scheiding tussen de twee, waarom geen necrose pars oesophagea?<br />

wel een fysiologische/functionele scheiding aanwezig in de maag (1 e deel: voor-fermentatie; 2 e deel<br />

vertering mbv HCl) en geen vermenging!<br />

Wanneer wel vermenging: ulceraties thv pars oesophagea (vnl aan de rand)<br />

Varken: ook een klein deel pars oesophagea, wel een groot probleem van ulceraties (1% van alle<br />

slachtvarkens sterft door maagulcera)<br />

- Cardia = kliergedeelte: mucines en immunologische activiteit (lymfoïd weefsel)<br />

- Fundus = zuurproducerende klieren HCl (pariëtale cellen), pepsine (hoofdcellen) en slijmproductie<br />

(slijmbekercellen) klassieke maagfunctie. Thv de isthmus: reservecellen.<br />

Pariëtale cel: veel instulpingen vd celmembraan ingenieus systeem om het inwendige van de cel<br />

neutraal te houden veel energie nodig veel mitochondriën bij energieproductie komen er altijd<br />

radicalen vrij (neveneffect) bescherming tegen oxidatieprocessen nodig (glutathioncyclus)<br />

-<br />

HCl productie en HCO3 productie thv plasmamembraan net buiten de cel (geen zuur/base<br />

-<br />

intracellulair) en op de mucosa ligt er een dun laagje mucus dat het HCO3 capteert toch een zure<br />

pH in het lumen ondanks productie van zowel zuur als base en bescherming van de cellen. Het zuur<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

10


zorgt voor een denaturatie van het voedsel, bescherming schadelijke enzymatische activiteit,<br />

gemakkelijker verteerbaar, barriere voor agentia.<br />

- Antrum pyloricum = enkel mucusproductie<br />

In de maagwand zijn er gladde spieren aanwezig (sterkst thv fundus, rigor mortis na sterfte <br />

zandlopervormige maag) inhoud naar duodenum<br />

Stofwisselingsstoornissen<br />

* Maagdilatatie: abnormaal sterk uitgezet (afh. van diersoort: pup 50% buikholte nog normaal, paard<br />

van 650kg mag max 10kg inhoud), vormt een grote zak met dunne wand en veel lucht.<br />

na maaltijd = reservoirfunctie, evt teveel eten ineens (vaak icm lucht) kan voorbijgaand zijn<br />

evt neurogeen (vaguscentrum aangetast): ‘wasting disease’<br />

probleem wanneer lediging of reflux (subobstructie, zenuwstoornis)<br />

!Mogelijke complicaties/evolutie: ruptuur (typisch snel bij paard peritonitis) of verplaatsing/torsie (vnl<br />

reuzenras hond/rund)<br />

In buikholte: hoge pijngevoeligheid voor drukeffecten. Dilatatie pijn beweging en veel<br />

spanning op buik reflex bij pijn: opspannen buikspieren: druk (paard = koliek) Behandeling: pijn<br />

en spierrelaxerende middelen.<br />

1-magige dieren: curvatura major ligt dorsaal gericht kan vnl opzetten verder naar dorsaal <br />

neiging tot omvallen torsie en miltverplaatsing naar rechts<br />

Gevolgen van torsie: afsnoering rond vast punt slokdarm (hiatus oesofageus) en proximaal deel<br />

duodenum. Afsnoering voedsel fermentatie en vocht aantrekken (door verknippen voedsel <br />

meer deeltjes, osm ) hemorrhagische infarcering maagwand cyanose en gesekwestreerd<br />

bloed in maag/milt (beschikbaar bloedvolume ) en drukeffect (bij uithalen druk ), deze<br />

combinatie van verlaagd bloedvolume en drukdaling geeft een verhoogd risico op schock.<br />

Dilatatie is via slokdarmsonde af te laten (lucht).<br />

Igv torsie maag niet te bereiken met sonde 1vd weinige urgente processen bij KHD maag<br />

terugdraaien en zsm gas/vocht aflaten om hemorrhagische infarcering te voorkomen.<br />

Paard: (kleine maag) snel maagruptuur typisch beeld (muscularis en serosa scheurt in rechte<br />

lijn, volgt de richting vd spiervezels) in de mucosa (meer rekbaar) zit een kleinere scheur dan in<br />

muscularis/serosa. Sterfte volgt vanwege de peritonitis.<br />

* Vreemd voorwerp irritatie regelmatig braken<br />

subobstructie dilatatie<br />

* Impactie lebmaag: veel ruwvezel opslag<br />

* Acute intoxicatie: hoge concentratie in maag terug te vinden.<br />

Ulcera<br />

* Defect mucosa: frequent voorkomend, vaak gelokaliseerd thv antrum en proximale duodenum<br />

(eerste delen in contact met zure pH) Het zuur maakt de epitheelcellen en onderliggende mucosa<br />

kapot, kan een arterie aantsten en een fatale verbloeding veroorzaken.<br />

Niet elke bloedende ulcus is fataal compensatoir verlittekening.<br />

Bloed in maag zwarte/kleverige (eiwitrijke) mest (melena) (door ijzerzouten die reageren met H2S<br />

met vorming van zwarte ijzersulfide)<br />

Predisponerende factoren:<br />

- vnl stress (overwicht OS over PS, PS regelt normale functie maag (prostaglandine productie)<br />

-<br />

voldoende mucusproductie (vangt HCO3 bescherming epitheel) en evenwicht met HCl<br />

- glucocorticosteroïden en NSAID prostaglandines (maagmucosa en medulla nier)<br />

Combi cortico en NSAID aan hond = beroepsfout hond dood<br />

- histamine (bv mastceltumor), vnl bij hond niet dood door metastase maar door ulcera<br />

- bacteriën (vnl Helicobacter, vaak diersoorteigen stammen): aangepast om te leven in<br />

mucuslaag op epitheel maag.<br />

radicalen (virulentiefactoren) vernietiging pariëtale cellen<br />

celdeling verstoord<br />

H.suis nauw contact parietale cellen glutathioncyclus <br />

- erfelijk<br />

Combi oorzaken gevolgen: chronische gastritis, ulcera, tumoren (vnl mens en varken na<br />

Helicobater)<br />

<strong>Letsel</strong>s: mucosa: constante beschadiging maar normaal voldoende regeneratie<br />

* icm predisp regeneratie onvoldoende kleine erosies (+ hyperkeratose) bloedingen<br />

kan al risico zijn, snelevoluerend<br />

* langdurig predisp: kratervorming bdw aan de rand en invreten in midden. De bdw rand<br />

verkleind de kans op perforatie.<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

11


Varken vnl thv pars oesofagea vaak acute bloeding sterfte. Wanneer niet fataal melena<br />

(kleeft rond anus)<br />

* evolutie: perforatie peritonitis sterfte<br />

Gele keratine (hyperkeratose) = abnormaal (door antiperistaltiek) gal in maag<br />

Cardiasfincterstenose door evolutie letsels<br />

Paard: gasterophilus larven bijten vast in maag (pars oesophagea) defect in mucosa maar geen<br />

ulcera door functionele scheiding cutane/intestinale epithelia. Oiv predisp wel ulcera cutane<br />

slijmhuid mogelijk.<br />

Circulatiestoornissen<br />

Fundus altijd roder PG productie doorbloeding (hyperemie) voor goede zuurproductie.<br />

Maagmucosa: actieve fysiologische hyperemie na maaltijd om de pepsine/HCl/mucus productie te<br />

laten doorgaan (aanvoer glucose, zuurstof en andere nutriënten), deze verteringshyperemie is<br />

afhankelijk van de vrijstelling van PGF2alfa.<br />

Prostaglandine remming (NSAID, cortico’s) vermindert de hyperemie pepsine/HCl/mucus productie<br />

icm wel een volle maag mechanische beschadiging (mucus en HCO3- ) en HCl-beschadiging<br />

van de wand risico op ulcera.<br />

* Ziektes die typisch circulatiestoornissen geven (oa bloedingen) bv (pseudo) vogelpest bij pluimvee<br />

* Bepaalde noxes geven typisch (veel) oedeem, bv acute Ostertagia-infectie bij runderen<br />

Ontstekingen<br />

Acuut<br />

* Katarrhaal: extreme stuwing mucosa, typisch thv fundus (HCl producerende kliertjes) gelokaliseerd<br />

(hier delicaat evenwicht tussen beschadiging/bescherming maag) en exsudaatvorming, zowel de<br />

stuwing als het exsudaat geven dikkere mucosaplooien.<br />

Kan veroorzaakt worden door een primaire noxe die inwerkt op de maagwand of als onderdeel van<br />

een algemeen ziekteprobleem.<br />

Klinisch geeft de prikkelingen van de sensibele zenuwen een braakreflex en pijn.<br />

Bv: uremische gastritis (verhoogde ureum concentratie in het bloed kleine molecule, diffundeert<br />

naar lumina, in maag en mondholte omzetting naar NH3 door bacteriën die ureasen produceren (vnl<br />

thv antrum, vnl Helicobacter) dit NH3 verstoort de Krebscyclus schade epitheel en functiedaling <br />

productie pro-inflammatoire cytokines, oa IL-8). De uremische gastritis begint katarrhaal en evolueert<br />

naar hemorrhagisch (fataal) en ulceravorming.<br />

Soms kan gastritis necrotiserend zijn witachtig (vnl bij sterk etsende stof)<br />

Acuut: vaak etiologie te achterhalen (vaak symptoom van ander probleem, bv hondeziekte of<br />

Salmonella)<br />

Chronisch: vnl bij hond (en paard)<br />

Geeft klachten van braken (on)afhankelijk van de maaltijd, langdurig (maanden/jaren) moeilijke<br />

diagnose/behandeling. Bij kat soms wel duidelijk (haren oplikken haarballen in maag chronische<br />

gastritis dieet aanpassen<br />

Systematisch igv chronisch recidiverend/intermitterend braken met vermoedelijk probleem in de maag:<br />

biopt nemen van maagmucosa histologie indeling op microscopisch patroon:<br />

(PATROONANALYSE, diagnostisch belangrijk, microscopisch aspect dat macroscopisch zichtbaar<br />

kan worden)<br />

- Oppervlakkig: (ontstekingscellen vlak onder epitheel, mucosa vrij normaal, vnl infiltratie<br />

lymfocyten, plasmacellen en macrofagen (typisch voor chronische ontstreking)<br />

- Proliferatief: diffuus infiltraat ontstekingscellen, volledige propria (evt submocosa) bij<br />

betrokken.<br />

* Eenvoudig: kliertjes nog normaal, geen verdikking mucosa, enkel infiltratie cellen<br />

* Atrofisch: (dunne wand en verminderde hyperemie) kliertjes meer bindweefsel. Thv fundus: in<br />

kliertjes bijna geen nevencellen meer eerder mucusproducerende cellen (pseudopylorische<br />

metaplasie) en achlorydie (zuurproductie ), reactief teveel gastrineproductie (poging om HCl terug te<br />

verhogen)<br />

* Hypertrofisch: kliertjes (langer, dikker, vertakt, evt cysteus verwijd), dikke mucosaplooien en veel<br />

mucusproductie.<br />

* Folliculair: organisatie lymfocyten in follikels neemt groot deel in beslag. (macroscopische<br />

vervorming vd mucosa (‘kleine bultjes’)<br />

Tumoren<br />

* Poliepen (pseudotumor): hyperplastische uitpuiling mucosa (extensieve lokale toename,<br />

‘hypertrofische gastritis’)<br />

* Goedaardig gezwel van de gladde spieren, goed omschreven (= leiomyoma)<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

12


* Lymfoma (vnl B-cel)<br />

* Adenocarcinoma (meest agressieve), heeft bij de hond bijna altijd een kratervormig uitzicht<br />

(misleidend! Krater door verhoogde proliferatie): agressieve groei groeit door epitheel <br />

tumorepitheel niet beschermd tegen maagzuur necrose krater.<br />

De krater lijkt op een ulcus, maar een ulcus heeft scherp afgelijnde randen waarbuiten niets<br />

afwijkends voorkomt, igv de tumor zit er rond de krater nog een massa met nog intact epitheel<br />

(desmoplasie (linitis plastica) sterke inductie stroma bindweefsel )<br />

Symptomen: braken door irritatie/sensibele zenuwen<br />

Endoscopie/contrast (barium blijft plakken thv ulcus) radiografie ‘ulcus’ te zien (geen<br />

differentiatie mogelijk)<br />

Histologie: ‘zegelringcellen te zien’ =slijmbekercellen, oorspronkelijke morfologie ongeveer behouden<br />

mucusprop/lumen aanwezig (nooit pariëtale/hoofdcellen) vnl thv antrum/cardia<br />

* Typisch bij paard: squameus cel carcinoma, maag tumoren (meerlagig plaveisel epitheel = groot<br />

oppervlak vd maag) agressieve groei naar maaglumen en serosakant ( buikholte implantatie<br />

metastasen op omgevende organen en lekkage maaginhoud)<br />

* Enzymatische leukose komt hier niet meer voor (retrovirus)<br />

* Lymfomen maag typisch bij Marek (acute vorm, vnl 3-12mnd oud) bij de kip T-cel lymfomen,<br />

typisch in kliermaag<br />

Darm<br />

Bijzonder orgaan: vuil uit omgeving in contact met mucosa (enkel een bilipidelaag van microvilli met<br />

eiwitten) efficiente barriere en geen ontstekingsreactie op lumeninhoud.<br />

Wanneer de darminhoud in contact zou komen met longweefsel of spierweefsel gangreneuze<br />

ontsteking, dit gebeurt in de darm niet.<br />

“Oral tolerance”: geen reactie op darminhoud en bij een 2 e contact nóg minder reactie (elk ander<br />

weefsel zou bij een 2 e contact een hevige allergische reactie induceren op de eiwitten in het voedsel)<br />

In voedsel: aantal voedende bestanddelen maar ook groot deel schadelijke/toxische bestanddelen, er<br />

bestaat geen voedsel zonder potentiele toxische bestanddelen (vnl kleine stoffen zou makkelijk<br />

door barriere moeten gaan). In de darm ontstaan er slechts problemen bij zeer schadelijke stoffen.<br />

Darmbarriere: selectief in wat hij doorlaat:<br />

- PGP: multi-drug-resitance eiwit, aanwezig in het epitheel van de borstelzoom (ook<br />

verantwoordelijk voor bacteriële resistentie tegen antibiotica). Dit pomp-systeem kan een<br />

breed spectrum van substraten (vnl kleine molecules) terugpompen naar de darm/buiten.<br />

(Ook in de darm worden dus sommige antibiotica/farmaca naar buiten gepompt: niet 100%<br />

biobeschikbaarheid na orale opname)<br />

- Normaal geen contact darminhoud (bacteriën) en epitheelcellen door de mucuslaag (in het<br />

midden normale mucuslaag, langs de epitheelcellen: glycocalyx). Via de lever en pancreas<br />

komen er enzymes in het darmlumen die het voedsel (eiwit en vetten) in grote brokken<br />

verknippen. In de mucuslaag zitten enzymes (peptidasen ea) die deze brokken nog kleiner<br />

verknippen tot bv di/tripeptiden (iets over signalen?) , waarna deze kleine stoffen zeer efficiënt<br />

opgenomen worden door actieve processen (= membraangebonden vertering). Dit systeem<br />

zorgt ervoor dat er geen nutriënten (rechtstreeks) voor de bacteriën beschikbaar zijn.<br />

Sommige bacteriën kunnen selectief toegelaten worden in de mucuslaag (specifieke<br />

microflora, verschillend van de darmflora)<br />

Wanneer er ergens iets misgaat en er wel een reactie komt op eiwitten in het lumen voedselallergie<br />

(vnl probleem bij honden)<br />

Epitheelcellen:<br />

Basolaterale zijde plasmamembraan epitheel (goed afgesloten van darmlumen door oa tight-junctions)<br />

hoge expressie TLR (herkent PAMPS) wanneer bv gram negatieve kiemen ter hoogte van de<br />

basolaterale membraan opduiken TLR-4 herkent LPS binding cascade activatie NFκB <br />

pro-inflammatoire cytokines (oa IL-8) ontsteking<br />

Microvilli apicaal: weinig TLR, als binding LPS vorming membraan vesikel met de bacterie<br />

ingesloten afstoten vd vesikel ‘demping’ vh signaal<br />

Specifieke afweer: actieve tolerantie-inductie:<br />

Macrofagen in de lamina propria (oa peyerse platen) tussen epitheel door naar lumen en terug<br />

naar weefsels/bloedbaan (=sampling) antigeen aangeboden aan regulatorische T-cellen <br />

onderdrukking immuunrespons tov dit antigeen.<br />

De darm mag dus continu niet reageren op velerlei stoffen in het lumen van de darm delicaat!<br />

Er ontstaan problemen wanneer er lekken zijn (bv schade aan de tight-junctions) TLR hevige<br />

ontsteking tov stoffen normaal aanwezig in darmlumen, nu tussen de cellen.<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

13


Grote moleculen = voor-vertering (maag etc.)<br />

Membraan-gebonden vertering = laatste stap alle nuttige voedingbestanddelen worden<br />

weggehaald uit het lumen tot aan het distale ileum. Igv overvoedering blijft er nog voedsel over na de<br />

ileocecale klep bacteriële soep in colon (10 11 bact/gram! : meer bacteriën in colon dan cellen in je<br />

lichaam) het nut van deze flora: enzymatische vertering van stoffen die de gastheer niet kan afbreken<br />

(bv cellulose) Deze flora moet een bepaalde samenstelling hebben (globaal)<br />

Het distaal ileum bevat vnl lactobacillen melkzuurproductie (metabole acidose mogelijk bij neonati<br />

want niet te verteren/gebruiken in lichaam). In de dikke darm: vnl Clostridiaceae verbruiken<br />

melkzuur voor hun vermeerdering, het eindproduct van hun metabolisme is boterzuur (massaal<br />

gevormd in de darm) het darmepitheel heeft een receptor voor boterzuur stimuleert epitheel<br />

celdeling (belangrijke energiebron voor de epitheelcellen vh colon, zonder boterzuur epitheel ).<br />

Het boterzuur werkt dus als energiebron en als signaalmolecule.<br />

Boterzuur stimuleert deling en differentiatie (normale groei mucosa ) bloedbaan werkt<br />

remmend op tumorceldeling en evt zelfs apoptose tumor mogelijk.<br />

Volledig systeem (efficient voedsel opnemen en niet reageren op lumeninhoud) is delicaat maar ook<br />

robuust na antibiotica kuur snel weer terug naar normale flora en evenwicht, tenzij het systeem<br />

fundamenteel aangetast is chronische enteritis (inflammatory bowel disease, bv ziekte van Crohn<br />

of ulceratieve colitis), deel erfelijke predispositie ook: microbiologische factor of onevenwicht<br />

lactobacillen/clostridia fouten in voeding?! snelle shift mogelijk, Clostridium perfringens<br />

overgroei (vnl wanneer veel voedende bestanddelen aanwezig zijn (13 essentiele aminozuren nodig,<br />

deze aminozuren zijn normaal niet aanwezig in het darmlumen waardoor C.perfringens niet kan<br />

vermeerderen) enterotoxemie snelle sterfte. C.perfringens kan ook bacteriostatines produceren<br />

andere bacteriën alle nutriënten voor zichzelf. Klassiek bekend bij mestkalveren.<br />

Delicaat systeem: vaak beschadiging/lekken mogelijk snelle regeneratie (turn-over = 2-3 dagen,<br />

snellere deling dan de meest kwaadaardige kanker) vanuit de crypten van Lieberkühn.<br />

Aan de top van de villi zijn de cellen het meest gedifferentieerd meest efficiente<br />

voedselvertering/opname (hoogste enzymactiviteit). De cellen doen nog aan enzymatische vertering in<br />

het apicale cytoplasma vooraleer afgifte naar de bloedbaan.<br />

Fysiologisch: extrusion zone aan de top van villi: terminaal stadium van het differentiatie proces <br />

apoptose: cel kleiner en de tight junctions komen los.<br />

Afweer:<br />

- Mucus laag<br />

- Membraan-gebonden digestie<br />

- Paneth cellen: Defensines (o.a. lysozyme, = antibiotica door de gastheer geproduceerd)<br />

sIgA naar het darmlumen<br />

- Neutrofielen transmigratie (vanuit bloed propria lumen) en fagocytose vd noxe<br />

- Intra-epitheliale lymfocyten (IEL): antigeen presentatie door epitheelcellen<br />

- Boterzuur productie door Faecalibacterium prausnitzii<br />

Eubacterium hallii<br />

Dit boterzuur heeft verschillende positieve effecten: oa herstel van epitheeldefecten <br />

Orale tolerantie:<br />

- TLR expressie wel basolateraal doch niet apicaal membraan enterocyten<br />

- Enterocyten tolerosomen (vesikel gevormd met noxe/substraat na binding PAMP en TLR aan<br />

de apicale zijde) beladen met MHC2 secretie naar lumen<br />

- GALT secretorische IgA<br />

- T-reg hyporesponsief houden van T-lymfocyten in de propria<br />

Bij neonati moet dit hele systeem nog groeien/ontwikkelen (= een geïnduceerd mechanisme), neonati<br />

mogen dus nog niet teveel gechallenged worden. lactatie: melk met Ig’s systeem kan rustig<br />

rijpen tot het moment van spenen. Bij te vroeg spenen: vertering (voorbijgaande)<br />

voedselintolerantie.<br />

De eerste 24u is de epitheelcel nog totaal niet selectief in wat er opgenomen wordt: volledige eiwitten<br />

kunnen opgenomen worden (intracellulair hyalien) Ig’s naar bloedbaan. Maar ook eventueel<br />

schadelijke stofen kunnen opgenomen worden gevaarlijk.<br />

Congenitaal<br />

* Divertikel (eind van jejunum) = overblijfsel vd embryogenese, moet normaal involueren door<br />

apoptose, blijft vnl vaak bestaan bij kippen (dooierrest retentie, dooiermassa raakt vaak geïnfecteerd<br />

(typisch E.coli) bij instulpen in de coeloomholte infectie dooierrest niet volledig weg)<br />

* Bepaalde segmenten vd darm kunnen niet volledig of niet op de juiste wijze aangelegd worden<br />

(vroeg stadium embryogenese: omvorming plaat buis, stuk buis agenesie: involutie) Soms wordt de<br />

volledige darm aangelegd met enkel nog een dun vliesje aan het eind vh rectum normale functie na<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

14


openen. Soms is het laatste deel vd darm abnormaal klein (meestal door een stoornis in de<br />

innervatie/peristaltiek, vnl PS probleem) proximale dilatatie (bv megacolon)<br />

Essentieel in de pathologie vd darmen is de collateraal vascularisatie vanuit darmscheil/mesenterium.<br />

Dit is onder meer belangrijk bij darmresectie en eind-eind anastomose doorbloeding moet je in orde<br />

houden.<br />

!Stofwisselingsstoornissen!<br />

Liggingsveranderingen<br />

Geeft verkeerdelijk de indruk dat alles een vaste plaats heeft. Doordat de darm een peristaltiek moet<br />

hebben moet de darm zeer beweeglijk zijn en ligt dus niet stevig op een vaste plaats. Bv linker colon<br />

paard ligt los makkelijk verplaatst, maar steeds neiging om naar dezelfde plaats terug te keren.<br />

Liggingsverandering: zó verplaatst dat een darmsegment niet meer spontaan terug kan naar de eigen<br />

plaats én een verstoring van de bloedcirculatie ischemie en necrose (epitheelcellen meest<br />

gevoelig) onderbreking darmbarriere bacterien makkelijker naar buikholte koliek (vnl paard<br />

gevoelig) bovendien gaan de epitheelcellen anaeroob hun energie produceren melkzuur <br />

(parameter voor chirurgie of niet). Wanneer het melkzuur in peritoneaal vocht boven een bepaalde<br />

drempel komt hopeloos (teken voor transmurale necrose darmsegment veel bacterien al in<br />

circulatie sterfte)<br />

In de darmen bestaat er een fase van aanvoer/vertering en een fase van afvoer (dynamisch volume<br />

met ook een dynamiek in bacterie-populatie). In de dunne darm is er variatie in bacterien vlak na de<br />

maaltijd of langer na de maaltijd, een klein deel van deze bacterien komt ook in het veneuze bloed <br />

ook variatie in bacterien die naar de lever gaan en gefagocyteerd worden door de Kupffercellen. (postprandiale<br />

bacteriëmie niet alles wordt tegengehouden door de darmbarriere maar wel afgedood<br />

vóór vermenigvuldiging kan plaatsvinden, tenzij het dier op dat moment sterft/geslacht wordt dieren<br />

uitgevast slachten en laten uitbloeden, anders snellere rotting vh vlees.<br />

In het darmlumen zit inhoud, de darmen van een volwassen paard hebben een groot lumen, O2 via de<br />

capillairen diffusie, slechts over kleine afstand.<br />

De dikke darm heeft een anaeroob lumen (te grote diffusie-afstand. De dunne darm is micro-aerofiel,<br />

door de peristaltiek ontstaat er regelmatig een kleiner lumen kleinere afstand om over te<br />

diffunderen genoeg O2 in het volledige lumen. In geval van ileus strikte anaerobe inhoud van<br />

dunne darm gevaarlijk!<br />

Micro-aerofiele bacteriën (bv enterobacteriaceae) sterven af bij ileus (of daling peristaltiek), wanneer<br />

10 6 tot 10 7 bacteriën plots doodgaan veel endotoxines vrij. In het lumen geeft dit geen probleem,<br />

maar wanneer er om de een of andere reden een schade is aan de tight-junctions zeer hevige<br />

ontsteking. Dus ileus in combinatie met darmbeschadiging explosieve ontsteking celinfiltratie en<br />

exsudaat vd bloedvaten naar interstitium en darmlumen dit eiwitrijk exsudaat is een perfecte<br />

voedingsbron voor Clostridia perfringens ( toxine en protease productie)<br />

Koliek = vicieuze cirkel preventie is belangrijk! (ligging en peristaltiek normaal houden)<br />

Peristaltiek: gestimuleerd door het volume en de massa van voedsel (uitrekking, vnl door onverteerd<br />

volume belang van structuur (strikte eisen, vleeseter ≠ graseter cellulose, hemicellulose, lignine)<br />

in voeding maar het voedsel moet ook voortbeweegbaar zijn en mag dus niet te ruw zijn belang<br />

van goed kauwen) In geval van te grote uitrekking: pijn (koliek)<br />

Teveel krachtvoer: voedende bestanddelen besch. voor DD én ileus?<br />

Dit zorgt voor overwoekering van bacteriën (lactobacillen melkzuur) waardoor een inbalans<br />

ontstaat tov de Clostridia die boterzuur produceren overmaat melkzuur (= nadelig)<br />

Het systeem moet perfect functioneren. Teveel bacteriën endotoxines en gasproductie geen<br />

probleem binnen bepaalde grenzen maar wanneer te snel druk plots pijn reflectorisch<br />

gladde spiercontractie peristaltiek gasophoping druk , bovendien is heel de buikholte<br />

ongeveer een vloeibare massa gas stijgt op in de buik en neemt een darmsegment mee omhoog<br />

(linker colon paard makkelijk want ligt niet vast, = predisponerend risico.<br />

Peristaltische stoornis = lokaal. De peristaltiek is normaal van voor naar achter (door vertraging van<br />

reactie van de gladde spieren), igv ileus kan omdraaien (anti-peristaltiek)<br />

Dus eigenlijk is er veel afhankelijk van het toeval.<br />

* Partiele/volledige mesenteriumtorsie deels afsnoering arteries en ergere afsnoering venen <br />

bloedopstapeling (hemorrhagische infarcering)<br />

* Cecumtorsie (orgaan om zijn as) shock<br />

* Eventratie: darmen zichtbaar in de buitenwereld (congenitaal, scheur vaginawand, navelbreuk,<br />

wondbreuk). Levensbedreigend want sterk bevuild ernstige weefselschade bijna altijd resectie<br />

nodig.<br />

Hernia<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

15


Darmen/organen verplaatst door een gat, maar niet in de buitenwereld te zien risico op<br />

(vene)afsnoering. Bv navelbreuk waar de huid nog intact rond zit.<br />

Interne: lus door gat binnen buikholte<br />

* Hernia mesenteriale: scheur in mesenterium<br />

* Hernia foramen epiploicum: opening tussen lever, vena cava caudalis, pancreas en vena portae.<br />

Wanneer de druk in buikholte darmlus door foramen epiploicum (enkel bij paard)<br />

* Hernia omentalis<br />

* Hernia gastro-lienaal ligament (zelden): bij grote honden en paard losliggend ligament kans op<br />

hernia.<br />

Externe: darmlus door gat tot buiten buikholte<br />

- indirect: nog peritoneum rond darmlus<br />

- direct: peritoneum gescheurd<br />

* Hernia ventralis: scheur in buikwand, darmen subcutaan<br />

* Hernia inguinalis: lus door liesring en eventueel darmen in scrotum, kan normaal niet bij vrouwelijke<br />

dieren gebeuren muv de teef die ook een tunica vaginalis heeft (maar geen frequente aandoening)<br />

* Hernia diafragmatica: geeft aanleiding tot dyspnee. Typisch bij kat na extern trauma (aanrijding)<br />

typisch een scheur recht ventraal in het diafragma. De darmen komen vanuit de buikholte in de<br />

borstholte te liggen dus externe hernia!<br />

* Hiatus hernia: soms is de hiatus in het diafragma waar de slokdarm passeert iets te groot voor de<br />

slokdarm maag puilt uit naar borstholte (kan steeds een groter stuk van de maag worden)<br />

* Perineale hernia: peritoneum stulpt een beetje in in de bekkenholte, hier is er relatief weinig steun<br />

voor het peritoneum, enkel vet dat in de bekkenholte zit, bij oudere honden verdwijnt een groot deel<br />

van dit vet. In geval van druk op rectum (vnl oudere reuen met prostaathypertrofie) persneiging <br />

scheur in peritoneum thv bekkeningang darmen subcutaan in de bekkenholte geeft een typische<br />

gezwollen ‘bol’ naast de anus<br />

Zolang er geen venen afgesnoerd worden kan een hernia symptoomloos blijven.<br />

Invaginatie<br />

Inschuiven van een proximaal gelegen darmsegment in een meer distaal darmsegment stoornis in<br />

peristaltiek wanneer de peristaltische golf een zone van dilatatie tegenkomt.<br />

Dit inschuiven kan niet onbeperkt doorgaan omdat het mesenterium niet oneindig mee kan rekken<br />

(max 15-20 cm bij GHD en 10cm bij KHD)<br />

Slide: stadium d, e en f zie je zeer zelden, enkel wanneer een dier de invaginatie overleeft (zeldzaam)<br />

Invaginatie kan ook het gevolg zijn van abnormale prikkels (bv anoplocephala ileum in caecum) en<br />

ulceraties. Het gevolg van een invaginatie: mesenterium max. uitgerekt afsnoering venen (en<br />

arteris) cyanose en stuwing thv dit darmsegment. (dik en vast aanvoelend) altijd resectie<br />

wanneer je er op tijd bij bent, meestal fataal.<br />

Rectumprolaps: hemorrhagisch geïnfraceerde darm in de buitenwereld (mucosa te zien, wanneer mat<br />

al necrose), komt vnl voor bij jonge dieren tijdens een (sub)acute enteritis. Behandeling is mogelijk<br />

(terugduwen en beursnaad zetten of darmresectie, de beursnaad kun je tot 24u laten zitten anders<br />

snel recidieven omdat dit deel van de darm geïrriteerd is persneiging)<br />

* Strictuur<br />

Vorm van stenose, vaak thv rectum na periodes van diarree (persen mucosabloedingen en<br />

beschadigingen in rectum litteken)<br />

Stenose = vernauwing van een kanaal<br />

Strictuur = vernauwing vanuit de binnenzijde van de wand (verlittekening/tumor)<br />

* Obstructie/obturatie = verstoring vd passage door iets in het lumen (iets dat niet via peristaltiek<br />

opgeschoven kan worden, bv ingedroogd voedsel, botten, vreemde voorwerpen)<br />

Impactie = indrogen van inhoud<br />

Obstructie door zandophoping (koliek, druk door massa) komt typisch voor thv flexura diafragmatica<br />

bij het paard omdat hier de passage vd darminhoud traag gaat (lumen groot) sedimentatie <br />

obstructie. Komt vnl voor bij dieren die kort grazen wanneer ze een tekort aan structuur/vezel hebben.<br />

Igv voldoende structuur risico kleiner want passagesnelheid sedimentatie .<br />

* Compressie: uitwendige druk op het lumen, massa buiten de darm op op de darm. Typisch bij katten<br />

bij lymfoma’s thv Peyerse platen.<br />

* Darmstrangulatie: 1vd oorzaken: vette dieren opslag vetten in vetdepots in mesenterium <br />

accumulatie kan extreem worden. Bij oudere dieren is de vetcyclus minder efficient (mobilisatie en<br />

opstapeling ) vetbol/’lipoma’ aan steeltje (kan 10-15cm zijn) terwijl de rest van het mesenterium<br />

wel weer dun wordt door mobilisatie vd vetten. Vervolgens kan bij rollen deze vetbol een lus vormen<br />

rond een darmsegment.<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

16


* Vnl bij honden: problemen met peri-anale zakjes onsteking pijn bij defeceren coprostase<br />

mogelijk koliek.<br />

* Ook aanleidingen tot druk en koliek:<br />

- dilatatie (verwijding naar alle kanten)<br />

- divertikelvorming (verwijding naar 1 kant, kan hier opstapeling van darminhoud zijn) typisch<br />

thv terminale ileum paard = verzwakt punt, igv druk vanuit darm beschadiging en<br />

necrose tunica muscularis<br />

* Darmperforatie: vreemd voorwerp of ulcera (niet zeer vaak, wel door NSAID typisch rechter<br />

dorsale colitis bij het paard of bij BVD-MD rund) of door rectaal onderzoek (dier kan reageren met<br />

persen sneller perforatie)<br />

* Hypertrofie darmwand: ‘verdikkingen’ op darmwand pseudo/subobstructies. Kan proliferatief,<br />

tumoraal of tgv intestinale adenomatose (Lawsonia intracellularis)<br />

* Ileum hypertrofie (dikke tunica muscularis) typisch bij paard, asymptomatisch, compensatie voor<br />

hoge weerstand thv ileo-cecale klep.<br />

Circulatie<br />

Darm = shockorgaan. BD deregulering precapillaire sfincters pooling in darm mogelijk<br />

wanneer dier in shock (ook in long mogelijk) stuwing.<br />

Dit wordt beïnvloed door het autonoom zenuwstelsel (PS: bloed darm)<br />

Bij een algemene BD compensatie door zoveel mogelijk VC shuntvorming thv basis villi. Na<br />

het overleven van een periode van shock necrose villitoppen tgv ischemie (subacute shock<br />

stadium)<br />

* Oedeem onder mucosa: gezwollen, dikke dwarse plooien plooien liggen tegen elkaar aan.<br />

* Petechiën en suffusies (meestal in combinatie met algemene bloedingsneigingen) meestal thv<br />

serosa-kant<br />

* Stuwing darm: komt frequent voor, kan onderdeel zijn van een enteritis, maar is niet<br />

pathognomonisch (enteritis geeft vrijwel altijd stuwing, maar stuwing is niet altijd teken van enteritis)<br />

* Hemorrhagisch infarct: in de darm is er een collateraalcirculatie, wanneer er 1 arterie afgesloten<br />

wordt donker, O2-arm, bloedrijk, extreem gestuwd gebied met extravasatie naar het lumen.<br />

Komt niet zeer frequent voor (GHD: typisch kiememboli of thrombo-emboli tgv Strongylus vulgaris,<br />

KHD: tumorcel-emboli) verstopping thv vernauwing arterie.<br />

Is een pijnlijk proces dat intermitterende thrombo-embolische koliek geeft.<br />

Een anemisch infarct wordt veroorzaakt door afsluiten van een eindarterie, is in de darmen mogelijk<br />

thv de top vh caecum.<br />

* Hemomelasma: toevalsbevinding, geeft geen kliniek<br />

! * Lymfangiectasie: dilatatie van lymfevat(en), geassocieerd met proteïn loosing enteropathie <br />

hypoalbuminemie (tekort aanmaak of teveel verlies via urine of darm).<br />

Bioptname: ‘lumen’ in vili te zien door opstapeling lymfevocht (sterk verwijd lymfevat)<br />

oorzaak = stoornis in lymfe-afvoer (waar en hoe?) aanvoer bouwstenen naar lever <br />

aanmaak albumine in combinatie met lekken naar darm. Vaak in combinatie met diarree (osmotisch<br />

effect door verhoogd eiwitgehalte in de darm en verhoogde bacteriële vermeerdering)<br />

Bovendien vaak infiltratie van wbc te zien lymfo-plasmocytaire enteritis. Deze drie tekenen zijn niet<br />

altijd met elkaar geassocieerd.<br />

Klinisch: hypoproteïnemie<br />

Oorzaak en pathogenese niet goed gekend. Diagnose gebeurt door uitsluiten van andere<br />

aandoeningen (bv voedselallergie, geeft enkel lymfo-plasmocytaire enteritis)<br />

Soms wel een duidelijke oorzaak voor de gestoorde lymfe-afvoer bekend: volvulus onsteking<br />

lymfevaten dichtduwen lumen door ontsteking/zwelling.<br />

Ontsteking<br />

‘Wonder dat er normaal geen onststeking aanwezig is’<br />

Beschermingsmechanismen:<br />

Flora: 10 11 /10 12 in colon/caecum; 10 3 /10 4 in ileum; minder in duodenum en jejunum (door pH maag)<br />

competitieve exclusie kans op infectie door pathogenen <br />

Het is niet door competitie voor bindingsplaatsen aan de darmmucosa dat de normale darmflora<br />

beschermend werkt (meeste kiemen worden niet in de mucuslaag toegelaten niet in contact met<br />

epitheel/mucosa en bovendien binden veel kiemen niet op mucosa maar op vezels structuur/vezel<br />

in voeding belangrijk voor vasthechting)<br />

De bescherming gebeurt waarschijnlijk door productie van bacteriostatines en beschikbaarheid van<br />

nutriënten .<br />

Pathogenen: kleine aantallen overleven maagbarriere aanwezig in darm maar geen mogelijkheid<br />

tot explosieve vermeerdering. Dit kan wel gebeuren igv overvoedering! wijziging microbiota<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

17


(dysbacteriose) facultatief pathogenen (niet altijd agressief en schade) verschuiving naar<br />

kiemen die normaal onderdrukt worden hoog aantal bacteriën in darm wanneer deze sterven <br />

endotoxemie/LPS TLR-4 sterke trigger voor onststeking door IL-8 en TNF productie. <br />

darmmucosa dikker (oedeem en celinfiltratie) nutriënten moeilijker naar bloed en lymfe vertering<br />

meer nutriënten voor bacteriën vicieuze cirkel.<br />

De verhoging van (verknipte) nutriënten in het lumen geeft ook aanleiding tot aantrekken van vocht<br />

naar het lumen door een verhoogde osmolaire waarde ( uitrekking darm) en de ontsteking op<br />

zichzelf is al een prikkel voor sensorische zenuwen peristaltiek . Deze peristaltiek in combinatie<br />

met de meer waterige inhoud diarree.<br />

Sommige dieren sterven van enteritis zonder diarree omdat wanneer de prikkel té sterk is er een<br />

paralyse van de gladde spieren optreedt ileus gevolg van enteritis.<br />

Ileus kan ook bv door een verhoogde activiteit van de sympaticus, in dit geval wordt ileus de oorzaak<br />

van enteritis (vertering dysbacteriose enteritis)<br />

Normaal in de dikke darm: veel verschillende bacterie-species (grote variatie), wanneer enkel 1<br />

bacteriesoort aanwezig is altijd pathologisch, verstoring aanwezig in darmflora (bv Clostridium )<br />

Darmbarriere: in de glycocalyx gebeurt de membraan gebonden vertering, hier zijn normaal weinig<br />

bacteriën aanwezig muv enkele specifiek toegelaten bacteriën normaal geen adhesie van kiemen,<br />

indien wel: pathologisch.<br />

Brachyspira: geeft schade wanneer aanwezig in de dikke darm (vnl hond), hoeft niet binnen te dringen<br />

in de gastheer peristaltiek functie verstoring vocht resorptie diarree (irritatieve colitis,<br />

frequent en platte mest)<br />

Diarree (van minst naar meest ernstig):<br />

- dysbacteriose<br />

- kiemen die in lumen peristaltiek prikkelen (toxines)<br />

- vasthechting op epitheel (cryptosporidium) verstoren membraan gebonden vertering <br />

nutriënten <br />

- degeneratie/necrose door indringen in cellen (virussen of intracellulaire pathogenen: Eimeria,<br />

Isospora)<br />

Verandering epitheelcellen (van minst naar meest ernstig):<br />

- de resorberende epitheel cellen gaan efficient nutrienten opnemen uit lumen naar bloed.<br />

Vet eerst stoornis wanneer milde noxe moeilijker afgegeven naar bloed en lever<br />

- degeneratie epitheelcellen: zwellen cellen en endoplasmatisch reticulum = vacuolaire<br />

degeneratie. Meestal tgv toxines, kiemen of virussen (rota/corona)<br />

- ballonerende degeneratie (osmotische effecten) ballooning maar kort aanwezig barst<br />

snel open inhoud lumen naar darm en cel wordt necrotisch<br />

- massaal verlies epitheel: contact propria en lumen groot probleem<br />

lekkage naar lumen (massal verlies)<br />

invasie bacterien etc naar circulatie.<br />

Pas wanneer veel cellen geïnfecteerd, lichaam doet alles om dit tegen te gaan (afplatting<br />

cellen errond en samentrekken gladde spieren in as villus villi korter.<br />

Normaal: villi = 10-20x crypten.<br />

Reactie op noxe: hyperactiviteit crypten (celdeling ) = hyperregeneratieve villusatrofie <br />

grote crypten en korte villi, = subacuut stadium.<br />

Hyporegeneratief (igv schade thv crypten) korte crypten en korte villi (parvo)<br />

Coccidiose: oocysten via faeces ontwikkeling tot infectieus stadium (sporulatie) gebeurt buiten de<br />

gastheer in de faeces. 1 gesporuleerde oocyste in de gastheer levert uiteindelijk zeer veel oocysten in<br />

de faeces op (afh. van virulentie 10.000-100.000), opname van 1 oocyste: enkele 1000-en cellen<br />

vernietigd subklinisch, in geval van opname veel oocysten destructie van zeer grote aantallen<br />

epitheelcellen diarree. Het probleem hierbij = opbouw van infectiedruk door herhaaldelijk contact<br />

met gecontamineerde faeces.<br />

Virussen: 1 cel geïnfecteerd vermeerdering spreiding naar meerdere cellen vermeerdering <br />

andere cellen etc diarree. Dit is een ‘alles of niets’ effect, ofwel slaat het virus niet aan, ofwel<br />

slaat het aan (afh. van infectiedruk) en geeft het kliniek (onafh. van infectiedruk, afh. van virulentie)<br />

