Bijlage 15 Archeologie - ruimtelijkeplannen.enschede.nl ...
Bijlage 15 Archeologie - ruimtelijkeplannen.enschede.nl ...
Bijlage 15 Archeologie - ruimtelijkeplannen.enschede.nl ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
PlangebiedUsseleres-Noord<br />
(GemeenteEnschede)<br />
Inventariserendarcheologischveldonderzoek<br />
Karterendefase<br />
Drs.E.A.Schorn<br />
Maart 2004<br />
BAAC-rapport 03.<strong>15</strong>3<br />
29<br />
27<br />
25<br />
23<br />
21<br />
19<br />
28<br />
26<br />
24<br />
22<br />
20<br />
18
PlangebiedUsseleres-Noord<br />
(GemeenteEnschede)<br />
Inventariserendarcheologischveldonderzoek<br />
Karterendefase<br />
Drs.E.A.Schorn<br />
Maart 2004<br />
BAAC-rapport 03.<strong>15</strong>3<br />
29<br />
27<br />
25<br />
23<br />
21<br />
19<br />
28<br />
26<br />
24<br />
22<br />
20<br />
18
Colofon<br />
ISBN: 90-5985-101-3<br />
Autorisatie: drs. H.M.P. Bouwmeester (senior archeoloog)<br />
Projectleider: drs. E.A. Schorn<br />
Auteur: drs. E.A. Schorn<br />
Redactie: drs. E.A. Schorn<br />
dr. ir. L.A. Tebbens<br />
Veldwerk: drs. L.J.H. Dentener<br />
drs. T. Nales<br />
drs. E.A. Schorn<br />
drs. R.M. van der Zee<br />
Kartografie: drs. B. de Groot<br />
J. Heersink<br />
Grafische<br />
Vormgeving: ing. R. Koster<br />
Vondstdeterminatie: drs. J.R. Mooren (vuursteen)<br />
drs. S.M.J.P. Verneau-Peeters (vuursteen)<br />
drs. T.A. Spitzers (aardewerk)<br />
drs. H.M.P. Bouwmeester (aardewerk)<br />
Copyright: Gemeente Enschede / BAAC bv, Deventer<br />
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm<br />
of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de gemeente Enschede en/of<br />
BAAC bv te Deventer.<br />
BAAC bv<br />
Onderzoeks- en adviesbureau voor Bouwhistorie, <strong>Archeologie</strong>, Architectuur- en Cultuurhistorie<br />
Graaf van Solmsweg 103 Hofstraat 4-6<br />
5222 BS ‘s-Hertogenbosch 7411 PD Deventer<br />
Tel.: (073) 61 36 219 Tel.: (0570) 67 00 55<br />
Fax: (073) 61 49 877 Fax: (0570) 618 430<br />
E-mail: denbosch@baac.<strong>nl</strong> E-mail: deventer@baac.<strong>nl</strong>
BAAC bv IVO Usseler es Noord, gemeente Enschede<br />
Inhoud<br />
1 I<strong>nl</strong>eiding 2<br />
1.1 Onderzoekskader 2<br />
1.2 Doel- en vraagstellingen 2<br />
1.3 Opzet van het onderzoek 2<br />
1.4 Ligging van het gebied 2<br />
2 Werkwijze 4<br />
2.1 Bureauonderzoek 4<br />
2.2 Inventariserend veldonderzoek 4<br />
3 Resultaten bureauonderzoek 6<br />
3.1 Geologie, geomorfologie en reliëf 6<br />
3.2 Bodem 8<br />
3.3 Bekende archeologische waarden 9<br />
3.4 Historische landschappelijke ontwikkeling 10<br />
4 Resultaten veldonderzoek 14<br />
4.1 I<strong>nl</strong>eiding 14<br />
4.2 Geologie, geomorfologie en reliëf <strong>15</strong><br />
4.3 Bodem 16<br />
4.4 Archeologische resultaten oppervlaktekartering 17<br />
4.5 Archeologische resultaten boorkartering 19<br />
4.6 Archeologische interpretatie 22<br />
5 Conclusies en aanbevelingen 25<br />
5.1 Conclusies bureauonderzoek 25<br />
5.2 Conclusies veldonderzoek 25<br />
5.3 Aanbevelingen 26<br />
6 Literatuur en kaarten 27<br />
<strong>Bijlage</strong>n<br />
<strong>Bijlage</strong> 1: Archeologische- en geologische tijdvakken<br />
<strong>Bijlage</strong> 2: Oppervlaktekarteringskaart<br />
<strong>Bijlage</strong> 3: Boorpuntenkaart met archeologische indicatoren<br />
<strong>Bijlage</strong> 4: Lithologisch en bodemkundig profiel A-A’<br />
<strong>Bijlage</strong> 5: Determinatielijst oppervlaktevondsten en boorvondsten<br />
<strong>Bijlage</strong> 6: Indicatore<strong>nl</strong>ijst<br />
<strong>Bijlage</strong> 7: Zones met verwachte concentraties van nederzettingssporen<br />
<strong>Bijlage</strong> 8: Archeologische verwachtingskaart.<br />
<strong>Bijlage</strong> 9: Paleoreliëfkaart<br />
1
BAAC bv IVO Usseler es Noord, gemeente Enschede<br />
1 I<strong>nl</strong>eiding<br />
1.1 Onderzoekskader<br />
In opdracht van de gemeente Enschede heeft het onderzoeks- en adviesbureau voor<br />
Bouwhistorie, <strong>Archeologie</strong>, Architectuurhistorie en Cultuurhistorie (BAAC bv) een<br />
Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek (IVO) verkennende fase uitgevoerd ten<br />
behoeve van het plangebied Usseler es Noord. Aa<strong>nl</strong>eiding voor dit onderzoek is de<br />
geplande realisatie van een bedrijventerrein. Hierbij zijn bodemingrepen te verwachten,<br />
waardoor eventueel aanwezige archeologische waarden kunnen worden verstoord.<br />
1.2 Doel- en vraagstellingen<br />
Het doel van het Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek is tweeledig:<br />
1. Het verkrijgen van inzicht in de landschappelijke ligging van eventueel aanwezige<br />
archeologische resten, in het bijzonder de geologische, geomorfologische en<br />
bodemkundige opbouw ter plaatse, voor zover archeologisch relevant.<br />
2. Het verkrijgen van inzicht in de aard, omvang, ouderdom, gaafheid en conservering<br />
van de archeologische resten ter plaatse.<br />
Om de bovengenoemde doelstellingen te realiseren, luiden de onderzoeksvragen voor<br />
het studiegebied:<br />
- Welke delen van het onderzoeksgebied waren landschappelijk gezien geschikt<br />
voor bewoning?<br />
- Welke delen van het onderzoeksgebied zijn verstoord en tot welke diepte?<br />
- Wat is de locatie van de aangetroffen vindplaatsen?<br />
- Waaruit bestaan de archeologische resten en wat is de ouderdom daarvan?<br />
- Wat is de horizontale en verticale verspreiding van de archeologische resten?<br />
- Aan welke sitetypen kunnen de archeologische resten worden toegeschreven?<br />
- Wat is de (verwachte) conservering en gaafheid van de archeologische resten?<br />
1.3 Opzet van het onderzoek<br />
Het onderzoek is gesplitst in twee delen: een bureauonderzoek gevolgd door een<br />
inventariserend veldonderzoek. Het doel van het bureauonderzoek is het verwerven<br />
van informatie, aan de hand van bestaande bronnen, over bekende of verwachte<br />
archeologische waarden, binnen het onderzoeksgebied. Bij het inventariserend<br />
veldonderzoek is met behulp van waarnemingen in het veld deze informatie getoetst en<br />
aangevuld.<br />
In dit rapport zijn de resultaten van het onderzoek beschreven. Op basis van deze<br />
resultaten zijn aansluitend aanbevelingen gegeven over de eventueel noodzakelijke<br />
bescherming van het gebied of mogelijk vervolgonderzoek.<br />
Het veldwerk van dit onderzoek heeft plaatsgevonden in december 2003 en januarifebruari<br />
2004. Het onderzoek is uitgevoerd volgens het Programma van Eisen van de<br />
provinciaal archeoloog van Overijssel (drs. S. Wentink) en conform het handboek<br />
Kwaliteitsnorm Nederlandse <strong>Archeologie</strong> (KNA), versie 2.0.<br />
1.4 Ligging van het gebied<br />
Het onderzoeksgebied is gelegen in de gemeente Enschede in de provincie Overijssel.<br />
Het plangebied Usseler es Noord ligt ten zuidwesten van Enschede en behoort tot het<br />
2
BAAC bv IVO Usseler es Noord, gemeente Enschede<br />
buitengebied (fig. 1.1). Het plangebied is totaal <strong>15</strong>5 hectare groot. Het bedrijventerrein<br />
zal uit 60 hectare uitgeefbare kavels bestaan en 25 hectare ontwikkeling openbaar<br />
gebied, zodat de totale grootte 85 hectare gaat bedragen. Het onderzoeksgebied wordt<br />
begrensd door de volgende wegen: Westerval (noordwesten), Usselerrondweg<br />
(noordoosten) en de A35 (zuiden).<br />
Het huidige grondgebruik bestaat uit grasland en akkerland en de daarbij behorende<br />
boeren erven.<br />
De volgende twee coördinatenparen, volgens het rijksdriehoek-meetsysteem, geven de<br />
ligging van het onderzoeksgebied aan:<br />
Zuidwesthoek: X: 253.250 / Y: 469.250<br />
Noordoosthoek: X: 255.600 / Y: 470.625<br />
Figuur 1.1 Ligging onderzoeksgebied<br />
3
BAAC bv IVO Usseler es Noord, gemeente Enschede<br />
2 Werkwijze<br />
2.1 Bureauonderzoek<br />
Tijdens het bureauonderzoek is aan de hand van bestaande bronnen informatie<br />
verzameld betreffende bestaande archeologische waarden. Bij de inventarisatie van<br />
bekende archeologische waarden is gebruik gemaakt van de volgende gegevens:<br />
- het Centraal Archeologisch Archief (CAA)<br />
- het Centraal Monumenten Archief (CMA)<br />
- Archeologisch Informatie Systeem (ARCHIS)<br />
- Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW)<br />
- de bodemkaart<br />
- de geomorfologische kaart<br />
- de geologische kaart<br />
- relevante achtergrondliteratuur (zie literatuurlijst)<br />
2.2 Inventariserend veldonderzoek<br />
Naar aa<strong>nl</strong>eiding van het bureauonderzoek is het veldonderzoek uitgevoerd. De totale<br />
grootte van het plangebied bedraagt circa <strong>15</strong>5 hectare, waarbinnen een<br />
bedrijvengebied van 85 hectare wordt ontwikkeld. De locatie van het bedrijvengebied<br />
binnen het plangebied ligt nog niet vast. Daarom laat de gemeente Enschede alle<br />
terreinen met een middelhoge tot hoge archeologische verwachtingswaarde binnen het<br />
plangebied onderzoeken. Op grond van deze archeologische verwachtingswaarden<br />
moet circa 105 hectare van het totale plangebied van <strong>15</strong>5 hectare archeologische<br />
onderzocht worden. Het veldonderzoek bestaat uit een oppervlaktekartering (ook wel<br />
veldkartering genoemd) en een boorkartering.<br />
Oppervlaktekartering<br />
Ongeveer 72 hectare van het onderzoeksgebied bestaat uit bouwland, waarop in<br />
tegenstelling tot grasland een oppervlaktekartering is uitgevoerd. Een<br />
oppervlaktekartering is mogelijk aangezien door ploegen eventueel aanwezige<br />
archeologische indicatoren als aardewerk en vuursteen aan het oppervlak komen te<br />
liggen en daardoor zichtbaar zijn. Er is een extensieve oppervlaktekartering verricht,<br />
waarbij de akkers in banen met een onderlinge afstand van circa 10 meter zijn<br />
belopen.<br />
Er is gelet op het voorkomen van archeologische indicatoren. Archeologische<br />
indicatoren kunnen aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid, ter plaatse of in de directe<br />
omgeving, van een archeologische vindplaats. Deze indicatoren kunnen bestaan uit<br />
bijvoorbeeld aardewerk, hutte<strong>nl</strong>eem, vuursteen, metaal, fosfaat, houtskool en<br />
(verbrand) bot. De vondsten zijn gemarkeerd en later met behulp van meetlinten<br />
ingemeten ten opzichte van de kadastrale grenzen. Alleen de relevante archeologische<br />
indicatoren (die duiden op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats) zijn<br />
verzameld en gedetermineerd.<br />
Booronderzoek<br />
Het totale onderzoeksgebied van 105 hectare, bestaande uit zowel bouwland als<br />
grasland, is door middel van een booronderzoek onderzocht om vast te stellen of het<br />
bodemprofiel en archeologische indicatoren aa<strong>nl</strong>eiding geven te veronderstellen dat er<br />
4
BAAC bv IVO Usseler es Noord, gemeente Enschede<br />
archeologische resten aanwezig zijn. Tevens is tijdens het booronderzoek vastgesteld<br />
of en waar de bodem verstoord is.<br />
Het onderzoek is conform het Programma van Eisen uitgevoerd met een Edelmanboor<br />
met een diameter van <strong>15</strong> cm. Onderzoek met de Edelmanboor met een diameter van<br />
<strong>15</strong> cm heeft in vergelijking tot een Edelmanboor met een diameter van 7 cm als<br />
voordeel dat een groter bodemmonster door middel van zeven op archeologisch<br />
materiaal kan worden onderzocht. De trefkans is daarbij groter dan bij een<br />
Edelmanboring. Tijdens het booronderzoek is de lithologische opbouw van de bodem<br />
gedetailleerd beschreven volgens de NEN 5104. Gelijktijdig is de bodemkundige<br />
opbouw bekeken, zodat inzicht is verkregen in hoeverre het bodemprofiel intact is. De<br />
intactheid van het bodemprofiel bepaalt de gaafheid van een archeologische vindplaats<br />
als deze zich in het bodemvormende laagpakket bevindt.<br />
De boringen zijn volgens een boorraster van 40 x 50 m uitgezet. Dit raster bestaat uit<br />
boorraaien die 40 m uit elkaar liggen, waarbij binnen de raai om de 50 m een boring<br />
wordt gezet. In de opeenvolgende raaien verspringen de boringen 25 m ten opzichte<br />
van elkaar. Hierdoor ontstaat een zo gelijkmatig mogelijke verdeling van de boringen<br />
over het oppervlak, waarbij de kans op het aantreffen van archeologische waarden per<br />
oppervlak statistisch gezien even groot is. Om de kans op het aantreffen van<br />
archeologische indicatoren zo groot mogelijk te laten zijn, zijn de boringen uitgevoerd<br />
tot tenminste 25 cm in de schone C-horizont. De grondmonsters zijn door middel van<br />
een zeef met een maaswijdte van 4 mm onderzocht op de aanwezigheid van<br />
archeologische vondsten in de bodem.<br />
Op plaatsen waar het reliëf, de bodemopbouw, archeologische indicatoren in de<br />
boringen of vondsten aan het oppervlak aa<strong>nl</strong>eiding gaven tot nader onderzoek zijn ten<br />
behoeve van de waardering (bepalen van de omvang, ouderdom, aard, gaafheid en<br />
conservering van een vindplaats) aanvullende boringen gezet. Hierbij is het bestaande<br />
boornet verdicht tot 20 x 25 meter. De boringen zijn op dezelfde wijze uitgevoerd en<br />
beschreven als bij het boornet van 40 x 50 meter. In totaal zijn er 62 aanvullende<br />
boringen uitgevoerd.<br />
De locaties (x, y) van de boringen zijn met behulp van meetlinten ingemeten en de<br />
hoogteligging ten opzichte van NAP (Nieuw Amsterdams Peil) is met behulp van een<br />
waterpasinstrument bepaald.<br />
5
BAAC bv IVO Usseler es Noord, gemeente Enschede<br />
3 Resultaten bureauonderzoek<br />
3.1 Geologie, geomorfologie en reliëf<br />
Het onderzoeksgebied is gelegen in het oostelijk zandgebied (Berendsen, 2000). Het<br />
oostelijk zandgebied is het gebied ten oosten van de rivierklei van de Gelderse IJssel<br />
en de Oude IJssel. De noordgrens valt vrijwel samen met de Overijsselse Vecht. Het<br />
oostelijk zandgebied wordt gekenmerkt door een sterk verbrokkeld reliëf: op korte<br />
afstanden komen grote verschillen voor in hoogteligging, bodemtypen en<br />
waterhuishouding. Het gebied helt in grote lijnen gezien af van ongeveer 40 m bij de<br />
Nederlands-Duitse grens naar circa 2 m + NAP in het Salland. Lokaal komen<br />
geïsoleerde heuvels en heuvelruggen voor tot een maximale hoogte van 85 m. De<br />
bedekking van het gebied ten tijde van het Pleistoceen (bijlage 1)door het landijs in het<br />
Saalien is van grote betekenis geweest voor de huidige reliëfverschillen in het<br />
landschap.<br />
Er komen enkele stuwwallen voor uit het Saalien (zie bijlage 1). De meest oostelijke<br />
stuwwallen van het oostelijk zandgebied bestaan gedeeltelijk uit tertiaire fijnzandige en<br />
kleiige mariene (= zee) afzettingen. Het tertiair is een geologisch tijdvak (62,5-2,5<br />
miljoen jaar geleden). De tertiaire afzettingen liggen in dit gebied op geringe diepte<br />
onder het maaiveld en konden daardoor worden meegestuwd. De stuwwallen in het<br />
oostelijk zandgebied zijn voor een deel door het ijs overreden; dit blijkt uit het<br />
voorkomen van keileem op de gestuwde afzettingen. In de Achterhoek en Twente<br />
komen vrij dikke grondmorene pakketten (keileem) voor. Grondmorene is sediment dat<br />
door de schurende werking van het landijs onder het ijs ontstaat. De keileem is vrij<br />
ondoorlatend waardoor de grondwaterstanden lokaal hoog zijn.<br />
In het grootste deel van het oostelijk zandgebied bestaat het pleistocene oppervlak uit<br />
dekzand en fluvioperiglaciale afzettingen (Twente Formatie) die in de laatste ijstijd (het<br />
Weichselien) zijn afgezet (bijlage 1). Het reliëf wordt gekenmerkt door vlakke,<br />
afvoerloze depressies en dekzandkopjes, afgewisseld met langgerekte ruggen.<br />
Langgerekte dekzandruggen met een west-oost oriëntatie komen vooral in Salland<br />
voor. Dekzand is zand dat door de wind is afgezet. Fluvioperiglaciale afzettingen zijn<br />
afzettingen die door de rivier zijn afgezet onder koude klimaatcondities.<br />
Plaatselijk komen smalle stroken holocene beekafzettingen (Singraven Formatie) voor.<br />
Deze afzettingen kunnen bestaan uit matig fijn tot zeer grof zand met lokaal leem of<br />
veen.<br />
Volgens de geologische kaart (RGD, 2000) bestaat het centrale deel (Usseler es) van<br />
het onderzoeksgebied uit grondmorene (Dr6: meestal keileem, grindhoudend lemig<br />
zand en leem, met stenen en blokken) met een dekzandbedekking dunner dan 2 m. In<br />
het geval van de Usseler es is de grondmorene enigszins gemodelleerd waarbij een<br />
drumlin-achtige vorm (druppelvormige heuvel) is ontstaan. Deze heeft een duidelijke<br />
noord-zuid richting die een indicator is voor de stromingsrichting van het landijs. Het<br />
gebied rondom de Usseler es bestaat voornamelijk uit fluvioperiglaciale afzettingen met<br />
een dikte van meer dan 2 m (Tw4: fijn tot grof zand, plaatselijk met leem en/of<br />
vee<strong>nl</strong>agen). Aan de zuidoostzijde van de es bevindt zich een oost-west georiënteerd<br />
dekzandpakket met een dikte van meer dan 2 m (Tw3: zeer fijn tot matig fijn zand,<br />
vaak iets lemig).<br />
Volgens de geomorfologische kaart (Stiboka, 1979) bestaat het centrale deel (Usseler<br />
es) van het onderzoeksgebied uit een hoge grondmorene (10B14) al dan niet bedekt<br />
6
BAAC bv IVO Usseler es Noord, gemeente Enschede<br />
met dekzand en/of een oud bouwlanddek (figuur 3.1). Ter hoogte van het midden van<br />
de es en aan de oostzijde gelegen is een droog dal (2R3) aanwezig (al dan niet met<br />
dekzand of löss). Ten zuidoosten van de es bevindt zich een relatief laaggelegen<br />
vlakte van grondmorene (2M5) al dan niet met welvingen, bedekt met dekzand. In deze<br />
vlakte bevindt zich ook een dalvormige laagte (2R2) zonder veen. Ten westen van de<br />
es bevindt zich een relatief hooggelegen vlakte van grondmorene al dan niet met<br />
welvingen, bedekt met dekzand, zwak golvend. Ook bevinden zich aan de westzijde<br />
van de es twee gordeldekzandruggen (3K16 en 4K16), al dan niet bedekt met een oud<br />
bouwlanddek, die ongeveer oost-west zijn georiënteerd.<br />
Figuur 3.1 Geomorfologische kaart van het onderzoeksgebied<br />
7
BAAC bv IVO Usseler es Noord, gemeente Enschede<br />
3.2 Bodem<br />
Volgens de bodemkaart (Stiboka, 1979) bestaat de bodem in het onderzoeksgebied<br />
voor meer dan 80% uit hoge zwarte enkeerdgronden (zEz21), die uit leemarm en zwak<br />
lemig fijn zand bestaan. Deze strekken zich uit tot ver buiten het centrale deel (Usseler<br />
es) van het onderzoeksgebied. Dit bodemtype wordt meestal aangetroffen op de hoger<br />
en dus droger gelegen zandgronden, die in gebruik zijn als akkerland. Enkeerdgronden<br />
zijn gronden met een niet vergraven, humushoudende bovengrond die dikker is dan 50<br />
cm. Deze worden doorgaans ook wel esdekken genoemd. Een esdek is ontstaan door<br />
het eeuwe<strong>nl</strong>ang opbrengen van potstalmest op de akker. De mest bestond uit plaggen<br />
die in de stal werden gelegd om de uitwerpselen van het gestalde vee op te vangen.<br />
De plaggen werden met de uitwerpselen als mest op de akker gebracht. Op deze wijze<br />
kon een akkercomplex op zandgrond gedurende eeuwen jaarlijks opnieuw bebouwd<br />
worden zonder dat de bodem uitgeput raakte. De vorming van een esdek kan<br />
teruggaan tot de 11 e eeuw, maar stamt meestal uit de 13 e eeuw of later. Bestond de<br />
mest uit bosstrooisel of grasplaggen, dan ontstond een bruin esdek. Zwarte<br />
enkeerdgronden wijzen op een gebruik van heideplaggen. Op deze wijze kon het land<br />
rond het akkercomplex gedeeltelijk ontgrond raken, terwijl de akkergrond tot ruim een<br />
meter opgehoogd kon worden.<br />
Bij opgravingen van middeleeuwse boerderijen zijn tot dusverre nog geen resten van<br />
potstallen aangetroffen (Vervloet, 1986). Dit leidt tot de gedachte dat aanvankelijk de<br />
mest en de plaggen in de open lucht met elkaar werden vermengd. De potstal wordt<br />
beschouwd als een relatief recente landbouwtechnische verbetering, die een<br />
doelmatiger gebruik van de mest mogelijk maakte. In de 18 e en 19 e eeuw bereikte het<br />
potstalsysteem waarschij<strong>nl</strong>ijk de uiterste graad van perfectie.<br />
In gebieden met esdekken dient rekening te worden gehouden met een rijk<br />
bodemarchief. Aangezien het oorspronkelijke oppervlak vanaf de Middeleeuwen is<br />
opgehoogd betekent dit dat de eventueel aanwezige archeologische resten uit de<br />
perioden van vóór de Middeleeuwen meestal goed bewaard zijn gebleven.<br />
Een karakteristiek bodemprofiel van een hoge zwarte enkeerdgrond in het<br />
onderzoeksgebied ziet er volgens de bodemkaart als volgt uit:<br />
Tabel 3.1: Kenmerken en horizonten van een enkeerdgrond (Stiboka,1979)<br />
Horizont Diepte in cm Omschrijving<br />
Aanp 0-30<br />
Cultuurdek<br />
Aan2<br />
30-80<br />
B2b Oud profiel 80-110<br />
Zeer donkergrijs, zeer humeus,<br />
zwak lemig, fijn zand<br />
Zeer donkergrijs, zeer humeus,<br />
zwak lemig, fijn zand<br />
Donker roodbruin, zwak lemig, fijn<br />
zand<br />
BCb Oud profiel 110-130 Bruinoranje, zwak lemig, fijn zand<br />
C11b 130-140 Oranjegeel, zwak lemig, fijn zand<br />
Moedermateriaal<br />
C12b<br />
140-<strong>15</strong>0 Geel, zwak lemig, fijn zand<br />
Door bodemvorming kunnen in het sediment vaak de volgende drie hoofdhorizonten<br />
worden onderscheiden (zie tabel), namelijk: de A-horizont, de B-horizont en de C-<br />
8
BAAC bv IVO Usseler es Noord, gemeente Enschede<br />
horizont. De A-horizont is een minerale of moerige horizont waarin de organische stof<br />
geheel of vrijwel geheel is omgezet. De B-horizont is een minerale (soms moerige)<br />
horizont waarin een of meer van de volgende kenmerken voorkomen:<br />
1. inspoeling van kleimineralen, sesquioxyden of humus uit hoger liggende<br />
horizonten, al dan niet in combinatie.<br />
2. nagenoeg volledige homogenisatie met bovendien zodanige veranderingen dat:<br />
a. nieuwvorming van kleimineralen is opgetreden, en/of<br />
b. sesquioxyden zijn vrijgekomen, of<br />
c. een blokkige of samengestelde prismatische bodemstructuur is ontstaan.<br />
De onder 1 genoemde B-horizont wordt ook wel de inspoelingshorizont genoemd.<br />
Sesquioxyden zijn ijzer- of aluminiumverbindingen die ontstaan door verwering van<br />
primaire mineralen. De onder 2 genoemde B-horizont is ter plaatse veranderd en wordt<br />
ook wel structuur-B genoemd. De C-horizont is een moerige of minerale laag, die<br />
weinig of niet is veranderd door bodemvormende processen, die een A- en B-horizont<br />
zouden kunnen doen ontstaan. Vaak bevindt zich aan de onderzijde van de A-horizont<br />
een E-horizont (ook wel uitspoelingshorizont genoemd), die door uitspoeling is verarmd<br />
aan humus, kleimineralen en/of sesquioxyden en is daardoor lichter van kleur. Zand uit<br />
de E-horizont van podzolgronden wordt wel loodzand genoemd. De kleine b staat voor<br />
begraven bodemlagen in verband met het aanwezige esdek.<br />
Andere aanwezige bodemtypen in het lager gelegen deel van het onderzoeksgebied<br />
zijn de veldpodzolen (op 12% van het oppervlak aanwezig), de beekeerdgronden (op<br />
5% van het oppervlak aanwezig) en de laarpodzolen (op 3% van het oppervlak<br />
aanwezig).<br />
3.3 Bekende archeologische waarden<br />
Voor het bureauonderzoek zijn de archeologische vondstmeldingen van het<br />
onderzoeksgebied uit het ARCHIS archief van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig<br />
Bodemonderzoek (ROB) geïnventariseerd. Uit dit archief blijkt dat er uit het<br />
onderzoeksgebied zelf geen vondstmeldingen en of archeologische terreinen bekend<br />
zijn. De meest nabije, ten noordoosten en twee direct aan de zuidgrens (A35) gelegen,<br />
vindplaatsen betreffen de waarnemingsnummers: 22211, 24374 en 24474.<br />
Vindplaats 22211 betreft een opgraving op de Elferink Es (fig. 1.1, pag. 3) waar<br />
verschillende sporen (huisplattegronden, begravingen en ontginningsgreppels),<br />
aardewerk en vuursteen zijn aangetroffen uit de periode Mesolithicum-Late<br />
Middeleeuwen. Centraal onder de 6 hectare grote es loopt een noord-zuid gerichte<br />
dekzandrug, waarop de grondsporen voorkomen. Deze sporen lopen naar het noorden<br />
door. De mesolithische bewoningsresten zijn schaars. Van de Late IJzertijd<br />
grondsporen is ruim ¼ hectare opgeg raven.<br />
Vindplaats 24374 betreft een opgraving ten behoeve van de aa<strong>nl</strong>eg van de A35 waar<br />
begravingssporen (kringgreppels), nederzettingssporen (voorraadkuil, enkele<br />
(paal)kuilen) aardewerk en vuursteen uit de Midden IJzertijd zijn aangetroffen. De<br />
ligging van de vindplaats is weergegeven bijlage 2. Op grond van het aangetroffen<br />
aardewerk in één van de kringgreppels, blijkt dat het om grafheuveltjes uit de Midden<br />
IJzertijd gaat. De nederzettingssporen komen waarschij<strong>nl</strong>ijk uit dezelfde periode.<br />
Vindplaats 24474 betreft ook een opgraving ten behoeve van de aa<strong>nl</strong>eg van de A35<br />
waar sporen van een boerenerf met spieker, gelegen tussen twee sloten, en laat<br />
middeleeuws aardewerk zijn aangetroffen. De ligging van de vindplaats is<br />
weergegeven bijlage 2.<br />
9
BAAC bv IVO Usseler es Noord, gemeente Enschede<br />
In de directe omgeving van de Usseler es ligt de Josink Esch (fig. 1.1, pag. 3). Ook bij<br />
de ontwikkeling van de Josink Esch zijn archeologische sporen en vondsten<br />
aangetroffen uit de periode Mesolithicum-Late Middeleeuwen (ADC Rapport 128,<br />
2002). De resultaten van dit onderzoek zijn nog niet in Archis verwerkt.<br />
De Indicatieve Kaart Archeologische Waarden geeft aan dat het plangebied bestaat uit<br />
delen met een lage, een middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde.<br />
Alle delen met een middelhoge tot hoge archeologische verwachtingswaarde binnen<br />
het plangebied onderzoeken komen voor archeologisch onderzoek in aanmerking.<br />
Deze verwachtingswaarde is gebaseerd op landschappelijke kenmerken van het<br />
terrein, zoals bodemgesteldheid en geomorfologie. Op grond van deze archeologische<br />
verwachtingswaarden is circa 105 hectare van het totale plangebied van <strong>15</strong>5 hectare<br />
onderzocht worden.<br />
Archeologische onderzoeksresultaten op de bovengenoemde met de Usseler es<br />
vergelijkbare kleinere essen en de archeologische onderzoeksresultaten bij de aa<strong>nl</strong>eg<br />
van de A35 door de Usseler es doen vermoeden dat het archeologische potentieel van<br />
de Usseler es wel eens zeer rijk kan zijn.<br />
3.4 Historische landschappelijke ontwikkeling<br />
Voor de historische landschappelijk ontwikkeling wordt voor een groot deel de visie van<br />
Ad Verlinde en van Zuidam (in Rappol, 1993) gevolgd.<br />
Er blijkt een duidelijke relatie te zijn tussen de geomorfologie en woo<strong>nl</strong>ocaties uit<br />
vroegere perioden. Bijna zonder uitzondering blijken, de door prehistorische en vroeghistorische<br />
bewoners (10 e /11 e eeuw na Chr.) uitgekozen terreinen voor bewoning,<br />
bewerking en begraving in Overijssel te bestaan uit: reliëfrijke oftewel hoge dekzanden<br />
(inclusief de later erop ontstane stuifzanden), stuwwallen en smeltwaterafzettingen.<br />
Niet minder dan bijna tweederde deel van Overijssel was van nature niet geschikt voor<br />
bewoning in de periode 6000 v. Chr. tot 1000 na Chr. Het onbewoonbare deel bestond<br />
uit lage dekzanden, moerassen, dalen, alsmede de meeste beek- en rivierafzettingen.<br />
Van het bewoonbare deel werd ruwweg de helft niet benut. De belangrijkste redenen<br />
daarvoor zijn:<br />
• Delen van de stuwwallen bestonden door de aanwezigheid van tertiaire klei en<br />
keileem uit te zware en te natte gronden.<br />
• Het ontbreken van oppervlaktewater op de stuwwal in combinatie met de<br />
minerale armoede van de grove zanden.<br />
• Geïsoleerde ligging van bewoonbare locaties temidden van onbewoonbaar<br />
gebied.<br />
Uiteindelijk resteert nog maar ruwweg 1/6 deel van het oppervlak dat geschikt is voor<br />
bewoning.<br />
De boven geschetste situatie geldt dus vooral de tijdsruimte tussen circa 6000 v. Chr.<br />
en 100 na. Chr. Voor het vroege Mesolithicum en het late Laat Paleoliticum (periode<br />
van circa <strong>15</strong>.000-6000 v. Chr.) geldt voor zover bekend in Oost-Nederland hetzelfde<br />
verspreidingsbeeld.<br />
Voor het Vroeg- en Midden Paleolithicum (ouder dan 35.000 v. Chr.) is de aard en de<br />
verspreiding van vondsten anders. Er zijn geen grondsporen uit die tijd bekend. De<br />
enige geomorfologische eenheden aan de oppervlakte die oud genoeg zijn om er<br />
10
BAAC bv IVO Usseler es Noord, gemeente Enschede<br />
dergelijke vondsten op aan te treffen zijn de stuwwallen. Tot 1993 is pas één<br />
middenpaleolithisch vondstcomplex op de Overijsselse stuwwallen aangetroffen.<br />
Wanneer het Paleolithicum evenals de late Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd buiten<br />
beschouwing wordt gelaten, dan resteert een tijdvak van 10.000 jaar. In die 10.000 jaar<br />
is de typische dekzandprovincie Overijssel qua bewoonbaarheid te karakteriseren als<br />
een eilandenrijk. In dat opzicht vormen Salland en Twente een geheel andersoortig<br />
gebied dan de grote “massieven” van de Veluwe en Drenthe. Het zijn vooral de<br />
langgerekte hogere zandige gronden, langs beken, rivieren en stuwwallen, die als ware<br />
natuurlijke wegen door het landschap vormden, die de voorkeur van de pre- en vroeg<br />
historische bevolking kregen.<br />
Landgebruik<br />
In de Middeleeuwen overheerste in de gebieden met hoger gelegen droge<br />
zandgronden de roggeverbouw. In de 5 e of 6 e eeuw verdrong de rogge de tarwe,<br />
omdat rogge minder eisen stelt aan de bodem en daarom redelijk gedijt op dit type<br />
grond.<br />
In minder droge zandgebieden en in andere gebieden, waar meer beekdalen<br />
voorkwamen, zoals in Overijssel, Drenthe en Brabant was een andere ruimtelijke<br />
inrichting gebruikelijk. Hier dienden de hogere zandgronden als akkers en de lagere<br />
zandgronden en beekdalen als wei- en hooiland. Ook werd op de lagere delen wel<br />
haver verbouwd. Zelfs onder natte omstandigheden bood dit gewas nog goede<br />
groeiresultaten.<br />
Vanaf de 10 e /11 e eeuw zijn in Overijssel en Drenthe ingrijpende veranderingen van<br />
woo<strong>nl</strong>ocaties, ontginningen, esaa<strong>nl</strong>eg en drainages begonnen. Woonplekken van de<br />
boerderijen werden verschoven van de hogere zandgronden naar de voet ervan.<br />
Woon- en begraafsporen onder esdekken dateren dan ook meestal uit de perioden<br />
voorafgaand aan de 10 e eeuw. De nederzettingen van de IJzertijd tot en met de<br />
Vroege Middeleeuwen lagen ongeveer 2 km uit elkaar en de gehuchten omvatten<br />
meestal 1-3 boerderijen. Ieder mini-dorpje had ongeveer 4 km² nodig. Het aantal<br />
boerderijen in de nederzettingen breidde zich in de 10 e /11 e eeuw aanzie<strong>nl</strong>ijk uit.<br />
Daarnaast vond er samentrekking van boerderijen in een dorpskern plaats, terwijl<br />
daarvoor de boerderijen verspreid lagen over het dorpsterritorium te midden van hun<br />
eigen akkers. In een dergelijke situatie wordt daarom wel gesproken van een overgang<br />
van landbinding naar burenbinding. Ook werden er nederzettingen gesticht in tot<br />
dusverre onontgonnen gebieden. Hoe de onderlinge samenhang van genoemde<br />
ontwikkelingen is geweest en waardoor ze in gang zijn gezet staat allerminst vast.<br />
Gezien het grote aantal nieuwe nederzettingen en ontginningen is de veronderstelling<br />
van een aanzie<strong>nl</strong>ijke bevolkingstoename sinds de 10 e eeuw onvermijdelijk. De<br />
toename van de gemiddelde bedrijfsvoering lijkt te wijzen op vergroting van de<br />
agrarische productie als gevolg van technische verbeteringen. De i<strong>nl</strong>ijving in het<br />
Frankische Rijk heeft naar het zich laat aanzien het realiseren van agrarische<br />
overschotten bewerkstelligd en tevens noodzakelijk gemaakt, vanwege de<br />
economische verplichting bij te dragen aan de instandhouding van de staat. Dit<br />
gebeurde door middel van de uitgifte van privileges via het grootgrondbezit en door het<br />
leenstelsel. De ontwikkeling van kernnederzettingen is wellicht te danken aan de<br />
gewijzigde akkerbouw, die leidde tot grotere akkers en verhoogde opbrengsten.<br />
Burenbinding was wenselijk in verband met de bouwdwang, het binnenhalen van de<br />
oogst en stoppelbeweiding.<br />
11
BAAC bv IVO Usseler es Noord, gemeente Enschede<br />
Plaggenbemesting<br />
Kenmerkend voor de laat middeleeuwse landbouw op de zandgronden is de<br />
plaggenbemesting. De introductie van plaggenbemesting hing samen met de overgang<br />
op een veel intensievere vorm van akkerbouw, de zogenaamde “eeuwige<br />
roggeverbouw”. Hierbij werd in oktober rogge ingezaaid, in augustus van het jaar erop<br />
geoogst en in oktober opnieuw ingezaaid, zodat de akkers per jaar slechts twee<br />
maanden braak lagen. Braakligging in de winter kwam in de Middeleeuwen vaker voor,<br />
waarbij een zomergraan zoals haver, gerst of vlas als tussengewas werd gebruikt. De<br />
precieze samenhang tussen de overschakeling op plaggenbemesting en de eeuwige<br />
roggebouw is niet bekend. Als redenen worden genoemd het op peil houden van de<br />
vruchtbaarheid van de akkerbodems bij uitbreiding van het akkerareaal, maar ook<br />
vergroting van het vochthoudend vermogen zou, vooral op de drogere zandgronden,<br />
van belang zijn geweest.<br />
Hoe het ook zij, plaggenbemesting en eeuwige roggebouw werden tussen de 10 e en<br />
de 14 e eeuw op grote schaal ingevoerd. De akkers bleven door deze bemesting<br />
permanent in gebruik. In Drenthe en Twente worden ze essen genoemd.<br />
Het gebruik van de karploeg met meerdere ingespannen dieren maakte het maken van<br />
bochten moeilijker. Om die reden ging men bij nieuwe ontginningen over tot de aa<strong>nl</strong>eg<br />
van zeer lange percelen. Op grond hiervan kunnen oudere delen van de essen worden<br />
onderscheiden van de uitbreidingen uit latere tijd. Wanneer lange, smalle percelen in<br />
dezelfde richting liggen, vaak aansluiten op de boerderijen en stuk voor stuk vanaf één<br />
zijde bereikbaar zijn spreekt men van éénstrepige essen. Deze komen met name voor<br />
in gebieden met een regelmatig hellend reliëf, zoals bijvoorbeeld op de flanken van<br />
stuwwallen.<br />
Ontbossing<br />
Vanaf de Middeleeuwen vindt er een grootschalige aantasting van het bosbestand<br />
plaats. Hierdoor werden vanaf de Late Middeleeuwen aaneengesloten bossen een<br />
zeldzaamheid. Heidevelden en graslanden domineerden voortaan het landschap.<br />
De bosbegroeiing werd aangetast door de aa<strong>nl</strong>eg van permanente akkers. Door de<br />
overbeweiding kon geen herstel van de bosvegetatie plaatsvinden. Daarnaast leverden<br />
de bossen bouwmaterialen en andere geriefmaterialen. Hout diende als brandstof voor<br />
verwarming, de bakoven en voor de productie van houtskool ten behoeve van de<br />
ijzersmelterij en de ijzerbewerking. Op veel plaatsen waren de gevolgen rampzalig. Er<br />
ontstonden zandverstuivingen, waardoor soms zelf verplaatsing van hele dorpen<br />
noodzakelijk werd.<br />
Verkaveling<br />
Esnederzettingen vormen een aanpassing aan gebieden met een onregelmatig reliëf,<br />
waar slechts beperkte, hogere en daardoor drogere delen van het terrein geschikt<br />
waren als akkerland. Die geschiktheid werd nog versterkt vanwege de grotere<br />
humusrijkdom, veroorzaakt de oorspronkelijke loofwoudvegetatie (bruine bosbodems<br />
of moderpodzolen). Het grasland lag in de meer uitgestrekte lagere terreindelen. Voor<br />
de bouw van boerderijen werd over het algemeen voor een situering bij de gronden die<br />
het meest intensief in gebruik waren gekozen, dus tussen akkerland en grasland, daar<br />
waar water op bereikbare afstand of in de diepte kon worden gewonnen.<br />
Het oudste permanente akkerland moet trouwens meestal in een zone buiten de essen<br />
worden gezocht, bij de betrekkelijk grote onregelmatig blokvormige en omwalde<br />
huiskampen, waarop de oudste boerderijen zijn te vinden.<br />
12
BAAC bv IVO Usseler es Noord, gemeente Enschede<br />
In Twente komen vooral veel esnederzettingen in de vorm van een kransesdorp voor.<br />
Deze zijn gelegen op vrij grote, maar betrekkelijk lage geïsoleerde zandopduikingen,<br />
die bijna helemaal door de es in beslag worden genomen. De es wordt geheel door<br />
boerderijen omkranst. Dit is de meest gunstige bewoningsvorm wanneer de es door<br />
grasland is omringd en omsloten wordt door woeste grond.<br />
Het kransesdorp van de Usseler es bij Enschede wordt beschouwd als het prototype<br />
van de oorspronkelijke occupatievorm. Rond de es is een zone met huiskampen<br />
aanwezig, waarop de boerderijen staan. In deze krans moet waarschij<strong>nl</strong>ijk het oudste<br />
permanente akkerland gezocht worden. De es is waarschij<strong>nl</strong>ijk pas later in gebruik<br />
genomen. De bezitsspreiding van het akkerland op de es is gering. Het ligt meestal<br />
geconcentreerd in de buurt van de boerderij. Dat wijst erop dat de hoeven ter plaatse al<br />
aanwezig waren toen de es werd opgedeeld. Opvallend is de éénstrepige verkaveling,<br />
die eveneens met een individuele occupatie vanaf de randen in verband kan worden<br />
gebracht. Anderzijds werkte de regelmatige afhelling deze structuur in de hand.<br />
In veel gevallen is de krans later secundair ontstaan, bijvoorbeeld als gevolg van een<br />
verhoogde ontginningsactiviteit door toename van de bevolking. Verspreiding vond<br />
plaats vanuit een kern of flank, of door het verplaatsen van hoeven naar de onderzijde<br />
van de es. Deze nieuwe boerderijen hebben vaak regelmatiger huiskampen of ze<br />
ontbreken. De boerderijen staan dan op de rand van de es.<br />
Uit bovenstaand verhaal blijkt dat door de gunstige landschappelijke ligging (relatief<br />
hoog) van het plangebied, de vele historische ontwikkelingen en de vorming van<br />
esdekken in het algemeen en van de Usseler es in het bijzonder er mogelijk een groot<br />
archeologisch potentieel te verwachten is.<br />
13
BAAC bv IVO Usseler es Noord, gemeente Enschede<br />
4 Resultaten veldonderzoek<br />
4.1 I<strong>nl</strong>eiding<br />
Op alle akkerpercelen is een oppervlaktekartering uitgevoerd. Het totaal belopen<br />
oppervlak bedraagt ongeveer 72 hectare. De onderzochte percelen zijn onderverdeeld<br />
in 47 vakken (bijlage 2).<br />
Voor het booronderzoek zijn in eerste instantie 499 edelmanboringen uitgevoerd<br />
(bijlage 3). Voor het nader onderzoek ten behoeve van de waardering zijn 62 boringen<br />
uitgevoerd. Om tot 25 cm in het schone zand (C-horizont) te reiken moest er tussen 0,5<br />
m en 1,60 m diep worden geboord. Op de enkeerdgronden (grootste deel van het<br />
onderzoeksgebied) is tussen de 1,0 m en 1,60 m diep geboord. Het totaal aantal<br />
uitgevoerde boringen is lager dan begroot, doordat het te onderzoeken oppervlak na<br />
aftrek van de erven en wegen kleiner is geworden. De benodigde tijdsduur voor de<br />
begrote boringen is echter geheel benut voor de uitgevoerde boringen. De uitvoering<br />
van de boringen kostte veel meer tijd dan geschat, omdat er relatief diep moest worden<br />
geboord op de enkeerdgronden. Het oppervlak waarop archeologische vondsten zijn<br />
aangetroffen was veel groter dan verwacht en ook het aantal vondsten was relatief<br />
groot. Hierdoor moest een groter gebied veel intensiever gezeefd worden, wat<br />
eveneens veel meer tijd vergde. Op grond van de boringen is een oost-west profiel<br />
gemaakt, waarbij in het bovenste deel van het profiel de bodemkundige en in het<br />
onderste deel van het profiel de lithologische (gesteentesoort/grondsoort) informatie is<br />
weergegeven (bijlage 4).<br />
Hieronder worden de resultaten met betrekking tot de geologie, geomorfologie, reliëf,<br />
bodem en archeologie besproken. De resultaten worden in de volgende paragrafen per<br />
deelgebied besproken, waarvan de ligging is weergegeven in figuur 4.1.<br />
Figuur 4.1: Indeling onderzoeksgebied Usseler es<br />
14
BAAC bv IVO Usseler es Noord, gemeente Enschede<br />
4.2 Geologie, geomorfologie en reliëf<br />
Van west naar oost gaand kunnen er op grond van het reliëf drie gebieden worden<br />
onderscheiden: Het westelijke gebied met een hoogte tussen 29,50-31,00 m + NAP<br />
(fig. 4.1). Het centrale gebied (Usseler es) met een hoogte tussen de 31,00-36,50 m +<br />
NAP, waarbij het hoogste punt op het midden van de es is gelegen en de randen van<br />
de es op ongeveer 31,00 m + NAP liggen. Het oostelijke gebied met een hoogte tussen<br />
de 29,00-31,00 m + NAP. <strong>Bijlage</strong> 4 geeft een indruk van het aanwezige reliëf in het<br />
westelijke en centrale gebied. Ter beoordeling of het paleoreliëf (het aanwezige reliëf<br />
voor de aa<strong>nl</strong>eg van het esdek) verschilt van het huidige aanwezige reliëf is een<br />
paleoreliëfkaart van het onderzoeksgebied gemaakt (bijlage 9). Hiervoor is de dikte van<br />
het esdek afgetrokken van de gemeten maaiveldhoogte. Het paleoreliëf komt in grote<br />
lijnen overeen met het huidige reliëf, voor zover er sprake is van de aanwezigheid van<br />
slechts 1 esdek (zie paragraaf 4.6) .<br />
Uit het booronderzoek blijkt, dat er een grote overeenkomst bestaat tussen het<br />
oostelijke en westelijke gebied. Hier komen binnen 1,5 m -mv zwak tot matig siltige,<br />
goed gesorteerde fijnzandige (<strong>15</strong>0-210 µm) afzettingen voor, die tot de Formatie van<br />
Twente behoren. Plaatselijk komen leem en/of vee<strong>nl</strong>agen voor. In het centrale gebied<br />
komen binnen 1,5 m –mv, onder het antropogene esdek (50-80 cm dik), slecht<br />
gesorteerde zwak tot matig siltige, vaak iets tot sterk grindhoudende, fijnzandige tot<br />
matig grofzandige afzettingen voor. In de onderste lagen bevinden zich vaak stenen en<br />
keien. Deze afzettingen behoren tot de Formatie van Twente en de Formatie van<br />
Drenthe. Gezien de lithologie en de vorm betreft het een door het landijs<br />
gemodelleerde/gestuwde grondmorene (F. v. Drenthe) met in de toplaag een menging<br />
van grondmorene en dekzand (F. v. Twente). De slechte gesorteerdheid van het<br />
dekzand en de grindhoudendheid geven deze vermenging aan.<br />
Het lithologische profiel A-A’ (bijlage 4) laat een dwarsdoorsnede zien van het<br />
westelijke gebied en het centrale gebied. Ten westen van boring 65 bevinden zich<br />
fijnzandige en goed gesorteerde afzettingen (noordelijke dekzandrug) van de Formatie<br />
van Twente en ten oosten van boring 65 bevinden zich matig fijnzandige tot matig<br />
grofzandige (iets grindhoudend) en slecht gesorteerde afzettingen van de Formatie van<br />
Drenthe met een kleine bijmenging van de Formatie van Twente. In het zuidelijke deel<br />
van het centrale gebied gaan bovengenoemde zandige afzettingen over in lemige<br />
afzettingen (mogelijk keileem). Langs de noordelijke rand van het centrale gebied gaan<br />
de zandige afzettingen over in groene kleiige afzettingen (mogelijk ook keileem).<br />
Gezien de groene kleur van de klei is het niet uitgesloten dat het tertiaire klei betreft die<br />
tot de Formatie van Dongen behoort. Deze klei komt lokaal aan het oppervlak voor.<br />
Waarschij<strong>nl</strong>ijk is deze klei door het landijs opgenomen (ook wel “lokaalmorene”<br />
genoemd) en hier weer afgezet.<br />
Geomorfologisch gezien bestaat het centrale gebied uit een hoge grondmorene, waar<br />
aan de top een geringe vermenging met dekzand is opgetreden. Deze is afgedekt door<br />
een oudbouwlanddek (50-80 cm dik). Het droge dal (2R3) in het centrale gebied is<br />
vaag te herkennen als een drassige depressie. Het westelijke gebied bestaat uit een<br />
zwakgolvend dekzandlandschap, waarbinnen twee dekzandruggen met een<br />
oudbouwlanddek en een dekzandkopje liggen. Het oostelijk gebied bestaat uit een<br />
zwakgolvend dekzandlandschap met laagten.<br />
<strong>15</strong>
BAAC bv IVO Usseler es Noord, gemeente Enschede<br />
4.3 Bodem<br />
Het westelijke gebied<br />
Dit gebied bestaat uit een associatie van overwegend enkeerdgronden met<br />
laarpodzolen en veldpodzolen. Op de noordelijke dekzandrug is het enkeerddek 50-60<br />
cm dik, waaronder een al dan niet intacte moderpodzol aanwezig is. Voor het<br />
noordelijke lagere deel van deze dekzandrug geldt dat er ook veldpodzolen aanwezig<br />
zijn (zie bodemkundig profiel A-A’, bijlage 4). Op de zuidelijke dekzandrug is het<br />
enkeerddek 50-80 cm dik, waaronder een al dan niet intacte moderpodzol aanwezig is.<br />
De B-horizont van de moderpodzolen op de beide dekzandruggen is minder sterk<br />
ontwikkeld dan die in het centrale gebied. Dit kan worden verklaard door de lagere<br />
ligging van de dekzandruggen en hogere grondwaterstanden, waardoor de B-horizont<br />
zich minder diep kan ontwikkelen.<br />
De laarpodzolen en veldpodzolen met een al dan niet intact bodemprofiel bevinden<br />
zich in de lagere terreindelen tussen de dekzandruggen, waarbij de laarpodzolen hoger<br />
gelegen zijn dan de veldpodzolen.<br />
Het centrale gebied<br />
Dit gebied (Usseler es) bestaat geheel uit hoge zwarte enkeerdgronden. Het humeuze<br />
esdek (Aan= antropogene A-horizont) heeft ten noorden van de Haaksbergerstraat een<br />
dikte van 50-80 cm en ten zuiden van de Haaksbergerstraat een dikte van 50-60 cm<br />
(zie bodemkundig profiel A-A’, bijlage 4). De bovenste 30-40 cm (ploeghorizont) van<br />
het enkeerddek heeft meestal een bruinzwarte kleur. Van 40-80 cm is de kleur van het<br />
enkeerddek grijszwart. In deze laag zijn gebleekte zandkorrels aanwezig, die afkomstig<br />
zijn van de op de heide gestoken plaggen voor de plaggenbemesting, maar in het<br />
bodemprofiel zelf is geen E-horizont aanwezig.<br />
Onder het esdek zijn vrijwel intacte moderpodzolen (holtpodzolgrond) aanwezig, die<br />
vroeger bruine bosgronden werden genoemd. Er is dus sprake van een ouder<br />
begraven bodemprofiel onder het enkeerddek. Aan de onderzijde van het enkeerddek<br />
is op de overgang naar de moderpodzol een begraven bodemoppervlak (Ahb)<br />
waargenomen. De bruine bosgronden zijn voor de ontbossingen ontstaan onder een<br />
bosvegetatie van vooral loofbos. Het is een goed en vruchtbaar bodemtype.<br />
Tabel 4.1 geeft een standaard bodemprofiel weer van een enkeerdgrond met begraven<br />
moderpodzol, zoals deze in het onderzoeksgebied is aangetroffen in het centrale<br />
gebied (volgens de bodemkundige indeling van De Bakker en Schelling, 1989).<br />
Tabel 4.1: Enkeerdgrond op begraven moderpodzol (holtpodzol)<br />
Horizont Diepte in cm Omschrijving<br />
Aa1p 0-30<br />
Cultuurdek<br />
Aa2<br />
30-60<br />
Ahb<br />
Bwsb<br />
Begraven<br />
bodemoppervlak<br />
Begraven<br />
Structuur-B<br />
16<br />
60-70<br />
70-90<br />
Zwart, zeer humeus, zwak lemig, fijn<br />
zand<br />
Grijszwart, matig humeus, zwak<br />
lemig, fijn zand<br />
Donkerbruin, matig humeus, zwak<br />
lemig, fijn zand<br />
Bruin tot grijsgeelbruin, zwak<br />
humeus, zwak tot matig lemig, iets<br />
grindhoudend fijn zand
BAAC bv IVO Usseler es Noord, gemeente Enschede<br />
BC<br />
Begraven<br />
BC-horizont<br />
17<br />
90-110<br />
C Moedermateriaal 110-120<br />
Bruinoranje tot oranje, zwak tot<br />
matig lemig, grindhoudend fijn tot<br />
matig fijn zand<br />
Geel, zwak tot matig lemig,<br />
grindhoudend fijn tot matig fijn zand<br />
In het centrale gebied is in ongeveer 30% van de boringen het oude bodemoppervlak<br />
aanwezig dat niet door menselijke activiteit is verstoord. Gezien de donkerbruine kleur<br />
en de homogene samenstelling van deze laag lijkt het geen oude akkerlaag te zijn. Het<br />
was moeilijk om het oude bodemoppervlak in de boringen te herkennen. Vanwege de<br />
gebruikte boorkopdiameter (door programma van eisen voorgeschreven) komt de<br />
opgeboorde grond relatief sterk verdraaid en gemengd naar boven. Door de menging<br />
van de grond en het feit dat deze direct gezeefd wordt, is er geen goed zicht op het<br />
totale beeld van het bodemprofiel. Hierdoor is het vaak niet duidelijk of er op de<br />
overgang van de enkeerdgrond (grijszwart van kleur) naar de begraven moderpodzol<br />
sprake is van een 10-20 cm dikke oude Ah-horizont dan wel Bws-horizont (donkerbruin<br />
van kleur). De B-horizont van de moderpodzol heeft een dikte van 20-70 cm (bruin tot<br />
grijsbruin van kleur), waaronder de C-horizont is gelegen.<br />
Langs de noord- en oostrand van het centrale gebied is het humeuze opgebrachte<br />
antropogene dek soms minder dan 50 cm dik en is er dus geen sprake van een echte<br />
enkeerdgrond. Ook is de B-horizont hier veel dunner (10-20 cm) of ontbreekt zelfs<br />
geheel, zodat er sprake is van een AC-profiel. Het aanwezige bodemtype behoort hier<br />
tot de laarpodzolen. Ook op de top van de Usseler es komen enkele zones voor waar<br />
het humeuze dek 40-50 cm dik is en waar door verploeging tevens een deel van de Bhorizont<br />
is verdwenen. Bodemkundig gezien is ook hier sprake van een laarpodzol.<br />
Het oostelijke gebied<br />
Dit gebied bestaat uit laarpodzolen en beekeerdgronden. Het humeuze opgebrachte<br />
antropogene dek is bij beide bodemprofielen 30-50 cm dik. Onder het humeuze dek (Ahorizont)<br />
van de laarpodzol bevindt zich een B-horizont van 10-30 cm. De B-horizont is<br />
bij de laarpodzol vaak door verploeging verdwenen, waardoor hier alleen nog sprake is<br />
van een AC- profiel. Beekeerdgronden worden gekenmerkt door een AC- profiel. Door<br />
de lage ligging (hoge grondwaterstanden) is geen B-horizont ontwikkelt. Laarpodzolen<br />
met een AC-profiel worden op grond van hun hogere ligging onderscheiden van<br />
beekeerdgronden.<br />
4.4 Archeologische resultaten oppervlaktekartering<br />
Voor de oppervlaktekartering zijn alle aanwezige akkerpercelen belopen. In totaal is 72<br />
hectare onderzocht die zijn opgedeeld in 47 vakken (bijlage 2), waarbij 88<br />
vondstnummers zijn uitgegeven (bijlage 5). De vondstzichtbaarheid varieerde van<br />
slecht tot goed. Op een klein deel van de akkers lag veel maisafval of stond veel<br />
onkruid waardoor de zichtbaarheid slecht was. Het grootste deel van de akkers<br />
bestond uit ongeploegde maisstoppelvelden met een matige zichtbaarheid. Vooral op<br />
de nieuw ingezaaide akkers met wintertarwe was de zichtbaarheid goed. Aan het begin<br />
van het veldonderzoek in december 2003 was de grond vrij droog en niet zo goed<br />
uitgeregend (voorwaarde voor een goede vondstzichtbaarheid). In de tweede helft van<br />
januari 2004 nam de vondstzichtbaarheid na heftige regenval toe. Op een paar<br />
percelen waar voorheen niets was waargenomen waren nu enkele vondsten zichtbaar.<br />
Over het algemeen lag er zeer weinig vondstmateriaal aan het oppervlak. Het meeste
BAAC bv IVO Usseler es Noord, gemeente Enschede<br />
materiaal bestond uit post middeleeuws aardewerk en puin uit de 19 e -20 e eeuw.<br />
Aardewerk ouder dan de Middeleeuwen is op 1 vondst na niet aangetroffen, wat zeer<br />
opvallend is gezien de resultaten van de boorkartering. Er lag zeer weinig aardewerk<br />
uit de Vroege tot Late Middeleeuwen en de16 e -18 e eeuw aan het oppervlak. Het<br />
meeste aangetroffen aardewerk kan worden beschouwd als mestaardewerk. Dit<br />
aardewerk is met de mest mee opgebracht en heeft dus geen archeologische<br />
indicatieve waarde voor de plek zelf. Het aangetroffen aardewerk uit de 9 e -12 e eeuw<br />
duidt mogelijk op bewoning ter plekke. Dit aardewerk is relatief hard gebakken en met<br />
granietgruis gemagerd.<br />
Naast aardewerk is voornamelijk vuursteen waargenomen. Op sommige percelen was<br />
relatief veel vuursteen aanwezig (komt van nature voor in de hier aanwezige zandige<br />
keileem). Een deel van het vuursteen is mogelijk ten gevolge van het steken van<br />
plaggen voor de plaggenbemesting van elders meegekomen. Op het hogere deel van<br />
de gestuwde keileemrug (centrale gebied) is, waarschij<strong>nl</strong>ijk vanwege de geringe dikte<br />
(vaak minder dan 50 cm) van het esdek vuursteen aangeploegd. Hieronder volgt per<br />
deelgebied een globale beschrijving van de aangetroffen oppervlaktevondsten.<br />
Het westelijke gebied<br />
In dit gebied zijn zeer weinig oppervlaktevondsten gedaan. Meer dan de helft van het<br />
gebied bestaat uit grasland waarop geen oppervlaktekartering kon worden uitgevoerd.<br />
Alleen op de zuidelijke dekzandrug (vak 20 en 22) en op de percelen direct ten<br />
noorden (Vak 18 en 19) en ten zuiden (vak 21) van deze rug is wat laat middeleeuws<br />
(14 e -<strong>15</strong> e eeuw) en post-middeleeuws vondstmateriaal waargenomen. In vak 21 is<br />
tevens een Romeinse scherf en een vuursteen afslag verzameld (vondstnummer 25,<br />
bijlage 5).<br />
Het centrale gebied<br />
In dit gebied ligt zeer weinig aardewerk aan het oppervlak. Het aardewerk stamt vooral<br />
uit de 19 e -20 e eeuw. In de zone direct ten noorden (vak 26, 27, 29, 30, 32, 35, 36 en<br />
39) en ten zuiden (vak 45-47) van de Haaksbergerstraat is wat vroeg- tot laat-<br />
middeleeuws (9 e -<strong>15</strong> e eeuw) en post-middeleeuws (16 e -18 e eeuw) aardewerk<br />
aangetroffen. Opvallend zijn de drie vondsten van middeleeuws aardewerk (9 e -12 e<br />
eeuw) in vak 11 die pas na zware regenval zichtbaar waren. De vondsten 85 en 86<br />
liggen dicht bij elkaar en bevinden zich onderaan de helling, waar het esdek slechts 30<br />
cm dik is. Het feit dat er bijna geen aardewerk uit de 9 e -12 e eeuw is aangetroffen, doet<br />
vermoeden dat het aardewerk uit een vindplaats omhoog is geploegd en niet via de<br />
helling naar beneden is gespoeld.<br />
In het gehele gebied komt vuursteen voor. Het grootste deel van het vuursteen bestaat<br />
uit natuurlijk, onbewerkt vuursteen. Ten westen van de Ruilverkavelingsweg (loopt van<br />
noord naar zuid over het hoogste deel van de rug) ligt vrij weinig en ten oosten van de<br />
Ruilverkavelingsweg ligt relatief veel vuursteen aan het oppervlak. Het meeste<br />
bewerkte vuursteen is aangetroffen op het hoogste deel van de gestuwde keileemrug<br />
(bijlage 9). Dit hogere en relatief vlakke deel bevindt zich vooral in het gebied tussen<br />
de Ruilverkavelingsweg en de oostelijke perceelsgrens van de vakken 12-<strong>15</strong>, 33 en 34<br />
en de eerste helft van de vakken 8-10 (bijlage 2). Het esdek is hier vaak slechts 30-50<br />
cm dik. Waarschij<strong>nl</strong>ijk is bij het (diep)ploegen bewerkt vuursteen van een hier gelegen<br />
vindplaats omhoog geploegd. Een deel van het omhoog geploegde vuursteen zal door<br />
erosie en het herhaalde ploegen voornamelijk in oostelijke richting hellingafwaarts zijn<br />
18
BAAC bv IVO Usseler es Noord, gemeente Enschede<br />
getransporteerd (vakken 16, 37-39). Waarschij<strong>nl</strong>ijk is ook een deel van het vuursteen<br />
(vakken 1 en 25) in westelijke richting hellingafwaarts getransporteerd.<br />
Ten zuiden van de Haakbergerstraat is ook ten westen (vak 47) en ten oosten (vakken<br />
45 en 46) van de Ruiverkavelingsweg relatief veel bewerkt vuursteen aangetroffen.<br />
Waarschij<strong>nl</strong>ijk is op het hoge deel (Ruilverkavelingsweg) vuursteen van een vindplaats<br />
omhoog geploegd (esdek 40-60 dik). Het meeste bewerkte vuursteen bevindt zich aan<br />
de westzijde van de Ruilverkavelingsweg en is deels hellingafwaarts getransporteerd.<br />
In de lager gelegen westhoek van vak 47 is relatief veel bewerkt vuursteen<br />
aangetroffen. Mogelijk is hier ook vuursteen van een vindplaats omhoog geploegd<br />
gezien de geringe dikte (40-50 cm) van het esdek.<br />
Het oostelijke gebied<br />
Het noordoostelijke deel van dit gebied bestond geheel uit grasland zodat hier geen<br />
oppervlaktekartering kon worden uitgevoerd. Alleen in het zuidwestelijke deel van dit<br />
gebied is een oppervlaktekartering uitgevoerd. In het oostelijke gebied is relatief veel<br />
bouwpuin aangetroffen, waarbij de grootste puinconcentraties op de westelijke helft<br />
van de vakken 40 en 41 zijn aangetroffen. In vergelijking tot de andere gebieden is in<br />
het oostelijk gebied het meeste aardewerk aangetroffen (bijlage 2 en bijlage 5). Bij de<br />
oppervlaktekartering is zowel vroeg- (9 e -11 e eeuw), laat- (12 e -<strong>15</strong> e eeuw) en post-<br />
middeleeuws aangetroffen. Vooral in vak 40 is veel aardewerk uit de 9 e -12 e eeuw<br />
aangetroffen (bijlage 2). Een groot deel van dit aardewerk is aangetroffen op het<br />
onderste deel van de zuidelijke helft van vak 40. Vondstnummer 88 geeft een<br />
vondstconcentratie van dit aardewerk weer in vak 40 (bijlage 5). De relatief grote<br />
hoeveelheid aardewerk uit de 9 e -12-e eeuw in vak 40 doet vermoeden dat hier een<br />
archeologische vindplaats uit deze periode aanwezig is. Het esdek is hier slechts 30-50<br />
cm dik, zodat bij aanwezigheid van een vindplaats aardewerk makkelijk omhoog<br />
geploegd kan worden. De vondstconcentratie van aardewerk uit de 9 e -12 e eeuw<br />
(vondstnummer 88) in vak 40 ligt aan de rand van een drassige laagte (bijlage 2), wat<br />
eige<strong>nl</strong>ijk een vreemde plek is om zoveel vondstmateriaal te vinden. Meestal wordt het<br />
vondstmateriaal op het wat hoger gelegen deel van het terrein aangetroffen. Het is niet<br />
duidelijk of deze drassige laagte natuurlijk is of kunstmatig. In het geval dat het om een<br />
kunstmatig aangelegde laagte gaat die uit dezelfde periode stamt als het verzamelde<br />
aardewerk is er mogelijk sprake van een relatie tussen de laagte en het aardewerk<br />
(misschien klei gewonnen voor fabricage van aardewerk?).<br />
4.5 Archeologische resultaten boorkartering<br />
In 41% (232 boringen) van de in totaal uitgevoerde 561 boringen zijn archeologische<br />
indicatoren aangetroffen (bijlage 6). De meest voorkomende indicatoren zijn:<br />
aardewerk, bewerkt vuursteen en houtskool. Daarnaast zijn ook hutte<strong>nl</strong>eem, bot,<br />
baksteen, (metaal)slakken, kooltjes, sintels en zwarte schilfers aangetroffen. De zwarte<br />
schilfers zijn mogelijk te beschouwen als een soort verbrandingsresidu.<br />
Wanneer alleen het bewerkt vuursteen en aardewerk als indicatief worden beschouwd<br />
voor de aanwezigheid van een archeologische vindplaats, dan zijn in 25% van de<br />
boringen (141 stuks) archeologische indicatoren aangetroffen. De aangetroffen<br />
aardewerkfragmenten zijn meestal niet groter dan één of enkele vierkante centimeters.<br />
Het aardewerk is in de meeste gevallen relatief zacht en kan vaak makkelijk tussen de<br />
vingers worden verpulverd. Tussen het aangetroffen vuursteen zitten weinig<br />
gebruiksvoorwerpen. In de meeste gevallen betreft het afslagen en brokken. De<br />
gedetermineerde en gedateerde indicatoren zijn beschreven in bijlage 5.<br />
19
BAAC bv IVO Usseler es Noord, gemeente Enschede<br />
De in bijlage 3 weergegeven indicatoren (wat aardewerk en vuursteen betreft) zijn bijna<br />
allemaal aangetroffen in de B-horizont en/of C-horizont van de bodem (zie ligging<br />
indicatoren in het bodemkundig profiel A-A’, bijlage 4). Dit betekent dat de aangetroffen<br />
indicatoren zich grotendeels in situ bevinden (ongestoorde ligging), waardoor de<br />
indicatoren de ligging van een archeologische vindplaats vrij goed weergeven.<br />
Indicatoren in de Aan-horizont (cultuurdek) zijn meestal verploegd en/of via bemesting<br />
opgebracht. Vaak is waargenomen dat de B-horizont indicaties gaf voor (pre-)<br />
historische bewoning. Deze indicaties waren kleurveranderingen en/of<br />
structuurveranderingen die vrijwel zeker op de aanwezigheid van archeologische<br />
grondsporen duiden. Uitgaande van het feit dat de begraven A-horizont (Ahb, voor<br />
zover aanwezig) onder het esdek het oude oppervlak aangeeft waarop geleefd moet<br />
zijn, is het vreemd dat er weinig tot geen aardewerk en vuursteen in de onderkant van<br />
het esdek en/of Ahb-horizont en zelfs in de bovenste helft van de B-horizont zijn<br />
aangetroffen. Het meeste aardewerk en vuursteen werd aangetroffen in de onderkant<br />
van de B-horizont en de bovenkant van de C-horizont. De oorzaak van het ontbreken<br />
van aardewerk en vuursteen in deze lagen kan mogelijk deels worden verklaard door<br />
de aanwezigheid van een ouder esdek. Het oudere esdek heeft ongeveer dezelfde<br />
bruine kleur en lithologische samenstelling als de B-horizont van de holtpodzol,<br />
waardoor beide lagen in de megaboor niet van elkaar te onderscheiden zijn. Volgens<br />
de archeoloog H. Scholten-Lubberding (mondelinge mededeling) is het een<br />
gebiedsspecifiek fenomeen dat zich vooral in Twente voordoet. De aanwezigheid van<br />
een tweede en ouder esdek heeft invloed op de conservering en herkenbaarheid van<br />
de archeologische grondsporen. Mogelijk kan door nader onderzoek in de vorm van<br />
een proefsleuven worden vastgesteld waar een ouder esdek aanwezig is.<br />
Het is niet uit te sluiten dat de gestuwde grondmorene al werd bewoond voordat het<br />
dekzand erop werd afgezet. In dat geval is er mogelijk een bewoningsniveau aanwezig<br />
op de overgang van grondmorene naar dekzand waar vuursteenvondsten uit het Vroeg<br />
Paleolithicum tot en met het begin van het Laat Paleolithicum zijn te verwachten.<br />
Zoals verwacht zijn de meeste archeologische indicatoren aangetroffen op de wat<br />
hoger gelegen delen van het gebied, die bij uitstek geschikt zijn voor bewoning<br />
(vergelijk bijlage 3 en figuur 3.1). De meeste archeologische indicatoren zijn<br />
aangetroffen op de gestuwde grondmorene van het centrale gebied (Usseler es) en de<br />
dekzandruggen van het westelijke gebied. Daarnaast zijn ook op een dekzandkopje in<br />
het westelijke gebied en op de dekzandwelvingen in het oostelijke gebied enkele<br />
indicatoren aangetroffen. Hieronder volgt per gebied een overzicht van de procentuele<br />
verhoudingen tussen boringen met indicatoren en het totale aantal boringen per<br />
deelgebied, die het bovengeschetste beeld ondersteunen. In tabel 4.2 is het aandeel<br />
boringen met archeologische indicatoren per deelgebied weergegeven.<br />
Het westelijke gebied<br />
In dit gebied zijn 210 boringen uitgevoerd, waarbij in 50 boringen indicatoren zijn<br />
aangetroffen. In 20 boringen is bewerkt vuursteen en/of aardewerk aangetroffen (al<br />
dan niet met andere indicatoren samen). Daarnaast zijn in 30 boringen, buiten de<br />
bovengenoemde boringen, nog andere indicatoren aangetroffen (voornamelijk<br />
houtskool). Wanneer de aanwezige indicatoren worden uitgesplitst naar aanwezigheid<br />
op de zuidelijke dan wel noordelijke dekzandrug, dan ontstaat een geheel ander beeld.<br />
Op de zuidelijke dekzandrug zijn 42 boringen uitgevoerd, waarbij in 26 boringen<br />
indicatoren zijn aangetroffen. In 12 boringen is vuursteen (1 keer) en/of aardewerk<br />
aangetroffen (al dan niet met andere indicatoren samen). Daarnaast zijn in 14<br />
20
BAAC bv IVO Usseler es Noord, gemeente Enschede<br />
boringen, buiten de bovengenoemde boringen, nog andere indicatoren aangetroffen<br />
(voornamelijk houtskool. Op de noordelijke dekzandrug zijn 37 boringen uitgevoerd,<br />
waarbij in 18 boringen indicatoren zijn aangetroffen. In 5 boringen is aardewerk<br />
aangetroffen (al dan niet met andere indicatoren samen). Daarnaast zijn in 13<br />
boringen, buiten de bovengenoemde boringen, nog andere indicatoren aangetroffen<br />
(voornamelijk houtskool).<br />
Het centrale gebied<br />
In dit gebied zijn 301 boringen uitgevoerd, waarbij in 183 boringen indicatoren zijn<br />
aangetroffen. In 119 boringen is bewerkt vuursteen en/of aardewerk aangetroffen (al<br />
dan niet met andere indicatoren samen). Daarnaast zijn in 64 boringen, buiten de<br />
bovengenoemde boringen, nog andere indicatoren aangetroffen (voornamelijk<br />
houtskool).<br />
Het oostelijke gebied<br />
In dit gebied zijn in totaal 50 boringen uitgevoerd. Vanwege de ruimtelijk afwijkende<br />
ligging (bijlage 3) en ongunstige landschappelijke situatie van het noordoostelijke deel<br />
is alleen naar de archeologische potentie van het landschappelijk gunstig gelegen<br />
zuidwestelijke deel gekeken. Hier zijn 31 boringen uitgevoerd, waarbij in 3 boringen<br />
indicatoren zijn aangetroffen. In 2 boringen is aardewerk aangetroffen (al dan niet met<br />
andere indicatoren samen). Daarnaast is in 1 boring, buiten de bovengenoemde<br />
boringen, nog hutte<strong>nl</strong>eem als indicator aangetroffen.<br />
Tabel 4.2: Aandeel boringen met archeologische indicatoren per deelgebied<br />
Totale gebied<br />
(n = 561)<br />
Westelijke gebied<br />
(n = 210)<br />
Zuidelijke dekzandrug<br />
(n = 42)<br />
Noordelijke dekzandrug<br />
(n = 37)<br />
Centrale gebied<br />
(n = 301)<br />
Oostelijke gebied<br />
(n = 31)<br />
Met alle indicatoren<br />
(in %)<br />
21<br />
Met indicatoren vuursteen<br />
en aardewerk (in %)<br />
41% 25%<br />
24% 10%<br />
62% 28%<br />
49% 14%<br />
61% 40%<br />
10% 6%<br />
Het eerste dat opvalt in tabel 4.2 is het hoge percentage (41%) boringen met alle<br />
indicatoren in het totale gebied. Ook als alleen de indicatoren vuursteen en/of<br />
aardewerk worden bekeken is dit percentage (25%) hoog. Uit ervaring kan worden<br />
gezegd, dat dit een zeer hoog percentage is voor een zo groot (105 hectare) en<br />
landschappelijk gezien divers gebied bij een IVO verkende fase.<br />
Uit tabel 4.2 blijkt verder dat op de landschappelijke elementen die voor bewoning het<br />
meest geschikt zijn ook de hoogste percentages indicatoren zijn aangetroffen. Op de<br />
dekzandruggen in het westelijke gebied betreft het percentage boringen met alle<br />
indicatoren voor de zuidelijke dekzandrug 62% en voor de noordelijke dekzandrug<br />
49%. Voor dezelfde situatie ligt het percentage voor de gestuwde grondmorene uit het<br />
centrale gebied 61%. Bij alle drie de landschapselementen ligt het percentage ruim<br />
boven het gemiddelde percentage van het totale gebied (41%).
