15.09.2013 Views

MAN RAY BELICHT GEHEUGEN

MAN RAY BELICHT GEHEUGEN

MAN RAY BELICHT GEHEUGEN

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>MAN</strong> <strong>RAY</strong><br />

<strong>BELICHT</strong> <strong>GEHEUGEN</strong><br />

VERTAALD DOOR ERICA STIGTER<br />

UITGEVERIJ DE ARBEIDERSPERS · AMSTERDAM · ANTWERPEN<br />

Eerste druk augustus 1996<br />

Tweede druk december 1996<br />

Copyright © 1963 Man Ray<br />

Copyright illustraties © 1988 Man Ray Trust<br />

/ ADAGP-Paris / ARS-New York<br />

Copyright Nawoord © 1988 Juliet Man Ray / Man Ray Trust<br />

Copyright Nederlandse vertaling © 1996 Erica Stigter /<br />

BV Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam<br />

Oorspronkelijke titel: Self portrait<br />

Uitgave: Little Brown and Company Inc., Boston<br />

ISBN 90 295 3472 9 / NUGI 321<br />

1


Voor Juliet<br />

<strong>MAN</strong> <strong>RAY</strong>, n.m. synon. de Joie jouer jouir<br />

MARCEL DUCHAMP<br />

Picasso, jij en ik zijn de grootste schilders van onze tijd, jij in de Egyptische stijl, ik in<br />

de moderne.<br />

HENRI ROUSSEAU<br />

NEW YORK<br />

Mijn moeder vertelde me dat ik mijn eerste poppetje tekende toen ik drie was.<br />

Later vernam ik dat ik er bijna niet was geweest. Moeder was een onschuldig meisje van<br />

achttien en geschokt over de avances van mijn toekomstige vader. Ze gingen uit elkaar.<br />

Na een jaar kwamen ze, allebei doodongelukkig, elkaar toevallig op straat tegen in<br />

Philadelphia. Ze besloten samen te gaan wonen en wellicht ook mij ter wereld te<br />

brengen.<br />

Ik herinner me dat ik voor het eerst met verf in aanraking kwam toen ik ongeveer vijf<br />

jaar was. We woonden in een huis voor twee gezinnen in een rustige, doodlopende<br />

steeg. Er waren genoeg kinderen met wie ik kon spelen, en ik had een jonger broertje,<br />

dat ik tegen zijn zin omkocht en dwong mee te doen met al mijn strooptochten en<br />

experimenten. Dan kon ik de morele verantwoordelijkheid en schuld delen als we<br />

werden betrapt. Op een middag waren de huisschilders vertrokken, en ze hadden de net<br />

felgroen geschilderde luiken achtergelaten. Ze hadden ze tegen een muur gezet om te<br />

drogen. Mijn moeder was voor het avondeten boodschappen gaan doen met de<br />

bovenburen. Ik kreeg een inval, liep naar de luiken toe, legde mijn handen erop en<br />

smeerde mijn gezicht zorgvuldig met de verf in. Nadat ik mijn speelmakkers had<br />

overgehaald hetzelfde te doen ging ik achter de voordeur staan. Toen onze moeders<br />

terugkwamen en de deur openden sprongen we onder luid boegeroep naar voren. Eén<br />

moeder schreeuwde en de andere viel bijna flauw. Toen ze van de schrik waren<br />

bekomen werden we allemaal hardhandig met heet water en een erg vieze zeep<br />

schoongeboend. Nog kan ik de naftalucht ruiken, lang zo lekker niet als verse verf. Onze<br />

kleren, die onder de verf zaten, werden weggegooid. Nu vind ik dat een verspilling<br />

omdat ik jaren later, als modern schilder, met verf besmeurde vodden als basis voor<br />

mijn schilderijen gebruikte. De echte straf voor dit avontuur kregen we 's avonds toen<br />

vader thuiskwam en hoorde wat er was gebeurd. Hij gaf ons een ongenadig hard pak<br />

slaag.<br />

2


Toen ik zeven was verhuisden we naar Brooklyn, New York. Een neefje gaf me<br />

voor mijn verjaardag een doos kleurpotloden. De Spanjaarden hadden bij Cuba net het<br />