Belangrijk: hoeveel cellen aangetast en welke cellen aangetast (negatiever wanneer de<br />

gedifferentieerde cellen (top villi) in distaal jejunum en ileum of wanneer de crypten aangetast zijn,<br />

wanneer de crypten volledig weg zijn necrose mucosa (parvo) ballooning.) Bij volledige necrose<br />

vh epitheel: open verbinding darm en circulatie.<br />

Compensatie = afplatten cellen, kortere villi en fusie villi (‘verklomping’), hierdoor zijn er minder cellen<br />

nodig voor mucosa-afdekking. Dit leidt wel altijd tot opp. vertering <br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

18


In de darm zijn er stamcellen aanwezig, deze delen niet wanneer er geen regeneratie nodig is (wordt<br />

niet geïnfecteerd door bv parvo (infecteert sneldelende cellen). Na verwijderen van de noxe gebeurt er<br />

vanuit deze stamcellen wel teruggroei vd villi en epitheel maar dit proces gaat trager en moeilijker dan<br />

vanuit de crypten (kleine populatie en vorming van kubische ongedifferentieerde cellen functie )<br />

Normaal: hoogcillindrische cellen met apicaal een uitgebreid endoplasmatisch reticulum,<br />

mitochondriën en microvilli, de kern ligt basaal.<br />

Tijdens het regeneratieproces: nutriënten aanvoer (= kritische fase) differentiatie cellen (duurt<br />

enkele dagen), wanneer de noxe blijft inwerken: continu cellen dood (vnl resorberende enterocyt<br />

gevoelig), slijmbekercellen zijn minder gevoelig mucineuze metaplasie (afweermechanisme)<br />

In de maag ontstaat er ook een epitheel met meer slijmbekercellen bij blijvend inwerken van een noxe,<br />

hier wordt dit echter intestinale metaplasie genoemd.<br />

De darm is op dit moment niet meer ingesteld op verteren en resorberen maar op bescherming.<br />

Acuut<br />

* Katarrhale ontsteking (‘eenvoudige’) bv dysbacteriose of overwoekering 1 kiem in darm, je ziet hierbij<br />

ontstekingshyperemie (stuwing, kan transmuraal zijn), mucus in lumen en te vloeibare inhoud tot<br />

achteraan. Klinisch geeft dit diarree.<br />

Gastro-duodenitis: transmurale stuwing (aan buitenkant darm (serosa) roodheid te zien). Het<br />

ontstekingstype beoordeel je aan de mucosa kant (je kan op deze foto niet zien dat dit een katarrhale<br />

ontsteking is.) influx ontstekingscellen in propria en intra-epitheliale lymfo’s, neutro’s en evt microdefectjes<br />

(schade aan tight-junctions) waardoor contact lumeninhoud en basolaterale zijde epitheelcel<br />

mogelijk wordt.<br />

Soms kan er extreme mucusproductie aanwezig zijn: mucoïde enteropathie (maar eigenlijk katarrhaal)<br />

* Haemorrhagische ontsteking: doorsijpelen bloed naar darmlumen. Klinisch: afh. van segment:<br />

proximaal: deels vertering bloed afbraak tot Fe reactie met H2S FeS = zwart, melena.<br />

distaal (colon): vers bloed vermengd met darminhoud, geen tijd voor vertering aanwezig.<br />

* Fibrineus/pseudomembraneus/difteroïd/necrotiserend: spectrum van letsels erger dan katarrhal met<br />

lekkage van plasma stolling van fibrine neerslag op mucosa. Het gevolg hiervan is dat de<br />

mucosa er niet meer glanzend uitziet (mucus bedekt door fibrine). Icm sterke afsterving epitheel (en<br />

propria) necrose: de fibrinelaag zal verweven zijn met necrotisch amteriaal niet los te maken.<br />

Wanneer de necrose diep doordringt is perforatie mogelijk ( sterfte) of ter compensatie een bdwtoename<br />

kratervorming (‘boutons’), bv bij chronische Salmonella infectie bij varkens<br />

Difteroïd: totaal verlies van epitheel en fibrinelaag aanwezig<br />

Genezing: fibrine komt los en kan via de faeces verwijderd worden pseudomembranen in mest.<br />

(slide: kalf: fibrine, necrose vd villi en stuwing + bloeding aanwezig, de crypten zijn nog te zien)<br />

Chronisch<br />

Proliferatieve ontstekingen. Indeling obv histologisch letsel.<br />

Probleem: veel klachten van eigenaar: slechte algemene conditie, intermitterende diarree; en moeilijk<br />

om de oorzaak te achterhalen klinisch in categoriën ingedeeld.<br />

- oorzaak niet te vinden: histologisch beeld = indeling (bioptname (laparatomie transmuraal<br />

biopt/endoscopie enkel proximaal dd of distaal DD te bereiken en enkel<br />

propria/submucosa)<br />

- oorzaak te vinden (bv voedselallergie, diagnose op exclusie)<br />

* Lymfo-plasmocytair: weinig tonus, weinig contractie kracht vd gladde spiercellen. Oedeem en<br />

stuwing aanwezig. Histologisch: infiltratie lymfo’s en plasmacellen in propria mucosae evt icm<br />

lymfangiectasie; en korte, stompe villi<br />

* Eosinofiel: dikke mucosaplooien, circulatiestoornis. Ook lymfo’s en plasmacellen, maar vnl eo’s<br />

* Granulomateus: meestal oorzaak gekend (bv cyathostominae innesteling in propria tijdens<br />

hibernatie, bij vrijkomen vd larven defect in darmwand evt infectie complicaties evt sterfte.)<br />

Dominante cel: macrofagen rondom structuren (min of meer georganiseerd) met evt<br />

reuzencelvorming. Vaak tgv parasieten, evt bacteriën (Mycobacterium paratuberculose) altijd<br />

verdikking wand, lokaal bij parasieten, diffuus bij paratbc. E.coli kan granulomateuze colitis geven,<br />

typisch bij boxers.<br />

* Enteritis regionalis = tgv Lawsonia intracellularis (ook intestinale adenomatose genoemd, vroeger<br />

tumoraal gedacht.) Geeft plakvormige bleke verdikkingen, vnl bij varkens, evt bij schaap of veulen.<br />

Histologisch: proliferatie epitheel met ontstekingsreactie ertussen (‘pseudo-tumorale’ proliferatie, kan<br />

woekeren tot in submucosa)<br />

Tumoren<br />

* poliep: komt geregeld voor, thv colon en rectum, kan intermitterend bloeden bloed in mest. Is in<br />

tegenstelling tot bij de mens geen voorstadium van adenoma/carcinoma.<br />

* lipoma pendulans: aan mesenterium<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

19


* leiomyoma: goedaardige tumor uitgaande vd gladde spiercellen<br />

* adenocarcinoma: vnl thv colon of evt thv dd zeldzaam, gaat uit van slijmbekercellen, frequent bij<br />

de mens<br />

* kat: lymfoma’s stenose mogelijk<br />

Lever<br />

- Vetmetabolisme: vetten klaarmaken voor transport in bloed door productie apolipoproteïnen (dragers<br />

van vetten, VLDL (klassieke vetten), LDL, HDL (beiden cholesteroltransport))<br />

levert bepaalde concentratie vetten in circulatie. Lipoproteïneproductie is een energiebehoeftig<br />

proces. ATP-productie moet efficiënt zijn, vnl voor dieren met een hoog vetmetabolisme (bv<br />

melkkoeien hoog vetverlies via melk)<br />

- Eiwitsynthese: albumine<br />

Hypoproteïnemie is ongeveer gelijk aan hypoalbuminemie want albumine is grootste fractie vd<br />

eiwitten. Bovendien is albumine ook een AZ-reserve en transportmolecule.<br />

Albumine is bijna het kleinste eiwit in bloed (grens vd glomerulusfilter wordt als eerste verloren igv<br />

schade). Albumine is belangrijk in het bloed want zijn hydratatiemantel (bindt bepaalde hoeveelheid<br />

water) is een belangrijke factor in de colloïd osmotische druk in het bloed.<br />

Hypoalbuminemie: colloïd osmotische druk oedeemneiging. Vandaar bij leverfunctie <br />

secundair oedeem (afh of het proces acuut of geleidelijk is, igv geleidelijk evt nog<br />

compensatiemechanismen mogelijk)<br />

- Stollingsfactoren: leverfunctie bloedingsneiging (haemorrhagische diathese)<br />

- Somatomedine-1 (gevormd oiv groeihormoon) stimulatie groei weefsels. De lever is dus bepalend<br />

voor de normale lichaamsgroei, groeiende dieren waarbij de leverfunctie achterblijvers<br />

- In O2-arme gebieden vd lever: detoxificatie (oxidatie door cytochroom P-450 in GER waarna<br />

conjugatie met glucuron/sulfuron H2O-oplosbaar maken) oxidatie: chemische wijziging waardoor de<br />

stof niet meer of minder actief is/wordt. Er bestaat een subklasse van toxines (carcinogene<br />

substanties) die door oxidatie radicalen vormen binden en veranderen DNA (bij ontdubbelen DNA<br />

worden er op deze plek fouten ingebouwd, irreversibel mutageen)<br />

- Kuppfer cellen: oa afbraak rbc<br />

centraal: centrolobulaire vene (bloed vanuit<br />

hier naar interstitium (vene met spierige laag)<br />

en vv.hepaticae v.cava caudalis)<br />

driehoek van Kiernan:v.porta, aa.hepaticae en<br />

galgang<br />

Z1= eerst in contact met portaal bloed snel<br />

beschadigd wanneer toxische stoffen aanwezig<br />

zijn. Ook eerst in contact met a.hepatica <br />

zuurstofrijk meest metabool actief <br />

albumineproductie<br />

Z2= overgangszone<br />

Z3= zuurstofarm detoxificatie<br />

Hepatocyten: goede regeneratie (nieuw aanmaak vanuit stamcel, turn-over slechts 3x per leven <br />

weerstandige cel!) en gefenestreerd plasma circulatie naar de ruimte van Disse (smalle zone<br />

tussen endotheelcel en hepatocyt = vochtrijk los interstitium, makkelijke opname stoffen uit capillairen)<br />

Tussen de hepatocyten bevinden zich de galcapillairen.<br />

Sommige stoffen gaan vanuit het bloed naar de hepatocyt en worden terug afgegeven aan het bloed.<br />

Andere (specifieke) stoffen: bloed hepatocyt gal (bv bilirubine, galzouten, veel ‘brol’ aanwezig in<br />

gal) Galcapillairen galgangen (kubisch epitheel met goed sluitbandennetwerk om teruglekken van<br />

gal naar de weefsels te voorkomen.) Deze stoffen ondergaan een selectieve excretie via een speciaal<br />

systeem: geen terugvloei van kleine moleculen naar de cel door de PGP (verbruikt ATP, de<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

20


hepatocyt heeft hier veel energie voor over) kleine molecules gaan normaal via diffusie door<br />

membranen maar door de PGP worden ze weer naar het gallumen gepompt.<br />

Gal werkt emulgerend op vetten.<br />

Enterohepatische kringloop mogelijk: levercel gal darm levercel gal.<br />

Kuppfercellen: vnl aanwezig tussen hepatocyten en endotheel (Disse) afbreken rbc en fagocytose<br />

en opruimen versleten en beschadigde hepatocyten. De Kuppfercellen vertonen een opvallende<br />

wisselwerking met de hepatocyt.<br />

- Ito-cel: (lijkt vetcel histologisch): stockageplaats vitamine A. (Lever kan veel verschillende dingen<br />

stockeren maar slechts beperkt! kan teveel zijn (overloading stapelingcapaciteit))<br />

- Twinn-cel: amitose, lijkt normaal (niet tumoraal zoals in andere weefsels) sterker tov noxes<br />

- Anisokaryosis: verschillende grootte in kernen (niet tumoraal zoals in andere weefsels)<br />

- kernen met ‘leegte’: glycogeen opslag<br />

Overgang leverbalkje en driehoek van Kiernan/interstitium (wordt de limiting plate genoemd): ‘oval<br />

cells’ aanwezig (stamcelcompartiment), na beschadiging: proliferatie (lijken galgangen <br />

‘galgangproliferatie’, maar worden hepatocyten (= regeneratie))<br />

* Galinbibitie: gal wordt op de plaats gehouden door een actief pompsysteem (PGP), post mortaal is<br />

hier geen energie meer voor aanwezig gal lekt in de omgeving.<br />

* Bacteriën (vnl spores van anaëroben) tot in bloed (= post-prandiale bacteriemie) portaalvene <br />

lever afgedood door de Kuppfercellen. Wanneer op dit moment sterfte optreedt: Kuppfercel functie<br />

: spores ontluiken en groeien gasvorming<br />

Circulatie<br />

Congenitaal: porto-systemische shunt: Bloed van de darm kan niet via v.porta naar de lever maar gaat<br />

naar de v.cava caudalis grote circulatie. Hierdoor gaan er geen nutriënten naar de lever blijft<br />

klein en bleek IGF achterblijvers, vroege sterfte. Het portaal systeem is essentieel voor een<br />

normale leverfunctie.<br />

* Uitvloeistoornissen leverstuwing<br />

Bloed van de lever komt voor 70-80% van de v.porta en 20-30% van de a.hepatica (O2-rijk), het bloed<br />

vanuit de v.porta heeft een lage bloeddruk waardoor het traag door de capillairen stroomt ( veel<br />

contact met hepatocyt, veel tijd om nutriënten op te nemen synthese afgifte naar bloed). Door<br />

deze lage bloeddruk is een kleine obstructie al genoeg om de bloedstroom volledig stil te leggen <br />

bloedopstapeling (grote, blauwige lever) druk , hepatocyten onder druk atrofie.<br />

Oorzaken kunnen zijn: - abces dat uitpuilt in omgeving waar de vv.hepaticae uitkomen worden<br />

dichtgedrukt.<br />

- kleine vene-takjes (sub-lobulair) die partieel dicht zitten door bdw vorming<br />

(veno-occlusie) bv tgv intoxicatie met jacobskruiskruid.<br />

- bij KHD vnl door congestie bij hartfalen (druk in v.cava) capillairen<br />

leverlobuli, vnl in zone 3 zetten sterk op (centrale stuwing)<br />

Acuut geeft dit: uitgezette bldv met veel bloed drukt op hepatocyt<br />

Chronisch: drukatrofie hepatocyten compensatoir bdw centrolobulaire<br />

fibrose.<br />

* Portale hypertensie: bloed vd v.porta komt niet makkelijk de lever binnen, bv wanneer de lever sterk<br />

verbindweefseld is (cirrhose) of igv massale, diffuse tumoren (KHD: metastase mammatumoren).<br />

(hepatische oorzaken). Pre-hepatisch: thv v.porta, bv dichtgedrukt door een cyste, pancreastumor,<br />

tumor dunne darm of evt door trombose vd v.porta waardoor er geen passage van bloed naar de lever<br />

is (typisch bij kat met taurine tekort tromboses, oa thv v.cava caudalis en v.porta)<br />

Portale hypertensie leidt tot ascites omdat de hydrostatische druk in capillairen portaal gebied (MDkanaal)<br />

darm-oedeem en evt terugvloei bloed (collateralen aangelegd naar andere plaatsen met<br />

lagere weerstand) verworven porto-systemische shunt.<br />

Hartfalen geeft primair uitvloeistoornissen stuwing fibrose secundair portale hypertensie <br />

ascites.<br />

Normaal bevat ongeveer 10% van alle capillairen bloed druk andere capillairen (verbindingen<br />

naar andere plaatsen) gaan open (stuwing). Dit kan in veel gevallen voor een verbinding zorgen met<br />

de serosakant van het rectum waarna het bloed afgevoerd wordt naar de v.cava caudalis. Gevolg:<br />

wand rectum krijgt O2-arm bloed en is gestuwd prikkeling sensibele zenuwen persneigingen <br />

typisch bij chronische levercirrhose (of mucosal disease.)<br />

Bij de mens ontstaat er ook typisch een shunt onder de serosa/mucosa vd slokdarm bldv sterk<br />

verwijd makelijk beschadigd bloed naar maag bloed braken bij chronische drinkers.<br />

* Ischemie<br />

- totaal: bij DIC (microtrombi in de capillairen ischemie lobuli multiple organ failure) en<br />

shock (plotse BD lever is al O2-arm snel O2-tekort sterfte door leverfunctie )<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

21


- lokaal: trombus, obstructie: lokaal apoptose hepatocyten. v.centrolobularis zet passief uit<br />

wordt zeer wijd (=teleangiectasie), dit is een subklinisch pathologisch letsel (typisch bij<br />

oudere kat en runderen)<br />

Stofwisselingsstoornissen<br />

* Haemochromatose: Fe-opstapeling, komt vnl voor bij fruitetende vogels geen Fe-blok in de darm<br />

(in natuur zeer weinig Fe in voedsel zoveel mogelijk opnemen en bijhouden, dieet bevat in<br />

gevangenschap teveel Fe).<br />

Fe wordt in de lever opgeslagen in Kuppfercellen (nemen toe in aantal) wanneer teveel Fe functie<br />

Kuppfercellen , wanneer nog meer teveel: uiteindelijk ook opname door hepatocyten oxidatief (in<br />

ferritine vorm: afgeschermd voor oxidatie, energie-behoeftig) en plaatsinname functie lever <br />

vermagering en sterfte.<br />

Bij zoogdieren: resorptie gebeurt in de darm via een receptor, deze blokkeert wanneer er genoeg Fe<br />

in het lichaam zit, maar dit systeem werkt niet 100%, wanneer continu teveel Fe in voedsel (of nog<br />

erger: in water, in vlaanderen bevatten veel ondiepe waterputten teveel Fe) haematochromatose.<br />

* Hydrops congenitus: hypo-albuminemie door aangeboren stoornis in lever veralgemeend oedeem<br />

* Subcapsulair hematoom: wanneer stomp trauma thv buikwand: enorme druk in buikholte.<br />

- orgaanweefsels onder druk dat kapsel scheurt (vnl milt, evt lever) hemoperitoneum<br />

- wanneer kapsel net niet gescheurd hematoom onder kapsel v. Glisson<br />

- door traagheidsmoment: nieren rukken aan hun ‘ophangbanden’ (a.renalis en perirenaal vet)<br />

arterie scheurt af peri-renale bloeding (nieren liggen retro-peritoneaal, geeft dus geen<br />

hemoperitoneum.)<br />

* Een witte/gele lever vervet (≠ anemie, lever blijft bruin als al het bloed eruit is), een vervette lever<br />

ruptureert makkelijk ‘spontane’ leverruptuur (klein trauma blijft wel nodig) vnl bij vette pony’s<br />

(hoog vetmetabolisme) hemoperitoneum.<br />

Degeneratief<br />

* Lever in contact met toxische substanties:<br />

Orale intoxicatie maag darm resorptie lever.<br />

- etsende chemicaliën lokale schade MD (enkele minuten)<br />

- systemisch resorptie werkt algemeen in lichaam ergens in op biochemisch systeem <br />

duurt enkele uren. Maar deze stof komt na resorptie eerst in de lever terecht: poging om te<br />

oxideren/glucoroneren/sulforoneren, afh. van wie sterker is:<br />

* toxine: acute levernecrose organ failure sterft binnen enkele uren (necrose pas<br />

na 8u te zien) diagnose zelfs moeilijk histologisch te doen bio-essay met<br />

watervlooien uitvoeren op darm/maaginhoud (minderheid)<br />

* lever: veranderingen aan hepatocyten verweert zich door GER , evt ook<br />

megalocytose (extreem grote kernen en cellen, tgv jacobskruiskruid)<br />

veel cellen sterven lever wordt kleiner en er ontstaat centrolobulaire fibrose<br />

- chronisch: accumulatie in orgaansysteem (cellen/organellen functie )<br />

* Lipofuscine: wanneer langdurig aan toxische stoffen blootgesteld: continu beschadigd organellen<br />

opruimen (vetten moeilijk op te ruimen blijven zitten, te weinig energie voor, overbelasting)<br />

* Parenchymateuze degeneratie: korrelig aspect hepatocyten, wijst op contact van levercellen met een<br />

zware challenge in het acuut stadium. (reversiebel maar probleem bij registratie van farmaca, veel<br />

farmaca geven dit effect omdat deze lichaamsvreemde ‘giftige’ stoffen een belasting zijn voor de lever<br />

(oxidatie/glucoronidatie/sulfuronidatie))<br />

* Hydropische degeneratie: duidelijk probleem: mag nooit voor farmaca, kan ook via voeding (bv<br />

boekweit necrose huid en lever , fotosensibilisatie)<br />

* Vacuolaire degeneratie: ontstaat bij O2-tekort, vnl centrolobulair (meest O2-arm), dieren met anemie<br />

gevoelig.<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

22


Leververvetting<br />

darmlumen<br />

bloed<br />

lymfe<br />

hepatocyt<br />

triglyceriden met<br />

langketenige vetzuren:<br />

chylomicronen<br />

enterocyt<br />

endotheliaal lipoproteinlipase (o.a. in de long)<br />

+<br />

kortketenige vetzuren<br />

vrije vetzuur - albumine complexen<br />

VLDL<br />

endotheliaal lipoproteinlipase<br />

apolipoproteïne<br />

triglyceride<br />

lipoproteïne: VLDL -<br />

ATP<br />

energie voor de spiercellen<br />

energie voor de overige weefsels<br />

triglyceriden<br />

adipocyt<br />

Vetvertering is een uitdaging voor het lichaam. Galzouten = emulgatie (vet in contact met darmcellen).<br />

Lipase (pancreas) verknipt de vetten bloed albumine (drager). Korte keten vetzuren <br />

galzouten chylomicronen lymfe v.cava long in longendotheel: knipt glycerol vh vetzuur<br />

waarna het vetzuur op albumine getransporteerd wordt naar de lever triglyceride VLDL<br />

(lipoproteïne) bloed E-bron voor perifeer.<br />

Vetcel: gebruikt triglyceride als opslag (= onrechtstreeks systeem, pas bij echt E-tekort (laag vetzuuralbumine<br />

gehalte) mobilisatie uit depot.<br />

Bij lichte leverfunctie (diabetes, hypoglycemie, vasten (hepatische lipidose), hypoxie, toxisch) kan<br />

de lever nog wel vet opnemen maar niet meer afgeven door een te lage aanmaak van lipoproteïnes.<br />

(tot wanneer is vet in lever nog normaal en wanneer is het vettige degeneratie? Tgv toxische<br />

substantie, bv koolstoftetrachloride, duidelijk toxische vettige degeneratie)<br />

Ook wanneer er relatieve O2-nood is: vet blijft in levercellen opgeslagen. Een dier met een hoog<br />

vetmetabolisme en met (tijdelijk) te weinig ATP-aanmaak in de lever kan dit systeem laten crashen. Bv<br />

bij het plots op dieet zetten van vette dieren (typisch bij katten en vette pony’s, dit is nog meer<br />

uitgesproken wanneer het dier melk geeft) vetten mobilisatie en E-aanvoer ATP <br />

vetopslag in levercellen functie levercellen vorming ureum uit ammoniak toxisch op<br />

zenuwcellen geen hongergevoel meer E-aanvoer lever geel en gezwollen, evt spontane<br />

rupturen.<br />

Histo: gaten (vetdruppels) in levercellen<br />

Evolueert naar necrose en uitzetting van bloedvaten.<br />

intoxicaties: interfereren met ATP-metabolisme.<br />

Amyloïd<br />

Brokken roze aankleurende stukjes weefsel, kun je aantonen met congo-rood kleuring. Kan in de<br />

ruimte van Disse voorkomen of ook in de wand van bloedvaten (chronisch functie )<br />

Systemisch: AA (secundair aan chronische immuunstimulatie, paard: hyperimmunisatie) Shar-pei:<br />

erfelijk gevoeliger voor AA globuline neerslag in beta-sheets kan niet opgeruimd worden eiwit<br />

massa<br />

Gevolgen amyloïd in de lever: zit in de weg leverfunctie <br />

Eindpunt stofwisselingsstoornis: apoptose/necrose (irreversiebel). Necrose komt vaak voor in de lever,<br />

vanaf een bepaald punt wordt dit levensbedreigend.<br />

Bv Histomonas meleagridis: protozoön waarvoor geen farmaca meer beschikbaar zijn <br />

pauw/kalkoen levernecrose. H.meleagridis komt binnen in de darm nestelt zich in de caeca <br />

necrose mucosa v.porta lever necrose. (Finaal: caseuze necrotiserende typhlitis en<br />

multifocale necrose in de lever) Histo: ovaal roze bolletjes in parasitaire vacuole.<br />

Levernecrose kan verschillende vormen aannemen (uitgebreide necrose bij kalkoen: pathognomisch<br />

voor histomonas)<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

23


PATROONANALYSE: helpt dingen die je ziet diagnostisch waardevol te maken (zegt iets over<br />

mogelijke oorzaken)<br />

lokalisatie in relatie met leverlobulus, interlobulaire septa (duideljik bij varken) hebben op hun<br />

hoekpunten de driehoek van Kiernan zitten. De lokalisatie hangt vaak af van de afstand tot de O2voorziening<br />

(bloed eerst thv septa aftakkingen naar binnenste vd lobulus)<br />

- apoptose: niet met blote oog te zien.<br />

- multifocaal: ad random, niet gerelateerd met de lobulus, belangrijk hierbij is of de haarden groot<br />

(‘uitgebreid’, histomonas) of klein (‘miliair’, Aujeszky) zijn.<br />

Herpes met tropisme voor de lever: typisch miliaire multifocale necrose, kan afh zijn vd<br />

leeftijdsklasse vh dier: EHV1 (rhinopneumonie) miliaire multifocale necrose bij de foetus na<br />

in utero infectie; CHV neonati levernecrose<br />

Histo: random, afh van de eerste cel die in contact kwam met het herpesvirus waarna er celcel<br />

geassocieerde spreiding gebeurt. Virusvermeerdering komt voor op de grens<br />

normaal/necrotisch weefsel<br />

- piecemeal: zelden, oorzaak niet gekend. Veronderstelling dat necrose knabbelt aan lobulus vanaf<br />

het septum, naar centraal evoluerend. (relatief onopvallend, traag proces) bv serum hepatitis bij paard.<br />

- centro-lobulair: gelokaliseerd in omgeving centrale vene, bv acute hemolyse typisch bij erge O2nood<br />

(eerst gevoelig)<br />

- midzonaal: typisch bij ionoforen intoxicatie (coccidiostatica, vnl toxisch voor konijn en paard):<br />

halverwege centrale vene en periferie<br />

- peri-portaal: periferie vd lobulus aangetast<br />

- diffuus: panlobulair: alle hepatocyten aangetast bijna onmiddelijk acute sterfte niet evident om<br />

te zien: macroscopisch niet te zien en histologisch ook pas na bepaalde tijd necrose-tekenen (geen<br />

kernen, eosinofiel aspect) te zien. Bovendien moet nog het verschil met post-mortaal verval gemaakt<br />

worden.<br />

Bij massaal afsterven van hepatocyten sterft het dier ook. Wanneer de noxe niet te massaal schade<br />

veroorzaakt kan het dier overleven en herstellen (hepatocyten regenereren makkelijk, wel tijd nodig<br />

voor de differentiatie) afval wordt opgeruim muv vetten (moeilijkst verteerd) lipid granuloma’s te<br />

zien (grote macrofagen met vetvacuoles)<br />

!Ontsteking: Hepatitis<br />

Komt frequent voor.<br />

Principe: wanneer er primair schade in de lever aanwezig is kan dit een ontsteking geven als er<br />

ontstekingsmediatoren gevormd worden. Dit kan subklinisch (vage symptomen, onopvallend,<br />

evolueert naar chronisch), met lichte klachten of zware klachten gepaard gaan. Een aanhoudende<br />

hepatitis geeft vermagering en verminderde activiteit (subtiele leverschade), in dit stadium zijn er nog<br />

maar weinig ontstekingscellen aanwezig in de lever muv kleine groepjes geclusterd rond cellen.<br />

Maar ook bij schade elders in het lichaam kunnen er veranderingen in de lever ontstaan, secundaire<br />

schade.(sereuze ontsteking (non-specific reactive hepatitis), subtiel letsel) Als er elders een hevige<br />

ontstekingsreactie gaande is systemisch effect<br />

algemeen ziek zijn<br />

infiltratie ontstekingscellen in portaal gebied (verspreid tussen hepatocyten, geen schade<br />

aan cellen zelf)<br />

acute fase eiwitten gevormd in de lever<br />

Chronisch<br />

Satellitose (vnl bij de mens, veel virale hepatitis, kan evt leverkanker geven): kleine groepjes<br />

geclusterde ontstekingscellen rond hepatocyten (vnl na subtiele leverschade zonder veel kliniek <br />

blijft duren)<br />

* Etterige metastase: pathogenen van elders lever (septicemie), bacteriële embolie capillairen<br />

chemotaxis op neutro’s abcessen verspreid in de lever (random, multifocaal, verspreid). Bij<br />

neonati gaan navelinfecties snel en vaak naar de lever. Ook vanuit de darm/penswand snel naar lever<br />

(veel runderen in slachthuis met leverabcessen, vnl door te intensief voederen met krachtvoer <br />

pensflora rumenitis metastase naar lever)<br />

* Necrotiserende hepatitis: vast, droog, gelig, niet omkapseld. Wanneer dieren met necrotische lever<br />

na stofwisselingsstoornis overleven gaat necrotiserende hepatitis worden doordat er altijd een<br />

ontstekingsreactie ontstaat (overgang levernecrose en necrotiserende hepatitis niet zeer duidelijk)<br />

* Granulatieweefseltype: granulatiereactie (bv op de boorgangen van Ascaris suum larven), hierbij<br />

ontstaat ook een ontsteking verdikte septa. Soms bultjes gevormd veel lymfo’s aanwezig<br />

(lymphonodulair type)<br />

* Granulomateuze ontsteking: veel haardjes, typisch bij Yersinia pseudotuberculose (lever en milt),<br />

Salmonella en Listeria monocytogenes. Het verschil met multifocale necrose is macroscopisch niet<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

24


goed te zien (granulomateus geeft typisch putje met een verdikking errond (centrale necrose met<br />

reuzencellen errond)<br />

Chronisch productieve hepatitis<br />

Ontsteking die in het chronisch stadium is, bevat geen neutro’s, wel lymfo’s, macrofagen en<br />

plasmacellen en geleidelijk meer en meer fibroblasten.<br />

PATROON te onderscheiden in fibroblasttoename:<br />

- “Bridging” fibrose: in zone 3 van ene lobulus naar andere lobulus verbinding mogelijk<br />

- Pericellulaire fibrose : tussen de cellen door (typisch jacobskruiskruid)<br />

- Focale fibrose<br />

- Centrolobulaire fibrose<br />

- Periportale fibrose<br />

- Multilobulaire fibrose<br />

Sterke bdw toename abnormaal uitzicht blekere zones met bdwtoename tussen normaal<br />

leverweefsel: bultjes die nog bruin zijn<br />

= cirrhose (bdw verschrompelt lever in geheel verkleind), regeneratie gaat niet meer makkelijk<br />

door de bdwtoename bloed regeneratie meer bdw en verschrompeling vicieuze cirkel<br />

kleiner en kleiner uiteindelijk sterfte. Cirrhose ontstaat door een trigger die chronische<br />

leverschade geeft verlies cellen en normale structuur/architectuur bdw .<br />

Gevolgen van cirrhose: - verworven porto-systemische shunt (serosa/mucosa rectum/maag/slokdarm)<br />

- ammoniak door omzetting naar ureum CZS hepato-encefalitis <br />

dieren minder actief en stereotype bewegingen sterfte<br />

- typisch bij KHD, vnl hond: doorbloeding portale hypertensie druk in<br />

buik ascites. Bovendien albumine en stollingsfactoren <br />

hypoproteïnemie en bloedingsneiging (hemorrhagische diathese).<br />

aantal oval cells ‘galgangproliferatie’ differentiatie naar hepatocyten.<br />

Groeistoornissen<br />

* Nodulaire hyperplasie: geen cirrhose, geen totale verkleining vd lever. Bulten = geelachtig, kloven =<br />

btje bdwtoename maar niet massaal. Komt vaak voor bij oude honden, ws functie lever <br />

regeneratiereactie minder goede organisatie in lobuli efficiëntie nutrientenaanvoer <br />

vetmetabolisme verstoord vettige degerenatie. Principe = poging tot compensatie milde<br />

functievermindering met een hyperplasie tot gevolg.<br />

Tumoren<br />

Hepatocellulair carcinoma/hepatoma’s (primaire tumoren) zeldzaam<br />

Metastasen: geregeld want veel bloedpassage, toch hebben niet alle tumoren eenzelfde<br />

metastasepatroon, meer kans op metastasen mammatumoren en evt melanoma’s in de lever.<br />

Leukose, tumor wbc lever diffuse vergroting lever.<br />

Niet de grootte van de tumor bepaalt de kwaadaardigheid, er kunnen massaal grote goedaardige<br />

tumoren in de lever voorkomen. Omschrijving, omkapseling, aflijning, invasief karakter zijn criteria die<br />

de kwaadaardigheid bepalen.<br />

(illustratief: hemorrhagisch infarct door tumorcelemboli (FeLV) levernecrose)<br />

Galgangen<br />

Congenitaal<br />

* Cysten (wanneer de galgangen niet volledig aangelegd zijn galstase verwijding tot cyste)<br />

- Solitair<br />

- Polycystisch stoornis in de verbinding lever en galgangen (typisch voor de perzische kat<br />

erfelijk geassocieerd met polycystic kidney disease: lever, nieren, pancreas, evt meningen)<br />

* Cholestase: gal kan niet afgevoerd worden<br />

cyste<br />

gal terugvloei/blijft in lever (hepatocyt kan niet meer pompen naar galgangen) <br />

groenverkleuring. Hepatocellulair (galpigment blijft in levercellen) komt meer voor dan<br />

caniculair<br />

Extrahepatische cholestase: stoornis in afvoer gal:<br />

proliferatie en fibrose van galgangen<br />

stuwing<br />

macrofagen met gal in interstitium lever<br />

icterus (post-hepatisch): afvoerstoornis thv grote galwegen of thv papilla v. Vater<br />

Ontsteking<br />

Fenomeen dat in DGK lang onderschat is, komt geregeld voor bij oudere katten.<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

25


ascenderende cholangitis (probleem afkomstig vanuit darm retrograad opklimmen naar<br />

galwegen en interlobulaire septa septa vol met ontstekingscellen chronische lymfocytaire<br />

cholangitis brede septa met massa’s ontstekingscellen.)<br />

Frequent bij rund en konijn, typisch door parasieten (eimeria/fasciola hepatica) dikke gekronkelde<br />

galgangen verspreid in de lever (subklinische toevalsbevinding, na enkele weken weer verdwenen)<br />

Fasciola: slijmerige inhoud, chronische verdikking, witachtig aspect chronisch verdikte galgang met<br />

evt dystrofische verkalking (op RX te zien, concrementen, vaak subklinisch, enkel productie )<br />

Wel evt atrofie vd randen vd lever mogelijk verbdw.<br />

Schaap fasciola: agressiever verloop, wel fataal.<br />

Paard: geen galblaas, wel concrementvorming mogelijk vaak 1 grote solitaire steen koliek<br />

Tumoren<br />

Goedaardig: zien er cysteus uit<br />

Kwaadaardig: moeilijk te onderscheiden van hepatocellulair carcinoma (zelfs op histo)<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

26


URINAIR STELSEL<br />

Nieren<br />

Verhouding cortex/medulla = 0.7/1<br />

De nieren maken 0,5% uit van het lichaamsgewicht maar krijgen 20% vh bloed. Noxe via circulatie <br />

nier grote kans op schade (constante beschadiging)<br />

Basis functionele eenheid is een nefron (glomerulus: diffusie water en kleine moleculen uit capillairen,<br />

kapsel v Bowman, proximale tubulus, lis v Henle, distale tubulus, nierbekken, urethra)<br />

De tubuli en lis van Henle bevinden zich in de medulla.<br />

Wanneer ergens erge schade volledig nefron functioneel uitgeschakeld, het nefron verdwijnt en<br />

kan niet meer nieuw gemaakt worden, dit vormt een probleem icm de constante schade die er<br />

optreedt vanuit het bloed.<br />

Maar irreversiebele schade treedt niet zo snel op (muv obstructie), bovendien is er een reserve van<br />

nefronen bij de geboorte (33% is genoeg). Dus pas wanneer 66% vd nefronen uitgeschakeld is<br />

ontstaat er nierinsufficientie en uremie. ( uremische gastritis en stomatitis)<br />

Vnl bij honden is de levensduur afhankelijk van de nier-reserves (niet bij alle diersoorten zo)<br />

Belangrijk: bij de hond komt er vaak een chronisch proces thv nieren voor: nefronen ↓ → uremie<br />

Wanneer er een aantal tubulusepitheelcellen beschadigd zijn is er wel een goed regeneratievermogen<br />

(nefron verdwijnt niet). Dus zelfs bij 66% uitschakeling kunnen de overige nefronen compensatoir hun<br />

tubulus contortus langer en complexer maken activiteit , bovendien kan ook de glomerulus groter<br />

worden 1 nefon kan meer functioneel worden ter compensatie.<br />

Ruimte onder het kapsel van Bowman: primair filtraat komt hier terecht vooraleer afvoer naar de<br />

proximale tubulus. Dit primair filtraat moet vanuit het bloed doorheen de gefenestreerde<br />

endotheelcellen (50nm), tussen de podocyten (25nm) door en vervolgens door de basaal membraan<br />

(10nm). de basaalmembraan is de beperkende structuur, bovendien is dit negatief geladen<br />

waardoor er afstoting gebeurt van negatieve moleculen (oa albumine), dus de effectieve<br />

doorlatingsgrootte is < 3,6nm. Albumine kan hier net niet doorheen. Bij een miniem defect<br />

(microscopisch nog niets te zien) is albumine wel het eerste eiwit dat gefiltreerd wordt albumine<br />

verlies via urine (proteïnurie).<br />

Tubuli: epitheelcellen met borstelzoom (microvilli) apicaal (opp.), duidelijke tight-junctions en diepe<br />

plooien aan de basale kant (ook opp ) alle nuttige bloedbestanddelen < 3,6nm (ionen etc.)<br />

worden via deze cellen teruggeresorbeerd naar het lichaam. De cellen kunnen ook actief schadelijke<br />

stoffen uit het bloed opnemen en naar het lumen transporteren (bv urinezuur)<br />

Het gevolg van dit grote oppervlak is dat de cellen snel beschadigd kunnen worden (ook in long: grote<br />

cellen gevoelig voor schade)<br />

Post-mortaal verval: zeer snel, vnl wanneer er een hoge temperatuur bewaard blijft in het lichaam (bv<br />

schaap met wol of paard, rund: grote dieren, koelen niet snel af) geeft een pappige massa.<br />

Bovendien is er post-mortem (vnl bij grote dieren die steeds op dezelfde kant blijven liggen) vaak<br />

hypostase aanwezig: 1 nier donkerder rood dan de andere.<br />

Congenitaal<br />

Vaak net niet levensbedreigend, wel reserve eerder nierinsufficientie/functie bij de<br />

geboorte nog geen symptomen, wel vroegtijdig uremie (6mnd-2jr) ws congenitaal.<br />

Vnl bij hond vaak congenitale afwijkingen<br />

* Hypoplasie: 1nier kleiner, onderontwikkeld. Wanneer bilateraal subklinische<br />

ontwikkelingsstoornissen minder ontwikkelde cortex. Contralaterale nier groter door complexere<br />

nefronen ter compensatie.<br />

* Aplasie: 1 nier ontbreekt. Is niet bilateraal mogelijk want de nieren zijn in utero al nodig, foetale<br />

sterfte wanneer bilateraal niet aangelegd.<br />

* Cysten: subklinische functiestoornissen. Slechts deel vh nefron aangelegd met een proximale<br />

dilatatie tot gevolg. Multipele cysten kunnen bij alle dieren (vnl varkens) voorkomen en er bestaat een<br />

erfelijke polycystic disease bij Perzische katten (pas nierinsufficientie op 5-7 jaar moeilijk uit te<br />

selecteren want er wordt al met de dieren gefokt vooraleer de problemen gezien worden.)<br />

* Renale dysplasie: geen normale evolutie van mesonefros naar metanefros, er blijven<br />

mesonefrotische structuren aanwezig (primitieve structuur met veel bdw), dit is niet over de volledige<br />

cortex aanwezig omdat dit niet leefbaar zou zijn.<br />

* Juveniele nefropathie: bij geboorte normaal uitzicht maar een snelle nierfunctie , de reden hiervoor<br />

is niet gekend maar waarschijnlijk ten gevolge van een probleem met de basaalmembraan vd<br />

nefronen (thv glomerulus en tubuli) secundaire problemen. De basaalmembraan in de nier is niet<br />

zoals in andere weefsels enkel steun voor de epitheelcellen maar heeft een speciale functie (filter thv<br />

glomerulus en terugresorptie thv tubuli uit het filtraat)<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

27


Ook wanneer een normaal aantal nefronen maar met een structureel mindere organisatie: functie per<br />

nefron ↓ meer nefronen nodig voor een normale functie sneller uitputting reserve op jonge<br />

leeftijd al kliniek zoals bij oude honden (irreversiebele chronische nierinsufficientie bij jonge honden)<br />

* Ectopische ureters (vnl bij honden): ze kunnen uitkomen niet thv de blaas of loodrecht op de<br />

blaaswand urineflow , ureterwand dikker en verbindweefseling nier nierinsufficientie.<br />