BAAC bv IVO Usseler es Noord, gemeente Enschede<br />
Op grond van het gedateerde aardewerk en vuursteen (bijlage 5) zijn gebieden<br />
aangegeven waar bepaalde concentraties van nederzettingssporen uit verschillende<br />
archeologische tijdvakken worden verwacht (bijlage 7). Dit betekent niet dat er buiten<br />
deze gebieden geen archeologische sporen verwacht worden (zie ligging indicatoren,<br />
bijlage 3 en datering indicatoren, bijlage 5). Daarnaast zijn in het centrale gebied, op<br />
grond van de aangetroffen slakken, sintels, houtskool en schilfers, twee locaties<br />
onderscheiden waar mogelijk metaalbewerking heeft plaatsgevonden en/of<br />
metaalsmeltovens kunnen hebben gestaan.<br />
Gebieden met vondsten uit de volgende archeologische tijdvakken zijn onderscheiden:<br />
Paleolithicum-Bronstijd, IJzertijd-Romeinse Tijd en Middeleeuwen. Dit betekent niet dat<br />
er binnen deze gebieden geen sporen uit andere archeologische tijdvakken aanwezig<br />
kunnen zijn. Er zijn alleen geen indicatoren aangetroffen die dit kunnen bevestigen. Het<br />
gebied waarbinnen paleolithische tot en met Bronstijdsporen worden verwacht is<br />
geheel gebaseerd op de datering van het vuursteen. Het overgrote deel van het<br />
vuursteen is niet nader te dateren dan Paleolithicum-Bronstijd. Slechts zeven stuks<br />
vuursteen konden nader gedateerd worden en stammen uit het Mesolithicum en/of<br />
Neolithicum. De gebieden waarbinnen sporen uit de IJzertijd-Romeinse Tijd en<br />
Middeleeuwen worden verwacht zijn geheel gebaseerd op de datering van het<br />
aardewerk. Opvallend is dat het middeleeuwse aardewerk hoofdzakelijke uit de 9 e -12 e<br />
eeuw stamt. Om geen archeologische informatie te verliezen zijn binnen<br />
bovengenoemde gebieden enkele puntlocaties weergeven, waarvan het aardewerk<br />
specifiek in de Bronstijd dan wel Vroege Middeleeuwen (5 e eeuw tot begin 8 e eeuw,<br />
Merovingisch) kan worden gedateerd.<br />
Uit bijlage 7 blijkt, dat de meeste gebieden, met verwachte concentraties van<br />
nederzettingssporen (Paleolithicum-Bronstijd, IJzertijd-Romeinse Tijd en<br />
Middeleeuwen) zich op de gestuwde grondmorene in het centrale gebied ten noorden<br />
van de Haaksbergerstraat bevinden. Ook blijken bovengenoemde gebieden elkaar<br />
deels te overlappen. Andere gebieden met verwachte concentraties van<br />
nederzettingssporen bevinden zich in het westelijke gebied. Op de noordelijke- &<br />
zuidelijke dekzandruggen worden concentraties verwacht van sporen uit de<br />
Middeleeuwen (9 e -12 e eeuw). Daarnaast bevindt zich op een dekzandkopje mogelijk<br />
een concentratie van sporen uit het Paleolithicum-Bronstijd.<br />
4.6 Archeologische interpretatie<br />
De geologische ontstaansgeschiedenis van het gebied met de bijbehorende<br />
geomorfologie geeft aan dat er in het onderzoeksgebied bewoningssporen voor<br />
kunnen komen vanaf het Paleolithicum tot heden. Uit eerder onderzoek blijkt dat er in<br />
de directe omgeving bewoningssporen aanwezig zijn die dateren uit het Mesolithicum-<br />
Middeleeuwen. De meeste archeologische indicatoren zijn aangetroffen op de hogere<br />
terrein delen, die van oudsher geschikt zijn voor bewoning (bijlage 3). Deze hogere<br />
terreindelen hebben over het algemeen een esdek dat meer 50 cm dik is, waardoor de<br />
aanwezige grondsporen vrij goed beschermd zijn. Bijna alle archeologische indicatoren<br />
uit de boringen komen van onder het esdek en meestal zelfs uit de B en C-horizont van<br />
de bodem beneden het oude bodemoppervlak (voor zover aanwezig). Dit betekent dat<br />
de aanwezige sporen zeer goed bewaard zijn gebleven. Ook de in meerdere boringen<br />
waargenomen kleur- en structuurveranderingen in de B-horizont geven aan dat er<br />
archeologische grondsporen aanwezig zijn. Vooral de archeologische indicatoren uit de<br />
boorkartering zijn indicatief voor de aanwezigheid en situering van de archeologische<br />
22
BAAC bv IVO Usseler es Noord, gemeente Enschede<br />
vindplaatsen. Dit geldt niet voor het oostelijke gebied, hier zijn vooral de indicatoren<br />
van de oppervlaktekartering indicatief voor de aanwezigheid van een vindplaats.<br />
Het westelijke gebied<br />
In dit gebied zijn voornamelijk archeologische indicatoren aangetroffen op de zuidelijke<br />
en noordelijke dekzandrug en een klein dekzandkopje (fig. 4.1). Op de zuidelijke en<br />
noordelijke dekzandrug worden vooral bewoningssporen uit de Middeleeuwen (9 e -12 e<br />
eeuw) verwacht, hoewel oudere bewoningssporen niet uit te sluiten zijn (bijlage 7). Op<br />
grond van het vuursteen zijn op het dekzandkopje mogelijk bewoningssporen te<br />
verwachten uit het Paleolithicum-Bronstijd.<br />
Het centrale gebied<br />
In dit gebied, bestaande uit gestuwde grondmorene, zijn archeologische indicatoren<br />
aangetroffen (bijlage 3). Hier worden bewoningssporen verwacht uit het Paleolithicum-<br />
Middeleeuwen. In bijlage 7 zijn drie grote gebieden onderscheiden waar concentraties<br />
van bewoningssporen uit het Paleolithicum-Bronstijd, IJzertijd-Romeinse Tijd en<br />
Middeleeuwen (9 e -12 e eeuw) worden verwacht. Ook zijn enkele puntlocaties<br />
weergegeven waar specifiek vondstmateriaal uit de Vroege Middeleeuwen (5 e eeuw tot<br />
begin 8 e eeuw) en de Bronstijd is aangetroffen. Daarnaast zijn twee specifieke<br />
gebruiksgebieden onderscheiden waar mogelijk metaal is gesmolten en waar<br />
metaalbewerking heeft plaatsgevonden.<br />
Het oostelijke gebied<br />
In dit gebied zijn alleen archeologische indicatoren aangetroffen in het relatieve vlakke<br />
zuidwestelijke deel van het gebied. Bij de oppervlaktekartering is hier veel<br />
middeleeuws aardewerk aangetroffen, waarvan het grootste deel uit de 9 e -12 e eeuw<br />
stamt. Mogelijk bevindt zich hier een vindplaats uit deze periode. Het esdek is hier veel<br />
dunner waardoor de eventueel aanwezige archeologische sporen minder goed<br />
bewaard zijn gebleven. Ook het bodemprofiel (vaak een AC profiel) geeft aan dat de<br />
conserveringscondities hier minder goed zijn dan in de andere gebieden met<br />
archeologische vindplaatsen. Het bij de oppervlaktekartering gevonden vuursteen geeft<br />
aan dat hier mogelijk ook sporen uit het Paleolithicum-Bronstijd aanwezig kunnen zijn.<br />
Het is niet uit te sluiten dat zich hier ook nederzettingssporen en sporen van een<br />
grafveld uit de Midden IJzertijd bevinden, gezien de opgraving die hier aan de rand van<br />
het gebied is uitgevoerd voor de aa<strong>nl</strong>eg van de A35.<br />
De verspreiding van de archeologische indicatoren uit de boringen geeft aan dat vanaf<br />
het Paleolithicum-Middeleeuwen vooral de hoge terreindelen bewoond zijn geweest.<br />
Dit komt overeen met de bewoningsontwikkeling zoals deze in hoofdstuk 3.4 is<br />
geschetst.<br />
Voor alle drie gebieden geldt dat op grond van de datering van het jongste aardewerk<br />
uit de boringen de bewoning zich na de 12 e eeuw is gaan verplaatsen van de hogere<br />
terreindelen naar de lagere delen en zich concentreerde in kleine kernen langs de<br />
huidige randen van het escomplex (aangelegd op de dekzandruggen en op de<br />
gestuwde grondmorene). Deze verplaatsing van de bewoning komt overeen met het<br />
begin van de esvorming. Dit wordt bevestigd door de datering van het oudere deel van<br />
het (mest)aardewerk (13 e -<strong>15</strong> e eeuw) van de oppervlaktekartering. Uit de ligging en<br />
verspreiding van het laat-middeleeuwse aardewerk blijkt dat een aantal<br />
bewoningslocaties uit deze periode (die overeen komen met de huidige ligging van een<br />
23
BAAC bv IVO Usseler es Noord, gemeente Enschede<br />
aantal boerderijen) zijn gelegen rondom de zuidelijke dekzandrug van het westelijke<br />
gebied en aan de zuidoostzijde van het centrale gebied in het oostelijke gebied.<br />
De laatstgenoemde bewoningslocatie heeft mogelijk al een oudere oorsprong gezien<br />
de grote hoeveelheid aardewerk uit de 9 e -12-e eeuw dat hier bij de<br />
oppervlaktekartering is gevonden.<br />
Op grond van het bovenstaande verhaal en de resultaten van het bureauonderzoek en<br />
het veldonderzoek (hoofdstukken 3 en 4) is een archeologische verwachtingskaart<br />
gemaakt van de gebieden waar archeologische indicatoren zijn aangetroffen die voor<br />
vervolgonderzoek in aanmerking komen (bijlage 8).<br />
Er zijn gebieden met een zeer hoge, hoge en middelhoge archeologische verwachting<br />
onderscheiden. Gebieden met een zeer hoge verwachting hebben een hoog aandeel<br />
boringen met archeologische indicatoren (tabel 4.2), liggen in een zone waar een<br />
concentratie van nederzettingssporen wordt verwacht (bijlage 7) en hebben onder het<br />
esdek een bijna geheel intact oud bodemprofiel (voornamelijk moderpodzol). Gebieden<br />
met een hoge verwachting hebben ook een hoog aandeel boringen met archeologische<br />
indicatoren, maar liggen niet in een zone waar een concentratie van<br />
nederzettingssporen wordt verwacht en hebben onder het esdek een redelijk tot bijna<br />
intact oud bodemprofiel (moderpodzol dan wel laarpodzol). Gebieden met een<br />
middelhoge verwachting hebben een laag aandeel boringen met archeologische<br />
indicatorenhoge, liggen niet in een zone waar een concentratie van<br />
nederzettingssporen wordt verwacht en hebben onder het esdek een al dan niet intact<br />
oud bodemprofiel (laarpodzol en veldpodzol).<br />
24
BAAC bv IVO Usseler es Noord, gemeente Enschede<br />
5 Conclusies en aanbevelingen<br />
5.1 Conclusies bureauonderzoek<br />
De IKAW geeft voor het onderzochte deel van het plangebied een middelhoge tot hoge<br />
archeologische verwachtingswaarde.<br />
Er zijn geen vindplaatsen en/of archeologische terreinen bekend uit het<br />
onderzoeksgebied zelf. De aanwezigheid van vindplaatsen (aangetoond door<br />
opgravingen dan wel proefsleuven) in de directe omgeving geeft aan dat hier ook<br />
vindplaatsen kunnen worden verwacht.<br />
Op grond van de bodemkundige beschrijving van het gebied kan worden<br />
geconcludeerd dat eventueel aanwezige vindplaatsen redelijk tot goed bewaard zullen<br />
zijn gebleven, gezien de aangegeven grote verbreiding van de enkeerdgronden.<br />
Aan de westzijde van het oostelijk egebied, op de grens met het centrale gebied, ligt<br />
een oude weg/pad die Borchweg wordt genoemd (loopt dood tegen de A35). Deze<br />
naamgeving duidt aan dat hier in de buurt mogelijk een versterkte hoeve heeft gelegen.<br />
5.2 Conclusies veldonderzoek<br />
• De verbreiding van de enkeerdgronden beperkt zich tot de hoger gelegen<br />
gronden in het westelijke en centrale gebied. Dit betekent dat vooral in deze<br />
gebieden de archeologische grondsporen goed bewaard zullen zijn gebleven.<br />
• De op de hogere gronden onder het huidige esdek aanwezige en vaak goed<br />
ontwikkelde oude moderpodzolen (holtpodzol) zijn al in de prehistorie attractief<br />
als bewoningslocatie, omdat deze gronden in landbouwkundig opzicht zeer<br />
vruchtbaar zijn.<br />
• De mogelijke aanwezigheid van een niet herkende op de B-horizont van een<br />
holtpodzol lijkende tweede en ouder esdek is een mogelijke verklaring voor het<br />
feit dat veel archeologische indicatoren pas onderin de B-horizont worden<br />
aangetroffen.<br />
• Op vooral de hoger gelegen gronden in het westelijke en centrale gebied zijn bij<br />
het booronderzoek archeologische indicatoren aangetroffen die duiden op de<br />
aanwezigheid van meerdere vindplaatsen.<br />
• De archeologische indicatoren uit de boorkartering bevinden zich grotendeels in<br />
situ (B-horizont en C-horizont bodem), waardoor de indicatoren de ligging van<br />
een vindplaats vrij goed weergeven.<br />
• Gezien de grote diepte waarop in het centrale gebied vaak nog vuursteen werd<br />
aangetroffen is het niet uit te sluiten dat hier op een dieper niveau<br />
bewoningssporen uit het Vroeg Paleolithicum tot en met het vroege Laat<br />
Paleolithicum aanwezig zijn.<br />
• Met name in het oostelijke gebied geven archeologische indicatoren, die<br />
gevonden zijn bij de oppervlaktekartering, de mogelijke ligging van een<br />
vindplaats weer. Doordat het esdek hier relatief dun is of ontbreekt zullen<br />
archeologische grondsporen hier over het algemeen minder goed bewaard zijn<br />
gebleven.<br />
• Concentraties van nederzettingssporen uit de Middeleeuwen, IJzertijd-<br />
Romeinse Tijd en Paleolithicum-Bronstijd worden verwacht in het westelijke en<br />
centrale gebied. Op de noordelijke en zuidelijke dekzandrug van het westelijke<br />
gebied bevinden zich zones met middeleeuwse nederzettingssporen. In het<br />
25
BAAC bv IVO Usseler es Noord, gemeente Enschede<br />
centrale gebied bevinden zich zones uit alle drie de perioden, die elkaar deels<br />
overlappen.<br />
• In het centrale gebied zijn twee locaties onderscheiden waar vermoedelijk<br />
gebruikssporen aanwezig zijn van smeltovens en metaalbewerking.<br />
• Ook in de gebieden buiten de zones, waar indicatoren zijn aangetroffen,<br />
worden nederzettingssporen verwacht.<br />
5.3 Aanbevelingen<br />
Gezien het hoge aandeel van de boringen waarin archeologische indicatoren zijn<br />
aangetroffen wordt zowel in de gebieden met een middelhoge, hoge en zeer hoge<br />
archeologische verwachting vervolgonderzoek aanbevolen. De archeologische<br />
verwachtingskaart geeft die gebieden weer waar vervolgonderzoek wordt aanbevolen.<br />
Hoewel er geen directe aanwijzingen voor de aanwezigheid van grafvelden zijn<br />
gevonden (moeilijk te detecteren bij een booronderzoek) moet men er terdege rekening<br />
mee houden dat deze aanwezig zijn. Gezien de waarschij<strong>nl</strong>ijke bewoningscontinuïteit<br />
van het Paleolithicum-Middeleeuwen moeten er meerdere grafvelden aanwezig zijn,<br />
die meestal aan de randen of in de directe nabijheid van de nederzettingen hebben<br />
gelegen.<br />
Alleen door vervolgonderzoek in de vorm van proefsleuven kan worden vastgesteld in<br />
hoeverre er bewoningssporen aanwezig zijn en in hoeverre deze intact zijn. Tevens<br />
kunnen proefsleuven uitsluitsel geven of er een tweede bewoningsniveau onder het<br />
dekzand op de gestuwde grondmorene aanwezig is.<br />
Gezien het feit dat de grootste concentraties van bewoningssporen worden verwacht<br />
op de gestuwde grondmorene van het centrale gebied en de dekzandruggen van het<br />
westelijke gebied, dient hier het zwaartepunt van het proefsleufonderzoek te liggen. Dit<br />
sluit niet uit dat ook in de andere gebieden een proefsleufonderzoek dient te worden<br />
uitgevoerd.<br />
Pas na de resultaten van het proefsleufonderzoek wordt duidelijk wat de<br />
archeologische waarde en betekenis is van de gewaardeerde gebieden. Op grond van<br />
deze resultaten kan worden bepaald welke gebieden eventueel voor bescherming in<br />
aanmerking komen of opgegraven dienen te worden.<br />
Naast het proefsleufonderzoek wordt een historisch onderzoek aanbevolen om een<br />
beter inzicht te krijgen van de bewoningsgeschiedenis en de historisch ontwikkeling<br />
van het gebied, die na de 12 e eeuw sterk veranderden.<br />
Hoewel getracht is een zo gefundeerd mogelijk advies te geven op grond van de<br />
gebruikte onderzoeksmethoden, is de aanwezigheid van archeologische sporen in de<br />
gebieden waar geen vervolgonderzoek wordt aanbevolen niet volledig uit te sluiten.<br />
26
BAAC bv IVO Usseler es Noord, gemeente Enschede<br />
6 Literatuur en kaarten<br />
Literatuur<br />
Bakker, H. de & J. Schelling 1989: Systeem van bodemclassificatie voor Nederland.<br />
Staring Centrum, Wageningen.<br />
Berendsen, H.J.A. 2000: Landschappelijk Nederland. Van Gorcum & Comp. B.V.,<br />
Assen.<br />
Dijkstra, J. & E. Schrijer 2002: Aanvullend Archeologisch onderzoek op de Josink Es<br />
te Enschede. ADC, Bunschoten<br />
Verlinde, A.D. 1993: Sporen van menselijke bewoning en hun relatie met bodem en<br />
reliëf, hoofdstuk 9. In Rappol, M.: In de bodem van Salland en Twente. Lingua Terrae,<br />
Amsterdam.<br />
Vervloet, J.A.J. 1986: Het Nederlandse Landschap; Een historisch-geografische<br />
benadering. Stichting Matrijs, Utrecht.<br />
Zuidam, van J.M.A. 1993: De cultuurlandschappelijke ontwikkeling vanaf de vroege<br />
Middeleeuwen. In Rappol, M.: In de bodem van Salland en Twente. Lingua Terrae,<br />
Amsterdam.<br />
Geraadpleegde kaarten<br />
Bodemkaart van Nederland (1:50.000), 1979: Blad 34 Oost-35/Enschede-<br />
Glanerbrug. Staring Centrum, Wageningen.<br />
Geologische kaart van Nederland (1:50.000), 2000: Blad Enschede West, Enschede<br />
Oost/Glanerbrug. NITG-TNO.<br />
Geomorfologische kaart van Nederland (1:50.000), 1979: Blad 34-35 Ensched-<br />
Glanerbrug. Stichting voor Bodemkartering (Wageningen) en Rijks Geologische Dienst<br />
(Haarlem).<br />
Grote Provincie Atlas (1:25.000), 1997: Overijssel. Wolters-Noordhoff bv, Groningen.<br />
27
<strong>Bijlage</strong> 1<br />
Overzicht geologische en archeologische tijdvakken
<strong>Bijlage</strong> 4: Lithologisch en bodemkundig profiel A-A’
<strong>Bijlage</strong> 5: Oppervlakte- en boorvondsten<br />
Verklaring afkortingen<br />
blauwgr = blauwgrijs<br />
dakp = dakpan<br />
gesm =gesmoord<br />
handgv = handgevormd<br />
hv = handgevormd<br />
inw = inwendig<br />
ker = keramiek<br />
kgp = kogelpot<br />
munsterl = munsterland<br />
nat = natuurlijk<br />
pingsd = pingsdorf<br />
prehist = prehistorie<br />
roodb = roodbakkend<br />
ruww = ruwwandig<br />
stg = steengoed<br />
vst = vuursteen<br />
witb = witbakkend<br />
zoutgl = zoutglazuur
PALEO<br />
PALEOV<br />
PALEOM<br />
PALEOL<br />
PALEOLA<br />
PALEOLB<br />
MESO<br />
MESOV<br />
MESOM<br />
MESOL<br />
NEO<br />
NEOV<br />
NEOVA<br />
NEOVB<br />
NEOM<br />
NEOMA<br />
NEOMB<br />
NEOL<br />
NEOLA<br />
NEOLB<br />
BRONS<br />
BRONSV<br />
BRONSM<br />
BRONSMA<br />
BRONSMB<br />
BRONSL<br />
IJZ<br />
IJZV<br />
IJZM<br />
IJZL<br />
ROM<br />
ROMV<br />
ROMVA<br />
ROMVB<br />
ROMM<br />
ROMMA<br />
ROMMB<br />
ROML<br />
ROMLA<br />
ROMLB<br />
ME<br />
VME<br />
VMEA<br />
VMEB<br />
VMEC<br />
VMED<br />
LME<br />
LMEA<br />
LMEB<br />
NT<br />
NTA<br />
NTB<br />
NTC<br />
Paleolithicum/ oude steentijd<br />
Paleolithicum vroeg<br />
Paleolithicum midden<br />
Paleolithicum laat<br />
Paleolithicum laat A<br />
Paleolithicum laat B<br />
Mesolithicum/ midden steentijd<br />
Mesolithicum vroeg<br />
Mesolithicum midden<br />
Mesolithicum laat<br />
Neolithicum / nieuwe steentijd<br />
Neolithicum vroeg<br />
Neolithicum vroeg A<br />
Neolithicum vroeg B<br />
Neolithicum midden<br />
Neolithicum midden A<br />
Neolithicum midden B<br />
Neolithicum laat<br />
Neolithicum laat A<br />
Neolithicum laat B<br />
Bronstijd<br />
Bronstijd vroeg<br />
Bronstijd midden<br />
Bronstijd midden A<br />
Bronstijd midden B<br />
Bronstijd laat<br />
IJzertijd<br />
IJzertijd vroeg<br />
IJzertijd midden<br />
IJzertijd laat<br />
Romeinse tijd<br />
Romeinse tijd vroeg<br />
Romeinse tijd vroeg A<br />
Romeinse tijd vroeg B<br />
Romeinse tijd midden<br />
Romeinse tijd midden A<br />
Romeinse tijd midden B<br />
Romeinse tijd laat<br />
Romeinse tijd laat A<br />
Romeinse tijd laat B<br />
Middeleeuwen<br />
Middeleeuwen vroeg<br />
Middeleeuwen vroeg A<br />
Middeleeuwen vroeg B<br />
Middeleeuwen vroeg C<br />
Middeleeuwen vroeg D<br />
Middeleeuwen laat<br />
Middeleeuwen laat A<br />
Middeleeuwen laat B<br />
Nieuwe tijd<br />
Nieuwe tijd A<br />
Nieuwe tijd B<br />
Nieuwe tijd C<br />
tot 8800 v Chr.<br />
tot 300.000 v Chr.<br />
300.000-35.000 v Chr.<br />
35.000-8800 v Chr.<br />
35.000-18.000 v Chr.<br />
18.000-8800 v Chr.<br />
8800-4900 v Chr.<br />
8800-7100 v Chr.<br />
7100-6450 v Chr.<br />
6450-4900 v Chr.<br />
5300-2000 v Chr.<br />
5300- 4200 v Chr.<br />
5300-4900 v Chr.<br />
4900-4200 v Chr.<br />
4200-2850 v Chr.<br />
4200-3400 v Chr.<br />
3400-2850 v Chr.<br />
2850-2000 v Chr.<br />
2850-2450 v Chr.<br />
2450-2000 v Chr.<br />
2000-800 v Chr.<br />
2000-1800 v Chr.<br />
1800-1100 v Chr.<br />
1800-<strong>15</strong>00 v Chr.<br />
<strong>15</strong>00-1100 v Chr.<br />
1100-800 v Chr.<br />
800-12 v Chr.<br />
800-500 v Chr.<br />
500-250 v Chr.<br />
250-12 v Chr.<br />
12 v Chr. - 450 na Chr.<br />
12 v Chr. - 70 na Chr.<br />
12 v Chr. - 25 na Chr.<br />
25 - 70 na Chr.<br />
70- 270 na Chr.<br />
70- <strong>15</strong>0 na Chr.<br />
<strong>15</strong>0- 270 na Chr.<br />
270- 450 na Chr.<br />
270- 350 na Chr.<br />
350- 450 na Chr.<br />
450- <strong>15</strong>00 na Chr.<br />
450- 1050 na Chr.<br />
450- 525 na Chr.<br />
525- 725 na Chr.<br />
725- 900 na Chr.<br />
900- 1050 na Chr.<br />
1050- <strong>15</strong>00 na Chr.<br />
1050- 1250 na Chr.<br />
1250- <strong>15</strong>00 na Chr.<br />
<strong>15</strong>00- heden<br />
<strong>15</strong>00- 1650 na Chr.<br />
1650- 1850 na Chr.<br />
1850- heden
<strong>Bijlage</strong> 5: Vondste<strong>nl</strong>ijst<br />
Project: 03.<strong>15</strong>3 Enschede Usseler Es IVO<br />
Inhoud<br />
Vondsten Monsters<br />
Vondstnummer<br />
Boringnummer<br />
Megaboring nummer<br />
Bodemlaag<br />
Oppervlaktekartering<br />
Vaknummer<br />
MATERIAAL<br />
AANTAL<br />
FRAGMENT<br />
1 x 1 ker 1 wand blauwgr/kgp lmaa<br />
1 x 1 ker 1 wand roodbakkend ntb<br />
1 x 1 vst 1 kern paleo-brons<br />
1 x 1 vst 3 brok paleo-brons<br />
1 x 1 vst 2 natuurlijk<br />
1 x 1 vst 1 brok paleo-brons<br />
1 x 1 vst 4 afslag paleo-brons<br />
2 x 1 vst 1 afslag paleo-brons<br />
2 x 1 vst 1 brok paleo-brons<br />
2 x 1 vst 2 natuurlijk<br />
3 x 3 vst 6 natuurlijk<br />
4 x 3 vst 1 brok paleo-brons<br />
5 x 4 vst 3 natuurlijk paleo-brons<br />
5 x 4 vst 1 afslag paleo-brons<br />
6 x 4 vst 3 natuurlijk<br />
7 x 5 vst 4 natuurlijk<br />
8 x 6 vst 1 natuurlijk<br />
9 x 1 vst 1 afslag paleo-brons<br />
10 x 7 vst 6 natuurlijk<br />
10 x 7 vst 4 brok paleo-brons<br />
VORM<br />
11 x 7 ker 1 bodem stg-1 siegburg lmeb 14e eeuw<br />
SOORT<br />
DATERING<br />
ORGANISCH<br />
ANORGANISCH<br />
DENDRO<br />
C-14<br />
DIVERSEN<br />
Graaf van Solmsweg 103, 5222 BS 's Hertogenbosch<br />
Hofstraat 4-6, 7411 PD Deventer<br />
Datum Opmerkingen/vondstomstandigheden<br />
12e/13e eeuw<br />
bloempot/evt Rom/vmea<br />
brok van een kern<br />
verbrand<br />
verbrand<br />
mogelijk natuurlijk<br />
Siegburg
<strong>Bijlage</strong> 5: Vondste<strong>nl</strong>ijst<br />
Project:<br />
03.<strong>15</strong>3 Enschede Usseler Es IVO<br />
Inhoud<br />
Vondsten Monsters<br />
Vondstnummer<br />
Boringnummer<br />
Megaboring nummer<br />
Bodemlaag<br />
Oppervlaktekartering<br />
Vaknummer<br />
MATERIAAL<br />
AANTAL<br />
FRAGMENT<br />
12 x 8 vst 1 afslag paleo-brons<br />
12 x 8 steen 1 wrijfsteen paleo-brons<br />
13 x 9 vst 1 brok paleo-brons<br />
14 x 12 vst 1 brok paleo-brons<br />
14 x 12 vst 1 afslag paleo-brons<br />
<strong>15</strong> x 13 vst 3 brok paleo-brons<br />
<strong>15</strong> x 13 vst 2 natuurlijk<br />
16 x <strong>15</strong> vst 16 natuurlijk<br />
16 x <strong>15</strong> vst 1 brok paleo-brons<br />
16 x <strong>15</strong> vst 1 flint nta<br />
16 x <strong>15</strong> vst 20 natuurlijk<br />
16 x <strong>15</strong> steen 1 natuurlijk<br />
16 x <strong>15</strong> vst 1 brok g<br />
paleo-brons<br />
16 x <strong>15</strong> vst 1 bber paleo-brons<br />
16 x <strong>15</strong> vst 2 brok paleo-brons<br />
16 x <strong>15</strong> vst 3 afslag paleo-brons<br />
17 x 11 ker 1 bodem stg-1 munsterl lmeb-nta<br />
17 x 11 ker 1 wand stg-2 zoutgl nta<br />
18 x 16 vst 16 natuurlijk<br />
18 x 16 vst 2 brok paleo-brons<br />
18 x 16 vst 1 afslag paleo-brons<br />
VORM<br />
SOORT<br />
DATERING<br />
ORGANISCH<br />
ANORGANISCH<br />
DENDRO<br />
C-14<br />
DIVERSEN<br />
Graaf van Solmsweg 103, 5222 BS 's Hertogenbosch<br />
Hofstraat 4-6, 7411 PD Deventer<br />
Datum Opmerkingen/vondstomstandigheden<br />
verbrand<br />
granietsteen met mogelijk wrijfsporen<br />
mogelijk natuurlijk<br />
1 brok verbrand<br />
nat. splijter; aan dorsale kant mult. afslagnegatieven.<br />
Vuurstenen ketser voor geweer uit 17/18e eeuw<br />
graniet<br />
verbrand<br />
<strong>15</strong>/16e eeuw
<strong>Bijlage</strong> 5: Vondste<strong>nl</strong>ijst<br />
Project:<br />
03.<strong>15</strong>3 Enschede Usseler Es IVO<br />
Inhoud<br />
Vondsten Monsters<br />
Vondstnummer<br />
Boringnummer<br />
Megaboring nummer<br />
Bodemlaag<br />
Oppervlaktekartering<br />
Vaknummer<br />
MATERIAAL<br />
AANTAL<br />
FRAGMENT<br />
18 x 16 steen 1 natuurlijk<br />
19 x 16 vst 3 natuurlijk<br />
19 x 16 vst 3 brok paleo-brons<br />
19 x 16 vst 2 afslag paleo-brons<br />
19 x 16 steen 1 natuurlijk<br />
19 x 16 vst 1 afslag paleo-brons<br />
20 x 1 bot 1 occipit. dierlijk<br />
21 x 18 ker 1 rand drinkschaal stg-1(siegbg?) lmeb<br />
21 x 18 ker 1 wand kruik stg-1 overig lmeb<br />
21 x 18 vst 1 natuurlijk<br />
22 x 19 vst 1 brok paleo-brons<br />
22 x 19 vst 2 brok paleo-brons<br />
22 x 19 vst 4 natuurlijk<br />
23 x 19 ker 2 wand stg-1 siegburg lmeb<br />
23 x 19 ker 3 wand grijs lmeb<br />
24 x 20 ker 1 schouder kruik stg-2 lmeb-nta<br />
24 x 20 ker 1 wand stg lmeb-nta<br />
24 x 20 vst 3 natuurlijk<br />
24 x 20 vst 4 brok paleo-brons<br />
24 x 20 vst 1 afslag paleo-brons<br />
24 x 20 vst 1 bber paleo-brons<br />
VORM<br />
SOORT<br />
DATERING<br />
ORGANISCH<br />
ANORGANISCH<br />
DENDRO<br />
C-14<br />
DIVERSEN<br />
Graaf van Solmsweg 103, 5222 BS 's Hertogenbosch<br />
Hofstraat 4-6, 7411 PD Deventer<br />
Datum Opmerkingen/vondstomstandigheden<br />
klappersteen<br />
graniet<br />
geretoucheerde afslag<br />
inw.+rand engobe; 14e-<strong>15</strong>e eeuw<br />
14/<strong>15</strong>e eeuw<br />
verbrand<br />
<strong>15</strong>e eeuw<br />
<strong>15</strong>/16e eeuw
<strong>Bijlage</strong> 5: Vondste<strong>nl</strong>ijst<br />
Project:<br />
03.<strong>15</strong>3 Enschede Usseler Es IVO<br />
Inhoud<br />
Vondsten Monsters<br />
Vondstnummer<br />
Boringnummer<br />
Megaboring nummer<br />
Bodemlaag<br />
Oppervlaktekartering<br />
Vaknummer<br />
MATERIAAL<br />
AANTAL<br />
FRAGMENT<br />
25 x 21 ker 1 rand stg-2 munsterl ntb<br />
25 x 21 ker 1 wand stg-1 overig lmeb<br />
25 x 21 ker 1 wand grijs lmeb<br />
25 x 21 ker 1 wand rom ruww romm<br />
25 x 21 vst 7 natuurlijk<br />
25 x 21 vst 1 afslag paleo-brons<br />
26 x 22 ker 1 rand kan stg-1 siegburg lmeb<br />
26 x 22 ker 1 wand stg-1 overig lmeb<br />
26 x 22 vst 1 natuurlijk<br />
27 x 25 ker 1 bodem stg-1 munsterl? lmeb-ntb<br />
27 x 25 vst 2 natuurlijk<br />
27 x 25 vst 1 afslag paleo-brons<br />
27 x 25 vst 1 brok paleo-brons<br />
28 x 26 ker 1 wand pingsd.laat lmea<br />
28 x 26 verbr leem 1 wand<br />
28 x 26 vst 1 brok paleo-brons<br />
29 x 27 ker 1 wand stg-1 siegburg lmeb<br />
29 x 27 ker 1 wand grijs lmeb<br />
29 x 27 ker 1 wand hessen-schortens vmea-vmeb<br />
29 x 27 vst 1 brok paleo-brons<br />
29 x 27 vst 3 natuurlijk<br />
VORM<br />
SOORT<br />
DATERING<br />
ORGANISCH<br />
ANORGANISCH<br />
DENDRO<br />
C-14<br />
DIVERSEN<br />
Graaf van Solmsweg 103, 5222 BS 's Hertogenbosch<br />
Hofstraat 4-6, 7411 PD Deventer<br />
Datum Opmerkingen/vondstomstandigheden<br />
14/<strong>15</strong>e eeuw<br />
14e eeuw<br />
14/<strong>15</strong>e eeuw<br />
vlakke bodem<br />
mogelijk natuurlijk<br />
brok van een kernsteen<br />
12e eeuw<br />
mogelijk natuursteen<br />
<strong>15</strong>e eeuw<br />
13e-14e eeuw<br />
5e-7e eeuw
Vondste<strong>nl</strong>ijst<br />
Project:<br />
Vondstnummer<br />
Boringnummer<br />
Megaboring nummer<br />
Bodemlaag<br />
03.<strong>15</strong>3 Enschede Usseler Es IVO<br />
Inhoud<br />
Vondsten Monsters<br />
Oppervlaktekartering<br />
Vaknummer<br />
MATERIAAL<br />
AANTAL<br />
FRAGMENT<br />
30 x 28 vst 1 afslag paleo-brons<br />
30 x 28 vst 1 natuurlijk<br />
31 x 29 ker 1 wand pingsd.-imitatie lmea<br />
32 x 30 ker 1 wand bijna-stg-1 lmeb<br />
32 x 30 ker 1 wand merov ruww? vmea-vmec<br />
32 x 30 vst 1 afslag paleo-brons<br />
32 x 30 vst 1 brok paleo-brons<br />
32 x 30 vst 6 natuurlijk<br />
33 x 31 vst 1 natuurlijk<br />
33 x 31 vst 1 brok paleo-brons<br />
34 x 32 ker 1 wand onbekend/ vemd/rom<br />
34 x 32 vst 1 brok paleo-brons<br />
34 x 32 vst 1 natuurlijk<br />
35 x 33 ker 2 wand stg-2 munsterl nta-ntb<br />
35 x 33 vst 3 afslag paleo-brons<br />
35 x 33 vst 1 brok paleo-brons<br />
35 x 33 vst 6 natuurlijk<br />
36 x 33 vst 1 brok paleo-brons<br />
36 x 33 vst 1 afslag paleo-brons<br />
36 x 33 vst 2 brok paleo-brons<br />
36 x 33 vst 10 natuurlijk<br />
VORM<br />
SOORT<br />
DATERING<br />
ORGANISCH<br />
ANORGANISCH<br />
DENDRO<br />
C-14<br />
DIVERSEN<br />
Graaf van Solmsweg 103, 5222 BS 's Hertogenbosch<br />
Hofstraat 4-6, 7411 PD Deventer<br />
Datum Opmerkingen/vondstomstandigheden<br />
Munsterland; imitatie vroeg-Pingsdorf<br />
vroege 14e eeuw<br />
verm. Merovingisch<br />
9-12e eeuw; locale witb. gesm.<br />
verbrand<br />
verbrand<br />
afslag met notch
Vondste<strong>nl</strong>ijst<br />
Project:<br />
Vondstnummer<br />
Boringnummer<br />
Megaboring nummer<br />
Bodemlaag<br />
03.<strong>15</strong>3 Enschede Usseler Es IVO<br />
Inhoud<br />
Vondsten Monsters<br />
Oppervlaktekartering<br />
Vaknummer<br />
MATERIAAL<br />
AANTAL<br />
FRAGMENT<br />
37 x 34 ker 1 bodem stg-1 munsterl? lmeb-ntb<br />
37 x 34 ker 1 rand onbekend/ nta-ntb<br />
37 x 34 vst 1 afslag paleo-brons<br />
37 x 34 vst 5 natuurlijk<br />
38 x 35 ker 1 wand witb.gesmoord lmea<br />
38 x 35 ker 1 bodem witb.gesm./grijs lmea<br />
39 x 36 ker 2 wand stg-1 siegburg lmeb<br />
39 x 36 ker 1 wand stg-1 overig lmeb<br />
39 x 36 ker 1 wand stg-2 munsterl nta-ntb<br />
39 x 36 verbr.leem 1<br />
40 x 37 vst 3 afslag paleo-brons<br />
40 x 37 vst 2 brok paleo-brons<br />
40 x 37 vst 2 natuurlijk<br />
41 x 37 vst 1 afslag paleo-brons<br />
41 x 37 vst 1 natuurlijk<br />
42 x 37 ker 1 bodem stg-1 munsterl nta-ntb<br />
42 x 37 vst 2 brok paleo-brons<br />
42 x 37 vst 1 natuurlijk<br />
45 x 40 ker 2 rand kookpot kgp laat lmea<br />
45 x 40 ker 2 wand kgp lmea<br />
45 x 40 ker 1 wand paffrath-achtig lmea<br />
VORM<br />
SOORT<br />
DATERING<br />
ORGANISCH<br />
ANORGANISCH<br />
DENDRO<br />
C-14<br />
DIVERSEN<br />
Graaf van Solmsweg 103, 5222 BS 's Hertogenbosch<br />
Hofstraat 4-6, 7411 PD Deventer<br />
Datum Opmerkingen/vondstomstandigheden<br />
vlakke bodem<br />
vlakke bodem;evt grijs loc.10e-14e?<br />
14/<strong>15</strong>e eeuw<br />
14/<strong>15</strong>e eeuw<br />
verbrand<br />
vlakke bodem<br />
mogelijk natuurlijk<br />
vgl.V88;12e-13e eeuw<br />
ws.12e-13e eeuw;te dun voor prehist?<br />
11e-12e eeuw
Vondste<strong>nl</strong>ijst<br />
Project:<br />
Vondstnummer<br />
Boringnummer<br />
Megaboring nummer<br />
Bodemlaag<br />
03.<strong>15</strong>3 Enschede Usseler Es IVO<br />
Inhoud<br />
Vondsten Monsters<br />
Oppervlaktekartering<br />
Vaknummer<br />
MATERIAAL<br />
AANTAL<br />
FRAGMENT<br />
45 x 40 ker 2 wand grijs lmeb<br />
45 x 40 ker 2 wand bijna stg-1 lmeb<br />
45 x 40 ker 1 rand stg-1 siegburg lmeb<br />
45 x 40 ker 1 wand stg-1 lmeb<br />
45 x 40 ker 2 rand stg-2 nta<br />
45 x 40 ker 2 wand stg-1 overig lmeb-nta<br />
45 x 40 ker 2 oor kruik stg-2 zoutgl nta<br />
45 x 40 ker 1 rand kom stg-2 overig nta-ntb<br />
45 x 40 ker 1 rand kom stg-2 munsterl nta-ntb<br />
45 x 40 ker 1 rand pot stg-2 munsterl nta-ntb<br />
45 x 40 ker 1 bodem stg munsterl ntb<br />
45 x 40 vst 1 natuurlijk<br />
45 x 40 vst 1 natuurlijk<br />
46 x 41 ker 2 wand stg-1 lmeb<br />
46 x 41 ker 3 wand stg2 munsterl ntb<br />
46 x 41 ker 1 rand roodbakkend ntb<br />
46 x 41 ker 1 wand dakp/elmpt lmea-ntc<br />
46 x 41 ker 2 wand grijs lmeb<br />
46 x 41 ker 2 wand kgp vmed-lmea<br />
46 x 41 vst 1 brok paleo-brons<br />
47 x 42 ker 1 wand kgp evt.prehist lmea<br />
VORM<br />
SOORT<br />
DATERING<br />
ORGANISCH<br />
ANORGANISCH<br />
DENDRO<br />
C-14<br />
DIVERSEN<br />
Graaf van Solmsweg 103, 5222 BS 's Hertogenbosch<br />
Hofstraat 4-6, 7411 PD Deventer<br />
Datum Opmerkingen/vondstomstandigheden<br />
eerste helft 14e eeuw<br />
14 eeuw drinkbekertje<br />
14/<strong>15</strong>e eeuw<br />
zalfpotje drinkbekertje 14/<strong>15</strong> eeuw<br />
<strong>15</strong>/16e eeuw<br />
rij<strong>nl</strong>ands<br />
siegburg resp anders <strong>15</strong>e eeuw<br />
bloempot<br />
19-20e eeuw resp 13 eeuw<br />
13/<strong>15</strong>e eeuw<br />
(late?)12e eeuw:zie V88
Vondste<strong>nl</strong>ijst<br />
Project:<br />
Vondstnummer<br />
Boringnummer<br />
Megaboring nummer<br />
Bodemlaag<br />
03.<strong>15</strong>3 Enschede Usseler Es IVO<br />
Inhoud<br />
Vondsten Monsters<br />
Oppervlaktekartering<br />
Vaknummer<br />
MATERIAAL<br />
AANTAL<br />
FRAGMENT<br />
47 x 42 vst 1 natuurlijk<br />
48 x 43 vst 1 kling paleo-brons<br />
49 x 44 ker 2 wand grijs lmeb<br />
49 x 44 ker 1 wand stg-2 munsterl ntb<br />
49 x 44 vst 1 afslag paleo-brons<br />
49 x 44 vst 1 natuurlijk<br />
50 x 45 ker 1 wand bloempot? rood ongeglaz ntb<br />
51 x 45 ker 1 rand pingsd.laat lmea<br />
52 x 45 ker 1 wand munsterl ntb<br />
53 x 45 ker 1 wand stg-1 munsterl nt<br />
53 x 45 ker 1 bodem stg-2 munsterl? nta-ntb<br />
53 x 45 ker 1 wand stg-2 munsterl ntb<br />
53 x 45 ker 1 wand rom? Ruww rom/vmeb<br />
54 x 45 ker 1 wand grijs lmeb<br />
55 x 45 vst 1 kling paleo-brons<br />
56 x 46 ker 1 wand stg-2 munsterl ntb<br />
57 x 46 ker 1 wand witb.gesmoord lmea/rom<br />
57 x 46 ker 1 wand grijs (vmed-) lmeb<br />
57 x 46 ker 1 wand stg-2 nta<br />
57 x 46 vst 1 brok paleo-brons<br />
57 x 46 vst 1 natuurlijk<br />
VORM<br />
SOORT<br />
DATERING<br />
ORGANISCH<br />
ANORGANISCH<br />
DENDRO<br />
C-14<br />
DIVERSEN<br />
Graaf van Solmsweg 103, 5222 BS 's Hertogenbosch<br />
Hofstraat 4-6, 7411 PD Deventer<br />
Datum Opmerkingen/vondstomstandigheden<br />
gebroken kling<br />
2e helft 12e eeuw<br />
zie v72:rom?<br />
evt lmea<br />
blauw beschilderd<br />
9/12e eeuw<br />
(10-)13-16e eeuw<br />
versiering stempel+blauw;evt.munsterl?<br />
verbrand
Vondste<strong>nl</strong>ijst<br />
Project:<br />
Vondstnummer<br />
Boringnummer<br />
Megaboring nummer<br />
Bodemlaag<br />
03.<strong>15</strong>3 Enschede Usseler Es IVO<br />
Inhoud<br />
Vondsten Monsters<br />
Oppervlaktekartering<br />
Vaknummer<br />
MATERIAAL<br />
AANTAL<br />
FRAGMENT<br />
58 x 46 vst 1 brok paleo-brons<br />
58 x 46 ker 1 wand grijs lmeb<br />
59 x 46 vst 1 brok paleo-brons<br />
60 x 46 ker 1 bodem stg-2 nta<br />
61 x 46 ker 1 wand stg-1 lmeb<br />
61 x 46 ker 1 wand stg-1 munsterl? lmeb<br />
62 x 46 ker 1 wand gesmoord/grijs lmea-lmeb<br />
63 x 47 ker 1 wand stg-2 munsterl? lmeb-ntb<br />
64 x 47 ker 1 wand witb gesmoord vmed-lmea<br />
64 x 47 vst 1 natuurlijk<br />
65 x 47 vst 1 brok paleo-brons<br />
66 x 47 vst 5 brok paleo-brons<br />
66 x 47 vst 1 brok paleo-brons<br />
67 x 47 vst 2 brok paleo-brons<br />
67 x 47 vst 1 natuurlijk<br />
68 x 47 vst 1 brok paleo-brons<br />
69 x 47 ker 1 wand stg-1 lmeb<br />
70 x 47 ker 1 wand stg-2 munsterl nta(-ntb?)<br />
71 x 47 vst 1 brok paleo-brons<br />
72 x 47 ker 1 wand vme? vme?<br />
73 x 47 ker 1 wand stg-2 munsterl nta(-ntb?)<br />
VORM<br />
SOORT<br />
DATERING<br />
ORGANISCH<br />
ANORGANISCH<br />
DENDRO<br />
C-14<br />
DIVERSEN<br />
Graaf van Solmsweg 103, 5222 BS 's Hertogenbosch<br />
Hofstraat 4-6, 7411 PD Deventer<br />
Datum Opmerkingen/vondstomstandigheden<br />
<strong>15</strong>/17e eeuw<br />
14/<strong>15</strong>e eeuw<br />
14/<strong>15</strong>e eeuw<br />
gedr opp met zw opp vl 9-12e eeuw<br />
<strong>15</strong>e-vroege 19e eeuw<br />
ws 11e/12e eeuw<br />
verbrand<br />
14/<strong>15</strong>e eeuw<br />
baksel onbekend:rom.?/12-13e;zie V53
Vondste<strong>nl</strong>ijst<br />
Project:<br />
Vondstnummer<br />
Boringnummer<br />
Megaboring nummer<br />
Bodemlaag<br />
03.<strong>15</strong>3 Enschede Usseler Es IVO<br />
Inhoud<br />
Vondsten Monsters<br />
Oppervlaktekartering<br />
Vaknummer<br />
MATERIAAL<br />
AANTAL<br />
FRAGMENT<br />
VORM<br />
SOORT<br />
Datum Opmerkingen/vondstomstandigheden<br />
74 x 47 ker 1 wand stg-1 munsterl lmeb-nta<br />
75 x 47 vst 1 natuurlijk<br />
76 x 47 vst 1 afslag paleo-brons<br />
77 x 47 vst 2 brok paleo-brons<br />
78 x 47 vst 1 afslag paleo-brons<br />
78 x 47 vst 1 natuurlijk<br />
79 x 47 vst 1 brok paleo-brons<br />
fragment kern?<br />
80 x 47 vst 1 natuurlijk<br />
81 x 47 vst 1 afslag paleo-brons<br />
82 x 47 vst 1 afslag paleo-brons<br />
83 x 38 vst 4 brok paleo-brons<br />
verbrand<br />
83 x 38 vst 1 brok paleo-brons<br />
83 x 38 vst 3 natuurlijk ;<br />
84 x 39 ker 2 d kan stg-1 siegburg lmeb<br />
14e eeuw<br />
84 x 39 vst 1 afslag paleo-brons<br />
84 x 39 vst 1 brok paleo-brons<br />
85 x 11 ker 1 wand kgp vmed-lmea<br />
86 x 11 ker 1 wand kgp(laat?) vmed-lmea<br />
87 x 11 ker 1 wand kgp/prehist ijzm-lmea<br />
88 x 40 ker 7 rand kookpot kgp laat lmea<br />
11/12e eeuw<br />
88 x 40 ker 23 wand kgp laat lmea overwegend hard/laat (12e eeuw)<br />
DATERING<br />
ORGANISCH<br />
ANORGANISCH<br />
DENDRO<br />
C-14<br />
DIVERSEN<br />
Graaf van Solmsweg 103, 5222 BS 's Hertogenbosch<br />
Hofstraat 4-6, 7411 PD Deventer
Vondste<strong>nl</strong>ijst<br />
Project:<br />
Vondstnummer<br />
Boringnummer<br />
Megaboring nummer<br />
Bodemlaag<br />
03.<strong>15</strong>3 Enschede Usseler Es IVO<br />
Inhoud<br />
Vondsten Monsters<br />
Oppervlaktekartering<br />
Vaknummer<br />
MATERIAAL<br />
AANTAL<br />
88 x 40 ker 1 wand pingsd laat lmea<br />
88 x 40 ker 1 wand pingdsd imitatie lmea<br />
89 6 A vst 1 brok paleo-brons<br />
89 6 A/B vst 1 indet paleo-brons<br />
90 7 C vst 1 afslag meso-neo<br />
90 7 C vst 1 indet. paleo-brons<br />
91 8 C ker 1 wand romeinshv romv-roml<br />
91 8 C ker 1 wand prehist/rom hv ijz-rom<br />
91 8 B vst 1 afslag paleo-brons<br />
92 9 B/C vst 1 afslag paleo-brons<br />
93 <strong>15</strong> B vst 1 kling meso-neov<br />
94 18 B/C ker 1 wand kgp laat lmea<br />
95 21 B/C ker 1 wand kgp vmed-lmea<br />
96 24 B vst 1 afslag meso-neo<br />
97 27 B vst 1 kling meso-neo<br />
98 29 C metaal 1 ijzer<br />
98 29 B ker 1 wand (prehist)rom hv (ijz/)rom<br />
99 41 B ker 1 wand kgp? vmed-lmea<br />
100 49 C ker 1 wand prehist evt kgp ijz-(lmea)<br />
101 58 B vst 1 afslag paleo-brons<br />
102 61 C vst 1 indet. paleo-brons<br />
FRAGMENT<br />
VORM<br />
SOORT<br />
DATERING<br />
ORGANISCH<br />
ANORGANISCH<br />
DENDRO<br />
C-14<br />
DIVERSEN<br />
Graaf van Solmsweg 103, 5222 BS 's Hertogenbosch<br />
Hofstraat 4-6, 7411 PD Deventer<br />
Datum Opmerkingen/vondstomstandigheden<br />
ca 1200<br />
10e/12e eeuw<br />
20 cm<br />
80 cm<br />
100 cm gebroken afslag<br />
100 cm<br />
120 cm aan beide z gepolijst<br />
100 cm<br />
50 cm<br />
130 cm<br />
90 cm gebroken<br />
110-120 cm 12/13 eeuw<br />
100-110 cm 10/13 eeuw<br />
110 cm<br />
100-120 cm gebroken en verbrand<br />
90 cm<br />
80 cm beide z gepolijst<br />
110-120 cm<br />
100 cm<br />
100 cm<br />
100 cm gebroken en verbrand
Vondste<strong>nl</strong>ijst<br />
Project:<br />
Vondstnummer<br />
Boringnummer<br />
Megaboring nummer<br />
Bodemlaag<br />
03.<strong>15</strong>3 Enschede Usseler Es IVO<br />
Inhoud<br />
Vondsten Monsters<br />
Oppervlaktekartering<br />
Vaknummer<br />
MATERIAAL<br />
AANTAL<br />
103 64 B ker 1 wand prehist-rom hv ijzv-roml<br />
104 65 A ker 1 wand blauwgr lme<br />
105 66 BC ker 1 wand (prehist)/kgp ?-lmea<br />
106 67 ? ker 1 wand prehist ijz -(rom)<br />
107 69 B ker 1 wand (ijz?)-rom romm-roml<br />
108 70 B/C ker 1 wand kgp/prehist ijz-vmed<br />
108 70 B/C vst 2 afslag paleo-brons<br />
108 70 B/C vst 1 kling meso-neo<br />
108 70 B/C vst 1 indet. paleo-brons<br />
109 75 B ker 1 rand rom<br />
110 81 C ker 1 wand kgp vmec-lmea<br />
111 89 B vst 1 kling meso<br />
112 90 BC ker 1 wand prehist ijzv<br />
113 93 C ker 1 wand prehist-rom hv ijz-rom<br />
113 93 B vst 1 afslag paleo-brons<br />
114 94 B vst 1 kling meso<br />
114 94 B vst 3 afslag paleo-brons<br />
114 94 B vst 1 brok paleo-brons<br />
1<strong>15</strong> 95 B vst 1 afslag paleo-brons<br />
116 96 B vst 1 afslag paleo-brons<br />
116 96 B vst 1 brok paleo-brons<br />
FRAGMENT<br />
VORM<br />
SOORT<br />
DATERING<br />
ORGANISCH<br />
ANORGANISCH<br />
DENDRO<br />
C-14<br />
DIVERSEN<br />
Graaf van Solmsweg 103, 5222 BS 's Hertogenbosch<br />
Hofstraat 4-6, 7411 PD Deventer<br />
Datum Opmerkingen/vondstomstandigheden<br />
90 cm<br />
50 cm 13/14 eeuw<br />
versierd met vert nagelindr. IJz?<br />
70-100 cm gebroken<br />
70-100 cm gebroken<br />
70-100 cm gebroken en verbrand<br />
100 cm 9-12e eeuw<br />
gebroken zachte percussie 80 cm<br />
110 cm; wand harpstedtpot ruw-gepolijst?<br />
110 cm<br />
80 cm<br />
80-90 cm<br />
80-90 cm<br />
80-90 cm<br />
90 cm gebroken<br />
70-80 cm<br />
70-80 cm
Vondste<strong>nl</strong>ijst<br />
Project:<br />
Vondstnummer<br />
Boringnummer<br />
Megaboring nummer<br />
Bodemlaag<br />
03.<strong>15</strong>3 Enschede Usseler Es IVO<br />
Inhoud<br />
Vondsten Monsters<br />
Oppervlaktekartering<br />
Vaknummer<br />
MATERIAAL<br />
AANTAL<br />
117 98 B vst 1 afslag paleo-brons<br />
118 99 C ker 1 rand kgp lmea<br />
119 100 B ker 1 wand prehist/kgp ?-vmed<br />
119 100 B/C vst 3 afslag paleo-brons<br />
120 102 A vst 1 afslag paleo-brons<br />
121 104 C bot 1 diafyse dierlijk<br />
121 104 BC vst 1 afslag paleo-brons<br />
122 109 B ker 1 wand kgp vmed-lmea<br />
122 109 B/C vst 2 brok paleo-brons<br />
122 109 B/C vst 1 indet. paleo-brons<br />
123 110 B ker 1 wand prehist bronsm-ijz<br />
124 111 B vst 2 afslag paleo-brons<br />
124 111 B vst 1 indet. paleo-brons<br />
125 113 B? vst 1 afslag paleo-brons<br />
126 1<strong>15</strong> B/C vst 1 brok paleo-brons<br />
127 117 B/C vst 1 brok paleo-brons<br />
128 124 BC ker 1 wand prehist/kgp ?-lmea<br />
129 125 B ker 2 wand prehist-romeins ijzv-roml<br />
130 126 BC ker 1 wand romeinshv romv-romm<br />
131 127 B vst 1 indet. paleo-brons<br />
131 127 BC vst 1 brok paleo-brons<br />
FRAGMENT<br />
VORM<br />
SOORT<br />
DATERING<br />
ORGANISCH<br />
ANORGANISCH<br />
DENDRO<br />
C-14<br />
DIVERSEN<br />
Graaf van Solmsweg 103, 5222 BS 's Hertogenbosch<br />
Hofstraat 4-6, 7411 PD Deventer<br />
Datum Opmerkingen/vondstomstandigheden<br />
100 cm<br />
110 cm; dekselgeul<br />
90-120 cm<br />
90, 100 en 120 cm<br />
20 cm, gebroken<br />
90 cm<br />
80-90 cm, gebroken en verbrand<br />
60 cm<br />
60-80 cm<br />
60-80 cm<br />
50-70 cm<br />
50-70 cm<br />
90 cm, gebroken<br />
60-90 cm<br />
80-90 cm<br />
100 cm<br />
80-90 cm<br />
120 cm; schouderomslag met halsaanzet van<br />
100 cm, gebroken en verbrand<br />
130 cm
Vondste<strong>nl</strong>ijst<br />
Project:<br />
Vondstnummer<br />
Boringnummer<br />
Megaboring nummer<br />
Bodemlaag<br />
03.<strong>15</strong>3 Enschede Usseler Es IVO<br />
Inhoud<br />
Vondsten Monsters<br />
Oppervlaktekartering<br />
Vaknummer<br />
MATERIAAL<br />
AANTAL<br />
132 128 B ker 1 wand kgp evt prehist ?-lmea<br />
132 128 B ker 1 wand prehist/kgp<br />
133 130 B/C ker 5 wand prehist?/rom? ?-vmeb<br />
133 130 B/C ker 1 wand kgp<br />
prehist, evt vmed-lmea<br />
134 131 BC ker 1 wand<br />
romeins ijz-(rom)<br />
135 132 B vst 1 brok paleo-brons<br />
136 133 B ker 1 wand kgp vmed-lmea<br />
137 134 C ker 1 wand kookpot onbekend vmed-lmea<br />
138 135 B ker 1 wand hv-prehist/kgp<br />
romeinshv ?-lmea<br />
139 137 BC ker 1 wand<br />
hessen romv-vmec<br />
140 139 B/C ker 1 wand kgp evt.prehist ?-lmea<br />
141 143 B ker 1 wand prehist/(kgp??) ijz (/lmea)<br />
142 144 B vst 1 afslag paleo-brons<br />
142 144 B vst 1 brok paleo-brons<br />
143 145 BC vst 1 indet. paleo-brons<br />
144 146 A vst 1 afslag paleo-brons<br />
j (<br />
145 147 B/C ker 2 wand prehist/(kgp) lmea)<br />
145 147 B/C vst 1 brok paleo-brons<br />
146 148 C vst 1 indet. paleo-brons<br />
147 <strong>15</strong>1 B/C ker 1 wand prehist<br />
147 <strong>15</strong>1 B/C ker 1 wand kgp/prhist.<br />
FRAGMENT<br />
VORM<br />
SOORT<br />
DATERING<br />
ORGANISCH<br />
ANORGANISCH<br />
DENDRO<br />
C-14<br />
DIVERSEN<br />
Graaf van Solmsweg 103, 5222 BS 's Hertogenbosch<br />
Hofstraat 4-6, 7411 PD Deventer<br />
Datum Opmerkingen/vondstomstandigheden<br />
80 cm; te dun voor prehist?<br />
80 cm<br />
80-130 cm;<br />
80-130 cm;<br />
90 cm;<br />
130 cm<br />
80 cm<br />
120 cm.; 9-12e eeuw:witb.gesm. locaal<br />
100 cm<br />
120 cm<br />
60 cm<br />
120-<strong>15</strong>0 cm<br />
100 cm<br />
100 cm<br />
70-80 cm, gebroken en verbrand<br />
70/<strong>15</strong>0 cm<br />
80-100 cm.<br />
80-100 cm, verbrand<br />
130 cm, gebroken en verbrand<br />
120-<strong>15</strong>0 cm<br />
120-<strong>15</strong>0 cm
Vondste<strong>nl</strong>ijst<br />
Project:<br />
Vondstnummer<br />
Boringnummer<br />
Megaboring nummer<br />
Bodemlaag<br />
03.<strong>15</strong>3 Enschede Usseler Es IVO<br />
Inhoud<br />
Vondsten Monsters<br />
Oppervlaktekartering<br />
Vaknummer<br />
MATERIAAL<br />
AANTAL<br />
132 128 B ker 1 wand kgp evt prehist ?-lmea<br />
132 128 B ker 1 wand prehist/kgp<br />
133 130 B/C ker 5 wand prehist?/rom? ?-vmeb<br />
133 130 B/C ker 1 wand kgp<br />
prehist, evt vmed-lmea<br />
134 131 BC ker 1 wand<br />
romeins ijz-(rom)<br />
135 132 B vst 1 brok paleo-brons<br />
136 133 B ker 1 wand kgp vmed-lmea<br />
137 134 C ker 1 wand kookpot onbekend vmed-lmea<br />
138 135 B ker 1 wand hv-prehist/kgp<br />
romeinshv ?-lmea<br />
139 137 BC ker 1 wand<br />
hessen romv-vmec<br />
140 139 B/C ker 1 wand kgp evt.prehist ?-lmea<br />
141 143 B ker 1 wand prehist/(kgp??) ijz (/lmea)<br />
142 144 B vst 1 afslag paleo-brons<br />
142 144 B vst 1 brok paleo-brons<br />
143 145 BC vst 1 indet. paleo-brons<br />
144 146 A vst 1 afslag paleo-brons<br />
j (<br />
145 147 B/C ker 2 wand prehist/(kgp) lmea)<br />
145 147 B/C vst 1 brok paleo-brons<br />
146 148 C vst 1 indet. paleo-brons<br />
147 <strong>15</strong>1 B/C ker 1 wand prehist<br />
147 <strong>15</strong>1 B/C ker 1 wand kgp/prhist.<br />
FRAGMENT<br />
VORM<br />
SOORT<br />
DATERING<br />
ORGANISCH<br />
ANORGANISCH<br />
DENDRO<br />
C-14<br />
DIVERSEN<br />
Graaf van Solmsweg 103, 5222 BS 's Hertogenbosch<br />
Hofstraat 4-6, 7411 PD Deventer<br />
Datum Opmerkingen/vondstomstandigheden<br />
80 cm; te dun voor prehist?<br />
80 cm<br />
80-130 cm;<br />
80-130 cm;<br />
90 cm;<br />
130 cm<br />
80 cm<br />
120 cm.; 9-12e eeuw:witb.gesm. locaal<br />
100 cm<br />
120 cm<br />
60 cm<br />
120-<strong>15</strong>0 cm<br />
100 cm<br />
100 cm<br />
70-80 cm, gebroken en verbrand<br />
70/<strong>15</strong>0 cm<br />
80-100 cm.<br />
80-100 cm, verbrand<br />
130 cm, gebroken en verbrand<br />
120-<strong>15</strong>0 cm<br />
120-<strong>15</strong>0 cm
Vondste<strong>nl</strong>ijst<br />
Project:<br />
Vondstnummer<br />
Boringnummer<br />
Megaboring nummer<br />
Bodemlaag<br />
03.<strong>15</strong>3 Enschede Usseler Es IVO<br />
Inhoud<br />
Vondsten Monsters<br />
Oppervlaktekartering<br />
Vaknummer<br />
MATERIAAL<br />
AANTAL<br />
147 <strong>15</strong>1 B/C vst 1 brok paleo-brons<br />
148 <strong>15</strong>2 BC ker 1 wand handgv romeins romv-roml<br />
148 <strong>15</strong>2 BC vst 2 afslag paleo-brons<br />
149 <strong>15</strong>5 BC ker 1 wand prehist/kgp ijz-lmea<br />
149 <strong>15</strong>5 BC ker 1 wand kgp/prhist. ijz-lmea<br />
149 <strong>15</strong>5 BC ker 1 wand kgp evt prehist ijz-lmea<br />
<strong>15</strong>0 <strong>15</strong>6 BC ker 1 wand kgp vmec-lmea<br />
<strong>15</strong>0 <strong>15</strong>6 BC ker 1 wand kgp vmec-lmea<br />
<strong>15</strong>1 <strong>15</strong>9 BC vst 1 afslag paleo-brons<br />
<strong>15</strong>2 161 B/C ker 3 wand kgp vmed-lmea<br />
<strong>15</strong>2 161 B/C ker 1 wand kgp evt prehist vmed-lmea<br />
<strong>15</strong>2 161 B/C ker 2 wand handgev.indet ?-lmea<br />
<strong>15</strong>2 161 B/C vst 1 brok paleo-brons<br />
<strong>15</strong>3 162 B/C ker 1 wand hv indet ?-lmea<br />
<strong>15</strong>4 163 B ker 1 wand prehist ijz<br />
<strong>15</strong>4 163 B vst 1 indet. paleo-brons<br />
<strong>15</strong>5 164 C ker 1 wand kgp (vmed-) lmea<br />
<strong>15</strong>6 166 B ker 1 wand onbekend vmed-lmeb<br />
<strong>15</strong>7 172 B/C ker 1 wand merov handgv? vmea-vmeb?<br />
<strong>15</strong>7 172 B/C ker 1 wand rom/merov? roml-vmeb?<br />
<strong>15</strong>8 173 B/C ker 2 wand kgp vmed-lmea<br />
FRAGMENT<br />
VORM<br />
SOORT<br />
DATERING<br />
ORGANISCH<br />
ANORGANISCH<br />
DENDRO<br />
C-14<br />
DIVERSEN<br />
Graaf van Solmsweg 103, 5222 BS 's Hertogenbosch<br />
Hofstraat 4-6, 7411 PD Deventer<br />
Datum Opmerkingen/vondstomstandigheden<br />
120-130/<strong>15</strong>0 cm<br />
90-110 cm<br />
90-110 cm, 1 gepatineerd<br />
80 cm<br />
80 cm<br />
80 cm<br />
130-140 cm; te dun voor prehist<br />
130-140 cm.<br />
80 cm<br />
90-140 cm;ws.12e eeuw<br />
90-140 cm.;vgl V88<br />
90-140 cm<br />
90-140 cm<br />
110 cm<br />
80 cm;<br />
80 cm, gebroken en verbrand<br />
100 cm (9e-) 13e eeuw, ws. 12e eeuw<br />
70 cm;pingsd/protostg/stg-imitatie<br />
100-120 cm<br />
100-120 cm<br />
100-130
Vondste<strong>nl</strong>ijst<br />
Project:<br />
Vondstnummer<br />
Boringnummer<br />
Megaboring nummer<br />
Bodemlaag<br />
03.<strong>15</strong>3 Enschede Usseler Es IVO<br />
Inhoud<br />
Vondsten Monsters<br />
Oppervlaktekartering<br />
Vaknummer<br />
MATERIAAL<br />
AANTAL<br />
<strong>15</strong>8 173 B/C vst 1 afslag paleo-brons<br />
<strong>15</strong>8 173 B/C vst 1 indet. paleo-brons<br />
<strong>15</strong>9 176 C vst 1 afslag paleo-brons<br />
<strong>15</strong>9 176 C vst 1 brok paleo-brons<br />
160 177 B ker 1 wand prehist bronsv<br />
160 177 B ker 1 wand prehist<br />
161 179 B/C ker 2 wand handgev.indet ?-vmeb<br />
162 180 BC vst 1 afslag paleo-brons<br />
163 182 B vst 1 brok paleo-brons<br />
164 184 BC ker 1 rand kgp vmed-lmea<br />
164 184 BC ker 1 wand kgp vmed-lmea<br />
164 184 BC vst 1 brok paleo-brons<br />
165 188 B vst 1 afslag neo<br />
166 191 BC ker 1 rand kgp vmed-lmea<br />
167 192 BC ker 1 wand prehist/kgp? ijzv-lmea<br />
167 192 BC vst 2 brok paleo-brons<br />
167 192 BC vst 1 afslagkern paleo-brons<br />
168 193 C vst 1 brok paleo-brons<br />
169 194 BC vst 1 afslagkern paleo-brons<br />
170 196 BC vst 1 brok paleo-brons<br />
171 198 BC vst 2 afslag paleo-brons<br />
FRAGMENT<br />
VORM<br />
SOORT<br />
DATERING<br />
ORGANISCH<br />
ANORGANISCH<br />
DENDRO<br />
C-14<br />
DIVERSEN<br />
Graaf van Solmsweg 103, 5222 BS 's Hertogenbosch<br />
Hofstraat 4-6, 7411 PD Deventer<br />
Datum Opmerkingen/vondstomstandigheden<br />
100-130 cm<br />
100-130 cm, gebroken en verbrand<br />
90-100 cm<br />
90-100 cm<br />
spatelindruk versiering<br />
100-120 cm;<br />
70-80 cm, gebroken<br />
50 cm<br />
80-110 cm<br />
80-110 cm<br />
80-110 cm<br />
70 cm, geretoucheerd<br />
60 cm<br />
90-100 cm<br />
90-100 cm<br />
90-110 cm, gebroken<br />
90 cm<br />
60 cm, gebroken<br />
80 cm<br />
70-80 cm, gebroken
Vondste<strong>nl</strong>ijst<br />
Project:<br />
Vondstnummer<br />
Boringnummer<br />
Megaboring nummer<br />
Bodemlaag<br />
03.<strong>15</strong>3 Enschede Usseler Es IVO<br />
Inhoud<br />
Vondsten Monsters<br />
Oppervlaktekartering<br />
Vaknummer<br />
MATERIAAL<br />
AANTAL<br />
172 199 B ker 1 wand kgp<br />
172 199 BC vst 1 brok paleo-brons<br />
173 200 C ker 1 wand kgp/lthessens vmec-lmea<br />
174 201 C ker 1 wand prehist?/rom?<br />
174 201 B/C vst 3 brok paleo-brons<br />
174 201 B/C vst 1 afslag paleo-brons<br />
175 202 BC vst 1 afslag paleo-brons<br />
176 203 C vst 2 afslag paleo-brons<br />
177 204 C ker 1 wand handgev. indet ?-lmea<br />
178 205 B/C vst 1 brok paleo-brons<br />
178 205 B/C vst 1 indet. paleo-brons<br />
179 207 B/C ker 2 wand kgp vmed-lmea<br />
179 207 B/C vst 2 afslag paleo-brons<br />
179 207 B/C vst 1 brok paleo-brons<br />
180 211 BC vst 1 afslag paleo-brons<br />
181 217 B vst 1 brok paleo-brons<br />
182 220 BC vst 1 brok paleo-brons<br />
183 227 BC ker 1 wand kgp vmed-lmea<br />
183 227 BC ker 1 wand prehist-rom hv ijz-rom<br />
184 228 B ker 1 wand blauwgrijs lmea-lmeb<br />
185 232 C ker 1 wand grijs lmeb<br />
FRAGMENT<br />
VORM<br />
SOORT<br />
DATERING<br />
ORGANISCH<br />
ANORGANISCH<br />
DENDRO<br />
C-14<br />
DIVERSEN<br />
Graaf van Solmsweg 103, 5222 BS 's Hertogenbosch<br />
Hofstraat 4-6, 7411 PD Deventer<br />
Datum Opmerkingen/vondstomstandigheden<br />
80 cm;<br />
80-110 cm<br />
110 cm<br />
90 cm, sec. verbrand.<br />
60-100 cm,<br />
60-100 cm, gebroken<br />
60 cm, gebroken<br />
80 cm, 1 gebroken<br />
80 cm<br />
80/100 cm<br />
80/100 cm, verbrand<br />
70-110 cm<br />
70-80/110 cm, accident Siret<br />
70-80/110 cm<br />
100 cm, gebroken<br />
80 cm, gepatineerd<br />
90 cm<br />
120-130 cm<br />
120-130 cm; verbrand<br />
70 cm. 13e eeuw<br />
100 cm; 13e-14e eeuw
Vondste<strong>nl</strong>ijst<br />
Project:<br />
Vondstnummer<br />
Boringnummer<br />
Megaboring nummer<br />
Bodemlaag<br />
03.<strong>15</strong>3 Enschede Usseler Es IVO<br />
Inhoud<br />
Vondsten Monsters<br />
Oppervlaktekartering<br />
Vaknummer<br />
MATERIAAL<br />
AANTAL<br />
186 235 BC vst 1 afslag paleo-brons<br />
187 236 BC vst 1 afslag paleo-brons<br />
188 237 C ker 1 wand gesmoord/grijs? vmea/lmea-b<br />
188 237 C vst 1 brok paleo-brons<br />
189 242 B vst 1 afslag paleo-brons<br />
190 248 A/B ker 1 wand (rom hv) /kgp vmed-lmea<br />
191 258 BC ker 1 wand kgp/prehist ?-lmea<br />
192 270 B ker 1 wand handgev. indet ?-lmea<br />
193 300 C vst 1 afslag paleo-brons<br />
193 300 C vst 2 brok paleo-brons<br />
194 302 C ker 1 wand (prehist) kgp (ijz)-lmea<br />
194 302 C vst 1 afslag paleo-brons<br />
194 302 C vst 1 krabber paleo-brons<br />
195 309 C ker 1 wand handgev. Indet ?-lmea<br />
196 311 C vst 1 afslag paleo-brons<br />
197 329 C ker 1 wand waterkruik stg-1 ntb-ntc<br />
198 331 x ker<br />
198 331 x ker 3 wand kgp evt.prehist ?-lmea<br />
199 335 A ker 1 rand blauwgrijs lmea<br />
200 340 B ker 1 wand grijs lmeb<br />
201 342 x ker 1 wand kgp lmea<br />
FRAGMENT<br />
VORM<br />
SOORT<br />
DATERING<br />
ORGANISCH<br />
ANORGANISCH<br />
DENDRO<br />
C-14<br />
DIVERSEN<br />
Graaf van Solmsweg 103, 5222 BS 's Hertogenbosch<br />
Hofstraat 4-6, 7411 PD Deventer<br />
Datum Opmerkingen/vondstomstandigheden<br />
70-110 cm, gebroken en verbrand<br />
80-90 cm, gepatineerd<br />
100-110 cm;merov?/9e-14e<br />
100-110 cm<br />
80-90 cm, gebroken<br />
80cm; sec. verbrand<br />
100 cm<br />
70 cm<br />
100 cm<br />
100 cm<br />
100 cm<br />
100 cm, gebroken en verbrand<br />
100 cm<br />
90 cm<br />
90 cm<br />
80/90 cm;18e-20e eeuw<br />
bij b 331;9e-12e eeuw;1 schouder<br />
40 cm -mv, paffr.imitatie 12e-13e eeuw<br />
b 340 50 cm in overgang;evt. 9e-12e eeuw<br />
opp.vondst rondom
Vondste<strong>nl</strong>ijst<br />
Project:<br />
Vondstnummer<br />
Boringnummer<br />
Megaboring nummer<br />
Bodemlaag<br />
03.<strong>15</strong>3 Enschede Usseler Es IVO<br />
Inhoud<br />
Vondsten Monsters<br />
Oppervlaktekartering<br />
Vaknummer<br />
MATERIAAL<br />
AANTAL<br />
201 342 x ker 1 wand grijs lmeb<br />
201 342 x ker 1 wand stg-1 munsterl? lmeb<br />
291 342 x ber 3 wand dakpan lmeb-nt<br />
202 351 A ker 1 wand kgp lmea<br />
202 351 x ker 1 rand kom grijs lmea<br />
202 351 x ber 1 rand dakpan rood lmeb-ntc<br />
203 352 B vst 1 indet. paleo-brons<br />
204 354 x ker 1 wand bad/hun/pingsd vmea-vmed<br />
205 378 ? ker 1 wand kgp vmed-lmea<br />
206 385 B ker 1 wand kgp lmea<br />
207 386 C ker 1 wand kgp lmea<br />
208 399 C ker 1 rand? roodbakkend lmeb-nta<br />
209 451 ? ns 1 kwarts?<br />
209 451 ? ker 3 wand prehist/romeins ijzv-roml<br />
210 458 A vst 1 brok paleo-brons<br />
211 459 C vst 1 afslag paleo-brons<br />
212 470 C vst 1 afslag paleo-brons<br />
213 475 A ker 1 wand bord roodb.ringeloor nta<br />
214 479 x vst 1 natuurlijk<br />
2<strong>15</strong> 496 B ker 1 wand prehist-rom/kgp ijzm-lmea<br />
216 497 A ker 1 wand handgev.indet ?-lmea<br />
FRAGMENT<br />
VORM<br />
SOORT<br />
DATERING<br />
ORGANISCH<br />
ANORGANISCH<br />
DENDRO<br />
C-14<br />
DIVERSEN<br />
Graaf van Solmsweg 103, 5222 BS 's Hertogenbosch<br />
Hofstraat 4-6, 7411 PD Deventer<br />
Datum Opmerkingen/vondstomstandigheden<br />
opp.vondst rondom<br />
opp.vondst rondom<br />
opp.vondst rondom<br />
20 cm;13e, evt. 12e eeuw<br />
opp.vondst<br />
opp.vondst<br />
60-70 cm, gebroken<br />
opp.vondst; mogelijk merov knikw<br />
diepte onbekend<br />
90 cm.;zie V88:ws.late 12e<br />
90 cm; 10e -12e eeuw; beige breuk.<br />
80 cm; romeins?<br />
klopsteen?<br />
40 cm, verbrand<br />
90 cm, gebroken en verbrand<br />
70 cm, gebroken<br />
40 cm -mv, 17e eeuw<br />
Oppervlaktevondst, boring 479<br />
80 cm;kgp bezemstr?(12e)/prehist<br />
50 cm
Vondste<strong>nl</strong>ijst<br />
Project:<br />
Vondstnummer<br />
Boringnummer<br />
Megaboring nummer<br />
Bodemlaag<br />
03.<strong>15</strong>3 Enschede Usseler Es IVO<br />
Inhoud<br />
Vondsten Monsters<br />
Oppervlaktekartering<br />
Vaknummer<br />
MATERIAAL<br />
AANTAL<br />
216 497 B ker 1 wand prhist/kgp ?-lmea<br />
217 498 BC ker 1 wand kgp\rom/vme (rom)-lmea<br />
217 498 BC ker 2 wand handgev. indet ?-lmea<br />
217 498 x bouwmat 1 asbest NTC<br />
218 499 C verbr.leem 1<br />
219 500 C ker 1 wand kgp/prehist ?-lmea<br />
220 502 ? ker<br />
221 503 C ker 3 wand prehist/kgp ?-lmea<br />
222 505 Ab ker 1 wand kgp/prehist ?-lmea<br />
222 505 Ab ker 4 wand handgev.indet ?-lmea<br />
222 505 Ab vst 1 afslag paleo-brons<br />
223 507 B ker 2 wand handgev. Indet<br />
224 509 A ker 2 wand kgp vmed-lmea<br />
224 509 B ker 1 wand kgp/prehist ?-lmea<br />
224 509 B ker 1 wand kgp/prhist. ijzm-lmea<br />
225 510 x vst 1 brok paleo-brons<br />
226 514 B ker 1 rand kgp vmed-lmea<br />
227 519 C hutteleem 1<br />
227 519 C ker 2 wand kgp vmed-lmea<br />
228 554 BC ker 1 wand kgp vmed-lmea<br />
FRAGMENT<br />
VORM<br />
SOORT<br />
DATERING<br />
ORGANISCH<br />
ANORGANISCH<br />
DENDRO<br />
C-14<br />
DIVERSEN<br />
Graaf van Solmsweg 103, 5222 BS 's Hertogenbosch<br />
Hofstraat 4-6, 7411 PD Deventer<br />
Datum Opmerkingen/vondstomstandigheden<br />
70 cm<br />
70-80 cm<br />
70-80 cm<br />
opp.vondst.<br />
60 cm.<br />
70 cm<br />
70 cm<br />
70-80 cm<br />
70-80 cm<br />
70-80 cm<br />
130 cm -mv<br />
40 cm -mv<br />
70 cm -mv<br />
70 cm in B-hor,<br />
Bij boring 510-511oppervlaktevondst<br />
100 cm; sec. verbrand<br />
60-80 cm<br />
60 cm.<br />
100 cm
BIJLAGE 6: Archeologische Indicatore<strong>nl</strong>ijst Boringen<br />
Project: Usseleres (gemeente Enschede) Projectnummer: 03.<strong>15</strong>3<br />
Vondstnummer<br />
Boornummer<br />
Megaboornummer<br />
Bodemhorizont<br />
Oppervlaktekartering<br />
Vaknummer<br />
Inhoud<br />
Vondsten Monsters<br />
A<br />
A<br />
R<br />
D<br />
E<br />
W<br />
E<br />
R<br />
K<br />
B<br />
A<br />
K<br />
S<br />
T<br />
E<br />
E<br />
N<br />
H<br />
U<br />
T<br />
T<br />
E<br />
N<br />
L<br />
E<br />
E<br />
M<br />
N<br />
A<br />
T<br />
U<br />
U<br />
R<br />
S<br />
T<br />
E<br />
E<br />
N<br />
V<br />
U<br />
U<br />
R<br />
S<br />
T<br />
E<br />
E<br />
N<br />
G<br />
L<br />
A<br />
S<br />
M<br />
E<br />
T<br />
A<br />
A<br />
L<br />
S<br />
L<br />
A<br />
K<br />
S<br />
C<br />
H<br />
I<br />
L<br />
F<br />
E<br />
R<br />
H<br />
O<br />
U<br />
T<br />
S<br />
K<br />
O<br />
O<br />
L<br />
K<br />
O<br />
O<br />
L<br />
T<br />
J<br />
E<br />
Datum<br />
BAAC bv<br />
Opmerkingen/<br />
vondstomstandigheden<br />
6 E/B x x 8-12-2003 vondstdiepte vuursteen 20cm en 80 cm<br />
7 C x 8-12-2003 vondstdiepte vuursteen 110cm<br />
B<br />
O<br />
T<br />
M<br />
E<br />
T<br />
A<br />
A<br />
L<br />
S<br />
L<br />
A<br />
K<br />
8 B en C x x 8-12-2003 vondstdiepte vuursteen 50 cm aardewerk 110 en 120 cm<br />
9 B/C x x 8-12-2003 vondstdiepte vuursteen 130 cm<br />
10 x 8-12-2003<br />
<strong>15</strong> B x 9-12-2003 vondstdiepte vuursteen 90 cm<br />
18 B/C x 9-12-2003 vondstdiepte vuursteen 110-120 cm<br />
21 B/C x 9-12-2003 vondstdiepte aardewerk 100-110 cm<br />
24 B x 9-12-2003 vondstdiepte vuursteen 110 cm<br />
27 B x 9-12-2003 vondstdiepte vuursteen 100 cm<br />
29 B en C x x 11-12-2003 vondstdiepte aardewerk 80 cm, metaal op 90 cm<br />
35 x 11-12-2003<br />
41 B x 11-12-2003 vondstdiepte aardewerk 100 cm<br />
49 C x <strong>15</strong>-12-2003 vondstdiepte aardewerk 100 cm<br />
56 x <strong>15</strong>-12-2003<br />
58 B x x x <strong>15</strong>-12-2003 vondstdiepte vuursteen op 100 cm<br />
59 x <strong>15</strong>-12-2003<br />
60 x <strong>15</strong>-12-2003<br />
D<br />
I<br />
V<br />
E<br />
R<br />
S<br />
E<br />
N<br />
O<br />
R<br />
G<br />
A<br />
N<br />
I<br />
S<br />
C<br />
H<br />
A<br />
N<br />
O<br />
R<br />
G<br />
A<br />
N<br />
I<br />
S<br />
C<br />
H<br />
D<br />
E<br />
N<br />
D<br />
R<br />
O<br />
C<br />
1<br />
4<br />
D<br />
I<br />
V<br />
E<br />
R<br />
S<br />
E<br />
N<br />
Graaf van Solmsweg 103<br />
5222 BS ‘s-Hertogenbosch<br />
Hofstraat 4-6<br />
7411 PD Deventer
BIJLAGE 6: Archeologische Indicatore<strong>nl</strong>ijst Boringen<br />
Project: Usseleres (gemeente Enschede) Projectnummer: 03.<strong>15</strong>3<br />
Vondstnummer<br />
Boornummer<br />
Megaboornummer<br />
Bodemhorizont<br />
Oppervlaktekartering<br />
Vaknummer<br />
Inhoud<br />
Vondsten Monsters<br />
A<br />
A<br />
R<br />
D<br />
E<br />
W<br />
E<br />
R<br />
K<br />
B<br />
A<br />
K<br />
S<br />
T<br />
E<br />
E<br />
N<br />
H<br />
U<br />
T<br />
T<br />
E<br />
N<br />
L<br />
E<br />
E<br />
M<br />
N<br />
A<br />
T<br />
U<br />
U<br />
R<br />
S<br />
T<br />
E<br />
E<br />
N<br />
V<br />
U<br />
U<br />
R<br />
S<br />
T<br />
E<br />
E<br />
N<br />
G<br />
L<br />
A<br />
S<br />
M<br />
E<br />
T<br />
A<br />
A<br />
L<br />
S<br />
L<br />
A<br />
K<br />
S<br />
C<br />
H<br />
I<br />
L<br />
F<br />
E<br />
R<br />
H<br />
O<br />
U<br />
T<br />
S<br />
K<br />
O<br />
O<br />
L<br />
Datum<br />
BAAC bv<br />
Opmerkingen/<br />
vondstomstandigheden<br />
61 C x x <strong>15</strong>-12-2003 vondstdiepte vuursteen 100 cm<br />
64 B x <strong>15</strong>-12-2003 vondstdiepte aardewerk 90 cm<br />
65 A x <strong>15</strong>-12-2003 vondstdiepte aardewerk 50 cm<br />
66 BC x x <strong>15</strong>-12-2003 vondstdiepte aardewerk 90 cm<br />
K<br />
O<br />
O<br />
L<br />
T<br />
J<br />
E<br />
67 ? x <strong>15</strong>-12-2003 vondstdiepte aardewerk 110 cm<br />
68 B x x <strong>15</strong>-12-2003 vondstdiepte aardewerk 80 cm<br />
69 C x x x <strong>15</strong>-12-2003 vondstdiepte aardewerk 110 cm<br />
B<br />
O<br />
T<br />
M<br />
E<br />
T<br />
A<br />
A<br />
L<br />
S<br />
L<br />
A<br />
K<br />
70 B/C x x x <strong>15</strong>-12-2003 vondstdiepte vuursteen 80 100 en 110 cm, aardewerk 110 cm<br />
71 x 16-12-2003<br />
72 x 16-12-2003<br />
73 x 16-12-2003<br />
75 B x 16-12-2003 vondstdiepte aardewerk 50 cm<br />
79 x 16-12-2003<br />
80 x 16-12-2003<br />
81 C x 16-12-2003 vondstdiepte aardewerk 100 cm<br />
83 b 16-12-2003 baksteen<br />
85 x 16-12-2003<br />
86 x 16-12-2003<br />
D<br />
I<br />
V<br />
E<br />
R<br />
S<br />
E<br />
N<br />
O<br />
R<br />
G<br />
A<br />
N<br />
I<br />
S<br />
C<br />
H<br />
A<br />
N<br />
O<br />
R<br />
G<br />
A<br />
N<br />
I<br />
S<br />
C<br />
H<br />
D<br />
E<br />
N<br />
D<br />
R<br />
O<br />
C<br />
1<br />
4<br />
D<br />
I<br />
V<br />
E<br />
R<br />
S<br />
E<br />
N<br />
Graaf van Solmsweg 103<br />
5222 BS ‘s-Hertogenbosch<br />
Hofstraat 4-6<br />
7411 PD Deventer
BIJLAGE 6: Archeologische Indicatore<strong>nl</strong>ijst Boringen<br />
Project: Usseleres (gemeente Enschede) Projectnummer: 03.<strong>15</strong>3<br />
Vondstnummer<br />
Boornummer<br />
Megaboornummer<br />
Bodemhorizont<br />
Oppervlaktekartering<br />
Vaknummer<br />
Inhoud<br />
Vondsten Monsters<br />
A<br />
A<br />
R<br />
D<br />
E<br />
W<br />
E<br />
R<br />
K<br />
B<br />
A<br />
K<br />
S<br />
T<br />
E<br />
E<br />
N<br />
H<br />
U<br />
T<br />
T<br />
E<br />
N<br />
L<br />
E<br />
E<br />
M<br />
N<br />
A<br />
T<br />
U<br />
U<br />
R<br />
S<br />
T<br />
E<br />
E<br />
N<br />
V<br />
U<br />
U<br />
R<br />
S<br />
T<br />
E<br />
E<br />
N<br />
G<br />
L<br />
A<br />
S<br />
M<br />
E<br />
T<br />
A<br />
A<br />
L<br />
Datum<br />
87 x 16-12-2003<br />
S<br />
L<br />
A<br />
K<br />
S<br />
C<br />
H<br />
I<br />
L<br />
F<br />
E<br />
R<br />
H<br />
O<br />
U<br />
T<br />
S<br />
K<br />
O<br />
O<br />
L<br />
BAAC bv<br />
Opmerkingen/<br />
vondstomstandigheden<br />
89 B x x 16-12-2003 vondstdiepte vuursteen 80 cm<br />
K<br />
O<br />
O<br />
L<br />
T<br />
J<br />
E<br />
B<br />
O<br />
T<br />
93 B +C x x x 05-01-2004 vondstdiepte vuursteen 70 cm, aardewerk 110 cm<br />
94 B+BC x x 05-01-2004 vondstdiepte vuursteen 90 en 110 cm<br />
95 B x x 05-01-2004 vondstdiepte vuursteen 90 cm<br />
96 B x x 05-01-2004 vondstdiepte vuursteen 70 en 80 cm<br />
97 x 05-01-2004<br />
98 B x x 05-01-2004 vondstdiepte vuursteen 100 cm<br />
99 C x 05-01-2004 vondstdiepte aardewerk 120 cm<br />
100 B+C x x x 05-01-2004 vondstdiepte vuursteen 90-120 cm, aardewerk 90 cm<br />
101 x 05-01-2004<br />
102 A x x 05-01-2004 vondstdiepte vuursteen 20 cm<br />
104 BC+C x x 05-01-2004 vondstdiepte vuursteen 80-90 cm<br />
105 x 05-01-2004<br />
106 x 05-01-2004<br />
107 x 05-01-2004<br />
109 B+C x x x 06-01-2004 vondstdiepte vuursteen 60-80 cm, aardewerk 60 cm<br />
110 B x x 06-01-2004 vondstdiepte aardewerk 100 cm<br />
M<br />
E<br />
T<br />
A<br />
A<br />
L<br />
S<br />
L<br />
A<br />
K<br />
D<br />
I<br />
V<br />
E<br />
R<br />
S<br />
E<br />
N<br />
O<br />
R<br />
G<br />
A<br />
N<br />
I<br />
S<br />
C<br />
H<br />
A<br />
N<br />
O<br />
R<br />
G<br />
A<br />
N<br />
I<br />
S<br />
C<br />
H<br />
D<br />
E<br />
N<br />
D<br />
R<br />
O<br />
C<br />
1<br />
4<br />
D<br />
I<br />
V<br />
E<br />
R<br />
S<br />
E<br />
N<br />
Graaf van Solmsweg 103<br />
5222 BS ‘s-Hertogenbosch<br />
Hofstraat 4-6<br />
7411 PD Deventer
BIJLAGE 6: Archeologische Indicatore<strong>nl</strong>ijst Boringen<br />
Project: Usseleres (gemeente Enschede) Projectnummer: 03.<strong>15</strong>3<br />
Vondstnummer<br />
Boornummer<br />
Megaboornummer<br />
Bodemhorizont<br />
Oppervlaktekartering<br />
Vaknummer<br />
Inhoud<br />
Vondsten Monsters<br />
A<br />
A<br />
R<br />
D<br />
E<br />
W<br />
E<br />
R<br />
K<br />
B<br />
A<br />
K<br />
S<br />
T<br />
E<br />
E<br />
N<br />
H<br />
U<br />
T<br />
T<br />
E<br />
N<br />
L<br />
E<br />
E<br />
M<br />
N<br />
A<br />
T<br />
U<br />
U<br />
R<br />
S<br />
T<br />
E<br />
E<br />
N<br />
V<br />
U<br />
U<br />
R<br />
S<br />
T<br />
E<br />
E<br />
N<br />
G<br />
L<br />
A<br />
S<br />
M<br />
E<br />
T<br />
A<br />
A<br />
L<br />
S<br />
L<br />
A<br />
K<br />
S<br />
C<br />
H<br />
I<br />
L<br />
F<br />
E<br />
R<br />
H<br />
O<br />
U<br />
T<br />
S<br />
K<br />
O<br />
O<br />
L<br />
K<br />
O<br />
O<br />
L<br />
T<br />
J<br />
E<br />
Datum<br />
BAAC bv<br />
Opmerkingen/<br />
vondstomstandigheden<br />
111 B x x 06-01-2004 vondstdiepte vuursteen 50 en 70 cm<br />
112 x 06-01-2004<br />
113 B? x x 06-01-2004 vondstdiepte vuursteen 90 cm<br />
114 x 06-01-2004<br />
1<strong>15</strong> B-C x x 06-01-2004 vondstdiepte vuursteen 60-90 cm<br />
117 B-C x x 06-01-2004 vondstdiepte vuursteen 80-100 cm<br />
118 x 06-01-2004<br />
123 x 06-01-2004<br />
124 BC x x 12-01-2004 vondstdiepte aardewerk 100 cm<br />
125 B-BC x x x 12-01-2004 vondstdiepte aardewerk 80-90 cm<br />
126 BC x x 12-01-2004<br />
127 B-BC x x 12-01-2004 vondstdiepte vuursteen 100 en 130 cm<br />
128 B x x 13-01-2004 vondstdiepte aardewerk 80 cm<br />
129 BC x x 13-01-2004 vondstdiepte aardewerk 100 cm<br />
130 B-C x x x 13-01-2004 vondstdiepte aardewerk 80-130 cm<br />
131 B-BC x 13-01-2004 vondstdiepte aardewerk 70 en 90 cm<br />
B<br />
O<br />
T<br />
132 B en C x x x 13-01-2004 vondstdiepte vuursteen 110 cm, aardewerk 80 cm<br />
133 B-BC x 13-01-2004 vondstdiepte aardewerk 80-90 cm<br />
M<br />
E<br />
T<br />
A<br />
A<br />
L<br />
S<br />
L<br />
A<br />
K<br />
D<br />
I<br />
V<br />
E<br />
R<br />
S<br />
E<br />
N<br />
O<br />
R<br />
G<br />
A<br />
N<br />
I<br />
S<br />
C<br />
H<br />
A<br />
N<br />
O<br />
R<br />
G<br />
A<br />
N<br />
I<br />
S<br />
C<br />
H<br />
D<br />
E<br />
N<br />
D<br />
R<br />
O<br />
C<br />
1<br />
4<br />
D<br />
I<br />
V<br />
E<br />
R<br />
S<br />
E<br />
N<br />
Graaf van Solmsweg 103<br />
5222 BS ‘s-Hertogenbosch<br />
Hofstraat 4-6<br />
7411 PD Deventer
BIJLAGE 6: Archeologische Indicatore<strong>nl</strong>ijst Boringen<br />
Project: Usseleres (gemeente Enschede) Projectnummer: 03.<strong>15</strong>3<br />
Vondstnummer<br />
Boornummer<br />
Megaboornummer<br />
Bodemhorizont<br />
Oppervlaktekartering<br />
Vaknummer<br />
Inhoud<br />
Vondsten Monsters<br />
A<br />
A<br />
R<br />
D<br />
E<br />
W<br />
E<br />
R<br />
K<br />
B<br />
A<br />
K<br />
S<br />
T<br />
E<br />
E<br />
N<br />
H<br />
U<br />
T<br />
T<br />
E<br />
N<br />
L<br />
E<br />
E<br />
M<br />
N<br />
A<br />
T<br />
U<br />
U<br />
R<br />
S<br />
T<br />
E<br />
E<br />
N<br />
V<br />
U<br />
U<br />
R<br />
S<br />
T<br />
E<br />
E<br />
N<br />
G<br />
L<br />
A<br />
S<br />
M<br />
E<br />
T<br />
A<br />
A<br />
L<br />
S<br />
L<br />
A<br />
K<br />
S<br />
C<br />
H<br />
I<br />
L<br />
F<br />
E<br />
R<br />
H<br />
O<br />
U<br />
T<br />
S<br />
K<br />
O<br />
O<br />
L<br />
K<br />
O<br />
O<br />
L<br />
T<br />
J<br />
E<br />
Datum<br />
BAAC bv<br />
Opmerkingen/<br />
vondstomstandigheden<br />
134 C x x 13-01-2004 vondstdiepte aardewerk 120 cm<br />
135 B x x 13-01-2004 vondstdiepte aardewerk 100 cm<br />
136 x 13-01-2004<br />
137 BC x x 13-01-2004 vondstdiepte aardewerk 120 cm<br />
138 x 13-01-2004<br />
139 B-C x 13-01-2004 vondstdiepte aardewerk 60-80 cm<br />
140 B x x 13-01-2004 vondstdiepte aardewerk 80 cm<br />
141 x 13-01-2004<br />
142 B x x 13-01-2004 vondstdiepte aardewerk 80 cm<br />
143 B x x <strong>15</strong>-01-2004 vondstdiepte aardewerk 120-<strong>15</strong>0 cm<br />
B<br />
O<br />
T<br />
144 B x x x <strong>15</strong>-01-2004 vondstdiepte vuursteen 110 cm, aardewerk 90 cm<br />
145 BC x x x <strong>15</strong>-01-2004 vondstdiepte vuursteen 90 cm<br />
146 A x x <strong>15</strong>-01-2004 vondstdiepte vuursteen 70 cm<br />
147 B en C x x x x <strong>15</strong>-01-2004 vondstdiepte vuursteen 80 cm, aardewerk 100 cm<br />
148 C x x x x <strong>15</strong>-01-2004 vondstdiepte vuursteen 130 cm<br />
149 x <strong>15</strong>-01-2004<br />
<strong>15</strong>0 x x <strong>15</strong>-01-2004<br />
M<br />
E<br />
T<br />
A<br />
A<br />
L<br />
S<br />
L<br />
A<br />
K<br />
<strong>15</strong>1 A-C x x x x <strong>15</strong>-01-2004 vondstdiepte vuursteen 130 cm, aardewerk 80 en 130-<strong>15</strong>0<br />
D<br />
I<br />
V<br />
E<br />
R<br />
S<br />
E<br />
N<br />
O<br />
R<br />
G<br />
A<br />
N<br />
I<br />
S<br />
C<br />
H<br />
A<br />
N<br />
O<br />
R<br />
G<br />
A<br />
N<br />
I<br />
S<br />
C<br />
H<br />
D<br />
E<br />
N<br />
D<br />
R<br />
O<br />
C<br />
1<br />
4<br />
D<br />
I<br />
V<br />
E<br />
R<br />
S<br />
E<br />
N<br />
Graaf van Solmsweg 103<br />
5222 BS ‘s-Hertogenbosch<br />
Hofstraat 4-6<br />
7411 PD Deventer
BIJLAGE 6: Archeologische Indicatore<strong>nl</strong>ijst Boringen<br />
Project: Usseleres (gemeente Enschede) Projectnummer: 03.<strong>15</strong>3<br />
Vondstnummer<br />
Boornummer<br />
Megaboornummer<br />
Bodemhorizont<br />
Oppervlaktekartering<br />
Vaknummer<br />
Inhoud<br />
Vondsten Monsters<br />
A<br />
A<br />
R<br />
D<br />
E<br />
W<br />
E<br />
R<br />
K<br />
B<br />
A<br />
K<br />
S<br />
T<br />
E<br />
E<br />
N<br />
H<br />
U<br />
T<br />
T<br />
E<br />
N<br />
L<br />
E<br />
E<br />
M<br />
N<br />
A<br />
T<br />
U<br />
U<br />
R<br />
S<br />
T<br />
E<br />
E<br />
N<br />
V<br />
U<br />
U<br />
R<br />
S<br />
T<br />
E<br />
E<br />
N<br />
G<br />
L<br />
A<br />
S<br />
M<br />
E<br />
T<br />
A<br />
A<br />
L<br />
S<br />
L<br />
A<br />
K<br />
S<br />
C<br />
H<br />
I<br />
L<br />
F<br />
E<br />
R<br />
H<br />
O<br />
U<br />
T<br />
S<br />
K<br />
O<br />
O<br />
L<br />
K<br />
O<br />
O<br />
L<br />
T<br />
J<br />
E<br />
B<br />
O<br />
T<br />
Datum<br />
BAAC bv<br />
Opmerkingen/<br />
vondstomstandigheden<br />
<strong>15</strong>2 BC-C x x x <strong>15</strong>-01-2004 vondstdiepte vuursteen 90-110, aardewerk 110 cm<br />
<strong>15</strong>3 x <strong>15</strong>-01-2004<br />
<strong>15</strong>4 C x x <strong>15</strong>-01-2004 vondstdiepte aardewerk 100 cm<br />
<strong>15</strong>5 BC x x <strong>15</strong>-01-2004 vondstdiepte aardewerk 80 cm<br />
<strong>15</strong>6 BC x x x <strong>15</strong>-01-2004 vondstdiepte aardewerk 130-140 cm<br />
<strong>15</strong>7 x <strong>15</strong>-01-2004<br />
<strong>15</strong>8 x <strong>15</strong>-01-2004<br />
<strong>15</strong>9 BC x x <strong>15</strong>-01-2004 vondstdiepte vuursteen 80 cm<br />
160 x <strong>15</strong>-01-2004<br />
M<br />
E<br />
T<br />
A<br />
A<br />
L<br />
S<br />
L<br />
A<br />
K<br />
161 x x x <strong>15</strong>-01-2004 vondstdiepte vuursteen 90 cm, aardewerk 100-110 en 130-140<br />
162 C x x <strong>15</strong>-01-2004 vondstdiepte aardewerk 100-110 cm<br />
163 B x x x 16-01-2004 vondstdiepte vuursteen en aardewerk op 80 cm<br />
164 C x 16-01-2004 vondstdiepte aardewerk 110 cm<br />
165 x 16-01-2004<br />
166 B x x 16-01-2004 vondstdiepte aardewerk 70 cm<br />
167 x 16-01-2004<br />
168 x 16-01-2004<br />
170 x 16-01-2004<br />
D<br />
I<br />
V<br />
E<br />
R<br />
S<br />
E<br />
N<br />
O<br />
R<br />
G<br />
A<br />
N<br />
I<br />
S<br />
C<br />
H<br />
A<br />
N<br />
O<br />
R<br />
G<br />
A<br />
N<br />
I<br />
S<br />
C<br />
H<br />
D<br />
E<br />
N<br />
D<br />
R<br />
O<br />
C<br />
1<br />
4<br />
D<br />
I<br />
V<br />
E<br />
R<br />
S<br />
E<br />
N<br />
Graaf van Solmsweg 103<br />
5222 BS ‘s-Hertogenbosch<br />
Hofstraat 4-6<br />
7411 PD Deventer
BIJLAGE 6: Archeologische Indicatore<strong>nl</strong>ijst Boringen<br />
Project: Usseleres (gemeente Enschede) Projectnummer: 03.<strong>15</strong>3<br />
Vondstnummer<br />
Boornummer<br />
Megaboornummer<br />
Bodemhorizont<br />
Oppervlaktekartering<br />
Vaknummer<br />
Inhoud<br />
Vondsten Monsters<br />
A<br />
A<br />
R<br />
D<br />
E<br />
W<br />
E<br />
R<br />
K<br />
B<br />
A<br />
K<br />
S<br />
T<br />
E<br />
E<br />
N<br />
H<br />
U<br />
T<br />
T<br />
E<br />
N<br />
L<br />
E<br />
E<br />
M<br />
N<br />
A<br />
T<br />
U<br />
U<br />
R<br />
S<br />
T<br />
E<br />
E<br />
N<br />
V<br />
U<br />
U<br />
R<br />
S<br />
T<br />
E<br />
E<br />
N<br />
G<br />
L<br />
A<br />
S<br />
M<br />
E<br />
T<br />
A<br />
A<br />
L<br />
Datum<br />
171 x 16-01-2004<br />
S<br />
L<br />
A<br />
K<br />
S<br />
C<br />
H<br />
I<br />
L<br />
F<br />
E<br />
R<br />
H<br />
O<br />
U<br />
T<br />
S<br />
K<br />
O<br />
O<br />
L<br />
K<br />
O<br />
O<br />
L<br />
T<br />
J<br />
E<br />
BAAC bv<br />
Opmerkingen/<br />
vondstomstandigheden<br />
172 B+C x x 16-01-2004 vondstdiepte aardewerk 100 en 120 cm<br />
B<br />
O<br />
T<br />
M<br />
E<br />
T<br />
A<br />
A<br />
L<br />
S<br />
L<br />
A<br />
K<br />
D<br />
I<br />
V<br />
E<br />
R<br />
S<br />
E<br />
N<br />
173 B+C x x x 16-01-2004 vondstdiepte vuursteen 110 en 130 cm, aardewerk 110 en 120 cm<br />
174 x 16-01-2004<br />
176 C x x 16-01-2004 vondstdiepte vuursteen 90 en 100 cm<br />
177 B x x 19-01-2004 vondstdiepte aardewerk 100 cm<br />
178 x 19-01-2004<br />
179 B+C x x x 19-01-2004 vondstdiepte aardewerk 110 en 120 cm<br />
180 BC x x 19-01-2004 vondstdiepte vuursteen 70 cm<br />
182 B x x 19-01-2004 vondstdiepte vuursteen 50 cm<br />
183 x 19-01-2004<br />
184 BC x x x 19-01-2004 vondstdiepte vuursteen 90 cm, aardewerk 80-90 cm<br />
186 x 19-01-2004<br />
188 B x x 19-01-2004 vondstdiepte vuursteen 60 cm<br />
190 x 19-01-2004<br />
191 BC x x 19-01-2004 vondstdiepte aardewerk 60 cm<br />
192 BC+C x x 19-01-2004 vondstdiepte vuursteen 90 en 110 cm<br />
193 C x x 19-01-2004 vondstdiepte vuursteen 90 cm<br />
O<br />
R<br />
G<br />
A<br />
N<br />
I<br />
S<br />
C<br />
H<br />
A<br />
N<br />
O<br />
R<br />
G<br />
A<br />
N<br />
I<br />
S<br />
C<br />
H<br />
D<br />
E<br />
N<br />
D<br />
R<br />
O<br />
C<br />
1<br />
4<br />
D<br />
I<br />
V<br />
E<br />
R<br />
S<br />
E<br />
N<br />
Graaf van Solmsweg 103<br />
5222 BS ‘s-Hertogenbosch<br />
Hofstraat 4-6<br />
7411 PD Deventer
BIJLAGE 6: Archeologische Indicatore<strong>nl</strong>ijst Boringen<br />
Project: Usseleres (gemeente Enschede) Projectnummer: 03.<strong>15</strong>3<br />
Vondstnummer<br />
Boornummer<br />
Megaboornummer<br />
Bodemhorizont<br />
Oppervlaktekartering<br />
Vaknummer<br />
Inhoud<br />
Vondsten Monsters<br />
A<br />
A<br />
R<br />
D<br />
E<br />
W<br />
E<br />
R<br />
K<br />
B<br />
A<br />
K<br />
S<br />
T<br />
E<br />
E<br />
N<br />
H<br />
U<br />
T<br />
T<br />
E<br />
N<br />
L<br />
E<br />
E<br />
M<br />
N<br />
A<br />
T<br />
U<br />
U<br />
R<br />
S<br />
T<br />
E<br />
E<br />
N<br />
V<br />
U<br />
U<br />
R<br />
S<br />
T<br />
E<br />
E<br />
N<br />
G<br />
L<br />
A<br />
S<br />
M<br />
E<br />
T<br />
A<br />
A<br />
L<br />
S<br />
L<br />
A<br />
K<br />
S<br />
C<br />
H<br />
I<br />
L<br />
F<br />
E<br />
R<br />
H<br />
O<br />
U<br />
T<br />
S<br />
K<br />
O<br />
O<br />
L<br />
Datum<br />
BAAC bv<br />
Opmerkingen/<br />
vondstomstandigheden<br />
194 BC x 20-01-2004 vondstdiepte vuursteen 60 cm<br />
196 BC x 20-01-2004 vondstdiepte vuursteen 80 cm<br />
197 x 20-01-2004<br />
K<br />
O<br />
O<br />
L<br />
T<br />
J<br />
E<br />
198 BC+C x 20-01-2004 vondstdiepte vuursteen 70 en 80 cm<br />
B<br />
O<br />
T<br />
199 B+BC x x 20-01-2004 vondstdiepte vuursteen 100 cm, aardewerk 80 cm<br />
200 C x 20-01-2004 vondstdiepte aardewerk 110 cm<br />
M<br />
E<br />
T<br />
A<br />
A<br />
L<br />
S<br />
L<br />
A<br />
K<br />
201 B-C x x 20-01-2004 vondstdiepte vuursteen 60 en 80-100, aardewerk 90 cm<br />
202 BC x 20-01-2004 vondstdiepte vuursteen 60 cm<br />
203 C x 20-01-2004 vondstdiepte vuursteen 80 cm<br />
204 C x 20-01-2004 vondstdiepte aardewerk 90 cm<br />
205 B+C x x 20-01-2004 vondstdiepte vuursteen 80 en 100 cm<br />
206 x 20-01-2004<br />
D<br />
I<br />
V<br />
E<br />
R<br />
S<br />
E<br />
N<br />
207 B+C x x x 20-01-2004 vondstdiepte vuursteen 70-80 en 110 cm, aardewerk 70 en 100 cm<br />
208 x 20-01-2004<br />
209 x 22-01-2004<br />
210 x 22-01-2004<br />
211 BC x 22-01-2004 vondstdiepte vuursteen 100 cm<br />
213 x x 22-01-2004<br />
O<br />
R<br />
G<br />
A<br />
N<br />
I<br />
S<br />
C<br />
H<br />
A<br />
N<br />
O<br />
R<br />
G<br />
A<br />
N<br />
I<br />
S<br />
C<br />
H<br />
D<br />
E<br />
N<br />
D<br />
R<br />
O<br />
C<br />
1<br />
4<br />
D<br />
I<br />
V<br />
E<br />
R<br />
S<br />
E<br />
N<br />
Graaf van Solmsweg 103<br />
5222 BS ‘s-Hertogenbosch<br />
Hofstraat 4-6<br />
7411 PD Deventer
BIJLAGE 6: Archeologische Indicatore<strong>nl</strong>ijst Boringen<br />
Project: Usseleres (gemeente Enschede) Projectnummer: 03.<strong>15</strong>3<br />
Vondstnummer<br />
Boornummer<br />
Megaboornummer<br />
Bodemhorizont<br />
Oppervlaktekartering<br />
Vaknummer<br />
Inhoud<br />
Vondsten Monsters<br />
A<br />
A<br />
R<br />
D<br />
E<br />
W<br />
E<br />
R<br />
K<br />
B<br />
A<br />
K<br />
S<br />
T<br />
E<br />
E<br />
N<br />
H<br />
U<br />
T<br />
T<br />
E<br />
N<br />
L<br />
E<br />
E<br />
M<br />
N<br />
A<br />
T<br />
U<br />
U<br />
R<br />
S<br />
T<br />
E<br />
E<br />
N<br />
V<br />
U<br />
U<br />
R<br />
S<br />
T<br />
E<br />
E<br />
N<br />
G<br />
L<br />
A<br />
S<br />
M<br />
E<br />
T<br />
A<br />
A<br />
L<br />
Datum<br />
214 x 22-01-2004<br />
2<strong>15</strong> x 22-01-2004<br />
S<br />
L<br />
A<br />
K<br />
S<br />
C<br />
H<br />
I<br />
L<br />
F<br />
E<br />
R<br />
H<br />
O<br />
U<br />
T<br />
S<br />
K<br />
O<br />
O<br />
L<br />
K<br />
O<br />
O<br />
L<br />
T<br />
J<br />
E<br />
B<br />
O<br />
T<br />
M<br />
E<br />
T<br />
A<br />
A<br />
L<br />
S<br />
L<br />
A<br />
K<br />
D<br />
I<br />
V<br />
E<br />
R<br />
S<br />
E<br />
N<br />
O<br />
R<br />
G<br />
A<br />
N<br />
I<br />
S<br />
C<br />
H<br />
A<br />
N<br />
O<br />
R<br />
G<br />
A<br />
N<br />
I<br />
S<br />
C<br />
H<br />
D<br />
E<br />
N<br />
D<br />
R<br />
O<br />
C<br />
1<br />
4<br />
D<br />
I<br />
V<br />
E<br />
R<br />
S<br />
E<br />
N<br />
BAAC bv<br />
Opmerkingen/<br />
vondstomstandigheden<br />
217 B x 22-01-2004 vondstdiepte vuursteen 80 cm<br />
219 x 22-01-2004<br />
220 BC x 22-01-2004 vondstdiepte vuursteen 90 cm<br />
221 x b 22-01-2004<br />
222 x 22-01-2004<br />
223 x 22-01-2004<br />
224 x 22-01-2004<br />
225 x 22-01-2004<br />
227 BC+C x x 22-01-2004 vondstdiepte aardewerk 120-130 cm<br />
228 B x x 22-01-2004 vondstdiepte aardewerk 70 cm<br />
231 b 26-01-2004<br />
232 C x x 26-01-2004 vondstdiepte aardewerk 100-110 cm<br />
235 BC-C x x 26-01-2004 vondstdiepte vuursteen 70-100cm<br />
236 BC-C x 26-01-2004 vondstdiepte vuursteen 80-90 cm<br />
237 C x x x 26-01-2004 vondstdiepte vuursteen 110 cm, aardewerk100 cm<br />
241 x 29-01-2004<br />
Graaf van Solmsweg 103<br />
5222 BS ‘s-Hertogenbosch<br />
Hofstraat 4-6<br />
7411 PD Deventer
BIJLAGE 6: Archeologische Indicatore<strong>nl</strong>ijst Boringen<br />
Project: Usseleres (gemeente Enschede) Projectnummer: 03.<strong>15</strong>3<br />
Vondstnummer<br />
Boornummer<br />
Megaboornummer<br />
Bodemhorizont<br />
Oppervlaktekartering<br />
Vaknummer<br />
Inhoud<br />
Vondsten Monsters<br />
A<br />
A<br />
R<br />
D<br />
E<br />
W<br />
E<br />
R<br />
K<br />
B<br />
A<br />
K<br />
S<br />
T<br />
E<br />
E<br />
N<br />
H<br />
U<br />
T<br />
T<br />
E<br />
N<br />
L<br />
E<br />
E<br />
M<br />
N<br />
A<br />
T<br />
U<br />
U<br />
R<br />
S<br />
T<br />
E<br />
E<br />
N<br />
V<br />
U<br />
U<br />
R<br />
S<br />
T<br />
E<br />
E<br />
N<br />
G<br />
L<br />
A<br />
S<br />
M<br />
E<br />
T<br />
A<br />
A<br />
L<br />
S<br />
L<br />
A<br />
K<br />
S<br />
C<br />
H<br />
IL<br />
F<br />
E<br />
R<br />
H<br />
O<br />
U<br />
T<br />
S<br />
K<br />
O<br />
O<br />
L<br />
K<br />
O<br />
O<br />
L<br />
T<br />
J<br />
E<br />
Datum<br />
BAAC bv<br />
Opmerkingen/<br />
vondstomstandigheden<br />
242 B-BC x x 29-01-2004 vondstdiepte vuursteen 80-90 cm<br />
244 x 29-01-2004<br />
247 x 29-01-2004<br />
248 A/B x 29-01-2004 vondstdiepte aardewerk 80 cm<br />
252 x b 30-01-2004 baksteen onderkant A-horizont<br />
255 b 30-01-2004 baksteen onderkant A-horizont<br />
258 BC x 30-01-2004 vondstdiepte aardewerk 100 cm<br />
259 x 30-01-2004<br />
261 x 30-01-2004<br />
262 x 30-01-2004<br />
263 x 30-01-2004<br />
265 x 30-01-2004<br />
267 x 30-01-2004<br />
268 x 30-01-2004<br />
270 B x x 30-01-2004 vondstdiepte aardewerk 70 cm<br />
271 x 30-01-2004<br />
272 x 30-01-2004<br />
273 x 30-01-2004<br />
B<br />
O<br />
T<br />
M<br />
E<br />
T<br />
A<br />
A<br />
L<br />
S<br />
L<br />
A<br />
K<br />
D<br />
I<br />
V<br />
E<br />
R<br />
S<br />
E<br />
N<br />
O<br />
R<br />
G<br />
A<br />
N<br />
I<br />
S<br />
C<br />
H<br />
A<br />
N<br />
O<br />
R<br />
G<br />
A<br />
N<br />
I<br />
S<br />
C<br />
H<br />
D<br />
E<br />
N<br />
D<br />
R<br />
O<br />
C<br />
1<br />
4<br />
D<br />
I<br />
V<br />
E<br />
R<br />
S<br />
E<br />
N<br />
Graaf van Solmsweg 103<br />
5222 BS ‘s-Hertogenbosch<br />
Hofstraat 4-6<br />
7411 PD Deventer
BIJLAGE 6: Archeologische Indicatore<strong>nl</strong>ijst Boringen<br />
Project: Usseleres (gemeente Enschede) Projectnummer: 03.<strong>15</strong>3<br />
Vondstnummer<br />
Boornummer<br />
Megaboornummer<br />
Bodemhorizont<br />
Oppervlaktekartering<br />
Vaknummer<br />
Inhoud<br />
Vondsten Monsters<br />
A<br />
A<br />
R<br />
D<br />
E<br />
W<br />
E<br />
R<br />
K<br />
B<br />
A<br />
K<br />
S<br />
T<br />
E<br />
E<br />
N<br />
H<br />
U<br />
T<br />
T<br />
E<br />
N<br />
L<br />
E<br />
E<br />
M<br />
N<br />
A<br />
T<br />
U<br />
U<br />
R<br />
S<br />
T<br />
E<br />
E<br />
N<br />
V<br />
U<br />
U<br />
R<br />
S<br />
T<br />
E<br />
E<br />
N<br />
G<br />
L<br />
A<br />
S<br />
M<br />
E<br />
T<br />
A<br />
A<br />
L<br />
Datum<br />
280 x x 09-02-2004<br />
281 x 09-02-2004<br />
282 x 09-02-2004<br />
283 x 09-02-2004<br />
286 x 09-02-2004<br />
290 x 09-02-2004<br />
S<br />
L<br />
A<br />
K<br />
S<br />
C<br />
H<br />
I<br />
L<br />
F<br />
E<br />
R<br />
H<br />
O<br />
U<br />
T<br />
S<br />
K<br />
O<br />
O<br />
L<br />
K<br />
O<br />
O<br />
L<br />
T<br />
J<br />
E<br />
B<br />
O<br />
T<br />
M<br />
E<br />
T<br />
A<br />
A<br />
L<br />
S<br />
L<br />
A<br />
K<br />
D<br />
I<br />
V<br />
E<br />
R<br />
S<br />
E<br />
N<br />
O<br />
R<br />
G<br />
A<br />
N<br />
I<br />
S<br />
C<br />
H<br />
A<br />
N<br />
O<br />
R<br />
G<br />
A<br />
N<br />
I<br />
S<br />
C<br />
H<br />
D<br />
E<br />
N<br />
D<br />
R<br />
O<br />
C<br />
1<br />
4<br />
D<br />
I<br />
V<br />
E<br />
R<br />
S<br />
E<br />
N<br />
BAAC bv<br />
Opmerkingen/<br />
vondstomstandigheden<br />
? 293 BC x 10-02-2004 vondstdiepte vuursteen 60 cm<br />
295 B x 10-02-2004 vondstdiepte vuursteen 70 cm<br />
300 C x 06-01-2004 vondstdiepte vuursteen 100 cm<br />
301 x 06-01-2004<br />
302 C x x 06-01-2004 vondstdiepte vuursteen 100 cm, vondstdiepte aardewerk 100 cm<br />
? 304 x 10-02-2004 uitspoelingsvondst bij oud boorgat, diepte onbekend<br />
309 C x 06-01-2004 vondstdiepte aardewerk 90 cm<br />
311 C x 06-01-2004 vondstdiepte vuursteen 90 cm<br />
314 x 10-02-2004 uitspoelingsvondst bij oud boorgat, diepte onbekend<br />
3<strong>15</strong> x 10-02-2004 uitspoelingsvondst bij oud boorgat, diepte onbekend<br />
335 A x x 08-01-2004 vondstdiepte aardewerk 40 cm<br />
340 B/BC? x 08-01-2004 vondstdiepte aardewerk 50 cm<br />
Graaf van Solmsweg 103<br />
5222 BS ‘s-Hertogenbosch<br />
Hofstraat 4-6<br />
7411 PD Deventer
BIJLAGE 6: Archeologische Indicatore<strong>nl</strong>ijst Boringen<br />
Project: Usseleres (gemeente Enschede) Projectnummer: 03.<strong>15</strong>3<br />
Vondstnummer<br />
Boornummer<br />
Megaboornummer<br />
Bodemhorizont<br />
Oppervlaktekartering<br />
Vaknummer<br />
Inhoud<br />
Vondsten Monsters<br />
A<br />
A<br />
R<br />
D<br />
E<br />
W<br />
E<br />
R<br />
K<br />
B<br />
A<br />
K<br />
S<br />
T<br />
E<br />
E<br />
N<br />
H<br />
U<br />
T<br />
T<br />
E<br />
N<br />
L<br />
E<br />
E<br />
M<br />
N<br />
A<br />
T<br />
U<br />
U<br />
R<br />
S<br />
T<br />
E<br />
E<br />
N<br />
VU<br />
UR<br />
ST<br />
EE<br />
N<br />
GL<br />
A<br />
S<br />
M<br />
E<br />
T<br />
A<br />
A<br />
L<br />
Datum<br />
344 x 12-01-2004<br />
345 x 12-01-2004<br />
348 x 12-01-2004<br />
S<br />
L<br />
A<br />
K<br />
S<br />
C<br />
H<br />
I<br />
L<br />
F<br />
E<br />
R<br />
H<br />
O<br />
U<br />
T<br />
S<br />
K<br />
O<br />
O<br />
L<br />
K<br />
O<br />
O<br />
L<br />
T<br />
J<br />
E<br />
B<br />
O<br />
T<br />
M<br />
E<br />
T<br />
A<br />
A<br />
L<br />
S<br />
L<br />
A<br />
K<br />
D<br />
I<br />
V<br />
E<br />
R<br />
S<br />
E<br />
N<br />
O<br />
R<br />
G<br />
A<br />
N<br />
I<br />
S<br />
C<br />
H<br />
A<br />
N<br />
O<br />
R<br />
G<br />
A<br />
N<br />
I<br />
S<br />
C<br />
H<br />
D<br />
E<br />
N<br />
D<br />
R<br />
O<br />
C<br />
1<br />
4<br />
D<br />
I<br />
V<br />
E<br />
R<br />
S<br />
E<br />
N<br />
BAAC bv<br />
Opmerkingen/<br />
vondstomstandigheden<br />
352 B x 12-01-2004 vondstdiepte vuursteen 60-70 cm<br />
378 x 09-02-2004 uitspoelingsvondst bij oud boorgat, diepte onbekend<br />
383 x <strong>15</strong>-01-2004<br />
385 B x <strong>15</strong>-01-2004 vondstdiepte aardewerk 90 cm<br />
386 C x x <strong>15</strong>-01-2004 vondstdiepte aardewerk 90 cm<br />
398 x 19-01-2004<br />
456 A x 22-01-2004 vondstdiepte aardewerk 60 cm<br />
458 A+C x x 22-01-2004 vondstdiepte vuursteen 40 cm, aardewerk 70 cm<br />
459 C x 22-01-2004 vondstdiepte vuursteen 90 cm<br />
470 C x 24-01-2004 vondstdiepte vuursteen 70 cm<br />
494 x 27-01-2004<br />
496 B x x 27-01-2004 vondstdiepte aardewerk 80 cm<br />
497 A+B x x 27-01-2004 vondstdiepte aardewerk 50 en 70 cm<br />
498 BC/C x x 27-01-2004 vondstdiepte aardewerk 70-80 cm<br />
499 x 27-01-2004<br />
Graaf van Solmsweg 103<br />
5222 BS ‘s-Hertogenbosch<br />
Hofstraat 4-6<br />
7411 PD Deventer
BIJLAGE 6: Archeologische Indicatore<strong>nl</strong>ijst Boringen<br />
Project: Usseleres (gemeente Enschede) Projectnummer: 03.<strong>15</strong>3<br />
Vondstnummer<br />
Boornummer<br />
Megaboornummer<br />
Bodemhorizont<br />
Oppervlaktekartering<br />
Vaknummer<br />
Inhoud<br />
Vondsten Monsters<br />
A<br />
A<br />
R<br />
D<br />
E<br />
W<br />
E<br />
R<br />
K<br />
B<br />
A<br />
K<br />
S<br />
T<br />
E<br />
E<br />
N<br />
H<br />
U<br />
T<br />
T<br />
E<br />
N<br />
L<br />
E<br />
E<br />
M<br />
N<br />
A<br />
T<br />
U<br />
