Bijlage 15 Archeologie - ruimtelijkeplannen.enschede.nl ...
Bijlage 15 Archeologie - ruimtelijkeplannen.enschede.nl ...
Bijlage 15 Archeologie - ruimtelijkeplannen.enschede.nl ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
BAAC bv IVO Usseler es Noord, gemeente Enschede<br />
vindplaatsen. Dit geldt niet voor het oostelijke gebied, hier zijn vooral de indicatoren<br />
van de oppervlaktekartering indicatief voor de aanwezigheid van een vindplaats.<br />
Het westelijke gebied<br />
In dit gebied zijn voornamelijk archeologische indicatoren aangetroffen op de zuidelijke<br />
en noordelijke dekzandrug en een klein dekzandkopje (fig. 4.1). Op de zuidelijke en<br />
noordelijke dekzandrug worden vooral bewoningssporen uit de Middeleeuwen (9 e -12 e<br />
eeuw) verwacht, hoewel oudere bewoningssporen niet uit te sluiten zijn (bijlage 7). Op<br />
grond van het vuursteen zijn op het dekzandkopje mogelijk bewoningssporen te<br />
verwachten uit het Paleolithicum-Bronstijd.<br />
Het centrale gebied<br />
In dit gebied, bestaande uit gestuwde grondmorene, zijn archeologische indicatoren<br />
aangetroffen (bijlage 3). Hier worden bewoningssporen verwacht uit het Paleolithicum-<br />
Middeleeuwen. In bijlage 7 zijn drie grote gebieden onderscheiden waar concentraties<br />
van bewoningssporen uit het Paleolithicum-Bronstijd, IJzertijd-Romeinse Tijd en<br />
Middeleeuwen (9 e -12 e eeuw) worden verwacht. Ook zijn enkele puntlocaties<br />
weergegeven waar specifiek vondstmateriaal uit de Vroege Middeleeuwen (5 e eeuw tot<br />
begin 8 e eeuw) en de Bronstijd is aangetroffen. Daarnaast zijn twee specifieke<br />
gebruiksgebieden onderscheiden waar mogelijk metaal is gesmolten en waar<br />
metaalbewerking heeft plaatsgevonden.<br />
Het oostelijke gebied<br />
In dit gebied zijn alleen archeologische indicatoren aangetroffen in het relatieve vlakke<br />
zuidwestelijke deel van het gebied. Bij de oppervlaktekartering is hier veel<br />
middeleeuws aardewerk aangetroffen, waarvan het grootste deel uit de 9 e -12 e eeuw<br />
stamt. Mogelijk bevindt zich hier een vindplaats uit deze periode. Het esdek is hier veel<br />
dunner waardoor de eventueel aanwezige archeologische sporen minder goed<br />
bewaard zijn gebleven. Ook het bodemprofiel (vaak een AC profiel) geeft aan dat de<br />
conserveringscondities hier minder goed zijn dan in de andere gebieden met<br />
archeologische vindplaatsen. Het bij de oppervlaktekartering gevonden vuursteen geeft<br />
aan dat hier mogelijk ook sporen uit het Paleolithicum-Bronstijd aanwezig kunnen zijn.<br />
Het is niet uit te sluiten dat zich hier ook nederzettingssporen en sporen van een<br />
grafveld uit de Midden IJzertijd bevinden, gezien de opgraving die hier aan de rand van<br />
het gebied is uitgevoerd voor de aa<strong>nl</strong>eg van de A35.<br />
De verspreiding van de archeologische indicatoren uit de boringen geeft aan dat vanaf<br />
het Paleolithicum-Middeleeuwen vooral de hoge terreindelen bewoond zijn geweest.<br />
Dit komt overeen met de bewoningsontwikkeling zoals deze in hoofdstuk 3.4 is<br />
geschetst.<br />
Voor alle drie gebieden geldt dat op grond van de datering van het jongste aardewerk<br />
uit de boringen de bewoning zich na de 12 e eeuw is gaan verplaatsen van de hogere<br />
terreindelen naar de lagere delen en zich concentreerde in kleine kernen langs de<br />
huidige randen van het escomplex (aangelegd op de dekzandruggen en op de<br />
gestuwde grondmorene). Deze verplaatsing van de bewoning komt overeen met het<br />
begin van de esvorming. Dit wordt bevestigd door de datering van het oudere deel van<br />
het (mest)aardewerk (13 e -<strong>15</strong> e eeuw) van de oppervlaktekartering. Uit de ligging en<br />
verspreiding van het laat-middeleeuwse aardewerk blijkt dat een aantal<br />
bewoningslocaties uit deze periode (die overeen komen met de huidige ligging van een<br />
23