De urinevorming in de glomerulus is een continu proces ureters blaas (lediging is discontinu) De<br />

blaas kan sterk uitzetten (tot 50% vd buikholte) maar doordat de ureters, blaas en urethra zijn afgelijnd<br />

door een meerlagig overgangsepitheel treedt er geen lekkage op.<br />

Bij snelle vulling blaas (veel drinken) mictioreflex al bij kleine vulling<br />

Geleidelijke vulling sterk uitgezet zonder of met lage mictioreflex druk de urine mag niet<br />

terugvloeien naar de ureters/nier want dit vermindert de urineflow. Dit wordt bij een normale nier<br />

voorkomen door de schuine inplanting van de ureters in de blaaswand, bij druktoename op de<br />

blaaswand heeft dit tot gevolg dat de ureters dichtgedrukt worden.<br />

Stofwisselingsstoornissen<br />

* Amyloidose: eiwitopstapeling in een dens beta-vouwbladpatroon<br />

Rund en kat: vnl thv medulla lang asymptomatisch<br />

Typisch bij Shar-pei thv cortex en in de basaalmembraan: onmiddellijk functiestoornissen en verlies<br />

van essentiele bestanddelen uit het bloed naar de urine door herresorptie <br />

* Pigment nefrose: afbraakproduct hemoglobine intens groene nieren (oa hemolytische icterus) Bij<br />

pasgeboren dieren wordt het foetaal Hb omgezet naar het adulte Hb veel Hb in nier groen (geen<br />

klinisch belang)<br />

* Vervetting tubulusepitheel: bleke cortex, veel vetdruppels in het tubulusepitheel (lijkt vettige<br />

degeneratie maar geeft nooit kliniek) komt regelmatig voor bij de kat. Typisch bij de hond: Ferreinsstrepen<br />

in het diepe deel vd cortex (lis v Henle, verzamelbuizen) toevalsbevinding.<br />

Kan secundair zijn aan een systemische metabole stoornis.<br />

* Proteinenefrose: intracellulair hyalien in tubulusepitheel (probeert alles terug te resorberen)<br />

De glomerulaire filter houdt normaal net albumine tegen, een milde stoornis thv de basaalmembraan<br />

(bv lading ) albumineverlies. Klinisch: proteinurie/albuminerie glomerulopathie (er is iets mis<br />

met de nier maar je weet (nog) niet wat.)<br />

!Acute tubulusnecrose!<br />

- toxines (meest frequent bij huisdieren)<br />

- ischemie<br />

- obstructie<br />

Normaal: systemische giften resorptie toxische werking op organen in lichaam lever (zone 3,<br />

oxidatie en glucoronidatie) nier gefiltreerd.<br />

Wanneer dit een acuut toxische stof is eerst problemen thv lever en nier (parenchymgiften) lever<br />

en nierstalen belangrijk voor analytisch onderzoek post mortem bij verdenking van intoxicatie.<br />

Bovendien gaat er een groot percentage van het bloed naar de nier grote kans op contact met het<br />

gift.<br />

Vnl de tubulusepitheelcellen zijn gevoelig (want giffen zijn vaak kleine molecules, kan door de<br />

glomerulaire filter naar het tubuluslumen terugresorptie door tubulusepitheel veel contact <br />

schade necrose.<br />

Wanneer de tubulusepitheelcel niet meer aan terugresorptie doet osmotisch effect in lumen (geen<br />

concentratie vd urine meer) polyurie (grote toename hoeveelheid urine) en polydipsie. Bovendien<br />

gaan er veel waardevolle bloedbestanddelen met de urine verloren.<br />

Wanneer veel tubulusepitheelcellen tegelijk afsterven klomp van cellen in tubuluslumen <br />

oligurie/anurie (‘nierblokkade’) groot risico op een snel fatale afloop. De klomp van necrotische<br />

cellen is soms terug te vinden als cillinders in (het sediment van) de urine of in de distale tubulus<br />

(histologie). Op het moment dat de cillinders terug te vinden zijn in de urine is de schade al gebeurt,<br />

gelukkig is er een goed regeneratievermogen vd tubulusepitheelcellen.<br />

Deze cillinders zijn belangrijk ivm de diagnose! (komt frequent voor)<br />

Bij chronische schade: uremie<br />

Milde schade tubulusepitheelcellen (pu/pd) lang subklinisch, goed regeneratievermogen (ongeveer<br />

10d) dieren 10-14d in leven houden en anurie vermijden (symptomatische behandeling: baxter met<br />

vocht en nutrienten). Chronisch is vaak tgv nog lichtere schade maar langdurig.<br />

Ernstige schade (cillinders) kliniek<br />

Typische toxines/infecties die tubulusnecrose (cellen los van basaalmembraan, weinig kernen) geven<br />

zijn: oxalaat (anti-vries, op histo: kristallen te zien onder gepolariseerd licht rond de necrosehaarden),<br />

leptospirose, Clostridium perfringens (schaap: pulpy kidney disease), toxoplasma.<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

28


Eindstadium van beschadigde nier: end stage nefrosis of schrompelnier (frequent bij honden). Als<br />

nefronen worden uitgeschakeld komt hier bindweefsel voor in de plaats, wanneer langdurig bdw<br />

aanwezig is denser collageen door cross-linking verschrompeling. In 1 e instantie zijn er wittere<br />

zones op de nier te zien, later ontstaan er zones met verlittekening. irreversiebele chronische<br />

nierinsufficientie. De nog aanwezige werkende tubuli zijn duidelijk gedilateerd en bevatten eosinofiele<br />

urine (eiwitten) (‘thyroïd-achtig uitzicht’)<br />

Secundaire complicaties van nierfalen<br />

verlies van Ca via nier en onvoldoende excretie P P/Ca parathyroid gestimuleerd<br />

en mobilisatie Ca uit skelet (renale secundaire parathyroidie, er bestaat ook alimentaire<br />

secundaire parathyroidie fouten in de voeding (teveel P en te weinig Ca))<br />

de stijging van ureum en P geven ook nog meerdere (andere) complicaties.<br />

* hypercalcemie (neerslag van Ca) ook bij vit D-intoxicatie bij het konijn obstructie door verkalking<br />

Circulatie<br />

* Puntbloedingen: geregeld en opvallend aanwezig in de nieren op autopsie. Oorzaken: septicemie,<br />

anoxemie of toxemie.<br />

* Perirenale bloedingen (stomp trauma thv buikwand traagheidsmoment ruptuur a.renalis.<br />

* DIC: multiple organ failure (activatie intravasculaire stolling obstructie nierfalen (oa creatinine<br />

) en leverfalen (stollingsfactoren ). Stollingsfactoren worden opgebruikt collaterale bloedingen<br />

te zien op autopsie, typisch thv serosa vd darm. Soms zijn de stolseltjes thv glomeruli te zien als<br />

hyaliene stolseltjes, maar vaak niet te zien (post-mortem: proteasen eiwitten afgebroken/opgelost).<br />

De stolseltjes zijn dus vaak niet te zien maar wel de directe aanleiding tot de dood.<br />

Wanneer veel schade of trauma permeabiliteitsstoornis toxines naar bloedbaan (toxemie), bv na<br />

afsnoering darmsegment activatie endotheelcellen verspreid over het lichaam oa factor 8<br />

vrijgesteld terugtrekken uitlopers endotheelcellen stolling in alle capillairtjes O2 plots<br />

functie van oa lever en nier .<br />

* Infarcten (anemisch) in de nieren bevinden zich eindarteries (aa.arcuata) geblokkeerd door<br />

thrombus wigvormige necrose (wit met rode zone rond (partiele doorbloeding weefsel door<br />

paralyse/dilatatie capillaire sfincters)). De blokkering van arteries kan zeer uitgebreid zijn groot<br />

oppervlak aangetast.<br />

Geregeld bij oude honden thromboses bv tgv septische embolus (of zeldzaam van<br />

tumorcelembolus, dan ook metastasen te zien.)<br />

Oude anemische infarcten: bdw verlittekening, grillige vorm nier.<br />

* Ischemische necrose: karakteristiek voor de nier (necrose papil/medulla), typisch bij langdurige<br />

inname van NSAID’s prostaglandine (noodzakelijk voor goede doorbloeding niermedulla en<br />

maagmucosa). Functioneel weinig impact (subklinisch)<br />

Ontsteking<br />

Onderscheid tussen interstitiele nefritis, glomerulonefritis en pyelonefritis.<br />

3 onstaansmechanismen: - noxe hematogeen interstitium (bv etter verwekkende bact. <br />

etterhaarden ad random verspreid)<br />

- noxe hematogeen glomeruli<br />

- noxe in urine en retrograad ascenderen vanuit blaas ureter <br />

nier bekken (=pyelum) blaas, typisch voor E.coli (specifieke<br />

fimbriae adhesie aan overgangsepitheel.)<br />

Verschillende noxes geven typisch verschillende soorten ontsteking.<br />

Interstitieel: 2 mogelijkheden: - etiologie gekend (bact,...)<br />

- chronische interstitiele nefritis (hond): oorzaak niet gekend, meestal<br />

lang asymptomatisch totdat irreversiebele schade aanwezig is<br />

(uremie) end stage nefrose (‘nefrosclerose’)<br />

Interstitiele nefritis is vnl acuut en infectieus (septicemie)<br />

Glomerulonefritis en glomerulupathie: entitieit die klinisch als apart beschouwd wordt.<br />

Glomerulonefritis is op autopsie niet te zien (glomerulus niet macroscopisch zichtbaar), na enkele<br />

weken-maanden zal een dier er wel aan sterven wegens verlies van essentiele bloedbestanddelen.<br />

Albuminerie stoornis van basaalmembraan glomerulus (membraneuze glomerulonefritis): subtiel<br />

letsel, wel klinisch belangrijk.<br />

Er bestaan verschillende gradaties van morfologische veranderingen (exsudatief (veel<br />

ontstekingscellen en zwelling vd podocytenvoetjes), proliferatief (toename mesangiale cellen (meer<br />

grote cellen met grote kern) en verdikking basaalmembraan), sclerotiserende, igv een sterke<br />

verdikking vh kapsel van Bowman, en evt een vergroeiing tussen het kapsel en de capillairlussen<br />

(wanneer dier lang genoeg overleeft), suppuratief (etterig))<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

29


Hond: oude teven gevoelig aan pyometra: E.coli in lumen niet drachtige baarmoeder langdurige<br />

woekering antistofvorming (maar infectie niet onder controle door te weinig diffusie naar centrum<br />

baarmoeder mogelijk) voortdurend antigenen van E.coli bloed AgAs-complexen, wnr lang +<br />

veel verstopping filters. Verhouding Ag en As belangrijk: kleine/middelgrote/grote complexen.<br />

Kleine en grote complexen geven niet teveel problemen opgenomen door macrofagen lever/milt.<br />

De middelgrote complexen komen in de circulatie basaalmembraan glomerulus obstructie filter<br />

en mesangiumcellen (macrofagen) in de glomerulus nemen de complexen op, in chronisch stadium<br />

produceren deze mesangiumcellen pro-inflammatoire cytokines ontsteking neutro’s naar<br />

glomerulus proteasen die basaalmembraan beschadigen glomerulonefritis. Vandaar teef met<br />

pyometra vaak pu/pd. Glomerulonefritis is reversiebel zolang de trigger verwijderd kan worden (autoimmuun<br />

of niet te vinden continu schade)<br />

Behandeling = opereren want antibiotica ook te weinig diffusie naar diepte baarmoeder.<br />

Aan de nieren hoeft er niks te gebeuren, de glomeruli zijn niet uitgeschakeld maar beschadigd,<br />

wanneer de oorzaak weggenomen is regeneratie.<br />

Andere diersoorten: trigger vaak langdurige infectie langdurig immuniteit AgAs in<br />

basaalmembraan. (paard typisch hyperimmunisatie)<br />

Pyelonefritis: begint met kolonisatie overgangsepitheel epitheel stoot als afweermechanisme cellen<br />

af (verhoogde turn-over), wanneer de noxe (eigenlijk altijd bacterie, vnl E.coli) goed kan adhereren <br />

steeds verder opklimmen naar de blaas. Pyelonefritis wordt dus altijd voorafgegaand door<br />

(chronische) cystitis (bv stase urine in blaas bact.groei kans opklimmen naar nier . De kans<br />

op cystitis/pyelonefritis neemt toe wanneer een dier veel in mest ligt en/of aangebonden is (veel in<br />

dezelfde houding)<br />

Tumoren<br />

Relatief frequent maar vaak niet primair maar metastasen of lymfomen primair in de nier (typisch bij<br />

kat met nierinsufficientie)<br />

Primair = zeldzaam * corticaal adenoma/adenocarcinoma (tubulusepitheelcellen), typisch<br />

herkenbaar aan tubulair groeipatroon<br />

* embryonaal nefroma (zeer zelden): weinig structureel gedifferentieerde<br />

componenten, goedaardig.<br />

Urinewegen<br />

Ureters, blaas en urethra zijn afgelijnd door een meerlagig overgangsepitheel lekt niet. Urine is een<br />

concentraat van schadelijke substanties mag niet lekken.<br />

Functie vd urinewegen: afvoer urine via buizensysteem. (veilig stockeren en uitscheiden)<br />

Indien er lekkage optreedt: toxisch voor de omgevende weefsels necrose (colliquatienecrose <br />

vervloeiing, ‘gel’, kan sterk uitbreiden)<br />

Congenitaal<br />

* Ectopisch thv vagina<br />

* hypospadias: urinewegen ontstaan als een plooi, ventrale zijde sluit laat, wanneer deze bij de<br />

geboorte nog niet volledig gesloten is hypospadias thv penis.<br />

* cloacavorming (zelden): urethra komt uit in het rectum<br />

* leknavel: blaas staat in het foetaal leven via de urachus in verbinding met de omgeving moet dicht<br />

zijn bij geboorte, anders urine via navel, vaak fataal (kan evt nog kort na geboorte sluiten)<br />

* cysten: obstructie vd urinewegen (bv tumor blaas): proximale uitzetting, wanneer dit snel gebeurt:<br />

dunnere wand lekkage urine naar weefsels necrose.<br />

Wanneer dit trager gebeurt: de urinewegen hebben tijd om te reageren (aanpassingsvermogen) <br />

uitzettingscapaciteit en bdw in omgeving door mechanische krachten/tractie ( ureter dikker en<br />

sterkere wand) vorming hydronefros<br />

* Hydronefros: geen lekkage maar nierbekken sterk uitgezet en witte wand (bdw) druk op cortex<br />

(atrofie) en sterke dilatatie tubuli. Enkel unilateraal mogelijk anders sterfte door uremie.<br />

* Urolithiasis: steenvorming in urinewegen (overschrijding oplosbaarheidsproduct van ionen, een<br />

positief en negatief geladen ion in te hoge concentratie neerslag zouten, in principe kristallijne<br />

anorganische neerslag)<br />

Huisdieren: vnl thv blaas (lopen op 4 poten). Mens vnl thv nierbekken (2 benen nier gekanteld,<br />

altijd btje stase in nierbekken.)<br />

Welke ionen er neerslaan is afhankelijk van de urineconcentratie die afhankelijk is van de<br />

bloedconcentratie dat weer afhankelijk is van de voeding (preventie = dieet)<br />

De samenstelling vd stenen is typisch verschillend bij verschillende diersoorten. (hond:<br />

magnesiumammoniumfosfaat, paard: calciumzouten)<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

30


Voor de vorming van stenen is stase belangrijk, dan is er genoeg tijd voor de vorming van grotere<br />

stenen (anders: uitkristallisatie kleine kristallen meegevoerd (flow) urine)<br />

De stenen kunnen evt bestaan uit (deels) organisch materiaal, bv massale necrose<br />

tubulusepitheelcellen macroscopische plugs van necrotisch materiaal terug te vinden, maar dit<br />

komt niet frequent voor.<br />

Stenen zijn ruw irritatie mucosae cystitis secundair evt bacteriele complicatie mogelijk.<br />

Bovendien continu prikkeling sensorische zenuwen constante mictioreflex.<br />

Wanneer de stenen niet in de blaas blijven maar meegevoerd worden in de urethra bestaat er een<br />

kans dat de stenen blijven steken<br />

predilectieplaatsen: plaatsen waar de urethra niet kan uitrekken (limiet op uitrekbaarheid,<br />

‘vernauwingsplaats’), enkel bij mannelijke dieren (smalle lange urethra), vnl castraten (vnl kat, kleinere<br />

penis smallere urethra): bekkenomslag (plaats waar de urethra thv het bekken in de penis overgaat<br />

(crura penis), hier is de omgeving dens collageen bindweefsel) en de blaasopening (begin vd urethra))<br />

(grote stenen blijven in blaas, kleine stenen worden uitgeplast, de middelgrote stenen zijn het<br />

gevaarlijkst)<br />

Naargelang de diersoort kunnen er verschillende predilectieplaatsen bestaan (geitenbok/ram: vaak thv<br />

processus urethralis (wand v urethra wordt hier dens collageen bindweefsel, behandeling: processus<br />

afsnijden), gecastreerde kater: vaak veel verschillende kleine kristallen grote massa (gruis), feline<br />

urolithiasis syndrome (FUS), reu typisch thv os penis, stier: S-bocht penis, vnl bij mestdieren (stiertjes<br />

en lammetjes) waarschijnlijk door de pH vd voeding urine-infiltratie in buikwand steriele<br />

peritonitis.<br />

Gevolg vd obstructie: urineblaas zet snel uit, weinig compensatietijd urine naar weefsels <br />

necrose en ontsteking (cyanotische vaatinjecties).<br />

Liggingsveranderingen<br />

Bij sterk utizetten vd blaas kan deze: - omklappen<br />

- in een hernia terechtkomen (bv hernia abdominalis)<br />

- binnenstebuiten stulpen tot in vagina of tot buiten de vulva<br />

(je kunt in dit geval op de mucosa vd blaas kijken)<br />

Het sterk uitzetten vd blaas kan neurogeen zijn. (mictioreflex )<br />

Onstekingen<br />

Urolithiasis kan een chronische cystitis veroorzaken, een cystitis kan ook het gevolg zijn van een<br />

infectie (vnl E.coli), een navelinfectie kan bv secundair een cystitis geven.<br />

* Hemorrhagisch: transmuraal (gecastreerde kater stenen cystitis)<br />

Wanneer cystitis chronisch wordt (vnl hond en kat veel problemen, vnl vrouwelijke dieren en vaak kan<br />

de oorzaak niet gevonden worden idiopatische cystitis) verdikking en hobbelig aspect vd<br />

mucosa (door chronische aggregaten van lymfocyten in de wand) folliculaire cystitis.<br />

Groeistoornissen<br />

* Balkenblaas (typisch bij oudere mannelijke honden): serosakant dikke strengen hypertrofische<br />

gladde spiercellen door een sub-obstructie vd urine-afvloei door bv een hypertrofie vd prostaat. (Reu:<br />

bijna nooit een volledige obstructie vd urethra)<br />

Tumoren<br />

Tumoren van het overgangsepitheel in de urethra en ureters komen niet voor, wel geregeld in de<br />

blaas (typisch thv blaashals, vaak carcinoma’s). Via filtratie urine ook carcinogeen substanties mee <br />

carcinogeen effect waar langste contact (stase aanwezig in blaas)<br />

3 graden: - graad 1 (exophyt groeiend)<br />

- graad 2 (groeit in de wand)<br />

- graad 3 (aan binnenzijde niet te zien tot ineens doorgroei door de wand naar de buik<br />

implantatiemetastasen in de buikholte, ook snel verspreiding via lymfe door ingroei<br />

in lymfevaten)<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

31


GESLACHTSSTELSEL<br />

Vrouwelijk:<br />

Ovarium<br />

Congenitaal<br />

* Hermafroditisme: (ambiglandularis): primaire geslachtsorganen differentieren in beide richtingen<br />

* Pseudo-hermafroditisme: primaire gonaden van het ene geslacht en secundaire geslachtsorganen<br />

van het andere geslacht aanwezig.<br />

Stofwisselingsstoornissen<br />

* Cysten: (verworven cysten, kunnen ook congenitaal aanwezig zijn)<br />

een aantal vormen van deze cysten kunnen een verminderde vruchtbaarheid tot gevolg hebben<br />

(afhankelijk vd lokalisatie): - in ovarium (kan ontstaan uit verschillende structuren)<br />

- vlak rond ovarium/in mesovarium (para-ovariele cysten)<br />

Teef: oppervlakte-epitheel ovarium vertoont instulpingen kunnen cysteus worden<br />

(subsurfae), het opp-epitheel staat los vd eicelontwikkeling niet noodzakelijk een probleem.<br />

Folliculaire cysten: stoornis in ontwikkeling follikel (kan sollitair of multipel zijn) <br />

vruchtbaarheid . Dit type van cysten komt typisch meer voor bij sommige diersoorten (cavia)<br />

(hormonale stoornis: follikel rijpt niet van primair, secundair, tertiair naar graafse follikel waarna<br />

ovulatie, maar de follikel blijft hol (pre-ovulatie blijft aanslepen)) In de kliniek is het moeilijk om vanaf<br />

een echo de functiestoornis vd cyste te beoordelen.<br />

Luteïne-cyste: follikel is geovuleerd, luteïnisatie (volgroeien met cellen), wanneer de holte blijft<br />

bestaan cyste.<br />

Circulatie<br />

Ovulatie: kleine scheur in ovarium bloeding, normaal klein, kan groot zijn ovariele bloeding<br />

Ontsteking<br />

Oophoritis: relatief zeldzaam, bv kip (leghen en moederdieren) door Salmonella gallinarum <br />

caseus vervormde eidooiers in ovarium, vnl in hobbysector.<br />

Tumoren<br />

Meestal goedaardig (weinig agressief), maar vaak niks van te merken tot de tumor zeer groot is en dit<br />

kan op dat moment levensbedreigend zijn.<br />

* Granulosa/theca interna/luteïne-tumor: een mengvorm van deze structuren komt frequent voor, kan<br />

zeer groot worden. Onderscheid kunnen maken is niet heel belangrijk, vaak mengvormen.<br />

* Adenocarcinomen: agressieve groei en snel implantatiemetastasen, zelden.<br />

* Dysgerminoma: goedaardige tumor vh oppervlakte epitheel.<br />

* Teratoma: tumor bestaande uit verschillende gedifferentieerde celtypes (epidermis, haarfollikel,<br />

mesangiale cellen). Goedaardig maar valt niet op, pas kliniek igv druk op andere organen.<br />

Eileider<br />

verbinding ovarium en uterus. Infundibulum rond ovarium, vangt eicel op peristaltiek uterus<br />

Na overleven van een algemene peritonitis kunnen er vergroeiingen thv eileider optreden <br />

vruchtbaarheid want de eileider moet soepel rond het ovarium kunnen liggen.<br />

(=eileideronvruchtbaarheid, kan ook ontstaan door obstructie lumen hydrosalpinx)<br />

* Hydrosalpinx: leghennen evt na virusinfectie tijdens opfok (corona: infectieus bronchitis virus) <br />

vochtgevulde blazen in eileider.<br />

Uterus<br />

Bijzondere structuur, tijdens dracht: complexe ontwikkeling placenta en vrucht(en)ontwikkeling,<br />

zuurstof en nutrientenvoorziening moet optimaal gebeuren, bovendien mag het moederdier niet<br />

immunologisch reageren op de vrucht. Er bestaan grote diersoortverschillen in het type uterus en<br />

vorming placenta. (rund: cotelydonen en karunkels: interactie moeder en vrucht, goed doorbloed, wil je<br />

niet raken bij keizersnede)<br />

Congenitaal<br />

Komt geregeld voor belangrijke ooraak voor vruchtbaarheid bij veel verschillende diersoorten.<br />

* Hypoplasie<br />

* Complete cervix duplex bij rund<br />

Evt ook subtiele veranderingen (witte vaarzenziekte, bwb lokaal ontwikkelingsstoornis)<br />

Stofwisselingsstoornis<br />

Liggingsveranderingen: ophangbanden zeer stevig normaal geen problemen. Bij dracht: volume<br />

en vormverandering (toename naar craniaal in abdomen), doordat de ophangbanden vnl op het<br />

caudale deel vastzitten: voorste deel uterus ligt los kan torderen bij bv rollen hemorrhagische<br />

infarcering. (torsies geven hevige symptomen, buikpijn.)<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

32


* Uterusprolaps: tgv hevig persen baarmoeder binnenstebuiten gestulpt (verschillende diersoorten)<br />

je ziet de mucosa uitwenig snel uitdrogen (irritatie) en necrose mogelijk. Behandeling: reponeren<br />

en beursnaad op de vulva plaatsen anders snel recidief (irritatie persneiging)<br />

* Ruptuur: ook tijdens partus mogelijk (geregeld bij rund en paard, merrie kan zeer hevig persen,<br />

wanneer de foetus niet zeer leefbaar is of verkeerd ligt wordt tegen de bekkenrand geperst <br />

baarmoederhalsruptuut of perforatie door poot veulen, vnl thv apex baarmoeder)<br />

* Adenomyosis: histologisch eilandjes van endometrium in de spierlaag aanwezig vruchtbaarheid<br />

(frequent), evt cysteuze verwijdingen (kliertjes: retentie van secreet in lumen) in myometrium<br />

* Cysten endometrium: kliertjes worden eerst langer en complexer, dan secretie op gang, wanneer de<br />

afvoergangen niet doorganklijk zijn cystevorming. vreemd voorwerp in lumen baarmoeder <br />

reactie interferentie met inplanting, kunnen verward worden met vroeg stadium dracht op echo.<br />

* Cysten aan serosa kant: parametriale cysten minder klinische betekenis<br />

Circulatie<br />

Belangrijk: keizersnee: karunkels niet aansnijden verbloedingen, vaak cervix al gesloten <br />

uitwendig niet te zien dat er bloed aanwezig is in baarmoeder of buikholte (evt anemie)<br />

Ontsteking<br />

Algemeen:<br />

Baarmoederontstekingen zijn vrijwel altijd het gevolg van een bacteriële infectie. Kritische periodes:<br />

partus (zeker wnr dystocie meer weefselbeschadiging) en begin/einde oestrus (afweer iets minder<br />

efficient, nog aan het opbouwen of al aan het afbouwen risico wanneer dekking/KI niet op juiste<br />

moment): gevoelig voor infectie (meer contact met kiemen, cervix open) en tegelijk ook ongevoelig<br />

doordat op deze momenten de afweermechanismen beter ontwikkeld zijn (macrofaagactiviteit ,<br />

clearance .)<br />

Endometritis: ontsteking beperkt tot lumen en endometrium (mucosa)<br />

Metritis: ook myometrium bij de ontsteking betrokken (volledige wand) meer schade.<br />

Pyometra: grote ettermassa in lumen (normaal is hier enkel een beetje mucineus secreet terug te<br />

vinden), kan voorkomen bij de merrie na de partus wanneer geen septicemie ontstaat (zelden na<br />

dekking) maar komt vnl voor bij oudere teven (3-4w na bronst kliniek: pu/pd door vrijkomen van LPS)<br />

Typisch voor de cyclus van teven is de lange anoestrus en lange metoestrus (bijna zo lang als dracht)<br />

sterke secretie van endometrium (sterk ontwikkeld) baarmoederwand dik en veel secreet in<br />

lumen na bronst (kan muco-metra worden, uitgebreid secreet), oudere dieren: hormonaal<br />

verouderingsproces (vertraging opvolgende hormooncycli) progesteron en oestrogeen lang tegelijk<br />

aanwezig groei kliertjes en secretie .<br />

* Endometritis cystica: wanneer de kliertjes niet meer kunnen legen door een overvuld lumen <br />

cystevorming en evt secundair bacteriele infectie (veel mucus = ideaal milieu) vermeerdering <br />

neutro’s opzetting baarmoeder (etter)<br />

Diersoortverschillen: koe meer weerstandig aan septicemische spreiding (levensbedreigend merrie<br />

kort na partus kans op septicemie, wanneer de ontsteking minder fulminant is meer lokaal maar<br />

vaak langdurig sluimerende infecties chronisch vruchtbaarheid doordat de innesteling<br />

bemoeilijkt wordt. Dit kan verschillende maanden-jaren aanslepen.<br />

Typische omstandigheden waarbij ontstekingen ontstaan:<br />

- aansluiting met partus<br />

- aansluiting met dekking/KI<br />

- losstaande ontsteking (vnl teef pyometra, vnl enkele weken na bronst, E.coli chronisch<br />

purulente endometritis)<br />

Soorten ontstekingen:<br />

- Acute exsudatieve endometritis (na dekking of post partum)<br />

- Acute necrotiserende endometritis (na dekking of post partum)<br />

- Acute septische metritis (post partum bij merrie)<br />

- Acute necrotiserende metritis (post partum bij rund en schaap; Fusobacterium necrophorum)<br />

- Chronische purulente endometritis (pyometra, vnl teef)<br />

- Chronische non-purulente endometritis<br />

- Abcessen<br />

- Granulomateuze metritis (zeldzaam, typisch brucellose)<br />

Partus: vnl wnr moeilijke partus (dystocie veel trauma (beschadiging mucosa endometrium/ vulva/<br />

vagina) en langdurig rechtstreekse verbinding lumen baarmoeder en buitenwereld, icm manuele hulp<br />

geeft dit zeker een verhoogde infectiekans. De baarmoeder heeft op het moment van de partus wel<br />

een verhoogde afweer (clearance ) wanneer toch een infectie acute exsudatieve endometritis (bij<br />

de merrie evolueert dit snel naar een septicemie, wanneer bij de merrie een partus meerdere uren<br />

duurt of wanneer de nageboorte meer dan 6u blijft zitten grote kans op baarmoederinfectie evt<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

33


septicemie (suf, koorts, rillen) = acute septische metritis (erge vorm van milde exsudatieve<br />

endometritis)). Bij merries komen ook vaker chronische ontstekingen voor.<br />

Milde infectie: acute exsudatieve endometritis die evt necrotisch of chronisch non-purulent kan worden<br />

Igv chronische (milde) ontsteking: innesteling eicel onvruchtbaar, kan jaren aanslepen bij merrie.<br />

Koe: retentio: acute exsudatieve endometritis (kan veel blubber inzitten zonder erge kliniek), maar<br />

weinig kans op sterfte (geen septicemie), kan met ab onder controle gekregen worden.<br />

Koe en schaap: geregeld infectie door bevuiling (niet steriel helpen bij partus) anaerobe infectie <br />

acuut neer, acute necrotiserende metritis (kunnen blijven leven, komt bij merrie niet voor want daar<br />

septicemie en sterfte)<br />

Dekking: vnl wanneer dit niet op het juiste ogenblik gebeurt meestal acute exsudatieve<br />

endometritis. Wanneer sterke bevuiling (zelden): acute necrotiserende endometritis. Merrie: kan ook<br />

chronisch worden chronische non-purulente endometritis (kan lang aanslepen, oudere merries met<br />

vruchtbaarheid endometriumbiopt nemen)<br />

Tumoren<br />

* Pseudotumor: poliep: lokale hyperproliferatie vh endometrium (doorsneden v kliertjes, evt<br />

endometrium cysten; veel stroma; oppervlakte-epitheel) massa in lumen innesteling <br />

* Adenoma/adenocarcinoma: zelden<br />

* Leiomyoma: relatief frequent bij teef (maar veel minder dan bij de mens): goedaardige tumor vd<br />

gladde spiercellen, wordt ook ‘vleesboom’ genoemd.<br />

Foetus en vruchtvliezen<br />

Vnl belangrijk igv abortus, zeker wanneer dit veroorzaakt wordt door een besmettelijk agens <br />

abortusstorm lijkschouwing foetus en vruchtvliezen zeer belangrijk.<br />

Er zijn verschillende redenen voor een spontane abortus:<br />

- algemeen ziek zijn moederdier geen afwijkingen vrucht en vliezen te zien<br />

- geen afwijkingen foetus, wel van vliezen nutrienten en zuurstoftoevoer met sterfte vrucht<br />

- afwijkingen foetus (vaak embryonale resorptie bij mutaties onleefbare foetus)<br />

* Torsie navelstreng is een normaal fenomeen maar mag niet teveel draaien (merrie > 14 windingen<br />

bloed, nutrienten en zuurstof aanvoer ) vanaf wanneer als pathologisch te beschouwen? <br />

wanneer je ziet dat er circulatiestoornissen in de navelstreng aanwezig zijn (zwelling en oedeem)<br />

* Foetus sterft grote kans op abortus, gebeurt niet altijd bij multipare dieren, wanneer 1 foetus sterft<br />

kunnen de anderen normaal ontwikkelen. De gestorven foetus zal ‘necrotiseren’ (necrose = afsterven<br />

van cellen in een levend individu) er zijn 2 mogelijkheden van necrose vd foetus:<br />

- coagulatienecrose mummificatie (uitdrogen weefsels, steriel)<br />

- colliquatienecrose of vochtig gangreen, vaak na infectie maceratie (papperige weefsels)<br />

* Hydro-allantois: stoornis in vochtbalans vliezen accumulatie vocht, vnl thv allantois druk buik<br />

(en evt borstholte) moeder veneuze retour en compressie-atelectase long shock.<br />

* Villusatrofie stoornis in wisselwerking moeder en foetus<br />

* Arteriosclerose: niet abnormaal bij de merrie in de allantois (dikke kronkelende arterien te zien,<br />

toevalsbevinding, klinisch geen belang)<br />

* Afgebakende necrose haarden abortus<br />

* Amnionplaques: amnion metaplasie (meerlagig plaveisel), toevalsbevinding.<br />

* Necrose wordt vaak in de omgeving van de cervix gezien infecties (schimmels, Fusobacterium<br />

necrophorum)<br />

Vagina<br />

Congenitaal<br />

Niet belangrijk, rariteiten: ontdubbeling, cloaca, hymen persistens (BWB, witte vaarzenziekte)<br />

Stofwisselingsstoornissen<br />

Retentiecysten<br />

Circulatie<br />

Oestrus: vulva teef sterk gezwollen (dilatatie en permeabiliteit ), kan pathologisch worden wanneer<br />

hoge concentraties oestrogenen in het lichaam aanwezig zijn. Sommige mycotoxines hebben een<br />

oestrogeen-werking pseudo-oestrogenen.<br />

Complicaties dystocie: - vagina-scheur (mucosa) of kneuzing rond cervix<br />

- hematoom rond vagina gaat zich organiseren.<br />

Ontstekingen<br />

Katarrhaal, mogelijk na dekking<br />

Ulceratief: specifiek na bepaalde virale infecties, erosies (ernstig = BKK)<br />

Folliculair, chronisch<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

34


Necrotiserend, chronisch, agressief<br />

Gangreneus, chronisch, agressief<br />

Vaginitis komt geregeld voor, ook bij jonge dieren. Afweer thv vagina: meerlagig plaveisel epitheel:<br />

verhoogde desquamatie na kolonisatie met bacterien.<br />

Bij de teef: vagina-uitvloei uitstrijkje/cytologie om onderscheid te kunnen maken tussen vaginitis<br />

(banaal) of endometritis (pyometra). Vaginitis: grote epitheelcellen met kleine (of geen) kern, afkomstig<br />

van het meerlagig plaveisel epitheel thv vagina, normaal enkel terminaal gedifferentieerde cellen<br />

zonder kern aanwezig (schilfertjes). Endometritis: kubische cellen met grotere kern<br />

(baarmoederepitheel).<br />

Uier<br />

Congenitaal<br />

Komt voor bij verschillende diersoorten, afhankelijk vd fysiologie vd uier, kan kweekproblemen geven.<br />

* Hypoplasie: kan alle helften/kwartieren/pakketten omvatten of slechts enkele.<br />

* Polythelie: meer tepels dan normaal, vnl bij teef<br />

* Hypothelie: minder tepels dan normaal, vnl bij teef<br />

* Pseudofistel: lek vd uier melk lekt naar buiten (na wonde/trauma = echte fistel)<br />

* Krater- of berentepel: onvolledige ontwikkeling vd tepel jongen zuigen moeilijk (vnl zeug)<br />

Stofwisselingsstoornissen<br />

* Speentrappen, vnl probleem bij oudere melkkoeien met een vleesuier ophangbanden verslappen<br />

uier laag bij opstaan op eigen tepel trappen wonden aan tepelbasis<br />

Circulatie<br />

Rond partus: verweking weefsel perineumstreek (hormonaal)<br />

vocht uit bldv<br />

oplossen collageen<br />

Wanneer uitgebreid: oedeemmassa’s rond vulva en ventraal uitbreiding naar de uier (vnl merrie)<br />

Teveel contact oestrogenen: tepelzwelling en oedeem.<br />

* Gynaecomastie: ‘vervrouwingseffect’ vergroting uier en tepels bij vnl reuen, evt met (rudimentaire)<br />

ontwikkeling melkklieren en melksecretie. Komt vnl voor in aansluiting met Sertoli-cel tumoren (groter<br />

risico bij cryptorche testikels). Ook een preputium pendulans komt hierbij voor (afhangend preputium)<br />

Ontstekingen<br />

Mastitis = uierparenchym (alveoles en interstitium)<br />

Thelitis = tepel, typisch bij de teef wanneer de pups tanden krijgen schade tepel<br />

Galactoforitis = afvoergangen, vaak voorloper van mastitis.<br />

Vnl bij melkkoeien veel bestudeerd, maar komt voor bij alle diersoorten.<br />

Vnl bacterieel: ascenderend via tepelopening (melkmachine = risico, vnl wanneer te hoog vacuum <br />

mucosa naar buiten openingspoort.)<br />

Meestal specifieke kiemen die de uier koloniseren (virulentiefactoren), kunnen zeer besmettelijk zijn.<br />

- bepaalde E.coli stammen: kort na partus (puerperium) acute infectie uier die op dat moment<br />

explosief actief is (enorme doorbloeding) makkelijk spreiden naar circulatie (kiem of<br />

toxines) algemene symptomen. Andere E.coli-stammen, niet gerelateerd met partus <br />

mildere symptomen)<br />

- S.agalactiae: milder, blijft lokaal.<br />

- Clostridium perfringens: typisch bij schaap ‘blue bag’ (sporevormer, in aarde aanwezig <br />

bevuiling uier via slotgat vermeerdering in uier hevige ontsteking (gangreneus) <br />

alle cellen sterven af, wanneer het dier overleeft uier valt af door de uitgebreide necrose.<br />

- Arcanobacterium pyogenes: rund: chronisch, etterig<br />

- Mycoplasma (uberis): onopvallend, evolueert naar een chronisch milde ontsteking (nonpurulent,<br />

interstitieel) geeft uiteindelijk een volledige verbindweefseling vd uier stop<br />

melkproductie.<br />

Bacterien aanwezig in de melk verwerking/commerciele problemen. Subklinisch wel melk evt<br />

afgekeurd (celgetal bepalen met bv flowcytometer). Vnl neutro’s in de melk aanwezig bij ontsteking <br />

proteasen oa caseine geknipt wijziging melksamenstelling (ook door permeabiliteit vocht,<br />

rbc en fibrine (neerslag vlokken in melk)), de melk lijkt ietwat meer op plasma.<br />

Acuut exsudatief: zwelling, warmte, roodheid en op doorsnede evt mat uitzicht (fibrineus)<br />

Chronisch katarrhaal: bindweefsel verschrompeling en atrofie parenchym evt icm concrementen<br />

en cysten.<br />

Mastitis acuta gravis: term door klinici gebruikt voor acute fibrineuze, etterige (typisch bij konijnen:<br />

Pasteurella multocida), gangreneuze en necrotiserende ontsteking<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

35


Mastitis apostematosa: chronisch purulent, vnl in de zomer (zomerwrang) tijdens het weideseizoen <br />

ettermassa’s met bdwmassa’s.<br />

Non-purulent, interstitieel: sluimerend.<br />

Tumoren<br />

Vnl KHD, vnl uitgaande vd epitheelcellen (metastasepatroon: lymfebanen lnn controleren!)<br />

Verschillende types obv verhouding stroma en epitheel. Kattin: >80% extreem kwaadaardig, agressief.<br />

Teef: vaak histologisch maligne maar toch traag evoluerend behandeling meer kans op slagen, vnl<br />

wanneer de tumor nog niet groter is dan 5-6cm.<br />

Mannelijk:<br />

Testis<br />

Zaadbuisjes (sertoli en zaadcellen) met interstitium (leydigcellen) ertussen<br />

SertolicelLen produceren vrl geslachtshormonen en leydigcellen mnl (autocrien effect), beiden hebben<br />

ze androgeen receptoren.<br />

Zaadcellen worden in cycli aangemakt (vanaf basaalmembraan spermatogonie spermatocyt I <br />

spermatocyt II spermatozoon)<br />

Congenitaal (frequent)<br />

* Belangrijk: hypoplasie (is normaal vóór de puberteit, indaling nog moeilijk te voelen want kleine en<br />

zachte structuur), erfelijk negatief fokadvies. Komt vaak voor bij hengsten vruchtbaarheid <br />

* Cryptorchidie: belangrijk en vaak voorkomend, erfelijk (ras en lijn predispositie), vaak unilateraal, nog<br />

nageslacht mogelijk maar negatief fokadvies. De testis daalt niet naar het scrotum af (normaal kort na<br />

de geboorte via ligament via het lieskanaal, inwendige en uitwendige liesring naar de tunica vaginalis<br />

vh scrotum getrokken) maar blijft caudaal vd nier liggen.<br />

Cryptorche testikel ontwikkelt minder dan de normale (geen uitrijping tot spermatozoiden) kleine<br />

inactieve zaadbuisjes<br />

Stofwisselingsstoornissen<br />

* Atrofie = verworven probleem, niet erfelijk, wel nog mee te fokken. Onderscheid met hypoplasie en<br />

cryptorchidie is dus belangrijk! (histologisch: vroegere activiteit in zaadbuisjes te zien:<br />

basaalmembraan geplooid rond de zaadbuisjes omdat deze vroeger groter geweest zijn).<br />

Verschillende oorzaken mogelijk, bv slag van merrie bloeding en kneuzing veel bdw en<br />

hemosiderine aanwezig. Vaak fibrose te zien (opvullen ruimte met bdwcellen)<br />

* Spermatocoele (cyste), zwelling vnl thv caput epididymis, vaak bij reu die niet voor de fok gebruikt<br />

wordt, kan evt ruptureren granulomen (sperma naar interstitium vreemd voorwerp reactie <br />

macrofagen)<br />

Circulatie<br />

* Hemorrhagische infarcering: torsie zaadstreng<br />

Ontsteking<br />

Orchitis onvruchtbaar (door temperatuur spermatogenese )<br />

Bij ontsteking van de tunica vaginalis of andere structuren rondom de testis: vaginitis testis of periorchitis<br />

kan ook temperatuur en onvruchtbaarheid geven.<br />

Orchitis en peri-orchitis kunnen los van elkaar voorkomen en beide tot onvruchtbaarheid leiden,<br />

permanent of tijdelijk.<br />

Langdurige periode van koorts geeft ook spermatogenese (secundair effect, niks mis met de testes)<br />

tijdelijk (na 3-4 weken weer volledig normale spermatogenese)<br />

Lokalisatie orchitis:<br />

- interstitium (rond zaadbuisjes)<br />

- intracaniculair (in zaadbuisjes)<br />

Funniculitis: ontsteking zaadleider<br />

Secundaire geslachtklieren<br />

Niet alle structuren zijn bij alle diersoorten even sterk ontwikkeld, de reu heeft bv een goed<br />

ontwikkelde prostaat veel pathologie<br />

Ontsteking<br />

Pars externa: klierweefsel vnl dorsaal vd urethra<br />

Pars interna: klierpakketjes verspreid in de wand vd urethra<br />

Necrotiserende ontsteking: pijnlijke defecatie (prostaat naar dorsaal uitgezet tegen rectum) <br />

voorzichtig rectaal onderzoeken.<br />

Vnl bacterieel, reden is onvoorspelbaar, vaak bij oudere reuen.<br />

Groeistoornissen<br />

* Atrofie, typisch na castratie<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