U<br />
R<br />
S<br />
T<br />
E<br />
E<br />
N<br />
V<br />
U<br />
U<br />
R<br />
S<br />
T<br />
E<br />
E<br />
N<br />
G<br />
L<br />
A<br />
S<br />
M<br />
E<br />
T<br />
A<br />
A<br />
L<br />
S<br />
L<br />
A<br />
K<br />
S<br />
C<br />
H<br />
I<br />
L<br />
F<br />
E<br />
R<br />
H<br />
O<br />
U<br />
T<br />
S<br />
K<br />
O<br />
O<br />
L<br />
Datum<br />
BAAC bv<br />
Opmerkingen/<br />
vondstomstandigheden<br />
500 C x 27-01-2004 vondstdiepte aardewerk 70 cm<br />
502 x 27-01-2004<br />
503 C x x 27-01-2004 vondstdiepte aardewerk 70 cm<br />
504 x 27-01-2004<br />
K<br />
O<br />
O<br />
L<br />
T<br />
J<br />
E<br />
B<br />
O<br />
T<br />
M<br />
E<br />
T<br />
A<br />
A<br />
L<br />
S<br />
L<br />
A<br />
K<br />
505 A2 x x x 27-01-2004 vondstdiepte vuursteen 70-80cm, aardewerk 70-80 cm<br />
506 C x x 27-01-2004 vondstdiepte aardewerk 90 cm<br />
507 B x x 28-01-2004 vondstdiepte aardewerk 130 cm<br />
508 x 28-01-2004<br />
509 B x x 28-01-2004 vondstdiepte aardewerk 70 cm<br />
511 x 28-01-2004<br />
514 B x x 28-01-2004 vondstdiepte aardewerk 100 cm<br />
5<strong>15</strong> A2 x x 28-01-2004 vondstdiepte aardewerk 100 cm<br />
516 x 28-01-2004<br />
517 x 28-01-2004<br />
519 C x 28-01-2004 vondstdiepte aardewerk 60 cm<br />
? 551 B x 12-02-2004 vondstdiepte vuursteen 90 cm<br />
553 B? x x x 12-02-2004 vondstdiepte vuursteen 90 cm, mogelijk natuurlijk<br />
554 BC x 12-02-2004 vondstdiepte aardewerk 100 cm<br />
D<br />
I<br />
V<br />
E<br />
R<br />
S<br />
E<br />
N<br />
O<br />
R<br />
G<br />
A<br />
N<br />
I<br />
S<br />
C<br />
H<br />
A<br />
N<br />
O<br />
R<br />
G<br />
A<br />
N<br />
I<br />
S<br />
C<br />
H<br />
D<br />
E<br />
N<br />
D<br />
R<br />
O<br />
C<br />
1<br />
4<br />
D<br />
I<br />
V<br />
E<br />
R<br />
S<br />
E<br />
N<br />
Graaf van Solmsweg 103<br />
5222 BS ‘s-Hertogenbosch<br />
Hofstraat 4-6<br />
7411 PD Deventer
Enschede, Usseler Es: een waarderend<br />
proefsleuvenonderzoek<br />
M.C. Kenemans<br />
met bijdragen van:<br />
W.K. van Zijverden,<br />
S.B.C. Bloo,<br />
E.A.K. Kars,<br />
R. Machiels
Colofon<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 413<br />
Enschede, Usseler Es: een waarderend proefsleuvenonderzoek<br />
Auteur: M.C. Kenemans<br />
met bijdragen van: W.K. van Zijverden, S.B.C. Bloo, E.A.K. Kars, R. Machiels<br />
In opdracht van: Gemeente Enschede<br />
Directievoerende: ArcheoLogic Past2Present<br />
Foto’s en tekeningen: ADC, tenzij anders vermeld<br />
© ADC, ArcheoProjecten Amersfoort, juni 2005<br />
Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt<br />
worden door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze dan ook<br />
zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers.<br />
Het ADC aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend<br />
uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek.<br />
Autorisatie:<br />
dr. M.C. Kenemans<br />
ISBN 90-5874-40-19<br />
ADC ArcheoProjecten<br />
Tel 033-299 81 81<br />
Postbus <strong>15</strong>13<br />
3800 BM Amersfoort<br />
Fax 033-299 81 80<br />
Email info@archeologie.<strong>nl</strong>
Inhoudsopgave<br />
1. I<strong>nl</strong>eiding 5<br />
2. Vraagstelling en doel van het onderzoek 5<br />
3. Methode van onderzoek 6<br />
4. Fysisch geografisch onderzoek: landschap en bodemopbouw (W. van Zijverden) 8<br />
4.1 I<strong>nl</strong>eiding 8<br />
4.2 Veldonderzoek 9<br />
4.3 Interpretatie 18<br />
5. Sporen en structuren 19<br />
5.1 I<strong>nl</strong>eiding 19<br />
5.2 Het centrale deel 19<br />
5.3 De zuidwestelijke dekzandrug 25<br />
5.4 Het westelijk en oostelijk deel: de laagte 27<br />
5.5 Conclusie 28<br />
6. Het vondstmateriaal 29<br />
6.1 I<strong>nl</strong>eiding 29<br />
6.2 Aardewerk (S.B.C. Bloo) 29<br />
6.2.1 I<strong>nl</strong>eiding 29<br />
6.2.2 Baksels en typeringen 30<br />
6.2.3 Decoratie 31<br />
6.2.4 Keramische objecten 33<br />
6.2.5 Conclusie 33<br />
6.3 Natuursteen (E.A.K. Kars) 34<br />
6.3.1 I<strong>nl</strong>eiding 34<br />
6.3.2 Bewerkt materiaal 35<br />
6.3.3 Onbewerkt materiaal 36<br />
6.3.4 Herkomst uitgangsmateriaal 36<br />
6.3.5 Conclusie 37<br />
6.4 Vuursteen (R. Machiels) 37<br />
6.4.1 I<strong>nl</strong>eiding 37<br />
6.4.2 Verspreiding en type-indeling 37<br />
6.4.3 Herkomst 38<br />
6.4.4 Conclusie 38<br />
6.5 Resultaten 14 C onderzoek 38<br />
7. Antwoorden en conclusies t.a.v. de vraagstelling 40<br />
8. Waardering t.a.v. behoudenswaardigheid 44<br />
Literatuur 45<br />
Lijst van afbeeldingen en tabellen 46
en<br />
en<br />
ADMINISTRATIEVE GEGEVENS VAN DE VINDPLAATS<br />
N<br />
Haaksbergen<br />
Haaksbergen<br />
Opdrachtgever: gemeente Enschede<br />
Uitvoerder: ADC Archeoprojecten<br />
Bevoegd gezag: Provincie Overijssel<br />
Provincie: Overijssel<br />
Gemeente: Enschede<br />
Onderzoeksgebied: Enschede<br />
Toponiem: Usseler es<br />
Datum Veldwerk: 29-11-04 t/m 19-01-05<br />
Datum Evaluatie/<br />
Selectiefase: 01-02-05<br />
Datum Uitwerkingsfase: 02-02-05 t/m 22-06-05<br />
Periode: Laat Paleolithicum - NT<br />
Kaartblad: 34F<br />
Landelijk registratienummer: 8066<br />
Coördinaten: 253.450/ 469.350<br />
253.450 / 470.500<br />
255.300 / 469.350<br />
255.300 / 470.500<br />
Gemeentecode + jaartal: ENSE2-04<br />
ADC-projectcode: 4050400<br />
465000 470000 475000<br />
00000000000000000000<br />
Hengelo<br />
Hengelo<br />
Enschede - Usseler es<br />
Locatie van het onderzoeksgebied<br />
bron: Geodan<br />
Afb. 1<br />
Enschede<br />
Usseler es<br />
5000m 5000m 5000m 5000m<br />
5000m 5000m 5000m 5000m<br />
ENSCHEDE<br />
ENSCHEDE<br />
Enschede Enschede<br />
Glanerbrug<br />
Glanerbrug<br />
250000 255000 260000<br />
Periode<br />
Tijd in jaren<br />
Nieuwe tijd <strong>15</strong>00 na Chr. - heden<br />
Late Middeleeuwen 1050 na Chr. - <strong>15</strong>00 na Chr.<br />
Vroege Middeleeuwen 450 na Chr. - 1050 na Chr.<br />
Romeinse tijd 12 voor Chr. - 450 na Chr.<br />
IJzertijd 800 voor Chr. - 12 voor Chr.<br />
Bronstijd 1900 voor Chr. - 800 voor Chr.<br />
Neolithicum (Nieuwe Steentijd) 5300 voor Chr. - 1900 voor Chr.<br />
Mesolithicum (Midden Steentijd) 8800 voor Chr. - 5300 voor Chr.<br />
Paleolithicum (Oude Steentijd) 300.000 voor Chr. - 8800 voor Chr.<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 413 Enschede, Usseler Es<br />
4<br />
GLA<br />
GLA GL GLA
1 Bestek: ArcheoLogic Rapportage nr.<br />
183 versie 1.0; PvE goedgekeurd 16-<br />
11-2004.<br />
2 KNA versie 2.1 2004.<br />
3 Schorn 2004.<br />
4 Dijkstra & Schrijer 2002; Ploegaert<br />
2005; Verlinde 1993.<br />
5 Schorn 2004, bijlage 2<br />
6 Mededeling H. Scholte Lubberink<br />
(RAAP)<br />
1 I<strong>nl</strong>eiding<br />
De gemeente Enschede overweegt om een<br />
deel van de Usseler es te laten ontwikkelen<br />
als bedrijventerrein. Om vast te stellen of een<br />
eventuele ontwikkeling zal leiden tot aantasting<br />
van de in het gebied aanwezige archeologische<br />
waarden is een gebied van <strong>15</strong>6 ha<br />
nader onderzocht. Daarvan zal circa 90 ha<br />
nodig zijn voor het bedrijventerrein en de<br />
daarbij behorende voorzieningen. De archeologische<br />
monumentenzorg is aangemerkt als<br />
een voorwaarde van het project Usseler es.<br />
De doelstelling daarbij is om inpassing van<br />
de archeologische waarden bij de verdere<br />
stedenbouwkundige planontwikkeling mogelijk<br />
te maken.<br />
Doel van het archeologische onderzoek is<br />
om de gegevens te verzamelen die nodig zijn<br />
voor de stedenbouwkundige randvoorwaarden<br />
en inrichtingsvarianten.<br />
Van 29 november 2004 tot en met 19 januari<br />
2005 heeft ADC ArcheoProjecten in opdracht<br />
van de gemeente Enschede een karterend<br />
proefsleuvenonderzoek uitgevoerd op de<br />
Usseler es (afbeelding1).<br />
Het onderzoek stond onder directievoering<br />
van Past2Present ArcheoLogic waarbij P. van<br />
der Kroft en R. Isarin als contactpersonen<br />
optraden.<br />
Het veldwerk werd onder leiding van M.<br />
Kenemans (Senior Archeoloog) uitgevoerd<br />
door een vast veldteam bestaand uit W. van<br />
Zijverden (fysisch geograaf), W. Roessingh<br />
(Archeoloog), R. van der Kolk (veldtechnicus),<br />
M. Bruinenberg (veldtechnicus) en R.<br />
Nieboer (veldassistent). Tevens is ondersteuning<br />
verleend door G. Williams (Archeoloog),<br />
S. Al Karaimeh (veldtechnicus), E. van<br />
Egmond (veldtechnicus) en M.Stiekema<br />
(veldtechnicus / fysisch geograaf).<br />
De firma Basten leverde 2 graafmachine’s<br />
met schaafbak en ervaren machinisten.<br />
Op basis van het Bestek en Programma van<br />
Eisen, 1 goedgekeurd door de Provincie<br />
Overijssel en conform de richtlijnen van de<br />
Kwaliteits Norm <strong>Archeologie</strong> (KNA) 2 is het<br />
werk door ADC ArcheoProjecten uitgevoerd.<br />
2 Vraagstelling en doel van het<br />
archeologisch onderzoek<br />
Eind 2003 is door BAAC een inventariserend<br />
veldonderzoek in het centrale deel van het<br />
plangebied uitgevoerd. 3 Dit betrof een<br />
bureauonderzoek, een karterend en deels<br />
waarderend booronderzoek, alsmede een<br />
oppervlaktekartering op 72 ha bouwland.<br />
Het bureauonderzoek leverde vier in ARCHIS<br />
gemelde vindplaatsen op, twee direct ten<br />
noorden en twee ten zuiden van het onderzoeksgebied.<br />
Het betreft aan de noordzijde<br />
de locaties Josink es en Elferink es. Beide<br />
betreft een dekzandrug waarop bewoningssporen<br />
uit de periode Mesolithicum – Late<br />
Middeleeuwen 4 werden aangetroffen.<br />
Aan de zuidzijde van het onderzoeksgebied<br />
zijn bij de aa<strong>nl</strong>eg van de rijksweg A35 op<br />
twee plekken bewoningssporen uit respectievelijk<br />
de Late Middeleeuwen (boerenerf)<br />
en uit de Midden IJzertijd (nederzetting en<br />
grafheuvels) gevonden. 5<br />
Bij aanvang van het huidige onderzoek bleek<br />
kort tevoren (november 2004) langs de zuidzijde<br />
van het terrein, enkele tientallen meters<br />
ten noorden van de A35, een gasleiding te<br />
zijn aangelegd. De aa<strong>nl</strong>eg hiervan is door de<br />
firma RAAP archeologisch begeleid. In het<br />
tracé werd van west naar oost het volgende<br />
aangetroffen: 6<br />
-Ten westen van de Usseleresweg agrarische<br />
sporen uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe<br />
tijd.<br />
-Direct ten westen van de Usseleresweg een<br />
greppel met Vroeg Middeleeuws aardewerk.<br />
-Direct ten oosten van de Usseleresweg<br />
nederzettingssporen uit eind Vroege of begin<br />
Midden IJzertijd.<br />
-Ten oosten van de Helweg (dit is het verlengde<br />
van de Ruilverkavelingsweg die midden<br />
over de es loopt, aan de zuidzijde van de<br />
N18) werden nederzettingssporen uit eind<br />
Vroege en begin Midden IJzertijd gevonden.<br />
Ter hoogte van deze vindplaats heeft de<br />
AWN tijdens de aa<strong>nl</strong>eg van de A35<br />
IJzertijdsporen aangetroffen die niet in<br />
ARCHIS gemeld zijn.<br />
-Verder werd geconstateerd dat het terrein<br />
ter hoogte van het bij aa<strong>nl</strong>eg van de A35<br />
aangetroffen IJzertijd grafveld volledig vergraven<br />
is.<br />
De zones waarbinnen door BAAC het karterend<br />
booronderzoek werd uitgevoerd waren<br />
vooral de zones met middelhoge en hoge<br />
verwachting volgens de IKAW.<br />
De lage verwachtingszone, namelijk de krans<br />
rond de es, was hiermee nauwelijks gechecked.<br />
Het doel van het huidige karterende proef-<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 413 Enschede, Usseler Es<br />
5
sleuven onderzoek was om, in aanvulling<br />
hierop, voor het hele plangebied vast te stellen<br />
of en waar er daadwerkelijk bewoningssporen<br />
aan te treffen zijn.<br />
In het PvE waren <strong>15</strong> onderzoeksvragen opgenomen<br />
die als leidraad dienden voor het<br />
onderzoek:<br />
1. Is er sprake van vindplaatsen? Zo ja, wat<br />
voor type vindplaats(en) betreft het?<br />
2. Hoe groot is (zijn) de vindplaatsen?<br />
3. Van welke ouderdom is (zijn) de vindplaatsen?<br />
4. Is er een horizontale en/of verticale stratigrafie<br />
en periodisering te herkennen in de<br />
opbouw van de vindplaats(en)? Zo ja, is er<br />
sprake van gescheiden zones (clusters) en /<br />
of niveaus?<br />
5. Is bij nader onderzoek opgraven in meerdere<br />
vlakken noodzakelijk en zo ja, hoeveel<br />
en waar?<br />
6. Op welke diepte(s) liggen deze vindplaatsen?<br />
Van belang is hierbij aandacht te<br />
schenken aan een eventueel tweede niveau<br />
onder de laag van Usselo met een datering<br />
in het Vroege Paleolithicum tot en met het<br />
begin van het Late Paleolithicum.<br />
7. Wat is de conserveringstoestand van de<br />
grondsporen en vondsten in horizontale en<br />
verticale zin?<br />
8. Wat is de spoor- en vondstdichtheid?<br />
9. Wat is de relatie tussen de vindplaats en<br />
het natuurlijke landschap?<br />
10. Biedt de vindplaats mogelijkheden tot<br />
een reconstructie van het landschap rond de<br />
nederzetting in engere en ruimere zin, voor<br />
zover daartoe goed geconserveerde, gesloten<br />
en gedateerde monsterlocaties worden aangetroffen<br />
(diepe sporen die niet direct blootstaan<br />
aan erosie, zoals waterputten, diepe<br />
kuilen en sloten, etc)?<br />
11. Is er een relatie tussen de aangetroffen<br />
vondsten en sporen met eerder gedane<br />
oppervlaktevondsten?<br />
12. Is er een graf of zijn er graven aangetroffen,<br />
en uit welke periode dateren deze?<br />
13. Liggen de graven solitair of is er sprake<br />
van een grafveld?<br />
14. Wijzen sporen en vondsten op de aanwezigheid<br />
van een ambachtelijke productie?<br />
<strong>15</strong>. Is er sprake van continuïteit dan wel discontinuïteit<br />
met zowel de voorgaande als de<br />
opvolgende periode? Waarom wel, of<br />
waarom niet?<br />
3 Methode van onderzoek<br />
In totaal zijn 163 proefsleuven van 4 bij <strong>15</strong><br />
meter uitgezet, aangelegd en gedocumenteerd<br />
(afbeelding 2).<br />
In het oorspronkelijk puttenplan waren 195<br />
putten gepland. Door omstandigheden als het<br />
ontbreken van betredingstoestemming, ingezaaid<br />
gewas, kabels en leidingen en de<br />
recente aa<strong>nl</strong>eg van een gasbuissleuf langs de<br />
zuidrand van het terrein verviel een groot<br />
aantal van deze putten en zijn in overleg met<br />
de directievoerende 37 nieuwe putten uitgezet<br />
en aangelegd. Ook is één put op basis<br />
van daarin aangetroffen crematiegraven met<br />
120 m 2 uitgebreid.<br />
Aan de putten van het oorspronkelijk puttenplan<br />
was vooraf een putnummering uitgedeeld.<br />
Deze was gebaseerd op het (oneven)<br />
nummer van het westelijke hoofdmeetpunt<br />
van de meetlijn van een put (zie afbeelding<br />
3.2). Door het vervallen van een groot aantal<br />
oorspronkelijk geplande putten is de nummering<br />
van de uiteindelijk daarvan aangelegde<br />
putten niet opeenvolgend en doorlopend.<br />
Voor de nieuw uitgezette putten is ter onderscheid<br />
een nummering vanaf nummer 501<br />
aangehouden. De nieuw uitgezette putten<br />
hebben wel een doorlopende nummering.<br />
In principe is telkens één vlak aangelegd,<br />
direct op sporenniveau. Van een aantal putten<br />
werd gedurende het veldwerk vastgesteld<br />
dat ze niet op een goed leesbaar niveau<br />
waren aangelegd, maar in een verbruiningslaag.<br />
Deze zijn verdiept tot op zichtbaar sporenniveau<br />
en analoog geregistreerd als<br />
tweede vlak. In de digitale allesporenkaart<br />
zijn deze vlakken wel als vlak 1 gedigitaliseerd,<br />
omdat dit een overzicht van het aangetroffen<br />
sporenniveau betreft (afbeelding 3.1<br />
en 3.2).<br />
De werkwijze bij elke put was als volgt: het<br />
vlak werd, na verwijdering van de bouwvoor,<br />
telkens in één keer tot op sporenniveau aangelegd.<br />
Hierbij werden tijdens het verdiepen<br />
de lagen systematisch met een metaaldetector<br />
afgezocht en de vondsten in vakken van 4<br />
bij 5 meter verzameld.<br />
Het sporenvlak werd vervolgens gefotografeerd,<br />
op een veldtekening geregistreerd (per<br />
raai putten) en gewaterpast. Ook werden per<br />
put 3 kolomopname’s van het noordprofiel<br />
met een onderlinge afstand van 7 meter<br />
gemaakt. De middelste hiervan is telkens<br />
gefotografeerd.<br />
De putten 207, 213, 219, 225 en 229 zijn, na<br />
goedkeuring door de directievoerende, niet<br />
analoog getekend, maar ingemeten met<br />
behulp van een zogeheten Robotic Total<br />
Station.<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 413 Enschede, Usseler Es<br />
6
1<strong>15</strong><br />
113<br />
117<br />
121<br />
119<br />
125<br />
123<br />
131<br />
129<br />
87 89<br />
133<br />
581<br />
137<br />
139<br />
519 143<br />
145<br />
147<br />
521<br />
523 525<br />
149<br />
527<br />
247<br />
163<br />
169<br />
517<br />
251<br />
253<br />
165 167<br />
255<br />
171 173<br />
257<br />
259 529<br />
531<br />
175<br />
261<br />
177<br />
263<br />
179<br />
533<br />
5<strong>15</strong><br />
535<br />
181<br />
183<br />
267<br />
185 187<br />
189<br />
269<br />
537<br />
49<br />
191<br />
271<br />
539<br />
51<br />
193<br />
273 547<br />
195<br />
507<br />
275<br />
45<br />
277<br />
47<br />
199 201<br />
279<br />
203<br />
545<br />
505<br />
41<br />
205<br />
281<br />
43<br />
207<br />
283<br />
501 503<br />
211<br />
213<br />
285<br />
37<br />
2<strong>15</strong><br />
287 289<br />
509<br />
291<br />
217<br />
219<br />
31<br />
221 293<br />
307<br />
511<br />
295<br />
309<br />
513<br />
297<br />
225<br />
299<br />
227<br />
311<br />
3<strong>15</strong><br />
301<br />
229<br />
303<br />
325<br />
323<br />
327<br />
83<br />
75<br />
583<br />
65<br />
69<br />
59<br />
63<br />
551<br />
549<br />
469500 469750 470000 470250<br />
21<br />
19<br />
17<br />
555<br />
53<br />
<strong>15</strong><br />
13<br />
557<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 413 Enschede, Usseler Es<br />
333<br />
331<br />
341<br />
339<br />
337<br />
335<br />
237 239<br />
561<br />
543<br />
347<br />
345<br />
571<br />
351<br />
349<br />
541<br />
565<br />
N<br />
575<br />
569<br />
355<br />
353<br />
577<br />
359<br />
357<br />
369<br />
367<br />
365<br />
373<br />
371<br />
375<br />
379<br />
377<br />
250m<br />
0<br />
253500 253750 254000 254250 254500 254750 255000 255250<br />
7<br />
Enschede - Usseler Es<br />
Legenda<br />
Opgravingsput met nummer<br />
Overzicht van de putten AB 23-03-2005<br />
163<br />
Afb. 2
7 Spek, 2004<br />
8 Berendsen, 1997.<br />
9 Codering Archeologisch Basis<br />
Register : VME D tot LME B.<br />
10 Groenewoudt, Spek & Van der Velde<br />
1998. Spek 2004.<br />
4 Fysisch geografisch onderzoek: landschap en bodemopbouw<br />
W. van Zijverden<br />
4.1 I<strong>nl</strong>eiding<br />
In het kader van een grootschalig IVO op de<br />
Usseler es is een aantal profielen opgenomen.<br />
Op basis van deze profielopnamen, het<br />
verkennend booronderzoek en enkele waarnemingen<br />
van Isarin en Van der Kroft<br />
(Archeologic) is een korte landschappelijke<br />
beschrijving gemaakt. De Usseler es beslaat<br />
een groot oppervlak van in totaal <strong>15</strong>5 hectare.<br />
Tweederde hiervan omvat bouwland, de<br />
rest is grasland met enige bebouwing van<br />
boerderijen. Zowel de es als het oorspronkelijk<br />
landschap is grotendeels in tact. De geologische<br />
kennis van het gebied is gebrekkig.<br />
Daarnaast is de kennis van de ontwikkeling<br />
van essen in dit type landschap vooral gebaseerd<br />
op studies uitgevoerd in Drenthe. 7 Het<br />
plangebied omvat een groot aaneengesloten<br />
oppervlak waardoor de unieke mogelijkheid<br />
bestaat grip te krijgen op de ontwikkeling<br />
van het landschap en het gebruik van dit<br />
landschap door de mens door de eeuwen<br />
heen.<br />
Regionale ontwikkeling<br />
Het gebied is gelegen in het oostelijk zandgebied.<br />
In dit gebied komen enkele stuwwallen<br />
voor die gevormd zijn in het Saalien. De<br />
oostelijke stuwwallen bestaan uit gestuwde<br />
tertiaire mariene afzettingen. De stuwwallen<br />
zijn gedeeltelijk overreden waardoor grondmorene<br />
(keileem) voorkomt op deze afzettingen.<br />
Deze grondmorene vormt plaatselijk een<br />
relatief dik pakket. Het grootste deel van het<br />
pleistocene oppervlak in het oostelijk dekzandgebied<br />
bestaat uit fluvioperiglaciale<br />
afzettingen die in het Weichselien zijn<br />
gevormd en dekzand. Het dekzand landschap<br />
is doorsneden door beekdalen.<br />
Hierdoor zijn langgerekte dekzandruggen<br />
doorsneden zodat een landschap is ontstaan<br />
met een gevarieerd reliëf van kleine dekzandkopjes<br />
en droge dalen. 8<br />
Volgens de geologische kaart wordt het centrale<br />
deel van de Usseler es gevormd door<br />
een grondmorene afgedekt met een pakket<br />
dekzand dunner dan twee meter. Het gebied<br />
rondom de Usseler es bestaat uit fluvioperiglaciale<br />
afzettingen dikker dan 2 meter. De<br />
geomorfologische kaart schetst een vergelijkbaar<br />
beeld. Aan de westzijde van de<br />
morenerug zijn twee kleine dekzandruggetjes<br />
aangegeven. Aan de oostzijde bevindt<br />
zich een deel van een droog dal. De bodemkaart<br />
geeft voor het grootste deel van het<br />
terrein een hoge zwarte enkeerdgrond aan.<br />
In het lager gelegen deel van het onderzoeksgebied<br />
worden veld- en laarpodzolen,<br />
en beekeerdgronden aangegeven.<br />
De ontwikkeling van esdekken<br />
Een es is een terrein dat is opgehoogd met<br />
van elders aangevoerd materiaal waarbij het<br />
doel is de bodemeigenschappen van het<br />
betreffende terrein te verbeteren. Daarbij kan<br />
men bijvoorbeeld denken aan een verbetering<br />
van de vochthuishouding en de bodemvruchtbaarheid.<br />
Een es, in noordoost Nederland ook wel aangeduid<br />
met de termen eng of enk, kan getypeerd<br />
worden als gemeenschappelijk<br />
bouwland. Essen zijn ontstaan gedurende de<br />
Volle Middeleeuwen 9 en vormen een onderdeel<br />
van het historische landschap van een<br />
buurtschap waartoe bijvoorbeeld ook de dorpen,<br />
graslanden en gemeenschappelijke<br />
gronden behoren. Met de term gemeenschappelijk<br />
wordt geduid op een groep<br />
gebruikers die gezame<strong>nl</strong>ijk een bodemkundige<br />
eenheid, bijvoorbeeld een dekzandrug,<br />
ontginnen en gezame<strong>nl</strong>ijk zorg dragen voor<br />
het onderhoud van omheiningen en toegangswegen.<br />
Iedere gebruiker bezit evenwel<br />
zijn eigen stuk grond. Als gevolg van gewijzigde<br />
eigendomsrechten, vererving e.d. ontstonden<br />
in de loop der eeuwen tal van kleine<br />
percelen die middels historisch-geografisch<br />
onderzoek nader in kaart te brengen zijn.<br />
Essen onderscheiden zich van zogenaamde<br />
kampen of eenmansessen. Deze laatste categorie<br />
betreft een individuele ontginning en in<br />
gebruik name van landbouwgronden.<br />
Vaak wordt het begrip es gelijkgesteld met<br />
een verhoging die ontstaan is door het<br />
opbrengen van een plaggendek. Onderzoek<br />
naar deze dekken heeft echter aangetoond<br />
dat deze plaggendekken over het algemeen<br />
te dateren zijn in de Nieuwe tijd (<strong>15</strong> e /16 e<br />
eeuw voor Oost-Nederland). 10 Deze ophoging<br />
vond plaats met behulp van mest vermengd<br />
met plaggen uit de potstal. Het is het zand<br />
dat zich tussen de plaggen bevond dat de<br />
ophoging bewerkstelligd heeft. In sommige<br />
gevallen is de verhoging een onbewust<br />
gevolg van een bemestingstechniek, in sommige<br />
gevallen betreft het intentionele ophogingen,<br />
bijvoorbeeld om depressies en<br />
gedeeltes van beekdalen op te vullen.<br />
Voor het vermengen van de mest in de potstal<br />
kon gebruik gemaakt worden van bosstrooisel,<br />
heideplaggen of plaggen afkomstig<br />
uit de beekdalen. Aan de kleur van het plaggendek<br />
kan de herkomst van de plaggen<br />
worden afgelezen. In plaggendekken zijn<br />
vaak verschillende gelaagdheden herken-<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 413 Enschede, Usseler Es<br />
8
11 Spek 2004.<br />
12 Spek 2004.<br />
13 Vervloet, 1986.<br />
14 Schorn, 2004.<br />
<strong>15</strong> Van alle overige putten zijn door het<br />
veldteam telkens 3 kolomopname’s<br />
van het noordprofiel gemaakt.<br />
16 NNI, 1989 en Bosch, 2000.<br />
17 Ten Cate et al., 1995.<br />
18 Deze is als memo bij dit rapport<br />
geleverd aan de directievoerende<br />
(ArcheoLogic Past2Present).<br />
baar. Nader onderzoek heeft uitgewezen dat<br />
deze gelaagdheid geen relatie heeft tot<br />
antropogene ophogingsactiviteiten maar eerder<br />
samenhangt met lokale hydrologische<br />
processen. 11<br />
Een categorie grondsporen die nauw verbonden<br />
is met de reconstructie van de landbouwgeschiedenis<br />
van de Middeleeuwen en<br />
Nieuwe tijd betreft de zogenaamde spitsporen<br />
en esgreppels. De spitsporen en esgreppels<br />
hangen vermoedelijk samen met<br />
pogingen om de waterdoorlatendheid op<br />
lokaal niveau te verbeteren of om uitgespoelde<br />
mineralen naar het akkeroppervlak<br />
te brengen. Een bijzondere categorie esgreppels<br />
dateert uit de 18 e en 19 e eeuw. Deze is<br />
vaak te vinden in de periferie van de akkers.<br />
De greppels zijn gegraven teneinde grond te<br />
verzamelen om te vermengen met mest uit<br />
de potstal. 12 De potstal ontstaat pas aan het<br />
eind van de Middeleeuwen en wordt als<br />
zodanig beschouwd als een relatief recente<br />
landbouwtechnische verbetering. 13 De potstal<br />
is blijven bestaan tot de invoering van de<br />
kunstmest in de 19 e eeuw. Aanvankelijk zullen<br />
de mest en plaggen op het erf in de<br />
ope<strong>nl</strong>ucht met elkaar zijn vermengd.<br />
4.2 Veldonderzoek<br />
Het booronderzoek dat is uitgevoerd in het<br />
kader van het verkennend en waarderend<br />
archeologisch onderzoek bevestigt bovenstaand<br />
beeld van de geologische ontwikkeling<br />
van het gebied. 14 In aanvulling op dit<br />
beeld wordt opgemerkt dat in het dekzand<br />
lokaal veen en leemafzettingen voorkomen.<br />
Daarnaast wordt op basis van dit onderzoek<br />
voor een groot deel van het terrein geconcludeerd<br />
dat de oorspronkelijke bodem grotendeels<br />
in tact aanwezig is onder de es.<br />
Deze zones zijn op de verwachtingskaart<br />
aangegeven als gebieden met een hoge en<br />
middelhoge archeologische verwachting. De<br />
hoge zwarte enkeerdgronden beperken zich<br />
tot het hoogste deel van het terrein.<br />
Tijdens het IVO zijn 163 putten aangelegd.<br />
Gezien de grote variatie in textuur en<br />
bodems is in overleg met de directievoerder<br />
besloten twee profielen op te nemen van<br />
twee kruiselings georiënteerde raaien en<br />
daarnaast ad random enige putten te bekijken<br />
en indien noodzakelijk te beschrijven.<br />
Uiteindelijk zijn profielen beschreven van<br />
twee doorlopende raaien en een drietal korte<br />
raaien <strong>15</strong> (afbeelding 4.1.1). De lithologie is<br />
laagsgewijs gedocumenteerd.<br />
Bij de beschrijving is SBB 5.1 gehanteerd<br />
waarbij de lithologie is beschreven conform<br />
NEN 5104. 16 Bodems zijn beschreven conform<br />
de handleiding bodemgeografie van het<br />
Staring Centrum. 17 Daarnaast is afgesproken<br />
om een onderzoeksvoorstel voor een geïntegreerd<br />
landschappelijk onderzoek op te stellen<br />
voor een eventueel vervolgonderzoek. 18<br />
Hoewel de lithologische opbouw sterk wisselt<br />
over het terrein is in het algemeen<br />
sprake van de volgende lithologische<br />
opbouw. De basis wordt gevormd door grof<br />
(600-1000 µm) slecht afgerond slecht gesorteerd<br />
grindrijk zand (Zs1(g1)). In dit pakket<br />
zand bevinden zich zwerfstenen die sterk<br />
variëren in diameter. Op twee plaatsen kon<br />
de sedimentaire gelaagdheid in dit pakket<br />
worden vastgesteld (put 181 en put 527).<br />
Hierbij werd duidelijk dat in de top van dit<br />
sediment enkele cryoturbate structuren voorkomen,<br />
maar dat daaronder geen enkele<br />
aanwijzing bestaat voor stuwinggelaagdheden.<br />
Dit pakket is afgedekt door een pakket<br />
matig fijn uiterst siltig zand of sterk zandige<br />
leem (Zs4/Lz3(g1) 105-210 µm). Deze laag<br />
bevat vrijwel steeds een laag percentage<br />
grind en soms zwerfstenen en wordt gekenmerkt<br />
door gleyverschijnselen. Daarboven<br />
bevindt zich een pakket matig fijn tot matig<br />
grof, matig afgerond zwak siltig zand (Zs1<br />
<strong>15</strong>0-300 µm). In dit zand zijn geen sedimentaire<br />
gelaagdheden waargenomen. Dit zand<br />
is relatief rijk aan mineralen ten opzichte van<br />
“gewoon” dekzand. Op enkele plaatsen is de<br />
top van deze laag verploegd en aangerijkt<br />
met houtskool, aardewerk verbrande klei, etc.<br />
Over het gehele terrein is de top van dit pakket<br />
afgedekt met een pakket matig tot sterk<br />
humeus, matig fijn, zwak siltig zand (Zs1h2/3<br />
<strong>15</strong>0-210 µm). In dit pakket zijn vrijwel steeds<br />
drie of meer lagen herkenbaar waarbij de<br />
onderste lagen steeds bruin van kleur zijn,<br />
terwijl de bovenste lagen steeds zwart van<br />
kleur zijn. Uitzondering hierop vormen de<br />
putten 59, 63, 65 en 69 in het noordelijk deel<br />
van het onderzochte terrein. Hier is het<br />
afdekkende pakket zonder uitzondering zwart<br />
van kleur.<br />
Verspreid over het terrein komen verschillende<br />
bodemtypen voor. Vanuit archeologisch<br />
perspectief is het belangrijk een onderscheid<br />
te maken tussen de van nature aanwezige<br />
bodemtypen (podzolen en brikgronden) en<br />
de door de mens beïnvloede bodemtypen<br />
(eerdgronden). Voor de Middeleeuwen<br />
bestond het esdekke<strong>nl</strong>andschap namelijk<br />
nog niet en geven de natuurlijke bodems<br />
weer welke mogelijkheden het terrein bood.<br />
Hieronder volgen enkele profielbeschrijvingen<br />
en foto’s van profielen die een indruk<br />
geven van de verschillen in lithologische,<br />
geologische en bodemkundige opbouw.<br />
Put 281 (afbeelding 4.1.2)<br />
Nadat dit profiel is beschreven is dit profiel<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 413 Enschede, Usseler Es<br />
9
ADC ArcheoProjecten Rapport 413 Enschede, Usseler Es<br />
10<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
253500 254000 254500 255000<br />
469500 470000<br />
N<br />
250m<br />
0<br />
Enschede - Usseler Es<br />
Overzicht van de putraaien waarvan het profiel door de fysische geograaf beschreven is<br />
Legenda<br />
Opgravingsput<br />
(op locatie putraai met putnummer)<br />
Putraai<br />
163<br />
AB 23-03-2005<br />
Afb. 4.1.1<br />
Afb. 4.1.2 Profielopname.<br />
Put 281<br />
diepte textuur Md kleur ox/red Fe bodem opmerking<br />
000-030 bouwvoor o 0Aap<br />
030-050 Zs1h2 <strong>15</strong>0-210 zwbr o 0 Aa<br />
050-080 Zs2 <strong>15</strong>0-210 grbr o 1 Bhs<br />
080-130 Zs2 <strong>15</strong>0-210 grgl or 1 Cg<br />
130-140 Zs4 <strong>15</strong>0-210 blro or 2 Cg gevlekt
Afb.4.1.3 Profielopname (R. Isarin – Archeologic)<br />
verdiept door Isarin & Van der Kroft<br />
(Archeologic). De basis van het profiel<br />
bestaat uit zeer grof zand. Dit sediment is<br />
horizontaal gelamineerd en bevat geen<br />
breukpatronen of andere verschijnselen die<br />
wijzen op stuwing. De afzettingen lijken te<br />
zijn gevormd door fluviatiele processen in<br />
een vlechtend systeem (zie afbeelding 4.1.3).<br />
Het daarboven gelegen pakket afzettingen is<br />
sterk vervormd door cryoturbatie. In het profiel<br />
zijn behalve verknijpingen ook vorstwiggen<br />
waargenomen (zie afbeelding 4.1.4). Dit<br />
sediment heeft vermoedelijk een eolische<br />
oorsprong, dat wil zeggen aangevoerd en<br />
afgezet door de wind. In het pakket bevinden<br />
zich relatief grote stenen. Deze stenen lijken<br />
zich overwegend op de grens van dit pakket<br />
en het daarboven gelegen pakket te bevinden.<br />
Mogelijk is dit veroorzaakt als gevolg<br />
van opvriezing. Op de foto is een voorbeeld<br />
van opvriezing zichtbaar waarbij de stenen<br />
als het ware worden gesorteerd en op deze<br />
wijze grote cirkels vormen (zie afbeelding<br />
4.1.5). Daarboven bevindt zich een dun pakket<br />
zand. Dit zand is relatief goed gesorteerd<br />
en matig afgerond. Daarnaast bevat het relatief<br />
veel zware mineralen en mineralen<br />
anders dan kwarts. Het zand heeft een eolische<br />
oorsprong en kan worden aangemerkt<br />
als dekzand. Dit dekzand heeft overwegend<br />
een lokale oorsprong gezien de matige<br />
afronding en het relatief grote percentage<br />
mineralen anders dan kwarts. Dit geldt voor<br />
alle profielen waarin dekzand is aangetroffen.<br />
De top van het dekzand is niet in tact en<br />
vermoedelijk opgenomen in het daarboven<br />
gelegen pakket humushoudend zand. Dit<br />
humushoudende pakket is geïnterpreteerd<br />
als een eerdlaag. De top van de eerdlaag is<br />
opgenomen in de bouwvoor.<br />
Put 37 (afbeelding 4.1.6)<br />
Het profiel bestaat in zijn geheel uit goed<br />
gesorteerd matig fijn zand. Het zand is<br />
gezien de uniformiteit en goede sortering<br />
eolisch, dat wil zeggen door windafzetting,<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 413 Enschede, Usseler Es<br />
11
Afb 4.1.4 Profielopname (R. Isarin – Archeologic)<br />
Afb 4.1.5 Opvriezingsverschijnsel<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 413 Enschede, Usseler Es<br />
12
Put 37<br />
diepte textuur Md kleur ox/red Fe bodem opmerking<br />
000-030 bouwvoor 0Aap1<br />
030-058 Zs1h3 <strong>15</strong>0-210 zwbr o 0 Aa1<br />
058-070 Zs1h3 <strong>15</strong>0-210 zwbr o 0 Aa2<br />
070-088 Zs1h3 <strong>15</strong>0-210 br o 0Aap2 oude akkerlaag<br />
088-092 Zs1 <strong>15</strong>0-210 gr o 0AE<br />
092-100 Zs1 <strong>15</strong>0-210 br or 2 Bhs<br />
100-130 Zs1 <strong>15</strong>0-210 gl or 1 C<br />
Afb 4.1.6 Profielopname.<br />
gevormd en geïnterpreteerd als dekzand. De<br />
oorspronkelijk bodem die in de top van dit<br />
pakket is gevormd is licht verploegd gezien<br />
de aanwezigheid van een AE horizont. De<br />
van oorsprong aanwezige bodem is van het<br />
type veldpodzol. Op de oude akkerlaag is<br />
een pakket sterk humeus zand aanwezig<br />
waarin twee lagen konden worden onderscheiden<br />
op basis van kleurnuances. Dit<br />
pakket is geïnterpreteerd als eerdlaag. De<br />
kleurverschillen worden vermoedelijk veroorzaakt<br />
door een verschil in oorspong van de<br />
plaggen. Dit geldt eveneens voor de hieronder<br />
beschreven profielen. De top van de<br />
eerdlaag is opgenomen in de bouwvoor.<br />
Put 41 (afbeelding 4.1.7)<br />
Het profiel bestaat uit matig siltig, matig fijn<br />
tot matig grof zand. Het zand is goed gesorteerd<br />
en matig afgerond. Op basis van de<br />
uniformiteit en de sortering betreft het<br />
eolisch, dat wil zeggen door de wind afgezet<br />
zand en is het geïnterpreteerd als dekzand.<br />
Het natuurlijke bodemprofiel is vrijwel volledig<br />
aanwezig. Restanten van de oorspronkelijke<br />
A-horizont bevinden zich in de basis van<br />
de daarboven gelegen eerdlaag. Deze eerdlaag<br />
bestaat uit sterk humeus matig fijn<br />
zand. De top van de eerdlaag is opgenomen<br />
in de bouwvoor. Van oorsprong betreft het<br />
een bodem van het type haarpodzol.<br />
Put 351 (afbeelding 4.1.8)<br />
De basis van het profiel bestaat uit uiterst<br />
siltig zand. Naar boven toe neemt de siltigheid<br />
iets af. Het sediment bevat grind. In de<br />
beschrijving is echter verzuimd aan te geven<br />
in welke mate. Tijdens het onderzoek zijn<br />
geen cryoturbate verschijnselen waargenomen<br />
in deze laag. Tijdens het onderzoek is<br />
niet duidelijk geworden wat de genese is van<br />
deze laag. Mogelijk betreft het een laag die<br />
overwegend door de wind is afgezet en<br />
waarin stenen door bijvoorbeeld opvriezing<br />
terecht zijn gekomen. Het ontbreken van cryoturbate<br />
verschijnselen is hier echter mee in<br />
tegenspraak. Mogelijk betreft het een laag<br />
die een fluviatiele (beekdal) oorsprong heeft.<br />
De top van het pakket is afgedekt met een<br />
pakket sterk humeus zand dat is geïnterpreteerd<br />
als een eerdlaag. De top van de oorspronkelijke<br />
bodem is verdwenen. De<br />
B-horinzont wordt gekenmerkt door verbruining<br />
waardoor grondsporen niet meer zichtbaar<br />
zijn als verkleuring en uitsluitend<br />
herkenbaar zijn aan insluitsels. Daarom is op<br />
deze locatie het vlak circa 50-55 cm dieper<br />
aangelegd in vergelijking tot de andere putten.<br />
Put 191(afbeelding 4.1.9)<br />
Het gehele profiel bestaat uit goed gesorteerd<br />
matig fijn zand. Gezien de uniformiteit<br />
en de sortering is dit een eolische c.q. windafzetting<br />
die wordt geïnterpreteerd als dekzand.<br />
In de top van het pakket is een bodem<br />
ontwikkeld die vrijwel geheel compleet is.<br />
Slechts de bovenkant van de oorspronkelijke<br />
A-horizont is aangetast. Daarboven bevindt<br />
zich een eerdlaag waarin op basis van kleurnuances<br />
drie verschillende lagen konden<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 413 Enschede, Usseler Es<br />
13
Afb 4.1.7 Profielopname.<br />
Put 351<br />
Put 41<br />
diepte textuur Md kleur ox/red Fe bodem opmerking<br />
000-035 bouwvoor dbr 0 Aap<br />
035-055 Zs2h3 <strong>15</strong>0-210 dbr o 0Aa<br />
055-090 Zs3h1 <strong>15</strong>0-210 br o 0 Bhw verbruining!<br />
090-100 Zs3 <strong>15</strong>0-210 gl or 1 BCg<br />
100-130 Zs4 <strong>15</strong>0-210 gl or 1 Cg<br />
diepte textuur Md kleur ox/red Fe bodem opmerking<br />
000-050 bouwvoor 0Aap<br />
050-100 Zs2h3 <strong>15</strong>0-210 dbr o 0 Aa aan basis brokjes oorsp. A<br />
100-110 Zs2h2 <strong>15</strong>0-210 br o 0Bh<br />
110-140 Zs2 210-300 grgl o 0 C<br />
140-<strong>15</strong>0 Zs2 210-300 gl or 1 Cg<br />
Afb 4.1.8 Profielopname.<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 413 Enschede, Usseler Es<br />
14
Afb 4.1.9 Profielopname.<br />
Put 191<br />
worden onderscheiden. De eerdlaag bevat<br />
met het blote oog zichtbare macroresten. De<br />
top van het profiel is opgenomen in de<br />
bouwvoor. Van dit profiel is een doorlopend<br />
monster genomen. Uit dit monsters kunnen<br />
verschillende sub-monsters worden genomen.<br />
Waarschij<strong>nl</strong>ijk bevindt zich goed geconserveerd<br />
pollen in de A-horizont. Dit pollen<br />
geeft informatie over de aard van de vegetatie<br />
voorafgaand aan de aa<strong>nl</strong>eg van de eerdlaag.<br />
Daarnaast zijn mogelijk macroresten<br />
aanwezig die gebruikt kunnen worden voor<br />
een 14 C-datering zodat een idee kan worden<br />
verkregen van de aanvang van de aa<strong>nl</strong>eg<br />
van de es. Indien gemineraliseerde en/of<br />
verkoolde macroresten afwezig zijn kan<br />
mogelijk een datering worden verkregen van<br />
de gehele A-horizont. Hieraan kleven echter<br />
diverse bezwaren. Met behulp van micromorfologisch<br />
onderzoek kan worden bekeken<br />
of -en in welke mate- er verstuiving<br />
heeft plaatsgevonden en op welke wijze de<br />
bodem is bewerkt voor afdekking met een<br />
eerdlaag. Uit de eerdlaag kunnen monsters<br />
diepte textuur Md kleur ox/red Fe bodem opmerking<br />
035-057 Zs1h2 <strong>15</strong>0-210 brzw O<br />
0<br />
0 Aa1<br />
057-065 Zs1h2 <strong>15</strong>0-210 brzw O 0 Aa2<br />
056-079 Zs1h2 <strong>15</strong>0-210 br O 0Aa3<br />
079-083 Zs1h2 <strong>15</strong>0-210 br O 0Ah top Ah aangeploegd<br />
083-086 Zs1h2 <strong>15</strong>0-210 brgr O 0 E<br />
086-103 Zs1 <strong>15</strong>0-210 br O 0 Bh<br />
103-1<strong>15</strong> Zs1h2 <strong>15</strong>0-210 grbr O 1 BC gebioturbeerd<br />
1<strong>15</strong>-140 Zs1 <strong>15</strong>0-210 gl O 1 C<br />
140-<strong>15</strong>0 Zs1 <strong>15</strong>0-210 grgl Or 1 Cg<br />
worden genomen op basis waarvan de aard<br />
van het strooisel en het voorkomen van bijvoorbeeld<br />
rogge kan worden gedestilleerd.<br />
Rogge is pas relatief laat geïntroduceerd en<br />
kan zodanig als tijdsindicator worden<br />
gebruikt. De eerdlagen van het profiel in put<br />
225 bevatten overigens meer zichtbare<br />
macroresten, maar hiervan is geen monster<br />
genomen.<br />
Put 527 (afbeelding 4.1.10)<br />
Het profiel van put 527 is wat betreft lithogenetische<br />
opbouw vergelijkbaar met put 281.<br />
Echter het pakket dekzand is dikker. De<br />
basis van het profiel wordt gevormd door<br />
horizontaal gelamineerd matig grof zand. Dit<br />
zandpakket bevat geen cryoturbate structuren<br />
of andere aanwijzingen die wijzen op<br />
stuwing. Het pakket heeft mogelijk een fluvioglaciale<br />
of proglagiale genese (zie discussie<br />
onder interpretatie). Dit zand is afgedekt<br />
door een pakket uiterst lemig zand waarin<br />
involuties aanwezig zijn. Dit zand bevat grind<br />
maar er is bij de opname verzuimd aan te<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 413 Enschede, Usseler Es<br />
<strong>15</strong>
Put 191<br />
diepte textuur Md kleur ox/red Fe bodem opmerking<br />
000-035 bouwvoor 0Aap<br />
035-057 Zs1h2 <strong>15</strong>0-210 brzw O 0 Aa1<br />
057-065 Zs1h2 <strong>15</strong>0-210 brzw O 0 Aa2<br />
056-079 Zs1h2 <strong>15</strong>0-210 br O 0Aa3<br />
079-083 Zs1h2 <strong>15</strong>0-210 br O 0Ah top Ah aangeploegd<br />
083-086 Zs1h2 <strong>15</strong>0-210 brgr O 0 E<br />
086-103 Zs1 <strong>15</strong>0-210 br O 0 Bh<br />
103-1<strong>15</strong> Zs1h2 <strong>15</strong>0-210 grbr O 1 BC gebioturbeerd<br />
1<strong>15</strong>-140 Zs1 <strong>15</strong>0-210 gl O 1 C<br />
140-<strong>15</strong>0 Zs1 <strong>15</strong>0-210 grgl Or 1 Cg<br />
geven in welke mate. Daarboven bevindt zich<br />
een pakket goed gesorteerd matig fijn zand.<br />
Gezien de uniformiteit en de sortering is dit<br />
zand eolisch, dus door de wind afgezet en is<br />
aangemerkt als dekzand. De oorspronkelijke<br />
top van het natuurlijk bodemprofiel is verdwenen.<br />
De B-horizont bevat opvallend veel<br />
houtskool en kleine fragmenten verbrande<br />
klei. Het profiel is afgedekt met een eerdlaag<br />
waarin op basis van kleurnuances 5 lagen<br />
kunnen worden onderscheiden.<br />
Put 139 (afbeelding 4.1.11)<br />
Het profiel in deze put wijkt sterk af van alle<br />
andere profielen. Ook is geen vergelijkbaar<br />
profiel aangetroffen in de beschreven raaien.<br />
Het profiel bestaat uit slecht gesorteerd<br />
slecht afgerond uiterst grof zand met een<br />
grindpercentage oplopend tot 5%. Dit pakket<br />
is afgedekt met een eerdlaag waarin drie<br />
lagen zijn te onderscheiden op basis van<br />
kleurnuances. Een vierde laag onderscheidt<br />
zich door een andere textuur die vermoedelijk<br />
is ontstaan door bioturbatie waarbij relatief<br />
grof materiaal vermengd is geraakt met<br />
het relatief fijne materiaal uit de opgebrachte<br />
eerdlaag. In het grove zand heeft enige kleiinspoeling<br />
plaatsgevonden. Het sediment is<br />
Afb 4.1.10 Profielopname.<br />
vermoedelijk van fluvioglaciale of proglaciale<br />
oorsprong; het is echter onduidelijk waardoor<br />
het siltrijke zandpakket en het dekzand<br />
op deze lokatie ontbreekt. Mogelijk heeft<br />
hier voor de aa<strong>nl</strong>eg van het esdek afplagging<br />
plaatsgevonden waarbij de siltrijke horizont<br />
en het dekzand zijn weg gegraven. Het<br />
archeologisch onderzoek heeft hier echter<br />
geen aanwijzingen in de vorm van spitsporen<br />
of iets vergelijkbaars opgeleverd.<br />
Put 59 (afbeelding 4.1.12)<br />
De basis van het profiel bestaat uit goed<br />
gesorteerd zwak siltig, matig fijn zand.<br />
Gezien de uniformiteit en de goede sortering<br />
is dit pakket van eolische oorsprong en is<br />
het aangemerkt als dekzand. In het pakket<br />
dekzand konden geen bodemhorizonten<br />
worden onderscheiden anders dan de Chorizont,<br />
het onveranderde moedermateriaal.<br />
Het dekzand is afgedekt door een eerdlaag<br />
die zeer zwart van kleur is en waarin geen<br />
onderscheid kon worden gemaakt op basis<br />
van kleurnuances. De top van de eerdlaag is<br />
opgenomen in de bouwvoor. De aangetroffen<br />
eerdlaag lijkt van het type “brabantse es” te<br />
zijn zoals hierboven beschreven en is vermoedelijk<br />
in of na de 16e eeuw in één keer<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 413 Enschede, Usseler Es<br />
16
Afb 4.1.11 Profielopname.<br />
Put 139<br />
diepte textuur Md kleur ox/red Fe bodem opmerking<br />
000-032 bouwvoor Aap<br />
032-057 Zs1h3 <strong>15</strong>0-210 dbr o 0Aa1<br />
057-078 Zs1h3 <strong>15</strong>0-210 dbr o 0Aa2<br />
078-101 Zs1h3 <strong>15</strong>0-210 dbr o 0 Aa3<br />
101-120 Zs1h1 300-420 dbr o 0Aa4<br />
120-136 Zs1g1 800-1400 br o 0 Bht g=1%<br />
136-<strong>15</strong>2 Zs1g1 800-1400 robr o 1 BC g=5%<br />
<strong>15</strong>2-160 Zs1g1 800-1400 ro o 1 C g=5%<br />
Put 59<br />
Afb 4.1.12 Profielopname.<br />
diepte textuur Md kleur ox/red Fe bodem opmerking<br />
000-035 bouwvoor brzw Aap<br />
035-075 Zs1h3 <strong>15</strong>0-210 bzw o 0Aa<br />
075-120 Zs1 <strong>15</strong>0-210 glgr o 0 C<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 413 Enschede, Usseler Es<br />
17
aangelegd. De putten 63, 65 en 69 vertonen<br />
een identieke profielopbouw. Het gehele terrein<br />
waarop deze putten zijn gelegen is volledig<br />
uitgevlakt. Verschillen in het<br />
oorspronkelijke reliëf zijn niet of nauwelijks<br />
meer zichtbaar, in tegenstelling tot op de rest<br />
van de Usseler es.<br />
4.3 Interpretatie<br />
De basis van de Usseler es wordt gevormd<br />
door relatief grofzandige afzettingen. Vooraf<br />
werd verondersteld dat deze afzettingen<br />
gestuwd zouden zijn. Hoewel tijdens de<br />
opgraving slechts zeer beperkt inzicht is verkregen<br />
in de diepere ondergrond zijn geen<br />
aanwijzingen gevonden voor stuwing.<br />
Vermoedelijk is sprake van fluvioglaciale of<br />
proglaciale afzettingen. De eerste betreffen<br />
afzettingen die onder het ijs zijn gevormd,<br />
bijvoorbeeld kames, de tweede betreffen<br />
afzettingen die voor het ijs zijn gevormd, bijvoorbeeld<br />
sandrs. Beide type afzettingen<br />
worden in het algemeen gevormd door<br />
smeltwaterrivieren met een vlechtend<br />
patroon. Deze afzettingen zijn gevormd toen<br />
het landijs zich terugtrok aan het einde van<br />
het Saalien. Gezien de grote reliëfverschillen<br />
lijkt een fluvioglaciale afzetting meer voor de<br />
hand te liggen dan een proglaciale afzetting.<br />
Beide zijn op basis van de huidige waarnemingen<br />
echter theoretisch mogelijk. Gezien<br />
het beperkte aantal waarnemingen mag stuwing<br />
als oorzaak van de reliëfverschillen<br />
vooralsnog niet volledig worden uitgesloten.<br />
Het sterk tot uiterst siltige zand dat de grofzandige<br />
afzettingen over vrijwel de gehele<br />
Usseler es lijkt te bedekken wordt gekenmerkt<br />
door het voorkomen van cryoturbate<br />
verschijnselen zoals involuties en vorstwiggen.<br />
Deze afzetting is in de verschillende<br />
profielen verschillend ontwikkeld. Voor zover<br />
bekend is de dikte steeds min of meer gelijk.<br />
Hoewel een interpretatie als keileem voor de<br />
hand ligt gezien de veronderstelling van een<br />
drumlin zoals aangegeven in het rapport van<br />
BAAC, betreft het gezien de afwezigheid van<br />
stuwingsverschijnselen vermoedelijk geen<br />
keileem maar een eolische afzetting. Het<br />
grind en de grote keien die zich in deze laag<br />
bevinden kunnen vanuit de onderliggende<br />
laag door opvriezing in deze laag terecht zijn<br />
gekomen. De morfologie van deze laag is<br />
vooralsnog onbekend. Op een aantal plaatsen<br />
is deze laag aangetroffen in de opgravingsputten<br />
maar op een aantal plaatsen ook<br />
niet. Waarschij<strong>nl</strong>ijk bevindt deze laag zich<br />
hier op een dieper niveau. De morfologie van<br />
deze laag is om twee redenen belangrijk. Ten<br />
eerste bepaalt deze laag de hydrologie van<br />
de Usseler es in sterke mate. Zo is bijvoorbeeld<br />
het hoogste punt van de Usseler es<br />
minder geschikt geweest voor landbouw vanwege<br />
een relatief slechte waterhuishouding.<br />
Ten tweede geeft het verloop van deze laag<br />
ook het verloop van de onderliggende laag<br />
weer zodat een idee kan worden verkregen<br />
van de genese van het onderliggende landschap.<br />
Over het gehele terrein is dekzand afgezet.<br />
Uitsluitend in put 139 ontbreekt dit dekzand.<br />
Het dekzand is over het algemeen goed<br />
gesorteerd en matig afgerond. Het zand is in<br />
vergelijking met bijvoorbeeld het dekzand in<br />
Drenthe en Noord-Brabant relatief mineraalrijk.<br />
Het dekzand is daarom waarschij<strong>nl</strong>ijk<br />
overwegend van lokale herkomst. De dekzandruggen<br />
die zijn aangegeven in het westelijk<br />
deel van het plangebied komen<br />
duidelijk naar voren in de reliëfkaart van<br />
BAAC. Deze ruggen komen ook in het proefonderzoek<br />
duidelijk naar voren. Put 41 en 45<br />
zijn op het hogere deel van één van deze<br />
ruggen gelegen terwijl de putten 31 en 45 op<br />
de flanken zijn gelegen. Ook de dalvormige<br />
laagte die op de geomorfologische kaart is<br />
aangegeven aan de zuidoostzijde komt in de<br />
profielen duidelijk naar voren, met name bij<br />
de putten 349 en 353. Het pakket sterk en<br />
uiterst siltig zand aan de basis van het profiel<br />
lijkt hier iets dikker te zijn. Mogelijk<br />
betreft het hier afzettingen in een beekdal. In<br />
het algemeen is de textuur in de dalen siltrijker<br />
dan op de ruggen en de plateaus.<br />
Over het gehele terrein komen verschillende<br />
bodemtypen voor. Opmerkelijk is dat op<br />
grote delen van de Usseler es het oorspronkelijke<br />
bodemprofiel grotendeels in tact is. In<br />
een enkel profiel is het nagenoeg volledig in<br />
tact (put 191). Daarnaast is in een aantal<br />
putten aan de basis van de es een oude<br />
akkerlaag aanwezig. Vooralsnog is het onduidelijk<br />
met welke periode van bewoning deze<br />
laag geassocieerd dient te worden. Wanneer<br />
de verbreiding van deze laag bekend is kan<br />
de ontwikkeling van de Usseler es beter in<br />
kaart worden gebracht. Op basis van de uitgevoerde<br />
profielopnamen is het aannemelijk<br />
dat het doen van een dergelijke analyse op<br />
de Usseler es mogelijk is. Ook het booronderzoek<br />
zoals uitgevoerd door BAAC wijst<br />
hierop. Deze laag bevat veel verkoold materiaal.<br />
Op basis van macroresten uit deze laag<br />
is het mogelijk een indicatie te krijgen van<br />
het moment waarop deze bodems in cultuur<br />
zijn geweest. Deze geven een indicatie voor<br />
de ouderdom van de daarboven gelegen<br />
eerdlagen. De bodems variëren van laar- tot<br />
haarpodzolen, daarnaast komen bodems met<br />
verbruiningshorizonten voor en bodems met<br />
een geringe mate van klei-inspoeling.<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 413 Enschede, Usseler Es<br />
18
De eerdlaag die zich over de gehele Usseler<br />
es uitstrekt, lijkt met uitzondering van de<br />
eerdlaag in het westelijk deel van het onderzoeksgebied<br />
(put 59, 63, 65 en 69) zeer uniform<br />
van opbouw te zijn. Aan de basis is de<br />
eerdlaag steeds relatief bruin van kleur. Aan<br />
de top is de eerdlaag steeds relatief zwart<br />
van kleur. Op een aantal plaatsen is vastgesteld<br />
dat de eerdlagen macroscopisch herkenbare<br />
plantenresten bevatten. Op basis<br />
van kleurnuances kunnen verschillende<br />
lagen worden herkend variërend van één tot<br />
vijf lagen. Opmerkelijk is dat vooralsnog<br />
geen aanwijzingen zijn gevonden voor lokale<br />
verstuivingen in de vorm van dunne zandbanden<br />
hetgeen vrij gebruikelijk is in intensief<br />
gebruikte akkerbouwgebieden. Verwacht<br />
wordt dat deze gedurende het vervolgonderzoek<br />
worden aangetroffen. Dergelijke stuifzanden<br />
lenen zich bijzonder goed voor<br />
ouderdomsbepalingen door middel van optische<br />
gestimuleerde luminescentie (OSL) en<br />
kunnen zodoende inzicht verschaffen in de<br />
ontwikkeling van de es.<br />
5 Sporen en structuren<br />
5.1 I<strong>nl</strong>eiding<br />
Het onderzoeksterrein was opgedeeld in het<br />
centrale es-gedeelte, inclusief zuid- en<br />
noordwestelijke dekzandrug, en een westelijk<br />
en oostelijk lager gelegen deel.<br />
Afbeelding 3.1 (kaartbijlage) geeft een<br />
totaaloverzicht van alle aangetroffen putten,<br />
sporen en (mogelijke) structuren. Afbeelding<br />
3.2 (kaartbijlage) is een uitvergroting van het<br />
centrale deel van de es.<br />
Omdat het een karterend proefsleuvenonderzoek<br />
betrof mocht volgens PvE over aangetroffen<br />
sporen geen coupe worden gezet.<br />
Hierdoor kon een verkleuring nooit met<br />
zekerheid, maar wel met grote waarschij<strong>nl</strong>ijkheid<br />
op basis van kleur en vulling als spoor<br />
geïdentificeerd worden. Door het ontbreken<br />
van de dwarsdoorsnede (coupe) kon ook de<br />
daadwerkelijke aard van een spoor niet met<br />
zekerheid bepaald worden. Het interpreteren<br />
van groepen sporen als ‘mogelijke delen van<br />
structuren’ is daardoor ook puur op basis van<br />
aanblik gedaan.<br />
Zone-indeling:<br />
Op basis van het aangetroffen aardewerk, de<br />
daaraan gekoppelde datering en de aangetroffen<br />
bewoningssporen is een zonekaart<br />
gemaakt (afbeelding 5.1). Deze is gebaseerd<br />
op spoordichtheid (laag – gemiddeld – hoog<br />
– zeer hoog) en de vondstspreiding (zie<br />
afbeelding 7). Een lage spoordichtheid wil<br />
zeggen slechts een enkele kuil of paalgat per<br />
put; ‘gemiddeld’ wil zeggen een gemiddelde<br />
van 24 sporen per put ofwel 0,4 spoor per m 2 ;<br />
‘hoog’ is gemiddeld 54 sporen per put ofwel<br />
1 spoor per m 2 en ‘zeer hoog’ is gemiddeld 92<br />
sporen per put ofwel 1,5 spoor per m 2 .<br />
De verschillende zone’s zijn genummerd en<br />
worden hieronder per terreindeel beschreven.<br />
5.2 Het centrale esdeel<br />
Op de es en de zuidwestelijke dekzandrug<br />
zijn in totaal 125 putten aangelegd. Hiervan<br />
waren er 101 volgens oorspronkelijk plan, 24<br />
nieuw uitgezette putten en een uitbreiding<br />
van put 513 met 120 m 2 .<br />
Op het centrale esdeel splitst zich een duidelijke<br />
bewoningszone uit op de zuidwestelijke<br />
flank (= zuidwestelijke kwart; zone 2)<br />
van de bolling.<br />
Hier is in 90 % van de putten een gemiddeld<br />
tot zeer hoge spoordichtheid aangetroffen<br />
(afbeelding 4.2.1). Delen van plattegronden,<br />
hutkommen, kuilen en andere bewoningssporen<br />
zijn in dichte concentratie aangetroffen.<br />
De meeste (delen van) structuren<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 413 Enschede, Usseler Es<br />
19
Zone 1<br />
Zone 4b<br />
Zone 4a<br />
470000<br />
Zone 2a<br />
Zone 2d<br />
Zone 5<br />
Zone 2b<br />
Zone 2c<br />
Zone 7b<br />
Zone 3<br />
Zone 7a<br />
N<br />
Zone 6<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 413 Enschede, Usseler Es<br />
Zone 8<br />
250m<br />
0<br />
254000 255000<br />
Enschede - Usseler es<br />
Bewoningzones: spoordichtheid en datering<br />
Legenda<br />
Zone 5: YT - Romeins<br />
Zone 1: LYT - Romeins<br />
zeerhoog<br />
Zone 6: YT<br />
hoog<br />
Zone 7a: YT/RT/VME<br />
7b: YT/RT/VME<br />
Zone 2a: LYT - Romeins<br />
2b: YT - RT/ (VME)<br />
2c: YT - RT<br />
2d: YT - RT<br />
gemiddeld<br />
Zone 3: MYT<br />
laag<br />
Zone 8: LME<br />
Zone 4a: Romeins<br />
4b: Neo/Bronstijd/YT/Romeins<br />
zone met bewerkt vuursteen<br />
20<br />
AJA 19-04-2005<br />
Nieuwe tijd ( na <strong>15</strong>00)<br />
Afb. 5.1
Afb 5..2.1: Aanzicht grondsporen in put 199.<br />
hebben een noordwest – zuidoost oriëntatie<br />
(afbeelding 5.2.2).<br />
Het vondstmateriaal dateert voornamelijk uit<br />
de IJzertijd en Romeinse tijd. Er zit echter, in<br />
en rond het deel met zeer hoge spoordichtheid,<br />
ook wat duidelijk Vroeg Middeleeuws<br />
materiaal tussen. Uit deze periode zijn ook<br />
resten van ijzerproductie (slakmateriaal,<br />
ovenwand stukken etc.) aangetroffen, onder<br />
andere in enkele grote kuilen of hutkommen<br />
in put 177, 179, 191 en 5<strong>15</strong>. In de putten 173,<br />
181 en 193 werd ook slakmateriaal verzameld<br />
uit de onderkant van het esdek, waarmee<br />
een eventuele productiezone in de noordelijke<br />
helft van zone 2 gesitueerd moet worden.<br />
Qua vormtype’s en baksel is er over deze<br />
hele zone een sterke indicatie voor de<br />
Romeinse tijd. Deze zet zich ook voort in de<br />
putten die in de noordwestelijke kwart van<br />
de es zijn aangelegd. De spoordichtheid<br />
(zone 1) is hier veel lager.<br />
Zone 1:<br />
Dit betreft de putten 143, 145, 149 en 519 t/m<br />
527 in het noordwestelijk deel van de centrale<br />
es.<br />
De putten hebben een lage spoordichtheid,<br />
gemiddeld minder dan 4 sporen per put. Het<br />
gaat om “losse” paalgaten of een solitaire<br />
kuil.<br />
De uitzondering hierop is put 145 waarin een<br />
rij paalgaten is aangetroffen die mogelijk<br />
deel van een structuur vormen die zich in<br />
zuidelijke richting voortzet (afbeelding 5.2.3).<br />
Of het een deel van een huisplattegrond of<br />
een bijgebouw betreft is niet duidelijk.<br />
Deze zone kenmerkt zich als perifere zone of<br />
betreft een losse, dat wil zeggen vrij liggende,<br />
huisplaats.<br />
Het aangetroffen aardewerk (in totaal 14<br />
stuks) komt voornamelijk uit de onderkant<br />
van het esdek van put 143, 145, 525 en 527.<br />
Het dateert in de Late IJzertijd / Romeinse<br />
tijd. In put 143 werd een kuil aangetroffen<br />
met 4 fragmenten aardewerk die dateren uit<br />
de Romeinse tijd. Er werd in deze zone geen<br />
bewerkt natuursteen aangetroffen.<br />
De omvang van zone 1 is <strong>15</strong>0 bij <strong>15</strong>0 meter =<br />
2,25 ha.<br />
Het gebied ten noorden van zone 1 leverde<br />
in twee ver uit elkaar liggende putten (1<strong>15</strong> en<br />
133) nog een enkele mogelijk spoor op. De<br />
overige putten bevatten slechts natuurlijke<br />
verkleuringen en recente verstoringen. Geen<br />
van de putten leverde vondstmateriaal op.<br />
Zone 2:<br />
Dit betreft de putten 163 t/m 229, 37, 43 en<br />
501 t/m 511. In principe betreft het één grote<br />
vindplaats met een kern (A), bewoningszone(B),<br />
randgedeelte (C) en periferie (D).<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 413 Enschede, Usseler Es<br />
21
Enschede - Usseler es<br />
Enkele putten met delen van structuren<br />
Legenda<br />
Deel van plattegrond<br />
Deel van structuur<br />
Hutkom<br />
Wandgreppel<br />
put 189<br />
put 191<br />
469925 469950 469975<br />
N<br />
put 199<br />
10m<br />
0<br />
AB 17-03-2005<br />
254175 254200 254225<br />
Afb. 5.2.2<br />
22
470240<br />
N<br />
0<br />
254440 254450<br />
Enschede - Usseler es<br />
Put 145, deel van een gebouwplattegrond<br />
Afb. 5.2.3<br />
De indeling A t/m D komt overeen met de<br />
terminologie ‘zeer hoge’, ‘hoge’, ‘gemiddelde’<br />
en ‘lage spoordichtheid’.<br />
De kern (A) omvat de putten 189, 191 en 199.<br />
Hier was zogezegd door de sporen, gemiddeld<br />
92 per put, de ondergrond bijna niet<br />
meer zichtbaar (afbeelding 5.2.2) Dit is,<br />
samen met zone 2B ten zuiden ervan, qua<br />
vondstmateriaal het zonedeel waar de Vroeg<br />
Middeleeuwse component duidelijk aanwezig<br />
is: in put 189 zijn dit 25 stuks aardewerk<br />
op een totaal van 32.<br />
Het totaal aantal aardewerk fragmenten uit<br />
deze 3 putten is 186. Hiervan bleken 164<br />
stuks dateerbaar. Uit put 189 kwam uit 2<br />
sporen een scherf die gedateerd kon worden<br />
in de IJzertijd en/of Romeinse tijd. Uit put<br />
191 kwamen uit spoor 24 twee scherven die<br />
respectievelijk als Vroeg Romeins en<br />
Romeins gedateerd zijn. De overige scherven<br />
(160) werden voornamelijk aangetroffen in<br />
de onderste lagen van het esdek.<br />
De hoge spoordichtheid maakt het zeer goed<br />
mogelijk dat in deze zone bewoning van de<br />
(Late) IJzertijd tot en met de Vroege<br />
Middeleeuwen op één niveau door elkaar<br />
heen ligt!<br />
De zone met hoge spoordichtheid (B) ,<br />
gemiddeld 54 sporen per put, bevindt zich<br />
ten noorden, westen en zuiden rondom de<br />
kern. Het betreft de putten 175, 177, 181, 183,<br />
205, 207 en 507. Deze putten leverden in<br />
totaal 4<strong>15</strong> aardewerkfragmenten op waarvan<br />
6 niet te dateren waren. Meer dan de helft,<br />
5m<br />
namelijk het opmerkelijk aantal van 211<br />
scherven, werd aangetroffen in de onderkant<br />
van het esdek ter hoogte van spoor 5 in put<br />
183. Deze waren, net als het gros van de<br />
overige scherven, niet nader te dateren dan<br />
IJzertijd / Romeinse tijd.<br />
De putten 177 en 207 leverden ook Vroeg<br />
Middeleeuws aardewerk op, maar wel in zeer<br />
gering percentage t.o.v. het ijzertijdmateriaal<br />
met duidelijk Romeinse inheemse karakteristieken.<br />
In put 177 werd deels in het noordprofiel<br />
een grote kuil aangetroffen met Vroeg<br />
Middeleeuws slakmateriaal en ovenwandstukken.<br />
Dit bewijst de aanwezigheid van<br />
meerdere bewoningsperioden binnen één<br />
niveau.<br />
In de noordelijke putten 175, 177 en 181 werd<br />
ook Laat Middeleeuws aardewerk verzameld<br />
uit het esdek. Dit betreft hoogstwaarschij<strong>nl</strong>ijk<br />
strooivondsten, aangevoerd bij ophoging<br />
van het esdek.<br />
Het gedeelte met een ‘gemiddelde’ spoordichtheid<br />
van 24 sporen per put (zone 2C)<br />
bevindt zich rondom zone 2 B.<br />
Het betreft de putten 167 t/m 173, 179, 185,<br />
193, 201, 211 t/m 229 en 501, 503, 505, 5<strong>15</strong> en<br />
517. Deze 18 putten leverden in totaal 269<br />
aardewerk scherven op waarvan er 71 niet<br />
dateerbaar waren. De datering komt in alle<br />
putten neer op IJzertijd en / of Romeinse tijd.<br />
Wel bevond zich in put 179 een langwerpige<br />
kuil en in put 5<strong>15</strong> in het profiel een kuil met<br />
resten van Vroeg Middeleeuwse ijzerproduc-<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 413 Enschede, Usseler Es<br />
23<br />
AB 17-03-2005
tie (slakken). Ook hier wordt dus het beeld<br />
van meerdere bewoningsperioden op één<br />
niveau, zoals in put 177, bevestigd.<br />
De westzijde van zone 2C is minder duidelijk<br />
begrensd, omdat daar behalve put 5<strong>15</strong> geen<br />
proefputten zijn aangelegd. Op basis van de<br />
afnemende spoordichtheid in put 507 die<br />
daardoor als ‘grensgeval’ voor zowel zone 2b<br />
als 2c geldt, kan echter met vrij grote zekerheid<br />
de grens getrokken worden zoals in<br />
afbeelding 5.1.<br />
Wat de zuidzijde betreft is de begrenzing niet<br />
vastgelegd. In de meest zuidelijke put 229<br />
zijn nog volop sporen aanwezig. De bewoning<br />
kan nog maximaal doorlopen tot put<br />
237 op <strong>15</strong>0 meter ten zuiden ervan. Hierin<br />
zijn namelijk geen sporen meer aangetroffen.<br />
In zone 2A, B en C zijn vooral paalgaten, kuilen,<br />
hutkommen en (wand)greppels aangetroffen.<br />
De paalgaten maken in veel gevallen<br />
onderdeel uit van structuren zoals huisplattegronden<br />
of andere gebouwen en spiekers.<br />
Geen enkele structuur is compleet binnen<br />
één putgrens aangetroffen.<br />
De periferie-putten (zone 2D: 37, 43, 501,<br />
163, 165, 201, 203, 509 en 511) leverden een<br />
enkele kuil of mogelijk paalgat op. Aan het<br />
vondstmateriaal uit de putten (55 stuks<br />
waarvan 20 niet dateerbaar) kon geen<br />
nadere datering dan ‘(Late) IJzertijd /<br />
Afb 5.2.4: Coupe over crematiekuil.<br />
Romeinse tijd’ toegekend worden.<br />
Duidelijk is dat zone 2 een intensief bewoond<br />
gedeelte is geweest gedurende de IJzertijd<br />
tot en met de Vroege Middeleeuwen.<br />
Deze bewoningszone heeft een omvang van<br />
ongeveer 250 bij 500 meter. Dit is 12,5 ha.<br />
Zone 3:<br />
Aan de zuidzijde, net over de bolling heen, is<br />
ten oosten van bewoningszone 2 van IJzertijd<br />
en Laat Romeinse datering put 513 aangelegd.<br />
In de onderkant van het esdek werd<br />
één scherf aangetroffen die niet nader te<br />
dateren is dan IJzertijd / Romeinse tijd.<br />
De enige sporen die deze put opleverde<br />
waren twee crematiekuiltjes (afbeelding<br />
5.2.4). Van de beide crematiekuiltjes bleek<br />
één nog enige diepte met een inhoud met<br />
crematieresten te hebben. Het andere kuiltje<br />
was nog slechts zeer oppervlakkig, maar<br />
bevatte wel zoveel crematieresten om hem<br />
als grafkuil te kunnen aanmerken. Dit betekent<br />
dat deze laatste kuil hoger gelegen<br />
heeft en dat hiervan al een groot deel was<br />
opgenomen in het erboven aanwezige esdek.<br />
Bij uitbreiding van de put waarin de crematies<br />
werden aangetroffen richting noord- en<br />
zuidoosten werden echter geen andere graven<br />
aangetroffen. Dit kan te maken hebben<br />
met het eventueel volledig verploegd en<br />
opgenomen zijn in het esdek, maar ook is er<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 413 Enschede, Usseler Es<br />
24
de mogelijkheid dat we hier te maken hebben<br />
met twee solitaire begravingen.<br />
De beide graven zijn bemonsterd voor 14 Canalyse<br />
door middel van Accelerator Mass<br />
Spectrometry (AMS). Het best bewaarde<br />
graf is daadwerkelijk onderzocht (zie paragraaf<br />
6.4) en leverde een datering in de<br />
Midden IJzertijd op. Dit geeft aan dat ze<br />
mogelijk bij de vroegste bewoning van zone<br />
2 kunnen horen.<br />
Zone 4:<br />
Deze is opgedeeld in zone 4A (met bewoningssporen)<br />
en 4B (alleen aardewerk).<br />
Zone 4A betreft drie putten in de noordoosthoek<br />
van de centrale es. De putten 529, 533<br />
en 535 liggen op de naar het (noord)oosten<br />
aflopende flank. In alle putten zijn slechts<br />
enkele sporen aangetroffen (mogelijk paalgaten)<br />
en 1 scherf. Ze hebben daarmee een<br />
lage spoor- en vondstdichtheid. Het is niet<br />
duidelijk of we hier te maken hebben met de<br />
periferie van een nederzetting of met sporen<br />
die betrekking hebben op een losse huisplaats.<br />
In put 531 zijn geen sporen, maar is<br />
wel 1 scherf aangetroffen. Het totaal komt<br />
daarmee op 2, beide gedateerd als Romeins.<br />
Ook in de putten 247, 251, 253, 257 en 259,<br />
direct ten westen van de drie bovengenoemde<br />
putten is aardewerk aangetroffen<br />
(16 stuks waarvan 5 indeterminabel), maar<br />
geen sporen. Dit is zone 4 B. Opvallend is<br />
dat hier, naast het ‘gebruikelijke’ IJzertijd en<br />
Romeins gedateerde materiaal ook in 3 putten<br />
(247, 251 en 259) ouder materiaal voorkomt,<br />
namelijk bronstijd (in elk 1 scherf) en<br />
neolithisch aardewerk (3 scherven in put<br />
259). Dit moet echter als opspit of strooivondsten<br />
beschouwd worden.<br />
Mogelijk sluit deze zone aan op zone 5 die<br />
op 100 meter ten zuidwesten ervan ligt.<br />
Behalve dus de westelijke begrenzing is ook<br />
de noordelijke niet geheel zeker. Het aangetroffen<br />
aardewerk in put 531 van zone 4A en<br />
de putten van zone 4B houden de mogelijkheid<br />
van noordelijker aan te treffen bewoningssporen<br />
open.<br />
Zone 5:<br />
Het oostelijk deel van de es leverde centraal,<br />
op het hoogste deel van de es, nauwelijks<br />
sporen op. Het is dus een zone met een lage<br />
spoor- en vondstdichtheid<br />
Het betreft de putten 267, 271, 273, 277 t/m<br />
289, 293, 545 en 547. Slechts 4 putten (273,<br />
277, 287 en 545) leverden aardewerk op,<br />
voornamelijk uit het esdek. In totaal 117<br />
scherven waarvan 63 niet dateerbaar. De<br />
rest dateerde in de IJzertijd / Romeinse tijd.<br />
In put 273 zwierven er nog 5 mogelijke<br />
bronstijdscherven doorheen.<br />
Op de rand en overgang naar de oostelijke<br />
flank werden in een aantal putten “losse”<br />
sporen aangetroffen. Ofwel betreft het de<br />
randzone van de zuidwestelijke nederzetting(en)<br />
of we hebben hier te maken met<br />
losse huisplaatsen.<br />
Put 273, centraal op de oostflank gelegen,<br />
leverde wat paalgaten en een kuil met veel<br />
grote fragmenten aardewerk en brokken<br />
natuursteen op (afbeelding 5.2.5); de overige<br />
putten slechts een enkele kuil of losliggend<br />
paalgat.<br />
Het aardewerk uit de kuil in put 273 betrof<br />
33 scherven. Deze dateren voornamelijk in<br />
de IJzertijd, waarbij er één als vroege<br />
IJzertijd en één mogelijk Romeins gedateerd<br />
is.<br />
Zone 6:<br />
Het zuidelijk deel van de es, direct ten noorden<br />
en zuiden van de N18, leverde in een<br />
aantal putten enkele sporen met ijzertijdaardewerk<br />
op. Bij aa<strong>nl</strong>eg van de putten in dit<br />
deel bleek een verbruiningslaag het zichtbare<br />
sporenniveau af te dekken. Een aantal<br />
putten was in eerste instantie op dit niveau<br />
aangelegd, maar is later verdiept tot het<br />
daadwerkelijk ‘zichtbare sporenniveau’. Het<br />
eige<strong>nl</strong>ijke bewoningsniveau ligt dus hoger<br />
dan het uiteindelijk aangelegde sporenniveau.<br />
Bij een vervolgonderzoek in deze zone zal<br />
dus rekening gehouden moeten worden met<br />
de aa<strong>nl</strong>eg van 2 vlakken in het zuidelijk deel<br />
van de es.<br />
In slechts één put (349) is een rij (paal)gaten<br />
met natuursteen en 5 stuks aardewerk aangetroffen<br />
(afbeelding 5.2.6). De 3 dateerbare<br />
scherven komen uit de IJzertijd; een nadere<br />
datering is niet mogelijk.<br />
De spoordichtheid is laag te noemen, maar<br />
mogelijk betreft het hier een deel van een<br />
structuur die in de periferie van een nederzetting<br />
ligt. Deze bevindt zich waarschij<strong>nl</strong>ijk<br />
ten zuiden of zuidoosten van deze put gezien<br />
de bevindingen van RAAP in de gasbuissleuf<br />
ten zuiden van put 353 t/m 359 en de aangetroffen<br />
ijzertijdsporen bij aa<strong>nl</strong>eg van de A35<br />
direct ten zuiden hiervan.<br />
5.3 De zuidwestelijke dekzandrug<br />
Een deel van de ‘centrale’ putten kon hier<br />
wegens het ontbreken van betredingstoestemming<br />
niet aangelegd worden.<br />
Sporen werden aangetroffen aan de noordoost-<br />
en zuidwestzijde van de dekzandrug.<br />
Hier zijn echter wegens geweigerde betredingstoestemming<br />
geen proefsleuven aangelegd.<br />
De noordoostelijke putten 501 en 503<br />
zijn als overgangsputten naar het esgedeelte<br />
aangelegd. De bewoningssporen hierin lijken<br />
aan te sluiten bij die aangetroffen in de oostelijke<br />
ervan gelegen putten 505 en 507,<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 413 Enschede, Usseler Es<br />
25
Afb 5.2.5: Put 273: kuil met veel AW + NS in put 273.<br />
Afb 5.2.6: Put 349: rij paalkuilen met NS.<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 413 Enschede, Usseler Es<br />
26
Afb. 5.2.7<br />
welke uit de Midden tot Late IJzertijd lijken<br />
te dateren.<br />
Zone 7:<br />
Op het zuidelijke deel van de door BAAC<br />
gekarteerde zuidwestelijke dekzandrug zijn<br />
in de putten 13 t/m 21 bewoningssporen<br />
aangetroffen. In de putten 13, <strong>15</strong> en 17 betrof<br />
dit wat losse paalgaten en een kuil. In put 19<br />
mogelijk de paalgaten van een spieker. Deze<br />
putten hebben een lage spoor- en vondstdichtheid<br />
(zone 7A).<br />
In put <strong>15</strong> werd nabij het westprofiel een kuil<br />
aangetroffen. Het esdek hierboven leverde 5<br />
scherven op die in de Late Middeleeuwen te<br />
dateren bleken. Put 19 leverde 3 scherven<br />
IJzertijd / Romeins op. Put 21 bleek een put<br />
met gemiddeld tot hoge spoordichtheid en<br />
gemiddelde vondstdichtheid (afbeelding<br />
5.2.7). De aangetroffen sporen betroffen<br />
paalgaten, greppels en een hutkom die dicht<br />
op en over elkaar lagen. Het betreft hoogstwaarschij<strong>nl</strong>ijk<br />
een deel van een nederzetting<br />
of losse huisplaats.<br />
De begrenzing ervan richting noorden en<br />
oosten is onbekend. Een eventuele omvang<br />
is daardoor niet aan te geven.<br />
De datering van het vondstmateriaal (alleen<br />
aardewerk) gaat twee kanten op: uit de<br />
onderkant van het esdek werden 3 scherven<br />
verzameld die uit de Vroege Middeleeuwen<br />
dateren. Uit de hutkom werden 2 scherven<br />
verzameld die respectievelijk<br />
IJzertijd/Romeins en Romeins dateren. Dit<br />
lijkt erop te duiden dat beide perioden vertegenwoordigd<br />
zullen zijn in de aangetroffen<br />
sporen.<br />
5.4 Het westelijk en oostelijk deel: de<br />
laagte<br />
In het westelijk deel zijn in totaal <strong>15</strong> putten<br />
aangelegd; 8 volgens oorspronkelijk plan en<br />
7 nieuw uitgezette putten. Van deze putten<br />
lagen er 12 centraal op de westhelft van het<br />
terreindeel. De overige 3 werden in de uiterste<br />
zuidwesthoek aangelegd. De overige<br />
delen van het westdeel konden niet onderzocht<br />
worden wegens niet verleende betredingstoestemming.<br />
Over de noordelijke en<br />
een groot deel van de zuidelijke helft kan<br />
daarom wat archeologie betreft geen uitspraak<br />
worden gedaan.<br />
De aangelegde putten bleken allen relatief<br />
laag te liggen. Het NAP-verschil ten opzichte<br />
van het hoogste deel van de bolling (put 275:<br />
35,05 m + NAP) bedroeg aan de westzijde<br />
(put 65: 27,76 m + NAP) maximaal 7,29 meter.<br />
Het sporenniveau lag hier gemiddeld 25 tot<br />
30 cm onder maaiveld en ook direct onder de<br />
bouwvoor. Van een esdek was hier niet of<br />
nauwelijks sprake. De grondwaterstand<br />
bleek in alle gevallen vlak onder de bouwvoor,<br />
dus net boven sporenniveau, te liggen.<br />
Direct na aa<strong>nl</strong>eg van de putten stonden deze<br />
vaak binnen een uur blank.<br />
De aangetroffen sporen bleken vooral greppels<br />
en sloten van het voorlaatste verkavelingssysteem<br />
(voor 1941) te zijn. Er zijn geen<br />
archeologisch interessante sporen, dat wil<br />
zeggen Middeleeuws of ouder, aangetroffen.<br />
In het oostelijk lage deel zijn in totaal 19 putten<br />
aangelegd; 13 volgens oorspronkelijk<br />
plan en 6 nieuw uitgezette putten.<br />
Ook deze putten bleken allen relatief laagte<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 413 Enschede, Usseler Es<br />
27
19 Bouwmeester 2002.<br />
20 van der Velde & Kenemans 2002.<br />
21 de Wit 2003.<br />
ten opzichte van het centrale deel te liggen.<br />
Het hoogteverschil bedroeg hier aan de<br />
oostzijde (put 309: 30,63 m + NAP) maximaal<br />
4,42 meter ten opzichte van put 275 (35.05 m<br />
+ NAP).<br />
De bouwvoor lag vrijwel direct op het sporenniveau<br />
en was maximaal 35 cm dik. En<br />
ook hier bestond in verhouding tot het maaiveld<br />
een hoog grondwaterniveau waardoor<br />
de putten binnen een dag blank stonden.<br />
De opbrengst aan sporen was hetzelfde als<br />
in het westdeel, met uitzondering van de<br />
meest zuidwestelijke put 377 (zone 8).<br />
Zone 8:<br />
Dit betreft put 377 in het oostelijk deel van<br />
het onderzoeksterrein. Hierin is, diagonaal<br />
door de put, een brede sloot of greppel aangetroffen<br />
met Laat Middeleeuws steengoedaardewerk<br />
(900-1400 n. Chr.) en wat<br />
natuursteen.<br />
Aangezien de overige ten noorden en oosten<br />
ervan gelegen putten geen sporen hebben<br />
opgeleverd kan de greppel mogelijk de<br />
begrenzing van een nederzetting ten zuiden<br />
ervan zijn. Bij het karteren heeft BAAC veel<br />
9 e - 12 e eeuws aardewerk aangetroffen langs<br />
de zuidrand van dit terreindeel.<br />
Vuursteenzone<br />
In verschillende putten zijn vuurstenen artefacten<br />
aangetroffen (zie afbeelding 4.2 en 6).<br />
Dit betreft stukken vuursteen waarop sporen<br />
van menselijke bewerking zijn aangetroffen.<br />
Het zijn vooral afslagen en een enkel klingetje<br />
of kernstuk (zie paragraaf 5.3). Ze zijn niet<br />
nader te duiden dan bewerkt vuursteen met<br />
een datering die kan lopen van het Laat<br />
Paleolithicum tot en met de Vroege IJzertijd.<br />
De meeste vondsten zijn gedaan ter hoogte<br />
van de noordelijke helft van bewoningszone<br />
2. Omdat er in verhouding een groot aantal<br />
artefacten tevoorschijn kwam in put 173<br />
bestaat de mogelijkheid dat zich in de buurt<br />
van deze put een vuursteenvindplaats<br />
bevindt.<br />
5.5 Conclusie<br />
De aangetroffen bewoningssporen op de<br />
zuidwestflank en de zuidwestelijke dekzandrug<br />
duiden op een nederzetting waarbij<br />
gedacht moet worden aan erven met een<br />
boerderij, bijgebouwtjes, hutkommen,<br />
opslag- en afvalkuilen, mogelijk waterputten<br />
etc. Gezien de grote spoordichtheid en<br />
elkaar oversnijdende sporen gaat het waarschij<strong>nl</strong>ijk<br />
om een relatief plaatsvaste nederzetting<br />
van 2 tot 5 boerderijen. Wanneer een<br />
boerderij na 30 tot 50 jaar in verval raakte<br />
werd op geringe afstand een nieuw huis<br />
gebouwd. De totale nederzetting bleef daardoor<br />
gedurende eeuwen op min of meer<br />
dezelfde plek liggen.<br />
De structuurdelen van mogelijke plattegronden<br />
en andere sporen die vrij lijken te liggen<br />
in het noordwestelijk, noordoostelijk, oostelijk<br />
en zuidelijke deel van de centrale es<br />
betreffen waarschij<strong>nl</strong>ijk Einzelhöfe en de<br />
periferie daarvan. Dit zijn losse huisplaatsen<br />
die zich in de loop van de eeuwen over de es<br />
verplaatsten, zogenaamde ‘zwervende erven’.<br />
Vergelijkbare sites uit de periode<br />
IJzertijd/Romeinse tijd/Vroege Middeleeuwen<br />
uit het noordoosten en oosten van het land<br />
zijn onder andere Zutphen (Leesten), 19<br />
Zelhem (Soerlant) 20 en Emmen<br />
(Frieslandweg). 21<br />
Wat bewoning betreft, hebben vooral het<br />
centrale deel van de es, de zuidwestelijke<br />
dekzandrug en één locatie langs de zuidrand<br />
van het oostelijk deel, archeologisch interessante<br />
sporen opgeleverd. Deze dateren van<br />
het Laat Paleolithicum tot en met de<br />
Middeleeuwen.<br />
Het feit dat er delen van losse huisplaatsen<br />
en solitaire crematies aangetroffen zijn moet<br />
als waarschuwing gelden voor de niet door<br />
middel van proefsleuven onderzochte delen<br />
van de centrale es. De kans is wel degelijk<br />
aanwezig dat deze zich ook hier bevinden!<br />
De lagere zones van het westelijke en oostelijk<br />
deel van het terrein leverden alleen sporen<br />
op daterend in de periode Nieuwe Tijd.<br />
Hoewel in beide delen geen volledig overzicht<br />
kon worden verkregen is de kans klein<br />
dat er op de ongeziene delen oudere bewoningssporen<br />
tevoorschijn voorkomen.<br />
Een uitzondering hierop vormen de door<br />
BAAC gekarteerde noordwestelijke dekzandrug<br />
en het westelijke dekzandkopje die<br />
beide niet onderzocht zijn. Hier blijft de kans<br />
op bewoningssporen aanwezig.<br />
Op het centrale deel komen behalve vuursteen,<br />
voornamelijk bewoningssporen uit de<br />
IJzertijd, Romeinse tijd en Vroege<br />
Middeleeuwen voor. Dit geldt ook voor de<br />
bewoningssporen aangetroffen op de zuidwestelijke<br />
dekzandrug. De locatie met bewoningssporen<br />
in het oostelijk deel dateert in<br />
de Middeleeuwen.<br />
Conservering en gaafheid van sporen:<br />
Hoewel er in principe niet gecoupeerd mocht<br />
worden kan op basis van het uiterlijk van de<br />
sporen op vlakniveau gesteld worden dat de<br />
conservering ervan goed tot zeer goed lijkt.<br />
De twee sporen die uiteindelijk toch gecoupeerd<br />
zijn om daterend materiaal te verzamelen,<br />
hadden nog een redelijke diepte (20<br />
en 40 cm) en een voor archeobotanische<br />
analyse mogelijk kansrijke inhoud. Dit is echter<br />
in het kader van het huidige onderzoek<br />
niet onderzocht.<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 413 Enschede, Usseler Es<br />
28
22 Put 47 leverde sterk aangetast en<br />
verweerd materiaal op, gerold<br />
materiaal komt uit de putten 143,<br />
163, 237, 277, 377, 533. Materiaal uit<br />
deze putten is waarschij<strong>nl</strong>ijk door<br />
water aangetast.<br />
Van de crematiekuiltjes bleek qua diepte één<br />
van beide nog redelijk geconserveerd, de<br />
andere was nog slechts zeer oppervlakkig<br />
bewaard gebleven. Deze was al grotendeels<br />
in het esdek opgenomen.<br />
Over het algemeen kan gesteld worden dat<br />
de aangetroffen bewoningssporen goed tot<br />
zeer goed bewaard gebleven lijken te zijn.<br />
6 Vondstmateriaal<br />
6.1 I<strong>nl</strong>eiding<br />
Het aangetroffen vondstmateriaal bestond<br />
hoofdzakelijk uit aardewerk, natuursteen,<br />
vuursteen, bot (zowel onverbrand als verbrand),<br />
ijzerslakken en metaal.<br />
Het onverbrande bot betrof fragmenten dierlijk<br />
bot die in het kader van het huidige<br />
onderzoek niet nader geanalyseerd zijn.<br />
Het verbrande bot betrof crematieresten die<br />
in twee grafkuiltjes werden aangetroffen. Eén<br />
graf is bemonsterd voor 14 C-analyse.<br />
In totaal zijn er 20 ijzerslakken aangetroffen.<br />
Het betreft een groot aantal productieslakken,<br />
een enkele smeedslak en mogelijk herverhittingsslakken.<br />
Verder een stuk<br />
ovenwand waaraan valt af te lezen dat deze<br />
minstens vier keer gebruikt is, en een grote<br />
kuilovenslak die alleen uit de 3 e / 4 e eeuw n.<br />
Chr. tot de Vroege Middeleeuwen kan stammen.<br />
De onderzoeksvraag met betrekking tot het<br />
al dan niet constateren van ambachtelijke<br />
productie is hiermee positief beantwoord.<br />
Met welk type productie we hier te maken<br />
hebben en of dit ter plekke of in de zeer<br />
nabije omgeving heeft plaatsgevonden, kan<br />
alleen door nader onderzoek in het veld vastgesteld<br />
worden.<br />
Er zijn 38 stuks metaal verzameld. Dit betreft<br />
tijdens de aa<strong>nl</strong>eg van het vlak in de bouwvoor<br />
en esdek al dan niet met behulp van<br />
een metaaldetector aangetroffen vondsten.<br />
Het zijn vooral sterk gecorrodeerde ijzeren<br />
voorwerpen (o.a. spijkers) en mogelijk<br />
natuurlijke corrosieklonten. Alleen door middel<br />
van röntgenonderzoek zou de daadwerkelijke<br />
aard van deze voorwerpen kunnen<br />
worden vastgesteld.<br />
In het kader van het huidige onderzoek is<br />
nadere analyse van dit materiaal niet noodzakelijk<br />
bevonden.<br />
De categorieën aardewerk, natuursteen en<br />
vuursteen zijn nader geanalyseerd en<br />
beschreven in de hierna volgende deelrapporten.<br />
6.2 Aardewerk<br />
S.B.C. Bloo<br />
6.2.1 I<strong>nl</strong>eiding<br />
In totaal zijn er 1270 fragmenten aardewerk<br />
verzameld met een gewicht van 8.709 gram<br />
verzameld. De scherven zijn over het algemeen<br />
goed geconserveerd op enkele putten<br />
na. 22 Enkele putten leveren goede en grote<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 413 Enschede, Usseler Es<br />
29
23 Grote fragmenten in put 183, 191,<br />
273.<br />
24 Determinatie S.Ostkamp en<br />
D.Gerrits (ADC ArcheoProjecten);<br />
zie ook Verhoeven 1998:25.<br />
25 Van Es, Miedema & Wynia<br />
1985:595.<br />
5%<br />
5%<br />
scherven op; het merendeel bestaat echter<br />
uit kleine fragmenten tussen de 4 en 9 cm. 23<br />
Het materiaal is voornamelijk te dateren in<br />
de IJzertijd / Romeinse tijd tot in de Late<br />
Middeleeuwen (afbeelding 6.1.1). Enkele<br />
fragmenten zijn ouder, uit het Neolithicum en<br />
de Vroege Bronstijd. Een paar fragmenten<br />
zijn wat jonger en dateren in de Nieuwe tijd.<br />
Het materiaal werd voor 95 % verzameld uit<br />
de onderkant van het esdek, net boven sporenniveau.<br />
De aangetroffen sporen leverden<br />
slechts in een enkel geval bij aa<strong>nl</strong>eg aardewerk<br />
op.<br />
Op grond van het dus in principe grotendeels<br />
contextloze materiaal kan met betrekking<br />
tot de sporen slechts een vrij globaal<br />
dateringsoverzicht gemaakt worden.<br />
6.2.2 Baksels en typeringen<br />
Zo goed als al het aardewerk is verschraald<br />
met minerale magering. De magering kan<br />
bestaan uit gebroken kwarts, gebroken<br />
kwarts met glimmers en “roze graniet”<br />
bestaande uit kwarts, roze veldspaten en<br />
glimmers (de soort graniet is niet te achterhalen).<br />
Vooral de grote roze brokken in de<br />
klei overheersen. Het is dan ook erg moeilijk<br />
om de verschillende perioden op basis van<br />
baksels te onderscheiden. In deze omgeving<br />
is het altijd een probleem geweest om op<br />
basis van magering het aardewerk te dateren.<br />
Ook de hardheid is geen aanwijzing om<br />
onderscheid te maken.<br />
Voornamelijk op basis van randfragmenten<br />
die duidelijk kogelpot of kogelpotachtig zijn<br />
verhouding periode (N=1052 fragmenten)<br />
4%<br />
6%<br />
1%<br />
Afb 6.1.1 Overzicht aardewerk per periode.<br />
0%<br />
57%<br />
2%<br />
20%<br />
NEOX<br />
BRONS/IJZ<br />
IJZX<br />
IJZ/ROM<br />
ROMX<br />
VME<br />
LME<br />
(de vroegmiddeleeuwse voorlopers van<br />
kogelpotten genaamd Hessen-Schortens<br />
aardewerk; afbeelding 6.1.2), zijn ook wandfragmenten<br />
in hetzelfde vondstnummer<br />
gedateerd. 24 Het “niet-kogelpotachtige” aardewerk<br />
bevat iets minder gebroken kwarts<br />
en is soms geglad aan de binnenzijde. De<br />
paar fragmenten die morfologische kenmerken<br />
bevatten zijn vergelijkbaar met aardewerk<br />
dat is aangetroffen onder andere in<br />
Bennekom. Van Es, Miedema en Wynia<br />
beschrijven de verschraling van het vroeg<br />
Romeinse aardewerk. 25 Ze onderscheiden<br />
vier baksels waarvan twee sterk overeenkomen<br />
met het aardewerk van Enschede.<br />
Baksel b bestaat uit een magering met<br />
gebroken kiezels met zand, hard gebakken,<br />
deels gepolijst en deels besmeten, geelgrijze<br />
kleur. Ruim 200 scherven hebben een baksel<br />
overeenkomstig baksel type b. Baksel c<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 413 Enschede, Usseler Es<br />
NT<br />
INDET<br />
Afb 6.1.2 Randfragment Hessen-Schortens aardewerk.<br />
30
26 Taayke 2002:191.<br />
27 Taayke 2002:191, fig 3, pot 1; gevonden<br />
put. 21 spoor46, vnr. 128.<br />
28 put 179, vnr. 66.<br />
29 Van Es, Miedema & Wynia 1985:607,<br />
afb. 58, scherf 201 of 136.<br />
30 Van Es & Verlinde 1977: 56, fig. 48.<br />
scherf 43.<br />
wordt gekenmerkt door klei met gebroken<br />
kiezels en met organische bestanddelen,<br />
zeer poreus en licht gebakken met een geelgrijze<br />
kleur (afbeelding 6.1.3). Vijf fragmenten<br />
hebben een overeenkomstig baksel als type<br />
c.<br />
Afb 6.1.3 Romeins handgevormd aardewerk met organische<br />
magering, put 185.<br />
De scherven zijn dusdanig gefragmenteerd<br />
dat profielen nauwelijks te reconstrueren<br />
zijn. Soms is wel geleding te zien zoals bij<br />
schouder/buik fragmenten. Meestal gaat het<br />
om vloeiende overgangen als bij het type A<br />
van Taayke. 26 Eenmaal is een scherf met rand<br />
en overgang schouder/buik aangetroffen<br />
zodat we deze kunnen typeren als Taayke<br />
A1-1. 27 Een ander determineerbaar fragment<br />
kan van een type Taayke C1 zijn alleen is de<br />
rand niet aanwezig.<br />
6.2.3 Decoratie<br />
Versieringen zijn een enkele keer aangebracht.<br />
Meestal treffen we vingertopindrukken<br />
bovenop de rand aan. Deze fragmenten<br />
kunnen we in de IJzertijd dateren. Eén maal<br />
zijn indrukken aan de buitenzijde van de<br />
rand geplaatst. 28 Dit komt vaker voor bij<br />
materiaal uit de Romeinse tijd. 29 In hetzelfde<br />
vondstnummer zit veel aardewerk dat voornamelijk<br />
met zand is verschraald.<br />
Vingertopindrukken zijn ook op de grootste<br />
buikomvang geplaatst (afbeelding 6.1.4).<br />
Afb 6.1.4 Schouderfragment met vingertopindukken op<br />
een rij, put 205.<br />
Dergelijke versiering komen we tegen op<br />
aardewerk uit de Bronstijd, maar ook in de<br />
Romeinse tijd. Op een wandfragment zijn<br />
vingertopindrukken vlakdekkend in rijen<br />
aangebracht vergelijkbaar met aardewerk uit<br />
de Romeinse tijd. 30 Eén randfragment heeft<br />
aan de buitenzijde indrukken van een rechthoekige<br />
spatel (afbeelding 6.1.5). Drie<br />
indrukken zijn nog zichtbaar. Een ander<br />
randfragment is bewerkt met een dun en<br />
puntig stokje (afbeelding 6.1.6).<br />
Afb 6.1.5 Randfragment met spatelindrukken,<br />
Neolithicum, put 259.<br />
Wikkeldraadversiering, waarbij een touwtje<br />
om een hard voorwerp in de klei is gedrukt,<br />
is eenmaal aangetroffen op een wandfragment<br />
(afbeelding 6.1.7). Kamversiering komt<br />
op een paar fragmenten voor. Deze versiering<br />
is zowel in de late fase van de Vroege<br />
IJzertijd als in de vroege fase van de Midden<br />
IJzertijd gebruikt en ook weer in de<br />
Romeinse tijd. Omdat de fragmenten met fijn<br />
zand zijn gemagerd kunnen ze waarschij<strong>nl</strong>ijk<br />
aan deze jongste periode worden toegeschreven.<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 413 Enschede, Usseler Es<br />
31<br />
Afb 6.1.6 Randfragment met indrukken van spatel in hals,<br />
Neolithicum, put 259.<br />
Afb 6.1.7 Wikkeldraadindrukken, Vroege Bronstijd, put 193.