slagschip Maine opgeblazen en de kranten stonden vol met foto's van dit prachtige<br />

schip. Ik tekende er een precies na, met geschutskoepels, kanonnen en al, kleurde het<br />

met alle potloden naar mijn eigenzinnige inzicht en zette het hele spectrum naar mijn<br />

hand. Iedereen had bewondering voor de kopie, getrouw tot in de kleinste details, maar<br />

er waren wel wat bedenkingen tegen de kleuren: klopten die wel? In die dagen kon ik de<br />

kritiek niet weerleggen, maar ik vond dat ik, omdat de originele foto's in zwart-wit<br />

waren, gerust mijn fantasie mocht gebruiken; bovendien was het mijn manier om van<br />

mijn vaderlandsliefde blijk te geven.<br />

De volgende paar jaar besteedde ik al mijn vrije tijd aan tekenen en schilderen.<br />

Ik kopieerde alles, van chromo's van Venetiaanse zonsondergangen tot Japanse prenten.<br />

School en huiswerk verwaarloosde ik, maar ik bleek zonder dat het me enige moeite<br />

kostte uit te blinken in het schrijven van opstellen. Mijn onderwijzer complimenteerde<br />

me met mijn uitgebreide woordenschat. Ik las veel, vooral poëzie, en beïnvloedde mijn<br />

jongste broertje, die begon te schrijven; toen hij tien of elf jaar was maakte hij een<br />

sonnet waarvan ik meende dat het met die van Keats kon wedijveren. (Arm broertje, hij<br />

was zwak en ziekelijk, kreupel nadat hij kinderverlamming had gekregen -- naam en<br />

geneeswijze waren toen nog niet uitgevonden. Zijn grootste angst was dat hij niet zoals<br />

wij allemaal zou kunnen sporten of deelnemen aan de pleziertjes van het leven. Maar hij<br />

groeide op, trouwde, kreeg kinderen en werd een succesvol zakenman.) Ik leerde hem<br />

zelfs tennissen. Hij raakte steeds meer aan mij gehecht en werd steeds minder<br />

achterdochtig over mijn beweegredenen. Op een dag kreeg ik zin om te leren schaken;<br />

ik leerde mezelf de kneepjes uit een boek en begon mijn broertje de zetten bij te<br />

brengen, in de hoop een tegenstander te krijgen. Hij maakte zich het spel zonder veel<br />

enthousiasme eigen; zijn geest was al meer gericht op de praktische en directe kant van<br />

het leven. Voor zover ik weet heeft hij nooit meer iets geschreven of zelfs maar een<br />

boek gelezen.<br />

Mijn ouders begonnen zich ondertussen ongerust te maken omdat ik alleen maar<br />

belangstelling voor de schilderkunst had. Ze waren trots op mijn prestaties, maar zagen<br />

geen toekomst in mijn liefhebberij. Er volgden eindeloze discussies over een serieus<br />

beroep.<br />

Het verlangen om te schilderen werd sterker, hoewel mijn ouders iets van hun<br />

twijfel op mij hadden overgebracht. Ik ging in het geheim door met tekenen, maar liet<br />

steeds minder werk zien. Ik had nog nooit geprobeerd met olieverf te schilderen; na<br />

verscheidene bezoeken aan musea leek me dit toen een onoverkomelijke opgave. Maar<br />

ik dacht zo langzamerhand wel dat alles wat moeilijk en onmogelijk leek ook zeer<br />

begeerlijk was. Systematisch bereidde ik me op mijn nieuwe waagstuk voor. Ik kreeg<br />

erg weinig zakgeld en durfde mijn moeder, hoewel ze meer begrip voor me had dan<br />

mijn vader, niet om meer geld te vragen. Er was vlak bij ons een goede winkel voor<br />

schildersbenodigdheden, nogal vreemd voor de prozaïsche buurt waarin wij woonden,<br />

die ik zo nu en dan bezocht voor een potlood of een vlakje. Natuurlijk verkochten ze<br />

ook kantoorspullen en andere artikelen waar meer vraag naar was, maar mijn ogen<br />

bleven vol verlangen rusten op de open wandkast vol met tubes olieverf. Van het<br />

weinige geld dat ik had kocht ik een van de goedkopere tubes en toen de<br />

winkelbediende even niet oplette stopte ik, als in gedachten verzonken, twee of drie<br />

andere tubes in mijn zak. Door dit een paar maal te herhalen had ik binnen de kortste<br />

keren een complete serie olieverf voor zeer weinig geld. Met de penselen lag het wat<br />