36


* Hyperplasie (evt met cystevorming): groot, knobbelig, onregelmatig (uitgezette lumina (cysten))<br />

Vnl oudere reuen maar nooit urethraobstructie (itt mens) wel massa in bekkenholte naar dorsaal tegen<br />

rectum persneiging en afgeplatte mestballen.<br />

Behandeling = castratie (trofisch effect mnl geslachtshormoon wegnemen)<br />

Bij hyperplasie pars interna is er wel een subobstructie vd urethra met een balkenblaas tot gevolg.<br />

* Metaplasie: na hormoon toediening androgeen-achtige stoffen bij jonge dieren (pre-pubertair) <br />

meerlagig plaveisel ipv 1-lagig.<br />

Tumor<br />

Rekening mee houden in de differentiaal diagnose (overlappende symptomen)<br />

- necrotiserende prostatitis<br />

- hyperplasie prostaat<br />

- adenocarcinoma<br />

Penis en preputium<br />

Congenitaal<br />

* (para) phymosis: te enge preputiumopening kan niet uitschachten, of wel nog uitschachten maar<br />

niet meer terug.<br />

* annulus fibrosus: bdw streng rondom penis (soms ook als synoniem gebruikt voor paraphymosis<br />

(verbdw vernauwing)<br />

* Hypospadias: opeingen aan de ventrale zijde vd penis openingen in urethra (thv crura en verloop<br />

penis)<br />

Stofwisselingsstoornissen<br />

Hengsten: risico bij het geven van tranquilizers op paralyse vd penis penisprolaps passief<br />

opvullen met bloed met evt necrose tot gevolg<br />

Ontstekingen<br />

* Balanopostitis: meest frequent, vaak chronisch bij reuen: ontsteking van zowel de mucosa vd penis<br />

als de mucosa vh preputium. Vaak druppeltjes vloeibare etter uit de preputiumopening. De mucosa is<br />

rood, ruw en onregelmatig (lijkt oppervlakkig en banaal, kan wel lang blijven aanslepen). Folliculaire<br />

ontsteking: aggregaten van ontstekingscellen onder epitheel (ruw oppervlak)<br />

* Vesiculeus: typisch viraal (herpes rund)<br />

Tumoren<br />

Penis hengst: initieel goedaardig uitzicht, ook op biopt, vaak gesteeld makkelijk te verwijderen<br />

(papilloom), kan vaak na jaren evolueren tot een infiltrerende, plakvormige tumor (squameus cel<br />

carcinoma), blijft vaak wel lokaal (zeer weinig metastasering) maar kan wel een zeer grote massa<br />

vormen constant trauma evt toch euthanasie.<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

37


CIRCULATIESTELSEL<br />

Hart<br />

Belangrijk: pompwerking en geleidingssysteem (vnl bundel van His en purkinjevezels), ligt onder het<br />

endocard subendocardiale letsels interfereren met de geleiding.<br />

Het hart heeft een bepaald normaal gewicht (8g/kg LG, 10g/kg bij pups, 12.5g/kg bij<br />

wind/sporthonden) en volume criteria om een normaal hart te kunnen onderscheiden van een<br />

abnormaal.<br />

De wanddikte vh hart is afhankelijk van de systole of diastole. Op autopsie: het hart blijft in diastole na<br />

sterfte, maar spieren gaan in rigor (dit gebeurt bij het hart al vroeg, 1 tot enkele uren), door deze postmortale<br />

contractietoestand wordt bloed uit het ventrikel weggeduwd ( normaal weinig tot geen bloed<br />

meer in linkerventrikel en meer in rechterventrikel (rigor niet sterk genoeg om alles uit te duwen)).<br />

Wanneer het hart op autopsie niet gecontraheerd is en veel bloed bevat geen rigor geweest (bv<br />

wanneer de hartspier al uitgeput is (na extreme inspanning of na sterfte tgv hartinsufficientie))<br />

Congenitaal<br />

Bij alle diersoorten komen frequent congenitale afwijkingen voor.<br />

* Hart ectopisch in de hals<br />

Septumdefecten<br />

Embryogenese:<br />

Fase 1:<br />

het hart krijgt zijn vorm door vorming van instulpingen. Ook ontstaan er in het endocard<br />

endocardkussens (vorming van meer mesenchymale cellen) wordt denser collageen bdw en<br />

dunner septa en kleppen. Bij een stoornis in de differentiatie vd kleppen embryonale<br />

overblijfselen vd endocardkussens aanwezig (dikke, myxomateuze structuur).<br />

Het septum primum ontwikkelt tussen de atria en de ventrikels, dit septum bevat nog verschillende<br />

gaten (en 1 groot gat foramen primum) Foetaal moet er weinig bloed naar de longen (open<br />

verbinding tussen rechts en links bloed gaat vnl naar grote circulatie), post-partum moet al het<br />

bloed naar de longen verbinding tussen de grote en kleine circulatie moet snel na de geboorte<br />

verdwijnen.<br />

Fase 2:<br />

Ontwikkeling van septum secundum naast het eerste septum met ook 1 groot gat, dit gat zit niet recht<br />

tegenover het foramen primum, wanneer de druk aan de linkerkant vh hart stijgt eerste septum<br />

wordt tegen het tweede septum geduwd waardoor er geen gaten meer aanwezig zijn, later zullen de<br />

twee septa vergroeien. (binnen enkele minuten geen verbinding meer)<br />

De ductus van Botalli (tussen aorta en truncus pulmonalis) wordt ook gesloten door klepwerking en<br />

spasmen.<br />

* Shunts tussen de grote en kleine circulatie tgv een incorrecte of trage scheiding thv atria niet al<br />

het bloed naar de longen te lage oxygenatie (constante zuurstofnood) blauwe kleur bloed<br />

(‘blauwziekte’, zo wordt de groep van aandoeningen genoemd die cyanose tgv onvoldoende scheiding<br />

vd circulaties geven, congenitaal)<br />

* Foramen ovale persistens: milde kliniek, wel een klep gevormd maar deze werkt niet goed en is niet<br />

vergroeid. (eerste op tweede septum niet goed dicht, vaak klein defect, kan subklinisch zijn (niet altijd<br />

blauwziekte)). De vergroeiing tussen de twee septa duurt even, kan bij kalveren tot 8-10d oud nog<br />

opengeduwd worden, moet normaal binnen de 21 dagen zeker vergroeid zijn.<br />

* Ostium secundum defect: gat in tweede septum zó groot dat het eerste septum te klein is om het af<br />

te dekken blauwziekte<br />

* Ostium primum defect: wanneer maar 1 septum aanwezig is met dus een gat erin (erger dan<br />

secundum defect)<br />

* Nog erger: geen aanleg vh septum (cor tricolucare mono-atriale)<br />

* Trilogie van Fallot (combi van ostium secundum defect, stenose truncus pulmonalis en hypertrofie<br />

rechterventrikel)<br />

* Shunts thv ventrikels: het gat in het septum tussen de ventrikels wordt kort voor de geboorte<br />

gesloten (bdw septum hoog interventriculair tussen 2 spiersepta). Wanneer dit septum niet<br />

gevormd/gesloten wordt hoog interventriculair septumdefect (vrijwel altijd hoog omdat hier normaal<br />

het gat zit) blauwziekte.<br />

Gevolg: myocardhypertrofie rechts en eenzelfde pompkracht naar de kleine circulatie druk in<br />

longen te hoog neiging tot transudatie oedeem. Compensatoir bdw rond de bloedvaten <br />

weerstand kleine circulatie (kan zelfs een grotere weerstand worden dan in de grote circulatie) <br />

extreme hypertrofie RV. Klinisch: rustigste, stilste, ‘schattigste’ dieren ve nest, weinig inspanning<br />

mogelijk.<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

38


Autopsie bij jonge dieren: dikte ventrikelwand controleren (foetaal zijn deze van gelijke dikte, normaal<br />

vanaf enkele uren na de geboorte al een verschil in dikte tussen de wand vd LV en RV aanwezig.<br />

Wanneer op autopsie beide even dik zijn functioneel een belangrijke shunt aanwezig geweest.<br />

* Tetralogie van Fallot: een interventriculair septumdefect ligt hier aan de basis, ook een rijdende aorta<br />

(opening vlak boven het defect (normaal ook op deze plaats, (evt kleine verschuiving richting RV)<br />

maar normaal geen gevolgen omdat er geen gat in het septum zit en er dus alleen vanuit LV bloed<br />

binnen kan stromen) krijgt al het bloed weinig naar longen), hypertrofie RV en stenose truncus<br />

pulmonalis aanwezig.<br />

Arteriele stenosen<br />

Kan voorkomen thv tr.pulmonalis en aorta (is leefbaar tot op een bepaald moment plotse<br />

symptoomloze sterfte, komt meer voor dan gedacht, vnl bij hond, evt kat) Oorzaak =<br />

endocardkussens, wanneer dit mesenchymaal weefsel (deels) niet differentieert tot klep blijft<br />

(deels) een bult bestaan (bdw met evt ingroei van spiercellen)<br />

* Subvalvulair: bult vlak voordat het bloed bij de klep komt, meest frequent<br />

* Supravalvulair: vlak na de klep<br />

* Valvulair: de bult is de klep (dikke klep met nauwe doorgang) een klep is normaal een dunne<br />

beweeglijke plaat die vastzit met chordae tendineae, bij valvulaire: dikke onbeweeglijke band.<br />

Subaortastenose: thv aortaklep, lang symptoomlöss, wel problemen bij operatie, anesthesie (BD <br />

etc)<br />

Aorta substenose (is niet hetzelfde als subaortastenose!). De wand vd aortaboog bestaat uit elastine<br />

zorgt voor een continue flow van het bloed doordat bloed tijdens de systole tijdelijk in de bulbus<br />

aorticus opgeslagen wordt. Bij oudere dieren arteriosclerose stoornis in elastine, kan niet<br />

hersteld worden. Congenitale afwijking: fout in vorming elastine bdw in de plaats wijde bulbus<br />

met abnormale vernauwing op de plaats vd afwijkende elastinevorming.<br />

* Shunt: truncus arteriosus = ductus van Botalli (verbinding aorta en truncus pulmonalis). Dit moet bij<br />

de geboorte onmiddellijk sluiten, wanneer niet ductus arteriosus persistens blauwziekte. De<br />

klinische ergheid is afhankelijk vd diameter vd overblijvende verbinding, vaak is dit een alles of niets,<br />

open of dicht, een gradatie is uitzonderlijk. Bij normaal sluiten van de verbinding blijft er een bdw<br />

strengetje (ligamentum arteriosus) bestaan. Als dit gebeurt bij een dier met een persisterende<br />

rechteraortaboog (komt regelmatig voor) geeft dit in principe geen afwijking, enkel de slokdarm loopt<br />

door een vasculaire ring (aorta, tr.pulmonalis, lig.arteriosus) weinig uitrekking mogelijk <br />

problemen bij vast voedsel bolus blijft steken regurgitatie voedsel risico<br />

verslikkingspneumonie en een opstapeling voedsel proximaal in de slokdarm slokdarmdilatatie.<br />

* Cyste: vnl bij kalf, vaak thv de kleppen: kleine endotheeldefectjes evt plasma in deze gaatjes <br />

blaasje met vocht. Wanneer groter gat ook rbc klephematoom. Dit geeft geen kliniek en wordt nooit<br />

gezien bij volwassen koeien, het herstelt dus spontaan.<br />

Stofwisselingsstoornissen<br />

De afmeting van het hart op RX mag normaal 2/3 vd hoogte vd thorax bedragen, wanneer dit meer is<br />

kan dit de trachea omhoog duwen (bv hydropericard)<br />

* Hydropericard: vochtopstapeling in hartzakje. Dit hartzakje is een stevige structuur, veel dens<br />

collageen bdw (doel = de uitzetting vh hart bij de diastole beperken vooraleer de contractie volgt en<br />

dus het slagvolume bepalen) Een nadeel van deze stevigheid is dat als er iets (vocht, etter, bloed)<br />

tussen de hartspier en het hartzakje ruimte inneemt dat het slagvolume beperkt wordt. (hydropericard,<br />

etterige pericarditis, hemopericard) Uiteindelijk kan dit het slagvolume zo verkleinen dat het fataal<br />

wordt. Hoe er bloed in het pericard kan komen is moeilijk te bepalen (trauma, scheurtje bldv). Vocht<br />

kan er komen door een viraal agens of bij extreme cachexie (oedeem)<br />

* Enkel bij vogels: pericarditis urica: wit uitzicht vh hart (neerslag in hartzakje) urinezuurzouten<br />

(uraten) = systemische vorm van jicht.<br />

Verschillende toxines kunnen interfereren met de normale contractiliteit vh hart (bv digitalis), in deze<br />

gevallen is er op lijkschouwing geen afwijking te zien, dit is enkel een functionele stoornis (interactie<br />

actine/myosine). bij functionele stoornissen vaak morfologisch geen afwijkingen te zien.<br />

Wel te zien thv het hart: Degeneratie met denaturatie actine/myosine neerslag eiwitten <br />

witachtige neerslag. Het hart ziet er dan bleek uit met evt streepbloedingen (reactie vh lichaam op<br />

schade), dit komt geregeld voor en kan histologisch 2 uitzichten hebben:<br />

- Hydropische degeneratie: zwellen vd cellen (vezels verder van elkaar, opklaringen in<br />

myocard) , bv tgv ionoforen intoxicatie (interferentie met ioneninflux)<br />

- Hyaliene degeneratie, bv tgv vit.E-tekort lekkage door oxidatie membranen selectieve<br />

permeabiliteit ionen in plasma (vnl Ca) contractie actine/myosine <br />

overschakeling naar anaerobe glycolyse pH degeneratie en verkalking myocard <br />

neerslag eiwit in de cellen (acute sterfte). Wanneer het dier dit overleeft (bv enkel lokale<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

39


necrose) verlittekening/fibrose want geen nieuwe spiercellen aangemaakt (irreversiebel<br />

post-mitotische cellen)<br />

Typische redenen voor myocardnecrose: (verdere evolutie van degeneratie)<br />

- Anemisch (thrombo-emboli, zelden bij dieren, evt tumor of bacteriele emboli)<br />

- Tekort vit.E (degeneratie evt necrose bij lang genoeg overleven)<br />

- Toxines (thallium, ionoforen)<br />

- !Uremie! (vnl thv atria, onder de intima)<br />

- !Postanesthetische ischemie vh myocard (evt acute sterfte door necrose post-operatief),<br />

meest delicaat, operatie vaak icm BD en contractie hart minder efficiënt bloed door<br />

longen, icm neerliggen ventilatie/perfussie stoornis in longen (wanverhouding doorbloeding<br />

en beademing, bloed laag, lucht hoog) oxygenatie (tijdens en na operatie) vaak<br />

constante monitoring zuurstofsaturatie problemen met ischemie vermijden.<br />

* Metastatische verkalking wit, brokkelig, onregelmatig oppervlak. Evt door overdosis vit.D (paard<br />

en konijn)<br />

* Dystrofische verkalking bij chronische uremie secundair na necrose onder intima atria, typisch bij<br />

chronische nierinsufficientie honden.<br />

* Endocardiose: vnl thv atrioventriculaire kleppen (vnl mitralis) (ook klepfibrose genoemd), vaak bij de<br />

hond, zeldzaam bij andere diersoorten, chronisch en geleidelijk ontstaand bij oudere honden<br />

problemen te zien (groot percentage blijft subklinisch, bij een minderheid hartinsufficientie) Normale<br />

klep = dun en sluit goed bij elkaar aan, bij endocardiose: dikke, knobbelige onregelmatige structuren<br />

(kleppen vervormen) verbdw (wit) maar niet enkel collageen, vnl typisch meer proteoglycanen<br />

(degeneratief letsel abnormaal stroma) kleppen sluiten niet goed meer jet tijdens systole naar<br />

atrium terugvloei op auscultatie een systolisch bijgeruis te horen. Efficaciteit contractie sneller<br />

moe. Geeft jet-lesions thv atrium (ruwheid door de stoot bloed op steeds dezelfde plaats <br />

endotheelletsel bdwvorming en stolling onregelmatig oppervlak.<br />

* Klep insufficiëntie: chordae tendineae niet meer voldoende stevig (vaak aansluitend met<br />

endocardiose) prolaps mogelijk op echo (evt doppler) te zien<br />

Circulatie (frequent)<br />

* Puntbloedingen: vnl onder endocard en op epicard, kunnen suffusies worden, vnl thv papillairspieren<br />

( waarschijnlijk karakteristiek voor hypoxie). Wanneer meer diffuus toxemie, septicemie<br />

* Infarcten, zelden en quasi nooit fataal bij dieren want weinig thrombo-emboli (mens stollingsneiging<br />

in bldv infarcten). Wanneer toch bij dier lokale thrombusvorming, vaak thv nier. Indien toch<br />

tvh myocard hemorrhagisch infarct (vaak tumorcelemboli bij terminale dieren, vnl hond). Thv apex<br />

evt anemisch infarct mogelijk.<br />

* Arteriosclerose: frequent maar vaak subklinisch want komt voor thv media. (mens = onder intima <br />

direct uitpuilen in lumen subobstructie en endotheeldefecten, endotheel sterft door nutrienten <br />

thrombus obstructie). Bij dieren blijft het lumen een redelijke diameter houden, zelfs wanneer<br />

extreem nog weinig kliniek/infarcten. Vaak icm hypothyroidie.<br />

Groeistoornissen (wijziging in myocardvolume)<br />

* Cardiomyopathie: hond en kat: gekenmerkt door verworven, snel evoluerende stoornis in<br />

contractiekracht actine/myosine idiopatisch<br />

Myocardhypertrofie = compensatie, niet in aantal cellen, wel in dikte vezels, aantal kernen (kernrijen<br />

zal hartinsufficientie worden) en (deels) splitsen vd vezels. De compensatie gebeurt in functie vd<br />

belasting (afterload = kracht die myocard moet overwinnen om bloed uit ventrikel te pompen,<br />

afhankelijk van perifere weerstand, contractie of relaxatie pre-capillaire sfincters), de afterload bepaalt<br />

dus de systolische bloeddruk.<br />

Hypertensie: vaak medicatie tegen gebruikt want dit belast het hart overmatig (ACE-inhibitors)<br />

Bloedvolume, hematocriet en sfincters is belangrijk.<br />

De hartbelasting is ook afhankelijk van de inspanning (moeilijke grens tussen fysiologich en<br />

pathologisch), O2-behoefte , bv in de spieren hart compensatoir meer aanmaak<br />

actine/myosine vezels dikker hypertrofie myocard<br />

- Functionele aanpassing (inspanning)<br />

- Endocriene aanpassing (weerstand)<br />

Onderscheid tussen concentrische hypertrofie (zowel naar binnen als naar buiten dikker lumen<br />

kleiner slagvolume myocard inefficient wanneer extreem en icm inspanning <br />

apoplectische sterfte door O2-tekort) en excentrische hypertrofie (wanneer compensatie niet meer<br />

voldoende om in O2-behoefte te voorzien spiervezels verlengd (uitrekking vezels iets meer<br />

kracht uit te oefenen hartdilatatie lumen vergroot, wijst op stadium dat snel tot decompensatie<br />

zal leiden onvoldoende wegpompen ventriculair bloed stuwing in perifere circulatie <br />

secundaire problemen (lever, portale circulatie, longoedeem, nieren) = chronische hartinsufficientie),<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

40


kan zowel tgv stoornis in grote als kleine circulatie ontstaan, kan door hoge afterload primair in kleine<br />

circulatie ontstaan door longfibrose of chronische astma of in grote circulatie asymmetrische<br />

hypertrofie, maar altijd op termijn (maanden-jaren) bilateraal)<br />

Op termijn, hartinsufficientie fataal want hart kan niet voldoende pompen O2-nood dier sterft<br />

met uitgeput myocard geen rigor ‘bolhart’ op autopsie (dilatatie, volumineus hart met grote<br />

aurikels en groot lumen gevuld met bloed) teken dat dit de directe aanleiding was voor de dood.<br />

* Hypertrofische cardiomyopatie is niet enkel een letsel maar een ziekte-entiteit (oorzaak niet gekend<br />

syndroom genoemd naar het meest typische letsel)<br />

Cardiomyopathie: klinisch beeld is vrij karakteristiek, letsel op autopsie is relatief duidelijk omschreven<br />

maar geen pathognomische merkers post mortaal mogelijk autopsie moet gelinkt worden met<br />

kliniek diagnose niet makkelijk en geen efficiente therapie (oorzaak niet gekend)<br />

2 grote cardiomyopathie problemen:<br />

- reuzenrassen honden: vaak plots op volwassen leeftijd (3-4jr) snel moe fataal na enkele<br />

weken (autopsie: dilatatie hart en dunnere wand)<br />

- katten: hypertrofische vorm dikkere spier<br />

Kat: Hypertrofische cardiomyopathie (HCM): niet meer efficient contraheren van actine/myosine,<br />

waarom is niet gekend (suggestie: auto-immune reactie op Lewis-antigenen (koolhydraatcomponenten)<br />

Analoog bij mensen: verworven, meestal bij jong volwassenen en middelbare leeftijd, begint plots en<br />

evolueert relatief snel (weken) in veronderstelling dat diagnose in beginstadium gesteld wordt, bij<br />

plotse dood kat vaak niets gezien.<br />

Effect: minder energie (contractiekracht) voor verschuiven actine over myosine meer<br />

actine/myosine aangemaakt concentrische hypertrofie lumen te klein slagvolume plotse<br />

sterfte. Kritische grens niet gekend, autopsie: lumen bijna virtueel. Ook bdwtoename tussen de<br />

spiervezels te zien (abnormaal), vnl thv interventriculair septum.<br />

Hond: vaak wel gediagnosticeerd rapper moe, inspanning , dyspnee (O2-behoefte ) <br />

congestieve dilatorische myopathie (dunne wand en groot lumen uitputting (glycogeenreserve<br />

uitgeput). <strong>Letsel</strong> ook niet pathognomisch anamnese nodig.<br />

* Sereuze vetatrofie: in coronaire groeven blijft vet het langst aanwezig, wanneer het toch afgebroken<br />

wordt dier volledig cachectisch hart ook niet in rigor en bijna geen bloedstolling (uitgeput ATP en<br />

glycogeen). Witte strepen op hart = lymfevaten (hypoproteinemie oedeem meer lymfe gevormd<br />

dikkere lymfevaten)<br />

Ontsteking<br />

Thv hart 3 totaal onafhankelijke dingen:<br />

- pericarditis (hartzakjem vaak uit de algemene circulatie)<br />

- endocarditis<br />

- myocarditis (zeldzaam)<br />

* Pericarditis:<br />

Anatomie: serosae = verschillende structuren (peritoneum, pleura, gewrichtkapsels, pericard en evt<br />

meningen), bepaalde bacterien kunnen na septicemie polyserositis geven. Vnl bij neonati en vnl<br />

wanneer een lage colostrale immuniteit. Navelinfectie:<br />

- In circulatie bij lage immuniteit acute septicemie en fataal na enkele uren (neonatale<br />

sepsis)<br />

- Overleeft iets langer (iets betere immuniteit) polyserositis<br />

- Betere immuniteit: 1 serosa aangetast (evt gewrichten) wordt nog polyserositis genoemd<br />

maar gelokaliseerd, kan tot verschillende weken na de geboorte.<br />

Op verschillende tijdstippen na geboorte te zien.<br />

Oudere dieren: bacterien met specifiek tropisme voor serosae (bv Streptococcus suis)<br />

Pericarditis is ofwel fibrineus (vnl) ofwel etterig (beide = acuut), dieren kunnen vrij lang overleven <br />

extreme letsels op autopsie te zien. Fibrine wordt als bolletje gerold tussen het peri- en epicard door<br />

contractie. De infectie is evt nog te overwinnen met antibiotica chronisch stadium adhesieve<br />

pericarditis fibrine vervangen door collageen (zakje niet meer los te krijgen, vergroeid met epicard)<br />

Gangreneuze pericarditis is een bijzondere vorm (traumatische reticulo-pericarditis)<br />

* Endocarditis<br />

Wanneer clinicus spreekt over endocarditis: valvulaire endocarditis (vnl thv atrioventriculaire kleppen)<br />

omdat dit het meest frequent voorkomt, zowel bij KHD als GHD, ontstaat altijd bacterieel vnl tgv<br />

Streptococcen. Maar in principe alle bacterien die kunnen vasthechten aan de mucosa vd klep. Thv<br />

atrioventriculaire kleppen bloed botst bacterien uit circulatie worden met kracht tegen de klep<br />

gestoten, wanneer juiste adhesiefactoren endotheel klep beschadigd ontsteking en stolling<br />

(stolsel bestaat uit neutro’s geinfecteerde thrombus, de neutros produceren proteasen steeds<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

41


sterkere beschadiging groter stolsel). Wanneer de klep eenmaal beschadigd is: ook eerder<br />

bacterie-adhesie, vaak niet uit te maken wat eerst was.<br />

Endocarditis simplex: initieel stadium, wanneer stolsel groter en dikker en langer wordt brokken<br />

stolsel en fibrine met neutro’s en aggregaten van bacterien erin endocarditis verrucosa evolutie<br />

tot lumen deels afgesloten endocarditis polyposa veel turbulentie bloedpassage en<br />

constante schade. Bloedstolsel (bacteriele emboli) in bldv bloedplaatjes geven stoffen vrij die van<br />

binnen het stolsel afbreken brokken los vanuit endocarditis circulatie thrombose, infarct. Vnl<br />

belangrijk thv nieren (grote doorbloeding multipele nierinfarcten vaak bij oudere dieren) Uiteindelijk<br />

ook ingroei van fibroblasten in het stolsel. Resultaat: ofwel sterfte ofwel endotheel overgroei stabiel.<br />

begint als septicemie met virulentiefactoren om kleppen te koloniseren.<br />

Emboli blijven makkelijk in metafyse bot steken (thv omkeren van bloedvat uit diafyse terug naar<br />

diafyse)<br />

Endocarditis vaak bij volwassen koe als complicatie bij de partus, klauwinfectie oid bron van<br />

bacterien in circulatie.<br />

Endocard = endotheel met beetje steunbindweefsel dat de binnenkant vh hart aflijnt, bij kolonisatie<br />

van het endocard, niet thv kleppen murale endocarditis. Zeldzaam want minder turbulentie op<br />

endotheel minder kans op kolonisatie. Wel geassocieerd met uremie subendocardial<br />

myocardnecrose, wanneer icm defect endotheel stolsel (vnl thv atrium) gepaard met arteritis en<br />

necrose media arteries.<br />

* Myocarditis:<br />

Evt bij septische emboli die toevallig blijven steken in bldv thv myocard etterig. Non-purulent: viraal<br />

(zeldzaam): encephalomyocarditisvirus varken (via knaagdieren) aggregaten van lymfocyten in<br />

myocard.<br />

Bloedvaten en lymfevaten<br />

Congenitaal (grote arteries/venen normaal op vaste plaats, arterioles, venules en capillairen =<br />

variabel)<br />

Extrahepatische porto-systemische shunts: bloed vanuit de buikholte niet naar alle capillairen vd lever<br />

maar via andere weg, van v.porta niet via lever terug naar het hart, kan op verschillende plaatsen<br />

gelokaliseerd zijn (bv 1 of meerdere verbinding(en) tussen de v.porta en v.cava caudalis of v.azygos)<br />

Foetaal: wijzigingen (apoptose van sommige vaten, vergroten van andere) variatie mogelijk. Bij<br />

sommige dieren gebeuren deze wijzigingen niet of niet juist kan leiden tot complicaties, vnl bij grote<br />

vaten, maar niet altijd een probleem. Geregeld bij honden lever krijgt lagere concentratie nutrienten<br />

(enkel nog onrechtstreeks en verdund) leverontwikkeling (bleek en minder actief, hypoplasie) <br />

functie IGF1 groei (achterblijvers)<br />

Verworven extra-hepatische shunt: Wanneer druk in portaal gebied collateralen (serosa<br />

slokdarm/rectum verwijde vaten persneiging). Behandeling mogelijk = laparotomie en<br />

voorzichtig dichthechten shunt, want bij afsnoeren druk in hypoplastische bldv lever hoge<br />

druk in buik evt shock.<br />

* Multipele intra-hepatische shunts kleinere lever, wel veel bloed: bloed niet door capillairen naar<br />

leverbalkjes maar rechtstreeks van v.porta naar vv.hepaticae niet te behandelen.<br />

* Hyperostose: zeldzaam, bij varken: aan ledematen veneuze retour door 2 grote plexi (oppervlakkig in<br />

onderhuid en diep tegen het botweefsel aan), wanneer niet ontwikkeld alles via de andere plexus<br />

sterke vene-opzetting. Big hyperostose dikkere poten door bdw thv periost (fibroblast<br />

activatie door hypoxie) periostale nieuwbeenvorming.<br />

* Agenesie lymfeknopen oedeem, want de vaten die hierop aan zouden sluiten lopen hierdoor dus<br />

dood. Tekort aanleg van vaten is zeldzaam, knopen is frequenter.<br />

* Persisterende vena vitellina: tussen umbilicus en v.portae (tussen mesenterium en buikwand), vaak<br />

enkel ligamentum teres (afunctioneel ligament, streng) evt blijft het een functioneel vat waar bloed<br />

door blijft stromen risico op afsnoering darmlussen hemorrhagische infarcering. Ook de<br />

art.vitellina kan blijven persisteren.<br />

* Stoornis in ontwikeling venen in ledematen (zelden) massale uitzetting subcutane venen<br />

(variceuze opzetting) igv trauma erge bloeding dikke poot (Klippel-Trenauray-syndroom)<br />

Stofwisselingstoornissen<br />

* Arteriosclerose: belangrijk klinische problemen bij mensen vernauwen bldv (door kleine defectjes<br />

endotheel plasma onder epitheel LDL/VLDL verhouding bepaalt of er cholesterol neerslaat<br />

onder endotheel vreemd voorwerp reactie macrofagen fibroblasten myofibroblasten <br />

actine/myosine secundair verkalken) anemische infarcten (oa hart)<br />

Bij dieren: klinisch niet belangrijk, evt sclerotische plaques op autopsie te zien wanneer toch neerslag<br />

onder endotheel, vnl thv aftakkingen. Meestal neerslag niet onder endotheel (intima) maar in media <br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

42


geen obstructie maar verdikking naar buiten dikke strengen te zien op bv buitenkant hart.<br />

Pathogenese bij dieren niet goed gekend. Geregled bij hond/paard, is een chronisch proces vnl<br />

oude dieren, vnl thv middelgrote arteries (proliferatieve vorm) diktetoename media (bdw en …?),<br />

weinig kliniek, wel gekronkelde bldv.<br />

Metastatische verkalking: 4 verschillende oorzaken: Hyperparathyroïdie (hyperfosfatemie),<br />

hypervitaminose D, chronische nierinsufficiëntie (vnl hond verdikking en verbrokkeling binnenkant<br />

grote bldv), hypomagnesiëmie.<br />

* Rupturen: arterie: spontaan komt zelden voor (itt mens in hersenen), evt wel bij volbloeden in<br />

wedstrijd door druk in aorta fatale ruptuur. Vene = rariteit<br />

* Aneurisme: arteries kunnen onder bepaalde omstandigheden lokale verwijdingen vormen, zelden<br />

muv paard tgv strongylus vulgaris thv a.mesenterica cranialis of evt aorta. Grote arteries: elastische<br />

media, bij beschadiging collageenvorming wanneer hier druk op deels scheur langer <br />

meer collageen zakvormige verwijding. Thv aneurisme turbulenties predilectie voor<br />

thrombosen. Histologisch: desorganisatie en bdw . Vene: varices (multipele lokale verwijdingen,<br />

wanneer over grote afstand: phlebectasie)<br />

* Thromboses in arteries onder bepaalde omstandigheden, bv kat met HCM thv abdominale aorta tot<br />

bifurcatie iliacae klinisch: niet meer op achterpoten kunnen staan en koude poten.<br />

* Lymfangiectasie: grote afstand lymfevaten verwijd (kan tgv chronische hartinsufficientie), wanneer<br />

thv centrale lymfevat darmvilli klinisch protein loosing enteropathie (geen afvoer nutrienten meer<br />

via lymfevat maar via darm)<br />

* Wanneer groot lymfevat breekt (bv d.thoracicus, geregeld bij kat, evt hond) chylothorax, wanneer<br />

vetrijke lymfe wit, wanneer minder vet sereus vocht (lijkt hydrothorax). D.thoracicus is enkel dun<br />

endotheel, verder geen structuur om te hechten slechte prognose<br />

Ontstekingen<br />

* Vasculitis, evt ook arteritis genoemd, vnl bij KHD belangrijk: ontsteking van kleinere arteries en<br />

arteriolen, weinig thv grote arteries. Thv kleinere arteries: vnl tgv bacteriele emboli en evt<br />

immuuncomplexen gebonden aan endotheel lokaal obstructie (thrombose) lokaal<br />

hemorrhagisch infarct met necrose. Eerst rode plekjes, dan zwarte korstjes. Vaak thv (onbehaarde)<br />

huid te zien, bv oorrand (oortopnecrose), staarttop en evt ledematen. onderliggend probleem<br />

aanwezig (zelden auto-immuun, meestal infectieus) maar moeilijk te vinden blind behandelen met<br />

antibiotica. Clinicus: vasculitis genoemd maar enkel letsel (infarctgebied) te zien. Histologisch: arterie<br />

met lumen vol ontstekingscellen en bacterien (thv basis wigvorm, in theorie, moeilijk te zien in praktijk<br />

diagnose niet met zekerheid te stellen)<br />

Bldv verstopt infarct bevloeiing ook inwendig, kan bv tgv tumorcelembolus (metastasering,<br />

gelijkaardig beeld als vasculitis) of bacteriele embolus (metastatische kiememboli) nier multipele<br />

etterhaardjes (in interstitium hematogeen)<br />

* Peri-arteritis nodosa: zelden, vnl humaan: auto-immuun letsels thv kleine arteries knobbeltjes op<br />

verloop kleine arteries. Evt rund/varken, vnl thv hart. Histologisch: non-purulente ontsteking wand<br />

* Thrombo-flebitis: vaak iatrogeen: injectie IV, vnl wanneer irriterende stof, wanneer een injectie<br />

perfect in een vene gegeven wordt werkt het bloed als buffer wand beschermd. Wanneer je in de<br />

wand of net naast de vene prikt ontsteking thrombose, vaak collaterale circulatie die overneemt<br />

(wnr thv v.jugularis evt tijdelijke zwelling kop). Bij te vaak in dezelfde vene prikken irritatie <br />

ontsteking.<br />

* Omphaloflebitis: navelontsteking pasgeboren dier, vaak door vuile omgeving bacterien lokaliseren<br />

thv navel voor sluiting spreiding via - urachus ( blaas)<br />

- vene ( lever)<br />

- arterie (omphaloarteritis)<br />

Igv vene of arterie septicemie (polyserositis) of lokale ontsteking.<br />

* Lymfangitis: vaak uitwendig niet te zien bv mesenterium na torsie na detorderen bacterien naar<br />

lymfevaten. Igv mok: wel zichtbaar oedeem = exsudatieve ontsteking huid thv kootholte, vnl wanneer<br />

vochtige omgeving, kan naar proximaal uitbreiden, ontsteking raakt bacterieel geinfecteerd dermis<br />

lymfe lymfewand beschadigd lokale ontsteking dichtzwellen vat geen afvoer lymfe <br />

oedeem lidmaat. Clinicus noemt lokaal oedeem thv lidmaat: lymfangitis (verschillende oorzaken<br />

mogelijk voor stop afvoer lymfe, maar meestal is er een ontsteking aanwezig ergens op het verloop vh<br />

lymfevat.) Histologisch: lymfevaten met lumen vol ontstekingscellen.<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

43


ZENUWSTELSEL<br />

Astrocytair litteken: groepje astrocyten op plaats waar neuron verdwenen is.<br />

Bijzonder weefsel sterk beschermd door schedel/wervels en dura mater (stevig dens collageen<br />

kapsel) en door bloed-hersen-barriere (hematogene aanvoer)<br />

Neuronen en uitlopers neuronen (axonen, beschermd door myeline (perifeer gevormd door<br />

Schwanncellen, centraal door oligodendrogliacellen): plasmamembraan stulpt in en legt zich in<br />

ringetjes rond axon.) In axon = neurotubuli (structuur en transportban voor oa organellen (gevormd in<br />

perikaryon neuron) Tussen tubuli: neurofilamenten (= intermediaire filamenten van zenuwcel) cel<br />

aan te identificeren.<br />

Myelineschede bestaat niet uit normale membraanvetten maar bevat ook glycolipiden en complexe<br />

lipiden specifieke eigenschappen. Wanneer hier een genetische afwijking enkel problemen in<br />

zenuwweefsel.<br />

Cellen aanwezig in het CZS: oligodendrogliacellen (maken myeline), microgliacellen<br />

(macrofaagachtigen), astrocyten (steuncellen, geen collageenvorming itt fibroblasten)<br />

Pathologische structuren die perifeer omkapseld worden kunnen ongebreideld uitbreiden (bv abces),<br />

afweer hiertegen = astrocytenproliferatie mantel rond massa. Normaal is dit niet hun functie, hun<br />

voetjes vormen de BHB (netwerk van uitlopers vd astrocyten met concentratie rond bldv). BHB:<br />

endotheel bldv (sterke expressie PGP efflux van kleine molecules (lichaamsvreemd) veel<br />

farmaca niet door BHB) en uitlopers astrocyten (te kleuren, GFAP)<br />

Het eiwit synaptofysine zit aan het uiteinde vd axonen (rond perikaryon volgend neuron) kleuring <br />

volledig neuronlichaam omhult door axonen van andere neuronen, de axonen maken synapsen met<br />

het neuronlichaam intens communicatienetwerk (constante signalering)<br />

De hoeveelheid vrijgestelde neurotransmitters tov aantal synapsen bepaalt of er iets gebeurt zelf<br />

via axonen neurotransmitter naar volgend neuron kwantitatieve drempeloverschreiding =<br />

signaaltransductie. Wanneer 1 neuron overgevoelig constante reactie = epilepsie = functioneel<br />

probleem (morfologisch niet te zien, op autopsie niet te diagnosticeren)<br />

De omhulling door axonen is noodzakelijk voor het normaal overleven van een neuron, wanneer<br />

ergens minder synapsen rond neuron (minder contact minder activatie) apoptose neuron (=<br />

dying back phenomenon), pas reactie na drempel overschrijden maar normaal altijd wel 1 synaps die<br />

neurotransmitter vrijstelt nodig voor normaal overleven neuron.<br />

Microgliacellen: vnl anti-inflammatoir en secretorisch actief, weinig fagocytotisch actief ‘immunosuppressieve<br />

macrofaag’, belangrijk voor normaal functioneren CZS, mag geen ontsteking aanwezig<br />

zijn. Normaal zitten de microgliacellen met fijne uitlopers tussen het weefsel als sensorsysteem,<br />

wanneer er schade aanwezig is omvorming tot amoeboide vorm (weinig effectieve)<br />

fagocytotische activiteit . Myelineschede: perifeer is vetopruiming al moeilijk, centraal niet op te<br />

lossen levensbedreigend.<br />

Neuronen = irreversiebel post-mitotische cellen niet meer delen na kleine periode na de geboorte<br />

(afh van diersoort, kitten tot enkele weken nog deling, wanneer panleukopenie vlak na de geboorte <br />

vermeerdering in sneldelende cellen (neuronen) kleine hersenen ataxie), er zijn wel nog stamcellen<br />

aanwezig maar in de praktijk worden er normaal geen cellen nieuw gemaakt. neuronen moeten<br />

levenslang meegaan, soms gaan ze spontaan in apoptose oude dieren aantal neuronen .<br />

Geriatrisch syndroom (hond en mens): dunne hersencortex met grote laterale ventrikels (vnl atrofie<br />

grijze stof)<br />

Regelmatig nog nieuwe congenitale afwijkingen bij gevonden (complex, vaak rariteiten grote<br />

individuele variatie) Embryologie: plaat met streep cellen instulpen en buisvormig buis met<br />

dorsaal instulping neurale buis (kan op veel punten foutlopen):<br />

- Instulping/buisvorming onvolledig dysraphia (opening bovenzijde)<br />

- Buis wordt vnl craniaal groter hersenen, sommige delen niet groter coördinatie nodig,<br />

wanneer mis hypoplasie/aplasie<br />

- Holtes gevuld met vocht (gevormd door plexus choroideus) met elkaar verbonden vocht<br />

stroomt naar buitenkant (rond hersenen), wanneer 1 verbinding verstopt wel productie maar<br />

geen afvoer naar bloed via meningen opstapeling vocht (hydrocephalus), er kan ook geen<br />

productie zijn afwijkingen in cerebrospinaal vocht.<br />

Vochtafwijkingen:<br />

* Hydrocephalus: wanneer tijdens embryonale ontwikkeling schedel nog niet dicht (fontanellen sluiten<br />

niet) groter hoofd en groter schedelvolume. Hydrocephalus internus: hypoplasie cerebrale cortex<br />

(teveel vorming of te weinig afvoer cerebrospinaal vocht druk bol hoofd).<br />

Typisch: grootte laterale ventrikels. Brachycephalen: allemaal grote laterale ventrikels (allen<br />

hydrocephalus internus), wanneer is dit pathologisch? Met veel vochtopstapeling nog leefbaar, vanaf<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

44


wanneer er kliniek te zien is is variabel. druktoename in schedel vnl icm groot foramen magnum<br />

kleine hersenen puilen uit (chiari-malformatie)<br />

* Syringomyelie (typisch bij King-Charles): uitzetting kanalis centralis ruggenmerg, meestal in<br />

halssteek, is een congenitale en erfelijke afwijking maar komt pas op latere leeftijd tot uiting. Initieel<br />

stereotyp achter oren krabben.<br />

* Blauwtong: hydranencephalie (vocht ipv grote hersenen, geeft geen bolvormige schedel maar eerder<br />

plat (geen drukprobleem, wel primair hypoplasie of atrofie)), er zijn bijna geen grote hersenen meer<br />

maar toch nog 14-21d leefbaar.<br />

* Gesegmenteerde hypoplasieen: cerebellum meest belangrijk. Bij veel verschillende diersoorten en<br />

tgv veel verschillende oorzaken (wanneer oorzaak niet gekend: cerebellaire a…?)<br />