31 put 108.<br />
32 put 183.<br />
33 Van Es, Miedema & Wynia 1985:605<br />
abb.47.<br />
34 72 fragmenten.<br />
35 Put 43.<br />
36 250 fragmenten.<br />
37 Van Es, Miedema & Wynia<br />
1985:595, abb.32.<br />
Vier fragmenten aardewerk zijn waarschij<strong>nl</strong>ijk<br />
in het Neolithicum te dateren, zoals het<br />
randfragment met spatelindrukken. 31 Een<br />
heel klein fragmentje is versierd met groeven<br />
en indrukken van bolle spatelindrukken. Dit<br />
is een stukje van een klokbeker. 32<br />
Uit de Bronstijd komt het fragment met wikkeldraadindrukken.<br />
Het fragment met<br />
indrukken van een ronde spatel (afbeelding<br />
6.1.6) is mogelijk te dateren in de Vroege<br />
Bronstijd. Een groot deel van een tweeledige<br />
emmervormige pot is in eerste instantie in<br />
de Bronstijd gedateerd maar deze vorm komt<br />
ook voor tot aan de 3 e eeuw in de Romeinse<br />
tijd (afbeelding 6.1.8). 33 Sommige fragmenten<br />
bevatten minder gebroken roze veldspaten<br />
en meer kwarts. Dit lijkt iets ouder materiaal,<br />
Afb 6.1.8 Randfragment van tweeledige emmervormige<br />
pot, put 273.<br />
Afb 6.1.9 Beker met besmijting op buik en gepolijste hals, Midden IJzertijd, put 273<br />
mogelijk Bronstijd of Vroege IJzertijd. Soms is<br />
aardewerk aan de buitenzijde bewerkt met<br />
een kleipapje. 34 Dit noemen we besmijting.<br />
Dit opruwen van de buitenzijde is door pottenbaksters<br />
gedaan in de Late Bronstijd tot<br />
en met de Romeinse tijd. Het meest komt het<br />
voor in de (Midden) IJzertijd (afbeelding<br />
6.1.9). Een halsfragment dat gepolijst is aan<br />
de binnen en buitenzijde komt van een drieledige<br />
pot met een vloeiend S-profiel. Op de<br />
grootste buikomvang zit de aanhechting van<br />
een voormalige stafband (afbeelding 6.1.10). 35<br />
Dit exemplaar is te dateren in de Late<br />
Bronstijd/Vroege IJzertijd. Veel scherven<br />
hebben een zwarte kleur, zijn gepolijst en<br />
bevatten veel gebroken veldspaten en<br />
kwarts. 36 Deze behoren aan potten die we in<br />
de IJzertijd kunnen dateren. Omdat er weinig<br />
morfologische kenmerken zijn, kunnen we<br />
geen preciezere datering geven. Het merendeel<br />
zal Late IJzertijd zijn.<br />
Een paar fragmenten zijn op basis van versiering<br />
of morfologische kenmerken als<br />
handgevormd Inheems Romeins aardewerk<br />
te benoemen. In put 179 is een bodem<br />
gevonden waarbij de binnenzijde vloeiend in<br />
de wand overloopt zoals we kennen van<br />
wrijfschalen (afbeelding 6.1.11). Ook het eerder<br />
genoemde randfragment met vingertopindrukken<br />
aan de buitenzijde behoort tot<br />
dit aardewerk.<br />
Een randfragment met een groef onder de<br />
rand is waarschij<strong>nl</strong>ijk ook uit deze tijd<br />
(afbeelding 6.1.12). Twee drieledige bekers<br />
met gefaceteerde randen zijn in put 167<br />
gevonden (afbeelding 6.1.13). Een derde drieledige<br />
beker is aan de buitenzijde gepolijst.<br />
Van het type I A uit Bennekom is het randfragment<br />
dat gevonden is in put 193 (afbeelding<br />
6.1.14). 37 Dit exemplaar is in de 1 e eeuw<br />
te dateren.<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 413 Enschede, Usseler Es<br />
32
Afb 6.1.10 Halsfragment met aanzet van stafband,<br />
Bronstijd/Vroege IJzertijd, put 43.<br />
Afb 6.1.11 Bodem als van een wrijfschaal, Romeinse tijd, put 179.<br />
Afb 6.1.12 Randfragment met knik in de hals, put 41.<br />
Afb 6.1.13 Randfragment van drieledige beker met gepolijste<br />
buitenzijde en gefaceteerde rand, Romeinse tijd,<br />
put 167.<br />
6.2.4 Keramische objecten<br />
Uit put 189 is een spinklos verzameld<br />
(afbeelding 6.1.<strong>15</strong>). Deze kan zowel in de<br />
IJzertijd als in de Romeinse tijd zijn gemaakt.<br />
Een ander fragment waarvan het gebruik of<br />
de herkomst binnen een potprofiel niet dui-<br />
Afb 6.1.14 Randfragment met uitstaande rand, put 193.<br />
Afb 6.1.<strong>15</strong> Spinklos, put 189.<br />
Afb 6.1.16 Onduidelijk fragment met doorboring en<br />
mogelijk aanzet oor, put 201.<br />
delijk is, is te zien op afbeelding 6.1.16. Er is<br />
een doorboring gemaakt en bovendien lijkt<br />
er op de rand een aanzet tot een uitstulping<br />
of oor te zitten.<br />
6.2.5 Conclusie<br />
Het totaal van 1270 stuks aardewerk is goed<br />
geconserveerd. Het betreft veel goede fragmenten,<br />
dat wil zeggen analyseerbare stukken<br />
en weinig gruis. Het meeste materiaal is<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 413 Enschede, Usseler Es<br />
33
38 Prangsma 2003 en Prangsma 2004.<br />
39 Mondelinge mededeling H. van der<br />
Velde.<br />
niet afgerond en dus nauwelijks aangetast.<br />
Enkele vondstnummers bevatten aardewerk<br />
met “waterschade” of relatief sterk afgerond<br />
materiaal.<br />
Het aardewerk heeft geen gedraaide<br />
Romeinse scherven opgeleverd; het<br />
Romeinse dat er is, is geheel handgevormd.<br />
Ook door het ontbreken van potten van het<br />
type Uslar zoals aangetroffen in Wehl moeten<br />
we denken aan een vroege bewoning in de<br />
Late IJzertijd/vroege Romeinse tijd. 38 Het ontbreken<br />
van gedraaid aardewerk is vergelijkbaar<br />
met het minieme aantal gedraaide<br />
scherven te Raalte-Hordelman/Telgen, ook<br />
dit wijst op een vroege datering. 39 Met enkele<br />
typen potten die vergelijkbaar zijn met<br />
Bennekom en Wijk bij Duurstede-De Horden,<br />
kunnen we dit aardewerk in de (eerste helft<br />
van de) eerste eeuw na Chr. plaatsen.<br />
Het IJzertijd aardewerk bevat niet veel typologische<br />
kenmerken. We kunnen de bewoning<br />
van de omgeving laten beginnen in de<br />
(Midden) IJzertijd met een doorloop in de<br />
Romeinse tijd.<br />
Een paar fragmenten zijn te dateren in de<br />
Vroege Middeleeuwen. Bij het aardewerk<br />
afkomstig uit het spoorrijke westelijk centrale<br />
esgedeelte (met name bewoningszone 2A en<br />
B) moet opgemerkt worden dat er per put<br />
vaak geen strikte scheiding in de datering<br />
aan te brengen is. Hier loopt zowel IJzertijd<br />
als Vroege Middeleeuwen door elkaar.<br />
Het ontbreken van gedraaid Romeins, Von<br />
Uslar-aardewerk en Rhein Weser Germanisch<br />
aardewerk en het wél voorkomen van Vroeg<br />
Middeleeuws materiaal lijkt toch een onderbreking<br />
aan te geven van het gebruik van<br />
deze Es gedurende de 2 e en 3 e eeuw na Chr.<br />
Het oudere materiaal, uit het Neolithicum en<br />
de Bronstijd, is gescheiden van het vuursteen<br />
aangetroffen en kan voorlopig als<br />
opspit worden beschouwd.<br />
6.3 Natuursteen<br />
E.A.K. Kars<br />
6.3.1 I<strong>nl</strong>eiding.<br />
Natuursteen is vanaf het Paleolithicum tot<br />
heden een belangrijke grondstof voor<br />
gereedschap. Als gebruiksmateriaal is<br />
natuursteen minder onderhevig aan ontwikkelingen<br />
dan de meeste andere materiaal<br />
groepen. Dit bemoeilijkt ook vaak de dateerbaarheid<br />
van het materiaal. Steen heeft<br />
vooral potentie op het vlak van de interpretatie<br />
van activiteiten op een vindplaats, het<br />
vaststellen van brongebieden van het uitgangsmateriaal<br />
en het inzicht verkrijgen in<br />
uitwisselingspatronen en handel. Doordat<br />
natuursteen vaak “zwaar en onhandig” is,<br />
heeft het vaak een andere handelsroute of<br />
uitwisselingsweg gehad dan aardewerk. Het<br />
materiaal kan dan ook veel informatie verschaffen<br />
over organisatie en logistiek. Tot op<br />
heden was het natuursteen onderzoek voornamelijk<br />
gericht op de vroeg(st)e culturen,<br />
aangezien natuursteen hier de grootste bron<br />
was voor het vervaardigen van gereedschap.<br />
Voor deze perioden zijn er voornamelijk van<br />
vuurstenen objecten typochronologieën ontwikkeld.<br />
Binnen andere steensoorten en<br />
materialen uit latere perioden zijn echter ook<br />
typochronologische kenmerken aan te wijzen.<br />
Hier is echter tot nu toe door een<br />
beperkt aantal specialisten aandacht aan<br />
besteed.<br />
In totaal zijn er 65 stenen voor onderzoek<br />
aangeboden. Hieruit is een selectie gemaakt<br />
op basis van de grootte en bewerking- of<br />
productiesporen van het materiaal. Stenen<br />
minder dan 40 mm zonder duidelijke productie-<br />
of bewerkingsporen zijn niet geselecteerd.<br />
Het overige materiaal is<br />
gedetermineerd op steensoort, vorm, grootte,<br />
bewerkings- en/of gebruikssporen en sporen<br />
van verbranding en verwering. Van artefacten<br />
zijn het type artefact, het gewicht en de<br />
exacte afmetingen bepaald. In totaal zijn er<br />
38 stenen geselecteerd en gedetermineerd,<br />
(tabel 6.2.1).<br />
Vrijwel al het materiaal is verzameld uit de<br />
laag direct boven het sporenniveau, ofwel de<br />
onderkant van het esdek.<br />
De vraag in het programma van eisen<br />
waarop het natuursteen antwoorden zou<br />
kunnen geven luidt:<br />
-Wijzen sporen en vondsten op de aanwezigheid<br />
van een ambachtelijke productie?<br />
steensoort aantal<br />
zandsteen 18<br />
kwartsiet 6<br />
graniet 4<br />
kw zandsteen 3<br />
lei 2<br />
tefriet 2<br />
gangkwarts 1<br />
gneis 1<br />
lydiet 1<br />
totaal 38<br />
Tabel 6.2.1 Aantal artefacten per steensoort<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 413 Enschede, Usseler Es<br />
34
6.3.2 Bewerkt materiaal.<br />
Met bewerkt materiaal, artefacten, wordt<br />
bedoeld alle stenen die, macroscopisch, herkenbare<br />
sporen van gebruik en/of bewerking<br />
vertonen. In totaal zijn er 12 artefacten aangetroffen<br />
die in drie categorieën, maalstenen,<br />
slijpgereedschap en bouwmateriaal<br />
ingedeeld kunnen worden (tabel 6.2.2). Er is<br />
ook en afslag gevonden en een object waar<br />
het niet mogelijk is te vaststellen wat voor<br />
type artefact het is.<br />
artefactgroep zandsteen graniet lei tefriet kw zandsteen totaal<br />
slijpgereedschap 4 4<br />
bouwmateriaal 2 1 3<br />
maalstenen 1 2 3<br />
afslag 1 1<br />
indet 1 1<br />
totaal 5 2 2 2 1 12<br />
Tabel 6.2.2 Soort artefacten per steensoort<br />
40 Dit zijn dateringen volgens vondsten<br />
gevonden tot 1985, van<br />
Heeringen 1985.<br />
41 Hörter 1994, 30.<br />
42 Kars 2002.<br />
Maalstenen<br />
Maalstenen zijn al sinds de prehistorie in<br />
gebruik. Maalstenen kunnen van diverse<br />
steensoorten worden gemaakt. In Nederland<br />
zijn de eerste maalstenen voornamelijk vervaardigd<br />
van zandstenen, granieten, conglomeraten<br />
en breccies. Deze steensoorten<br />
hebben een korrelig oppervlak dat ze<br />
geschikt maakt voor gebruik als maalsteen.<br />
Vanaf de IJzertijd komen in ons land de eerste<br />
producten voor die echt uit een groeve<br />
komen en dus wijzen op een ander organisatieniveau.<br />
Dit zijn de niet-draaiende, zadelvormige<br />
maalstenen van tefriet. Deze<br />
steensoort heeft een poreus oppervlak,<br />
waardoor het uitermate geschikt is als maalsteen.<br />
Dateringen van de niet-draaiende tefrietstenen<br />
in Nederland zijn: 40<br />
- Type A van late Bronstijd tot vroege<br />
IJzertijd; 1100-500 v.Chr.<br />
- Type B tussen 500-250 v. Chr.<br />
midden_IJzertijd.<br />
- Type C “Napoleonshoed” van midden<br />
IJzertijd tot 200 v.Chr.<br />
In de late IJzertijd/vroeg-Romeinse tijd wordt<br />
de draaimolen in Nederland geïntroduceerd.<br />
De diameter van de draaimolen is een typochronologisch<br />
kenmerk, terwijl de dikte van<br />
de steen een indicatie geeft voor de intensiteit<br />
van het gebruik. Zo variëren de diameters<br />
van deze handmolens van ca. 35 cm in<br />
de eerste eeuw v. Chr. tot 40 cm in de<br />
Romeinse tijd. 41<br />
Tussen het geselecteerde materiaal zijn in<br />
totaal vier maalstenen aangetroffen, hiervan<br />
zijn er twee van tefriet vervaardigd, één van<br />
rozegrijze graniet en één maalsteen is van<br />
grofkorrelige zandsteen. De maalstenen van<br />
tefriet (22:1 en 118:1) uit bewoningszone 2<br />
zijn beide kleine fragmenten, minder dan 10<br />
cm en beide hebben een maalvlak. Verder<br />
vertonen ze geen typochronologische kenmerken.<br />
Beide fragmenten zijn ook te<br />
gefragmenteerd om te bepalen of het gaat<br />
over draaiende of niet draaiende maalstenen.<br />
Het maalsteenfragment vervaardigd van<br />
rozegrijze graniet is ook klein, slechts 58 mm<br />
groot, en vertoont een afgesleten vlak (vnr<br />
176:1). Het object is te gefragmenteerd om te<br />
zeggen om wat voor type het gaat, maar<br />
gezien de steensoort en de context is het<br />
waarschij<strong>nl</strong>ijk een niet draaiende maalsteen<br />
maar een zadel- of schaalvormig maalsteen<br />
geweest. Het is aangetroffen in een kuil met<br />
veel grote fragmenten aardewerk in put 273<br />
(bewoningszone 4).<br />
Een fragment (vnr 133:1) van zandsteen is 35<br />
x 28 x 16 cm groot. Het object vertoont over<br />
de hele oppervlak een vlak afgesleten vlak.<br />
Dit artefact zou een maalsteen kunnen zijn<br />
geweest. Maalstenen van zandsteen zijn vaak<br />
vervaardigd uit meer grofkorrelige zandsteen<br />
en hebben meestal een concaaf maalvlak. Zo<br />
ontstaat het vermoeden dat het artefact als<br />
iets anders gediend zou kunnen hebben. Het<br />
object komt uit put 349 (bewoningszone 6).<br />
Het aardewerk dat hier gevonden is dateert<br />
in de IJzertijd.<br />
Slijpgereedschap<br />
De indeling van slijpgereedschap is gebaseerd<br />
op de grootte, vorm en functie van het<br />
artefact. Er zijn bij deze groep drie types te<br />
onderscheiden. Dit zijn wetstenen, slijpblokken<br />
en slijpstenen. Wetstenen zijn slijpstenen<br />
die klein genoeg zijn om vanuit de hand<br />
gebruikt te kunnen worden. Slijpstenen zijn<br />
gedefinieerd als groter, niet-mobiel slijpgereedschap.<br />
De categorie slijpblokken omvat<br />
slijpgereedschap dat niet bij de andere twee<br />
groepen kan worden onderverdeeld. Ze zijn<br />
vaak onregelmatig van vorm. Dit zijn doorgaans<br />
hergebruikte slijpstenen. 42<br />
In de putten 171, 181 en 201 van bewoningszone<br />
2 zijn vier fragmenten slijpgereedschap<br />
aangetroffen. Er zijn twee slijpblokken en<br />
twee objecten (vnr 71:1, 37:1) die te gefragmenteerd<br />
zijn om te kunnen zeggen om<br />
welke type slijpgereedschap het gaat. Het<br />
ene slijpblok (vnr 76:1) is van een fijnkorrelige<br />
groengrijze zandsteen. Het artefact is<br />
gefragmenteerd en alleen de dikte is origineel.<br />
Het slijpblok vertoont twee tegenovergestelde<br />
vlakke slijpvlakken en op het ene<br />
vlak zit ook een groef. Het fragment is 75 x<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 413 Enschede, Usseler Es<br />
35
38 x 25 mm groot.<br />
Het tweede slijpblok (vnr <strong>15</strong>8:1) van rozebruine<br />
zandsteen vertoont een vlak slijpvlak.<br />
Het artefact is 102 x 71x 42 mm groot en met<br />
de originele dikte. Het object is verbrand.<br />
Het derde stuk slijpgereedschap (vnr 71:1), is<br />
vervaardigd van een rozegrijze zandsteen, is<br />
43 x 28 x 9 mm groot, vertoont een slijpvlak<br />
maar is te gefragmenteerd om te kunnen<br />
bepalen tot welke type het hoort.<br />
Bouwmateriaal<br />
In put 509 is in het esdek een groot blok van<br />
bruingrijze kwartsietische zandsteen gevonden.<br />
Het blok heeft een trapezoïde vorm en<br />
is 34 cm lang tussen 13-17 cm breed en 7<br />
cm dik. De twee lange zijkanten en de<br />
onderkant zijn afgesleten. De overige vlakken<br />
zijn licht ruw. Waar de steen voor is<br />
gebruikt, is niet duidelijk, maar het is waarschij<strong>nl</strong>ijk<br />
dat hij niet bij de prehistorische<br />
nederzetting hoort. Het blok is vermoedelijk<br />
een bouwsteen.<br />
Afslag<br />
Er is op de opgraving in bewoningszone 2<br />
een afslag aangetroffen van een wit/grijze<br />
graniet (vnr 26:1). Het object is 42 x 34 x 10<br />
mm groot. Afslagen ontstaan voornamelijk bij<br />
het bewerken van steen. Vaak dienden de<br />
afslagen als messen of schrapers, maar ook<br />
werd in veel gevallen de kern gebruikt.<br />
Afslagen ontstaan echter ook als restproducten<br />
van gereedschapsproductie. Het meest<br />
waarschij<strong>nl</strong>ijke is dat deze afslag bij het<br />
‘vernieuwen’ of maken van een artefact, vermoedelijk<br />
een maalsteen, is ontstaan.<br />
6.3.3 Onbewerkt materiaal<br />
Onder onbewerkt materiaal wordt verstaan,<br />
al het materiaal dat geen sporen van bewerking<br />
en/of gebruik vertoont. Dit onbewerkt<br />
materiaal kan door de mens uit steengroeven<br />
gewonnen zijn en met een specifiek doel<br />
naar de nederzetting gebracht zijn. Het kan<br />
ook een fragment zijn dat door fragmentatie<br />
en/of verwering alle kenmerken van bewerking<br />
en/of gebruik verloren heeft. Om een<br />
onderscheid te maken tussen het door de<br />
mens aangevoerde materiaal en het door de<br />
natuur aangevoerde materiaal, wordt het<br />
onbewerkt materiaal ingedeeld in afgerond,<br />
afgerond/hoekig en hoekig. Afgerond wil<br />
zeggen dat het voornamelijk stenen betreft<br />
die door geologisch transport en erosie zijn<br />
afgesleten. Deze categorie is niet voor determinatie<br />
geselecteerd. Deels afgerond, deels<br />
hoekig wil zeggen dat de stenen ook door<br />
geologisch transport (rivieren) en erosie zijn<br />
afgesleten maar het verschil met de bovenstaande<br />
groep is dat ze door processen als<br />
verhitting en/of mechanische bewerking<br />
gebroken zijn. Vaak komen de steensoorten<br />
uit deze groep met elkaar overeen. De derde<br />
groep, het hoekige materiaal, bestaat uit stenen<br />
die geen afgeronde kanten hebben. Dit<br />
materiaal komt over het algemeen niet uit<br />
rivier afzettingen, maar is waarschij<strong>nl</strong>ijk door<br />
de mens uit steengroeven gewonnen en met<br />
een specifiek doel naar de nederzetting<br />
gebracht. De steensoorten uit deze groep<br />
verschillen dan ook vaak met de eerste twee<br />
groepen.<br />
Het hoekige onbewerkte materiaal kan ook<br />
afkomstig zijn van gefragmenteerde artefacten,<br />
dat juist door die fragmentatie alle sporen<br />
van bewerking en/of gebruik verloren<br />
heeft. Uiteraard kunnen het ook stenen zijn<br />
die uit de regio verzameld zijn.<br />
In totaal zijn er bij het proefsleuvenonderzoek<br />
26 onbewerkte stenen groter dan 40<br />
mm aangetroffen (tabel 6.2.3). Van het materiaal<br />
is 27 % afgerond en 50% deels afgerond,<br />
deels hoekig. De steensoorten van<br />
deze groepen zijn gangbare stenen in rivier<br />
of grondmorene afzettingen. Op basis hiervan<br />
mag worden aangenomen dat de herkomst<br />
van dit materiaal in de nabijgelegen<br />
grondmorene gezocht moet worden. De<br />
derde hier aangetroffen groep, het hoekige<br />
materiaal, omvat 23% van het onbewerkte<br />
materiaal. Hierbij zijn geen steensoorten die<br />
afwijken van de soorten die voorkomen in de<br />
dichtbij liggende grondmorene.<br />
De helft van de onbewerkte steen heeft sporen<br />
van verbranding, 54%. De meeste vertonen<br />
scheuren of waren gebarsten wat zou<br />
kunnen betekenen dat ze haard- of kookstenen<br />
zijn geweest.<br />
steensoort aantal<br />
zandsteen 13<br />
kwartsiet 6<br />
graniet 2<br />
kw zandsteen 2<br />
gangkwarts 1<br />
gneis 1<br />
lydiet 1<br />
totaal 26<br />
Tabel 6.2.3 totaal artefacten per put<br />
6.3.4 Herkomst uitgangsmateriaal<br />
De meeste steensoorten die zijn aangetroffen<br />
komen voor in de grondmorene, die ook<br />
onder de site ligt. Deze stenen zijn waarschij<strong>nl</strong>ijk<br />
dichtbij de site gewonnen. Tefriet is<br />
echter een steensoort die niet in deze afzet-<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 413 Enschede, Usseler Es<br />
36
43 Kars 2001.<br />
44 Kars 2002, Kars 2003.<br />
45 Kars en van Pruissen, in voorbereiding.<br />
46 Deeben en Schreurs 1997.<br />
tingen is te vinden. Dit gesteente is waarschij<strong>nl</strong>ijk<br />
gewonnen in de Eifel, nabij<br />
Andernach, Duitsland en is van daaruit naar<br />
de nederzetting vervoerd. 43 De bruingrijze<br />
zandsteen van het bouwblok lijkt ook een<br />
andere herkomst te hebben. Om de herkomst<br />
nader te bepalen is echter verdere<br />
analyse nodig.<br />
6.3.5 Conclusie<br />
Het gedetermineerde materiaal van deze site<br />
vertoont een hoge mate van fragmentatie en<br />
verbranding. Dit kan het gevolg zijn van het<br />
gebruik van natuursteen als haard- of kooksteen.<br />
Dit is een beeld dat overeenkomt met<br />
prehistorische nederzettingen. 44 Alle artefacten<br />
duiden op huishoudelijk gebruik met uitzondering<br />
van de bouwsteen. De<br />
aanwezigheid van tefriet wijst erop dat er,<br />
directe of indirecte, contacten waren met het<br />
Duitse Eifel gebied, waar deze steensoort in<br />
groeven gewonnen is. Het andere steenmateriaal<br />
is voornamelijk lokaal gewonnen en<br />
voor eigen gebruik bestemd. Gezien de mate<br />
van verbranding zijn deze stenen zeer waarschij<strong>nl</strong>ijk<br />
voor haard- en/of kookstenen<br />
gebruikt. Dit is ook een beeld dat overeenkomt<br />
met andere prehistorische sites. 45<br />
Het vondstmateriaal suggereert geen<br />
ambachtelijke productie maar een voornamelijk<br />
huishoudelijke toepassing van natuursteen.<br />
De conserveringsomstandigheden zijn<br />
goed. De fragmentatie van de steen is primair<br />
en is niet veroorzaakt door verwering.<br />
6.4 Vuursteen<br />
R. Machiels<br />
6.4.1 I<strong>nl</strong>eiding<br />
Na een eerste scan en selectie van al het<br />
verzamelde vuursteen (212 stuks) zijn nog 60<br />
artefacten overgebleven om te<br />
determineren. 46 Op verzoek van de opdrachtgever<br />
heeft de directievoerende<br />
(ArcheoLogic) de geselecteerde vuurstenen<br />
nogmaals laten bekijken door H. Peeters en<br />
S. Peeters-Verneau van de firma BAAC. Dit<br />
als second opinion om te kunnen vaststellen<br />
of er mogelijk Vroeg of Midden Paleolithisch<br />
materiaal tussen zat. Dit bleek niet zo te zijn.<br />
De 60 artefacten zijn onder te verdelen in 34<br />
artefacten en 26 pseudo-artefacten. Een stuk<br />
vuursteen wordt artefact genoemd als het<br />
sporen van bewerking vertoont. Dit zijn<br />
onder andere zogeheten slagbobbels, retouche<br />
en slijtsporen door gebruik. De pseudoartefacten<br />
komen verder in de tekst niet<br />
meer voor.<br />
De 34 artefacten zijn op verschillende manieren<br />
in 22 opgravingsputten verzameld. Bij het<br />
aa<strong>nl</strong>eggen van het vlak zijn 29 artefacten<br />
verzameld uit de onderkant van het esdek en<br />
3 artefacten zijn afkomstig uit sporen. Op de<br />
stort zijn ook nog 2 artefacten verzameld<br />
waaronder het enige dateerbare artefact, de<br />
bijlafslag van put 275 (afbeelding 6.3.1).<br />
6.4.2 Verspreiding en type-indeling<br />
De meeste artefacten zijn verzameld in de<br />
noordelijke putten van bewoningszone 2 (zie<br />
afbeelding 5.1), een 10-tal komt uit ver uiteen<br />
liggende putten in het zuidwesten, noordoosten,<br />
oosten en zuiden van het centrale<br />
esdeel.<br />
Alleen in put 173, aan de noordrand van<br />
bewoningszone 2, zijn meer dan 3 artefacten<br />
aangetroffen. Geen van deze artefacten laat<br />
een nauwkeurige datering toe.<br />
Het vuursteen materiaal is onder te verdelen<br />
in 4 werktuigen, 28 stuks afval en 2 potlids.<br />
De werktuigen zijn verder onder te verdelen<br />
in een gemodificeerde afslag ( afbeelding<br />
6.3.2) die gevonden is in put 203, twee<br />
gebruikte afslagen en een gebruikte kling.<br />
Daarnaast zijn de 28 stuks afval (afslagen)<br />
aangetroffen en 2 potlids (door verhitting<br />
afgesprongen delen vuursteen).<br />
Voor de verdere onderverdeling van de artefacten<br />
per put zie tabel 6.3.3.<br />
Afb 6.3.1 Vuurstenen bijlafslag<br />
Afb 6.3.2 Gemodificeerde afslag<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 413 Enschede, Usseler Es<br />
37
type 31 167 171 173 181 183 185 187 191 193 201 203 211 229 251 269 275 285 295 353 357 509 Totaal<br />
1710 Geretoucheerde afslag 1 1<br />
1720 afslag met gebruiksretouche 1 1 2<br />
1820 kling met gebruiksretouche 1 1<br />
3010 Brok 1 1<br />
3021 decortificatiestuk 1 1 2 1 1 1 7<br />
3034 klingkern met 2 t.o. slagvlakken 1 1<br />
3038 afslagkern met 2 slagvlakken 1 1 2<br />
3041 Kernvernieuwingsstuk 1 1<br />
3050 Afslag 1 1 1 3 1 1 1 1 1 1 1 1 14<br />
3051 bijlafslag 1 1<br />
3060 Kling 1 1<br />
3090 Potlid 2 2<br />
Totaal 1 2 1 5 1 3 2 1 2 2 1 1 1 1 1 1 2 1 2 1 1 1 34<br />
Tabel 6.3.3 totaal artefacten per put<br />
47 Simons 1989.<br />
6.4.3 Herkomst<br />
Het aangetroffen vuursteen is met uitzondering<br />
van de verbrande stukken geclassificeerd<br />
als morene vuursteen wat in de<br />
natuurlijke ondergrond voorkomt. Die ondergrond<br />
bestaat hoogstwaarschij<strong>nl</strong>ijk uit fluvioglaciale<br />
of proglaciale afzettingen met<br />
daarop afgezet dekzand (zie paragraaf 4.1).<br />
Van de 34 stuks vuursteen zijn er 3 verbrand,<br />
wat een percentage van 8,8% is.<br />
6.4.4 Conclusie<br />
De 34 verzamelde artefacten zijn over een<br />
groot areaal verzameld en zijn beslist geen<br />
eenheid te noemen. Veel van deze artefacten<br />
moeten dan ook gezien worden als losse<br />
vondsten en zijn de overblijfselen van het<br />
gebruik van landschap door mensen. De 5<br />
artefacten aangetroffen in put 173 geven de<br />
indruk dat het hier om een concentratie gaat<br />
die in of in de nabijheid van deze opgravingsput<br />
gezocht moet worden .<br />
Het enige artefact dat nader gedateerd kan<br />
worden is de bijlafslag uit put 275 die van<br />
het Neolithicum tot en met de vroege<br />
IJzertijd te dateren is . Het overige materiaal<br />
kan niet nader gedateerd worden dan vanaf<br />
het Laat Paleolithicum tot en met de vroege<br />
IJzertijd. 47<br />
De reden waarom Vroeg- of Midden<br />
Paleolithicum als datering wordt afgewezen<br />
is niet omdat vindplaatsen uit die periode<br />
niet te verwachten zouden zijn. Ze kunnen<br />
worden aangetroffen op plaatsen waar het<br />
oude oppervlak dagzoomt, dat wil zeggen<br />
waar niet of nauwelijks dekzand aanwezig is.<br />
Dit is op de Usseler es het geval op het<br />
hoogste deel van de morenerug. Hier is<br />
slechts een dunne laag dekzand op de<br />
grondmorene aangetroffen (zie hoofdstuk 4,<br />
beschrijving put 281). De dekzandafzetting<br />
op de grondmorene heeft zich vanaf het Laat<br />
Paleolithicum gevormd.<br />
Op basis van het landschap en de geologie<br />
van de Usseler es is bewoning in de bewuste<br />
periode dus mogelijk geweest. Het vuursteen<br />
zelf blijkt echter qua bewerkingstechniek,<br />
uiterlijk (niet gepatineerd door langdurige<br />
blootligging aan het oppervlak) en qua typologie<br />
geen Vroeg- of Midden Paleolithische<br />
kenmerken te hebben. Hieruit mag geconcludeerd<br />
worden dat het vuursteen zelf geen<br />
aanwijzingen geeft voor Vroeg- of Midden<br />
Paleolithische bewoning.<br />
6.5 Resultaten 14 C onderzoek<br />
Het best bewaarde crematiekuiltje, dat wil<br />
zeggen met de grootste inhoud aan crematieresten,<br />
is bemonsterd voor 14 C-analyse. De<br />
crematieresten zijn uitgezeefd door het ADC<br />
ArcheoProjecten. De analyse van de verbrande<br />
botfragmenten is uitgevoerd in<br />
Utrecht bij het R.J. van de Graaff laboratorium.<br />
De resultaten zijn afgebeeld in de<br />
onderstaande tabel. De analyse heeft als<br />
gecalibreerde datering opgeleverd 231-289<br />
v.Chr en 353-388 v. Chr. Hieruit volgt dat de<br />
datering ergens rond de tweede helft van de<br />
4 e eeuw v. Chr. ligt, dat wil zeggen in de<br />
Midden IJzertijd.<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 413 Enschede, Usseler Es<br />
38
14 C AMS results<br />
Sample Analysed Mass UtC ð13C 14C Age Calendar Age<br />
Name Fraction (mg) Nr (p.mil) (BP) (cal BP)<br />
Ense2_04_16 charcoal 2.060 13516 -26.2 2255 ± 37 2181-2239,<br />
2303-2338<br />
UtC Nr: laboratory number, reference to the analysis<br />
ð13C: ratio of 13C 12C with respect to PDB reference; (if applicable) estimate indicated by e)<br />
14 14 14 12 13 C age (BP):<br />
C age (yr Before Present) from measured ratio of C to C, normalized to ð C = 25 p. mil)<br />
Calendar age (cal BP): intervals (1?–probability) using the program Calib4 (Radiocarbon 35, 1993, 2<strong>15</strong>-230) fot the<br />
atmospheric environment (default), or – indicated by m: -for the marine environment with 402<br />
years reservoir age;<br />
conversion to cal AD/cal BC according to the relation cal AD = 1950 – cal BP or<br />
cal BC = cal BP – 1950.<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 413 Enschede, Usseler Es<br />
39
7 Antwoorden en conclusies ten aanzien van de vraagstelling<br />
Ten aanzien van de vraagstellingen zoals<br />
genoemd in hoofdstuk 2 kan het volgende<br />
gezegd worden:<br />
1. Is er sprake van vindplaatsen? Zo ja, wat<br />
voor type vindplaats(en) betreft het?<br />
-Er zijn vindplaatsen aangetroffen. Het gaat<br />
hierbij om zones met sporen van menselijke<br />
bewoning, namelijk nederzettingssporen.<br />
Elke ruimtelijk gescheiden groep sporen is<br />
als vindplaats aangemerkt.<br />
2. Hoe groot is (zijn) de vindplaatsen?<br />
-De omvang per vindplaats kan door middel<br />
van het uitgevoerde onderzoek niet exact<br />
vastgesteld worden. Dit wordt veroorzaakt<br />
doordat er mogelijk vindplaatsen uit meerdere<br />
perioden over of door elkaar liggen.<br />
Een indicatie voor de mogelijke c.q. waarschij<strong>nl</strong>ijke<br />
omvang van de vindplaatsen<br />
(bewoningszones) per periode is weergegeven<br />
op de zonekaart (afbeelding 5.1).<br />
3. Van welke ouderdom is (zijn) de<br />
vindplaatsen?<br />
-De ouderdom van de vindplaatsen loopt uiteen<br />
van IJzertijd tot en met de<br />
Middeleeuwen / Nieuwe tijd. Voor een indicatie<br />
per bewoningszone wordt verwezen<br />
naar de zonekaart (afbeelding 5.1).<br />
4. Is er een horizontale en/of verticale<br />
stratigrafie en periodisering te herkennen in<br />
de opbouw van de vindplaats(en)? Zo ja, is<br />
er sprake van gescheiden zones (clusters)<br />
en / of niveaus?<br />
-Er is eenrizontale stratigrafie en een verticale<br />
periodisering vastgesteld. Er is sprake<br />
van zowel gescheiden als elkaar overlappende<br />
periodeclusters, maar er zijn verticaal<br />
geen bewoningslagen te onderscheiden. Het<br />
betreft één sporenniveau.<br />
5. Is bij nader onderzoek opgraven in<br />
meerdere vlakken noodzakelijk en zo ja,<br />
hoeveel en waar?<br />
-In het zuidelijk deel van de centrale es, dat<br />
wil zeggen in de putten 331 tot en met 367,<br />
541 en 543, is in meer of mindere mate een<br />
verbruiningslaag aangetroffen. Bij eventueel<br />
vervolgonderzoek moet hier rekening worden<br />
gehouden met de aa<strong>nl</strong>eg van 2 vlakken.<br />
6. Op welke diepte(s) liggen deze<br />
vindplaatsen? Van belang is hierbij aandacht<br />
te schenken aan een eventueel tweede<br />
niveau onder de laag van Usselo met een<br />
datering in het Vroege Paleolithicum tot en<br />
met het begin van het Late Paleolithicum.<br />
-De laag van Usselo is niet aangetroffen en<br />
ook de aanwezigheid van een niveau met<br />
Vroeg tot Midden Paleolithicum lijkt niet<br />
aanwezig.<br />
De aangetroffen vindplaatsen liggen op 60<br />
tot <strong>15</strong>0 cm onder huidig maaiveld.<br />
7. Wat is de conserveringstoestand van de<br />
grondsporen en vondsten in horizontale en<br />
verticale zin?<br />
-De conserveringstoestand van de grondsporen<br />
en vondsten in horizontale en verticale<br />
zin is zeer goed te noemen. Zie<br />
paragraaf 4.2.<br />
8. Wat is de spoor- en vondstdichtheid?<br />
-De spoor- en vondstdichtheid is variabel<br />
(zie afbeelding 5.1 en afbeelding 7), maar<br />
gaat voor beide min of meer gelijk op.<br />
In de zones met bewoningssporen is de<br />
dichtheid matig tot zeer groot te noemen.<br />
Het laatste vooral ter hoogte van de bewoning<br />
op de westelijke en zuidwestelijke flank<br />
van de morenerug. Het betreft de putten 171<br />
tot en met 229.<br />
9. Wat is de relatie tussen de vindplaats en<br />
het natuurlijke landschap?<br />
-De bewoning blijkt zich vooral op de hogere<br />
delen c.q. de flanken van de morenerug te<br />
bevinden. In de lagere zone’s zijn alleen sporen<br />
uit recentere tijden aangetroffen.<br />
Wel blijkt zowel uit het huidig onderzoek als<br />
uit de resultaten van de langs de zuidzijde<br />
van het terrein aangelegde gasbuissleuf dat<br />
de bewoning niet alleen geconcentreerd<br />
maar ook op kleine plekken als losse huisplaatsen<br />
verspreid over het terrein voorkomt.<br />
Deze kleine vindplaatsen zijn natuurlijk door<br />
een karterend onderzoek waarbij de putten<br />
minimaal 50 meter uiteen liggen moeilijk te<br />
vinden. De kans dat er nog meer zijn dan nu<br />
aangetroffen, en dan met name in de niet<br />
door middel van proefputten gekarteerde<br />
delen van de es is vrij groot.<br />
10. Biedt de vindplaats mogelijkheden tot<br />
een reconstructie van het landschap rond de<br />
nederzetting in engere en ruimere zin, voor<br />
zover daartoe goed geconserveerde,<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 413 Enschede, Usseler Es<br />
40
Rotatiepagina<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 413 Enschede, Usseler Es<br />
41
Rotatiepagina<br />
42
gesloten en gedateerde monsterlocaties<br />
worden aangetroffen (diepe sporen die niet<br />
direct blootstaan aan erosie, zoals<br />
waterputten, diepe kuilen en sloten, etc)?<br />
-Aangezien er niet gecoupeerd is kan over de<br />
mate van conservering van de spoorvullingen<br />
niet met zekerheid uitspraak gedaan worden.<br />
Op basis van het uiterlijk (kleur en zichtbare<br />
inhoud) van hiertoe mogelijk geschikte sporen<br />
zoals hutkommen en grote kuilen lijkt de<br />
vindplaats zeer zeker mogelijkheden te bieden<br />
voor het aantreffen van gesloten en goed<br />
geconserveerde monsterlocaties ten bate van<br />
landschapsreconstructie.<br />
11. Is er een relatie tussen de aangetroffen<br />
vondsten en sporen met eerder gedane<br />
oppervlaktevondsten?<br />
-De vergelijking met de door BAAC middels<br />
kartering gedane vondsten is een redelijk<br />
opmerkelijke. De zuidwestelijke dekzanduitloper<br />
leverde bij de oppervlakte kartering Laat<br />
Middeleeuws en Post Middeleeuws aardewerk<br />
op. Hier werden echter in de ondergrond<br />
bewoningssporen uit de IJzertijd en<br />
mogelijk Vroege Middeleeuwen aangetroffen.<br />
Op het centrale deel van de es werd op het<br />
zuidwestelijke kwart en het meest zuidelijke<br />
deel 9 e – <strong>15</strong> e en 16 e - 18 e eeuws materiaal<br />
gekarteerd. De bewoningssporen in de<br />
ondergrond leverden echter daterend materiaal<br />
uit de IJzertijd / Romeinse tijd op, met<br />
een kleine fractie mogelijk Vroeg<br />
Middeleeuws materiaal. Het aangetroffen<br />
Laat- en Post Middeleeuws aardewerk betreft<br />
dan ook hoogstwaarschij<strong>nl</strong>ijk strooivondsten.<br />
De proefsleuven op het noordoostelijk (centrale)<br />
deel leverden weinig bewoningssporen<br />
op, maar wel vondstmateriaal met een<br />
IJzertijd en Romeinse datering. Dit komt<br />
geenszins overeen met het aan de oppervlakte<br />
gekarteerde materiaal uit de 9 e tot 12 e<br />
eeuw.<br />
Van het oostelijk deel was alleen het zuidwesten<br />
gekarteerd. De hier aangelegde<br />
proefsleuven leverden overeenkomend met<br />
de kartering vondstmateriaal en bewoningssporen<br />
aan de uiterste zuidrand op, namelijk<br />
met een datering in de Volle tot Late<br />
Middeleeuwen ( 9 e tot 14 e eeuw).<br />
Concluderend kan gezegd worden dat de<br />
oppervlakte kartering in de meeste gevallen<br />
niet betrouwbaar is gebleken voor een voorspelling<br />
van eventueel aan te treffen bewoningssporen<br />
en hun datering.<br />
12. Is er een graf of zijn er graven<br />
aangetroffen, en uit welke periode dateren<br />
deze?<br />
-Er zijn twee crematiekuiltjes aangetroffen.<br />
Deze lagen naast elkaar. Eén was goed<br />
bewaard en 14 C analyse heeft een datering<br />
opgeleverd in de Midden IJzertijd.<br />
13. Liggen de graven solitair of is er sprake<br />
van een grafveld?<br />
-De crematiekuiltjes liggen binnen een (uitgebreide)<br />
put van 180 m 2 solitair. Aangezien<br />
er alleen op ruim 30 meter ten westen en<br />
niet ten noorden, oosten en zuiden proefputten<br />
liggen is de vraag of ze echt solitair liggen<br />
of toevallig in een legere zone of aan de<br />
rand en dus toch deel uitmaken van een<br />
grafveld niet met zekerheid te beantwoorden.<br />
14. Wijzen sporen en vondsten op de<br />
aanwezigheid van een ambachtelijke<br />
productie?<br />
-Een aantal putten heeft, deels onderin het<br />
esdek, deels uit sporen zélf, ijzerslakken en<br />
stukken ovenwand opgeleverd. Het betreft in<br />
alle gevallen productieslakken en ze duiden<br />
dus op de ambachtelijke productie van ijzer.<br />
<strong>15</strong>. Is er sprake van continuïteit dan wel<br />
discontinuïteit met zowel de voorgaande als<br />
de opvolgende periode? Waarom wel, of<br />
waarom niet?<br />
-Aan de hand van de bewoningssporen en<br />
het daarin en nabij aangetroffen aardewerk<br />
en natuursteen is er sprake van een vrijwel<br />
continue bewoning van de IJzertijd tot en<br />
met de Late Middeleeuwen. Op basis van het<br />
vondstmateriaal lijkt echter de periode 2 e en<br />
3 e eeuw na Chr. te ontbreken. Sporen uit de<br />
zogeheten Nieuwe Tijd zijn in de lager gelegen<br />
westelijke en oostelijke krans rond de es<br />
aangetroffen.<br />
De voorafgaande periode, het Laat<br />
Paleolithicum tot en met de Bronstijd, kan<br />
vertegenwoordigd zijn in het aangetroffen<br />
vuursteen, maar dit is niet met zekerheid vast<br />
te stellen. Wat het aardewerk betreft is er<br />
materiaal uit het Neolithicum en de Bronstijd<br />
aangetroffen, maar dit lijkt vooralsnog opspit<br />
en is niet aan bewoningssporen te koppelen.<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 413 Enschede, Usseler Es<br />
43
48 KNA versie 2.1 H3 p.24-31:<br />
Waarderen (VS07).<br />
49 Dijkstra & Schrijer 2002; Ploegaert<br />
2005.<br />
50 Verlinde 1993.<br />
8 Waardering t.a.v. behoudenswaardigheid<br />
Bij het beoordelen van een vindplaats ofwel<br />
bewoningszone op behoudenswaardigheid<br />
wordt uitgegaan van de volgende waarden:<br />
beleving, fysieke kwaliteit en inhoudelijke<br />
kwaliteit. 48<br />
Aangezien bij het huidige onderzoeksgebied<br />
de aangetroffen vindplaatsen niet zichtbaar<br />
aan het oppervlak liggen is de waardering<br />
voor beleving niet van toepassing.<br />
De beoordeling van de fysieke kwaliteit is<br />
gerelateerd aan de ‘gaafheid’ en ‘conservering’<br />
van de vindplaats, kortom de mate<br />
waarin archeologische overblijfselen nog<br />
intact en in hun oorspronkelijke positie aanwezig<br />
zijn.<br />
De vindplaatsen op de Usseler es liggen op<br />
de flanken van een grondmorene met dekzandafzettingen<br />
en op een zuidwestelijke<br />
dekzanduitloper. Sinds de Middeleeuwen zijn<br />
ze afgedekt door een dik esdekpakket. Dit<br />
esdek- of akkerlagenpakket heeft er voor<br />
gezorgd dat de vindplaatsen niet of nauwelijks<br />
verstoord zijn. Ook zijn de vindplaatsen<br />
ruimtelijk geheel intact door het grote oppervlak<br />
van het onverstoorde en hooggelegen<br />
terrein.<br />
Door een stabiele grondwaterstand, die zich<br />
ruim onder spoorniveau bevindt, liggen ze in<br />
een fysiek zeer stabiele omgeving.<br />
Op basis hiervan kan gesteld worden dat de<br />
score op ‘fysieke kwaliteit’ hoog is en daarmee<br />
behoudenswaardig genoemd kan worden.<br />
De waardering op inhoudelijke criteria hangt<br />
af van de zeldzaamheidswaarde, de informatiewaarde<br />
en de ensemblewaarde.<br />
De mate van zeldzaamheid en informatiewaarde<br />
van dit type monument is gemiddeld<br />
te noemen als er gekeken wordt naar het<br />
voorkomen van vergelijkbare vindplaatsen in<br />
de omgeving. Op de Josink es en de Elferink<br />
es, ten noorden en noordoosten van de<br />
Usseler es gelegen, zijn ook goed geconserveerde<br />
bewoningssporen aangetroffen onder<br />
een esdek. Deze dateren respectievelijk uit<br />
het Neolithicum/Late Bronstijd/IJzertijd 49 en<br />
het Mesolithicum/Vroege<br />
IJzertijd/Middeleeuwen. 50<br />
De zeldzaamheid en informatiewaarde van<br />
de Usseler es zijn echter wel hoog te noemen<br />
als wordt gekeken naar het feit dat binnen<br />
één terrein bewoningssporen worden aangetroffen<br />
opeenvolgend van het Neolithicum<br />
tot en met de Middeleeuwen en Nieuwe tijd.<br />
Dit komt zelden voor binnen Nederland.<br />
Chronologische kennislacunes kunnen door<br />
middel van het onderzoeken van deze vindplaats<br />
worden opgevuld.<br />
Ook kan dit intacte en grootste escomplex<br />
van Europa een grote bijdrage leveren aan<br />
het onderzoek naar het ontstaan van esdekken.<br />
De ensemblewaarde is de meerwaarde die<br />
wordt toegekend aan een vindplaats op<br />
grond van de mate waarin sprake is van een<br />
archeologische en van een landschappelijke<br />
context.<br />
In de nabijheid van de Usseler es bevinden<br />
zich zoals gezegd meer vindplaatsen uit de<br />
verschillende aangetroffen periodes waardoor<br />
inter-site analyse en bestudering van de<br />
ontwikkeling binnen de archeo-regio per<br />
periode mogelijk is.<br />
Het oorspronkelijk reliëf is, hoewel afgedekt<br />
door een esdek, nog goed herkenbaar. Het<br />
toenmalige landschap en landgebruik kunnen<br />
met behulp van aanwezige organische<br />
sedimenten zeer goed gereconstrueerd worden.<br />
Conclusie is dat de fysieke en inhoudelijke<br />
kwaliteit van de vindplaatsen aangetroffen<br />
op de Usseler es hoog scoren en dat de<br />
vindplaatsen daarmee als behoudenswaardig<br />
aangemerkt moeten worden.<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 413 Enschede, Usseler Es<br />
44
Literatuur<br />
BERENDSEN, H.J.A., 1997: Landschappelijk<br />
Nederland, Assen.<br />
BOUWMEESTER, H.M.P., 2002: Prehistorie tussen de<br />
schapen: archeologisch onderzoek Zutphen –<br />
Looërenk (Leesten Oost), BAAC rapport 00.068.<br />
BOSCH, J.A.H., 2000: Standaard Boor<br />
Beschrijvingsmethode, Versie 5.1, Zwolle (NITG<br />
rapport, 00-141-A).<br />
CATE, J.A.M. TEN, A.F. HOLST, H. KLEIJER & J. STOLP,<br />
1995: Handleiding bodemgeografisch veldonderzoek.<br />
Richtlijnen en voorschriften, deel A: Bodem,<br />
Wageningen (DLO-Staring Centrum, Technisch<br />
document, 19A).<br />
DEEBEN , J. EN SCHREURS, J. 1997: Codelijst voor<br />
laat paleolithische , mesolithische en neolithische<br />
artefacten . Tweede versie, Amersfoort.<br />
DIJKSTRA,J. & E. SCHRIJER, 2002: Aanvullend<br />
Archeologisch Onderzoek op de Josink Es te<br />
Enschede, ADC rapport 128, Bunschoten.<br />
ES, W.A. VAN, & A.D. VERLINDE, 1977: Overijssel in<br />
Roman and Early Medieval Times. Berichten van<br />
de Rijksdienst voor het Oudheidkundig<br />
Bodemonderzoek 27, 7-90.<br />
ES, W.A. VAN, M. MIEDEMA & S.L. WYNIA, 1985: Eine<br />
Siedlung der römischen Kaiserzeit in Bennekom,<br />
Provinz Gelderland, Berichten van de Rijksdienst<br />
voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek 35, 533-<br />
652.<br />
GROENEWOUDT, B.J., TH. SPEK & H.M. VAN DER VELDE,<br />
1998: Raalte-Jonge Raan: de geschiedenis van een<br />
Sallandse bouwlandkamp, Amersfoort.<br />
GROOTH, M.E.TH. DE ,1994: Studies on Neolithic<br />
flint exploitations, Analecta Praehistorica Leidensia<br />
25, Leiden.<br />
HEERINGEN, R.M. VAN, 1985: Typologie, Zeitstellung<br />
und Verbreitung der in die Niederlande importierten<br />
vorgeschichtlichen Mahlsteine aus Tephrit,<br />
Archäologisches Korrespondenzblatt <strong>15</strong>, p. 371-383.<br />
HÖRTER, F., 1994: Getreidereiben und Mühlsteine<br />
aus der Eifel. Ein Beitrage zur Steinbruch-<br />
Mühlengeschichte, Mayen.<br />
KARS, E.A.K., 2001: Natuursteen, in: A.A.A.<br />
Verhoeven & O. Brinkkemper (red.), Twaalf eeuwen<br />
bewoning langs de Linge bij de Stenen<br />
Kamer in Kerk-Avezaath (ca. 750-1998),<br />
Rapportage Archeologische Monumentenzorg 85,<br />
p. 341-360, Amersfoort.<br />
KARS, E.A.K., 2002: Natuursteen, in: E.E.B. Bulten,<br />
F.J.G. van der Heijden & T. Hamburg: Emmeloord,<br />
Prehistorische visweren en fuiken, ADC Rapport<br />
140, p. 96-102, Bunschoten.<br />
KARS, E.A.K., 2003: Natuursteen, in: H.M. van der<br />
Velde, et al.: Knooppunt Holsloot, Rijksweg 37,<br />
ADC Rapport <strong>15</strong>6, p. 35-39, Bunschoten.<br />
KARS, E.A.K. EN C. VAN PRUISSEN, 2004:<br />
Natuursteen, in: J. Dijkstra en A. van Benthem:<br />
Houten, terrein 9, ADC Rapport 264, p. 80-87,<br />
Amersfoort.<br />
KARS, E.A.K. EN C. VAN PRUISSEN, IN VOORBEREIDING:<br />
Natuursteen A73, Becker en van de Graaf.<br />
NEDERLANDS NORMALISATIE-INSTITUUT, 1989:<br />
Geotechniek, classificatie van onverharde grondmonsters<br />
NEN 5104. Normcommissie 351 06,<br />
Delft.<br />
PLOEGAERT, P., 2005: Archeologisch onderzoek op<br />
de Josink Es, gemeente Enschede, ADC rapport<br />
387, Amersfoort.<br />
PVE: Programma van eisen karterende proefsleuven<br />
Usseler es te Enschede.<br />
PRANGSMA, N.M., 2003: Archeologisch onderzoek<br />
bij Zorgcentrum Oldershove te Wehl, ADC rapport<br />
172, Amersfoort.<br />
PRANGSMA, N.M., 2004: Archeologisch onderzoek<br />
bij Zorgcentrum Oldershove te Wehl, een vervolg,<br />
ADC rapport 297, Amersfoort.<br />
SIMONS, A. 1989: Bronze und Eisenzeitliche<br />
Besiedlung in den Lossborden. Archäologische<br />
Siedlungsmuster im Braunkohlengebiet. Britisch<br />
Archaeological Reports, International Series 467 ,<br />
Oxford.<br />
SCHORN, E.A., 2004: Plangebied Usseler es Noord<br />
(gemeente Enschede), Inventariserend archeologisch<br />
veldonderzoek, Karterende fase, BAAC-rapport<br />
03.<strong>15</strong>3, Den Bosch/Deventer.<br />
SPEK, TH., 2004: Het Drentse esdorpe<strong>nl</strong>andschap.<br />
Een historisch-geografische studie, Utrecht.<br />
TAAYKE, E., 2002: Handmade pottery from a<br />
Roman Period Settlement at Wijk bij Duurstede-<br />
De Horden, Berichten van de Rijksdienst voor het<br />
Oudheidkundig Bodemonderzoek 45, 189-218.<br />
VELDE, H.M. VAN DER & M.C. KENEMANS, 2002:<br />
Archeologisch onderzoek op de toekomstige<br />
woningbouwlocatie Soerlant III te Zelhem, ADC<br />
rapport 135, Bunschoten.<br />
VERHOEVEN, A.A.A., 1998: Middeleeuws gebruiksaardewerk<br />
in Nederland (8 ste -13 de eeuw).<br />
Archaeological Studies 3. Amsterdam University<br />
Press.<br />
VERLINDE, A.D., 1993: Een nederzetting uit de<br />
Vroege IJzertijd en middeleeuwse ontginningsgreppels<br />
te Enschede, Westerheem 42, 62 - 68.<br />
VERVLOET, J.A.J. 1986: Het Nederlandse landschap;<br />
Een historisch-geografische benadering, Stichting<br />
Matrijs, Utrecht.<br />
WIT, M.J.M. DE, 2003: Een Definitief Archeologisch<br />
Onderzoek langs de Frieslandweg te Emmen,<br />
gemeente Emmen (Dr.), ARC rapport 64.<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 413 Enschede, Usseler Es<br />
45
Lijst van afbeeldingen en tabellen<br />
Afb 1: Enschede Usseler es; locatie van het<br />
onderzoeksgebied.<br />
Afb 2 Overzicht putten op het terrein.<br />
Afb 3.1 Allesporenkaart: Puttenplan met<br />
interpretatie van de sporen.<br />
Afb 3.2 Allesporenkaart: uitvergroting centrale<br />
esdeel.<br />
Afb 4.1.1 Putraaien waarvan het profiel door<br />
de fysisch geograaf beschreven is.<br />
Afb 4.1.2 Profielopname.<br />
Afb 4.1.3 Profielopname (R. Isarin –<br />
Archeologic)<br />
Afb 4.1.4 Profielopname (R. Isarin –<br />
Archeologic)<br />
Afb 4.1.5 Opvriezingsverschijnsel<br />
Afb 4.1.6 Profielopname<br />
Afb 4.1.7 Profielopname<br />
Afb 4.1.8 Profielopname<br />
Afb 4.1.9 Profielopname<br />
Afb 4.1.10 Profielopname<br />
Afb 4.1.11 Profielopname<br />
Afb 4.1.12 Profielopname<br />
Afb 5.1 Zone-kaart: spoordichtheid en bewoning<br />
per archeologische periode<br />
Afb 5.2.1 Foto aanzicht grondsporen in put<br />
199<br />
Afb 5.2.2 Enkele putten met structuurdelen<br />
Afb 5.2.3 Put 145: deel van gebouwplattegrond<br />
Afb 5.2.4 Foto: coupe over crematiekuil<br />
Afb 5.2.5 Foto put 273: kuil met veel AW +<br />
NS in put 273<br />
Afb 5.2.6 Foto: put 349: rij paalkuilen met NS<br />
Afb 5.2.7 Put 21: sporen zuidwestelijke dekzandrug<br />
Afb 6.1.1 Overzicht aardewerk per periode.<br />
Afb 6.1.2 Randfragment Hessen-Schortens<br />
aardewerk<br />
Afb 6.1.3 Romeins handgevormd aardewerk<br />
met organische magering, put 185.<br />
Afb 6.1.4 Schouderfragment met vingertopindukken<br />
op een rij, put 205.<br />
Afb 6.1.5 Randfragment met spatelindrukken,<br />
Neolithicum, put 259.<br />
Afb 6.1.6 Randfragment met indrukken van<br />
spatel in hals, Neolithicum, put 259.<br />
Afb 6.1.7 Wikkeldraadindrukken, Vroege<br />
Bronstijd, put 193.<br />
Afb 6.1.8 Randfragment van tweeledige<br />
emmervormige pot, put 273.<br />
Afb 6.1.9 Beker met besmijting op buik en<br />
gepolijste hals, Midden IJzertijd, put 273.<br />
Afb 6.1.10 Halsfragment met aanzet van stafband,<br />
Bronstijd/Vroege IJzertijd, put 43.<br />
Afb 6.1.11 Bodem als van een wrijfschaal,<br />
Romeinse tijd, put 179.<br />
Afb 6.1.12 Randfragment met knik in de hals,<br />
put 41.<br />
Afb 6.1.13 Randfragment van drieledige beker<br />
met gepolijste buitenzijde en gefaceteerde<br />
rand, Romeinse tijd, put 167.<br />
Afb 6.1.14 Randfragment met uitstaande<br />
rand, put 193.<br />
Afb 6.1.<strong>15</strong> Spinklos, put 189.<br />
Afb 6.1.16 Onduidelijk fragment met doorboring<br />
en mogelijk aanzet oor, put 201.<br />
Tabel 6.2.1 Aantal artefacten per steensoort.<br />
Tabel 6.2.2 Soort artefacten per steensoort.<br />
Tabel 6.2.3 Onbewerkte stenen per steensoort.<br />
Afb 6.3.1 Vuurstenen bijlafslag.<br />
Afb 6.3.2 Gemodificeerde afslag.<br />
Tabel 6.3.3 Totaal artefacten per put.<br />
Afb 7 Vondstspreidingskaartje.<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 413 Enschede, Usseler Es<br />
46
513<br />
513<br />
513<br />
513<br />
513<br />
513<br />
513<br />
513<br />
513<br />
513<br />
513<br />
513<br />
513<br />
513<br />
513<br />
513<br />
513<br />
513<br />
513<br />
513<br />
513<br />
513<br />
513<br />
513<br />
513<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
207<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
213<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
219<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
225<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
113<br />
113<br />
113<br />
113<br />
113<br />
113<br />
113<br />
113<br />
113<br />
113<br />
113<br />
113<br />
113<br />
113<br />
113<br />
113<br />
113<br />
113<br />
113<br />
113<br />
113<br />
113<br />
113<br />
113<br />
113<br />
1<strong>15</strong><br />
1<strong>15</strong><br />
1<strong>15</strong><br />
1<strong>15</strong><br />
1<strong>15</strong><br />
1<strong>15</strong><br />
1<strong>15</strong><br />
1<strong>15</strong><br />
1<strong>15</strong><br />
1<strong>15</strong><br />
1<strong>15</strong><br />
1<strong>15</strong><br />
1<strong>15</strong><br />
1<strong>15</strong><br />
1<strong>15</strong><br />
1<strong>15</strong><br />
1<strong>15</strong><br />
1<strong>15</strong><br />
1<strong>15</strong><br />
1<strong>15</strong><br />
1<strong>15</strong><br />
1<strong>15</strong><br />
1<strong>15</strong><br />
1<strong>15</strong><br />
1<strong>15</strong><br />
117<br />
117<br />
117<br />
117<br />
117<br />
117<br />
117<br />
117<br />
117<br />
117<br />
117<br />
117<br />
117<br />
117<br />
117<br />
117<br />
117<br />
117<br />
117<br />
117<br />
117<br />
117<br />
117<br />
117<br />
117<br />
119<br />
119<br />
119<br />
119<br />
119<br />
119<br />
119<br />
119<br />
119<br />
119<br />
119<br />
119<br />
119<br />
119<br />
119<br />
119<br />
119<br />
119<br />
119<br />
119<br />
119<br />
119<br />
119<br />
119<br />
119<br />
121<br />
121<br />
121<br />
121<br />
121<br />
121<br />
121<br />
121<br />
121<br />
121<br />
121<br />
121<br />
121<br />
121<br />
121<br />
121<br />
121<br />
121<br />
121<br />
121<br />
121<br />
121<br />
121<br />
121<br />
121<br />
123<br />
123<br />
123<br />
123<br />
123<br />
123<br />
123<br />
123<br />
123<br />
123<br />
123<br />
123<br />
123<br />
123<br />
123<br />
123<br />
123<br />
123<br />
123<br />
123<br />
123<br />
123<br />
123<br />
123<br />
123<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
125<br />
129<br />
129<br />
129<br />
129<br />
129<br />
129<br />
129<br />
129<br />
129<br />
129<br />
129<br />
129<br />
129<br />
129<br />
129<br />
129<br />
129<br />
129<br />
129<br />
129<br />
129<br />
129<br />
129<br />
129<br />
129<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
131<br />
131<br />
131<br />
131<br />
131<br />
131<br />
131<br />
131<br />
131<br />
131<br />
131<br />
131<br />
131<br />
131<br />
131<br />
131<br />
131<br />
131<br />
131<br />
131<br />
131<br />
131<br />
131<br />
131<br />
131<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
133<br />
137<br />
137<br />
137<br />
137<br />
137<br />
137<br />
137<br />
137<br />
137<br />
137<br />
137<br />
137<br />
137<br />
137<br />
137<br />
137<br />
137<br />
137<br />
137<br />
137<br />
137<br />
137<br />
137<br />
137<br />
137<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
139<br />
143<br />
143<br />
143<br />
143<br />
143<br />
143<br />
143<br />
143<br />
143<br />
143<br />
143<br />
143<br />
143<br />
143<br />
143<br />
143<br />
143<br />
143<br />
143<br />
143<br />
143<br />
143<br />
143<br />
143<br />
143<br />
147<br />
147<br />
147<br />
147<br />
147<br />
147<br />
147<br />
147<br />
147<br />
147<br />
147<br />
147<br />
147<br />
147<br />
147<br />
147<br />
147<br />
147<br />
147<br />
147<br />
147<br />
147<br />
147<br />
147<br />
147<br />
149<br />
149<br />
149<br />
149<br />
149<br />
149<br />
149<br />
149<br />
149<br />
149<br />
149<br />
149<br />
149<br />
149<br />
149<br />
149<br />
149<br />
149<br />
149<br />
149<br />
149<br />
149<br />
149<br />
149<br />
149<br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
163<br />
163<br />
163<br />
163<br />
163<br />
163<br />
163<br />
163<br />
163<br />
163<br />
163<br />
163<br />
163<br />
163<br />
163<br />
163<br />
163<br />
163<br />
163<br />
163<br />
163<br />
163<br />
163<br />
163<br />
163<br />
165<br />
165<br />
165<br />
165<br />
165<br />
165<br />
165<br />
165<br />
165<br />
165<br />
165<br />
165<br />
165<br />
165<br />
165<br />
165<br />
165<br />
165<br />
165<br />
165<br />
165<br />
165<br />
165<br />
165<br />
165<br />
167<br />
167<br />
167<br />
167<br />
167<br />
167<br />
167<br />
167<br />
167<br />
167<br />
167<br />
167<br />
167<br />
167<br />
167<br />
167<br />
167<br />
167<br />
167<br />
167<br />
167<br />
167<br />
167<br />
167<br />
167<br />
169<br />
169<br />
169<br />
169<br />
169<br />
169<br />
169<br />
169<br />
169<br />
169<br />
169<br />
169<br />
169<br />
169<br />
169<br />
169<br />
169<br />
169<br />
169<br />
169<br />
169<br />
169<br />
169<br />
169<br />
169<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
171<br />
171<br />
171<br />
171<br />
171<br />
171<br />
171<br />
171<br />
171<br />
171<br />
171<br />
171<br />
171<br />
171<br />
171<br />
171<br />
171<br />
171<br />
171<br />
171<br />
171<br />
171<br />
171<br />
171<br />
171<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
173<br />
175<br />
175<br />
175<br />
175<br />
175<br />
175<br />
175<br />
175<br />
175<br />
175<br />
175<br />
175<br />
175<br />
175<br />
175<br />
175<br />
175<br />
175<br />
175<br />
175<br />
175<br />
175<br />
175<br />
175<br />
175<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
177<br />
179<br />
179<br />
179<br />
179<br />
179<br />
179<br />
179<br />
179<br />
179<br />
179<br />
179<br />
179<br />
179<br />
179<br />
179<br />
179<br />
179<br />
179<br />
179<br />
179<br />
179<br />
179<br />
179<br />
179<br />
179<br />
181<br />
181<br />
181<br />
181<br />
181<br />
181<br />
181<br />
181<br />
181<br />
181<br />
181<br />
181<br />
181<br />
181<br />
181<br />
181<br />
181<br />
181<br />
181<br />
181<br />
181<br />
181<br />
181<br />
181<br />
181<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
183<br />
185<br />
185<br />
185<br />
185<br />
185<br />
185<br />
185<br />
185<br />
185<br />
185<br />
185<br />
185<br />
185<br />
185<br />
185<br />
185<br />
185<br />
185<br />
185<br />
185<br />
185<br />
185<br />
185<br />
185<br />
185<br />
187<br />
187<br />
187<br />
187<br />
187<br />
187<br />
187<br />
187<br />
187<br />
187<br />
187<br />
187<br />
187<br />
187<br />
187<br />
187<br />
187<br />
187<br />
187<br />
187<br />
187<br />
187<br />
187<br />
187<br />
187<br />
189<br />
189<br />
189<br />
189<br />
189<br />
189<br />
189<br />
189<br />
189<br />
189<br />
189<br />
189<br />
189<br />
189<br />
189<br />
189<br />
189<br />
189<br />
189<br />
189<br />
189<br />
189<br />
189<br />
189<br />
189<br />
19<br />
19<br />
19<br />
19<br />
19<br />
19<br />
19<br />
19<br />
19<br />
19<br />
19<br />
19<br />
19<br />
19<br />
19<br />
19<br />
19<br />
19<br />
19<br />
19<br />
19<br />
19<br />
19<br />
19<br />
19<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
191<br />
193<br />
193<br />
193<br />
193<br />
193<br />
193<br />
193<br />
193<br />
193<br />
193<br />
193<br />
193<br />
193<br />
193<br />
193<br />
193<br />
193<br />
193<br />
193<br />
193<br />
193<br />
193<br />
193<br />
193<br />
193<br />
195<br />
195<br />
195<br />
195<br />
195<br />
195<br />
195<br />
195<br />
195<br />
195<br />
195<br />
195<br />
195<br />
195<br />
195<br />
195<br />
195<br />
195<br />
195<br />
195<br />
195<br />
195<br />
195<br />
195<br />
195<br />
199<br />
199<br />
199<br />
199<br />
199<br />
199<br />
199<br />
199<br />
199<br />
199<br />
199<br />
199<br />
199<br />
199<br />
199<br />
199<br />
199<br />
199<br />
199<br />
199<br />
199<br />
199<br />
199<br />
199<br />
199<br />
201<br />
201<br />
201<br />
201<br />
201<br />
201<br />
201<br />
201<br />
201<br />
201<br />
201<br />
201<br />
201<br />
201<br />
201<br />
201<br />
201<br />
201<br />
201<br />
201<br />
201<br />
201<br />
201<br />
201<br />
201<br />
203<br />
203<br />
203<br />
203<br />
203<br />
203<br />
203<br />
203<br />
203<br />
203<br />
203<br />
203<br />
203<br />
203<br />
203<br />
203<br />
203<br />
203<br />
203<br />
203<br />
203<br />
203<br />
203<br />
203<br />
203<br />
205<br />
205<br />
205<br />
205<br />
205<br />
205<br />
205<br />
205<br />
205<br />
205<br />
205<br />
205<br />
205<br />
205<br />
205<br />
205<br />
205<br />
205<br />
205<br />
205<br />
205<br />
205<br />
205<br />
205<br />
205<br />
21<br />
21<br />
21<br />
21<br />
21<br />
21<br />
21<br />
21<br />
21<br />
21<br />
21<br />
21<br />
21<br />
21<br />
21<br />
21<br />
21<br />
21<br />
21<br />
21<br />
21<br />
21<br />
21<br />
21<br />
21<br />
211<br />
211<br />
211<br />
211<br />
211<br />
211<br />
211<br />
211<br />
211<br />
211<br />
211<br />
211<br />
211<br />
211<br />
211<br />
211<br />
211<br />
211<br />
211<br />
211<br />
211<br />
211<br />
211<br />
211<br />
211<br />
2<strong>15</strong><br />
2<strong>15</strong><br />
2<strong>15</strong><br />
2<strong>15</strong><br />
2<strong>15</strong><br />
2<strong>15</strong><br />
2<strong>15</strong><br />
2<strong>15</strong><br />
2<strong>15</strong><br />
2<strong>15</strong><br />
2<strong>15</strong><br />
2<strong>15</strong><br />
2<strong>15</strong><br />
2<strong>15</strong><br />
2<strong>15</strong><br />
2<strong>15</strong><br />
2<strong>15</strong><br />
2<strong>15</strong><br />
2<strong>15</strong><br />
2<strong>15</strong><br />
2<strong>15</strong><br />
2<strong>15</strong><br />
2<strong>15</strong><br />
2<strong>15</strong><br />
2<strong>15</strong><br />
217<br />
217<br />
217<br />
217<br />
217<br />
217<br />
217<br />
217<br />
217<br />
217<br />
217<br />
217<br />
217<br />
217<br />
217<br />
217<br />
217<br />
217<br />
217<br />
217<br />
217<br />
217<br />
217<br />
217<br />
217<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
237<br />
237<br />
237<br />
237<br />
237<br />
237<br />
237<br />
237<br />
237<br />
237<br />
237<br />
237<br />
237<br />
237<br />
237<br />
237<br />
237<br />
237<br />
237<br />
237<br />
237<br />
237<br />
237<br />
237<br />
237<br />
239<br />
239<br />
239<br />
239<br />
239<br />
239<br />
239<br />
239<br />
239<br />
239<br />
239<br />
239<br />
239<br />
239<br />
239<br />
239<br />
239<br />
239<br />
239<br />
239<br />
239<br />
239<br />
239<br />
239<br />
239<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
247<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
251<br />
253<br />
253<br />
253<br />
253<br />
253<br />
253<br />
253<br />
253<br />
253<br />
253<br />
253<br />
253<br />
253<br />
253<br />
253<br />
253<br />
253<br />
253<br />
253<br />
253<br />
253<br />
253<br />
253<br />
253<br />
253<br />
255<br />
255<br />
255<br />
255<br />
255<br />
255<br />
255<br />
255<br />
255<br />
255<br />
255<br />
255<br />
255<br />
255<br />
255<br />
255<br />
255<br />
255<br />
255<br />
255<br />
255<br />
255<br />
255<br />
255<br />
255<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
257<br />
259<br />
259<br />
259<br />
259<br />
259<br />
259<br />
259<br />
259<br />
259<br />
259<br />
259<br />
259<br />
259<br />
259<br />
259<br />
259<br />
259<br />
259<br />
259<br />
259<br />
259<br />
259<br />
259<br />
259<br />
259<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
261<br />
263<br />
263<br />
263<br />
263<br />
263<br />
263<br />
263<br />
263<br />
263<br />
263<br />
263<br />
263<br />
263<br />
263<br />
263<br />
263<br />
263<br />
263<br />
263<br />
263<br />
263<br />
263<br />
263<br />
263<br />
263<br />
267<br />
267<br />
267<br />
267<br />
267<br />
267<br />
267<br />
267<br />
267<br />
267<br />
267<br />
267<br />
267<br />
267<br />
267<br />
267<br />
267<br />
267<br />
267<br />
267<br />
267<br />
267<br />
267<br />
267<br />
267<br />
269<br />
269<br />
269<br />
269<br />
269<br />
269<br />
269<br />
269<br />
269<br />
269<br />
269<br />
269<br />
269<br />
269<br />
269<br />
269<br />
269<br />
269<br />
269<br />
269<br />
269<br />
269<br />
269<br />
269<br />
269<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
271<br />
273<br />
273<br />
273<br />
273<br />
273<br />
273<br />
273<br />
273<br />
273<br />
273<br />
273<br />
273<br />
273<br />
273<br />
273<br />
273<br />
273<br />
273<br />
273<br />
273<br />
273<br />
273<br />
273<br />
273<br />
273<br />
275<br />
275<br />
275<br />
275<br />
275<br />
275<br />
275<br />
275<br />
275<br />
275<br />
275<br />
275<br />
275<br />
275<br />
275<br />
275<br />
275<br />
275<br />
275<br />
275<br />
275<br />
275<br />
275<br />
275<br />
275<br />
277<br />
277<br />
277<br />
277<br />
277<br />
277<br />
277<br />
277<br />
277<br />
277<br />
277<br />
277<br />
277<br />
277<br />
277<br />
277<br />
277<br />
277<br />
277<br />
277<br />
277<br />
277<br />
277<br />
277<br />
277<br />
279<br />
279<br />
279<br />
279<br />
279<br />
279<br />
279<br />
279<br />
279<br />
279<br />
279<br />
279<br />
279<br />
279<br />
279<br />
279<br />
279<br />
279<br />
279<br />
279<br />
279<br />
279<br />
279<br />
279<br />
279<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
281<br />
283<br />
283<br />
283<br />
283<br />
283<br />
283<br />
283<br />
283<br />
283<br />
283<br />
283<br />
283<br />
283<br />
283<br />
283<br />
283<br />
283<br />
283<br />
283<br />
283<br />
283<br />
283<br />
283<br />
283<br />
283<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
285<br />
287<br />
287<br />
287<br />
287<br />
287<br />
287<br />
287<br />
287<br />
287<br />
287<br />
287<br />
287<br />
287<br />
287<br />
287<br />
287<br />
287<br />
287<br />
287<br />
287<br />
287<br />
287<br />
287<br />
287<br />
287<br />
289<br />
289<br />
289<br />
289<br />
289<br />
289<br />
289<br />
289<br />
289<br />
289<br />
289<br />
289<br />
289<br />
289<br />
289<br />
289<br />
289<br />
289<br />
289<br />
289<br />
289<br />
289<br />
289<br />
289<br />
289<br />
291<br />
291<br />
291<br />
291<br />
291<br />
291<br />
291<br />
291<br />
291<br />
291<br />
291<br />
291<br />
291<br />
291<br />
291<br />
291<br />
291<br />
291<br />
291<br />
291<br />
291<br />
291<br />
291<br />
291<br />
291<br />
293<br />
293<br />
293<br />
293<br />
293<br />
293<br />
293<br />
293<br />
293<br />
293<br />
293<br />
293<br />
293<br />
293<br />
293<br />
293<br />
293<br />
293<br />
293<br />
293<br />
293<br />
293<br />
293<br />
293<br />
293<br />
295<br />
295<br />
295<br />
295<br />
295<br />
295<br />
295<br />
295<br />
295<br />
295<br />
295<br />
295<br />
295<br />
295<br />
295<br />
295<br />
295<br />
295<br />
295<br />
295<br />
295<br />
295<br />
295<br />
295<br />
295<br />
297<br />
297<br />
297<br />
297<br />
297<br />
297<br />
297<br />
297<br />
297<br />
297<br />
297<br />
297<br />
297<br />
297<br />
297<br />
297<br />
297<br />
297<br />
297<br />
297<br />
297<br />
297<br />
297<br />
297<br />
297<br />
299<br />
299<br />
299<br />
299<br />
299<br />
299<br />
299<br />
299<br />
299<br />
299<br />
299<br />
299<br />
299<br />
299<br />
299<br />
299<br />
299<br />
299<br />
299<br />
299<br />
299<br />
299<br />
299<br />
299<br />
299<br />
301<br />
301<br />
301<br />
301<br />
301<br />
301<br />
301<br />
301<br />
301<br />
301<br />
301<br />
301<br />
301<br />
301<br />
301<br />
301<br />
301<br />
301<br />
301<br />
301<br />
301<br />
301<br />
301<br />
301<br />
301<br />
303<br />
303<br />
303<br />
303<br />
303<br />
303<br />
303<br />
303<br />
303<br />
303<br />
303<br />
303<br />
303<br />
303<br />
303<br />
303<br />
303<br />
303<br />
303<br />
303<br />
303<br />
303<br />
303<br />
303<br />
303<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
31<br />
3<strong>15</strong><br />
3<strong>15</strong><br />
3<strong>15</strong><br />
3<strong>15</strong><br />
3<strong>15</strong><br />
3<strong>15</strong><br />
3<strong>15</strong><br />
3<strong>15</strong><br />
3<strong>15</strong><br />
3<strong>15</strong><br />
3<strong>15</strong><br />
3<strong>15</strong><br />
3<strong>15</strong><br />
3<strong>15</strong><br />
3<strong>15</strong><br />
3<strong>15</strong><br />
3<strong>15</strong><br />
3<strong>15</strong><br />
3<strong>15</strong><br />
3<strong>15</strong><br />
3<strong>15</strong><br />
3<strong>15</strong><br />
3<strong>15</strong><br />
3<strong>15</strong><br />
3<strong>15</strong><br />
325<br />
325<br />
325<br />
325<br />
325<br />
325<br />
325<br />
325<br />
325<br />
325<br />
325<br />
325<br />
325<br />
325<br />
325<br />
325<br />
325<br />
325<br />
325<br />
325<br />
325<br />
325<br />
325<br />
325<br />
325<br />
327<br />
327<br />
327<br />
327<br />
327<br />
327<br />
327<br />
327<br />
327<br />
327<br />
327<br />
327<br />
327<br />
327<br />
327<br />
327<br />
327<br />
327<br />
327<br />
327<br />
327<br />
327<br />
327<br />
327<br />
327<br />
333<br />
333<br />
333<br />
333<br />
333<br />
333<br />
333<br />
333<br />
333<br />
333<br />
333<br />
333<br />
333<br />
333<br />
333<br />
333<br />
333<br />
333<br />
333<br />
333<br />
333<br />
333<br />
333<br />
333<br />
333<br />
339<br />
339<br />
339<br />
339<br />
339<br />
339<br />
339<br />
339<br />
339<br />
339<br />
339<br />
339<br />
339<br />
339<br />
339<br />
339<br />
339<br />
339<br />
339<br />
339<br />
339<br />
339<br />
339<br />
339<br />
339<br />
341<br />
341<br />
341<br />
341<br />
341<br />
341<br />
341<br />
341<br />
341<br />
341<br />
341<br />
341<br />
341<br />
341<br />
341<br />
341<br />
341<br />
341<br />
341<br />
341<br />
341<br />
341<br />
341<br />
341<br />
341<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
37<br />
373<br />
373<br />
373<br />
373<br />
373<br />
373<br />
373<br />
373<br />
373<br />
373<br />
373<br />
373<br />
373<br />
373<br />
373<br />
373<br />
373<br />
373<br />
373<br />
373<br />
373<br />
373<br />
373<br />
373<br />
373<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
43<br />
43<br />
43<br />
43<br />
43<br />
43<br />
43<br />
43<br />
43<br />
43<br />
43<br />
43<br />
43<br />
43<br />
43<br />
43<br />
43<br />
43<br />
43<br />
43<br />
43<br />
43<br />
43<br />
43<br />
43<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
45<br />
49<br />
49<br />
49<br />
49<br />
49<br />
49<br />
49<br />
49<br />
49<br />
49<br />
49<br />
49<br />
49<br />
49<br />
49<br />
49<br />
49<br />
49<br />
49<br />
49<br />
49<br />
49<br />
49<br />
49<br />
49<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
51<br />
551<br />
551<br />
551<br />
551<br />
551<br />
551<br />
551<br />
551<br />
551<br />
551<br />
551<br />
551<br />
551<br />
551<br />
551<br />
551<br />
551<br />
551<br />
551<br />
551<br />
551<br />
551<br />
551<br />
551<br />
551<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
145<br />
221<br />
221<br />
221<br />
221<br />
221<br />
221<br />
221<br />
221<br />
221<br />
221<br />
221<br />
221<br />
221<br />
221<br />
221<br />
221<br />
221<br />
221<br />
221<br />
221<br />
221<br />
221<br />
221<br />
221<br />
221<br />
307<br />
307<br />
307<br />
307<br />
307<br />
307<br />
307<br />
307<br />
307<br />
307<br />
307<br />
307<br />
307<br />
307<br />
307<br />
307<br />
307<br />
307<br />
307<br />
307<br />
307<br />
307<br />
307<br />
307<br />
307<br />
309<br />
309<br />
309<br />
309<br />
309<br />
309<br />
309<br />
309<br />
309<br />
309<br />
309<br />
309<br />
309<br />
309<br />
309<br />
309<br />
309<br />
309<br />
309<br />
309<br />
309<br />
309<br />
309<br />
309<br />
309<br />
311<br />
311<br />
311<br />
311<br />
311<br />
311<br />
311<br />
311<br />
311<br />
311<br />
311<br />
311<br />
311<br />
311<br />
311<br />
311<br />
311<br />
311<br />
311<br />
311<br />
311<br />
311<br />
311<br />
311<br />
311<br />
323<br />
323<br />
323<br />
323<br />
323<br />
323<br />
323<br />
323<br />
323<br />
323<br />
323<br />
323<br />
323<br />
323<br />
323<br />
323<br />
323<br />
323<br />
323<br />
323<br />
323<br />
323<br />
323<br />
323<br />
323<br />
331<br />
331<br />
331<br />
331<br />
331<br />
331<br />
331<br />
331<br />
331<br />
331<br />
331<br />
331<br />
331<br />
331<br />
331<br />
331<br />
331<br />
331<br />
331<br />
331<br />
331<br />
331<br />
331<br />
331<br />
331<br />
335<br />
335<br />
335<br />
335<br />
335<br />
335<br />
335<br />
335<br />
335<br />
335<br />
335<br />
335<br />
335<br />
335<br />
335<br />
335<br />
335<br />
335<br />
335<br />
335<br />
335<br />
335<br />
335<br />
335<br />
335<br />
337<br />
337<br />
337<br />
337<br />
337<br />
337<br />
337<br />
337<br />
337<br />
337<br />
337<br />
337<br />
337<br />
337<br />
337<br />
337<br />
337<br />
337<br />
337<br />
337<br />
337<br />
337<br />
337<br />
337<br />
337<br />
345<br />
345<br />
345<br />
345<br />
345<br />
345<br />
345<br />
345<br />
345<br />
345<br />
345<br />
345<br />
345<br />
345<br />
345<br />
345<br />
345<br />
345<br />
345<br />
345<br />
345<br />
345<br />
345<br />
345<br />
345<br />
347<br />
347<br />
347<br />
347<br />
347<br />
347<br />
347<br />
347<br />
347<br />
347<br />
347<br />
347<br />
347<br />
347<br />
347<br />
347<br />
347<br />
347<br />
347<br />
347<br />
347<br />
347<br />
347<br />
347<br />
347<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
349<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
351<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
353<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
355<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
357<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
359<br />
365<br />
365<br />
365<br />
365<br />
365<br />
365<br />
365<br />
365<br />
365<br />
365<br />
365<br />
365<br />
365<br />
365<br />
365<br />
365<br />
365<br />
365<br />
365<br />
365<br />
365<br />
365<br />
365<br />
365<br />
365<br />
367<br />
367<br />
367<br />
367<br />
367<br />
367<br />
367<br />
367<br />
367<br />
367<br />
367<br />
367<br />
367<br />
367<br />
367<br />
367<br />
367<br />
367<br />
367<br />
367<br />
367<br />
367<br />
367<br />
367<br />
367<br />
369<br />
369<br />
369<br />
369<br />
369<br />
369<br />
369<br />
369<br />
369<br />
369<br />
369<br />
369<br />
369<br />
369<br />
369<br />
369<br />
369<br />
369<br />
369<br />
369<br />
369<br />
369<br />
369<br />
369<br />
369<br />
371<br />
371<br />
371<br />
371<br />
371<br />
371<br />
371<br />
371<br />
371<br />
371<br />
371<br />
371<br />
371<br />
371<br />
371<br />
371<br />
371<br />
371<br />
371<br />
371<br />
371<br />
371<br />
371<br />
371<br />
371<br />
375<br />
375<br />
375<br />
375<br />
375<br />
375<br />
375<br />
375<br />
375<br />
375<br />
375<br />
375<br />
375<br />
375<br />
375<br />
375<br />
375<br />
375<br />
375<br />
375<br />
375<br />
375<br />
375<br />
375<br />
375<br />
377<br />
377<br />
377<br />
377<br />
377<br />
377<br />
377<br />
377<br />
377<br />
377<br />
377<br />
377<br />
377<br />
377<br />
377<br />
377<br />
377<br />
377<br />
377<br />
377<br />
377<br />
377<br />
377<br />
377<br />
377<br />
379<br />
379<br />
379<br />
379<br />
379<br />
379<br />
379<br />
379<br />
379<br />
379<br />
379<br />
379<br />
379<br />
379<br />
379<br />
379<br />
379<br />
379<br />
379<br />
379<br />
379<br />
379<br />
379<br />
379<br />
379<br />
47<br />
47<br />
47<br />
47<br />
47<br />
47<br />
47<br />
47<br />
47<br />
47<br />
47<br />
47<br />
47<br />
47<br />
47<br />
47<br />
47<br />
47<br />
47<br />
47<br />
47<br />
47<br />
47<br />
47<br />
47<br />
501<br />
501<br />
501<br />
501<br />
501<br />
501<br />
501<br />
501<br />
501<br />
501<br />
501<br />
501<br />
501<br />
501<br />
501<br />
501<br />
501<br />
501<br />
501<br />
501<br />
501<br />
501<br />
501<br />
501<br />
501<br />
503<br />
503<br />
503<br />
503<br />
503<br />
503<br />
503<br />
503<br />
503<br />
503<br />
503<br />
503<br />
503<br />
503<br />
503<br />
503<br />
503<br />
503<br />
503<br />
503<br />
503<br />
503<br />
503<br />
503<br />
503<br />
505<br />
505<br />
505<br />
505<br />
505<br />
505<br />
505<br />
505<br />
505<br />
505<br />
505<br />
505<br />
505<br />
505<br />
505<br />
505<br />
505<br />
505<br />
505<br />
505<br />
505<br />
505<br />
505<br />
505<br />
505<br />
507<br />
507<br />
507<br />
507<br />
507<br />
507<br />
507<br />
507<br />
507<br />
507<br />
507<br />
507<br />
507<br />
507<br />
507<br />
507<br />
507<br />
507<br />
507<br />
507<br />
507<br />
507<br />
507<br />
507<br />
507<br />
509<br />
509<br />
509<br />
509<br />
509<br />
509<br />
509<br />
509<br />
509<br />
509<br />
509<br />
509<br />
509<br />
509<br />
509<br />
509<br />
509<br />
509<br />
509<br />
509<br />
509<br />
509<br />
509<br />
509<br />
509<br />
511<br />
511<br />
511<br />
511<br />
511<br />
511<br />
511<br />
511<br />
511<br />
511<br />
511<br />
511<br />
511<br />
511<br />
511<br />
511<br />
511<br />
511<br />
511<br />
511<br />
511<br />
511<br />
511<br />
511<br />
511<br />
5<strong>15</strong><br />
5<strong>15</strong><br />
5<strong>15</strong><br />
5<strong>15</strong><br />
5<strong>15</strong><br />
5<strong>15</strong><br />
5<strong>15</strong><br />
5<strong>15</strong><br />
5<strong>15</strong><br />
5<strong>15</strong><br />
5<strong>15</strong><br />
5<strong>15</strong><br />
5<strong>15</strong><br />
5<strong>15</strong><br />
5<strong>15</strong><br />
5<strong>15</strong><br />
5<strong>15</strong><br />
5<strong>15</strong><br />
5<strong>15</strong><br />
5<strong>15</strong><br />
5<strong>15</strong><br />
5<strong>15</strong><br />
5<strong>15</strong><br />
5<strong>15</strong><br />
5<strong>15</strong><br />
517<br />
517<br />
517<br />
517<br />
517<br />
517<br />
517<br />
517<br />
517<br />
517<br />
517<br />
517<br />
517<br />
517<br />
517<br />
517<br />
517<br />
517<br />
517<br />
517<br />
517<br />
517<br />
517<br />
517<br />
517<br />
519<br />
519<br />
519<br />
519<br />
519<br />
519<br />
519<br />
519<br />
519<br />
519<br />
519<br />
519<br />
519<br />
519<br />
519<br />
519<br />
519<br />
519<br />
519<br />
519<br />
519<br />
519<br />
519<br />
519<br />
519<br />
521<br />
521<br />
521<br />
521<br />
521<br />
521<br />
521<br />
521<br />
521<br />
521<br />
521<br />
521<br />
521<br />
521<br />
521<br />
521<br />
521<br />
521<br />
521<br />
521<br />
521<br />
521<br />