3


moeilijker, maar ik wist eerlijker aan twee of drie ervan te komen. Mijn geweten<br />

knaagde niet aan me, omdat ik voelde dat ik het voor een erg goed doel deed. Ik<br />

beschouwde het maken van een schilderij als het toppunt van menselijk kunnen; tot op<br />

de dag van vandaag ben ik deze mening toegedaan. Ik vind kunstenaars bevoorrechte en<br />

heilige wezens, wat ze ook maken. Ik zal dit thema uitgebreider behandelen in een latere<br />

en geschiktere fase van mijn ontwikkeling.<br />

Maar om terug te komen op het pikken: ik werd er zeer bedreven in. Fagin zou<br />

trots op me zijn geweest. Eigenlijk werd ik zelf een soort Fagin. Ik leerde mijn techniek<br />

aan twee of drie vrienden door ze naar winkels met open toonbanken te sturen met de<br />

opdracht alleen gekleurde dingen te jatten. Op een dag deed mijn moeder een<br />

ongebruikte la open en ontdekte onder een oud overhemd een enorme voorraad<br />

splinternieuwe kleurpotloden, klosjes zijde, gerangschikt volgens de kleuren van het<br />

spectrum, en potjes rode, groene en paarse inkt. Ik bekende, zonder mijn discipelen te<br />

verraden, zeg ik vol trots. Moeder stond erop met mij langs de winkels te gaan om de<br />

schade te vergoeden. Maar sluw verklaarde ik dat de buit gestolen was van handkarren<br />

op straat, en die waren moeilijk op te sporen.<br />

Terugkijkend moet ik mijn grote mate van nieuwsgierigheid en vindingrijkheid<br />

wel bewonderen. Ik was echt een tweede Leonardo da Vinci. Mijn belangstelling richtte<br />

zich, behalve op schilderen, op de anatomie van het menselijk lichaam, zowel van de<br />

man als de vrouw, op ballistiek en op mechanica in het algemeen. Voor het eerste<br />

gebruikte ik mijn broertje, twee jongere zusjes en toevallige vriendjes als proefkonijnen.<br />

Een verontwaardigd meisje klaagde bij haar moeder en ik kreeg een aframmeling waar<br />

ik bijna van genoot. Was ik een sadist en masochist in de dop?<br />

Ik had een klein ijzeren kanon op de kop getikt. In een sportwinkel kon je dertig<br />

gram buskruit kopen. Daar laadde ik het kanon mee, stampte het kruit aan met natte<br />

proppen papier en slaagde erin een knal te laten horen die hard genoeg was om alle<br />

buren voor de ramen te krijgen. Ik redde een halfdode muis, waarmee de kat aan het<br />

spelen was, laadde mijn kanon, maakte de staart van de muis aan de laatste prop papier<br />

vast en stak de lont aan. Ik was teleurgesteld toen ik na de ontploffing zag dat de muis<br />

amper een decimeter was verschoven, maar ik ben er zeker van dat dit de allereerste<br />

poging was een levend wezen in de ruimte te lanceren.<br />

Het was een rage om je eigen kar te maken van een zeepkist, een houten plank<br />

en vier wielen die je in een snoep- en speelgoedwinkel kon kopen. Ik besloot iedereen te<br />

overtreffen. Aan de gewone uitrusting voegde ik een kleine ton en een stuk kachelpijp<br />

toe, en zo maakte ik een tamelijk waarheidsgetrouw model van een locomotief -- een<br />

lik zwarte verf en een stuk watten, als ware het rook uit de kachelpijp, vervolmaakten de<br />

illusie. Een paar van m'n beste vrienden mochten er tot ieders jaloezie mee de straat op.<br />