Meest belangrijke: kalf met mucosal disease in utero en kittens met panleukopenie zonder maternale<br />

immuniteit ( infectieuze oorzaak met specifiek tropisme).<br />

Cerebellum: klein groepje cellen die gaan differentiëren en structureren.<br />

- Moleculaire laag<br />

- Rijtje Purkinje cellen<br />

- Korrellaag<br />

Embryonaal: pas laat (kat na geboorte) migratie Purkinje door korrellaag naar de overgang naar<br />

moleculaire laag, wanneer deze migratie niet goed gebeurt milde vorm van hypoplasie (nog wel<br />

hypoplasie genoemd)<br />

Dysraphia: wanneer de neurale buis niet sluit aan de voorkant frontale cortex kan niet tot<br />

ontwikkeling komen. Vanuit de neurale buis gaan de melanocyten ook naar perifeer migreren.<br />

Inductie: ontwikkeling van 1 weefsel induceert ontwikkeling ander weefsel. CZS induceert structuren<br />

errond (frontale cortex niet ontwikkeld geen inductie aangezichtsstructuur holoprosencephale<br />

cycloop. De neurale buis sluit vaak niet thv lendenstreek spina bifida (de term is algemeen voor het<br />

volledige ruggenmerg maar meestal thv lendenen bedoeld). Spina bifida occulta: bdw/huid over<br />

defect. Spina bifida aperta: volledig gat.<br />

* Encephalocoele: stoornis in inductie schedelbeenderen<br />

* Myelodysplasie: ontwikkelingsstoornis van ruggenmerg met segmentele agenesie inductie<br />

wervels .<br />

Stofwisselingsstoornissen<br />

= niet aangeboren maar verworven.<br />

Veel syndromen oorzaak niet gekend, associatie klinische symptomen (bv tremor door degeneratie<br />

neuronen) eindeloos, want kan op veel verschillende plaatsen degeneratie beter<br />

benaderingswijze in gedachte houden indeling in klassen.<br />

Neuronale degeneratie<br />

Naar neuron kijken dat degeneratie ondergaat (niet lokalisatie bekijken)<br />

- Dying back phenomenon (geen prikkel van synapsen meer)<br />

- Toxische stof die inwerkt op neuron (doorheen BHB, ondanks PGP)<br />

- Beïnvloed door virusinfectie<br />

- Axon dicht bij cellichaam beschadigd perikaryon degeneratie<br />

Neuron is grote cel, veel cytoplasma, grote centrale kern, bevat Nissl-substantie (dens compact RER<br />

eiwitsynthese is belangrijk) wanneer de kern excentrisch komt te liggen: beginnende degeneratie,<br />

ook wanneer er een opklarende zone ad periferie vd cel ontstaat Nissl (=chromatolyse) eiwit<br />

synthese celfunctie . Verdere evolutie: vacuolaire degeneratie, sponsachtig uitzicht<br />

lichtmicroscopisch, wanneer ernstig grote gaten spongiform.<br />

* Typisch bij neuronen: vetopstapeling (lipofucsine), is ongeveer vettige degeneratie, maar deze term<br />

wordt niet gebruikt in CZS omdat er geen opstapeling is van triglyceriden maar van complexe vetten<br />

(deels afgebroken). Door de geconjugeerde dubbele bindingen bruin aspect. In principe<br />

symptoomloos, wel evt storing op functie neuron wanneer veel optstapeling oude dieren: efficiëntie<br />

neuronale activiteit . Relatief vroeg bij paarden (13-14jr), hond vanaf 12-13jr. Er bestaat een erfelijke<br />

afwijking bij border collies: ceroid lipofucsinose: al vroeg opstapeling (enzymatische afbraak )<br />

* Negri bodies: indicatie dat iets fout gaat bv virus cel activiteit misbruikt voor aanmaak van virale<br />

eiwitten, wanneer opslag grote hoeveelheid te zien (bv rabies), is ongeveer als intracellulair hyalien<br />

Evolutie is afhankelijk vd noxe (agressiever snellere evolutie), geeft uiteindelijk: geen Nissl<br />

substantie meer effen eosinofiele kleuring (dead reds) coagulatie necrose.<br />

Axonale degeneratie<br />

Wallerse degeneratie na doorsnijden axon axonale veranderingen (perifere zenuwen)<br />

In axon normaal: depolarisatieflow (ionentransport) synaps (overzetting electrisch naar chemisch<br />

signaal) strikte organisatie nodig voor eiwit en organellen transport (mito energie)<br />

Transportmolecules: kinesine (centrifugaal) en dyneine (centripetaal)<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

45


Wanneer axon onderbroken: eerst distale fragment degeneratie en opruiming (fagocytose) door<br />

omgevende schwanncellen en nadien worden deze schwanncellen leidraad voor axonregeneratie<br />

(neuron kan niet regenereren, axon wel)<br />

1. Zwelling axon (sferoïden): rond axon schwanncellen opgeblazen (bevatten autodigestie<br />

lichaampjes, secundaire lysosomen) ‘gaten’ (blazige uitzetting myelineschede op die<br />

plaats)<br />

2. Proximaal deel: ook stukje degeneratie, hierna regeneratie. Axon kan aangroeien moet<br />

volgende schwanncel vinden (zeer traag, maanden-jaren tot weer terug volgroeid, topmax<br />

1mm/dag), de schwanncellen zijn dus zeer belangrijk en moeten op de goede plaats liggen<br />

(dit gebeurt bv niet bij wonde) veel onderzoek naar gedaan. De schwanncellen gaan zich<br />

uiteindelijk rond het axon leggen. Wanneer opzettelijke neurectomie bij hoefkatrol stuk<br />

axon wegnemen geen regeneratie meer door het meeverwijderen vd schwanncellen. Er is<br />

wel uitgroei van het axon opkrullen en groei van fibroblasten rond het axon knobbel <br />

pijn (=amputatieneuroma)<br />

* axonopathie: vorm van degeneratie van axon die evolueert tot bepaald punt en dan niet verder gaat<br />

niet volledig opgeruimd en geen regeneratie (sferoïden blijven zitten). Er bestaan verschillende<br />

syndromen die men axonopathieen noemt (bepaalde axonen aantasting in bepaalde gebieden)<br />

Degeneratie glia en demyelinisatie<br />

* Astrocyten: cellen met lange uitlopers, concentratie astrocytenvoetjes rond bldv BHB. Normale<br />

functie = steuncel, CZS: geen fibroblasten geen aflijning uitbreidende processen. Astrocyten<br />

kunnen relatief gemakkelijk vermeerderen toename in aantal ‘aflijning’ (astrogliose, = astrocyten<br />

haardje astrocytair litteken)<br />

Beschadiging verlies van structuur necrose hersenweefsel (malacie)<br />

* Oligodendrogliacellen: myelinisatie, bij degeneratie demyelinisatie. (perifeer = schwann), witte stof<br />

= normaal myeline aanwezig. Varkenspest in utero geen oligodendro-cellen meer (ruggemerg geen<br />

myelinisatie, wel nog perifeer)<br />

* Microgliacellen: ongeveer een weefselmacrofaag maar weinig fagocytose en vnl immunosupressief.<br />

Normaal lange uitlopers, bij activatie amoeboid (verplaatsbaar en geen uitlopers) kunnen<br />

gedegenereerde neuronen fagocyteren (neuronofagie groepje dat neuron opruimt)<br />

Stapelziektes<br />

Vaak aangeboren/erfelijk enzyme ontbreekt opstapeling. Duidelijkst thv zenuw en spiercellen<br />

(want irreversiebel post-mitotische cellen). In neuronen: accumulatie (bv ceroid lipofucsine,<br />

mannosidose). Symptomenbeeld: progressief (6mnd-1jr) verergerende zenuwsymptomen.<br />

Trauma<br />

* Contrecoup: CZS beschadigt makkelijk in schedel omgeven door dura mater (dens collageen),<br />

arachnoidea (losmazig bdw) en pia mater (dun vlies). In de arachnoidea loopt cerebrospinaal vocht <br />

hersenen in vocht in vaste holte, na een slag op het hoofd wordt de schedel verplaatst en door het<br />

traagheidseffect worden de hersenen tegen de kant van de slag geduwd en aan de andere kant<br />

losgerukt bldvschade bloeding aan andere zijde dan de impact (=contrecoup) gekneusd door<br />

druk. Afhankelijk vd ergheid:<br />

- schudding: beschadiging weefsel die macro- en microscopisch niet te zien is maar wel functie<br />

stoornissen geeft (concussie)<br />

- microscopische veranderingen te zien (degeneratie)<br />

- macroscopische afwijking (pappig) = laceratie<br />

* Hersenbloeding: een spontane hersenbloeding geeft zeer zelden kliniek bij dieren (itt mens). Bij<br />

oude honden zijn er evt wel kleine letsels te zien (micro) tgv oude bloedingen (asymptomatisch). Een<br />

hersenbloeding kan wel optreden tgv trauma en is typisch bij ‘dummy veulens’ ( te lange hypoxie bij<br />

partus veulen = suf, geen zuigreflex, doelloos rondlopen. Herstel is evt mogelijk (papfles,<br />

infuus,…)) bij deze veulens worden ischemische bloedingen gezien (endotheelbeschadigingen <br />

lekkage)<br />

* Ascenderende haemomyelie traumatisch thv ruggemerg opklimmen (begint achter voor)<br />

* Hernia: discus wordt in wervelkanaal geduwd druk op ruggemerg functie <br />

* Stenose: vaak thv overgang laatste lendewervel naar sacrum druk op cauda equina <br />

symptomen.<br />

Degeneratie meningen<br />

Dura is eigeniljk buiten CZS wel fibroblasten in aanwezig (want dens collageen bdw) perifere<br />

stofwisselingsstoornissen zijn hier ook mogelijk. Bv ook: metaplastische verbening (schedel en<br />

ruggemerg)<br />

Anoxie<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

46


* Apnee: ademen (bv anesthesie bij keizersnede teef pups ook verdoofd (gevoeliger) apnee<br />

mogelijk, de pups dan best onder de koude kraan houden shock. De operatie gebeurt best snel,<br />

efficiënt en met zo laag mogelijke dosis. Apnee kan ook voorkomen bij een te hoge inductie) De<br />

apnee veroorzaakt een daling vd zuurstof, vnl thv CZS (>3min irreversiebele schade CZS, wanneer<br />

erg sterfte). Pasgeboren dieren zijn meer weerstandig aan anoxie (kunnen evt nog herstellen na<br />

langere periode)<br />

moeilijk post mortaal vast te stellen (evt capillaire bloedingen maar eigenlijk is het enkel een<br />

functionele afwijking.)<br />

* Malacie (aansluitend met specifieke pathogenen) (≠ osteomalacie kromme poten)<br />

necrose in gebied in hersenen en/of ruggemerg geel(wit) verkleuring. Cerebro-corticale necrose<br />

(CCN). Onder UV auto-fluoresceert (vet, dat veel aanwezig is in hersenweefsel (myelineschede,<br />

membranen) necrose oxidatie structuurwijziging geconjugeerde dubbele bindingen <br />

absorptie licht geel en auto-fluo. Wanneer het over een klein gebied gaat dier overleeft <br />

evolutie naar vervloeien (colliquatienecrose) holte gevuld met vocht (‘gat’ in malaciehaard, histo:<br />

niet leeg bldv blijven zitten (dit is geen hersenweefsel), er zijn ook fibroblasten aanwezig)<br />

Bv kuikens met vitamine E tekort (crazy chick disease)<br />

Neuronopathieen<br />

(pathie oorzaak niet gekend)<br />

Degeneratieve verandering neuronen waarbij de evolutie op een bepaald moment stopt (neuronale<br />

degeneratie: oorzaak gekend en eindpunt evolutie neuron = necrose)<br />

Niet alle neuronen worden aangetast, specifieke kernen/centra getroffen<br />

Bv:<br />

- enkel motoneuronen: ALS: amyotrofische laterale sclerose (enkel hoge motoneuronen<br />

aangetast) en SMA: spinale musculaire atrofie (lagere motoneuronen (in ruggemerg), bv<br />

EMND paard atrofie spieren door prikkeling , subtiele degeneratieve verandering in de<br />

ventrale hoorn vh ruggemerg klinisch spectaculair, steeds sterfte)<br />

- sensorisch<br />

- autonoom ZS dysautonomie, ganglia AZS degeneratie, vnl kat en paard, zelden hond.<br />

Neuronen van PS en OS aangetast, maar vnl PS aangetast overwicht sympaticus. Grass<br />

disease paard: zweten, 3 e ooglid voor het oog, ingedroogde mest in DD met mucus door<br />

peristaltiek , Key-Gaskall syndroom kat. Aankleuren synaptofysine: vroeg stadium<br />

degeneratie te zien wel nog aangemaakt in perikaryon maar geen transport meer naar<br />

perifeer cellichaam gekleurd.<br />

* Spongiforme encephalopathie: BSE, scrapie<br />

* Myelinopathie: zeldzaam, degeneratie myeline (ruggemerg, hersenen en perifere zenuwen) door een<br />

stoornis eindigt in bepaald stadium. Bepaalde componenten ontbreken op elektroforese, kan<br />

spongiform lijken.<br />

* Let op verschil met myelopathie: stofwisselingsstoornis vh ruggemerg: bepaalde gebieden<br />

ruggemerg aangetast (leuco-myelopathie = in witte stof)<br />

Ontstekingen<br />

Myelitis = ontsteking ruggemerg (epiduraal ≠ myelitis buiten dura, binnen bot van wervel, komt<br />

relatief frequent voor maar zelden doorheen dura naar CZS; epiduraal abces geen kapsel rond <br />

spreiding mogelijk, hematogeen ontstaan, niet snel naar CZS, wel gemakkelijk door botweefsel<br />

(osteomyelitis), vnl thv metafyses gemakkelijker door bot dan door dura! uitbreiding naar<br />

epiduraal mogelijk duwt op ruggemerg)<br />

Zeldzaam, kans op ontsteking in CZS is klein. Noxe heeft specifieke mechanismen nodig, wanneer<br />

deze aanwezig levensbedreigend (hoge mortaliteit, viraal: epidemie)<br />

Indeling: in functie van noxe die letsel veroorzaakt:<br />

* Non-purulent (lymfo-plasmo-histocytaire ontsteking): macro geen afwijkingen histologisch begrip!<br />

Gekenmerkt door: - peri-vasculitis: accumulatie ontstekingscellen rond bldv in ruimte van<br />

Virchow-Robin, gemigreerd doorheen endotheel. (≠ vasculitis: ontsteking bldv<br />

wand endotheel = target, ontstekingscellen maskeren het endotheel, enkel<br />

noxes met endotheliotroop karakter, niet specifiek voor hersenen, bv BKK)<br />

- gliose: accumulatie geprolifereerde gliacellen (astrocyten evt ook enkele<br />

microgliacellen), lymfocyten, plasmacellen en macrofagen uit de bloedbaan.<br />

Haardjes = plaats waar de noxe schade veroorzaakt heeft.<br />

- neuronofagie: virus met tropisme CZS heeft vaak een tropisme voor<br />

neuronen (evt gliacellen: CDV oligodendrogliacellen demyelinisatie) <br />

degeneratie en necrose neuronen neuronofagie (dead red) omgeven door<br />

ontstekingsreactie (macrofagen ‘vreten gaten’ in neuron)<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

47


Canien Distemper Virus heeft tropisme voor oligodendrogliacellen activiteit demyelinisatie <br />

sferoïden (verteringskamers). Myelineschede en axon beïnvloeden elkaar wederzijds, zowel een<br />

primair axonprobleem als een primair myeline probleem geven sferoïden.<br />

Sferoiden: - primair opzwellen axon en vertering inhoud axon secundair demyelinisatie gat<br />

- primair demyelinisatie secundair degeneratie axon gat<br />

Demyelinisatie ≠ afsterven oligo/schwann cel regeneratie axon nog mogelijk.<br />

Opruimen complexe lipiden is moeilijk regeneratie prognose CZS met demyelinisatie is slechter<br />

dan bij een perifere zenuw die doorgesneden is.<br />

Tgv demyelinisatie ook altijd axon zenuwsymptomen<br />

* Necrotiseren: zeldzaam, kenmerkend bij bepaalde syndromen (typisch bij Yorkshire terrier). Verschil<br />

met malacie? Eigenlijk niets. Elk necrotisch letsel lokt een ontstekingsreactie uit necrotiserende<br />

encephalitis.<br />

* Purulent: normaal kunnen bacteriën niet door de hersenvliezen en niet zomaar door BHB goede<br />

bescherming (septicemie breidt niet snel uit naar hersenen efficiente bescherming)<br />

* Fibrineuze lepto-meningitis: onder sommige omstandigheden noxes in bloedbaan met tropisme voor<br />

serosae (vnl neonati). Pia mater en arachnoidea: ook serosa (niet in hersenen, wel subduraal), het<br />

dunne pia-vlies houdt dus de infectie tegen! (leptomeninx = pia en arachnoidea, pachymeninx = dura).<br />

Wanneer je de hersenen uit de schedel haalt kijk je op de pia mater (arachnoidea niet te zien), bij een<br />

lepto-meningitis zijn de sulci opgevuld met fibrine (onderdeel van fibrineuze poly-serositis).<br />

* Hersenabces: zelden, evt bij penetrerend trauma makkelijk bacteriën in hersenen probleem<br />

want dit is een immuno-supressief milieu (actief door microgliacellen) waardoor weinig afweer <br />

massale vermeerdering mogelijk en vervloeing (proteolyse), necrose makkelijke uitbreiding (geen<br />

echt abces want geen omkapseling, enkel poging tot afbakening door astrocytenmantel). Uitz:<br />

hypofyse abces komt redelijk courant voor (poortadersysteem tussen neuro- en adenohypofyse, bloed<br />

stroomt traag, bacteriën hechten makkelijk aan endotheel) uiteindelijk fataal. Vnl rund (onthoornen),<br />

evt paard.<br />

* Granulomateus: niet de ‘normale’ opbouw van een granuloom (centrale necrosehaard,<br />

ontstekingscellen (macrofagen), kapsel), lijkt op een non-purulente gliose aggregaat<br />

ontstekingscellen. Granulomateus omdat meerderheid vd cellen is macrofaag (vnl adhv noxe (typisch<br />

protozoa) te besluiten, pseudocyste terug te vinden).<br />

?Ziekte-entiteit bij honden hoge dosis glucocortico’s?<br />

* Perifere zenuwen: neuritis = ontsteking (evt polyneuritis), wanneer ontsteking dicht bij oorsprong<br />

zenuw radiculitis (of: radiculoneuritis), typisch bij paard verdikkingen op cauda equina cauda<br />

equina radiculoneuritis. Histo: massale infiltratie ontstekingscellen. Infectieuze of mechanische<br />

oorzaak (trauma, knelling tss botten..)<br />

Neuropathie ≠ neuronopathie. Neuro: aandoening van perifere zenuw (moto 1 perifere zenuw<br />

aangetast, polymoto verschillende, evt alle, perifere zenuwen aangetast). Neurono: sensorisch,<br />

motorisch (ALS, SMA) , dysautonomie cellichaam in CZS aangetast.<br />

Groeistoornissen<br />

Neuron = langlevende cel, moet hele leven meegaan. Maar toch kan er apoptose optreden (evt tgv<br />

dying back phenomenon). Oude dieren veel neuronen afgestorven (evt cerebrale cortex abnormaal<br />

dun geriatrisch syndroom<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

48


BEWEGINGSSTELSEL<br />

Beenderen<br />

Vorming oiv vitD3, IL-1, TNF-alfa, parathormoon (mobilisatie Ca-pool) evenwicht/balans. IL-1 en<br />

TNF-alfa worden gemaakt door macrofagen, ook tgv pathologische processen. Skelet is typisch<br />

inductie!<br />

Voorloper fibroblast (mesenchymale cel) osteoblast oiv verschillende signalen (fibroblasten kunnen<br />

altijd onder bepaalde omstandigheden aanleiding geven tot botvorming (osteoid (=organische matrix))<br />

metaplastische ossificatie buiten bot, vnl thv bdw).<br />

Primair wordt er trabeculair bot gevormd georiënteerd in de richting van de collageen bundel die hier<br />

eerst zat.<br />

Osteoclast = residentiële weefselmacrofaag afbraak botweefsel (na omvorming naar reuzencel).<br />

Normaal is er een goed evenwicht tussen de aanmaak en constante afbraak van botweefsel <br />

aanpassing aan belasting (fibroblast reageert op mechanische krachten collageenbundel wordt<br />

gevormd in de richting vd krachten omvorming tot trabeculair bot stevigheid .<br />

In normaal bot is er ongeveer 1/3 organisch en 2/3 mineraal (schuift bij ouder worden meer naar<br />

mineraal).<br />

Osteoblasten produceren collageen en proteoglycanen (dit doen normale fibroblasten ook) en<br />

bovendien ook speciale eiwitmolecules (osteoid). Vorming vh eiwit osteocalcine is essentieel. Osteoid<br />

= pool van eiwitten die makkelijk calcifieren waaronder osteocalcine, de vorming hiervan wordt<br />

gestimuleerd door vitD3.<br />

Fosfaatgroepen op eiwit wordt afgesplitst door fosfatasen concentratie fosfaat <br />

oplosbaarheidsproduct calciumfosfaat overschreden neerslag calciumfosfaat (bevorderd doordat<br />

osteocalcine calcium vasthoudt hoge concentratie calcium aanwezig makkelijk neerslag.<br />

Dit is de mobiliseerbare pool van calcium want dit kan redelijk snel weer oplosbaar worden, wanneer<br />

omzetting naar calcium-hydroxy-apatiet niet meer mobiel (zeer traag wel nog opbouw/afbraak). Bij<br />

een tekort van calcium wordt het calciumfosfaat opgebruikt tot er hiervan niks meer aanwezig is (=<br />

normaal fysiologisch) tijdelijk calciumtekort in orde brengen extracellulaire concentratie calcium<br />

(interstitieel en in bloed) blijft zo constant. Bij chronisch calciumtekort (pieklactatie koe/teef, tekort in<br />

voeding) pool uitgeput en nog meer calcium nodig hypocalcemie (geeft tetanie bij teef en<br />

merrie).<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

49


Uitgeputte pool = osteopenie (skelet nog goed want calcium-hydroxy-apatiet wel goed), maar grote<br />

kans op hypocalcemie. Fluor kan de hydroxyl groep in het apatiet vervangen nog trager<br />

opbouw/afbraak tov hydroxyapatiet bij fluor-intoxicatie osteoporose mogelijk.<br />

Algemene reactiepatronen van botweefsel:<br />

1. Schade aan de metafyse stopt de lengtegroei.<br />

Het kraakbeen thv groeiplaat is een delicaat punt (hier gebeurt KB-vorming waarna<br />

afbraak en beenvorming hoog metabool actief en dus veel bldv aanwezig. De<br />

metafyse is gevoelig aan trauma groeiplaat sluit lengtegroei stopt<br />

2. Overmatige druk op een zwakke metafyse geeft traumatische physitis<br />

(bloedingen en compressiefracturen)<br />

Tgv te zware krachten op zwakke metafyse.<br />

3. Bij volwassen skelet zijn beenvorming en beenresorptie gekoppeld<br />

(“remodelling”)<br />

aanpassingsgroei mogelijk<br />

4. Bij botnecrose is er geen resorptie van de dode bottrabekels<br />

Necrose cel sterft af, gemineraliseerd botweefsel blijft aanwezig. Dood botweefsel<br />

ziet er aanvankelijk niet anders uit dan gezond bot, in aanpalend botweefsel gaan<br />

intacte osteoclasten osteolyse veroorzaken botsekwester gevormd (dood stuk bot<br />

afgelijnd door zoom van osteolyse.)<br />

5. Snelle nieuwvorming van bot is steeds trabeculair (wordt achteraf lamellair (compacta))<br />

6. Mechanische stimulatie van periost geeft nieuwbeen vorming<br />

Periost = fibroblasten makkelijke omvorming naar osteoblasten <br />

nieuwbeenvorming door stimulatie (zuurstofnood, mechanische prikkeling)<br />

7. Chronische mechanische overbelasting geeft osteosclerose<br />

Osteosclerose: meer gemineraliseerd denser wit op RX wijst op physitis<br />

8. Periost is pijngevoelig (zenuwen aanwezig), kraakbeen en botweefsel niet<br />

Tussen congenitale en stofwisselingsstoornissen wordt niet echt een groot onderscheid gemaakt, een<br />

combinatie is mogelijk.<br />

* Kyphose (buiging naar dorsaal, kan congenitaal voorkomen), lordose (buiging naar ventraal, vaak<br />

verworven, kan congenitaal), scoliose (laterale buiging, vnl congenitaal): afwijkingen in normale<br />

orientatie en vorm vd wervelkolom (vnl veel bij mens want veel krachten op wervelkolom door het op 2<br />

benen lopen.)<br />

* Hemimelie (congenitaal): agenesie van middelste segment vh skelet met daarbij inductiestoornissen<br />

(gedeelte van een lidmaat is weg) ook alle aansluitende structuren worden niet aangelegd (geen<br />

losse huid aanhangend)<br />

* Phocomelie: aantal segmenten aanwezig die minder ontwikkeld zijn.<br />

Onderscheid tussen hemi- en phocomelie is detail.<br />

* Micromelie: alles aanwezig maar klein<br />

* Amelie: 1 of meerdere lidmaten volledig afwezig.<br />

* Monodyctalie/asymmetrie/polymelie (meerdere tenen aangelegd)<br />

* Hemivertebrae: aansluiting bij embryologie: beenderen ontstaan uit meerdere verbeningskernen.<br />

Lang bot: 1 kern voor de diafyse en 1 kern voor elke metafyse moeten goed met elkaar vergroeien.<br />

Ook in de wervels: wanneer niet op de juiste manier contact knobbelige massa’s, variabele<br />

afwijkingen (alle verbeningskernen blijven apart, deel versmelt, extra kernen)<br />

* Anouri (geen staart)/atresia ani (geen anus, variabele afstand mogelijk, evt chirurgisch een anus te<br />

creeren wanneer kort) komen vaak tesamen voor. Cloaca.<br />

* Arthrogrypose: agenesie spieren met aansluitend ankylose en verkromming (geen bespiering <br />

inductieproblemen door agenesie spieren geen krachten op gewricht geen normale ontwikkeling<br />

(‘verstijving’ = ankylose))<br />

* Varus/valgus, vnl thv voorhand knie.<br />

* Osteochondrodysplasie (congenitaal, evt ook chondrodysplasie of in erge vorm achyndroplasie<br />

genoemd) stoornis in lengtegroei beenderen iets fout met groeiKB.<br />

- Algemeen, wel groei van lichaam, niet van beenderen deformatie, abnormale<br />

verhoudingen, groot buikvolume, steeds fataal.<br />

- Lokaal leefbaar, raskenmerk oa teckel, bulldog, boxer.<br />

Bulldogkalf: vnl geen groei thv aangezichtsbeenderen (typisch macroglossie, exoftalmie… schedel<br />

groeit niet mee)<br />

* Wobbler: klinische entiteit door problemen thv het skelet vd hals bij snelgroeiende jonge paarden (2-<br />

3jr) en jonge snelgroeiende reuzenrassen hond (6mnd). De dieren lijken atactisch maar kunnen<br />

normaal stappen bij het recht vooruit gaan, bij (scherpe) bochten hebben ze de neiging om opzij te<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

50


vallen vnl functionele stoornis door snelle groei skelet en onvoldoende stabiliteit vd spieren errond<br />

beenderen enkel nog aan elkaar gehouden door ligamenten, bij uitrekking onfysiologische<br />

verplaatsing, kan evt vertebraal kanaal vernauwen (vnl bij tractie/spanning op wervels) druk op<br />

buitenkant ruggemerg (hier = geleidingsbaan achterhand) stoornis in mobiliteit/evenwicht<br />

achterhand. Kan evt ook komen door degeneratie ligamenten ipv instabiliteit.<br />

Predilectieplaatsen: hond: tussen C6 en C7, paard: kan thv C3, tussen atlas en axis.<br />

= man made disease door fokken snellere groei.<br />

* Hormonaal: acromegalie: beenderen groeien aan en verdikken (ook mens), vnl maxilla/mandibula<br />

thv tandalveoles tanden staan verder uit elkaar met verdikkingen ertussen. Vnl bij oudere teven<br />

door hoge groeihormoonvorming in afvoergangen melkklier. (Cushing osteoporose atrofie botten<br />

(wel nog vel aanwezig)<br />

* Legg-perthes-calvé: verworven aandoening met congenitale achtergrond (plaats aanleg bldv = risico)<br />

Necrose femurkop door afsluiten vascularisatie (aanvoerende bldv naar caput dicht onder<br />

gewrichtsKB, wanneer er gewicht op komt bldv dicht ischemie necrose collaberen<br />

femurkop, stabiliteit , vervorming (platgeduwd). Typisch unilateraal en bij dwergrassen<br />

(dwergpinscher, Yorkshire…): op volwassen leeftijd huppelen op 3 pootjes wanneer ze snel lopen, bij<br />

normaal lopen, lopen ze normaal.<br />

* Heupdysplasie: verworven aandoening met congenitale achtergrond.<br />

Grote en reuzenrassen: onvoldoende spieren, te snelle groei stabiliteit en zwakke ligamenten. <br />

Tractie op lig.teres en gewrichtskapsel (stimulatie fibroblasten proliferatie verdikt<br />

gewrichtskapsel pijnlijk) en wegwrijven KB gewricht arthrose. progressief erger.<br />

* Hypertrofische osteopathie: oude honden die plots dikke poten krijgen periostale reactie <br />

nieuwbeenvorming. Oorzaak = stimulatie fibroblasten in periost ( gewricht niet aangetast),<br />

mechanisch of door ischemie. Bijna steeds massa(s) in de long terug te vinden probleem in<br />

zuurstoftoevoer stimulatie periost door ischemie.<br />

* OCD (osteochondrosis dissecans (osteo heeft er niet noodzakelijk mee te maken, kan enkel KB <br />

niet op RX te zien), ‘gewrichtsmuis’): stukje KB dat loskomt vanaf Kbkam (altijd op uitstekend stuk KB,<br />

evt stuk bot mee defectje te zien op RX), kan evt nog deels vastzitten of volledig los KB tussen<br />

gewricht wrijft lijnen (‘wearing lines’) in gewrichtsKB (dit is het risico/probleem arthrose). Vnl bij<br />

hond en paard groot probleem, vnl bij jong (volwassenen), vaak snelgroeiende dieren. Prognose<br />

afhankelijk van lokalisatie,…<br />

Kliniek: dier dat intermitterend mankt, wanneer je lang genoeg wacht spontane genezing (KB stukje<br />

komt in blindzak terecht, kan dicht tegen gewrichtskapsel aankomen vastgroeien geen<br />

interferentie meer met gewrichtsbeweging.) Afhankelijk van al aanwezige arthrose hoeveel problemen<br />

er gaan blijven. Wanneer al veel KB weggeerodeerd op oude leeftijd problemen, daarom wordt het<br />

KB stukje vaak al eerder verwijderd.<br />

Man made disease snelle groei + veel voederen. (ziet er snel volwassen uit maar skelet nog<br />

immatuur gevoelig aan traumatische invloeden door hoge lichaamsgewicht.)<br />

Hond: 7-8mnd, paard: 1-1.5jr: skelet en KB maximaal gegroeid en op maximale dikte KB moet<br />

gevoed worden door vnl diffusie maar het skelet is nog niet volledig gemineraliseerd kan nog<br />

ingedrukt worden bldv dicht ischemie onderste laag KB necrose breekt stukje los. Op de<br />

plek waar het KB weg is kleine bloeding fibroblasten in vorming dens collageen bdw (wit) <br />

‘ersatz’KB (is geen KB maar lijkt erop), op deze plek ontstaan er geen problemen, het losse<br />

fragmentje veroorzaakt de schade.<br />

* Subchondrale beencyste: analoog probleem, traumatische/ischemische necrose.<br />

Predilectieplaatsen = belangrijk!<br />

Hond: - caudaal caput humerus<br />

- elleboog (complex gewricht): processus anconeus en coronoideus breken makkelijk af<br />

- mediale femurcondyl<br />

- trochlea talli<br />

Paard: - distale tibia<br />

- schouder<br />

Traumatische arthritis: gevolg OCD: wrijving afbraakproducten en pro-inflammatoire cytokines <br />

ontsteking, synovia intens rood. (arthritis is dus niet altijd infectieus!)<br />

Sterke verweving vd termen arthritis en arthrose (wearing line: geeft beide), versterken/verergeren<br />

elkaar.<br />

* Ontsteking gewrichtskapsel plooivorming (villeuze proliferaties).<br />

* Losse processus anconeus: extreme vorm van OCD. (trauma op gevoelige plaats)<br />

* Epiphysiolyse: afbreken van epifyse thv groeiplaat (frequent thv femurkop) (trauma op gevoelige<br />

plaats)<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

51


* Apophysiolyse: afbreken van apofyse (uitsteeksels van beenderen, vaak spieren op vastgehecht),<br />

frequent thv tuberositas tibiae (rechte patellaband op vast) of tuber ischiadicum.<br />

* Elleboogdysplasie: in elleboog bepaalde groeiplaten wel en andere die niet sluiten incongruentie<br />

van gewrichtsoppervlakken geen contact meer met het volledige gewrichtsoppervlak.<br />

* Tibiale dyschondroplasie: te snelle gewichtstoename, typisch kip/kalkoen: tibiotarsus (drumstick) <br />

zit zwaar gewicht op dichtdrukken bldv ischemische necrose van groeiKB proximaal maar niet<br />

van volledige KB toch nog lengtegroei bot. Wanneer uitgebreid cortex dun tractie op periost<br />

pijn.<br />

* Splinterfractuur: bv high velocity fracture, vaak bij paard tijdens wedstrijd, vaak thv kootbeen, spat<br />

uiteen door gewicht.<br />

Afronden van uiteinde fractuur is indicatie voor de recentheid vd fractuur. Langer geleden ronder<br />

(osteoclasten ruimen op). Mal-union is mogelijk op voorwaarde dat de spieren genoeg stabiliseren.<br />

Wanneer teveel beweging non-union.<br />

Fractuur doorheen gewrichtsoppervlak altijd arthrose en blijvend manken (trapvorming), prognose<br />

is ongunstig.<br />

Ontstekingen<br />

Onderscheid binnen (osteitis, term weinig meer gebruikt) en buiten (periost periostitis (infectieus is<br />

zeldzaam, vnl traumatisch (kneuzing reactie periost en fibroblasten langdurige knobbel), evt<br />

door tractie (te grote inspanning bv volbloed metacarpus)) secundair nieuwbeenvorming in<br />

chronisch stadium (ruw buitenste oppervlak bot)), op dat moment weinig maar aan te doen (fysio<br />

remodelling afwachten), in acuut stadium (warm, pijnlijk) kun je anti-inflammatoir behandelen)<br />

* Osteomyelitis: ontstaat in mergholte, en is altijd bacterieel, purulent (hematogeen via a.nutritia<br />

doorheen foramen nutr.) Dit foramen zit halverwege de diafyse, ontstekingen vind je vnl thv metafyse<br />

terug (uitbreidend), dit komt doordat het bloedvat vanuit de diafyse hier terugkeert (wijde post-capilaire<br />

venules, ‘lacunes’) bloed stroomt traag sedimentatie en kolonisatie.<br />

Neutro’s proteasen/collagenasen osteolyse. DiDi osteolyse: tumor, osteomyelitis, botinfarct (bldv<br />

verstopt door thrombus, bv tumorcelemboli)<br />

Thv de osteomyelitis kan er evt sekwestratie optreden. Wanneer zeer agressief infiltratief agens <br />

fistelgang (evt tot buitenwereld). Septicemie: vnl neonati en jonge dieren kans op osteomyelitis .<br />

Bijzondere vorm van osteomyelitis: actinomycose kaak rund inoculatie via wonde uitbreidend<br />

naar botweefsel (dus niet hematogeen!)<br />

* Osteoporose: - oude vrouwelijke dieren door wegvallen oestrogenen onvoldoende trofische<br />

effecten op osteoblasten (anabole activiteit ): seniele osteoporose.<br />

- tekort aan bouwstenen (AZ coll.osteoid), bv nutritioneel, chronische<br />

verteringsstoornissen (frequent bij vleeskuikens)<br />

- inactiviteit: onvoldoende stimulatie osteoblasten (mechanische inwerking , <br />

osteoporose, bv astronauten, na fractuur.)<br />

- Cu-tekort: Cu is een cofactor voor lysyloxidase, bij tekort cross-linking )<br />

- zware parasieteninfestatie: verbruik aminozuren.<br />

= vermindering hoeveelheid beenweefsel (≠ kleiner worden, bot blijft vrijwel gelijk in volume en lengte),<br />

trabekels dunner en minder + cortex dunner stevigheid . Kan evt gaten in compacta geven<br />

(atrofie.)<br />

Osteoporose wordt ook wel rarefactie vh bot genoemd en kan op elke leeftijd voorkomen (bv eiwit-arm<br />

dieet tekort aan essentiele aminozuren (lysine, hydroxyproline ( collageen leidraad voor bot),<br />

belangrijk voor botvorming).<br />

Oorzaak: osteoblastactiviteit wanverhouding osteoblastactiviteit en osteoclastactiviteit gevolg:<br />

cortex dunner, trabeculair bot ook dunner en minder RX: minder te zien, bot is breekbaar.<br />

Tumoren<br />

Tumoraal proces in bot gekenmerkt door lokale osteolyse, DiDi: osteomyelitis.<br />

Pseudotumor: aneurismatische beencyste: uitzetting bldv (art) grote holte met bloed, scherp<br />

afgelijnd en meestal symptoomloos.<br />

Gewrichten<br />

allemaal mesenchymaal weefsel inductie differentiatie cellen. (bv vorming verbeningskernen<br />

aaneengroeien verschillende kernen vorming beenderen)<br />

Door beweging in het vruchtwater (moederdier veroorzaakt de beweging) verschillende delen<br />

skelet kunnen tov elkaar bewegen inductie gewrichten. Het gewricht ontstaat doordat 2 beenderen<br />

tov elkaar bewegen, cellen op het wrijvende oppervlak van de beenderen gaan hierdoor differentiëren<br />

tot KBcellen gewrichtsKB.<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

52


Dit werkt ook andersom, dus in het latere leven: KB defect en immobilisatie ankylose<br />

(aaneengroeien 2 botten waarbij het gewricht verdwijnt)<br />

De fibroblasten (mesenchymaal) reageren op tractie organisatie tot pseudoepitheel met<br />

macrofagen tussen gewrichtskapsel synovia. (kapsel ontstaat dus uit fibro en macrofagen)<br />

De fibroblasten produceren proteoglycanen, zinkmatrixmetalloproteinasen (ZnMMP) en tissue-inhibitor<br />

of matrix metalloproteinase (TIMP). De proteoglycanen in het gewricht zijn ‘afwijkend’, ze zijn zeer<br />

waterbindend ( halfvloeibare gel) gewrichtsvocht (moet rekbaar zijn, niet druppelen), wanneer<br />

het gewrichtsvocht druppelt: vrij water aanwezig (niet meer gebonden in de proteoglycanen) <br />

proteoglycanen zijn afgebroken (meestal door bacteriele enzymes) noxe aanwezig (gevoelige<br />

indicatie)<br />

ZnMMP: breekt proteoglycanen af, TIMP inhibeert deze afbraak evenwicht belangrijk.<br />

Op de beide botuiteinden: KB cellen aanwezig die produceren:<br />

- Collageen type 2 tractieweerstand<br />

- Aggrecan proteoglycaan, bindt water maar vormt vaste massa compressieweerstand.<br />

- Collageen type 11<br />

Ontstaansmechanisme: mesenchymaal weefsel met stamcellen differentiëren door verschilende<br />

signaalmolecules. (bone morfogenetic protein 4 zorgt bv tot een differentiatie naar KBcellen.<br />

Een mature KBcel heeft een lagere metabole activiteit dan een immature KBcel (produceert collageen<br />

en aggrecan) quasi geen regeneratiecapaciteit. Er is nog een toename in dikte vh KB tot ongeveer<br />

de puberteit (paard: 1.5-2jr, hond: 7-8mnd) op dit moment maximale dikte, want hierna blijft er wel<br />

nog slijtage doorgaan maar is er geen regeneratie meer.<br />

Er bestaan 2 soorten KB in het skelet:<br />

- Groei<br />

- Gewrichts<br />

GroeiKB: ontwikkelt uit mesenchymale stamcel oiv BMP-4 pre-chondrocyt immature KBcel <br />

omvorming tot mature KBcel tijdens een periode van relatieve zuurstofnood (gewichtstoename dier <br />

bldv O2 ) KBcel metabool actief (hypertrofisch) (groei (KBcel of individu?) is hormonaal en<br />

een respons op stress) vorming MMP (meer dan TIMP) afbraak KB matrix. Door vascularisatie<br />

vanuit het botweefsel osteoblasten vormen osteoid terwijl ondertussen de chondrocyten terminaal<br />

differentiëren en apoptose ondergaan. Dit is een delicaat proces, deze overgang van KB naar bot.<br />

GewrichtsKB: stamcel differentieert oiv BMP-4 tot prechondrocyt immature KBcel mature KBcel<br />

(weinig metabool actief). (het verschil met groeiKB is dus dat deze differentiatie stopt vooraleer O2nood)<br />