521<br />
521<br />
521<br />
523<br />
523<br />
523<br />
523<br />
523<br />
523<br />
523<br />
523<br />
523<br />
523<br />
523<br />
523<br />
523<br />
523<br />
523<br />
523<br />
523<br />
523<br />
523<br />
523<br />
523<br />
523<br />
523<br />
523<br />
523<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
525<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
527<br />
529<br />
529<br />
529<br />
529<br />
529<br />
529<br />
529<br />
529<br />
529<br />
529<br />
529<br />
529<br />
529<br />
529<br />
529<br />
529<br />
529<br />
529<br />
529<br />
529<br />
529<br />
529<br />
529<br />
529<br />
529<br />
531<br />
531<br />
531<br />
531<br />
531<br />
531<br />
531<br />
531<br />
531<br />
531<br />
531<br />
531<br />
531<br />
531<br />
531<br />
531<br />
531<br />
531<br />
531<br />
531<br />
531<br />
531<br />
531<br />
531<br />
531<br />
533<br />
533<br />
533<br />
533<br />
533<br />
533<br />
533<br />
533<br />
533<br />
533<br />
533<br />
533<br />
533<br />
533<br />
533<br />
533<br />
533<br />
533<br />
533<br />
533<br />
533<br />
533<br />
533<br />
533<br />
533<br />
535<br />
535<br />
535<br />
535<br />
535<br />
535<br />
535<br />
535<br />
535<br />
535<br />
535<br />
535<br />
535<br />
535<br />
535<br />
535<br />
535<br />
535<br />
535<br />
535<br />
535<br />
535<br />
535<br />
535<br />
535<br />
537<br />
537<br />
537<br />
537<br />
537<br />
537<br />
537<br />
537<br />
537<br />
537<br />
537<br />
537<br />
537<br />
537<br />
537<br />
537<br />
537<br />
537<br />
537<br />
537<br />
537<br />
537<br />
537<br />
537<br />
537<br />
539<br />
539<br />
539<br />
539<br />
539<br />
539<br />
539<br />
539<br />
539<br />
539<br />
539<br />
539<br />
539<br />
539<br />
539<br />
539<br />
539<br />
539<br />
539<br />
539<br />
539<br />
539<br />
539<br />
539<br />
539<br />
541<br />
541<br />
541<br />
541<br />
541<br />
541<br />
541<br />
541<br />
541<br />
541<br />
541<br />
541<br />
541<br />
541<br />
541<br />
541<br />
541<br />
541<br />
541<br />
541<br />
541<br />
541<br />
541<br />
541<br />
541<br />
543<br />
543<br />
543<br />
543<br />
543<br />
543<br />
543<br />
543<br />
543<br />
543<br />
543<br />
543<br />
543<br />
543<br />
543<br />
543<br />
543<br />
543<br />
543<br />
543<br />
543<br />
543<br />
543<br />
543<br />
543<br />
545<br />
545<br />
545<br />
545<br />
545<br />
545<br />
545<br />
545<br />
545<br />
545<br />
545<br />
545<br />
545<br />
545<br />
545<br />
545<br />
545<br />
545<br />
545<br />
545<br />
545<br />
545<br />
545<br />
545<br />
545<br />
547<br />
547<br />
547<br />
547<br />
547<br />
547<br />
547<br />
547<br />
547<br />
547<br />
547<br />
547<br />
547<br />
547<br />
547<br />
547<br />
547<br />
547<br />
547<br />
547<br />
547<br />
547<br />
547<br />
547<br />
547<br />
549<br />
549<br />
549<br />
549<br />
549<br />
549<br />
549<br />
549<br />
549<br />
549<br />
549<br />
549<br />
549<br />
549<br />
549<br />
549<br />
549<br />
549<br />
549<br />
549<br />
549<br />
549<br />
549<br />
549<br />
549<br />
553<br />
553<br />
553<br />
553<br />
553<br />
553<br />
553<br />
553<br />
553<br />
553<br />
553<br />
553<br />
553<br />
553<br />
553<br />
553<br />
553<br />
553<br />
553<br />
553<br />
553<br />
553<br />
553<br />
553<br />
553<br />
555<br />
555<br />
555<br />
555<br />
555<br />
555<br />
555<br />
555<br />
555<br />
555<br />
555<br />
555<br />
555<br />
555<br />
555<br />
555<br />
555<br />
555<br />
555<br />
555<br />
555<br />
555<br />
555<br />
555<br />
555<br />
557<br />
557<br />
557<br />
557<br />
557<br />
557<br />
557<br />
557<br />
557<br />
557<br />
557<br />
557<br />
557<br />
557<br />
557<br />
557<br />
557<br />
557<br />
557<br />
557<br />
557<br />
557<br />
557<br />
557<br />
557<br />
561<br />
561<br />
561<br />
561<br />
561<br />
561<br />
561<br />
561<br />
561<br />
561<br />
561<br />
561<br />
561<br />
561<br />
561<br />
561<br />
561<br />
561<br />
561<br />
561<br />
561<br />
561<br />
561<br />
561<br />
561<br />
565<br />
565<br />
565<br />
565<br />
565<br />
565<br />
565<br />
565<br />
565<br />
565<br />
565<br />
565<br />
565<br />
565<br />
565<br />
565<br />
565<br />
565<br />
565<br />
565<br />
565<br />
565<br />
565<br />
565<br />
565<br />
569<br />
569<br />
569<br />
569<br />
569<br />
569<br />
569<br />
569<br />
569<br />
569<br />
569<br />
569<br />
569<br />
569<br />
569<br />
569<br />
569<br />
569<br />
569<br />
569<br />
569<br />
569<br />
569<br />
569<br />
569<br />
571<br />
571<br />
571<br />
571<br />
571<br />
571<br />
571<br />
571<br />
571<br />
571<br />
571<br />
571<br />
571<br />
571<br />
571<br />
571<br />
571<br />
571<br />
571<br />
571<br />
571<br />
571<br />
571<br />
571<br />
571<br />
575<br />
575<br />
575<br />
575<br />
575<br />
575<br />
575<br />
575<br />
575<br />
575<br />
575<br />
575<br />
575<br />
575<br />
575<br />
575<br />
575<br />
575<br />
575<br />
575<br />
575<br />
575<br />
575<br />
575<br />
575<br />
577<br />
577<br />
577<br />
577<br />
577<br />
577<br />
577<br />
577<br />
577<br />
577<br />
577<br />
577<br />
577<br />
577<br />
577<br />
577<br />
577<br />
577<br />
577<br />
577<br />
577<br />
577<br />
577<br />
577<br />
577<br />
581<br />
581<br />
581<br />
581<br />
581<br />
581<br />
581<br />
581<br />
581<br />
581<br />
581<br />
581<br />
581<br />
581<br />
581<br />
581<br />
581<br />
581<br />
581<br />
581<br />
581<br />
581<br />
581<br />
581<br />
581<br />
583<br />
583<br />
583<br />
583<br />
583<br />
583<br />
583<br />
583<br />
583<br />
583<br />
583<br />
583<br />
583<br />
583<br />
583<br />
583<br />
583<br />
583<br />
583<br />
583<br />
583<br />
583<br />
583<br />
583<br />
583<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
59<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
63<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
65<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
75<br />
75<br />
75<br />
75<br />
75<br />
75<br />
75<br />
75<br />
75<br />
75<br />
75<br />
75<br />
75<br />
75<br />
75<br />
75<br />
75<br />
75<br />
75<br />
75<br />
75<br />
75<br />
75<br />
75<br />
75<br />
83<br />
83<br />
83<br />
83<br />
83<br />
83<br />
83<br />
83<br />
83<br />
83<br />
83<br />
83<br />
83<br />
83<br />
83<br />
83<br />
83<br />
83<br />
83<br />
83<br />
83<br />
83<br />
83<br />
83<br />
83<br />
87<br />
87<br />
87<br />
87<br />
87<br />
87<br />
87<br />
87<br />
87<br />
87<br />
87<br />
87<br />
87<br />
87<br />
87<br />
87<br />
87<br />
87<br />
87<br />
87<br />
87<br />
87<br />
87<br />
87<br />
87<br />
89<br />
89<br />
89<br />
89<br />
89<br />
89<br />
89<br />
89<br />
89<br />
89<br />
89<br />
89<br />
89<br />
89<br />
89<br />
89<br />
89<br />
89<br />
89<br />
89<br />
89<br />
89<br />
89<br />
89<br />
89<br />
Enschede - Usseler es<br />
Interpretatie van de sporen<br />
Crematiegraf<br />
Deel van plattegrond<br />
Deel van structuur<br />
Greppel<br />
Middeleeuwse greppel<br />
Hutkom<br />
Kuil<br />
Kuil met ijzerslak<br />
Complete structuur<br />
Mogelijke structuur<br />
Wandgreppel<br />
253500 254000 254500 255000<br />
469500 470000<br />
N<br />
50m<br />
0<br />
Afb. 3.01
41<br />
1<br />
5<br />
1<br />
1<br />
1<br />
3 1<br />
2 2<br />
2<br />
1<br />
1<br />
1<br />
1<br />
2<br />
1<br />
1<br />
1<br />
N<br />
1<br />
1<br />
500m<br />
500m<br />
0000000000<br />
Enschede - Usseler es<br />
Verspreiding van aardewerk, natuursteen en vuursteen<br />
Legenda<br />
Verspreiding van vuursteen<br />
Totaal aantal per put<br />
Verspreiding van natuursteen<br />
Totaal aantal per put<br />
Verspreiding van het aardewerk<br />
Totaal aantal scherven per put<br />
1 tot 2 stuks<br />
2 tot 5<br />
5 tot 10<br />
1 tot 2 stuks<br />
2 tot 4<br />
4 tot 8<br />
10 tot 29<br />
1 tot 5 stuks<br />
5 tot 10<br />
10 tot 20<br />
20 tot 50<br />
50 tot 280<br />
AB 17-03-2005<br />
1 artefact plus aantal<br />
Afb. 7
USSELER ES WEST<br />
MICROMORFOLOGISCH ONDERZOEK<br />
Opdrachtgever:<br />
Naam: Gemeente Enschede<br />
Contactpersoon: Dr. René Isarin, Adviseur <strong>Archeologie</strong>,<br />
Gemeente Enschede<br />
Organisatie: Past2Present-ArcheoLogic<br />
Adres: Pelmole<strong>nl</strong>aan 12-14<br />
Postcode/plaats: 3447 GW Woerden<br />
Telefoon: 0348 – 437788<br />
Gsm. 06 - 54994858<br />
Opdrachtnemer: Kooistra Micromorphological Services<br />
Uitvoering: Dr. M.J. Kooistra<br />
Adres: Snijdersteeg 16<br />
Postcode/plaats: 3911 VP Rhenen<br />
Telefoon: 0317 - 617382<br />
E-Mail: maja.kooistra@wur.<strong>nl</strong><br />
Projectnummer: 0503?<br />
Datum: april 2005<br />
1
1. I<strong>nl</strong>eiding<br />
USSELER ES WEST, GEMEENTE ENSCHEDE<br />
MICROMORFOLOGISCH ONDERZOEK<br />
In januari 2005 is in het kader van een opgraving op de Usseler Es, gemeente Enschede<br />
onderzoek gedaan naar het ontstaan van het esdek en de daaronder gelegen lagen. Onder<br />
het esdek kwam een grijsbruine cultuurlaag voor, met daaronder restanten van de Bh en<br />
Bs van een podzolbodem. Om meer inzicht te krijgen in de genese van deze grijsbruine<br />
cultuurlaag, mogelijk oudere akkerlagen, zijn twee bodemmonsters (slijpplaten)<br />
microscopisch onderzocht. Om de context zo duidelijk mogelijk te krijgen zijn<br />
overgangen naar het bove<strong>nl</strong>iggende plaggendek en het onderliggende bodemprofiel mee<br />
bemonsterd. Deze rapportage bevat de analyse van deze twee slijpplaten met hun<br />
interpretatie.<br />
2. Methode van onderzoek<br />
De bodemmonsters zijn aangeleverd in het type brede pollenbak, waaruit de twee, niet<br />
aaneensluitende, monsters zijn gestoken. De diepten verwijzen naar de bovenkant van de<br />
pollenbak. De monsters zijn eerst luchtgedroogd en daarna geïmpregneerd met een<br />
kleurloze onverzadigde polyester oplossing. Na verdamping van het grootste gedeelte van<br />
het de aceton uit deze oplossing zijn de monsters verhard met gamma radiatie. De<br />
slijpplaten van 8 x <strong>15</strong> cm met een dikte van 25 µm zijn gemaakt uit de kern van de<br />
verharde blokken, om verstoringen zoveel mogelijk uit te sluiten. De hardingsmethode<br />
met gamma radiatie staat vermeld in Bisdom en Schoonderbeek (1983). Verder zijn de<br />
slijpplaten geprepareerd volgens de procedure die ontwikkeld is door Jongerius en<br />
Heintzberger (1975). De slijpplaten zijn geanalyseerd met een polarisatie lichtmicroscoop<br />
met vergrotingen tot 200 x. Overzichten van de gebruikte procedures voor het<br />
reconstrueren van processen en daarmee de genese van bodem en landschap in<br />
verschillende perioden met behulp van micromorfologie zijn gegeven in Kooistra (1990,<br />
1991).<br />
3. Resultaten<br />
De slijpplaten zijn afzonderlijk beschreven en daarna gezame<strong>nl</strong>ijk geïnterpreteerd. De<br />
beschrijving bestaat uit drie delen: 1. het bodemmateriaal waaruit de grond bestaat; 2. de<br />
holten en structuur die erin voorkomen; 3. de natuurlijke en antropogene verschijnselen<br />
die in deze grond voorkomen. Slijpplaatmonsters worden altijd van onder naar boven<br />
bestudeerd om zoveel mogelijk bij de chronologie van oud naar jong aan te sluiten.<br />
2
Slijpplaatmonster Usseler Es West 35-50 cm diepte (slijpplaatno. 5002)<br />
Bij deze slijpplaat gaat het om de onderkant van de grijsbruine cultuurlaag en de<br />
overgang naar het daaronder gelegen bodemprofiel. Dit is een duidelijke grens die in<br />
onregelmatige, verticaal georiënteerde, tongen verloopt van ca. 2 cm breed over een<br />
diepte van ca. 5 cm. De diepste tongen lopen tot de ondergrens van de slijpplaat.<br />
Bodemmateriaal<br />
Het bodemmateriaal onder de grijsbruine laag is een dekzand met een min of meer<br />
regelmatige pakking. Om de dekzandkorrels komen humus-ijzerhuidjes voor tot 35 µm<br />
dikte.<br />
Het bodemmateriaal in de grijsbruine laag is ook een dekzand, maar bevat vrijwel geen<br />
humus-ijzerhuidjes. Hier zijn tussen de onregelmatig gepakte dekzandkorrels bruingrijze<br />
clusters van humeus materiaal aanwezig, die lokaal de gehele holte tussen de korrels<br />
opvullen. In een deel van deze humeuze clusters is te zien dat dit een samenpersing is van<br />
een aantal afzonderlijke ellipsvormige excrementen van de mesofauna (50-80 µm breed),<br />
in de rest zijn dit amorfe clusters humeus materiaal.<br />
Holten<br />
De holten onder de grijsbruine laag bestaan uit zowel pakkingholten tussen de korrels als<br />
biologische holten. Dit zijn voornamelijk onregelmatige dier- en wortelgangen tot 2 mm<br />
breed.<br />
De holten in de grijsbruine laag betreffen voornamelijk onregelmatige wortel- en<br />
diergangen van hetzelfde type. Daarnaast komen wat pakkingholten voor, maar ook een<br />
klein aantal bewerkingsholten, ontstaan door grondbewerkingen. De bewerkingsholten<br />
zijn regelmatig later door wortels en bodemfauna gemodificeerd.<br />
Verschijnselen<br />
In het bodemmateriaal onder de grijsbruine laag komen de volgende verschijnselen voor:<br />
- Enkele kleine accumulaties van ellipsvormige excrementen van de mesofauna (50-80<br />
µm breed) bij en in holten.<br />
- In enkele gangen komen restanten van wortels voor.<br />
- Regelmatig worden in holten enkele losse dekzandkorrels aangetroffen.<br />
In het bodemmateriaal in de grijsbruine laag komen de volgende verschijnselen voor:<br />
- Afgeronde, vaak verbrokkelde, verkoolde organische resten tot 800 µm lengte komen<br />
regelmatig voor. Voor zover herkenbaar zijn dit verbrande resten van een<br />
kruidvegetatie c.q. gewassen. Vaak zijn deze door druk ingeperst in het<br />
bodemmateriaal.<br />
- Regelmatig komen, door externe druk, min of meer verkneedde clusters van<br />
ellipsvormige excrementen van mesofauna (50-80 µm breed) voor. Vaak zijn korrels<br />
dekzand ingeperst in dit humeuze materiaal. Soms zijn ze aanwezig als een soort<br />
coating langs holten. In deze excrementen komen vaak zwarte pikkels en brokjes voor,<br />
afkomstig van verkoold organisch materiaal<br />
- Afgeronde ijzeraccumulaties tot 300 µm Ø, vaak ingebed in de grondmassa. Enkele<br />
ijzeraccumulaties zijn verbrand, waardoor het ijzer roder is geworden.<br />
3
- Holten zijn regelmatig gedeeltelijk verstoord, dicht gedrukt of grotendeels opgevuld<br />
met zowel dekzandkorrels als humeus materiaal.<br />
Slijpplaatmonster Usseler Es West 5,5 – 20,5 cm diepte (slijpplaatno. 5001)<br />
Bij deze slijpplaat gaat het om de bovenkant de grijsbruine cultuurlaag en de overgang<br />
naar het daarboven gelegen plaggendek. Deze overgang is diffuus en heeft een golvend<br />
verloop. De overgang van het plaggendek naar de grijsbruine cultuurlaag begint op ca. 7<br />
cm onder de bovenrand van de brede aangeleverde monsterbak. De grijsbruine<br />
cultuurlaag is hier wat anders van samenstelling dan in de hiervoor beschreven slijpplaat.<br />
Bodemmateriaal<br />
Het bodemmateriaal in de grijsbruine laag is een dekzand waarin een goed ontwikkelde<br />
zwartige bruine moderhumus aanwezig is, die bestaat uit accumulaties van ellipsvormige<br />
excrementen van de mesofauna (50-80 µm breed) die vrijwel alle holten tussen de<br />
zandkorrels opvullen.<br />
Het bodemmateriaal in plaggendek bestaat uit een bruinzwarte humeuze, licht lemige<br />
grondmassa die veel dekzandkorrels bevat. Verhouding beide componenten ca. 50:50. Dit<br />
is een wat armer type mull humus<br />
Holten<br />
De holten in de grijsbruine cultuurlaag bestaan uit pakkingholten tussen zowel de<br />
zandkorrels als de excrementen van de moder humus en biologische holten. Dit zijn<br />
voornamelijk onregelmatige dier- en wortelgangen tot 2 mm breed. Daarnaast komt een<br />
enkele bewerkingsholten voor, ontstaan door grondbewerkingen. De bewerkingsholten<br />
zijn daarna voor het grootste deel door wortels en bodemfauna gemodificeerd of<br />
opgevuld met excrementen<br />
De holten in het plaggendek bestaan voornamelijk uit onregelmatige wortel- en<br />
diergangen tot ca. 3 mm ø. Ook hier komen bewerkingsholten voor, waarvan een groot<br />
deel door wortels en bodemfauna is gemodificeerd.<br />
Verschijnselen<br />
In het bodemmateriaal in de grijsbruine laag komen de volgende verschijnselen voor:<br />
- Afgeronde, vaak verbrokkelde, verkoolde organische resten tot 1,5 mm lengte komen<br />
regelmatig voor ingebed in het bodemmateriaal. Voor zover herkenbaar zijn dit<br />
verbrande resten van een kruidvegetatie c.q. gewassen.<br />
- Regelmatig komen lokaal, min of meer verkneedde clusters van ellipsvormige<br />
excrementen van mesofauna (50-80 µm breed) voor. Soms zijn korrels dekzand<br />
ingebed in dit humeuze materiaal. Dit is veroorzaakt door lokale externe druk van<br />
grondbewerkingen of betredingen.<br />
- In excrementen van de moderhumus komen vaak zwarte pikkels en brokjes voor,<br />
afkomstig van verkoold organisch materiaal, waardoor deze zo grijs van kleur zijn.<br />
- Regelmatig zijn gangen geheel opgevuld met door de mesofauna zelf min of meer<br />
samengeperste ellipsvormige excrementen van hetzelfde type als de moderhumus.<br />
- Enkele willekeurig aanwezige sclerotia, zeer waarschij<strong>nl</strong>ijk sporenkapsels van varens.<br />
- Een enkele wortelholte met restanten van wortels van een kruidlaag vegetatie.<br />
4
- Holten zijn regelmatig gedeeltelijk verstoord, dicht gedrukt of grotendeels weer<br />
opgevuld, met het omringende bodemmateriaal.<br />
- In de bovenste 5 centimeter van deze laag komen twee kleine afgeronde brokje<br />
ijzerhoudende kalkrijke zavel voor en een afgerond brokje ijzerhoudende klei (ø tot<br />
100 µm). Deze zijn ingebed in het bodemmateriaal.<br />
In het bodemmateriaal van het plaggendek komen de volgende verschijnselen voor:<br />
- Een paar grotere brokken kalkrijke zavel tot ca. 1,5 cm lang ingebed in de<br />
grondmassa.<br />
- Een aantal ingeploegde gewasresten en andere ingeploegde organische resten.<br />
- Regelmatig grotere accumulaties van kleine meer zwart gekleurde ellipsvormige<br />
excrementen van mesofauna (30-50 µm breed), ingebed in de grondmassa.<br />
- Een aantal, door wormen zelf met excreta, opgevulde diergangen.<br />
- Een stukje bot, ca. 1 mm lang.<br />
- Er komen regelmatig verknedingen, compactie en drukoriëntatie van langgerekte<br />
partikels voor, die wijzen op grondbewerkingen.<br />
Interpretatie<br />
We hebben hier van onder naar boven te maken met het oude bodemprofiel en de<br />
onderkant van een oude cultuurlaag, de bovenkant van een cultuurlaag en de onderkant<br />
van het plaggendek. Deze lagen worden hieronder kort besproken.<br />
Het oude bodemprofiel<br />
Het bodemmateriaal onder de grijsbruine laag is met zijn dekzand waarin om de korrels<br />
humus-ijzerhuidjes voorkomen tot 35 µm dikte een gewone Bhs van een podzolbodem.<br />
Er komt een enkele wortelgang, enkele diergangen en wat excrementen in voor. Tezamen<br />
met het type huidjes, een humusijzercomplex geeft dit aan dat dit materiaal dicht tegen de<br />
bovengrens van deze laag aan heeft gelegen.<br />
De onderkant van een oude cultuurlaag<br />
In deze zone zijn duidelijk verschijnselen die het gevolg zijn van menselijke activiteit<br />
aangetroffen. De oorspronkelijke bovengrond is diverse malen verstoord en gemengd. De<br />
vegetatie die erop groeide is verbrand en verkoold organisch materiaal is hierbij<br />
ingewerkt. Dit verkoolde organische materiaal is niet houtig en bestaat uit kruidlaag<br />
materiaal met monocotylen, waaronder zeer waarschij<strong>nl</strong>ijk gewasresten. De ondergrens<br />
heeft een typisch verloop van diepe wat door elkaar lopende tongen van ca. 2 cm breed,<br />
die over ca. 5 cm traceerbaar zijn. Dit wijst op het gebruik van een eergetouw. Dit totaal<br />
aan verschijnselen geeft aan dat hier een extensieve landbouw heeft plaatsgevonden in de<br />
oorspronkelijke podzol, waarbij lage vegetatie en gewasresten zijn verbrand en<br />
ingewerkt.<br />
De bovenkant van een oude cultuurlaag<br />
Hierin is een goed ontwikkelde moderhumus aanwezig, wat wijst op voldoende organisch<br />
materiaal. Het humustype is in principe een bruine moder, een wat rijkere humus<br />
bestaande uit excrementen van mesofauna, voornamelijk grotere potwormen, dan een<br />
zwarte moder, die uit kleinere en zwarte excrementen van andere soorten mesofauna<br />
bestaat. De grijzige kleur komt omdat de grotere mesofauna ook verkoold organisch<br />
5
materiaal heeft gegeten dat als aanwezig is in de excrementen als fijn verdeelde, zwarte,<br />
partikels Deze verkoolde organische resten zijn net zo als in de hiervoor beschreven laag<br />
afkomstig van niet houtige, kruidlaag planten waaronder monocotylen en dus zeer<br />
waarschij<strong>nl</strong>ijk gewasresten. In deze laag komen geen echte houtskoolresten voor, noch<br />
grote wortelgangen die op aanwezigheid van bos of struiken duiden. Onder bos en<br />
struikvegetaties ontstaat in principe een milde bruine humus, door de jaarlijkse aanrijking<br />
met blad. In deze slijpplaat zijn geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van<br />
bomen. Om toch een milde bruine humus te krijgen, als er geen loofbos staat, is<br />
aanrijking nodig met rijk organisch materiaal. Er komen enkele sporenkapsels voor van<br />
hoogstwaarschij<strong>nl</strong>ijk varens en enkele zeer kleine afgeronde brokjes kalkrijke zavel en<br />
een stukje klei. Het ligt voor de hand dat rijker organisch materiaal is aangevoerd vanuit<br />
lager gelegen beekdalen.<br />
Samengevat kunnen we stellen dat we hier geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van<br />
bos kunnen vinden, dat er regelmatig gebrand is en dat de verbrande vegetatie een<br />
kruidlaag was, met monocotylen en dat hier regelmatig grondbewerkingen in hebben<br />
plaatsgevonden. Echter niet zo intensief dat de moderhumus sterk vervormd is (zie fig. 3<br />
Spek et al., 2003).<br />
De onderkant van het plaggendek<br />
In deze laag komen de karakteristieke verschijnselen voor die horen bij een plaggendek:<br />
aanrijking van het bodemmateriaal met een kalkrijke zavel en niet verbrande<br />
gewasresten, die allen intensief gemengd zijn. De bodemfauna verandert. Er komen<br />
andere soorten potwormen en regenwormen voor.<br />
4. Conclusies<br />
De volgende conclusies zijn uit bovenstaande resultaten te trekken:<br />
1. Het onderliggende bodemmateriaal is een normale Bhs van een podzol en is niet<br />
door menselijke activiteit beïnvloed.<br />
2. De onderkant van de oude cultuurlaag hoort tot de oorspronkelijke podzol. Daarin<br />
heeft extensieve landbouw plaatsgevonden, waarbij lage vegetatie en gewasresten<br />
zijn verbrand en ingewerkt met een eergetouw. Dit geheel lijkt sterk op de<br />
verschijnselen die aangetroffen zijn in de akkerlagen van de vroege en midden<br />
IJzertijd in het Noordseveld (Spek et al, 2003).<br />
3. De bovenkant van de cultuurlaag hoort tot een andere landbouw fase, dan de<br />
onderkant.<br />
4. Bovenin de oude cultuurlaag zijn geen aanwijzingen gevonden voor de<br />
aanwezigheid van bomen of struiken alleen die van een lage vegetatie. Dit houdt<br />
in dat het onwaarschij<strong>nl</strong>ijk is dat er langere braakperioden of perioden waarin het<br />
land verlaten werd, zijn geweest waarin bomen en struiken zich konden vestigen.<br />
5. Bovenin de oude cultuurlaag is regelmatig extensief geakkerd:, de lage<br />
vegetatie/gewasresten zijn verbrand en ingeploegd. Dit is met een eergetouw<br />
gebeurd, omdat een ploeg ander soort versmering en drukverschijnselen geeft.<br />
6. De milde bruine moderhumus is niet het resultaat van aanwezige bomen, maar<br />
ontstaan door aanvoer van rijk organisch materiaal uit lager gelegen beekdalen.<br />
6
7. Er zijn geen scherven, botten etc. gevonden die op aanrijking met huisafval<br />
wijzen.<br />
8. Het meest voor de hand ligt dat hier een afwisseling van akkerland en weiland<br />
heeft plaatsgevonden, Ook is het mogelijk dat dit land eerst extensief beakkerd is<br />
geweest, zo nu en dan als weiland gebruikt en daarna geheel overgegaan is als<br />
weiland. Een dergelijke afwisseling van akkerland/weiland kan passen in de late<br />
IJzertijd en vroege Romeinse Tijd en mogelijk daarna, mits er geen ploeg gebruikt<br />
is.<br />
9. Het bove<strong>nl</strong>iggende plaggendek is een normaal plaggendek.<br />
5. Literatuur<br />
Bisdom, E.B.A. and Schoonderbeek, D., 1983. The characterization of the shape of<br />
mineral grains in this sections of soils by Quantimet and BESI. Geoderma 30: 303 –<br />
332.<br />
Jongerius, A. and Heintzberger, G., 1975. Methods in soil micromorphology; a technique<br />
for the preparation of large thin sections. Soil Survey Papers 10, Soil Survey Institute,<br />
Wageningen, The Netherlands.<br />
Kooistra, M.J., 1990. The future of soil micromorphology. In: L.A. Douglas (Ed.), Soil<br />
micromorphology. Amsterdam, Elsevier, 1990, pp. 1-8.<br />
Kooistra, M.J., 1991. A micromorphological approach to the interactions between soil<br />
structure and soil biota. In: Agriculture, Ecosystems and Environment 34, pp. 3<strong>15</strong>-328.<br />
Spek, T., Groenman-van Wateringe, W., Kooistra, M., Bakker, L., 2003. Formation and<br />
land-use history of Celtic fields in north-west Europe – an interdisciplinary case study<br />
at Zeijen, The Netherlands. European Journal of Archaeology Vol. 6(2): 141-173.<br />
7
220 – Archeologisch<br />
beheersmaatregelplan en kostenraming<br />
Usseler es, Gemeente Enschede<br />
i.o.v. Gemeente Enschede<br />
Past2Present-<br />
ArcheoLogic Rapport<br />
220<br />
Versie 0.1<br />
Datum 25-05-2005<br />
Contactpersoon René Isarin<br />
Past2Present-ArcheoLogic<br />
Pelmole<strong>nl</strong>aan 12-14<br />
3447 GW Woerden<br />
Telefoon + 31 (0)348 – 437788<br />
Fax + 31 (0)348 – 437789<br />
e-mail r.isarin@archeologic.<strong>nl</strong><br />
Versie Naam Datum<br />
0.1 intern concept RI<br />
0.2 intern concept FR<br />
© 2005 Gemeente Enschede/ Past2Present-ArcheoLogic. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar<br />
gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze ook, daaronder mede begrepen gehele of gedeeltelijke<br />
bewerking van het werk, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Gemeente Enschede / Past2Present-<br />
ArcheoLogic.
INHOUD<br />
1 I<strong>nl</strong>eiding _____________________________________________ 3<br />
2 Onderzoeksgegevens ___________________________________ 4<br />
3 Behoudenswaardigheid en selectieadvies ___________________ 5<br />
4 Beheersplan: archeologische maatregelen___________________ 6<br />
5 Kostenraming _________________________________________ 8<br />
5.1 Kosten uitvoering maatregelplan _______________________ 8<br />
5.2 Kosten eventueel vervolgonderzoek en advisering _________ 9<br />
6 Conclusie____________________________________________ 10<br />
7 Literatuur ___________________________________________ 11<br />
Archeologisch beheersmaatregelplan en kostenraming Usseler es, gemeente<br />
Enschede Versie 0.1 Past2Present-ArcheoLogic 2
1 I<strong>nl</strong>eiding<br />
Het plangebied Usseler es, Gemeente Enschede, heeft een oppervlak van <strong>15</strong>5 ha<br />
en is aangewezen als zoekgebied voor een te ontwikkelen bedrijventerrein met een<br />
ruimteclaim van 90 ha. De marge is gehouden om archeologische waarden in te<br />
kunnen passen in het ruimtelijk ontwerp waarmee primair naar behoud in situ<br />
wordt gestreefd. Drie fasen van het archeologisch vooronderzoek zijn reeds<br />
uitgevoerd. Het betreft de bureaustudie voor het complete zoekgebied van <strong>15</strong>5 ha,<br />
een karterend booronderzoek uitgevoerd op 105 ha (beide Schorn, 2004), en als<br />
laatste een karterend proefsleuvenonderzoek (Kenemans, 2005). Hierbij is de<br />
keuze gemaakt vooral het hoogste deel van de es te onderzoeken. Dit is ongeveer<br />
het midden van de es die ook wel als ‘bolling’ bekend staat. In de cyclus van de<br />
Archeologische Monumenten Zorg (AMZ) is thans het moment aangebroken om<br />
een selectiebesluit te nemen. Op basis van een door de verstoorder opgesteld<br />
selectieadvies moet de bevoegde overheid een besluit nemen over de<br />
behoudenswaardigheid van de aangetroffen archeologie. Op basis van een<br />
dergelijk besluit, moet een archeologisch beheersmaatregelenplan worden<br />
opgesteld. Hierin staat verwoord, wat er met de behoudenswaardige archeologie<br />
wordt gedaan: (1) opgraven, (2) in situ behoud door inpassing of fysieke<br />
bescherming of (3) archeologische begeleiding. In veel gevallen zal er sprake zijn<br />
van een combinatie van maatregelen.<br />
Het onderhavige beheersmaatregelenplan, met daaraan gekoppeld de geschatte<br />
kosten van uitvoering van dit plan, moet als een concept beschouwd worden.<br />
Immers de bevoegde overheid, de Provincie Overijssel, heeft nog geen<br />
goedkeuring verleend aan het selectieadvies, met andere woorden een<br />
selectiebesluit genomen. Punt van discussie is of en in welke mate er nog<br />
aanvullend onderzoek gedaan moet worden om tot een gewogen selectie te<br />
komen. Het onderhavige plan heeft hierin rekening gehouden door als veilige<br />
marge een groter dan verwacht gebied als behoudenswaardig heeft verklaard. De<br />
kostenraming kan dan ook gezien worden als een maximum scenario. Is dit nog<br />
steeds zo?<br />
Het hier gepresenteerde plan is gebaseerd op alle beschikbare archeologische<br />
informatie en inschatting op wat naar redelijkheid door opdrachtgever als<br />
archeologische verplichting zou kunnen worden gezien.<br />
Archeologisch beheersmaatregelplan en kostenraming Usseler es, gemeente<br />
Enschede Versie 0.1 Past2Present-ArcheoLogic 3
2 Onderzoeksgegevens<br />
Het plangebied Usseleres bevindt zich volgens de IKAW deels in zones met een<br />
lage, middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde. Voor het<br />
booronderzoek werd gesteld dat alle zones van middelhoge en hoge<br />
verwachtingswaarde in aanmerking komen voor archeologisch onderzoek. Samen<br />
vormt dit een oppervlak van 105 ha. Hiermee is de zone met lage verwachting<br />
nauwelijks onderzocht, wat tevens nagenoeg de gehele lager liggende ‘krans’<br />
betreft. Terreinen met een formele bescherming komen in het plangebied niet<br />
voor.<br />
Eind 2003 is door BAAC in het centrale deel van het plangebied een<br />
inventariserend veldonderzoek uitgevoerd. Dit betreft een karterend en deels<br />
waarderend booronderzoek, alsmede een oppervlaktekartering op de 72 ha<br />
bouwland (Schorn 2004). De zones waar binnen het onderzoek is uitgevoerd is<br />
vooral de zones met middelhoge en hoge verwachting van de IKAW.<br />
Het door BAAC onderzochte gebied is in drie delen verdeeld: het westelijk, centrale<br />
en oostelijk gebied, grotendeels overeenkomend met de top van een hoge<br />
grondmorene (centraal) en aan weerszijden de flanken daarvan. Het BAAC<br />
onderzoek bestond uit twee delen: een booronderzoek en een<br />
oppervlaktekartering. Bij het booronderzoek is in 41% (232) van de in totaal 561<br />
boringen een archeologische indicator opgeboord. In 25% (141) van het totaal is<br />
dat aardewerk of vuursteen. De meeste indicatoren komen voor op het hoogste<br />
deel: de ‘bolling’ of het centrale gebied. Dit past in de verwachting dat de mens<br />
met name heeft gebruik gemaakt van de hoogste zones.<br />
AANVULLEN MET ADC ONDERZOEK<br />
Archeologisch beheersmaatregelplan en kostenraming Usseler es, gemeente<br />
Enschede Versie 0.1 Past2Present-ArcheoLogic 4
3 Behoudenswaardigheid en<br />
selectieadvies<br />
NADER IN TE VULLEN, blijkt ook uit hoofdstuk 4<br />
Archeologisch beheersmaatregelplan en kostenraming Usseler es, gemeente<br />
Enschede Versie 0.1 Past2Present-ArcheoLogic 5
4 Archeologische<br />
beheersmaatregelen<br />
Op basis van de resultaten van het proefsleuvenonderzoek van het ADC is een<br />
concept selectieadvies opgesteld. Het selectieadvies, waarin een voorstel tot<br />
behoudenswaardigheid van de aangetroffen archeologie wordt gedaan, is de<br />
directe input voor het beheersmaatregelplan. Er zijn drie archeologische<br />
beheersmaatregelen mogelijk, alle met een eigen prijskaartje:<br />
• Opgraving;<br />
• Behoud in situ door planaanpassing of beschermende maatregelen;<br />
• Archeologische begeleiding;<br />
Het is ook mogelijk dat het gebied vrijgegeven wordt. Behoud in situ verdient van<br />
overheidswege de voorkeur. Dit is in lijn met het Verdrag van Malta en de in dit<br />
jaar verwachte nieuwe Wet op de Archeologische Monumentenzorg. Opgraven is<br />
doorgaans de meest kostbare oplossing. Het voordeel hiervan is wel dat er geen<br />
beperkingen meer zijn en eventuele handhaving niet nodig is.<br />
Het beheersmaatregelenplan is weergegeven in bijlage 1. Uitgangspunt is steeds<br />
dat alleen archeologische beheersmaatregelen worden getroffen in<br />
behoudenswaardige verklaarde terreindelen. Aangezien er nog geen selectiebesluit<br />
van overheidswege is genomen, loopt het beheersmaatregelplan als het ware ‘voor<br />
de muziek uit’. Naar verwachting zal het gebied met een spoordichtheid<br />
‘gemiddeld’ en hoger, zoals in het ADC rapport weergegeven (Kenemans, 2005),<br />
door de overheid behoudenswaardig worden verklaard. Echter, niet uit te sluiten is<br />
dat ook in de gebieden binnen de contour van ‘lage spoordichtheid’ terreindelen<br />
behoudenswaardig zullen worden verklaard. Dit zou kunnen blijken uit aanvullend<br />
onderzoek in delen die nog niet met proefsleuven zijn onderzocht. Anticiperend op<br />
de discussie over behoudenswaardigheid is in bijlage 1 de zone van lage<br />
archeologische waarde behandeld als zijnde behoudenswaardig.<br />
Er zijn derhalve op het hoogste niveau twee zones van archeologische waarde<br />
onderscheiden: de relatief hoge archeologische waarde (A, in donkere tinten) en<br />
de relatief lage archeologische waarde (B, in lichte tinten). In het gebied van<br />
relatief hoge archeologische waarde (rood en donkergeel) worden relatief diepe<br />
weg- en rioolcunetten aangelegd, alsmede ondiepe ‘gebouwcunetten’. Als<br />
Archeologisch beheersmaatregelplan en kostenraming Usseler es, gemeente<br />
Enschede Versie 0.1 Past2Present-ArcheoLogic 6
eheersmaatregel vindt in deze zone A behoud in situ plaats. Ter bescherming van<br />
de aangetroffen archeologie wordt het maaiveld afgedekt met ophoogzand. Op<br />
basis van de geoarcheologische informatie en de esdekdikten kaart van BAAC is<br />
een ophoging met 70 cm afdoende. Het op te hogen gebied is ongeveer 90.000 m 2<br />
groot. Dat is exclusief de in deze zone gelegen weg- en rioolcunetten (donkergeel).<br />
De aa<strong>nl</strong>eg van de cunetten in het totale gebied van archeologische waarde dient<br />
archeologisch begeleid te worden. Het gaat hier om een totaaloppervlak van ca.<br />
65.000 m 2 . Mocht daar tijdens de begeleiding aa<strong>nl</strong>eiding toe zijn, bijvoorbeeld<br />
indien een deel van een vermoede huisplattegrond wordt aangetroffen, dan dient<br />
er budgettaire ruimte te zijn voor een locale uitbreiding tot een groter<br />
onderzoeksvlak. Het verdient aanbeveling deze werkzaamheden in regie aan te<br />
besteden aangezien grote delen van de ontgraven vlakken voor de cunetten leeg<br />
zullen zijn.<br />
De verwachting is dat de bevoegde, Provinciale overheid, zich sterk zal maken voor<br />
opgraving van de behoudenswaardige archeologie. Het risico dat zij signaleert is<br />
dat bij de uitgifte van de bouwkavels handhaving van de aa<strong>nl</strong>egvergunningen zal<br />
ontbreken en dat behouden archeologie alsnog verloren zal gaan.<br />
In het gebied met een relatief lage archeologische waarde (B) worden eveneens<br />
relatief diepe weg- en rioolcunetten aangelegd, alsmede ondiepe<br />
‘gebouwcunetten’. De zone waar gebouwcunetten zijn gepland (in lichtroze),<br />
wordt, als beheersmaatregel en voorafgaand aan het bouwrijp maken, ten dele<br />
archeologisch opgegraven. Gezien de lage aangetroffen spoordichtheid in deze<br />
zone volstaat een dekking van maximaal <strong>15</strong>%. Het streven is om dit onderzoek<br />
vooral vraag gestuurd, dus thematisch te laten plaatsvinden. Van te voren<br />
bepaalde onderzoeksvragen dienen als uitgangspunt voor de plaatsen waar<br />
onderzoek wordt verricht en het detailniveau van het onderzoek en de uitwerking.<br />
Idealiter zouden de onderzoeksthema’s zoals verwoord in het selectiebeleid van de<br />
Gemeente Enschede (onderdeel van het gemeentelijk archeologiebeleid sensu lato)<br />
worden gebruikt. Dit beleid is thans in ontwikkeling. Is dat nog steeds zo?<br />
Overigens dient nogmaals te worden benadrukt dat Past2Present hier uitgaat van<br />
behoudenswaardige archeologie, ondanks de aangetroffen en door het ADC<br />
gerapporteerde relatief lage archeologische waarde. Het is zeer wel mogelijk, en<br />
streven van Past2Present, om het genoemde getal van <strong>15</strong>% naar 0% te brengen.<br />
De aa<strong>nl</strong>eg van de weg- en rioolcunetten wordt evenals de op de kaart in lichtblauw<br />
aangegeven wadi’s archeologisch begeleid. In de met een ellipsvorm aangeduide<br />
gebiedsdelen waar verstoring volgens het vigerende uitwerkingsplan gaat<br />
plaatsvinden, dient mogelijk nog onderzoek plaats te vinden. De archeologische<br />
verwachting is hier echter laag. De reeds onderzochte gebieden zonder archeologie<br />
dienen volledig vrijgegeven te worden door de bevoegde overheid.<br />
Archeologisch beheersmaatregelplan en kostenraming Usseler es, gemeente<br />
Enschede Versie 0.1 Past2Present-ArcheoLogic 7
5 Kostenraming<br />
5.1 KOSTEN UITVOERING MAATREGELPLAN<br />
Op basis van de in hoofdstuk 4 beschreven archeologische maatregelen is een<br />
kostenraming opgesteld. De volgende kengetallen zijn hiervoor gebruikt.<br />
• Behoud in situ door ophoging maaiveld: € 10,- per m 2 . Dit bedrag is geschat in<br />
overleg met Sigrid Hafkenscheid en Gerald van der Wal (functies erbij<br />
vermelden).<br />
• Opgraving: € <strong>15</strong>,- per m 2 . Dit getal is gebaseerd op ervaringen met een 1vlaksopgraving<br />
in een vergelijkbare landschappelijke context. Aangezien<br />
sedimentatie tussen eventuele bewoningsfasen niet heeft plaatsgevonden<br />
volstaat een opgraving met 1 vlak. Vergelijkbaar onderzoek in Dalfsen laat zien<br />
dat een prijs in de buurt van € 10,- mogelijk zou kunnen zijn.<br />
• Begeleiding/extensieve opgraving: € 12,50 per m 2 . Dit bedrag is een schatting.<br />
Archeologische begeleiding van lineaire elementen (bv. Betuweroute en HSL) is<br />
doorgaans goedkoper. Echter, bijvoorbeeld bij het aantreffen van delen van<br />
huisplattegronden zou de mogelijkheid moeten worden geboden om het<br />
onderzoek beperkt uit te breiden. We adviseren om dit onderdeel met een<br />
regie contract aan te besteden. Grote delen van de aa<strong>nl</strong>eg zullen nauwelijks<br />
tot geen sporen en vondsten opleveren en op deze wijze is flexibiliteit mogelijk<br />
zonder bestekswijzigingen.<br />
In tabel 1 zijn de kosten weergegeven. De kosten voor uitvoering van het<br />
maatregelenplan bedragen ongeveer 2.5 miljoen euro. Dit is echter een maximum.<br />
Onzeker is nog wat er moet gebeuren in zone B, de zone met een relatief lage<br />
verwachting. De mogelijkheid bestaat dat dit deel niet behoudenswaardig is dat dit<br />
deel van de kosten geheel of gedeeltelijk kan worden geschrapt. Maximale kosten<br />
worden dan verder gereduceerd tot ca. € 2.000.000,-. Ook de marktwerking zal<br />
bijdragen aan een reductie van de kosten.<br />
Archeologisch beheersmaatregelplan en kostenraming Usseler es, gemeente<br />
Enschede Versie 0.1 Past2Present-ArcheoLogic 8
Archeologische Bouwactiviteit Opp. m2 Beheersmaatregel Prijs m2 Factor Kosten<br />
waarde<br />
A = hoog A - Bouwkavels 90.607 Behoud in situ € 10,00 100% € 906.070,00<br />
A - Wegcunetten/riool 14.091 Opgraving € <strong>15</strong>,00 100% € 211.365,00<br />
B = laag B - Bouwkavels 255.943 Ext. Opgraven € 12,50 <strong>15</strong>% € 479.893,75<br />
B - Wadi 20.205 Begeleiding/Ext. opgraving * € 12,50 100% € 252.562,50<br />
B - Wegcunetten/riool 51.044 Begeleiding/Ext. opgraving * € 12,50 100% € 638.050,00<br />
431.890 € 2.487.941,25<br />
* regiecontract<br />
Behoud in situ door ophoging maaiveld € 10,00<br />
Opgraven € <strong>15</strong>,00<br />
Begeleiding/Extensieve opgraving € 12,50<br />
Indien, zoals in hoofdstuk 4 geschetst, de Provincie opgraving van (een deel van)<br />
de behoudenswaardige archeologie zal afdwingen, dan dient de<br />
behoudenswaardigheid (en dus het totale onderzoek) zoveel als mogelijk beperkt<br />
te blijven tot Zone A. Uitgaande van een m 2 prijs van € <strong>15</strong>,- zullen de kosten<br />
hiervoor ca. € 1.575.000,- bedragen.<br />
5.2 KOSTEN EVENTUEEL VERVOLGONDERZOEK EN ADVISERING<br />
Niet opgenomen in de raming zijn de kosten van het uitvoering van reeds<br />
uitgevoerd onderzoek en advisering. Nog onduidelijk is wat de (mogelijke)<br />
aanvullende onderzoekseisen zijn van de bevoegde overheid. Het gaat dan om<br />
begrenzingen van met name de contouren van de zones met lage spoordichtheid<br />
en onderzoek van nog niet onderzochte terreindelen. Past2Present adviseert voor<br />
het aanvullend onderzoek een bedrag van ca. € 100.000,- te reserveren. Voor de<br />
advisering (schrijven PvE’s aanvullend onderzoek, beheersplannen, directievoering)<br />
zullen de kosten maximaal € 25.000,- bedragen.<br />
Archeologisch beheersmaatregelplan en kostenraming Usseler es, gemeente<br />
Enschede Versie 0.1 Past2Present-ArcheoLogic 9
6 Conclusie<br />
Archeologisch beheersmaatregelplan en kostenraming Usseler es, gemeente<br />
Enschede Versie 0.1 Past2Present-ArcheoLogic 10
7 Literatuur<br />
NADER IN TE VULLEN<br />
Archeologisch beheersmaatregelplan en kostenraming Usseler es, gemeente<br />
Enschede Versie 0.1 Past2Present-ArcheoLogic 11
BAAC bv Aanvullend Archeologisch Onderzoek Enschede, Usseler es<br />
Enschede<br />
Usseler es<br />
Aanvullend Archeologisch Onderzoek<br />
Concept2<br />
Drs. J.F. van der Weerden<br />
P.J.L. Wemerman<br />
juli 2008<br />
BAAC-rapport A-07.0398<br />
Concept versie 4 augustus 2008 1
BAAC bv Aanvullend Archeologisch Onderzoek Enschede, Usseler es<br />
Colofon<br />
ISSN: 1873-9350<br />
Redactie: drs. M. Bink<br />
Tekst: drs. J.F. van der Weerden<br />
P.J.L. Wemerman<br />
Veldwerk: drs. M.C. Brouwer<br />
drs. P.F.J. Franzen<br />
drs. J.S. Krist<br />
D. Te Kiefte<br />
drs. M. Tump<br />
drs. J.F. van der Weerden<br />
P.J.L. Wemerman<br />
J. Groot Wesseldijk (kraan fa. Hoftijzer)<br />
Landmeters: Heijmans Infra Advies en Ontwikkeling Geodesie<br />
Tekeningen: drs. M.C. Brouwer<br />
drs. I.C. Cleijne<br />
M.T.M. de Kleijn<br />
R.B. Sperwer<br />
drs. K. Spijker<br />
drs. J.F. van der Weerden<br />
M. van Willigen<br />
Vondstdeterminatie: P. Dijkstra (vuursteen)<br />
dr. ir. L.A. Tebbens (natuursteen)<br />
P.J.L. Wemerman (aardewerk)<br />
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm<br />
of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van BAAC bv, ‘s-Hertogenbosch / Gemeente<br />
Enschede / Past2Present-ArcheoLogic.<br />
BAAC bv<br />
onderzoeks- en adviesbureau voor Bouwhistorie, <strong>Archeologie</strong>, Architectuur- en Cultuurhistorie<br />
Graaf van Solmsweg 103 Postbus 20<strong>15</strong><br />
5222 BS ‘s-Hertogenbosch 7420 AA Deventer<br />
Tel.: (073) 61 36 219 Tel.: (0570) 67 00 55<br />
Fax: (073) 61 49 877 Fax: (0570) 618 430<br />
E-mail: denbosch@baac.<strong>nl</strong> E-mail: deventer@baac.<strong>nl</strong><br />
Concept versie 4 augustus 2008 2
BAAC bv Aanvullend Archeologisch Onderzoek Enschede, Usseler es<br />
Inhoud<br />
1 I<strong>nl</strong>eiding<br />
1.1 Ligging en aard van het terrein<br />
1.2 Landschappelijke achtergrond<br />
1.3 Historische achtergrond<br />
1.4 Archeologische gegevens<br />
2 Vraagstelling<br />
3 Werkwijze<br />
4 Resultaten<br />
4.1 Deelgebied 1<br />
4.1.1 Sporen<br />
4.1.2 Vondsten<br />
4.2 Deelgebied 2<br />
4.2.1 Sporen<br />
4.2.2 Vondsten<br />
4.3 Deelgebied 3<br />
4.3.1 Sporen<br />
4.3.2 Vondsten<br />
4.4 Deelgebied 4<br />
4.4.1 Sporen<br />
4.4.2 Vondsten<br />
4.5 Deelgebied 5<br />
4.5.1 Sporen<br />
4.5.2 Vondsten<br />
4.6 Deelgebied 6<br />
4.6.1 Sporen<br />
4.6.2 Vondsten<br />
5 Conclusie<br />
6 Waardering en aanbeveling<br />
6.1 Vindplaats A<br />
6.2 Vindplaats B<br />
6.3 Vindplaats C<br />
6.4 Vindplaats D<br />
6.5 Vindplaats E<br />
6.6 Vindplaats F<br />
6.7 Vindplaats G<br />
7 Literatuur<br />
<strong>Bijlage</strong>n: Spoordichtheidkaart<br />
Overzichtskaart vindplaatsen<br />
Concept versie 4 augustus 2008 3
BAAC bv Aanvullend Archeologisch Onderzoek Enschede, Usseler es<br />
1 I<strong>nl</strong>eiding<br />
Van 7 januari tot en met <strong>15</strong> februari 2008 is door BAAC bv, onder directievoering van<br />
Past2Present-ArcheoLogic, een Aanvullend Archeologisch Onderzoek uitgevoerd op de<br />
Usseler Es te Enschede. De aa<strong>nl</strong>eiding voor het totale archeologische onderzoek, inclusief<br />
dit Aanvullend Archeologisch Onderzoek, is de voorgenomen aa<strong>nl</strong>eg een bedrijventerrein. Bij<br />
de nieuwbouw en de aa<strong>nl</strong>eg van infrastructuur zal de ondergrond geroerd worden, waardoor<br />
mogelijk aanwezige archeologische resten verstoord zullen worden. Het in dit rapport<br />
beschreven Aanvullend Archeologisch Onderzoek heeft als thema: ‘grafstructuur, demografie<br />
en paleopathologie’ van de laatste 4000 jaar op de Usseler Es. 1<br />
Administratieve gegevens<br />
Provincie Overijssel<br />
Gemeente Enschede<br />
Plaats Usselo<br />
Toponiem Usseler Es<br />
BAAC projectnummer A-07.0398<br />
Centrum coördinaten 254.420 / 469.940<br />
Kaartblad 34F<br />
Oppervlakte plangebied <strong>15</strong>5 ha<br />
Onderzoeksmeldingsnummer 26070<br />
Onderzoeksnummer 20684<br />
Vondstmeldingsnummer 407775<br />
Opdrachtgever Gemeente Enschede<br />
Postbus 20<br />
7500 AA Enschede<br />
Contactpersoon : mevr. Ing. S. Hafkenscheid<br />
Opsteller PvE R. Isarin/F.E. Rijpma<br />
Past2Present-ArcheoLogic<br />
Pelmole<strong>nl</strong>aan 12-14<br />
3447 GW Woerden<br />
E-mail: f.rijpma@archeologic.<strong>nl</strong><br />
Bevoegde overheid Provincie Overijssel<br />
Beheer en plaats van vondsten en<br />
documentatie<br />
Contactpersoon mevr. Drs. S. Wentink<br />
BAAC bv ’s-Hertogenbosch (voorlopig)<br />
Complextype Nederzettingen<br />
Datering IJzertijd – Late Middeleeuwen<br />
1.1 Ligging en aard van het terrein<br />
Het plangebied is gelegen ten zuidwesten van de bebouwde kom van Enschede en wordt<br />
omsloten door de Westerval in het westen, de Usselerrondweg in het noorden en de snelweg<br />
A35 in het zuiden. Het plangebied heeft een oppervlakte van circa <strong>15</strong>5 ha. Het in dit rapport<br />
beschreven onderzoek valt uiteen in zes losse onderzoeksgebieden. Deze gebieden waren<br />
ten tijde van het onderzoek grotendeels braakliggend.<br />
1 Isarin/Rijpma 2006.<br />
Concept versie 4 augustus 2008 4
BAAC bv Aanvullend Archeologisch Onderzoek Enschede, Usseler es<br />
Afb. 1: ligging van het onderzoeksgebied.<br />
1.2 Landschappelijke achtergrond 2<br />
Het plangebied ligt in het oostelijk zandgebied, ten oosten van de rivierklei van de Gelderse<br />
IJssel en de Oude IJssel. Het gebied wordt gekenmerkt door een sterk verbrokkeld reliëf: op<br />
korte afstand komen grote verschillen voor in hoogteligging, bodemtypen en<br />
waterhuishouding. De bedekking van het gebied door landijs ten tijde van het Saalien<br />
(200.000-130.000 BP) is van grote betekenis geweest voor de huidige reliëfverschillen. In het<br />
oostelijk zandgebied komen enkele stuwwallen uit het Saalien voor. De stuwwallen zijn voor<br />
een deel door het ijs overreden, wat blijkt door het voorkomen van keileem. In de laatste<br />
ijstijd, het Weichselien, worden fluvio-periglaciale afzettingen en dekzanden afgezet. Het<br />
reliëf wordt daarna gekenmerkt door vlakke, afvoerloze depressies en dekzandkopjes,<br />
afgewisseld met langgerekte ruggen.<br />
De geologische kaart laat zien dat het centrale deel van het plangebied uit grondmorene met<br />
een dekzandbedekking dunner dan 2 meter bestaat. De grondmorene vormt een noord-zuid<br />
lopende rug, welke duidelijk de stroomrichting van het landijs aangeeft.<br />
Op de geomorfologische kaart is te zien dat het centrale deel uit een hoge grondmorene<br />
bestaat, al dan niet bedekt met dekzand en/of een oud bouwlanddek. Rondom het centrale<br />
deel bevinden zich (vlakte van) grondmorene, al dan niet met welvingen. Aan de westzijde<br />
komen tevens gordeldekzandruggen voor.<br />
Van de in totaal zes onderzoeks-deelgebieden liggen de gebieden 1 t/m 4 op de hoge<br />
grondmorene, gebied 5 ligt op grondmorene en gebied 6 op een gordeldekzandrug.<br />
De bodem van de onderzoeksgebieden bestaat uit hoge zwarte enkeerdgronden. Dit<br />
bodemtype wordt meestal aangetroffen op de hoger en droger gelegen zandgronden, in dit<br />
geval met grondwatertrap VII. Dergelijke bodems zijn meestal in gebruik als akker.<br />
Enkeerdgronden zijn gronden met een niet vergraven, humushoudende bovengrond die<br />
dikker is dan 50 cm, ook wel esdekken genoemd. Deze esdekken ontstaan door het<br />
gedurende geruime tijd opbrengen van potstalmest op de akker. De potstalmest bestond uit<br />
een mengeling van mest en (gras- of heide)plaggen. Op deze wijze kon een akkercomplex<br />
gedurende eeuwen in gebruik blijven zonder uitgeput te raken. Hoewel men er in het<br />
verleden van uit ging dat de ouderdom van een esdek tot de 11 de eeuw kon teruggaan, is het<br />
door onderzoek duidelijk geworden dat de Overijsselse esdekken niet verder teruggaan dan<br />
de 16 de eeuw. 3 De potstal wordt beschouwd als een relatief recente landbouwtechnische<br />
ontwikkeling, die in de 18 de en 19 de eeuw zijn uiterste graad van perfectie bereikte. In<br />
hoeverre de Romeinse ‘potstallen’ als echte potstallen moeten worden beschouwd valt nog<br />
te bezien.<br />
In gebieden met esdekken dient rekening te worden gehouden met een rijk bodemarchief.<br />
Vanwege de ophoging van het terrein zijn archeologische sporen vaak goed afgedekt en<br />
beschermd tegen latere verstoring.<br />
1.3 Historische achtergrond 4<br />
De geomorfologie van een gebied bepaalde vroeger in hoge mate waar in Overijssel<br />
gewoond werd. Een groot gedeelte van de provincie bestond uit lage dekzanden, moerassen<br />
en beek- of rivierdalen. Slechts de hoge dekzanden, stuwwallen en smeltwaterafzettingen<br />
waren geschikt voor bewoning.<br />
Vanaf de 10 de of 11 de eeuw vindt er een omslag in locatiekeuze plaats. De boerderijen<br />
verschoven van de hogere zandgronden naar de lagere delen aan de rand hiervan. In de<br />
12 de en 13 de eeuw werden de akkerarealen sterk uitgebreid, wat tot gevolg had dat de<br />
2 Schorn 2004, Kenemans 2005.<br />
3 Van Doesburg et al 2007.<br />
4 Schorn 2004, Van Doesburg et al 2007.<br />
Concept versie 4 augustus 2008 5
BAAC bv Aanvullend Archeologisch Onderzoek Enschede, Usseler es<br />
boerderijen vaak nogmaals verplaatst werden. Daarnaast vond er een samentrekking van<br />
boerderijen plaats, zodat er aan de randen van de akkercomplexen kleine gehuchten<br />
ontstonden. In Twente komen vooral veel esnederzettingen in de vorm van een kransesdorp<br />
voor. Deze zijn gelegen op vrij grote, geïsoleerde zandopduikingen, die bijna geheel door de<br />
es in beslag worden genomen. Rond de Usseler Es is een zone met huiskampen aanwezig,<br />
met daarop boerderijen. Deze huiskampen hebben typische namen, die vaak eindigen op<br />
“ink”. Deze uitgang betekend hetzelfde als enk. In de buurt van de onderzoeksgebieden<br />
komen namen voor als Geerdink, Harberink, Afink, Roosink en Nyhuis. In deze krans van<br />
huiskampen moet waarschij<strong>nl</strong>ijk het oudste akkerland gezocht worden, de es is vermoedelijk<br />
pas later in gebruik genomen. De bezitsspreiding van het akkerland op de es is gering, de<br />
akkers lagen in de buurt van de boerderij. Dit wijst er op dat de boerderijen al aanwezig<br />
waren toen de es werd aangelegd.<br />
Boven op de es zijn tenslotte twee gedenktekens aanwezig. Een vlierstruik herinnert aan de<br />
doortocht van Prins Maurits in <strong>15</strong>97. Naast de struik is een monument geplaatst ter<br />
herinnering aan de succesvolle ruilverkaveling van 1941.<br />
Afb. 2: monument ruilverkaveling.<br />
1.4 Archeologische gegevens 5<br />
Tot 1994 waren er in ARCHIS geen vondsten, waarnemingen of archeologische terreinen<br />
opgenomen van de Usseler Es. Tijdens de aa<strong>nl</strong>eg van de A35 in 1994 zijn door de AWN en<br />
A.D. Verlinde sporen uit de Midden IJzertijd aangetroffen. Het gaat hierbij kringgreppels en<br />
nederzettingssporen. Circa 800 meter ten westen van deze vindplaats zijn tijdens de aa<strong>nl</strong>eg<br />
van de snelweg eveneens nederzettingssporen aangetroffen. Hier zijn sporen van een<br />
boerderij met spieker gevonden, alsmede Laatmiddeleeuws aardewerk.<br />
In 2004 volgde een uitgebreid onderzoek door BAAC, bestaande uit een bureauonderzoek,<br />
een oppervlaktekartering en een karterend booronderzoek. 6 De resultaten van het<br />
bureauonderzoek zijn gedeeltelijk verwerkt in dit hoofdstuk. De bodemkartering leverde<br />
weinig bruikbare vondsten op. Het meeste materiaal bestond uit post-middeleeuws<br />
aardewerk en recent puin. Een enkele locatie vertoont een verhoogde concentratie vondsten,<br />
wat kan duiden op een aangeploegde vindplaats in de ondergrond. Het booronderzoek laat<br />
zien dat in ruim 40% van de boringen archeologische indicatoren aanwezig zijn. De<br />
indicatoren aardewerk en vuursteen zijn vrijwel alle aangetroffen in de B- of C-horizont. Dit<br />
duidt er op dat de aangeboorde vindplaatsen goed zijn afgedekt door het aanwezige esdek.<br />
Uit de boringen wordt duidelijk dat de bewoning zich in alle tijden heeft geconcentreerd op de<br />
hogere delen van het terrein. Er zijn per periode wel verschuivingen zichtbaar, waarbij het<br />
opvalt dat tot de Middeleeuwen de bewoning zich voornamelijk op en tegen de hoge<br />
grondmorene bevond, terwijl later ook de dekzandruggen aan de westzijde bewoond<br />
raakten.<br />
In november 2004 is net ten noorden van de A35 een gasleiding aangelegd. Het leidingtracé<br />
is archeologisch begeleid door RAAP. Op een diverse plaatsen werden sporen aangetroffen,<br />
waaronder nederzettingssporen uit de Vroege of Midden IJzertijd en een greppel uit de<br />
Vroege Middeleeuwen.<br />
Tussen november 2004 en januari 2005 heeft ADC ArcheoProjecten een waarderend<br />
proefsleuvenonderzoek uitgevoerd in het plangebied. Hierbij zijn, verspreid over het<br />
plangebied, 163 proefsleuven van <strong>15</strong> x 4 meter aangelegd. Voor een aantal terreinen was<br />
geen betredingstoestemming, de hier geprojecteerde putten zijn komen te vervallen.<br />
Het onderzoek heeft aangetoond dat de grootste bewoningsdichtheid zich op de westflank<br />
van de hoge grondmorene bevond. Het gaat hierbij om vondsten en sporen uit de periode<br />
Late Bronstijd tot en met Late Middeleeuwen. Er lijkt slechts voor de 2 de en 3 de eeuw een<br />
5 Kenemans 2005, Schorn2004.<br />
6 Schorn 2004.<br />
Concept versie 4 augustus 2008 6
BAAC bv Aanvullend Archeologisch Onderzoek Enschede, Usseler es<br />
lacune te zijn. Opvallend is de aanwezigheid van twee losse crematiegraven. Verdere<br />
onderzoek rondom deze graven leverde geen nieuwe bijzettingen op.<br />
Losse vondsten (vuursteen en aardewerk) uit het laat Paleolithicum tot en met de Bronstijd<br />
zijn verspreid over de Usseler Es aangetroffen, maar zijn niet aan sporen te koppelen. De<br />
lagere gebieden lijken pas in de Nieuwe Tijd bewoond te zijn geraakt. De in het ADC-rapport<br />
afgebeelde kaart (afb. 5.1) met daarop aangegeven de archeologisch relevante zone’s is<br />
aangevuld met de gegevens BAAC terug te vinden in de bijlage.<br />
2 Vraagstelling<br />
Aan de hand van het tot dusver uitgevoerde onderzoek in de omgeving en informatie uit de<br />
Nationale Onderzoeksagenda <strong>Archeologie</strong> (NOaA) is door ArcheoLogic een<br />
verwachtingsmodel opgesteld. 7 Tot nu toe heeft het onderzoek vrijwel alleen sporen van<br />
bewoning opgeleverd, over de grafcultuur is (nagenoeg) niets bekend. Voor de verschillende<br />
onderzoeksdeelgebieden is daarom een verwachtingsmodel opgesteld, voor de<br />
aanwezigheid van graven, grafvelden en grafheuvelzolen.<br />
Afb. 3: ligging deelgebieden.<br />
In deelgebied 1, het hoogste punt, kunnen begravingen uit de periode Laat Neolithicum tot<br />
en met de Midden IJzertijd voorkomen, alsmede grafvelden uit de Midden of Laat Romeinse<br />
Tijd. Urnenvelden uit de Late Bronstijd tot en met Midden IJzertijd kunnen voorkomen in de<br />
deelgebieden 2, 3, 5 en 6. Begravingen uit de Late IJzertijd en Vroeg Romeinse Tijd komen<br />
doorgaans voor aan de rand van erven, in de directe omgeving van huisplaatsen en op<br />
overgangen tussen nat en droog. Grafvelden uit de Vroege Middeleeuwen kunnen aanwezig<br />
zijn in de deelgebieden 2 t/m 6.<br />
Doel van het onderzoek is om meer inzicht te krijgen in de grafcultuur, demografie en<br />
paleopathologie van de mens in de regio. In het selectiebesluit van de gemeente Enschede<br />
zijn de volgende algemene vragen gedefinieerd aangaande het thema ‘grafcultuur,<br />
demografie en paleopathologie’:<br />
- Hoe zijn de graven of grafvelden verdeeld in de ruimte en de tijd?<br />
- Hoe en onder invloed waarvan ontwikkelt zich de grafcultuur?<br />
- Wat is de potentie voor fysisch-antropologisch, paleopathologisch en genetisch<br />
onderzoek?<br />
De onderstaande vragen zijn specifiek voor dit onderzoek geformuleerd en zijn voor elke<br />
periode toepasbaar.<br />
Grafcultuur:<br />
- Wat is de landschappelijke context van graven en/of grafvelden?<br />
- Waar zijn de graven of grafvelden ten opzichte van gelijktijdige nederzettingen en<br />
infrastructuur gesitueerd?<br />
- Wat is de relatie tussen de graven of grafvelden onderling?<br />
- Welke veranderingen treden op in relatie tot de voorafgaande periode?<br />
Demografie en paleopathologie:<br />
7 Isarin/Rijpma 2006.<br />
Concept versie 4 augustus 2008 7
BAAC bv Aanvullend Archeologisch Onderzoek Enschede, Usseler es<br />
- Is de kwaliteit van het skeletmateriaal voldoende om aanvullend fysisch<br />
antropologisch en paleopathologisch onderzoek uit te laten voeren?<br />
Aangezien het aanvullend archeologisch onderzoek geen enkele grafstructuur heeft<br />
opgeleverd, is door de bevoegde overheid en de directievoerder besloten de vraagstellingen<br />
aan te passen. De onderzoeksvragen houden direct verband met datgene wat in het veld is<br />
aangetroffen en zijn voor een belangrijk deel afkomstig uit het archeologische beleidsplan<br />
dat door de gemeente Enschede gebruikt wordt. 8<br />
Algemene vragen:<br />
- Waarom zijn er tijdens het onderzoek geen resten van grafcultuur aangetroffen? Waar<br />
zouden deze wel aangetroffen kunnen worden?<br />
- Zijn op het terrein vindplaatsen aan te wijzen? Welke vindplaatsen zijn dit en hoe worden<br />
deze vindplaatsen gewaardeerd conform KNA 3.1?<br />
- Hoe is het gesteld met de gaafheid, zowel in horizontale als in verticale zin, en met de<br />
conserveringsgraad van het bodemarchief ter plaatse?<br />
- Hoe dragen de fysisch geografische gegevens uit dit onderzoek bij aan het bestaande<br />
beeld van de bodemopbouw op de Usseler Es?<br />
- Wat is de aard, omvang en kwaliteit van de archeologische sporen en sporenclusters?<br />
- Wat is de datering van de archeologische vondsten en tot welke vondsttypen of<br />
vondstcategorieën behoren zij?<br />
- Wat is de datering van de sporen?<br />
- Wat is de conserveringsgraad van sporen en verschillende materiaalcategorieën, inclusief<br />
eventueel aanwezig archeobotanisch en zoölogisch materiaal?<br />
- Wat is de relatie tussen de vindplaatsen en het landschap?<br />
- Wanneer en hoe worden lage en vochtige terreinelementen in gebruik genomen? Zijn hier<br />
verschillen in binnen de regio?<br />
- Zijn er verschillen in de ontstaanswijze van essen?<br />
- Zijn er tendensen in locatiekeuze van nederzettingen en grafvelden? Welke<br />
vestigingsfactoren spelen een rol? Welke factoren liggen ten grondslag aan het verlaten<br />
van het terrein?<br />
Specifieke vragen<br />
Zone 6:<br />
- In welke periode is de aangetroffen nederzetting bewoond geweest?<br />
- Welke structuren zijn er te herkennen, en tot welke bewoningsfase behoren ze?<br />
- Is er sprake van bewoningscontinuïteit? Hoe ontwikkelen nederzettingen en de inrichting<br />
van het landschap zich?<br />
- Wat is de oorsprong en ontwikkeling van de Middeleeuwse kern(en)? Wat is de relatie<br />
tussen de kern en het ommeland?<br />
- Hoe verhoudt deze vindplaats zich tot wat op basis van archeologische en historische<br />
gegevens bekend is betreffende Enschede en de ruimere regio?<br />
- Wat is de typologie en vormontwikkeling van het aardewerk? Zijn er ‘gidsfossielen’? Is de<br />
ontwikkeling gelijkelijk verdeeld in de regio? In welke mate komen welke importen voor? Wat<br />
is hieruit af te leiden wat betreft sociaal-economische verhoudingen?<br />
- In welke mate en hoe is de import beïnvloed door een elite?<br />
- Zijn er aanwijzingen voor specifieke ambachten? Welke grondstoffen zijn verwerkt en waar<br />
kwamen deze vandaan? Welke producten en voor wie/welke markt zijn die producten<br />
gemaakt?<br />
- Wat is de technologische ontwikkeling?<br />
- Hoe ontwikkeling de landbouw zich, met welke producten? Hoe is de landbouw<br />
georganiseerd? Hoe is dit van invloed op de inrichting van nederzettingen?<br />
8 Breimer 2007.<br />
Concept versie 4 augustus 2008 8
BAAC bv Aanvullend Archeologisch Onderzoek Enschede, Usseler es<br />
De voorafgaande vragen zullen, indien mogelijk, beantwoord worden in het hoofdstuk 5<br />
Conclusie.<br />
3 Werkwijze<br />
Tijdens het aanvullend archeologisch onderzoek zijn in totaal 21 proefsleuven aangelegd,<br />
waarvan er één de vorm van een werkput had. In onderzoeksdeelgebied 1 lagen 10<br />
proefsleuven met een geplande grootte van 25 x 8 meter. Rondom de locatie waar het ADC<br />
twee crematiegraven had aangetroffen is een proefsleuf/werkput aangelegd met een grootte<br />
van 35 x 30 meter, waarbij het reeds onderzochte gedeelte niet opnieuw is vrijgelegd.<br />
Verdeeld over de gebieden 2 t/m 6 lagen 10 proefsleuven met een grootte van 100 x 4<br />
meter. De werkputten zijn schavend verdiept door middel van een graafmachine met een<br />
gladde bak, onder begeleiding van een KNA-archeoloog. De bouwvoor is hierbij zoveel<br />
mogelijk gescheiden gehouden van de overige grond. Per werkput is één vlak aangelegd, op<br />
het niveau waarop de sporen zichtbaar waren. Dit was meestal direct onder het esdek of een<br />
oudere akkerlaag. De vlakken zijn gedocumenteerd middels digitale fotografie en tekeningen<br />
(schaal 1:50) en om de vijf meter gewaterpast, evenals het maaiveld aan één lange zijde van<br />
elke sleuf. Van alle proefsleuven zijn profielen gedocumenteerd middels digitale fotografie en<br />
tekeningen (schaal 1:20). Waar nodig voor de vraagstelling zijn sporen gecoupeerd,<br />
gefotografeerd en getekend (schaal 1:20). De vondsten zijn, voor zover ze niet uit een spoor<br />
of de stort komen, verzameld in vakken van 5 x 4 meter. De vlakken en de stort zijn met een<br />
metaaldetector onderzocht op metalen voorwerpen.<br />
Het meetsysteem is uitgezet door een erkend landmeetkundig bedrijf (Heijmans Infra Advies<br />
en Ontwikkeling B.V.).<br />
Het Inventariserend Veldonderzoek is uitgevoerd volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse<br />
<strong>Archeologie</strong> (KNA). De opgravingsdocumentatie en vondsten bevinden zich momenteel bij<br />
de BAAC-vestiging te ’s-Hertogenbosch. T.z.t. zullen deze worden overgedragen aan het<br />
archeologisch depot van de Provincie Overijssel.<br />
Concept versie 4 augustus 2008 9
BAAC bv Aanvullend Archeologisch Onderzoek Enschede, Usseler es<br />
4 Resultaten<br />
De resultaten van het onderzoek zullen per deelgebied en per periode besproken worden.<br />
4.1 Deelgebied 1<br />
Dit deelgebied is gelegen op het hoogste punt van het onderzoeksgebied en omvat de<br />
proefsleuven 9 t/m 19.<br />
Afb. 4a: noordelijke proefsleuven deelgebied 1.<br />
Afb. 4b: zuidelijke proefsleuven deelgebied 1.<br />
4.1.1 Sporen<br />
Van de 11 aangelegde proefsleuven bevatten er slechts vier archeologisch relevante sporen.<br />
Deze sporen stammen uit de Bronstijd en de Romeinse Tijd. In proefsleuf 17 bevindt zich<br />
een gedeelte van een huisplattegrond. Het in de proefsleuf liggende gedeelte is circa 6,30<br />
meter breed en minimaal 7 meter lang. Het gebouw is 3-schepig en vrijwel oost-west<br />
georiënteerd. Het gebouw loopt vrijwel zeker aan de westzijde nog verder door, aan de<br />
oostzijde lijkt de kopse kant in de proefsleuf aanwezig te zijn. Opvallend kenmerk is dat de<br />
wandpalen verder uit elkaar staan dan de binnenstijlen. De gemiddelde afstand tussen<br />
wandpalen lijkt circa 3 meter te bedragen, de gemiddelde afstand tussen de binnenstijlen<br />
bedraagt minder dan 2 meter. De afstand tussen de wandpalen en de binnenstijlen bedraagt<br />
gemiddeld 1,60 meter. De huisplattegrond heeft bij de aa<strong>nl</strong>eg van het vlak geen vondsten<br />
opgeleverd, maar is wat betreft vorm en afmetingen in het eind van de Midden Bronstijd of in<br />
de Late Bronstijd te plaatsen. Samen met de haardkuilen in proefsleuf 14 en 18 behoort<br />
proefsleuf 17 tot vindplaats B.<br />
Afb. 5: huis uit de Bronstijd.<br />
In proefsleuf 9 bevinden zich twee structuren, een hutkom en een waterput. Beide structuren<br />
tekenden zich in het vlak af als een amorfe vlek. Pas bij het couperen werd duidelijk waarom<br />
het hierbij ging. De sporen in proefsleuf 9 behoren tot vindplaats A.<br />
Afb. 6: vlaktekening proefsleuf 9.<br />
De hutkom (spoor 213) ligt in het noorden van de sleuf en is in het vlak circa 3 meter breed.<br />
De lengte is niet geheel duidelijk, het spoor valt gedeeltelijk buiten de proefsleuf.<br />
Vermoedelijk bedraagt deze 5 meter, gezien de plaatsing van de op een dieper niveau<br />
aangetroffen paaltjes. Om de aard van de structuur beter te kunnen vaststellen is besloten<br />
één kwadrant schavenderwijs te verdiepen. Hierdoor werd al snel duidelijk dat de structuur<br />
rechthoekig van vorm was. Tijdens het verdiepen werden twee paalkuilen (spoor 224 en 231)<br />
aangetroffen die waarschij<strong>nl</strong>ijk deel hebben uitgemaakt van de constructie van het<br />
ingegraven gebouwtje. Daarnaast werd aan de binnenzijde, aan de korte zijde van de hut,<br />
een rechthoekige kuil (spoor 232) aangetroffen die in het vlak niet herkend was. De functie<br />
van deze kuil is vooralsnog onbekend. Mogelijk gaat het hierbij om een soort opslagkuil.<br />
Afb. 7: hutkom met verwijderd kwadrant.<br />
De hutkom heeft een vlakke bodem, de diepte bedraagt circa 40 cm. Aan de oostzijde<br />
bevindt zich in de hutkom een verdiept gedeelte, dat circa 55 cm diep is. Dit is ook de diepte<br />
die de bij de hutkom horende paalsporen (spoor 224 en 231) bereiken. Ten oosten van de<br />
hutkom liggen enkele sporen (211 en 212), die niet direct in verband met de hutkom te<br />
Concept versie 4 augustus 2008 10
BAAC bv Aanvullend Archeologisch Onderzoek Enschede, Usseler es<br />
brengen zijn. Ook ten zuiden van de hutkom lijken nog enkele paalsporen te liggen die<br />
duiden op bewoning.<br />
De waterput (spoornummer 220) is eveneens pas tijdens het couperen als zodanig herkend.<br />
In eerste instantie is gedacht aan een verstoring of uitgraafkuil van een grote veldkei. Om<br />
zeker te zijn om wat voor een soort spoor het hierbij ging is besloten een coupe te zetten, in<br />
eerste instantie handmatig, later met de kraan. De insteek meet in het vlak 4 x 3 en is ovaal.<br />
De waterput is onbeschoeid en circa 2 meter diep. De vulling van de put bestond uit diverse<br />
zandige en min of meer humeuze lagen. Er was weinig vondstmateriaal aanwezig in de put.<br />
Afb. 8: gecoupeerde waterput.<br />
Het net ten zuidoosten van de waterput gelegen spoor 218 is in eerste instantie<br />
geïnterpreteerd als een mogelijk Neolithisch graf. Dit was mede te danken aan de<br />
aanwezigheid van enkele forse natuurstenen in de buurt van het spoor. Het mogelijke graf is<br />
volgens de door de RACM en ArcheoLogic opgestelde richtlijnen aangepakt. Hierbij is de kuil<br />
in zes segmenten verdeeld, waarna één centraal segment in stappen van 5 cm verdiept is.<br />
Hierbij is elk vlak en het profiel gefotografeerd en getekend, terwijl het uitgetroffelde zand als<br />
monster is bewaard. Na op deze wijze zeven vlakken bekeken te hebben is geconcludeerd<br />
dat het hierbij om een natuurlijk spoor ging.<br />
Afb. 9: natuurlijk spoor.<br />
Zowel in proefsleuf 14 als 18 bevindt zich een haardkuil. De haardkuil in sleuf 14 (spoor 225)<br />
is rechthoekig van vorm en meet circa 100 x 60 cm. De diepte bedraagt circa 10 cm. Uit de<br />
kuil is een houtskoolmonster genomen.<br />
De haardkuil in sleuf 18 (spoor 261) is ovaal en meet circa 100 x 70 cm. De bodem van de<br />
kuil is bekleed met stenen, waarvan er diverse sporen van verhitting vertonen. Van de<br />
houtskoolrijke laag is een monster genomen.<br />
Afb. 10: haardkuil.<br />
Opvallend is het ontbreken van sporen in proefsleuf 19. Deze proefsleuf is aangelegd rond<br />
de locatie waar in 2004/2005 door het ADC twee crematiegraven zijn aangetroffen. 9 Geheel<br />
verrassend was dit niet, een extra uitbreiding van de oorspronkelijke proefsleuf door het ADC<br />
leverde ook geen nieuwe graven op. Er moet dus van worden uitgegaan dat het hierbij gaat<br />
om geïsoleerde graven.<br />
4.1.2 Vondsten<br />
Deelgebied 1 heeft relatief veel vondsten opgeleverd, die vrijwel allemaal uit sporen<br />
afkomstig zijn. Vooral proefsleuf 9 is erg vondstrijk. Hier zijn in totaal 381 stuks keramiek, 79<br />
stuks natuursteen, 12 fragmenten vuursteen, 1 fragment bouwkeramiek en 13 stuks diversen<br />
(slakken etc.) geborgen. Het merendeel van de vondsten, 93%, stamt uit de hutkom (spoor<br />
213). Het vondstmateriaal uit proefsleuf 9 worden hieronder door P. Wemerman beschreven.<br />
Vondstcomplex hutkom (spoor 213), kuil (spoor 212) en waterput (spoor 220):<br />
In een hutkom 10 , kuil en waterput in werkput 9, op de top van de es, is veel handgevormd<br />
aardewerk uit de Romeinse tijd aangetroffen.<br />
Omdat van dit type aardewerk op dit moment nog maar weinig bekend is uit Twente wat<br />
betreft typologische ontwikkeling en maakwijze, is besloten om het materiaal uit de<br />
bovengenoemde sporen wat uitgebreider te beschrijven.<br />
9 Kenemans 2005.<br />
10 Komhut is hier eige<strong>nl</strong>ijk een betere benaming. Maar omdat bijna overal in de archeologische lectuur de benaming hutkom<br />
word gebruikt is dit hier ook gedaan om verwarring te voorkomen.<br />
Concept versie 4 augustus 2008 11
BAAC bv Aanvullend Archeologisch Onderzoek Enschede, Usseler es<br />
Ook de aangetroffen hoeveelheid aardewerk leent zich hier goed voor (ongeveer 5,6 kilo).<br />
Het aantal fragmenten uit de kuil (spoor 212) en de waterput (spoor 220) is dermate klein dat<br />
deze hieronder bij de beschrijving van het aardewerk buiten beschouwing worden gelaten.<br />
Bij de samenvatting worden deze twee sporen wel betrokken.<br />
In één van de paalkuilen (spoor 224) die behoren bij de hutkom, is een kleine wandscherf<br />
met kamstreek versiering aangetroffen. Uit de andere paalkuil en de rechthoekige kuil<br />
kwamen geen vondsten. Het overige aardewerk kwam vooral uit een donkere vullaag in het<br />
midden van de hutkom.<br />
Het gaat bij dit aardewerk voornamelijk om handgevormd aardewerk (363 fragmenten).<br />
Het percentage import aardewerk, afkomstig uit het Romeinse rijk, bedraagt ongeveer 1,5 %<br />
(5 fragmenten). Dit import aardewerk bestaat uit gladwandig, ruwwandig en donkergrijs<br />
(geverfd?) aardewerk.<br />
Het handgevormde aardewerk is over het algemeen goed tot zeer goed afgewerkt, zowel<br />
aan de binnen- als buitenzijde (in tegenstelling tot aardewerk uit de late IJzertijd en de 1 e<br />
eeuw na Chr.).<br />
Het oppervlak van de fragmenten aan de buitenzijde is gepolijst /geglad of besmeten.<br />
Het percentage gepolijste/gegladde fragmenten bedraagt wat meer dan de besmeten<br />
fragmenten (ongeveer 60%-40%).<br />
De besmeten fragmenten zijn minder grof besmeten dan in de IJzertijd gebruikelijk is.<br />
Zowel de gepolijste/gegladde als de besmeten fragmenten zijn aan de buiten- en aan de<br />
binnenzijde goed afgewerkt.<br />
Naast deze twee soorten afwerking van het oppervlak van het aardewerk, komen ook<br />
verschillende soorten versieringen voor.<br />
De variatie onder de versieringen is groot. Ook zijn deze uitbundig aangebracht.<br />
Een aantal wandfragmenten zijn voorzien van nagelindrukken.<br />
Uit de meeste nagelindrukken valt geen patroon te herleiden, mede door de fragmentarische<br />
staat. Maar op één wandscherf zijn duidelijk twee verticale banen van aaneengesloten diep<br />
aangebrachte vingerindrukken te zien.<br />
Bijna alle randfragmenten uit de bovengenoemde sporen bezitten geen vinger- of<br />
nagelindrukken. Behalve een randfragment van een grote kom (randdiameter van ongeveer<br />
50 cm). Deze is voorzien van diepe vingerindrukken bovenop de rand.<br />
Een andere versiering is die van zogenaamde tüpfen. Dit zijn ronde of ovale indrukken,<br />
waarschij<strong>nl</strong>ijk gemaakt met een steentje of stokje.<br />
Ook hier is door de fragmentarische staat van de scherven niet goed te bepalen of deze<br />
tüpfen in een regelmatig patroon zijn aangebracht.<br />
Op één wandfragment is een combinatie te zien van deze tüpfen versiering met groeven.<br />
De kamstreek versiering komt voor op één wandscherf, zoals boven al aangehaald, en<br />
bestaat uit een patroon van fijne groeven. Mogelijk gaat het hierbij om het zogenaamde<br />
visgraat motief.<br />
Twee wandscherven waren voorzien van gladde vegen. Deze versiering is waarschij<strong>nl</strong>ijk ook<br />
gemaakt met een steentje of stokje waarbij gladde banen op het oppervlak zijn aangebracht.<br />
Eén van deze wandscherven was eerst licht besmeten voordat men hierna ook deze<br />
specifieke versiering opbracht.<br />
Een andere versiering is die van een patroon van uit de wand uitgeknepen klei. Dit patroon is<br />
horizontaal aangebracht.<br />
Concept versie 4 augustus 2008 12
BAAC bv Aanvullend Archeologisch Onderzoek Enschede, Usseler es<br />
Deze versiering lijkt bij één van de randfragmenten voor te komen net boven de schouder.<br />
Tussen het aardewerk uit de hutkom komen ook enkele fragmenten voor met een bijzondere<br />
versiering.<br />
Deze wandfragmenten zijn bedekt met een vlakdekkende geometrische groeflijn versiering.<br />
Deze versiering bestaat uit verticale, horizontale en diagonale lijnen/strepen en met deze<br />
lijnen overlappende cirkels/ovalen.<br />
Wat de pottenbakker(ster) hiermee heeft proberen uit te beelden is niet duidelijk. Het kan<br />
hierbij gaan om daadwerkelijk bestaande objecten of iets uit de omgeving die de maker van<br />
de pot als voorbeeld heeft gebruikt. Maar het kan ook gaan om de voortbrengselen van een<br />
fantasierijke geest.<br />
Het is in ieder geval een bijzondere persoo<strong>nl</strong>ijke uiting van de maker van de pot(ten).<br />
Een andere weinig voorkomende versiering is die van zogenaamde cannelures.<br />
Deze versiering komt op één wandfragment voor.<br />
Dit is een versiering bestaande uit ingewreven diepe verticale groeven, waarbij een gewelfd<br />
oppervlak ontstaat.<br />
Deze versiering komt vooral voor op kommen van het type Uslar II (vanaf 175 AD). 11<br />
Afb. 11: versierd aardewerk (schaal 1:4).<br />
De randfragmenten van de potten zijn in de meeste gevallen kort afgeplatte en voorzien van<br />
een randlip.<br />
In sommige gevallen gaat het om eenvoudige afgeronde ongeprofileerde vormen.<br />
Bij de kommen gaat het om licht naar binnen staande randvormen.<br />
De overgang van de schouder naar de buik is over het algemeen vloeiend, maar in sommige<br />
gevallen is er sprake van een scherpe hoekige overgang.<br />
Twee potvormen lijken wat ouder te zijn dan de overige vormen uit dit complex.<br />
Het gaat hierbij om een groot fragment van een pot met een ronde verdikte rand en een<br />
grotendeels besmeten buitenzijde.<br />
De andere vorm betreft een kom of pot met een afgeplatte rand en iets uitgetrokken randlip.<br />
Ook deze vorm is aan de buitenzijde besmeten.<br />