Op een dag liep ik na school naar het achterplaatsje waar het ding stond. Daar lag het in<br />

honderd stukken, met een bijl ernaast. Even was ik perplex, maar pakte toen trillend van<br />

woede de bijl; ik moest de dader vinden en hem onthoofden. Moeder was de dader: het<br />

verkeer was te gevaarlijk. Ik huilde en wierp tegen dat ik er alleen mee op de stoep reed,<br />

maar ze was onvermurwbaar en toonde geen wroeging. Het heeft lang geduurd voor ik<br />

het kon vergeten, en ik geloof dat ik het haar nooit heb vergeven.<br />

Ze toonde niettemin een zekere eerbied voor mijn smaak op artistiek gebied. Zo<br />

nam ze me op een keer mee naar de hoedenmaakster: ik moest haar helpen bij het<br />

uitzoeken van een nieuwe hoed. Ze vroeg mijn raad als er een nieuw meubelstuk<br />

gekocht of nieuw behang uitgezocht moest worden. Toen er een lampenkap kapotging<br />

bood ik aan een nieuwe te maken. Ik wilde iets ongewoons, iets origineels en bovendien<br />

4


onbreekbaars ontwerpen. Bij de ijzerhandel kocht ik een buigzame koperen plaat, trok<br />

op het koper de vorm van de uit elkaar gehaalde lampenkap over en tekende er<br />

vervolgens een ingewikkeld patroon van krullen en bloemen bij. Ik moet ergens een<br />

oosterse lamp van geperforeerd metaal, die een geheimzinnig en romantisch licht<br />

uitstraalde, hebben gezien. Met een hamer en spijker sloeg ik langs mijn ontwerp kleine<br />

gaatjes, maar na een tijdje werd dit werk me te langdradig -- dus toen ik alleen thuis was<br />

pakte ik mijn moeders naaimachine en begon na de draad eruitgehaald te hebben het<br />

ontwerp te stikken alsof het een borduursel was. Het ging veel vlugger, maar de naald<br />

brak vaak. Tegen de tijd dat het af was had ik alle reservenaalden opgemaakt. Over de<br />

ontredderde machine zal ik het verder niet hebben. De lampenkap oogstte veel<br />

bewondering. Mijn techniek heb ik nooit uit de doeken gedaan, maar moeder kon op<br />

haar naaimachine nauwelijks meer naaien.<br />

Mijn belangstelling voor dieren ging niet verder dan een enkele hond of kat die<br />

ik als tekenmodel gebruikte. Ook paarden trokken wel mijn aandacht, maar dan alleen<br />

om op ze te rijden. In een zijstraat was een grote brouwerij waarnaar de wagens tegen<br />

zonsondergang werden teruggebracht. Van een van de koetsiers mocht ik zijn zware<br />

Percheron naar de stal brengen, een paar straten verderop. Of liever, het paard bracht mij<br />

erheen. Ik zat schrijlings tegen zijn nek aan, hield me vast aan zijn manen en het beest<br />

liep regelrecht naar zijn stal terug. Als de Wild West Show in de stad kwam kon je een<br />

pony huren met een echt zadel en een ritje maken rond het veld. Nadat ik mijn voet in de<br />

stijgbeugel had gezet kreeg ik mezelf niet omhoog. De oppasser gaf me een kontje en<br />

vroeg of ik soms lood in mijn reet had. De pony liep op zijn gemak over de route; niets<br />

kon hem tot draven of galopperen verleiden. Ik verloor mijn belangstelling voor<br />

paarden. Toen ik jaren later mijn eerste paardenrace bijwoonde kon ik me niet<br />

voorstellen dat de jockeys enige macht over de dieren hadden; het waren koppige en<br />

halsstarrige beesten die alleen renden als zij er zin in kregen. Ik leerde de beginselen van<br />

het kaarten en gokken, maar het winnen zelf en het opstrijken van de winst lieten me<br />

koud. Ik begreep dat ik geen geboren gokker was. Misschien was het de angst om te<br />

verliezen. Alle kans- en behendigheidsspelletjes die ik met anderen moest spelen,<br />

stootten me af.<br />

Op mijn veertiende ging ik naar de middelbare school en daar begonnen mijn problemen<br />

pas goed. Naast de gewone vakken als geschiedenis, wiskunde en talen kregen we twee<br />