Congenitaal<br />

Arthrose: beschadiging gewrichtsKB (bv abnormaal sterke krachten, lange tijd) of relatieve O2-nood in<br />

gewricht KBcel wordt metabool actief (hypertrofie) productie afbraakproducten destabilisatie<br />

gewricht. Het KB wordt brokkelig en verliest zijn oorspronkelijke fysico-chemische eigenschappen <br />

geen weerstand aan tractie en compressie meer. Het KB kan volledig verdwijnen bot beweegt over<br />

bot.<br />

Een ontstekingsreactie volgt altijd op de schade (osteo-arthritis altijd samen). De scheiding tussen<br />

traumatische/niet-infectieuze arthritis en degeneratieve verandering is niet duidelijk. Infectieuze<br />

arthritis is vaak wel duidelijk te onderscheiden (leidt ook tot degeneratieve veranderingen maar<br />

oorzaak/gevolg duidelijk)<br />

Inductie gewrichten gebeurt door beweging, wanneer verkeerde krachten loopt verkeerd. Bv<br />

wanneer foetus geklemd zit of gewrichten onvoldoende gestimuleerd worden stabiliteit . Stabiliteit<br />

wordt bekomen door collateraalbanden (ontstaan oiv krachten, er moet veel collageen gevormd<br />

worden langdurig stimulatie fibroblasten) en door spieren rond het gewricht. De krachten tijdens de<br />

partus zelf en beweging na de geboorte zijn essentieel voor de ontwikkeling problemen nog na de<br />

geboorte op te lossen (goede houding stimuleren)<br />

* Instabiele gewrichten makkelijk verplaatsing.<br />

- Luxatie: de gewrichtsoppervlakken staan niet meer tegenover elkaar gepositioneerd<br />

- Subluxatie: de oppervlakken staan deels niet meer (juist) tegenover elkaar<br />

- Distorsie: gedurende korte tijd niet meer tegenover elkaar<br />

Proximale patella luxatie: mediale en middenste rechte band zetten zich rond condyl patella zit<br />

gefixeerd knie gestrekt (‘mouw’). Geregeld bij jonge paarden (1.5-2jr), vaak maar tijdelijk. Tgv<br />

snelle groei, relatief zwakke pezen en ligamenten, onvoldoende spierontwikkeling erfelijke aanleg.<br />

Mediale patella luxatie: typisch dwergras honden, door zwakte patellaband en collateraalbanden <br />

knie abnormaal dik, patella zit mediaal. Gevolg: quadriceps kan verkorten stabiliseert zo <br />

permanent mediale luxatie manken uiteindelijk arthrose. Door de kracht vd quadriceps kan het<br />

kniegewricht ook gaan devieren varus. Oorzaak: hypoplastische trochlea femoris (ondiepe groeve)<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

53


en zwakke collateraalbanden patella zit niet stabiel. Behandeling: chirurgisch kunstmatig diepe<br />

groeve maken en collateraalbanden opspannen.<br />

Hyperextensie kogels kan door zwakte (flexoren te weinig tractie doorzakken) of tgv<br />

verkrommingen gewricht gefixeerd. Dikbilkalf: vaak hyperflexie kogels (congenitale articulaire<br />

rigiditeit, CAR) verkromming naar palmair vd voorste ledematen.<br />

* Heupdysplasie: gewrichtsprobleem (≠ avasculaire necrose femurkop botprobleem, kliniek wel<br />

gelijk.) Verkeerde orientatie acetabulum en te weinig stabiliteit door lig.teres en omliggende spieren.<br />

Bv acetabulum teveel naar lateraal, te weinig naar ventraal caput duwt tegen rand acetabulum <br />

tractie op lig.teres (caput blijft wel redelijk op de plaats. Er zijn hierbij erfelijke en omgevingsfactoren<br />

die predisponeren (steile, snelle groeicurve immatuur skelet tov lichaamsgewicht en te weinig spier<br />

ontwikkeling (oa gluteus)).<br />

Initeel stadium: niets abnormaals te zien. RX onder maximale extensie heupgewricht terwijl de knieen<br />

naar binnen geduwd worden (extreme belasting lig.teres) wanneer het dier ouder is dan 2jaar (al<br />

pathologische veranderingen en secundaire gevolgen te zien), terwijl je dus trekt het lig.teres kijken<br />

of het caput nog perfect aansluit met acetabulum.<br />

Ligamenten, pezen en gewrichtskapsel zijn pijngevoelig, wanneer je tractie op het gewrichtskapsel<br />

uitoefent pijn (vnl wanneer extra tractie door schade/veranderingen tgv heupdysplasie.) <br />

fibroblasten reageren door collageen te vormen het normaal dun vliesje gewrichtskapsel wordt een<br />

dikke bdwmassa. Caput wrijft tegen rand acetabulum KB erosie/defecten arthrose en constante<br />

tractie op kapsel moeilijk rechtstaan. Op den duur: lipping waar gewrichtskapsel aanhect <br />

fibroblasten collageenvorming metaplastisch verbening (‘namaakKB’)<br />

Stofwisselingsstoornissen<br />

* Arthrose: wegeroderen gewrichtsKB (‘wearing lines’) = irreversiebel (liefst vermijden). Bij oude<br />

individuen is het logisch dat het ontstaat (bijna fysiologisch) want constane slijtage en geen<br />

regeneratie (vnl op gewrichten die veel bewegen.) Wanneer het KB al op jonge leeftijd weg is zeker<br />

pathologisch (evt al bldv te zien door het gewrichtsKB), kan door slechte kwaliteit gewrichtsKB.<br />

Na een intra-articulaire fractuur is het ook logisch dat er arthrose ontstaat door het niveauverschil in<br />

het oppervlak vh gewrichtsKB steeds arthrose.<br />

Normaal wordt de slijtage vh oppKB tegengegaan door smering vh gewrichtsvocht (hoeveelheid en<br />

kwaliteit belangrijk), bij een infectie: bacterien produceren proteasen smering (meer vloeibaar)<br />

infectieuze arthritis leidt altijd tot arthrose op termijn. Mechanische schade pro-inflammatoire<br />

cytokines traumatisch geinduceerde arthritis. beide zijn zeer sterk verweven!<br />

Alle nutrienten voor het gewrichtsvocht moeten in ieder geval aanwezig zijn (in voeding of<br />

gesupplementeerd) vorming proteoglycanen. (hyaluronzuur: gluconaat of hyaluronaat moet in de<br />

voeding aanwezig zijn, bij een tekort sneller arthrose). Wanneer het KB weggeerodeerd is <br />

defect fibroblasten collageen bdw (proteoglycaanrijk) defect opgevuld met iets minder<br />

kwaliteit weefsel (reparatie, geen regeneratie), ersatzKB. Of het defect op te vullen is, is afhankelijk vd<br />

snelheid van beschadigen (snel: bot op bot) en de uitgebreidheid vh defect.<br />

* Wanneer langer aanwezig chronisch bdw vorming (synovia = dik en onregelmatig en evt<br />

metaplastisch pseudobotweefsel) = osteofyt.<br />

* Hoefkatrol: vorm van arthrose, osteoarthrose vh straalbeen (gewricht tussen straal- en hoefbeen),<br />

ook podotrochleitis genoemd. degeneratie gewricht osteosclerose onderliggende botweefsel. Dit<br />

geeft op RX osteolytische en osteosclerotische zones in het straalbeen te zien. Typisch bij paarden<br />

van 7-8jr, 1 lidmaat erger dan andere voet ontlasten door 1 voet naar voren te plaatsen (tractie vd<br />

buigers op het systeem valt dan weg)<br />

* Spat: chronische arthrose vh intertarsaalgewricht sprong (evt tarso-metatarsaal) gewrichtsKB weg<br />

onderliggend botweefsel reageert ankylose. Hierdoor daalt de soepelheid in de sprong,<br />

waardoor de prestaties minder worden (niet sterk mank meer)<br />

Ringbeen: chronische arthrose: tussen koot en kroonbeen ankylose dikkere botbrug tussen de<br />

beenderen.<br />

Gewrichten wervelkolom<br />

Vnl belangrijk bij de mens door het rechtop lopen.<br />

* Nucleus pulposus discus intervertebralis zorgen voor soepelheid. Wervelkolom: tegelijk<br />

beweeglijk en stabiele/veilige bescherming ruggemerg bijzondere structuur/organisatie nodig. <br />

discus = soepelheid en bestaat uit de annulus fibrosus (ring van dens collageen bdw) en nucleus<br />

pulposus (mesenchymaal weefsel (proteoglycanen en water, vormt een vaste gel), staat onder druk)<br />

In de loop vh leven: turn-over mesenchymaal weefsel vertraagd collageen wordt trager<br />

aangemaakt en afgebroken blijft langer aanwezig meer cross-linking steviger collageen.<br />

Bij jonge dieren zijn pezen en ligamenten meer gevoelig aan trauma doordat er nog niet veel crosslinking<br />

gebeurt is weinig stevig.<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

54


Bij oudere dieren wordt de annulus fibrosus dus harder waardoor de functie (rekbaarheid/vervorming<br />

om krachten op te vangen) minder wordt, wanneer toch veel krachten op kan scheuren.<br />

De nucleus wordt bij ouder worden meer vloeibaar en krijgt deeltjes in zich die lijken op KB (vaste<br />

deeltjes in vloeistof). Als de annulus scheurt door hevige kracht gebeurt dit altijd aan de dorsale zijde<br />

waar het ruggemerg zit de KBachtige brokjes worden met kracht weggeschoten traumatische<br />

bechadiging ruggemerg (discus hernia), (het ventraal ligament ligt over de discus discusmateriaal<br />

gaat hierop duwen duwt op ruggemerg) In het wervelkanaal is er beperkte ruimte gaat altijd<br />

duwen.<br />

Effect is afhankelijk vd ergheid (traumatische beschadiging CZS)<br />

- laceratie (destructie ruggemerg) is irreversiebel.<br />

- duwt enkel op ruggemerg veel pijn, en oppervlakkige banen gestoord, diepe weefsel nog<br />

intact kan regenereren<br />

predilectieplaatsen: in nek: kop gebogen meer ruimte naar dorsaal in wervelkanaal,<br />

wanneer lumbaal: achterhand niet rechtstaan, nooit thoracaal: sterk ventraal ligament en<br />

weinig beweging tussen de wervels<br />

Prognose is dus te bepalen obv diepe gevoeligheidstest, wanneer nog diep gevoel operatie (enkel<br />

druk), wanneer niks meer van gevoel irreversiebele destructie aanwezig (laceratie)<br />

Tijdens de operatie wordt er geen materiaal vd discus weggenomen maar er wordt ruimte gemaakt<br />

(wervelbogen verwijderen)<br />

* Stenose: te maken met arthrose tussen 2 wervels, typisch thv laatste lumbaal wervel en sacrum.<br />

Oude dieren: discus kan degeneratie ondergaan minder flexibel (soepel en uitgerekt) bult naar<br />

dorsaal (niet door ruptuur annulus) duwt op cauda equina, typisch bij oude honden van grote<br />

rassen.<br />

* Spondylosis deformans: wervellichaam wordt ventraal door een ligament aan elkaar vastgehouden.<br />

Oude dieren: door mechanische tractie verdikken en secundair metaplastische verbining ligament<br />

benige brug tussen 2 wervels (initieel: benige uitsteeksels, evt op 2 naasteen liggende wervels <br />

kunnen bij buigen rug tegen elkaar raken pijnlijk, wanneer vergroeid niet meer pijnlijk: 1 stabiel<br />

benig blok). Komt vnl voor bij oudere honden en paarden (12-15jr), paarden kunnen pijn krijgen bij<br />

tractie (berijden door ruiter) of compressie, kunnen hierdoor zadelschuw worden.<br />

Ontstekingen<br />

Arthritis = ontsteking, thv synovia, ontstekingscellen transmigreren door de synovia lumen gewricht,<br />

hier veroorzaken ze afbraak vd proteoglycanen (vloeibaar gewrichtsvocht) en een hogere productie<br />

gewrichtsvocht opzetting gewricht palpatie naar blindzakken.<br />

Door de ontsteking synovia beschadigd, dit is pijngevoelig manken (beweging in gewricht zoveel<br />

mogelijk beperken, want beweging = tractie op gewrichtskapsel pijn)<br />

Achtervoegsel –ose: veralgemeend probleem. Osteochondromatose: algemene gewrichtspathologie.<br />

Arthritis ≠ synoniem voor infectie!<br />

Niet-infectieuze oorzaken:<br />

- Aansluitend bij arthrose (degeneratief) ontsteking gewrichtskapsel (evt tgv OCD <br />

roodheid/verdikking synovia + evt inkapselen KB)<br />

- Trauma (bv distorsie), door langdurige en/of onfysiologische beweging (springpaarden: komen<br />

neer op 1 voet volledige hyperextensie kogel, voorkant metacarpus, gewrichtsranden<br />

komen tegen elkaar trauma schade (randbeschadiging) hyperemische synovia en<br />

secundair arthrose arthritis).<br />

- Rheumatoide reactie: veel bij mensen, meer en meer ook onderkend bij huisdieren, vnl oudere<br />

honden van grote rassen. Typisch destructie (oorspronkelijk gewrichtsoppervlak en KB gaat<br />

weg +evt onderliggend bot weg), in de plaats hiervan komt bdw pannusweefsel. (overgroei<br />

gewrichtsoppervlak door vaatbdw dat collageenrijk is). Hierrond: hyperplastische<br />

inflammatoire reactie vd synovia (celrijke ontstekingsreactie) bijna niet meer beweeglijk, evt<br />

ankylose. Predilectieplaats = elleboog (meest spectaculair), bij de mens kan het evt ook in de<br />

subcutis of inwendige organen voorkomen.<br />

Oorzaak: waarschijnlijk een micro-organisme (oorspronkelijke trigger niet goed gekend) dat<br />

aan antigenetic mimicry doet (gelijkt op gastheer-Ag) activatie immuunsysteem (vnl CD-4 +<br />

cellen) en macrofaagactivatie IL-1 en TNFalfa chronische ontstekingsreactie.<br />

Activatie en proliferatie fibroblasten en chondrocyten en synovia-cellen pannusvorming. Dit<br />

proces is zelfversterkend door auto-immune reactie neerslag immuuncomplexen <br />

villeuze proliferatie synovia villi met accumulatie T-cellen en macrofagen. Vaak poly-arthritis.<br />

Infectieus: fibrineus, evolueert naar purulent, een infectie is vrijwel altijd bacterieel, evt polyserositit<br />

(jonge dieren).<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

55


vloeibaar gewrichtsvocht (lijkt meer en meer op plasma door doorsijpelen vocht en plasma eiwitten<br />

neerslag fibrine), op termijn wordt dit een witachtige ingedroogde massa. Histologisch: typische<br />

proliferatie synovia (villeuze hypertrofie) vlokken/villi met pseudoepitheel dat oppervlakte vd villi<br />

aflijnt met ontstekingscellen eronder.<br />

kan etterig worden zeer vloeibaar, loopt er gelijk uit.<br />

Door de infectie wordt het KB niet gelijk aangetast (bevat veel anti-proteasen weerstandig aan<br />

proteolyse), de infectie en ontstekingscellen gaan zich lokaliseren onder het KB Kbflappen los <br />

ulceraties. Geeft veel pijn, wanneer dit lokaal blijft kan het dier blijven leven maar het is een<br />

achterblijver. Dit evolueert naar een culture-negative arthritis groot probleem bij veulen en kalf.<br />

(kiem blijft doorwoekeren, blijft lokaal, uiteindelijk min of meer onder controle (infectieus agens niet<br />

meer aan te tonen met kweek, met PCR wel nog micro-organismen te vinden, niet cultiveerbaar of te<br />

lage aantallen). De componenten vd bacterien blijven de ontsteking stimuleren (peptidoglycaan <br />

TLR activatie), in chronisch stadium: destabilisatie gewricht, compensatie = bdw aanmaak rond<br />

gewricht grote massa bdw in omgeving peri-arthritis. Evt peri-articulair flegmoon (uitbreidende<br />

etterige ontsteking). Macroscopisch: Kbulceratie, etter, veel bdw-reactie. Wanneer zeer chronisch<br />

(mnd-jaren) kan metaplasie ondergaan (bovendien beweging door bdw errond) chronisch<br />

ankyloserende arthritis (benige brug)<br />

Dwarsgestreepte spieren<br />

Functie: lichaamsdelen tov elkaar bewegen, grote krachten ontwikkeld door actine en myosine tov<br />

elkaar te schuiven door ionenflux (Ca uit in actine/myosine schuift kracht) goede<br />

organisatie nodig! Rond elke spiercel: laagje collageen bdw (endomysium, rond bundel: perimysium,<br />

rond spiercel: epimysium) kracht vd actine/myosine wordt overgezet op de Z-lijn en dan over op<br />

een stevige collageen structuur (endo/peri/epimysium) pees insertio bot. De Z-lijn (ankerpunt)<br />

is via een dystrophine-complex verbonden met het endomysium, waardoor de krachten over de<br />

plasmamembraan heen overgezet kunnen worden. Capillairen komen tot vlak tegen de spiercellen,<br />

evt zelfs indeuking in de spiercel zuurstof en glucose efficient aangevoerd (lage diffusieafstand,<br />

bepaald door dikte spiercel). Cel = irreversiebel post-mitotisch bij training: cel wordt dikker, niet<br />

meer in aantal hypertrofie (beperkt door diffusietransport).<br />

Orientatie in spierbundel: anaerobe vezels aan de buitenzijde, aeroob binnenin.<br />

Motorische eindplaat: innervatie spiercellen: liggen gegroepeerd bij elkaar, van hieruit overgezet over<br />

de volledig spiercel. In cel zelf: reserve aan energie (glycogeen, vnl vlak onder plasmamembraan <br />

glycolyse, en vetdruppeltjes lipolyse, switching tussen de 2 is mogelijk), dit is vnl belangrijk voor de<br />

aerobe cellen.<br />

In de spiercel kunnen enkele sarcomeren beschadigd worden terwijl anderen nog werken (allemaal<br />

aparte compartimenten, compartimentering), bv het volledige middenstuk erge schade 2 uiteinden<br />

blijven spier, hiertussen reparatie bdw. De spier krijgt dus 2 spierbuiken.<br />

Congenitaal<br />

* Arthrogrypose: agenesie spieren (doordat geen migratie naar plaats waar ze tot ontwikkeling moeten<br />

komen, oiv inductie door motorische innervatie, het kan dus tgv een innervatieprobleem zijn) <br />

verkromming gewrichten.<br />

* Splayleg (‘zwemmers’): aangeboren ontwikkelingsstoornis vd spieren, spieren niet voldoende sterk.<br />

Dieren worden wel dikker/groter (kunnen wel nog drinken), maar niet rechtstaan geen stimulatie<br />

spieren. Oorzaak: spieren worden aangelegd en ontwikkelend voor de geboorte, maar mogen dan nog<br />

geen grote krachten ontwikkelen omdat dit schade kan geven in de baarmoeder. In utero:<br />

actine/myosine beperkt aanwezig, spiercel is op dat moment een zak gevuld met glycogeen. Dit<br />

glycogeen zal heel snel in de laatste uren voor en eerste uren na de partus actine/myosine aanmaken<br />

functionele spieren. Wanneer dit niet snel genoeg splayleg. De spieren zijn dus niet volledig<br />

gevuld met actine/myosine histologisch gaten (normaal gevuld met glycogeen) te zien en centrale<br />

kernen myofibrillaire hypoplasie. (Foetale toestand niet snel genoeg geevolueerd naar post-natale<br />

toestand.<br />

* Dikbil: erfelijk kenmerk ingefokt meer spiercellen dan normaal = congenitale musculaire<br />

hyperplasie. De musculaire hypertrofie bij Pietrain-varkens: grotere spiercellen, niet meer.<br />

* Musculaire dystrofie: Z-lijn is steunpunt waar contractie/krachten vd actine/myosine overgezet wordt<br />

op de stevige collageenstructuur vh endo-peri-epimysium (via dystrophinecomplex.) krachten van<br />

in cel naar buiten cel overgezet. Wanneer een bepaald eiwit van dit complex onvolledig of niet<br />

gevormd wordt Duchenne (vnl het dystrophine is vaak afwijkend) kracht van actine/myosine niet<br />

meer over de plasmamembraan naar collageen (deels nog wel, deels niet overgezet) ter<br />

compensatie: meer actine/myosine aangemaakt hypermusculariteit (veel spieren maar slecht<br />

functioneren). Histologisch: ongelijke spiervezels, cellen die wel nog deels krachten overzetten <br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

56


hypertrofie, andere hypotrofie. denaturatie contractiele eiwitten die overvraagd worden hyalien<br />

en insijpelen Ca in cellen degeneratieve verkalking.<br />

Secundair (compensatoir): endomysium wordt dikker (fibrose) en proliferatie satellietcellen<br />

(reservecellen spier, klein, tegen plasmamembraan, weinig cytoplasma, kleine kern.)<br />

Congenitaal : functionele stoornis door ontwikkelingsstoornis (motorische innervatie, opbouw spiercel),<br />

soms wel morfologische veranderingen te zien, soms niet.<br />

* Congenitale myotonia (bij Chow Chow, miniatuur Schnauzer, kat, geit): spier contraheert wel maar<br />

kan niet of moeilijk weer relaxeren persisterende of intermitterende spierstijfheid<br />

Initieel minimale spierletsels, later hypertrofische en atrofische vezels, centrale kernen, endomysium<br />

fibrose<br />

* Hyperkalemische periodische paralyse bij Quarter horse lopen meestal normaal, plots aanval van<br />

stijfheid (stoornis/mutatie in Na-kanalen/pompen) hypertrofische spieren.<br />

* Myoclonia congenita: ongecontroleerde spiercontracties (evt fibrillair)<br />

* Delayed myoclonia bij wit-blauwe runderen: begint pas na 14-21d.<br />

Bij sterke contracties kan dit zelfs aanleiding geven tot fracturen (typisch thv groeiplaat femurkop)<br />

Stapelziekten<br />

* Polysaccharide storage myopathy, typisch bij Quarter horse: bij het begin vd inspanning volledig stijf,<br />

probleem met mobilisatie glycogeen geen energiebron E-tekort stijf. Genetische afwijking in<br />

de enzymes die glycogeen aanmaken (is normaal sterk vertakt, itt zetmeel=rechte molecule),<br />

waardoor bij deze quarter horses een minder vertakte vorm van glycogeen aangemaakt wordt <br />

moeilijker afgebroken. Op PAS-kleuring: abnormaal veel glycogeen onder de plasmamembraan<br />

opgeslagen.<br />

Stofwisselingsstoornissen<br />

Humaan: tendens om myopathie een andere/bredere betekenis te geven dan de oorspronkelijke/enge<br />

definitie. (alle congenitale en stofwisselingsstoornissen die gepaard gaan met degeneratieve<br />

veranderingen in spieren ipv stofwisselingsstoornis spieren, oorzaak niet gekend). Waarom deze<br />

veralgemening? letsels in spieren hebben bijna altijd hetzelfde uitzicht witachtig (normaal = rood<br />

door myoglobine erin)<br />

Myopathieen kunnen ingedeeld worden op de volgende kenmerken:<br />

Segmenteel/volledige spiervezel aangetast<br />

Monofasisch (noxe werkt 1x in, de schade is overal in hetzelfde stadium)/polyfasisch (herhaaldelijke<br />

inwerking schade, verschillende stadia terug te vinden)<br />

Focaal/ multifocaal<br />

Congenitaal/verworven<br />

Een andere indeling kan gebeuren obv: gewijzigde dikte spiervezels, gewijzigd uitzicht vd spiervezels,<br />

geen morfologische veranderingen (met ontstekingscellen: myositis).<br />

* Spierdegeneratie: witte plekken in spier door denatureren actine/myosine (eiwit-neerslag) spier<br />

kan niet meer contraheren.<br />

- Toxische myopathie: giftige stof, (bv ionoforen, interfereren met Ca-pomp/Na-kanalen, vnl<br />

paard en konijn) schade spiercel instroom Ca hypercontractie spiervezel hoog<br />

verbruik ATP veel O2 nodig relatief O2 tekort (verhoogde E-behoefte) anaeroob<br />

metabolisme pH daling eiwitdenaturatie en neerslag. Histologisch ook Ca-neerslag te<br />

zien.<br />

- Nutritionele myopathie: iets fout in voeding spierdegeneratie. Spier: om te contraheren veel<br />

ATP nodig veel O2 radicalen gevormd moet afweer tegen zijn (anti-oxidantia: vit E,<br />

superoxide dismutase (Se = cofactor)). Tekort Se of vitE oxidatie membraanvetten <br />

verlies selectieve permeabiliteit Ca binnen denaturatie eiwitten (discoid verval <br />

klompen van eiwitten, geen streping actine/myosine meer).<br />

Initeel: dieren stijf door geen contractie. (lam: stiff-lamb disease, kalf: white muscle disease,<br />

evt thv hart: moerbeihartziekte (varken)) Prognose afhankelijk van aard noxe, het feit of de<br />

noxe blijft inwerken en de regeneratiecapaciteit. Vit E tekort: moet ingebouwd worden in de<br />

plasmamembraan, dit duurt even, kan fataal worden (white muscle disease). Wanneer erge<br />

ziekte (bv enteritis) toename behoefte vitE door de schade white muscle disease kan<br />

zich op dit moment gaan uiten, in de genezingsfase van de eerdere ziekte toch nog sterfte.<br />

- Belastings/inspanningsmyopathie: extreme inspanning veel ATP nodig veel O2 radicalen<br />

en pH spierpijn/stijfheid (melkzuur pH denaturatie eiwitten, het melkzuur zelf<br />

veroorzaakt geen pijn want diffundeert snel weg (kleine molecule))<br />

Bv paarden met myoglobinurie (maandagsziekte), rust: veel glycogeenopstapeling, dan plots<br />

veel inspanning. Door spierdegeneratie (wit uitzicht): myoglobine lekt naar bloed urine <br />

rode urine<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

57


- Recent: ook atypische myopathie/myoglobinurie beschreven, niet toxisch of door inspanning<br />

stijf, irreversiebel. Oorzaak niet gekend, wel myoglobine in urine, lijkt maandagsziekte maar<br />

geen inspanning. Histologisch: denaturatie eiwitten klompen (geen streping). Bij oil-red-O<br />

kleuring: veel vetdruppels terug te vinden in de spiercellen.<br />

Spier: intracellulaire structuurcomponenten kunnen goed regenereren, maar zit vol met kapot,<br />

nutteloos eiwit, kan dit zelf niet opruimen macrofaag infiltratie tot binnen in de spiercel.<br />

Macrofaag ruimt actine/myosine op mogelijkheid tot regeneratie, spiercel is op dat moment een<br />

lege buis nieuw actine/myosine veel ribosomen en mRNA nodig satellietcellen gaan<br />

versmelten met spiercel krijgt kern erbij kan meer mRNA gemaakt worden. (efficientere<br />

eiwitopbouw door satellietcellen)<br />

Voorwaarde voor regeneratie:<br />

- schade niet te groot aberrante regeneratie (chaos, ongeordend)<br />

- basaalmembraan rond spiercel moet intact zijn (anders reparatie met bdw)<br />

Circulatiestoornissen<br />

* Compressie-ischemie: belangrijke stoornis ischemische druknecrose = inerte wonde weinig<br />

neiging tot heling door de uitgebreide necrose in de wond aanwezig. (oa door langdurig neerliggen,<br />

belangrijk probleem bij neurologische patienten regelmatig omdraaien). Vaak bij kip/kalkoen:<br />

borstblaren, hematomen door fragiliteit bldv bij recente kweeklijnen kalkoenen.<br />

Ontstekingen<br />

* Immuun-gemedieerd, vnl auto-immuun, maar relatief zeldzaam. Oa in kauwspieren (masticatory<br />

myositis), specifieke Ag enkel in masseter aanwezig, spieren oogbol, poly-myositis (rariteit), myastenia<br />

gravis (verzwakken en atrofie spieren). Acuut vaak niet gediagnosticeerd, pas in het chronisch<br />

stadium atrofie te zien.<br />

* Viraal, beperkt aantal met dit tropisme non-purulente ontsteking, diffuse infiltratie lymfocyten. (bv<br />

influenza en encephalomyocarditis virus varken, vermeerdert in spiercellen schade opruimen<br />

actine/myosine influx macrofagen moeilijke diagnose, naast macrofagen ook lymfo’s en<br />

plasmacellen aanwezig.)<br />

* Bacterieel: weinig bacterien met tropisme voor spier, evt enkele met tropisme voor fascie<br />

(Streptococcus canis: vnl bij pups septicemisch fataal, bij volwassne dieren fasciitis, Streptococcus<br />

bovis: duif beschadiging spiercellen necrose, adhesie aan sarcolemma, hecht aan<br />

endomysium), endo/peri/epimysium. Myositis vaak enkel door septicemie toevallig bijven hangen in<br />

bldv in spier abcedatie intramusculaire abcedatie (abcederende myositis). Anaeroben in spier<br />

door bv geinfecteerde steekwonde gasoedeem, gangreneuze ontsteking met typische gasblaasjes<br />

(crepitatie)<br />

* Parasitair: - myiasis: vliegenlarven (op vochtige plaatsen huid, evt in huidwonde eitjes gelegd) <br />

voeden zich op eiwitrijk materiaal (vnl spierweefsel), groot probleem bij schapen<br />

(typisch onder de staart bij diarree) destructieve colliquatienecrose vd spieren, evt<br />

fataal.<br />

- myositis eosinophylica: enkel bekend bij runderen opvallende witte<br />

banden/strepen/vlekjes in spieren aanwezig. De vlekjes kunnen wit tot groen zijn en<br />

kunnen verward worden met cysticercose (cyste vd lintworm in spieren vd<br />

tussengastheer, is niet echt myositis, weinig reactie rond de cyste, enkel lokale<br />

discrete reactie). De myositis eosinophilica bestaat uit een centrale necrosehaard<br />

waar centraal de resten vd sarcocysten (protozoa die zich kunnen lokaliseren in<br />

spiercellen, als inerte cyste binnenin de spiercel, 100% prevalentie) terug te vinden<br />

zijn, hierrond een bdwmantel en daarrond veel eosinofielen, dus eigenlijk is het een<br />

granulomateuze myositis met talrijke eosinofielen. Wanneer de sarcocyste openbarst<br />

ontstaat dit letsel waarschijnlijk pas, hiervoor is het een inert klein letsel.<br />

- Neospora caninum: protozoa bij pasgeboren puppy’s granulomateuze myositis.<br />

Infiltratie macrofagen als inflammatoire reactie op de neospora, niet om de<br />

degeneratieve actine/myosine op te ruimen.<br />

- Erratisch: migrerende wormlarven, nematoden, die de weg kwijt raken. <br />

granulomateuze/eosinofiele myositis wanneer de larve in de spier afsterft.<br />

Groeistoornissen<br />

Langdurige overbelasting: fysiologische arbeidshypertrofie.<br />

Wanneer atrofie: - beschadiging en verlies spier bdw vervanging<br />

- innervatieprobleem (bv EMND). De atrofie gaat sneller of langzamer<br />

naargelang de plaatsing vd motoneuronen. De lage motoneuronen liggen in<br />

de ventrale hoorn vh ruggemerg, wanneer tgv degeneratie hier of op verloop<br />

perifere zenuw een stoornis: slappe paralyse snelle atrofie. Hoge<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

58


neuronen: spinale reflexboog van de tonus blijft behouden nog iets van<br />

activiteit in de spieren tragere atrofie.<br />

Atrofie: altijd door een daling vd stimulus, dus ook bij immobilisatie spieratrofie en osteoporose. En<br />

ook door cachexie inanitie atrofie eerst suikers en vetten weg, dan spieren (eiwit mobilisatie om<br />

via de gluconeogenese energie te verkrijgen). Atrofie vd spieren gebeurt niet gelijkmatig, eerst<br />

verdwijnen de ruggestrekkers dan pas de spieren die nodig zijn voor het rechtstaan.<br />

* Atrofia lipomatosa: atrofie met vervanging door vetweefsel spier wordt niet kleiner.<br />

Pezen en ligamenten<br />

Dens collageen bdw, grote tractieweerstand, strikte organisatie: polymerisatie lange strengen<br />

(electromicroscopisch streping te zien), en cross-linking bundels. De bundels draaien rond elkaar<br />

als touw bundel zeer stevig. Polymerisatie kan pas gebeuren na afknippen van het procollageen.<br />

De meeste pezen en ligamenten bevatten weinig elastine (rekbaar en niet zo sterk weinig<br />

tractieweerstand), wanneer meer elastine nadelig/risico voor functie pees.<br />

Stofwisselingsstoornissen<br />

* Metaplasie: bv KB in collageen, courant bij oudere dieren, bij vogels kan het evt ook al op relatief<br />

jongere leeftijd voorkomen.<br />

* Oude dieren: meer cross-linking sterker (turn-over ). Bij extreme belasting peesscheur<br />

(peesklap) mogelijk (bv enorme tractie op buigpezen bij neerkomen springpaarden op 1 voet <br />

overbelasting. Paarden die lang in mul zand lopen overbelasting interosseus, dravers <br />

overbelasting buigpezen.<br />

Als een pees scheurt is deze meestal niet in 2 stukken uiteen gescheurd, maar zijn er individuele<br />

bundeltjes gescheurd, niet alles tegelijk pijngevoelig (traumatisch letsel inflammatie activatie<br />

fibroblasten en influx macrofagen) de activatie vd fibroblasten zorgt voor (te)veel collageenvorming<br />

(niet pees collageen maar default collageen type III) pees wordt dikker (ook door de inflammatie,<br />

want warm, hyperemisch, gestuwd gebied) knobbelvorming vaak pas in dit stadium te zien.<br />

Deze knobbelvorming wordt het liefst vermeden want het geeft een beperking vd beweeglijkheid vd<br />

pees (instabiel punt) pezen lang met koud water afkoelen na zware belasting ontsteking <br />

knobbel . De knobbel kan evt zelfs vergroeien met de omgeving mobiliteit pees definitief<br />

verstoord.<br />

* Bij pezen en ligamenten is er een duidelijke, rechtstreekse link tussen trauma en tendinitis.<br />

Er zijn verschillende pezen en ligamenten waar er op deze manier een ontstekingsreactie in kan<br />

ontstaan, typisch thv lig.intersesamoideum; ruptuur voorste kruisband (eerder uiteenrafelen <br />

verlengde band) schuiflade symptoom. Deze pezen krijgen een rood/bloederig uitzicht door de<br />

acute ontstekingsreactie.<br />

* Chronisch georganiseerde tendosynovitis: aansluitend bij tendinitis en peesklap vergroeien met<br />

de omgeving, wanneer dit in een peesschede is vochtproductie (in een peesschede is er<br />

normaal een beetje slijmerig vocht, gebonden water in proteoglycanen, afgebroken bij ontsteking <br />

vrij water) en vergroeiing tussen de pees en de peesschede (‘pseudoligament’)<br />

Bursae<br />

Op verschillende plaatsen in het lichaam: bursae, = plaatsen waar bdw in die mate gewijzigd is dat<br />

daar sterk waterbindende proteoglycanen geproduceerd wordt in een holte (bursa), afgelijnd door<br />

fibroblasten en collageen. (≠ epitheliale cyste epitheel afgelijnd). Verworven bursea kunnen ook<br />

ontstaan geen afweersysteem in, wanneer bacterien in terecht snel evoluerende infectie (veel<br />

voeding, weinig afweer) etterige ontsteking, = bursitis (meestal bacterieel en meestal ook etterig)<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

59


HUID<br />

KHD: 1/3 e van alle consultaties = dermatologie. KHD hebben follikelcomplexen meerdere haren uit<br />

1 follikelstructuur, 1 centraal grote dikke haarschacht (dekharen) en verschillende kleine dunne haren<br />

(onderharen, donsharen.) Het onderscheid tussen deze haren is belangrijk want ze reageren<br />

verschillend op verschillende noxes.<br />

GHD: enkelvoudige folikkels<br />

Opbouw huid: 3 lagen<br />

‐ Epidermis = opperhuid, dun laagje bovenop, bestaat uit stratum disjunctum (= onderdeel van<br />

stratum corneum), granulosum, spinosum en basale.<br />

‐ Dermis = lederhuid (hiervan wordt leer gemaakt), vnl dens collageen bdw maar elastine is ook<br />

een belangrijke component. In de dermis liggen 3 vaatplexi: oppervlakkig (vlak onder de<br />

epidermis), midden en diep (vlak boven hypodermis)<br />

‐ Hypodermis = onderhuid<br />

De haarschacht wordt gevormd uit keratine. Het stratum corneum vd epidermis bestaat ook uit<br />

keratine. Het verschil? haarschacht is harde keratines (ook nagel en hoef), stratum corneum is<br />

zachte keratines. (>20 verschillende keratinemolecules behoren tot dezelfde familie, keratines worden<br />

telkens in paren aangemaakt, zuur/base, maar niet steeds dezelfde.)<br />

De haarschacht wordt thv bulbus (mesenchymale cellen, ingestulpt in follikel wanneer actief, wanneer<br />

telogeen bulbus zakt uit verliest intens contact met de epitheelcellen daar waarschijnlijk<br />

veroorzaakt dit een wegvallen vd prikkel tot aanmaak van keratines en dus een stop vd haargroei)<br />

aangemaakt. Rond de haarschacht zit epitheel met een klein laagje zachte keratines. Het epitheel thv<br />

de basis vd follikel (bulbus) vormt de harde keratines.<br />

Een follikel ondergaat een cyclus van activiteit, gecoordineerd door de seizoenen rui groei<br />

nieuwe haar duwt oude eruit (dode haar blijft zitten tot nieuwe haar komt).<br />

‐ Anagene fase: groei nieuwe haar<br />

‐ Katagene/telogene fase: eindstadium proces<br />

Aan elke follikel zit een talgklier verbonden, de uitmonding hiervan zit aan de basis vh infundibulum <br />

laagje vet op haarschacht en epidermis. Wanneer de talgklier (functioneel) ontbreekt haarschacht<br />

wordt poreus vuil kan in keratines dringen, en kan dus zo tot in de follikel geraken. Ook de<br />

epidermis wordt poreus en permeabel zonder een vetlaagje constante ontsteking (permeabiliteit<br />

wordt bepaald door keratines en vet, wanneer verstoord noxes in epidermis ontsteking. Epitheel<br />

is voortdurend alert en geeft snel aanleiding tot signaal ontsteking)<br />

Ook een zweetklier (thv bulbus of iets dieper) is verbonden aan elk follikel(complex):<br />

‐ Thermoregulatie (niet bij de hond, wel bv bij het paard)<br />

‐ Productie feromonen<br />

Ook spiertjes aanwezig: m.arrector pili haren rechtgetrokken.<br />

Vaatplexi: voeren ontstekingscellen aan (transmigreren thv post-capillaire venules), bij histologie dus<br />

op deze gebieden letten.<br />

De levende epidermlagen : dik op plaatsen waar geen beharing is (20-30 cellagen) en dun waar wel<br />

beharing is (3-4 cellagen) maar er blijft toch een onderscheid tussen het stratum basale en stratum<br />

spinosum.<br />

Stratum basale: mitotische activiteit: 1 dochtercel schuift op naar boven tot aan stratum corneum, (dit<br />

duurt precies 21 dagen, perfect gecontroleerd/geprogrammeerd) hier gaan de cellen in apoptose, er<br />

blijven enkle intermediaire filamenten van keratine over blijft zitten als 1 keratine laagje en bevat<br />

geen kernen.<br />

Stratum corneum: 20-25 cellagen dik, bovenaan door enzymatische activiteit intercellulaire<br />

connecties los en vet vrij dode cel komt los desquamatie (stratum disjunctum), macroscopisch is<br />

dit niet zichtbaar in fysiologische omstandigheden, wanneer dit welt e zien is (aggregaten los <br />

schilfers) pathologisch.<br />

Omdat de migratie van stratum basale naar los zo lang duurt kan het bij behandeling van<br />

huidpathologieen verschillende weken duren vooraleer er een klinisch effect te zien is (moeilijk voor<br />

eigenaars: lang behandelen en lang niks van verbetering te zien)<br />

Bij haaruitval (alopecie: dunner wordende vacht of volledige kaalheid) effect van behandeling pas<br />

zichtbaar na volgende rui.<br />

In de verschillende huidlagen veranderen de cellen (metabool actief) in samenstelling en in het<br />

patroon van eiwitten dat ze uitwendig op het oppervlak vd cel tot uiting brengen. Bij auto-immune<br />

aandoeningen tegenover keratinocyten (epitheelcellen vd epidermis) is er dus meestal maar 1 niveau<br />

vd epidermis aangetast.<br />

Epitheelcellen zitten aan elkaar vast via desmosomen, basaal zitten ze verankerd doorheen de<br />

basaalmembraan tot in het bovenste laagje dermis door hemidesmosomen (eiwitcomplexen) en focal<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

60


adhesions (thv epiderm geen tight-junctions, dit is typisch thv darm) epiderm stevig vast. Ook tov<br />

deze eiwitcomplexen kunnen immuunreacties ontstaan epiderm los van dermis.<br />

(harde keratines: zeer inert nemen geen kleurstoffen op niet aangekleurd. Nadat de cellen in<br />

apoptose gegaan zijn zachte keratine als lijntjes te zien op kleuring.)<br />

Functies huid:<br />

‐ Bescherming<br />

‐ Thermoregulatie door het wel of niet open gaan van post en precapillaire sfincters. Wanneer<br />

er veel bloed in de huid zit afgifte warmte<br />

‐ Immunologische overwaking (Langhans cellen in epiderm Ag-presentatie)<br />

‐ Sensorisch<br />

‐ Vitamine D productie<br />

‐ Detoxificatie (toxines binnen lever detoxificatie door oxidatie door Cyp450) wanneer de<br />

zone 3 van Rappaport niet goed werkt stratum spinosum vd huis neemt dit (weinig efficient)<br />

over toxische effecten hier aanwezig hepato-cutaan syndroom (leverschade <br />

huidpatho)<br />

‐ Resorptie vetoplosbare stoffen<br />

Stukje les gemist<br />

Afweer thv de huid<br />

1. Constitutieve IL-1 expressie door de keratinocyt (homing van T-lymfocyten)<br />

2. Opregeling van ICAM epressie voor vasthouden van lymfocyten<br />

3. Detoxificatie in het Stratum spinosum<br />

4. Zeer sterke intercellulaire connecties in het Stratum granulosum<br />

5. Vetlaagje bevat zweet waarin immunoglobulines en complementfactor C3<br />

6. Turn-over (21d, Steroïd sulfatase) kan opgedreven worden<br />

7. Langerhans cellen presenteren antigeen en secreteren cytokines<br />

8. Competitieve exclusie door de eigen Staphylococcen flora<br />

9. Folliculaire plug en tricholemmale keratinisatie sluiten infundibulum af<br />

* Staphylococcen flora: koloniseert de epidermis, reserve aanwezig in infundibulum en neusholte <br />

rekolonisatie na desinfectie<br />

* waar de schacht uit de follikel groeit = delicaat punt, hier kan een noxe diep binnendringen rond<br />

de schacht zit een band/plug van zachte keratines (tricholemmale keratines) sluit infundibulum af.<br />

Bij de meeste diersoorten is dit goed ontwikkeld, enkel bij de hond (vnl Duitse Herder) komen er snel<br />

noxes in de follikels dermatitis, diepe pyodermie (‘Duitse Herder pyodermie’), dit is altijd etterig (vnl<br />