Het kan zijn dat deze twee vormen wat langer in de roulatie zijn geweest dan het overige<br />
materiaal.<br />
Afb. 12: karakteristieke randvormen (schaal 1:4).<br />
Een weinig voorkomende vorm is die van een dekseltje.<br />
Op het eerste oog valt uit het kleine fragmentarische object niet echt een herkenbare vorm te<br />
ontdekken. Maar hier gaat het om een fragment van een plat (rond) dekseltje met aan de<br />
boven(buiten)-zijde en onder(binnen)-zijde een halvemaanvormig vleugeltje. Eén van deze<br />
vleugels bezit nog een deel van een doorboring. Waarschij<strong>nl</strong>ijk heeft deze doorboring aan de<br />
bovenzijde gezeten en is deze bedoeld geweest om het dekseltje vast te kunnen zetten. 12<br />
De vormen van het aardewerk bestaan vooral uit één- en tweeledige vormen, vorm Uslar I<br />
(zonder duidelijke hals).<br />
Overig vondstmateriaal:<br />
In de vulling van de hutkom is ook veel natuursteen, al dan niet gebroken, aangetroffen (52<br />
fragmenten, ruim 6,5 kilo). Onder de aanwezige stenen zijn zandsteen (21%) en siltsteen<br />
11 Von Uslar 1938.<br />
12 Taayke 1996 blz.117, nummer 3 , dit is een vergelijkbare vondst.<br />
Concept versie 4 augustus 2008 13
BAAC bv Aanvullend Archeologisch Onderzoek Enschede, Usseler es<br />
(19%) prominent aanwezig. Daarnaast komt nog tefriet, lydiet, porfier, graniet, kwartsiet,<br />
conglomeratische zandsteen, kwartsitische zandsteen en schist voor.<br />
Op de stenen zijn geen roet- of brandsporen aangetroffen. Waarschij<strong>nl</strong>ijk gaat het hierbij dus<br />
niet om kookstenen. De mogelijkheid dat deze stenen bedoeld zijn om te dienen als<br />
magering in de pottenbakkers klei is niet waarschij<strong>nl</strong>ijk, omdat hiervoor graniet het meest<br />
geschikt is. Graniet is makkelijk te vergruizen als het eenmaal verhit is geweest. Bij een<br />
andere hardere steensoort met een fijnere structuur is dit veel lastiger. 13<br />
Waarvoor deze stenen dan wel gediend of bedoeld zijn geweest is vooralsnog niet duidelijk.<br />
Het tefriet is ongetwijfeld een restant van een maalsteen.<br />
Een andere vondstcategorie aangetroffen in de vulling is metaalslak, waaronder zich een<br />
groot fragment van een zogenaamde kuilovenslak (ongeveer 6 kilo) bevindt. Deze<br />
metaalslak is nog grotendeels intact.<br />
De overige slakken (1,3 kilo) bestaan ook bijna allemaal uit fragmenten kuilovenslak.<br />
Eén fragment echter lijkt een herverhittingsslak te zijn.<br />
De slakken bevonden zich voornamelijk bovenin de vulling.<br />
Kuilovenslakken en herverhittingsslakken zijn een afvalproduct uit de eerste twee fases van<br />
metaal productie. 14<br />
Slakken uit de derde en laatste fase van de ijzerproductie, smeedslakken, zijn niet<br />
aangetroffen.<br />
Belangrijk om te vermelden is dat er bij de aa<strong>nl</strong>eg van het vlak geen metaalslakken zijn<br />
aangetroffen. Deze zijn alle afkomstig uit de bovenzijde van de vulling van de hutkom.<br />
Ook bovenuit de vulling van de waterput is een kuilovenslak geborgen.<br />
Mogelijk hebben in de buurt van de hutkom en waterput één of meerdere kuilovens gestaan.<br />
Zeker is dat er op dit erf (nederzetting) ijzerproductie heeft plaats gevonden.<br />
Datering:<br />
Het zorgvuldig afgewerkte oppervlak, de veelvuldige en uitbundige versiering, de Uslar<br />
vormen en de organisch gemagerde scherven wijzen alle op een datering in de Romeinse<br />
tijd.<br />
Het regelmatig voorkomen van wandversiering, en de grote variatie hierin is kenmerkend<br />
voor de 2 e en 3 e eeuw AD. het wijst in ieder geval op een datering ná 100 AD. Het<br />
percentage wandversiering en de variatie hierin ligt in de 1 e eeuw in Overijssel veel lager.<br />
Het voorkomen van kommen van vorm Uslar I, met scherpe wandknik, korte schouder en<br />
randlip, en het vrijwel ontbreken van vorm Uslar II (met lange verticale hals), wijst in ieder<br />
geval op een datering tussen 50 en 200 AD. <strong>15</strong><br />
De versiering met cannelures komt niet voor op kommen van het type Uslar I, maar wel op<br />
kommen van vorm Uslar II. Vorm Uslar II word op z’n vroegst gedateerd vanaf de tweede<br />
helft van de 2 e eeuw AD.<br />
Het voorkomen van vooral één- en tweeledige vormen, en het ontbreken van twee- of<br />
drieledige vormen met vinger- of nagelindrukken op of tegen de rand of op de grootse<br />
buikomvang, wijst op een datering vóór de 3 e eeuw. 16<br />
Het complex is aan de hand van deze conclusies goed te dateren in de 2 e eeuw AD.<br />
Het fragment met de versiering met cannelures dateert het complex in de 2 e helft van de 2 e<br />
eeuw. Maar omdat dit maar één fragment betreft, en er ook enkele oudere vormen<br />
voorkomen, kan dit complex wat ruimer gedateerd worden, om precies te zijn tussen 125 en<br />
200 AD. 17<br />
13<br />
Persoo<strong>nl</strong>ijk ervaring van auteur.<br />
14<br />
Zie voor een uitgebreide beschrijving van dit proces Hermsen 2007.<br />
<strong>15</strong><br />
Hermsen 2005, 36-37.<br />
16<br />
Hermsen 2007, <strong>15</strong>0-<strong>15</strong>1 en <strong>15</strong>9-160.<br />
17<br />
Met dank aan Ivo Hermsen voor het bekijken van het materiaal en het verstrekken van de nodige informatie.<br />
Concept versie 4 augustus 2008 14
BAAC bv Aanvullend Archeologisch Onderzoek Enschede, Usseler es<br />
Het aardewerk uit de kuil (spoor 212) en de waterput (spoor 220) lijkt erg veel op het<br />
aardewerk uit de hutkom.<br />
Ook het feit dat deze sporen dicht bij elkaar liggen wijst op een zelfde datering als de<br />
hutkom.<br />
Van de twee haardkuilen levert alleen spoor 261 veel vondstmateriaal op, wat niet<br />
verwonderlijk is gezien het feit dat de bodem uit fragmenten natuursteen was opgebouwd. In<br />
het totaal zijn 65 stukken natuursteen en 8 fragmenten vuursteen verzameld. De fragmenten<br />
vuursteen zijn zo te zien onderdeel vaan één en hetzelfde brok verbrande vuursteen,<br />
waarvan de oorspronkelijke vorm niet meer te achterhalen is. Het geborgen natuursteen is<br />
heterogeen van samenstelling. Naast veel zandsteen (38%), kwartsitische zandsteen (29%)<br />
en kwartsiet (18%) komt ook nog graniet en schist voor. Alle het aanwezige natuursteen<br />
komt in de ondergrond van nature voor en hoeft dus niet van elders te zijn aangevoerd. 18<br />
4.2 Deelgebied 2<br />
Dit deelgebied is gelegen in het oosten van het onderzoeksgebied en omvat de proefsleuven<br />
7 en 8.<br />
Afb. 13: proefsleuven deelgebied 2.<br />
4.2.1 Sporen<br />
Dit deelgebied bevat twee duidelijke spiekers, een sporencluster, een waterput en een<br />
verzameling esgreppels.<br />
Zowel in proefsleuf 7 als 8 is een opslagschuurtje of spieker aanwezig. De spieker in sleuf 7<br />
ligt in het zuidoosten en bestaat uit vier palen (spoor 186 t/m 189). De lengte van de zijden<br />
varieert van 1.70 tot 2.10 meter. De spieker in sleuf 8 ligt in het midden en bestaat uit vijf<br />
palen (spoor 197 t/m 201). De lengte van de zijden ligt tussen 1.75 en 1.90 meter.<br />
In het zuidoosten van sleuf 8 ligt een klein sporencluster, bestaande uit de sporen 202 t/m<br />
209. De sporen zijn vrij klein en lijken sterk op paalsporen. De kleur van de sporen is vrijwel<br />
identiek aan die van de duidelijke spiekers. Mogelijk is hier een klein deel van een, verder<br />
nog niet herkenbare, huisplattegrond aangesneden. De twee spiekers en de sporencluster<br />
vormen samen vindplaats C.<br />
In het zuidoosten van proefsleuf 7, direct naast de spieker, ligt een waterput (spoor 185).<br />
Deze waterput wordt met vindplaats D aangeduid. De waterput ligt vrijwel geheel vrij in het<br />
vlak en heeft een doorsnede van circa 3,5 meter. Omdat het spoor direct als waterput<br />
herkenbaar was is er geen coupe over gezet. Vanwege de sterke wateroverlast is het niet<br />
mogelijk geweest een boring te zetten voor dieptebepaling. Op grond van enkele scherven<br />
kogelpotaardewerk moet de waterput in de Middeleeuwen geplaatst worden.<br />
In proefsleuf 8 tenslotte zijn in het uiterste westen een aantal zogenaamde esgreppels<br />
aanwezig (spoor 190 t/m 195). Het gaat om gedeeltes van losliggende, evenwijdige banen.<br />
De lengte bedraagt minimaal 2, 5 meter, de breedte varieert tussen 0,75 en 1 meter. De<br />
afstand tot de greppels onderling bedraagt circa 0,75 meter. In de o<strong>nl</strong>angs verschenen<br />
bundel “Essen in zicht” wordt er van uit gegaan dat de esgreppels gebruikt zijn voor<br />
zandwinning tussen de 17 de en de 20 e eeuw. 19 Dit is mogelijk, maar de afstand tot de<br />
18 Mondelinge mededeling L. Tebbens.<br />
19 Van Doesburg et al 2007.<br />
Concept versie 4 augustus 2008 <strong>15</strong>
BAAC bv Aanvullend Archeologisch Onderzoek Enschede, Usseler es<br />
bewoning is aanzie<strong>nl</strong>ijk. Het zou handiger geweest zijn als men het zand dichter bij huis had<br />
gewonnen.<br />
Afb. 14: esgreppels in het vlak.<br />
4.2.2 Vondsten<br />
In dit deelgebied zijn slechts 18 vondsten gedaan, 8 stuks aardewerk, 8 fragmenten<br />
natuursteen en 2 stuks vuursteen. Uit de waterput komen 2 fragmenten kogelpotaardewerk<br />
(1050-1250), 7 fragmenten natuursteen en 1 stuk vuursteen. Eén fragment<br />
kogelpotaardewerk komt nog uit een spoor, al de overige vondsten zijn gedaan bij de aa<strong>nl</strong>eg<br />
van het vlak.<br />
4.3 Deelgebied 3<br />
Dit deelgebied is gelegen in het zuidoosten van het onderzoeksgebied en omvat de<br />
proefsleuven 5 en 6.<br />
Afb. <strong>15</strong>: proefsleuven deelgebied 3.<br />
4.3.1 Sporen<br />
In dit deelgebied komt slechts één archeologisch relevant spoor voor, namelijk een hutkom<br />
(spoor 184) in proefsleuf 6. Deze gedeeltelijk buiten de sleuf gelegen hutkom is minimaal 3<br />
meter lang en 2,90 meter breed. Deze hutkom is, bij gebrek aan vondsten, niet dateerbaar.<br />
Over het algemeen worden hutkommen echter in de Romeinse tijd – (vroege) Middeleeuwen<br />
gedateerd. De hutkom wordt verder aangeduid als vindplaats E.<br />
4.3.2 Vondsten<br />
Alle vondsten uit dit deelgebied zijn gedaan tijdens de aa<strong>nl</strong>eg van proefsleuf 6 en bestaan<br />
bijna volledig uit al dan niet bewerkt vuursteen.<br />
Daarnaast is bij de aa<strong>nl</strong>eg van het vlak een aardewerken oortje uit de Bronstijd gevonden.<br />
Dit oortje betreft een zogenaamd plugoor en is ongeveer 5 cm lang en 2,5 cm in doorsnede.<br />
Op de bovenzijde en aan één zijkant is dit oortje versierd met ondiepe nagelindrukken.<br />
De magering bestaat uit grof zand in combinatie met granietgruis.<br />
Dit type oor komt zowel op grafaardewerk als op dagelijks gebruiksaardewerk voor.<br />
Omdat verder geen sporen en aardewerk uit deze periode in de verschillende proefsleuven<br />
zijn aangetroffen, gaat het bij deze vondst waarschij<strong>nl</strong>ijk om een losse vondst.<br />
Mogelijk is dit fragment meegekomen met de bemesting van het plaggendek.<br />
4.4 Deelgebied 4<br />
Dit deelgebied ligt in het zuiden van het onderzoeksgebied en bestaat uit de proefsleuven 3<br />
en 4.<br />
Afb. 16: proefsleuven deelgebied 4.<br />
4.4.1 Sporen<br />
In zowel sleuf 3 als 4 komen geen archeologisch relevante sporen voor. In de zuidelijke helft<br />
van beide sleuven komen sporen voor van diepploegen, in sleuf 3 zelfs tot in het leesbare<br />
vlak. Deze ploegsporen lijken vrij recent te zijn.<br />
Concept versie 4 augustus 2008 16
BAAC bv Aanvullend Archeologisch Onderzoek Enschede, Usseler es<br />
4.4.2 Vondsten<br />
Het sporadische vondstmateriaal bestaat vrijwel geheel uit al dan niet bewerkt vuursteen.<br />
4.5 Deelgebied 5<br />
Deelgebied 5 ligt in het zuidwesten van het onderzoeksgebied en omvat de proefsleuven 20<br />
en 21.<br />
Afb. 17: proefsleuven deelgebied 5.<br />
4.5.1 Sporen<br />
In proefsleuf 20 zijn in het totaal bijna 50 sporen aanwezig. De meeste sporen houden<br />
verband met een perceelscheiding. Deze scheiding ligt vrijwel in de lengterichting van de<br />
sleuf en is westzuidwest-oostnoordoost georiënteerd. Er lijken verschillende fases aanwezig<br />
te zijn. Het westelijke deel bestaat uit een aantal smalle evenwijdige greppeltjes, waarvan er<br />
één (spoor 281) en scherpe knik naar het noorden maakt. In het oosten van de sleuf<br />
verdwijnen de greppeltjes om plaats te maken voor een rij palen. Ook in sleuf 21 is een<br />
gedeelte van een perceelscheiding aanwezig. Deze heeft vrijwel dezelfde oriëntering als die<br />
in sleuf 20 en bestaat uit een aantal evenwijdige greppeltjes.<br />
In beide proefsleuven komen aan de oostzijde een aantal grote kuilen voor. De doorsnede<br />
varieert van circa 1 meter tot 2,5 meter. Een enkele kuil is gecoupeerd. Spoor 311 is<br />
ongeveer 20 cm diep, spoor 317 ongeveer 70 cm. De functie van de kuilen is onbekend.<br />
Een aantal in het vlak aanwezige recente verstoringen waren afkomstig van het<br />
proefsleuvenonderzoek van het ADC. De oostelijke helft van beide proefsleuven wordt<br />
verder aangeduid als vindplaats F.<br />
4.5.2 Vondsten<br />
In deelgebied 5 is maar weinig vondstmateriaal aangetroffen. Vrijwel al het aardewerk<br />
bestond uit kogelpotaardewerk uit de periode 1050-1250. Dit aardewerk wordt in de tekst van<br />
het volgende deelgebied beschreven<br />
4.6 Deelgebied 6<br />
Deelgebied 6 ligt in het noordwesten van het onderzoeksgebied en bevat de sleuven 1 en 2.<br />
Afb. 18: proefsleuven deelgebied 6.<br />
4.6.1 Sporen<br />
Beide proefsleuven bevatten veel sporen. Deze sporen zijn het gevolg van de aanwezigheid<br />
van een nederzetting in de Middeleeuwen. In sleuf 1 zijn 54 sporen opgetekend. Hierin zijn<br />
tenminste twee lange wanden van gebouwen herkenbaar.<br />
Afb. 19: gebouwsporen in proefsleuf 1.<br />
De oriëntatie van beide wanden is ongeveer noordwest–zuidoost. De noordelijke lange zijde<br />
van het zuidwestelijke gebouw 1 heeft een lengte van minimaal 17 meter, van de westelijke<br />
korte zijde is slechts circa 3 meter in de proefsleuf aanwezig. De forse gebintpalen staan<br />
circa 2 meter uit elkaar en vormen een onregelmatige lijn. Op enkele plaatsen lijken nog<br />
wandpaaltjes aanwezig te zijn.<br />
Van gebouw 2 is een lange wand met een minimale lengte van 11 meter aanwezig. De korte<br />
zijde is niet in het vlak te herkennen. De gebintpalen zijn vrij klein en staan op onregelmatige<br />
Concept versie 4 augustus 2008 17
BAAC bv Aanvullend Archeologisch Onderzoek Enschede, Usseler es<br />
afstand van elkaar. Buiten de gebintpalen liggen enkele grote sporen die mogelijk verband<br />
houden met de wand van het gebouw.<br />
De relatief laaggelegen westzijde van de sleuf bestaat is gevuld met greppels en minimaal<br />
één waterput. Opvallend is een brede gebogen greppel (spoor 52). De breedte bedraagt<br />
circa 3 meter, de diepte circa 45 cm. Het is niet uitgesloten dat deze gebogen greppel om de<br />
nederzetting heen heeft gelegen. De greppel oversnijdt een grote kuil (spoor 51). Na<br />
onderzoek met een grondboor moet geconcludeerd worden dat het hierbij om een waterput<br />
gaat, met mogelijk resten van beschoeiing vanaf 45 cm beneden het vlak.<br />
Ook in proefsleuf 2 komt een grote hoeveelheid sporen voor, in totaal ruim 120. Het<br />
merendeel van de sporen bestaat uit paalsporen en greppeltjes. In het midden van de sleuf<br />
lijkt een lange wand van een boerderij aanwezig (gebouw 3). Deze wand is noordwestzuidoost<br />
georiënteerd en heeft een lengte van circa <strong>15</strong> meter. Of de wand aan de<br />
noordwestzijde nog verder heeft doorgelopen is niet met zekerheid te zeggen. Aan de<br />
binnenzijde van de wand is nog een parallelle rij paalsporen aanwezig. De afstand tussen de<br />
rijen is circa 1 meter.<br />
Afb. 20: gebouwsporen in proefsleuf 2.<br />
Uit de overige sporen is geen duidelijke structuur te herleiden. Het is evenwel duidelijk dat<br />
delen van structuren wel in de sleuf aanwezig zijn. Van spoor 84, een grote rond spoor met<br />
een doorsnede van ruim 2 meter, is na boring gebleken dat dit waarschij<strong>nl</strong>ijk een waterput is.<br />
4.6.2 Vondsten<br />
De grote hoeveelheid sporen in de bodem heeft er voor gezorgd dat er vrij veel vondsten uit<br />
sporen afkomstig zijn. Het vondstmateriaal bestaat voornamelijk uit Middeleeuws aardewerk.<br />
Deze vondstcategorie wordt hieronder door P. Wemerman beschreven.<br />
Aardewerk uit de Middeleeuwen<br />
Aardewerk uit deze periode is vooral aangetroffen op de beide oostelijke uitlopers van de es.<br />
Hier bevonden zich ook sporen uit deze periode.<br />
Het grootste deel van dit aardewerk is aangetroffen bij de aa<strong>nl</strong>eg van het vlak, en kan niet<br />
aan sporen worden gekoppeld. Een kleiner deel is afkomstig uit sporen.<br />
Bij dit aardewerk gaat het vooral om handgevormd kogelpot aardewerk.<br />
Tussen de wandfragmenten bevinden zich ook enkele goed dateerbare randfragmenten,<br />
waaronder een rand met een scherpe knikhals zonder dekselgeul.<br />
Knikhalzen op kogelpot aardewerk komen in Overijssel vooral in de 11 e en 12 e eeuw voor. 20 .<br />
Een zeldzame vondst is die van een randfragment van een zogenaamde bakpan (werkput 2,<br />
spoor 133). Bij dit randfragment is nog een groot deel van de holle steel bewaard gebleven,<br />
waarin men een stok kon steken om zo de hete pan van het vuur te kunnen halen zonder de<br />
vingers te branden.<br />
Afb. 21: deel van een bakpan (schaal 1:4).<br />
Het handgevormde kogelpot aardewerk is vooral gemagerd met een flinke hoeveelheid grof<br />
granietgruis. Dit type aardewerk is, in tegenstelling tot het oudere handgevormde aardewerk<br />
uit de IJzertijd en Romeinse tijd, slecht afgewerkt. De toenmalige pottenbakker(ster) heeft<br />
nog wel het oppervlak van de potten (en pannen) geëgaliseerd maar daar bleef het bij.<br />
Op enkele fragmenten is een duidelijk roetaanslag te herkennen, wat duid op gebruik als<br />
kookgerei.<br />
20 Zie hiervoor o.a. Mittendorf 2004, Verhoeven 1998 en Wemerman 2007.<br />
Concept versie 4 augustus 2008 18
BAAC bv Aanvullend Archeologisch Onderzoek Enschede, Usseler es<br />
Het import aardewerk uit deze periode is zeer gering.<br />
Enkele kleine wandfragmenten van Pingsdorf aardewerk zijn helaas door het ontbreken van<br />
versiering niet nader te dateren dan in de periode 900-1200 AD .<br />
Ook een klein wandfragment van roodbakkend aardewerk uit Mayen is te dateren in deze<br />
periode.<br />
Een enkel wandfragment in een zogenaamd Proto-Steengoed baksel is daarentegen goed te<br />
dateren in de13e eeuw (1200-1275 AD).<br />
In werkput 2 is in spoor 99 een opmerkelijke vondst gedaan. Het betreft een natuurstenen<br />
kommetje met een doorsnede van bijna 4 cm en een hoogte van 1,5 cm. De wanddikte<br />
bedraagt circa 5,5 mm.<br />
Afb. 22: stenen kommetje (schaal 1:2).<br />
De gedeukte vorm laat duidelijk zien dat er hier geen sprake is van een kunstmatig<br />
uitgeholde steen. Het gaat bij dit kommetje hoogstwaarschij<strong>nl</strong>ijk om een restant van een<br />
zogenaamde klappersteen. Dit zijn afgeronde ijzerconcreties waarvan de kern soms loszit en<br />
bij het schudden van de steen een klapperend geluid geeft. De grootte van de stenen<br />
varieert tussen die van een erwt tot een ei of nog groter. Klapperstenen zijn vooral in de<br />
Middeleeuwen massaal gewonnen ten behoeve van de ijzerproductie. 21<br />
5 Conclusie<br />
In dit hoofdstuk zal getracht worden een antwoord te geven op de diverse<br />
onderzoeksvragen.<br />
Algemene vragen:<br />
- Waarom zijn er tijdens het onderzoek geen resten van grafcultuur aangetroffen? Waar<br />
zouden deze wel aangetroffen kunnen worden?<br />
Er zijn tijdens het aanvullend archeologisch onderzoek geen herkenbare resten van<br />
grafcultuur aangetroffen. Dit ontbreken van resten is niet het resultaat van latere<br />
verstoringen. Slechts in proefsleuf 10 en 12 is een forse verstoring aanwezig in de vorm van<br />
een pijpleiding van de stadsverwarming. Alle andere verstoringen zijn slechts beperkt en<br />
lokaal. Het is nooit uit te sluiten dat er individuele graven of kleine grafclusters in het<br />
onderzoeksgebied aanwezig zijn. Het proefsleuvenpatroon van beide archeologische<br />
onderzoeken voorkomt echter dat er een complete begraafplaats gemist wordt.<br />
Als conclusie kan gesteld worden dat individuele graven of kleine clusters door de gebruikte<br />
onderzoeksmethode gemist kunnen zijn. Grotere grafvelden zijn op het onderzoeksgebied<br />
niet aanwezig. Deze zullen eventueel buiten het escomplex liggen. Er is geen standaard<br />
afstand te geven tussen de nederzetting en het bijbehorende grafveld, dit is voor elke situatie<br />
weer anders.<br />
- Zijn op het terrein vindplaatsen aan te wijzen? Welke vindplaatsen zijn dit en hoe worden<br />
deze vindplaatsen gewaardeerd conform KNA 3.1?<br />
Er zijn diverse vindplaatsen op het terrein aan te wijzen. De afzonderlijke spoorclusters zijn<br />
beschreven in het vorige hoofdstuk. Het is niet altijd duidelijk of afzonderlijke sporen of<br />
sporenclusters samen te voegen zijn tot één vindplaats. Hieronder wordt per deelgebied<br />
aangegeven welke (mogelijke) vindplaatsen er aanwezig zijn.<br />
21 www.nationaalpark.<strong>nl</strong><br />
Concept versie 4 augustus 2008 19
BAAC bv Aanvullend Archeologisch Onderzoek Enschede, Usseler es<br />
Vindplaats A, deelgebied 1, proefsleuf 9: nederzetting uit de Romeinse Tijd<br />
Vindplaats B, deelgebied 1, proefsleuven 14, 17 en 18: mogelijke nederzetting Bronstijd-<br />
IJzertijd<br />
Vindplaats C, deelgebied 2, proefsleuven 7 en 8: nederzetting IJzertijd-Romeinse Tijd<br />
Vindplaats D, deelgebied 2, proefsleuf 7: nederzetting Middeleeuwen<br />
Vindplaats E, deelgebied 3, proefsleuf 6: nederzetting Romeinse Tijd-Middeleeuwen<br />
Vindplaats F, deelgebied 5, proefsleuven 20 en 21: mogelijke nederzetting Middeleeuwen<br />
Vindplaats G, deelgebied 6, proefsleuven 1 en 2: nederzetting Middeleeuwen<br />
Deze vindplaatsen worden in het volgende hoofdstuk afzonderlijk gewaardeerd.<br />
- Hoe is het gesteld met de gaafheid, zowel in horizontale als in verticale zin, en met de<br />
conserveringsgraad van het bodemarchief ter plaatse?<br />
Op de al eerder genoemde verstoring in proefsleuf 10 en 12 na, en enkele diepploegsporen<br />
in onder andere sleuf 3 en 21, is de bodemopbouw in het onderzoeksgebied intact. De<br />
sporen uit de Middeleeuwen en de periode daarvoor zijn door het esdek goed afgedekt en<br />
beschermd. De conservering van steen en aardewerk is goed te noemen, botmateriaal en<br />
organische resten zijn niet aangetroffen. Deze laatste kunnen nog aanwezig zijn in diepe<br />
sporen, zoals de waterputten in deelgebied 6 en proefsleuf 7.<br />
- Hoe dragen de fysisch geografische gegevens uit dit onderzoek bij aan het bestaande<br />
beeld van de bodemopbouw op de Usseler Es?<br />
De fysisch geografische gegevens uit het aanvullende onderzoek komen vrijwel geheel<br />
overeen met die uit de voorafgaande onderzoeken. Enigszins verrassend was de<br />
aanwezigheid van een E-horizont in proefsleuf 2. Dit geeft aan dat voorafgaand aan<br />
ingrijpende agrarische activiteiten de bodem aanzie<strong>nl</strong>ijk moet zijn opgehoogd. In de overige<br />
sleuven is de E-horizont (en vaak ook de B-horizont) in de akkerlaag opgenomen.<br />
Afb. 23: de E-horizont in proefsleuf 2.<br />
- Wat is de aard, omvang en kwaliteit van de archeologische sporen en sporenclusters?<br />
Deze vraag wordt per vindplaats beantwoord.<br />
Vindplaats A maakt deel uit van een nederzetting uit de Romeinse Tijd. Behalve enkele<br />
paalsporen van een niet herkenbare structuur gaat het hierbij om een hutkom en een<br />
waterput. De totale omvang van de vindplaats is onbekend, hoewel de omliggende<br />
proefsleuven geen duidelijke sporen uit dezelfde periode bevatten. De kwaliteit van de<br />
vindplaats is goed, de sporen zijn nog goed intact en onverstoord.<br />
Vindplaats B is een mogelijke nederzetting uit de Bronstijd/IJzertijd. De datering van deze<br />
mogelijke nederzetting is afgeleid van het gebouw dat in proefsleuf 17 is aangetroffen.<br />
Gezien de afmetingen, plaatsing van de palen en de grootte van de sporen is het een<br />
gebouw van het type Elp of Hijken. 22 De datering van dit gebouwtype ligt tussen 1200 en<br />
250 voor Chr. Opvallend aan dit gebouw is dat de binnenstijlen dichter op elkaar staan als<br />
de wandpalen. Dit is onder andere ook het geval met de boerderijen van het type Elp die<br />
aangetroffen zijn in Emmerhout (gebouw 1, 7) en Elp (gebouw 7, 12). Deze opvallende<br />
plaatsing komt soms nog voor bij het type Hijken. 23<br />
De omvang van de vindplaats is onbekend, vooralsnog wordt er rekening mee gehouden<br />
dat de haardkuilen uit sleuf 14 en 18 tot dit cluster behoren. De kwaliteit is goed, zelfs de<br />
relatief ondiepe paalsporen die tot het huis behoren zijn bewaard gebleven.<br />
22 Huijts 1992.<br />
23 Zie ook huis 22 in Dalfsen, Blom/Wyns/Van der Velde 2006.<br />
Concept versie 4 augustus 2008 20
BAAC bv Aanvullend Archeologisch Onderzoek Enschede, Usseler es<br />
Vindplaats C bestaat uit twee spiekers en een palencluster, vermoedelijk uit de IJzertijd of<br />
Romeinse Tijd. Deze datering is gebaseerd op de aanwezigheid van beide spiekers. De<br />
omvang van deze vindplaats is onbekend. Het is zelfs mogelijk dat het om twee<br />
vindplaatsen gaat, de afstand tussen beide proefsleuven is ruim 90 meter. De sporen zijn<br />
goed leesbaar en niet verstoord door latere activiteiten.<br />
Vindplaats D bestaat uit een enkele waterput in sleuf 7. Deze waterput is in de<br />
Middeleeuwen te plaatsen wegens het voorkomen van een paar scherven<br />
kogelpotaardewerk, gevonden bij de aa<strong>nl</strong>eg van het vlak. Het is hoogt onwaarschij<strong>nl</strong>ijk dat<br />
een waterput uit die periode solitair in het landschap ligt, zodat bewoningsporen vrijwel<br />
zeker in de onmiddellijke omgeving zullen liggen. De waterput is in goede staat en<br />
potentieel interessant vanwege de kans op organische resten. De lage ligging in het terrein<br />
heeft gezorgd voor een natte omgeving, zodat de aanwezige organische resten goed<br />
bewaard zijn gebleven.<br />
Vindplaats E bestaat uit een niet nader gedateerde hutkom. Hutkommen komen doorgaans<br />
voor in de Romeinse Tijd en Vroege Middeleeuwen. Bij gebrek aan andere sporen is deze<br />
vindplaats niet te begrenzen. Net als bij waterputten het geval is komen hutkommen ook<br />
niet solitair in het landschap voor. De hutkom is verder goed geconserveerd.<br />
Vindplaats F bevat twee soorten structuren, perceelscheidingen en grote kuilen. Het<br />
vondstmateriaal geeft aan dat beide uit de Middeleeuwen stammen. De perceelscheidingen<br />
strekken zich over een lange afstand uit, die in proefsleuf 20 zelfs over de volledige lengte<br />
van de sleuf, bijna 100 meter. De scheiding in sleuf 21 is wat slechter geconserveerd en<br />
over een lengte van bijna 30 meter zichtbaar. De grote kuilen bevinden zich in het oosten<br />
van de sleuven en worden in sleuf 21 oversneden door esgreppels. De conservering van de<br />
sporen is in sleuf 21 duidelijk slechter dan in sleuf 20.<br />
Vindplaats G bevat een Middeleeuwse nederzetting. Beide proefsleuven zitten vol<br />
bewoningssporen uit deze periode. Herkenbaar zijn tenminste drie delen van boerderijen.<br />
Gebouw 1 in sleuf 1 is duidelijk herkenbaar als een type Gasselte B. 24 Kenmerkend zijn de<br />
bootvorm en de vrij forse gebintpalen. Dit type gebouw komt voor in de periode 900-1300.<br />
Gebouw 2, met dezelfde oriëntatie, is anders van opbouw. Opvallend hier zijn de relatief<br />
kleine gebintpalen, in combinatie met grotere paalkuilen op de plaats van de wand. Een<br />
huistype dat in aanmerking kan komen is Odoorn C. Dit type komt voor tussen 700 en 900.<br />
Een probleem hierbij is echter dat de vindplaats geen vondsten uit deze periode heeft<br />
opgeleverd. Indien dit gebouw het oudste gebouw ter plaatse is, is de kans dat er<br />
vondstmateriaal in de (paal)sporen terecht komt relatief klein. Het ontbreken van vondsten<br />
is dan ook geen reden om een datering in de Vroege Middeleeuwen uit te sluiten. Het derde<br />
gebouw is herkend in sleuf 2. Het betreft de lange, iets gebogen zijde van een huis. Deze<br />
zijde bestaat uit twee vrijwel evenwijdige rijen relatief kleine paalsporen. De afstand tussen<br />
beide rijen is circa 1 meter. De wand is waarschij<strong>nl</strong>ijk onderdeel van een Gasselte B’-type<br />
huis (1100-1400), zoals dat onder andere is teruggevonden in Oud Leusden. 25 Hoewel<br />
Huijts dit gebouw in de 12 de eeuw plaatst, is het heel goed mogelijk dat dit gebouw jonger<br />
is. De overspanning tussen de gebinten bedraagt bijna 8 meter. In Zuid-Nederland wordt in<br />
de loop van de tijd de overspanning ook steeds groter, terwijl de gebintpalen zelf steeds<br />
minder fors worden. Dit is de laatste fase voordat men over gaat tot het bouwen op<br />
poeren. 26 De omvang van de nederzetting is onbekend, maar hangt mogelijk samen met de<br />
grootte van de dekzandrug waar hij op gelegen heeft. De sporen zijn goed bewaard<br />
gebleven dankzij de aanwezigheid van het bove<strong>nl</strong>iggende esdek.<br />
24<br />
Waterbolk/Harsema 1979, Huijts 1992.<br />
25<br />
Huijts 1992, blz 184.<br />
26<br />
Hiddink 2005.<br />
Concept versie 4 augustus 2008 21
BAAC bv Aanvullend Archeologisch Onderzoek Enschede, Usseler es<br />
- Wat is de datering van de archeologische vondsten en tot welke vondsttypen of<br />
vondstcategorieën behoren zij?<br />
Het vondstmateriaal bestaat uit natuursteen, vuursteen en keramiek. De datering varieert<br />
van Mesolithicum/Neolithicum tot Nieuwe Tijd.<br />
Het natuursteen is vooral afkomstig uit de Romeinse hutkom (spoor 213), een haardkuil<br />
(spoor 261) en een waterput (spoor 185). Vrijwel al dit natuursteen is verder niet bewerkt.<br />
Uit de hutkom stamt een fragment tefriet, afkomstig van een maalsteen en uit de waterput<br />
komt een mogelijk fragment van een zandstenen ligger. Tefriet is eveneens aangetroffen in<br />
de Middeleeuwse nederzetting van vindplaats G.<br />
Zoals al eerder vermeld is het merendeel van het aangetroffen vuursteen niet bewerkt.<br />
Daarnaast zijn er drie afslagen, twee klingen, twee kernen, één getand en één gekerfd<br />
werktuig aangetroffen. Van het getande werktuig en één van de kernen kan gezegd worden<br />
dat ze uit het Mesolithicum/Neolithicum stammen. Het meeste vuursteen is gevonden bij de<br />
aa<strong>nl</strong>eg van het vlak. Slechts de hutkom leverde enkele bewerkte stukken vuursteen op.<br />
Zowel het getande als het gekerfde werktuig komen uit de hutkom, naast een afslag en een<br />
kern. Gezien het verschil in ouderdom tussen het vuursteen en de hutkom kan<br />
geconcludeerd worden dat de hutkom als artefact-trap gefungeerd heeft.<br />
Het keramische materiaal dateert voornamelijk uit de Romeinse Tijd en de Middeleeuwen.<br />
Het oudst aanwezige aardewerk stamt uit de Bronstijd. In werkput 6 is bij de aa<strong>nl</strong>eg van het<br />
vlak een aardewerken oortje uit deze periode gevonden. Dit oortje betreft een zogenaamd<br />
plugoor en is ongeveer 5 cm lang en 2,5 cm in doorsnede. Op de bovenzijde en aan één<br />
zijkant is dit oortje versierd met ondiepe nagelindrukken. De magering bestaat uit grof zand<br />
in combinatie met granietgruis.<br />
Het is vrij lastig om het handgevormde aardewerk toe te wijzen aan de IJzertijd of de<br />
Romeinse Tijd. Een enkel randfragment met vingertopindrukken boven op de rand stamt uit<br />
de IJzertijd, terwijl scherven met een uitgesproken organische magering vrijwel zeker uit de<br />
Romeinse Tijd stammen. Het aardewerk uit de Romeinse Tijd wordt verder uitgedreid<br />
beschreven in het vorige hoofdstuk.<br />
Het Middeleeuwse aardewerk komt vooral uit de periode 1050-1250 (LMEA), ook wel Volle<br />
Middeleeuwen genaamd. Het gaat voornamelijk om handgevormd kogelpotaardewerk, met<br />
daarnaast nog een enkel scherfje importaardewerk uit Mayen en Pingsdorf. Dit beeld is<br />
normaal voor de regio. 27<br />
Uit de Nieuwe tijd komen enkele scherven steengoed en rood- en witbakkend aardewerk.<br />
Deze zullen met de bemesting op de akker zijn terecht gekomen.<br />
- Wat is de datering van de sporen?<br />
De ouderdom van de sporen varieert van (mogelijk) Bronstijd tot Nieuwe tijd. De oudste<br />
sporen zijn die van het gebouw op vindplaats B. Dit gebouw stamt mogelijk uit de Late<br />
Bronstijd. Veel sporen zijn niet goed dateerbaar vanwege het ontbreken van<br />
vondstmateriaal. Zo kunnen de sporen op vindplaats B uit de Bronstijd komen, maar ook de<br />
IJzertijd. De sporen op vindplaats C stammen of uit de IJzertijd of de Romeinse Tijd, die op<br />
vindplaats E uit de Romeinse Tijd of de Middeleeuwen. De sporen op de vindplaatsen D, F<br />
en G stammen in ieder geval uit de Middeleeuwen. Over het hele terrein verspreid zijn een<br />
klein aantal sporen uit de Nieuwe tijd aanwezig.<br />
- Wat is de conserveringsgraad van sporen en verschillende materiaalcategorieën, inclusief<br />
eventueel aanwezig archeobotanisch en zoölogisch materiaal?<br />
De conservering van de sporen is doorgaans goed, op een aantal plaatsen worden oudere<br />
sporen oversneden door sporen van jongere datum. Er zijn nauwelijks recente verstoringen<br />
aanwezig. Waar deze wel aanwezig zijn wordt niet de indruk gewekt dat er archeologische<br />
27 Kooi 1995<br />
Concept versie 4 augustus 2008 22
BAAC bv Aanvullend Archeologisch Onderzoek Enschede, Usseler es<br />
sporen verdwenen zijn. Archeobotanisch en zoölogisch materiaal is niet als zodanig<br />
herkenbaar aangetroffen. Wel zijn er een aantal monsters genomen, onder andere uit de<br />
waterput van vindplaats A, waarin zich mogelijk organische resten bevinden. Bij het bepalen<br />
van de aard van de mogelijke waterputten van vindplaats G lijkt er met de grondboor een<br />
aantal malen op hout te zijn gestoten.<br />
- Wat is de relatie tussen de vindplaatsen en het landschap?<br />
Er is een duidelijke relatie tussen de ouderdom van de vindplaatsen en het landschap. De<br />
oudste vindplaatsen liggen op de hoogste punten in het landschap, de jongere vindplaatsen<br />
liggen relatief laag, echter niet zo laag dat ze last hebben van wateroverlast.<br />
- Wanneer en hoe worden lage en vochtige terreinelementen in gebruik genomen? Zijn hier<br />
verschillen in binnen de regio?<br />
De relatief lage terreindelen worden pas laat in gebruik genomen, tenminste voor zover<br />
waarneembaar. Vindplaats F ligt relatief laag, maar maakt wel gebruik van de aanwezige<br />
dekzandrug. De vondsten laten zien dat deze vindplaats uit het begin van de Late<br />
Middeleeuwen stamt. Deze uitbreiding naar de lagere delen is normaal in de regio. 28<br />
- Zijn er verschillen in de ontstaanswijze van essen?<br />
De essen in de verschillende onderzoeksgebieden lijken op dezelfde wijze ontstaan te zijn.<br />
Wel is er, net als tijdens het vooronderzoek, een duidelijk verschil in dikte van de<br />
verschillende essen waar te nemen, terwijl ook de onderliggende oude akkerlaag zeer<br />
verschillend van dikte is. Op een aantal plaatsen, zoals in de deelgebieden 3 en 4, is deze<br />
akkerlaag relatief dik. Dit lijkt samen te hangen met het feit dat deze gebieden op een<br />
relatief steile helling liggen, waardoor er transport van sediment naar de lagere delen<br />
plaatsvindt. In tijden dat de akker onbegroeid is zal door regenval grond weggespoeld<br />
worden van de top van de moreneheuvel en deze grond zal lager op de helling worden<br />
afgezet. Tijdens het onderzoek was dit proces goed waarneembaar. In deelgebied 5 was<br />
daarentegen geen oorspronkelijke akkerlaag meer aanwezig, deze lijkt geheel in het esdek<br />
opgenomen. Het weinige vondstmateriaal doet vermoeden dat het esdek pas na de<br />
Middeleeuwen is ontstaan, wat overeenkomt met het gangbare beeld.<br />
- Zijn er tendensen in locatiekeuze van nederzettingen en grafvelden? Welke<br />
vestigingsfactoren spelen een rol? Welke factoren liggen ten grondslag aan het verlaten<br />
van het terrein?<br />
De locatie van de nederzettingen verschuift in de loop van de tijd, waarbij er telkens voor<br />
gezorgd wordt dat de vestigingslocatie geen last heeft van water. De oudste sporen zijn<br />
terug te vinden op de hoogste punten in het landschap, de jongste in de wat lagere delen.<br />
Het verlaten van de vindplaatsen is voor de Late Middeleeuwen terug te voeren op de<br />
uitbreiding van het landbouwareaal. De toenmalige bewoning heeft zich verplaatst naar de<br />
voor landbouw ongunstige gronden.<br />
Specifieke vragen<br />
Zone 6:<br />
- In welke periode is de aangetroffen nederzetting bewoond geweest?<br />
28 Van Doesburg 2007.<br />
Concept versie 4 augustus 2008 23
BAAC bv Aanvullend Archeologisch Onderzoek Enschede, Usseler es<br />
Zowel het aangetroffen aardewerk als de gebouwplattegronden wijzen op een globale<br />
datering tussen 900 en 1300. Het is mogelijk dat de nederzetting al eerder in gebruik is<br />
geweest, vanaf 700. Dit wordt echter niet ondersteund door het vondstmateriaal. De<br />
samenstelling van het vondstmateriaal doet vermoeden dat het hoogtepunt van de<br />
nederzetting in de periode 11 de t/m 13 de eeuw gezocht moet worden.<br />
- Welke structuren zijn er te herkennen, en tot welke bewoningsfase behoren ze?<br />
Er zijn drie duidelijke gebouwen te herkennen. Gebouw 2 in sleuf 1 lijkt van het type Odoorn<br />
C te zijn. Dit type komt voor tussen 700 en 900. 29 Dit gebouw is hiermee het oudst herkende<br />
van de nederzetting. Gebouw 2 in sleuf 1 is van het type Gasselte B en komt voor tussen<br />
900 en 1300. Gebouw 3 in sleuf 2 hoort tot het type Gasselte B’. Dit type komt voor van 1100<br />
tot 1400, maar gezien de lay-out van de sporen lijkt een datering in de 12 de of 13 de eeuw voor<br />
de hand te liggen. Het is niet duidelijk of gebouw 1 en 3 gelijktijdig zijn of elkaar opvolgen.<br />
Het aanwezige vondstmateriaal geeft hierover geen uitsluitsel.<br />
- Is er sprake van bewoningscontinuïteit? Hoe ontwikkelen nederzettingen en de inrichting<br />
van het landschap zich?<br />
Er lijkt sprake van bewoningscontinuïteit op de nederzetting. De oudste huisplattegrond van<br />
een type dat al vanaf 700 voorkomt, de jongste loopt door tot 1400. Het vondstmateriaal<br />
komt uit de periode 900 tot 1300. Er zijn in ieder geval geen duidelijke hiaten. Het ligt voor de<br />
hand dat in de Late Middeleeuwen de bewoning verschoven is naar de rand van de es.<br />
Langs de Harberinksweg zijn nu nog bewoningsclusters aanwezig. Opvallend is het<br />
toponiem Nyhuis, gelegen direct ten zuidwesten van de Middeleeuwse nederzetting. De<br />
verschuiving van bewoning ten behoeve van de landbouw is al eerder ter sprake gekomen.<br />
- Wat is de oorsprong en ontwikkeling van de Middeleeuwse kern(en)? Wat is de relatie<br />
tussen de kern en het ommeland?<br />
Er zijn tijdens het onderzoek van het ADC aanwijzingen gevonden voor bewoning in de<br />
Vroege Middeleeuwen. 30 Of de bij dit onderzoek aangetroffen bewoning uit de Late<br />
Middeleeuwen hier uit voortkomt is niet met zekerheid te zeggen. Het lijkt er wel sterk op dat<br />
de opgegraven bewoning in de loop van de tijd is verschoven naar de rand van het<br />
escomplex. De bewoning vormde losse clusters van enkele boerderijen, zonder uit te groeien<br />
tot echte dorpen. De hogere delen van het landschap waren in gebruik als akker, de lagere<br />
als hooi- of weiland.<br />
- Hoe verhoudt deze vindplaats zich tot wat op basis van archeologische en historische<br />
gegevens bekend is betreffende Enschede en de ruimere regio?<br />
Deze vindplaats is kenmerkend voor deze regio. De verschuiving van bewoning van de<br />
hogere naar de wat lagere gronden in de loop van de tijd en de clustering tot kleine<br />
buurtschappen is normaal.<br />
- Wat is de typologie en vormontwikkeling van het aardewerk? Zijn er ‘gidsfossielen’? Is de<br />
ontwikkeling gelijkelijk verdeeld in de regio? In welke mate komen welke importen voor? Wat<br />
is hieruit af te leiden wat betreft sociaal-economische verhoudingen?<br />
Het aardewerk bestaat in hoge mate uit kogelpotaardewerk. Dit type aardewerk is lange tijd<br />
in gebruik en waarschij<strong>nl</strong>ijk regionaal aangemaakt. De hoeveelheid aardewerk laat niet toe<br />
een typologie of vormontwikkeling te destilleren. Het importaardewerk bestaat uit een enkel<br />
29 Huijts 1992<br />
30 Kenemans 2005<br />
Concept versie 4 augustus 2008 24
BAAC bv Aanvullend Archeologisch Onderzoek Enschede, Usseler es<br />
fragment Pingsdorf, Mayen en proto-steengoed. Sociaal-economische verhoudingen zijn<br />
hieruit niet af te leiden.<br />
- In welke mate en hoe is de import beïnvloed door een elite?<br />
Deze vraag is niet te beantwoorden met de tijdens dit onderzoek vergaarde gegevens.<br />
- Zijn er aanwijzingen voor specifieke ambachten? Welke grondstoffen zijn verwerkt en waar<br />
kwamen deze vandaan? Welke producten en voor wie/welke markt zijn die producten<br />
gemaakt?<br />
Er zijn slechts weinig aanwijzingen voor ambachtelijke activiteiten. Het aangetroffen deel van<br />
een klappersteen wijst in de richting van ijzerproductie. Een andere aanwijzing voor<br />
ijzerproductie is de aanwezigheid van twee ijzerslakken. Deze zijn afkomstig uit sporen en<br />
zijn tijdens de aa<strong>nl</strong>eg van de proefsleuf verzameld. Het geringe aantal doet vermoeden dat<br />
deze ijzerproductie op enige afstand van de nederzetting heeft plaatsgevonden.<br />
- Wat is de technologische ontwikkeling?<br />
Deze vraag is niet te beantwoorden met de tijdens dit onderzoek vergaarde gegevens.<br />
- Hoe ontwikkeling de landbouw zich, met welke producten? Hoe is de landbouw<br />
georganiseerd? Hoe is dit van invloed op de inrichting van nederzettingen?<br />
Deze vraag is niet te beantwoorden met de tijdens dit onderzoek vergaarde gegevens.<br />
Concept versie 4 augustus 2008 25
BAAC bv Aanvullend Archeologisch Onderzoek Enschede, Usseler es<br />
6 Waardering en aanbeveling<br />
De waardering van de onderzoeksterreinen wordt conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse<br />
<strong>Archeologie</strong> (KNA) uitgevoerd. Hierbij wordt naar verschillende zaken gekeken, zoals de<br />
gaafheid van de vindplaats, de conservering van de sporen en het vondstmateriaal, de<br />
zeldzaamheid van hetgeen is aangetroffen etc.<br />
6.1 Vindplaats A, deelgebied 1, proefsleuf 9: nederzetting uit de Romeinse Tijd.<br />
Archeologische waarderingstabel volgens KNA 3.1<br />
Waarden Criteria<br />
Scores<br />
Hoog Midden Laag<br />
Beleving<br />
Schoonheid Wordt niet gescoord<br />
Herinneringswaarde Wordt niet gescoord<br />
Fysieke kwaliteit<br />
Gaafheid 3<br />
Conservering 2<br />
Inhoudelijke kwaliteit Zeldzaamheid 2<br />
Informatiewaarde 3<br />
Ensemblewaarde 3<br />
Representativiteit N.v.t.<br />
1. Beleving<br />
De twee criteria die de KNA voor de belevingswaarde van een vindplaats stelt hebben vooral<br />
betrekking op zichtbare monumenten. Aangezien in het onderzoeksgebied slechts<br />
onzichtbare monumenten aanwezig zijn is op deze twee punten niet gescoord.<br />
2. Fysieke kwaliteit<br />
De fysieke kwaliteit van een vindplaats wordt door twee criteria bepaald: gaafheid en<br />
conservering. Door de aanwezigheid van een esdek zijn sporen en vondsten in de<br />
ondergrond goed beschermd. De gaafheid wordt daarom geclassificeerd als hoog.<br />
De conservering van de aangetroffen vondsten is te karakteriseren als gemiddeld. Slechts<br />
aardewerk en natuursteen zijn bewaard gebleven.<br />
3. Inhoudelijke criteria<br />
Waardering op inhoudelijke criteria bestaat uit vier subcriteria: zeldzaamheid,<br />
informatiewaarde, ensemblewaarde en representativiteit. De zeldzaamheid van de<br />
aangetroffen resten is gemiddeld. Sporen van hutkommen en waterputten worden in de regio<br />
regelmatig aangetroffen, evenals complete erven uit de Romeinse tijd. De informatiewaarde<br />
van de in het onderzoeksgebied aanwezige resten is hoog omdat ze nader inzicht kunnen<br />
geven in de opbouw van Romeinse erven in de regio. De aanwezige vondsten kunnen<br />
informatie geven over handelsbetrekkingen, status en ambachten. De sporen hebben<br />
daarom ook een relatieve hoge informatieve waarde op lokaal en regionaal niveau. De<br />
ensemblewaarde krijgt een hoge waardering omdat sprake is van een diachrone context.<br />
Bewoningssporen uit de Romeinse tijd zijn op de Usseler Es nog niet eerder aangetroffen en<br />
zorgen nu voor een doorlopende bewoningsgeschiedenis vanaf de late Bronstijd tot en met<br />
de late Middeleeuwen. Bovendien is wellicht sprake van een synchrone context door de<br />
aanwezigheid van vindplaats C (nederzetting IJzertijd-Romeinse tijd) en vindplaats E (<br />
nederzetting Romeinse tijd-Middeleeuwen). De representativiteit van de vindplaats is nog<br />
niet duidelijk.<br />
Concept versie 4 augustus 2008 26
BAAC bv Aanvullend Archeologisch Onderzoek Enschede, Usseler es<br />
6.2 Vindplaats B, deelgebied 1, proefsleuven 14, 17 en 18: mogelijke nederzetting<br />
Bronstijd-IJzertijd.<br />
Archeologische waarderingstabel volgens KNA 3.1<br />
Waarden Criteria<br />
Scores<br />
Hoog Midden Laag<br />
Beleving<br />
Schoonheid Wordt niet gescoord<br />
Herinneringswaarde Wordt niet gescoord<br />
Fysieke kwaliteit<br />
Gaafheid 3<br />
Conservering 2<br />
Inhoudelijke kwaliteit Zeldzaamheid 2<br />
Informatiewaarde 3<br />
Ensemblewaarde 2<br />
Representativiteit N.v.t.<br />
1. Beleving<br />
De twee criteria die de KNA voor de belevingswaarde van een vindplaats stelt hebben vooral<br />
betrekking op zichtbare monumenten. Aangezien in het onderzoeksgebied slechts<br />
onzichtbare monumenten aanwezig zijn is op deze twee punten niet gescoord.<br />
2. Fysieke kwaliteit<br />
De fysieke kwaliteit van een vindplaats wordt door twee criteria bepaald: gaafheid en<br />
conservering. Door de aanwezigheid van een esdek zijn sporen en vondsten in de<br />
ondergrond goed beschermd. De gaafheid wordt daarom geclassificeerd als hoog.<br />
De conservering van de aangetroffen vondsten is te karakteriseren als gemiddeld. Slechts<br />
aardewerk en natuursteen zijn bewaard gebleven.<br />
3. Inhoudelijke criteria<br />
Waardering op inhoudelijke criteria bestaat uit vier subcriteria: zeldzaamheid,<br />
informatiewaarde, ensemblewaarde en representativiteit. De zeldzaamheid van de<br />
aangetroffen resten is gemiddeld. Sporen van haarden en gebouwen uit de Bronstijd/IJzertijd<br />
worden in de regio vaker aangetroffen. De informatiewaarde van de in het onderzoeksgebied<br />
aanwezige resten is hoog omdat ze nader inzicht kunnen geven in de opbouw van erven uit<br />
de Bronstijd/IJzertijd in de regio. De ensemblewaarde krijgt een gemiddelde waardering<br />
aangezien sprake is van een diachrone context op de Usseler Es, met bewoningssporen<br />
vanaf de late Bronstijd tot en met de late Middeleeuwen.<br />
De representativiteit van de vindplaats is niet duidelijk.<br />
6.3 Vindplaats C, deelgebied 2, proefsleuven 7 en 8: nederzetting IJzertijd-<br />
Romeinse Tijd.<br />
Archeologische waarderingstabel volgens KNA 3.1<br />
Waarden Criteria<br />
Scores<br />
Hoog Midden Laag<br />
Beleving<br />
Schoonheid Wordt niet gescoord<br />
Herinneringswaarde Wordt niet gescoord<br />
Fysieke kwaliteit Gaafheid 3<br />
Concept versie 4 augustus 2008 27
BAAC bv Aanvullend Archeologisch Onderzoek Enschede, Usseler es<br />
Inhoudelijke kwaliteit<br />
Conservering 2<br />
Zeldzaamheid 1<br />
Informatiewaarde 2<br />
Ensemblewaarde 3<br />
Representativiteit N.v.t.<br />
1. Beleving<br />
De twee criteria die de KNA voor de belevingswaarde van een vindplaats stelt hebben vooral<br />
betrekking op zichtbare monumenten. Aangezien in het onderzoeksgebied slechts<br />
onzichtbare monumenten aanwezig zijn is op deze twee punten niet gescoord.<br />
2. Fysieke kwaliteit<br />
De fysieke kwaliteit van een vindplaats wordt door twee criteria bepaald: gaafheid en<br />
conservering. Door de aanwezigheid van een esdek zijn sporen en vondsten in de<br />
ondergrond goed beschermd. De gaafheid wordt daarom geclassificeerd als hoog.<br />
De conservering van de aangetroffen vondsten is te karakteriseren als gemiddeld. Slechts<br />
aardewerk en natuursteen zijn bewaard gebleven.<br />
3. Inhoudelijke criteria<br />
Waardering op inhoudelijke criteria bestaat uit vier subcriteria: zeldzaamheid,<br />
informatiewaarde, ensemblewaarde en representativiteit. De zeldzaamheid van de<br />
aangetroffen resten is laag. Sporen van spiekers worden in de regio regelmatig aangetroffen.<br />
De informatiewaarde van de in het onderzoeksgebied aanwezige resten is gemiddeld omdat<br />
ze nader inzicht kunnen geven in de opbouw van Romeinse erven in de regio. De<br />
ensemblewaarde krijgt een hoge waardering omdat sprake is van een diachrone context.<br />
Bewoningssporen uit de Romeinse tijd zijn op de Usseler Es nog niet eerder aangetroffen en<br />
zorgen nu voor een doorlopende bewoningsgeschiedenis vanaf de late Bronstijd tot en met<br />
de late Middeleeuwen. Bovendien is wellicht sprake van een synchrone context door de<br />
aanwezigheid van vindplaats A (nederzetting Romeinse tijd) en vindplaats E ( nederzetting<br />
Romeinse tijd-Middeleeuwen).<br />
De representativiteit van de vindplaats is nog niet duidelijk.<br />
6.4 Vindplaats D, deelgebied 2, proefsleuf 7: nederzetting Middeleeuwen.<br />
Archeologische waarderingstabel volgens KNA 3.1<br />
Waarden Criteria<br />
Scores<br />
Hoog Midden Laag<br />
Beleving<br />
Schoonheid Wordt niet gescoord<br />
Herinneringswaarde Wordt niet gescoord<br />
Fysieke kwaliteit<br />
Gaafheid 3<br />
Conservering 3<br />
Inhoudelijke kwaliteit Zeldzaamheid 1<br />
Informatiewaarde 3<br />
Ensemblewaarde 3<br />
Representativiteit N.v.t.<br />
Concept versie 4 augustus 2008 28
BAAC bv Aanvullend Archeologisch Onderzoek Enschede, Usseler es<br />
1. Beleving<br />
De twee criteria die de KNA voor de belevingswaarde van een vindplaats stelt hebben vooral<br />
betrekking op zichtbare monumenten. Aangezien in het onderzoeksgebied slechts<br />
onzichtbare monumenten aanwezig zijn is op deze twee punten niet gescoord.<br />
2. Fysieke kwaliteit<br />
De fysieke kwaliteit van een vindplaats wordt door twee criteria bepaald: gaafheid en<br />
conservering. Door de aanwezigheid van een esdek zijn sporen en vondsten in de<br />
ondergrond goed beschermd. De gaafheid wordt daarom geclassificeerd als hoog.<br />
De conservering van de aangetroffen vondsten is te karakteriseren als hoog. In waterputten<br />
is de kans op het aantreffen van organische resten doorgaans erg hoog. Deze waterput ligt<br />
bovendien in een relatief vochtige zone.<br />
3. Inhoudelijke criteria<br />
Waardering op inhoudelijke criteria bestaat uit vier subcriteria: zeldzaamheid,<br />
informatiewaarde, ensemblewaarde en representativiteit. De zeldzaamheid van de<br />
aangetroffen resten is laag. Waterputten uit de Middeleeuwen worden in de regio regelmatig<br />
aangetroffen. De informatiewaarde van de in het onderzoeksgebied aanwezige resten is<br />
hoog omdat ze mogelijk inzicht geven in de Middeleeuwse voedseleconomie. De<br />
ensemblewaarde krijgt een hoge waardering omdat de waterput waarschij<strong>nl</strong>ijk deel uitmaakt<br />
van een erf. Bovendien is sprake van een diachrone context aangezien op de Usseler Es<br />
bewoningssporen zijn aangetroffen vanaf de late Bronstijd tot en met de late Middeleeuwen.<br />
Eventueel is zelfs sprake van een synchrone context door de aanwezigheid van vindplaats E<br />
(nederzetting Romeinse tijd/Middeleeuwen).<br />
De representativiteit van de vindplaats is nog niet duidelijk.<br />
6.5 Vindplaats E, deelgebied 3, proefsleuf 6: nederzetting Romeinse<br />
Tijd/Middeleeuwen.<br />
Archeologische waarderingstabel volgens KNA 3.1<br />
Waarden Criteria<br />
Scores<br />
Hoog Midden Laag<br />
Beleving<br />
Schoonheid Wordt niet gescoord<br />
Herinneringswaarde Wordt niet gescoord<br />
Fysieke kwaliteit<br />
Gaafheid 3<br />
Conservering N.v.t.<br />
Inhoudelijke kwaliteit Zeldzaamheid 1<br />
Informatiewaarde 2<br />
Ensemblewaarde 3<br />
Representativiteit N.v.t.<br />
1. Beleving<br />
De twee criteria die de KNA voor de belevingswaarde van een vindplaats stelt hebben vooral<br />
betrekking op zichtbare monumenten. Aangezien in het onderzoeksgebied slechts<br />
onzichtbare monumenten aanwezig zijn is op deze twee punten niet gescoord.<br />
Concept versie 4 augustus 2008 29
BAAC bv Aanvullend Archeologisch Onderzoek Enschede, Usseler es<br />
2. Fysieke kwaliteit<br />
De fysieke kwaliteit van een vindplaats wordt door twee criteria bepaald: gaafheid en<br />
conservering. Door de aanwezigheid van een esdek zijn sporen en vondsten in de<br />
ondergrond goed beschermd. De gaafheid wordt daarom geclassificeerd als hoog.<br />
Conservering is door het totaal ontbreken van vondsten niet aan de orde.<br />
3. Inhoudelijke criteria<br />
Waardering op inhoudelijke criteria bestaat uit vier subcriteria: zeldzaamheid,<br />
informatiewaarde, ensemblewaarde en representativiteit. De zeldzaamheid van de<br />
aangetroffen resten is laag. Hutkommen worden in de regio regelmatig aangetroffen. De<br />
informatiewaarde van de in het onderzoeksgebied aanwezige resten is gemiddeld omdat<br />
hutkommen inzicht kunnen geven in ambachtelijke activiteiten in de Romeinse tijd en<br />
Middeleeuwen. De ensemblewaarde krijgt een hoge waardering omdat hutkommen<br />
doorgaans deel uitmaken van een erf. Bovendien is sprake van een diachrone context<br />
aangezien op de Usseler Es bewoningssporen zijn aangetroffen vanaf de late Bronstijd tot<br />
en met de late Middeleeuwen. Vermoedelijk is zelfs sprake van een synchrone context hetzij<br />
door de aanwezigheid van vindplaats A (nederzetting Romeinse tijd) hetzij door de<br />
aanwezigheid van vindplaats D (nederzetting Romeinse tijd/Middeleeuwen).<br />
De representativiteit van de vindplaats is nog niet duidelijk.<br />
6.6 Vindplaats F, deelgebied 5, proefsleuven 20 en 21: mogelijke nederzetting<br />
Middeleeuwen.<br />
Archeologische waarderingstabel volgens KNA 3.1<br />
Waarden Criteria<br />
Scores<br />
Hoog Midden Laag<br />
Beleving<br />
Schoonheid Wordt niet gescoord<br />
Herinneringswaarde Wordt niet gescoord<br />
Fysieke kwaliteit<br />
Gaafheid 3<br />
Conservering 2<br />
Inhoudelijke kwaliteit Zeldzaamheid 1<br />
Informatiewaarde 1<br />
Ensemblewaarde 2<br />
Representativiteit 3<br />
1. Beleving<br />
De twee criteria die de KNA voor de belevingswaarde van een vindplaats stelt hebben vooral<br />
betrekking op zichtbare monumenten. Aangezien in het onderzoeksgebied slechts<br />
onzichtbare monumenten aanwezig zijn is op deze twee punten niet gescoord.<br />
2. Fysieke kwaliteit<br />
De fysieke kwaliteit van een vindplaats wordt door twee criteria bepaald: gaafheid en<br />
conservering. Door de aanwezigheid van een esdek zijn sporen en vondsten in de<br />
ondergrond goed beschermd. De gaafheid wordt daarom geclassificeerd als hoog. De<br />
conservering van de aangetroffen vondsten is te karakteriseren als gemiddeld. Slechts<br />
aardewerk en natuursteen zijn bewaard gebleven.<br />
Concept versie 4 augustus 2008 30
BAAC bv Aanvullend Archeologisch Onderzoek Enschede, Usseler es<br />
3. Inhoudelijke criteria<br />
Waardering op inhoudelijke criteria bestaat uit vier subcriteria: zeldzaamheid,<br />
informatiewaarde, ensemblewaarde en representativiteit. De zeldzaamheid van de<br />
aangetroffen resten is laag. Perceelsscheidingen en kuilen uit de Middeleeuwen worden wel<br />
vaker aangetroffen. De informatiewaarde van de in het onderzoeksgebied aanwezige resten<br />
is laag omdat de aanwezige verkaveling ook terug te vinden is op historische kaarten.<br />
Bovendien komen perceelsgrenzen overal voor, zonder dat daar bewoning in de buurt hoeft<br />
te zijn. De ensemblewaarde krijgt een gemiddelde waardering sprake is van een diachrone<br />
context aangezien op de Usseler Es bewoningssporen zijn aangetroffen vanaf de late<br />
Bronstijd tot en met de late Middeleeuwen. Vermoedelijk is zelfs sprake van een synchrone<br />
context hetzij door de aanwezigheid van vindplaats G (nederzetting Middeleeuwen). De<br />
representativiteit van de vindplaats is scoort hoog, dergelijke grenzen zijn typerend voor<br />
onder andere de Late Middeleeuwen.<br />
6.7 Vindplaats G, deelgebied 6, proefsleuven 1 en 2: nederzetting Middeleeuwen.<br />
Archeologische waarderingstabel volgens KNA 3.1<br />
Waarden Criteria<br />
Scores<br />
Hoog Midden Laag<br />
Beleving<br />
Schoonheid Wordt niet gescoord<br />
Herinneringswaarde Wordt niet gescoord<br />
Fysieke kwaliteit<br />
Gaafheid 3<br />
Conservering 2<br />
Inhoudelijke kwaliteit Zeldzaamheid 1<br />
Informatiewaarde 3<br />
Ensemblewaarde 3<br />
Representativiteit 3<br />
1. Beleving<br />
De twee criteria die de KNA voor de belevingswaarde van een vindplaats stelt hebben vooral<br />
betrekking op zichtbare monumenten. Aangezien in het onderzoeksgebied slechts<br />
onzichtbare monumenten aanwezig zijn is op deze twee punten niet gescoord.<br />
2. Fysieke kwaliteit<br />
De fysieke kwaliteit van een vindplaats wordt door twee criteria bepaald: gaafheid en<br />
conservering. Door de aanwezigheid van een esdek zijn sporen en vondsten in de<br />
ondergrond goed beschermd. De gaafheid wordt daarom geclassificeerd als hoog. De<br />
conservering van de aangetroffen vondsten is te karakteriseren als gemiddeld. Slechts<br />
aardewerk en natuursteen zijn bewaard gebleven.<br />
3. Inhoudelijke criteria<br />
Waardering op inhoudelijke criteria bestaat uit vier subcriteria: zeldzaamheid,<br />
informatiewaarde, ensemblewaarde en representativiteit. De zeldzaamheid van de<br />
aangetroffen resten is gemiddeld. Huisplattegronden uit de Middeleeuwen worden wel vaker<br />
aangetroffen. De kans om een hele nederzetting op te kunnen graven is echter wat kleiner.<br />
De informatiewaarde van de in het onderzoeksgebied aanwezige resten is hoog omdat de<br />
aanwezige nederzetting tevens de voorloper is van de huidige bebouwing aan de<br />
Harberinksweg. Eventuele verschuivingen in locatiekeuze, huistype en economie zijn<br />
hierdoor zichtbaar te maken. De ensemblewaarde krijgt een hoge waardering omdat er naast<br />
Concept versie 4 augustus 2008 31
BAAC bv Aanvullend Archeologisch Onderzoek Enschede, Usseler es<br />
huisplattegronden en waterputten ook off-site verschijnselen, zoals greppels, aanwezig zijn.<br />
Bovendien is sprake van een diachrone context aangezien op de Usseler Es<br />
bewoningssporen zijn aangetroffen vanaf de late Bronstijd tot en met de late Middeleeuwen.<br />
Vermoedelijk is zelfs sprake van een synchrone context hetzij door de aanwezigheid van<br />
vindplaats F (mogelijke nederzetting Middeleeuwen).<br />
De representativiteit van de vindplaats is scoort hoog, omdat dergelijke kleine groepjes<br />
huizen kenmerkend is voor de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd in de regio.<br />
Concept versie 4 augustus 2008 32
BAAC bv Aanvullend Archeologisch Onderzoek Enschede, Usseler es<br />
7 Literatuur<br />
Bouwmeester, H.M.P., 2000: Eme in de Romeinse en Frankische tijd. Archeologisch<br />
onderzoek naar de nederzetting en het grafveld op de terreinen van het Laaksche veld en de<br />
Laaksche tuin in de Ooyerhoek, gemeente Zutphen, BAAC-rapport 98.045, Deventer.<br />
Blom, E/S. Wyns/H. van der Velde, 2006: Dalfsen ‘De Gender Marke’,. Sporen van bewoning<br />
uit de ijzertijd, Romeinse tijd en middeleeuwen op een dekzandrug langs de Overijsselse<br />
Vecht, ADC ArcheoProjecten rapport 766, Amersfoort.<br />
Breimer, J., 2007: <strong>Archeologie</strong>beleid Gemeente Enschede (concept), Woerden,<br />
Doesburg, J. van, et al., 2007: Essen in zicht. Essen en plaggendekken in Nederland:<br />
onderzoek en beleid, Amersfoort.<br />
Es, W.A. van/A.D.Verlinde, 1977: Overijssel in Roman and Early Medieval Times, BROB 23,<br />
Amersfoort.<br />
Hermsen, I., 2005: Bikkenrade. Aanvullend Archeologisch Onderzoek van een<br />
ijzerproducerende nederzetting uit de Midden- en Laat-Romeinse tijd op de ‘beter met bos’-<br />
locatie Bikkenrade, Archeologische Rapporten Zwolle 29, Zwolle.<br />
Hermsen, I., 2007: Een afdaling in het verleden. Archeologisch onderzoek van<br />
bewoningsresten uit de prehistorie en de Romeinse tijd op het terrein Colmsgate (gemeente<br />
Deventer, Rapportages <strong>Archeologie</strong> Deventer 19, Deventer.<br />
Hiddink, H.A., 2005: Opgravingen op het Rosveld bij Nederweert 1. Landschap en bewoning<br />
in de IJzertijd, Romeinse tijd en Middeleeuwen, ZAR22/1, Amsterdam.<br />
Huijts, C.S.T.J., 1992: De voor-historische boerderijbouw in Drenthe. Reconstructiemodellen<br />
van 1300 vóór tot 1300 na Chr., Arnhem.<br />
Isarin, R./F.E. Rijpma, 2006: Programma van Eisen Aanvullend Onderzoek Usseler Es –<br />
thema grafcultuur, Past2Present-ArcheoLogic Rapport Nr. 312a, Woerden.<br />
Kenemans, M.C., 2005: Enschede, Usseler Es: een waarderend proefsleuvenonderzoek,<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 413, Amersfoort.<br />
Kooi, P.B., 1994: Project Peelo. Het onderzoek in de jaren 1977, 1978 en 1979 op de es, in:<br />
Palaeohistoria 33/34, Rotterdam.<br />
Kooi, P.B., 1995: Het project Peelo: het onderzoek in de jaren 1981, 1982, 1986, 1987 en<br />
1988, in: Palaeohistoria 35/36, Rotterdam.<br />
Mittendorf, E., 2004: Kelders vol scherven. Onderzoek naar Keramiekcomplexen uit de 9 de tot<br />
de 12 de eeuw afkomstig uit de Polstraat te Deventer, Rapportages <strong>Archeologie</strong> Deventer 13,<br />
Deventer.<br />
Oudhof, J.W.M./J. Dijkstra/A.A.A.Verhoeven (red.), 2000: ‘Huis Malburg’ van spoor tot spoor.<br />
Een middeleeuwse nederzetting in Kerk-Avezaat, RAM 81, Amersfoort.<br />
Schorn, E.A., 2005: Plangebied Usseleres-Noord (Gemeente Enschede), Inventariserend<br />
archeologisch veldonderzoek karterende fase, BAAC-rapport 03.<strong>15</strong>3, Deventer.<br />
Concept versie 4 augustus 2008 33
BAAC bv Aanvullend Archeologisch Onderzoek Enschede, Usseler es<br />
Taayke, E., 1996: Die einheimische Keramik der nördlichen Niederlande, 600 v. Chr. bis 300<br />
n. Chr., BROB 42, Amersfoort.<br />
Uslar, R. von, 1938: Westgermanische bodenfunde des ersten bis dritten Jahrhunderts nach<br />
Christus aus Mitte- und Westdeutschland, Germanische Denkmäler der Frühzeit 3, Berlijn.<br />
Verhoeven, A.A.A., 1998: Middeleeuws gebruiksaardewerk in Nederland (8 ste -13 de eeuw),<br />
Amsterdam Archeological Studies 3, Amsterdam.<br />
Waterbolk, H.T./O.H. Harsema, 1979: Medieval farmsteads in Gasselte (Province of<br />
Drenthe), in: Palaeohistoria 21, Rotterdam.<br />
Wemerman, P.J.L., 2008: “Aardewerk’’ in: Almelo Indiëterrein, Archeologisch onderzoek,<br />
BAAC-rapport 06.401, Deventer.<br />
www.nationaalpark.<strong>nl</strong> (22-05-2008)<br />
www.watwaswaar.<strong>nl</strong> (<strong>15</strong>-05-2008)<br />
Concept versie 4 augustus 2008 34
470400<br />
470200<br />
470000<br />
469800<br />
469600<br />
469400<br />
5<br />
253900<br />
Vindplaats F<br />
20<br />
21<br />
253900<br />
Nyhuis<br />
254100<br />
254100<br />
Enschede Usseler es (A-07.398)<br />
Overzichtskaart vindplaatsen<br />
Vindplaatsen<br />
Vindplaats G<br />
Proefsleuven met putnummers<br />
1<br />
4<br />
2<br />
3<br />
19<br />
254300<br />
Vindplaats A<br />
13<br />
Vindplaats B<br />
14<br />
<strong>15</strong><br />
N<br />
0 50 100 <strong>15</strong>0 200 m<br />
254300<br />
16<br />
17<br />
9<br />
18<br />
10<br />
11<br />
12<br />
Uitsnede deelgebied<br />
Huidige topografie<br />
254500<br />
5 6<br />
Vindplaats D<br />
254500<br />
8<br />
Vindplaats E<br />
7<br />
254700<br />
Vindplaats C<br />
254700<br />
470400<br />
470200<br />
470000<br />
469800<br />
469600<br />
469400
470<br />
469<br />
Enschede<br />
254<br />
253 254 255<br />
onderzoeksdeelgebied<br />
N<br />
255<br />
0 1km<br />
beeldrecht : Topografische Dienst, Emmen<br />
471<br />
470<br />
469
470400<br />
470200<br />
470000<br />
469800<br />
469600<br />
469400<br />
5<br />
253900<br />
uitsnede deelgebied 5<br />
20<br />
21<br />
253900<br />
254100<br />
254100<br />
Enschede Usseler es (A-07.398)<br />
254300<br />
254300<br />
Puttenplan met contouren uitsnedes voor de alle sporenkaarten<br />
Proefsleuven met putnummers<br />
Uitsnede deelgebied<br />
Huidige topografie<br />
uitsnede deelgebied 6<br />
1<br />
4<br />
2<br />
3<br />
uitsnede deelgebied 4<br />
uitsnede deelgebied 1 - zuid<br />
19<br />
<strong>15</strong><br />
14<br />
N<br />
13<br />
16<br />
17<br />
18<br />
0 50 100 <strong>15</strong>0 200 m<br />
254500<br />
uitsnede deelgebied 1 - noord<br />
10<br />
9<br />
11<br />
12<br />
uitsnede deelgebied 3<br />
5 6<br />
254500<br />
uitsnede deelgebied 2<br />
8<br />
7<br />
254700<br />
254700<br />
470400<br />
470200<br />
470000<br />
469800<br />
469600<br />
469400
470075<br />
470050<br />
470025<br />
254375<br />
Vindplaats A<br />
254375<br />
Proefsleuf 9<br />
220<br />
219<br />
218<br />
218<br />
213<br />
214<br />
223<br />
211<br />
212<br />
213<br />
2<strong>15</strong><br />
2<strong>15</strong><br />
216<br />
217<br />
254400<br />
254400<br />
Proefsleuf 10<br />
Proefsleuf 12<br />
254425<br />
254425<br />
Proefsleuf 11<br />
263<br />
254450<br />
254450<br />
254475<br />
Enschede Usseler es (A-07.0398)<br />
Alle-sporenkaart<br />
Deelgebied 1- noord - Vindplaats A<br />
paalkuilen<br />
kuil<br />
waterput<br />
greppels<br />
hutkom<br />
haardkuil<br />
natuurlijke verstoring<br />
ploegsporen<br />
natuurlijke ondergrond<br />
recente verstoring<br />
254475<br />
N<br />
0 10 20 m<br />
254500<br />
254500<br />
470075<br />
470050<br />
470025
254175<br />
469900<br />
469875<br />
469850<br />
469825<br />
469800<br />
469775<br />
469750<br />
254175<br />
254200<br />
254200<br />
254225<br />
254225<br />
254250<br />
Proefsleuf 19<br />
254250<br />
254275<br />
254275<br />
269<br />
254300<br />
Vindplaats B<br />
Proefsleuf <strong>15</strong><br />
254300<br />
Proefsleuf 14<br />
236<br />
235<br />
234<br />
239<br />
233<br />
237<br />
239<br />
239<br />
Proefsleuf 16<br />
240<br />
254325<br />
Proefsleuf 13<br />
231<br />
225<br />
226<br />
227<br />
228<br />
230<br />
229<br />
Proefsleuf 17<br />
254325<br />
Proefsleuf 18<br />
259<br />
258 254253<br />
256<br />
252<br />
249245<br />
248250<br />
242 247243<br />
241 251<br />
260<br />
261<br />
254350<br />
262<br />
262<br />
254350<br />
254375<br />
254375<br />
254400<br />
254400<br />
254425<br />
254425<br />
254450<br />
Enschede Usseler es (A-07.0398)<br />
Alle-sporenkaart<br />
Deelgebied 1- zuid - Vindplaats B<br />
paalkuilen<br />
kuil<br />
waterput<br />
greppels<br />
hutkom<br />
haardkuil<br />
natuurlijke verstoring<br />
ploegsporen<br />
natuurlijke ondergrond<br />
recente verstoring<br />
N<br />
0 20 40 m<br />
254450<br />
469900<br />
469875<br />
469850<br />
469825<br />
469800<br />
469775<br />
469750
Enschede, Usseler es,<br />
proefsleuf 17<br />
gebouwspoor<br />
mogelijk gebouwspoor<br />
overig spoor<br />
249<br />
242<br />
241<br />
244<br />
259<br />
258<br />
245<br />
246<br />
241<br />
257<br />
256<br />
spoornummer<br />
247<br />
248<br />
gebouwreconstructie<br />
255<br />
254<br />
250<br />
243<br />
252<br />
251<br />
0<br />
253<br />
260<br />
5m
Enschede, Usseler es,<br />
proefsleuf 9<br />
spoor<br />
natuurlijk spoor<br />
waterput<br />
natuursteen<br />
hutkom spoornummer<br />
220<br />
68<br />
219<br />
220<br />
218<br />
54, 59<br />
231<br />
216<br />
213<br />
217<br />
68<br />
214<br />
60 223<br />
2<strong>15</strong><br />
224<br />
232<br />
0<br />
53<br />
212<br />
vondstnummer<br />
211<br />
5m
vnr 62<br />
vnr 62<br />
vnr 65<br />
0 5 cm
vnr 53<br />
vnr 62<br />
vnr 65<br />
vnr 65<br />
vnr 62<br />
vnr 62<br />
vnr 65<br />
vnr 62<br />
vnr 65<br />
0 5 cm<br />
vnr 62
469950<br />
469925<br />
469900<br />
469875<br />
469850<br />
469825<br />
254550<br />
254550<br />
190<br />
191<br />
192<br />
193<br />
194195<br />
254575<br />
Proefsleuf 8<br />
254575<br />
Vindplaats D<br />
196<br />
198 201<br />
200<br />
197<br />
199<br />
254600<br />
254600<br />
254625<br />
254625<br />
206<br />
203<br />
207<br />
202<br />
205<br />
204<br />
209<br />
208<br />
Proefsleuf 7<br />
210<br />
268<br />
267<br />
254650<br />
254650<br />
254675<br />
254675<br />
185<br />
185<br />
187<br />
189<br />
186<br />
188<br />
254700<br />
Vindplaats C<br />
254700<br />
254725<br />
254725<br />
254750<br />
Enschede Usseler es (A-07.0398)<br />
Alle-sporenkaart<br />
Deelgebied 2 - Vindplaatsen C en D<br />
paalkuilen<br />
kuil<br />
waterput<br />
greppels<br />
hutkom<br />
haardkuil<br />
natuurlijke verstoring<br />
ploegsporen<br />
natuurlijke ondergrond<br />
recente verstoring<br />
N<br />
0 20 40 m<br />
254750<br />
469950<br />
469925<br />
469900<br />
469875<br />
469850<br />
469825
469700<br />
469675<br />
469650<br />
469625<br />
181<br />
254450<br />
Enschede Usseler es (A-07.0398)<br />
Alle-sporenkaart<br />
Deelgebied 3 - Vindplaats E<br />
paalkuilen<br />
kuil<br />
waterput<br />
greppels<br />
hutkom<br />
haardkuil<br />
natuurlijke verstoring<br />
ploegsporen<br />
natuurlijke ondergrond<br />
recente verstoring<br />
Proefsleuf 5<br />
N<br />
0 10 20 m<br />
254450<br />
183<br />
254475<br />
254475<br />
254500<br />
Proefsleuf 6<br />
180<br />
254500<br />
254525<br />
Vindplaats E<br />
184<br />
254525<br />
254550<br />
254550<br />
254575<br />
469700<br />
469675<br />
469650<br />
469625<br />
254575
469900<br />
469875<br />
469850<br />
469825<br />
270<br />
253875<br />
Proefsleuf 20<br />
Proefsleuf 21<br />
319<br />
253875<br />
281<br />
273<br />
272<br />
279<br />
318<br />
281<br />
274 278<br />
275<br />
276<br />
277<br />
320<br />
280<br />
283 284<br />
253900<br />
282<br />
253900<br />
280<br />
285<br />
286<br />
321<br />
287<br />
288289<br />
290<br />
291<br />
325<br />
323<br />
292<br />
253925<br />
322<br />
280<br />
301 302<br />
294<br />
295280296<br />
280299<br />
280298<br />
297<br />
300<br />
293<br />
324<br />
253925<br />
326<br />
327<br />
303<br />
328<br />
304<br />
306<br />
305<br />
329<br />
307<br />
330<br />
253950<br />
308<br />
332<br />
331<br />
333<br />
334<br />
309<br />
311<br />
310<br />
335<br />
336<br />
312<br />
Vindplaats F<br />
253950<br />
313<br />
337<br />
314<br />
3<strong>15</strong><br />
316<br />
317<br />
342<br />
320 320<br />
345 347 348<br />
320 343 344<br />
345<br />
320<br />
320<br />
340<br />
341<br />
320<br />
320 320<br />
339<br />
346<br />
338<br />
338 338<br />
338<br />
253975<br />
Enschede Usseler es (A-07.0398)<br />
Alle-sporenkaart<br />
Deelgebied 5 - Vindplaats F<br />
paalkuilen<br />
kuil<br />
waterput<br />
greppels<br />
hutkom<br />
haardkuil<br />
natuurlijke verstoring<br />
ploegsporen<br />
natuurlijke ondergrond<br />
recente verstoring<br />
253975<br />
N<br />
254000<br />
0 10 20 m<br />
254000<br />
469900<br />
469875<br />
469850<br />
469825
44<br />
43<br />
2<br />
222<br />
51<br />
84<br />
93<br />
103<br />
140<br />
5<br />
35<br />
30<br />
32<br />
20<br />
178<br />
96<br />
54<br />
64<br />
76<br />
109<br />
52<br />
67<br />
133<br />
113<br />
34<br />
141<br />
<strong>15</strong>4<br />
<strong>15</strong>9<br />
149<br />
87<br />
27<br />
62<br />
46<br />
167<br />
11<br />
<strong>15</strong>8<br />
80<br />
31<br />
57<br />
47<br />
<strong>15</strong>1<br />
160<br />
169<br />
23<br />
<strong>15</strong><br />
41<br />
33<br />
146<br />
178<br />
38<br />
129<br />
72<br />
1<br />
16<br />
42<br />
138<br />
25<br />
221<br />
4<br />
75<br />
148<br />
139<br />
24<br />
18<br />
147<br />
110<br />
123<br />
136<br />
161<br />
9<br />
50<br />
<strong>15</strong>2<br />
63<br />
8<br />
<strong>15</strong>0<br />
135<br />
131<br />
3<br />
12<br />
166<br />
<strong>15</strong>3<br />
6<br />
102<br />
21<br />
56<br />
137<br />
36<br />
57<br />
7<br />
59<br />
121<br />
112<br />
100<br />
75<br />
124<br />
49<br />
26<br />
130<br />
81<br />
61<br />
128<br />
94<br />
106<br />
145<br />
14<br />
162<br />
164<br />
85<br />
84<br />
105<br />
19<br />
172<br />
<strong>15</strong>6<br />
99<br />
77<br />
56<br />
144<br />
119<br />
97<br />
132<br />
82<br />
39<br />
130<br />
68<br />
45<br />
73<br />
104<br />
172<br />
89<br />
111<br />
98<br />
163<br />
99<br />
<strong>15</strong>5<br />
91<br />
37<br />
92<br />
165<br />
78<br />
74<br />
175<br />
122<br />
28<br />
168<br />
125<br />
29<br />
134<br />
88<br />
70<br />
120<br />
69<br />
108<br />
130<br />
101<br />
126<br />
58<br />
170<br />
174<br />
177<br />
79<br />
86<br />
118<br />
65<br />
161<br />
114<br />
40<br />
22<br />
160<br />
144<br />
95<br />
13<br />
10<br />
171<br />
66<br />
143<br />
148<br />
127<br />
164<br />
1<strong>15</strong><br />
173<br />
60<br />
17<br />
<strong>15</strong>5<br />
48<br />
55<br />
117<br />
144<br />
<strong>15</strong>0<br />
148<br />
<strong>15</strong>6<br />
254075<br />
254075<br />
254100<br />
254100<br />
254125<br />
254125<br />
254<strong>15</strong>0<br />
254<strong>15</strong>0<br />
254175<br />
254175<br />
254200<br />
254200<br />
470225<br />
470225<br />
470250<br />
470250<br />
470275<br />
470275<br />
470300<br />
470300<br />
Enschede Usseler es (A-07.0398)<br />
Alle-sporenkaart<br />
Deelgebied 6 - Vindplaats G<br />
0 10 20 m<br />
N<br />
paalkuilen<br />
kuil<br />
waterput<br />
greppels<br />
hutkom<br />
haardkuil<br />
natuurlijke verstoring<br />
ploegsporen<br />
natuurlijke ondergrond<br />
recente verstoring<br />
Proefsleuf 1<br />
Proefsleuf 2<br />
Vindplaats G
469725<br />
469700<br />
469675<br />
469650<br />
254125<br />
Enschede Usseler es (A-07.0398)<br />
Alle-sporenkaart<br />
Deelgebied 4<br />
paalkuilen<br />
kuil<br />
waterput<br />
greppels<br />
hutkom<br />
haardkuil<br />
natuurlijke verstoring<br />
ploegsporen<br />
natuurlijke ondergrond<br />
recente verstoring<br />
Proefsleuf 4<br />
N<br />
0 10 20 m<br />
254125<br />
264<br />
254<strong>15</strong>0<br />
254<strong>15</strong>0<br />
266<br />
265<br />
Proefsleuf 3<br />
254175<br />
254175<br />
254200<br />
254200<br />
179<br />
254225<br />
254225<br />
254250<br />
469725<br />
469700<br />
469675<br />
469650<br />
254250
37<br />
36<br />
10 38<br />
35<br />
34<br />
33<br />
31<br />
Enschede, Usseler es,<br />
proefsleuf 1<br />
spoor gebouw 1<br />
32<br />
11<br />
26<br />
mogelijk spoor gebouw 1<br />
reconstructie gebouw 1<br />
30<br />
29<br />
28<br />
27<br />
25<br />
24<br />
22<br />
23<br />
21<br />
20<br />
19<br />
18<br />
spoor gebouw 2<br />
17<br />
<strong>15</strong><br />
0<br />
14<br />
16<br />
mogelijk spoor gebouw 2<br />
reconstructie gebouw 2<br />
13<br />
12<br />
10 11<br />
9<br />
<strong>15</strong><br />
10<br />
8<br />
7<br />
6<br />
4<br />
5<br />
spoornummer<br />
vondstnummer<br />
2<br />
10m<br />
3
104<br />
23<br />
102<br />
99<br />
98<br />
100<br />
101<br />
97<br />
103<br />
22 21<br />
93<br />
20<br />
Enschede, Usseler es,<br />
proefsleuf 2<br />
gebouwspoor<br />
overig spoor<br />
96<br />
27<br />
94<br />
95<br />
reconstructie gebouw<br />
88<br />
89<br />
160<br />
84<br />
21<br />
91<br />
19<br />
87<br />
92<br />
349<br />
84<br />
86<br />
85<br />
waterput<br />
83<br />
spoornummer<br />
vondstnummer<br />
82<br />
81<br />
0<br />
174<br />
79<br />
78<br />
80<br />
77<br />
76<br />
75<br />
73<br />
72<br />
71<br />
74<br />
5m<br />
68<br />
69<br />
67
vnr 44<br />
0 5 cm
vnr 25<br />
0 5 cm
Enschede, Usseler Es<br />
Een archeologische begeleiding van een milieuonderzoek<br />
N. Huisman<br />
Foto’s en tekeningen: ADC ArcheoProjecten, tenzij anders vermeld<br />
Dit briefrapport is geautoriseerd door:<br />
D. Gerrets<br />
ADC rapport <strong>15</strong>43<br />
ISBN 978-90-6836-533-7<br />
ADC ArcheoProjecten<br />
Postbus <strong>15</strong>13<br />
3800 BM Amersfoort<br />
Tel 033 299 8181<br />
Fax 033 299 8180<br />
Email info@archeologie.<strong>nl</strong>
Administratieve gegevens van het onderzoeksgebied<br />
Provincie: Overijssel<br />
Gemeente: Enschede<br />
Plaats: Enschede<br />
Toponiem: Usseler Es milieuonderzoek<br />
Kaartblad: 34F<br />
Coördinaten: 254.420-469.940<br />
Projectverantwoordelijke: N. Huisman<br />
Bevoegd gezag: Gemeente Enschede<br />
Deskundige namens het bevoegd gezag: P. Kloosterman (Archeologic Past2Present)<br />
ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer<br />
(CIS-code):<br />
28695<br />
ADC-projectcode: 4108597<br />
Complex en ABR codering: Onbekend<br />
Periode(n): Onbekend<br />
Geomorfologische context: Gestuwde grondmorene rug + dekzand<br />
Maximale diepte onderzoek: 90 cm -mv<br />
Uitvoering van het veldwerk: 20 en 21 mei 2008<br />