keer per week tekenen: vrij tekenen en technisch tekenen. Ik ben hun naam vergeten,<br />

maar de leraren leken net zoveel op elkaar als een lammetje op een herdershond. De<br />

leraar vrij tekenen was een artiest in elke betekenis van het woord. Hij had onschuldige<br />

grijze ogen, een zacht puntbaardje en hij lispelde. Hij was ten voeten uit het type van de<br />

gekwelde kunstenaar zoals zoveel tekenleraren, en het mikpunt van een baldadige,<br />

lawaaierige klas, die zijn les voornamelijk zag als een pretje na de echte lessen. Zelfs in<br />

de pauzes, die min of meer als voorbereiding op de volgende les bedoeld waren, werd er<br />

niet zo gestoeid en met propjes gegooid. De stem van de leraar, die op het punt stond in<br />

huilen uit te barsten, trilde als hij de wetten van perspectief en compositie probeerde uit<br />

te leggen. Je kon net zogoed proberen apen te leren balletdansen. Ik had medelijden met<br />

hem en probeerde hem met mijn aandacht en vakkundigheid te troosten. Ik was met<br />

gemak de beste leerling van de klas en kreeg aan het eind van het kwartaal alle lof. Mijn<br />

tekeningen werden aan de muren gehangen en ik werd de rest ten voorbeeld gesteld. Dit<br />

maakte me niet geliefder bij de anderen: ook ik werd het mikpunt van hun grappen; ik<br />

was immers het lievelingetje van de leraar.<br />

5


De leraar technisch tekenen was een nuchtere man, mager en klein, afgestudeerd<br />

aan het Massachusetts Institute of Technology. Als lunch at hij aan zijn bureau rozijnen<br />

en noten en bereidde ondertussen zijn les voor. Bij zijn lessen schuwde hij de filosofie<br />

niet. Op de borden stonden diagrammen in gekleurd krijt met daartussen zinnetjes als ik<br />

denk, ik kan, ik wil. De leerlingen hadden voor deze leraar meer eerbied, maar ook<br />

slechts weinig belangstelling; ze bleven zijn lessen slaafs volgen om voldoende punten<br />

te halen voor hun rapport. Ik vond hem geweldig: hij combineerde al het praktische met<br />

een schitterend gevoel voor grafiek. Ik bewonderde hem helemaal toen hij ter<br />

gelegenheid van ons eindexamen een gouden speld ontwierp naar Michelangelo's hoofd<br />

van David in bas-reliëf, omgeven door een geëmailleerde cirkel in onze schoolkleuren.<br />

Ik volgde niet alleen zeer toegewijd zijn lessen, maar ook rende ik in de pauzes naar zijn<br />

lokaal, waar ik al de door hem in zijn studiejaren gemaakte opgaven en tekeningen<br />

mocht bekijken, zodat ik aan het eind van mijn middelbare school een volledige studie<br />

in de beginselen van architectuur, technisch tekenen en typografie had voltooid. Later<br />

kwam dit me goed van pas toen ik besloot voor mezelf te gaan zorgen en op eigen benen<br />

te staan. Zelfs na schooltijd ging ik erheen om hem te helpen met het nakijken van het<br />

huiswerk.<br />

Zoals ik al eerder heb gezegd hadden mijn andere vakken te lijden onder mijn<br />

aandacht voor kunst. Vooral geschiedenis was een nachtmerrie voor me. Ik was de<br />

slechtste van de klas, viel in ongenade en bracht de leraar tot wanhoop. Al de anderen<br />

hadden een voldoende voor hun eindexamen. De geschiedenisleraar begreep niets van<br />

me. Ik leek intelligent. Mijn schriften, geschreven in een prachtig gelijkmatig<br />

handschrift, waren versierd met vrolijk gekleurde kaarten van Caesars veldtochten, met<br />

tekeningen van Romeinse en Griekse tempels, wapens en munten. Om zijn figuur te<br />

redden liet hij me een middag nablijven; hij gaf me een vragenlijst, liet me de<br />

antwoorden meteen opzoeken en me die op een nieuwe examenopgave invullen. Ik<br />