S.intermedius)<br />

Macroscopische terminologie<br />

Dermato = aparte termen, want een beschrijving moet zo nauwkeurig mogelijk gebeuren (+ bedenken<br />

hoe de huid er normaal uitziet, bv qua beharing of pigmentatie)<br />

Niet gepigmenteerde huid vascularisatieproblemen beter te zien.<br />

Primaire letsels:<br />

* Macula: kleine afgelijnde zone (< 1 cm) met verkleuring van de huid (rood, zwart of bruin), geen<br />

verdikte huid, bv erythemateuze macula: lijkt ontstoken (rood, vochtig), ook een hypergepigmenteerde<br />

macula is mogelijk. * Indien > 1 cm: vlek (patch)<br />

* Papulae: wel verdikte huid, vast aanvoelend, < 1 cm diameter. Door fusie van papulae (> 1 cm)<br />

ontstaan plaques. Vaak tgv feline eosinofiel granuloma.<br />

* Wheels = urticaria = verdikking is indrukbaar, gevuld met vocht (circulatiestoornis/oedeem), kan +/-<br />

leeggeduwd worden.<br />

* Nodules: hard, knobbelig verdikt, niet indrukbaar.<br />

* Bullae (groot), vesiculae (klein): Blaasjes gevuld met vocht in epidermis of vlak eronder, typisch voor<br />

MKZ scheuren snel (dunne wand) oppervlakkig defect vd epidermis erosie<br />

* Pustule: korstige etterhaard, lokaal thv epidermis (ettermassa in of net onder epidermis geweest<br />

(vaak net onder str.corneum?): ingedroogde neutro’s icm trans/exsudatie plasmaeiwitten stollen tot<br />

korst. Pustuleuze dermatitis: acne, ook soms bij volwassen dieren aanwezig.<br />

* Comedo: Kleine knobbeltjes die oppervlakkig in de dermis zitten: infundibulum van haarschacht<br />

gevuld met keratine plug (neemt vuil en stof uit omgeving op vaak intens zwart gekleurd). Typisch<br />

thv alopecia infundibulum maakt geen schacht meer, wel vol met zachte keratine.<br />

* Papilloma/wratten: bloemkoolachtige woekeringen vd epidermis met steel van dermis erin (=echte<br />

wratten, papillomatose). Papilloma-like of wratachtige letsels: lijkt op wratten maar worden niet door<br />

het papillomavirus veroorzaakt. Papillomavirus: wratten zijn meestal tijdelijk (enkele weken, uitz: in<br />

oorschelp: plaque evt zelfs levenslang aanwezig) korstjes (verhoorning afgestorven keratinocyten)<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

61


vallen af virus blijft in deze schilfers lang infectieus (maanden-jaar). De virussen zijn<br />

diersoortspecifiek en geven vaak een mild letsel.<br />

Secundaire letsels:<br />

* Schilfers: ‘scaling’, epitheelcellen laten in grote aggregaten los. Soms een banaal aspecifiek letsel<br />

(versnelde turn-over, bv door infectieus proces of mechanische stimulatie (krabben, bijten)) geen<br />

volledige differentiatie schilfering), soms meer karakteristiek.<br />

* Colarette: erythemateuze plek met aan de rand schilfers (hyperkeratose)<br />

* Korst: ingedroogd neerslag van exsudaat: bestaat uit keratine, neutro’s en neergeslagen eiwit<br />

* Vegetaties: dikker wordende korsten.<br />

* Eczema: deze term wordt liefst vermeden want is weinig specifiek. Erythemateus met doorsijpeling<br />

vocht laag eiwitrijk materiaal maar nog geen korst (tussen erytheem en korst)<br />

* Erosies: verlies van (bovenste laag) epidermis (niet dieper dan de basale membraan) <br />

onderliggende bldv vallen beter op, liggen oppervlakkiger wond = vochtig<br />

* Ulceraties: defect dat dieper doorgaat, tot in de dermis gaat indrogen (bloed/vochtrijke korst)<br />

* Fissuren, kloven: Barsten in de epidermis, eventueel tot in de dermis (bv bij schurft)<br />

* Callus: Verdikte huid thv drukpunten, kaalheid en onregelmatig knobbelig (‘ligger’), evt ook<br />

hyperpigmentatie aanwezig. (bv schoft bij paard) (term ook gebruikt na botfractuur: hypertrofische<br />

callus)<br />

* Alopecia: minder haar dan normaal op een bepaalde plaats (meest frequent: selectief onderlaag<br />

weg, volledig kaal of dunnere vacht)<br />

* Depigmentatie: je moet weten of er normaal wel pigment was, verlies van melanine in het stratum<br />

basale, is irreversiebel, melanocyten komen nooit meer terug. Vnl auto-immuun.<br />

* Verkleuren vd haren (≠ hyperpigmentatie want niet in epidermis!), bv typisch bij talgklier adenitis<br />

(auto-immune vernietiging vd talgklieren) geen talg meer rond haarschacht en epidermis poreus<br />

haren nemen vuil op uit de omgeving en er ontstaan makkelijker kloven in het epiderm en erge<br />

dermatitis.<br />

* Hyperpigmentatie: ontstaat altijd igv alopecie thv een gepigmenteerde huid (melanocyten worden<br />

actiever door het UV-licht) Hyperpigmentatie kan niet optreden thv ongepigmenteerde huid omdat er<br />

geen migratie van melanocyten meer kan gebeuren.<br />

Congenitaal<br />

* Epithelia imperfecta: in utero geen problemen, post-partum: uitdrogen vd huid makkelijker<br />

aanslaan van infecties. Komt geregeld voor als plaatselijk letsel, wanneer uitgebreid niet leefbaar.<br />

* Ichtyosis congenita, zeldzaam stoornis in loslaten thv str.disjunctum keratinelaag wordt steeds<br />

dikker bij beweging breekt de hoornlaag kloven tussen keratine-massa’s ( strikte balans<br />

tussen aanmaak en loslating = belangrijk)<br />

* Hypotrichose: functionaliteit follikelcomplexen (geen alopecia), meestal wel aanleg van follikels<br />

aanwezig maar zeer klein, evt ook kleine donshaartjes aanwezig maar meestal volledig geen groei vd<br />

haarschacht.<br />

* Stoornis in eiwitcomplex die desmosomen uitmaken epiderm los op dermis bij wrijving komt de<br />

epidermis los epidermolysis bullosa. Kan evt ook een afschuiven vd klauw veroorzaken. Er bestaat<br />

een onderverdeling naargelang het eiwit dat verstoord is (bepaald de diepte waar de afwijking<br />

aanwezig is).<br />

* stevigheid huid = collageen dermis (gevlochten collageen bundels) tractie/mechanische<br />

weerstand. Op dit collageen vd dermis zit alles vd epidermis verankers. Wanneer er een mutatie in het<br />

collageen aanwezig is (te weinig of slecht collageen) cutis hyperelastica/dermatosparaxie. enkel<br />

nog elastine aanwezig rekbaar en snel wonden. Histologisch: weinig collageen of ongeordend<br />

collageen.<br />

* Cutane mucinose met secundair intertrigo (dermatitis, ontsteking tussen huidplooien door de dikte vd<br />

plooien en woekering van bacterien/schimmels in deze vochtige omgeving.) Stoornis in aanmaak en<br />

afbraak proteoglycanen veel water gebonden en opgeslagen grote huidplooien door vochtrijk<br />

bdw (geen oedeem want is geen vrij water) cutane mucinose (Shar-Pei). Oudere Shar-Pei: wel nog<br />

plooien maar minder dik (proteoglycanen wijzigen in samenstelling bij het verouderen, jong = veel<br />

kerataansulfaat dat zeer veel water kan binden)<br />

* Collageen naevus: lokale stabiele verdikking uit collageen bdw (grote massa). Aangeboren<br />

onevenwicht van componenten vd huis (bv melanocyten pigment naevus, moedervlek; bldv <br />

vasculaire naevus, wijnvlek; dikke keratine laag lineaire naevus, hoornachtige streep; epiderm <br />

keratine en levende lagen verdikt)<br />

Microscopische terminologie<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

62


Onderdeel vd diagnostiek want veel verschillende pathologieen geven hetzelfde klinisch beeld (vnl<br />

knobbel, kaalheid of jeuk) vroeg bioptname omdat een juiste diagnose belangrijk is oa ivm<br />

behandeling en prognose.<br />

* Hyperkeratose: verdikt stratum corneum, ritme epitheeldeling , komt geregeld voor:<br />

alarmafweersysteem/reactie van organisme.<br />

- orthokeratotisch<br />

- parakeratotisch: kernen aanwezig in het verdikt stratum corneum (geen volledige<br />

differentiatie, niet terminaal apoptotische cel.)<br />

* Acanthose: verdikt stratum spinosum, vaak tgv verhoogde turn-over (behaarde huid: levende<br />

epidermis max 3-4 cellagen, niet behaard = dikker)<br />

* Epidermale hyperplasie: alle lagen verdikt, vaak icm een sterk golvend verloop vd basaalmembraan<br />

(rete ridges: instulpingen van dermis in epidermis, rete pegs: instulpingen epidermis in dermis)<br />

* Wanneer apoptose te vroeg gebeurt (pathologisch, tgv noxe) apoptotische cel: intens eosinofiel,<br />

afgerond, donkere basofiele kern, kleinere cel, verliest contact met rest fagocytose door<br />

omliggende cel.<br />

* Spongiosis: intercellulair oedeem in epidermis (hydropische degeneratie). Normaal verbonden door<br />

desmosomen, in stratum spinosum te zien, wanneer zeer duidelijk te zien intercellulair oedeem<br />

aanwezig (meer plaats te zien tussen de epitheelcellen door de vochtopstapeling)<br />

* Acantholyse: levende keratinocyten losgekomen vd omgevende keratinocyten (niet apoptose), cel<br />

wordt rond. Geen afwijking in de cel zelf maar iets heeft de connecties doorgeknipt (bv<br />

immuuncomplexen) typisch voor auto-immune aandoeningen.<br />

* Intra-epidermale cleft: spleetvormige holte in epidermis (lijkt fout in de coupe). Wanneer tussen<br />

stratum basale en stratum spinosum typisch desmosomen hier kapot door pemphigus vulgaris<br />

* Crustae: veel neutro’s onder stratum corneum (parakeratotisch), evt tgv bacteriele infectie.<br />

* Individuele verhoorning in dermis of dieper (zachte keratines) hoornparels/keratineparels.<br />

Eilandjes van keratine abnormaal, typisch voor tumor vh stratum spinosum (squameus cel<br />

carcinoma) invasieve groei in diepte.<br />

* Keratinecyste: onderliggend epitheel wordt atrofisch door de druk hierop.<br />

* Comedo: atrofie vh onderliggend epitheel maar kleiner dan cyste, opstapeling keratines in<br />

infundibulum<br />

* Hyperpigmentatie: pigment normaal enkel aanwezig in het stratum basale, bij hyperpigmentatie ook<br />

aanwezig in de hogere lagen (+ te veel)<br />

* Pigment incontinentia: pigment in cellen in dermis. Melanocyten in stratum basale vormt veel<br />

melanine melanosomen uitgescheiden omliggende keratinocyten nemen deze melanosomen<br />

op, maar wanneer dit er teveel zijn lekken naar dermis opname door macrofagen in dermis.<br />

Stofwisselingsstoornissen<br />

* Acanthosis nigricans: stimulatie melanoctyen door een mechanische prikkel (wrijven, duwen, likken,<br />

bijten, krabben) of UV-licht: melanine hyperpigmentatie in oa lies, de huid is ook verdikt en<br />

evt knobbelig ( door meer collageen in dermis, fibroblasten ook gestimuleerd door mechanische<br />

prikkeling)<br />

* Vitiligo: depigmentatie vd huid zonder gekende oorzaak bij een normaal volwassen dier zonder<br />

andere klachten. Typisch bij schimmel arabier rond oog/neus/kop. Evolueert tot op een bepaald punt<br />

en dan niet verder. Histologisch: geen melanocyten in stratum basale (abrupt, lokaal)<br />

* Leukotrichie: depigmentatie haren: verdwijnen melanocyten door bekende oorzaak. Kan op zichzelf<br />

staan thv bepaalde plaatsen of bij oude paarden op kop of tgv trauma (slecht zadel, hoge schoft)<br />

- Traumatisch verworven leukotrichie<br />

- Ligger: wanneer follikelcomplex verdwenen stamcellen ook weg geen haargroei meer<br />

- Hygroma: abnormaal veel proteoglycanen, geen collageen niet-epitheliale cyste:<br />

verworven subcutane bursa, vnl boven een beenuitsteeksel<br />

- Druknecrose (tot op bepaald punt druk = stimulatie melanocyten, boven deze grens cel<br />

kapot. Dit leidt tot decubitus letsels<br />

- Decubitus letsel: wonde die weinig neiging tot heling heeft, doorbloeding is slecht<br />

- Intertrigo: dermatitis<br />

- Hypergranulatieweefsel: wild vlees<br />

- Likdermatitis<br />

- Calcinosis circumscripta: vetten verzepen kalkachtige harde massa<br />

Brandwonden<br />

Tgv kou, hitte of chemische stoffen.<br />

Graad 1: Vasculaire fase erytheem en oedeem, geen necrose.<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

63


Graad 2: Coaggulatienecrose van de keratinocyten, vochtopstapeling door de vasculaire fase <br />

subepidermale bullae, oedeem van de dermis<br />

Graad 3: Coagulatienecrose van epidermis, dermis en adnexa (organen, welke met een ander zijn<br />

verbonden)<br />

Graad 4: Coagulatienecrose van huid, subcutis en onderliggende weefsels.<br />

Door een behaarde huid is er op het moment vd hitte-inwerking niets te zien (tenzij vlammen de haren<br />

weg hebben geschroeid). Pas na 1-2dagen (best 3-4d) necrose te zien. Wel al eerder pijnlijk door<br />

massale vrijstelling van prostaglandines prikkeling niet gemyeliniseerde zenuwuiteinden. Door de<br />

necrose: lekkage vocht en plasma-eiwitten uitdrogingseffect weefsel eronder verdere necrose<br />

(niet door de hitte). Uitdroging: afweer micro-organismen uit de omgeving zoveel mogelijk mijden<br />

Inerte wonde + hitte wordt geleid via haarschachten epitheel van follikel ook necrose in<br />

tegenstelling bij andere oppervlakkige wonden vd huid brandwonden helen traag doordat er enkel<br />

overgroei vh letsel kan gebeuren door randepithelialisatie, niet vanuit het follikelepitheel (andere<br />

wondes: vanuit follikelepitheel heelt sneller dan niet behaarde huid mens = trager)<br />

Chemisch irriterende contactdermatitis, wanneer mild (geen necrose) spongiotisch (intercellulair<br />

oedeem in epitheel, vnl thv str.spinosum), evt ook icm erosies, korsten (loskomend)<br />

* UV-licht: rechtstreeks effect: huidschade = actinische huidletsels dermatitis solaris. Typisch thv<br />

niet gepigmenteerde huid, bv kat met witte oren oorranden aangetast (zwelling, roodheid, necrose<br />

epiderm), geit typisch thv tepels, ook al is er op de rest vh lichaam ook niet gepigmenteerde huid, hier<br />

zijn toch geen letsels, eerst thv predilectieplaatsen.<br />

* Fotosensibiliserend effect wel elders op huid problemen, stof (plant, farmaca) opgenomen die na<br />

resorptie opgenomen wordt in stratum spinosum epitheelcellen (rol in metabolisatie toxines, oxidatie)<br />

UV-licht absorptie wordt omgezet naar warmte al problemen met lage hoeveelheid UV <br />

necrose niet gepigmenteerde epidermis, dit evolueert tot gangreen (droog thv huid) uitdrogen huid<br />

perkament, niet meer soepel dermis breekt (kloven). Huid tepels is meest gevoelig. Zelfde<br />

evolutie als brandwonden: necrotisch materiaal komt los ontsteking en exsudatie eronder <br />

erosies of diepe ulceraties.<br />

* Hyperkeratose: Zn = cofactor in keratinisatieproces, wanneer stoornis nog niet volledig<br />

gekeratiniseerde cellen (+ geen verdere evolutie), niet loskomen thv stratum disjunctum <br />

opstapeling slechte keratines. Zinktekorten komen meer voor dan gedacht door competitie met andere<br />

ionen voor opname, langdurige verteringsstoornissen of tekort in voeding, bovendien hebben<br />

sommige individuen minder efficiente zink-receptoren thv darm hogere behoefte in voeding (bv<br />

sommige Husky-lijnen (vnl schilfering en alopecie thv ogen) en sommige paarden)<br />

* Acanthose ook te zien tgv Zn-tekort?<br />

* Telogeen effluvium: wanneer dier een ernstige algemene ziekte doormaakt kan dit dier plots (binnen<br />

24-48 uur) alle haren verliezen (bv parvo enteritis pup). Bij overleven en herstel komt de beharing<br />

normaal terug.<br />

Stofwisselingsstoornissen<br />

Stofwisselingsstoornissen en ontstekingen: patroonanalyse volgens Ackermann gebruikt (op<br />

microscopisch vlak, want snel bioptname oorzaak achterhalen obv micrologisch onderzoek)<br />

Er is ook een indeling op macroscopisch vlak mogelijk maar dit wordt weinig gedaan.<br />

Bv: - ontsteking/geen ontsteking<br />

- kaal/niet kaal<br />

- lokaal of algemeen kaal<br />

- algemeen: totaal/ partieel (alleen dons/ondervacht), bilateraal symmetrisch/asymmetrisch,<br />

distributiepatroon: caudaal/ventraal/craniaal/alles behalve de kop<br />

Vlooienallergiedermatitis: ontsteking, alopecie (verlies ondervacht en hypertrofie bovenvacht,<br />

dikker/stugger), caudodorsaal (staartbasis)<br />

Microscopisch patroon: obv wat je ziet (patroonherkenning) naam op plakken (gerelateerd aan 1 of<br />

meer noxes/pathologieen)<br />

11-13 hoofdpatronen + enkele subpatronen nog accurater navigeren naar een bepaald pathologie<br />

1. Atrofische dermatose: atrofie van alle/vele componenten vd huid (epiderm, follikel,<br />

talg/zweetklier, dermis, m.arrector pili…). Typisch voor hormonale huidafwijkingen (Cushing,<br />

geslachtshormonen, hypothyroidie: endocrien bloedonderzoek) of telogeen effluvium (enkel<br />

atrofie follikel obv subpatronen onderscheid te maken).<br />

Seizoensgebonden flank: waarschijnlijk hormonaal, maar welk hormoon niet gekend, macro:<br />

bilateraal symmetrisch, histologisch: typisch altijd hyperkeratose, atrofie follikels,<br />

talg/zweetklier en levende epidermislagen + evt dunnere dermis.<br />

2. Perivasculair e dermatitis: ontsteking gelokaliseerd rond de bldv vd oppervlakkige<br />

capillairplexus in de dermis (vnl tgv allergie). Subpatronen: iets dieper doordringen: vorm van<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

64


allergie evt te bepalen. Secundaire complicatie: acanthose (levende epidermis en stratum<br />

corneum verdikt, rete ridges) Macro: reek van patronen, altijd ontsteking, wanneer chronisch<br />

elefantiasis (dermale sclerose, hyperpigmentatie tgv het krabben door de jeuk <br />

melanocyten )<br />

3. Interface dermatitis: ontsteking thv contact epidermis/dermis (focus op basaalmembraan<br />

epidermis), typisch auto-immuun. Subpatroon: celarm of celrijk. Macro: variabel, alopecie en<br />

ontsteking.<br />

4. Intraepidermale vesiculaire en pustulaire dermatitis: gat in levende laag epidermis (evt gevuld<br />

met vocht vesiculeus, evt met neutro’s pustuleus). Antistoffen blokkeren de<br />

intercellulaire verbindingen (desmosomen) geen brugvorming tussen aanpalende cellen,<br />

kan icm acantholytische cellen in pustule.<br />

5. Subepidermale vesiculaire en pustulaire dermatitis: tussen dermis en epidermis epidermis<br />

los van dermis. Weinig aandoeningen (bulleus pemphigoid) ontstekingsreactie rond bldv en<br />

basaalmembraan (interface) + cleftvorming zo karakteristiek dat dit geen interface<br />

dermatitis wordt genoemd.<br />

6. Vasculitis: ontstekingscellen rond alle bldv, niet enkel de oppervlakkige. Niet enkel<br />

veroorzaakt door migratie vanuit bldv maar echt gefocust op bldvwand beschadiging<br />

endotheel stollingscascade intravasculair kleine arteries en arterioles verstopt door<br />

stolsel ischemische necrose in het gebied dat hierdoor bevloeid wordt (wigvormig). Typisch<br />

bij de hond aan de oorrand, distale ledematen en staarttop, evt overal verspreid. Oorzaak:<br />

vaak moeilijk te achterhalen maar het letsel ontstaat door immuuncomplexen (bv tgv<br />

langdurige bacteriele infectie…) gecapteerd door endotheel vrijstelling oa IL-8 <br />

ontsteking gefocust op endotheel verdere beschadiging.<br />

7. Nodulaire dermatitis: grote aggregaten ontstekingscellen in dermis op den duur macro:<br />

knobbel. Evt icm alopecie, schilfering. Bv Leishmania (protozoa, mediterraan gebied)<br />

8. Diffuse dermatitis: hele dermis doorzeefd met ontstekingscellen, zeer herkenbaar patroon,<br />

klassiek bij feliene plasmacel pododermatitis 1 of meer zoolkussens verdikt progressief<br />

erger (chronisch proces) uiteindelijk erosie/ulceratie epitheel pijn manken. Oorzaak<br />

niet gekend, letsel tegengaan door anti-inflammatoir te behandelen, maar vaak wordt het<br />

zoolkussen chirurgisch verwijderd. Histologisch: in dermis veel plasmacellen.<br />

9. Folliculitis en furunculose: ontsteking vd adnexa, de ontstekingscellen hebben een tropisme<br />

voor de follikels. Subpatroon: bv infundibulair: ontstekingscellen focus thv infundibulum.<br />

Ontsteking vd follikelcomplexen (vnl wanneer veel neutro’s) diepe pyodermie (bacterieel,<br />

typisch bij honden, evt primair vaak secundair, bijzondere vormen: bv acne). De<br />

follikelcomplexen zijn doorzeefd met ontstekingscellen breken open restanten keratine<br />

en epitheelcellen in omgeving ontsteking knobbels klinisch te zien (≠ nodulair!) =<br />

furunculose (volledige vernietiging complex)<br />

Weinig noxes:<br />

- hond: Staphylococcus intermedius, vaak secundair aan allergische dermatitis mix<br />

van patronen (2+9)<br />

- verschillende diersoorten: keratofiele schimmels (PAS positief), dermatophytose,<br />

trichophyton mentagrophytes, microsporum gypseum: liefst in harde keratines<br />

haarschacht, ondanks infundibulum plug schacht vernietigd turn-over epitheel<br />

omgeving hyperkeratose. Macro: multifocale lokale alopecie + hyperkeratose, in<br />

concentrische uitbreiding (katrienwiel)<br />

- hond: Demodex: vnl wanneer immuniteit , mijt leeft in haarfollikel ernstige<br />

folliculitis furunculose, de ontstekingscellen maskeren de basaalmembraan vd<br />

follikel. Erge jeuk, DiDi: allergische dermatiden hoge dosis anti-inflammatoire<br />

stoffen immuniteit , wanneer niet de juiste diagnose Demodex <br />

10. Fibroserende dermatitis: end-stage letsel (ook nier: nefrosis, schrompelnier, term niet gebruikt<br />

in de lever bij cirrhose). Elke noxe die lang blijft werken thv huid geeft uiteindelijk een<br />

fibroserende dermatitis (atrofie en bdw-vervanging) dikkere dermis zonder<br />

follikelcomplexen en atrofie bovenliggende epidermis, veel collageen. atypisch,<br />

akarakteristiek.<br />

11. Panniculitis: ontsteking hypodermis (met vetweefsel, panniculus adiposus vd hypodermis).<br />

Subpatronen: septaal (in bdwsepta tussen de lobuli vd vetcellen) en lobulair (ontstekingscellen<br />

verspreid tussen de vetcellen). Macro: grote nodules, subcutis = losmazig makkelijk<br />

uitbreiding.<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

65


ENDOCRINUM<br />

Verschillende organen, bij KHD vrij veel stoornissen.<br />

Hypofyse<br />

Congenitaal<br />

* Hypoplasie (slechts klein orgaan aanwezig in sella turcica). Histo: geen adeno/neurohypofyse, enkel<br />

groepje cellen, kleine kern, weinig cytoplasma afunctioneel. Bij de partus heeft de hypofyse vd<br />

foetus een rol in de inductie vd partus, bij hypoplasie geen partus.<br />

Adenohypofyse: craniopharyngeale uitstulping, wanneer niet volledig omgezet restanten vd ductus<br />

craniopharyngeale aanwezig cysten (deze zijn meestal redelijk beperkt maar kunnen duwen op<br />

hypofyse/hersenen)<br />

Boxers: vaak cysten aanwezig zonder klinisch belang.<br />

Ontsteking<br />

* Abces: na onthoornen bij het rund, maar kan ook voorkomen bij andere diersoorten (varken, paard).<br />

Komt vnl voor thv adenohypofyse (predilectieplaats tgv poortadersysteem: trage bloedstroom, grote<br />

kans dat kiemen hier blijven steken). Symptomen zijn variabel, evt enkel druk op hersenen.<br />

(CZS: weinig infectie + weinig etter en geen abcesvorming)<br />

Schildklier<br />

Congenitaal<br />

* In utero: foetus al gevoelig voor thyreostatica, transplacentair. Bv krop(gezwel), goiter, struma: grote<br />

schildklier icm hypothyroidie (minder tyroxine vrijgesteld) schildklier groter door opstapeling<br />

thyroglobuline in de follikels (colloid)<br />

Stofwisselingsstoornissen<br />

* Verkleinen schildklier: vnl hond en kat ook functie verlies van follikelstructuur <br />

verhoudingsgewijs meer bdw. (idiopathische follikelatrofie macro: atrofische schildklier, bleker en<br />

kleiner.) Histo: collaps, onregelmatige grootte vd follikels, epitheel rond follikels is kubisch tot<br />

cilindrisch.<br />

Ontsteking<br />

Vnl nog onderkend bij KHD<br />

* Lymfocytaire thyroiditis (vaak auto-immuun, humaan: Hashimoto’s disease) lymfo’s in interstitium,<br />

atrofie follikels en weinig colloid<br />

Groeistoornissen<br />

* Struma: grote follikel met veel colloid + afgeplat epitheel. Functioneel: activiteit . Morfo: vergroting<br />

klier en colloid (ongelijk verdeeld over de follikels)<br />

- Parenchymateus: meer epitheelcellen<br />

- Colloideus: meer colloid<br />

* Atrofie: vaak het gevolg van een lymfocytaire thyroiditis, op het moment dat deze ontsteking<br />

evolueert tot atrofie zijn er geen lymfo’s meer aanwezig idiopathische follikel atrofie.<br />

* Jood-tekort of chemische stoffen die de koppeling tussen thyroxine en thyroglobuline remmen en de<br />

secretie naar het bloed verminderen kropgezwel. (tgv synthetische of natuurlijke (Brassica,<br />

koolsoorten) thyreostatica)<br />

Er zijn dus 2 grote entiteiten die hypothyroidie geven (thyroxine productie )<br />

Tumoren<br />

Geven aanleiding tot hyperthyroidie, maar dit kan ook onafhankelijk van tumoren ontstaan.<br />

Parathyroide<br />

Productie parathormoon Ca-spiegel (mobilisatie uit skelet)<br />

Anatomisch moeilijk te lokaliseren (wit puntje op schildklier, maar regelmatig niet op de schildklier<br />

gelegen maar ergens in het bdw vd omgeving (verschillende diersoorten) moeilijk te vinden, evt<br />

ook meerdere aanwezig in de hals.<br />

Verhoogde productie parathormoon wanneer er een grote behoefte is aan Ca.<br />

‐ Nutritionele secundaire hyperparathyroidie: tekort Ca, teveel P in voeding (all-meat,<br />

molenaarsziekte)<br />

‐ Renale secundaire hyperparathyroidie: verlies Ca via urine en retentie P metastatische<br />

verkalking<br />

Hyperparathyroidie: te groot wit puntje, leidt tot botpathologie (osteodystrophia fibrosa: wel minder bot<br />

maar compensatoir bdw thv periost en endost, macro: dikker bot, RX: lijkt osteoporose maar meer<br />

weke delen.)<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

66


Bijnier<br />

Congenitaal<br />

* Hypoplasie: tgv agenesie hypofyse. Smalle cortex, abnormaal smalle zona fasciculata en reticularis.<br />

Evt amyloid<br />

* Overmatige functie bijnierschors: Cushing (tgv functioneel (secreterend) gezwel bijnierschors of<br />

functioneel gezwel adenohypofyse). Vaak bij oudere honden glucocortico’s . Vroegere therapie:<br />

Fysodren: middel dat cortex necroseert atrofie cortex, medulla (bevat veel sinussen, vasculaire<br />

ruimten) wordt dan donkerder dan cortex.<br />

* Idiopathische atrofie cortex: kan Addisson crisis geven (ionaire stoornis contractie hart <br />

plotse sterfte). Tekort glucocortico’s: lethargie, anorexie, braken, zwakte, tekort mineralocortico’s:<br />

verantwoordelijk voor de sterfte door hypovolemie, hypotensie, bradycardie en hyperkaliemie.<br />

* Cushing: functioneel gezwel bijnier/hypofyse (toename cortex door ACTH , nodulaire hyperplasie<br />

(≠ neoplastisch)). Buitenkant geen knobbels te zien, wel diffuse vergroting bijnierschors, de nodules<br />

stulpen in in de medulla.<br />

Endocriene pancreas<br />

Beta-cel-eilandjes tussen exocriene pancreascellen.<br />

* Activiteit diabetes mellitus (evt ook tgv insulineresistentie) verschillende afwijkingen in<br />

verschillende organen, macro niks te zien in pancreas. Micro: vacuolaire/hydropische degeneratie <br />

gaten in eilandjes. Komt frequent voor bij oudere honden.<br />

* Oude kat: ook vaak diabetes mellitus, vaak tgv amyloidose (AE amyloid, opstapeling verkeerd<br />

gemetaboliseerd insuline afbraak ruimte-inname activiteit ). Histo: gebied met niks te<br />

zien (evt lichtroze) tussen de zymogeengranules vd exocriene pancreas eilandje geweest. Congorood:<br />

blijft in plooien beta-vouwblad hangen (in 1 richting) gepolariseerd licht wordt gebroken <br />

groene oplichting wanneer filter in de juiste richting staat om het gebroken licht door te laten.<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

67


BLOED EN HEMATOPOEIETISCHE ORGANEN<br />

Beenmerg: - myeloide reeks granulocyten en monocyten<br />

- erythroide reeks rbc<br />

- megakaryocyten bloedplaatjes<br />

Neutro’s: sterke differentiatie in beenmerg, slechts 12u in bloed snel nieuwe populatie. Rbc langer<br />

in bloed aanwezig (maanden) wel lang zelfde populatie. Monocyten: in circulatie als onrijpe cellen,<br />

transmigratie naar weefsels, dan pas oiv signalen/triggers terminale differentiatie tot macrofagen,<br />

blijven als resident tissue macrofages in weefsels aanwezig. Neutro’s blijven niet in weefsels.<br />

Lymfoide reeks uit beenmerg via circulatie thymus differentiatie tot lymfo’s verschillende<br />

perifere weefsels (lymfoide organen, lnn..). Elk orgaan heeft zijn eigen populatie lymfo’s die regelmatig<br />

recirculeren (altijd terug naar eigen orgaan).<br />

Bij foetus: ook in lever aanwezig. Volwassen individu met probleem in nieuwvorming van oa wbc <br />

kan terug door lever nieuwvorming gebeuren ( myeloproliferatie) hematopoeietische haarjes in<br />

lever (secundair verschijnsel) wanneer het beenmerg niet kan voldoen aan de (hogere) behoefte.<br />

De verplaatsing van wbc vanuit het beenmerg naar het bloed gaat via een spill-over effect: het<br />

endotheel vd vasculaire ruimtes in het beenmerg kunnen slechte cellen uitselecteren en de<br />

overblijvende cellen tegenhouden totdat ze met teveel zijn overgang naar het bloed van enkel de<br />

goede wbc. Wanneer de aanmaak van wbc daalt geen spill-over drastische daling in bloed.<br />

Primaire lymfoide organen (rijping pre-lymfo’s): thymus, bursa v.Fabricii (beenmerg/Peyerse platen)<br />

Secundaire lymfoide organen (antigeen contact): lnn, milt<br />

In de hematopoeiese komen veel cytokines en signalen tussen.<br />

Bepaalde celtypes (oa neutro’s) delen niet meer in perifere weefsels, ze passeren de weefsels snel en<br />

worden uitgescheiden via mucosae AH,SVS en UGS (ze transmigreren vanuit het bloed naar het<br />

lumen van deze orgaansystemen waar ze nog actief zijn 1 e afweer.<br />

Lymfo’s vermeerderen nog wel in de germinale centra (klonale expansie, maken allen dezelfde As) in<br />

de lnnfollikels.<br />

Milt histo: witte pulpa: PALS (peri-arterial-lymfoid sheet) en PELS (peri-endothelial-lymfoid sheet)<br />

normaal aanwezig<br />

Congenitaal<br />

* Afwijking aan pluripotente stamcel in het beenmerg leefbaar?<br />

* Afwijking aan granulocyt precursor cel:<br />

- grijze collie: cyclische neutropenie. Stoornis in nieuwvorming neutro’s verschillende<br />

episodes dat neutro’s uitgeselecteerd worden door het endotheel vh beenmerg, vooraleer ze<br />

naar het bloed gaan apoptose in het beenmerg en geen spill-over effect meer.<br />

- abnormale granulatie<br />

* Afwijking aan de lymfoblastoide stamcel:<br />

- SCID: T- en B-cel deficientie, frequent bij arabisch volbloed volledig immuno-incompetent<br />

op het moment van spenen fataal<br />

- nude mice: T-cel deficientie, congenitale thymus aplasie PALS ontbreekt in de milt.<br />

* Afwijking aan de milt: (vast op maag via ligament, meestal kort, wanneer iets langer complicaties)<br />

- vormafwijkingen komen heel veel voor<br />

- meerdere (kleinere) miltachtige structuurtjes (bv ectopisch in pancreas, ophangbanden,<br />

omentum, mesenterium). Geen functionele betekenis. Misschien verworven na scheur in de<br />

milt die niet fataal was miltweefsel in peritoneale holte inplanting in andere structuren.<br />

* Afwijking aan de Hb-vorming: (porphyrines excretie in tranen en speeksel is normaal)<br />

De heemkern wordt via verschillende stappen en enzymes gevormd (uro- en proporphyrines),<br />

op verschillende momenten worden er intermediairen vrijgesteld. Wanneer 1 vd<br />

tussenstappen of enzymes is verstoord accumulatie van alle voorgaande porphyrines, vnl<br />

thv botweefsel beenmerg en bot worden bruin (porphyrie), dit is autofluorescerend door de<br />

dubbele bindingen.<br />

Stofwisselingsstoornissen<br />

Anemie<br />

: verminderd zuurstofdragend vermogen vh bloed door een tekort aan Hb hypoxie weefsels<br />

(≠ hypovolemie: ook verminderd zuurstofdragend vermogen maar dan door bloedvolume ,<br />

hypovolemie is altijd maar kortstondig polydipsie volume anemie)<br />

Bloedvolume = 10% vh LG (soortelijk gewicht is ongeveer 1)<br />

10% vh bloedvolume mag zonder problemen afgetapt worden, bij 30% vermindering vh bloedvolume<br />

gaat een dier tegen de vlakte.<br />

Anemie komt courant voor: lichtroze waterig bloed, licht gekleurde spieren, bleke mucosae Hct<br />

bepalen.<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

68


- Aplastisch of niet-regeneratief beenmerg werkt niet meer geen nieuwe rbc <br />

levensbedreigend. Bij aplastische anemie zijn er geen reticulocyten te vinden in een bloeduitstrijkje en<br />

is er wel een lage Hct (diagnose op uitsluiting). Meestal icm anisocytose (grote en kleine rbc). Gaten in<br />

rbc worden ringen van Gabor genoemd. Noxes die inwerken op het beenmerg zijn meestal niet<br />

selectief pancytopenie (erythroide, myeloide, megakaryocyten reeks )<br />

Alles dat het beenmerg vernietigt veroorzaakt aplastische anemie, de evolutie is afhankelijk vd reactie<br />

van stamcellen na verwijderen vd noxe.<br />

‐ Nooit meer regeneratie (irreversiebele aplastische anemie), vnl door chemische stoffen, bv<br />

hoge dosis oestrogenen bij honden (vroeger gebruikt voor abortus)<br />

‐ Chronische ontsteking activiteit beenmerg <br />

‐ Uremie<br />

- Regeneratief beenmerg werkt nog, dit wordt actiever onrijpe rbc met kernresten in het bloed<br />

(reticulocyten) enkel oorzaak wegnemen.<br />

Verschillende oorzaken van regeneratieve anemie:<br />

‐ Gestoorde Hb aanmaak hypochroom (bijna normaal aantal rbc maar weinig Hb in rbc),<br />

normochrome anemie kan voorkomen bij aplastische anemie.<br />

o Congenitaal door enzymstoornissen (porphyrie)<br />

o Tekort Fe, Cu, Co<br />

o Chronische ontsteking: lichaam verdedigt zich tegen een bacteriele infectie door Fe<br />

minder beschikbaar te maken sekwestratie in macrofagen (opslag als ferritine in<br />

siderofagen, via NO) oiv IFNgamma en TNFalfa Fe voor Hb hypochrome<br />

(ferriprieve) anemie vicieuze cirkel<br />

o Tekort bouwstenen (ondervoeding, eiwitten )<br />

o Maligne tumoren<br />

o Auto-immuun<br />

‐ Haemolyse Hb vrij uit rbc na openbarsten (Hb kan doorheen glomerulus urine Hburie)<br />

o Iso-immuun (donor-acceptor, moeder-jong, systemische lupus erythrematosus)<br />

o Infecties<br />

o Cu-intoxicaties<br />

Een clinicus stelt zijn diagnose op een uitstrijkje (reticulocyten) en sondage blaas/urine<br />

(Hb?), de lever zet Hb om in biliverdine, overmaat Hb gezwollen en groen verkleurd<br />

‐ Bloeding: gecompenseerde hypovolemie<br />

‐ Afwijkingen aan het Hb (spectrumveranderingen)<br />

Andere molecules op de heemkern ipv O2 of CO2<br />

o Nitrieten metHb (bv overbemesting met nitraten) bruin bloed<br />

o CO carboxyHb (na brand gestikt in rook) roze bloed, dit is een<br />

evenwichtsreactie, bij de autopsie wordt het bloed weer roder bij blootstelling aan de<br />

lucht.<br />

Anemie: DiDi essentieel om probleem op te kunnen lossen.<br />

* Haemorrhagische diathese<br />

veralgemeende bloedingsneiging (normale hemostase is gestoord), er ontstaan makkelijk<br />

bloedingen, zonder trauma of wonde (overal in lichaam mogelijk, praktijk: vnl waar weinig tegendruk<br />

is: longen, subcutaan, losmazig bdw, maar onvoorspelbaar verspreid)<br />

‐ Overal defecten aan endotheel<br />

‐ Stoornis in stollingsfactoren<br />

‐ Stoornis in bloedplaatjes<br />

* Non-thrombocytopenische purpura: endotheelstoornissen/gaten (purpura: (kleine) bloedingen tgv<br />

haemorrhagische diathese, thv mucosae en ongepigmenteerde huid puntbloedingen te zien maar<br />

ook overal elders aanwezig)<br />

* Thrombocytopensiche purpura: tekort aan bloedplaatjes<br />

* Thrombocytopathie: functiestoornis bloedplaatjes<br />

* Haemofilie: aangeboren afwijking in aanmaak van bepaalde stollingsfactoren<br />

* DIC: elke erge ziektetoestand met veralgemeende activatie endotheelcellen stollingsfactoren <br />

microthrombi multiple organ failure sterfte. Thrombi best in glomerulus te zien (veel kleine<br />

capillairtjes) eosinofiel<br />

Door de veralgemeende stolling raken de stollingsfactoren uitgeput collaterale bloedingen<br />

(haemorrhagische diathese te zien op autopsie, te wijten aan verhoogde stolling contradictie).<br />

Haemorrhagische diathese is een andere problematiek dan een (erge) bloeding bij een dier met een<br />

normale hemostase.<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

69


* Stollingsstoornis in de stollingscascade: coumarines (antagonist vit.K) haemorrhagische diathese.<br />

Lymfoide organen<br />

Stofwisselingsstoornissen<br />

Lnn draineren overmatig interstitieel vocht afkomstig uit de bloedbaan, de lymfe gaat naar regionale<br />

lnn (aanvoer via kapsel lnn subcapsulaire sinus tussen lymfoide stroma medullaire sinussen<br />

hilus afvoer, behalve bij varken, daar is deze weg omgekeerd)<br />

Epitheliale tumoren metastaseren lymfogeen eerst naar subcapsulaire sinussen eerst hier<br />

ontwikkeling (tumorcelemboli) lymfe kan moeilijker spreiden in sinus afvoer lymfestase in<br />

orgaan/gebied. Nadien gaat de tumor lokaal uitbreiden (maligne: doorheen kapsel ( fibroblast<br />

reactie minder beweeglijk (vast in omgeving) en groter(dit kan ook een aspecifieke reactie zijn op<br />

een ontsteking) en corticale follikels medullaire sinus) dan pas afvoer via lymfeafvoerweg bloed.<br />

Tumor: grote, niet beweeglijke lymfeknopen.<br />

Corticale follikels: activiteit B-lymfo’s (centrum = mitotisch actief), hiertussen = T-cel gebieden.<br />

* Noxes, oa virussen, die vermeerderen in delende (lymfoide) cellen apoptose/necrose lnn<br />

collabeert (atrofie/necrose icm depletie) doordat deze minder cellen bevatten (bv parvo hond GALT<br />

putten op darm)<br />

* Lymfoide follikel rol in immuunrespons aanleiding tot plasmacellen (Ig) en T-cellen vergt<br />

proliferatie (B: in germinale centra) vd cellen lnn met grote germinale centra (bleke zone) in follikel<br />

= folliculaire hyperplasie (typisch bij activatie lnn) (dit wordt evt al lymfadenitis genoemd)<br />