Beheer en plaats documentatie: Provinciaal Depot te Deventer<br />
470000<br />
N<br />
N<br />
Enschede - Usseler Es<br />
Locatie van het onderzoeksgebied<br />
bron: Geodan<br />
0<br />
2500m<br />
2500m<br />
ENSCHEDE<br />
ENSCHEDE<br />
ENSCHEDE<br />
ENSCHEDE<br />
ENSCHEDE<br />
ENSCHEDE<br />
ENSCHEDE<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport <strong>15</strong>43 Enschede Usseler Es<br />
10000m<br />
260000<br />
1
I<strong>nl</strong>eiding<br />
In opdracht van de Gemeente Enschede heeft ADC ArcheoProjecten op 20 en 21 mei 2008 een<br />
Archeologische Begeleiding (volgens protocol opgraven) uitgevoerd op de Usseler Es in Enschede. Het<br />
onderzoek is uitgevoerd door N. Huisman (veldarcheoloog). De directievoerder voor dit project was P.<br />
Kloosterman van Past 2 Present-Archeologic. De Archeologische Begeleiding behelsde het toezicht<br />
houden op het milieuonderzoek dat werd uitgevoerd door advies- en ingenieursbureau Witteveen+Bos.<br />
Het doel van dit onderzoek is het vaststellen van de mate van (asbest)vervuiling. Het onderzoek is<br />
uitgevoerd conform het Programma van Eisen (PvE). 1<br />
De documentatie wordt gedeponeerd in het<br />
Provinciaal depot te Deventer.<br />
Een Archeologische Begeleiding kan als volgt omschreven worden: een inventarisatie, karakterisering en<br />
documentatie van aan- en afwezigheid van archeologische waarden in een door een niet-archeologische<br />
bodemverstorende activiteit te verstoren gebied. Van de archeologische waarden wordt een<br />
karakterisering gegeven waarbij tenminste de volgende aspecten aan de orde zijn: periodeaanduiding,<br />
geologische context, aard (typering) en waarderingsaspecten.<br />
Op de Usseler Es zijn reeds enkele onderzoeken uitgevoerd waarbij nederzettingsresten uit de Bronstijd<br />
tot de Nieuwe Tijd volop zijn aangetroffen. Over de grafcultuur was (nagenoeg) niets bekend. In het<br />
Programma van Eisen (PvE) staat daarom het thema grafcultuur centraal. De volgende onderzoeksvragen<br />
zijn opgesteld voor het onderzoeksgebied:<br />
Algemeen:<br />
• Waar op de Usseler Es bevinden zich graven of grafvelden?<br />
Grafcultuur:<br />
De volgende ruimtelijke vragen zijn van toepassing op elke periode van het Neolithicum tot en met de<br />
Vroege Middeleeuwen.<br />
• Wat is de landschappelijke context van graven en/of grafvelden?<br />
• Waar zijn de graven of grafvelden ten opzichte van gelijktijdige nederzettingen en<br />
infrastructuur gesitueerd?<br />
• Wat is de relatie tussen de graven of grafvelden onderling?<br />
• Welke veranderingen treden op in relatie tot de voorgaande periode?<br />
Demografie en paleopathologie:<br />
Indien graven (crematies en/of inhumaties) zijn aangetroffen zal de volgende vraag beantwoord moeten<br />
worden:<br />
1<br />
• Is de kwaliteit van het skeletmateriaal voldoende om aanvullend fysisch antropologisch en<br />
paleopathologisch onderzoek uit te laten voeren?<br />
2008, PvE nummer: 525<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport <strong>15</strong>43 Enschede Usseler Es<br />
2
Methoden<br />
De archeologische begeleiding is uitgevoerd conform de KNA,<br />
versie 3.1. Uiteindelijk is een aanzie<strong>nl</strong>ijk deel van de geplande<br />
sleuven afgevallen doordat er geen betredingstoestemming was.<br />
De sleuven van contour 2, 3, 4 en 6 zijn vervangen door<br />
handgegraven gaten van 30 x 30 cm (zie overzicht). Met de<br />
schep werd gegraven tot ca. 40-50 cm en daarna werd met een<br />
handboor tot ca. 1 meter diepte geboord. Het zand werd meteen<br />
gezeefd (16 mm fractie). Het uitgraven van deze gaten is niet<br />
overal begeleid omdat de diepte niet toereikend was voor<br />
archeologisch onderzoek. Er zijn dan ook geen archeologische<br />
resten aangetroffen bij het graven van deze gaten. De 30 sleuven<br />
(op de blauwe lijnen, zie kaart) die de gedempte sloten moesten<br />
lokaliseren en onderzoeken zijn door het opkomende maïs niet<br />
aangelegd.<br />
Enkel in contour 8 zijn de <strong>15</strong> geplande sleuven ook daadwerkelijk aangelegd. Deze hadden een omvang<br />
van ca. 30 x 200 cm. De oriëntatie verschilde per put. Een 5,5 ton wegende kraan gooide het zand op een<br />
zeef, waar de overgebleven fractie werd onderzocht op asbest. De diepte van de sleuven varieerde van<br />
35 tot 90 cm – mv. De sleuven (en soms ook een deel van het profiel) zijn van bovenaf gefotografeerd.<br />
Van de profielen was geen informatie af te leiden. De omtrek van de sleuven is ingemeten met de<br />
robotical Total Station. De grond is met een metaaldetector onderzocht.<br />
Resultaten en conclusies<br />
In het onderzoeksgebied zijn tijdens dit onderzoek geen archeologische resten aangetroffen. Door de<br />
gering diepte was de archeologische laag in de meeste gevallen nog niet bereikt. Doordat de sleuven zo<br />
klein zijn kon er ook geen goed overzicht worden verkregen van eventueel aanwezige sporen. Er zijn<br />
geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van crematie- of inhumatiegraven. Bovenstaande<br />
onderzoeksvragen die in het Programma van Eisen zijn gesteld, kunnen dus niet worden beantwoord.<br />
Het asbestonderzoek zal in de toekomst alleen nog worden uitgevoerd door middel van 30x30 cm gaten<br />
en boringen. Het archeologisch begeleiden hiervan wordt niet noodzakelijk geacht. De gedempte sloten<br />
spoort het milieubedrijf nu mogelijk op met behulp van de resultaten van het archeologisch onderzoek<br />
dat daar tot nu toe heeft plaats gevonden.<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport <strong>15</strong>43 Enschede Usseler Es<br />
3
ADC ArcheoProjecten Rapport <strong>15</strong>43 Enschede Usseler Es<br />
469800 470100 470400<br />
N<br />
0<br />
100m<br />
253500 253800 254100 254400 254700<br />
Enschede - Usseler Es, begeleiding milieuonderzoek<br />
Topografische kaart met locaties milieuonderzoek<br />
Legenda<br />
4<br />
Sleuven 30x200 cm<br />
6<br />
Erven met 30x30 cm gaten<br />
3<br />
1<br />
2<br />
Contournummers zoals genoemd in het PvE<br />
8<br />
NH 22-05-2008<br />
4
ArcheoLogic<br />
Notitie 394
ARCHEOLOGIC NOTITIE 394<br />
BESTEMMINGSPLAN USSELER ES TE ENSCHEDE: CONDITIE ARCHEOLOGIE<br />
I<strong>nl</strong>eiding<br />
De gemeente Enschede is thans bezig met het opstellen van het bestemmingsplan voor de Usseler Es<br />
te Enschede. In het kader daarvan heeft de gemeente Enschede ArcheoLogic gevraagd een tekst op<br />
te stellen voor de conditie archeologie. In deze notitie wordt een voorstel gedaan ten aanzien van<br />
archeologie voor de toelichting, voorschriften en bestemmingsplankaart van het bestemmingsplan.<br />
Toelichting<br />
Kader<br />
In 1992 is door het Rijk het Verdrag van Malta ondertekend, waarin de bescherming en het behoud<br />
van archeologische monumenten wordt nagestreefd. Als gevolg van de implementatie van het verdrag<br />
van Malta dient bij de nieuw ruimtelijk ontwikkelingen rekening te worden gehouden met de belangen<br />
van het archeologisch erfgoed.<br />
Sinds september 2007 is het Verdrag van Malta geïmplementeerd in de Wet op de Archeologische<br />
Monumentenzorg (Monumentenwet 1988). Deze wet wijst het bestemmingsplan aan als het centrale<br />
instrument voor de archeologische monumentenzorg. Daarmee wordt de zorgplicht voor het<br />
archeologisch erfgoed bij gemeenten gelegd.<br />
Op 28 januari 2008 heeft de raad van de gemeente Enschede haar archeologiebeleid vastgesteld.<br />
Hiermee heeft de gemeente haar eigen toetsings- en wegingskader bij bestemmingsplannen en<br />
vergunningverlening. De gemeente is bevoegd gezag voor het nemen van besluiten ten aanzien van<br />
de conditie archeologie.<br />
Uitgevoerd archeologisch onderzoek<br />
Tijdens de aa<strong>nl</strong>eg van de A35 in 1994 werd duidelijk dat er in het plangebied Usseler Es<br />
archeologische resten aanwezig waren, toen een grafveld uit de Midden-IJzertijd werd aangetroffen 1 .<br />
In 2004 is door BAAC bv gestart met het vaststellen van de archeologische waarden in het gehele<br />
plangebied. Het eerste onderzoek betrof een inventariserend archeologisch veldonderzoek, bestaand<br />
uit een bureauonderzoek, een oppervlaktekartering en een booronderzoek 2 . Uit dit onderzoek werd<br />
geconcludeerd dat in het plangebied concentraties van nederzettingssporen vanaf het Paleolithicum<br />
tot en met de Middeleeuwen konden worden verwacht. De conservering van deze (eventuele) sporen<br />
zou door de afdekking van het esdek goed zijn.<br />
Door ADC ArcheoProjecten is vervolgens in de winter van 2004/2005 een proefsleuvenonderzoek<br />
uitgevoerd 3 . Hierbij zijn nederzettingssporen aangetroffen waarvan de omvang per vindplaats niet<br />
precies kon worden vastgesteld: vindplaatsen uit meerdere perioden liggen over of door elkaar heen.<br />
Aan de hand van de bewoningssporen en het daarin en nabij aangetroffen aardewerk en natuursteen<br />
stelt ADC dat er sprake is van een vrijwel continue bewoning van de Late Bronstijd tot en met de Late<br />
1<br />
Buurman, J. & R. de Man, 1996: Enschede-Usseler Esch, in: A.D. Verlinde: Archeologische Kroniek van Overijssel over 1995,<br />
Overijsselse Historische Bedragen, Verslagen en mededelingen van de Vereeniging tot beoefening van Overijsselsch Regt en<br />
Geschiedenis, 143-144.<br />
2<br />
Schorn, E.A., 2004: Plangebied Usseleres-Noord (Gemeente Enschede). Inventariserend archeologisch veldonderzoek.<br />
Karterende fase, BAAC-rapport 03.<strong>15</strong>3.<br />
3<br />
Kenemans, M.C, 2005: Enschede , Usseler Es: een waarderend proefsleuvenonderzoek, ADC ArcheoProjecten Rapport 413.<br />
ArcheoLogic Notitie 394 – Bestemmingsplan Usseler Es te Enschede: conditie archeologie<br />
1
Middeleeuwen. Gezien het vondstmateriaal lijkt de periode 2e en 3e eeuw na Chr. te ontbreken, aldus<br />
ADC.<br />
Op basis van paleografische gegevens en het onderzoek van ADC is geconcludeerd dat de<br />
nederzettingen/huisplaatsen voornamelijk op het westelijke deel van de bolling (het hoogste deel van<br />
de es) zijn gelegen. Het akkerareaal zal zich door de eeuwen heen op en rond de bolling hebben<br />
bevonden. Boringen en sleuven laten zien dat aflopend naar de randen de akkeromstandigheden in<br />
kwaliteit afnemen.<br />
Op basis van de resultaten van het proefsleuvenonderzoek en het concept-beheersmaatregelplan 4 is<br />
eind 2005/begin 2006 door de gemeente Enschede en de provincie Overijssel (toentertijd bevoegd<br />
gezag) de intentie uitgesproken om het deel van het plangebied waar een hoge spoordichtheid is<br />
waargenomen, als behoudenswaardig aan te merken. Dit betreft het hoger gelegen gebied in het<br />
centrum van het plangebied. Echter een definitief selectiebesluit zou pas genomen worden na het<br />
uitvoeren van een aanvullend proefsleuvenonderzoek.<br />
Begin 2008 is door BAAC aanvullend op het onderzoek uit 2005 dit aanvullende<br />
proefsleuvenonderzoek uitgevoerd 5 . Het doel van het onderzoek was meer inzicht te krijgen in de<br />
grafcultuur, demografie en paleopathologie van de mens in deze regio. Kennis over deze onderwerpen<br />
is voor deze regio van Nederland vrijwel afwezig. Tijdens het onderzoek zijn echter geen resten van<br />
grafcultuur aangetroffen, wel zijn verspreid over het plangebied resten uit verschillende perioden<br />
aangetroffen.<br />
De aa<strong>nl</strong>eg van een gasleiding en een zoutwinningsleiding aan de zuidrand van plangebied de Usseler<br />
Es boden de mogelijkheid om archeologische waarden vast te stellen. De aa<strong>nl</strong>eg van de gasleiding,<br />
enkele meters ten noorden van de A35, vond plaats in november 2004 en is door RAAP Archeologisch<br />
Adviesbureau archeologisch begeleid 6 . In het tracé werden sporen uit IJzertijd, Middeleeuwen en<br />
Nieuwe Tijd aangetroffen.<br />
Eind 2007 en begin 2008 heeft ADC ArcheoProjecten de eerste fase van de aa<strong>nl</strong>eg van een leiding ten<br />
behoeve van zoutwinning begeleid 7 . Het tracé ligt in het zuidwesten van het plangebied en is tot aan<br />
de Usseleresweg begeleid. Tijdens de begeleiding werden geen sporen aangetroffen. In de toekomst<br />
zal de tweede fase van de aa<strong>nl</strong>eg van de leiding in het zuidoosten van het plangebied ook<br />
archeologisch begeleid worden.<br />
Dubbelbestemmingen archeologie<br />
Ten tijde van het opstellen van deze tekst voor het bestemmingsplan (medio augustus 2008) was er<br />
op basis van het aanvullende proefsleuvenonderzoek nog geen selectiebesluit aangaande de<br />
behoudenswaardigheid genomen. Het grootste deel van het plangebied heeft daarom op de plankaart<br />
de dubbelbestemming “Archeologisch onderzoeksgebied B” . In lijn met de eerder uitgesproken<br />
intentie is het middendeel van het plangebied alvast aangeduid als “Archeologisch waardevol gebied<br />
B”. De gemeente Enschede heeft aangegeven dit waardevolle gebied in situ te willen behouden,<br />
waarbij het terrein circa 70 cm zal worden opgehoogd. Door de ophoging worden de archeologische<br />
resten in de bodem beschermd. De aa<strong>nl</strong>eg van weg- en rioolcunetten in “Archeologisch waardevol<br />
gebied B” zal echter door deze beschermende laag heen gaan en zal daarom archeologisch begeleid<br />
worden.<br />
4 Isarin, I., 2005: Archeologisch beheersmaatregelplan en kostenraming Usseler Es, gemeente Enschede, Past2Present-<br />
ArcheoLogic Rapport 220 (concept).<br />
5<br />
Weerden, J.F. van der & P.J.L. Wemerman, 2008: Enschede Usseler Es. Aanvullend Archeologisch Onderzoek, BAAC-rapport A-<br />
07.0398 (concept).<br />
6<br />
Scholte-Lubberink, H.B.G., 2007: Aardgastransportleiding Bornerbroek-Enschede en Ommen-Hankate: archeologisch<br />
vooronderzoek: een inventariserend veldonderzoek, opgravingen en archeologische begeleiding, RAAP-rapport <strong>15</strong>73.<br />
7<br />
Roessingh, W., 2008: Graven naar zout. Archeologisch onderzoek aan de rand van de Usseler Es in Enschede. Een<br />
Archeologische Begeleiding., ADC Rapport 1211 (concept).<br />
2<br />
ArcheoLogic Notitie 394 – Bestemmingsplan Usseler Es te Enschede: conditie archeologie
De mogelijkheid bestaat dat delen van het plangebied, die zijn aangemerkt als “Archeologisch<br />
onderzoeksgebied B” , op basis van de resultaten van de twee proefsleuvenonderzoeken en het<br />
selectiebeleid van de gemeente als “Archeologisch waardevol gebied B” zullen worden aangeduid. Of<br />
het is mogelijk dat de dubbelbestemming “Archeologisch onderzoeksgebied B” komt te vervallen,<br />
waardoor er geen archeologische dubbelbestemming op deze delen van het plangebied rust.<br />
Zoals eerder vermeld is in januari 2008 door de raad van de gemeente Enschede het Beleidsplan<br />
<strong>Archeologie</strong> vastgesteld 8 . Op de beleidskaart, die een onderdeel is van het beleidsplan, zijn in het<br />
plangebied een zestal bestaande hoeven aangemerkt als “Onderzoeksgebied A” . Deze hoeven waren<br />
al voor 1850 in gebruik en liggen op erven waarvan de geschiedenis vaak tot in de Middeleeuwen<br />
terug kan gaan. Op dezelfde beleidskaart is de vindplaats die in 1994 bij de aa<strong>nl</strong>eg van de A35 is<br />
aangetroffen, aangewezen als “Archeologisch waardevol gebied A”. Deze vindplaats ligt voor een klein<br />
gedeelte in plangebied Usseler Es.<br />
Zowel het tracé van de gasleiding als van het reeds begeleide deel van de zoutwinningsleiding kennen<br />
geen archeologische dubbelbestemming (meer), omdat de archeologische resten in de tracés reeds<br />
zijn opgegraven.<br />
Begrippen en context<br />
Op de plankaart zijn enkele gebieden aangewezen als archeologisch onderzoeksgebied of als<br />
archeologisch waardevol gebied. Voor de delen van het plangebied die geen archeologische<br />
bestemming kennen op de plankaart gelden geen archeologische beperkingen.<br />
De delen met een dubbelbestemming archeologisch waardevol gebied (“Archeologisch waardevol<br />
gebied”) zijn gebieden of terreinen van hoge archeologische waarde. Dit betekent dat hier een<br />
waarderend archeologisch onderzoek is uitgevoerd en op basis van de resultaten van dit onderzoek<br />
door de bevoegde overheid de archeologische vindplaats is geselecteerd als behoudenswaardig.<br />
De archeologisch onderzoeksgebieden zijn de gebieden met een middelhoge of hoge verwachting<br />
(“Archeologisch onderzoeksgebied”) voor het aantreffen van archeologisch waarden. Dit zijn gebieden<br />
met een archeologische verwachting, maar waar nog geen (of gedeeltelijk) waarderend onderzoek is<br />
uitgevoerd en eveneens geen selectie van behoudenswaardige archeologie door het bevoegd gezag<br />
heeft plaatsgevonden.<br />
De dubbelbestemming “Archeologisch onderzoeksgebied” kan middels de wijzigingsbevoegdheid<br />
worden verwijderd van de plankaart en worden bestemd als “Archeologisch waardevol gebied” als na<br />
waarderend onderzoek blijkt, en vervolgens aan de hand van een selectiebesluit is aangegeven, dat er<br />
sprake is van behoudenswaardige archeologie. Eveneens kan de dubbelbestemming “Archeologisch<br />
onderzoeksgebied” middels de wijzigingsbevoegdheid worden verwijderd van de plankaart als na<br />
(waarderend) onderzoek blijkt dat er geen (behoudenswaardige) archeologie aanwezig is in de<br />
bodem.<br />
De dubbelbestemming “Archeologisch waardevol gebied” kan middels de wijzigingsbevoegdheid van<br />
de plankaart worden verwijderd nadat de behoudenswaardige archeologie is opgegraven, aangezien<br />
het dan niet meer noodzakelijk is dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming van de<br />
archeologische waarden.<br />
8 Breimer, J. (red.), 2008: Beleidsplan <strong>Archeologie</strong>, gemeente Enschede, Past2Present rapportage 432.<br />
ArcheoLogic Notitie 394 – Bestemmingsplan Usseler Es te Enschede: conditie archeologie<br />
3
Planregels<br />
Artikel X. Archeologisch onderzoeks- en waardevol gebied (dubbelbestemming)<br />
X.1 Bestemmingsbeschrijving<br />
1. De gronden die op de bestemmingsplankaart zijn aangeduid met “Archeologisch<br />
onderzoeksgebied” zijn mede bestemd voor doeleinden ter vaststelling van de archeologische<br />
waarde door middel van een archeologisch vooronderzoek.<br />
2. De gronden die op de bestemmingsplankaart zijn aangeduid met “Archeologisch waardevol<br />
gebied” zijn tevens bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de<br />
archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze<br />
gronden toegekende bestemmingen.<br />
X.2 Aa<strong>nl</strong>egvergunning<br />
1. Het is verboden om op of in gronden zoals opgenomen op de bestemmingsplankaart en<br />
aangeduid met:<br />
1. “Archeologisch waardevol gebied”, of<br />
2. “Archeologisch onderzoeksgebied”<br />
de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten<br />
uitvoeren, zonder of in afwijking van een aa<strong>nl</strong>egvergunning, als bedoeld in artikel 14 Wet<br />
Ruimtelijke Ordening, van Burgemeester en Wethouders, zulks ongeacht het bepaalde in de<br />
voorschriften bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:<br />
a. het verlagen of afgraven van de bodem, waarvoor geen ontgrondingvergunning is vereist;<br />
b. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,4 meter onder het maaiveld in<br />
“Archeologisch waardevol gebied” dieper dan 0,5 meter onder het maaiveld in<br />
“Archeologisch onderzoeksgebied”, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen,<br />
diepploegen, egaliseren, ontginnen en aa<strong>nl</strong>eggen van drainage;<br />
c. het verlagen van het grondwaterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde<br />
waterschap;<br />
d. het ophogen van de bodem;<br />
e. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;<br />
f. het aa<strong>nl</strong>eggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van de daarbij<br />
horende constructies, wanneer deze werken of werkzaamheden:<br />
• in de gronden die zijn aangeduid met “Archeologisch waardevol gebied A” dieper<br />
reiken dan 0,4 m en het grondoppervlak van de aa<strong>nl</strong>egwerken meer is dan 0<br />
vierkante meter; of<br />
• in de gronden die zijn aangeduid met “Archeologisch waardevol gebied B” dieper<br />
reiken dan 0,4 en het grondoppervlak van de aa<strong>nl</strong>egwerken meer is dan 50 vierkante<br />
meter; of<br />
• in de gronden die zijn aangeduid met “Archeologisch onderzoeksgebied A” dieper<br />
reiken dan 0,5 meter onder het maaiveld en het grondoppervlak meer is dan 250<br />
vierkante meter; of<br />
• in de gronden die zijn aangeduid met “Archeologisch onderzoeksgebied B” dieper<br />
reiken dan 0,5 meter onder het maaiveld en perceel groter is dan 500 vierkante<br />
meter; of<br />
• behoren tot het normale onderhoud en beheer van landschap, wegen, wateren,<br />
kabels en leidingen.<br />
g. het aa<strong>nl</strong>eggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het<br />
aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, wanneer deze werken of<br />
werkzaamheden:<br />
ArcheoLogic Notitie 394 – Bestemmingsplan Usseler Es te Enschede: conditie archeologie<br />
4
• in de gronden die zijn aangeduid met “Archeologisch waardevol gebied A” dieper<br />
reiken dan 0,4 m en het grondoppervlak van de aa<strong>nl</strong>egwerken meer is dan 0<br />
vierkante meter; of<br />
• in de gronden die zijn aangeduid met “Archeologisch waardevol gebied B” dieper<br />
reiken dan 0,4 en het grondoppervlak van de aa<strong>nl</strong>egwerken meer is dan 50 vierkante<br />
meter; of<br />
• in de gronden die zijn aangeduid met “Archeologisch onderzoeksgebied A” dieper<br />
reiken dan 0,5 meter onder het maaiveld en het grondoppervlak meer is dan 250<br />
vierkante meter; of<br />
• in de gronden die zijn aangeduid met “Archeologisch onderzoeksgebied B” dieper<br />
reiken dan 0,5 meter onder het maaiveld en het grondoppervlak meer is dan 500<br />
vierkante meter; of<br />
• behoren tot het normale onderhoud en beheer van landschap, wegen, wateren,<br />
kabels en leidingen.;<br />
h. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de<br />
bodem;<br />
i. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;<br />
j. het aa<strong>nl</strong>eggen van bouwland of het scheuren van grasland;<br />
k. het aa<strong>nl</strong>eggen van bos of boomgaard;<br />
l. het rooien van bos of boomgaard waarbij de stobben worden verwijderd;<br />
m. het aanbrengen van constructies, die verband houden met bovengrondse leidingen;<br />
n. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in de aangeduide gronden<br />
kunnen aantasten.<br />
2. Aan de aanvraag voor een aa<strong>nl</strong>egvergunning voor de gronden aangeduid met:<br />
• “Archeologisch waardevol gebied”, of<br />
• “Archeologisch onderzoeksgebied”<br />
kan de voorwaarde worden verbonden dat een rapport wordt overgelegd waarin de<br />
archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag worden verstoord naar het<br />
oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.<br />
3. Aan de aa<strong>nl</strong>egvergunning kunnen in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:<br />
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische<br />
waarden in de bodem worden behouden; of<br />
b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of<br />
c. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een<br />
gekwalificeerd deskundige.<br />
X.3 Sloopvergunning<br />
1. In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen burgemeester en wethouders<br />
voorschriften verbinden aan een sloopvergunning op of in gronden op de<br />
bestemmingsplankaart en aangeduid met:<br />
• “Archeologisch waardevol gebied”, of<br />
• “Archeologisch onderzoeksgebied”.<br />
2. Aan de sloopvergunning voor de gronden, als bedoeld in lid 1, kunnen burgemeester en<br />
wethouders het voorschrift verbinden dat de sloopwerken vanaf 30 cm boven het maaiveld en<br />
dieper worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige.<br />
3. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden<br />
aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in<br />
het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen<br />
verbinden aan de sloopvergunning.<br />
ArcheoLogic Notitie 394 – Bestemmingsplan Usseler Es te Enschede: conditie archeologie<br />
5
X.4 Bouwvergunning<br />
1. In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen burgemeester en wethouders<br />
voorwaarden en/of voorschriften verbinden aan een bouwvergunning op of in gronden zoals<br />
opgenomen op de bestemmingsplankaart en aangeduid met:<br />
• “Archeologisch waardevol gebied A”, indien de bouwwerkzaamheden dieper reiken dan<br />
0,4 meter onder het maaiveld en het grondoppervlak van de aa<strong>nl</strong>egwerken meer is dan 0<br />
vierkante meter; of<br />
• “Archeologisch waardevol gebied B”, indien de bouwwerkzaamheden dieper reiken dan<br />
0,4 meter onder het maaiveld en het grondoppervlak van de aa<strong>nl</strong>egwerken meer is dan<br />
50 vierkante meter; of<br />
• “Archeologisch onderzoeksgebied A”, indien de bouwwerkzaamheden dieper reiken dan<br />
0,5 meter onder het maaiveld; of het grondoppervlak van het gebied waarop de<br />
vergunningaanvraag betrekking heeft groter is dan 250 vierkante meter; of<br />
• “Archeologisch onderzoeksgebied B”, indien de bouwwerkzaamheden dieper reiken dan<br />
0,5 meter onder het maaiveld; of het grondoppervlak van het gebied waarop de<br />
vergunningaanvraag betrekking heeft groter is dan 500 vierkante meter; of<br />
2. Aan de aanvraag voor een bouwvergunning voor de gronden, als bedoeld in lid 1, kan de<br />
voorwaarde worden verbonden dat een rapport wordt overgelegd waarin de archeologische<br />
waarde van de gronden die blijkens de aanvraag worden verstoord naar het oordeel van<br />
burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.<br />
3. Aan de bouwvergunning kunnen in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:<br />
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische<br />
waarden in de bodem worden behouden; of<br />
b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of<br />
c. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een<br />
gekwalificeerd deskundige.<br />
X.5 Wijzigingsbevoegdheid<br />
1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 11 van de Wet op de<br />
Ruimtelijke Ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:<br />
a. De bestemming “Archeologisch onderzoeksgebied”, als bedoeld in lid X.1, sub 1, of de<br />
bestemming “Archeologisch waardevol gebied”, als bedoeld in lid X.1, sub 2, geheel of<br />
gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond<br />
dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of<br />
b. Aan gronden alsnog de bestemming “Archeologisch onderzoeksgebied” of de bestemming<br />
“Archeologisch waardevol gebied” toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt<br />
dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische<br />
waarden, aanpassing behoeft.<br />
2. Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging, als bedoeld in lid 1, is de afdeling 3.4 van<br />
de in de Algemene Wet Bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.<br />
ArcheoLogic Notitie 394 – Bestemmingsplan Usseler Es te Enschede: conditie archeologie<br />
6
COLOFON<br />
Opdrachtgever: Gemeente Enschede<br />
Contactpersoon Opdrachtgever: dhr. B. Reijenga<br />
Contactpersoon AL: mevr. P. Kloosterman<br />
Auteur: mevr. P. Kloosterman<br />
Autorisatie: dhr. J. de Jong<br />
Datum: 18 augustus 2008<br />
AL Project: 970<br />
Sleutelwoorden ArcheoLogic<br />
Overijssel, Enschede, Usseler Es, bestemmingsplan, conditie archeologie, onderzoeksgebied,<br />
waardevol gebied, toelichting, planregels<br />
ArcheoLogic Notitie 394 – Bestemmingsplan Usseler Es te Enschede: conditie archeologie<br />
7
0<br />
Plankaart Usselere Es 080818. WOR<br />
250m<br />
Plankaart Enschede Usseler Es<br />
1. Archeologisch waardevol gebied A<br />
2. Archeologisch waardevol gebied B<br />
3. Onderzoeksgebied A<br />
4. Onderzoeksgebied B<br />
5. Water<br />
Plangebied<br />
Percelen
Afweging archeologische<br />
beheersmaatregelen Usseler Es, gemeente<br />
Enschede<br />
CONCEPT 4<br />
ArcheoLogic rapport 567<br />
1048 Afweging archeologische beheersmaatregelen Usseler Es, Enschede ArcheoLogic 1
Afweging archeologische<br />
beheersmaatregelen Usseler Es,<br />
Gemeente Enschede – CONCEPT 5<br />
i.o.v: gemeente Enschede<br />
Archeologic Project 1048<br />
ArcheoLogic Rapportage 567<br />
Versie 1.1<br />
Datum 23-03-2009<br />
Contactpersoon B. Goudswaard<br />
ArcheoLogic<br />
Pelmole<strong>nl</strong>aan 12-14<br />
3447 GW Woerden<br />
Telefoon + 31 (0)348 – 437788<br />
Fax + 31 (0)348 – 437789<br />
e-mail b.goudswaard@archeologic.<strong>nl</strong><br />
Actie Versie Actor Datum<br />
0.1 S. van der End 05-01-2009<br />
Controle kwaliteit 0.2 P. Kloosterman 05-01-2009<br />
1.0 J. de Jong 05-01-2009<br />
Opmerkingen OG 1.1 J. van der<br />
Steege & R.<br />
den Blanken<br />
08-01-2009<br />
Opmerkingen BO<br />
Akkoord OG<br />
Akkoord BO<br />
1.2<br />
2.0<br />
1048 Afweging archeologische beheersmaatregelen Usseler Es, Enschede ArcheoLogic 2
Inhoud<br />
Inhoud ___________________________________________________________ 3<br />
Samenvatting______________________________________________________ 5<br />
1 I<strong>nl</strong>eiding _______________________________________________________ 6<br />
1.1 Leeswijzer__________________________________________________ 7<br />
2 Achtergrond ____________________________________________________ 9<br />
2.1 Landschap__________________________________________________ 9<br />
2.2 Onderzoek__________________________________________________ 9<br />
3 Begrippen en methode___________________________________________ 13<br />
3.1 Beheersmaatregelen_________________________________________ 13<br />
3.1.1 Opgraven (inclusief uitwerking en rapportage) _______________ 13<br />
3.1.2 Fysiek beschermen_____________________________________ 13<br />
3.1.3 Fysiek beschermen op de Usseler Es _______________________ <strong>15</strong><br />
3.2 Methode __________________________________________________ <strong>15</strong><br />
3.3 Afwegingscriteria ___________________________________________ 16<br />
3.3.1 Archeologisch inhoudelijk________________________________ 16<br />
3.3.2 Publieksbereik_________________________________________ 16<br />
3.3.3 Stedenbouwkundige druk________________________________ 16<br />
3.3.4 Handhaving (en vergunningen) ___________________________ 17<br />
3.4 Beheersaspecten____________________________________________ 17<br />
3.4.1 Kosten_______________________________________________ 17<br />
3.4.2 Tijd _________________________________________________ 17<br />
3.4.3 Organisatie ___________________________________________ 17<br />
3.4.4 Informatie____________________________________________ 17<br />
4 Afweging______________________________________________________ 18<br />
4.1 Archeologisch inhoudelijk _____________________________________ 19<br />
4.1.1 Kosten_______________________________________________ 19<br />
4.1.2 Tijd _________________________________________________ 21<br />
4.2 Publieksbereik______________________________________________ 21<br />
4.2.1 Kosten_______________________________________________ 21<br />
4.2.2 Informatie____________________________________________ 22<br />
4.3 Stedenbouwkundige druk _____________________________________ 22<br />
4.3.1 Kosten_______________________________________________ 22<br />
4.4 Handhaving________________________________________________ 22<br />
4.4.1 Kosten_______________________________________________ 23<br />
4.4.2 Tijd _________________________________________________ 23<br />
4.4.3 Organisatie ___________________________________________ 23<br />
5 Advies ________________________________________________________ 24<br />
1048 Afweging archeologische beheersmaatregelen Usseler Es, Enschede ArcheoLogic 3
6 Bronnen en literatuur ____________________________________________ 26<br />
7 <strong>Bijlage</strong>n_______________________________________________________ 27<br />
7.1 BIJLAGE 1 _________________________________________________ 28<br />
7.2 BIJLAGE 2 _________________________________________________ 29<br />
1048 Afweging archeologische beheersmaatregelen Usseler Es, Enschede ArcheoLogic 4
Samenvatting<br />
De Gemeente Enschede ontwikkelt het plangebied Usseler Es voor<br />
bedrijfsactiviteiten. <strong>Archeologie</strong> geldt daarbij als één van de omgevingsfactoren die<br />
moet worden meegewogen in de besluitvorming over de ontwikkeling. Op basis<br />
van een inventarisatie van de archeologische waarden is een aantal delen van het<br />
plangebied geselecteerd als behoudenswaardig (zie figuur 1 en bijbehorende<br />
oppervlaktes in tabel 1).<br />
Voor de behoudenswaardige delen moeten maatregelen worden getroffen om de<br />
archeologische waarden veilig te stellen. In dit rapport is een afweging gemaakt in<br />
scenario’s tussen de verschillende maatregelen (opgraven of inpassen) en zijn de<br />
consequenties voor de Grex beschreven. Dit rapport is in opdracht van de<br />
projectorganisatie van de Gemeente Enschede opgesteld . Aan de hand van de<br />
haalbaarheid (gedefinieerd als de consequenties in de beheersaspecten kosten,<br />
tijd, organisatie en stedenbouwkundige druk en publieksbereik kan worden gesteld<br />
dat het deels beschermen ter plaatse (in situ) en deels opgraven (ex situ<br />
veiligstellen) van de aangewezen waarden de meest geschikte maatregel is.<br />
Voor beide maatregelen moet nog een effectieve en efficiënte strategische aanpak<br />
worden opgesteld.<br />
Het is noodzakelijk om op een later tijdstip, middels een Programma van Eisen de<br />
feitelijke intensiteit van inpassing/bescherming en de opgraving vast te stellen.<br />
Vooraf is vastgesteld dat maximaal 75% van het deel dat voor opgraven is<br />
geselecteerd zal worden onderzocht. Tevens zou het thema publieksbereik een<br />
belangrijke rol moeten spelen tijdens en/of na het archeologisch onderzoek in de<br />
Usseler Es.<br />
1048 Afweging archeologische beheersmaatregelen Usseler Es, Enschede ArcheoLogic 5
Deelgebied Oppervlak_m2<br />
A 75.937,09<br />
B 169.477,16<br />
C 18.169,97<br />
D 34.338,34<br />
0<br />
1 I<strong>nl</strong>eiding<br />
In het plangebied Usseler Es, Gemeente Enschede, is, naar aa<strong>nl</strong>eiding van de<br />
geplande ontwikkeling van een bedrijventerrein, inventariserend en waarderend<br />
archeologisch onderzoek gedaan. De resultaten van het aanvullende onderzoek<br />
door BAAC (Van der Weerden & Wemerman 2008) hebben geleid tot een groter<br />
archeologisch waardevol gebied dan was vastgesteld op basis van de voorgaande<br />
onderzoeken, i.c. het archeologisch waardevolle gebied is vergroot van ca. 10 ha.<br />
naar ca. 29 ha. Van dit gebied ligt ca. 22 ha. in het te ontwikkelen<br />
bedrijvennterrein<br />
Op basis van de vooronderzoeken zijn een aantal delen van het plangebied<br />
geselecteerd als behoudenswaardig (zie figuur 1 en bijbehorende oppervlaktes in<br />
tabel 1). Echter, op basis van de intactheid van de bodem en de kwaliteit van de<br />
archeologische resten is een gradatie in behoudenswaardigheid aan te geven. De<br />
archeologische waarde van deel B , C en D is minder hoog dan die van deel A.<br />
250 500<br />
meters<br />
C<br />
18169.97 m2<br />
A<br />
75937.09 m2<br />
B<br />
169477.16 m2<br />
D<br />
34338.34 m2<br />
Plankaart <strong>Archeologie</strong> Usseler Es<br />
Dubbelbestemming Onderzoeksgebied A<br />
Dubbelbestemming Waardevol gebied A<br />
Figuur 1: Plankaart Usseler Es met behoudenswaardige delen (A t/m D). De contouren aangeduid met<br />
Archeologisch onderzoeksgebied A betreffen historische erven, die wel op de plankaart worden opgenomen,<br />
maar waar geen bodemingrepen zullen plaatsvinden bij de ontwikkeling van het bedrijventerrein. In dit<br />
document worden ze ook buiten beschouwing gelaten.<br />
1048 Afweging archeologische beheersmaatregelen Usseler Es, Enschede ArcheoLogic 6<br />
Legenda<br />
Plangebied<br />
Plankaart Usseler Es 090205.wor - 23 maart 2009
Nu is het moment in het archeologisch proces aangebroken dat een keuze dient te<br />
worden gemaakt betreffende de te nemen beheersmaatregelen: Wat gaan we met<br />
de behoudenswaardige delen doen? Gaan we opgraven of fysiek beschermen? In<br />
eerste instantie was de insteek om in situ behoud toe te passen door het terrein<br />
op te hogen. Echter, nu het behoudenswaardige gebied een oppervlakte heeft van<br />
ca. 22 ha. in plaats van de aanvankelijk geschatte 10 ha. is een nieuwe afweging<br />
noodzakelijk. Bij het ophogen van 22 ha. met 70 cm kan niet meer worden<br />
voldaan aan een gesloten grondbalans en zullen grote hoeveelheden grond van<br />
elders moeten worden aangevoerd.<br />
Deelgebied A zal in het kader van de ontwikkeling van het bedrijventerrein<br />
grotendeels geen bodemingrepen kennen. De aldaar gelegen gekende<br />
archeologische waarden zullen daarom in situ behouden blijven. In tabel 1 zijn de<br />
oppervlaktes van de deelgebieden weergegeven.<br />
DEELGEBIED OPPERVLAKTE (HA.)<br />
A 7,6<br />
B 17,0<br />
C 1,8<br />
D 3,4<br />
Totaal 29,8<br />
Tabel 1: Oppervlaktes van de behoudenswaardige gebieden in de Usseler Es. Totaal van B,<br />
C en D: 22,2 ha.<br />
1.1 LEESWIJZER<br />
In dit document wordt een inhoudelijke afweging gemaakt voor de verschillende<br />
behoudenswaardige delen van het plangebied aan de hand van de volgende<br />
criteria:<br />
• Kosten<br />
• Haalbaarheid<br />
• Handhavings(on)mogelijkheden<br />
• Monitoringsplan/beheersplan<br />
• Publieksbeleving<br />
Het gepresenteerde advies is gebaseerd op alle beschikbare archeologische<br />
informatie en betreft een inschatting op wat naar redelijkheid door opdrachtgever<br />
als archeologische verplichting zou kunnen worden gezien.<br />
Op basis van dit rapport kan vervolgens een maatregelplan worden opgesteld<br />
waarin de relevante onderdelen specifiek worden uitgewerkt.<br />
Allereerst wordt in hoofdstuk 2 een kort overzicht gegeven van het archeologisch<br />
onderzoek in de Usseler Es. In hoofdstuk 3 wordt een overzicht en toelichting<br />
gegeven van de mogelijke beheersmaatregelen, afwegingscriteria en<br />
beheersaspecten en de methode die wordt toegepast om tot een afweging te<br />
komen. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 een afweging gemaakt tussen<br />
verschillende beheersscenario’s. Tenslotte wordt in hoofdstuk 5 een beheersadvies<br />
1048 Afweging archeologische beheersmaatregelen Usseler Es, Enschede ArcheoLogic 7
geformuleerd dat is afgestemd op de door de Gemeente Enschede gestelde<br />
criteria.<br />
1048 Afweging archeologische beheersmaatregelen Usseler Es, Enschede ArcheoLogic 8
2 Achtergrond<br />
2.1 LANDSCHAP<br />
2.2 ONDERZOEK<br />
De Usseler Es behoort landschappelijk gezien tot de oostelijke zandgebieden. Op<br />
de hoge, droge delen van dit landschap (zoals in de Usseler Es) was in principe<br />
akkerbouw mogelijk. Echter, vaak was de natuurlijke vruchtbaarheid niet<br />
afdoende, waardoor bemesting noodzakelijk was. Deze mest werd geleverd door<br />
runderen en schapen. Een dergelijke gemengde bedrijfsvoering leidde tot het<br />
ontstaan van dorpen en gehuchten die binnen hun territoria zowel kleinere en<br />
grotere akkercomplexen (kampen, essen, enken, engen, akkers, kouters of velden)<br />
als wei- en hooilanden (maden, etsels, groezen, beemden of groe<strong>nl</strong>anden)<br />
bezaten.<br />
In het algemeen kan het volgende gezegd worden over de Pleistocene<br />
zandgebieden in het zuiden en oosten van Nederland. Tot in het midden van de<br />
19 e eeuw werden aanzie<strong>nl</strong>ijke delen van de dorpsterritoria ingenomen door bossen<br />
en heidevelden. Het bos fungeerde als houtleverancier en de nattere<br />
heidegebieden als turfleverancier. Daarnaast werden de gebieden gebruikt als<br />
weidegrond voor het vee. De heide werd gemaaid en vermengd met mest op de<br />
akkers gebracht. Later werden plaggen heide gestoken zodat een deel van de<br />
toplaag van de bodem werd meegenomen. Gedurende de jaren ontstond zo een<br />
dikke, donkere, humushoudende laag op de akkers: het esdek. Mogelijk al in de<br />
Middeleeuwen maar zeker in de 18 e eeuw ontstonden de zogenaamde potstallen.<br />
Door verdiepte stallen te maken waar de mest werd opgespaard en vervolgens<br />
werd vermengd met plaggen, werd op een effectievere en meer doelmatige wijze<br />
gebruik gemaakt van de beschikbare mest. 1 De esdekken die tijdens dit proces<br />
ontstaan dekken de ondergrond af en beschermen als zodanig archeologische<br />
resten mochten die aanwezig zijn.<br />
Tijdens de aa<strong>nl</strong>eg van de A35 in de jaren ’90 zijn prehistorische resten uit de<br />
IJzertijd in de vorm van een voorraadschuurtje en voorraadkuilen aangetroffen,<br />
alsmede resten uit de Middeleeuwen. In één van de voorraadkuilen is verbrand<br />
graan gevonden, dat een beeld gegeven van voedselopslag in de IJzertijd.<br />
In 2004 heeft BAAC bv een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd in de<br />
Usseler Es. De resultaten suggereren de aanwezigheid van nederzettingssporen uit<br />
een lange periode vanaf de oude steentijd tot en met de Middeleeuwen (voor een<br />
1 Vervloet 2000.<br />
1048 Afweging archeologische beheersmaatregelen Usseler Es, Enschede ArcheoLogic 9
overzicht van de archeologische periodes, zie tabel 2). De hoogste verwachting<br />
qua archeologie is voor het centrale deel, de bolling, van de es.<br />
PERIODE DATERING<br />
Oude steentijd 250.000 – 9.000 v. Chr.<br />
Midden steentijd 9.000 – 4.500 v. Chr.<br />
Nieuwe steentijd 4.500 – 2.100 v. Chr.<br />
Bronstijd 2.100 – 800 v. Chr.<br />
IJzertijd 800 – 12 v. Chr.<br />
Romeinse tijd 12 v. Chr. – 500 n. Chr.<br />
Vroege middeleeuwen 500 – 1.000 n. Chr.<br />
Volle middeleeuwen 1.000 – 1.250 n. Chr.<br />
Late middeleeuwen 1.250 – 1.500 n. Chr.<br />
Nieuwe tijd 1.500 n. Chr. - heden<br />
Tabel 2: Chronologisch overzicht van archeologische<br />
periodes met datering.<br />
Vervolgens is door het ADC in winter 2004/2005 een waarderend<br />
proefsleuvenonderzoek uitgevoerd. Hierbij zijn nederzettingssporen uit meerdere<br />
perioden, elkaar deels overlappend, aangetroffen. Aan de hand van de<br />
bewoningssporen en het daarin en nabij aangetroffen vondstmateriaal kan gesteld<br />
worden dat er sprake is van een vrijwel continue bewoning van de late Bronstijd<br />
tot en met de late Middeleeuwen. De periode 2 e en 3 e eeuw na Chr. lijkt echter te<br />
ontbreken. Sporen uit de Nieuwe tijd zijn in de krans rond de es aangetroffen. De<br />
voorafgaande periode, de oude steentijd tot en met de Bronstijd, kan<br />
vertegenwoordigd zijn in het aangetroffen vuursteen, maar dit is niet met<br />
zekerheid vast te stellen. De conserveringstoestand van de sporen en de vondsten<br />
is zeer goed te noemen. De bewoning lijkt zich vooral op de hogere delen van de<br />
es te concentreren.<br />
In 2008 is door BAAC bv nog een aanvullend proefsleuvenonderzoek uitgevoerd.<br />
Het doel van dit onderzoek was om meer inzicht te krijgen in de grafstructuur,<br />
demografie en paleopathologie van de mens in de regio. Echter, tijdens het<br />
onderzoek is geen enkele grafstructuur aangetroffen. Wel zijn er vindplaatsen<br />
geïdentificeerd, deels overlappend met de door het ADC vastgestelde vindplaatsen,<br />
daterend uit de periode van de Bronstijd tot en met de Middeleeuwen. 2<br />
Aan de hand van de resultaten kan dus worden gesteld dat de bewoning zich<br />
aanvankelijk concentreerde op het centrale deel van de Usseler Es en pas in latere<br />
periodes naar de rand van de es verschuift. Hierbij moet wel worden opgemerkt<br />
dat het beeld dat wordt geschetst is gebaseerd op de hierboven genoemde<br />
onderzoeken, i.e. karterende en waarderende vooronderzoeken. Er is op dit<br />
moment dan ook geenszins sprake van een volledig beeld van de archeologie in de<br />
Usseler Es. Een eventueel vervolgonderzoek<br />
2 Breimer 2007.<br />
1048 Afweging archeologische beheersmaatregelen Usseler Es, Enschede ArcheoLogic 10
469500 470000 470500<br />
0<br />
Legenda<br />
Ring 2: dichtheid middelhoog<br />
Ring 3: dichtheid laag<br />
250m<br />
(archeologische opgraving) zou meer informatie en een completer beeld op<br />
moeten leveren. In figuur 2 en tabel 3 staan de resultaten van de inventariserende<br />
onderzoeken samengevat. Per gebied wordt kort weergegeven welke periodes zijn<br />
aangetroffen en wat de aard is van de archeologische resten.<br />
253500 254000 254500 255000 255500<br />
Verdeling van de gebieden over landgebruiksringen<br />
Ring 1: dichtheid hoog<br />
Ring 4: dichtheid zeer laag<br />
Behoud in situ<br />
4<br />
5<br />
14<br />
3<br />
9<br />
2<br />
1<br />
4<br />
1<br />
13<br />
6<br />
Gebied met nummer<br />
Contour waardevol gebied A<br />
Plangebied<br />
Topografie<br />
8<br />
4<br />
11<br />
12<br />
Figuur 2: Indeling van de geselecteerde terreindelen in genummerde gebieden en zones met dichtheden. Voor een<br />
beschrijving zie tabel 3.<br />
7<br />
7<br />
10<br />
De gemeente Enschede koppelt een hoge belevingswaarde aan de volgende<br />
thema’s:<br />
• Continue bewoning op de essen van Enschede;<br />
• Enschede en de oude steentijd.<br />
Met betrekking tot de bewoningscontinuïteit is het opmerkelijk te noemen dat<br />
resten uit de vroege Middeleeuwen en de Romeinse tijd in de Usseler Es aanwezig<br />
zijn, omdat die in het essenonderzoek in de regio doorgaans ontbreken.<br />
Voorts kan gesteld worden dat de periode midden steentijd tot en met de vroege<br />
IJzertijd over het algemeen goed vertegenwoordigt is. Met name vondsten<br />
daterend uit de nieuwe steentijd komen veelvuldig voor. In de Usseler Es lijkt<br />
vooral de IJzertijd goed vertegenwoordigt.<br />
1048 Afweging archeologische beheersmaatregelen Usseler Es, Enschede ArcheoLogic 11<br />
Verdeling gebieden in ringen met spoordichtheden.wor - 17 maart 2009
In het centrale deel van de es is een cluster van bewerkt vuursteen aangetroffen.<br />
De datering hiervan is vooralsnog onbekend (met uitzondering van een bijlafslag<br />
gedateerd van de nieuwe steentijd tot en met de vroege IJzertijd) en dat kan<br />
betekenen dat (een deel van) het bewerkt vuursteen afkomstig is uit de laatste<br />
fase van de oude steentijd.<br />
GEBIED OPP. (M 2 ) VERWIJZING ARCHEOLOGISCHE PERIODES RELATIEVE<br />
NEDERZETTINGSCONTEXT<br />
IVO<br />
SPOORDICHTHEID<br />
1 5.374 Zone 2a * Late IJzertijd; Romeinse tijd; Zeer hoog Kern van de nederzetting,<br />
vroege Middeleeuwen<br />
kuilen, paalgaten, hutkommen<br />
en wandgreppels.<br />
2 19.241 Zone 2b * IJzertijd; Romeinse tijd; Hoog Bewoningszone, kuilen,<br />
vroege Middeleeuwen<br />
paalgaten, hutkommen en<br />
wandgreppels. IJzerproductie<br />
3 51.358 Zone 2c * IJzertijd; Romeinse tijd Gemiddeld Rand van de nederzetting,<br />
kuilen, paalgaten, hutkommen<br />
en wandgreppels.<br />
4 32.440 Zone 2d * 5 4.229 Vindplaats F<br />
IJzertijd; Romeinse tijd Laag Periferie, enkele kuil of paalgat.<br />
# Middeleeuwen Laag Periferie, kuilen en greppels<br />
6 1.403 Zone 3 * 7 6.096 Zone 5<br />
Midden IJzertijd Laag Twee crematiegraven<br />
* IJzertijd; Romeinse tijd Laag Randzone nederzetting of losse<br />
huisplaatsen<br />
8 7.495 Zone 1 * Late IJzertijd; Romeinse tijd Laag Periferie, mogelijke huisplaats<br />
9 3.203 Vindplaats G # (vroege) Middeleeuwen Gemiddeld Drie huisplattegronden:<br />
tenminste één Gasselte B en<br />
mogelijk een Odoorn C.<br />
10 <strong>15</strong>.266 Vindplaatsen<br />
C en D #<br />
IJzertijd; Romeinse tijd; Laag C: twee spiekers en een<br />
Middeleeuwen<br />
palencluster (IJzertijd/Romeinse<br />
tijd)<br />
D: losse waterput<br />
(Middeleeuwen)<br />
11 5.649 Vindplaats B # Bronstijd; IJzertijd Laag Huisplattegrond van het type<br />
Elp of Hijken<br />
12 891 Vindplaats A # Romeinse tijd Laag Losse paalsporen, hutkom en<br />
waterput<br />
13 72.542 - - - Buitengebied, niet of nauwelijks<br />
sporen.<br />
14 72.735 - - - Buitengebied, niet of nauwelijks<br />
sporen.<br />
Tabel 3: Beschrijving gebieden in geselecteerde gebied. IVO = Inventariserend Vooronderzoek. * Kenemans<br />
(2005); # Van der Weerden & Wemerman (2008). NB: Gebieden 9 en 14 zullen in situ worden behouden.<br />
1048 Afweging archeologische beheersmaatregelen Usseler Es, Enschede ArcheoLogic 12
3 Begrippen en methode<br />
In dit hoofdstuk worden de mogelijke beheersmaatregelen – fysiek beschermen of<br />
opgraven –, de afwegingscriteria en de beheersaspecten toegelicht. Daarbij wordt<br />
de gebruikte methode van afweging beschreven. 3<br />
3.1 BEHEERSMAATREGELEN<br />
3.1.1 OPGRAVEN (INCLUSIEF UITWERKING EN RAPPORTAGE)<br />
3.1.2 FYSIEK BESCHERMEN<br />
Het archeologische erfgoed dat in de Nederlandse bodem wordt bewaard,<br />
daarmee het bodemarchief vormend, bevindt zich daarin al meerdere eeuwen,<br />
soms zelfs meerdere millennia. Gedurende die tijd zijn de ‘bewaarcondities’<br />
zodanig geweest dat onderzoek nu nog steeds mogelijk is. Wanneer een<br />
archeologische vindplaats wordt opgegraven, wordt daarvoor het erfgoed feitelijk<br />
vernietigd, aangezien de archeologische resten niet onaangetast uit de bodem zijn<br />
te halen. Allerlei zaken die niet meer kunnen worden bewaard, worden als<br />
informatie gedocumenteerd in veldtekeningen, foto’s, vondste<strong>nl</strong>ijsten en<br />
databases. Wat wél kan worden bewaard – de vondsten - eindigt op een<br />
bewaarplaats, een museum of depot, alwaar de beheerders zich voortdurend<br />
moeten inspannen om te voorkomen dat de ze door de tand des tijds alsnog<br />
verloren gaan. Van de vindplaats zelf blijft niets over. Er kan dan ook zonder een<br />
archeologische belemmering gebouwd worden.<br />
Kortom, het doel van opgraven is het documenteren van gegevens en het<br />
veiligstellen van materiaal van vindplaatsen om daarmee informatie te behouden<br />
die van belang is voor kennisvorming over het verleden.<br />
Toekomstige onderzoekers kunnen zich nog wel van documentatie en vondsten<br />
bedienen voor hun onderzoek, maar zijn verder geheel afhankelijk van de keuzes,<br />
technieken en methoden waarmee hun voorgangers hun opgravingen hebben<br />
uitgevoerd en gedocumenteerd. Er zijn drie inhoudelijke redenen om<br />
archeologische vindplaatsen níet op te graven:<br />
3 NB: De afweging tussen opgraven en behoud in situ wordt alleen gemaakt voor deelgebieden B, C en<br />
D, niet voor deelgebied A. Aangezien de archeologie in deelgebied A als relatief waardevol wordt<br />
beschouwd (ten opzicht van de andere deelgebieden) en omdat in dit gebied geen bodemingrepen zijn<br />
gepland in het kader van de ontwikkeling van het bedrijventerrein, is de beheersmaatregel behoud in<br />
situ hier reeds vastgesteld.<br />
1048 Afweging archeologische beheersmaatregelen Usseler Es, Enschede ArcheoLogic 13
• Vooropgesteld dat er in de bodem niet al te veel verandert, wordt het<br />
archeologische erfgoed het beste bewaard in de bodem zelf;<br />
• De same<strong>nl</strong>eving in de toekomst heeft recht op een bodemarchief en<br />
toekomstige archeologen zouden de gelegenheid moeten hebben zelf<br />
onderzoek te doen aan het bodemarchief met gebruikmaking van hun eigen<br />
methoden, vragen en opzet;<br />
• Mogelijk bestaan er in de toekomst technieken die meer informatie uit<br />
dezelfde vindplaats kunnen halen, of eenzelfde hoeveelheid informatie met<br />
minder destructie.<br />
Deze overwegingen hebben er toe geleid dat het huidige overheidsbeleid,<br />
waaronder in het archeologiebeleid van de gemeente Enschede 4 , de voorkeur<br />
geeft aan het behouden van archeologische vindplaatsen ter plaatse in de bodem<br />
in plaats van opgraven. Op hoofdlijnen bestaan er drie instrumenten om<br />
archeologisch erfgoed in de bodem zelf te behouden: wettelijke bescherming,<br />
planologische bescherming en fysieke bescherming.<br />
De eerste twee opties zijn van papier: vanuit de Monumentenwet 1988,<br />
respectievelijk in het bestemmingsplan, wordt een behoudenswaardige<br />
archeologische vindplaats ruimtelijk begrensd en van bepalingen voorzien die tot<br />
doel hebben deze te behouden. Bij fysieke bescherming wordt direct in de fysieke<br />
omstandigheden van een terrein ingegrepen om te voorkomen dat een<br />
archeologische vindplaats wordt beschadigd of verloren gaat. Het is dus een<br />
beheersmaatregel.<br />
In theorie kan een onderscheid worden gemaakt tussen ‘fysieke bescherming’ en<br />
‘bouw- en civieltechnische inpassing’. Bij fysieke bescherming is alleen sprake van<br />
het uitvoeren van beschermende ingrepen, doorgaans door monumentenzorgers<br />
zélf. Bij bouw- en civieltechnische inpassing worden bouwingrepen op een<br />
archeologische vindplaats zodanig aangepast en uitgevoerd dat beschadiging van<br />
een vindplaats door die bouwingrepen wordt voorkomen of geminimaliseerd. In de<br />
praktijk bestaat tussen fysieke bescherming en bouw- en civieltechnische inpassing<br />
geen scherpe grens, maar is eerder sprake van een glijdende schaal. De mate van<br />
‘ingrijpendheid’ van de bouwingrepen bepaalt aan welke ‘kant’ van de schaal men<br />
zit.<br />
Het doel van het beschermen, zowel wettelijk, planologisch als fysiek, is niet het<br />
beschermen zelf, maar het mogelijk maken van onderzoek van een archeologische<br />
vindplaats in de toekomst. Bij bouw- en civieltechnische inpassing liggen de zaken<br />
complexer: doel van bouw- en civieltechnische inpassing is het zowel fysiek als<br />
kostentechnisch en logistiek succesvol realiseren van een bouwproject op een<br />
zodanige wijze dat de erbij betrokken archeologische vindplaatsen in de toekomst<br />
nog kunnen worden onderzocht. Het primaire doel van bouw- en civieltechnische<br />
inpassing is dus niet archeologisch inhoudelijk.<br />
Object van bescherming zijn vanzelfsprekend archeologische vindplaatsen. Vanuit<br />
ruimtelijk-beleidsmatig oogpunt is het noodzakelijk deze te voorzien van een<br />
éénduidige grens, de zogenaamde vindplaatscontour. Hoe die grens wordt<br />
4 Zie ook Beleidsplan <strong>Archeologie</strong>, Gemeente Enschede (Past2Present-ArcheoLogic Rapportage 402).<br />
1048 Afweging archeologische beheersmaatregelen Usseler Es, Enschede ArcheoLogic 14
epaald, is wetenschappelijk gezien afhankelijk van vele factoren die zowel te<br />
maken hebben met wat er in de bodem zit als wat de archeoloog meent daarmee<br />
te kunnen doen. Vanuit maatschappelijk oogpunt is het echter wenselijk om ook<br />
op andere dan wetenschappelijke belangen te letten: toekomstig ruimtegebruik,<br />
kosten en haalbaarheid, de wenselijkheid van – vaak vergaande - beperkingen.<br />
3.1.3 FYSIEK BESCHERMEN OP DE USSELER ES<br />
3.2 METHODE<br />
Bij bouw- en civieltechnische inpassing wordt vaak gebruik gemaakt van een<br />
combinatie van opgraven en beschermen: daar waar beschermen niet haalbaar is,<br />
wordt opgegraven. Het plangebied Usseler Es leent zich bij uitstek voor behoud in<br />
situ vanwege de ondergrond die bestaat uit zand. Op zandgrond kan bijvoorbeeld<br />
opgehoogd worden zonder dat er noemenswaardige zetting optreedt. Dit is<br />
belangrijk omdat een te hoge zetting de archeologische resten kan verstoren.<br />
Om tot een afweging tussen beide maatregelen te komen, zijn afwegingscriteria<br />
opgesteld. De afwegingscriteria worden gebruikt om een beheersmaatregel te<br />
kunnen kiezen. Deze zijn als volgt:<br />
• Archeologisch inhoudelijk<br />
• Publieksbereik<br />
• Stedenbouwkundige druk<br />
• Handhaving<br />
Daarbij worden beheersaspecten gebruikt om de verschillende afwegingscriteria<br />
eenduidig te kunnen beoordelen, zodat een vergelijking kan worden gemaakt.<br />
De beheersaspecten zijn projectmatige begrippen die bij elkaar genomen de<br />
haalbaarheid van een project (i.e. beheersmaatregel) vormen, te weten: 5<br />
• Kosten<br />
• Tijd<br />
• Organisatie<br />
• Informatie<br />
De methode die wordt gebruikt, behelst dat voor de afwegingscriteria de relevante<br />
beheersaspecten worden geïdentificeerd en gekwantificeerd. Daartoe wordt de<br />
afgebeelde tabel (tabel 4) ingevuld. Op basis van vergelijk en weging van de<br />
criteria kan dan tot een beheersadvies worden gekomen.<br />
Omschrijving<br />
Afwegingscriteria<br />
Archeologisch inhoudelijk<br />
Publieksbereik<br />
Stedenbouwkundige druk<br />
Handhaving/Monitoring<br />
FYSIEK BESCHERMEN OPGRAVEN<br />
5 Traditioneel is kwaliteit ook onderdeel van de beheersaspecten, maar in dit document wordt deze<br />
buiten beschouwing gelaten.<br />
1048 Afweging archeologische beheersmaatregelen Usseler Es, Enschede ArcheoLogic <strong>15</strong>
Samenvatting<br />
Tabel 4: Matrix van afwegingscriteria en beheersmaatregelen.<br />
Hierna worden eerst de afwegingscriteria kort toegelicht en vervolgens de<br />
beheersaspecten. In hoofdstuk 4 volgt de invulling van de relevante<br />
beheersaspecten.<br />
3.3 AFWEGINGSCRITERIA<br />
3.3.1 ARCHEOLOGISCH INHOUDELIJK<br />
3.3.2 PUBLIEKSBEREIK<br />
Behoud in situ, zoals bepaald in het Verdrag van Valletta (Malta), is het<br />
uitgangspunt in het overheidsbeleid, o.a. vermeld in het archeologiebeleid van de<br />
gemeente Enschede. Strikt genomen kan dus pas aan opgraven worden gedacht<br />
als er gegronde bezwaren zijn tegen het ter plaatse veiligstellen van de<br />
archeologische waarden.<br />
Een belangrijk, maar dikwijls vergeten, aspect van de huidige<br />
maatschappijgerichte archeologie, is om de archeologie beschikbaar te maken voor<br />
het publiek. Aangezien de maatschappij nu de verantwoordelijkheid draagt voor<br />
het archeologisch erfgoed is het niet meer dan vanzelfsprekend dat de resultaten<br />
van archeologisch onderzoek aan de maatschappij worden teruggegeven. Dit kan<br />
door middel van het beleefbaar of herleefbaar maken van de archeologie. Beleving<br />
en benutting zijn hierbij sleutelwoorden.<br />
Artikel 9 van het Verdrag van Valletta (Malta) stelt dat betrokken partijen zich<br />
bewustmaking van het publiek betreffende het archeologisch erfgoed tot doel<br />
maken, zoals:<br />
1. Voorlichtingscampagnes te voeren om bij het publiek besef te kweken en<br />
te ontwikkelen van de waarde van het archeologische erfgoed voor het<br />
begrip van het verleden en de bedreigingen voor dit erfgoed;<br />
2. De toegang van het publiek tot belangrijke bestanddelen van het<br />
archeologisch erfgoed, met name vindplaatsen, te bevorderen en het<br />
tentoonstellen aan het publiek van geselecteerde archeologische<br />
voorwerpen te stimuleren.<br />
3.3.3 STEDENBOUWKUNDIGE DRUK<br />
Hieronder wordt verstaan de mate waarin de plannen voor ruimtelijke ontwikkeling<br />
meewegen in de archeologische besluitvorming. In welk stadium zijn de<br />
stedenbouwkundige plannen? Kunnen daar nog aanpassingen in worden gemaakt<br />
om behoudenswaardige gebieden in te passen? Zijn er mogelijkheden om, indien<br />
gewenst, alternatieve funderingsmethoden toe te passen, zodat de archeologische<br />
vindplaats zo min mogelijk verstoord wordt en zodoende in situ behouden kan<br />
blijven?<br />
1048 Afweging archeologische beheersmaatregelen Usseler Es, Enschede ArcheoLogic 16
3.3.4 HANDHAVING (EN VERGUNNINGEN)<br />
3.4 BEHEERSASPECTEN<br />
3.4.1 KOSTEN<br />
3.4.2 TIJD<br />
3.4.3 ORGANISATIE<br />
3.4.4 INFORMATIE<br />
Bij behoud in situ blijven de archeologische waarden ter plaatse bewaard voor<br />
langere tijd. Dit betekent ten eerste dat tijdens de bouw door de gemeente<br />
toezicht gehouden moet worden. Ook zal na de bouw elk jaar geïnspecteerd<br />
moeten worden of de archeologische waarden niet aangetast worden.<br />
Daarnaast moeten de toekomstige plannen voor ruimtelijke ontwikkeling in de<br />
Usseler Es worden getoetst aan het bestemmingsplan, waarin de archeologische<br />
waarden zijn vastgelegd middels een dubbelbestemming. De verantwoordelijkheid<br />
hiervoor ligt bij de bevoegde overheid, want deze verleent de bijbehorende<br />
vergunningen.<br />
Aangezien de initiatiefnemer/opdrachtgever verantwoordelijk is voor de kosten die<br />
het resultaat zijn van de te treffen beheersmaatregelen, is het minimaliseren van<br />
de kosten van hoge prioriteit voor de voortgang van het project. Er dient dus<br />
inzichtelijk gemaakt te worden wat de kosten bij elke beheersmaatregel zijn en<br />
hoe deze zich verhouden tot elkaar. Niet alle potentiële kosten zijn voor rekening<br />
van de initiatiefnemer. Als gekozen wordt voor behoud in situ zal moeten worden<br />
gehandhaafd gedurende een bepaalde periode. De verantwoordelijkheid (en dus<br />
ook de kosten) hiervoor liggen bij de bevoegde overheid.<br />
De kernvraag voor ruimtelijke ontwikkeling wat betreft de archeologische<br />
monumentenzorg is “Wat is de doorlooptijd van een beheersmaatregel?” Met<br />
andere woorden, wanneer is door de initiatiefnemer aan de verplichtingen<br />
voldaan? En wat zijn de eventuele verplichtingen in termen van tijd voor de<br />
bevoegde overheid? In het geval dat gekozen wordt voor het geheel of ten dele<br />
fysiek beschermen van het behoudenswaardige gebied, dan zal door de bevoegde<br />
overheid gehandhaafd moeten worden, teneinde de archeologische waarden in het<br />
gebied veilig te stellen.<br />
Hiermee wordt bedoeld hoe het proces horende bij een beheersmaatregel is<br />
ingericht:<br />
• Wie zijn de actoren?<br />
• Wat zijn de eisen?<br />
• Wie is verantwoordelijk?<br />
Hoeveel en welk type informatie komt beschikbaar en wat kunnen we ermee? Met<br />
name relevant voor publieksbereik.<br />
1048 Afweging archeologische beheersmaatregelen Usseler Es, Enschede ArcheoLogic 17
4 Afweging<br />
FYSIEK BESCHERMEN OPGRAVEN<br />
Omschrijving In situ behoud door ophogen. Ex situ behoud door opgraven.<br />
Afwegingscriteria<br />
Archeologisch inhoudelijk<br />
Publieksbereik<br />
Stedenbouwkundige druk<br />
Handhaving<br />
Heeft de voorkeur qua beleid.<br />
K Initiatiefnemer/opdrachtgever:<br />
€ 1.474.000 - € 4.421.000<br />
Bevoegde overheid:<br />
€ <strong>15</strong>.000 per jaar voor monitoring.<br />
T Gedurende ca. 40 jaar handhaven. Gebied heeft<br />
zolang een dubbelbestemming.<br />
K Gangbaar is <strong>15</strong>% van totale kosten. Bijdrage van<br />
initiatiefnemer, gemeente, subsidies.<br />
K Initiatiefnemer/opdrachter (excl. BTW):<br />
75% dekking: 6<br />
€ 1.475.000 - € 2.739.000<br />
T Tijdsduur ca. 1-2 jaar. Daarna zijn aan alle<br />
verplichtingen voldaan.<br />
K Gangbaar is <strong>15</strong>% van totale kosten. Bijdrage van<br />
initiatiefnemer, gemeente, subsidies.<br />
I Op basis van waarderend onderzoek. I Tijdens opgraving, dus meer informatie beschikbaar.<br />
Geen inpassing mogelijk voor centrale deel plangebied;<br />
alleen behoud door ophogen met zand.<br />
K Initiatiefnemer:<br />
Kosten als gevolg van mogelijke beperkingen aan<br />
bouw: PM-post.<br />
K Bevoegde overheid:<br />
€ 56.000,- voor toezicht tijdens bouw en<br />
communicatie.<br />
€ 30.000 per jaar voor toezicht en inspectie.<br />
T 40 jaar.<br />
O Bevoegde overheid is verantwoordelijk voor<br />
handhaving.<br />
Samenvatting • duurder<br />
• langere looptijd<br />
• monitoring<br />
• handhaving<br />
• dubbelbestemming<br />
• opgenomen in overheidsbeleid<br />
Rondleidingen en open dagen.<br />
Veiligstellen van archeologische waarden ex situ neemt<br />
spanning met stedenbouwkundige druk weg.<br />
K Toevalsvondsten zijn nooit geheel uit te sluiten, maar<br />
er bestaan regelingen voor excessieve kosten.<br />
Geen consequenties.<br />
• goedkoper<br />
• kortere looptijd<br />
• geen dubbelbestemming na onderzoek<br />
• beleving en benutting tijdens opgraven<br />
Tabel 5: Overzicht van de mogelijke beheersmaatregelen met beknopte beschrijvingen van de afwegingscriteria<br />
uitgedrukt in beheersaspecten voor het plangebied Usseler Es te Enschede. K: Kosten; T: Tijd; O: Organisatie; I:<br />
Informatie.<br />
6 Het dekkingspercentage moet worden gezien als een maximum. De geraamde kosten weerspiegelen<br />
dus het maximumscenario. Dit betekent dat de uiteindelijke werkelijke kosten – afhankelijk van de te<br />
kiezen uitvoeringsstrategie – lager kunnen zijn.<br />
1048 Afweging archeologische beheersmaatregelen Usseler Es, Enschede ArcheoLogic 18
In tabel 5 is de matrix (tabel 4) inhoudelijk ingevuld. Per afwegingscriterium zijn<br />
kort de relevante beheersaspecten beschreven. Hieronder wordt deze verder<br />
toegelicht.<br />
4.1 ARCHEOLOGISCH INHOUDELIJK<br />
4.1.1 KOSTEN<br />
Zoals reeds gesteld, heeft het in situ behoud van de archeologische waarden altijd<br />
de voorkeur. Echter, niet in alle gevallen is dit mogelijk. Daarom wordt hier zowel<br />
voor behoud in situ als behoud ex situ een oplossing geboden.<br />
In tabel 6 is een inschatting van de kosten van de beheersmaatregelen<br />
weergegeven. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen kosten voor de<br />
initiatiefnemer en kosten voor de bevoegde overheid. Alleen bij fysiek beschermen<br />
zijn er kosten geraamd voor de bevoegde overheid. Deze kosten hebben<br />
betrekking op de handhaving.<br />
Ook wordt onderscheid gemaakt tussen eenmalige en periodieke kosten. De<br />
kosten die zijn verbonden aan monitoring en handhaving zijn weergegeven per<br />
jaar. De ramingen zijn voorzien van onzekerheidsmarges gebaseerd op<br />
kengetallen: 50% bij fysiek beschermen en 30% bij opgraven. De reden voor het<br />
verschil in onzekerheid ligt in het feit dat voor opgraven preciezere kengetallen<br />
beschikbaar zijn. Hieronder volgt een toelichting op de in de tabel genoemde<br />
posten.<br />
FYSIEK BESCHERMEN OPGRAVEN<br />
1 Kosten (excl. BTW) voor de<br />
1a<br />
initiatiefnemer/opdrachtgever<br />
Eenmalige kosten 3a Opgraven<br />
3 Kosten (excl. BTW) voor de<br />
initiatiefnemer/opdrachtgever<br />
Projectmanagement € 20.000,- 75% dekking € 1.832.000,-<br />
Ophogen € 1.943.000,- VTU <strong>15</strong>% € 275.000,-<br />
Begeleiden cunetten € 600.000,- Totaal € 2.107.000,-<br />
Subtotaal €2.563.000,- -30% € 1.475.000,-<br />
VTU <strong>15</strong>% € 384.000,-<br />
Totaal € 2.947.000,-<br />
-50% € 1.474.000,-<br />
+50% € 4.421.000,-<br />
2 Kosten (excl. BTW) voor de bevoegde<br />
2a<br />
2b<br />
overheid<br />
Eenmalige kosten<br />
Handhaving tijdens bouw € 56.000<br />
Periodieke kosten<br />
Handhaving na bouw € 30.000 per jaar<br />
Monitoring € <strong>15</strong>.000 per jaar<br />
+30% € 2.739.000,-<br />
Tabel 6: Overzicht van de kostenramingen van de beheersmaatregelen. VTU (Voorbereiding, Toezicht op<br />
de Uitvoering) zijn de projectmanagement-, ontwerp-, en advieskosten.<br />
1048 Afweging archeologische beheersmaatregelen Usseler Es, Enschede ArcheoLogic 19
Fysiek beschermen<br />
1a. Eenmalige kosten voor de initiatiefnemer:<br />
- Projectmanagement: Hieronder wordt verstaan het schrijven van<br />
een Programma van Eisen, het maken van een ontwerp, het<br />
opstellen van een monitoringsplan, en overleg en afstemming met<br />
de betrokken partijen. Hiervoor zijn 200 uren à € 100,- geraamd.<br />
- Ophogen: Om te voorkomen dat de geplande bodemingrepen de<br />
aanwezige archeologische resten aantasten is ophogen met zand<br />
een mogelijke oplossing. Aangezien terreindeel A grotendeels niet<br />
verstoord wordt tijdens de geplande bouwwerkzaamheden, hoeft<br />
hier niet opgehoogd te worden. Voor de overige gebieden B, C en<br />
D is een ophoging van gemiddeld 70 cm voldoende om de<br />
archeologische waarden veilig te stellen 7 . Het gaat om een totaal<br />
oppervlak van ca. 22,2 ha. De kosten van ophogen zijn met name<br />
afhankelijk van de transportkosten van het ophoogzand van buiten<br />
het plangebied. Hier is uitgegaan van € 12,50/m 3 . 8 Een positieve<br />
grondbalans in het plangebied kan besparingen opleveren.<br />
- Begeleiden cunetten: De aa<strong>nl</strong>eg van de dieper gelegen<br />
infrastructuur verstoort de archeologische laag in het plangebied.<br />
Het archeologisch begeleiden tijdens de bouwwerkzaamheden is<br />
hier een gangbare oplossing. Het totale oppervlak aan te leggen<br />
cunetten is ca. 6 ha. tegen een meterprijs van ca. € 10.<br />
1b. Periodieke kosten voor de initiatiefnemer:<br />
- Monitoring: Aan de hand van de Standaard Archeologische<br />
Monitoring (SAM) worden de archeologische waarden in het<br />
gebied na afronding van de bouwwerkzaamheden gevolgd. De<br />
kosten voor monitoring zijn op basis van kengetallen en opgave<br />
van de Gemeente Enschede geraamd op € <strong>15</strong>.000 per jaar.<br />
2a. & 2b. Kosten voor de bevoegde overheid: De kosten voor handhaving tijdens<br />
en na de bouw zijn ramingen van, respectievelijk, ArcheoLogic en de Gemeente<br />
Enschede:<br />
• Toezicht tijdens bouw: € 56.250 (75 bouwplannen à 5 uur à € <strong>15</strong>0,-) . Het<br />
betreft een schatting; inspectie en toezicht (bijv. milieu) vindt al plaats<br />
tijdens bouw – eventueel kan hier een en ander gecombineerd worden om<br />
kosten te besparen.<br />
• Toezicht en inspectie na bouw: € 30.000 per jaar. Deze schatting is op<br />
basis van een opgave van de Gemeente Enschede: Per jaar 200 uren à €<br />
<strong>15</strong>0.<br />
Opgraven<br />
De hoogte van de kosten van opgraven worden grotendeels bepaald door het<br />
daadwerkelijk op te graven oppervlak van het behoudenswaardige gebied. De<br />
meterprijs is variabel (hier is uitgegaan van € 11/m 2 ) 9 en is mede afhankelijk van<br />
de ondergrond (opgraven op zand, zoals in de Usseler Es, is gemiddeld goedkoper<br />
dan bijvoorbeeld klei). Het uiteindelijk op te graven deel van het plangebied zal<br />
7 De bouwvoor is niet overal even dik, waardoor gemiddeld 70 cm zal worden opgebracht.<br />
8 Deze prijs kan variëren, afhankelijk van de marktprijs van een m 3 zand en kosten voor transport.<br />
9 In de eerdere voorlopige raming (email d.d. 3 oktober 2008) wordt een meterprijs van € 8-10<br />
gehanteerd. Wij sluiten niet uit dat dit de daadwerkelijke meterprijs is voor een opgraving in de Usseler<br />
Es, maar vooralsnog baseren we ons op de meterprijs van het proefsleuvenonderzoek, i.e. € 11.<br />
1048 Afweging archeologische beheersmaatregelen Usseler Es, Enschede ArcheoLogic 20
4.1.2 TIJD<br />
4.2 PUBLIEKSBEREIK<br />
4.2.1 KOSTEN<br />
deels ook het resultaat zijn van onderhandeling met het bevoegd gezag aangezien<br />
er geen duidelijke normstelling is voor archeologie en gezien het feit dat niet alle<br />
behoudenswaardige gebieden als even waardevol worden beschouwd. De in de<br />
tabel genoemde percentages kunnen worden gezien als indicaties.<br />
3a. Vlakdekkend opgraven, 75% (maximaal) 10 . Hierbij wordt dus niet het gehele<br />
plangebied opgegraven, maar zal een strategie worden opgezet, waarbij zones<br />
worden bepaald (aan de hand van de resultaten van de waarderende<br />
onderzoeken, zie bijlagen 1 en 2).<br />
In de berekening is uitgegaan van de oppervlakte van de gebieden B, C en D (ca.<br />
22,2 ha.) – terreindeel A is hier niet meegenomen omdat in dat gebied vooralsnog<br />
geen bodemingrepen plaatsvinden, waardoor behoud in situ de meest voor hand<br />
liggende optie is. De kosten voor projectmanagement zijn bij de kosten<br />
inbegrepen.<br />
Aan het fysiek beschermen van de archeologische waarden in de Usseler Es is<br />
handhaving verbonden gedurende een periode van ca. 40 jaar. Het gebied heeft<br />
zolang een dubbelbestemming.<br />
Bij opgraven is de totale tijdspanne, afhankelijk van de ruimte in de markt en de<br />
doorlooptijd, ca. 1 tot 2 jaar. De fasering daarbij is als volgt (mits de opgraving<br />
ononderbroken kan plaatsvinden):<br />
• Voorbereiding en looptijd Europese aanbesteding: ca. 6 maanden;<br />
• Opgraving 11 : max. 1 jaar (afhankelijk van scenario en aantal in te zetten<br />
teams);<br />
• Uitwerking en rapport gereed maken: ca. 6 maanden.<br />
Daarna vervalt de dubbelbestemming voor archeologie en zijn aan alle<br />
verplichtingen betreffende archeologie voldaan.<br />
Beleving en benutting van de archeologie in de maatschappij is als zodanig een<br />
van de belangrijkste doelen van de huidige archeologie. Publieksbereik kan op<br />
verschillende manieren worden vormgegeven afhankelijk van de<br />
beheersmaatregelen die worden toegepast op het behoudenswaardige gebied.<br />
Wij adviseren om <strong>15</strong>% van de totale kosten voor de beheersmaatregel te<br />
reserveren voor publieksprojecten. Dit percentage is gangbaar binnen de<br />
archeologie. Het zijn extra kosten; ze maken geen deel uit van de kosten voor de<br />
beheersmaatregel. Er bestaat geen verplichting wat betreft publieksbereik. De<br />
kosten kunnen gedragen worden door de opdrachtgever en gemeente<br />
gezame<strong>nl</strong>ijk. Bij bijvoorbeeld de provincie is subsidie te verkrijgen hiervoor.<br />
10 Het Oversticht, adviseur voor de Gemeente Enschede, heeft als uitgangspunt dat in gebieden met<br />
een oppervlakte van meer dan 10 ha. maximaal 75% hoeft te worden opgegraven.<br />
11 Fasering opgraving wordt met opdrachtgever afgestemd.<br />
1048 Afweging archeologische beheersmaatregelen Usseler Es, Enschede ArcheoLogic 21
4.2.2 INFORMATIE<br />
Bij opgraven zijn de mogelijkheden om het publiek in direct contact te brengen<br />
met de archeologie van het gebied evidenter. Hier kan bijvoorbeeld gedacht<br />
worden aan open dagen of rondleidingen op de opgraving.<br />
Bij het fysiek beschermen of inpassen van de archeologische waarden vindt geen<br />
archeologisch onderzoek meer plaats, maar dat neemt niet weg dat de resultaten<br />
van de waarderende onderzoeken zeer goed gebruikt kunnen worden om het<br />
publiek in te lichten over de geschiedenis van het gebied, bijvoorbeeld middels<br />
tentoonstellingen. Ook zijn er kansen om de archeologie terug te laten komen in<br />
de uitwerking van de plannen. De gemeente Enschede doet hiertoe een<br />
belevingsonderzoek.<br />
4.3 STEDENBOUWKUNDIGE DRUK<br />
4.3.1 KOSTEN<br />
4.4 HANDHAVING<br />
Aanpassing van het stedenbouwkundig plan voor Usseler Es is niet meer aan de<br />
orde. Daardoor moet aan de hand van de huidige ontwikkelingsplannen een<br />
afweging gemaakt worden over de te nemen beheersmaatregelen voor de<br />
archeologische resten die aanwezig zijn in de ondergrond. Een aanzie<strong>nl</strong>ijk deel van<br />
de behoudenswaardige terreindelen (B, C en D in figuur 1) zal worden bebouwd.<br />
De ondergrond van terreindeel A zal, zoals het er nu voor staat, niet verstoord<br />
raken door bodemingrepen. Daar is behoud door fysieke bescherming dan ook de<br />
meest voor de hand liggende optie. Voor de andere delen (het centrale deel van<br />
de es) zal ofwel een oplossing in de vorm van een opgraving (ex situ) of behoud<br />
door fysieke bescherming (in situ).<br />
Bij behoud in situ zullen er door de aanwezigheid van de archeologische resten<br />
mogelijk eisen danwel beperkingen kunnen worden gesteld aan de toekomstige<br />
ruimtelijke ontwikkeling in de Usseler Es. De kosten cq. lagere grondopbrengsten<br />
die hieraan verbonden zijn, zijn met name afhankelijk van de aard en de grootte<br />
van het project. Ze worden bepaald door de bijvoorbeeld de meerprijs van andere<br />
bouwmethoden of de kosten van een opgraving. Daarom is dit als PM-post<br />
opgenomen in tabel 3.<br />
Bij behoud ex situ worden alle belemmeringen in archeologische zin weggenomen<br />
en zijn er geen financiële consequenties meer voor de ruimtelijke ontwikkeling.<br />
Toevalsvondsten zijn echter altijd mogelijk, hoewel het risico op het aantreffen van<br />
toevalsvondsten tijdens de bouw klein is, doordat dan al uitgebreid archeologisch<br />
onderzoek heeft plaatsgevonden. Wordt er echter toch onverwachts een hele<br />
bijzondere vondst aangetroffen, dan zijn er regelingen voor excessieve kosten.<br />
Alleen behoud in situ heeft gevolgen wat betreft handhaving. Wanneer de<br />
archeologische waarden middels een opgraving worden veiliggesteld, is<br />
handhaving niet van toepassing.<br />
1048 Afweging archeologische beheersmaatregelen Usseler Es, Enschede ArcheoLogic 22
4.4.1 KOSTEN<br />
4.4.2 TIJD<br />
4.4.3 ORGANISATIE<br />
In tabel 4 staan de kosten voor handhaving weergegeven. Het betreft eenmalige<br />
kosten voor handhaving, toezicht en communicatie voor en direct na de<br />
bouwwerkzaamheden, en periodieke kosten tijdens de bestaansduur van het<br />
bedrijventerrein (ca. 40 jaar).<br />
Er dient te worden gehandhaafd gedurende de gehele bestaansduur van het<br />
bouwproject. Dat betekent voor het bedrijventerrein in de Usseler Es een periode<br />
van ca. 40 jaar.<br />
De bevoegde overheid is verantwoordelijk voor het handhaven; de gemeente voert<br />
regelmatig inspecties uit en houdt toezicht.<br />
1048 Afweging archeologische beheersmaatregelen Usseler Es, Enschede ArcheoLogic 23