slaagde met het vereiste aantal punten.<br />

Op de diploma-uitreiking werd bekendgemaakt dat ik op voorspraak van de<br />

leraren tekenen een beurs voor architectuur aan een belangrijke universiteit had<br />

gekregen. Mijn ouders waren eindelijk echt blij en trots op me. Ik was toch nog<br />

verstandig geworden. Ik verzoende me met het idee architect te worden omdat het ernaar<br />

uitzag dat ik, met het respect van de maatschappij, kunst als roeping kon combineren<br />

met een praktischer beroepsuitoefening. Ik dacht aan de prachtige kathedralen en<br />

monumenten in Frankrijk, Italië en Griekenland, die ik in boeken had bestudeerd en<br />

waarvan ik gedetailleerde tekeningen had gemaakt. In New York had ik de klassieke<br />

gevel van het Brooklyn Museum, de sierlijke toren van Stanford Whites Madison<br />

Square Garden en de gedurfde architectuur van het moderne Flatirongebouw<br />

bewonderd.<br />

De vakantie begon in juni, de universiteit in september, ik had dus de hele zomer<br />

voor mezelf. Thuis was alles rustig -- er heerste een wapenstilstand in afwachting van<br />

mijn nieuwe carrière. Maar vakantie en vrijheid betekenden voor mij tekenen en<br />

schilderen. Op zonnige dagen nam ik, met mijn schildersdoos onder de arm, de<br />

luchtspoorweg tot het eindpunt en was ik in een ommezien in de buitenwijken van<br />

Brooklyn -- de open velden, schuren, paarden en grazende koeien in de weilanden. Hier,<br />

in alle eenzaamheid, zag ik mezelf als Thoreau, ik maakte me los van alle banden en<br />

plichten jegens de maatschappij en tijdens het schilderen leek het of al mijn gedachten<br />

en gevoelens door mijn arm op het doek vloeiden. Achteraf besefte ik dat mijn doeken<br />

niet weergaven wat ik werkelijk voelde.<br />

6


De hele zomer schilderde ik binnen en buiten, en schraapte de verf, die ik in<br />

dunne lagen had aangebracht, van de paar panelen en doeken zodat ik ze opnieuw kon<br />

gebruiken. Toen de dag naderde waarop ik aan mijn studie moest beginnen werd ik door<br />

aarzelingen en twijfel overvallen. Ten slotte kondigde ik thuis aan dat ik afzag van mijn<br />

beurs en wilde gaan werken -- in mijn eigen onderhoud voorzien. Het leek me<br />

verstandiger niet te vertellen dat ik in mijn vrije tijd door zou gaan met schilderen. Ik<br />

had genoeg van leren. Mijn ouders kwamen de schok van ontsteltenis en ongeloof gauw<br />

te boven. Door mijn beslissing waren ze per slot van rekening van hun<br />

verantwoordelijkheid voor mij af. Ze hadden hoe dan ook een mond minder te voeden.<br />

Nu begon het zoeken naar een baantje. Tijdens mijn tochten met de luchtspoorweg had<br />

ik gezien dat er op elk station een krantenkiosk met een verkoper stond. Ik solliciteerde<br />

en kreeg na een korte inwerkperiode een station toegewezen. Aan het eind van de eerste<br />

week haalde ik mijn geld op en ging er niet meer heen. De spoorwegen maakten er geen<br />

werk van.<br />

Ik schreef op een advertentie waarin een leerling-graveur werd gevraagd. Dit was<br />

een tak van kunst die ik me nooit eigen had gemaakt. Mijn nieuwsgierigheid was<br />

gewekt. Ik vervoegde me met een map tekeningen, zowel vrije als technische, bij een<br />

bureau in een oud smerig gebouw onder de Brooklyn Bridge in New York. Een grauwe<br />

man -- zijn handen waren zwart geworden en hij droeg een schort -- bekeek ze<br />

zorgvuldig. Hij zei dat mijn werk niet aansloot bij wat zij deden, maar dat ik wel aanleg<br />

had. Als ik les zou willen nemen kon ik meteen beginnen. Over salaris werd niet<br />

gesproken; het leek me verstandiger op enig gevoel van eerlijkheid van mijn<br />

toekomstige werkgever te vertrouwen.<br />

7

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!