* Clinicus wordt vnl geconfronteerd met gezwollen lnn noemt dit meestal lymfadenopathie, vnl<br />

wanneer meerdere gezwollen (klinisch begrip). Dit kan ontstaan tgv:<br />

‐ Reactie (Ag-stimulatie hyperplasie follikel) = reactieve lymfadenopathie<br />

‐ Ontsteking in lnn acuut: infiltratie neutro’s = lymfadenitis in enge zin<br />

‐ Tumoraal (meerdere, verspreid over lichaam multicentrisch lymfoma, kans groot dat het<br />

een tumor van lymfoide cellen is (lymfoma, leukose = tumor bloedcellen)<br />

Na de vaststelling dat het om een ontsteking of tumor gaat wordt het geen –pathie meer genoemd.<br />

Enkel de perifere (boeg, retropharyngeaal, lies, popliteus) lnn palpeerbaar (soms perifere<br />

lymfadenopathie genoemd), andere kunnen ook gezwollen zijn.<br />

* Cysten in lnn: zelden<br />

* Antracose: hiluslnn in long: grijs/zwartverkleuring, = banaal<br />

* Emfyseem: onbelangrijk.<br />

Milt<br />

* Nodulaire hyperplasie (echo: knobbels te zien verschillende betekenissen), zones waar de<br />

activiteit vh miltweefsel verhoogd is (witte pulpa) = banaal, geen klinische gevolgen<br />

* Hematoom: veel rode pulpa: grote sinussen met traag stromend bloed (reserve), als het endotheel<br />

scheurt blaas op milt vol met bloed<br />

* Tumor: geregeld in milt vd endotheelcellen, 1 vd primaire haarden van endotheelceltumoren<br />

(hemangiomen/hemangiosarcomen) (ook aurikel hart en huid = primaire haarden) milt verwijderen,<br />

knobbel onderzoeken.<br />

* Cysten = zelden<br />

* Op oppervlak witte kleine knobbeltjes siderofibrose, geen klinisch belang. Typisch bleker dan milt<br />

+ uitstekend boven kapsel. Histo: bdw met macrofagen beladen met ferritine-Fe ertussen ( Pruisisch<br />

blauw), ontstaat na een episode van hoge afbraak rbc. (macrofagen met bdw reactie errond.)<br />

Bursa van Fabricii<br />

Differentiatie en rijping B-cellen tijdens de groei bij vogels (ongeveer als de thymus). Enkel actief tot<br />

volwassen, hierna bijna volledige involutie. Overblijfsel blijft wel het oorspronkelijk stramien behouden.<br />

De bursa is een instulping vh epitheel vd darm vlak voor de cloaca. B-lymfo’s rijpen door<br />

transmigreren door dit geslingerde epitheel (ongeveer lymfefollikel structuur). Gumboro: massal<br />

destructie B-lymfo’s (immuniteit ) beeld van apoptose/necrose (duif: circovirus)<br />

Circulatie<br />

* Naar lnn gaan ook bldv, soms extreem gestuwd gepralineerde lnn (rood-witschakering) en grotere<br />

lnn<br />

* Thymusbloeding<br />

* Milt: hier komen geregeld infarcten voor, in principe zijn deze steeds haemorrhagisch want er bestaat<br />

een collateraal circulatie. Wanneer lang O2 wigvormige necrose, oorspronkelijk miltweefsel niet<br />

meer aanwezig 3-hoekige putten in eindstadium.<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

70


* Haemorrhagische infarcering: torsie maag/milt (hond), bloedtoevoer naar de milt (eerst venen). De<br />

milt wordt dik en zwaar trekt maag verder mee<br />

* Miltruptuur: geven na overleven verworven vormveranderingen<br />

* Zwelling (voor clinicus: splenomegalie) door:<br />

‐ Stuwing<br />

‐ Haemorrhagische infarcering (mechanisch afsnoeren veneuze retour)<br />

‐ Onderdrukken normale innervatie-evenwichten (bv major tranquilizers) functioneel veneuze<br />

retour door vasoconstrictie.<br />

Ontstekingen<br />

Ontstekingen komen niet voor in het bloed maar er ontstaan wel wijzigingen in het bloedbeeld tgv<br />

ontstekingen (leucocytose, neutrofilie, linksverschuiving: onrijpe staafvormige neutro’s in circulatie)<br />

* Verschillende infectieuze agentia kunnen aanwezig zijn in het bloed<br />

* Gumboro: necrose. Acuut: rode, ontstoken, gezwollen bursa. Evolutie: eindigt als atrofie (involutie<br />

= normaal bij volwassen worden (17-18w), onderscheid niet altijd makkelijk, wanneer op 10w <br />

patho)<br />

* Ontsteking lnn: in acuut stadium: vergroot, rood, gezwollen lymfadenitis. Cytologisch: neutro’s<br />

aanwezig (normaal nooit aanwezig). Altijd ongeveer hetzelfde uitzicht (termen als sereus etc. worden<br />

niet gebruikt).<br />

Chronisch stadium: etterig caseuze lymfadenitis. Abcessen waar normaal lnn zat door aantrekken<br />

van veel neutro’s, wanneer de etter vervloeit cysteuze omvorming.<br />

Ook chronisch is de granulomateuze lymfadenitis (bv tgv systemische mycose of (para)tbc): knobbelig<br />

op doorsnede (individuele granulomen die uitpuilen op doorsnede)<br />

* Tonsillen in crypten: bij sterke negatieve druk (bv moeilijke AH) kan de crypte omgestulpt worden <br />

pedunculair proces. Hierdoor wordt de ademhaling nog verder bemoeilijkt.<br />

* Milt: typisch granulomateus (bv Yersinia)<br />

Groeistoornissen<br />

* Bursa atrofie: noxe werkt in op lymfo’s in bursa necrose (acuut = ontsteking) atrofie. Gumboro<br />

= viraal, bij 3-4w oude dieren, tropisme voor lymfo’s. Er bestaan stammen met verschillende virulentie<br />

apoptose atrofie of necrose en ontsteking extreme atrofie. Bij atrofie van de bursa wordt het<br />

epitheel rond de lymfo’s zichtbaar (niet meer gemaskeerd)<br />

(lnn atrofie: immuniteit , ook hier worden de membranen zichtbaar)<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

71


EXOCRIENE PANCREAS<br />

(slides = meer detail dan je moet kennen)<br />

Congenitaal<br />

Veel vormafwijkingen (niet belangrijk)<br />

Normaal: 2 lobben, 1 langs duodenum, 1 langs omentum, waar deze samenkomen loopt de ductus<br />

pancreaticus, hierlangs gaan de pancreassappen naar het darmlumen, deze ductus komt uit vlakbij de<br />

ductus choledochus/papilla van Vater.<br />

Trypsine/chymotrypsine knippen (bijna alle) eiwitten kapot, mogen pas functioneren in de darm <br />

excretie als pro-enzymes. Wanneer deze activatie vervroegd gebeurt: acute haemorrhagische<br />

pancreatitis (vnl bij hond)<br />

* Ectopisch pancreasweefsel in de wand vd darm mogelijk, evt ook endocrien weefsel (een functionele<br />

tumor van de beta-cellen hoeft zich dus niet in de pancreas te bevinden, deze kan ook in de<br />

darmwand aanwezig zijn)<br />

* Ringvorm: kan zich rond een darmlus leggen afsnoering. Dit is een rariteit<br />

* Brug met milt, komt zelden voor<br />

* Cysten: geregeld, maar geeft weinig kliniek. Multipele cysten Perzische katten (ook in meningen,<br />

pancreas, lever en nier, de cysten in de nier zijn de uiteindelijke doodsoorzaak)<br />

* Rund: typisch stenen (niet belangrijk)<br />

* Atrofie: entiteit op zich, typisch bij honden. Histo: cellen kleiner (weinig cytoplasma, kleine kern), de<br />

cellen vd acini bevatten geen zymogeengranules in het apicale deel vd cel meer.<br />

Gevolg: geen/weinig pancreasenzymes, vnl het tekort aan het pancreaslipase is belangrijk omdat de<br />

vetvertering zowieso al moeilijk gaat vetvertering diarree (volumineus, bleek) = steatorrhee<br />

(wanneer een clinicus dit ziet bijna altijd verteringsenzymes ).<br />

Behandeling: enzymes in de voeding toevoegen, bv pancreas te eten geven (de enzymes overleven<br />

de maagpassage en zijn dan actief in de darm)<br />

Dit kan auto-immuun zijn: reactie specifiek tegen eigen exocrien pancreasweefsel enkel nog<br />

eilandjes aanwezig. Bij de kat komt er opvallend veel chronische pancreatitis voor.<br />

* Vetopstapeling in pancreas: zelden<br />

* Acidofiele degeneratie: abnormale opstapeling zymogeengranules eosinofiel<br />

* Bij oude katten: vaak amyloid thv eilandjes, dit kan evt ook voorkomen interstitieel in het exocrien<br />

deel.<br />

Ontstekingen<br />

Typisch hond na copieuze maaltijd met veel kruiden stimulatie vroegtijdige activatie<br />

pancreasenzymes:<br />

Acuut:<br />

* Mild maar wel doorlekken vd enzymes naar interstitium rond pancreas, oa lipase hydrolyse vetten<br />

naar glycerol en vetzuren verzeping vd vetzuren in het interstitium steatonecrose.<br />

* Erger: pancreas rood, ontstoken en vochtig (sereus)<br />

* Nog erger: bloedingen, meest courant: haemorrhagische/necrotiserende pancreatitis (volledig<br />

bloederige pancreas en infiltratie van neutro’s). Klinisch stoppen deze dieren niet met braken en<br />

sterfte kan snel optreden.<br />

* Bij pony’s is pancreatitis meer necrotiserend/caseus, vnl vaak voorkomend bij dieren met<br />

hyperlipemie, leidt uiteindelijk ook tot steatonecrose.<br />

* Neutrofiele pancreatitis (komt vnl voor bij de kat, trager evoluerend proces dan bij de hond) door<br />

ascenderende ontstekingen via de afvoergangen vd pancreas vanuit het duodenum (vaak ook<br />

ascenderende ontstekingen van de galgangen), vaak door E.coli, mechanisme van ontstaan niet goed<br />

gekend. Kan evt ook ontstaan door Ascaris/Toxocara… migratie naar afvoergangen pancreas/lever<br />

Dit alles leidt uiteindelijk tot pancreatitis en cholangitis braken.<br />

Chronisch:<br />

* Lymfocytaire pancreatitis met atrofie vd pancreas. Een deel hiervan is auto-immuun. De pancreas<br />

wordt harder en steviger door bdw (witte harde knobbels, pogingen tot regeneratie en bdw reactie),<br />

komt zeer veel voor bij oudere honden en katten. Geeft niet altijd een deficientie aan enzymes <br />

letsel komt meer voor dan de klinische symptomen.<br />

* Nodulaire hyperplasie: compensatoire nodules met jongere cellen, grote bleke kernen en minder<br />

zymogeengranules (minder uitgerijpt) minder efficient. Geregeld bij oudere hond + kat (na atrofie of<br />

functie ) = poging tot regeneratie bij atrofie.<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

72


TERATOLOGIE<br />

Leer vd monstervormen: uitleg over macroscopisch en anatomisch waarneembare afwijkingen<br />

(aanwezig vanaf de geboorte). De afwijkingen kunnen gaan van relatief banaal tot spectaculair<br />

(interferentie met leven)<br />

* Enkelvoudig: 1 foetus met een teratologische afwijking<br />

* Dubbelvormen: te wijten aan het niet (volledig) scheiden van een een-eiige tweeling Siamese<br />

tweeling.<br />

Teratogenese: mechanisme van ontstaan<br />

‐ Stof ingewerkt tijdens de dracht op de foetus<br />

‐ Stof ingewerkt op het moeder- of vaderdier mutatie in genen.<br />

Oncogeen: meestal primair mutageen agens (mutatie is niet tumoraal, wel mutatie in de genen)<br />

Evt icm secundaire noxe co-teratogeen beinvloedt frequentie, uitgebreidheid en tijdstip van<br />

optreden vd mutaties.<br />

Soorten noxen (verschillende grote groepen)<br />

‐ Chemische stoffen (farmaca, planten, schimmels), voor farmaca moeten tegenwoordig voor<br />

de registratie een acuut en chronisch toxicologische studie, milieustudie, cancerogene studie<br />

en teratogene studies uitgevoerd worden. Er kunnen evt al farmaca geregistreerd zijn<br />

vooraleer de teratogene studies verplicht werden (neguvon: organofosfaat: onderontwikkeling<br />

kleine hersenen). Glucocortico’s op een bepaald moment in dracht mogelijk teratogeen<br />

(palatoschisis (een congenitale afwijking is teratologisch wanneer ze anatomisch duidelijk een<br />

afwijking zijn)<br />

‐ Infectieus (vnl viraal, parvovirussen, retrovirussen en de groep van border<br />

disease/varkenspest/BVD potentieel teratogeen.<br />

‐ Hormonaal/metabool: bv diabetes mellitus, hypothyroidie bij de moeder.<br />

‐ Erfelijk: familiaal, in bepaalde lijnen, vnl recessieve aandoeningen slechts af en toe<br />

afwijking. Elk genoom bevat potentieel teratogene/carcinogene mutaties (kan evt ooit een<br />

voordeel zijn op soortgenoten), bij de mens is in 30% vd gameten de novo mutaties aanwezig<br />

(fout tijdens het verdubbelen vh DNA), mutaties in gameten overgedragen en bewaard.<br />

10% van deze mutaties is een mutatie in slechts 1 gen.<br />

Teratogram: controle op teratogene mutaties bij fokdieren.<br />

‐ Mechanisch, fysisch: in utero (druk, trauma), of bv bij hyperthermie<br />

‐ Vitamine-deficientie (voeding), oa vit.E/Se deficientie rol in palatoschisis<br />

Soms is er nog bio-activatie nodig: oxidatie van vetten, eiwitten, DNA vrije radicalen teratogeen<br />

effect.<br />

Zware metalen: vnl afwijkingen te zien bij platvissen aan de ruggengraat.<br />

Het moment van de inwerking van de noxe is zeer belangrijk determinatieperioden (tijdens<br />

bepaalde fasen vd embryonale ontwikkeling meer gevoelig, vnl tijdens de organogenese)<br />

Wanneer inwerking vd noxe voor de organogenese: embryonale resorptie terugkeerders.<br />

Tijdens de organogenese: afhankelijk vd dosis: laag: niks, hoog: afwijking, nog hoger: embryonale<br />

sterfte<br />

Na de organogenese in het foetale stadium: laag: niks, hoog: abortus.<br />

Het tijdstip vd organogenese is afhankelijk vh orgaan (ogen = vroeg, dan hersenen, UGS = veel later,<br />

kleine hersenen = laatst, bij konijn, kat, hond zelfs nog groot deel ontwikkeling na de geboorte <br />

inwerking teratogene noxe na de geboorte geeft nog teratologische afwijkingen, bv hypoplasie<br />

cerebellum) (tijdstippen = info)<br />

Pathogenese teratogene noxes:<br />

* Erge DNA-schade: activatie p53 apoptose (wanneer overmatig orgaanontwikkeling gaat niet<br />

verder, eerder verkleinen)<br />

* Wanneer wel nog ontwikkeling: vertraagde celproliferatie (bepaalde celpopulatie ) orgaan<br />

kleiner (bv nierhypoplasie, unilateraal = leefbaar, bilateraal niet.)<br />

* Inductiefactoren : vnl bij skelet en hersenen belangrijk: inductie andere structuren door cytokines<br />

en chemokines, bv bij agenese frontale cortex: ook geen aanleg aangezicht.<br />

* Stoornis in migratie cellen: migratie komt zeer veel tijdens de organogenese, embryo: plaat buis<br />

instulping in deze buis vd neurale buis, op de rand hiervan ontstaan de melanoblasten migratie<br />

naar huid vd melanocyten nodig. Ook bv de spiercellen moeten van centraal naar perifeer migreren.<br />

De migratie wordt gereguleerd door verschillende signaalmolecules.<br />

* Functionaliteit bepaalde cellen <br />

Defecten:<br />

‐ Aplasie: de aanleg van een orgaan is niet aanwezig<br />

‐ Agenesie: de aanleg is wel aanwezig maar er gebeurt geen ontwikkeling vh orgaan<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

73


‐ Hypoplasie: te klein orgaan<br />

‐ Atavisme: bepaalde structuur lijkt op voorloper vd structuur (bv mesonefros ipv metanefros) <br />

dier lijkt op voorouder.<br />

‐ Het niet sluiten/openen van structuren/afvoergangen<br />

Overmatige groei: gigantisme; polydactylie: teveel vingers/tenen<br />

Stoornis in involutie/regressie structuur blijft bestaan, bv Meckels divertikel<br />

Heterotopisch/ectopisch: bepaald orgaan niet op zijn plaats (bv hart in de hals), komt vaak voor bij de<br />

milt meerdere kleine miltjes op verschillende plaatsen.<br />

Hamartomen: wanneer er in een bepaald orgaan/weefsel 1 structuur/component abnormaal teveel<br />

aanwezig is op een bepaalde plaats in dat weefsel (bv (pigment)naevus)<br />

Dubbelvormen: stoornis in splitsen 1-eiige tweeling, kan op verschillende niveaus<br />

* Symmetrisch<br />

‐ Enkel splitsing voorste deel embryo 2 aangezichten (evt onvolledig): diprosopus<br />

‐ Splitsing verder tot aan het niveau vd trachea duplicitas anterior: dicephalus<br />

‐ Duplicitas posterior (gesplitst achter) of cephalothoracopagus (vergroeid voor) monosynotus<br />

(1 oor)<br />

‐ Thoracopagus: courant, vergroeide thorax<br />

* Asymmetrisch<br />

Graad van ontwikkeling sterk afhankelijk vd vascularisatie vd foetale placenta’s<br />

‐ 1 foetus slechts 1 kleine massa, bv in de mondholte (intrabuccale epignatus)<br />

‐ Holoacardius (1 foetus heeft geen eigen hart (parasitaire dubbelvorm) en is afhankelijk van<br />

een shunt met de andere foetus), dit kan voorkomen als een amorfe massa met huid en haar<br />

die afkomt met de nageboorte (holoacardius amorphus) of als er nog enige structuur te<br />

herkennen is komt er hiervoor een term bij (bv holoacardius acephalus)<br />

Enkelvoudig<br />

* Teratoma: (pseudo)tumor: massa in gonaden die bestaat uit een mengsel van verschillende<br />

weefsels (klierweefsel, bdw, bot, haren,… mogelijk) zonder organisatie (het is geen embryo die niet tot<br />

ontwikkeling gekomen is. geleidelijk groeiend, metastaseert niet. Komt voor bij de hengst, reu, teef<br />

en evt bij de merrie. Bij een gezwel in het ovarium wordt er vaak pas laattijdig een diagnose gesteld<br />

(pas wanneer het gezwel zo zwaar wordt dat het trekt aan het mesovarium pijn koliek.<br />

* Schistosoma reflexum: niet sluiten vd linea alba (embryonale buis aan onderzijde niet gesloten) <br />

ribben etc. naar buiten (dorsaal) geklapt. Wel ontwikkeling tot normaal gewicht.<br />

* Hydrops congenitus: massaal oedeem door mutatie in albuminesynthese, hydrops = massale<br />

vochtopstapeling.<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

74


OOG<br />

Er komen frequent oogaandoeningen bij huisdieren voor. Doel van deze lessen: inzicht in hoe de<br />

letsels tot stand komen, wat hun evolutie is en het jargon.<br />

De iris ligt bovenop de lens, bij een ontsteking in dit gebied snel verkleven.<br />

Bij scheuren van de lensvezels gaat de lens luxeren, dit gebeurt meestal naar achteren, maar kan ook<br />

naar voor.<br />

Corpus vitreum: relatief vaste gel tijdens het leven, post mortem vervloeit (binnen 48-72u) door<br />

enzymatische afbraak vd polymeren. Dit wordt gebruikt voor het bepalen van het tijdstip van sterfte<br />

(geleidelijk ionendiffusie vanuit de retina naar het corpus vitreum, deze ionenconcentratie wijziging is<br />

vrij constant (weinig cellen weinig verschillen tussen individuen)<br />

Het vocht in de oogkamers (voorste: tussen cornea en iris, achterste: tussen iris en lensvezels) is wel<br />

echt vloeibaar en stroomt van de achterste naar de voorste oogkamer. Dit vocht wordt continu<br />

gesecreteerd thv het corpus ciliare en afgefilterd thv de sclerale veneuze plexus (moet wijd genoeg<br />

zijn anders ontstaat er een abnormale druktoename in de voorste oogkamer doorgezet naar het<br />

volledig oog omdat deze volledig omgeven is door de stevige sclera rekt niet uit (tenzij zeer veel<br />

druk, wel iets van elastinevezels aanwezig)). Langdurig een hoge druk in de voorste oogkamer leidt<br />

uiteindelijk tot atrofie vd retina.<br />

Fundus vh oog: via pupil (diafragma) te zien: retina, tapetum (t.lucidum: reflecteert licht), blinde vlek<br />

(n.opticus)<br />

Cornea: rechtstreekse doorzetting van de sclera en conjunctiva ( ongeveer huid): bestaat uit niet<br />

verhoornd epitheel en bdw dat op dermis lijkt maar geen bldv bevat. Bij pathologische processen in de<br />

cornea kan deze meer op huid gaan lijken (cutane metaplasie) ingroei bldv, toename van<br />

fibroblasten, pigmentatie en verhoorning epitheel.<br />

Uvea: alle gevasculariseerde structuren vh oog: iris, corpus ciliare en choroidea (tussen retina en<br />

sclera)<br />

Conjunctivae: bulbaire: bedekt de sclera, palpebrale: bedekt de binnenkant vh ooglid.<br />

Retina: bestaat uit zenuwcellen, epitheel met tight-junctions dat pigment bevat met een laag van<br />

staafjes en kegeltjes hierboven.<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

75


Oogletsels<br />

1/ Oog gevoelig voor lokale noxen:<br />

* UV<br />

* nutritioneel ↓ ↑<br />

* toxines<br />

* infectie<br />

* trauma<br />

* uitdroging<br />

* genetisch<br />

* immunologisch<br />

* neoplasie<br />

2/ Systemische aandoeningen:<br />

* infectie<br />

* metastatische neoplasie<br />

* hypertensie<br />

* diabetes<br />

* neurologisch<br />

* nutritioneel<br />

* toxisch<br />

Belangrijk: pathologieen vh oog zijn dezelfde als pathologieen in andere weefsels (gelijkaardige<br />

reactie als dezelfde celtypes in andere weefsels) maar het oog is wel meer gevoelig aan mechanische<br />

noxes en ontsteking (vaak irreversiebel). De heling in het oog is ook anders dan in andere weefsels<br />

(de verschillende structuren in het oog zijn onderling afhankelijk van elkaar (interdependence), bij<br />

(externe) druk in de voorste oogkamer wordt dit doorgezet op het corpus vitreum naar de retina en<br />

veroorzaakt daar retina-atrofie). Het oog werkt bovendien enkel wanneer alles perfect in orde is (nood<br />

aan helderheid en doorzichtbaarheid), bij een (kleine) wijziging concentratie of samenstelling van alle<br />

componenten (bv vochthoeveelheid, ionenconcentratie of eiwitsamenstelling) lens: brekingindex<br />

anders zicht .)<br />

De regeneratie in het oog is beperkt reparatie littekenvorming zicht .<br />

Typisch: bij een ontstekingsreactie in de iris iris kleeft vast op de cornea + ingroei van bldv (PIFM,<br />

pre-iridale fibrovasculaire membraan)<br />

Congenitaal<br />

* Microphthalmie: abnormaal kleine oogbol, komt geregeld voor bij verschillende diersoorten, de<br />

oogkas is wel vrijwel volledig ontwikkeld oogbol ligt ook dieper in de oogkas. Dit komt vaak voor<br />

icm cystevorming (in corpus ciliare tegen de iris aan of aan de basis vh corpus ciliare/in retina):<br />

macroscopisch lijkt deze cyste buiten het oog te liggen enkel blaas in de oogkas, het oog is niet<br />

terug te vinden. Soms komt microphthalmie ook voor icm fibreuze metaplasie vd retina of vergroeiing<br />

vd iris aan de cornea.<br />

* Inductiestoornissen: cycloop. Geen aangezichtsontwikkeling door agenesie frontale cortex 1<br />

gemeenschappelijk oog.<br />

* Collie eye anomalie: komt oa voor bij border collies: hypoplasie tapetum, wanneer je met de<br />

oftalmoscoop in het oog kijkt kan je door de bovenliggende lagen op de retina zien, normaal kan je<br />

door deze retina de gepigmenteerde lagen vh tapetum zien, vnl het tapetum lucidum dat bij dieren<br />

sterk ontwikkeld is en licht reflecteert is duidelijk te zien. Bij CEA: slechts kleine zones die licht<br />

reflecteren.<br />

* Hypopigmentatie iris (wall eye, schaapsoog)<br />

* Persisterend pupillaire membraan, banaal iets. Op het einde vd embryonale ontwikkeling moet de<br />

pupillaire membraan apoptose ondergaan om de pupil te vormen, wanneer dit niet gebeurt persisteert<br />

deze membraan.<br />

* Persisterende arteria hyaloidea: deze arterie moet ook aan het einde vd embryonale ontwikkeling<br />

apoptose ondergaan.<br />

* Progressieve retina atrofie: ontstaat geleidelijk, is erfelijk. Alle lagen van de retina worden steeds<br />

dunner. Licht dat op het tapetum lucidum weerkaatst wordt, wordt door deze dunnere retina minder<br />

tegengehouden intensere lichtreflectie. (hyperreflecterende fundus). Dit geeft pas laat stoornissen<br />

in het zichtsvermogen.<br />

Histo: eerst bepaalde lagen atrofie (eerst staafjes en kegeltjes), uiteindelijk wel nog pigmentepitheel<br />

(evt zelfs meer pigment) maar geen bovenliggende lagen meer.<br />

* Cornea dermoid: een deel vd cornea is ontwikkeld als huid (bv haargroei), lijkt bizar maar is niet<br />

onlogisch, kleine desorganisatie in differentiatie proces.<br />

Stofwisselingsstoornissen<br />

* Ooglidcyste: in ooglid zitten veel kliertjes, bij retentie retentiecyste.<br />

* Entropion: naar binnen gekrulde oogleden wimpers wrijven tegen cornea-epitheel ogen<br />

dichtgeknepen door de irritatie meer naar binnen gekruld vicieuze cirkel. Vnl bij bepaalde grote<br />

en reuzenrassen van honden. In eerste instantie ontsteekt de bulbaire conjunctiva rood (cornea<br />

niet want hier nog geen bldv aanwezig.)<br />

* Cherry eye: prolaps derde ooglid (conjunctivaplooi mediaal), de Harderse klier in het derde ooglid zit<br />

mediaal/inwendig van het kraakbeensteuntje vh derde ooglid, bij abnormaal sterke ontwikkeling of<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

76


ontsteking zwelling kraakbeensegmentje kan omklappen het gezwollen kliertje puilt naar<br />

buiten.<br />

* Horner syndroom: myosis (kleine pupil), ptosis (afhangen bovenste ooglid) en protrusie derde ooglid<br />

(constant voor het oog aanwezig)<br />

* Exoftalmie: achter de oogbol zit losmazig mesenchymaal weefsel met vocht en vetcellen oogbol<br />

blijft tegen de oogleden aangedrukt, bij dehydratatie vocht retrobulbair diepvallende ogen. Bij<br />

druk (retrobulbaire massa, abces, tumor) of een volumetoename vh oog zelf (buphthalmos) <br />

exoftalmie. Sommige rassen predispositie: cavalier king charles, mopshond.. gemakkelijk prolaps<br />

oogbol, normaal gebeurt dit pas bij extreem trauma, bij deze rassen is een minimaal trauma al<br />

voldoende. De oogbol droogt snel uit buiten de oogkas (secundair aan het uitdrogen sterke<br />

ontsteking) vochtig houden en reponeren (moeilijk want past maar net laterale ooghoek<br />

insnijden en achteraf dichthechten.<br />

Een retrobulbair abces kan het gevolg zijn van een peri-apicaal abces van een tandwortel<br />

(periodontitis) fistel doorheen het bot tot retrobulbair tand trekken, abces draineren via de<br />

tandwortel.<br />

(paarden hebben iriskorrels (verdikkingen), normaal geeft dit geen problemen, wanneer ze erg<br />

uitgesproken zijn kan het oog volledig blauw-witachtig worden)<br />

* Cornea oedeem: cornea is minder doorzichtig, geen iris meer te zien doorheen de cornea,<br />

verandering brekingsindex melkachtige schijn, zicht <br />

* Glaucoom: druk in oog (= functioneel begrip, niet anatomo-pathologisch begrip), dit geeft<br />

verschillende gevolgen: bv uiteindelijk volumetoename oog (=buphthalmos). De sclera: bevat een<br />

beetje elastine en is hierdoor bij zeer sterke druk ietwat rekbaar, bij katten bevat de sclera meer<br />

elastine eerder buphthalmos.<br />

* Cornea ulcus (belangrijk in de kliniek, frequent na trauma, evt bij stoornis in traankliersecretie). De<br />

cornea bestaat uit bdw met hierboven en hieronder epitheel. De binnenste basaalmembraan is sterk<br />

verdikt sterk weerstandig (membraan van Descemet). Het buitenste meerlagig epitheel is niet<br />

verhoornd epitheel wordt snel beschadigd, bescherming hiertegen: traanvocht en knipperen<br />

oogleden (afvoer via traankanaal naar neusholte) wassen van cornea, irriterende deeltjes worden<br />

verwijderd. Bij trauma wordt het epitheel makkelijk weggeveegd ulcus (reflectie vd lamp is niet<br />

gelijkmatig) fluorescinetest uit te voeren waarna je met UV-licht op het oog schijnt kleur<br />

geconcentreerd op het defect.<br />

Thv het oog geeft zo’n ulcus een probleem, want er is overgroei van epitheel nodig waarvoor extra<br />

energie en nutrienten nodig zijn terwijl er geen bldv in de buurt liggen alles moet via diffusie<br />

gebeuren moeilijke regeneratie inerte wonde. Bovendien is het bdw onder het epitheel op dit<br />

moment minder beschermd en kan uitdrogen diepe ulcus (vnl wanneer er een degeneratief<br />

probleem aan de basis vd ulcus lag).<br />

Als de ulcus blijft bestaan (inert geneest niet) kan deze steeds dieper worden met necrose vd<br />

onderliggende componenten stroma volledig weg waardoor de membraan van Descemet uit kan<br />

komen te puilen Descemetocoele<br />

* Chronische ulcus met secundair oedeem: brekingsindex wijzigt zicht (de osmotische waarde vd<br />

onderliggende structuren wijzigt). Baak bij chronische letsels vd cornea gebeurt er ingroei van<br />

melanocyten. (dit is anders in de huid: reactie op mechanische/fysische (UV) prikkel melanocyten<br />

in stratum basale worden actiever melanine melanosomen doorlekken naar de dermis <br />

opname door macrofagen (pigment incontinentia.), bij nog sterkere prikkel afsterven melanocyten,<br />

geen nieuwe meer in de plaats)<br />

Cornea: wel migratie melanocyten mogelijk (verschil met andere weefsels)<br />

* In de cornea kan er ook ingroei van bldv zijn (reactie op chronische corneabeschadiging), bv<br />

vergroeid rondom een dood afgestorven centrum (corneasequester, blijft zitten, cfr botsequester)<br />

* Gat in cornea door diepe ulcus of puur traumatisch (klauw kat in bv oog hond) (deels) leeglopen<br />

van voorste oogkamer collaps iris protrusie/prolaps. Gevolg: hevige ontsteking (vergroeiingen<br />

en ingroei bldv), evt icm infectie (weinig afweer in het oog.) Bij een klein gat, met niet volledig<br />

leeglopen vd oogkamer kunnen de oogleden dichtgehect worden bescherming heelt redelijk<br />

snel. Een corneatransplantatie is mogelijk als behandeling.<br />

* Lipid keratopathie (niet zeer belangrijk, wel idee wat kan voorkomen): melkachtige witte rand in<br />

cornea: restanten van moeilijk afbreekbare vetten (bloeding geweest, enkel de membraanvetten<br />

blijven over) ingroei van bldv (poging om alles toch nog op te ruimen.)<br />

* Anisocorie: pupillen van beide ogen zijn niet gelijk, bv 1 oog met een beschadigde retina lichtinval<br />

wordt niet geregistreerd pupil wijd open om zoveel mogelijk licht op te vangen.<br />

* Lens cataract: witte vlek, de lens (vlak achter de iris) is ondoorzichtig geworden. Bij KHD vaak, tgv<br />

wijziging in de lensvezels, bv bij diabetes mellitus wijziging brekingsindex. De lensvezels bestaan<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

77


uit irreversiebel post-mitotische cellen, degeneratieve veranderingen (zwelling door osmotische<br />

stoornissen of opstapeling suikers) wijziging lichtbreking. De lensvezels kunnen ook een<br />

metaplasie tot fibroblastachtige cellen ondergaan (afhankelijk vd noxe die verantwoordelijk is voor<br />

cataract). Bij beschadiging vd vezels (trauma, degeneratief) lens niet meer mooi tegen de iris<br />

aangehouden luxatie uitzakken door zwaartekracht (meestal naar achteren) (deels)<br />

wegzakken in corpus vitreum, wanneer je in het oog kijkt halve maan te zien van de lens die nog<br />

maar deels voor de pupil zit (zwarte zone aan tegenovergestelde zijde vd ‘afplatting’ te zien). Luxatie<br />

komt vaak icm cataract voor.<br />

Retina<br />

Een belangrijke aandoening vd retina = loslaten vd retina. De retina zit niet met iets structureel vast op<br />

de achterkant vh oog, enkel door de druk in de oogbol. Elke pathologie die een drukvermindering<br />

veroorzaakt geeft ook een loslaten vd retina degeneratie en atrofie retina irreversiebele<br />

blindheid. Opletten bij operaties aan het oog: druk zoveel mogelijk behouden.<br />

Druk in het oog = belangrijk: wanneer te hoog retina-atrofie, wanneer te laag loslaten retina. Bij<br />

een onvoldoende terugresorptie vh oogkamervocht door een te smalle hoek tussen de iris en de<br />

achterkant vd cornea (sclerale veneuze plexus) druk glaucoom en retina-atrofie.<br />

Circulatie<br />

Ooglid: geregeld circulatieproblemen stuwing en oedeem, bv door myxomatose konijn of<br />

slingerziekte varken.<br />

Bloedingen (hyphema, term niet zo belangrijk): vnl traumatisch thv oog: meestal manifestatie in<br />

voorste oogkamer. Consequentie: bloedklonter wordt moeilijk opgeruimd blijft lang ter plaatse<br />

(geen cellen, enkel vocht aanwezig in de voorste oogkamer)<br />

Ontstekingen<br />

* Myxomatose: zwelling weke weefsels (niet alleen door circulatiestoornissen, ook door ontsteking) <br />

blefaritis + conjunctivitis (hyperplastisch, want sterk verdikt)<br />

Vnl virussen veroorzaken primair ontstekingen (dus infectie, vnl thv conjunctivae), evt ook bacterien.<br />

Typisch noxen die ook de bovenste luchtwegen aantasten (uitbreiding via traankanaal of inoculatie uit<br />

neus oog door bv wrijven)<br />

* Virale infectie: vaak sereus (zwelling conjunctivae en 3 e ooglid en verhoogde traansecretie <br />

verkleuren en verkleven vd haren rond het oog. Deze ontsteking kan snel bacterieel gecompliceerd<br />

worden (muco) purulente ontsteking korsten ontstaan in het oog.<br />

* Chronische ontsteking: granulomateus: zwelling conjunctivae en 3 e ooglid + uitpuilen aan de<br />

ooglidranden.<br />

* Chalazion: vnl bij honden: onregelmatig, zwart, grillig gevormde knobbel aan het ooglid (retentie vd<br />

talgklier granulomateuze ontstekingsreactie op deze talgklier), wanneer deze knobbel net op de<br />

rand en evt iets naar binnen zit cornea irritatie conjunctivitis/keratitis<br />

* Keratitis: ontsteking thv de cornea (kan uitbreiden vanuit een erge conjunctivitis), bij lang<br />

aanhouden: ingroei van bldv, pigment irreversiebele beschadiging veel complicaties. Geeft een<br />

beleg op de cornea (purulent, ingedroogd korstig). Een keratitis kan oppervlakkig of diep zijn (diep:<br />

bldv en pigment diep in cornea moelijk te zien)<br />

* Kerato-conjunctivitis sicca: metaplastische keratinisatie vd cornea, vaak bij oudere honden. De<br />

primaire noxe is een auto-immune reactie waardoor er destructie vd traanklieren optreedt hevige<br />

ontsteking (keratitis en conjunctivitis) en indrogen. Geeft ook verkleven haren rond het oog en<br />

ingedroogde korsten op de cornea/conjunctiva. Behandeling: kunsttranen met cyclosporines<br />

(immuniteit ). Histo: hyperplasie, evt metaplasie vd cornea (parakeratose). Tgv de ontstekingsreactie<br />

kan er ulcusvorming en ingroei van bldv/pigment ontstaan. Ook kan er secundair een infectie<br />

bijkomen. Het uitdrogen van het oog geeft celnecrose en kans op infectie .<br />

* Pannus keratitis: overgroei vh oog met ontstekingsweefsel, fibroblasten, bldv en pigment. In het<br />

chronisch stadium: cornea volledig ondoorzichtig.<br />

* Typisch bij FIP op oogstructuren: fibrine neerslag (eiwitrijk voorste oogkamer vocht, normaal:<br />

granulomateuze ontsteking in buikholte, borstholte, meningen, lever, nier,…). Deze fibrine neerslag is<br />

een diagnostisch criterium bij het klinisch onderzoek bij een van FIP verdachte kat.<br />

* Hypopion: aggregaten van neutro’s (opstapeling etter) in de voorste oogkamer, vnl bij bacteriele<br />

infecties. End stage: etter moeilijk weg fibrose (oorspronkelijke etter georganiseerd)<br />

* Uveitis: ontsteking uvea (iris, choroidea, corpus ciliare), vnl duidelijk thv iris (gezwollen, rood) <br />

vrijkomen ontstekingscellen in de omgeving.<br />

* Retinitis: rode, erythemateuze retina<br />

Tumoren = 2 e master.<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

78


Vb examenvragen:<br />

1. Wat is atelectase en onder welke omstandigheden ontstaat dit?<br />

geen lucht in de longblaasjes<br />

fysiologisch: foetaal<br />

compressie-atelectase<br />

(slachtatelectase)<br />

2. Wat is emfyseem, hoe ontstaat het en wat zijn de gevolgen?<br />

3. Patroonanalyse, wat is het, waarom wordt het gebruikt, bij welke weefsels wordt het toegepast<br />

en wat kun je eruit besluiten.<br />

• ontstekingspatroon richting van oorzaak labo <br />

longen<br />

maag<br />

lever<br />

huid<br />

4. Wat weet je van ontsteking van tanden?<br />

Pulpitis (vaak door trauma)<br />

Periodontitis<br />

5. Hoe ontstaat en evolueert pulpitis?<br />

6. Manier van ontstaan en evolutie van verschillende pathologiën. (kan diersoortafhankelijk zijn,<br />

bv maagdilatatie paard: ruptuur, hond: verplaatsing/torsie)<br />

7. Verband lymfangiectasie, proteïn loosing enteropathie en lymfo-plasmocytaire enteritis kunnen<br />

uitleggen.<br />

8. Leververvetting en vettige degeneratie: hoe ontstaat het en in welke omstandigheden (hoog<br />

vetmetabolisme en honger (negatieve energiebalans) mobilisatie lever: weinig<br />

energie voor Krebs vervetting)<br />

9. Geef uitleg over verschillende letsels in verschillende orgaansystemen tgv uremie (+ rol van<br />

urease producerende bacteriën in maag/mondholte.)<br />

10. Wat betekent...?<br />

gynaecomastie<br />

11. Evolutie RV LV shunt (structuur longen/hart)<br />

12. Cardiomyopathie<br />

13. <strong>Letsel</strong>s bij dieren gestorven door hartinsufficiëntie (hart en secundaire door O2-nood en<br />

chronische stuwing)<br />

14. Neonati in vuile omgeving via de navel geïnfecteerd met een banale kiem, wat kan er<br />

gebeuren?<br />

(neonatale sepsis of polyserositis)<br />

15. Hoe ziet pericarditis eruit (fibrineus of etterig, evt gangreneus)<br />

16. Congenitale zenuwstoornissen is belangrijk, bv blauwtong! (neurale buis kunnen tekenenen),<br />

ook malacie en neuronopathieen belangrijk.<br />

17. Wat is het verschil tussen myelino- en myelopathie?<br />

18. Wat weet je van osteochondrodysplasie?<br />

19. OCD en predilectieplaatsen<br />

20. Regeneratiecapaciteit van verschillende weefsels<br />

- bot: zeer goed, nieuw aanmaken is geen probleem, kan zelfs buiten de normale contouren<br />

(mal-union door stimulatie fibroblasten)<br />

21. Wat zit er in de mergholte (rood merg/wit merg/trabeculair been); wat is osteomyelitis, in welke<br />

omstandigheden ontstaat het, wat zijn de letsels en gevolgen.<br />

22. Wat is arthrose, hoe ontstaat het, hoe ziet het eruit en welke afwijkingen kun je zien.<br />

23. Op welke leeftijd komt discus hernia vnl voor<br />

Altijd oudere leeftijd, hond 8-9jr, maar niet te oud want discus gaat verbdw annulus en<br />

nucleus worden 1 vaste massa.<br />

bv Basset, Teckels: chondrodysplasie slechte kwaliteit KB-weefsel en ook afwijkingen<br />

discus predispositie voor hernia en ook op jongere leeftijd (3-4jr) rasprobleem.)<br />

24. Regeneratiecapaciteit spiercellen + voorwaarden.<br />

25. Link tussen pathologie nier, parathyroide en bot. (osteodystrophia fibrosa)<br />

26. Geef de definitie van uveitits (oftalmologisch jargon kennen)<br />

Op het examen: 5 grote open vragen, mogelijkheid tot mondelinge verdediging. (vnl begrip belangrijk,<br />

niet zomaar definitie uit je hoofd leren + uitgebreid antwoorden)<br />

<strong>Diergeneeskundige</strong><strong>Studenten</strong><strong>Raad</strong>.be Fouten voorbehouden<br />

79

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!