5 Advies<br />
Het feit dat behoud van archeologische waarden in situ, zoals gesteld in het<br />
Verdrag van Valletta (Malta), uitgangspunt is in het overheidsbeleid, neemt niet<br />
weg dat er altijd een maatschappelijke afweging gemaakt dient te worden. Hierin<br />
moeten de kosten worden afgezet tegen de relevantie van de archeologische<br />
waarden, zowel in maatschappelijke als in wetenschappelijke zin. Specifiek voor de<br />
Usseler Es betekent dit: Wegen de kosten voor ophogen en het archeologisch<br />
begeleiden van de cunetten op tegen het doel van behoud in situ?<br />
Het antwoord hierop is dus nee. Op basis van de haalbaarheid (met name de<br />
kosten) kan worden gesteld dat opgraven de meest geschikte beheersmaatregel is<br />
voor deelgebieden B, C en D. Ook een combinatie van beheersmaatregelen<br />
waarbij deels wordt opgegraven en deels wordt beschermd is niet optimaal<br />
aangezien de meterprijs voor de maatregel fysiek beschermen (ophogen terrein en<br />
archeologisch begeleiden van de cunetten) hoger ligt dan de meterprijs voor<br />
opgraven, i.e. € 20/m 2 voor fysiek beschermen tegenover € 11/m 2 voor<br />
opgraven. 12<br />
Samenvattend kan worden gesteld dat behoud in situ<br />
• duurder is (voor opdrachtgever);<br />
• een langere looptijd heeft (voor bevoegde overheid);<br />
• er gemonitord en gehandhaafd moet worden (door bevoegde overheid);<br />
• het plangebied een dubbelbestemming krijgt;<br />
• de voorkeur heeft in overheidsbeleid.<br />
En dat behoud ex situ<br />
• goedkoper is (voor opdrachtgever);<br />
• een kortere looptijd heeft (voor bevoegde overheid);<br />
• er geen dubbelbestemming meer is na het onderzoek;<br />
• qua beleving en benutting mogelijkheden biedt tijdens het opgraven.<br />
De archeologische waarden in het plangebied zijn reeds nauwkeurig in beeld<br />
gebracht met behulp van de uitgevoerde inventariserende en waarderende<br />
onderzoeken. Inzake de effectiviteit van de beheersmaatregel en het zo efficiënt<br />
mogelijk inzetten van de beschikbare middelen vinden wij het zeer wenselijk om<br />
van die informatie gebruik te maken. Concreet betekent dit dat het op te graven<br />
gebied op basis van de resultaten van de proefsleuvenonderzoeken moet worden<br />
bepaald. In bijlage 1 zijn die resultaten weergegeven. Over het exacte oppervlak<br />
12 Hierbij is uitgegaan van een zone, waar 100% wordt opgegraven of 100% wordt opgehoogd.<br />
1048 Afweging archeologische beheersmaatregelen Usseler Es, Enschede ArcheoLogic 24
van het op te graven gebied kan worden onderhandeld (zie bijlage 2 voor<br />
voorbeelden).<br />
Daarnaast adviseren wij, aangezien publieksbereik een belangrijk thema is in de<br />
huidige maatschappijgerichte archeologie, budget vrij te maken voor<br />
publieksprojecten gedurende en/of na het archeologisch onderzoek door zowel de<br />
opdrachtgever als de bevoegde overheid.<br />
Advies in het kort:<br />
• Kies voor pgraven in deelgebieden B, C en D;<br />
• Treedt in overleg met bevoegd gezag over een<br />
uitvoeringsstrategie die recht aan de belangen van het project en<br />
die recht doet aan de regelgeving en het beleid op het gebied van<br />
archeologie;<br />
• Stel aan de hand hiervan een Programma van Eisen op;<br />
• Houdt bij het opgraven rekening met publieksbeleving en<br />
benutting van de archeologie.<br />
1048 Afweging archeologische beheersmaatregelen Usseler Es, Enschede ArcheoLogic 25
6 Bronnen en literatuur<br />
Breimer, J., 2007: <strong>Archeologie</strong>beleid Gemeente Enschede. Past2Present Rapport<br />
402.<br />
Isarin, R. & F.E. Rijpma, 2006: Programma van Eisen Aanvullend Onderzoek<br />
Usseler Es – thema grafcultuur. Past2Present-ArcheoLogic Rapport 312a.<br />
Kenemans, M.C., 2005: Enschede, Usseler Es: een waarderend<br />
proefsleuvenonderzoek. ADC ArcheoProjecten Rapport 413.<br />
Schorn, E.A., 2005: Plangebied Usseleres-Noord (Gemeente Enschede),<br />
Inventariserend archeologisch veldonderzoek karterende fase. BAAC Rapport<br />
03.<strong>15</strong>3.<br />
Vervloet, J.A.J., 2000: Zandlandschap. Barends et. al. (red.), Het Nederlandse<br />
landschap. Een historisch-geografische benadering. Stichting Matrijs, Utrecht.<br />
Weerden, J.F. van der & P.J.L. Wemerman: Enschede Usseler Es, Aanvullend<br />
Archeologisch Onderzoek. BAAC Rapport A-07.0398.<br />
1048 Afweging archeologische beheersmaatregelen Usseler Es, Enschede ArcheoLogic 26
7 <strong>Bijlage</strong>n<br />
1048 Afweging archeologische beheersmaatregelen Usseler Es, Enschede ArcheoLogic 27
7.1 BIJLAGE 1<br />
469500 470000 470500<br />
Overzichtskaart van het plangebied met de geselecteerde gebieden en de<br />
sporendichtheden en vindplaatsen.<br />
0<br />
Enschede - Usseler Es<br />
Bewoningszones: spoordichtheid en datering<br />
Legenda<br />
Archeologisch waardevol gebied A<br />
Proefsleuf ADC<br />
Proefsleuf BAAC<br />
Vindplaats BAAC<br />
Spoordichtheid: zeer hoog<br />
Spoordichtheid: hoog<br />
Spoordichtheid: gemiddeld<br />
Spoordichtheid: laag<br />
Zone met bewerkt vuursteen<br />
Nieuwe tijd (na <strong>15</strong>00)<br />
Topografie<br />
250m<br />
254000 254500<br />
1048 Afweging archeologische beheersmaatregelen Usseler Es, Enschede ArcheoLogic 28<br />
T:\ArcheoLogic\Projecten\Projecten 1001 - 1050\1048 - Enschede Usseler Es Maatregelenplan\Opdracht\3 Cartografie\Enschede Usseler Es\BAAC <strong>Bijlage</strong> 2 met Waardevol gebied A.wor
7.2 BIJLAGE 2<br />
DEKKINGS-<br />
PERCENTAGE<br />
Tabel met hypothetische dekkingspercentages voor opgraven met kostenraming.<br />
Er is uitgegaan van een meterprijs van € 11,- voor opgraven (inclusief uitwerking<br />
en rapportage). De tabel is bedoeld als “doorkijkje” voor het project: om<br />
inzichtelijk te maken wat de uiteindelijke projectkosten kunnen zijn als het<br />
dekkingspercentage voor opgraven lager is dan het maximale scenario van 75%.<br />
OPPERVLAKTE (M 2 ) KOSTEN VTU (<strong>15</strong>%) -30% +30%<br />
75% 166.489 € 1.831.000,- € 275.000,- € 1.474.000,- € 2.738.000,-<br />
50% 110.993 € 1.221.000,- € 183.000,- € 983.000,- € 1.825.000,-<br />
25% 55.496 € 610.000,- € 92.000,- € 491.000,- € 913.000,-<br />
1048 Afweging archeologische beheersmaatregelen Usseler Es, Enschede ArcheoLogic 29
ArcheoLogic<br />
Notitie AL149<br />
Bestemmingsplan Usseler Es te Enschede:<br />
conditie archeologie
ARCHEOLOGIC NOTITIE AL149<br />
BESTEMMINGSPLAN USSELER ES TE ENSCHEDE: CONDITIE ARCHEOLOGIE<br />
I<strong>nl</strong>eiding<br />
De gemeente Enschede is thans bezig met het opstellen van het bestemmingsplan voor de Usseler Es<br />
te Enschede. In het kader daarvan heeft de gemeente Enschede aan ArcheoLogic gevraagd de<br />
bestaande tekst 1 voor de conditie archeologie te wijzigen aan de hand van de huidige stand van zaken<br />
(i.e. situatie tot en met mei 2009). In deze notitie wordt een voorstel gedaan ten aanzien van<br />
archeologie voor de toelichting, bestemmingsregels en verbeelding van het bestemmingsplan.<br />
TOELICHTING<br />
Kader<br />
In 1992 is door het Rijk het Verdrag van Malta ondertekend, waarin de bescherming en het behoud<br />
van archeologische monumenten wordt nagestreefd. Als gevolg van de implementatie van het verdrag<br />
van Malta dient bij de nieuw ruimtelijk ontwikkelingen rekening te worden gehouden met de belangen<br />
van het archeologisch erfgoed.<br />
Sinds september 2007 is het Verdrag van Malta geïmplementeerd in de Wet op de Archeologische<br />
Monumentenzorg (Monumentenwet 1988). Deze wet wijst het bestemmingsplan aan als het centrale<br />
instrument voor de archeologische monumentenzorg. Daarmee wordt de zorgplicht voor het<br />
archeologisch erfgoed bij gemeenten gelegd.<br />
Op 28 januari 2008 heeft de raad van de gemeente Enschede haar archeologiebeleid vastgesteld. 2<br />
Hiermee heeft de gemeente haar eigen toetsings- en wegingskader bij bestemmingsplannen en<br />
vergunningverlening. De gemeente is bevoegd gezag voor het nemen van besluiten ten aanzien van<br />
de conditie archeologie.<br />
Uitgevoerd archeologisch onderzoek<br />
Tijdens de aa<strong>nl</strong>eg van de A35 in 1994 werd duidelijk dat er in het plangebied Usseler Es<br />
archeologische resten aanwezig waren, toen een grafveld uit de Midden-IJzertijd werd aangetroffen. 3<br />
In 2004 is door BAAC bv gestart met het vaststellen van de archeologische waarden in het gehele<br />
plangebied. Het eerste onderzoek betrof een inventariserend archeologisch veldonderzoek, bestaand<br />
uit een bureauonderzoek, een oppervlaktekartering en een booronderzoek. 4 Uit dit onderzoek werd<br />
geconcludeerd dat in het plangebied concentraties van nederzettingssporen vanaf het Paleolithicum<br />
tot en met de Middeleeuwen konden worden verwacht. De conservering van deze (eventuele) sporen<br />
zou door de afdekking van het esdek goed zijn.<br />
Door ADC ArcheoProjecten is vervolgens in de winter van 2004/2005 een proefsleuvenonderzoek<br />
uitgevoerd. 5 Hierbij zijn nederzettingssporen aangetroffen waarvan de omvang per vindplaats niet<br />
precies kon worden vastgesteld: vindplaatsen uit meerdere perioden liggen over of door elkaar heen.<br />
Aan de hand van de bewoningssporen en het daarin en nabij aangetroffen aardewerk en natuursteen<br />
1<br />
Kloosterman, P., 2008: Bestemmingsplan Usseler Es te Enschede: conditie archeologie. ArcheoLogic Notitie 394.<br />
2<br />
Breimer, J. (red.), 2008: Beleidsplan <strong>Archeologie</strong>, gemeente Enschede, Past2Present rapportage 432.<br />
3<br />
Buurman, J. & R. de Man, 1996: Enschede-Usseler Esch, in: A.D. Verlinde: Archeologische Kroniek van Overijssel over 1995,<br />
Overijsselse Historische Bedragen, Verslagen en mededelingen van de Vereeniging tot beoefening van Overijsselsch Regt en<br />
Geschiedenis, 143-144.<br />
4<br />
Schorn, E.A., 2004: Plangebied Usseleres-Noord (Gemeente Enschede). Inventariserend archeologisch veldonderzoek.<br />
Karterende fase, BAAC-rapport 03.<strong>15</strong>3.<br />
5<br />
Kenemans, M.C, 2005: Enschede , Usseler Es: een waarderend proefsleuvenonderzoek, ADC ArcheoProjecten Rapport 413.<br />
ArcheoLogic Notitie AL149 – Bestemmingsplan Usseler Es te Enschede: conditie archeologie<br />
1
stelt ADC dat er sprake is van een vrijwel continue bewoning van de Late Bronstijd tot en met de Late<br />
Middeleeuwen. Gezien het vondstmateriaal lijkt de periode 2e en 3e eeuw na Chr. te ontbreken, aldus<br />
ADC.<br />
Begin 2008 is door BAAC aanvullend op het onderzoek uit 2005 dit aanvullende<br />
proefsleuvenonderzoek uitgevoerd. 6 Het doel van het onderzoek was meer inzicht te krijgen in de<br />
grafcultuur, demografie en paleopathologie van de mens in deze regio. Kennis over deze onderwerpen<br />
is voor deze regio van Nederland vrijwel afwezig. Tijdens het onderzoek zijn echter geen resten van<br />
grafcultuur aangetroffen, wel zijn verspreid over het plangebied resten uit verschillende perioden<br />
aangetroffen, waaronder een nederzetting uit de Middeleeuwen ten noordwesten van de bolling, een<br />
mogelijke Middeleeuwse nederzetting ten zuidwesten en een nederzetting uit de IJzertijd-Romeinse<br />
Tijd ten oosten van de bolling.<br />
De aa<strong>nl</strong>eg van een gasleiding en een zoutwinningsleiding aan de zuidrand van plangebied de Usseler<br />
Es boden de mogelijkheid om archeologische waarden vast te stellen. De aa<strong>nl</strong>eg van de gasleiding,<br />
enkele meters ten noorden van de A35, vond plaats in november 2004 en is door RAAP Archeologisch<br />
Adviesbureau archeologisch begeleid. 7 In het tracé werden naast een verstoord grafveld, sporen uit<br />
IJzertijd, Middeleeuwen en Nieuwe Tijd aangetroffen.<br />
Eind 2007 en begin 2008 heeft ADC ArcheoProjecten de eerste fase van de aa<strong>nl</strong>eg van een leiding ten<br />
behoeve van zoutwinning begeleid. 8 Het tracé ligt in het zuidwesten van het plangebied en is tot aan<br />
de Usseleresweg begeleid. Tijdens de begeleiding werden geen sporen aangetroffen. In de toekomst<br />
zal de tweede fase van de aa<strong>nl</strong>eg van de leiding in het zuidoosten van het plangebied ook<br />
archeologisch begeleid worden.<br />
Dubbelbestemmingen archeologie<br />
In het selectiebesluit is het centrale deel van het plangebied Usseler Es tezamen met enkele percelen<br />
ten noordwesten, zuidwesten en oosten daarvan aangewezen als behoudenswaardig. 9 Op de<br />
verbeelding kennen deze gebieden de dubbelbestemming Waarde – <strong>Archeologie</strong> 1. Ten behoeve van<br />
het veilig stellen van de archeologische waarden zal in het plangebied een combinatie van behoud in<br />
situ (inpassen en beschermen) en behoud ex situ (opgraven of archeologisch begeleiden) worden<br />
toegepast.<br />
Zoals eerder vermeld is in januari 2008 door de raad van de gemeente Enschede het Beleidsplan<br />
<strong>Archeologie</strong> vastgesteld. Op de beleidskaart, die een onderdeel is van het beleidsplan, zijn in het<br />
plangebied een zestal bestaande hoeven aangemerkt als dubbelbestemming Waarde – <strong>Archeologie</strong> 2.<br />
Deze hoeven waren al voor 1850 in gebruik en liggen op erven waarvan de geschiedenis vaak tot in<br />
de Middeleeuwen terug kan gaan.<br />
Begrippen en context<br />
Op de verbeelding zijn enkele gebieden aangemerkt met een archeologische dubbelbestemming. Voor<br />
de delen van het plangebied die geen archeologische bestemming kennen op de verbeelding gelden<br />
geen archeologische beperkingen.<br />
De delen met een dubbelbestemming Waarde – <strong>Archeologie</strong> 1 zijn gebieden of terreinen van hoge<br />
archeologische waarde. Dit betekent dat hier een waarderend archeologisch onderzoek is uitgevoerd<br />
6<br />
Weerden, J.F. van der & P.J.L. Wemerman, 2008: Enschede Usseler Es. Aanvullend Archeologisch Onderzoek, BAAC-rapport A-<br />
07.0398 (concept).<br />
7<br />
Scholte-Lubberink, H.B.G., 2007: Aardgastransportleiding Bornerbroek-Enschede en Ommen-Hankate: archeologisch<br />
vooronderzoek: een inventariserend veldonderzoek, opgravingen en archeologische begeleiding, RAAP-rapport <strong>15</strong>73.<br />
8<br />
Roessingh, W., 2008: Graven naar zout. Archeologisch onderzoek aan de rand van de Usseler Es in Enschede. Een<br />
Archeologische Begeleiding., ADC Rapport 1211 (concept).<br />
9<br />
Zoals besproken in overleg d.d. 10 september 2008 met regioarcheoloog drs. M. Marinelli van het Oversticht.<br />
ArcheoLogic Notitie AL149 – Bestemmingsplan Usseler Es te Enschede: conditie archeologie<br />
2
en op basis van de resultaten van dit onderzoek door de bevoegde overheid de archeologische<br />
vindplaats is geselecteerd als behoudenswaardig.<br />
De delen met een dubbelbestemming Waarde – <strong>Archeologie</strong> 2 zijn gebieden of terreinen met een<br />
middelhoge of hoge verwachting voor het aantreffen van archeologisch waarden. Dit zijn gebieden<br />
met een archeologische verwachting, maar waar nog geen (of gedeeltelijk) waarderend onderzoek is<br />
uitgevoerd en eveneens geen selectie van behoudenswaardige archeologie door het bevoegd gezag<br />
heeft plaatsgevonden.<br />
De dubbelbestemming Waarde – <strong>Archeologie</strong> 2 kan middels de wijzigingsbevoegdheid worden<br />
verwijderd van de verbeelding en worden bestemd als Waarde – <strong>Archeologie</strong> 1 als na waarderend<br />
onderzoek blijkt, en vervolgens aan de hand van een selectiebesluit is aangegeven, dat er sprake is<br />
van behoudenswaardige archeologie. Eveneens kan de dubbelbestemming Waarde – <strong>Archeologie</strong> 2<br />
middels de wijzigingsbevoegdheid van burgemeester en wethouders worden verwijderd van de<br />
verbeelding als na (waarderend) onderzoek blijkt dat er geen (behoudenswaardige) archeologie<br />
aanwezig is in de bodem.<br />
De dubbelbestemming Waarde – <strong>Archeologie</strong> 1 kan eveneens middels de wijzigingsbevoegdheid<br />
burgemeester en wethouders van de verbeelding worden verwijderd nadat de behoudenswaardige<br />
archeologie is opgegraven, aangezien het dan niet meer noodzakelijk is dat het bestemmingsplan<br />
voorziet in bescherming van de archeologische waarden.<br />
ArcheoLogic Notitie AL149 – Bestemmingsplan Usseler Es te Enschede: conditie archeologie<br />
3
BESTEMMINGSREGELS<br />
Artikel X. Dubbelbestemming Waarde – <strong>Archeologie</strong> 1<br />
X.1 Bestemmingsbeschrijving<br />
1. De gronden die op de verbeelding zijn aangeduid met de dubbelbestemming Waarde –<br />
<strong>Archeologie</strong> 1 zijn tevens bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de<br />
archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze<br />
gronden toegekende bestemmingen.<br />
X.2 Aa<strong>nl</strong>egvergunning<br />
1. Het is verboden om op of in gronden zoals opgenomen op de verbeelding en aangeduid met<br />
Waarde – <strong>Archeologie</strong> 1 de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden<br />
uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een aa<strong>nl</strong>egvergunning, als<br />
bedoeld in artikel 3.3 onder a Wet ruimtelijke ordening, van Burgemeester en Wethouders,<br />
zulks ongeacht het bepaalde in de voorschriften bij andere op deze gronden van toepassing<br />
zijnde bestemmingen:<br />
a. het verlagen of afgraven van de bodem, waarvoor geen ontgrondingvergunning is vereist;<br />
b. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,4 meter onder het maaiveld, waartoe<br />
ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aa<strong>nl</strong>eggen<br />
van drainage;<br />
c. het verlagen van het grondwaterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde<br />
waterschap;<br />
d. het ophogen van de bodem;<br />
e. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;<br />
f. het aa<strong>nl</strong>eggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van de daarbij<br />
horende constructies, wanneer deze werken of werkzaamheden:<br />
• dieper reiken dan 0,4 m en het grondoppervlak van de aa<strong>nl</strong>egwerken meer is dan 0<br />
vierkante meter; of<br />
• behoren tot het normale onderhoud en beheer van landschap, wegen, wateren,<br />
kabels en leidingen.<br />
g. het aa<strong>nl</strong>eggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het<br />
aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, wanneer deze werken of<br />
werkzaamheden:<br />
• dieper reiken dan 0,4 m en het grondoppervlak van de aa<strong>nl</strong>egwerken meer is dan 0<br />
vierkante meter; of<br />
• behoren tot het normale onderhoud en beheer van landschap, wegen, wateren,<br />
kabels en leidingen.;<br />
h. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de<br />
bodem;<br />
i. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;<br />
j. het aa<strong>nl</strong>eggen van bouwland of het scheuren van grasland;<br />
k. het aa<strong>nl</strong>eggen van bos of boomgaard;<br />
l. het rooien van bos of boomgaard waarbij de stobben worden verwijderd;<br />
m. het aanbrengen van constructies, die verband houden met bovengrondse leidingen;<br />
n. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in de aangeduide gronden<br />
kunnen aantasten.<br />
2. Aan de aanvraag voor een aa<strong>nl</strong>egvergunning voor de gronden aangeduid met<br />
Waarde – <strong>Archeologie</strong> 1 kan de voorwaarde worden verbonden dat een rapport wordt<br />
overgelegd waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag worden<br />
ArcheoLogic Notitie AL149 – Bestemmingsplan Usseler Es te Enschede: conditie archeologie<br />
4
verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is<br />
vastgesteld.<br />
3. Aan de aa<strong>nl</strong>egvergunning kunnen in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:<br />
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische<br />
waarden in de bodem worden behouden; of<br />
b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of<br />
c. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een<br />
gekwalificeerd deskundige.<br />
X.3 Sloopvergunning<br />
1. In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen burgemeester en wethouders<br />
voorschriften verbinden aan een sloopvergunning op of in gronden op de verbeelding en<br />
aangeduid met Waarde – <strong>Archeologie</strong> 1<br />
2. Aan de sloopvergunning voor de gronden, als bedoeld in lid 1, kunnen burgemeester en<br />
wethouders het voorschrift verbinden dat de sloopwerken vanaf 30 cm boven het maaiveld en<br />
dieper worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige.<br />
3. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden<br />
aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in<br />
het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen<br />
verbinden aan de sloopvergunning.<br />
X.4 Bouwvergunning<br />
1. In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen burgemeester en wethouders<br />
voorwaarden en/of voorschriften verbinden aan een bouwvergunning op of in gronden zoals<br />
opgenomen op de verbeelding en aangeduid met Waarde – <strong>Archeologie</strong> 1 indien de<br />
bouwwerkzaamheden dieper reiken dan 0,4 meter onder het maaiveld en het grondoppervlak<br />
van de aa<strong>nl</strong>egwerken meer is dan 0 vierkante meter.<br />
2. Aan de aanvraag voor een bouwvergunning voor de gronden, als bedoeld in lid 1, kan de<br />
voorwaarde worden verbonden dat een rapport wordt overgelegd waarin de archeologische<br />
waarde van de gronden die blijkens de aanvraag worden verstoord naar het oordeel van<br />
burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.<br />
3. Aan de bouwvergunning kunnen in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:<br />
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische<br />
waarden in de bodem worden behouden; of<br />
b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of<br />
c. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een<br />
gekwalificeerd deskundige.<br />
X.5 Wijzigingsbevoegdheid<br />
1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet<br />
ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:<br />
a. de dubbelbestemming Waarde – <strong>Archeologie</strong> 1, als bedoeld in lid X.1, sub 1, geheel of<br />
gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond<br />
dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of<br />
b. aan gronden alsnog de dubbelbestemming Waarde – <strong>Archeologie</strong> 1, indien uit<br />
archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse<br />
aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.<br />
ArcheoLogic Notitie AL149 – Bestemmingsplan Usseler Es te Enschede: conditie archeologie<br />
5
2. Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging, als bedoeld in lid 1, is de afdeling 3.4 van<br />
de in de Algemene Wet Bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.<br />
Artikel Y. Dubbelbestemming Waarde – <strong>Archeologie</strong> 2<br />
Y.1 Bestemmingsbeschrijving<br />
1. De gronden die op de verbeelding zijn aangeduid met de dubbelbestemming Waarde –<br />
<strong>Archeologie</strong> 2 zijn mede bestemd voor doeleinden ter vaststelling van de archeologische<br />
waarde door middel van een archeologisch vooronderzoek.<br />
Y.2 Aa<strong>nl</strong>egvergunning<br />
1. Het is verboden om op of in gronden zoals opgenomen op de verbeelding en aangeduid met<br />
Waarde – <strong>Archeologie</strong> 2 de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit<br />
te voeren of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een aa<strong>nl</strong>egvergunning, als bedoeld<br />
in artikel 3.3 onder a Wet ruimtelijke ordening, van Burgemeester en Wethouders, zulks<br />
ongeacht het bepaalde in de voorschriften bij andere op deze gronden van toepassing zijnde<br />
bestemmingen:<br />
a. het verlagen of afgraven van de bodem, waarvoor geen ontgrondingvergunning is vereist;<br />
b. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,5 meter onder het maaiveld waartoe<br />
ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aa<strong>nl</strong>eggen<br />
van drainage;<br />
c. het verlagen van het grondwaterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde<br />
waterschap;<br />
d. het ophogen van de bodem;<br />
e. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;<br />
f. het aa<strong>nl</strong>eggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van de daarbij<br />
horende constructies, wanneer deze werken of werkzaamheden:<br />
• dieper reiken dan 0,5 meter onder het maaiveld en het grondoppervlak meer is dan<br />
250 vierkante meter; of<br />
• behoren tot het normale onderhoud en beheer van landschap, wegen, wateren,<br />
kabels en leidingen.<br />
g. het aa<strong>nl</strong>eggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het<br />
aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, wanneer deze werken of<br />
werkzaamheden:<br />
• dieper reiken dan 0,5 meter onder het maaiveld en het grondoppervlak meer is dan<br />
250 vierkante meter; of<br />
• behoren tot het normale onderhoud en beheer van landschap, wegen, wateren,<br />
kabels en leidingen.;<br />
h. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de<br />
bodem;<br />
i. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;<br />
j. het aa<strong>nl</strong>eggen van bouwland of het scheuren van grasland;<br />
k. het aa<strong>nl</strong>eggen van bos of boomgaard;<br />
l. het rooien van bos of boomgaard waarbij de stobben worden verwijderd;<br />
m. het aanbrengen van constructies, die verband houden met bovengrondse leidingen;<br />
n. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in de aangeduide gronden<br />
kunnen aantasten.<br />
2. Aan de aanvraag voor een aa<strong>nl</strong>egvergunning voor de gronden aangeduid met<br />
ArcheoLogic Notitie AL149 – Bestemmingsplan Usseler Es te Enschede: conditie archeologie<br />
6
Waarde – <strong>Archeologie</strong> 2 kan de voorwaarde worden verbonden dat een rapport wordt<br />
overgelegd waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag worden<br />
verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is<br />
vastgesteld.<br />
3. Aan de aa<strong>nl</strong>egvergunning kunnen in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:<br />
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de<br />
archeologische waarden in de bodem worden behouden; of<br />
b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of<br />
c. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door<br />
een gekwalificeerd deskundige.<br />
Y.3 Sloopvergunning<br />
1. In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen burgemeester en wethouders<br />
voorschriften verbinden aan een sloopvergunning op of in gronden op de verbeelding en<br />
aangeduid met Waarde – <strong>Archeologie</strong> 2.<br />
4. Aan de sloopvergunning voor de gronden, als bedoeld in lid 1, kunnen burgemeester en<br />
wethouders het voorschrift verbinden dat de sloopwerken vanaf 30 cm boven het maaiveld en<br />
dieper worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige.<br />
5. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden<br />
aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in<br />
het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen<br />
verbinden aan de sloopvergunning.<br />
Y.4 Bouwvergunning<br />
1. In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen burgemeester en wethouders<br />
voorwaarden en/of voorschriften verbinden aan een bouwvergunning op of in gronden zoals<br />
opgenomen op de verbeelding en aangeduid met Waarde – <strong>Archeologie</strong> 2, indien de<br />
bouwwerkzaamheden dieper reiken dan 0,5 meter onder het maaiveld; of het grondoppervlak<br />
van het gebied waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft groter is dan 250 vierkante<br />
meter.<br />
2. Aan de aanvraag voor een bouwvergunning voor de gronden, als bedoeld in lid 1, kan de<br />
voorwaarde worden verbonden dat een rapport wordt overgelegd waarin de archeologische<br />
waarde van de gronden die blijkens de aanvraag worden verstoord naar het oordeel van<br />
burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.<br />
3. Aan de bouwvergunning kunnen in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:<br />
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische<br />
waarden in de bodem worden behouden; of<br />
b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of<br />
c. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een<br />
gekwalificeerd deskundige.<br />
Y.5 Wijzigingsbevoegdheid<br />
1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet<br />
ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:<br />
a. de dubbelbestemming Waarde – <strong>Archeologie</strong> 2, als bedoeld in lid Y.1, sub 1, geheel of<br />
gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond<br />
dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of<br />
ArcheoLogic Notitie AL149 – Bestemmingsplan Usseler Es te Enschede: conditie archeologie<br />
7
. Aan gronden alsnog de dubbelbestemming Waarde – <strong>Archeologie</strong> 2 toe te kennen, indien<br />
uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter<br />
plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.<br />
2. Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging, als bedoeld in lid 1, is de afdeling 3.4 van<br />
de in de Algemene Wet Bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.<br />
ArcheoLogic Notitie AL149 – Bestemmingsplan Usseler Es te Enschede: conditie archeologie<br />
8
VERBEELDING<br />
0<br />
Deelgebied C<br />
Deelgebied A<br />
250 500<br />
meters<br />
ArcheoLogic Notitie AL149 – Bestemmingsplan Usseler Es te Enschede: conditie archeologie<br />
Deelgebied B<br />
Deelgebied D<br />
Plankaart <strong>Archeologie</strong> Usseler Es<br />
Legenda<br />
Waarde - <strong>Archeologie</strong> 1<br />
Waarde - <strong>Archeologie</strong> 2<br />
Plangebied<br />
Plankaart <strong>Archeologie</strong> Usseler Es.wor - 12 mei 2009<br />
9
COLOFON<br />
Opdrachtgever: Gemeente Enschede<br />
Contactpersoon Opdrachtgever: mevr. G. Boers<br />
Contactpersoon AL: dhr. B. Goudswaard<br />
Auteur: dhr. S. van der End<br />
Autorisatie: dhr. J. de Jong<br />
Datum: 12-05-2009<br />
AL Project: 1112<br />
Sleutelwoorden ArcheoLogic<br />
Overijssel, Enschede, Usseler Es, bestemmingsplan, conditie archeologie, dubbelbestemming,<br />
Waarde – <strong>Archeologie</strong> 1, Waarde – <strong>Archeologie</strong> 2, toelichting, bestemmingsregels, verbeelding<br />
ArcheoLogic Notitie AL149 – Bestemmingsplan Usseler Es te Enschede: conditie archeologie<br />
10
RAAP-NOTITIE 3318<br />
Plangebied Usseleres (volkstuinen)<br />
te Enschede<br />
Gemeente Enschede<br />
Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en<br />
inventariserend veldonderzoek
Colofon<br />
Opdrachtgever: gemeente Enschede<br />
Titel: Plangebied Usseleres (volkstuinen) te Enschede, gemeente Enschede; archeo-<br />
logisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek<br />
Status: eindversie<br />
Datum: november 2009<br />
Auteur: drs. E.I. Schuurman<br />
Projectcode: ENUV<br />
Bestandsnaam: NO3318_ENUV.doc<br />
Projectleider: drs. E.I. Schuurman<br />
Projectmedewerker: drs. J. Vansweevelt<br />
ARCHIS-vondstmeldingsnummers: niet van toepassing<br />
ARCHIS-waarnemingsnummers: niet van toepassing<br />
ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer/CIS-code: 37849<br />
Bewaarplaats documentatie: RAAP Oost-Nederland<br />
Autorisatie: drs. S.W. Jager<br />
ISSN: 0925-6369<br />
RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V.<br />
Leeuwenveldseweg 5b<br />
1382 LV Weesp<br />
Postbus 5069<br />
1380 GB Weesp<br />
© RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V., 2009<br />
telefoon: 0294-491 500<br />
telefax: 0294-491 519<br />
E-mail: raap@raap.<strong>nl</strong><br />
RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade<br />
voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen.
Plangebied Usseleres (volkstuinen) te Enschede, gemeente Enschede; archeologisch<br />
vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek<br />
Samenvatting<br />
In opdracht van de gemeente Enschede heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in november<br />
2009 een bureau- en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd in verband met nieuwbouwplannen<br />
ter hoogte van de Usseleres te Enschede in de gemeente Enschede. Doel van dit onderzoek was<br />
allereerst het middels bureauonderzoek verwerven van informatie over bekende en te verwachten<br />
archeologische waarden teneinde een gespecificeerde verwachting op te stellen. Het doel van het<br />
veldonderzoek was vervolgens die verwachting te toetsen en, voor zover mogelijk, een eerste in-<br />
druk te geven van de aard, omvang, datering, kwaliteit (gaafheid en conservering) en diepteligging<br />
van eventueel aangetroffen archeologische vindplaatsen. Op grond van de onderzoeksresultaten<br />
en de aard en omvang van de voorgenomen bodemingrepen in het plangebied is vervolgens een<br />
advies met betrekking tot archeologisch vervolgonderzoek geformuleerd.<br />
Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek gold bij de aanvang van het veldonderzoek<br />
voor het plangebied een grotendeels middelmatige archeologische verwachting voor vindplaat-<br />
sen (archeologische overblijfselen) uit de periode Neolithicum t/m Late Middeleeuwen. Alleen in<br />
het zuiden van het plangebied is aan een zone een hoge archeologische verwachting toegekend.<br />
Tijdens het veldonderzoek zijn in het plangebied echter geen aanwijzingen aangetroffen die<br />
duiden op de aanwezigheid van archeologische resten.<br />
Gezien de onderzoeksresultaten is geconcludeerd dat bij de uitvoering van de plannen vermoe-<br />
delijk geen archeologische waarden zullen worden verstoord. Op basis hiervan wordt aanbevolen<br />
om geen aanvullend archeologisch vooronderzoek te laten verrichten en het plangebied vrij te<br />
geven.<br />
Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht archeologische resten worden aan-<br />
getroffen, dan is conform artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 (herzien in 2007) aan-<br />
melding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap<br />
c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS).<br />
RAAP-notitie 3318 / eindversie 20-11-2009 [3 ]
Plangebied Usseleres (volkstuinen) te Enschede, gemeente Enschede; archeologisch<br />
vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek<br />
Inhoudsopgave<br />
Samenvatting................................................................................................................. 3<br />
Inhoudsopgave .............................................................................................................. 4<br />
1 I<strong>nl</strong>eiding ................................................................................................................... 5<br />
1.1 Kader en doelstelling .............................................................................................................. 5<br />
1.2 Administratieve gegevens........................................................................................................ 5<br />
1.3 Onderzoeksopzet en richtlijnen ................................................................................................ 5<br />
2 Bureauonderzoek ...................................................................................................... 6<br />
2.1 Methoden ............................................................................................................................... 6<br />
2.2 Resultaten .............................................................................................................................. 6<br />
3 Veldonderzoek .......................................................................................................... 8<br />
3.1 Methoden ............................................................................................................................... 8<br />
3.2 Resultaten .............................................................................................................................. 8<br />
4 Conclusies en aanbevelingen .................................................................................... 10<br />
4.1 Conclusies............................................................................................................................ 10<br />
4.2 Aanbevelingen ...................................................................................................................... 10<br />
Literatuur .................................................................................................................... 11<br />
Gebruikte afkortingen ................................................................................................... 11<br />
Verklarende woorde<strong>nl</strong>ijst ............................................................................................... 12<br />
Overzicht van figuren, tabellen en bijlagen ...................................................................... 12<br />
<strong>Bijlage</strong> 1: Boorbeschrijvingen......................................................................................... <strong>15</strong><br />
RAAP-notitie 3318 / eindversie 20-11-2009 [4 ]
Plangebied Usseleres (volkstuinen) te Enschede, gemeente Enschede; archeologisch<br />
vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek<br />
1 I<strong>nl</strong>eiding<br />
1.1 Kader en doelstelling<br />
In opdracht van de gemeente Enschede heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in november<br />
2009 een bureau- en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd in verband met nieuwbouwplannen<br />
ter hoogte van de Usseleres te Enschede in de gemeente Enschede. Het onderzoek, dat betrek-<br />
king had op de oostelijke punt van de Usseleres, diende te worden uitgevoerd omdat realisatie van<br />
de plannen zou kunnen leiden tot aantasting of vernietiging van mogelijk aanwezige archeolo-<br />
gische resten. Doel van het bureauonderzoek was het verwerven van informatie over bekende en<br />
verwachte archeologische waarden teneinde een gespecificeerde verwachting op te stellen. Doel<br />
van het veldonderzoek was het toetsen van die gespecificeerde archeologische verwachting en,<br />
indien mogelijk, een eerste indruk geven van de aard, omvang, datering, kwaliteit (gaafheid en<br />
conservering) en diepteligging van eventueel aangetroffen archeologische resten. Op basis van de<br />
onderzoeksresultaten en de aard en omvang van de voorgenomen bodemingrepen is vervolgens in<br />
hoofdstuk 4 een advies geformuleerd met betrekking tot eventueel archeologisch vervolg-<br />
onderzoek.<br />
1.2 Administratieve gegevens<br />
Het plangebied (circa 3,3 ha) ligt direct ten noorden van de rijksweg A35, ten oosten van de<br />
Helmerweg en ten zuiden van de Usselerrondweg (figuur 1). Het gebied staat afgebeeld op<br />
kaartblad 34F van de topografische kaart van Nederland (schaal 1:25.000); de centrum-<br />
coördinaat is 255.345/469.359.<br />
1.3 Onderzoeksopzet en richtlijnen<br />
Het onderzoek bestond uit een bureauonderzoek en een veldonderzoek (karterend booronder-<br />
zoek). Het onderzoek is uitgevoerd volgens de normen van de archeologische beroepsgroep (zie<br />
artikel 24 van het Besluit archeologische monumentenzorg). De Kwaliteitsnorm Nederlandse<br />
<strong>Archeologie</strong> (KNA, versie 3.1), beheerd door de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodem-<br />
beheer (SIKB; www.sikb.<strong>nl</strong>), geldt in de praktijk als richtsnoer. RAAP beschikt over een opgra-<br />
vingsvergunning, verleend door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Zie tabel 1<br />
voor de dateringen van de in dit rapport genoemde archeologische perioden. Achterin dit rapport is<br />
tevens een lijst met gebruikte afkortingen opgenomen en worden enkele vaktermen beschreven<br />
(zie verklarende woorde<strong>nl</strong>ijst).<br />
RAAP-notitie 3318 / eindversie 20-11-2009 [5 ]
Plangebied Usseleres (volkstuinen) te Enschede, gemeente Enschede; archeologisch<br />
vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek<br />
2 Bureauonderzoek<br />
2.1 Methoden<br />
Het bureauonderzoek is uitgevoerd om een gespecificeerde archeologische verwachting op te<br />
stellen. Daartoe zijn reeds bekende archeologische en aardkundige gegevens verzameld en is<br />
het grondgebruik in het plangebied in het heden en verleden geïnventariseerd. Geraadpleegd<br />
zijn de volgende bronnen:<br />
- het ARCHeologisch Informatie Systeem (ARCHIS);<br />
- de Archeologische Monumenten Kaart (AMK);<br />
- historisch en aardkundig kaartmateriaal (zie literatuurlijst);<br />
- recente luchtfoto's uit Google Earth (http:/www.earth.google.com);<br />
- de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Enschede (Boshoven, Lotte,<br />
Oldemenger, Tebbens & Willems, 2005).<br />
- RAAP-rapport <strong>15</strong>73 (Scholte Lubberink, 2007).<br />
2.2 Resultaten<br />
Huidige situatie<br />
Uit recente luchtfoto's uit Google Earth blijkt dat het plangebied in het noorden en westen uit<br />
grasland bestaat. In het oosten en zuiden is het plangebied in gebruik als volkstuinencomplex.<br />
Geo(morfo)logie<br />
Het plangebied maakt deel uit van een relatief hooggelegen gebied dat in geomorfologisch<br />
opzicht beschreven kan worden als een hooggelegen, met dekzand en smeltwaterafzettingen<br />
bedekt(-e) grondmoreneplateau of -vlakte (Ten Cate & Kleinsman, 1979; codes 3L2a en 2M5).<br />
De bodem wordt ter hoogte van het plangebied gekenmerkt door veldpodzolgronden met<br />
leemarm en zwak lemig fijn zand met grondwatertrap V (Ebbers & Hamming, 1979).<br />
Bekende archeologische waarden<br />
ARCHIS en AMK<br />
In ARCHIS staat één archeologische vindplaats geregistreerd uit de omgeving van het plangebied.<br />
Het betreft een munt uit de Romeinse tijd die zo’n 500 m ten zuidoosten van het plangebied aan-<br />
getroffen is (ARCHIS-waarnemingsnr. 9325). Circa 500 m ten westen van het plangebied staat<br />
voorts een terrein van archeologische waarde geregistreerd (monumentnr. 14747; ARCHIS-waar-<br />
nemingsnr. 24374). Hier zijn archeologische resten uit de Midden IJzertijd vastgesteld. Op de<br />
hogere delen van de Usseleres, verder ten westen van het plangebied, zijn naast bewoningsspo-<br />
ren uit voornamelijk de IJzertijd en Romeinse tijd ook resten uit de Vroege en Late Middeleeuwen<br />
gevonden (o.a. ARCHIS-waarnemingsnrs. 401179, 411785, 411783 en 24474). De vondsten zijn<br />
deels aangetroffen tijdens de aa<strong>nl</strong>eg van de aardgastransportleiding Bornerbroek-Enschede<br />
(Scholte Lubberink, 2007).<br />
RAAP-notitie 3318 / eindversie 20-11-2009 [6 ]
Plangebied Usseleres (volkstuinen) te Enschede, gemeente Enschede; archeologisch<br />
vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek<br />
Historische kaarten<br />
Op de Grote Historische Atlas van Overijssel (Uitgeverij Nieuwland, 2005; verkend in 1881,<br />
herzien in 1903) staat een groot deel van het plangebied weergegeven als heide. Alleen in het<br />
zuiden van het plangebied is een klein gebied als akkerland aangeduid. Er lijkt geen bebouwing<br />
aanwezig te zijn.<br />
Aanvullende informatie<br />
In het zuiden van het plangebied is in verband met de aa<strong>nl</strong>eg van de gastransportleiding Borner-<br />
broek-Enschede reeds een serie boringen gezet (figuur 1; Scholte Lubberink, 2007). Hierbij zijn<br />
in 2 boringen resten van een veldpodzolbodem aangetroffen; de overige boringen correspon-<br />
deren met diepe verstoringen. Aanwijzingen voor archeologische vindplaatsen werden toen niet<br />
vastgesteld.<br />
Gespecificeerde archeologische verwachting<br />
Volgens de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Enschede (Boshoven e.a., 2005)<br />
geldt voor het plangebied grotendeels een middelmatige archeologische verwachting voor<br />
vindplaatsen (archeologische resten) uit de periode Neolithicum t/m Late Middeleeuwen. Alleen<br />
voor een zone in het zuiden van het plangebied (ter hoogte van het voormalige akkerland) geldt<br />
een hogere archeologische verwachting. Ten aanzien van vindplaatsen uit de oudere Steentijd<br />
geldt, althans op grond van de verwachtingskaart, voor het plangebied een lage archeologische<br />
verwachting<br />
Eventuele archeologische resten kunnen direct onder de bouwvoor voorkomen. Ter hoogte van<br />
het voormalige akkerland kan een plaggendek aanwezig zijn. Indien dit het geval is, zullen de<br />
archeologische sporen zich waarschij<strong>nl</strong>ijk bevinden aan de basis van dit plaggendek, in de<br />
toplaag van de minerale ondergrond. Door de aanwezigheid van een plaggendek zijn archeo-<br />
logische resten in deze zone waarschij<strong>nl</strong>ijk beter bewaard gebleven.<br />
RAAP-notitie 3318 / eindversie 20-11-2009 [7 ]
Plangebied Usseleres (volkstuinen) te Enschede, gemeente Enschede; archeologisch<br />
vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek<br />
3 Veldonderzoek<br />
3.1 Methoden<br />
Het inventariserend veldonderzoek (IVO) bestond uit een karterend booronderzoek. De onder-<br />
zoeksmethode voor het veldwerk is bepaald op basis van de resultaten van het bureauonderzoek<br />
(gespecificeerde archeologische verwachting) en het protocol inventariserend veldonderzoek uit<br />
de KNA versie 3.1 (stroomdiagram 'keuze onderzoeksmethode karterende fase' en 'Leidraad<br />
inventariserend veldonderzoek deel karterend booronderzoek').<br />
Tijdens het veldonderzoek zijn 17 boringen verricht in 5 zuidwest-noordoost georiënteerde raaien.<br />
Daarbij is een grid van 40 bij 50 m aangehouden (figuur 1). De boringen in een raai verspringen<br />
ten opzichte van die in de naastgelegen raai, waardoor een systeem van gelijkbenige driehoeken<br />
ontstaat. De gehanteerde methode wordt geschikt geacht voor het opsporen van de meeste in dit<br />
gebied te verwachten nederzettingsterreinen uit de periode Neolithicum t/m Late Middeleeuwen.<br />
Deze methode is niet geschikt om verkavelingspatronen, ijle vondstverspreidingspatronen van<br />
bijvoorbeeld vuursteenmateriaal, graven en andere zeer lokale archeologische resten in kaart te<br />
brengen (Tol e.a., 2004).<br />
Er is geboord tot maximaal 1,20 m -Mv met een Edelmanboor met een diameter van <strong>15</strong> cm. De<br />
boringen zijn lithologisch conform NEN 5104 (Nederlands Normalisatie-instituut, 1989) beschreven<br />
en met meetlinten ingemeten (x- en y-waarden). Het opgeboorde materiaal is gezeefd met een<br />
zeef met een maaswijdte van 0,5 cm; het zeefresidu is met het blote oog geïnspecteerd op het<br />
voorkomen van archeologische indicatoren (zoals houtskool, vuursteen, aardewerk, metaal, bot en<br />
verbrande leem).<br />
3.2 Resultaten<br />
Geologie en bodem<br />
In alle boringen is een bouwvoor (Aa-horizont) aangetroffen variërend van 20 tot 40 cm dik. Deze<br />
bestaat uit zwak siltig, donkerbruingrijs, matig humeus zand dat matig fijn is. Ter hoogte van de<br />
boringen 5, 6 en 11 is onder de bouwvoor een verstoring aangetroffen die tot in de natuurlijke<br />
ondergrond (C-horizont) reikt. Het bodemprofiel in de boringen 7, <strong>15</strong> en 17 wordt onder de bouw-<br />
voor gekenmerkt door een donkere, bruingele laag. Het lijkt te gaan om een vermenging van de<br />
A-horizont met de C-horizont. Ter plaatse van de boringen 2, 9, 10 en 13 rust de bouwvoor direct<br />
op de C-horizont (AC-profiel). Voorts is ter hoogte van de boringen 1, 3, 4, 8, 14 en 16 onder de<br />
bouwvoor een (verploegd) restant van een veldpodzolgrond vastgesteld. In deze boringen zijn<br />
restanten van een (verploegde) inspoelingslaag (B-horizont) en/of BC-horizont waargenomen.<br />
Alleen ter hoogte van boring 12 zijn aanwijzingen voor de aanwezigheid van een plaggendek<br />
aangetroffen. Hier gaat de bouwvoor over in een donkerbruingrijs pakket zand (Aa-horizont, met<br />
vlekken) dat pas op 100 cm -Mv aansluit op de C-horizont. Boring 12 is dan ook gezet in het<br />
voormalige akkerland.<br />
RAAP-notitie 3318 / eindversie 20-11-2009 [8 ]
Plangebied Usseleres (volkstuinen) te Enschede, gemeente Enschede; archeologisch<br />
vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek<br />
De C-horizont bevindt zich in het plangebied op een diepte die varieert van 40 tot 100 cm -Mv en<br />
wordt gekenmerkt door lichtgeelgrijs, matig fijn zand met ijzerdeeltjes. Het betreft dekzand. Voor<br />
een overzicht en uitgebreide beschrijving van de opgetekende bodemprofielen wordt verwezen<br />
naar figuur 1 en bijlage 1.<br />
<strong>Archeologie</strong><br />
Tijdens het veldonderzoek zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. Er is derhalve<br />
geen aa<strong>nl</strong>eiding om aan te nemen dat ter plekke archeologische waarden in de ondergrond<br />
schuilgaan.<br />
RAAP-notitie 3318 / eindversie 20-11-2009 [9 ]
Plangebied Usseleres (volkstuinen) te Enschede, gemeente Enschede; archeologisch<br />
vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek<br />
4 Conclusies en aanbevelingen<br />
4.1 Conclusies<br />
Op basis van de onderzoeksresultaten kan worden geconcludeerd dat bij de realisering van de<br />
plannen in het plangebied vermoedelijk geen archeologische waarden zullen worden verstoord.<br />
Tijdens het veldonderzoek zijn namelijk geen aanwijzingen aangetroffen die duiden op de aan-<br />
wezigheid van archeologische resten in het plangebied..<br />
4.2 Aanbevelingen<br />
Op basis van de resultaten van dit onderzoek wordt voor het plangebied in het kader van de<br />
voorgenomen bodemingrepen geen archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen.<br />
Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht archeologische resten worden aan-<br />
getroffen, dan is conform artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 (herzien in 2007) aan-<br />
melding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,<br />
i.c. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS).<br />
RAAP-notitie 3318 / eindversie 20-11-2009 [1 0 ]
Plangebied Usseleres (volkstuinen) te Enschede, gemeente Enschede; archeologisch<br />
vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek<br />
Literatuur<br />
Boshoven, E.H., R.M. Lotte, A.G. Oldemenger, L.A. Tebbens & J.M.J. Willems, 2005.<br />
Gemeente Enschede. Archeologische Verwachtingskaart. BAAC-rapport 04.238.<br />
BAAC bv, ’s Hertogenbosch/Deventer.<br />
Cate ten, J.A.M., W.B. Kleinsman, 1979. Geomorfologische kaart van Nederland, schaal<br />
1:50.000. Blad 34 Enschede en blad 35 Glanerbrug. Stiboka/RGD, Wageningen.<br />
Ebbers, G. & C. Hamming, 1979. Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000. Blad 34 W<br />
(west) en O (oost), Enschede en blad 35 Glanerbrug. Stiboka, Wageningen.<br />
Nederlands Normalisatie-instituut, 1989. Nederlandse Norm NEN 5104, Classificatie van<br />
onverharde grondmonsters. Nederlands Normalisatie-instituut, Delft.<br />
Scholte Lubberink, H.B.G., 2007. Aardgastransportleiding Bornerbroek-Enschede en Ommen-<br />
Hankate: archeologisch vooronderzoek: een inventariserend veldonderzoek, opgra-<br />
vingen en archeologische begeleiding. RAAP-rapport <strong>15</strong>73. RAAP Archeologisch<br />
Adviesbureau, Weesp.<br />
Tol, A., P. Verhagen, A. Borsboom & M. Verbruggen, 2004. Prospectief boren; een studie naar<br />
de betrouwbaarheid en toepasbaarheid van booronderzoek in de prospectiearcheo-<br />
logie. RAAP-rapport 1000. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Amsterdam.<br />
Uitgeverij Nieuwland, 2005. Grote historische topografische atlas Overijssel ± 1905, schaal<br />
1:25.000. Uitgeverij Nieuwland.<br />
Gebruikte afkortingen<br />
AMK Archeologische Monumenten Kaart<br />
ARCHIS ARCHeologisch Informatie Systeem<br />
KNA Kwaliteitsnorm Nederlandse <strong>Archeologie</strong><br />
-Mv beneden maaiveld<br />
NAP Normaal Amsterdams Peil<br />
SIKB Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer<br />
RAAP-notitie 3318 / eindversie 20-11-2009 [1 1 ]
Plangebied Usseleres (volkstuinen) te Enschede, gemeente Enschede; archeologisch<br />
vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek<br />
Verklarende woorde<strong>nl</strong>ijst<br />
AC-profiel<br />
Bodemprofiel waarin een humusrijke A-horizont direct gelegen is op het ongeroerde<br />
moedermateriaal (C-horizont).<br />
afzetting<br />
Neerslag of bezinking van materiaal.<br />
archeologische verwachtingskaart<br />
Een kaart waarop in vlakken staat aangegeven waar archeologische vindplaatsen kunnen<br />
worden verwacht. De kaart is het resultaat van een systematische analyse van relevante<br />
gegevens (kennis over locatiekeuze, fysische geografie, statistische relaties, etc.). De<br />
analyse is statistisch onderbouwd en wordt uitgevoerd met een GIS.<br />
B-horizont<br />
Inspoelingslaag van een podzolbodem (zie podzol).<br />
C-horizont<br />
Horizont die niet (of weinig) is veranderd door bodemvorming; het oorspronkelijke<br />
moedermateriaal.<br />
dekzand<br />
Fijnzandige afzettingen die onder periglaciale omstandigheden voornamelijk door<br />
windwerking ontstaan zijn; de dekzanden van het Weichselien vormen in grote delen van<br />
Nederland een ‘dek’ (Saalien: Formatie van Eindhoven; Weichselien: Formatie van Twente).<br />
plaggendek<br />
Oud verhoogd bouwland, ontstaan door ophoging ten gevolge van bemesting. Voor de<br />
bemesting werden plaggen of met zand vermengde potstalmest opgebracht.<br />
podzol<br />
Bodem met een uitspoelingslaag (E-horizont) en een inspoelingslaag (B-horizont). Het proces<br />
van het uitlogen van de E-horizont en de vorming van een B-horizont door inspoeling van<br />
amorfe humus en ijzer wordt podzolering genoemd.<br />
Overzicht van figuren, tabellen en bijlagen<br />
Figuur 1. Resultaten booronderzoek en eerdere onderzoeksresultaten (Scholte Lubberink,<br />
2007).<br />
Tabel 1. Archeologische tijdschaal.<br />
<strong>Bijlage</strong> 1. Boorbeschrijvingen.<br />
RAAP-notitie 3318 / eindversie 20-11-2009 [1 2 ]
469500<br />
255200<br />
1111111<br />
2222222 666<br />
255400<br />
255300<br />
legenda<br />
bodemgesteldheid<br />
overig<br />
469500<br />
255500<br />
boorpuntnummer<br />
begrenzing plangebied<br />
boorpuntnummer (boring Scholte Lubberink, 2007).<br />
bodemprofiel met restant van een veldpodzolgrond<br />
bodemprofiel tot in de C-horizont verstoord<br />
bodemprofiel met (gevlekt) plaggendek<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
legenda<br />
AC-profiel<br />
bodemgesteldheid<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
overig<br />
diep verstoord bodemprofiel<br />
4444444444444<br />
5<br />
226<br />
226<br />
226<br />
226<br />
226<br />
226<br />
226<br />
226<br />
226<br />
226<br />
226<br />
226<br />
226<br />
226<br />
226<br />
226<br />
226<br />
226<br />
226<br />
226<br />
226<br />
226<br />
226<br />
226<br />
226<br />
226<br />
226<br />
226<br />
226<br />
226<br />
226<br />
226<br />
226<br />
226<br />
226<br />
226<br />
226<br />
226<br />
226<br />
226<br />
226<br />
226<br />
226<br />
226<br />
226<br />
226<br />
226<br />
226<br />
226<br />
222<br />
222<br />
222<br />
222<br />
222<br />
222<br />
222<br />
222<br />
222<br />
222<br />
222<br />
222<br />
222<br />
222<br />
222<br />
222<br />
222<br />
222<br />
222<br />
222<br />
222<br />
222<br />
222<br />
222<br />
222<br />
222<br />
222<br />
222<br />
222<br />
222<br />
222<br />
222<br />
222<br />
222<br />
222<br />
222<br />
222<br />
222<br />
222<br />
222<br />
222<br />
222<br />
222<br />
222<br />
222<br />
222<br />
222<br />
222<br />
222<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
227<br />
469300 469400<br />
Helmerweg<br />
Helmerweg<br />
Helmerweg<br />
Helmerweg<br />
Helmerweg<br />
Helmerweg<br />
Helmerweg<br />
Helmerweg<br />
Helmerweg<br />
Helmerweg<br />
Helmerweg<br />
Helmerweg<br />
Helmerweg<br />
Helmerweg<br />
Helmerweg<br />
Helmerweg<br />
Helmerweg<br />
Helmerweg<br />
Helmerweg<br />
Helmerweg<br />
Helmerweg<br />
Helmerweg<br />
Helmerweg<br />
Helmerweg<br />
Helmerweg<br />
Helmerweg<br />
Helmerweg<br />
Helmerweg<br />
Helmerweg<br />
Helmerweg<br />
Helmerweg<br />
Helmerweg<br />
Helmerweg<br />
Helmerweg<br />
Helmerweg<br />
Helmerweg<br />
Helmerweg<br />
Helmerweg<br />
Helmerweg<br />
Helmerweg<br />
Helmerweg<br />
Helmerweg<br />
Helmerweg<br />
Helmerweg<br />
Helmerweg<br />
Helmerweg<br />
Helmerweg<br />
Helmerweg<br />
Helmerweg<br />
A35<br />
A35<br />
A35<br />
A35<br />
A35<br />
A35<br />
A35<br />
A35<br />
A35<br />
A35<br />
A35<br />
A35<br />
A35<br />
A35<br />
A35<br />
A35<br />
A35<br />
A35<br />
A35<br />
A35<br />
A35<br />
A35<br />
A35<br />
A35<br />
A35<br />
A35<br />
A35<br />
A35<br />
A35<br />
A35<br />
A35<br />
A35<br />
A35<br />
A35<br />
A35<br />
A35<br />
A35<br />
A35<br />
A35<br />
A35<br />
A35<br />
A35<br />
A35<br />
A35<br />
A35<br />
A35<br />
A35<br />
A35<br />
A35<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
13<br />
10<br />
10<br />
10<br />
10<br />
10<br />
10<br />
10<br />
10<br />
10<br />
10<br />
10<br />
10<br />
10<br />
10<br />
10<br />
10<br />
10<br />
10<br />
10<br />
10<br />
10<br />
10<br />
10<br />
10<br />
10<br />
10<br />
10<br />
10<br />
10<br />
10<br />
10<br />
10<br />
10<br />
10<br />
10<br />
10<br />
10<br />
10<br />
10<br />
10<br />
10<br />
10<br />
10<br />
10<br />
10<br />
10<br />
10<br />
10<br />
10<br />
77777777777777777<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11<br />
11 14<br />
14<br />
14<br />
14<br />
14<br />
14<br />
14<br />
14<br />
14<br />
14<br />
14<br />
14<br />
14<br />
14<br />
14<br />
14<br />
14<br />
14<br />
14<br />
14<br />
14<br />
14<br />
14<br />
14<br />
14<br />
14<br />
14<br />
14<br />
14<br />
14<br />
14<br />
14<br />
14<br />
14<br />
14<br />
14<br />
14<br />
14<br />
14<br />
14<br />
14<br />
14<br />
14<br />
14<br />
14<br />
14<br />
14<br />
14<br />
14<br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong><br />
<strong>15</strong> 17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
17<br />
333333333333333<br />
88888888888<br />
9999999999999 12<br />
12<br />
12<br />
12<br />
12<br />
12<br />
12<br />
12<br />
12<br />
12<br />
12<br />
12<br />
12<br />
12<br />
12<br />
12<br />
12<br />
12<br />
12<br />
12<br />
12<br />
12<br />
12<br />
12<br />
12<br />
12<br />
12<br />
12<br />
12<br />
12<br />
12<br />
12<br />
12<br />
12<br />
12<br />
12<br />
12<br />
12<br />
12<br />
12<br />
12<br />
12<br />
12<br />
12<br />
12<br />
12<br />
12<br />
12<br />
12<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
229<br />
230<br />
230<br />
230<br />
230<br />
230<br />
230<br />
230<br />
230<br />
230<br />
230<br />
230<br />
230<br />
230<br />
230<br />
230<br />
230<br />
230<br />
230<br />
230<br />
230<br />
230<br />
230<br />
230<br />
230<br />
230<br />
230<br />
230<br />
230<br />
230<br />
230<br />
230<br />
230<br />
230<br />
230<br />
230<br />
230<br />
230<br />
230<br />
230<br />
230<br />
230<br />
230<br />
230<br />
230<br />
230<br />
230<br />
230<br />
230<br />
230<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
228<br />
100<br />
1:2000<br />
m<br />
50<br />
0<br />
16<br />
16<br />
16<br />
16<br />
16<br />
16<br />
16<br />
16<br />
16<br />
16<br />
16<br />
16<br />
16<br />
16<br />
16<br />
16<br />
16<br />
16<br />
16<br />
16<br />
16<br />
16<br />
16<br />
16<br />
16<br />
16<br />
16<br />
16<br />
16<br />
16<br />
16<br />
16<br />
16<br />
16<br />
16<br />
16<br />
16<br />
16<br />
16<br />
16<br />
16<br />
16<br />
16<br />
16<br />
16<br />
16<br />
16<br />
16<br />
16<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
231<br />
232<br />
232<br />
232<br />
232<br />
232<br />
232<br />
232<br />
232<br />
232<br />
232<br />
232<br />
232<br />
232<br />
232<br />
232<br />
232<br />
232<br />
232<br />
232<br />
232<br />
232<br />
232<br />
232<br />
232<br />
232<br />
232<br />
232<br />
232<br />
232<br />
232<br />
232<br />
232<br />
232<br />
232<br />
232<br />
232<br />
232<br />
232<br />
232<br />
232<br />
232<br />
232<br />
232<br />
232<br />
232<br />
232<br />
232<br />
232<br />
232<br />
469300<br />
469400<br />
Usselerrondweg<br />
Usselerrondweg<br />
Usselerrondweg<br />
Usselerrondweg<br />
Usselerrondweg<br />
Usselerrondweg<br />
Usselerrondweg<br />
Usselerrondweg<br />
Usselerrondweg<br />
Usselerrondweg<br />
Usselerrondweg<br />
Usselerrondweg<br />
Usselerrondweg<br />
Usselerrondweg<br />
Usselerrondweg<br />
Usselerrondweg<br />
Usselerrondweg<br />
Usselerrondweg<br />
Usselerrondweg<br />
Usselerrondweg<br />
Usselerrondweg<br />
Usselerrondweg<br />
Usselerrondweg<br />
Usselerrondweg<br />
Usselerrondweg<br />
Usselerrondweg<br />
Usselerrondweg<br />
Usselerrondweg<br />
Usselerrondweg<br />
Usselerrondweg<br />
Usselerrondweg<br />
Usselerrondweg<br />
Usselerrondweg<br />
Usselerrondweg<br />
Usselerrondweg<br />
Usselerrondweg<br />
Usselerrondweg<br />
Usselerrondweg<br />
Usselerrondweg<br />
Usselerrondweg<br />
Usselerrondweg<br />
Usselerrondweg<br />
Usselerrondweg<br />
Usselerrondweg<br />
Usselerrondweg<br />
Usselerrondweg<br />
Usselerrondweg<br />
Usselerrondweg<br />
Usselerrondweg<br />
begrenzing plangebied<br />
2009<br />
2009<br />
255200<br />
Figuur 1. Resultaten booronderzoek met onderzoeksresultaten uit eerder booronderzoek (Scholte Lubberink, 2007).<br />
TE1/enuv_fig1 255400<br />
255300<br />
1:2000<br />
m<br />
Figuur 1. Resultaten booronderzoek met onderzoeksresultaten uit eerder booronderzoek (Scholte Lubberink, 2007).<br />
255500<br />
2009<br />
2009<br />
Figuur 1. Resultaten booronderzoek met onderzoeksresultaten uit eerder booronderzoek (Scholte Lubberink, 2007).
Plangebied Usseleres (volkstuinen) te Enschede, gemeente Enschede; archeologisch<br />
vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek<br />
Archeologische perioden Datering (gekalibreerd)<br />
Nieuwe tijd<br />
Middeleeuwen<br />
Romeinse tijd<br />
IJzertijd<br />
Bronstijd<br />
Neolithicum<br />
(Nieuwe Steentijd)<br />
Mesolithicum<br />
(Midden Steentijd)<br />
Paleolithicum<br />
(Oude Steentijd)<br />
Tabel 1. Archeologische tijdschaal.<br />
Laat<br />
Vroeg<br />
Laat<br />
Midden<br />
Vroeg<br />
Laat<br />
Midden<br />
Vroeg<br />
Laat<br />
Midden<br />
Vroeg<br />
Laat<br />
Midden<br />
Vroeg<br />
Laat<br />
Midden<br />
Vroeg<br />
Laat<br />
Midden<br />
Vroeg<br />
70 na Chr.<br />
12 voor Chr.<br />
300.000<br />
RAAP-notitie 3318 / eindversie 20-11-2009 [1 4 ]<br />
<strong>15</strong>00<br />
1050<br />
450<br />
270<br />
250<br />
500<br />
800<br />
1100<br />
1800<br />
2000<br />
2850<br />
4200<br />
4900 / 5300<br />
6450<br />
8640<br />
9700<br />
35.000
Plangebied Usseleres (volkstuinen) te Enschede, gemeente Enschede; archeologisch<br />
vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek<br />
<strong>Bijlage</strong> 1: Boorbeschrijvingen<br />
RAAP-notitie 3318 / eindversie 20-11-2009 [1 5 ]
<strong>Bijlage</strong> 1. Boorbeschrijvingen<br />
boring: ENUV-1<br />
beschrijver: LS/JVS, datum: 6-11-2009, X: 255.332, Y: 469.484, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: lokaal coördinaatsysteem, kaartblad: 34F, hoogte: 31,85, boortype:<br />
Edelman-<strong>15</strong> cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Overijssel, gemeente: Enschede, plaatsnaam: Enschede,<br />
opdrachtgever: Gemeente Enschede, uitvoerder: RAAP Oost<br />
0 cm -Mv / 31,85 m +<br />
Lithologie: zand, zwak siltig, zwak humeus, donkerbruingrijs, matig fijn<br />
Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont, interpretatie: bouwvoor<br />
40 cm -Mv / 31,45 m +<br />
Lithologie: zand, zwak siltig, zwak humeus, donkerbruin, matig fijn<br />
Bodemkundig: B-horizont, enkele Fe-vlekken, interpretatie: verploegd<br />
60 cm -Mv / 31,25 m +<br />
Lithologie: zand, zwak siltig, bruingeel, matig fijn<br />
Bodemkundig: BC-horizont, enkele Fe-vlekken, interpretatie: verploegd<br />
70 cm -Mv / 31,<strong>15</strong> m +<br />
Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgeelgrijs, matig fijn<br />
Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken<br />
Einde boring op 100 cm -Mv / 30,85 m +<br />
boring: ENUV-2<br />
beschrijver: LS/JVS, datum: 6-11-2009, X: 255.305, Y: 469.441, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: lokaal coördinaatsysteem, kaartblad: 34F, hoogte: 31,79, boortype:<br />
Edelman-<strong>15</strong> cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Overijssel, gemeente: Enschede, plaatsnaam: Enschede,<br />
opdrachtgever: Gemeente Enschede, uitvoerder: RAAP Oost<br />
0 cm -Mv / 31,79 m +<br />
Lithologie: zand, zwak siltig, zwak humeus, donkerbruingrijs, matig fijn<br />
Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont, interpretatie: bouwvoor<br />
40 cm -Mv / 31,39 m +<br />
Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgeelgrijs, matig fijn<br />
Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken<br />
Einde boring op 70 cm -Mv / 31,09 m +<br />
boring: ENUV-3<br />
beschrijver: LS/JVS, datum: 6-11-2009, X: 255.278, Y: 469.399, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: lokaal coördinaatsysteem, kaartblad: 34F, hoogte: 31,93, boortype:<br />
Edelman-<strong>15</strong> cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Overijssel, gemeente: Enschede, plaatsnaam: Enschede,<br />
opdrachtgever: Gemeente Enschede, uitvoerder: RAAP Oost<br />
0 cm -Mv / 31,93 m +<br />
Lithologie: zand, zwak siltig, zwak humeus, donkerbruingrijs, matig fijn<br />
Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont, interpretatie: bouwvoor<br />
30 cm -Mv / 31,63 m +<br />
Lithologie: zand, zwak siltig, bruingeel, matig fijn<br />
Bodemkundig: BC-horizont, enkele Fe-vlekken<br />
40 cm -Mv / 31,53 m +<br />
Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgeelgrijs, matig fijn<br />
Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken<br />
Einde boring op 70 cm -Mv / 31,23 m +<br />
boring: ENUV-4<br />
beschrijver: LS/JVS, datum: 6-11-2009, X: 255.251, Y: 469.357, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: lokaal coördinaatsysteem, kaartblad: 34F, hoogte: 31,93, boortype:<br />
Edelman-<strong>15</strong> cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Overijssel, gemeente: Enschede, plaatsnaam: Enschede,<br />
opdrachtgever: Gemeente Enschede, uitvoerder: RAAP Oost<br />
0 cm -Mv / 31,93 m +<br />
Lithologie: zand, zwak siltig, zwak humeus, donkerbruingrijs, matig fijn<br />
Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont, interpretatie: bouwvoor<br />
30 cm -Mv / 31,63 m +<br />
Lithologie: zand, zwak siltig, bruingeel, matig fijn<br />
Bodemkundig: BC-horizont, enkele Fe-vlekken<br />
40 cm -Mv / 31,53 m +<br />
Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgeelgrijs, matig fijn<br />
Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken<br />
Einde boring op 70 cm -Mv / 31,23 m +<br />
1
<strong>Bijlage</strong> 1. Boorbeschrijvingen<br />
boring: ENUV-5<br />
beschrijver: LS/JVS, datum: 6-11-2009, X: 255.224, Y: 469.314, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: lokaal coördinaatsysteem, kaartblad: 34F, hoogte: 32,10, boortype:<br />
Edelman-<strong>15</strong> cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Overijssel, gemeente: Enschede, plaatsnaam: Enschede,<br />
opdrachtgever: Gemeente Enschede, uitvoerder: RAAP Oost<br />
0 cm -Mv / 32,10 m +<br />
Lithologie: zand, zwak siltig, zwak humeus, donkerbruingrijs, matig fijn<br />
Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont, interpretatie: bouwvoor<br />
20 cm -Mv / 31,90 m +<br />
Lithologie: zand, zwak siltig, donkerbruingeel, matig fijn<br />
Bodemkundig: enkele Fe-vlekken, interpretatie: verstoord<br />
<strong>Archeologie</strong>: enkel fragment bouwpuin (onbepaald)<br />
75 cm -Mv / 31,35 m +<br />
Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgeelgrijs, matig fijn<br />
Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken<br />
Einde boring op 110 cm -Mv / 31,00 m +<br />
boring: ENUV-6<br />
beschrijver: LS/JVS, datum: 6-11-2009, X: 255.352, Y: 469.441, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: lokaal coördinaatsysteem, kaartblad: 34F, hoogte: 32,02, boortype:<br />
Edelman-<strong>15</strong> cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Overijssel, gemeente: Enschede, plaatsnaam: Enschede,<br />
opdrachtgever: Gemeente Enschede, uitvoerder: RAAP Oost<br />
0 cm -Mv / 32,02 m +<br />
Lithologie: zand, zwak siltig, zwak humeus, donkerbruingrijs, matig fijn<br />
Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont, interpretatie: bouwvoor<br />
20 cm -Mv / 31,82 m +<br />
Lithologie: zand, zwak siltig, donkerbruingeel, matig fijn<br />
Bodemkundig: enkele Fe-vlekken, interpretatie: verstoord<br />
<strong>Archeologie</strong>: enkel fragment bouwpuin (onbepaald)<br />
90 cm -Mv / 31,12 m +<br />
Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgeelgrijs, matig fijn<br />
Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken<br />
Einde boring op 120 cm -Mv / 30,82 m +<br />
boring: ENUV-7<br />
beschrijver: LS/JVS, datum: 6-11-2009, X: 255.326, Y: 469.399, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: lokaal coördinaatsysteem, kaartblad: 34F, hoogte: 31,97, boortype:<br />
Edelman-<strong>15</strong> cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Overijssel, gemeente: Enschede, plaatsnaam: Enschede,<br />
opdrachtgever: Gemeente Enschede, uitvoerder: RAAP Oost<br />
0 cm -Mv / 31,97 m +<br />
Lithologie: zand, zwak siltig, zwak humeus, donkerbruingrijs, matig fijn<br />
Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont, interpretatie: bouwvoor<br />
30 cm -Mv / 31,67 m +<br />
Lithologie: zand, zwak siltig, donkerbruingeel, matig fijn<br />
Bodemkundig: enkele Fe-vlekken, interpretatie: verploegd<br />
50 cm -Mv / 31,47 m +<br />
Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgeelgrijs, matig fijn<br />
Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken<br />
Einde boring op 70 cm -Mv / 31,27 m +<br />
boring: ENUV-8<br />
beschrijver: LS/JVS, datum: 6-11-2009, X: 255.299, Y: 469.356, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: lokaal coördinaatsysteem, kaartblad: 34F, hoogte: 32,00, boortype:<br />
Edelman-<strong>15</strong> cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Overijssel, gemeente: Enschede, plaatsnaam: Enschede,<br />
opdrachtgever: Gemeente Enschede, uitvoerder: RAAP Oost<br />
0 cm -Mv / 32,00 m +<br />
Lithologie: zand, zwak siltig, zwak humeus, donkerbruingrijs, matig fijn<br />
Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont, interpretatie: bouwvoor<br />
30 cm -Mv / 31,70 m +<br />
Lithologie: zand, zwak siltig, donkerbruin, matig fijn<br />
Bodemkundig: B-horizont, enkele Fe-vlekken<br />
40 cm -Mv / 31,60 m +<br />
Lithologie: zand, zwak siltig, bruingeel, matig fijn<br />
Bodemkundig: BC-horizont, enkele Fe-vlekken<br />
60 cm -Mv / 31,40 m +<br />
Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgeelgrijs, matig fijn<br />
Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken<br />
Einde boring op 90 cm -Mv / 31,10 m +<br />
2
<strong>Bijlage</strong> 1. Boorbeschrijvingen<br />
boring: ENUV-9<br />
beschrijver: LS/JVS, datum: 6-11-2009, X: 255.272, Y: 469.314, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: lokaal coördinaatsysteem, kaartblad: 34F, hoogte: 31,90, boortype:<br />
Edelman-<strong>15</strong> cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Overijssel, gemeente: Enschede, plaatsnaam: Enschede,<br />
opdrachtgever: Gemeente Enschede, uitvoerder: RAAP Oost<br />
0 cm -Mv / 31,90 m +<br />
Lithologie: zand, zwak siltig, zwak humeus, donkerbruingrijs, matig fijn<br />
Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont, interpretatie: bouwvoor<br />
30 cm -Mv / 31,60 m +<br />
Algemeen: aard ondergrens: abrupt (
<strong>Bijlage</strong> 1. Boorbeschrijvingen<br />
boring: ENUV-13<br />
beschrijver: LS/JVS, datum: 6-11-2009, X: 255.420, Y: 469.398, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: lokaal coördinaatsysteem, kaartblad: 34F, hoogte: 32,33, boortype:<br />
Edelman-<strong>15</strong> cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: akker, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Overijssel, gemeente: Enschede, plaatsnaam: Enschede,<br />
opdrachtgever: Gemeente Enschede, uitvoerder: RAAP Oost<br />
0 cm -Mv / 32,33 m +<br />
Lithologie: zand, zwak siltig, zwak humeus, donkerbruingrijs, matig fijn<br />
Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont, interpretatie: bouwvoor<br />
30 cm -Mv / 32,03 m +<br />
Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgeelgrijs, matig fijn<br />
Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken<br />
Einde boring op 60 cm -Mv / 31,73 m +<br />
boring: ENUV-14<br />
beschrijver: LS/JVS, datum: 6-11-2009, X: 255.393, Y: 469.356, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: lokaal coördinaatsysteem, kaartblad: 34F, hoogte: 32,06, boortype:<br />
Edelman-<strong>15</strong> cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Overijssel, gemeente: Enschede, plaatsnaam: Enschede,<br />
opdrachtgever: Gemeente Enschede, uitvoerder: RAAP Oost<br />
0 cm -Mv / 32,06 m +<br />
Lithologie: zand, zwak siltig, zwak humeus, donkerbruingrijs, matig fijn<br />
Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont, interpretatie: bouwvoor<br />
40 cm -Mv / 31,66 m +<br />
Lithologie: zand, zwak siltig, zwak humeus, donkerbruin, matig fijn<br />
Bodemkundig: B-horizont, interpretatie: verploegd<br />
60 cm -Mv / 31,46 m +<br />
Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgeelgrijs, matig fijn<br />
Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken<br />
Einde boring op 90 cm -Mv / 31,16 m +<br />
boring: ENUV-<strong>15</strong><br />
beschrijver: LS/JVS, datum: 6-11-2009, X: 255.366, Y: 469.314, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: lokaal coördinaatsysteem, kaartblad: 34F, hoogte: 32,55, boortype:<br />
Edelman-<strong>15</strong> cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Overijssel, gemeente: Enschede, plaatsnaam: Enschede,<br />
opdrachtgever: Gemeente Enschede, uitvoerder: RAAP Oost<br />
0 cm -Mv / 32,55 m +<br />
Lithologie: zand, zwak siltig, zwak humeus, donkerbruingrijs, matig fijn<br />
Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont, interpretatie: bouwvoor<br />
40 cm -Mv / 32,<strong>15</strong> m +<br />
Lithologie: zand, zwak siltig, zwak humeus, donkerbruingeel, matig fijn<br />
Bodemkundig: enkele Fe-vlekken, interpretatie: verploegd<br />
60 cm -Mv / 31,95 m +<br />
Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgeelgrijs, matig fijn<br />
Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken<br />
Einde boring op 90 cm -Mv / 31,65 m +<br />
boring: ENUV-16<br />
beschrijver: LS/JVS, datum: 6-11-2009, X: 255.458, Y: 469.354, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: lokaal coördinaatsysteem, kaartblad: 34F, hoogte: 32,08, boortype:<br />
Edelman-<strong>15</strong> cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Overijssel, gemeente: Enschede, plaatsnaam: Enschede,<br />
opdrachtgever: Gemeente Enschede, uitvoerder: RAAP Oost<br />
0 cm -Mv / 32,08 m +<br />
Lithologie: zand, zwak siltig, zwak humeus, donkerbruingrijs, matig fijn<br />
Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont, interpretatie: bouwvoor<br />
30 cm -Mv / 31,78 m +<br />
Lithologie: zand, zwak siltig, bruingeel, matig fijn<br />
Bodemkundig: BC-horizont, enkele Fe-vlekken<br />
50 cm -Mv / 31,58 m +<br />
Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgeelgrijs, matig fijn<br />
Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken<br />
Einde boring op 80 cm -Mv / 31,28 m +<br />
4
<strong>Bijlage</strong> 1. Boorbeschrijvingen<br />
boring: ENUV-17<br />
beschrijver: LS/JVS, datum: 6-11-2009, X: 255.413, Y: 469.313, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: lokaal coördinaatsysteem, kaartblad: 34F, hoogte: 32,30, boortype:<br />
Edelman-<strong>15</strong> cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Overijssel, gemeente: Enschede, plaatsnaam: Enschede,<br />
opdrachtgever: Gemeente Enschede, uitvoerder: RAAP Oost<br />
0 cm -Mv / 32,30 m +<br />
Lithologie: zand, zwak siltig, zwak humeus, donkerbruingrijs, matig fijn<br />
Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont, interpretatie: bouwvoor<br />
20 cm -Mv / 32,10 m +<br />
Lithologie: zand, zwak siltig, zwak humeus, bruingrijs, matig fijn<br />
Bodemkundig: enkele Fe-vlekken, interpretatie: verploegd<br />
45 cm -Mv / 31,85 m +<br />
Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgeelgrijs, matig fijn<br />
Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken<br />
Einde boring op 90 cm -Mv / 31,40 m +<br />
5